Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 28

De huishoudelijke elektrische installatie klaar en duidelijk omschreven

ELECTRO-TEST
Kerkstraat 33 1820 Melsbroek tel: 02/751.98.39 fax: 02/751.52.09 info@electro-test.be www.electro-test.be

Inleiding Dit boekje geeft u een duidelijk overzicht van hoe een elektrische huishoudelijke installatie gebouwd moet worden. De inhoud is gebaseerd op het AREI (Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties) dat van kracht is sinds 1/10/1981. Het geeft een duidelijk beeld waarop we moeten letten en welk alle punten zijn van de elektrische installatie. Electro-Test kan u steeds bijstaan met raad en daad voor het uitvoeren van zowel controle als indienstellingsonderzoeken. (later beschreven in dit deel) Electro-Test kan tal van andere controles aanbieden,deze vindt u achteraan dit boekdeel. Indien u na het doornemen van dit boekdeel vragen heeft of onduidelijkheden ondervindt, kan u steeds onze kantoren contacteren voor verdere info. Veel leesplezier!

Inhoud 1 2 3 4 5 De aarding ....................................................................................................................................... 5 Equipotentiale verbindingen ........................................................................................................... 8 Het verdeelbord .............................................................................................................................. 9 Differentieelschakelaars .................................................................................................................. 9 Leidingen ....................................................................................................................................... 11 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 6 6.1 6.2 6.3 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 7.1 Eigenschappen / kenmerken ................................................................................................. 11 Minimumdoorsnede (art. 198) .............................................................................................. 11 Plaatsingswijze van kabels niet beschermd door een buis (art. 214) ................................... 12 Enkele symbolen.................................................................................................................... 13 Kleurencodes ......................................................................................................................... 13 Eigenschappen / kenmerken ................................................................................................. 14 Kleuren indien CEE ................................................................................................................ 14 Enkele symbolen.................................................................................................................... 14 Enkele schakelaars en hun symbolen.................................................................................... 15

Stopcontacten (art. 86) ................................................................................................................. 14

Schakelaars .................................................................................................................................... 15 Beveiliging door automaten en zekeringen .................................................................................. 16 De Badkamer ................................................................................................................................. 17 Zeer lage veiligheidsspanning ................................................................................................... 20 Transformatoren ....................................................................................................................... 21 Controles ................................................................................................................................... 22 Uitzonderingen .......................................................................................................................... 23 Netbeheerdervoorschriften ...................................................................................................... 24 Elektrisch dossier ....................................................................................................................... 24 Werfaansluitingen ..................................................................................................................... 27 Andere Controles....................................................................................................................... 27

De aarding (AREI art. 28 - 86 - 71)


Voor wat de aarding van een huis betreft, worden volgende onderscheiden gemaakt: 1. De aardingslus (voor woningen gebouwd > 1981) 2. Aardingspennen (piketten) (voor woningen gebouwd < 1981),bij renovaties of woningen gebouwd op een zwevende betonplaat. Aardingslus Plaatsing: De aardingslus is verplicht bij elke nieuw gebouw dat gebouwd is op funderingen (op 60cm diepte) De aardingslus wordt geplaatst op min 60 cm onder het maaiveld en moet rond het volledige gebouw geplaatst zijn. De lus wordt in een groef gelegd onder de funderingsplaat (zool) doch zonder contact te hebben met het beton. De beide uiteinden van de lus dienen bereikbaar te blijven. Sectie, soorten: Of 35mm koper Of 10mmkoper met verlode mantel Of 35mm geweven koper

Aardingspiketten, baren, pennen Plaatsing: Een aardingspiket van 1,5 m lang wordt schuin of vertikaal in de grond gedreven met een min diepte van 2.1m. Meerdere aardpiketten kunnen in parallel geplaatst worden op voldoende afstand van elkaar. De aardingsbaren kunnen op elkaar geslagen worden ( 14 mm Cu of verkoperd staal). Verbinding: Dit gebeurt dmv de aardgeleider met een doorsnede van: 16mm koper met bekleding tegen corrosie 25mm koperdoorsnede in andere gevallen 50mm alu of staal

Waarde: (AREI art. 69) De spreidingsweerstand in huishoudelijke installaties mag principieel niet groter zijn dan 30 Ohm, indien deze waarde overschreden wordt (max 100 Ohm), dienen er bijkomende differentieelstroominrichtingen geplaatst te worden

Enkele belangrijke onderdelen en begrippen (AREI art. 28.02)


De aardingsonderbreker of scheidingsstrip De elektrische aardinstallatie moet kunnen gescheiden worden. Dit gebeurt dmv een aardingsonderbreker. Dit is een scheidingsstrip die met mechanisch gereedschap dient geopend te worden en bestaat uit verkoperd metaal. De scheidingsstrip dient zo gemonteerd te worden dat ze van nature dichtvalt. Hier bestaan verschillende uitvoeringen in. De aardgeleider Dit is de verbinding tussen de aardingspen (piket) en de aardonderbreker. De sectie van deze geel/groene geleider dient van het type VOB te zijn met een minimum sectie van 16mm De beschermingsgeleider De beschermingsgeleider dient evenals de aardgeleider de geel/groene kleur te bezitten en mag niet als stroomvoerende geleider gebruikt worden. De beschermingsgeleider dient in elke leiding of buis voorzien te worden, behalve indien deze buizen of leidingen eindigen op een schakelaar. Toestellen op zeer lage veiligheidsspanning dienen tevens niet voorzien te worden van een beschermingsgeleider. De sectie van deze beschermingsgeleider is afhankelijk van de toepassing: Beschermingsgeleider eindigend in een stopcontact = 2.5mm Beschermingsgeleider eindigend in een lichtpunt = 1.5mm Hoofdbeschermingsgeleider = 6mm

Equipotentiale verbindingen (AREI art. 72 - 73)


Bij equipotentiale verbindingen onderscheiden we twee soorten: 1. Hoofdequipotentiale verbindingen 2. Bijkomende equipotentiale verbindingen Hoofd- en bijkomende equipotentiale verbindingen:

Hoofd-equipotentiale verbindingen: 1 of meerdere HEV worden verbonden met de aardingsklem. Water, gas, genaakbare vaste metalen delen van de constructie van het gebouw worden via HEV aangesloten op de aardrail. Doorsnede: min van de grootste beschermingsgeleider in de installatie, uitgezonderd de aardgeleider, met min 6mm, en max 25mm
Bijkomende-equipotentiale verbindingen:

Indien opgelegd, verbindt men alle metalen delen die gelijktijdig genaakbaar zijn, binnen de bepaalde ruimte of locatie met een PE-geleider. Doorsnede:
4mm niet mechanisch beschermd 2.5mm mechanisch beschermd

1: hoofdequipotentiale geleider 2: bijkomende equipotentiale geleiders 3: beschermingsgeleiders 8

Het verdeelbord (AREI art. 248)


Het verdeelbord dient aan volgende eigenschappen te voldoen: dient van klasse I (te aarden) of van klasse II (dubbel gesoleerd of equivalent) te zijn moet steeds voorzien zijn van een achterwand en een deur in huishoudelijke eenheden moet deze niet op slot kunnen staat op 1.5m boven het vloeroppervlak is voldoende mechanisch sterk moet onbrandbaar zijn een bord dat stroomkringen bevat voor verschillende tarieven, moet duidelijk gescheiden stroomkringen bevatten hierin dienen de beveiligingsinrichtingen geplaatst te worden een duidelijke markering dient in het bord aangebracht te worden

Differentieelschakelaars
Differentieelschakelaars hebben een vijfvoudige functie. Een differentieelschakelaar is een toestel dat er voor gaat zorgen dat indien er een foutstroom naar de aarde vloeit van voldoende waarde, het desbetreffende installatiedeel onderbreekt. De hoofddifferentieel van een installatie dient aan het begin van de installatie te staan. Voor de vochtige ruimtes gebruiken we een differentieel met grote gevoeligheid. In huishoudelijke installaties is een type A verplicht. Hieronder vindt u de types en eigenschappen waar een differentieel dient aan te voldoen: Beveiligt tegen indirecte aanraking, indien de PE correct is uitgevoerd Verschillende gevoeligheden 300mA; 100-30-10mA Types: A B AC S Si De hoofdDSI moet steeds verzegelbaar zijn Minimum 40A, indien het de hoofdDSI betreft Aansluitschema aanwezig Kan als hoofdschakelaar gebruikt worden Meerdere differentieels in serie en/of parallel zijn toegelaten

diff. 300 mA

diff. 30 mA

diff. 300 mA

diff. 30 mA

diff. 30 mA

diff. 30 mA

andere kringen

WM

BK

WM

BK

WM

BK

Fig. 1

Fig. 2

Fig. 3

diff. 300mA diff. 300 mA

diff. 30 mA

andere kringen

WM

BK

Fig. 4

Beschermt niet tegen overbelasting en kortsluiting Onderbrekingsvermogen bezitten van 22kA S Testknop dient maandelijks getest te worden Bijkomende differentieels dienen geplaatst te worden voor de badkamer (30mA) en 100mA voor stroombanen van verwarmingsweerstanden Indien de aardweerstand gelegen is tussen de 30 en 100 Ohm dienen er bijkomende differentieels geplaatst te worden: 1 voor alle verlichtingskringen (30mA) en n per 16 stopcontacten (30mA), n differentieel van 100mA voor diepvries,koelkast en kookfornuis.

Types volgens IEC 60755 in functie van netwerktype Type AC Waarborgt uitschakeling van sinusodale wisselstromen. Zuivere AC of

10

Type A Waarborgt uitschakeling van sinusodale wisselstromen of gelijkgerichte stromen waarvan de DC-component lager blijft dan 6 mA gedurende een tijdsinterval van minstens 150 t.o.v. de toegewezen frequentie pulsvormige gelijkstroomcomponenten. Mixt of AC + pulserende DC of

Type B Waarborgt uitschakeling van sinusodale wisselstromen, identiek aan klasse A, maar ook stromen die afkomstig zijn van gelijkrichters. Zuivere DC + AC + mixt of + +

5
5.1
-

Leidingen (AREI art. 117 - 9.02 - 5 - 7 - 202 - 214)


Eigenschappen / kenmerken
De doorsnede van de leidingen moet steeds ifv het voorziene vermogen gekozen worden Soepele geleiders moeten voorzien worden van een kabelhuls Soepele geleiders mogen niet gebruikt worden voor vaste installaties. Leidingen moeten op voldoende afstand verwijderd zijn van water en gasleiding Leidingen worden gekenmerkt door de Belgische of Cenelec-code We hebben enkele en dubbel gesoleerde leidingen Leidingen moeten volgens de regels van goed vakmanschap bevestigd worden Dienen steeds horizontale of verticale trajecten te volgen

5.2

Minimumdoorsnede (AREI art. 198)


GEBRUIK Verlichting Stopcontacten Gemengde stroombanen Stroombanen voor sturing ** Kookfornuis, oven, wasmachine 3 fasig * Kookfornuis,oven,wasmachine 1 fasig * MIN DOORSNEDE 1.5 mm 2.5 mm 2.5 mm 0.5 mm 4 mm 6 mm

*Uitgezonderd (kleinere doorsnede toegelaten): niet-ingebouwde leiding voeding via buis 1 duim of reservebuis die voorzien wordt voor de voeding naar dezelfde locatie. **Beveiliging:automaat In=4A of zekering In = 2A

11

Definieer leidingen in dit geval. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen GELEIDERS en kabels (AREI art. 142).

5.3

Plaatsingswijze van kabels niet beschermd door een buis (AREI art. 214)

PLAATSINGSWIJZE In plastic of metalen buis In niet- metalen en niet brandbare holle plinten (208-209) In de lucht In de muur verzonken zonder buis

VOB/VOBs/ VOBst ja ja neen neen

VVB (XVB) ja Ja Ja ja

VFVB (XFVB) ja ja ja ja

VGVB Ja ja Ja neen

12

5.4

Enkele symbolen (AREI art. 269)

Symbool Leiding Algemeen symbool Ondergrondse leiding Luchtleiding Leiding in een buis Voorbeeld van een bundel van zes buizen Leiding in een wand Leiding op een wand Leiding geplaatst in een buis in een wand Twee leidingen n leidingen Leiding met 3 geleiders Leiding met n geleiders

5.5
-

Kleurencodes (AREI art. 199)


Blauw Geel-groen Geel Groen Nulgeleider Aarding VERBODEN VERBODEN

Indien er geen nulgeleider is, mag de blauwe geleider als fasegeleider gebruikt worden.

13

6
6.1
-

Stopcontacten (art. 86)


Eigenschappen / kenmerken
Het aantal enkelvoudige of meervoudige stopcontacten is beperkt tot 8. Bepaalde stroombanen mogen zowel contactdozen als verlichtingstoestellen voeden. De voorschriften van toepassing op deze stroombanen zijn deze betreffende de voedingsstroombanen van contactdozen waarbij elk verlichtingstoestel gelijkgesteld wordt met een contactdoos. Alle stopcontacten dienen voorzien te worden met een pin aarding. Stopcontacten dienen voorzien te zijn van kinderveiligheid of equivalent. Stopcontacten dienen geplaatst te worden op min 15 cm boven de vloer, voor vochtige ruimten wordt dit min 25cm, behalve indien ze ingebouwd zijn in de daarvoor bestemde plinten. De min sectie van de aders is 2.5mm. Stopcontacten met randaarde zijn toegestaan indien ze in vaste toestellen zijn voorzien door de fabrikant. Stopcontacten voor ZLVS mogen geen aarding hebben. Stopcontacten met een min stroomsterkte 32 A moeten voorzien zijn van een mechanische of elektrische vergrendeling.

6.2
-

Kleuren indien CEE


Paars: Blauw: Rood: 24 V 230 V 3x400V+N

6.3

Enkele symbolen (AERI art. 269)

Symbolen Contactdoos algemeen symbool Meervoudige contactdoos (voor die stopcontactdoos)

Half-waterdichte, waterdichte of hermetische contactdoos Contactdoos met contact voor beschermingsgeleider

14

Symbolen Contactdoos met kinderveiligheid Contactdoos met contact voor beschermingsgeleider en met kinderveiligheid Contactdoos met 2-polige schakelaar Contactdoos met 2-polige vergrendelingsschakelaar Contactdoos met beschermingstransformator (bv. stopcontact voor scheerapparaat)

7
-

Schakelaars (AREI Art. 250)


Onderbreking: In huishoudelijke lokalen zijn enkelpolige schakelaars toegelaten voor zover dat de nominale stroom van 16A niet wordt overschreden. Indien de nominale stroom 16 A overschrijdt, dient men dubbelpolig te onderbreken.

7.1

Enkele schakelaars en hun symbolen (AREI art. 269)

Symbolen Schakelaar algemeen symbool Schakelaar met verklikkerlamp. De lamp brandt altijd in dienst en dient om de schakelaar in het duister terug te vinden.
t

Eenpolige schakelaar met vertraagde opening Tweepolige schakelaar Driepolige schakelaar Eenpolige omschakelaar (dubbele aansteking: om 2 stroombanen afzonderlijk te sluiten of te openen op n enkele plaats) Eenpolige wisselschakelaar (dubbele richting: om een stroombaan te sluiten of te openen op 2 plaatsen)

15

Symbolen Tweepolige wisselschakelaar (dubbele richting)

Kruisschakelaar (maakt het mogelijk een stroombaan te sluiten of te openen op een willekeurig aantal plaatsen in combinatie met 2 wisselschakelaars op de 2 uiteinden) Dimmer Enkelpolige trekschakelaar Enkelpolige schakelaar met signalisatielamp. De lamp brandt als het toestel, dat door deze schakelaar bediend wordt werkt. Drukknop Drukknop met verklikkerlamp. om de drukknop in het duister terug te vinden Drukknop met afgeschermde toegang (te breken ruit)

Minuterie Schakelklok Impulsschakelaar Thermostaat Rondecontrole of elektrische slotvergrendeling.

Beveiliging door automaten en zekeringen (AREI art. 118.01 118.02)


Een automaat of zekering is de zwakste schakel in de keten en heeft tot doel, bij kortsluiting of overbelasting de installatie te onderbreken en te beveiligen tegen beschadiging of brand. Eigenschappen: Een AUTOMAAT: 1. Kan meerdere malen terug opgeschakeld worden 2. Beveiligd tegen overbelasting en kortsluiting

16

3. Min afschakelvermogen dient 3000A te zijn 4. Dient van energiebeperkingsklasse 3 te zijn 5. Uitschakelcurve B en C zijn toegelaten. 6. Een CE-markering is een must. Een ZEKERING: Dient vervangen te worden bij een overbelasting of kortsluiting Onderstaande tabel geeft de max waarden aan die gelden bij de beveiligingen: MAXIMALE STROOM VAN EEN ZEKERING /AUTOMAAT IFV LEIDINGEN Doorsnede in mm 1.5 2.5 4 6 10 16 25 35 Nominale stroom van de automaat 16A 20A 25A 32A/40A 63A 80A 100A 125A KLEURENCODES KALIBREERELEMENTEN ZEKERING 10A 16A 20A 32A 50A AUTOMAAT 16A 20A 25A 40A 63A
3000 3

ORANJE GRIJS BLAUW BRUIN GROEN

9
-

De Badkamer (AREI art. 86.10)


Kenmerken

Vochtige ruimte. Mogelijkheid tot onderdompeling van het lichaam. Lichaamstoestand BB3. Verdeelt in volumes. Enkelpolige onderbreking toegelaten.

17

Bijkomende equipotentiale verbinding is te voorzien. Bijkomende equipotentiale verbinding uitsluitend voorzien bij radiatoren met metalen toevoerbuis. De elektrische leidingen van het de klasse II zijn of equivalent. Indien er verwarmingsweerstanden aanwezig zijn dient de bewapening verbonden te zijn op de PE-installatie.
Volumes: Volume 0: inwendige van de badkuip Volume 1: volume begrensd door de badrand met een hoogte van 2.25m. Volume 1 bis:het volume onder de badkuip Volume 2:het volume buiten volume 1 vertikaal begrensd tot 60cm buiten volume 1 en horizontaal tot op 2.25m Volume 3:het volume buiten volume 2, vertikaal begrensd tot 2.4m gemeten vanaf het volume 2 en tot op een hoogte van 2.25m

Volumes schematisch a) Badkuip b) Badkuip met vaste wand

c) Stortbadkuip

d) Stortbadkuip, met vaste wand

18

e) Stortbad, zonder kuip

f) Stortbad zonder kuip, met vaste wand

(1) Sproeikop

(1) Sproeikop

g) Volume 2 strekt zich uit tot buiten de badkamer Deur begrenst het volume 2

h) Volume 2 strekt zich uit tot buiten de badkamer Deur begrenst het volume 2 niet

i) Volume 3 begrenst zich tot het binnengedeelte van de badkamer

19

Toegelaten elektrisch materieel in de verschillende volumes Volume 0 Toegelaten materieel Enkel materiaal dat redelijkerwijs nodig is Voeding ZLVS 12 V AC Voeding ZLVS 6 V AC Waterverwarmer Voeding ZLVS 12 V AC Voeding ZLVS 6 V AC Installatie hydromassage met voedingspunt Waterverwarmer voor vaste opstelling Verlichting (plaatsing min. 1,6 m hoogte) Vast opgestelde verwarming en ventilatoren (klasse II) Contactdoos via trafo (max. 100 W) Contactdoos gevoed via differentieelstroominrichting (gevoeligheid 10 mA) Voeding ZLVS 12 V AC Divers elektrisch materieel Voeding ZLVS 12 V AC Bescherming / IPX7 IPXX IPX4 IPX4 IPXX IPX4 IPX4 IPX4 IPX4 IPXX IPXX IPXX IPX1 IPXX

1bis 2

ZLVS: IPX7: IPX4: IPX1:

zeer lage veiligheidsspanning beschermd tegen een wateronderdompeling van korte duur (diepte 1 meter) spatwaterdicht materieel druipwaterdicht materieel

10

Zeer lage veiligheidsspanning (AREI art. 25 - 27)


Zeer lage veiligheidsspanning wordt toegepast om ons extra te beschermen tegen elektrocutie. Verder wordt deze spanning toegepast bij sfeer- en designverlichting. Doch dienen we rekening te houden met enkele factoren zoals vermogen en afstand. In onderstaande tabel kan u het vermogen van de verlichting,de desbetreffende beveiliging en lengte vergelijken dewelke met elkaar in overeenstemming zijn. Indien 12 V - Spanningsval bij ZLS
Nominale stroom (A) 1.7 3 5 6.7 8.3 Max nom stroom beveiliging 2 5 6.3 10 10 Lengte 2.5m (mm) 1.5 1.5 1.5 1.5 2.5 Lengte 5m (mm) 1.5 1.5 2.5 4 4 Lengte 7.5m (mm) 1.5 2.5 4 6 6 Lengte 10m (mm) 1.5 4 6 6 10 Lengte 15m (mm) 2.5 6 10 10 16

Vermogen lamp (W) 20 40 60 80 100

20

Vermogen lamp (W) 120 140 160 180 200

Nominale stroom (A) 10 11.7 13.3 15 16.7

Max nom stroom beveiliging 12 12 16 16 20

Lengte 2.5m (mm) 2.5 4 4 4 4

Lengte 5m (mm) 6 6 6 10 10

Lengte 7.5m (mm) 6 10 10 10 10

Lengte 10m (mm) 10 16 16 16 16

Lengte 15m (mm) 16 16 -

11

Transformatoren (AREI art. 5 - 7)


Voor het bekomen van deze ZLVS-spanning worden meestal transformatoren gebruikt. Dit zijn toestellen die vervaardigd zijn om een hogere spanning te verkleinen naar een lagere of omgekeerd. Hierin onderscheiden we verschillende soorten. We dienen er ons steeds van te vergewissen dat we de juiste transformator toepassen,alsook de plaatsing hiervan. Zorg er steeds voor dat de transformator voldoende kan afkoelen en verluchting heeft. Plaats hem niet naast een warmtebron of lamp. In onderstaande tabel kan u bekijken welke symbolen in overeenstemming zijn met de plaatsing Geschikt voor montage op normaal brandbaar materiaal Geschikt voor montage op makkelijk brandbaar materiaal Mag in meubilair ingebouwd worden Mag in meubilair ingebouwd, maar is van hogere veiligheid
F

Enkele symbolen: Spaar- of autotransformator Scheidingstransformator Beschermingstransformator

21

Open veiligheidstransformator

Gesloten veiligheidstransformator

Kortsluitvaste transformator

Niet kortsluitvaste transformator

12

Controles (AREI art. 270 - 271 - 276 - 277)


We onderscheiden verschillende controles die dienen uitgevoerd te worden op uw elektrische installatie. 1. Een indienststellingsonderzoek (conformiteitsonderzoek) Deze controle vindt plaats voor de eerste indienstname of bij elke belangrijke wijziging 2. 3. Een controlebezoek (periodiek) Deze controle vindt plaats telkens na 25 jaar na het indienststellingsonderzoek Controlebezoek bij overdracht van eigendom Deze controle vindt plaats voor elke verkoop van een oude woning die gebouwd is voor 1981

22

13

Uitzonderingen (AREI art. 278)


Oude woningen Indien u eigenaar bent van een woning gebouwd voor 1981 en u wil na enkele jaren een verzwaring, dan dient u uw woning te laten inspecteren, zowel het oude als nieuwe gedeelte. Nu daar er vr de wetgeving van het AREI (81) nog andere regels van toepassing waren, gaan we deze niet negeren en een aantal punten toch toelaten om een verzwaring te verkrijgen. Enkele uitzonderingen kan u terugvinden in onderstaande tabel (AREI art. 278). Differentieel dient niet verzegelbaar te zijn Geel/groene geleider als actieve geleider Equipotentiaalgeleider e.a. aardgeleiders niet in de geel/groene combinatiekleur Actieve geleiders in de gele of groene kleur Materiaal dat nog voldoet aan de regels van goed vakmanschap Differentieelschakelaars van het type AC en differentieels met een nominale stroomsterkte < 40 A mits aansluiting < 40A Niet elektrische leidingen (gas,cv ,water ed) die geen 3cm verwijderd zijn van elektrische leidingen Geen g bijkomende differentieelschakelaars verplicht voor wasmachine,droogkast en afwasmachine Enkelpolige schakelaar in de badkamer Geen g bijkomende differentieelschakelaars verplicht voor badkamer doch dienen de stopcontacten op min 1 m van de badrand geplaatst te worden En verlichtingskring Stopcontacten geplaatst op minder dan 15 cm van de vloer in droge lokalen Bestaande leidingen in wasruimte,badkamer Verzonken vloerverwarming in was-badkamer Geen bijkomende equipotentiale verbinding onder bad Geen aardpen voorzien aan de stopcontacten Meer dan 8 enkelvoudige/meervoudige stopcontacten per kring Aardpen van een stopcontact dat niet verbonden is met de aarding Stopcontacten zonder kinderveiligheid Plaatsing van beschermingsgeleider buiten de leiding, indien het niet mogelijk is het in de bestaande leidingen te plaatsen 23 In orde Niet in orde In orde In orde In orde In orde In orde In orde In orde In orde

In orde In orde In orde In orde In orde In orde In orde Niet in orde In orde In orde

Toestellen van klasse I aansluiten op stopcontacten zonder aarding Smeltveiligheden met schroefbasis,type D met kalibreerringen,pensmeltveiligheden en kleine automatische schakelaars voorzien van een kalibreerelement Elektrische leidingen met een doorsnede van 1 mm en beveiligd door een zekering van 6A of automaat van 10 A en voorzien van een pictogram (*) (*) Pictogram 6A zek en 10A aut

Niet in orde In orde

In orde

14

Netbeheerdervoorschriften
Niettegenstaande dat de sectie van de geleider moet overeenstemmen met de beveiliging, kunnen netbeheerders strengere eisen stellen. Zo dient de min sectie van de voedingskabel min 10mm te zijn. Deze kabel mag niet voorzien zijn van een aardgeleider. In sommige delen van ons land kan men een bijkomende aarding < 30 Ohm eisen voor het aarden van de Nulgeleider van de maatschappij. Deze eisen kan u best navragen bij de installatie van uw elektrische installatie.

15

Elektrisch dossier (AERI art. 269)


Elke nieuwe installatie of na elke belangrijke wijziging dient de elektrische installatie gecontroleerd worden door een erkend controleorganisme. Hier dienen zowel het ndraadschema (*) als het situatieschema (**) aanwezig te zijn. Deze documenten dienen door de eigenaar,installateur en de inspecteur ondertekend te worden. Verder dienen op deze plannen de datum , adres van onderzoek en btw nummer of ID vermeld te staan. Deze documenten dienen in drievoud aanwezig te zijn tijdens de keuring. Een van deze copies zijn voor de huurder,de eigenaar en de inspecteur van het erkend organisme. Deze documenten worden in dat organisme 5 jaar bewaard. Na de goedkeuring wordt er een proces-verbaal opgesteld dat zegt dat de installatie conform werd verklaard volgens het AREI.

24

(*) Endraadschema Dit is een schema dat de gebruikte componenten weergeeft in de installatie. Deze componenten dienen genummerd te worden zodat deze kunnen vergeleken worden met het situatieschema. Vb ndraadschema

25

(**) Situatieschema Dit is een grondplan waar alle lichtpunten,stopcontacten en toestellen worden op weergegeven zoals ze in de realiteit geplaatst werden. Dit moet overeenstemmen met de componenten die vermeld staan op het ndraadschema. Vb situatieschema:

26

16

Werfaansluitingen (AREI art. 86)


Het betreft elektrische borden die gedurende een bepaalde periode geplaatst worden op bouwwerven voor de voorziening van elektriciteit. Men voedt bv. werfketen, boormachine, slijpmolen, ed. Ook deze kasten dienen aan bepaalde eisen te voldoen, hieronder vindt u deze. Pictogram levensgevaar op de toegangsdeur Moet uit onbrandbaar materiaal vervaardigd zijn Moet geschikt zijn voor buitenopstelling (IP44) Dienen van klasse II te zijn (dubbel gesoleerd) Een differentieelschakelaar met een gevoeligheid van max 300mA 40A aan kop van de installatie is te voorzien De stopcontacten dienen door de geschikte beveiliging beschermd te worden Het bord dient steeds op slot te zijn Het bord moet stabiel opgesteld worden Alle onder spanning staande delen dienen afgeschermd te worden (IPXXB of beter) Aarding (pen of lus) is verplicht en de verspreidingsweerstand dient 30 te zijn (zie verder art. 86) kWh-meter dient in deze klasse II kast geplaatst kunnen worden

17

Andere Controles Voor al uw andere controles kan u terecht op onze website www.electro-test.be achteraan vindt al een greep uit ons aanbod.

Aarzel niet om ons te contacteren, onze inspecteurs staan steeds tot uwer beschikking Want op veiligheid staat geen prijs Het Electro-Test Team

27

Electro Test
Controles Elektriciteit Relaistesten Gas Thermografie Water Alarm Hefwerktuigen Liften Beveiligingsonderneming Wapenkamers Medische ruimten Rusthuizen Machines Controles Assuralia Branddetectie installaties Ladders Arbeidsmiddelen Speeltuigen Opleidingen BA4, BA 5 Netsystemen Zoneringen Medische ruimten ATEX Gas o Habilitatie bijscholing Heftruckbestuurder Hoogwerker VCA

Diensten Veiligheidscordinatie Energieverslaggeving (EPB) Energieprestatiecertificaat (EPC) Expertises o Elektriciteit o Gas

You might also like