Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 15

Ken je kwaliteiten!

colofon
CPS onderwijsontwikkeling en advies, januari 2007 Auteurs: Mandy Evers, Els Loman, Willi Soepboer - CPS, Amersfoort Illustraties: Digitale Klerken, Utrecht Vormgeving: Digitale Klerken, Utrecht Productie spel: Drukwerk handleiding: ISBN: 978 90 6508 569 6 CPS-bestelnummer: 32234 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Inhoudsopgave
1. Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 2. Kwaliteiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 2.1 Wat zijn kwaliteiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 2.2 Waarom jongerenkwaliteiten? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 2.3 Jongerenkwaliteitenkaartjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 3. Jongerenkwaliteiten in de praktijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 3.1 Gebruiksmogelijkheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2 Algemene gespreksopbouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.3 Individueel gesprek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.4 Gesprek in een groepje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.5 Met de hele klas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 12 13 15 16

4. Aandachtspunten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 4.1 Sfeer en klimaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 4.2 Houding van de docent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 4.3 Vragen stellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 Geraadpleegde literatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 Bijlage: lijst met jongerenkwaliteiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22

CPS onderwijsontwikkeling en advies Postbus 1592 3800 BN Amersfoort Tel. (033) 453 43 44 Fax. (033) 453 43 53 E-mail: Info@cps.nl www.cps.nl

Inleiding
Is je eigenlijk wel bekend Wie en wat en hoe je bent?

En wat heb je in je mars, Of interesseert je dat geen snars? Hoe maak je nu de goeie keus Uit al die dingen voor je neus Als je niet weet van hoe en wat Doe je nu dit of doe je dat, t blijft steeds maar vallen op je gat Want al het mooie in t verschiet, Daarvan weet je immers niet, Als je niet weet van deze drie: Hoe en wat en wie
Uit: tao van poeh Vertaling: Hilde Bervoets

Het Jongerenkwaliteitenspel heeft de sfeer in mijn klas verbeterd. Ik heb bewust twee jongens uitgekozen met wie ik in de klas nog wel eens moeite heb. Ik heb een half uur in een groep van vier leerlingen met hen gesproken over hun kwaliteiten. Ik merkte daarna echt een verandering in het contact: ze zijn een stuk opener naar mij toe. Er gaat veel om in de hoofden van jongeren. Ze zijn bezig met hun zelfbeeld, voelen zich vaak onzeker, maken zich druk over hoe anderen hen zien. En van de uitdagingen van de docent is onder andere het begeleiden van leerlingen bij hun sociaal- emotionele en persoonlijke ontwikkeling. Het gesprek is hierbij een belangrijk middel. Uit interviews met leerlingen blijkt dat zij een goed contact met docenten heel belangrijk vinden voor hun welzijn op school. Zij vinden het van belang dat docenten benaderbaar zijn, af en toe een praatje maken, je kennen en weten wie je bent. Als docent wil je graag weten wat je leerlingen bezighoudt. Die openheid is ook voor de leerling en voor hun medeleerlingen belangrijk. Maar het is juist voor leerlingen in de tienerleeftijd moeilijk om open te zijn over wat in ze omgaat. Ken je Kwaliteiten biedt de mogelijkheid om op speelse wijze te praten over kwaliteiten van jongeren. De jongerenkwaliteitenkaartjes die bij deze handleiding horen, zijn ontwikkeld vanuit Zin in leren, een CPS- thema voor het onderwijs. Zin in leren staat voor een pedagogische visie op onderwijs waarbij actieve betrokkenheid van leerlingen bij hun eigen leerproces en verantwoordelijkheid voor hun eigen leerprestaties centraal staan. Een goede relatie tussen de docent/mentor en de leerling en een leeromgeving die leerlingen uitdaagt tot leren zijn hierbij van groot belang. In contact met mensen en met de leeromgeving doen leerlingen ervaringen op waarmee zij hun kwaliteiten leren kennen. Deze ervaringen blijven echter vaak impliciet. De jongerenkwaliteitenkaartjes kunnen leerlingen helpen meer inzicht te geven in hun eigen kwaliteiten. De kaartjes zijn een middel om met leerlingen in gesprek te komen over zichzelf en hun kwaliteiten. Werken met de kaartjes draagt zo bij aan de sociaal-emotionele ontwikkeling (het EQ) van leerlingen.

Met behulp van de jongerenkwaliteitenkaartjes kunt u op een plezierige manier met leerlingen in gesprek komen over hun kwaliteiten. Leerlingen kunnen op meerdere manieren met de kaartjes werken. De kaartjes kunnen op verschillende momenten en met verschillende doelen ingezet worden in de dagelijkse onderwijspraktijk. De jongerenkwaliteitenkaartjes zijn vooral geschikt voor leerlingen in het voortgezet onderwijs. Uit ervaring weten we echter dat ook leerlingen in het primair onderwijs en volwassenen aangesproken worden door de kaartjes.* Dit boekje bevat achtergrondinformatie en praktische aanknopingspunten om met de kaartjes te werken. Achtereenvolgens kunt u iets lezen over wat kwaliteiten zijn en over het belang van werken met jongerenkwaliteiten, de gebruiksmogelijkheden van de kaartjes en aandachtspunten bij het gebruik. Wij danken onze collega Aat van der Harst voor zijn waardevolle suggesties bij de totstandkoming van deze handleiding. Daarnaast danken we Jisk Vellenga voor het meepraten over de kwaliteiten.

* Bij CPS is ook een versie voor kinderen vanaf groep 4 van het basisonderwijs verkrijgbaar: het Kinderkwaliteitenspel.

Kwaliteiten
2.1 Wat zijn kwaliteiten?
Kwaliteiten zijn eigenschappen die tot de kern van een persoon behoren. Kwaliteiten kleuren een mens: het is de specifieke sterke opvallende kant van iemand. Als we aan een persoon denken dan valt die kwaliteit vooral op. Voorbeelden zijn daadkracht, zorgzaamheid en enthousiasme. Het leren herkennen van kwaliteiten is nuttig om tot zelfkennis te komen. Inzicht in de eigen kwaliteiten kan verhelderend werken voor een persoon. Mensen die hun eigen kwaliteiten kennen, zijn inspirerend voor zichzelf en de omgeving waarin ze werken.

2.2 Waarom Jongerenkwaliteiten?


Jonge kinderen laten in hun doen en laten hun eigen kwaliteiten onverbloemd zien. Misschien is het wel zo dat kinderen nog heel vanzelf samenvallen met de kwaliteiten die ze in zich hebben. Maar als we nadenken en schrijven over kinderen en jongeren zijn we niet zo geneigd om dit te doen in kwaliteitstermen. Maar waarom zouden we het niet doen? In het dagelijks leven praten we er immers wel over. Ouders zeggen bijvoorbeeld tegen elkaar over hun kind: hij is zo onbevangen, zo open, zo lief, zo kwetsbaar, zo stoer, zo. Allemaal kwaliteiten die we heel gewoon vinden bij jonge mensen: zo zijn kinderen en jongeren.

Positief zelfbeeld

Al in de jaren 80 wijst de Amerikaanse pedagoog Thomas Gordon op het belang van een opvoeding waarin kinderen een positief zelfbeeld ontwikkelen. Kinderen die een positief zelfbeeld hebben, zijn beter in staat relaties met andere kinderen op te bouwen en te onderhouden. Ze hebben meer zelfvertrouwen dan kinderen met een negatief zelfbeeld. Zelfvertrouwen, vertrouwen hebben in je eigen mogelijkheden, is een belangrijke basis voorwaarde voor leren.

In de praktijk van onderwijs en opvoeding wordt, vaak onbewust, regelmatig de nadruk gelegd op wat kinderen en jongeren niet goed doen. In de school wijzen docenten de leerlingen eerder op de fouten in het werkschrift dan op de goede antwoorden. Als leerlingen door de gangen rennen, krijgen ze een standje. Thuis wordt een jongere naar zijn kamer gestuurd na een ruzie met haar broer maar broer en zus krijgen niet altijd een compliment als ze gezellig samen optrekken. Voor het ontwikkelen van een positief zelfbeeld is het belangrijk dat er binnen de school aandacht is voor positieve benadering van leerlingen. Voor het creren van momenten waarin jonge mensen worden bevestigd in wat ze goed kunnen, in wat hun kwaliteiten zijn. Op deze manier kan hun zelfvertrouwen en daarmee hun positieve zelfbeeld worden versterkt.

2.3 Jongerenkwaliteitenkaartjes
De kaartjes bieden een praktische werkwijze waarmee u als docent/mentor op een eenvoudige en niet gekunstelde wijze met leerlingen kunt bouwen aan zelfbeeld, zelfbewustzijn en empathie. De leerlingen hebben een actieve bijdrage binnen deze methodiek. Zij benoemen hun eigen kwaliteiten en spreken erover. Deze actieve betrokkenheid is gerelateerd aan de visie van CPS: we zien leerlingen als eigenaar van hun eigen leerproces. Om erachter te komen wat een leerling vindt en denkt, moet je erover praten. De kaartjes zijn een middel om met leerlingen in gesprek te raken over henzelf. Zo mogelijk kan het gesprek daarna ook gaan over de inzet van deze kwaliteit in de klas of zelfs in de school. Het is overigens uitdrukkelijk niet de bedoeling dat leerlingen door het werken met de jongerenkwaliteitenkaarten een label krijgen of in een hokje geplaatst worden: leerlingen zijn altijd meer dan de kwaliteit die op het kaartje staat.

Jongeren kunnen een positieve kijk op zichzelf ontwikkelen als ze positief benaderd worden door anderen. Daarnaast is het heel waardevol om je eigen kwaliteiten te (her)kennen. Door met jongeren over hun goede eigenschappen, hun kwaliteiten, te praten, krijgen zij inzicht in zichzelf. Het benoemen van de eigen kwaliteiten kan jongeren bevestigen in wie ze zijn, in wat ze de moeite waard maakt. Het leren kennen en herkenen van je eigen kwaliteiten draagt bij aan zelfbewustzijn. Zelfbewustzijn is weer de basis voor empathie: je kunnen inleven in anderen. Hoe beter je weet wat jezelf bezighoudt en waar je zelf naar streeft, hoe meer ruimte er is voor de gevoelens, behoeften en zorgen van de ander. Door te werken met de Jongerenkwaliteitenkaartjes leren jongeren ook oog te krijgen voor kwaliteiten van anderen. Dit is een belangrijke sociale vaardigheid die leidt tot erkenning en acceptatie van de ander.

Zelfbewustzijn en empathie

We horen van docenten dat ze het best moeilijk vinden om met leerlingen over hun kwaliteiten in gesprek te gaan. Deze aarzeling heeft vaak te maken met het softe karakter; ze vinden het overdreven of zweverig om over kwaliteiten te praten. Onze ervaring is echter dat er over kwaliteiten gesproken kan worden op een heldere, open manier, en dat ieder het op zijn haar eigen wijze kan inpassen in de eigen onderwijspraktijk. Overigens is het ook onze ervaring dat volwassenen meer schroom hebben om kwaliteiten te benoemen, terwijl kinderen en jongeren dit veel gewoner vinden. Een aantal docenten heeft de kaartjes in hun eigen praktijk getest. We geven u enkele reacties: - De leerlingen waren heel enthousiast. Ze waren erg open over hoe ze over dingen dachten. Vaak verrasten ze mij met hun antwoorden. - Het werken met de kaartjes creert een prettige, open sfeer. Het zorgt ervoor dat leerlingen meer over zichzelf en anderen gaan nadenken en elkaar anders gaan bekijken.

Lastig?

Jongerenkwaliteiten in de praktijk

3.1 Gebruiksmogelijkheden
Het werken met jongerenkwaliteitenkaartjes is een middel om een doel te bereiken. Het inzetten van de kaartjes kan op alle mogelijke momenten en met verschillende doelen. We noemen er een aantal: - In de begeleiding van individuele leerlingen zijn de kaartjes een middel om met een leerling in gesprek te komen. - Wellicht wilt u met uw leerlingen eens in de zoveel tijd een persoonlijk evaluatiemoment inlassen. - Misschien wilt u de kaartjes gebruiken om de gesprekken tussen leerlingen onderling te stimuleren. - Het Jongerenkwaliteitenspel kan ook een middel zijn om een groepsgesprek op gang te brengen om op die manier de sfeer in een klas te verbeteren. - De kaarten zijn ook zeer geschikt om te gebruiken bij kennismaking of groepsvorming. Naast deze losse toepassingsmogelijkheden zien wij mogelijkheden om deze methodiek te verbinden aan een breder thema of een bredere ontwikkeling binnen de school, zoals het werken aan een goed pedagogisch klimaat of de sociaal- emotionele ontwikkeling van leerlingen. Ook samenwerkend leren of het leren met portfolios kunnen ondersteund worden met het werken met de kwaliteitenkaarten. Wellicht kunt u in uw eigen praktijk vele manieren bedenken om de kaartjes in te zetten. In dit hoofdstuk schetsen we een aantal mogelijke werkwijzen.

13

Als eerste schetsen we een algemene opbouw voor een gesprek. Vervolgens geven we achtereenvolgens aanwijzingen voor een individueel gesprek en een gesprek in een klein groepje. Daarnaast beschrijven we een werkwijze voor het werken met een hele klas.

Wanneer u ervoor kiest om niet in gesprek te gaan met de leerlingen, maar om de leerlingen schriftelijk vragen te laten beantwoorden, geldt eigenlijk dezelfde opbouw. Ook dan is het van belang de opdracht goed te introduceren en af te ronden.

3.2 Algemene gespreksopbouw


Welke reden u ook heeft om met de kaartjes te gaan werken, n ding is in ieder geval van belang: bedenk steeds vooraf wat het doel is van de activiteit (waarom doe ik dit op dit moment met deze leerling/leerlingen?). Een gesprek over jongerenkwaliteiten kan niet voorgeprogrammeerd worden. Toch is het belangrijk om het gesprek op te bouwen uit een aantal onderdelen. Met name de introductie en de afronding zijn belangrijk. - Introductie van het gesprek U vertelt waarom u dit gesprek wilt voeren, wat het doel is van het gesprek. Ook vertelt u hoe lang het gesprek ongeveer zal duren. - Introductie van de kaartjes U laat de kaartjes zien en legt uit waar ze voor bedoeld zijn. - Spelregels van een gesprek De spelregels kunnen samen met de leerlingen gemaakt worden, ook in een n-op-n- gesprek. U legt expliciet uit dat het gaat om wat de leerlingen vinden en denken, en dat u als docent/mentor de antwoorden ook niet altijd weet.

3.3 Individueel gesprek


Als u een individueel gesprek wilt voeren met een leerling, geldt in ieder geval de algemene gespreksopbouw. Aanvullend daarop kunt u als volgt te werk gaan: - Leg de kaartjes omgekeerd op tafel - Laat de leerling een kaartje trekken - - Vraag aan de leerling: - Wat zou deze kwaliteit betekenen? - Herken je deze kwaliteit bij jezelf? - Heb of kan jij dat? Vraag dan door op de antwoorden die de leerling geeft, bijvoorbeeld met de volgende vragen: - - - - - - - Wat vind je van deze kwaliteit? Wanneer ben of heb jij deze kwaliteit? Ken je andere leerlingen die deze kwaliteit ook hebben? Hoe kunnen we deze kwaliteit van jou in de klas of op school zien? Hoe kunnen we deze kwaliteit van jou buiten de school zien (thuis, onder vrienden, in je bijbaantje)? Wat heb je nodig om deze kwaliteit (meer) te kunnen laten zien? Stel je bent of hebt heel veel van deze kwaliteit: wat betekent dit voor jezelf en voor je leraren, voor je klasgenoten?

- Het gesprek Voorbeelden voor een opbouw van dit deel worden in de volgende paragrafen gegeven. - De afronding U rondt het gesprek af. U vraagt wat de leerlingen van het gesprek vonden. Wellicht zijn er afspraken te maken, of wil een leerling nog iets kwijt.

14

15

- Als een leerling zich niet aangesproken voelt door een kaartje, kan dit feit alleen al een aanknopingspunt zijn voor een gesprekje. U kunt dan bijvoorbeeld vragen stellen als: - Kun je vertellen waarom je denkt dat je deze kwaliteit niet hebt? - Zou je anders zijn als je deze kwaliteit wel had? Hoe dan? - Zou je deze kwaliteit willen hebben? Waarom wel/niet? - Geef een leerling altijd de mogelijkheid een ander kaartje te nemen. - Bespreek een aantal kaartjes op deze manier. Enkele variaties: - Leg de kaartjes open op tafel en laat de leerling drie of vier kaartjes kiezen die het beste bij hem of haar passen. Voer aan de hand van bovenstaande vragen een gesprek over die kwaliteiten. - We gaan ervan uit dat iedereen in potentie alle kwaliteiten bezit. Laat de leerling een kwaliteit kiezen die hij in iemand anders ziet (bijvoorbeeld in zijn moeder, een vriend of een idool). Verken met de leerling waar hij of zij die kwaliteit zelf ook gebruikt of waar hij of zij hem meer zou willen inzetten.

Ook is het mogelijk om de leerlingen een kaartje te laten kiezen voor elkaar. Op deze manier kunnen ze elkaar feedback geven. De werkwijze van een groepsgesprek is vergelijkbaar met die van een individueel gesprek. Ook voor een groepsgesprek geldt de algemene gespreksopbouw. Daarnaast zijn er een aantal aanvullende aandachtspunten. Als u wilt dat de leerlingen ook met elkaar in gesprek gaan, kunt u er het beste voor zorgen dat u als docent/mentor niet het middelpunt van het gesprek bent. U bent aanwezig als begeleider, niet als leider. Vooraf nodigt u de leerlingen uit vragen aan elkaar te stellen. U kunt dat doen door op de juiste momenten vragen te stellen en vervolgens de leerlingen weer aan het woord te laten. Zo houdt u het gesprek gaande zonder zelf teveel aan het woord te zijn. Enkele variaties: - De leerlingen pakken om de beurt een kaartje. Als je aan de beurt bent, mag je het kaartje aan iemand anders geven (of aan jezelf) met een korte toelichting (waar en hoe zie jij die kwaliteit bij die persoon?). De ontvanger luistert en geeft geen commentaar. Het gaat hier erom inzicht te krijgen in welke kwaliteiten anderen in jou zien. - Maak tweetallen. Ieder tweetal kiest een kwaliteit. Op een groot vel papier maakt ieder tweetal een tekening over deze kwaliteit: hoe ziet deze kwaliteit eruit? Of: hoe ziet het eruit als iemand deze kwaliteit helemaal niet heeft? Na een kwartier presenteren de tweetallen hun tekening aan elkaar. - Alle leerlingen pakken een kaartje. Ze krijgen tien minuten de tijd om een verhaal of een gedicht te schrijven over de kwaliteit. Na tien minuten leest iedereen zijn of haar gedicht voor.

3.4 Gesprek in een groepje


Als er de mogelijkheid bestaat om met een klein groepje (4 tot 8 leerlingen) te werken, kan er een groepsgesprek plaatsvinden met de leerlingen over hun kwaliteiten. Leerlingen kunnen dan aan de hand van de kaartjes vertellen over hun eigen kwaliteiten.

16

3.5 Met de hele klas


De mentorles is vaak de meest aangewezen plek om met leerlingen te praten over persoonlijke onderwerpen, zo ook over leerlingen en hun kwaliteiten. Het is vaak moeilijk om met de hele klas een gesprek te voeren waar iedereen zijn aandacht bij kan houden. Zon gesprek leidt vaak tot een vraag-en-antwoord-spel tussen de docent/mentor en enkele individuele leerlingen. Toch is het mogelijk om met een hele klas met de jongerenkwaliteiten kaarten te werken. We geven een aantal suggesties: - Ga bij voorkeur met de hele klas in een kring zitten - Bespreek met de klas een aantal regels waar iedereen zich aan houdt tijdens het gesprek. Voorbeelden van regels: je hebt respect voor elkaar, je laat elkaar uitpraten, je mag passen. - Introduceer het thema: kwaliteiten. Bespreek met de leerlingen wat kwaliteiten zijn, dat iedereen kwaliteiten heeft, dat kwaliteiten in de ene situatie meer op de voorgrond treden dan in de andere situatie. Laat de leerlingen hierbij zelf zoveel mogelijk aan het woord. - Vervolgens zijn er verschillende mogelijkheden om met de kaarten te werken. De basis is de kring waar in het midden alle kaartjes liggen: - Alle leerlingen pakken een kaartje voor hun linker- buurman en komen weer terug in de kring. Vraag een leerling te beginnen: geef het kaartje en vertel er kort iets bij. De ontvanger luistert en geeft geen commentaar. Het gaat hier erom inzicht te krijgen in welke kwaliteiten anderen in jou zien.

- Maak groepjes van vier. Ieder groepje kiest een kwaliteit. De leerlingen bedenken gezamenlijk hoe ze deze kwaliteit gaan uitbeelden. Na een paar minuten komt iedereen in de kring. Ieder groepje laat zien wat ze bedacht heeft. - Maak groepjes van vier. Ieder groepje kiest een kwaliteit. De leerlingen maken op een grote flap een tekening over deze kwaliteit: hoe ziet deze kwaliteit eruit? Of: hoe ziet het eruit als iemand deze kwaliteit helemaal niet heeft? Na een kwartier presenteren de groepjes hun tekening aan elkaar. - Alle leerlingen pakken een kaartje. Op het bord staan een aantal vragen, zoals: - Waaraan denk je als je deze kwaliteit leest? - Vind je dat deze kwaliteit ook bij jou past? - Wanneer of in welke situatie komt deze kwaliteit naar voren? - Hoe kan de kwaliteit in de klas ingezet worden? De leerlingen beantwoorden deze vragen schriftelijk. Na een aantal minuten nodigt u enkele leerlingen uit om iets te vertellen. - Afscheid nemen van een leerling: alle leerlingen krijgen een leeg papiertje en pakken een kwaliteitenkaart die ze vinden passen bij de vertrekkende klasgenoot. Ze schrijven iets over die kwaliteit op het papiertje met een persoonlijke boodschap aan hun klasgenoot. Alle briefjes worden gebundeld in een boekje of op een groot vel papier geplakt voor de leerling.

18

19

Aandachtspunten
Iedere dag vinden er in de school gesprekken plaats tussen volwassenen en jongeren. Dat betekent dat docenten en leerlingen hier veel ervaring mee hebben. Toch denken we dat het nodig is een aantal voorwaarden op een rij te zetten die ervoor kunnen zorgen dat de gesprekken over jongerenkwaliteiten beter kunnen verlopen.

4.1 Sfeer en klimaat


Om met leerlingen over zoiets persoonlijks te spreken als hun kwaliteiten, is het van belang dat er een sfeer is waarin zij zich prettig voelen. Zeker wanneer u de kaartjes gebruikt om met een groep leerlingen in gesprek te gaan, is het van belang dat het klimaat goed is. Als docent/mentor kunt u het n en ander doen om in groepsgesprekken de sfeer veilig te maken en/of te houden. Een paar voorbeelden: - Stel de leerling op zijn gemak. Dat kan door expliciet het doel van het gesprek aan te geven en te vertellen wat er gaat gebeuren. Ook helpt het vaak om te benoemen dat dit een ander soort gesprek is dan anders. - Als u een groepsgesprek houdt, kunt u samen met de leerlingen bedenken welke regels er gelden in een groepsgesprek. Wanneer u de regels echt door de leerlingen zelf laat bedenken, zullen ze zich er makkelijker aan kunnen houden. Het gaat dan om regels als: - - - - - Je Je Je Je Je laat elkaar uitpraten lacht niemand uit kwetst niemand moedwillig valt niemand aan op wat hij of zij zegt vraagt het als iets je niet duidelijk is

21

- Mogelijk zijn er leerlingen in de klas die moeite hebben om in groepsverband te spreken. Die kunt u eventueel in een kleiner groepje aan het woord laten. - Een aantal scholen in Nederland werkt in navolging van scholen in Liverpool met Circle Time. Circle Time is een manier om met een groep leerlingen in een structuur aandacht te besteden aan persoonlijke, sociale en emotionele themas. De structuur is de kracht van Circle Time. Door steeds volgens dezelfde stappen te werken, biedt het afbakening en veiligheid. De basis van Circle Time is een gesloten kring. Daarnaast zijn er drie belangrijke regels: je bent positief naar iedereen, we gaan vertrouwelijk om met wat hier gezegd wordt, passen (overslaan) mag. Als laatste noemen we hier de rol van de docent: die is de leider van het gesprek en zorgt dat de regels worden nageleefd en de structuur intact blijft. De Circle Time-les bestaat altijd uit vijf stappen. - Game: een spelletje, luchtig, vrolijk, bedoeld om een groepsgevoel te krijgen, elkaar te ontmoeten (denk aan een energizer). - Warming up: stap om richting het thema te gaan: in deze ronde komt iedereen aan het woord. - Open Forum: het centrale deel van de Circle Time-les. Hierin bespreek je met de leerlingen het centrale thema. - Cooling Down: afronding van het open forum. De activiteit hoeft niet per se met het thema te maken te hebben. Engeland noemen ze het vieren: iets positiefs benoemen over elkaar of over het proces. - Game: de afsluiting van de les. Een luchtig spel om met een positief gevoel af te sluiten. Dit maakt de overgang naar een volgende les of activiteit makkelijker voor leerlingen.

4.2 Houding van de docent/mentor


Er is een aantal aandachtspunten om rekening mee te houden als u als docent/mentor in gesprek gaat met uw leerlingen over hun kwaliteiten. We noemen er een paar: - In een gesprek over kwaliteiten gaat het erom de leerling aan het woord te laten over wat hij of zij vindt en denkt. Dat maakt zon gesprek een ander soort gesprek dan een onderwijsleergesprek. De docent/mentor weet (in tegenstelling tot in een onderwijsleergesprek) het antwoord niet. Leerlingen zijn niet altijd gewend om in de school op deze manier met een volwassene te praten. Het helpt om het te benoemen: in dit gesprek gaat het om wat jij vindt. Ik weet de antwoorden niet.

- Als volwassenen zijn we geneigd sneller informatie te interpreteren. Het gevaar bestaat dat we daardoor gaan invullen voor leerlingen. Om dit te voorkomen is het belangrijk een open, nieuwsgierige houding aan te nemen, te luisteren en vragen te stellen. Op het stellen van vragen gaan we in de volgende paragraaf verder in. - Een belangrijk uitgangspunt bij het werken met de kwaliteitenkaartjes is het respect voor de inbreng van de leerling zelf. In een gesprek over de kwaliteiten van leerlingen heeft de leerling de regie. Leerlingen kiezen zelf een kaartje. Ook krijgen ze zelf als eerste de mogelijkheid te reageren op wat er op het kaartje staat.

22

23

4.3 Vragen stellen


Om de werkwijze goed toe te kunnen passen, is het van belang dat u als docent/mentor de kunst van het vragen stellen beheerst. Het is belangrijk om open vragen te stellen. Dit geeft de meeste kans op een gesprek waarin de leerlingen je vertellen wat hen bezighoudt. In tegenstelling tot gesloten vragen, waarbij de leerlingen beperkte antwoordmogelijkheden hebben, nodigen open vragen uit tot praten. Open vragen beginnen vaak met de letter W: Wat? Wanneer? Welke? Wie? Waardoor? - Om er achter te komen hoe een leerling ergens over denkt, zijn vragen naar de mening zeer geschikt: Wat vind je van..? Hoe denk jij over? Wat is je mening over? - Om erachter te komen hoe een leerling zich voelt, kunt u vragen gebruiken als: Hoe voel je je dan? Wat gaat er in je om als? - Om te weten te komen welke oplossingen of ideen een leerling heeft, kunt u vragen stellen als: Hoe zou jij dit oplossen? Wat zou je willen doen? Welke hulp heb je daarbij nodig? Om niet in de valkuil te stappen van het interpreteren van antwoorden van leerlingen, is het belangrijk om door te vragen. Probeer steeds bij uzelf na te gaan of u weet wat een leerling bedoelt. Als u dat niet weet, vraag er dan op door. Dit zal vaak nodig zijn bij uitspraken van leerlingen woorden als leuk, gezellig, stom, vervelend, moeilijk, et cetera. Manieren om door te vragen: Kun je dat uitleggen? Hoe bedoel je dat? Geef eens een voorbeeld? Wat is voor jou? Suggestieve vragen staan een open gesprek in de weg. Dit zijn vragen waar impliciet een antwoord in verborgen zit, meestal gebaseerd op de mening van de vragensteller. Suggestieve vragen kunnen leiden tot sociaal wenselijke antwoorden, waarin een leerling zegt wat hij denkt dat de ander wil horen. Voorbeelden van suggestieve vragen zijn: Je vindt dat leuk om te doen h? Daar ben je zeker bang voor, of niet? Als u tijdens het gesprek rekening houdt met deze aandachtspunten, zult u merken dat leerlingen zich uitgenodigd voelen echt in gesprek te gaan!

Tot besluit
Al u meer wilt weten over Jongerenkwaliteiten, Zin in Leren, EQ of Circle Time, dan kunt u contact opnemen met CPS onderwijsontwikkeling en advies in Amersfoort: cps@cps.nl, (033) 453 43 43. We wensen u veel plezier met het materiaal!

24

25

Geraadpleegde literatuur
- Castelijns, J. & Jager, A. (1998) Uitdagend Onderwijs: leraar en leerling in een interactieve leeromgeving. Amersfoort: CPS - Delfos, M. (2000) Luister je wel naar mij? Gespreksvoering met kinderen tussen vier en twaalf jaar. Amsterdam: SWP - Galenkamp, H., Harst, van der, A., Roelofs, F. (2003) Ontwikkelen van emotionele intelligentie: praktijkboek voor de leraar. Baarn: HBuitgevers - Stevens, L. (red.) (2004) Zin in school. Amersfoort: CPS - Ofman, D. (2002) Bezieling en kwaliteit in organisaties. Utrecht: Karmos - Beekers, P., e.a. (2006) Zin in leren: praktisch werkmateriaal bij de zoektocht naar uitdagend en betekenisvol onderwijs. Amersfoort: CPS - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Lijst met jongerenkwaliteiten


Jongerenkwaliteiten (deze kwaliteiten vindt u op de bijgeleverde kaartjes) Ambitieus Aandacht Alert Attent Avontuurlijk Behendig Behulpzaam Bescheiden Betrouwbaar Creatief Daadkracht Dapper Eerlijk Enthousiast Eenvoudig Flexibel Fijngevoelig Geduldig Gedreven Gevoelig Gezellig - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Gul Handig Hartstochtelijk Helder Hulpvaardig Humoristisch Idealistisch Kracht Kritisch Knap Lef Lief Mooi Moedig Nuchter Nieuwsgierig Open

Optimistisch Ontspannen Openhartig Opgewekt

Ordelijk Precies Reel Rechtvaardig Relaxed Royaal Rust Soepel Serieus Slim Speels Sportief Spontaan Sterk Tactvol Tevreden Vertrouwen Voorzichtig Vriendelijk - Zorgzaam - Zorgvuldig
- - - - - - - - - - - - - - - - - - -

26

27

You might also like