Berberjongens en Taalaanleg

You might also like

Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 12

Reculer pour mieux sauter.

Integratieproblemen van Marokkaanse jongens in de Nederlandse samenleving

door drs. Job te Pas

1e druk 1998 2e druk 1999 3e druk 2006 (herzien)

-2-

Reculer pour mieux sauter.


Integratieproblemen van Marokkaanse jongens in de Nederlandse samenleving.
door : drs. Job te Pas

In de zomer van 1981 vond in Amsterdam een symposium plaats over Jeugdcriminaliteit. Er ontstond een belangwekkende discussie tussen criminoloog Nagel en een jonge gedragswetenschapper over wat te doen aan de snel stijgende criminaliteit onder jonge Marokkanen in Nederland. Nagel wees op de invloed die van publicatie van resultaten van sociaal onderzoek uit kan gaan op de beeldvorming van maatschappelijke groepen. En zelf een factor kan gaan worden in het versterken van de problemen. Een jonge gedragswetenschapper was minder terughoudend en drong aan op een open en actief onderzoeksbeleid zodat tijdig sociale problemen onderkend en bijgestuurd kunnen worden. Het is nu 25 jaar later. Er is inmiddels veel goede onderzoeksliteratuur bijgekomen, maar zij druppelt slechts fragmentarisch door in de vorm van concreet beleid. Marokkanen in de problemen De laatste 15 jaar bereikt ons een groeiende stroom berichten over de wandaden van opgeschoten Marokkaanse jongens. Aandacht trekken krantenkoppen als politie in Amsterdam-West slaags met 150 Marokkanen en Jeugdgevangenis t Poortje in Groningen: 40% Marokkanen. Steeds weer Marokkanen . Zijn hun problemen echt zo groot? En zo ja, hoe zijn deze te verklaren en wat zou er tegen ondernomen moeten worden? Van Gemert (1998,p.140/141) laat in cijfers zien over de jaren 1990-1994 in Rotterdam dat 14,8% van alle delicten gepleegd wordt door tiener- Marokkanen (3,1% van de bevolking). 5,9% door tiener- Turken (5,1% van de bevolking) en 51,4% door tienerNederlanders (61,8% van de bevolking). Uit diverse publicaties blijkt dat de Antillianen in Rotterdam de Marokkanen naar de kroon steken. Opvallend is niet alleen de wel zeer grote oververtegenwoordiging van jeugdige Marokkaanse delinquenten van onder de 20 jaar, maar dat ook de eerste aanraking met de politie in de jongste leeftijdsklasse (tot en met 13 jaar oud) oververtegenwoordigd is. Het aandeel van de criminaliteit is in dezelfde periode gegroeid bij jonge Marokkanen. Methodologisch is over de validiteit van deze gegevens nog wel discussie te voeren, maar deze zou dit kader te boven gaan. Marokko emigratieland Wat wij Marokkanen noemen zijn hoofdzakelijk kleine boeren uit het noorden van Marokko (Rifgebergte) en uit het zuidwesten (Chleuk). Van alle Marokkaanse mannen is 30% -en van de vrouwen 60% analfabeet, (Galjaard p.278; v.d. Berg-Eldering, p.32 en 248) Deze Berberse bergbewoners zijn op een aantal punten nogal verschillend van de stadsbewoners. Zij onderscheiden zich vooral van de stadsbewoners doordat zij vrijwel geen arabisch spreken maar Berberdialecten die te verschillend zijn om zich verstaanbaar te kunnen maken buiten het dorp (v.Gemert 1998,p.224). Deze Berbertalen zijn totaal verschillend van elkaar en van het arabisch en worden vrijwel alleen gesproken en niet geschreven. In zoverre berberdorpen met elkaar communiceren gaat dat in arabisch dat alleen door mannen enigermate wordt begrepen. Deze contacten zijn mede door de grote afstanden beperkt. (v.Rooyendijk 1998, p.39). De dorpscultuur onderscheidt zich dus van de stadscultuur door de taal: berbers tegenover arabisch. De Berbertalen laten vergeleken met het arabisch zeer beperkte abstractiemogelijkheden toe. En zij zijn in de eerste plaats orale talen die nauwelijks opgeschreven zijn. Een tweede onderscheiding is het dorpsleven in een familiecultuur. Families zijn georganiseerd in familieclans. (v.Gemert 1998; p.54

-3Op taalaspect wordt later teruggekomen in dit artikel. Wat hier wel van belang is dat de abstractiemogelijkheden van het Berbers ook beperkt zijn t.o.v.bijv. Nederlands. (v.Gemert 1998;p.54,83,184). De boerse levensstijl en de afwijkende taal maken dat arabisch-sprekers in de stad zich ver verheven voelen boven de Berbers (Cammaert, 1985;p.21,23). Het grote aantal Berbermoppen waar de arabisch sprekers zich mee vermaken , ook in Nederland, is een opvallend verschijnsel voor wie met hen kennis maakt. Het behoort tot de gewoonte om met taal in het sociale contact zeer voorzichtig om te gaan om het risico van krenking van eer en schaamte van de medemens te ontgaan. Men heeft aan een half woord voldoende . Zwijgen is ook hier goud waard. (Rooyendijk 1988, p.38) De emigratie Het aantal Marokkaanse immigranten steeg tussen 1968 en 1996 van 22.000 naar 225.000. Ter vergelijking, Turkse migrantenaantallen gingen van 48.000 naar 271.000. Aanvankelijk werd door Nederland actief geworven om aan de Nederlandse behoefte aan arbeidskrachten te voldoen. Na het ophouden van de werving hield de stroom aan door van mond-totmond reclame (v.d.Berg-Eldering 1981,p.38) en door het kiezen van huwelijkspartners uit Marokko. Overbevolking en gezinshereniging dreven in een struggle for life bewoners deze gebieden uit. Betaalde arbeid in West-Europa trok hen aan. Veelal waren dat eerst de vaders van de gezinnen. Binnen 10 jaar volgden vrouwen en kinderen. In ieder geval raakte door het vertrek van vader de harmonie al flink verstoord in het kerngezin dat in Marokko achter bleef (Werdmlder 1990,p.41). Zoals we onder opvoeding zullen zien treedt vanaf de kleutertijd de segregatie der seksen op (v.d.Berg-Eldering,1981,p.65). Dat wil zeggen dat de jongen voorbereid wordt op de mannenwereld, het meisje op de vrouwenwereld. De vaderrol werd waargenomen door opa, broers of zwagers als absoluut hoofd van de familieclan. De afwezigheid van de biologische vader - zeer belangrijk voor sociale controle over en sanctionering van gedrag van jongens - maakte het mogelijk dat jongens allelei taken, vrijheden en kansen namen of kregen die hen normaliter nooit zouden zijn vergund. De druk van de substituutvaders, imam en de clanleiding uit het dorp op de biologische vader om het gezin te herenigen werd allengs groter omdat de jongens aanleiding vormden tot conflicten in het dorp. Zij gingen buiten hun schoenen lopen op grond van de nieuwe status van de gemigreerde vader. Ook het (noodgedwongen) op zich nemen van de mannentaken door de moeder knabbelde aan normen en waarden van de mannenwereld (v.d. Berg-Eldering 1981,p.59). Hetgeen als onacceptabel werd ervaren in het dorp. De geregelde twee-jaarlijkse bezoeken van de echte vader en al zijn tekenen van man-in-bonus (autobezit,cadeautjes, gezinsalimentaties.) wekten de indruk dat er geen redenen waren om gezinshereniging nog langer uit te stellen. De sociale druk om het dorp te verlossen van het sociaal onaangepaste gedrag van moeder en zoons vormde daarboven een niet te onderschatten factor. De gezinsemigratie vond dus lang niet altijd vrijwillig plaats. Was de in Nederland alleen wonende vader tot dusverre een gewaardeerde buurnan/arbeider, dit beeld zou spoedig veranderen . Van Gemert (1998,p.59) stelt dat de rol van vader veranderde van buurman in buitenlander en van arbeidskracht in steuntrekker . Voor zijn zoons degradeerde hij van een idool vol status naar iemand onderaan de maarschappelijke ladder in Nederland. In Berberkringen houdt men deze dingen voor zich uit voorgeschreven respect, schaamte en angst voor krenken van iemands eer. Zelfs in de moskee ondervinden Berbervaders geen steun ondanks de vele aanwezige lotgenoten daar, bang als men is voor het overbrieven van oneervolle boodschappen naar Marokko (v.Gemert 1998, p.59). De weg terug naar Marokko moet als afgesloten worden beschouwd. Remigratie zou door statusverlies te krenkend zijn. Getrouwde vrouwen willen niet meer terug in de straffe hirarchie onder schoonmoeder en willen bij de kinderen blijven. Het beeld van aanzien dat de achterblijvers hebben kan maar beter verder worden gevoed met succes-stories dan dit te laten omslaan in statusverlaging en

-4hoon. Overigens hebben de emigranten zelf flink bijgedragen tot het beeld van de succesvolle emigrant door hun rijkdom te tonen tijdens de vakantiebezoekjes. Zij steken zich hiervoor niet zelden stevig in de schulden . Echter naarmate de jaren verstrijken worden zij steeds minder als familieleden gezien, maar eerder als rijke toerist die afgezet mag worden. Het slechte Berbers dat de kinderen spreken draagt bij tot dit beeld (v.Gemert 1998, p.61). Taalontwikkeling algemeen Alvorens op de taalontwikkeling van de Berbers in te gaan is het van belang een tussenstap te zetten naar een sterk veronachtzaamd gebied van de menselijke ontwikkeling , te weten de taal. Taal is van essentieel belang voor het opsporen , beschrijven , samenvatten en orderen van gebeurtenissen en wetmatigheden enerzijds en om sociale contacten goed te laten verlopen anderzijds. Als deze taalontwikkeling zwak is dan ontstaat er een probleem met abstraheren en behoort alleen het concreet hoorbare, zichtbare, ruikbare, voelbare, etc. tot de wereld. Zelfreflexie is dan vrijwel onmogelijk.Er is dan sprake van een t.o.v. moderne samenlevingen kleine concrete wereld. Ongeschikt om in een moderne stad voldoende kansen te krijgen op maatschappelijk hogere functies, zoals Nederlanders die in principe wel hebben. In de zogenaamde nature-nurture-discussie gaat het over de vraag welke determinanten voor de menselijke ontwikkeling genetisch zijn bepaald (nature) en welke door de omgeving (nuture).Werd voor de Tweede Wereldoorlog naar aanleiding van ontdekkingen van Darwin en Linneaus sterk de nadruk gelegd op de genetische determinanten, onder invloed van Hitlers schanddaden met betrekking tot genetisch onderzoek enerzijds en de maakbaarheidsidee van het leven, anderzijds werd overwegend de nadruk gelegd op nurture- determinanten. Hoewel in de wetenschap de menselijke ontwikkeling algemeen gezien bleef worden als een samenspel van beide krachten werden buiten de wetenschap de nurture-determinanten sterk verabsoluteerd en gedeologiseerd. (Voor een uitgebreide weergave van de nature-nurture discussie leze men Taylors The IQ-game, zie literatuuropgave).Vooral leken op het gebied van de wetenschap bleven zo krampachtig vasthouden aan de omgevings-determinanten - ondanks de bijzonder snel groeiende kennis van de erfelijkheidsfenomenen - dat het nuttig lijkt een beeld te schetsen van de nurture-determinanten nieuwestijl, waarover de laatste 15 jaar wetenschappelijk grote overeenstemming is gaan ontstaan. Dit is de experience-dependent plasticity- ofwel windows of opportunity-theorie. Deze empirisch goed gefundeerde theorie bouwt voort op de basis die Jean Piaget legde in de wisselwerking tussen neurale rijping en de diverse ontwikkelingsfasen die een mens doorloopt tussen babyschap en adolescentie. (Piaget, 1956; Lenneberg, 1967). In essentie gaat het om het volgende (Begley, 1996;Lenneberg 1967; Pinker 1994; Bergsma 1997,p.22tot 32). Al in de baarmoeder begint de hersenontwikkeling in een voortdurend proces van vormen en afsterven van zenuwbanen. Biljoenen zenuwcellen wachten de kans af gevormd te worden tot een basisfunctie in de menselijk geest. Slechts in bepaalde overgevoelige periodes zijn de hersencellen in staat zich te integreren tot hersencircuits, die de basis leggen voor o.a. muzikaliteit, wiskunde, taal en emotie. Wordt het organisme voldoende uitgedaagd tot interactie op deze gebieden in daarvoor gevoelige tijdspannes dan wordt het fundament gelegd voor ontwikkelingen. Als de genetische basis voldoende is en er geen remmende storingen optreden (bijvoorbeeld doofheid, blindheid, ernstige verwaarlozing, zuurstoftekort bij de geboorte enz.) dan zijn de mogelijkheden tot virtuositeit op een gebied optimaal.Gedurende zon overgevoelige periode worden de grenzen van de ontwikkeling voorgoed en onomkeerbaar voor de rest van het leven vastgeleg

-5De belangrijkste fasen onder het tiende jaar zijn ongeveer: motorische ontwikkeling emotionele ontwikkeling visuele ontwikkeling sociale ontwikkeling taalontwikkeling tweede taal wiskunde/logisch denken muzikale ontwikkeling prenataal 0 jaar 0 jaar 0 jaar 0 jaar 6 mnd 14 mnd 3 jaar t/a t/a t/a t/a t/a t/a t/a t/a 5,5 2 2 2 2,5 10 4 10 jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar

Voorzichtigheid is geboden met begin en grootte van de periodes (Bruer, 1997), omdat er meer variabelen in het spel lijken te zijn.Enige variatie is dus mogelijk. Het fenomeen is op zich evident en wordt bedoeld met spreekwoorden als jong geleerd, oud gedaan enwie voor een dubbeltje geboren is, wordt later nooit een kwartje. Het nieuwe is dat men via mens- en dieronderzoek op neuraal gebied de wetmatigheden heeft kunnen onderbouwen. Zowel in de Verenigde Staten als in het Verenigd Koninkrijk zijn interactieve stimulerings-programmas voor babys en peuters in ontwikkeling. Extra taalstimulering na het tweede jaar is nauwelijks effectief voor de taalcapaciteit. Marokkanen en taal Zoals reeds beschreven staat zijn de berbertalen talen die alleen mondeling gebruikt worden en weinig abstractie toelaten. Ook zijn zij ongeschikt voor algemeen gebruik onder berbers in Marokko. Op de gebruikers ervan wordt door de arabisch sprekers neergekeken. Met deze taalbagage en soms enig arabisch kwamen als eerste-generatie de mannen naar Nederland. Ongeveer 10 jaar later volgden vrouw en kinderen. De meeste mannen spraken op dat moment enige woorden nederlands. De kinderen gingen naar de bij hun leeftijd best passende scholen. Onder de twaalf jaar naar de basisschool. Enkel scholen in de grote steden beschikten over speciale opvanggroepen met extra taalles voor nieuwkomers, de zogenaamde neveninstromers . Velen bleven tot hun vijftiende op de basisschool vanwege de trage taalontwikkeling en de grote cultuurshock. Het onderwijs aan moeilijk-lerende kinderen nam velen op. Maar ook in 1995 nog scoren jongens bij Marokkaanse vierde-groepers in de Haagse binnenstad het hoogste op de categorien leerproblemen en gedragsproblemen (Lawa-Liezenga e.a. 1998). Voor de kinderen ouder dan 12 jaar waren er - ook weer in de grote steden - opvangklassen met extra taalstimulering verbonden aan scholen voor voortgezet beroepsonderwijs (VMBO). de zogenaamde Internationale Schakelklassen (I.S.K.) Hoeveel extra energie er ook werd besteed aan de taalontwikkeling (o.a. met speciaal ontwikkelde taalmethoden), het resultaat bleef erg klein: slechte prestaties, demotivatie, spijbelgedrag. Daarnaast waren er problemen thuis en veel politiecontactenbuiten de deur. De percentages voortijdige afbrekers van de schoolontwikkeling lagen boven de 50%. (Werdmlder 1990,p.49).En dat veranderde nauwelijks tot op heden (2004) voor jongens. Vooral de komst van het VMBO (Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs) met haar grote nadruk op taalontwikkeling en het decimeren van handwerkvakken, draagt hiertoe aantoonbaar bij.
Het opleidingsniveau van 15-24 jarige Berbers was in 1988 voor bijna 90% dat van enkele jaren lager onderwijs, aldus Werdmlder (1990, p.55). Ook in 1992 nog (v.Gemert, p.101) verliet 59% van de Marokkanen de school zonder diploma (voor Turken 49%). Van Gemert (p.101) verklaart dit geringesucces onder andere uit het analfabetisme van de vaders (75%) zodat deze geen hulp bij huiswerk kunnen bieden, uit de geringe beheersing van het Nederlands en uit het late begin van de scholing van hun kinderen in Nederland. Ook

gedragsproblemen vormen zijns inziens een remmende factor.

-6Er zijn ook andere relaties die verklarend zijn. De mediterranen hebben op de leeftijd van 12 jaar gemiddeld een passieve woordenschat van een kleine 10.000 begrippen in eigen taal. (Verhoeven/Vermeer 1993, Taaltoets allochtone kinderen, de z.g.Tak). Nederlandse leeftijdgenoten komen uit op ongeveer 17.000 begrippen. De mediterrane scores vormen een gemiddelde van Turkse en Berberkinderen. De Turkse komen hoger uit, dus veel Berberkinderen komen nog onder de 10.000 woorden uit. Voor Nederlandse kinderen geldt dat zij (Bergsma 1997, p.26) aan het einde van het voortgezet onderwijs ongeveer 45.000 woorden kennen, terwijl de mediterranen op hun oude niveau van 10.000 woorden blijven. En is eenmaal de spijbelspiraal ingezet dan raken zij hun oefening en daarmee hun woordenschat goeddeels weer kwijt, ook in de eigen taal. Ruim 25 jaar testervaring met marokkanen bij de toelating tot het individueel lager beroepsonderwijs (VMBO) laat een dergelijk en nogal hardnekkig stationair beeld zien. Van gewicht daarbij is een eigenaardigheid in de opvoeding. Deze houdt in dat de ouders weinig of geen prioriteit geven aan het doelgericht met verbale interactie bezig te zijn.Ook niet in de eigen taal. (Eppink 1981,p.30.49;Pels 1990, p.480,484,485; Rooijendijk 1988, p.36; v.d.Berg-Eldering 1981, p.126). De kritische fase voor een goede neurale hersenontwikkeling voor taal wordt daardoor niet of onvoldoende benut. Het verdient de voorkeur bij hen niet langer te spreken van taalachterstand maar eerder van taalbeperking. Het gaat om een taalprobleem en niet om een vertaalprobleem. Alle goedbedoelde extra hulp op taalgebied en alle algemeen vormende onderwijstaken (AVOvakken) ten spijt, valt te vrezen dat het niet kunnen volgen van de vele taalgebonden lessen en het steeds maar weer falen ondanks de moeite die wordt gedaan , hun invloed niet zullen missen op zelfbeeld, schoolmotivatie, gedrag in de klas en het risico op voortijdige schooluitval en criminaliteit. Het primaire probleem van ernstige taalbeperking wordt in een trein van gebeurtenissen de locomotief van de eerste wagon: verveling. Dan komt wagon twee: wedijveren in anti-leergericht gedrag. De derde wagon heet: onlust afreageren in conflicten of voorkomen via spijbelen.Wagon nummer vier: de school geheel inruilen tegen de straat. Deze metafoor als een korte samenvatting van Junger-Tas (1987, 07-9,15), ofwel HET TREINTJE VAN JUNGER-TAS. Opvoeding in het algemeen Opvoeding verloopt volgens de wetmatigheden van de leertheorie. Dat wil zeggen gewenst gedrag belonen en ongewenst gedrag niet belonen of negeren of straffen en expliciet maken. Het subject dat geacht wordt deze reeks associatief te volgen moet uiteraard in staat zijn de associatie waar te nemen en moet ook lichamelijk in staat zijn het gewenst gedrag uit te voeren of het ongewenst gedrag te beperken (de Moor/Orlemans, 1972 p.9-74). Mensen waarvan bepaald gedrag onder vergelijkbare condities soms wordt beloond en dan weer wordt afgestraft raken geneurotiseerd en wantrouwend. De klassieke berberopvoeding Diverse auteurs (v.d.Berg-Eldering 1981; Pels 1990, Eppink 1981; Werdmlder 1990 en van Gemert 1998 e.a.) beschrijven opvoedingspatronen in de Berbercultuur. Een pasgeboren Berberbaby wordt gezien als een mensje dat nog niets geleerd kan worden. Disciplinering en socialisering komen later. Aan babys en jongste peuters worden geheel geen eisen gesteld en aan alle behoeftes wordt onverwijld tegemoet gekomen. Een goede moeder laat haar baby niet huilen. De beide eerste jaren acht men minder belangrijk voor de ontwikkeling dan de periode na fysieke rijping (Pels 1990, p.480). De baby/peuter slaapt bij de moeder en er is veel lichamelijk stoei-en knuffelcontact.Ook met broers en zussen. Op het moment dat er meestal een volgende baby aankomt, verandert het contact sterk in kwaliteit. Het peutertje begint inmiddels te kruipen, te staan, te brabbelen en een wil te tonen. Ht moment om met beschaven te beginnen. Rond het tweede jaar (voor meisjes vroeger dan voor jongens) stopt moeder abrupt met het zogen en gaat de peuter op vast voedsel over, alle buikkramp en gehuil ten spijt. Eppink (1981,p.27) merkt op dat jongens in de baby/peutertijd door overmatige verwenning geprogrammeerd worden tot kleine dwingelanden waarin moeder en ander vrouwvolk volledig voor hem klaar staan.En dit is dan abrupt uiterlijk met 2 jaar voorbij. Ook het slapen in het ouderlijk bed is ten einde. Hij wordt toegeleid naar de harde wereld van de oudere jongens.

-7Welke associaties worden hier ontwikkeld met de vrouw die hem het paradijs uitstuurde en ten aanzien van vrouwen in het algemeen? En wat betekenen deze associaties voor de emotionele ontwikkeling van de man? En welke zijn de gevolgen daarvan voor algemene sociale gedragspatronen in het maatschappelijk functioneren? In het vervolgonderwijs hier is vaak te horen dat jonge leraressen het met name met berberjongens knap moeilijk hebben. De rol van de vader is die van familiehoofd. Thuis in Marokko regelde hij alle familiezaken met de buitenwereld en nam hij deel aan bestuurszaken van het dorp met de andere familiehoofden. Ieder gezinslid was formeel eerbetoon verschuldigd aan vader als leider en eindverantwoordelijke. En juist dat zou in Nederland flink veranderen. Moeders hebben een brede rol in de binnenwereld van het gezin en bij de opvoeding van dochters en de jongste jongens. Ook hebben moeders een grote invloed op de gezinnen van zoons via schoondochters. Het actief verkennen van de gezinshirarchie, maar ook het vragen stellen wordt sterk aan banden gelegd. Confrontatie met gevoelens van onmacht en schaamte staan centraal in de opvoeding. Kinderen moeten er maar spontaan achter zien te komen wat wordt gedoogd en wat niet. Rond het vierde jaar worden jongens en meisjes op hun latere sociale rollen voorbereid . Voor de meisjes is deze de binnenwereld van het huis en de vrouwengroep. Voor de jongens is deze rol in de buitenwereld van de mannen . Jongens staan als toekomstige verdedigers tegen de gevaren van de buitenwereld hoger aangeschreven dan de meisjes en worden door de moeders verwend met meer liefde, meer tederheid, langere borstvoeding en expliciete aanmoediging van mannelijke bravoure. Hoewel bij de jongens de besnijdenis het feestelijke markeringspunt vormt van het voortaan tot de mannengroep behoren, begint de druk op de mannenrol vanaf het tweede jaar toe te nemen. Om toch enige zekerheid te scheppen in dit wispelturige leven leren de jongens hetzij door sociaal wenselijke afhankelijkheid, hetzij door voortdurend grenzen af te tasten achter de gedragsnormen van de medemens te komen. Omdat de gezinshirarchie dit gedrag niet toelaat gebeurt het vooral tussen jongens onderling en tussen jongens en de buitenwereld (straat en school). Zij ontwikkelen een scherp oog voor de mogelijkheden die zich aandienen om winst te behalen of aantasting van eer te ontgaan. Het is een sociaal spel waarbij alles lijkt te zijn toegestaan: uitdagen, bedreigen (geintje Meester), onrust veroorzaken, kansen zien te scheppen om er uiteindelijk via en goed getimede hit and run- actie met een buit vandoor te gaan.Meestal is het plezier maar van korte duur want op het nieuwe bezit wordt de jacht door andere Berberjongens direct ingezet. De eeuwige rivaliteit tussen hen....... Zij hebben goed ingeprent gekregen alert te zijn op elke kans die zich voordoet. Het is in Berberkringen een diep geloof dat succes of falen niet voortvloeit uit eigen handelen maar uit van buitenaf geschonken kansen of risicos. Individuele verantwoordelijkheid zoals in de westerse cultuur is hen in principe vreemd. Het iemand te snel af zijn wordt algemeen beschouwd als een deugd. (v.d.Berg-Eldering 1981,p.110). Betekende het leven buitenshuis in de strijd om de hirarchie tussen de jongens nog sociale oefening onder toeziend oog van het Berberdorp, na de emigratie veranderde hierin iets radicaal. In Nederland ervaren zij in de grote stad slechts een zwakke sociale controle: D voedingsbodem om tegen elkaar opbiedend gezamelijk de grenzen van het welvarende Nederland af te tasten en te kijken hoe ver men kan gaan. Het belangrijkste dat de jongensgroep bindt is hun afkomst, hun eigen taal en het zo vaak falen dat ze het gevoel hebben in dit onbegrijpelijke en permanent discriminerende land niets te verliezen te hebben.Ondanks de altijd aanwezige onderlinge rouw-douwerige rivaliteit betekent de jongensgroep voor de leden ook veiligheid en avontuur.
Met hun moeders houden de jongens contact. Zij heeft een medirende rol ten aanzien van de vader,die zijn sociale status van pater familias -zoals opgemerkt- al lang verloren heeft..Wat rest zijn zijn eisen waaraan de zoons bij lange na niet kunnen voldoen.In deze gespannen sfeer is dus een zeker samenspel met hun moeder onontbeerlijk ter voorkoming van conflicten in de omgang met vader of beter gezegd het tijdig ontlopen van hem. (van Gemert 1998; p.76,203). Als vader hertrouwt loopt dit voor de oudere zoons meestal uit op een complete breuk met hem.En dan volgt de straat......

-8De meisjes ontwikkeling laat veel meer veiligheid en rust zien dan die van de jongens. Net als in het Berbergebied worden zij sterk gechaperonneerd en afgeschermd van de buitenwereld. Sociale controle bestaat voor hen wel! En ook aan de eis van de vroege taalstimulatie wordt beter voldaan dan bij de jongens. In de vrouwenhuishouding volgt zij het voorbeeld van moeder en de oudere zusters. Ook van de omgang van moeder met vader leert zij sociaal het nodige. Het meer thuis zijn betekent meer gelegenheid voor cognitieve ontwikkeling: t.v.kijken, huiswerk maken, tolken voor moeder, boeken lenen uit de bibliotheek, minder spijbelen van school dan de jongens, kortom er wordt aan meer voorwaarden voldaan voor maatschappelijk succes (naar westerse normen gemeten) dan bij jongens het geval is. Maar er liggen voor de meisjes ook gevaren op de loer. Als de kansen op ontwikkeling beter zijn betekent dat ook een betere kans op arbeidsmogelijkheden, op een beter salaris en op hogere sociale status. Zal haar cultuur deze toestaan? Wat betekent dat voor latere partnerkeuze? Trouwen met een slechter aan de nederlandse maatschappij aangepaste Marokkaanse jongen of met een beter aangepaste niet-Marokkaan? Zal haar familie een niet-islamiet tolereren? Voorspelbaar wachten haar nog flinke dilemmas. Hoe zal zij die oplossen? Dit schreef ik in 1998. De oplossing werd gevonden in het massaal halen van huwelijkspartners uit Marokko.De gevolgen liegen er niet om: In 2004 was 60% van de vrouwenbevolking in Blijf-van-mijn-Lijf-Huizen van islamitische origine, terwijl zij maar circa 6 % van de Nederlandse bevolking uitmaakt..Het topje van een ijsberg? Conclusie Berberjongens beginnen aan het volwassen leven in Nederland met een geheel eigen emotionele- en taalontwikkeling. De westerse wereld wordt daarom op een geheel andere manier begrepen dan door autochtone jongvolwassenen, vooral door hun beperkte taalvermogen. Een overwegend deel van de Berberjongens zal qua taalvermogen nooit uitkomen boven 30 40% van de gemiddelde Nederlandse generatiegenoot. Ook de specifieke opvoeding speelt een belangrijke rol. Het leidt tot een spel van permanent grenzen verkennen bij elkaar en bij volwassenen buiten het gezin. Een ander aspect van de opvoeding is de neiging van het toeschrijven van iedere verantwoordelijkheid voor menselijk handelen aan de al of niet kansen scheppende buitenwereld.Individuele verantwoordelijkheid voelen voor eigen handelen werd daardoor nauwelijks ontwikkeld.Daarvoor in de plaats kwam wantrouwen in de ( niet-Berberse) medemens. Naast hoge faalpercentages in het onderwijs vormt de man-vrouw segregatie een element in de opvoeding waardoor jongens al erg vroeg in de jongensgroep op straat terechtkomen zonder de adequate sociale controle van het Berberdorp. Hier vindt een groot deel van de vorming plaats in een sfeer van het recht van de sterkste, hit and run, in een collectief slachtofferschap. Gedekt door de islamitische waarden en de angst van nederlanders om als discriminerend te worden gezien (van Gemert 1998,p.10).Dit laatste is heden ten dage (2005) nog massaal aanwijsbaar in politiek en media. Ernstige taalhandicaps en de opvoedingscultuur vormen onderschatte factoren voor een lange rij aanpassingsproblemen van berberjongens aan de moderne Westerse stad. Met veel kans op criminaliteit als eindpunt van het treintje van Junger-Tas(zie pagina 6). Bezinning Het zal duidelijk zijn dat er iets zal moeten gebeuren om de maatschappelijke kansen van vooral Berberjongens te vergroten. In ieder geval zal preventief veel meer moeten worden ondernomen om hen in de allereerste jaren voldoende te stimuleren met interacties met taal en spel.. Een training van ouders hierin en met de hiermee verbonden opvoedingsmethoden zal veel scheefgroei kunnen voorkomen. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan een voorrangsbeleid voor het bezoeken van crches, peuterspeelzalen en kinderdag-verblijven, waarin ouders lerend deelnemen. Onderwijs zal zich moeten realiseren dat er een grote groep marokkanen (vooral jongens) is met een blijvende taalbeperking. Deze is ingebed in een opvoeding, die grote risicos inhoudt voor volwaardige maatschappelijke ontplooing in een grote stad. Vooral voor jongens van twaalf tot twintig jaar met een passieve woordenschat kleiner dan 10.000 woorden zal een concrete cursus die opleidt tot werk en zelfrespect van groot nut zijn. Het

-9(grotendeels) vervangen van theoretisch en algemeen vormend onderwijs door handvaardigheid en techniek is ons inziens een voorwaarde om het treintje van Junger-Tas te stoppen (zie pagina 6). En dat geldt behalve voor de berbers ook voor andere taalarme migranten en niet te vergeten voor jongens van Nederlandse origine met leerproblemen. Een breed-spectrumproblematiek vraagt om een breed-spectrumaanpak, waarin velen hun steentje zullen moeten bijdragen, zoals: consultatiebureaus, baby/peuter-dagopvangvoorzieningen, school, praktijkschool,schoolartsen, moskee, RIAGG en niet langer voor een disproportioneel gedeelte de politie. Ook een imam die de nederlandse taal en cultuur goed kent kan van grote waarde zijn. Erkenning van de problemen is pijnlijk, maar voorwaarde om deze op te lossen. Emigreren doet altijd pijn, vooral voor de eerste generaties. Samenvatting Reculer pour mieux sauter is een literatuurstudie over een grote groep slecht aan de moderne stad aangepaste Berberjongens. Opvoeding en taalontwikkeling staan centraal als twee belangrijke factoren die volgens de schrijver deze zwakke aanpassing bepalen. Het Nederlandse onderwijsbeleid onderschat de relatie tussen taalpotentieel en haar samenhang met de kritische periode voor taal gedurende de eerste twee levensjaren. Deze baby/peutertijd vraagt heel veel interactie met taal.( alleen dan wordt in de hersenen het taalpotentieel bepaald, waarna de deur zich voorgoed sluit) Daar wordt bij Marokkaanse jongens volstrekt onvoldoende op gelet. Velen zullen het daardoor moeten doen met een zeer kleine taalschat. (k in het Berbers). Met als gevolg zwakke abstracte denkvermogens, beperkte uitsteltolerantie en onbegrip voor het fijnmazige sociale westerse netwerk van sociale normen en waarden. Hun streetsmarte luidruchtigheid suggereert meer, waardoor zij vaak in een te hooggegrepen onderwijssoort worden geplaatst.Met taalhandicap als beginpunt en als eindpunten spijbelen en criminaliteit. Bepleit wordt een middellange termijnbeleid voor 6-20 jarigen, niet langer primair gericht op maximalisering van de taalverwerving (Reculer), maar op capaciteiten die wl aanwezig zijn (handwerk en techniek). Daarentegen zou het beleid voor babys en peuters juist wl op ontwikkeling van taal en spel gericht moeten worden, zodat zij later beter beslagen in de maatschappij kunnen functioneren (mieux sauter).Voorgesteld wordt een voorrangsbeleid voor verplicht crche- en peuterspeelzaalbezoek, waarin ouders meeparticiperen bij wijze van leerschool. Over de auteur Drs. J.H. te Pas, psycholoog, was ruim 25 jaar werkzaam bij de gemeente Den Haag.Jarenlang deed hij psychodiagnostiek bij 0 tot 5-jarigen voor het VTO-team Haaglanden (Vroegtijdige Onderkenning van Ontwikkelingsstoornissen).Hij was werkzaam voor de afdelingen Geestelijke Gezondheidszorg en Jeugdgezondheidszorg van de Haagse GGD en bij het Haags Centrum van Onderwijsbegeleiding (HCO). Werkzaamheden van auteur omvatten psychodiagnostiek en consultatie ten behoeve van peuters, kleuters, kinderen op basisscholen en op Speciaal Basisonderwijs, op een school voor Praktijkonderwijs en op diverse VMBO-scholen. Hij schreef artikelen, werd meermalen genterviewed voor de Nederlandse televisie en radio en wordt hij als spreker gevraagd. Per 1 april 2005 stapte hij over op zijn eigen psychologisch consultatiebureau P S Y C H O S. Het correspondentieadres: Palestrinaweg 305 ; 2555 SR Den Haag E-mail: psychos@casema.nl Homepages: http://psycholoogjob.weblog.nl/ en/of http://bloggers.nl/psycholoogjob/

-10Nawoord Waarom deze derde en ook nog eens herziene druk? De derde druk bleek noodzakelijk door de niet aflatende vraag uit het Nederlands taalgebied na de televisieinterviews. Het gaat om honderden verstuurde en bij spreekbeurten gevraagde exemplaren De tijd die verstreek tussen de eerste druk en heden liet zon stroom aan gebeurtenissen zien dat enige aanpassingen noodzakelijk bleken.Inhoudelijk gaat het over kleine updates in terminologie , zoals de termen VMBO (Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs) en LWOO (Leerwegondersteunend Onderwijs i.p.v. de kleine klassen van het Individueel Beroepsonderwijs).Verder enkele statistische updates. De vorm, d.w.z. lettertype, spatieringen en gebruik van arceringen moeten een bijdrage leveren aan de leesbaarheid. Al bladerend komt de kern van het artikel zo sneller naar voren. De tijd heeft vanaf het beginmoment van dit onderzoek, het symposium over Jeugdcriminaliteit in de zomer van 1981, bepaald niet stilgestaan.Sinds 1996 zijn de aantallen inwoners van migrantenafkomst verdubbeld. Er ontstonden geheel zwarte wijken, versterkt door verhuizing van autochtonen naar de vele groene buitenwijken van de grote steden.Bleven over zwarte wijken met zwarte scholen en zwarte winkels. De criminaliteit hield een disproportioneel hoog niveau onder de migrantengroepen, vooral onder de jongeren en jongvolwassenen van Marokkaanse en Antilliaanse huize. Naast deze migrantenproblematiek kregen we te maken met de invloed van de ideeen van Pim Fortuyn en de politieke moord op hem, islamitisch-terroristische aanslagen in New York en Madrid, de beroering rond de film Submission van de politica Hirsi Ali en cineast Van Gogh, gevolgd door de islamitische moord op de laatste. Wat veel Nederlanders ernstig geraakt heeft is de nogal gratuite formele afkeuring van islamitisch geweld door de islamieten zelf. Dit heeft het autochtone wantrouwen tegenover moslim-immigranten sterk vergroot, blijkens de vele opiniepeilingen en de dito internet-discussiefora. Hoe media en politici ook hun best doen om de migrantenproblematiek weg te masseren. De straat organiseert zich inmiddels.De wal pleegt het schip te keren als de stuurman faalt. Autochtone jongeren in Lonsdalekledij wapenen zich tegen de vooral Marokkaanse hoofddoekmilitanten en vice versa.. Pers en politici lopen te hoop tegen vooral het zogenaamde rechtsextremisme van de Lonsdalers en blijven de hoofddoek zien als een onschuldig kledingstuk.Zij zijn nog net als criminoloog Nagel op het symposium in 1981 (pagina 2) bezig om hun sociaal wenselijke ideologie van eindeloos kansen scheppen en stimuleren overeind te houden. Waarom? Uit angst dat van beleid op basis van de wetenschappelijk goed verankerde kennis van o.a. taalhandicaps van Marokkanen een stigmatiserende beeldvorming zal uitgaan. Alles liever dan dat. Liever de problemen niet oplossen dan het risico te lopen voor stigmatiserend door te moeten gaan. Dat zij ook voor een gebrek aan adequaat handelen verantwoordelijk gesteld kunnen worden, lijkt hen nochtans te ontgaan .Dat alleen met een op feiten en niet langer op ideologieen gebaseerd beleid -hoe goedbedoeld ook- problemen kunnen worden opgelost, is blijkbaar nog steeds te hoog gegrepen voor grote delen van het mediale en politieke establishment. Zo worden er nog ieder jaar door de GGDs folders verspreid en paginagrote advertenties gezet o.a. in het arabisch om Berbervrouwen naar het 50+ borstonderzoek te krijgen. Waar blijven zij toch? Zowel hun spreektaal als hun analfabetisme worden ontkend, feiten.De fout kan eenvoudig worden hersteld, zodat ook bij hen borstkanker tijdig gediagnostiseerd kan worden. Daardoor vallen slachtoffers! Op het VMBO net doen of grote groepen Berberjongens (en Antillianen) in staat zijn tot het volgen van de (overmaat aan) taalgebonden lessen is gebaseerd op sociale wenselijkheid en niet op wetenschap. Daardoor vallen ook slachtoffers! Maar wel met nationale draagwijdte! Met feiten wordt wederom onvoldoende rekening gehouden. Het treintje van Junger-Tas (zie pagina 6) wordt zo in beweging gehouden met alle consequenties van dien: van criminaliteit en straatbendes tot aan terrorisme-dreiging toe.En niet vergeten moet worden dat menige maatschappelijk mislukte, jong-volwassen Marokkaan met grote taalhandicaps gevoelig zal zijn voor figuren die hem

-11islamitische gouden bergen beloven! Dit komt niet door fouten van verpleegkundigen of leraren, nee, het is het politieke management cum suis dat deze steken laat vallen.Dagelijks zichtbaar en hoorbaar gesteund door media. Het zit in de aansturing.En vervolgens probeert dit zelfde politieke management de kwalijke consequenties te bestrijden met nog meer politie, meer electronische toegangspoortjes, meer pasjes, meer gevangenissen, meer beperkende regelgeving en wat niet al. Verdient een volk de politici die zij in een democratie zelf mag kiezen? Het blijft hopen op ooit doorbrekend inzicht. Moge het onderzoek van Vrij Nederland-journaliste Margalith Kleywegt (2005) daartoe bijdragen. Job te Pas, april 2006.

Gebruikte literatuur: Begley, S. ;Your childs brain; Newsweek; Februari 1996 Berg-Eldering, L. van den; Marokkaanse gezinnen in Nederland; Samson uitg. Alphen a/d Rijn ; 1981 Bergsma, A.; het brein, ons innerlijk universum; Stichting Educatieve Omroep TELEAC; Utrecht; 1996. Bruer, J.T.; Education and the brain, a bridge too far; Educational researcher; http:/www.j.s.m.f.org/ed brain h.t.m.; 1997 Cammaert, M.F.; Migranten en thuisblijvers, een confrontatie. De leefwereld van Marokkaanse Berbervrouwen; Universitaire Pres Leuven; van Gorcum Assen/Maastricht 1985 Eldering, L.; Interventieprogrammas voor jonge kinderen uit etnische minderheidsgroepen; Tijdschrift voor Orthopedagogiek; oktober 1990; nummer 10; Wolters-Noordhoff 1990 Eppink, A.; Kind zijn in twee culturen. Jonge Marokkaanse en Turkse kinderen in Nederland; van Loghum Slaterus; Deventer; 1981 Galjaard, H.; Alle mensen zijn ongelijk. De verschillen en overeenkomsten tussen mensen, hun erfelijke aanleg, gezondheid, gedrag en prestaties; Uitgeverij Balans; Amsterdam; 1994 Gemert, F.van ; Ieder voor zich. Kansen, cultuur en criminaliteit van Marokkaanse jongens; Het Spinhuis; Amsterdam; 1998 Junger-Tas, J.; School en criminaliteit, een inleidend artikel; in W.O.D.C. Justitile verkenningen; jaargang 13; juni 1987 Kleywegt, M ; Onzichtbare ouders, de buurt van Mohamed B.; Plataan; 2005. Lawa-Liezenga, F.A; Monn-van Wirdum, M. en Wolting-Leenstra, M.D.; Kenmerken van het cognitief en sociaal-emotioneel functioneren bij basisscholieren uit groep 4 in Den Haag. Uitkomsten van het preventief verpleegkundig onderzoek; Epidemiologisch Bulletin; jaargang 33; nummer 4; Uitgave Gemeente Den Haag; Den Haag; 1998 Lenneberg, E.H.; Biological Foundations of language; Wiley; 1967 Moor, W.E. Orlemans, J.W.G.de.; Inleiding tot de gedragstherapie; Psychologische Monografien; Loghum Slaterius; Deventer 1972 Pels, T.; Gezinscultuur; in Tijdschrift voor Orthopedagogiek; oktober 1990; nummer 10; Woters Noordhoff; 1990

-12Piaget, J.; La problme des stades en psychologie de lenfant; Bibliothque Scientifique Internationale; Presse Universitaire de France; 1956 Pinker, S.; The language Instinct; Amazon; 1994 Rooyendijk, L, e.a.; Turken en Marokkanen in Hollands Welzijnsland. Over kultuurverschillen en de positie van immigranten; Uitgeverij H. Nelissen; Baarn; 1988 Smeets, H.M.A.G., Martens, E.P., Veenman, J.; Jaarboek Minderheden 1998; Paginas 31,37,38; Bohn Stafleu van Loghum; 1997 Taylor, H.F.; The I.Q.-game, a methodological inquiry into the Heredity-Environment controversy; Harvester-Press Ltd; Sussex; United Kingdom; 1982 Verhoeven, L.,Vermeer, A.; Taaltoets allochtone kinderen, handleiding; pagina 8; Uitgeverij Zwijsen; Tilburg; 1993 Werdmlder, H.; Een generatie op drift. De geschiedenis van een Marokkaanse randgroep; Uitgeverij Gouda Quint b.v.; Arnhem; 1990

P.S.: Wie geinteresseerd is in de interviews van KRO-Netwerk kan er n vinden door bij Google te zoeken onder HERDENKING DOODGESCHOTEN DOCENT

You might also like