Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 8

Noortje Bolte Fontys Pabo

Levensbeschouwing
Doelstelling Aan het einde van de les zijn de leerlingen in staat om te realiseren en na te denken over hoe ze (moeten) omgaan met anderen. Vooral voor sommige kinderen is dit belangrijk. Deze kinderen zal ik ook meerdere vragen stellen zoals aan: K. S. en A. Beginsituatie Mythisch - letterlijk geloven: (8-12) verhalen als echt ervaren. Onderscheid tussen echt en niet-echt van belang. Rechtvaardigheid wordt gebaseerd op wederzijds eerlijkheid. K. A. S en R. krijgen extra begeleiding bij ToM of SOVA training. Persoonlijke leerdoel Ik ben in staat om de activiteit goed te begeleiden en het goed aan de kinderen over te brengen zodat ze het ook begrijpen. Onderwijsleermiddelen Verhaal Voorbereiding Verhaal oefenen Leeractiviteit Tijdsduur 10 minuten Didactische werkvorm Interactievorm Activiteit Didactisch handelen Inleiding: We gaan in een kring zitten. Ik ga het verhaal vertellen/uitbeelden. 15 minuten Instructievorm Instructie Verder gaan op het verhaal. Vragen stellen volgens de fases Fases: Leerstof Sociaal emotioneel. Leren hoe je moet omgaan met anderen en wat wel en niet fijn is.

Noortje Bolte Fontys Pabo

5 minuten

Opdrachtvorm

Minuten

Evaluatie Vragen stellen

1. Vragen stellen over het verhaal (wat gebeurde er, wat vroeg de eerste vrouw, en wat gebeurde er bij de tweede vrouw) 2. Ervaringen bespreken (heb je dat ook wel eens gehad, hoe zou jij behandeld willen worden) 3. Gevoelens erbij bespreken (hoe zou je willen dat ze tegen jou doen, wat vind je wel en niet fijn, wat zou je moeten doen?) 4. Terug blikken op het verhaal (hoe zouden zij zich voelen) Verwerking Om het af te sluiten gaan we een spelletje doen. We gaan met een bal gooien. Degene die gooit geeft een compliment aan de gene naar wie hij/zij gooit. Wie aan de beurt zijn geweest gaan zitten. Terugblik Reflecteren Vragen stellen Waar moeten we op

Noortje Bolte Fontys Pabo

letten? Wat moet je in je achterhoofd houden? Wat vind je wel en niet fijn? Wat zeg je als je iets niet fijn vind? Verantwoording Bij levensbeschouwing denk ik aan sociaal-emotionele en het sociale aspect in de klas. Daarom heb ik me daar vooral op gericht. Ik heb een verhaal gezocht en gekozen voor samenwerken met de klas. Dit om de sfeer te blijven verbeteren in de klas. Ik heb ook gekeken waar de leerlingen staan in de levensbeschouwelijke ontwikkeling. Vanuit daar heb ik ook een les bedacht. Om het af te sluiten heb ik een spelletje over complimenten geven. Dit doen we elke week met het complimentendoosje. Dit wil ik ook blijven doorzetten en stimuleren. Daarna ga ik terugkijken wat de leerlingen van de les op hebben gestoken. Dit door middel van vragen stellen. Zo wil ik ze zelf na laten denken over hoe ze doen of zouden horen te doen.

Sterkte Zwakte analyse


Wat zit er wel in Je bent in staat leiding te geven aan groepsprocessen en deze, waar nodig, op een correcte manier bij te sturen. Deze les was op de hele groep gericht. Ik wilde de leerlingen na laten denken over hoe je tegen iedereen moet doen. Ik begeleide deze les vooral en liet de leerlingen praten. De les levensbeschouwing was om de sociaal emotionele ontwikkeling te stimuleren. Hoe moeten de leerlingen doen en reageren op elkaar. Ze gingen als groep in gesprek en verder nadenken over hoe je moet reageren tegen elkaar.

Je bent in staat een constructieve interactie aan te gaan met de groep met het oog op een (sociaal- emotioneel) veilige leeromgeving.

Wat zit er niet in Je bent in staat regels in de groep te bespreken en deze op een juiste manier te hanteren.

Bij deze les heb ik geen regels van te voren besproken. Ik vond het ook heel belangrijk dat de leerlingen praatte en durfde te praatte. Daardoor worden ze enthousiast en praatte ze veel door elkaar heen. Dat is soms niet erg. Op bepaalde momenten mochten er wel wat meer regels toegepast worden.

Noortje Bolte Fontys Pabo Je bent in staat overgangen tussen leeractiviteiten goed te organiseren en gericht te begeleiden. Dit was een les die ik s middags mocht geven. Ik heb nog geen overgangen tussen leeractiviteiten gedaan omdat ik meestal maar n les geef. Meerdere lessen geef ik 8 april.

Noortje Bolte Fontys Pabo


De wijze poortwachter In een oude stad

hier ver vandaan werkte eens een poortwachter. Iedereen die via de poort de

stad in wilde, kwam eerst de poortwachter tegen. Op een dag kwam een vreemdeling bij de stad aan. Hij vroeg aan de wachter: "Hoe zijn de mensen in deze stad? Ik zou hier graag willen wonen." De poortwachter zei: "Hoe waren de mensen in jouw woonplaats?" "Ach," zei de vreemdeling, "waar ik vandaan kom zijn de mensen slecht, boos, onaardig en gemeen. De poortwachter zei: "Zo zijn ze

hier ook."

Een tijd later kwam er weer een vreemdeling bij de poort van de stad aan. Hij stelde ook de vraag aan de poortwachter: "Hoe zijn de mensen in deze stad? Ik zou

hier graag willen wonen." En de

poortwachter stelde weer dezelfde vraag terug: "Hoe waren de mensen in jouw woonplaats?" "Oh", zei de man, "ze zijn altijd vriendelijk en hulpvaardig geweest; wij leefden in vrede met elkaar." Toen zei de poortwachter wederom: "Zo zijn de mensen hier ook."

Een man die al die tijd in de buurt stond had de beide gesprekken gehoord. Hij vroeg de poortwachter: "Waarom vertel je twee totaal verschillende dingen over de mensen in onze stad? Tegen de een zeg je dat ze slecht en boos zijn, terwijl je tegen de anders vertelt dat iedereen hier vriendelijk en goed is.

De poortwachter antwoordde: "De mensen hier zijn goed en slecht, ze kunnen vriendelijk zijn en ze kunnen boos zijn, ze kunnen je helpen en ze kunnen gemeen tegen je doen. Dat heeft te maken met de manier waarop je zelf tegen mensen doet. Als je vriendelijk bent, zul je vriendelijkheid terug krijgen. En als je boos doet, zul je boosheid terug krijgen. Deze vreemdelingen zullen onze stad hetzelfde ervaren als hun eigen woonplaats.

Noortje Bolte Fontys Pabo

Reflectie Wat wilde ik? Ik ben in staat om de activiteit goed te begeleiden en het goed aan de kinderen over te brengen zodat ze het ook begrijpen. Wat deed ik? Ik heb een gesprek met de leerlingen gehad over hoe je tegen elkaar doet. De leerlingen leerde dat als je leuk doet tegen iemand ze ook leuk terug doen. Het heeft er dus mee te maken hoe jij doet/reageert. Ik had alles in stappen opgeschreven en ook deze stappen gevolgd. Wat ging goed? Ik vertelde het verhaal leuk. Zo werden de leerlingen van begin af aan al geboeid. Ze deden goed mee en ik hield rust en stilte in de klas. De leerlingen reageren op mijn stilte teken. Ook heb ik de stappen goed gevolgd waardoor het voor de leerlingen duidelijk(er) werd. Sloot de les leuk af door middel van een spelletje. Ik stimuleerde het complimenten geven. Wat anders ging en hoe nu verder? Ik had goed op de tijd moeten letten. Doordat de kinderen goed meededen en van alles vertelde kwam ik tijd te kort. Hier moet ik de volgende keer beter op letten. Ik moet goed nadenken over de tijd die ik voor de les heb. Reflectie van mentor Wat een leuke les en wat vertelde je het verhaal over de poortwachter leuk. Zo heb je een mooie koppeling met je doel. Je treedt goed op als kinderen erdoorheen praten. Goed dat je vragen aan de kinderen vroeg en ook doorvroeg. Leuk om het af te sluiten met een complimentenspelletje Er kwamen 2 leerlingen terug, houdt hun ook op de hoogte.

Noortje Bolte Fontys Pabo

Bijlage 2

Feed-forward op lesontwerp en toelichting (domeinexperts stap 7-)

Vak:_Levensbeschouwing________________Vakdocent: Fred Vonk________________________ Naam student:_________________________________________________________________ Groep: 1 jaars_______________


e

Datum feed-forward:_14-3-2014_______________

Aanwezig

Aanpassing noodzakelijk

Kennis over (kinderen in) de groep is nadrukkelijk verwerkt in de omschrijving van de beginsituatie van de groep, zowel in pedagogische zin (gedrag, groepsverhoudingen, groepsdynamiek) als in didactische zin (vakspecifieke beginsituatie).

De lesdoelen zijn afgestemd op de beginsituatie. In de formulering ervan wordt zichtbaar dat je kennis van vakdidactiek op een logische manier verwerkt.

Werk- en groeperingsvormen zijn afgestemd op specifieke kenmerken van de groep (zie kritische analyse stap 5) n op specifieke kenmerken van vakdidactiek.

Werk- en groeperingsvormen zijn functioneel ondersteunend bij het behalen van de lesdoelen.

Samenwerkend leren krijgt logisch plek in het lesontwerp.*

De lesdoelen worden expliciet gevalueerd met de kinderen.

De werkvormen die worden gehanteerd bij evaluatie zijn passend bij vakdidactiek en sluiten aan op specifieke kenmerken van de groep (zie analyse stap

Noortje Bolte Fontys Pabo


5).

*Van belang bij in totaal 3 lesontwerpen

Opmerkingen Tijdens de consultatiebijeenkomsten heb ik o.a. de volgende opmerkingen gemaakt: 1. Jullie hoeven slechts n gesprek daadwerkelijk uit te voeren, de meeste studenten maken dan een keuze voor het levensbeschouwelijk gesprek. Aangezien tijdens de bijeenkomsten in de meeste gevallen nog geen aandacht is besteed aan het filosofische gesprek ligt het niet voor de hand dat je dat gaat uitvoeren Enkele studenten die dat toch graag willen uitproberen: ga je gang, zeker doen en kijk vooral in N@tschool voor de noodzakelijke instructies! 2. Tijdens de consultaties heb ik geen tot weinig opmerkingen gemaakt over de beschrijving van de doelstelling. Je hebt het goed gedaan als je de doelstelling van je les begint met aan het eind van de les kunnen de kinderen.. Dan is het natuurlijk niet kunnen de kinderen spreken met elkaar (dat doen ze toch al?!), maar eerder in de trant van kunnen de kinderen ervaringen en gevoelens uitwisselen rondom het onderwerp . 3. Bij de beginsituatie moet je in ieder geval ook iets invullen over de levensbeschouwelijke stand van zaken in jouw klas. In welke fase van ontwikkeling zitten de kinderen? Hierbij heb je dus de gegevens nodig uit het vorige kwartaal: de kinderen zitten over het algemeen in fase 3 van Kohlberg, 4 van Erikson, 5 van Fo wler. DAT is jouw uitgangspunt, jij weet dan wat jouw taak is in deze groep wat betreft jouw begeleiding van de leerlingen. 4. Je gaat een gesprek leiden met de groep en niet zomaar een praatje houden. Dat betekent, dat je misschien de opstelling gaat aanpassen, bijvoorbeeld de groep in een kring gaat zetten. 5. Je hebt een uitgangspunt voor het gesprek, in de meeste gevallen is dat een verhaal, maar het kan ook een voorwerp zijn (denk aan wat je gezien/gehoord hebt tijdens de tweede bijeenkomst). Het gebruikte materiaal geef je ook in je lesvoorbereiding expliciet aan, naast al het andere materiaal dat je gebruikt bij je voorbereiding. Gebruik daarvoor ook de APArichtlijnen (koppel dat aan het vakgebied onderzoek). 6. Bij het levensbeschouwelijk gesprek staat een bepaalde strategie centraal, de vier stappen. Geef die expliciet aan in je voorbereiding. Je kunt de eerste twee stappen vermelden onder het kopje inleiding, stap 3 waar het eigenlijke van levensbeschouwing om de hoek komt kijken - in de kern en stap 4 in de afsluiting. 7. Enkele studenten hebben geprobeerd om samenwerkend leren c.q. een coperatieve werkvorm te gebruiken, maar bij deze levensbeschouwelijke activiteit draait het om een GESPREK, niet om allerlei andere ook interessante werkvormen. De leerlingen zijn samen met elkaar in een levensbeschouwelijk gesprek aan de slag. Als je dat goed doet, hoeft er geen enkele andere werkvorm bij. 8. Natuurlijk kijk je aan het eind van de les terug met de leerlingen hoe het was, vraag wat zij van het gesprek vonden. 9. Het gesprek voer je als uitgangspunt met de hele groep, eventueel kun je er voor kiezen om met een gedeelte van de groep het gesprek uit te voeren. 10. Laat je verrassen door de kinderen en de uitspraken die ze doen over het onderwerp dat aan de orde is (en dat zij misschien ook hebben gekozen!).

Ik wens jullie veel succes en vooral veel plezier volgende week!

Fred Vonk 14-3-2014

You might also like