Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 4

DE NEKTARZEE VAN ZUIVERE LIEFDE

Voorwoord
1. Bharata

Bharata Muni (tussen 500 BCE and 200 CE) schreef het in India zeer bekende Natyasastra, met de
bedoeling te achterhalen waarom kunst, meer bepaald dans en drama, een bepaalde ‘esthetische
gewaarwording’ en als dusdanig een gevoel van tijdelijk welbehagen teweegbrengen bij gecultiveerde
personen1. Hij nam het voor zijn rekening om de wereld van emoties (bhava-jagat), waarmee mensen
worden geconfronteerd, in kaart te brengen. Daarom bestudeerde hij alle dagelijks waarneembare
gevoelens tot in de kleinste details en ontdekte dat verschillende gevoelens overeenkomstige reacties en
handelingen veroorzaken. Het was zijn doel om alle mogelijke manieren te verzamelen teneinde
gelijkaardige reacties en handelingen na te bootsen, waardoor hij in staat zou zijn diezelfde emoties te
reproduceren in de waarneming van een gecultiveerd publiek.

Rasa

Het vers uit Taittiriya Upanishad (11.7)2- waarin rasa omschreven wordt als het wezen van Brahman –
wordt vaak aangehaald als de Vedische gezagdragende referentie betreffende de rasa gewaarwording.
Zelfs indien deze weergave niet volledig overeenstemt met de manier waarop het begrip rasa later
begrepen werd, toch omvat het in zijn betekenis als vreugde (ananda) één van de belangrijkste
bestanddelen van Bharata’s esthetische theorie3. Rasa of de vreugde die de toeschouwer ervaart tijdens
het waarnemen van een op het toneel vertolkt gevoel betekent de kern van het Indische esthetisch denken.
Het doel van drama en de werkelijke intentie van zowel de toneelschrijver als de acteurs bestaat er in deze
rasa of smaak over te dragen aan het publiek. Het is dus aan de toneelschrijver om uit te zoeken hoe rasa
als “esthetische gewaarwording” kan worden bewerkstelligd.

Bharata stelde een lijst van eenenveertig mogelijke gevoelens samen, doch gaf ze niet allemaal eenzelfde
waarde. Hij beschouwde acht gevoelens als dominerend omdat ze een blijvend (sthayin) effect uitoefenen
op de menselijke persoonlijkheid. Hij noemde ze de sthayi-bhavas, in de zin dat dergelijke gevoelens
iemand zodanig beïnvloeden dat de persoon die ze ondergaat zich van niets anders bewust is zolang ze
zich manifesteren. De Natyasastra (7.8) omschrijft deze sthayi-bhavas als de belangrijkste te midden van
de bhavas, net zoals een koning de hoogste positie in het land bekleed, en de guru de meest
vooraanstaande functie bekleed te midden van de discipelen. Ze zijn liefde (rati), moed (utsahah), humor
(hasa), angst (bhaya), verdriet (shoka), afschuw (jugupsa), woede (krodha) en verbazing (vismaya).4

Bhava

Bharata ontdekte dat emoties zich manifesteren doorheen drie componenten: de omgeving als de oorzaak
(karana), de uitwendige reacties als het gevolg (karya), en de begeleidende ondersteunende gevoelens
(sahakarin). Als onderdeel van een artistieke expressie worden ze - omwille van technische redenen -
hernoemd tot vibhavas, anubhavas, en vyabhicari-bhavas respectievelijk. Rasa wordt opgeroepen door de
overeenkomstige vibhava, anubhava, and vyabhicari-bhava met elkaar te combineren (Natyasastra 6.32).
The vibhava (de basis oorzaak van de esthetische gewaarwording) betreft al datgene wat het mogelijk
maakt dat de sthayi-bhava ervaren kan worden. Deze vibhava wordt onderverdeeld in de alambana-

1
Toshkhani, 2003
2
"Dat wat Zichzelf manifesteerde (Brahman) is inderdaad rasa (smaak). Deze ene verkrijgende rasa wordt vreugdevol."
3
Delmonico, 1998, 76
vibhava, samengesteld uit de verschillende acteursrollen; en de uddipana-vibhava of de opstelling van het
decor, de kostumering, de maquillage enzovoort. Anubhavas zijn de vocale, fysische en mentale gebaren
waardoor emoties waarneembaar worden gemaakt.

Bharata introduceerde bovendien een categorie van onvrijwillige en niet controleerbare fysische
reacties, de sattvika-bhavas, zoals in zweet uitbarsten, oprispingen, of beven als gevolg van
bepaalde mentale condities. Wanneer deze sattvika-bhavas, binnen een ‘gecultiveerde omgeving,’
gecombineerd worden met overeenkomstige vibhavas, anubhavas, en vyabhicari-bhavas,
verheffen ze de sthayi-bhavas tot een staat van esthetisch genoegen en verwekken ze als dusdanig
één of meerdere rasas.

De Sthayi-bhavas en hun overeenkomstige Rasas

STHAYI-BHAVA RASA
Liefde (rati) Erotisch (shringara)
Humor (hasa) Komisch (hasya)
Verdriet (shoka) Medelijdend (karuna)
Woede (krodha) Razend (raudra)
Moed (utsaha) Heldhaftig (vira)
Angst (bhaya) Bang (bhayanaka)
Afschuw (jugupsa) Afschuwelijk (vibhatsa)
Verbazing (vismaya) Prachtig (abdhuta)
Vrede (sama) Vredevol (shanta)

De drieëndertig vyabhicari-bhavas (CC 2.14.167)

srama, moeheid visada, aphatie dainya, mildheid glani, zichzelf in het


mada, waanzin nirveda, onverschilligheid unmada, gekheid ongelijk beseffend
garva, trots avega, intense emotie vyadhi, ziekte dhriti, verdraagzaam
sanka, twijfel apasmara, vergetelheid moha, verwarring harsa, jubelend
trasa, shock jadya, invaliditeit alasya, luiheid autsukya, enthousiasme
mriti, dood avahittha, verborgenheid vitarka, argument augrya, geweld
vrida, schaamte smriti, herinnering cinta, bezinning capalya, onvoorzichtig
nidra, slaap asuya, jalousie amarsa, woede prabodha, ontwakend
supti, diepe slaap mati, aandacht

2. Abhinavagupta

Abhinavagupta (+ 950 CE), een Kashmir filosoof die geïnspireerd werd door Saivism en Tantrische
rituelen, gaf Bharata's theorie een monistisch5 tintje. In navolging van voorgangers voegde hij de negende
santa-rasa toe, die zich duidelijk van andere rasas onderscheidt vermits deze rasa de afwezigheid van
emoties betekent6. In zijn commentaar op Bharata's Natyasastra, brengt Abhinava de sthayi-bhava van de
rustige, onbewogen santa-rasa in verband met kennis betreffende atman (atma-jnana) en de absolute
waarheid (tattva-jnana). Abhinava beweerde dat de esthetische rasa gewaarwording verwant is met en
verwijst naar de gelukservaring die men ervaart wanneer men zijn/haar oorspronkelijke authentieke
identiteit achterhaalt als die realiteit die zich boven de illusie bevindt en die gekend wordt als Brahman.
Kwalitatief zijn de esthetische ervaring en de ervaring Brahman bereikt te hebben identiek, doch de eerste
gewaarwording betekent enkel een tijdelijk overstijgen van het gewoon alledaagse die verdwijnt vanaf het

5
De doctrine dat alles één is, zonder variëteit, en dat materie enkel inbeelding is
6
Haberman, 2003, xlii
moment dat de vertoning beëindigd is; terwijl de tweede, buitengewone ervaring (samadhi), die bereikt
kan worden door yoga te beoefenen, voortdurend is.

3. Caitanya Mahaprabhu

Sri Caitanya (1485-1533 CE) is een bekend Vedanta7-geleerde en oprichter van de Brahma-Madhva-
Gaudiya sampradaya (erfopvolging), een school binnen de traditie die werd gegrondvest door Madhva
(1238-1317). Alle Bengali Gaudiya Vaisnava8 onderricht verwijst naar het bovenzinnelijke liefdesspel
van Krishna met Zijn geliefde Radharani (Krishna’s verpersoonlijkte liefdesenergie) en Hun eeuwige
metgezellen, zowel in het dorpje Vraja (vlakbij Delhi) als in Hun eeuwige spirituele verblijfplaats waar
Ze Zich ten allen tijde blijven vermaken. Gaudiya Vaisnavas aanvaarden dat Caitanya Mahaprabhu (de
meester van alle meesters) een avatara9 is van Krishna die geboorte nam teneinde de intense gevoelens
van Radhe voor Hem te kunnen doorgronden. Hij en Zijn eeuwige metgezellen zetten hun ludieke
activiteiten op aarde verder in de vorm van de sankirtana10 beweging teneinde bhakti-rasa, vreugdevolle
toewijding tot God, ‘over te dragen’ als een ultieme gunst ten aanzien van de mensheid in het algemeen
(CC 1.7.16).

De term lila (spel of vermaak) vinden we reeds in de Vedanta-sutra: (Brahman's creatieve


activiteit) is louter spel (lila), zoals we dit ook zien in het dagelijkse leven" (Vs. 2.1.32-33).
Krishna is altijd ‘vol van voldoening’ – voldaan in Zichzelf, doch als de belangrijkste te midden
van Zijn toegewijden, en vanwege Zijn grondeloze genade, geniet Hij soms bovenzinnelijke pret
door neer te dalen in de materiële wereld, hoewel Hij het is die deze wereld geschapen heeft (SB
I.9.32). Zijn beslissing om aan deze lila deel te nemen is dus niet het gevolg van een tekort of een
nood, doch eerder als de uitdrukking van Zijn zielsgelukkige natuur. Lila is een gelegenheid voor
Krishna en Zijn toegewijden om zichzelf in een spontane uitwisseling van genegenheid en liefde
te vermaken.

4. Rupa Goswami

Srila Rupa Goswami was een zeer invloedrijk geleerde en een welgesteld overheidsambtenaar die
echter alle weelde verzaakte teneinde zich te laten onderrichten door Caitanya Mahaprabhu. Sri
Caitanya zette de Gaudiya Vaisnava theologie uiteen aan Srila Rupa Goswami in Prayag, waarna
deze uiterst nauwgezet alle Vedische geschriften bestudeerde teneinde de religie van Caitanya
Mahaprabhu op de werkelijke beginselen der Vedische kennis te grondvesten (NZL, x). Het is dus
in wezen Heer Caitanya die de oorspronkelijke bezieler is van Bhakti-rasamrita-sindhu.

Klassieke estheten waren van oordeel dat sringari of rati (liefde) enkel rasa kan opwekken indien het een
relatie betreft tussen man en vrouw. Krishna-rati of liefde voor God was voor hen bijgevolg geen optie
als fundament voor rasa(3). In Rupa Goswami’s Bhakti-rasamrita-sindhu (de essentie van zuivere
toewijding) ontdekken we een religieuze strategie die totaal verschilt van de ascetische alles-is-één
gedachte. In dit theologisch werk vertegenwoordigen gevoelens de lijm waardoor men in een liefdevolle
relatie met God verbonden raakt(6). Srila Prabhupada’s Nektarzee van Zuivere Liefde is geen vertaling,
doch een verklarende bewerking van Bhakti-rasamrita-sindhu.

7
De conclusie van de Veda’s
8
Een Vaisnava is een toegewijden van Vishnu ( Krishna)
9
“Iemand die neerdaalt"
10
Sankirtana is het in groep dansend en zingend heiligen van God’s namen ten aanzien van een publiek (evenals het
verspreiden van gezegend voedsel of literatuur)
Bhakti-rasamrita-sindhu

Rupa Goswami (1489-1564 CE) onderscheidt zich radicaal van de traditie van andere Sanskriet poëten
omwille van het feit dat hij uitsluitend liefde voor Krishna (krishna-rati) als primaire sthayi-bhava of
bhakti-rasa - voortdurend toenemend geluk in zuivere toegewijde (gods)dienst – accepteert, welke dus,
omwille van het verband met Krishna, van meet af aan spiritueel is (BRS, 2.5.107-108). Deze rati
manifesteert zich doorheen twee stadia, voorafgegaan door een zuiveringsperiode (sadhana-bhakti) die
bestaat uit het volgen van voorgeschreven regels en bepalingen (BRS, 1.2.2). Het eerste stadium is
gekend als bhava-bhakti of spontane toegewijde dienst. Het volledig gerijpte stadium van extatische of
zuivere liefde voor God heet prema-bhakti, voorgesteld als handelen dat er op gericht is voortdurend
Krishna te plezieren, zonder lucratieve bijbedoelingen en niet beïnvloed door verlangens naar
zinsbevrediging, winstbejag (karma) en het ontwikkelen van kennis die beoogt één te worden met het
Absolute (jnana).

De sublieme waarde van toegewijde dienst kan niet achterhaald worden door haar louter theoretisch te
begrijpen. Het is een werkwoord: kennis zonder overeenkomstig handelen – lichamelijk zowel als
mentaal - kan ons niet verder helpen. Activiteit kan in twee categorieën verdeeld worden: die waarmee
men op een gewenst doel aanstreeft (pavritti of positieve actie) en die waarmee men ongewenste dingen
tracht te vermijden (nivritti of negatieve actie). Dit wordt door Srila Prabhupada omschreven als
anusilana: Krishna bewustzijn kan enkel gecultiveerd worden in relatie met een leraar in de lijn der
erfopvolging. Dit heet ‘initiatie’.

De Allerhoogste Persoon bezit een oneindig aantal onvoorstelbare energieën (Vs 2.1.28), die vaak
verdeeld worden in drie belangrijke categorieën: enerzijds Zijn hogere levengevende of interne
energie (hladini-sakti), en anderzijds Zijn twee afgescheiden energieën, te weten de marginale
energie (cit-sakti) bestaande uit de individuele levende wezens; en de uitwendige materiële
energie (maya-sakti). Zijn hogere energie is tijdloos en onveranderlijk, terwijl de twee andere
energieën aan veranderingen onderhevig zijn (Bg 4.13). Door middel van Zijn aldoordringende
hladini-sakti geniet Krishna ervan om, met Zijn intelligente wil, alles levend te houden. Zijn cit-
sakti schept alle zielen (jivas), en uit Zijn maya-sakti worden alle universa vervaardigd. De
levende wezens – die tussenenergie worden genoemd – verrichten materiële activiteiten wanneer
ze zich in de invloedssfeer van de uitwendige energie bevinden. Verrichten ze activiteiten onder
invloed van de inwendige energie, worden ze Krishna bewust genoemd.

Grote zielen handelen niet in de ban van de materiële energie, maar onder bescherming van de geestelijke
energie. Heer Caitanya verklaart dat iemand die door de genade van Krishna in aanraking komt met een
bevoegd leraar groot geluk heeft.

You might also like