Om .

Te + inf / voor
Le mot pour peut se traduire de deux faons : 1. Sil est suivit dun nom, on utilise la prposition voor Ex: Ik heb een geschenk gekocht voor mijn broer. De school is voor de kinderen. Hij koopt een boek voor zijn vader. Ik studeer voor mijn test Nederlands 2. Sil est suivi dun verbe, on utilise la structure om.. te + infinitif Ex: Om vlug te reizen moet je het vliegtuig nemen. Ik studeer om Nederlands te leren. Ik neem de bus om naar school te gaan. Ik koop een boek om een verhaal te lezen. !!! Fais bien attention lordre des mots! Je neemt de trein Je leert Engels Je schrijft naar je vriendin Je gaat vroeg naar bed Oefeningen: 1. Relie les deux parties de phrases par voor ou om te. 1. Ze heeft geen tijd . (de lunch klaarmaken). 2. Ze hebben veel werk .. (morgen). 3. Mag ik uw telefoon gebruiken (oma opbellen) ? 4. Ik moet plaatsen reserveren . (het concert). 5. Je bent nog te jong (alleen uitgaan). 6. Hij schrijft een brief ... (zijn vader). 7. Hij gebruikt de fiets (naar school gaan). 8. Hij koopt een CD .. (naar muziek luisteren). 9. Hij leest een boek . (de les Frans). Om Om Om Om Naar school Je favoriete liedjes Haar Morgen vroeg Uit Op Te Te Te Te gaan Kunnen begrijpen nodigen staan

2. Mets les mots qui suivent dans lordre: 1. haar Dat is zoon. Voor

2. stad te Het hard gaan. regent om de naar te

3. om reizen. naar Frankrijk geld krijgt Ze te

4. om geen tijd We hebben televisie naar kijken. te de

5. ben Ik te vertrekken. om klaar

6. te Het eten. is vroeg te om

7. schrijft moeder. voor gedicht Hij een zijn

8. de naar een onderzoek. medisch Hij dokter voor gaat

9. morgen moet voor zijn. rekening klaar Die

10. kleren Cindy. nieuwe De voor zijn