Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 15

Werkcollege Nieuwere Muziekgeschiedenis Muziek en Identiteit Wouter van Dijk 3196372

Inhoudsopgave
Inleiding: Hoofdvraag en toelichting Terminologie Wat is de zigeuneridentiteit? Identiteit en carrire Casestudies (Identiteit en muziek) 1. Toelichting 2. Minor Swing 3. Nuages 4. Les Yeux Noirs 5. Tears 6. Sweet Georgia Brown Conclusie Bronvermelding

Inleiding
Django dankt zijn faam voor een deel aan zijn kwaliteiten als gitarist, componist en muzikale vernieuwer in de eerste helft van de twintigste eeuw. Een ander deel van zijn voortdurende populariteit en bekendheid komt door de mythevorming rond zijn verminkte linkerhand (wat zijn prestaties des te indrukwekkender maakte)1, zijn achtergrond als zigeuner en dus als buitenbeentje in de samenleving en het feit dat gypsyjazz als genre nog steeds leeft2. Django geniet populaire erkenning als de enige echte grondlegger van het genre, en hierdoor blijft zijn naam relatief bekend. De huidige manouchemuzikanten (Franse zigeunermuzikanten) vergoddelijken Django welhaast: het genre wordt jonge musici geleerd door eindeloos oude opnames van Django noot voor noot na te spelen, en de man Django staat in de schaduw van Django de legende, de oppergod van de jazz manouche.3 Het bepalen van de specifieke onderzoeksrichting van dit essay vergde enige tijd. Het stond vast dat er met identiteit, de zigeunercultuur en het leven van Django Reinhardt een interessant essay te schrijven was, maar met welke invalshoek? Besloten is dat voornamelijk de muzikale analyse relevant is: dit is een relatief concreet aspect van identiteit dat met mijn voorkennis degelijk te onderzoeken zou moeten zijn. Daarbij is het belangrijk dat er ook een beknopte biografie gegeven wordt die beschrijft hoe Djangos zigeuneridentiteit zijn levenspad heeft benvloed. Tezamen zouden deze twee aspecten een beeld van Django Reinhardt en zijn identiteit als zigeuner moeten geven. Het doel van dit onderzoek is om er achter te komen hoe Django Reinhardts identiteit als zigeuner van invloed was op zijn muzikale uitingen en in mindere mate hoe deze identiteit zijn carrire benvloedde. Mijn onderzoeksvraag is dus: Hoe is Django Reinhardts identiteit als zigeuner van invloed geweest op zijn carrire en zijn muzikale uitingen? Hierbij is de focus gelegd op zijn leven tot aan de Tweede Wereldoorlog. Bij de muzikale analyse is er praktisch omgegaan met deze grens: sommige cruciale stukken zijn opgenomen in 1941. Hoewel het genre dat tegenwoordig gypsy jazz wordt genoemd sterk geassocieerd word met de zigeuneridentiteit was deze identiteit ook belangrijk voor Django zelf: hij was immers zelf een zigeuner, hoewel deze identiteit in de samenleving heel andere (voor)oordelen met zich mee bracht dan tegenwoordig in het genre gypsy jazz. Het vinden van wetenschappelijke werken die om de (vaak klakkeloos herhaalde) mythes betreft Django heen zeilen was niet makkelijk, en bij de bronnen die gebruikt zijn bestond alsnog vaak twijfel betreft onverifieerbare anekdotes en beweringen. Michael Dregni en Alain Antonietto staan bekend als experts in de wereld van de gypsyjazz en het leven van Django Reinhardt en hun boeken zijn veelvuldig gebruikt voor dit onderzoek. Over zigeunercultuur in het algemeen is redelijk wat wetenschappelijk werk gepubliceerd. De complete opnames van Django Reinhardt zijn door Fremeaux & Associs uitgegeven, deze zijn voor dit onderzoek gebruikt.

1 2

Denyer 2002, p. 8 Dregni, Antonietto, Legrand 2006, p. 7 3 Dregni 2010, p. 7

Terminologie
Dit hoofdstuk dient de keuze van bepaalde termen te illustreren. Ten eerste het woord zigeuner. De zigeuners hebben hun semi-mythologische oorsprong in het India/Pakistan van de elfde eeuw na christus, terug te vinden in de term Sinti, verwijzend naar de rivier de Sindh in India.4 De meest universele term onder de zigeuners zelf is echter Roma, afgeleid van hun woord voor mens. Daarnaast zijn er de regionale verschillen: de Spaanse zigeuners staan bekend als Gitanos, of Gitans in het Frans. De Franse zigeuners worden ook wel Manouche genoemd, wat echte/ware man betekend in hun eigen taal. Ook Tsiganes wordt gebruikt om verscheidene categorien zigeuners aan te duiden, een term uit het Byzantijns die verwijst naar hun gewoonte om dieren af te richten en te verkopen, een voorname bron van inkomsten van de zigeuners. Gekozen is voor de term zigeuners (gypsy/gipsy in het Engels), aangezien het in het Nederlands de geaccepteerde term is. De andere, specifiekere termen zijn niet eenduidig, en de bronnen van dit onderzoek zijn verdeeld over de correcte naamgeving. Daarnaast verschilt het gebruik van de termen historisch gezien en geografisch gezien, en hebben sommige termen een discriminerende connotatie.5 Daarnaast wordt de term gadje gebruikt, wat non-zigeuner betekent in het Roma. Het is een praktische term om de zigeuners van de rest te onderscheiden, ook al is het geen Nederlands woord.

4 5

Dregni, Antonietto, Legrand, 2006, p. 13 Garland Encyclopedia of World Music Volume 8: Europe, p. 270

Wat is de zigeuneridentiteit?
Dit hoofdstuk betreft vooral de zwervende zigeuners: in de loop van de eeuwen vestigde vele communes zich in de samenleving: ze integreerden in zekere mate en hoewel ze zichzelf wel als zigeuners beschouwen en een substantieel deel vormen zijn ze minder relevant voor dit onderzoek. De zigeuneridentiteit was in hoge mate onafhankelijk van de samenlevingen waar ze doorheen trokken, zeker in de eerste helft van de twintigste eeuw waarin Django leefde. Ze hadden een eigen taal (Romani, Romanes of Rom, hoewel het meer een verzameling dialecten betreft), hun eigen gewoontes, klederdracht en beroepen, en stonden (niet geheel onterecht) wantrouwig tegenover gadje (non-zigeuners in hun taal). Er heerste een hoop bijgeloof, en veel zigeunervrouwen verdienden een centje bij als waarzegger. Daarnaast heerste er een sterkere jagersverzamelaarsmentaliteit: aangezien ze altijd onderweg waren, was het gewoonte om te jagen en vissen, en allerlei planten uit de natuur te verzamelen. Hier vloeit uit voort dat nederzettingen van lokale bewoners ook behandeld werden als de natuur: het stelen van pluimvee en groenten was iets wat zigeunerjongeren al op jonge leeftijd leerden. Vanwege het reizende bestaan was geld relatief onbelangrijk: ieder land had andere munteenheden, vaste banen hadden de zigeuners niet, en geld was ook veel minder een statusobject. Ook was muziek een belangrijke inkomstenbron van de zigeuners: ze hadden hun eigen muziek (verschillend per subgroep, en vaak benvloed door de streken waar ze doorheen trokken) en hadden zeker in Oost-Europa een reputatie als goede gelegenheidsbands, met name op bruiloften. Een bekend spreekwoord in Bulgarije is nog steeds Een bruiloft zonder zigeuner is niks waard.6 Over het algemeen waren zigeuners analfabetisch, wantrouwend tegenover moderne geneeskunde en doktoren. En de zigeuners zijn altijd etnisch gescheiden geweest van de Europeanen. Het enige wat met zekerheid te zeggen is, is dat het Romani sterk verwant is aan de talen van noordwest India, met name het Hindi en het Punjabi. Michael Dregni en Alain Antonietto stellen dat in het jaar 1001 in India een leger werd samengesteld uit de lagere kasten om tegen de mosliminvasie te vechten. Na de oorlog trok een groot deel hiervan naar het westen, om zich uiteindelijk te verspreiden over heel Europa. Wat hun precieze herkomst ook is, hun afwijkende donkere huidskleur, zwart haar en donkere ogen maakten ze altijd herkenbaar en mysterieus in Europa. Djangos naam is ook een voorbeeld van de afstandelijke positie die de zigeuners ten opzichte van de rest van de samenleving innamen. De zigeuners waren verplicht een christelijke voor- en achternaam op te geven voor hun carnets antropomtrique, een soort reisdocument. Enkele generaties terug kozen zijn voorouders de achternaam Reinhardt, een naam waar hun identiteit als zigeuner niet in door klonk. Djangos officile voornaam was Jean, maar onder de zigeuners werd alleen zijn echte naam, Django (wat ik ontwaak betekend) gebruikt.7 Deze kenmerken van zigeuners in het algemeen zijn ook typerend voor de clan waarin Django Reinhardt geboren werd. De eerste vijftien jaar van zijn leven ging hij bijna exclusief met zigeuners om, en dit vormde hem voor de rest van zijn leven.8

6 7

Garland Encyclopedia of World Music Volume 8: Europe, p. 271 Dregni 2006, p. 5 8 Dregni 2006, p. 271

Identiteit en carriere
1910-1928 Django Reinhardt werd geboren in Liberchies, Belgi op 23 Januarie 1910. Django werd opgevoed met muziek, zijn vader was een bandleider en multi-instrumentalist, en andere familieleden gaven hem ook les. Dit was zowel in traditionele zigeunermuziek als in de muziek die toen in de mode was en dus door de professionele muzikanten in de commune gespeeld werd, wat in die tijd voornamelijk Musette was in Frankrijk.9 In de eerste instantie speelde Django viool en banjo, en trad al vroeg in zijn leven op. De viool is traditioneel een van de meest gebruikte instrumenten door de zigeuners, en Django viel al snel op door zijn muzikale talent. Als banjospeler ging Django voor het eerst de studio in met het Musetteorkest van Jean Vaissade in 1928, vlak voor de brand die zijn leven veranderde. Vaissade was toen al onder de indruk van de jonge banjospeler: He played incredible, complicated things the other banjo players who worked with us could not have even imagined. Although he was our accompanist, it was we who were unable to follow him! He played almost too strongly and, deep down, we were always afraid that he would overshadow our accordions!10 Tijdens Djangos jeugd begon Amerikaanse jazz populair te worden, en nadat Django eind jaren twintig platen van Louis Armstrong te horen kreeg begon zijn levenslange fascinatie met de jazz. 1928-1941 In 1928, toen Django laat op een avond terugkwam in zijn woonwagen stootte hij per ongeluk een kaars om, waarna de woonwagen in vlammen op ging en Django naar het ziekenhuis werd gebracht. Zijn linkerhand was verminkt, en zijn pink en wijsvinger kon hij alleen nog maar gebruiken om simpele akkoorden te spelen. Zijn broer kocht een nieuwe gitaar voor hem tijdens de herstellingsperiode, en stapje voor stapje leerde Django zichzelf opnieuw gitaar spelen, met een compleet nieuwe gitaartechniek en nieuwe harmonien gebaseerd op de akkoorden die hij met zijn vingers kon pakken. Medio 1930 speelde Django weer in het nachtclubcircuit. Het Parijs van de jaren dertig was een stuk toleranter jegens gekleurde musici, en een hoop zwarte jazztalenten kwamen naar Parijs om hun geluk te zoeken, en deze benvloeden zijn stijl. Hij speelde in deze tijd met grootheden als Coleman Hawkings, Benny Carter en zelfs zijn zelfverklaarde broer Louis Armstrong. Ook zij vonden werk in de nachtclubs, waar Django impromptu of in jamsessies met ze speelde. Hij maakte ook kennis met de flamenco via Spaanse zigeuners, en leerde latinritmes van de Argentijnse gitarist Oscar Alemn. Deze elementen werden de subtiele toevoegingen die zijn spel zo veelzijdig maakten, hoewel hij zijn basis in swing zou houden. Ook leerde hij veel van jazzviolist Stphane Grapelli, waarmee hij in de jaren dertig veel samen zou spelen. Django was op het goede moment op de goede plek, zoals Antonietto het stelt. De Amerikaanse jazz was net in opkomst, Django woonde in een woonwagenkamp aan de rand van Parijs, wat al snel de belangrijkste stad in Europa zou worden voor de opkomende nieuwe muziekstijl. Maar ondanks zijn buitengewone muzikale gaven sneed hij zichzelf ook regelmatig in de vingers. Besef van geld heeft hij nooit gehad. Als hij een smak geld verdiende met een optreden kocht hij een duur pak, een auto of eten, en als het geld op was leefde hij weer even arm als daarvoor in zijn woonwagen.
9

10

Dregni 2006, p. 13 Dregni 2006, p. 31

Wennen aan wonen in een huis was ook moeilijk voor Django, maar moeilijker nog was het wennen aan lange periodes van optreden. Hij was niet gewend aan dit soort verplichtingen, en zijn reputatie was die van iemand die even muzikaal capabel als onbetrouwbaar was. Vaak kwam hij simpelweg niet opdagen als hij geen zin had, ook al had hij het geld hard nodig. Hij was ook bijzonder moeilijk uit bed te krijgen: vaak werd Grapelli of een ander bandlid naar Djangos woonwagen of hotelkamer gestuurd om hem uit bed te krijgen. Dit moest erg voorzichtig worden aangepakt, want als hij verkeerd benaderd werd kroop hij terug in bed. Daarnaast kon Django niet lezen of schrijven. Hij vermeed de metro aangezien hij de haltes niet kon lezen, en zijn handtekening was een simpel kruisje. Uit trots verborg hij dit feit, en zo heeft hij eens een lucratief contract afgeslagen omdat hij deed alsof hij het niet eens was met een bepaalde clausule die hij eigenlijk helemaal niet kon lezen. Hij was niet makkelijk om mee samen te werken, en meerdere bandleden, onder wie Grapelli en zijn eigen broer Nin-Nin, zijn uit de band vertrokken omdat ze Djangos excentrieke gedrag en onbetrouwbaarheid zat waren. Zelfs zijn gitaar nam hij niet zelf mee; dit was de taak van bandleden (meestal Nin-Nin), en meerdere belangrijke optredens liepen in de soep omdat Django simpelweg geen gitaar, plectrums of reservesnaren bij zich had.11 Een hoop van deze moeilijkheden om zich aan te passen aan de moderne wereld met al zijn verantwoordelijkheden en conventies kwamen volgens Dregni voort uit zijn opvoeding temidden van de zigeuners. Een logische conclusie: onder de zigeuners was Django al een dromer, in de stad tussen de gadje was Django nog een stuk afhankelijker van vrienden en collegamuzikanten. Zijn zigeuneridentiteit speelde hem parten: hij was trots, wilde onafhankelijk zijn, maar was in het stadsleven vaak incapabel.

11

Levensverhaal en anekdotes komen uit de boeken van Michael Dregni, die in ieder boek globaal dezelfde inleiding geeft met andere anekdotes.

Casestudies (Identiteit en muziek)


Om concreet vast te stellen wat de zigeunerelementen in Djangos spel zijn is besloten om vijf nummers van hem te analyseren. Dit zijn Sweet Georgia Brown, Les yeux Noirs, Tears, Nuages en Minor Swing. Minor Swing en Nuages zijn beiden composities van Django zelf, Tears en Les yeux Noirs zijn swingversies van zigeunertraditionals, en Sweet Georgia Brown is een van de meest opgenomen jazzstandards aller tijden. Het idee is om zo een beeld te geven van Djangos zigeunerinvloeden in de swingmuziek van die tijd, door 1. zijn interpretatie van een internationaal bekende jazzstandard te vergelijken met die van anderen 2. twee van zijn composities te analyseren en te vergelijken met andere swing uit die tijd. 3. twee zigeunertraditionals te bekijken in Djangos swinguitvoering. Volgens Michael Dregni en Alain Antonietto zijn kenmerken van de zigeunermuziek uit het begin van de eeuw het gebruik van harmonische toonladders, chromatische omspeling en verminderde akkoorden en ladders. Daarnaast werd er veel tremolo gebruikt op de snaarinstrumenten, die gewoonlijk met een plectrum bespeeld werden. Het instrumentarium is anders dan dat van Djangos swingbands, die alleen gitaren, viool en bas bevatten, maar de andere muzikale elementen zouden te vergelijken moeten zijn. Ook rubato was een belangrijk aspect in de zigeunermuziek, maar dit is bij Django zelden te horen, aangezien swing per definitie een vast tempo heeft (zijn soloimprovisaties zijn echter wel vaak rubato gespeeld). Belangrijkste is misschien wel dat improvisatie (logisch in een orale muziekcultuur) een onmisbaar aspect van alle zigeunerculturen was. 12 13 De meeste literatuur gaat muziektheoretisch minder diep in op de kenmerken van zigeunermuziek, ze houden het over het algemeen bij het noemen van chromatiek, verminderd en een zigeunersfeer. Tenzij anders vermeld zijn de analyses mijn eigen conclusies.14 Anders dan in de klassieke muziektheorie heeft een mineur-6 akkoord, bijvoorbeeld Am6, niks met sextliggingen te maken heeft maar is zo benoemd vanwege een toegevoegde grote sext: A C E F#. Hierdoor wordt het in feite een omkering van het halfverminderd akkoord op F#, een eigenschap die het akkoord harmonische veelzijdigheid geeft. Het akkoord kan dus zowel als eerste als tweede trap gebruikt worden, een gegeven waar in de stijl mee gespeeld word.

Minor Swing
12 13

Dregni 2010, p. 60-61 Dregni, Antonietto, Legrand, 2006, p. 47 14 Gioia 2011, p. 160-161

Dit nummer is een van de bekendste nummers die Django schreef. Het is tegenwoordig het bekendste nummer in het hele gypsyjazz idioom en beginnende spelers beginnen vaak met de relatief makkelijke solo.15 Minor Swing werd geschreven in de herfst van 1937, en het heeft alles in zich wat een goed swingnummer moest hebben: een catchy thema, sterke solos en logische harmonische progressie. Het nummer is een variant op het i iv V schema in mineur, welke een simpel maar sterk harmonisch verloop heeft. Het schema, min het intro en outro, is als volgt:

Opvallend is dat de i-iv beweging herhaald wordt na de eerste i iv V. Vaak wordt de turnaround (de sectie die terug leidt naar de eerste trap) in maten 13 t/m 16 opgevuld met de tritonusverwant van E7, Bb7. Dit was ongebruikelijk in die tijd, maar de verlaagde tweede trap is in mineur terug te vinden in Frygisch, een toonladder die Django niet vaak direct hanteert (een uitzondering is zijn compositie Bolro, ook uit de herfst van 37). Deze is waarschijnlijk een invloed uit de flamenco die Django kende van Spaanse zigeuners.16 Het thema van het nummer is simpelweg een arpeggio van respectievelijk de eerste, vierde en vijfde trap, dat is niks bijzonders. Maar Django had een voorliefde voor mineur-zes akkoorden, en dat veranderd de toon van het hele nummer van een standaard swingschema in iets wringenders en mysterieuzers. Niet alleen geeft dit Django de kans om in zijn solo de Dorische toonladder te verkennen, dit is ook een aanleiding om zijn verminderde arpeggios in de strijd te gooien. Het Am6 akkoord, A C E F#, wordt dan genterpreteerd als verminderde tertsenstapeling A C E = A verminderd, of (zoals in Grapellis solo) als zijn enharmonisch gelijke, Fis halfverminderd. Daarnaast speelt Django graag verminderde arpeggios over de dominantakkoorden, iets wat je bij tijdgenoten als Oscar Alemn en Jean Ferret zelden tegenkomt. Het E7 akkoord E G# B D wordt daar behandeld als een E7b9 akkoord met een F er in, zoals aan het eind van de solo, waar Django in achtste triolen (met snelheden rond de 200 BPM een aardige prestatie) een verminderd arpeggio van ruim een octaaf laat horen. Ook speelt hij een aantal chromatische toonladders, inclusief een aantal chromatische octaven, wat geassocieerd wordt met het zigeuneridioom. Tijdens zijn slagpartij ter begeleiding van Stephne Grapellis vioolsolo speelt hij meerdere drieklanken met tremolo (in achtste triolen). Dit ogenschijnlijk vrij standaard swingnummer staat bol van de typische zigeuner-genspireerde gitaarlicks die het (mijns inziens, het is nogal een subjectieve term) een exotische klank geven.

15 16

Dregni 2010, p. 274 Dregni 2010, p. 99

Nuages D hit die Django een fortuin opleverde begin 1941. Parijs was net bezet door de Duitsers, en wellicht als reactie daarop werd dit nostalgische en dromerige nummer massaal verkocht.17 Afgezien van het Debussy-achtige intro, gespeeld door Hubert Rostaing op klarinet, is het nummer gebaseerd op het volgende herhalende schema, met een interne AABACA vorm. Onderstaand akkoordenschema staat in G, de toonsoort waarin het tegenwoordig het meest gespeeld wordt: het origineel stond in F. Voor het gemak bespreek ik het nummer in G.

Het is in een langzaam tempo met swing gespeeld, waardoor de chromatisch dalende melodie (van A tot D) tot zijn recht komt. Zoals Debussys Nuages is het een impressionistisch nummer, waarin de chromatisch dalende melodie de kleuren van de regenboog verbeeld.18 De melodie is opvallend door de grote intervallen in de B en C secties, wat contrasteert met de chromatische dalingen. Overigens wordt de Eb9 ook vaak opgevat als een Bbm6: de gespeelde grondtoon verschilt van sessie tot sessie (Django nam het nummer ruim vijftien keer op), en voor de melodie is het om het even. De gitaarsolo in de eerste opname gebruikt naast een hoop verminderde arpeggios en chromatische loopjes ook een opvallende techniek waarbij kunstmatige boventonen worden gemaakt, een octaaf boven de gefrette noot. Historisch is deze techniek bekend op viool (een aantal caprices van Paganini met name), hoewel het sinds Django een obscure maar geaccepteerde techniek is geworden op gitaar. Wellicht dat de virtuoze zigeunerviolisten in zijn omgeving hem hierin genspireerd hebben. De beroemde solo in een latere opname (1948) staat bekend om een chromatische ladder in tweendertigste noten over maar liefst drie octaven, een van zijn bekendste showcases van zijn chromatische techniek die wellicht terug te vinden is in zijn zigeunerachtergrond. Nuages is een atypische ballad, vanwege de melodielijn en de harmonische progressie, waarin hij zijn compositievaardigheden laat zien, alsmede zijn fusie van traditionele zigeunermuziek en jazz.

17 18

Dregni 2006, p. 167 Dregni 2010, p. 87

Les Yeux Noirs (Dark Eyes) Wat Django niet vaak deed was het opnemen van zigeunermelodien. Hij componeerde volgens Dregni liever zijn eigen werk of gebruikte standards uit de jazz. Dit nummer en Tears zijn de weinige uitzonderingen op die regel.19 De melodie is een oude Russische zigeunermelodie en volgens Dregni een van de eerste melodien die Django leerde spelen op zijn banjo. Origineel was deze melodie bekend onder de zigeuners als Ochi Chernye, over een mooie zigeunervrouw met donkere ogen; origineel schijnt het een soort driekwartswals te zijn geweest. Django speelt het nummer echter in vierkwartsmaat met swing op een razend tempo. Het schema is als volgt:

Dit schema is beduidend dramatischer dan de voorgaande nummers: het schema begint op de vijfde trap, en lijkt nooit fijn te willen oplossen doordat er geen turnaround aan het eind van het schema zit, om vervolgens het volgende refrein weer op de dominant te beginnen. De VI en iv klinken slechts als omspelingen van de dominant, en de melodie hangt ook chromatisch om de vijfde trap heen, om af en toe via de harmonische mineurladder de grondtoon aan te raken. Let op dat de onderstaande melodie genoteerd is voor trompet, een Bb instrument.

Dit nummer wordt nog steeds veel gespeeld op de traditionele manier. Twee vergelijkbare opnames die hier worden behandeld zijn een instrumentale versie van Yoska Gabor (opname uit 1962) en een vocale versie van Ivan Rebroff. Vergeleken met Rebroff en Gabor heeft de versie van Django een hoop ingeleverd aan dynamiek en drama. Django speelt het nummer op extreem hoog tempo, rond de 300 BPM, en uiteraard is zijn versie in essentie een jazznummer. Zijn solo wijkt al snel af van het

19

Dregni 2010, p. 64

thema om het harmonisch schema te verkennen, met een scala aan chromatische, verminderde en mineur harmonische passages.20 Het typische element wat de versies van Gabor en Rebroff herkenbaar maakt (en wat nog steeds een essentieel onderdeel is van veel balkanmuziek) is het versnellen en vertragen. Bij de lang aangehouden noten van de lage melodiepartij speelt de begeleiding het bijbehorende akkoord in free time (vaak met aangehouden tremolo), terwijl de piano, accordeon of viool razende arpeggios in het hogere register spelen (maar opmerkelijk genoeg geen verminderde arpeggios). Tussen de freetime door wordt het stuk door Gabor en Rebroff gespeeld in driekwartsmaat met een sterke nadruk op de eerste tel. Ook gebruiken deze artiesten vaker mineur melodisch waar Django voor harmonisch of voor de hogere tertsenstapelingen (negens, al dan niet verlaagd, en vaak de toegevoegde dertien) kiest. De uitvoering van Django Reinhardt is nogal statisch en klinkt bijna zakelijk vergeleken met de zorgvuldig opgebouwde epiek van de traditionele uitvoeringen. Hij voegt een hoop jazz-elementen toe, maar behoud tonaal en improvisatorisch gezien een hoop zigeunerelementen. Tears Django baseerde dit stuk op een oud zigeunerlied, Muri wachsella an u sennelo weesch, wat bramen groeien in het groene bos betekend in het Romani.21 Hij behield de klassieke melodie, en breidde de onderliggende harmonie uit tot het onderstaande schema:

Volgens Michael Dregni was dit een unieke interpretatie van een zigeunernummer: Django and Stphanes interpretation was unique in jazz a Gypsy song harmonized with jazzy diminished, minor sixth, and minor seventh chords, casting a dark mood, bittersweet and melancholy.22 Helaas zijn er geen opnames te vinden van een traditionele uitvoering van het nummer. Aangezien dit de enige andere zigeunermelodie is die Django opgenomen heeft besloot ik deze toch kort te belichten. Django speelt in het intro vrij conventioneel met het thema, maar speelt in de solo met leidtonen, verminderd en de heletoonstoonladder. Hij pakt (in de versie uit 1947) de heletoonstoonladder over het C7 akkoord dat hij zo interpreteert als een overmatig
20 21

Dregni 2006, p. 168 Dregni 2010, p. 64 22 Dregni 2006, p. 127

dominantakkoord, C7+. Dit is iets wat eerder aan het modernisme doet denken dan aan het zigeuneridioom: Reinhardt lijkt zijn typische zigeunerloopjes in de loop van de jaren veertig deels in te ruilen voor elementen uit de (toen net opkomende) bebop.

Sweet Georgia Brown Als voorbeeld van Djangos zigeuneridentiteit in populaire (Amerikaanse) nummers is dit nummer gekozen, aangezien het een bekend nummer was in de jaren 20 en 30. Hierdoor is Djangos uitvoering goed te vergelijken met die van anderen. Het nummer werd voor het eerst opgenomen in 1925 door Ben Bernie en zijn Hotel Roosevelt Orchestra.23 Sindsdien werd het door velen gecovered en bewerkt, onder andere door Django Reinhardt en zijn Quintette du Hot Club de France. Het basisschema is relatief simpel, het heeft een interne ABAC vorm. Verder is Sweet Georgia Brown een simpele herhaling van het onderstaande schema, met desgewenst een coda op het eind, bestaande uit herhalingen van C.

Bernie en zijn orkest wijken eigenlijk weinig van de hoofdmelodie af. De loopjes die door de andere blazers tussen het thema door worden gespeeld zijn zelden meer dan akkoordtonen of een enkele blue note. Ontwikkelde solos die los komen van de hoofdmelodie zijn er eigenlijk niet. Het toonsoortenverloop wordt gerespecteerd (voornamelijk mixolydisch over de vele dominantakkoorden, die lang niet zo wrang klinken als ze lijken op het schema) en maar zelden innovatief benaderd. De blazers spelen voornamelijk mixolydisch over de vele dominantakkoorden, die lang niet zo wrang klinken als ze lijken op het schema: de septiemen zijn moeilijk te horen. Dit is heel anders bij Django. Hij begint het nummer met een intro waar hij speelt met de grondtoon en de leidtoon naar de kwint van de vijfde trap op E, dus de noten B F-F#. Het tritonusverband tussen de terts en de septiem in de vele dominantakkoorden van het nummer is iets waar hij in zijn solo verder op in gaat, en zo bouwt hij een stuk wrangere solo dan de consonante riffs van zijn voorgangers. Zijn arpeggios incorporeren ook andere noten, zoals de noon en de sext. Met veelvuldige bends lost hij zijn leidtonen op, wat een speels effect geeft. Django kiest er in dit nummer, wat ondanks alle dominanten een vrolijke lichte klank heeft, voor om de verminderde arpeggios niet te gebruiken. In plaats daarvan speelt hij een opgewekte, ongecompliceerde solo waar zijn zigeunerachtergrond alleen naar voren komt in het gebruik van dissonanten.

23

Gioia 2011, p. 63

Conclusie
Django was een uniek figuur, en zijn positie op de rand van de zigeunerwereld en de Franse maatschappij heeft hem veel goeds en veel slechts gebracht. Zijn identiteit als zigeuner uitte zich zowel in zijn sociale leven als in zijn werk, zowel in zijn carrire als in zijn muziek. Naarmate hij ouder werd, en verder assimileerde in het alledaagse leven van de gadje werd zijn afkomst minder uitgesproken, ook in zijn muziek (na de oorlog ging hij bebop verkennen, waarbij zijn zigeuneridentiteit minder uitgesproken was). Muzikaal gezien kon hij zo een nieuwe richting inslaan: hij kon zijn roots als zigeunermuzikant combineren met de jazz die hij leerde spelen, en zo ontwikkelde hij een unieke muziekstijl. Tijdens het schrijven van dit essay heb ik Django Reinhardt op een andere manier leren bekijken. In zijn muziek vallen me andere aspecten op, en anekdotes over zijn leven relateer ik aan zijn identiteit. Zijn identiteit was meer dan alleen dat van een zigeuner. Maar het was er wel een integraal deel van, iets waar hij niet zonder kon, maar wel op voort kon bouwen.

Bronvermelding
Literatuur: 1. Michael Dregni. Django: The Life and Music of a Gypsy Legend. Oxford University Press, 2006. 2. Michael Dregni. Django Reinhardt and the Illustrated History of Gypsy Jazz. Speck Press, 2006. 3. Michael Dregni, Alain Antonietto. Gypsy Jazz: In Search of Django Reinhardt and the Soul of Gypsy Swing. Oxford University Press, USA, 2008. 4. Ralph Denyer. De gitaar. Becht, Haarlem, 2002. 5. Ted Gioia. The History of Jazz. Oxford University Press, 2011.
6. Timothy Rice, James Porter, and Chris Goertzen. Garland Encyclopedia of World Music Volume 8: Europe. 2000.

Opnames: Fremeaux & Associs. Django Reinhardt Intgrale (Alle opnames van Djangos carrire) Special Guitars vol.1 (1937-1945) Alle youtubelinks zijn gechecked op 19-01-2012. Minor Swing: http://www.youtube.com/watch?v=VpmOTGungnA Nuages: Met het Debussy-achtige clarinetintro: de eerste opname: http://www.youtube.com/watch?v=Fq-t9TVbthc Latere opname met de beroemde chromatische ladder omhoog: http://www.youtube.com/watch?v=LY2BQk9s11Y Les Yeux Noirs: Django Reinhardt: http://www.youtube.com/watch?v=BYZ4QpEdXvU Yoska Gabor: http://www.youtube.com/watch?v=SG3z_zpFESc&feature=related Ivan Rebroff: http://www.youtube.com/watch?v=4ZIFhJ6fyzk&feature=related Tears: Versie uit 1937, piano-intro: http://www.youtube.com/watch?v=9cVqNT0grx8 Versie uit 1947 http://www.youtube.com/watch?v=9SID8Vmi01Q Sweet Georgia Brown: Door Ben Bernie and his Hotel Roosevelt Orchestra: http://www.youtube.com/watch?v=DAExrFCVVT0 Door Django Reinhardt en zijn Quintette du Hot Club de France: http://www.youtube.com/watch?v=ooYmovGaFQU&feature=fvst

You might also like