Professional Documents
Culture Documents
Hoofdstuk 6 Natuursteen
Hoofdstuk 6 Natuursteen
Natuursteen
1.Natuurgesteenten die door temperatuur, hoge druk of een combinatie daaNan een
verandering hebben ondergaan zijn:
a.Stollingsgesteenten.
b.Afzettingsgesteenten.
c.Metamorfe gesteenten.
2.In een programma van eisen geeft de opdrachtgever aan een gevel in natuursteen te wensen, waar zo
min mogelijk onderhoud aan behoeft te worden gepleegd. Welke van onderstaande combinaties komt
hieNoor het meest in aanmerking?
a.Gezoet natuursteen met een open voeg.
b.Gepolijst natuursteen met een elastische voeg.
c.Gevlamd natuursteen met een plasto-elastische kitvoeg.
4.Welke oppeNlakte-afwerking heeft natuursteen ondergaan als het zeer glad is en glanst?
a.Gezoet.
b. Gefrijnd.
c .. Gepolijst.
5.Welke natuursteenbewerking is, in verband met slipgevaar, minder geschikt voor toepassing buiten
bij terreinverhardingen?
a.Frijnen.
b.Zoeten.
c.Boucharderen.
6.In een bestekomschrijving staat bij het hoofdstuk 'natuur- en kunststeen' een natuursteen
speklaag omschreven. Wat wordt hiermee bedoeld?
a.Een horizontale laag natuursteen in het metselwerk.
b.Een natuursteen rand welke als versiering rondom tegelwerk wordt gelegd.
c.Een laag mortel met elastische eigenschappen welke bij het leggen van natuurstenen vloeren
op een houten ondergrond wordt gebruikt om scheuren te voorkomen.
7.Het deurkozijn van een wasruimte wordt voorzien van een natuursteendorpel. Wat is de lengte van de
dorpel aan de daqkantziide als de deurmaat 830 x 2115 mm en de aanslag 15 mm is? (speling 3 mm)
a.Circa 794 mmo
b.Circa 818 mmo
c.Circa 824 mmo
8.Welk van onderstaande natuursteenbewerkingen leent zich qua ruw- en stroefheid het meest voor de
toepassing bij traptreden, zonder een patroon in het oppeNlak achter te laten in de vorm van groeven of
putten?
a.Zoeten.
b.Vlammen.
c.Boucharderen.