Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 7

Beginnen met

Haken en Guimpesteek
2
E
R
K
W
I
J
Z
E
W
BEGIN MET HAAKWERK
Katia heeft gedetailleerd, stap voor stap , de basis en beschrijvingen ontworpen voor degene die wil
beginnen met haakwerk. Lees deze beschrijvingen aandachtig en als U twijfels heeft, staat KATIA ter
Uw beschikking voor eventuele vragen.
Met de haaknaald kunnen oneindig veel werkstukken gemakkelijk gemaakt worden en met unieke
resultaten.
De basissteken voor het haakwerk bestaan uit 4 steken:
Losse Vaste
Halve vaste Stokje
Door deze steken te combineren kunnen alle soorten werkstukken gehaakt worden, vanaf de
meest eenvoudige tot de meest ingewikkelde, met verrassende effekten.
Er bestaan verschillende maten haaknaalden, die gebruikt worden afhangend van de dikte van het
garen.
Alle werkstukken worden beschreven met grafieken, later geven we instrukties hoe men een
beschrijving moet volgen.
Onderstaand geven we een gedetailleerde beschrijving met tekeningen van de basissteken en
enkele combinaties hiervan, afwerkingen enz. Bij de beschrijving van elke steek staat het symbool
dat de steek weergeeft op de grafieken.used in the graphs are fully explained
BASISSTEKEN
Losse
Deze steek is de basis voor het beginnen met haken. Bijna alle werkstukken beginnen met lossen. Indien U voor het eerst de
haakwereld intreed, raden wij U aan de beginlossen te haken met een grotere haaknaald dan aangegeven voor het te haken
model. De eerste naald van het werk is het moeilijkst omdat er geen basis is om het werk vast te houden, het is daarom beter
om de lossen heel los te haken om zo de haaknaald gemakkelijker in te kunnen steken.
Het uiteinde van het garen tussen de
duim en wijsvinger van de linkerhand
houden, haal de draad over de wijs-
vinger en tussen de pink en ringvinger.
De haaknaald vasthouden alsof dit
een potlood is met de duim en wijs-
vinger van de rechterhand.
Herhaal steeds deze handeling tot
het benodigd aantal lossen verkregen
is. Bijna alle haakwerken beginnen
met een ketting lossen of een ring
lossen.
Vorm een lus met de draad, zet de
draad op de haaknaald en met de
haak van de haaknaald deze draad
naar achter trekken door de lus, er is
een losse gevormd.
1
2 3
4 5
3
E
R
K
W
I
J
Z
E
W
Halve vaste
Steek de haaknaald in de 2e losse
vanaf de haaknaald.
Zet een draad op de haaknaald en
haal deze door de 2 lussen op de
haaknaald, er is 1 halve vaste ge-
vormd.
Vaste
Haak een ketting lossen, steek de
haaknaald in de 2e losse vanaf de
haaknaald.
Haak 1 vaste in elke losse, bij het be-
endigen van alle steken, het werk
keren, op deze manier valt het werk
opnieuw aan de linkerkant.
Zet een draad op de haaknaald en
haal deze draad door de losse, er
staan 2 lussen op de haaknaald, zet
opnieuw een draad op de haaknaald
en haal deze draad door de 2 lussen.
Begin de volgende naald met 1 losse
en haak hierna 1 vaste op elk van de
vasten van de voorafgaande naald.
Er is een vaste gevormd, om nog een
vaste te haken, de haaknaald in de
volgende losse insteken en de han-
deling van stap 2 herhalen.
Haak de laatste st. op de beginlosse
van de voorafgaande naald.
Stokje
Wikkel de draad 1 maal om de haak-
naald. Steek de haaknaald in de 4e
losse vanaf de haaknaald.
Zet opnieuw een draad op de haak-
naald en haal deze draad door de 2
lussen die nog op de haaknaald
staan.
Zet een draad op de haaknaald en
haal deze draad door de eerste lus
v.d. haaknaald, er zijn hierna 3 lussen.
Zet een draad op de haaknaald en
steek de haaknaald in de volgende
losse.
Zet opnieuw een draad op de haak-
naald en haal deze draad door 2 lus-
sen, er zijn hierna 2 lussen.
Wanneer de naald beendigd is, het
werk keren en de volgende naald be-
ginnen met 3 lossen.
1
2
1
2
3
4
5
6
1
2
3
4
5
6
4
E
R
K
W
I
J
Z
E
W
Dubbel stokje
Wikkel de draad 2 maal om de haak-
naald, steek de haaknaald in de 5e
losse vanaf de haaknaald.
Zet een draad op de haaknaald en
haal deze draad door de 2 lussen die
nog op de haaknaald staan.
Zet een draad op de haaknaald en
haal deze draad door de eerste lus
van de haaknaald, zet een draad op
de haaknaald en haal deze draad
door de eerste 2 lussen, er zijn hierna
3 lussen.
Wanneer de naald beendigd is, het
werk keren en de volgende naald be-
ginnen met 4 lossen.
Zet een draad op de haaknaald, haal
deze draad door 2 lussen, er zijn
hierna 2 lussen.
Driedubbel stokje, vierdubbel, vijfdubbel...
Haak zoals een dubbel stokje, maar voor een driedubbel
stokje de draad 3 maal om de haaknaald wikkelen alvorens te
beginnen (zie 1e stap van het dubbel stokje), 4 maal de draad
om de haaknaald wikkelen voor een vierdubbel stokje enz.,
vervolgens alle stappen van het dubbel stokje volgen en stap
4 herhalen tot er slechts 1 lus op de haaknaald over is.
Schelpsteek
De schelpsteek is een steek die vaak
gebruikt wordt en bestaat uit het
haken van enkele stokjes ofwel en-
kele steken met verschillende hoog-
tes om zo een waaier te vormen
(vaste, stokje, dubbel stokje, stokje
en vaste) en hierbij de haaknaald ste-
eds in dezelfde st. of dezelfde basis-
boog insteken.
Nopje
Haak 5 stokjes en hierbij de haak-
naald steeds in dezelfde basisst. ins-
teken.
De haaknaald opnieuw in de lus ins-
teken.
Haal de haaknaald uit de lus, steek
de haaknaald in het 1e stokje dat
reeds gehaakt is.
Zet een draad op de haaknaald en
haal deze draad door de lus en de
steek.
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
E
R
K
W
I
J
Z
E
W
SIERSTEKEN OF AFWERKSTEKEN
Kreeftesteek
Haak vasten, maar haak van
links naar rechts.
Pluchesteek
Alvorens te beginnen, een
strook karton knippen met de
gewenste breedte van de lus
van de pluchesteek. Hierna
vasten haken, maar bij het op-
zetten van de draad op de
haaknaald, de draad over de
strook karton halen, op deze
manier worden lange lussen ge-
vormd die niet uitgerekt worden
omdat elke lus vastgehaakt is
met een vaste, zie tekeningen.
HET VOLGEN VAN EEN GRAFIEK IN HAAKWERK
Er zijn twee basismanieren om te haken:
recht, van rechts naar links haken en bij
het einde van elke naald, het werk keren.
Op deze manier valt de haaknaald bij het
begin van een naald steeds op het rechter
uiteinde van het werkstuk.
Op de grafiek heeft elke naald een one-
ven nummer op het rechter uiteinde en
een even nummer op het linker uiteinde.
Deze nummers komen overeen met de te
haken naald, daarom bij het volgen van
een grafiek de richting van de naalden
met een oneven nummer is van rechts
naar links en een naald met een even
nummer van links naar rechts, zoals aan-
gegeven met pijlen op het voorbeeld van
een grafiek.
Om rond te haken, beginnen met lossen
die gesloten worden d.m.v. een halve
vaste gehaakt in de 1e losse, zo wordt
een rondje gevormd waarover de vol-
gende naald gehaakt wordt. Om het werk
rond te houden, is het noodzakelijk dat
elke naald gesloten wordt met 1 halve
vaste in de 1e steek v.d. naald. Het begin
van elke naald is aan de linkerkant van het
nummer van de te haken naald. De naal-
den beginnen met lossen die reeds weer-
gegeven zijn op de grafiek.
In deze voorbeelden van de grafieken, wordt elke naald weergegeven in een andere
kleur om zo duidelijk te kunnen onderscheiden welke steken bij elke naald horen. Houdt
er rekening mee dat op alle grafieken de naalden genummerd zijn, daarom is het heel
eenvoudig om te zien waar een naald begint (waar zich het eerste nummer bevindt) en
deze naald te volgen tot het volgende nummer.
Het grafisch weergeven van het haakwerk en gebruikte steken is erg belangrijk, niet
alleen omdat dit de werkelijkheid weergeeft, men kan zien hoe de steek en het haak-
werk eruit moet zien, in zig-zag vorm, in waaiervorm enz. (dat is onmogelijk te zien bij
het volgen van geschreven tektst) maar ook omdat dit een informatie geeft die nood-
zakelijk is om te weten waar de haaknaald ingestoken moet worden bij elke steek.
Beschrijving van
verschillende manieren van
het insteken van de
haaknaald in de steken voor
een correct resultaat.
(1) Bij het insteken van de
haaknaald in de steken of
naalden, hierbij de
haaknaald steeds aan de
voorkant van de steek
insteken, d.w.z. op de
haaknaald moeten er 2
lussen staan. Als er
slechts n lus staat, zal
dit een gat vormen.
(2) Wanneer er een steek op
de lossen gehaakt wordt,
de haaknaald niet insteken
in het midden van de
losse, maar door de hele
losse halen, behalve in de
1e naald van het werk in
rechte richting, hierbij
steeds de haaknaald
insteken in het midden van
de beginlosse.
(3) Wanneer er rond gehaakt
wordt, n de 1e naald
lossen, de volgende naald
in het rondje haken dat
gevormd is met de lossen
en niet in het midden van
de losse.
Nuttige wenken
6
E
R
K
W
I
J
Z
E
W
GUIMPESTEEK
De guimpesteek wordt gemaakt met behulp van een guimpevork (= een gebogen naald in U-vorm)
en een haaknaald.
De variaties van maten van de guimpevorken wisselen, afhangend van de breedte tussen de naalden
die de U vormen. Wanneer er meer plaats tussen deze naalden is, zal de strook breder worden en het
werk over de binnenkant van de guimpevork zal veel mooier zijn.
Het werkresulaat zijn enkele stroken die verkregen worden door de draad rondom de guimpevork te
wikkelen en met de haaknaald in het midden van de guimpevork werken in verschillende hartvor-
men. Dit is hoe men het werkt noemt dat gehaakt wordt over de binnenkant van de guimpevork.
Het is belangrijk om niet met
een strakke draad te werken
zodat de naalden van de
guimpevork niet bij elkaar
getrokken worden. De
naalden zijn van een niet zo
hard materiaal en de strook
zal niet recht worden.
Wanneer een strook
gemaakt wordt die langer is
de guimpevork, op de
volgende manier te werk
gaan: haal de lussen van de
guimpevork, hierna opnieuw
de laatste 4 lussen op de
guimpevork zetten om zo
verder te kunnen werken.
De rest van de strook die
los blijft hangen,
rondwikkelen en
vastspelden aan de
onderkant van de
guimpevork, zodat bij het
werken deze strook niet
rond gaat draaien. Herhaal
dit zo vaak als nodig is bij
eenzelfde strook.
Het is nooodzakelijk om
alvorens een werk te
beginnen een proef te
maken met de afmeting van
de gewenste guimpevork en
20 lussen te maken. Het
werk strijken en het aantal
lussen berekenen die nodig
zijn voor de gewenste
lengte.
Nuttige wenken
Met de handen een lus maken en een knoop maken.
Haal deze lus over de rechternaald van de guimpe-
vork, haal de draad achter de linkernaald van de
guimpevork en keer de guimpevork van rechts naar
links.
A B
Met de linkerhand de draad en linkernaald van de
guimpevork vasthouden tussen duim en wijsvinger.
Neem de haaknaald in de rechterhand, houdt de
rechternaald van de guimpevork vast tussen middel-
vinger en ringvinger, steek de haaknaald in de lus en
haak 1 vaste.
A B
Haal de rechterhand met de haaknaald over de rech-
ternaald van de guimpevork en keer de guimpevork
van rechts naar links.
B A
Steek de haaknaald in de lus aan de linkerkant en
haak 1 vaste.
B A
Herhaal de laatste 3 stappen, in elke lus kunnen 2
vasten, stokjes of een combinatie van beiden ge-
haakt worden, afhangend van elk motief. Deze ste-
ken, in het midden van de lus, vormen het genoemde
hart van elke strook.
B A
7
E
R
K
W
I
J
Z
E
W Samennemen van de stroken
Wanneer alle stroken van de gewenste afmeting gemaakt zijn, moeten deze samengenomen worden. Er zijn verschillende ma-
nieren van samennemen, de basismanier:
Steek de haaknaald in een lus
van de strook, haak 1 vaste,
steek de haaknaald in de lus
van de andere strook en haak
een vaste. Neem op deze ma-
nier alle lussen van de twee
stroken samen.
Een andere manier is om vers-
chillende lussen in groepjes
samen te nemen om zo een
verspringende samenneming
te verkrijgen.
Met de haaknaald 3 lussen
van een strook in een groepje
samennemen en 1 vaste haken,
haak 2 lossen, neem 3 lussen
van de andere strook in een
groepje samen en haak op-
nieuw 1 vaste, 2 lossen.
Dit zijn twee basisvormen van
het samennemen van de stro-
ken, hiermee kunnen vele va-
riaties gemaakt worden door
deze samen te combineren.
Gegolfde Strook
(1) groepjes met de haaknaald * 4 lussen
en samen over laten glijden, in deze 4
lussen 3 vasten en 4 lossen haken *,
herhaal van * tot * 3 maal.
(2) groepjes met de haaknaald * 4 lussen en
samen over laten glijden, haak 1 halve
vaste *, herhaal van * tot * 3 maal en ein-
dig met 4 lossen.
Afwerking Afwerking in groepjes:
Wanneer alle stroken samengenomen zijn, moet er een af-
werking gemaakt worden over de uiteinden om te vermijden
dat de lussen hierna los vallen.
Zoals bij het samennemen, zijn er twee basisvormen van af-
werking: recht:
Steek de haaknaald in een lus
en haak 1 vaste, herhaal ste-
eds tot alle lussen gehaakt
zijn.
Neem 3 lussen samen tot een
groepje en haak 1 vaste, 5 los-
sen. Herhaal tot alle lussen
gehaakt zijn, men kan het
aantal lussen die een groepje
vormen en de lossen hiertus-
sen varieren om zo verschi-
llende maten te verkrijgen.
Men kan stroken in een golf-
vorm verkrijgen door een af-
werking in golfvorm te maken
aan elke kant van de strook,
zodat de groepjes lussen af-
gewisseld worden, zie foto.
Herhaal: (1) en (2) tot alle lussen aan n kant gewerkt zijn. Aan de andere kant idem te werk gaan, maar de steken (1) en (2)
afwisselend haken dan aan de andere kant.
De guimpetechniek is erg eenvoudig en snel. Bovendien, met dezelfde stroken en door alln de samenneming en afwerking
te combineren, kunnen oneindig veel mogelijkheden gecreerd worden. Als men ook nog verschilllende fantasiegarens gebruikt
bij het maken van de stroken, is het resultaat altijd spectaculair.

You might also like