Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 6

Inleiding Organisatietheorie

College 10: Agency


Principaal en agent Agencyproblemen Consumption-on-the-job Oplossingen Decision Management vs Decision Control Beloning Stof: Hoofdstuk 7

Principaal - agent
Een agent is iemand die handelt voor of namens iemand anders (de principaal) Hoe kan zon situatie ontstaan? Hoe kun je dit voorkomen? Voorbeelden: managers van een bedrijf (agenten) en aandeelhouders (principalen) medewerkers van een afdeling (agenten) en hun manager (principaal) dokter (agent) die patint (principaal) behandelt

Voorbeelden
Student docent: wie agent, wie principaal? Docent (agent) verzorgt onderwijs voor de student (principaal) Student (agent) zorgt ervoor dat docent inkomen heeft (principaal) Verzekeringsmaatschappij klant Verzekeringsmaatschappij (agent) verzorgt verzekering (en dus eventuele uitkering) voor verzekeringnemer (principaal). Verzekeringnemer (agent) zorgt voor inkomen verzekeringsmaatschappij (principaal)

Wie is agent en wie principaal?


De vraag is niet wie agent of principaal is, maar wat we zien als we aannemen dat twee partijen in een principaal-agent relatie tot elkaar staan Agency theorie is een perspectief dat je in staat stelt bepaalde probleemaspecten helder te zien: verschil in informatie verschil in doelstellingen

Agency theory
Stroom 1: Positive agency theory (positief = beschrijvend) Een bedrijf is een bundel van agency relaties Deze relaties worden aangestuurd door contracten: Hoe benvloeden contracten het gedrag van de deelnemers? Waarom leidt dat tot bepaalde organisatievormen? Stroom 2: Theory of principal and agent Hoe moet de principaal de agent belonen om gedaan te krijgen wat hij (de principaal) wil? Beide stromen hebben een amorele invalshoek
7

Motivatie
Belangrijke vraag: hoe kan de principaal de agent motiveren de taak zo uit te voeren als principaal wil? Agency theory: focus op extrinsieke motivatie / beloning Staat los van intrinsieke motivatie

Scheiding van eigendom en beheer


Berle & Means (1932): corporate plundering Management steeds meer door professionals, niet eigenaren Eigendom verspreid over veel, vaak kleine aandeelhouders Hierdoor weinig effectief toezicht op managers Voorspelling: hoe groter het bedrijf, hoe diffuser het toezicht en hoe lager de winstgevendheid ten gevolge van consumption-onthe-job

Scheiding van eigendom en beheer (2)


Kritiek: de voorspelling van Berle & Means wordt niet gesteund door empirische gegevens Institutionele factoren (wet- en regelgeving) spelen een rol Marktmechanismen die meespelen: Aandelenmarkt: dreiging van overname Managersmarkt (vergelijk de markt voor voetbaltrainers) Afzetmarkt van het bedrijf
9 10

Agencyproblemen
Consumption-on-the-job Manager richt zijn kantoor overdreven luxe in CEO boekt zitplaats in vliegtuig voor zijn koffertje Alleen probleem als gaat om niet-productieve uitgaven! Shirking : de kantjes eraf lopen (Vaak in team omdat individuele inspanning lastig te meten is) Fraude Voorbeelden van moral hazard!

11

12

Shirking

Fraude

13

14

Consumption-on-the-job directeur-eigenaar van een onderneming


Directeur-eigenaar kan geld onttrekken aan de onderneming voor consumptie Als hij 100% eigenaar van de onderneming is: geen agencyprobleem Als er ook andere aandeelhouders zijn: wel een
waarde van onderneming P1 W1

directeur-eigenaar bezit 100% (situatie 1)

U1

budgetlijn

agencyprobleem

15

C1

waarde van consumptie

16

directeur-eigenaar bezit < 100%; naieve minderheidsaandeelhouders (situatie 2)


waarde van onderneming W1 W2 P1 P2 U2 U1 U3 waarde aandeel directeur daalt budgetlijn manager waarde van onderneming W1 W2

directeur-eigenaar bezit < 100%; naieve minderheidsaandeelhouders (situatie 2)


directeur-eigenaar komt op hogere indifferentiecurve U2 U1 U3 consumptie stijgt

budgetlijn

C1

C2

waarde van consumptie

17

C1

C2

waarde van consumptie

18

directeur-eigenaar bezit < 100%; slimme minderheidsaandeelhouders (situatie 3)


waarde van onderneming W1 P1 P2 U2 W3 P3 U1 U3 W3 P3 waarde van onderneming W1 P1

directeur-eigenaar bezit < 100%; slimme minderheidsaandeelhouders (situatie 3)


waarde van de onderneming daalt meer P2 U2 U1 U3

directeur-eigenaar komt op lagere indifferentiecurve

consumptie stijgt minder

C1

C3

C2

waarde van consumptie

19

C1

C3

C2

waarde van consumptie

20

Monitoring en bonding
Situatie met externe aandeelhouders Door consumption-on-the-job daalt waarde onderneming Informatieprobleem nadelig voor principaal en agent Prikkels om consumption-on-the-job te voorkomen: Accountantscontrole Raad van commissarissen Aandeelhouders (principaal) neemt initiatief: monitoring Directeur (agent) neemt initiatief: bonding
21

Consumption-on-the-job overzicht
Situatie met directeur-eigenaar Verhouding tussen waarde onderneming en consumptie op het werk bepaald door voorkeur directeur-eigenaar Geen monitoring- of bondingkosten Situatie met externe aandeelhouders Directeur heeft sterkere prikkel tot consumption-on-thejob Monitoring- en/of bondingkosten Daardoor lagere waarde van de onderneming
22

Shirking in team
Vaak moeilijk individuele inspanningen te zien: risico op shirking (zeker bij groot team) Oplossing: Monitor aanstellen die taak heeft shirking te detecteren Stel monitor krijgt betaald als andere teamleden: wie zegt dat monitor de kantjes er niet af zal lopen? Oplossing: - Monitor voldoende macht/mogelijkheden geven om shirking aan te pakken - Geef monitor wat er over blijft van opbrengst (residu) na vaste betaling aan overige teamleden
23

Hoe agencyproblemen voorkomen/beperken?


Principaal: Monitoren Beloningsstructuur (contractvorm) Screening (ex ante) Regels besluitvorming Agent: Bonding Signalling

24

Fama en Jensen: beslissingsproces


Initiatief

Decision management vs decision control


Besluiten moeten worden genomen daar waar de relevante kennis is Als de dragers van de relevante kennis ook het residueel risico kunnen dragen: geen scheiding tussen decision management en decision control (entrepreneurial firm; maatschap) Als de dragers van de relevante kennis niet het residueel risico kunnen dragen: scheiding tussen decision management en decision control (besloten of naamloze vennootschap)

Decision Management

Ratificatie (= goedkeuren)

Implementatie

Decision Control

Toezicht Vergelijk ook scheiding van machten (Montesquieu): Regering en Parlement


25

26

Algemeen principaal-agentmodel Verdeling residueel inkomen


PRINCIPAAL

(Residueel) inkomen

Principaal residueel inkomen; agent vast inkomen wage contract Vergoeding Omgeving Principaal vast inkomen; agent residueel inkomen rent contract
AGENT

Inspanning

Tussenvormen sharecropping; variabele beloning

Residueel inkomen is onbekend: iemand moet het risico dragen (variabel inkomen)

27

28

Voorbeeld McDonalds
33.000 vestigingen in 119 landen Werkgelegenheid voor ruim 1,5 miljoen mensen Franchisevestigingen en company-owned vestigingen Company-owned: hoe de lokale manager de juiste prikkel te geven?

Voorbeeld McDonalds (2)


Doelstellingen McDonalds beloningssyteem Omzetgroei Quality, Service, Cleanliness (QSC) Kostenbeheersing Training nieuwe managers

29

30

Voorbeeld McDonalds (3)


Hoe ziet het systeem op basis van deze doelstellingen en randvoorwaarden er uit? Basissalaris variert met cost-of-living regio (max. verschil 9%). Op basis oordeel supervisor jaarlijks verhoging van basissalaris, tot max 45% boven minimum regio Kwartaalbonus max 40% boven basissalaris Bonus hangt af van QSC (35%), omzet (15%), training (25%), kosten (15%), en factoren ter discretie supervisor (10%) Doelstellingen bepaald in samenspraak supervisor en manager
31

You might also like