Vestergaard, P. & Wijers, J. - Herbert Op Reis

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 28

HERBERT OP REIS

Een volstrekt gratis en volstrekt idioot kort verhaal over hoofdpersoon Herbert,
die een lange reis onderneemt om een auto in Hongarije op te halen. De
hoofdstukken zijn als 'schrijfduel' om de beurt geschreven door twee auteurs:
P. Vestergaard en J. Wijers, die elkaar constant in lastige situaties hebben
gebracht waar de ander zichzelf dan maar uit moest zien te redden. Daardoor
gaat het verhaal alle kanten op. Maar 1 ding is consistent: de onzin..






Hoofdstuk1


Vuile Smeerpijp! De man riep het triomfantelijk, vol overtuiging. Hij had er dan ook
verstand van. Mijn auto leek ook wel wat beter te lopen nu, maar het vervangen kostte
weer de hoofdprijs. De vijfhonderd euro gleden moeiteloos in de zak van de smerige overall
van Gerrit de monteur. Dank u wel en laten we hopen dat hij het weer een tijdje volhoudt
nu sprak de monteur met een grijns die anders deed vermoeden. Mijn woede werd erdoor
aangewakkerd. Garage Befkens had mij die auto verkocht als z.g.a.n., dank zij de vorige
berijdster die er slechts boodschappen mee deed. Waarschijnlijk haalde die snol haar
boodschappen pas na een paar rondjes op het circuit van Zandvoort. En die oplichters van
Befkens wisten dat natuurlijk dondersgoed. Voila, daar kreeg ik mijn autosleutels aangerijkt
door Gerrit. Ik pakte ze aan met mijn linkerhand, die onmiddelijk goor was door de oude
zwarte smeer die aan de sleutels zat. Nog voor ik daar iets van kon zeggen pakte Gerrit
mijn zojuist nog schone rechterhand, kneep deze volledig tot moes, en begon het
overgebleven stompje enthousiast op en neer te pompen. Met een harde kreet trok ik mijn
gewonde hand terug. Deze had behalve de afgestorven looks van een leprahand nu ook de
bijbehorende kleur, namelijk pikzwart. Dit was de druppel, en ik bedacht een plan om wraak
te nemen...


Hoofdstuk 2


Vastbesloten om de garagehouder een les te leren ging ik naar huis, maar zoals ik al
verwachtte stopte de half gerepareerde auto ermee. Midden op de snelweg hield mijn
volkswagen polo ermee op en er kwam rook uit de motorkap, de stoom die uit mijn oren
kwam was er niks bij. Ik lifte verder naar het dichtstbijzijnde busstation waar ik de bus
pakte om terug te keren naar garage Befkens in dat godvergeten dorp. Met een verbaasde
blik werd ik ontvangen door de klootzak die eerder op de dag nog een eurootje of 500 uit
mijn zak had getroggeld. Vastbesloten liep ik naar de brug waaronder hij aan het werken
was en drukte op de knop om de brug te laten zakken. Natuurlijk liet ik net genoeg ruimte
over voor hem om nog adem te kunnen halen. Ik pakte een stoel en begon met
onderhandelen.


Hoofdstuk 3


Gerrit's ogen puilden verder uit zijn kassen naarmate de brug dieper zijn middenrif in
duwde. Met veel moeite wist hij een zwak 'stop...' uit zijn keel te persen, terwijl hij nu toch
wel behoorlijk blauw aan begon te lopen. Ik liet de knop waarmee ik de brug bediende los
en schreeuwde Gerrit toe: 'Vuile oplichter!' 'Waarom heb je mij bedrogen?' Gerrit
antwoordde niet meer. Wel waren inmiddels een paar aders in zijn voorhoofd gesprongen,
wat geen prettig gezicht was. Ik besloot om hem iets meer lucht te geven en haalde de brug
iets omhoog. Piepend en rochelend kwam Gerrit's ademhaling op gang. 'Het spijt me echt,
het spijt me echt heel erg!' 'En het spijt mij heel erg dat ik nu jouw hoofd als een overrijp
tomaatje uit elkaar ga laten klappen Gerrit', antwoordde ik. 'Tenzij ik NU mijn geld van je
terugkrijg, en als bonus een nieuwe auto'. Gerrit, die blij was dat hij uberhaupt nog in leven
was, koos eieren voor zijn geld en riep 'JA OK!!'
Even later stond Gerrit bibberend in zijn kantoortje, met mij dreigend voor hem. 'Kom op
met die buit' beet ik hem toe. 'Ik moet je wat vertellen' zei Gerrit. 'Ik heb je geld niet meer,
ik heb het vanmorgen direct door mijn vrouw naar de bank laten brengen.' 'Maar ik heb een
deal voor je.' 'Ik heb een oude Chevrolet Camaro uit 1977 gekocht via e-bay.' 'Alleen staat
die wagen in Hongarije'. 'Het vliegticket naar Boedapest ligt hier in mijn laatje, en als je wilt
geef ik jou het ticket en mag je de auto halen en houden'. Kijk, nu hield die snode Gerrit mij
ineens een worst voor die ik niet kon laten liggen. Avontuur lag in het verschiet. Ik gaf
Gerrit nog n vreselijke zaaier op zijn lever, zodat hij dubbel over zijn bureau sloeg.
Daarna liet ik hem ademen, zodat hij me alle details kon geven.


Hoofdstuk 4


De volgende ochtend vertrok ik per trein naar Eindhoven airport alwaar ik bij balie 4 een
woest aantrekkelijke vrouw achter de incheck-balie zag zitten. De vrouw glimlachte, woog
mijn koffer en vertelde me dat ik bij gate 2 om 1 uur kon gaan boarden. Dat betekende dus
dat ik nog ruim anderhalf uur moest wachten in die bloedhete, naar zweet stinkende hal. Ik
besloot koffie te gaan halen in het restaurant en liep daar geheel toevallig de woest
aantrekkelijke vrouw van de incheck-balie tegen het heerlijke lijf. Terwijl ik zocht naar een
openingszin besloot ik verlegen als ik ben de kat nog even uit de boom te kijken en streek
neer aan een lege tafel. De tijd tikte sneller weg dan ik dacht en uit de luidsprekers hoorde
ik dat het boarden voor mijn vlucht al was begonnen. Ik plofte neer op Stoel nummer 43d
aan het gangpad. Naast me zat een mollige maar niet geheel onaantrekkelijke vrouw en
voor me een man met inhammen zo groot dat zijn haarlijn nog nauwelijks zichtbaar was. De
veiligheidsinstructie werd gedaan door de vrouw die een uur of 2 geleden nog lachend mijn
koffer in checkte. Wat een heerlijk wijf dacht ik bij mezelf en begon oogcontact met haar te
maken.


Hoofdstuk 5


Helaas reageerde de multi-inzetbare vliegmevrouw niet op mijn eerste avances, maar wat
niet is kon natuurlijk nog komen. Voorlopig leek ze heel bewust de andere kant op te kijken
tijdens de veiligheidsinstructies. Gelukkig weet ik dat de meeste vrouwen er plezier aan
beleven om hard to get te spelen. Ik zou haar later nog wel krijgen. Maar eerst
concentreerde ik mij op de kale schedel van de persoon voor mij, die dusdanig hard glom
dat ik mooi even checken kon of mijn haar nog goed zat. Precies op het moment dat ik mij
naar voren boog besloot de man zijn leuning naar achter te zetten, waardoor het harde
plastic van de nog ingeklapte uitklaptafel mij vol op de bovenlip raakte. Ik proefde bloed en
voelde me misselijk worden. Mijn maag trok samen en ik braakte de gore Eindhovense
koffie zo in de nek van die kale glimworm. De man vloog overeind, wat op zich niet is
toegestaan in een vliegtuig. 'Vuile smeerpijp!' riep hij uit, en dus moest hij wel met Gerrit
de monteur in het complot zitten. Ik verkocht hem direct een uppercut op zijn kin en de
lafaard ging meteen gestrekt. Er ontstond enige paniek in het vliegtuig, maar gelukkig wist
Tatjana (volgens het naambordje van de multi-inzetbare vliegvrouw heette ze zo) dat gauw
te sussen. Als dank besloot ik haar vol op de bek te zoenen, en ze deed er heerlijk aan mee.
Hoewel ik haar tepels hard voelde worden in haar strakke blauwe pakje maakte ze zich toch
los uit onze omhelzing. 'Je kan niet meer mee met deze vlucht' zei ze. 'Het is beter als je
snel het vliegtuig verlaat voordat ze je oppakken.' Godverdomme, dat had ik weer. 'Heb jij
een auto, mooie Tatjana?' Het antwoord was ja, en ik vroeg haar om mijn geile dicipel te
worden en met mij naar Boedapest te rijden.


Hoofdstuk 6


Ik nam Tatjana onder mijn arm mee en ging het vliegtuig uit, nog altijd hevig bloedend aan
mijn lip maar dat kon me niet schelen. Buiten op de parkeerplaats stond haar 8 jaar oude
Kia volledig verroest en onder de vogelschijt. Tatjana nam plaats achter het stuur en
scheurde al weg voordat ik mijn gordel vast had. 'Heb je een adres' riep ze over het
ronkende geluid van de op 3 cilinders lopende Kia uit. Ik zocht de papieren die ik van Gerrit
had gekregen en las op: Andrassy ut 210 in Boedapest. Ze knikte en wist klaarblijkelijk
waar ze heen moest rijden. Ondertussen zaten we al op de snelweg richting Venlo, ik begon
haar sexy benen te betasten en dat kon haar zo te merken weinig schelen. Haar uniform
maakte het allemaal nog spannender voor mij. 'Als je sex wilt dan moet het tijdens het
rijden' riep ze, 'ik ga echt niet stoppen want ik heb maar weinig tijd, morgenochtend wil ik
weer terug rijden.' Voor mij was sex op de snelweg een geheel nieuwe ervaring ,en zeker bij
een snelheid van 140 km/u.....


Hoofdstuk 7


De grootste uitdaging die ik nu had was hoe ik dit varkentje zou moeten wassen. De Kia
bood weinig ruimte voor lichamelijke activiteiten, en aangezien Tatjana achter het stuur zat
leek het me niet handig dat ze even fijn op mij zou komen zitten. Tatjana meldde dat ze
dorst had. Wat kon ik daar godverdomme aan doen dan? Als ze niet zo'n haast had dan
konden we stoppen bij het eerstvolgende tankstation waar ik zowel de auto als Tatjana vol
zou gooien. Kreeg ze voor de moeite nog een blikje fris toe ook. Maar dat kon ik natuurlijk
niet tegen haar zeggen, dan zouden de rapen gaar zijn. Liften naar Hongarije is ook geen
pretje tenslotte. Opnieuw begon Tatjana te klagen over dorst. 'De kindjes in Afrika, die
hebben dorst!' probeerde ik nog, maar ze negeerde mijn opmerking en wees op het
handschoenenkastje. Ik trok het open en vond een flesje pislauwe Spa rood. Tatjana was er
blij mee. En ik was blij met het Zwitsers zakmes dat ik achter het flesje vond, want ik kreeg
een briljante ingeving. Met het zakmes tussen mijn tanden kroop ik op de achterbank. Ik
nam plaats achter Tatjana en sneed voorzichtig een mooi rond gat uit haar rugleuning.
Laag, ter hoogte van haar kontje. Als een kind in een snoepwinkel stak ik mijn hand naar
binnen, voelend naar al het lekkers dat Tatjana mij te bieden had. Voorzichtig kuste ik haar
nek, en toen voelde ik Tatjana verstijven. Een milliseconde lang dacht ik dat dat uit
geiligheid was, tot ik over haar schouder keek en nog net meekreeg hoe de Kia zich met
een oorverdovende knal in de midden op de weg stilstaande Alpenkreuzer van de familie
Snoedervleug uit Spijkenisse boorde. Daarna werd alles zwart...


Hoofdstuk 8


Toen ik mijn ogen opende zag ik twee gemasterde gezichten met een felle lamp boven me.
De linker figuur vertelde me dat ik rustig moest blijven en dat alles wel goed zou komen. Ik
lag onder een groen laken en besefte me dat ik onder het mes lag. Er werd iets in mijn
hoofd gestopt, althans zo voelde het. Ik vroeg aan de linker persoon waar ik was en wat er
gebeurd was, en hij vertelde me dat het hem speet te moeten zeggen dat de vrouw
waarmee ik in de auto zat in diepe coma was geraakt. 'En ik ?...stamelde ik, komt
het...eeeehhh... komt het met mij wel goed?' 'Over een minuut of vijf ga je naar de
slaapzaal en dan mag je als het goed is morgen weer naar huis toe.' Vijf minuten later lag ik
naast twee bejaarden op een smoezelig slaapzaaltje, in een ziekenhuis in Noord-Limburg
naar ik aannam. Maar het bleek dat ik naar Eindhoven was gevlogen met de traumaheli, en
Tatjana lag ergens als een kasplant op de 5e verdieping. Ik voelde me goed de volgende
dag en de dokter vertelde me dat ik naar huis mocht. Omdat ik toch nog mijn reis wilde
vervolgen vertrok ik zonder naar Tatjana om te kijken. Ik nam de bus naar het treinstation
en nam de eerste trein naar Utrecht centraal, vanwaar ik de internationale slaaptrein naar
Boedapest besloot te nemen. Mijn coupe deelde ik met een wat oudere kalende heer met
een enorme snor en een vrouw van een jaar of achtentwintig die er een stuk beter uitzag.
Op het station had ik nog een stuk of wat blikken bier gekocht en begon die als een razende
achter elkaar op te drinken, na de 8e was ik dronken..


Hoofdstuk 9


Ik voelde mijn ogen zwaar worden en ik begon weg te zakken in een diepe, donkere slaap.
Natuurlijk had ik niet in de gaten dat mijn mond ver openzakte en er langzaam een sliert
kwijl via mijn gewonde lip een weg naar beneden vond. Het zal voor oudere heer tegenover
mij geen prettig gezicht zijn geweest, maar al had ik dat geweten dan zou het me geen
moer gedaan hebben. Dan had die ouwe dibbes maar een andere coup uit moeten kiezen.
Wat ik overigens ook niet in de gaten had was dat mijn hoofd langzaam op de schouder van
het lekkere ding naast mij zakte. Zij was daar niet van gediend en boog voorover, waardoor
ik in een foetushouding op de rood lederen bekleding kwam te liggen, met mijn neus in haar
hol. Dat was nu net niet het resultaat wat ze had willen bereiken. Ze stond op en verliet de
coup, spoedig gevolgd door de heer tegenover mij die het niet meer aan kon zien en ook
het gesnurk niet trok. Zo had ik zonder het te weten de gehele coup voor mijzelf.

Tegelijk met het schurende geluid van vastslaande remmen kreeg zwaartekracht een heel
andere betekenis en ik vloog, nog steeds in foetushouding, met een noodvaart door de lucht
en daarna tegen het hoofdeinde van de bankjes tegenover mij. Gelukkig geen
beschadigingen deze keer, maar ik was wel gelijk wakker. Als liefhebber van heuvels, zelfs
niet-vrouwelijke, herkende ik het Duitse landschap onmiddelijk toen ik uit het raam keek.
Verdammt! Er was iemand voor de trein gesprongen! Ik bedacht me dat een mof minder
zeker geen kwaad kon, maar jammer van de vertraging was het wel. Om van de nood een
deugd te maken verliet ik de coup en liep naar de gesloten deuren. Het glasplaatje van de
nood-deurbediening ontbrak, en ik opende de deur om eens lekker een luchtje te gaan
scheppen...

Hoofdstuk 10

Ik stapte de wagon uit en zag in de verte een politieauto met volle vaart aan komen rijden.
Omdat ik het idee had dat dit wel even zou kunnen duren besloot ik de velden in te trekken
en mijn benen te strekken. Na 5 minuten wandelen zag ik achter me dat de trein zijn
deuren sloot en zachtjes op gang begon te komen. Verdammt nochmal, snel keerde ik terug
in looppas maar de trein verdween uit het zicht. Het was al schemerig en behoorlijk aan het
vriezen dus moest ik wel ergens onderdak zien te vinden. Na een uur stevig doorwandelen
kwam ik in een dorpje met allemaal middeleeuwse woningen. Ik besloot aan te kloppen bij
het huis op de Zwanschstrasse nummer 54. Wie is daar hoorde ik een krakerige oude
wijvenstem roepen, en voor ik het wist werd ik naar binnengelaten door een vrouw van een
jaar of 85. Ik had al snel door dat ze stekeblind was en volgens mij ook aan de dove kant.
Ich wohle hier schlaffen brabbelde ik in mijn beste Duits. De bejaarde vrouw knikte en wees
me een bed aan op zolder. Het hele huis stond vol met antiek en zeer waardevolle juwelen
lagen overal te grabbel, maar de slaap weerhield me van criminele activiteiten. Ik plofte op
bed neer en viel in slaap, totdat ik een uur of twee later een ijselijke schreeuw hoorde uit de
kamer van de oude vrouw .... Ik lag stokstijf in mijn bed.




Hoofdstuk 11


Een diep gegrom drong door tot mijn zolderkamer, maar de oude vrouw was niet meer te
horen. Dit was typisch een situatie zoals ik die vaker droomde. Iemand werd aangevallen,
en ik was de held die ervoor zorgde dat alles goed afliep. Daarom stapte ik mijn bed uit en
barricadeerde de deur door er een flinke kast voor te schuiven. Dromen slaan nergens op,
en de held spelen al helemaal niet. Eigen volk eerst! dacht ik geheel in Duitse stijl.

Ondertussen klonk er behalve een enorm gegrom ook een stevig gekraak ergens beneden.
Het deed mij denken aan de manier waarop de hond van mijn broer op de kippenbotjes
knaagt als je die aan hem voert. Dit vond ik verontrustend, en ik pakte mijn telefoon. Geen
idee of dit zou werken, maar ik besloot eins eins zwei in te toetsen. Binnen drie seconden
kreeg ik een alles behalve geil klinkende vrouw aan de telefoon die wilde weten wie ik wou
spreken. Wederom zette ik mijn beste Duitse beentje voor: Ich habe keine anus! Ik wist
tenslotte niet wie ik moest spreken want ik had geen idee wat er loos was beneden.
Moment bitte sprak de vrouw, ik hoorde een klik en werd doorverbonden met de
ambulancedienst. Daar heb ik geen hol aan meldde ik, en ik hing op. Het gegrom was
inmiddels afgenomen, en het werd weer stil in het huis. Uiteraard trapte ik daar niet in, en
ik stapte lekker weer in bed voor een welverdiend dutje. De volgende dag zou ik wel kijken
wat er aan de hand was geweest.


Toen ik wakker werd was het al flink licht op de zolder. Ik besloot om eerst eens door het
dakraam naar buiten te kijken, want wellicht zou ik daar doorheen moeten vluchten als het
foute boel was beneden. Het enige wat ik zag waren de oude, middeleeuws aandoende
huizen, en een stuk verderop lag een soort dorpsplein. Daarop stond een enorme rood-gele
tent, en ik kon vanaf hier de grote letters RENZ lezen die erop waren geschilderd...

Hoofdstuk 12

Ik schoof de kast opzij en opende deur naar de overloop. Terwijl ik naar beneden
strompelde bekroop me een gevoel van angst, iets wat voor mij totaal nieuw was. De deur
van de woonkamer lag eruit en overal lagen glasscherven en bloedspetters. De oude vrouw
was nergens te bekennen. Wat ik echter wel zag in mijn ooghoek was een afgescheurd stuk
van haar bloemetjesjurk dat gedrapeerd lag over haar in stukken gesneden bank. Er had
zich hier heel wat afgespeeld tijdens mijn slaap zo te zien. Ik besloot de keuken in te gaan.
Op het fornuis stonden drie pannen met een onduidelijke inhoud en ook hier zaten de
bloedspetters tot boven op het plafond. Het was me duidelijk dat er een worsteling had
plaatsgevonden met vrijwel zeker een dodelijke afloop.

In de keukenla lagen autosleutels van een Mercedes Benz. Ik griste de sleutels uit de la en
liep naar de garage alwaar ik een in concoursstaat verkerende Mercedes 380 sl uit de jaren
80 aantrof. Ik opende de auto en starte de dikke 8 cilinder. Een dikke rookpluim en een
doffe knal volgde maar het motortje begon te lopen. Ik zette hem in zijn achteruit en reed
langzaam het tuinpad af. Om niet al te veel op te vallen had ik voor de zekerheid een
sjaaltje van de vrouw om mijn hoofd heen geslagen en ik ging vrolijk tuffend het dorp uit.
Uit de radio schalde Duitse schlagermuziek en ik trommelde op de maat van de muziek met
mijn vingers op het dashboard. Toen ik langs het circus reed zag ik een menigte staan die
totaal van de kaart leek te zijn. Ik besloot de snelweg op te rijden in de richting van
Uberthuringen wat zo een 100 km rijden was. Na een kilometer of 50 moets ik plassen en
parkeerde de Benz op een rastplatz om even mijn blaas te legen. Wat me opviel was dat er
een auto voor me stond met vier mannen met maskers erin..

Hoofdstuk 13


De gemaskerde mannen sprongen de auto uit en renden het tankstation in. Mijn vermoeden
was dat ze dat niet deden om koffie te drinken. Ik stapte snel uit mijn auto en prikte met
het Zwitsers zakmes van Tatjana snel de banden lek van de auto waar ze uitgestapt waren.
Zo, daar had ik toch nog een heldendaad verricht terwijl dat nou niet echt mijn ding is.
Gauw liep ik terug naar mijn auto, ging achter het stuur zitten en startte de motor. Dat was
althans de bedoeling. Een harde klik van onder de motorkap was het enige wat ik hoorde
toen ik de sleutel in het contact draaide. Ik probeerde het opnieuw maar zonder succes. Het
was niet te geloven. De problemen met auto's speelden me nu dagelijks parten en ik werd
er volledig gestoord van. Woest sloeg ik op het stuur. In tekenfilms start de motor op zo'n
moment. Bij mij brak het stuur af. En daar kwamen de gemaskerde mannen op het gemak
het tankstation uit gewandeld..


Hoofdstuk 14


Daar zat ik dan, met mijn stuur in mijn handen en in het vizier van 4 zware criminelen
waarvan ik de banden had lekgeprikt. Ik drukte de deuren op slot en dook onder mijn
dashboard. Ik bleef doodstil zitten en het zweet brak me uit. Voor me zag ik twee draden
hangen die tot voor kort in mijn stuur zaten weggewerkt. Toen ik ze tegen elkaar aandrukte
ging m'n toeter af. 'Shit dacht ik, nu ben ik de lul.' Hard werd er op mijn motorkap geslagen
en ik kroop met mijn hoofd naar boven. Wat ik daar zag deed mijn hart op hol slaan, vier
zeer agressief uitziende mannen met maskers stonden op mn auto in te hakken. Ik zat als
een rat in de val. Voor het zou escaleren opende ik de deur en vroeg de heren waar ze
dachten nu helemaal mee bezig te zijn. De grootste van het stel sleurde mij de auto uit en
sloeg me hard op mijn achterhoofd. M'n benen werden slap en ik zakte in elkaar..


Hoofdstuk 15


Ik kwam hard op de grond terecht, en de mannen begonnen te schreeuwen. Veel verstond
ik niet van dat Germaanse geloel, maar de woorden KAPUT GEMACHT! kwamen wel degelijk
over. De mannen maakten geen aanstalten om me nog meer klappen te geven, en dat
waardeerde ik behoorlijk. Alleen had ik geen idee hoe het verder moest, want ze bleven
toch dreigend om mij heen staan. Plotseling hoorde ik sirenes, en tussen de benen van de
boeven door ontwaarde ik een politiewagen. Hoera, ik was gered! De politiewagen stopte
naast ons, en voor zover ik het kon zien stapten er twee agenten uit. Arrestier diese
criminele! riep ik uit. Maar de agenten begonnen met die verdachte mannen te praten in
plaats van met mij. Ik hield mij maar koest, misschien waren het nepagenten die in het
complot zaten! Zo zittend op de stoep had ik de gelegenheid om tussen alle benen door wat
om mij heen te kijken. Tot mijn verbijstering zag ik over het parkeerterrein van
de Rasttte nog meer gemaskerde mensen lopen. Bill Clinton liep gearmd met frau Merkel
voorbij, op een bankje zat iemand met een shrekmasker een sigaret te roken, en in de
verte liep Rudi Carell zijn Duitse herder uit te laten. De hond had een pakje aan waardoor
het moest lijken alsof hij een broodje Bockwurst was, met aan de voor- en achterkant een
stuk worst dat uitstak, en aan de bovenkant een plukje sauerkraut. Het kwartje viel
helemaal toen ik de mannen boven mij hoorde praten over Carnaval.. Het waren geen
overvallers! Er was niets aan de hand, en ik had de banden van een paar nietsvermoedende
feestgangers kapot gesneden.. En nu je het zegt, zelfs een van die agenten deed eraan
mee! Hij had zijn uiterste best gedaan om op Joseph Goebels te lijken! Om hem vriendelijk
te stemmen en hem te laten weten dat ik waardering had voor deze vermomming groette ik
hem met een welgemeend Sieg Heil! Vijf seconden later schuurde ik met mijn voorhoofd
over de stoeprand, werden mijn armen met kracht op mijn rug gedraaid en voelde ik het
koude staal van handboeien om mijn polsen slaan. Ik werd overeind getrokken, en voor ik
om Hilfe kon roepen werd ik op de achterbank van de politiewagen gesmeten...


Hoofdstuk 16


Het was krap achterin het busje, de vier gemaskerde mannen stapten ook in en de agent
scheurde de snelweg op. Ik hoorde wat Duits gemompel maar mijn kennis van de taal was
deze keer onvoldoende om het naar behoren te vertalen. De handboeien begonnen
dusdanig te knellen dat het erg pijn ging doen. Ik gilde het uit. 'Scheisse nochmals' hoorde
ik de als varken verklede Duitser zeggen tegen degene met een masker van een hond. Ik
probeerde aan het langsrijdende volk duidelijk te maken dat ik hier niet vrijwillig zat, maar
dat werd niet echt serieus genomen. Na een klein kwartier reden we een boerenerf op waar
al tientallen auto's kriskras door elkaar stonden geparkeerd . 'HER AUS DU SCHWEIN'
schalde de man met het masker van een boedha. Ik liep voor de mannen uit en hoorde een
enorm kabaal uit de schuur komen. Binnen in de schuur wist ik niet wat ik zag. Er liep van
alles en nog wat, van braadworst tot barbie en van hond tot olijfboom. Ik werd
vastgeketend aan een schandpaal en in mijn ooghoek zag ik een enorme emmer met
tomaten staan. De dikste van de twee agenten pakte de microfoon en riep iedereen tot de
orde. 'Herzlich wilkommen, ich habe ein uberraschung, diese kleine schwein konnen sie..... '
Het licht viel uit en er was kennelijk een stroomstoring, want de agent was ook niet meer te
horen door de microfoon. Ondertussen hadden een paar gasten al tomaten gepakt en
begonnen op me te mikken....


Hoofdstuk 17




Ik kon geen kant op terwijl de overrijpe tomaten met kilo's tegelijk mijn kant op vlogen, en
het duurde niet lang voordat ik volledig onder de rode tomatendrap zat. Mijn kleding, mijn
haar, mijn oren, mijn neus.. er was geen plek op mijn lichaam waar ik nog droog was. Het
werd steeds lastiger voor mij om nog adem te halen. Ik voelde mijn dood naderen, en door
mijn oogleden heen zag ik het witte licht al dat daarbij schijnt te horen. Toen ik mijn ogen
voorzichtig opende om de hemelpoort te aanschouwen bleek dat ik er behoorlijk naast zat.
De stroom bleek terug, en de grote bouwlampen zorgden ervoor dat ik in een fel wit licht
baadde. Het zag er smerig uit. De microfoon bleek ook weer te werken, want onder luid
gejuich werd ene Heinz Flintzwurzel op het podium geroepen. Het was een klein vet
mannetje met rossig haar en een rood sikje. Hij droeg lederhosen en was blootvoets. Zijn
naam was vast geen toeval, net als het geen toeval kon zijn dat het mannetje een dikke
brandslang bij zich had. De brandslang leek haast te ontploffen, zo'n hoge druk stond erop.
Het mannetje gaf een ruk aan de hendel op het uiteinde, en het water knalde uit de slang.
Dat mijn mond open stond van verbazing was op dat moment niet heel handig. Minstens 20
liter water vond binnen de seconde via mijn huig een weg naar mijn interne reservoir. Daar
was mijn lichaam nou net niet op berekend, en terwijl de straal uit de brandslang inmiddels
mijn noten ongeveer mijn reet inblies kwamen van boven de twintig liter weer retour
afzender. Het vette mannetje vond het welletjes en draaide de kraan dicht, waarna een luid
applaus uit het publiek opsteeg. Ik werd losgemaakt door een man met een Lothar
Matteusmasker dat erg goed gelukt was. Toen ik los was kreeg ik zo'n enorme trap onder
mijn kont van hem dat ik, terwijl ik het podium afvloog, mij afvroeg op het wel een masker
was wat de man droeg. De menigte deed een stap uiteen waardoor het was alsof de rode
zee zich voor mij opende, en ik strompelde richting de openstaande deur van de loods, en
daarna er doorheen het felle daglicht in.


Hoofdstuk 18


Daar stond ik dan, door en door nat en onder de tomatenpuree. Bovenal voelde het alsof er
een trein over me heen was gereden. Ik strompelde langs de boerenschuur en zag een
Spartamet staan. Van verhalen van mijn opa wist ik dat er in het verleden veel fietsen
gestolen waren door onze Oosterburen. Achterop deze volledig electrisch aangedreven fiets
zat een fietstas met daarin een dik regenpak in de kleur oranje met fluoriserende strepen.
Bovendien zaten er wat oude lappen in waar mee ik me af kon vegen. Ik trok mijn natte
kleren uit en verwisselde het voor het regenpak. Gelukkig was er geen spiegel want het
moest een belachelijk gezicht zijn geweest. Ik gaf een ferme trap tegen het slot en het
sprong open, waarna ik op de fiets stapte en de electromotor aanzette. Er zat beweging in
en ik tufte langzaam het erf af zonder dat de carnavaleske menigte ook maar iets in de
gaten had. Plots zag ik een boord met ANSCHERHAUSEN 2km staan en besloot die kant op
te gaan. Wat een comfort op zo een Spartamet bedacht ik me. Ik tufte het pitoreske dorp
in en kwam al snel op een prachtig kerkplein. Na het afstappen voelde ik de knetterende
zon op mijn regenpak schijnen en ik waande mij in een sauna. Uit doen was geen optie
want onder het plastieken pak was ik poedelnaakt. Voorbijlopende Duitsers keken mij aan
en groetten mij vriendelijk, er was op zich niks vreemds aan mijn outfit als je je bedacht dat
er een paar kilometer verderop mensen als braadworst rondliepen. Ik had een enorme
honger gekregen en streek neer op het terras van een gastehaus met de imponerende
naam DAS HEISSE STAMPFERTJE. Al snel kwam er een hele mooie serveerster mijn
bestelling opnemen..


Hoofdstuk 19


Aangezien ik geen cent bij me had besloot ik om letterlijk flink uit te pakken. Mijn regenpak
gleed op de grond, en in mijn blote snikkel deed ik een dansje voor de knappe serveerster.
Met grote ogen keek ze naar mijn geslacht. Zeker met dit warme weer deed ik mijn bijnaam
'de boa constructor' alle eer aan. Een stukje verderop zaten zo'n twintig vrouwen aan 1
lange biertafel, en zij begonnen allemaal luid te applaudiseren. Ik rukte de capuchon van
mijn regenpak en maakte er een rondje mee langs het terras om geld op te halen. Er
werden flink wat munten in de capuchon gegooid, en zelfs twee briefjes van tien. De
vrouwen aan de lange tafel doneerden samen vijftien euro, waardoor ik in totaal zo'n vijftig
euro had verdiend. Dat leek mij wel even genoeg, en ik hees mij weer in het klamme
regenpak waarna ik bij de nog steeds perplex staande serveerster zeer toepasselijk een
Wiener schnitzel bestelde. En een flink glas Weissbier natuurlijk. Even later zat ik heerlijk
te eten en te drinken. De leuke serveerster stond af te rekenen met een vrouw van
middelbare leeftijd die er nog best aantrekkelijk en in ieder geval zeer welvarend uitzag. Ze
had een kleine chihuahua bij zich met een gouden halsband belegd met flonkerende
diamanten. Eerder had de vrouw al een tientje in mijn afgescheurde capuchon gestopt,
waarbij ze zogenaamd per ongeluk voorzichtig mijn slurf beroerde met haar arm. Ik wist
natuurlijk beter. En nu kwam de vrouw langs mijn tafeltje gelopen en stopte mij een briefje
toe. Daarna liep ze snel door en stapte achterin een gereedstaande Bentley Continental,
waarna de chauffeur wegreed. Ik keek naar het briefje, en het bleek een biljet van
tweehonderd euro. In een net handschrift had ze er haar naam en telefoonnummer
opgeschreven. Ze heette Anna. Ik bekeek de andere kant van het biljet. Daar las ik: 'ik ben
Nederlandse'. Rustig at ik mijn bord leeg en dronk ik mijn bier op. Daarna liep ik het
etablissement in en zocht ik de munttelefoon...


Hoofdstuk 20


In de hoek van de nogal donkere eetgelegenheid zag ik een ouderwetse telefoon hangen.
Terwijl ik me een weg baande door het donker eiken interieur doemde er een herdershond
op. De herdershond lag languit overdwars op de grond en ik stond stokstijf aan de grond
genageld. Zijn ogen waren fel rood en bloeddoorlopen en hij krulde zijn bovenlip om zijn
tanden te ontbloten. Er kwam een zwaar gebrom uit zijn grote bek. RUHIG FRANZ !!!!!
hoorde ik iemand roepen en de hond bedaarde god zij dank. Ik wierp 50 eurocent in de
telefoon en draaide het nummer: 06-234-56-987.... Ik trilde op mijn benen van opwinding
, en de telefoon ging over. ..prrrr,prrrrrrrrrr, prrr.... 'Hallo mit Anna' hoorde ik aan de
andere kant van de lijn. 'Ehhh, hallo u spreekt met die man van het terras met dat
regenpak weet u wel? Mijn naam is Herbert' stamelde ik. 'Zo jij laat er geen gras over
groeien maatje' zei Anna lachend. 'Heeft u mischien een slaapplaats voor me?' vroeg ik
haar. 'Jij mag vannacht wel logeren bij mij' zei Anna. 'Over een minuut of 10 stuur ik James
om je op te halen, zorg dat je klaar staat'. Ik bedankte haar en hing op. Tot mijn verbazing
lag Franz de herdershond nog steeds in het midden en ik passeerde het bakbeest. Dit keer
stond ik per ongeluk op zijn staart en de rapen waren gaar. Franz sprong op en beet zich
vast in mijn regenpak en gromde als een hongerige wolf. Ik rukte me los en verloor
daardoor mijn rechter broekspijp. Met de snelheid van het licht rende ik halfnaakt de straat
op met in mijn kielzog een zeer agressieve herder genaamd Franz. Aan de overkant van de
weg dook ik een steegje in en klom op een schuurdak van asbestplaten. Franz stond onder
me te grommen en ik lag met mijn neus diep asbest te inhaleren op het dak. Ik hoorde
de stem die me eerder al gered had keihard 'FRANZZZZZZZZZZ!!!' roepen en het beest
keerde terug naar zijn baas met mijn broekspijp als trofee in zijn mond. Ik klom het dak af
en strompelde terug naar de eettent. Daar zag ik de Bentley voor de deur staan. Ik tikte op
het raampje en james gebaarde me in te stappen.


Hoofdstuk 21


Ik liet mij achterin de Bentley zakken. Het koude zwarte leer plakte direct aan mijn half
blote lijf, maar het voelde prima. Ik trok de deur dicht en keek eens om mij heen. De
chauffeur was onzichtbaar door een verduisterende glasplaat, maar in het middenconsole
ontwaarde ik een klein koelkastje. Uiteraard was ik nieuwsgierig naar de inhoud, een borrel
gaat er altijd wel in! Helaas was het enige wat ik aantrof een zak bloed, twee
injectienaalden en een ampul met onbekende inhoud. Anna, of misschien haar rijke kerel,
was waarschijnlijk arts. 'Die rijden allemaal van die dikke wagens van ons geld' dacht ik.
Maar nu zou ik daar in ieder geval een keer wat voor terug krijgen. Na een kort ritje reed de
auto de oprit van een kast van een huis op. Anna stond al op de parkeerplaats te wachten.
Het was een prachtige vrouw met lang blond haar en een stralende glimlach. Ze was nu
gekleed in een weinig verhullende japon van glanzend donkerblauwe zijde. Mijn vermoeden
was dat ze daar niets onder droeg, en ik verheugde me op een heerlijke wip, daar was ik
ook echt aan toe. 'Hai' zei ze toen ik de auto uitstapte. 'Fijn dat je gekomen bent'. Ik dacht
bij mezelf 'dat moet juist nog gebeuren lekker kippetje', en ik stapte op Anna af. Zonder
verdere plichtplegingen zoende ik haar vol op haar mond, maar ze weerde mij af. 'Rustig
aan zei ze, we hebben geen haast Herbert. Laten we naar binnen gaan en lekker wat
drinken.' Ik dacht terug aan het koelkastje in de auto. 'Ben je dokter?' 'Chirurg, maar ik
vertel je mijn verhaal zo wel, onder het genot van een lekkere gin-tonic ok?' Nu vond ik gin-
tonic zo'n beetje het goorste wat er was, maar in dit geval maakte het me niet uit. Je kon
het in ieder geval snel achterover gieten zodat we terzake konden komen. We stapten het
huis in, en van binnen leek het nog veel groter dan van buiten. In de gigantische living
zakte ik neer op een mooie rode designbank terwijl Anna de drankjes maakte. Ze kwam
ermee naast mij zitten. Ze gaf me mijn glas, en tikte met haar glas tegen het mijne. 'Chin
chin' zei ze. 'Nee bedankt' antwoordde ik, want honger had ik niet meer na de dikke Wiener
schnitzel. 'Dat betekent proost onder chique mensen Herbert', lachte ze. Nou, het zou best.
Ik nam een grote teug en vroeg haar 'wat doe je nou precies, want je zit aardig in de slappe
was!' Anna nam een klein slokje en zei 'ik ben niet zomaar een chirurg. Ik voer
orgaantransplantaties uit voor de rijkste mensen ter wereld. Dat doe ik hier, in deze
afgelegen villa.' 'Waarom zouden die rijke mensen naar jou toe komen dan, behalve omdat
je de lekkerste chirurg ter wereld moet zijn?' Anna lachte opnieuw haar mooie glimlach en
zei: 'omdat die mensen niet willen wachten op het vrijkomen van organen. En ik heb alle
organen die ze maar willen'. Ik voelde me wat misselijk worden, vast van dit gore verhaal
en die smerige gin-tonic. Ook werd ik wat duizelig. Ik vroeg hoe ze aan die organen kwam.
'Van jou', hoorde ik nog net voor het zwart voor mijn ogen werd...


Hoofdstuk 22


Mijn benen werden zwaarder en de rest van mijn lichaam compleet gevoelloos. Het gekke
was dat mijn oren nog functioneerden. Ik hoorde Anna zeggen tegen een van haar
assistenten dat er bloed afgenomen moest worden. 'Geef me dat mes!' schreeuwde Anna.
Gelukkig voelde ik niks, maar het was geen prettig idee om onvrijwillig levende donor te
zijn. De assistent mompelde iets van 'A-positief' en ik herkende er direct mijn bloedgroep
in. Anna riep tegen een ander persoon in de ruimte 'kijk op de lijst en bel de eerstvolgende
patient.' De man in kwestie belde klaarblijkelijk met iemand die binnen niet al te lange tijd
de trotse eigenaar of eigenaresse zou zijn van een of meer van mijn organen. 'De patient
wordt ingevlogen' riep de assistent naar Anna, volgens hem zou de man er over een uur of
2 zijn .'Dat is mooi zei Anna, we kunnen beginnen met het verwijderen van de milt en een
nier lees ik hier'. Ik had me nog nooit zo nobel gevoeld als op dit moment. Mijn smaak was
ook nog niet uitgevallen want ik proefde spetters vers bloed die mijn mond in spoten. De
snijgeluiden in combinatie met het geluid van het met een rubber handschoen wroeten in
mijn lichaam maakte mij behoorlijk misselijk. Anna riep in lichte paniek om naald en draad
en stond duidelijk hoorbaar op haar hakken te trappelen van ongeduld.'KOELEN, KOELEN EN
SNEL EEN BEETJE!' riep ze. Een ander figuur kwam met een apparaat op wielen de kamer in
gereden en ik hoorde het geritsel van een soort vuilniszak. De hele operatie duurde bij
elkaar nog geen half uur, en ik werd weggereden naar een andere zaal nadat Anna de
opdracht had gegeven om mij aan het bed vast te ketenen. Mijn zicht kwam langzaam
terug, tezamen met een helse pijn in mijn buik die zo ondraaglijk was dat ik het begon uit
te schreeuwen. Binnen een minuut werd er een trechter op mijn mond gezet en gooide een
onverlaat een chemisch goedje bij mij naar binnen. De pijn ebde weg en ik ging slapen...


Hoofdstuk 23


Toen ik mijn ogen weer opende en voorzichtig om mij heen keek wist ik onmiddelijk dat ik
lang onder zeil moest zijn geweest. Ik bevond mij op een stretcher in een kleine houten hut,
en tot mijn verbijstering zag ik door het raam dat het buiten vreselijk hard sneeuwde. Ik
sloot mijn ogen nog een keer goed en deed ze daarna heel langzaam weer open. Door
mijn wimpers heen gluurde ik naar het raam, maar nog steeds zag ik de grote vlokken
neerdalen. Dit moest een grap zijn, een hallucinatie. Maar toen ik merkte dat ik een hol
gevoel in mijn buik had en dat niet door honger kwam wist ik genoeg. Ik voelde voorzichtig
over mijn buik, en daar liep een ritssluiting van boven naar beneden. Omdat ik altijd
kalmeer van een potje masturberen deed ik dat nu niet, want het was nergens voor nodig
om te kalmeren nu ik hier in mijn eentje ergens in een hutje God-mag-weten-waar zat. Het
was godverdomme ook nog eens stervenskoud hier, en er begonnen zich ijsbloemen op het
raam te vormen. In de hoek stond een houtkacheltje en er gloeiden nog wat kooltjes in.
In de andere hoek naast de deur bevond zich een klein houten tafeltje. Ik stond voorzichtig
op maar tot mijn eigen verbazing ging het best soepel. Pijn had ik niet, en ik liep in mijn
blootje rillend naar het tafeltje toe. Van mijn gevreesde boa constructor was niets meer
over, die had zich lekker warm opgerold in mijn binnenste. Ruimte zat. Op de tafel lag een
envelop waarop 'Herbert' stond geschreven in het handschrift van Anna. Snel sloeg ik het
tafeltje tegen de dikke houten muur aan barrels en ik stookte het houtkacheltje op. Met
de envelop liep ik terug naar de stretcher, en ik opende hem met trillende vingers.

Lieve Herbert,

Dank voor de donatie die je me hebt gegeven. Het was misschien een ander soort donatie
dan je in gedachten had, maar het was mij in ieder geval een genoegen! Je bevindt je in
een hutje op een afgelegen alm van de Zugspitze, de hoogste berg van Duitsland op de
grens met Oostenrijk. Niemand weet dat dit hutje bestaat. Het is door mij gebouwd. Eten of
drinken is hier niet. Wel vindt je onder je stretcher een complete klimuitrusting en een
warm pak. Gebruik het gerust voor een afdaling naar de bewoonde wereld. Je zal het niet
halen, maar hoop doet leven toch? Als ze je lichaam vinden dan ben je allang onherkenbaar,
en zal je anoniem begraven worden als de onbekende bergbeklimmer. Ben benieuwd hoe
ver je komt! Doe de andere donors de groeten als je ze tegenkomt onderweg?


Hoofdstuk 24


Ik besloot het warme pak aan te trekken en liep naar de rugzak toe. Tot mijn grote
verbazing vond ik in de rugzak touw, lucifers en een slaapzak met een tent. Bovenal zat er
een knal-oranje skipak in met een paar warme wanten en een wollen grijze muts. Met dat
pak aan werd het erg warm in dat hutje en ik besloot de sneeuw te trotseren en naar buiten
te gaan. Het was guur maar niet erg koud. Buiten zag ik nog sporen van een helicopter
waarin ik klaarblijkelijk gezeten had. De sneeuw was zo zuiver dat ik besloot het
vochtgehalte van mijn lichaam ermee aan te vullen. De afdaling kon beginnen en ik
wandelde in oostelijke richting ,althans dat vermoedde ik dan. Elke stap die ik nam kostte
me heel veel moeite door de luchtdruk die aanmerkelijk anders was dan beneden. Volgens
mijn biologische klok was het nu een uur of zes in de ochtend. Honger had ik gelukkig niet
dus ik liep langzaam naar beneden. Na een uur of wat kwam ik bij een kloof van een meter
of dertig diep en ik besloot mijn touw te zekeren aan de bergwand. Gelukkig had ik in een
grijs verleden een keer een paar dagen les gehad en dat kwam nu goed van pas.
Hoogtevrees had ik niet en ik sprong over de rand. Ik daalde af, steeds een halve meter
verder en verder tot ik bij een soort uitstulping kwam waar ik een van de eerdere donoren
zag liggen met een schedelbreuk. Opvallend genoeg had hij eenzelfde pak en dezelfde tas
bij zich. Ik pakte zijn lucifers en nog wat touw uit zijn zak en griste zijn horloge mee. Nu
daalde ik de laatste 15 meter af en kwam op een lager niveau van de berg uit waar ik weer
aan de wandel ging. Het was 9 uur in de ochtend nu en ik merkte aan mijn ademhaling dat
de luchtdruk een stuk normaler was hier. Na een minuut of veertig stevig doorwandelen
kwam ik bij een riviertje uit. Ik dronk eruit en waste mijn gezicht. In de verte, naar
schatting op een kilometer afstand zag ik bomen staan wat betekende dat ik dichter bij de
bewoonde wereld was gekomen. Vlak voor het bos lag lijk nummer twee, duidelijk
aangevreten door een wild dier want hij miste zijn ledematen. Ook in zijn tas zaten dezelfde
dingen. Om zijn nek zat een gouden ketting en die besloot ik mee te nemen. Nu ik het bos
in liep moest ik ervoor zorgen dat ik zo veel mogelijk rechtdoor zou lopen. Anders zou ik
verdwalen en omkomen van de honger. In overlevingsfilms had ik eens gezien dat je op
boomschors kon overleven dus ik at een flink stuk van de eerste de beste boom. Ik daalde
nog steeds en het bos werd steeds donkerder en donkerder , Ik zag wederom een lijk liggen
met dezelfde kenmerken, deze was volledig ik tact en had een bril op. Die nam ik mee in
mijn rugzak. Ik begon moe te worden en besloot mijn tent op te zetten in het pikdonkere
bos. Toen ik er net in lag hoorde ik stemmen op een kleine afstand van mijn tentje...


Hoofdstuk 25


Ik gluurde door het ventilatieraampje bovenin het tentje en zag in de verte een stuk of 10
lampjes die langzaam mijn kant op leken te komen. Nu kon ik ook een soort gehijg horen
maar ik kon het nog niet thuisbrengen. Het leek op een optocht, de lampjes schenen twee
aan twee. Ook hoorde ik de stemmen weer, en een raar ZWOEIISSSSS-geluid. Nu was het
dichtbij genoeg om in het vage maanlicht wat te kunnen zien. Het waren sledehonden met
lichtjes in hun halsbanden, en op de slee die de honden voorttrokken stonden twee mannen.
Het ZWOEIISSSSS-geluid kwam van de zweep die een van de mannen vasthield. Ik was
gered! Ik trok de rits van mijn camouflagekleurige tent open en stapte naar buiten in mijn
oranje ski-klim-warmtepak. Of de mannen het verwacht hadden werd me niet duidelijk,
maar de honden schrokken zich in ieder geval totaal de tering. Ze gingen vol in de ankers
en probeerden opzij te duiken waardoor de slee een gooi kreeg. De zwaartekracht deed de
rest vanaf dat moment. De slee schoot los uit de touwen, kantelde op zijn zij en ging hard
af op een denneboom die daar al een tijdje stond gezien zijn omvang. 'Daar gaat mijn
redding' dacht ik nog, maar de slede miste de boom op een haar na. 'HOERA' juichte ik! Dat
bleek voorbarig, want binnen de seconde ging de slede volledig in het niets op. Verbijsterd
vroeg ik mij af of het hier spookte, tot ongeveer tien seconden later een enorme klap te
horen was die door het dal heen echode. Voorzichtig liep ik op de boom af die de slede net
had gemist, en toen zag ik dat vlak achter de boom geen sneeuw meer lag. Niets anders
ook. Wel een diepe afgrond. Achter mij hoorde ik gegrom van een paar valse sledehonden.
Mijn ballen trokken samen als waarschuwing voor het feit dat ik weer eens diep in de
merode zat, en ik schatte mijn kansen op een ontsnapping minimaal. Wodan, Bello, Gunther
en Rex zouden mij sneller verscheuren dan ik mijn belastingaanslagen. Puur op de gok riep
ik keihard 'SITZ!!!!' en verdomd, in plaats van een roedel honden had ik plotseling een
kudde volgelingen! Ze gingen met zijn allen zitten kwispelen en kwijlen alsof ik Martin Gaus
himself was. Ik riep 'POOT!!' en alle honden staken hun rechterpoot schuin omhoog. Ik
bevond me vermoedelijk dus nog in Duitsland. Ik probeerde het commando 'LIG!!' en de
tien moffenhonden gingen braaf op hun buik in de sneeuw liggen. Dat gaf mij de
gelegenheid om op het gemak richting mijn tentje te lopen om verder te gaan slapen.
Morgen een nieuwe dag, en dan zou ik wel zien of ik Rex en zijn freunden wellicht voor mijn
karretje kon spannen...


Hoofdstuk 26


Ik ontwaakte en voelde een slijmerige substantie over mijn lichaam bewegen. Eerst dacht ik
aan de tong van een van de sledehonden maar het bleken echter een stuk of twintig
naaktslakken te zijn. 'Gatver!' riep ik uit en begon de beesten een voor een van mijn
lichaam af te pulken. Ooit had ik eens gelezen dat deze beesten erg voedzaam waren dus
stookte ik buiten een vuurtje en begon de overheerlijke slakken te verwarmen. Ze krompen
ineen tot minuscule balletjes gerookt vlees en het smaakte naar behoren. Bello en Rex,
Gunther en Wodan kregen ieder ook twee slakken en een beetje sneeuwwater. Ik bond mijn
tentstokken bijeen en maakte er een soort geimproviseerde slee van, en of het zou kunnen
glijden zou ik spoedig weten. 'LAUFEN UND SCHNELL!' riep ik tegen de honden en ik hield
de riemen stevig vast. Met een enorme ruk kwam ik in beweging en al vrij snel zat de vaart
er stevig in. De bomen flitsten met enorme snelheid langs me heen. Wodan was de meest
ervaren hond van het stelletje, dat was te merken aan hoe hij over de smalle weggetjes zijn
weg baande. Door de enorme snelheid kreeg ik het steeds kouder en kouder, maar ik
vertrouwde erop dat de honden mij spoedig weer in de bewoonde wereld zouden afleveren.
'STOP!'schreeuwde ik luid en de dieren remden langzaam af. We kwamen tot stilstand bij
alweer een lichaam van een donor. Deze was bevroren en had een gouden ring om zijn
vinger. Ik griste de ring van zijn hand af en beval de honden om weer te gaan laufen. Na
een klein uurtje kwamen we aan bij een aantal huizen, maar tot mijn verbazing reageerden
de honden niet meer op mijn stopteken en ze gingen in volle vaart door de straat van deze
kleine nederzetting. Ik gebaarde in lichte paniek naar de mensen die achter het raam zaten,
maar ze zwaaiden vriendelijk terug. 'Stop nochmals!!!!!' riep ik maar de honden renden
verder en verder tot het kleine dorpje alweer ver uit het zicht was verdwenen. In mijn
ooghoek zag ik alweer een nieuw dorpje opduiken en ik besloot met gevaar voor eigen
leven van de zelfgemaakte slee af te springen. Ik rolde een meter of tien door de dikke laag
sneeuw en kwam tot stilstand tegen de wielen van een oude legerjeep. Nadat ik was
opgestaan zag ik in de verte mijn tentstokken achter een viertal honden aan de horizon
verdwijnen. Bij het eerste huis belde ik aan, en ik hoorde gestommel en geblaf. Niet veel
later deed er een klein miezerig mannetje open met naast hem een soort tekkel.
'Gutenabend' zei ik vriendelijk, en de man vroeg me waarom ik hem stoorde tijdens zijn
avondje kantklossen. Brutaal duwde ik hem opzij en rende naar zijn koelkast en begon als
een bezetene alles te eten wat ik tegenkwam.


Hoofdstuk 27


Daar stond ik dan op een onbekende plek in een onbekend huis de koelkast van een
onbekende man leeg te vreten. Mijn missie om even een auto in Boedapest op te halen leek
volkomen mislukt. Als bevestiging daarvan kreeg het kleine eigenaartje van dit huis en deze
koelkast het te kwaad. Behoedzaam kwam hij op mij afgelopen, met een woeste blik in zijn
ogen. Ik moest lachen, want van deze kabouter had ik niets te vrezen. Maar plotseling
sprong hij hoog de lucht in, en landde met een perfecte sprong op de koelkast. Daar ging hij
tegen mij zitten grommen en knorren. De man was volstrekt krankjorum. Kwijl liep uit zijn
mondhoeken en nu vloog hij mij aan met een helse kreet. Ik herinnerde me de film
Poltergeist en ik dook opzij naar de crucifix die naast de koelkast aan de muur hing. 'Daar
zijn ze bang voor, dit soort zwakzinnigen!' riep ik meer naar mijzelf dan naar de verknipte
woeste kabouter, en ik strekte mijn arm met de crucifix naar hem uit.
De waanzinnig geworden liliputter deinsde achteruit. Dat kwam waarschijnlijk meer door de
grote roestige spijker die ver uit het houten kruis stak. Het was mij onduidelijk of ik hier nu
te doen had met een vampier, een mislukte kabouter, een krankzinnige klopgeest of
gewoon een klein boos mannetje. Ik nam het zekere voor het onzekere en ramde de crucifix
met een stevige vaart door het raam heen. Het glas brak in duizenden stukjes, en ik dook
er snel doorheen mijn vrijheid tegemoet. Ik kwam in een dik pak sneeuw terecht en
krabbelde snel overeind. Toen zag ik tot mijn grote geluk Wodan, Gunter, Rex en alle
andere honden een stukje verderop liggen. Ze waren nog aangespannen en mijn slee van
tentstokken hing achter ze. Ik rende erop af en sprong op de slee. 'LAUFEN!!!' brulde ik uit
volle kracht, en de honden begonnen keihard te rennen. We vlogen de weg op, en dat was
net op tijd want ik zag het woeste mannetje nu ook het raam uit springen, en in zijn handen
had hij een dubbelloops jachtgeweer. Ik dook ineen op de slee en zo knalden we het dorp
door. Het leek een wild westfilm, maar dan in de sneeuw. We bereikten het einde van het
dorp, en enigszins gerustgesteld ging ik rechtop staan riep de honden toe: 'Kalm ein
bisschen!' Dat deden ze. We gleden nu rustig over een brede weg, en passeerden een
bordje waarop stond ZOLL - Oesterreich 1km.


Hoofdstuk 28


Ik hoorde de driftige kabouter met zijn dubbelloops te keer gaan en kon een paar keer net
op tijd bukken. De grens kwam dichter en dichter bij. De honden waren zo geschrokken van
de geweerschoten dat ze nooit en te nimmer meer op een stopteken van mij zouden
reageren. Bij de grensovergang zag ik 2 douanebeambten staan die mij een halt toe
probeerden te roepen. Met een vaartje van een kilometer of veertig ging ik op de slagboom
af en kon gelukkig net op tijd bukken. De linker beambte werd in zijn hoofd geraakt door
een verdwaalde kogel van de driftige dwerg. Wat er met de andere gebeurde kon ik niet
meer zien, maar ik hoorde wel een mitrailleur een aantal kogels afvuren. Een zachte gil was
alles wat ik nog hoorde en ik was blij om in Oostenrijk te zijn aangekomen. Ik sloeg met de
zweep op de kont van Rex en even later kwamen we tot stilstand vlak voor de deur van een
hondenkennel. Ik besloot aan te bellen en de deur werd opengedaan door een vrouw die er
verzorgd uit zag met een ruitjesjurk en open schoenen aan. Ze rook naar natte kranten. Ik
vroeg deze opvallende verschijning of ze mischien vier poolhonden wilde kopen, en ze bood
me direct een bedrag aan van tweeduizend euro. Koel als ik ben vroeg ik
haar vijfentwintighonderd euro en de deal was beklonken.'Wilt u hier niet blijven
overnachten?' vroeg de vrouw, nog steeds stinkend naar natte krant. Ik bedankte haar en
verontschuldigde mezelf omdat ik haast had. Ik nam afscheid en begon door te wandelen
naar het eerste de beste plaatsje dat ik tegenkwam. Toen ik aankwam in Gravenmunde
stond ik stokstijf van alle mooie vrouwen die hier over straat liepen. Er was geen man te
bekennen, de ene vrouw was nog schaarser gekleed dan de ander. Als enige man werd ik
wel raar aangekeken door al dat vrouwelijk schoon, maar ik besloot met de mooiste een
gesprek aan te gaan. 'Mijn naam is Gerda' riep ze met een heksenstem, en haar fel blonde
haar met een diadeem veerde spontaan een centimeter of zes op. 'Hallo ik ben Herbert en
ik zoek een slaapplaats voor de nacht', stamelde ik. De vrouw glimlachte en zei dat dit wel
een hele goede openingszin was.. Loop maar achter me aan riep ze met haar krasse stem.
Ik volgde haar een huis in waar een stuk of vijftien schaarsgeklede schoonheden zaten..


Hoofdstuk 29


Ik was te verbaasd om al een graai te nemen uit deze snoepwinkel voor mannen. Daarbij
wilde ik eerst even de poes uit de boom kijken, want wat deden al deze vrouwen hier? Het
was bloedheet in het huis, de temperatuur was naar mijn inschatting opgestookt tot een
graadje of veertig. Het was dus vrij logisch dat alle vrouwen zo weinig kleding droegen. Alle
vrouwen zagen er volledig afgetraind uit en hadden geen grammetje vet aan hun lichaam.
Het viel mij op dat het echte autofans waren, waren ze droegen stuk voor stuk een strak
broekje met daarop een logo dat ik herkende van Audi. Waarschijnlijk het nieuwe logo, want
de ringen waren gekleurd en de ene ring stond wat hoger als de ander. De vrouwen keken
aandachtig mijn kant op. 'Is het de controleur?' vroeg er eentje aan Gerda? 'Lekker zeg, zo
onaangekondigd!' zei de ander. 'Ik ben net al naar het toilet geweest!'. Nu begreep ik er
helemaal geen hol meer van. Ik dacht in Oostenrijk te zijn aangekomen, en nu zat ik ineens
in een dorp vol vrouwen die nu ook nog eens Nederlands begonnen te spreken. 'Wie zijn
jullie en wat doen jullie hier?' vroeg ik. Gerda moest lachen en zei: 'ik weet niet hoe je hier
binnen bent gekomen, maar je zit in het Olympisch dorp. Wij zijn de vrouwen van de
Nederlandse schaatsploeg, en we bereiden ons hier voor op de spelen die over twee
weken gaan beginnen. Het is alleen idioot warm voor de tijd van het jaar, en daarom stoken
we binnen de temperatuur ook hoog op om eraan te wennen. De enige andere ploegen die
al in het dorp zijn aangekomen zijn de schaatsvrouwen uit Canada en Zweden, en de
Russische ijshockeysters. Dus het lijkt erop dat je voorlopig de enige man bent hier...'
Hoera! dacht ik, het geluk lachte me toe. 'Mag ik hier slapen voor een nachtje?' vroeg ik
vrouwen. Gerda zei: 'jij slaapt bij mij vannacht'. Alle vrouwen begonnen te lachen, maar
waarom begreep ik niet.


Hoofdstuk 30


Ik was moe en vroeg aan Gerda waar haar kamer was, want ik wilde maar wat graag met
deze blonde spetter het bed delen. Gerda wees naar de eikenhouten trap en vertelde me
dat ik de 3e deur aan mijn rechterhand op de 4e etage moest nemen. Ik strompelde als een
oude zak naar boven en opende de 3e deur aan mijn rechterhand. Zelden had ik zo een
rotzooi bij elkaar gezien, je kon het niet bedenken of het slingerde door de kamer heen. De
vloer lag bezaaid met lege flessen wijn en tegen het plafond pronkten stukken tomaat en
resten macaroni. Tussen al die rotzooi zag ik ook nog kledingstukken liggen die aan een
flinke wasbeurt toe waren. Gerda sliep alleen, dat was mij wel duidelijk. Het dekbed zat
onder de menstruatievlekken en haar kussen zat onder de snotvlekken. Daar ik van huis uit
een soort van smetvrees had werkte in deze situatie niet echt in mijn voordeel. De stank
was niet te harden en ik opende een raam en kon nog net diep ademhalen anders was ik
pardoes over mijn nek gegaan. Er werd op de deur geklopt en ik herkende de stem van
Gerda. 'Kom binnen!' riep ik met een verdraaide stem.
Gerda stapte binnen in een rode string en zonder bh. Wel had ze een masker opgedaan van
een paardenkop en in haar hand had ze een zweep van een meter of anderhalf. Ze hinnikte
als een paard terwijl ze met de zweep op de met afval bezaaide grond kletste. Ik begon te
niezen want ik was ook nog eens allergisch voor paarden en als de dood voor de zweep.
Vluchten kon alleen nog maar uit het raam, maar omdat het vier hoog was zou dat mijn
dood betekenen. Ik besloot mijn lot te ondergaan en streek neer op het ongelovelijk gore
nest en sloot mijn ogen wachtend op wat komen ging..


Hoofdstuk 31


Gerda sprong hinnikend bovenop mij en begon me als een idioot te berijden. Een enorme
stallucht kwam van het masker dat ze droeg, en ik begon opnieuw te niezen. Ik kreeg er op
zijn zachtst gezegd geen harde plasser van, mijn boa constructor verschrompelde tot een
formaatje dat nog het meest deed denken aan die snoepjes van vroeger, die Haribo
colaflesjes. Het interesseerde Gerda weinig, ze ging volledig op in haar eigen wereld. Door
het wilde schudden in combinatie met de stank werd ik misselijk, en ik braakte een flinke
bronskleurige plak langs het bed - de eerste plak van de Olympische spelen. Dit haalde
Gerda wel uit haar ritme. Ze stapte briesend van me af, en greep een hand suikerklontjes
die in een grote kom op het nachtkastje stonden. Ze stak ze door het masker heen in haar
mond en ik hoorde hoe de klontjes krakend tot korrels werden vermalen. Ik had het volledig
gehad met gekke Gerda, en ik trok het masker van haar hoofd om haar eens flink de
waarheid te vertellen. Maar onder het masker zat geen Gerda. Er kwam een vrouw onder
vandaan die op het gemak hele bioscoopzalen met horrorliefhebbers zou hebben
weggejaagd. Ze keek scheel als een otter, en de walm die uit haar mond kwam was
vergelijkbaar met de lucht van een vuilnisbak na een dagje in de zon staan. Hikkend,
hinnikend en grinnikend grijnsde ze een gebit bloot waar geen behandeling meer iets aan
zou kunnen verbeteren, en ze zei: 'ik ben Bafke Meurs, de verzorgster van het
vrouwenteam. Gerda houdt wel van een geintje, en ik van een ritje. Vandaar dat ik de
honneurs voor haar heb waargenomen. Zullen we maar lekker gaan slapen, lepeltje
lepeltje?' Ik kon niks meer uitbrengen. Zonder iets te zeggen pakte ik mijn kleding bij
elkaar, trok het aan, liep de gang op en de trap af. Daar zat het Nederlands
vrouwenschaatsteam joelend op de bank, en ze begonnen hard te lachen terwijl ik langs ze
liep richting de voordeur. 'Vuile kutsnollen!' riep ik ze nog toe, en met een noodvaart sloeg
ik de deur van het huis achter mij dicht. De knal gaf me voldoening. Ik maakte me op voor
een stevige wandeling, toen er iets begon te rommelen. Een diep geluid echode door het
dorp, en zwol aan tot enorm geluid. Een gigantische lawine, in gang gezet door het
dichtslaan van de deur, storte met een donderend geraas van de alp naast het dorp en
verzwolg het huisje van het Nederlandse vrouwenschaatsteam met een vreselijk gekraak.
Toen werd alles stil, op het blaffen van enige poolhonden in de verte na...


Hoofdstuk 32


Na de eerste lawine zag ik in de verte een nog grotere allesverwoestende lawine aankomen.
Ik besloot het op een lopen te zetten. Zo snel als ik kon rende ik weg van het dreigende
gevaar en na een minuut of 5 struikelde ik en rolde de berg af. Alles draaide om me heen
en ik tolde en tolde naar beneden tot ik onderaan de berg tot stilstand was gekomen.
Opgelucht haalde ik diep adem en bewoog al mijn ledematen, tot mijn verbazing had ik
nergens last van. Ik keek naar boven en zag dat het halve olympische dorp was
ondergesneeuwd door de lawine. Her en der liepen de dames om hulp te gillen en waren ze
aan het graven om elkander te redden. Ik hoorde de helicopters al aankomen, evenals een
aantal poolhonden met begeleiding. Mijn hulp was daar niet nodig zo te zien dus ik begon
aan een kleine beklimming van een bergje waarachter ik vast en zeker weer een nieuw
avontuur zou beleven. De zoektocht naar een auto in Boedapest begon wel een bizarre
belevenis te worden. Zo als ik al verwacht had lag er een prachtig klein dorp aan de andere
kant van de berg en ik stapte binnen bij de eerste herberg die op mijn pad kwam. Binnen
trof ik een oerdegelijk eikenhouten interieur aan en een hele dikke herbergier met een snor
die een gooi deed naar de grootste snor van de wereld. Prachtige krullen aan het uiteinde
van de snor maakte de dikke herbergier een opvallende verschijning. Op zijn hoofd waar
nog nauwelijks haar groeide preek een enorme wrat. De dikzak heette me welkom, wees op
de prijslijst en drukte me de menukaart onder mijn neus . 'doet u mij der dopfelzimmer
maar en de biefstuk met patat' zei ik resoluut. Snorremans knikte en gaf me de sleutel van
zimmer 32. Over een uur zou ik aan kunnen schuiven vertelde de herbergier . Ik begaf me
naar mijn kamer op de 2e etage.


Hoofdstuk 33


Na een uitstekende maaltijd en een goede nachtrust opende ik de volgende ochtend de
gordijnen, om erachter te komen dat het vreselijk sneeuwde. Er was in de nacht al zeker
vijftig centimeter gevallen. Dat betekende dat mijn missie weer eens vertraging op zou
lopen, en daar had ik in het geheel geen zin in. Ik trok mijn kleding aan en ging naar
beneden. De waard stond achter de toog, en schonk mij een goeie kop koffie in. Voorzichtig
drinkend van de loeihete koffie vroeg ik hem: ich wil een tractor kaufen. De waard maakte
me kenbaar dat dat wel kon, hij had er eentje zum verkaufen voor het luttele bedrag van
5000 euro. Dat was boven mijn budget, en het ging niet door. Ik besloot af te rekenen met
de waard. Dus greep ik een vleesmes en prikte hem zo in zijn donder. Het mes sneed aan
twee kanten. De herbergier (een terechte naam voor iemand die 5000 euro voor een oude
traktor vraagt!) was nu uit zijn lijden verlost, want met zon afzichtelijk gelaat kan je
volgens mij alleen maar lijden. En nu had ik een traktor voor nichts, waarmee ik mijn tocht
kon vervolgen. De waard was niets meer waard nu hij zo dood op de grond lag. Ik wist dat
Oostenrijkers graag mensen in kelders houden, dus ik besloot om het valluik dat achter de
toog lag eens op te lichten. Helaas kwam er geen lekkere dochter te voorschijn die al jaren
opgesloten zat. Dus ik mikte de waard zo door het luik de kelder in en sloot de boel af. De
traktorsleutels vond ik in een lade achter de bar, net als 420 euro aan briefgeld. Ik riep de
waard beleefd of hij bezwaar had als ik het meenam, maar ik kreeg geen reactie en daarom
was het nu van mij. Toen liep ik naar de voordeur en draaide het bordje om zodat de tent
nu geschlossen was. Daarna verliet ik de herberg door de achterdeur, waar de grote Steyr
tractor al op mij wachtte. Ik stapte de cabine in en startte de motor. Volgens de
benzinemeter zat er nog een flinke slok in de tank, maar ik zag op de grond ook nog een
reserve jerrycan benzine staan. Ik kreeg een goed idee, en sprong met de jerrycan uit de
tractor. Ik schroefde de dop eraf en mikte de hele jerrycan in een keer naar binnen richting
de brandende open haard. Een enorme steekvlam zette de herberg onmiddelijk in
lichterlaaie, en het werd tijd om de tent te verlaten en door de zware sneeuwval heen met
mijn nieuwe tractor richting Hongarije te vertrekken.


Hoofdstuk 34


Ik had nog nooit 1 meter in een trekker gereden in mijn leven en de weersomstandigheden
werkten ook niet echt mee om het me makkelijk te maken. Het veel te kleine
ruitenwissertje kon de sneeuw niet snel genoeg wegvegen van het enorme raam van de
trekker. De trekker had een radio en ik zette deze aan. Meteen schalde er Oostenrijks
gewauwel uit de speakers en wel zo hard dat mijn trommelvliezen op klappen stonden. Ik
passeerde een jagershut en zag dat er nog een verdwaalde jager in lag. Na 2 keer te
hebben getoeterd kwam de kerel naar buiten en ik bood hem een lift aan. De man had een
baard van een centimeter of negentig, een legergroen jasje met versleten spijkerbroek en
hij droeg bovendien een hoedje van een soort vilt. Hij was behoorlijk aangeschoten.
De jager stelde zich voor als Heinz en nam plaats op de bijrijderstoel. Zijn jachtgeweer nam
hij op schoot en vrijwel direct viel hij in slaap. De kachel in de kabine stond op een graad of
40 en daardoor besloeg het glas wat normaliter voor uitzicht naar buiten moest zorgen.
Volslagen op de tast reed ik door het heuvelachtige Oostenrijkse landschap in de hoop
binnen niet al te lange tijd de Hongaarse grens te bereiken. Daar ik nu wel een beetje haast
begon te krijgen trapte ik het gaspedaal geheel in. Toen klonk een enorme knal en de
machine kwam tot stilstand. Heinz was zich kapot geschrokken en we stapten uit. Wat we
daar zagen is met geen pen te beschrijven, we waren terecht gekomen op een
begraafplaats en de trekker had een gedenkplaats met ongeveer 250 urnen geramd. Het as
had de sneeuw omgetoverd in zwarte drap. Heinz begon in het wilde weg om zich heen te
schieten, duidelijk nog steeds zwaar onder invloed. Ik dook achter de trekker met mijn
gezicht in lijkenas vermengd met sneeuw. Ik telde de kogels: zes, zeven, acht.. Naar mijn
weten hadden dit soort geweren maximaal twaalf kogels en Heinz kon in zijn toestand zeker
niet herladen. Kogel nummer 9 raakte de voorruit van de trekker en nummer tien schampte
mijn billen die net boven de sneeuw uitstaken . Ik gilde het uit van de schrik en Heinz
schoot nummer elf dwars door zijn eigen hoofd. De aszwarte sneeuw kleurde vuurrrood van
het bloed en ik kokhalsde, waarna ik begon te braken. Trillend als een rietje lag ik op het
kerkhof en het zag er naar uit dat ik de nacht hier door zou moeten brengen..


Hoofdstuk 35


Ik stond op en klopte de rood-zwart-witte sneeuwprut van mij af. De situatie was bizar.
Links van mij stond de traktor geparkeerd over een woud van urnen, en met een grote
barst door de voorruit. Daarnaast lag Heinz in een groeiende plas bloed die de sneeuw om
hem heen liet smelten. En dit tafereeltje speelde zich af op een kerkhof zonder enige
verlichting. Mijn gevoel vertelde me dat het nog vroeg in de middag was. Ook vertelde mijn
gevoel me dat ik maar beter als de donder weg kon wezen van deze plek. Ik klom in de
cabine van de trekker en startte de motor. Die sloeg aan, en ik ramde de traktor in zijn
achteruit. Met een luid kabaal van nog meer brekende urnen rolde de traktor naar achteren.
Nu zette ik de machine weer in zijn eerste versnelling en ik draaide het stuur zodanig dat ik
een bocht maakte. De grote achterband van de traktor rolde precies over het middenrif van
de dode Heinz die nu bleef hangen en een paar gezellige rondjes meedraaide voordat hij op
de sneeuw achterbleef. De ruit was niet meer beslagen, misschien door het kogelgat. Ik
stuurde de traktor de weg op en reed verder met zo'n dertig kilometer per uur. Na een half
uurtje rijden kwam ik bij een redelijk groot plaatsje genaamd Imst. Eigenlijk wilde ik
gewoon doorrijden, maar toen kreeg ik een ingeving. Het kon natuurlijk goed zijn dat er
politie op mijn hielen zou geraken, want ik had nou niet al te veel gedaan aan het uitwissen
van sporen. Sterker nog, een onbekend deel van Heinz' lichaam had de tocht naar Imst
meegemaakt op de linker achterband. Daarom besloot ik om mijn trekker te verlaten. Ik
parkeerde bij het kleine treinstation van Imst, en rende snel naar het spoor waar net een
passagierstrein richting Innsbruck aankwam. Ik stapte erin, en ik bleek de coupe voor
mijzelf te hebben. De temperatuur was aangenaam, en volgens het digitale
informatiescherm zou het nog een uur en tien minuten duren voor we in Innsbruck
aankwamen. Een mooie gelegenheid voor een dutje, en ik sloot mijn ogen..


Hoofdstuk 36


Ik was net een minuut of tien aan het chillen toen ik bruusk wakker werd geschud door een
hoog geluid. Er kwamen een man en een vrouw de coup binnen. De man met een
ruitjesjas en een vet kapsel had een mondharmonica aan zijn lippen en de vrouw droeg een
gele jurk met bananenopdruk. De banaangele vrouw zong op het hoogst mogelijke octaaf
en kwelde mijn trommelvliezen. Doodleuk gingen ze tegenover me zitten en maakten de
meest afgrijselijke muziek die ik me in kon denken. Na een minuut of wat besloot ik op te
staan en begaf me naar de voorste coup alwaar ik in gesprek raakte met een Arabisch
uitziende man. De man stelde zich voor als Mehmet en hij vroeg me of ik even op zijn koffer
wilde passen terwijl hij naar het toilet ging. Ik stemde er mee in en ging naast de koffer
zitten. Ik vroeg me echter wel af waarom het kleine koffertje niet mee kon naar het toilet.
Op het electronische informatiescherm van de trein las ik dat Innsbruck nog maar een
kwartier rijden was. Door het raam zag ik een prachtig landschap met hier en daar een
bonte koe en wat wilde paarden, bomen bogen zich door de aanwakkerende wind. Mehmet
bleef langer weg dan ik voor mogelijk hield en ik besloot richting de wc te wandelen. Tot
mijn verbazing was Mehmet nergens meer te vinden en ik keerde terug naar het blauwe
koffertje met oranje handvat. Ik besloot om het koffertje te openen en klikte de
vergrendelingen van het slot af. Met een luide knal sprong hij open en ik schrok me een
hoedje van wat ik toen zag. Een wirwar van draden en een digitale wekker met op de klok
nog 2 minuten en 54 seconden. De tijd tikte terug en ik zat stijf van angst met de koffer op
schoot. In de hele coup zat niemand dus ik besloot het koffertje naast me neer te zetten
en keihard weg te rennen naar de volgende coup. In mijn ooghoek zag ik nog net 1 minuut
59 op de klok staan. In de volgende coup trok ik aan de noodrem en de trein kwam
tergend langzaam tot stilstand.


Hoofdstuk 37


Met het gemak van een echte kenner opende ik de nooddeur en ik sprong naar buiten. Ik
rende over het spoor naast de trein richting de locomotief om de machinist te waarschuwen
voor het naderende onheil. Die keek al door het raampje van de locomotief mijn kant op.
'Hilfe!' riep ik, 'Eine Bombe!' Plotseling voelde ik het metaal van de rails trillen, en ik dook
net op tijd opzij om niet gegrepen te worden door de tegemoetkomende goederentrein. De
machinist van mijn trein was echter net zijn locomotief uitgeklauterd en werd vol gegrepen
door de goederentrein. Die reed hard door, waardoor hij in korte tijd uit beeld verdween,
net als mijn machinist die tegen de voorkant geplakt zat. Ondertussen waren er zeker twee
minuten voorbij, en ik hoorde Arabisch gevloek. W'allah dit en W'allah dat, iets wat klonk
als 'Astmabocht' en nog veel meer. Toen zag ik de Arabier met het koffertje naar buiten
sprinten richting de achterkant van de trein. Hij rende maar door, over het verlaten spoor
achter onze trein heen richting het niets. Maar toen struikelde hij in volle vaart over een
biels, vloog voorover en landde bovenop zijn koffer. Even was het stil, en toen was er een
geweldige explosie met een gigantische vuurbal zichtbaar. Daar ging Mehmet, en daar ging
het koffertje. Ik was wel wat gewend, maar aan alle kanten kwamen nu mensen de trein
uitgevlogen. Gillend en huilend vlogen ze het veld langs het spoor in. Ik besloot dat het tijd
was om verder te reizen, we zaten tenslotte vlakbij Innsbruck. Ik liep op de locomotief af en
klom erin. Een groot dashboard met een gigantische hoeveelheid knoppen lag voor mijn
neus. De teksten erop en eronder waren Duits en ik snapte er geen reet van, maar er zat
ook een grote hendel naast de machinistenstoel die ik wel eens had gezien in Rail Away.
Voorzichtig duwde ik de hendel naar voren, en langzaam zette de trein zich in beweging.


Hoofdstuk 38


Tot mijn grote verbazing was het besturen , of althans het in gang zetten van zo een trein
niet echt moeilijk te noemen. Op de snelheidsmeter las ik af dat de enorme zware kolos nu
met een vaart van om en nabij de 130 kilometer per uur over de mangaanstalen rails heen
denderde. Naast me zag ik een pakje sigaretten liggen, en hoewel ik al zeker 15 jaar niet
meer rookte besloot ik er een op te steken. Ik hoeste het uit en ging bijna dood van de
ontwikkelde rook in de hermetisch afgesloten cabine. Toen ik voor me keek zag ik dat het
spoorwegovergangs-signaleringsysteem klaarblijkelijk niet helemaal in orde was , of ik was
vergeten een belangrijke knop in te drukken. Recht voor me op een meter of 100 afstand
zag ik een rode peugeot van het type 207 midden op de rails staan , ontwijken was geen
optie op dit moment en ik wist bij god niet hoe deze stalen kolos direct tot stoppen te
brengen. In een flits bedacht ik mij dat gas bijgeven de beste optie was. Met een enorme
snelheid veranderde de trein de peugeot in een flinterdun platgewalst stuk metaal met 1 of
meerdere slachtoffers ingeblikt. De trein denderde door en alle seinen waar ik langs raasde
sprongen op rood en de bellen begonnen te rinkelen evenals de stem die uit het
communicatiesysteem schalde: STOOOOOPPPPPPPP NOCHMALS!!.
Ik bond de gashendel met een stukje touw vast waardoor de trein zijn snelheid bleef
behouden en klom via het dak naar buiten. Daar stond ik dan boven op een op hol geslagen
trein met Innsbruck op nog geen kilometer afstand. Springen was het enige wat er in mij op
kwam en ik telde tot 3, sloot mijn ogen, nam een aanloop en sprong. Secondes leken uren
te duren en met een flinke klap kwam ik in een berm terecht. Ik rolde en tolde een meter of
50 door het drassige gras. Verderop zag ik dat de ravage die de trein nu weer veroorzaakte
enorm was, de trein was ontspoord en denderde in volle vaart in de richting van een
marktplein. Nu sloot ik mijn ogen en hoorde het gekrijs van mensen. Ik besloot op te staan
en te gaan wandelen, waarna ik een bord met het opschrift Innsbruck passeerde...

Hoofdstuk 39

Ik liep richting het markplein en zag dat de ravage groter was dan ik had durven dromen,
overal lagen mensen en ledematen over het plein. Omdat ik niet van bloed hield en ook
geen medische achtergrond had besloot ik de andere kant uit te wandelen. Ik schoot een
straatje in en ging op een terrasje zitten. De lieve serveerster met een iets te korte rok nam
mijn bestelling op en ik besloot een koffie met gebak te nemen . Naast me aan een tafeltje
zaten twee bejaarde vrouwen met een behaarde bovenlip te genieten van een glas cola. Ze
hadden het over welke blauwe gloed-shampoo het beste bleef zitten na een wasbeurt of
twintig. De oudste van de twee vrouwen stak een sigaar op en de andere nam een handje
pillen. De hond die vastzat aan hun tafel viel me nu pas op, het was een soort van kruising
tussen een herder en een tekkel met de kop van een pitbull. Mijn koffie en gebak werd
bezorgd door de aantrekkelijke serveerster die dit keer diep voor me neerboog en me zo
een blik gunde in haar decollete. Na een minuut of zes stond ik op, groette de dames en
besloot zonder te betalen mijn weg voort te zetten. Op de hoek stapte ik een stadsbus in en
ik wist bij god niet waar deze me heen zou brengen. In de bus stonden een aantal jonge
jongens van een jaar of 16 die nogal brutaal tegen een aantal oudere heren deden. Ik nam
plaats op de achterbank en ging dit eens goed bekijken.


Hoofdstuk 40


Het gekrakeel in de bus werd steeds luider en luider. Een Turks uitziende Marokkaan schold
een oude Germaan met een aardbeienneus uit, waarop de man zijn beheersing verloor en
uithaalde. Nu ontstond er een massale knokpartij, en het gegil was niet van de lucht. Ik was
het spuugzat, overal waar ik kwam ontstond weer nieuwe ellende. Het was tijd voor
bezinning, en het etablissement met de uitnodigende rode verlichting dat ik buiten zag
liggen bood mij die kans. De bus stond inmiddels stil en de deuren werden geopend.
Mensen vluchtten massaal de bus uit, en ik besloot hetzelfde te doen. De vechtpartij ging
vrolijk door, maar dat interesseerde mij niet. Ik wilde alleen nog maar op zoek naar rust.
Cafe 'Grosse Uberlust' was voorzien van een grote houten deur met een klein raampje erin.
Ik klopte aan, en een mof van zeker twee meter twintig deed open. 'Haben Sie eine kredit
karte?' vroeg de man nors. 'Nein ich habe contant geld' zei ik, 'vuile aasgier die je er bent!'.
De man verstond dat laatste niet en liet mij binnen. Het was een vreemde kroeg, met veel
roodlederen bekleding en een enorme grote ronde bar. Het was er schemerig donker, maar
her en der glommen zilverkleurige palen die van de vloer tot het plafond liepen. De
barvrouw was luchtig gekleed, en met haar postuur was dat niet erg. Twee grote tieten
keken mij aan, en ik kon niet anders dan terugkijken. 'Etwas trinken?' sprak de vrouw, en ik
bestelde een bier. Ik verslikte mij onmiddelijk in de eerste slok toen een vreselijk lekkere
negerin van een jaartje of twintig mij stiekem van achteren bleek te zijn genaderd en
zonder dralen mijn balzak begon te kneden. Ze lachte haar gebit bloot, prachtig wit op 1
gouden tand met hartje na. 'Ich bin Shanaya' sprak ze, en zo te horen was haar Duits
ongeveer net zo goed als het mijne. Dan maar niet lullen bedacht ik me, en ik pakte haar
vol op de bek. Ze deed goed mee en mijn snikkel knalde haast mijn broek uit. 'Ich mochte
erstmals champagne, mein schatzi' sprak ze. Toen begon me te dagen in wat voor een tent
ik beland was...


Hoofdstuk 41


Ik keek op de kaart en zag tot mijn grote verbazing dat een glas champagne hier een
slordige 40 euro moest kosten. Hoe ik ook in de donkere schoonheid geinteresseerd was ,
dat was me een beetje te veel van het goede. Ik stond op en wilde net de rokerige
roodverlichtte tent verlaten toen er plotseling een aantal mannen met bivakmutsen de zaak
in stapten. Een van de heren verzocht iedereen te gaan liggen, en ik dook (dit keer gratis)
boven op de getinte schoonheid. En dan nu allemaal je zak legen riep de schavuit met zijn
pikzwarte bivakmuts op. Iets in mij wist dat het nu om mijn broekzakken zou gaan. Ik was
achteraf blij dat ik mijn contante geld in mijn schoenzool had gepropt . Een andere
bivakmutsdrager raapte al het geld op en trok bovendien bij iedereen zijn of haar gouden
ketting van hun nek af. Alles bij elkaar duurde het schouwspel nog geen tien minuten, en de
kerels losten nog een paar schoten waardoor het gips van het verlaagde plafond afknalde.
Mijn opgewonden toestand had plaats gemaakt voor een soort woede en ik stond op, dronk
een cola en slurpte een glas veel te dure lauwe champagne leeg. Op de politie wilde ik niet
wachten gezien enige gebeurtenissen eerder in mijn leven, dus ik vertrok met de stille trom.
In de verte hoorde ik de sirenes van de aanstormende gezaghebbers. Ik was vastberaden
deze stad te verlaten en stapte in een taxi. De chauffeur was een forse jonge kerel met
blond haar. Ik vroeg hem om naar de Hongaarse grens te rijden wat vanaf hier zeker nog
een uurtje was. Uit de speakers schalde een soort jodelrock en de woeste Noorman zat te
headbangen achter het stuur van zijn geimporteerde saab 93. Gas geven kon de man wel
en hij bood me een sigaar aan die ik niet afsloeg..

Hoofdstuk 42


Ik nam een diepe haal van de sigaar en blies de rook in de beperkte binnenruimte van de
Saab 93. De jodelrock beviel me wel en ik begon met de woeste noorman mee te bangen.
Op de verkeersborden las ik dat we binnen een paar minuten de Hongaarse grens zouden
bereiken. De bangende noorman hield de vaart er behoorlijk in en was klaarblijkelijk niet
van plan om te stoppen voor de dienstdoende douaniers. Stoooop!!! riep ik en de noorse
woesteling drukte zijn rempedaal zo hard in dat ik het glas van de vooruit van de Saab tot
op een milimeter afstand naderde. Das ist neunzehn euro funfzig schalde hij boven de
jodelrock uit. Ik blies de gore rook in zijn gezicht en betaalde hem met een briefje van 20
euro. Ik stapte uit en besloot te voet de grens over te wandelen. De besnorde grenswachter
vroeg gelukkig niet naar mijn paspoort want die had ik niet. Ik mocht zomaar mijn weg
vervolgen. Voor ik doorliep vroeg ik de niet al te vrolijke kerel hoe ver het was naar
Boedapest, en hij zei dat zijn dienst er op zat en ik wel met hem mee mocht rijden tegen
een kleine vergoeding. Een pruttelende skoda 100 reed een kwartier later de parkeerplaats
op en ik nam plaats op de bijrijdersstoel. Geen gordels, geen airbag, geen verwarming en
bovendien geen dashboard. Ik voelde me allerminst veilig in dit verhikel. Sigi? vroeg de
snorremans die zich voorstelde als Peter. Ik nam de sigaret aan en vroeg me af waar de as
moest blijven, totdat ik de enorme bende op de bodem zag. Vrolijk rokend sputterden we
richting boedapest met een vaartje van een kilometer of 60 per uur...


Hoofdstuk 43


Peter harkte de pook van zijn 1 naar zijn 4 en met hetzelfde gemak weer terug terwijl ik de
as op de grond liet vallen. Het hele interieur stond blauw van de rook en ik voelde me
behoorlijk misselijk worden. Stop!!! schreeuwde ik op mijn allerhardst en Peter drukte zijn
rem vol in maar kwam nauwelijks tot stilstand. Ik opende het portier en begon kokhalsend
te braken. Peter stak ondertussen weer een nieuwe sigaret op, blies de rook in mijn gezicht
en vroeg of het al weer een beetje ging met me. Doorrijden zei ik nors en besloot met mijn
kop uit het raam te hangen de rest van de rit. In de verte zag ik een stad opduiken van een
onwaarschijnlijke schoonheid. Een enorme brug van zeker honderd jaar oud kwam in zicht,
dat moest de kettingbrug zijn waar ik eerder over gelezen had. Peter parkeerde zijn auto
half op de stoep en vroeg me of ik mee wilde gaan voor een biertje. Ik sloeg dat aanbod
niet af en strompelde achter Peter aan een binnenplaats op met rondom 3 hoog balkons
met sierijzeren hekwerken en gele muren en veel bloembakken met roden geraniums. Uit
het appartement van Peter schalde klassieke muziek van Mozart. Het was eigenlijk voor het
mooie iets te luid, maar de aanblik van Peters huisgenote zorgde er voor dat ik me daar
niet meer aan stoorde. In de deuropening stond een vrouw die ik tot dusver alleen in mijn
dromen had gezien. De vrouw stelde zich voor als Szofia. Ik volgde haar en Peter het huis in
en streek neer op de bank. Door het raam zag ik het dagelijkse leven zijn gang zag gaan.


Hoofdstuk 44


Peter kwam aangelopen met een halve literfles bier van een of ander onleesbaar merk. Na
twee flinke slokken bleek het merk niet alleen onleesbaar maar ook ondrinkbaar, en ik
moest me beheersen om het goedje niet direct over over het hoge tapijt heen te braken.
Het leek er sowieso op dat mijn strot wat overgevoelig geworden was want inmiddels kotste
ik zo'n beetje dagelijks. Normaliter was mijn slokdarm toch zo'n beetje vergelijkbaar met
een loden pijp maar daar was nu toch geen sprake meer van. Het lekkere wijf met haar
domme naam en net zo domme man keek mij vragend aan. Wellicht wilde ze een slok, dus
ik gaf de fles door en sprak in mijn beste Hongaars: 'Auf wiederzeen!'. Ik liep de deur uit en
struikelde haast over een bedelaar met bij elkaar opgeteld nog twee ledematen. Ik pakte
zijn bakje muntjes en liep verder. De bedelaar kon goed schreeuwen maar achter me
aankomen lukte wat minder, en al snel ging zijn domme geschreeuw op in de straatgeluiden
van Boedapest. Nu was het zaak om mij eens te gaan richten op het doel van deze reis,
namelijk het vinden van mijn Chevrolet Camaro uit 1977 die ergens op me stond te
wachten. Het leek wel jaren geleden sinds ik Gerrit van garage Befkens had mishandeld. Ik
besloot om Gerrit te bellen, want ik moest het adres weten waar ik mijn wagen kon gaan
halen. Al gauw vond ik een telefoon en gelukkig had ik nu een voorraad muntjes. De
telefoon ging drie keer over voordat hij werd opgenomen door Annie, die vuile rothoer van
Gerrit Befkens. 'Hee loze snol!' beet ik haar toe, 'geef die smerige oplichter eens aan de lijn
en steek zelf fijn een moersleutel in je drukknop!' Annie begon gelijk te huilen maar daar
had ik geen tijd voor. 'Hee douchekop, stoppen met lekken en ik wil nu dat misselijke ventje
van je aan de lijn hebben, dit gesprek kost me tijd en geld!'. Eindelijk leek het door te
dringen tot het varken, en na een korte stilte kreeg ik Gerrit aan de lijn. Ik schold hem
hartelijk uit, verkreeg het adres en nam daarna nog even fijn afscheid van hem door hem te
vertellen dat zijn vrouw zo dik was dat ze door twee mannen tegelijk genaaid zou kunnen
worden zonder dat die kerels elkaar ooit tegen zouden komen. Toen ook Gerrit begon te
huilen had ik er genoeg van. Ik hing op, en vertrok richting mijn Camaro.


Hoofdstuk 45


Op het straatnaambordje las ik dat ik in de Vacy ut liep. Niet dat het me wat duidelijk
maakte. Ik liep rechtdoor en kwam langs een antiekwinkel, en ik besloot met even binnen
te gaan kijken. Daar werd ik verwelkomd door een rondborstige schone vrouw waarvan ik
direct dacht 'hoe is die ooit in zo een stoffige zaak terecht gekomen'. De dame brabbelde
wat in haar eigen taal maar ik maakte er uit op dat de prijzen vandaag lager zouden zijn
vanwege een speciale actie. Van geilheid door de aanblik van de schone juffrouw stootte ik
per ongeluk een vaas van Chinese makelij om. Dat wordt rennen of betalen bedacht ik me
in een flits. Ik besloot het eerste te doen en zette het op een loopje. 'STOOOOOP!!' riep de
schone met het volume van een klaarkomende nimf, maar ik besloot niet te luisteren en
schoot een warenhuis in waar ik de roltrap op strompelde. Op de eerste verdieping belandde
ik door mijn wankele toestand in een bak met dameslingerie. Ik stond op en begaf me naar
het terras van een soort La Place-achtige eettent en koos een bak bami en een kop thee.
Toen ik neerstreek aan de raamkant van het wat ongezellig aandoende etablissement zag ik
bij de kassa de beeldschone eigenaresse van de antiekwinkel staan met een vuurrode kop.
Ik draaide me om, begon in de bami te harken en slobberde m'n bakkie groene thee op.
Omkijken durfde ik niet en bleef zo onopvallend mogelijk zitten. Na een uur of twee stond ik
op en vervolgde mijn weg door met de roltrap naar beneden te gaan en het warenhuis te
verlaten. Ik besloot de metro te nemen bij 'Deak ter', volgens Gerrit moest ik de Camaro bij
'Moskva ter' ophalen. Dat was nog geen zes haltes verder. Ik stapte de Russisch aandoende
wagon in en een onverstaanbare stem kraakte iets van vigyazz az ajtok zarodnak..


Hoofdstuk 46


Na zes haltes stapte ik uit. Het ondergrondse station was slecht verlicht en stonk naar
zwervers en alcohol. Het was er behoorlijk druk, en ik baande me door de mensenmassa
heen. De vele reclameposters in het station promootten stuk voor stuk diverse drankmerken
met minstens vijftig procent alcohol. Het was beter geweest als de mensen hier gewezen
zouden worden op het bestaan van deodorant leek me. De roltrap voerde me naar boven,
en ik kwam terecht in een mooie buurt. Ik checkte nog een keer het huisnummer waar ik
wezen moest, en na honderd meter lopen kwam ik aan. Een groot gietijzeren hek versperde
de toegang tot een parkeerterreintje met daarop onder meer een schitterende, pikzwarte
Chevrolet Camaro. Ik opende het hek, en zoals gebruikelijk werd ik onmiddelijk aangevallen
door een grote hond die ergens tussen enkele auto's verstopt had gelegen. De hond leek op
een kruising tussen een Bouvier en Martin Gaus. Met dit bijltje had ik inmiddels vaker
gehakt en toen de hond aanstalten maakte om binnen enige milliseconden mijn kloten eraf
te scheuren schopte ik het beest vol in zijn eigen klokkenspel. Dat was voldoende, het dier
droop onmiddelijk af met de staart tussen de benen. Op het terrein stond een klein
schuurtje. De ramen waren kapot of gescheurd en de deur hing uit zijn voegen. Een
besnorde kerel kwam naar buiten gestrompeld. Deze man hing ook uit zijn voegen, maar
dan waarschijnlijk door de drank. De man verspreidde de lucht van een platgereden egel die
al een weekje aan het asfalt plakte. Zoals te verwachten viel was dit opnieuw teveel voor
mij, en ik trakteerde de hond op een portie bami en groene thee. Mijn mond afvegend liep
ik op de meurende snaak af, en ik beet hem toe: 'Camaro schlussels!'. De man vroeg om
een ausweis. Omdat ik die niet meer had gaf ik hem in plaats daarvan een zaaier, en ik zei
dat hij Gerrit maar moest anrufen als hij nu nog niet geloofde de juiste man voor zich te
hebben. Angstig dook de man zijn schuurtje in en kwam kort daarna terug met de sleutels
en het papierwerk van de Camaro. Ik pakte het aan en draaide de stinkerd mijn rug toe.
Toen stapte ik in de prachtige wagen, en nadat ik de sleutel omdraaide loeide de motor als
een tijger. Ik zette de wagen in zijn versnelling en reed met slippende banden het terrein af.


Hoofdstuk 47


Ik zag links en rechts prachtige gebouwen en overal op de stoep stonden kleurrijke
trabantjes geparkeerd. De teksten op de verkeersborden waren onleesbaar dus ik besloot
voorlopig gewoon rechtdoor te rijden. Plots dook er een reusachtige brug op en mijn
aardrijkskundige kennis was voldoende genoeg om te weten dat ik de Donau zou gaan
oversteken. In het middenconsole zag ik een goedkoop uitziend pakje sigaretten liggen en
ik besloot er een op te steken. De asbak was de laatste 5 jaar niet schoongemaakt zag ik.
De eerste haal die in inhaleerde gaven mijn longen zo een enorme opdonder dat ik een ruk
aan mijn stuur gaf en ik luid betoeterd werd door een aantal mede weggebruikers. Op de
Donau zag ik een aantal grote schepen varen en ik besloot om aan de andere kant van de
brug de camaro tot stilstand te brengen en even aan de waterkant te gaan staan. Nadat ik
geparkeerd had besloot ik een klein wandelingetje te maken in de richting van een
kunstmatig aangelegd zandstrandje op nog geen 150 meter van mij vandaan. De zon
scheen fel op mijn hersenpan en ik bestelde een koel blikje bier van weer een
onuitspreekbaar merk en streek neer op het zand onder een kleurig parasolletje. Naast me
zat een mafia-achtige Russisch sprekende gorilla, compleet met donkere zonnebril en met
een gouden i-phone in zijn klauwen. Brssjd ,dnjfedsjk of iets dergelijks kwam er uit zijn
stevige kaken , en hij tetterde maar door in zijn i-phone. Toen hij opgehangen had keek hij
in mijn richting en vroeg in gebrekkig Engels of ik hem afluisterde...Ik schudde nee maar hij
was er niet van overtuigd zo te zien. De gorilla stond op, greep mij in zijn klauwen en wierp
mijn blik bier met gemak naar de overkant van de Donau. Tegenstribbelen had geen nut en
ik schikte me in mijn lot...


Hoofdstuk 48


De woest geworden Rus greep me beet, kneep mijn keel tot een bifiworstje en mijn laatste
uur had geslagen. Maar zo makkelijk liet ik dit niet gebeuren, en ik plantte mijn linkerknie
met een gigantische snelheid in het setje grote Russische kloten dat de aap ongetwijfeld
had hangen. De Rus sloeg onmiddellijk dubbel, viel op de grond en begon te braken.
Aangezien ik daar de laatste tijd nogal gevoelig voor was kwam ook mijn maaginhoud direct
naar boven, en het landde met een fraaie boog op de kromliggende Rus op de grond. Ik
besloot te vluchten en sprintte het kleine strandje over in de richting van mijn Camaro.
Gelukkig had ik de deur niet op slot gedaan. Ik vloog naar binnen, startte de wagen en
schoot de weg op het drukke verkeer in. Ik kon nog net zien hoe de Russische aap
inmiddels weer overeind was gekomen en een flink pistool van onder zijn jasje vandaan
trok, maar ik waande me veilig want de afstand tussen ons werd snel groter. Helaas bleek
de aap een goed schutter, want plotseling klonk een harde knal en mijn wagen dook naar
rechts, waar de Donau op mij wachtte. De klap op het water was vreselijk, en mijn
voorhoofd deed een poging om door het stuur heen te komen. Dat mislukte. Langzaam
begon de wereld te draaien, toen steeds sneller.. Ik zakte weg, dieper en dieper. Net als de
wagen, die inmiddels op het gemakje naar de bodem van de Donau begon te zakken...


RIP HERBERT. Toch??


@Vester71
@GraagwatWijers

You might also like