Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 1

Foucault kernbegrippen

Praktijken en vertogen

Praktijken (procedures) regelen het handelen en constitueren machtssystemen. Praktijken zijn een actief
gebeuren. Vertogen (uitspraken) ordenen het spreken en produceren kennisformaties. Vertogen ontstaan op
basis van actieve praktijken.

Waarheidsspelen en machtsrelaties

Waarheidsspelen zijn de spelregels die bepalen wat het subject kan zeggen over de waarheid
(waarheidsspreken, parrhesia). Daarbij gaat het niet om het ontdekken van de waarheid, maar om de
voorwaarden die de verbanden tussen het subject en een objectenveld bepalen. Machtsrelaties zijn de
productieve wisselwerkingen tussen subjecten, waarin zij worden gevormd en hun verhouding tot elkaar
steeds verandert. Waarheidsspelen ondersteunen vertogen en machtsrelaties onderbouwen praktijken.

Ervaringen en zelftechnieken

Ervaringen zijn door waarheidsspelen en machtsrelaties gedragen intersubjectieve processen die, terwijl ze
een objectenveld afbakenen, de mens als subject steeds vernieuwen. Zelftechnieken zijn procedures waarbij
het subject zichzelf objectiveert. Identiteit en ethiek zijn relaties (ervaringen) van het subject tot zichzelf.
Identiteit wordt ontwikkeld als het subject zichzelf objectiveert in waarheidsspelen. Ethiek wordt ontwikkeld
als het subject zichzelf objectiveert in machtsrelaties. Vrijheid en zelfbeschikking zijn voorwaarden voor de
ontwikkeling van identiteit en ethiek en de grondslag voor levenspraktijken.

Historiseren

Voor de geschiedschrijving van denksystemen is de traditionele methode, het ontdekken van reeksen van
samenhangende gebeurtenissen in het verleden, onmogelijk omdat er niets constant of universeel is in de
menselijke natuur of in het collectieve bewustzijn. In Foucault's kritische geschiedenissen van denksystemen
zijn gebeurtenissen breuken met het verleden, waarin nieuwe praktijken ontstaan. Foucault exploreert de
historisch bepaalde mogelijkheden van een cultuur en onderscheidt daarbij drie onderzoeksgebieden:
- Archeologie: het onderzoek naar waarheidsvorming op grond van de historiciteit van vertogen (archief).
Het episteme is het geheel van regels dat de de waarheidsvorming in een bepaalde cultuur of historisch
tijdperk stuurt. Foucault onderkent drie epistemes in het westerse denken na de middeleeuwen. De
renaissance (15de en 16de eeuw) interpreteert kennisobjecten (gelijkenis). De klassieke tijd (17de en 18de
eeuw) representeert kennisobjecten (ordening). De moderne tijd (19de en 20ste eeuw) historiseert
kennisobjecten (oorsprong).
- Genealogie: het onderzoek naar machtswerking op grond van de effecten van praktijken. Het dispositief is
het mechanisme dat de machtswerking stuurt. Foucault onderzoekt de wederzijdse afhankelijkheid van
waarheid en macht in probleemvelden (ziekte, waanzin, misdaad en seksualiteit).
- Subjectvorming: het onderzoek naar de ontwikkeling van het subject op grond van de problematisering
van praktijken. Foucault onderzoekt de problematisering van de seksualiteit in Griekse en Grieks-Latijnse
filosofische culturen.

You might also like