150 Jaar Afschaffing Slavernij de Pagni en de Koto

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 5

Mijn conclusie: 1. De pangi is, vanuit Afrika, de traditionele klederdracht voor de nazaten van de slaven in Suriname. 2.

De koto is een verzinsel in Suriname, onder invloed van de mode in Europa, via de slavenmeesters en meesteressen. 3. De koto heeft vanaf het ontwerp een negatieve lading meegekregen. Wan bun Keti Koti!

De pangi en de koto
======================================================== Bron: Anda Suriname, www.suriname.nl Traditionele klederdrachten
CREOLEN Pangi en angisa De slavinnen hadden een zeer eenvoudig kostuum: een ontbloot bovenlijf, een lendendoek of pangi en soms een hoofddoek of angisa.

Koto en angisa In de stad hebben zich waarschijnlijk complexere klederdrachten ontwikkeld, waarop ook de Europese mode invloed had. Van oude prenten zijn bekend de partomisi (van paletot) en de krt'misi.

Nog steeds bekend is de kotomisi, nog heden ten dage voor de creolen als feesttenue gedragen. Deze dracht bestaat uit een gesteven rok die reikt van de grond tot onder de oksels.

Een doek of band wordt om het middel gebonden en de overtollige lengte wordt weggewerkt in een overhangende vouw, de kotobere, die ook als tas fungeert en de heupen accentueert. Onder de koto worden twee onderrokken gedragen. Bij de feestkleding wordt de koto opgebonden door middel van een opgevulde rol, koi genoemd ( waarschijnlijk van queue de Paris ), die de koto extra wijd laat uitstaan. Over een wit katoenen hemd met open hals, de empi, die bij feestelijke gelegenheden versierd kan zijn met kant of borduursel, draagt men een gesteven jak ( jaki ), als een grote cirkel geknipt met halsuitsnijding en aangeknipte halflange mouwen, altijd tegengevoerd. Aan de achterzijde hangen twee witte banden, soms harmonikavormig gevouwen. Dikwijls wordt hierover nog een kleurige omslagdoek gedragen (tapoeskinpangi), die men over n schouder legt en breed laat uithangen. Het kostuum wordt gecompleteerd met de eveneens gesteven hoofddoek of angisa, die overigens ook zonder koto gedragen wordt. Rok, jak en hoofddoek in hetzelfde stofpatroon heet een heri stel, met een andere rok gedragen een afoeskin. Voorts kent men uiteraard de werkkoto, zonder koi, iets korter en meestal van blauw katoen. De kosjoe is een koto die geheel uit aaneengenaaide hoofddoeken bestaat. De rouwkoto is helemaal wit; hierbij wordt de pangi over beide schouders gedragen. Bij de rouwkoto hoort een witte angisa, diep in de ogen, gebonden via de bindwijze die lont'ede genoemd wordt. Bindwijze en patroon van de hoofddoek, maar ook de wijze waarop de pangi over de schouder werd gedrapeerd en zelfs de wijze waarop de linten werden gevouwen, dit alles kon symbolische betekenis hebben of middel worden om elkaar mededelingen te doen, bijv. over de eigen gemoedstoestand. Zijn de beide uiteinden van de knoop rechts naar boven gestoken dan betekent het boosheid of verzet, zijn de punten naar beneden geslagen dan is men vredig gezind. Bij feestelijke gelegenheden kan de rand worden afgezet met dons, veren of versierend plooisel. De patronen krijgen ook namen, die vaak een spreekwoordachtig karakter hebben en commentaar leveren op recente gebeurtenissen. Een van de patronen werd Sypesteyn moro Baders (gouverneur Van Sypesteyn is beter of belangrijker dan gouverneur Raders) genoemd.

====================

Bron: Marjon Meurs, november 2010 Veel om het lijf De kotomisi als beladen cultureel erfgoed.
Hfd. 3 Kotomisi: geschiedenis en betekenis Van heupdoek naar kotomisi Eerst is het nodig om stil te staan bij de ontwikkeling van de kledingstukken die in onderlinge samenhang kotomisi zijn gaan heten. Oorspronkelijk waren alle slaven en dus ook de vrouwen minimaal gekleed. In de gebieden in Afrika waar zij vandaan kwamen, was het niet gebruikelijk om het bovenlijf te bedekken. In illustraties worden slavinnen vaak afgebeeld met een doek om de heupen, kort of tot aan de knie, ook wel paantje genoemd. Dit is een opvallend contrast in vergelijking met de alles verhullende kotomisi van later. Op de plantage kregen slaven en slavinnen stof van de eigenaar, waarbij de hoeveelheid nogal uiteenliep. Rond 1800 bedekten de meest slavinnen alleen hun onderlijf, maar geleidelijk ontstond de gewoonte ook het bovenlichaam te bedekken. Dat was in het begin van de 19e eeuw zeker nog niet algemeen gebruikelijk. In die tijd was: hoe lichter de huidskleur, hoe deftiger gekleed. Slavinnen met een lagere status droegen een lange wijde rok, een jakje en verschillende losse doeken. Verder droegen zij een angiesa, die tot niets dient. Dit statusverschil is ook zichtbaar in latere varianten op de kotomisi. In de tweede helft van de achttiende eeuw werd het voor vrouwen steeds meer gebruikelijk om een rok in plaats van alleen een paantje te dragen. Een vroegere versie van de kotomisi bestond uit twee of drie rokken en een stuk linnen om het lichaam gewikkeld. Soms werken daarbij een hemd, een jak en diverse sieraden gedragen. Het begin van een hoofddoek wordt rond 1800 gedateerd. Opvallend is dat veel schrijvers uit de tijd zelf verwijzen naar de pronkzucht der negerinnen. Zij citeren bijvoorbeeld Van Lelyveld, die schrijft: In 1748 klaagde reeds de Gouverneur Mauricius over de ijdelheid der slavinnen, die gevoed werd door de kostbare pracht van de chitzen, koraale kettingen, goud, zilver, ja gesteenten zelf waarmede de Kreole meisjes hare slavinnen om strijd opschrikken. De ontwikkeling van de kotomisidracht na 1800 verbinden Van Putten en Zantinge sterk met de gewoonte van Bijzitten der blanke mans of de missis om met hun goed geklede bedienden te pronken. Dit pronken wijst op de sterke nadruk op status, waarbij het zeker niet alleen gaat om de ijdelheid der slavinnen, van wie de meesten uiteraard noch de middelen, noch de status bezaten om zich op een dergelijke manier te kleden. Meer was dan ook sprake van zich laten kleden om status uit te drukken. Door het dragen van veel kostbare kleding en door het meenemen van slavinnen, die men ook weer mooi uitdoste. De traditionele vorm Er bestaat verschil van mening over het ontstaan en de aard van de kotomisi. Van Putten en Zantinge benadrukken dat de traditionele dracht is ontstaan na afschaffing van de slavernij in Suriname in 1863, als direct gevolg van een nieuwe strafverordening uit 1879, waardoor het verboden werd met ontbloot bovenlijf rond te lopen.

Het ontstaan van de kotomisi als typisch Afro-Surinaamse stadsdracht in de vorm zoals we die tegenwoordig als traditioneel beschouwen moet dus gedateerd worden aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw. Opgedrongen dracht? Het beeld van de kotomisi als besmet slavernijerfgoed, waarbij witte echtgenotes van plantage-eigenaren de kotomisi hebben opgedrongen aan hun slavinnen, past in de toegenomen aandacht voor het slavernij verleden en leidt ertoe dat er vrouwen zijn die het dragen van de kotomisi afwijzen. De Surinaamse dichteres Celestine Raalte heeft daarvoor gezegd:Ik vond het toendertijd mooi, tot dat ik erachter kwam dat die koto ons eigenlijk is opgedrongen. Ik beschouwde de koto als iets dat bij ons hoorde. Maar toen ik mij ging verdiepen in de geschiedenis, bleek dit niet het geval te zijn. Op het moment dat ik mij realiseerde dat het ook nog eens een opgedrongen klederdracht is heb ik besloten om mij niet meer zo te kleden.Lees ook: De koto van straf tot showkleding uit 2001, een uitgave van de vereniging voor AfroSurinaamse ouderen Kankantri.

==================== Bron: Christine Henar- van Russen (letterlijke tekst), Ontwerpster, Suriname De koto
De ontwikkeling van die kleding, dat ze zijn gaan inspelen op een aantal dingen, die zich hebben voorgedaan in een periode en dat merk je. Vroeger waren de jakis heel kort. En toen de rechters naar Suriname kwamen, met de togas , toen hebben ze ook daar opgespeeld. De jakis werden heel lang omdat de togas, die vielen ook anders dan de hele korte. Ze gingen een eigen taaltje spreken met hun kleding. Als we kijken naar de schouderdoeken, die er ook altijd bij geweest zijn, dan merk je dat als ze ze links droegen, dan waren ze al bezet. Hun hart behoorde aan een ander toe. Was het rechts dan waren ze vrij. Ze gingen spreken met hun angisas. De anginas waren anders. In de beginnen toen de slaven er pas waren, werden het hele gewone doekjes gebonden. Ze zijn gaan inspelen op de grote franse hoeden die er waren, dat hebben ze toen gedaan met hun hoofddoeken. Als we kijken naar de Kotos die dan heel stijf gesteven werden. Zij hadden toen niet de hoepels die in de franse kleding gestopt werden. Zij gingen het doen met stijven van die kleding. Die rokken kon je zo laten staan.

====================

Bron: Wikipedia De koto is een traditioneel kledingstuk van de Creolen in Suriname.


De dames die een koto aan hebben worden kotomisi genoemd (misi betekent mevrouw). De koto wordt nog steeds gedragen bij feestelijke gelegenheden. Er bestaan koto's voor verschillende gelegenheden, onder andere de verjaardagskoto, werkkoto, rouwkoto, trouwkoto. De bijbehorende hoofddoek, de angisa (soms anisa), heeft een speciale betekenis. De vouwwijze van de hoofddoek drukt een boodschap uit. Het vouwen van deze hoofddoeken is een speciale kunst die mondeling wordt overgedragen en ook nog steeds onderwezen wordt. Ook de draagwijze van de koto zelf kan een boodschap uitdrukken. De ontwikkeling van de koto als kledingstuk is niet gestopt maar ontwikkelt zich nog steeds. Heden ten dage wordt de traditionele en moderne koto gedragen bij feestelijke gelegenheden zoals verjaardagen, trouwerijen of koto-dansi (een dansfeestje).

You might also like