Professional Documents
Culture Documents
FrontPage 2000
Basis
Expert
Syllabus: Hans De Four
hans@klascement.net
www.klascement.net
ICT-dag
KlasCement
Anytime Anywhere Learning
10 november 2003
Een site bouwen met FrontPage 2000
DEEL 1 Kennismaking
Weergaventabs
Weergavenbalk
Hoofdstuk 2 De interface
1. De menubalk
BESTAND, BEWERKEN, BEELD, INVOEGEN, OPMAAK, EXTRA, TABEL, FRAMES, VENSTER, HELP.
2. De werkbalk
Hier doorlopen we de knoppen op bovenstaande figuur van links naar rechts.
Op de STANDAARD-werkbalk:
- NIEUWE PAGINA / WEB / MAP / TAAK (CTRL+N) - OPMAAK KOPIËREN/PLAKKEN (CTRL+SHIFT+C)
- PAGINA OPENEN / WEB OPENEN (CTRL+O) - ONGEDAAN MAKEN (CTRL+Z)
- PAGINA OPSLAAN (CTRL+S) - OPNIEUW
- WEB PUBLICEREN (ALT+P) - ONDERDEEL INVOEGEN
- MAPPENLIJST WEERGEVEN - TABEL INVOEGEN
- PAGINA AFDRUKKEN (CTRL+P) - AFBEELDING INVOEGEN
- VOORBEELD IN BROWSER (CTRL+SHIFT+B) - HYPERLINK (CTRL+K)
- SPELLINGSCONTROLE (F7) - VERNIEUWEN (F5)
- KNIPPEN (CTRL+X) - STOPPEN MET LADEN VAN PAGINA
- KOPIËREN (CTRL+C) - ALLES WEERGEVEN/VERBERGEN (CTRL+*)
- PLAKKEN (CTRL+V) - HELP
Op de OPMAAK-werkbalk
- TEKSTSTIJL - RECHTS UITLIJNEN (CTRL+R)
- LETTERTYPE - NUMMERING
- LETTERGROOTTE - OPSOMMINGSTEKENS
- VET (CTRL+B) - INSPRINGING VERKLEINEN (CTRL+SHIFT+M)
- CURSIEF (CTRL+I) - INSPRINGING VERGROTEN (CTRL+M)
- ONDERLIJND (CTRL+U) - MARKEERSTIFTKLEUR
- LINKS UITLIJNEN (CTRL+L) - TEKSTKLEUR
- CENTREREN (CTRL+E)
3. Het werkgebied
In het werkgebied zorg je voor de vorm en de inhoud van je homepage.
4. De statusbalk
Op de statusbalk verneem je wat meer informatie over bepaalde opdrachten, wordt vermeld hoe lang
het duurt om een pagina te laden en kan je zien welke actietoetsen vergrendeld zijn: CAP (Shift Lock),
NUM (Num Lock).
Duid de gewenste categorie aan en sleep de bij te plaatsen knop naar een van de werkbalken
bovenaan.
Een knop verwijderen kan je door de knop weg te slepen van de werkbalk.
Via de steekkaart WERKBALKEN kan je werkbalken bijplaatsen of aanmaken.
Via de steekkaart OPTIES kan je de werking en lay-out van de werkbalk naar eigen voorkeur instellen.
§1 Paginaweergave
In deze weergave zal je het meest werken. Je gebruikt ze om de webpagina’s te bekijken
en te wijzigen.
§2 Mappenweergave
Deze ziet eruit en werkt ongeveer als Windows Verkenner. Je gebruikt ze om de
webpagina’s te beheren en te ordenen.
Mappenlijst Inhoudvak
• Klik op de naam van een map in de MAPPENLIJST om de inhoud van die map te zien in het
INHOUDVAK.
• Klik op de naam van een pagina of map en druk nadien op F2 om de naam van die pagina of
map te wijzigen. Als je de naam van een pagina of map wil wijzigen, herziet FrontPage
automatisch alle met die pagina of die map verbonden hyperlinks. Tenminste … als je in het
dialoogvenster dat wordt getoond op JA klikt.
• Rechtsklik op de naam van een map in de mappenlijst om een nieuwe pagina of een nieuwe
map te maken in deze map.
• Sleep een pagina vanuit het INHOUDVAK naar de gewenste map in de MAPPENLIJST om een
pagina te verplaatsen. De links worden automatisch aangepast.
• Om de bestanden in het INHOUDVAK te sorteren, klik je op de kolomtitel volgens dewelke je wil
sorteren.
§3 Rapportweergave
Met de rapportweergave kan je belangrijke details over je website te weten komen. Deze weergave
bevat 14 rapporten.
Maak gebruik van de werkbalk RAPPORTEN om te schakelen tussen de rapporten. Als deze werkbalk
niet te zien is in de Rapportweergave, kies dan BEELD Æ WERKBALKEN Æ RAPPORTEN.
Dubbelklik in een van de rapporten op een pagina om ze te openen.
Site-samenvatting
Hierin lees je hoeveel hyperlinks en afbeeldingen de website bevat, hoeveel pagina’s
verbroken hyperlinks bevatten, …
Alle bestanden
Hierin krijg je een lijst van alle bestanden in je website.
Laatst toegevoegde bestanden
Hierin krijg je een lijst van de bestanden die recent aan de website werden toegevoegd.
Recent wil zeggen: tijdens de afgelopen 30 dagen. Wil je dit aantal wijzigen, kies dan een
ander tijdsinterval in de werkbalk RAPPORTEN of kies EXTRA Æ OPTIES Æ RAPPORTWEERGAVE
en tik een nieuw getal in het vak RECENTE BESTANDEN ZIJN MINDER DAN … DAGEN OUD.
Oudere bestanden
Hierin krijg je een lijst van de bestanden die gedurende een hele tijd niet werden veranderd.
Een hele tijd wil zeggen: tijdens de afgelopen 72 dagen. Wil je dit aantal wijzigen, kies dan
een ander tijdsinterval in de werkbalk RAPPORTEN of kies EXTRA Æ OPTIES Æ
RAPPORTWEERGAVE en tik een nieuw getal in het vak OUDERE BESTANDEN ZIJN MEER DAN …
DAGEN OUD.
Niet-gekoppelde bestanden
Hierin krijg je een lijst van de bestanden die geen hyperlinks bevatten en niet bereikt kunnen
worden m.b.v. hyperlinks op de openingspagina.
Langzame pagina’s
Hierin krijg je een lijst van de pagina’s waarvan het laden via een 28.8-modem naar schatting
langer duurt dan 30 seconden.
Wil je deze instellingen wijzigen, kies dan een nieuw tijdsinterval in de werkbalk RAPPORTEN of
kies EXTRA Æ OPTIES Æ RAPPORTWEERGAVE en tik een nieuw getal in het vak DOWNLOADEN
VAN LANGZAME PAGINA’S DUURT TEN MINST … SECONDEN. Kies daarna een
VERBINDINGSSNELHEID.
Verbroken hyperlinks
Hierin krijg je een lijst van de hyperlinks die zijn VERBROKEN of nog niet gecontroleerd
(ONBEKEND).
Dit overzicht kan uiterst nuttig zijn om fouten uit webpagina’s te halen.
Fouten van onderdelen
FrontPage-onderdelen zijn dynamische programmaatjes (teller, zoekfunctie, …) die je in je
website kan invoegen. Dit rapport geeft een lijst van de pagina’s met onderdelen die fouten
bevatten.
Revisiestatus – Toegewezen aan
Deze rapporten geven weer wat de revisiestatus is van elke pagina en aan wie elke pagina
werd toegewezen. Deze informatie kan worden gebruikt zodra je met een heel team aan een
site werkt.
Categorieën
Je kan elke pagina toewijzen aan een bepaalde categorie. Hier krijg je een lijst van alle
pagina’s en de categorieën waaraan ze zijn toegewezen.
Publicatiestatus
Dit rapport houdt bij wanneer pagina’s voor het laatst zijn gewijzigd en welke pagina’s klaar
zijn voor publicatie.
§4 Navigatieweergave
In deze weergave kan je de structuur van je site in beeld brengen.
Zo’n structuur maken is optioneel, tenzij je de navigatiebalken of paginavaandels wil gebruiken. Een
navigatiebalk bestaat uit hyperlinks en maakt het voor bezoekers gemakkelijker om door de website te
navigeren. Een paginavaandel verfraait je pagina met het label uit de navigatiestructuur.
Om zo’n structuur te maken, denk je eerst na hoe je je website wil structureren. Daarna sleep je de
pagina’s uit de mappenlijst naar het blauwe gedeelte rechts. Je begint met de openingspagina en
koppelt er nadien de andere pagina’s aan.
Terwijl je de pagina’s naar de goede plaats sleept, verschijnt een lijn die de pagina die je sleept
verbindt met een van de pagina’s in de navigatiestructuur.
Ga door totdat alle pagina’s die je in de structuur wil hebben, zijn toegevoegd. Dat hoeven niet alle
pagina’s van je website te zijn. Veel hangt af van wat je later met deze structuur wil doen.
De navigatiestructuur kan eenvoudig worden herschikt door de pictogrammen te verplaatsen via de
sleepmethode.
Wil je een pagina uit de structuur verwijderen, duid ze dan aan en druk op DELETE. Ze blijft wel
bestaan in de website!
Wanneer je een nieuwe pagina in de structuur maakt (onder een bestaande pagina), komt deze
pagina maar in de website terecht wanneer je erop dubbelklikt. Je kan ze dan meteen aanvullen en
opmaken.
Met de Werkbalk NAVIGATIE kan je de weergave verkleinen of vergroten, de richting wijzigen, in- of
uitzoomen, een externe koppeling leggen, pagina’s al dan niet opnemen in de navigatiebalk of alleen
de substructuur weergeven. Als deze werkbalk niet te zien is in de Navigatieweergave, kies dan BEELD
Æ WERKBALKEN Æ NAVIGATIE.
§5 Hyperlinksweergave
In deze weergave kan je zicht krijgen op de interne koppelingen die gelegd werden tussen de
verschillende pagina’s in je site en op de externe koppelingen. Door in de mappenlijst te klikken op
een pagina zie je meteen welke pagina’s naar de gelecteerde pagina verwijzen (linkerdeel) en naar
welke pagina’s de geselecteerde pagina verwijst (rechterdeel).
Bij elke pagina staan specifieke pictogrammen die aangeven of je te maken hebt met een interne
pagina, een externe pagina, een e-mailadres, een afbeelding, …
Een verbroken link wordt weergegeven door een onderbroken grijze lijn, i.p.v. een blauwe lijn.
Extra koppelingen kan je laten weergeven door te rechtsklikken op de gele achtergrond van de
hyperlinksweergave.
§6 Takenweergave
Hier kan je bijhouden welke taken je nog moet uitvoeren. Handig om je site te beheren en up-to-date
te houden. Zeker als je met een team aan de site werkt.
Een nieuwe taak toevoegen kan via een rechtsklik in het TAKENOVERZICHT of via BESTAND Æ NIEUW Æ
TAAK of door de te klikken op de knop TAAK TOEVOEGEN die je in heel wat dialoogvensters in
FrontPage terugvindt.
Geef de taak een naam, bepaal de prioriteit en omschrijf de taak. Wanneer je met een team werkt, kan
je de taak toewijzen aan een van de medewerkers.
Een taak starten doe je door erop te dubbelklikken. Klik nadien op de knop TAAK STARTEN in het
dialoogvenster dat dan verschijnt.
DEEL 2 Paginabeheer
Hoofdstuk 1 Een nieuwe pagina
Kies één van deze mogelijkheden:
¾ Knop NIEUWE PAGINA
¾ Sneltoets CTRL+N
Er wordt meteen een nieuwe, lege pagina geopend met een voorlopige naam nieuwe_pagina_nr.htm.
Doorblader de schijven
en duid de te openen
pagina aan.
Klik nadien op OPENEN.
Je krijgt dit dialoogvenster bij OPSLAAN ALS of bij het OPSLAAN van een nieuw bestand:
Hierin kan je de naam van de afbeelding wijzigen, de map wijzigen of aanduiden wat er met de
afbeelding moet gebeuren (Zie dialoogvenster ACTIE INSTELLEN). Bevestig door op OK te klikken.
Niets dat eenvoudiger is. Automatisch wordt de HTML-code van de pagina zodanig aangepast
het pad naar de afbeelding goed wordt weergegeven.
Tip
Je kan altijd terugkeren naar de laatste opgeslagen versie van de pagina. Dit is vooral handig als
je al heel wat wijzigingen hebt aangebracht, maar deze nog niet bewaard. Klik daartoe op de
knop VERNIEUWEN op de werkbalk STANDAARD. Volgende verwittiging verschijnt dan:
¾ Knop AFDRUKKEN
¾ Sneltoets CTRL+P
Het dialoogvenster AFDRUKKEN verschijnt.
Hierin geef je aan of je de hele pagina wil afdrukken of niet, hoeveel afdrukken je wenst, welke
kwaliteit die afdrukken moeten hebben (via EIGENSCHAPPEN), … Nadien klik je op OK.
Alvorens af te drukken, kan je ook steeds een afdrukvoorbeeld bekijken via BESTAND Æ
AFDRUKVOORBEELD.
Belangrijke opmerkingen
¾ Door een pagina te verwijderen kan je dode links krijgen! Verwijder een pagina dus
enkel als er in andere pagina’s geen links (meer) zijn naar de te verwijderen pagina.
¾ Door een bestand te verplaatsen worden alle links naar deze pagina aangepast!
¾ Door een bestand te kopiëren worden geen links aangepast!
3.1 Als FrontPage het bestandstype herkent, converteert het de inhoud en plaatst die in de
webpagina.
3.2 Als je een tekstbestand converteert, krijg je de keuze uit:
3.3 Als FrontPage niet meteen weet hoe verder te gaan, wordt dit dialoogvenster getoond:
Dit dialoogvenster verschijnt ook als FrontPage merkt dat het te converteren
tekstdocument een HTML-bestand is. Door HTML aan te duiden, wordt de inhoud van het
tekstdocument als HTML-code behandeld en worden de codes niet in de tekst van de
webpagina weergegeven.
Gebruikers van Office2000 kunnen documenten in Word, Excel en Powerpoint rechtstreeks opslaan
als webpagina’s. Deze mogelijkheid is vaak beter dan het converteren in FrontPage. Toch voegt Office
enorm veel onnodige HTML-tags in je webpagina wanneer je een document opslaat als webpagina.
Wil je zo’n bestand openen in FrontPage, kies dan BESTAND Æ OPENEN (CTRL+O), selecteer het
bestand via het dialoogvenster BESTAND OPENEN, klik op het pijltje naast de knop OPENEN en kies
OPENEN IN MICROSOFT FRONTPAGE. Kies je OPENEN, dan zal het .htm-bestand worden geopend in de
toepassing waarin het oorspronkelijk was opgeslagen als .htm.
Wanneer je in FrontPage een bestandstype tracht te converteren, kan het gebeuren dat je deze
melding krijgt:
In dat geval zoek je best de Office2000 CD-ROM om deze ontbrekende functie te installeren.
Hoofdstuk 8 Paginavoorbeeld
FrontPage is een WYSIWYG-editor (What You See Is What You Get). Dat wil zeggen dat de pagina’s
er tijdens het aanmaken al uitzien zoals ze er uiteindelijk op het web zullen uitzien. Toch raad ik je aan
om een voorbeeld van je pagina’s te bekijken alvorens ze te publiceren. Zo’n voorbeeld geeft een veel
nauwkeuriger voorstelling van hoe de webpagina er op het WWW zal uitzien.
Een voorbeeld bekijken kan op twee manieren:
1. Weergaventab VOORBEELD
Via deze weergaventab onderaan je werkgebied krijg je heel snel een indruk van hoe de pagina er
op het internet zal uitzien. Daartoe wordt de versie van MS Internet Explorer gebruikt die op dat
moment op jouw computer is geïnstalleerd.
Voordelen:
- je hoeft geen ander programma op te starten
- je hoeft de pagina niet op te slaan
2. Voorbeeld in browser
Deze mogelijkheid is beter en betrouwbaarder. Hiermee bekijk je de pagina in een echte browser.
Je kan zelfs kiezen welke browser en welke resolutie je wil gebruiken om het voorbeeld te
bekijken.
1. Sla de te bekijken pagina('s) op!
2. Klik op de werkbalk STANDAARD op de knop VOORBEELD IN BROWSER (CTRL+SHIFT+B).
3. De pagina wordt geopend in de browser die als standaard staat ingesteld in een resolutie die
als standaard staat ingesteld.
Nu kan je de pagina in de browser zien en kan je de links testen en de wijzigingen controleren.
Wil je de standaardbrowser en standaardresolutie wijzigen, kies dan BESTAND Æ VOORBEELD IN
BROWSER. Je krijgt dan dit dialoogvenster:
Kies nu de gewenste browser en resolutie en klik op VOORBEELD. Vanaf nu zal de pagina steeds
in de hier geselecteerde browser en resolutie worden getoond tot wanneer je deze instellingen
opnieuw verandert.
Duid PAGINA AUTOMATISCH OPSLAAN aan als je wil dat de pagina elke keer automatisch worden
opgeslagen als je de opdracht VOORBEELD IN BROWSER gebruikt.
Gebruik ALT+TAB of de knoppen op de Windows-taakbalk om te schakelen tussen de geopende
programma’s.
DEEL 3 Webbeheer
Hoofdstuk 1 Een nieuw web
Een web is een verzameling bestanden die is opgeslagen in een map op de harde schijf. Elke pagina
is een bestand met tekst, illustraties andere elementen. De pagina’s in een web zijn meestal aan
elkaar gekoppeld door hyperlinks en kunnen ook zijn gekoppeld aan andere websites.
Wanneer je een web maakt in FrontPage, hoef je zelf geen HTML te gebruiken. De HTML-code wordt
automatisch toegevoegd. Je hoeft alleen de inhoud van de pagina’s en de vormgeving en werking van
elk item te bepalen.
Nadat je een planning hebt gemaakt van je website, kan je ze maken met FrontPage 2000.
Kies één van deze mogelijkheden:
¾ BESTAND Æ NIEUW Æ WEB
¾ Klik op het pijltje naast de knop NIEUWE PAGINA en duid WEB aan.
Het dialoogvenster NIEUW verschijnt nu.
5. Hier geef je de plaats aan van de website die je wil importeren. De bestanden kunnen al
gepubliceerd zijn op het web of opgeslagen zijn in een map op je computer.
6. Klik op VOLGENDE.
Afhankelijk van de keuze verschijnt één van onderstaande dialoogvensters:
7. Wil je een website importeren die zich op het World Wide Web bevindt, dan kan je nu de
hoeveelheid van de website die je wil downloaden en importeren in de hand houden.
Wil je een website importeren die zich op je harde schijf bevindt, dan kan je nu bepaalde
bestanden uitsluiten.
8. Klik op VOLGENDE.
9. Klik op VOLTOOIEN.
De website wordt nu geïmporteerd.
2. Tik in het vak WEB PUBLICEREN NAAR het ftp-adres of http-adres in.
3. Klik op de knop PUBLICEREN.
Bij succes, krijg je dit dialoogvenster:
DEEL 4 Tekstopmaak
Vanaf nu werken we vooral in de PAGINAWEERGAVE. We zullen er de pagina’s openen, bekijken,
bewerken, links leggen, afbeeldingen plaatsen, onderdelen toevoegen, … Doordat FrontPage een
WYSIWYG-editor is, is het aanmaken van webpagina’s heel eenvoudig. Je hoeft immers niets of
weinig te kennen van de HTML-code. HTML staat voor Hypertext Markup Language, een reeks codes
(tags genoemd) die de opmaak en structuur van een webpagina bepalen.
Toch is het aan te raden om op de hoogte te blijven van HTML. Op die manier kan je – waar nodig –
eigenhandig enkele wijzigingen aanbrengen in de code en kan je de laatste nieuwe snufjes gebruiken.
Hoofdstuk 1 Hulpmiddelen
Bij het intikken van tekst en het toevoegen van andere onderdelen, heb je heel vaak andere
hulpmiddelen nodig. Vele van die hulpmiddelen herken je zeker vanuit een ander Office-pakket.
We overlopen even de mogelijkheden:
§3 Slepen en neerzetten
Je kan een tekst, afbeelding, onderdeel of ander object steeds selecteren en nadien met de muis
aanklikken en verslepen naar verschillende plaatsen in de pagina’s.
M.b.v. slepen en neerzetten kan je ook:
- afbeeldingen invoegen
Selecteer de naam van de afbeelding in de mappenlijst of in Windows Verkenner en sleep die
naar je webpagina.
- links leggen
Selecteer de naam van een .htm-bestand in de mappenlijst of in Windows Verkenner en sleep die
naar je webpagina.
- bestanden invoegen en laten converteren
Selecteer de naam van bv. een .doc- of .xls-bestand in de mappenlijst of in Windows Verkenner
en sleep die naar je webpagina.
§4 Zoeken en vervangen
Je kan de plaats van een teken, woord of zinsnede steeds terugvinden en zelfs laten vervangen in
één of meer webpagina’s.
Zoeken
¾ Kies één van deze mogelijkheden:
• BEWERKEN Æ ZOEKEN
• Sneltoets CTRL+F
Het dialoogvenster ZOEKEN verschijnt nu.
Vervangen
¾ Kies één van deze mogelijkheden:
• BEWERKEN Æ VERVANGEN
• Sneltoets CTRL+H
Het dialoogvenster VERVANGEN verschijnt nu.
§5 Synoniemenlijst en Spellingcontrole
De ingebouwde synoniemenlijst kan je gebruiken om je woordenschat te verrijken.
De synoniemenlijst start je via:
• EXTRA Æ SYNONIEMENLIJST • SNELTOETS SHIFT+F7
Met de spellingcontrole kan je de tekst laten controleren terwijl je aan het typen bent. Door de controle
te starten terwijl je in de PAGINAWEERGAVE zit, controleer je de spelling van de geopende pagina. Door
de controle te starten terwijl je in de MAPPENWEERGAVE zit, kan je de spelling van de hele website
controleren.
De spellingcontrole start je via:
• EXTRA Æ SPELLING • Knop • Sneltoets F7
Hoofdstuk 2 Compatibiliteit
Met de compatibiliteitsfuncties kan je bepalen welke geavanceerde mogelijkheden je al dan niet wil
gebruiken. Als je er bv. wil voor zorgen dat je webpagina ook kan worden bezocht in een
browserversie 3.0, kan je dat aanduiden. Alle nieuwe functies zullen dan niet toegankelijk via de
opdrachten. Als je je webpagina bv. moet publiceren op een server die geen FrontPage-
serverextensies ondersteunt, kan je dat aanduiden. Alle opdrachten waarvoor deze extensies vereist
zijn, zullen dan niet toegepast kunnen worden.
Om ervoor te zorgen dat je hele website in FrontPage specifiek wordt ingesteld voor bepaalde
browsers of servers, doorloop je volgende stappen:
1. Kies EXTRA Æ PAGINAOPTIES.
2. Kies de steekkaart COMPATIBILITEIT.
3. Kies in het vak BROWSERS de naam van de browser waarvoor je wil ontwerpen.
4. Kies in het vak BROWSERVERSIES de naam van de versie waarvoor je wil ontwerpen.
5. Kies in het vak SERVERS de naam van het serverprogramma dat wordt gebruikt door je provider.
6. Geef aan of de server de FrontPage-extensies ondersteunt.
7. Wil je een bepaalde TECHNOLOGIE in- of uitschakelen, dan kan dat door wel of geen vinkje te
plaatsen in het betreffende vakje.
8. Klik op OK.
Toch blijft het aan te raden om je website steeds te controleren in verschillende browsers en
browserversies. Zelfs wanneer je website compatibel zou zijn met browserversies 4.0, zal je zeker nog
verschillen merken tussen Netscape 4.0 en MS Internet Explorer 4.0.
§1 Kleuren kiezen
In de keuzelijst krijg je de meest gebruikte kleuren te zien. Duid de gewenste kleur aan.
Kies je MEER KLEUREN, dan krijg je het KLEURENPALET. Hierin kan je nog meer
basiskleuren kiezen of je eigen kleurencombinatie samenstellen.
Hier zie je de
gekozen kleur.
Tip
In het KLEURENPALET krijg je enkel de webveilige keuren aangeboden (deze kleuren worden
op alle besturingssystemen en in alle browsers zo werkelijkheidsgetrouw mogelijk
weergegeven). Via het dialoogvenster KLEUR kan je meer kleuren selecteren, maar die komen
niet op elk computersysteem goed tot hun recht.
Opmerking
Het onderscheid tussen de twee manieren om kleur te geven aan tekst is belangrijk. Een
basiskleur kies je via ACHTERGROND. Een deel van de tekst laat je opvallen via TEKSTKLEUR.
Kies hier de
gewenste kleuren.
3. Klik op OK.
Opmerking
Blauw, paars en rood zijn de standaardkleuren en geven vele bezoekers van de site een
houvast. Een gele link wordt vaak niet herkend. Verander deze kleuren dus niet te vaak.
Kies hier de
gewenste kleur.
3. Klik op OK.
Hou er rekening mee dat de tekst en de hyperlinks op deze pagina nog steeds leesbaar moeten
kunnen blijven. Een achtergrond mag niet dezelfde kleur hebben als een van de tekst- of
hyperlinkkleuren.
Klik op BLADEREN.
Duid dit vakje aan.
3. Doorblader het HUIDIG WEB en duid de pagina aan waarvan de kleurinstellingen mogen
worden overgenomen. Klik op OK.
§1 Opmaakprofiel
Je kan opmaakprofielen gebruiken om belangrijke delen op de pagina te accentueren
of om titels aan te duiden.
Een opmaakprofiel kies je uit de lijst OPMAAKPROFIEL op de werkbalk OPMAAK.
¾ Ga in de alinea staan die een bepaald opmaakprofiel moet krijgen
¾ Kies het gewenste profiel uit de lijst.
§2 Lijsten
Bij een opsomming van rubrieken is het fraai iedere rubriek (alinea) te laten beginnen met een
nummer of met een speciaal teken zoals y, {, (Eng. bullets). In de afbeeldingen hieronder zie je
een voorbeeld van zo'n genummerde lijst of opsomming (links) en een niet-genummerde lijst (rechts).
Via de steekkaart FIGUUR ALS OPSOMMINGSTEKEN kan je i.p.v. de saaie bolletjes of nummering een
eigen figuur kiezen als opsommingsteken. Via beide andere steekkaarten kan je de
standaardinstellingen aanpassen of de nummering bij een bepaald nummer laten starten.
Via de opdracht SAMENVOUWBARE OVERZICHTEN INSCHAKELEN kan je ervoor zorgen dat de subitems van
een ingesprongen sublijst pas worden getoond nadat er op het bijbehorend hoofditem in de hoofdlijst
wordt geklikt. Dit werkt echter alleen vanaf MS Internet Explorer 4.0. !NIEUW!
Definitielijst
Een definitielijst is een lijst waarbij je een reeks termen vermeldt met bijkomende uitleg. De termen
staan netjes opgesomd en de bijbehorende uitleg staat telkens wat ingesprongen op de regel
eronder. (Zoals hier dus.)
1. Plaats de cursor waar je de definitielijst wil beginnen.
2. Kies GEDEFINIEERDE TERM in de keuzelijst OPMAAKPROFIEL in de werkbalk OPMAAK.
3. Tik de eerste term in.
4. Druk op ENTER.
Een nieuwe regel begint wat ingesprongen.
5. Tik de definitie behorende bij de term in.
6. Druk op ENTER.
7. Doe zo voort tot het laatste nummer.
8. Om de lijst te stoppen, druk je tweemaal op ENTER.
§3 Inspringing en uitlijning
Inspringing
- Wil je een alinea een of meerdere niveaus
laten inspringen, plaats de cursor dan
in die alinea en klik op de knop
INSPRINGING VERGROTEN (CTRL+M).
- Wil je een niveau terug, klik dan op de knop
INSPRINGING VERMINDEREN (CTRL+SHIFT+M).
Je kan de inspringing aanduiden net voor
het intikken van de alinea, maar ook door
de cursor in een bestaande alinea te plaatsen
en dan pas op de knoppen te klikken.
Uitlijning
Wil je een alinea uitlijnen, plaats de cursor dan
in die alinea en klik op één van de knoppen:
- LINKS UITLIJNEN
- CENTREREN
- RECHTS UITLIJNEN
Normaal wordt een alinea links uitgelijnd.
Meer mogelijkheden
¾ Rechtsklik ter hoogte van een (selectie van) alinea(‘s)
¾ Kies ALINEA.
Het dialoogvenster ALINEA verschijnt dan.
5. Klik op OK.
Opmerking: Cascading Style Sheets.
De mogelijkheden die je krijgt in het dialoogvenster RANDEN EN ARCERING werken alleen met CSS.
Dit zijn opmaakmodellen en worden niet door alle browsers ondersteund. Browsers die ze wel
ondersteunen, doen dat niet consequent. Bekijk je pagina dus minstens in enkele browsers als je
CSS gebruikt!
Tekstopmaak kopiëren
Je kan tekstopmaak ook kopiëren. Dit is heel handig als je bepaalde delen in je tekst van dezelfde
opmaak wil voorzien.
1. Selecteer de opmaak die wenst te kopiëren.
2. Klik op de knop OPMAAK KOPIËREN/PLAKKEN (CTRL+SHIFT+C).
3. Sleep over de tekst die dezelfde opmaak moet krijgen.
Wil je de opmaak toepassen op meer stukken tekst:
1. Selecteer de opmaak die wenst te kopiëren.
2. Dubbelklik op de knop OPMAAK KOPIËREN/PLAKKEN .
3. Sleep over de stukken tekst die dezelfde opmaak moeten krijgen.
4. Klik op de knop OPMAAK KOPIËREN/PLAKKEN .
§1 Lettertype
Men kan de lettertypes indelen op grond van een aantal kenmerken:
- proportionele : de tekens inclusief witruimte nemen geen vaste breedte in.
Voorbeeld In Times New Roman neemt i minder plaats in dan m.
- niet-proportionele : ieder teken inclusief witruimte neemt dezelfde breedte in.
Voorbeeld Courier
- geschreefde : de tekens hebben kleine dwarsstreepjes op de uiteinden.
Voorbeeld Times New Roman, Courier
- schreefloze : de tekens hebben geen kleine dwarsstreepjes op de uiteinden.
Voorbeeld Arial
Over het algemeen wordt in een webpagina enkel gewerkt met de lettertypes
- Arial (proportioneel schreefloos)
- Times New Roman (proportioneel geschreefd)
- Courier (niet-proportioneel geschreefd)
Wil je toch een ander lettertype gebruiken, hou er dan rekening mee dat de bezoeker van jouw site dat
lettertype enkel zal zien als het op zijn PC is geïnstalleerd. Is dat niet zo, dan krijgt hij jouw site te zien
in het standaardlettertype van de browser. De browser bepaalt dus heel vaak het lettertype!
Een lettertype kiezen
1. Selecteer of zet de cursor op de juiste plaats.
2. Klik op het pijltje van de keuzelijst op de werkbalk OF
Kies OPMAAK Æ LETTERTYPE.
3. Kies het gewenste lettertype
§2 Lettergrootte
De lettergrootte drukt men meestal uit in typografische punten (PT). Eén punt is 0,35 mm.
Voorbeeld
Deze tekst is afgedrukt met Arial 10 punt.
De lettergrootte van de tekst in je webpagina kan je met verschillende methodes beïnvloeden, maar
niet met de vertrouwde keuzelijst met puntgroottes die je vaak bij tekstverwerkers ziet. Waarom niet?
Omdat je voor het web publiceert en dus voor een scherm dat bij elke gebruiker een andere grootte
(resolutie) kan hebben, waardoor je de lettergrootte toch niet exact kan vastleggen.
2. Je kan de lettergrootte ook wijzigen door een niveau van 1 (klein) tot 7(groot) te kiezen. Deze
niveaus komen respectievelijk overeen met de puntgroottes 8, 10, 12, 14, 18, 24 en 36.
Het grootste lettertype kan je verkrijgen door te kiezen voor KOP1, gecombineerd met GROOTTE 7.
Wil je toch een nóg groter lettertype, dan moet je dit lettertype invoegen als een afbeelding (en dus
overweg kunnen met grafische editors zoals Paint Shop Pro, CorelDraw, Adobe PhotoShop of
PhotoDraw). Let dan wel op met de bestandsgrootte!
§3 Letterstijl
De term letterstijl is een verzamelnaam voor allerlei kenmerken van een teken. De meest bekende
zijn:
- de aanslag : normaal, vet.
- de stijl : recht (romein), cursief (Eng. italic), onderstreept.
Een letterstijl kiezen
1. Selecteer of zet de cursor op de juiste plaats.
2. Kies één van de volgende werkbalkknoppen of sneltoetsen:
Functie
OF
Kies OPMAAK Æ LETTERTYPE en duid een van de vele andere mogelijkheden aan.
§4 Tekstpositie
§5 Tekstkleur
Tot slot kan je ook nog de kleur waarin de tekst wordt weergegeven bepalen. Dit kan op twee
manieren die je heel goed moet onderscheiden. Met de ene manier kies je de basistekstkleur van de
volledige pagina, met de andere manier kan je één enkel woord laten opvallen door het een andere
kleur te geven. We hebben dit al besproken in Hoofdstuk 3: Kleur en Paginaopmaak.
Opmerking
Je moet ervoor zorgen dat je pagina aangenaam om lezen is. Overdrijf dus niet met het door
elkaar gebruiken van verschillende lettertypes, lettergrootten en kleuren. Wees zuinig met vet,
cursief, onderstreept en andere effecten. De bezoeker moet de informatie die je biedt immers
nog willen lezen.
Voorzie in voldoende witruimte en maak je pagina's niet al te lang.
Wees consequent in je opmaak en streef harmonie na in je hele website.
Hoofdstuk 6 Extra’s
§1 Lijnen
Binnen één pagina kan het nuttig zijn om bepaalde onderdelen visueel van elkaar te scheiden met een
horizontale lijn. Dit bevordert heel vaak het overzicht.
Er bestaan twee soorten horizontale lijnen:
- horizontale lijnen die geen afbeeldingen zijn. Deze komen aan bod in deze paragraaf.
Voorbeelden
- horizontale lijnen die afbeeldingen zijn. Deze komen aan bod in Deel 6: Afbeeldingen.
Voorbeelden
1. Lijn invoegen
¾ Kies INVOEGEN Æ HORIZONTALE LIJN.
De lijn wordt meteen over de hele lengte ingevoegd. Voor en na de lijn wordt witruimte
gelaten.
2. Lijn verwijderen
¾ Selecteer de lijn en druk op DELETE.
3. Lijneigenschappen
Je kan de breedte, lengte en kleur van zo'n lijn wijzigen.
¾ Dubbelklik op de lijn.
Je krijgt dit dialoogvenster te zien:
Je kan ook de HOOGTE (dikte), de UITLIJNING (links, midden, rechts) en de KLEUR van de lijn
bepalen. Door het vak VASTE LIJN aan te kruisen, geef je de lijn geen schaduw.
§2 Symbolen
Sommige tekens vind je niet terug op je toetsenbord.
Voorbeeld
ß ¾ ®
Symbolen invoegen
1. Kies INVOEGEN Æ SYMBOOL.
Het dialoogvenster SYMBOOL wordt nu weergegeven.
§3 Opmerkingen
Dit is een zeer handige optie om geheugensteuntjes en verklarende tekst (voor jezelf of andere
medewerkers) toe te voegen aan een webpagina. De opmerkingen worden enkel getoond in
FrontPage, niet in de browser (behalve in de onderliggende HTML-code).
Opmerking invoegen
1. Kies INVOEGEN Æ OPMERKING.
Het dialoogvenster Opmerking wordt nu weergegeven.
Opmerking bewerken
¾ Dubbelklik op de opmerking.
Opmerking verwijderen
1. Klik op de opmerking.
2. Druk op DELETE.
DEEL 5 Hyperlinks
Zonder hyperlinks geen wereldwijd web. De hyperlinks zorgen ervoor dat je via een klik erop van de
enige naar de andere pagina gestuurd wordt, van de ene naar de andere website, van de ene naar de
andere server.
Je hebt vijf soorten hyperlinks:
• hyperlinks naar een pagina binnen je eigen site (Interne hyperlinks - §1)
• hyperlinks naar externe pagina’s (Externe hyperlinks - §2)
• hyperlinks naar een plaats op dezelfde pagina (Bladwijzers - §3)
• hyperlinks naar een e-mailadres (§4)
• hyperlinks naar een bestand (§5)
Elk van deze links zijn in de browser te herkennen aan een handje als je de muis over de link
beweegt. De link kan zowel een tekst als een afbeelding zijn.
Hyperlinktekst wijzigen
1. Selecteer de hyperlinktekst die je wil wijzigen
2. Tik de nieuwe tekst in.
De onderliggende hyperlink blijft ongewijzigd.
De pagina’s die geopend zijn worden weergegeven met een pictogram met een potloodje.
3. Klik op OK.
Is de hyperlink een tekst, dan wordt die nu onderstreept en gekleurd. Is de hyperlink een afbeelding
(grafische hyperlink), dan verandert er weinig. Je kan merken dat een tekst of afbeelding ook een
hyperlink is door er met de muis over te bewegen. Het doel wordt vermeld op de statusbalk.
Een grafische hyperlink kan je laten opvallen door een rand te plaatsen rond de afbeelding.
Tip
Een hyperlink maken kan ook door een pagina uit de MAPPENLIJST te slepen naar de pagina.
Een interne hyperlink leggen naar een nog aan te maken pagina
1. Selecteer de tekst of afbeelding die een link moet worden.
Klik hier.
3. Open een nieuwe pagina (maak je keuze uit het dialoogvenster NIEUW).
4. Sla de nieuwe pagina op.
3. Klik op OK.
Hoofdstuk 3 Bladwijzers
Een bladwijzer is een specifieke plaats op de geopende of op een andere pagina in je site waarnaar
gelinkt kan worden. Dit wordt vaak gebruikt op langere pagina's: een klein overzicht met items wordt
bovenaan de pagina geplaatst en elk item linkt naar het betreffende onderdeel. Een ander voorbeeld:
een klik op het woord ‘Top’ stuurt je meteen naar boven op dezelfde pagina.
Om een link naar een bladwijzer te maken, heb je de link zelf en de bladwijzer nodig.
Een bladwijzer maken
1. Open de doelpagina en selecteer het woord of de zin die de bladwijzer (de bestemming
van de link) moet worden.
2. Kies INVOEGEN Æ BLADWIJZER. Tik hier een unieke naam
in of accepteer de
voorgestelde naam.
OF
Kies een al bestaande
bladwijzer.
3. Klik op OK.
Als je geen tekst selecteerde, verschijnt op de pagina het symbool op de plaats van
de bladwijzer.
Als je tekst selecteerde, wordt die nu met een stippellijn onderstreept.
Een hyperlink naar een bladwijzer
1. Selecteer de tekst of afbeelding die een link moet worden.
¾ Bestaat de bladwijzer uit het symbool , dubbelklik dan op het symbool en druk op DELETE.
Hoofdstuk 4 E-mailadressen
Je kan ook hyperlinks naar e-mailadressen leggen. Wanneer de bezoeker op zo'n link klikt, wordt zijn
e-mailprogramma geopend en kan hij meteen een bericht sturen naar het opgegeven e-mailadres.
Het snelst kan dat door je e-mailadres in te tikken en daarna op de spatiebalk of op ENTER te
drukken. Je kan er ook voor zorgen dat een bepaalde tekst of afbeelding een link wordt naar een e-
mailadres.
Een hyperlink naar een e-mailadres
1. Selecteer de tekst of de afbeelding die een link moet worden.
3. Klik op OK.
Hoofdstuk 5 Bestanden
Een bestand laten downloaden via je website, verloopt in twee eenvoudige stappen. Eerst importeer je
het bestand in de site, daarna leg je de hyperlink naar het bestand. Als een bezoeker op die link klikt,
zal de browser er meteen voor zorgen dat het bestand kan worden opgeslagen op de harde schijf van
de bezoeker.
Een bestand importeren
1. Open of selecteer in de mappenlijst de map waarin je het bestand wil importeren.
2. Kies BESTAND Æ IMPORTEREN.
Het dialoogvenster IMPORTEREN wordt nu weergegeven.
3. Klik op OK.
Hoofdstuk 6 Extra’s
§1 Aanwijseffecten
Je kan ervoor zorgen dat er iets opvallends gebeurt met de hyperlink als de bezoekers de
muisaanwijzer op de hyperlink plaatsen. Je kan de hyperlink bv. van kleur laten veranderen, laten
vergroten of een achtergrondkleur laten krijgen.
1. Kies OPMAAK Æ ACHTERGROND.
De steekkaart ACHTERGROND van het dialoogvenster EIGENSCHAPPEN VAN PAGINA wordt nu
getoond.
2. Duid het vakje AANWIJSEFFECTEN VAN HYPERLINKS aan.
3. Klik op de knop AANWIJSSTIJL.
Het dialoogvenster LETTERTYPE verschijnt.
4. Stel het effect samen dat moet worden weergegeven als de bezoeker met de muisaanwijzer
over de hyperlink beweegt en klik op OK.
5. Klik nogmaals op OK.
Opmerking: Cascading style sheets
Deze effecten werken met CSS en worden niet door alle browsers ondersteund. Browsers die
ze wel ondersteunen, doen dat niet consequent. Bekijk je pagina dus minstens in enkele
browsers als je CSS gebruikt!
OF
Tik in het vak HYPERLINK VERVANGEN door het nieuwe doel of de nieuwe URL in.
Bepaal waar je deze hyperlink wil wijzigen.
Klik op de knop VERVANGEN.
Tip
Controleer de links in je website heel regelmatig!
Indien je niet te veel links moet controleren, kan je dat ook m.b.v. CTRL+klik op de hyperlink.
Werkgebied
Gemeenschappelijke Gemeenschappelijke
rand links rand onderaan
Hoofdstuk 8 Navigatiebalken
Een navigatiebalk bestaat uit navigatieknoppen. Zo’n balk kan je laten plaatsen in de
gemeenschappelijke randen (bovenaan of links) van je website. Daardoor kan het voor de bezoeker
veel eenvoudiger zijn om de weg te vinden doorheen je website.
Wil je gebruik maken van navigatiebalken, dan moet je eerst de navigatiestructuur van je website
ontwerpen m.b.v. de NAVIGATIEWEERGAVE.
Zodra dat in orde is (of althans de kern van de structuur is uitgetekend), geef je aan volgens welke
NAVIGATIEBALKEIGENSCHAPPEN de navigatiebalk(en) moet(en) worden opgebouwd. Je moet immers het
niveau van de hyperlinks t.o.v. de actieve pagina aanduiden. De pagina’s die in dit niveau verschijnen,
worden gehaald uit de NAVIGATIEWEERGAVE.
Mogelijke navigatiebalkeigenschappen:
BOVENLIGGEND NIVEAU
Hierdoor worden de hyperlinks weergegeven die leiden naar de pagina’s op het niveau boven de huidige pagina.
HETZELFDE NIVEAU
Hierdoor worden de hyperlinks weergegeven die leiden naar de pagina’s op hetzelfde niveau als de huidige pagina.
VORIGE EN VOLGENDE
Hierdoor worden de hyperlinks weergegeven die leiden naar de pagina’s op hetzelfde niveau als de huidige pagina.
Nuttig in een website waarin de pagina’s lineair na elkaar moeten worden weergegeven.
ONDERLIGGEND NIVEAU
Hierdoor worden de hyperlinks weergegeven die leiden naar de pagina’s op het niveau onder de huidige pagina.
BOVENSTE NIVEAU
Hierdoor worden de hyperlinks weergegeven die leiden naar de pagina’s op het bovenste niveau van de website.
Soms kan het nodig zijn om bepaalde pagina’s die in de navigatiestructuur zijn opgenomen toch niet
weer te geven in een navigatiebalk.
Pagina’s uitsluiten van weergave in een navigatiebalk
1. Open de NAVIGATIEWEERGAVE.
2. Klik op de pagina die je uit de navigatiebalk wil verwijderen.
3. Klik in de werkbalk NAVIGATIE op de knop OPGENOMEN IN NAVIGATIEBALKEN.
Het gele pictogram wordt nu grijs.
Je kan ook externe pagina’s of hyperlinks toevoegen aan een navigatiebalk.
1. Open de NAVIGATIEWEERGAVE.
2. Klik op de pagina waaraan je de extra link wil koppelen.
3. Klik in de werkbalk NAVIGATIE op de knop EXTERNE KOPPELING.
Het dialoogvenster HYPERLINK SELECTEREN verschijnt.
4. Geef het internetadres, de pagina of het bestand aan waarnaar je de externe koppeling wil maken.
5. Klik op OK.
Er verschijnt nu een pictogram voor de nieuwe hyperlink.
DEEL 6 Afbeeldingen
Je wil je site natuurlijk aantrekkelijker maken door afbeeldingen toe te voegen. Het logo van de school,
foto's van activiteiten, knoppen, lijnen, fleurige achtergronden, image maps, … Ook hier een oproep
om niet te overdrijven met afbeeldingen en te letten op de omvang van afbeeldingen. Veel en zware
figuren op je pagina vertragen het inladen ervan, waardoor vele bezoekers vroegtijdig de site verlaten.
De enige afbeeldingen die je voor een webpagina kan gebruiken zijn die met als extensie .GIF of
.JPEG. Sinds kort is er ook het type .PNG, maar dat wordt nog niet door alle browsers ondersteund.
Wil je een afbeelding van een ander type gebruiken (bv. .BMP, .TIF, …), dan moet dit type worden
omgezet naar .GIF of .JPEG. FrontPage2000 doet dat automatisch, maar je kan hier ook een grafisch
programma voor gebruiken.
Tips
- Beperkt elke pagina tot maximaal 30 KB (exclusief de afbeeldingen).
Gemiddeld neemt een pagina zo'n 5-10 KB in beslag.
- Verklein de bestandsomvang. Plaats geen afbeeldingen die groter zijn dan 50 KB.
- Beperk het aantal kleuren van je afbeelding. Dat kan zonder kwaliteitsverlies met een grafisch
programma.
- Hou de resolutie laag (max. 72 ppi). Deze resolutie is ruim voldoende voor afbeeldingen die op een
computerscherm moeten worden getoond.
- Herhaal afbeeldingen. De browser slaat de afbeeldingen immers tijdelijk op in de cache van de
computer van de bezoeker en zal een afbeelding de volgende keer veel sneller kunnen tonen, vermits hij
die eerst gaat zoeken in die cache.
- Gebruik miniaturen. Afbeeldingen van 10-20 KB kan je rechtstreeks op de pagina plaatsen. Van
omvangrijker afbeeldingen plaats je best een thumbnail (een miniatuurversie, zowel in grootte als in
omvang). Wanneer de bezoeker op die miniatuur klikt, krijgt hij de normale, grotere versie van de
afbeelding te zien. Deze techniek wordt heel vaak gebruikt bij fotogalerieën.
Dit zijn voornamelijk eenvoudige illustraties (geen foto's) en worden meestal opgeslagen in het
GIF-formaat. Dit formaat laat maximaal 256 kleuren toe, daardoor is de omvang niet te groot.
§2 Foto’s
Deze worden meestal opgeslagen in het JPEG-formaat. Dit formaat laat 16 miljoen kleuren toe en
gebruikt compressie zodat de omvang van de foto toch niet te groot wordt.
§3 Animated gifs
Dit zijn bewegende cliparts en pictogrammen en moeten de extensie .GIF hebben.
§4 Image maps
Een afbeelding kan als hyperlink worden gebruikt naar één andere pagina, maar ook als hyperlink
naar verschillende pagina's. Dan spreken we van een image map. Naar welke pagina je surft, hangt
dan af van de plaats op de afbeelding waar je klikt.
Deze afbeelding zou bv. uiterst geschikt zijn als een image map,
waarbij je meer info krijgt over de provincie waarop je klikt.
§5 Achtergronden
Je kan afbeeldingen ook gebruiken als pagina-achtergrond. Die afbeeldingen mogen daarvoor niet te
ingewikkeld zijn. Op een achtergrond worden ze immers honderden keren naast elkaar geplaatst om
zo een mooi egaal behang te vormen voor de pagina. Voorbeelden van goede achtergronden zijn :
Foto's en al te kleurrijke afbeeldingen kunnen niet als achtergronden worden gebruikt, omdat hun
randen zichtbaar worden. Een achtergrondfiguur moet naadloos aansluiten. Een voorbeeld van een
slechte achtergrond is:
• Netscape
Slepen
Verkenner Netscape
1. Open de browser Netscape (met Internet Explorer werkt deze methode niet).
2. Maximaliseer Netscape.
3. Open Windows Verkenner en ga naar de map waarin de te bekijken afbeeldingen zich
bevinden.
4. Geef Windows Verkenner weer in een kleiner venster, met Netscape op de achtergrond.
5. Selecteer in Windows Verkenner de te bekijken afbeeldingen (zie afbeelding).
6. Sleep deze selectie naar het Netscape-venster.
De afbeeldingen worden nu in dit venster geopend.
7. Klik in het Netscape-venster en bekijk ze stuk voor stuk via de knop TERUG.
In de adresbalk (bij LOCATIE) lees je de naam van de afbeelding.
Zodra je een geschikte afbeelding gevonden hebt, onthou je de naam en voeg je ze in via
FrontPage.
Andere methode
1. Plaats de cursor waar de afbeelding moet komen.
3. Klik op OK.
Andere methode
1. Plaats de cursor waar de afbeelding moet komen.
Klik hier
4. Klik op OK.
Als je de pagina opslaat, zal FrontPage automatisch vragen de ingesloten afbeelding(en) mee op te
slaan. Het dialoogvenster INGESLOTEN BESTANDEN OPSLAAN verschijnt.
3. Klik op OK.
Als de koppeling naar de afbeelding niet goed werkt, verschijnt dit pictogram.
Dubbelklik erop om de EIGENSCHAPPEN VAN FIGUUR te tonen. In het vak BRON
VAN FIGUUR kan je de URL wijzigen.
Klik hier
§5 Afbeeldingen verwijderen
Afbeeldingen verwijderen uit de pagina
1. Selecteer de afbeelding.
2. Druk op DELETE.
Hierdoor is de afbeelding verwijderd in de pagina.
Maar als de pagina (en de bijbehorende afbeeldingen) al eerder werd opgeslagen, is de afbeelding
niet verwijderd uit de site.
Afbeeldingen verwijderen uit de site
1. Selecteer de afbeelding in de mappenlijst of in de MAPPENWEERGAVE.
2. Druk op DELETE.
3. Klik op JA als antwoord op de vraag WEET U HET ZEKER?
Hoofdstuk 4 Afbeeldingseigenschappen
§1 Algemeen
Bij elke afbeelding kan je een aantal eigenschappen instellen.
Rechtsklik op de afbeelding en kies de opdracht EIGENSCHAPPEN VAN FIGUUR.
De steekkaart ALGEMEEN van het dialoogvenster EIGENSCHAPPEN VAN FIGUUR wordt nu weergegeven.
• STANDAARDHYPERLINK
LOCATIE
Hier wordt de URL weergegeven als de afbeelding ook een hyperlink is.
DOELFRAME
Hier wordt aangegeven in welk frame het doel van de hyperlink moet worden weergegeven.
• OPMAAKPROFIEL
Zie Deel 12: Hoofdstuk 3: Cascading Style Sheets.
§2 Vormgeving
Je kan ook bepalen waar de afbeelding moet worden weergegeven (al heb je hier niet alle controle
over), hoe de tekst errond moet lopen en welke de afmetingen moeten zijn.
Rechtsklik op de afbeelding en kies de opdracht EIGENSCHAPPEN VAN FIGUUR.
Kies de steekkaart VORMGEVING in het dialoogvenster EIGENSCHAPPEN VAN FIGUUR.
• INDELING
UITLIJNING !NIEUW!
Je kan o.a. kiezen uit:
LINKS
De figuur wordt links geplaatst en de tekst loopt er rechts omheen.
Zie afbeelding (Linkse uitlijning)
Je kan een figuur ook links uitlijnen door ze te selecteren en te klikken op de knop
LINKS UITLIJNEN in de werkbalk OPMAAK. Dit geeft echter een ander effect!
Zie de afbeelding onderaan (Standaard)
RECHTS
De figuur wordt rechts geplaatst en de tekst loopt er links omheen.
Zie de afbeelding onderaan (Rechtse uitlijning)
BOVEN
Eén lijn tekst wordt ter hoogte van de bovenkant van de figuur geplaatst.
MIDDEN of CENTREREN
Eén lijn tekst wordt ter hoogte van het midden van de figuur geplaatst.
Zie de afbeelding onderaan (Midden uitlijning)
ONDER
Eén lijn tekst wordt ter hoogte van de onderkant van de figuur geplaatst.
Let op!
Een eindemarkering is niet hetzelfde als een normaal regeleinde SHIFT+ENTER.
Opmerkingen
- Door de grootte te wijzigen, verandert er niets aan de capaciteit!
- Wil je de afbeelding exact op een bepaalde plaats krijgen, dan moet je gebruik maken van:
- Tabellen
Dit bespreken we in Deel 7: Tabellen.
- Plaatsing
Dit bespreken we in Deel 12: Hoofdstuk 2: Plaatsing.
Deze techniek werkt echter enkel in de nieuwste browsers.
Opmerkingen
Als je een figuur bewerkt in FrontPage en je slaat daarna de pagina op, dan wordt je gevraagd een
nieuwe, gewijzigde versie van de afbeelding op te slaan (INGESLOTEN BESTANDEN OPSLAAN). Klik je op
OK, dan wordt de originele afbeelding overschreven. Wil je de originele afbeelding houden, verander
dan de naam (NAAM WIJZIGEN) en klik nadien op OK.
Een aantal van de mogelijkheden die we hier gaan bespreken kunnen enkel wrden toegepast op GIF-
afbeeldingen. Probeer je ze op JPEG-afbeeldingen, dan zal FrontPage vragen of je de afbeelding wil
converteren naar GIF. Daardoor kan de kwaliteit (en de bestandsgrootte) wel verminderen!
2. Miniaturen
Een miniatuur is een kleine versie van een afbeelding. Miniaturen worden sneller geladen dan grote
afbeeldingen en zijn dus heel nuttig om fotogalerieën aan te leggen. Zodra de bezoeker op een
miniatuur klikt, wordt een pagina geopend waarin de grote afbeelding wordt getoond.
1. Klik op de afbeelding die je wil wijzigen in een miniatuur.
2. Klik op de knop AUTO-MINIATUUR.
Van sommige afbeeldingen kan je geen miniatuur maken:
- afbeeldingen die al hyperlinks zijn;
- afbeeldingen die hyperlinks bevatten;
- afbeeldingen die kleiner zijn dan de miniatuur;
- afbeeldingen met tekstlabels.
3. Transparantie
Bekijk deze twee figuren op de gekleurde achtergrond. Doordat de eerste figuur een witte achtergrond
heeft, vloekt ze met de achtergrondkleur van de pagina. Door de transparantie-eigenschap kan je
ervoor zorgen dat de pagina-achtergrond door de afbeelding heen schijnt.
Niet-transparante
figuur op groene Transparante
achtergrond figuur
Deze eigenschap kan alleen worden toegepast op GIF en PNG-bestanden. Bovendien kan een figuur
maar één transparante kleur hebben. Meestal wordt de achtergrond van een figuur als transparante
kleur gekozen.
1. Klik op de afbeelding die je transparant wil maken.
2. Klik op de knop TRANSPARANTE KLEUR INSTELLEN.
3. Klik met de aanwijzer in de afbeelding op de kleur die je wil verwijderen.
Wil je de transparante GIF-afbeelding weer wijzigen in een gewone GIF-afbeelding, klik dan op de
knop TRANSPARANTE KLEUR INSTELLEN en klik op het transparante gedeelte.
4. Bijsnijden
Wanneer je een deel van een figuur wil overhouden en de rest verwijderen, kan je de figuur bijsnijden.
VOOR BIJSNIJDEN NA
5. Andere effecten
Met de knoppen op de werkbalk FIGUREN kan je nog meer:
• LINKSOM DRAAIEN en RECHTSOM DRAAIEN
• HORIZONTAAL SPIEGELEN en VERTICAAL SPIEGELEN
• MEER CONTRAST en MINDER CONTRAST
• MEER HELDERHEID en MINDER HELDERHEID
• ZWART-WIT
• WASSEN
Hiermee vervaag je de afbeelding.
• SCHUINE RAND
Hiermee kan je de rand van de afbeelding afschuinen. Je krijgt dan een het effect van een
knop.
• Nog andere effecten kan je met behulp van een grafisch programma bereiken. Dubbelklik op
een afbeelding om het grafisch programma te starten. Via EXTRA Æ OPTIES Æ EDITORS
CONFIGUREREN kan je instellen welk grafisch programma je liefst gebruikt.
Opmerkingen
Werk je met een imagemap om de bezoeker door te sturen naar andere pagina’s, neem onder de
imagemap (of elders op die pagina) dan ook gewone teksthyperlinks op. Sommige bezoekers
gebruiken immers een browser die geen afbeeldingen toont of hebben het laden van afbeeldingen
uitgeschakeld. Zij kunnen dan verder met de teksthyperlinks.
Kies een goede afbeelding! Het moet immers opvallen dat de afbeelding een imagemap met
verschillende aanklikbare delen is.
De hotspots testen kan je in je browser of door CTRL ingedrukt te houden en met de muis op de
hotspots te klikken.
1. Hotspots maken
Hotspots maak je met de knoppen op de werkbalk FIGUREN en bestaan in drie vormen: RECHTHOEKIG,
ROND, VEELHOEKIG.
1. Plaats de afbeelding die een imagemap moet worden.
2. Klik op de afbeelding.
3. Klik op één van de HOTSPOTS-knoppen. Kies de vorm die het best overeenkomt met het deel
dat je wil veranderen in een hotspot.
4. Klik met de aanwijzer op de afbeelding en sleep totdat de hotspot helemaal gevormd is.
¾ RECHTHOEKIGE HOTSPOT: Klik in de hoek en sleep.
¾ RONDE HOTSPOT: Klik in het midden en sleep.
¾ VEELHOEKIGE HOTSPOT: Klik en beweeg de muisaanwijzer naar de volgende hoek, klik
beweeg de muisaanwijzer naar de volgende hoek, … Om de veelhoek te sluiten, klik je op
het beginpunt.
Nadat de hotspot getekend is, verschijnt de rand van de hotspot op de afbeelding en wordt het
dialoogvenster HYPERLINK MAKEN weergegeven.
5. Maak de hyperlink aan (intern, extern, bladwijzer, e-mailadres, bestand).
6. Bepaal op deze manier alle aanklikbare delen.
Als hotspots elkaar overlappen, zal de hotspot die je laatst tekende voorrang krijgen.
Delen zonder hotspot doen niets, tenzij je een standaardhyperlink aangeeft.
7. Klik tenslotte buiten de afbeelding om de randen van de hotspots te verbergen.
Hotspots … Te doen
bekijken Klik op de afbeelding
verplaatsen Klik op de hotspot en versleep hem
van vorm veranderen Klik op de hotspot en versleep de hoekgrepen
bewerken Dubbelklik op de hotspot
verwijderen Klik op de hotspot en druk op DELETE
Met de knop HOTSPOTS MARKEREN, worden alleen de hotspots in de afbeelding getoond. De afbeelding
zelf wordt wit. Klik nogmaals op die knop om terug te keren naar de gewone weergave.
3. Een tekst-hotspot
Wanneer de aanklikbare delen niet zo goed te herkennen zijn, kan je een tekstlabel aan de hotspot
hangen.
1. Klik op de afbeelding
2. Klik op de knop TEKST.
Een rechthoekige hotspot verschijnt met een cursor erin.
3. Tik de beschrijvende tekst in.
4. Klik ergens buiten de afbeelding.
5. Dubbelklik op de hotspot.
6. Maak de hyperlink.
7. Klik ergens buiten de afbeelding.
3. Wil je dat de achtergrond niet meebeweegt als de bezoeker door de pagina bladert, duid dan het
vak WATERMERK aan. Dit werkt alleen in MS Internet Explorer!
4. Klik op OK.
De achtergrond van de pagina wordt nu gevuld met de gekozen afbeelding.
Opmerkingen
De achtergrond wordt gecreëerd door de afbeelding voortdurend te herhalen, totdat het
volledige browservenster ermee is gevuld.
Wanneer je website een thema gebruikt, kan je zelf geen achtergrond kiezen.
We zagen al eerder dat je in plaats van een achtergrondfiguur ook een effen achtergrondkleur
kan instellen en dat je de achtergrondgegevens ook kan laten bepalen door een andere
pagina via GEGEVENS OVER DE ACHTERGROND VAN EEN ANDERE PAGINA HALEN.
DEEL 7 Tabellen
Een tabel is het krachtigste hulpmiddel dat een webdesigner ter beschikking staat. Het toepassen van
een tabel geeft namelijk aan de opmaker een sterk houvast bij het positioneren van tekst en
afbeeldingen.
Tabellen delen afzonderlijke gegevens op in cellen, die zijn geordend in horizontale rijen en verticale
kolommen.
2. Klik op OK.
¾ Via de tekenknoppen
1. Klik op de knop TABEL TEKENEN.
2. Klik met de aanwijzer waar je de tabel wenst en sleep om de kader van de tabel aan te geven.
3. Laat de muisknop los.
Je hebt nu een tabel met één cel.
4. Verdeel de tabel in rijen door in de tabel te klikken en van links naar rechts te slepen.
5. Verdeel de tabel in kolommen door in de tabel te klikken en van boven naar onder te slepen.
6. Klik op de knop TABEL TEKENEN om te stoppen.
Tabellen nesten
Tabellen nesten is ook mogelijk. Dit wil zeggen dat je tabellen in tabellen kan aanmaken. Plaats
hiertoe de cursor in de cel waarin de tabel moet komen en voeg de tabel in volgens bovenstaande
werkwijze.
Zo kan je je webpagina nog veel beter structureren. Onderstaande structuur in de NORMALE WEERGAVE
Tabellen gebruiken
Een tabel heeft dezelfde mogelijkheden als een pagina. Je kan er tekst, afbeeldingen, links, andere
tabellen, … in plaatsen. Je kan de tabel of slechts enkele cellen een achtergrondkleur of
achtergrondafbeelding geven, …
Wil je van cel naar cel vooruitspringen, druk dan op TAB (achteruit: SHIFT+TAB). Sta je in de laatste
cel van de tabel, dan wordt er een nieuwe rij toegevoegd door op TAB te drukken.
Hoofdstuk 2 Tabeleigenschappen
Als je aan een tabel werkt, zal je geregeld bepaalde eigenschappen zoals randdikte, kleur, uitlijning,
breedte, … willen veranderen. Dit doe je als volgt:
¾ Plaats de cursor ergens in de tabel en kies TABELÆ EIGENSCHAPPEN Æ TABEL.
OF
Rechtsklik in de tabel en kies EIGENSCHAPPEN VAN TABEL.
In het dialoogvenster krijg je een waaier van mogelijkheden, onderverdeeld in drie groepen: INDELING,
RANDEN, ACHTERGROND.
Een handige knop in dit dialoogvenster is de knop TOEPASSEN. Daarmee kan je het effect zien van je
wijzigingen in het dialoogvenster zonder het venster te sluiten. Bevalt het je, klik dan op OK. Bevalt
het je niet, kies dan andere instellingen of klik op Annuleren.
§1 Indeling
1. Uitlijning
Als je tabel niet de volledige schermbreedte in beslag neemt, kan je hier bepalen waar je ze wil
plaatsen: aan de linkerkant (standaard), aan de rechterkant, gecentreerd of uitgevuld.
STANDAARD: Niet-zwevend.
LINKS: De tabel gaat tegen de linkermarge zweven en de tekst loopt langs de rechterkant om de tabel heen.
RECHTS: De tabel gaat tegen de rechtermarge zweven en de tekst loopt langs de linkerkant om de tabel heen.
Deze functie werkt enkel in de nieuwste browsers!
3. Celopvulling
Deze waarde bepaalt welke afstand (in pixels) vrij blijft tussen de binnenranden van alle cellen en de
inhoud van die cellen. Deze instelling kan het uiterlijk van een tabel heel wat verfraaien. Standaard is
dit 1 pixel.
Tip
In plaats van de gehele tabel afmetingen mee te geven, kan je vaak beter elke kolom
afzonderlijk een bepaalde breedte meegeven. Sommige kolommen krijgen dan een vaste
breedte, andere een proportionele.
Voor het vak HOOGTE OPGEVEN gelden dezelfde opmerkingen, al zal je dit vak heel wat minder
gebruiken.
§2 Randen
1. Dikte
De tabelrand bestaat uit de buitenrand van de tabel en de alle binnenranden. Standaard staat de dikte
van deze randen op 1 pixel. Buitenranden kunnen echter elke waarde aannemen. Binnenranden
kunnen enkel 0 of 1 pixel dik zijn.
Zet je de dikte op 0, dan worden de randen in FrontPage als puntlijnen weergegeven (om het werken
met de tabel te vergemakkelijken), maar in je browser zie je ze niet. Dit is zeer handig om alle
objecten op je webpagina te schikken. De gebruiker kan niet merken dat de webpagina is
samengesteld met behulp van tabellen.
Soms is een rand wél fraai en gewenst. Vul dan een waarde groter dan 0 in. Deze waarde heeft enkel
effect hebben op de breedte van de buitenrand. Als de randdikte niet 0 is, zijn de binnenranden
immers steeds 1 pixel breed.
Voorbeeld: Een randdikte van 20 zorgt voor een buitenrand die 20 pixels breed is, terwijl de
binnenranden 1 pixel breed zullen zijn.
2. Kleur !NIEUW!
Je kan de rand van een tabel een kleur geven. Deze mogelijkheid wordt echter enkel ondersteund
door recente browsers. Je hebt twee mogelijkheden:
- Een platte tabel met effen randen. Kies een kleur uit de keuzelijst KLEUR. Laat de vakken LICHTE
RAND en DONKERE RAND op AUTOMATISCH staan.
- Een 3D-tabel: Kies een kleur bij LICHTE RAND en bij DONKERE RAND en laat het vak KLEUR op
AUTOMATISCH staan. Dit 3D-effect komt het best over als je de TUSSENRUIMTE CELLEN op 0 instelt.
§3 Achtergrond !NIEUW!
De achtergrond van een tabel kan worden opgefleurd met een kleur of met een afbeelding. Deze
mogelijkheid wordt echter enkel ondersteund door recente browsers.
1. Kleur
Kies in het vak KLEUR de gewenste kleur.
2. Achtergrondfiguur
Duid ACHTERGRONDFIGUUR GEBRUIKEN aan en klik op BLADEREN. Selecteer de gewenste afbeelding in
het dialoogvenster ACHTERGRONDFIGUUR SELECTEREN.
Tips
1. Kies geen al te drukke achtergrond en hou de bestandsgrootte klein.
2. De achtergrond in een tabel kan verschillen van de achtergrond van de pagina.
3. Als je een achtergrondafbeelding gebruikt, raad ik ook aan om een achtergrondkleur
in dezelfde tint in te stellen. Aangezien deze kleur meteen getoond wordt, zal de
gebruiker de contrasterende tekst in de tabel toch al kunnen lezen, in afwachting van
het laden van de achtergrondafbeelding.
Cellen splitsen
1. Plaats de cursor in de te splitsen cel of selecteer de te splitsen cellen.
2. Kies één van deze mogelijkheden:
¾ TABEL Æ CELLEN SPLITSEN
¾ Rechtsklik in de cel en kies CELLEN SPLITSEN
¾ Klik op de knop CELLEN SPLITSEN in de werkbalk TABEL
Cellen samenvoegen
1. Selecteer de samen te voegen cellen.
2. Kies één van deze mogelijkheden:
¾ TABEL Æ CELLEN SAMENVOEGEN
¾ Rechtsklik in de cel en kies CELLEN SAMENVOEGEN
¾ Klik op de knop CELLEN SAMENVOEGEN in de werkbalk TABEL
Hoofdstuk 4 Celeigenschappen
Naast de algemene eigenschappen voor de hele tabel kan je één of meer cellen ook specifieke
kenmerken meegeven. Dit doe je als volgt:
1. Selecteer de cel(len) die je een specifieke eigenschap wil geven.
2. Kies TABEL Æ EIGENSCHAPPEN Æ CEL.
OF
Eén cel: Rechtsklik in de cel en kies EIGENSCHAPPEN VAN CEL.
Cellen: Sneltoets ALT+ENTER.
In het dialoogvenster krijg je een waaier van mogelijkheden, onderverdeeld in drie groepen: OPMAAK,
RANDEN en ACHTERGROND.
Je merkt dat sommige celeigenschappen ook bij de tabeleigenschappen aan bod kwamen. Onthou
alvast dat de celeigenschappen een hogere prioriteit hebben dan de overeenkomstige
tabeleigenschappen.
§1 Opmaak
Standaard staat de tekst in een cel horizontaal links en verticaal in het midden uitgelijnd.
1. Uitlijning
Bij HORIZONTAAL UITLIJNEN heb je de keuze tussen LINKS, RECHTS, CENTREREN of UITVULLEN.
Bij VERTICAAL UITLIJNEN heb je de keuze tussen BOVEN, MIDDEN, ONDER of BASISLIJN.
De eerste drie opties bij HORIZONTAAL UITLIJNEN kan je ook bereiken via de werkbalk OPMAAK: .
De eerste drie opties bij VERTICAAL UITLIJNEN kan je ook bereiken via de werkbalk TABEL: .
2. Breedte en hoogte
Wanneer je een of meerdere cellen een bepaalde breedte wil geven, hou dan rekening met de
haalbaarheid en met de breedte-instelling die je hebt gegeven aan de tabel.
Geef je een celbreedte op in procenten, dan zal de cel een bepaald percentage innemen van de tabel.
Je kan de kolombreedte of de rijhoogte ook wijzigen door op een celrand te gaan staan en te slepen
met de dubbele pijl.
Wil je de rijen of kolommen gelijkmatig verdelen in de tabel, selecteer dan die rijen of kolommen en
klik op de knop RIJEN GELIJKMATIG VERDELEN of KOLOMMEN GELIJKMATIG VERDELEN .
Wil je de afmetingen van kolommen en rijen aanpassen aan de inhoud, klik dan in de tabel en klik
daarna op de knop AUTOAANPASSEN .
Deze knoppen of opdrachten vind je zowel in de werkbalk als in de menu TABEL.
3. Andere
CEL MET KOPTEKST aankruisen zorgt ervoor dat de tekst in de cel automatisch gecentreerd en in het vet
komt te staan. Handig voor titelcellen.
GEEN OMLOOP aankruisen zorgt ervoor dat de tekst in een cel niet automatisch op een volgende regel
verder gaat. De celbreedte zal worden aangepast aan de tekst in de cel. Deze optie heeft enkel effect
als de breedte van de cel procentueel of in pixels wordt opgegeven en zorgt vaak voor verwarrende
toestanden.
§2 Randen
Je kan elke cel een eigen randkleur (zelfs een 3D-effect m.b.v. LICHTE RAND en DONKERE RAND) geven.
Deze kleuren vallen echter niet zo op, aangezien een celrand maximaal 1 pixel dik kan zijn.
§3 Achtergrond
Je kan elke cel een andere achtergrondkleur of – afbeelding geven. Een achtergrondkleur geven kan
heel snel door te klikken op het pijltje naast de knop OPVULKLEUR in de werkbalk TABEL.
Kolom selecteren
¾ Hou de muispijl boven de kolom en klik als de volle zwarte pijl verschijnt
(Sleep horizontaal om meer kolommen te selecteren).
OF
Plaats de cursor in de te selecteren kolom en kies TABEL Æ SELECTEREN Æ KOLOM.
Selecteren kan ook door te klikken in combinatie met het ingedrukt houden van de CTRL-, ALT-, en/of
SHIFT-toets. Probeer zelf!
Rij(en) invoegen
1. Plaats de cursor ergens in een rij onder de in te voegen rij.
2. Klik op de knop RIJEN INVOEGEN in de werkbalk TABEL.
Kolom(men) invoegen
1. Plaats de cursor ergens in een kolom rechts naast de in te voegen kolom.
2. Klik op de knop KOLOMMEN INVOEGEN in de werkbalk TABEL.
Het invoegen van rijen of kolommen kan ook via TABEL Æ INVOEGEN Æ RIJEN OF KOLOMMEN.
Het dialoogvenster Rijen of kolommen invoegen wordt dan getoond.
Bijschrift invoegen
Een bijschrift is een beschrijvend stukje tekst dat zich ne boven of net onder de tabel bevindt.
1. Kies TABEL Æ INVOEGEN Æ BIJSCHRIFT.
De cursor springt naar een lege ruimte boven de tabel.
2. Tik de tekst in voor het bijschrift.
Via TABEL Æ EIGENSCHAPPEN Æ BIJSCHRIFT kan je daarna bepalen of het bijschrift onderaan of
bovenaan de tabel moet worden ingevoegd.
DEEL 2 Paginabeheer..................................................................... 10
Hoofdstuk 1 Een nieuwe pagina.................................................................................................... 10
Hoofdstuk 2 Een pagina openen ................................................................................................... 10
Hoofdstuk 3 Een pagina opslaan................................................................................................... 11
Hoofdstuk 4 Een pagina afdrukken ............................................................................................... 13
Hoofdstuk 5 Een pagina sluiten..................................................................................................... 13
Hoofdstuk 6 Een pagina verwijderen, verplaatsen, kopiëren ........................................................ 13
Hoofdstuk 7 Documenten converteren naar webpagina’s ............................................................ 13
Hoofdstuk 8 Paginavoorbeeld ....................................................................................................... 15
DEEL 3 Webbeheer......................................................................... 16
Hoofdstuk 1 Een nieuw web .......................................................................................................... 16
Hoofdstuk 2 Een bestaand web importeren .................................................................................. 17
Hoofdstuk 3 Een web openen ....................................................................................................... 18
Hoofdstuk 4 Een web publiceren................................................................................................... 18
Hoofdstuk 5 Een web verwijderen ................................................................................................. 19
DEEL 5 Hyperlinks.......................................................................... 37
Hoofdstuk 1 Interne hyperlinks ...................................................................................................... 38
Hoofdstuk 2 Externe hyperlinks..................................................................................................... 39
Hoofdstuk 3 Bladwijzers ................................................................................................................ 39
Hoofdstuk 4 E-mailadressen ......................................................................................................... 40
Hoofdstuk 5 Bestanden ................................................................................................................. 40
Hoofdstuk 6 Extra’s ....................................................................................................................... 41
Hoofdstuk 7 Gemeenschappelijke randen .................................................................................... 43
Hoofdstuk 8 Navigatiebalken......................................................................................................... 44
DEEL 6 Afbeeldingen ..................................................................... 46
Hoofdstuk 1 Soorten afbeeldingen ................................................................................................ 46
Hoofdstuk 2 Afbeeldingen bekijken ............................................................................................... 47
Hoofdstuk 3 Afbeeldingen invoegen en verwijderen ..................................................................... 49
Hoofdstuk 4 Afbeeldingseigenschappen ....................................................................................... 52
Hoofdstuk 5 Afbeeldingen bewerken............................................................................................. 55
Hoofdstuk 6 Imagemaps maken.................................................................................................... 57
Hoofdstuk 7 Achtergronden invoegen ........................................................................................... 59
DEEL 7 Tabellen.............................................................................. 60
Hoofdstuk 1 Werken met tabellen ................................................................................................. 60
Hoofdstuk 2 Tabeleigenschappen ................................................................................................. 61
Hoofdstuk 3 Werken met cellen..................................................................................................... 64
Hoofdstuk 4 Celeigenschappen..................................................................................................... 65
Hoofdstuk 5 Werken met rijen en kolommen ................................................................................ 67