Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 10

Antwoorden Opdrachten 4.2.

Opdracht 15: Dwangmiddelen

Zoek in Sv naar antwoord op de volgende vragen

a. Mag een burger buiten heterdaad een verdachte aanhouden?

Nee die bevoegdheid heeft uitsluitend de officier van Justitie, de


hulp officier van justitie en uiteindelijk de politie.

b. In welk geval mag een burger een voorwerp van de verdachte in beslag
nemen ?

Bij heterdaad art. 95 lid Sv :Hij die een verdachte aanhoudt….. en


een burger mag een verdachte op heterdaad aanhouden.

c. Wanneer mag een opsporingsambtenaar een voorwerp van een


verdachte in beslag nemen ?

Zie art. 94, 95 en 96 Sv

Als het feit op heterdaad wordt ontdekt.


Buiten heterdaad bij een wat zwaarder misdrijf (waarvoor
voorlopige hechtenis is toegestaan)
Als een verdachte wordt aangehouden of staande gehouden
mogen voorwerpen die de verdachte bij zich heeft in beslag
worden genomen.

d. Hoelang kan een verdachte maximaal opgehouden worden voor verhoor


?

Het ophouden voor onderzoek mag niet langer dan 6 uur duren.
Daarbij worden de uren tussen 12 uu s’nachts en negen uur in de
ochtend niet meegeteld. Als een verdachte pech heeft , kan hij
dus maximaal 15 uur opgehouden worden.

a. Hoe lang duurt een inverzekeringstelling maximaal ?

Inverzekeringstelling art. 57, 58 en 59 Sv duurt maximaal 3


dagen, alleen bij zware misdrijven waar voorlopige hechtenis is
toegestaan art 67 Sv.
b. In welk geval mag de politie een verdachte fouilleren ?

Fouilleren de wet noemt dit “het doen van onderzoek aan lichaam
of kleding”
Art. 56 Sv Geeft aan dat zo’n onderzoek alleen mag gebeuren bij
een verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan dw.z. dat de
politie bijna zeker weet dat de verdachte het strafare feit heeft
begaan. Bij onderzoek aan het lichaam heeft de politie
toestemming nodig van de (hulp) officier van Justitie

Opdracht 16: Voorbereidingshandelingen

Uitgangspunt in art. 45 Sr is dat een poging tot het plegen van een
strafbaar feit alleen strafbaar is indien de verdachte echt met het
strafbare feit is begonnen. Art. 46 Sr vormt een uitzondering op deze
regel. Leg uit of de volgende voorbereidingshandelingen strafbaar zijn.

1. Jos Justus koopt een stuk touw en een mes in verband met de
voorbereiding van een diefstal met geweld die hij ’s avonds wil gaan
uitvoeren. Nee, het kan hier wel een schilmesje en een stuk
paktouw betreffen en op een diefstal met geweld staat geen
maximum straf van 8 jaar

2. Alex Justus huurt een oude schuur in verband met een gijzeling die
hij met 3 vrienden wil gaan uitvoeren Ja, want het betreft hier
een misdrijf tegen de persoonlijke vrijheid van iemand en op
gijzeling staat meer dan 8 jaar en het gebeurt in
gemeenschap.

3. Welke strafmaat is van toepassing bij een strafbare poging ?

Strafbare poging art. 45 Sr 2/3 van de hoofdstraf

4. Welke strafmaat is van toepassing bij een strafbare


voorbereidingshandeling ?

Art. 46 Sr. Strafvermindering met de helft van de hoofdstraf


Opdracht 17: Deelnemingsvormen

Dokter Bernard maakt iedere dag voor zuster Ursula een aantal
injectiespuiten klaar. Op een dag vult dokter Bernard een injectiespuit die
bedoeld is voor de heer Klos met een dodelijk gif. Bernard geeft die spuit
aan zuster Ursula die de spuit toedient aan patiënt Klos.
Klos komt te overlijden.
Aan welke deelnemingsvorm maakt dokter Bernard zich schuldig?

Doen plegen

Opdracht 18: Fasen strafproces

Een strafproces bestaat uit drie fasen. Welke fase is hier aan de orde?
“De politie verhoort een verdachte op het politiebureau”.

Voorbereidend onderzoek

Opdracht 19: Verdachte

Midden in de winternacht klinkt opeens het inbraakalarm van een winkel.


Als de politieagenten ter plaatse komen zien ze nog net een man hard
weghollen.
Leg uit waarom deze man als verdachte kan worden aangemerkt.

- uit de feiten en omstandigheden


- blijkt een redelijk vermoeden
- van een strafbaar feit

Opdracht 20: Voorbereidingshandelingen

De bedrijfsleider van Blokker ziet dat een man van ongeveer 40 jaar een
diefstal pleegt in zijn winkel.
Mag de bedrijfsleider de man staande houden?

Nee, staande houden is een bevoegdheid van


opsporingsambtenaren

Opdracht 21: Geweld in de kroeg

De casus

Het gaat met Sean Justus helemaal


niet goed. Hij is in het criminele circuit
van Enschelo terecht gekomen en
samen met zijn vriend Bart Molenaar
drugshandelaren geworden Sean heeft
Bart een hoeveelheid cocaïne
geleverd, waarvoor Bart € 50.000
verschuldigd is. Deze verzint steeds
een reden de betaling uit te stellen. Op een avond komen ze elkaar tegen in
een café dat bezocht wordt door mensen uit de onderwereld. Sean begint
weer over het geld dat hij nog van Bart krijgt, vooral omdat hij weet dat Bart
altijd met enorme bedragen geld op zak loopt. Als Bart allerlei uitwegen blijft
verzinnen om niet te betalen, pakt Sean zijn pistool en eist van Bart het geld,
onder het uitroepen: “Nu betalen, anders maak ik je een kopje kleiner”. Bart
bezwijkt hiervoor en betaalt.

Het zit Bart dwars dat hij onder deze omstandigheden heeft betaald. Hij
raakt mede onder invloed van de drank steeds meer opgefokt en hij zoekt
naar een mogelijkheid om Sean mores te leren. Hij ziet in de hoek van het
café een barkruk staan en vraagt Karel, een maatje dat hem altijd door dik en
dun steunt, deze barkruk aan hem te geven, terwijl hij Karel veelbetekenend
aankijkt. Karel reikt hem de barkruk aan. Bart heft de barkruk hoog in de
lucht en wil daarmee Sean te lijf gaan. Sean ziet dit aan komen, hij weet de
slag af te weren en geeft Bart een flinke duw. In plaats van Sean treft Bart
een andere cafébezoeker, Dirk, die daarbij een diepe vleeswond in zijn
rechterarm oploopt.

Frederik, een stamgast, die huisarts is en die na zijn zware werkdag


inmiddels heel wat borrels heeft ingenomen, hecht de wond ter plekke,
zonder deze eerst te desinfecteren. Hij zegt Dirk dat het niet nodig is naar
het ziekenhuis te gaan. Het zal zo allemaal wel goed komen.
Bij Dirk treedt echter bloedvergiftiging op die te laat wordt ontdekt. Aan de
gevolgen daarvan overlijdt hij.

Opdrachten

• Lees de bovenstaande casus eerst goed en zorgvuldig door.


• Pak je wetboek en zoek alle relevante artikelen die genoemd worden in
de onderstaande opdrachten op.
• Maak vervolgens een overzicht van argumenten voor en vervolgens
van de argumenten tegen de strafbaarheid. Gebruik hierbij je gezonde
juridische verstand.

Argumenten voor strafbaarheid Argumenten tegen


strafbaarheid
• Formuleer vervolgens een oordeel over de strafbaarheid van Sean, Bart
en Karel.

1. Sean wordt vervolgd voor afpersing van Bart (art. 317 Sr).
a. Geef argumenten voor de strafbaarheid van Sean.
b. Geef argumenten tegen de strafbaarheid van Sean.
c. Geef je gemotiveerde oordeel over de strafbaarheid van Sean.

2. Bart wordt vervolgd voor zware mishandeling van Dirk de dood ten
gevolge hebbend (art. 302 lid 2 Sr).
Ga er bij de beantwoording vanuit dat een diepe vleeswond onder zwaar
lichamelijk letsel wordt begrepen.
a. Geef argumenten voor de strafbaarheid van Bart.
b. Geef argumenten tegen de strafbaarheid van Bart.
c. Geef je gemotiveerde oordeel over de strafbaarheid van Bart.

3. Karel wordt vervolgd voor medeplichtigheid van zware mishandeling van


Dirk de dood ten gevolge hebbend (art. 48 sub 2 jo. art. 302 lid 2 Sr).
Ga er bij de beantwoording vanuit dat Bart zich schuldig heeft gemaakt aan
zware mishandeling de dood ten gevolge hebbend.
a. Geef argumenten voor de strafbaarheid van Karel.
b. Geef argumenten tegen de strafbaarheid van Karel.
c. Geef je gemotiveerde oordeel over de strafbaarheid van Karel.

4. Stel, jij bent Officier van Justitie: zou jij Frederik voor dood door schuld
vervolgen (art. 307 Sr)? Motiveer je antwoord.
Antwoorden

1 a. Argumenten voor de strafbaarheid van Sean


In art. 317 lid 1 Sr is onder meer strafbaar gesteld:

Hij die met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld iemand dwingt
tot het teniet doen van een inschuld wordt als schuldig aan afpersing gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie

Sean dwingt Bart, onder bedreiging hem een kopje kleiner te maken, 50.000 euro te betalen, die Bart hem
verschuldigd is voor de levering van een hoeveelheid cocaïne. Het betreft het onder dwang tenietdoen van
een inschuld.

Het problematische ligt bij ‘de wederrechtelijke bevoordeling’.


In het arrest Dreigbrief (HR 9 februari 1971, NJ 1972) heeft de Hoge Raad beslist dat ook als iemand meent
recht te hebben op een bepaald bedrag, dan niet de conclusie getrokken kan worden dat deze persoon geen
wederrechtelijke bevoordeling kan hebben beoogd. De wijze waarop men beoogt zich te bevoordelen kan,
zelfs als men recht op het geld meent te hebben, het maatschappelijke betamelijke overschrijden.
Zich bevoordelen onder het uitroepen: “Nu betalen, anders maak ik je een kopje kleiner”geschiedt op een
manier die het maatschappelijk betamelijke verre overschrijdt en is daarmee wederrechtelijk.

b. Argumenten tegen de strafbaarheid van Sean


Sean bevoordeelt zich niet wederrechtelijk.
Voor de betekenis van wederrechtelijkheid moet men naar het wetsartikel kijken waarin de
wederrechtelijkheid is opgenomen. De context van wederrechtelijkheid bepaalt de betekenis ervan. In iedere
strafbepaling heeft het begrip ‘wederrechtelijk’ een eigen specifieke betekenis die in overeenstemming is met
het doel en de strekking van de bepaling. In het strafrecht betekent wederrechtelijkheid ‘zonder dat men er
recht op heeft’.
Sean heeft wel recht op het geld. Hij bevoordeelt zich niet zonder dat hij er recht op heeft. Hiermee is het
bestanddeel wederrechtelijkheid niet vervuld.
In deze casus ontbreekt het typische karakter van afpersing, aangezien Sean recht heeft op het geld.
c. Eigen oordeel.
Sean heeft zich hier, om het zacht uit te drukken, zeer onbetamelijk gehandeld en daarmee wederrechtelijk.
Dat hij mogelijk recht op het geld had (een subjectief recht) doet daar niet aan af.
De conclusie luidt dat Sean strafbaar is. Niettemin had de officier van justitie er beter aan gedaan om Sean te
vervolgen wegens bedreiging met geweld (art. 285 Sr).

2 a. Argumenten voor de strafbaarheid van Bart


-Het opzet van Bart
Bart heeft niet willens en wetens Dirk met een barkruk geslagen, maar er is wel sprake van voorwaardelijk
opzet: Bart heeft willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij in plaats van Sean, iemand anders
in casu Dirk, met zijn barkruk zou treffen. Of in termen van het Cicero-arrest (HR 9 november 1954, NJ
1954, 55): hij heeft zich willens en wetens blootgesteld aan de geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen
kans dat hij een ander dan Sean zou treffen.

-De causaliteit: in hoeverre is de dood het gevolg van de zware mishandeling


‘De dood tengevolge hebbende’ is een strafverzwarende omstandigheid die zich aan het opzet van de dader
onttrekt. De vraag is in hoeverre de dood het gevolg is van het zwaar lichamelijk letsel.
De heersende leer rond causaliteit is die van de redelijke toerekening. Deze werd voor het eerst door de Hoge
Raad toegepast in massale longembolie (HR 12 september 1978, NJ 1979, 60): iemand had een
verkeersongeluk veroorzaakt waaruit ernstig letsel voor een ander was voortgevloeid. Tijdens de
daaropvolgende noodzakelijke bedrust was bij het slachtoffer trombose ontstaan waaruit een dodelijke
longembolie was voortgekomen. De Hoge Raad achtte het optreden van een dodelijke longembolie na als
gevolg van een botsing bekomen letsel niet van zodanige aard ‘dat het overlijden van het slachtoffer
redelijkerwijze niet meer als gevolg van de botsing aan de dader zou kunnen worden toegerekend’. Als er
verwondingen worden toegebracht hoort daar medische zorg bij. Als er medische zorg moet worden verleend,
kunnen er ook complicaties optreden die wel tot de dood van het slachtoffer leiden

Deze redenering kan ook ten aanzien van Bart worden toegepast. Ook bij Dirk ging het om een zwaar
lichamelijk letsel. Als gevolg van medisch handelen ontstonden er complicaties die de dood van Dirk
tengevolge hadden. Het is op grond van de redenering zoals toegepast in ‘massale longembolie’ redelijk de
dood toe te rekenen aan Bart.
b. Argumenten tegen de strafbaarheid van Bart.
-Geen opzet om Dirk zwaar lichamelijk letsel toe brengen:
Bart had het op Sean gemunt. Hij heeft er geen moment bij stilgestaan dat hij wel eens iemand anders had
kunnen raken, omdat hij in de richting van Adriaan sloeg. Hem valt hoogstens onvoorzichtigheid te verwijten
(culpa) te verwijten.
-Geen strafrechtelijk relevant causaal verband
De heersende leer is wel die van de redelijke toerekening, maar kan de dood niet redelijk worden toegerekend
in geval van een delictueuze gedraging die op zichzelf niet dodelijk is, maar via een grotere omweg toch tot
de dood van het slachtoffer leidt. Neem de casus van een verkeersongeval. Het slachtoffer daarvan moet
wegens gecompliceerde beenbreuken worden geopereerd. Vervolgens gaat er iets mis met de narcose zodat
het slachtoffer overlijdt. In dit geval is het te ver gezocht om het overlijden redelijk toe te rekenen als gevolg
van het verkeersongeval.
Ook in het geval van Bart is het onredelijk hem de dood toe te rekenen: het zwaar lichamelijk letsel is op zich
niet dodelijk. De dood is bovendien opgetreden door ondeskundig handelen van een beschonken huisarts. De
omweg is wel zeer ingewikkeld om tot redelijke toerekening van de dood aan Bart toe te komen.
c. Eigen oordeel
-Het opzet.
Op basis van de heersende jurisprudentie valt niet te ontkomen aan voorwaardelijk opzet.
- De causaliteit ligt meer gecompliceerd.
De vraag is of het lichamelijk letsel van dusdanige aard is, dat het zonder medisch ingrijpen de dood ten
gevolge kan hebben. Dat is niet duidelijk. Men kan daarom twee kanten op redeneren. Kan het zwaar
lichamelijk letsel als zodanig de dood ten gevolge hebben dan doet het er niet toe dat de dood direct
veroorzaakt is door het ondeskundig medisch handelen.
Als het zwaar lichamelijk letsel als zodanig niet de dood ten gevolge kan hebben, dan ligt het anders en is het
vergezocht om, net zoals bij de gecompliceerde beenbreuken, de dood aan Bart toe te rekenen.
Afhankelijk van het beantwoorden van de causaliteitsvraag komt men tot de conclusie dat Bart al dan niet
strafbaar is.

3 a. Argumenten voor de strafbaarheid van Karel.


Voor medeplichtigheid is dubbel opzet van belang: opzet op het misdrijf zelf en opzet op het bevorderen
ervan. Het misdrijf betreft zware mishandeling, de dood ten gevolge hebbend.
Uit de manier van kijken van Bart maakt Karel op dat Bart de barkruk zal gaan gebruiken om daarmee
iemand te lijf te gaan. Door de barkruk te overhandigen accepteert Karel dat Bart de barkruk zal gaan
gebruiken. Hij verstrekt opzettelijk een middel (de barkruk) dat tot het plegen van het misdrijf (art. 48 sub 2
Sr), de zware mishandeling gebruikt zal gaan worden. Hij bevordert opzettelijk de mogelijkheid daartoe via
het overhandigen van de barkruk en hij weet en accepteert dat het misdrijf gepleegd zal gaan worden (vgl.
Danszaal Soranus, HR 8 mei 1979, NJ 1979, 481). Dat niet Sean wordt getroffen, maar Dirk, doet daar via de
voorwaardelijk opzet redenering niet aan af.
-De causaliteit: in hoeverre is de dood het gevolg van de zware mishandeling
Het opzet van Karel behoeft zich niet te richten op de dood. ‘De dood tengevolge hebbende’ is een
strafverzwarende omstandigheid die zich aan het opzet van de dader onttrekt. Wel kan Karel alleen
medeplichtig zijn als er causaliteit is vastgesteld. De heersende leer rond causaliteit is die van de redelijke
toerekening (zie vraag 2a). Gelet op het accessoire karakter van medeplichtigheid moet de redenering die ten
aanzien van Bart is gehouden worden gevolgd. Als gevolg van medisch handelen ontstonden er complicaties
die de dood van Dirk tengevolge hadden. Het is op grond van de redenering zoals toegepast in ‘massale
longembolie’ redelijk de dood toe te rekenen aan Bart. Karel is medeplichtig daaraan.
b. Argumenten tegen de strafbaarheid van Karel.
Bart kijkt Karel wel veelbetekenend aan, maar is het helemaal niet duidelijk dat Karel ook maar enig idee
heeft wat Bart van plan is. Het is heel reëel om te denken dat Bart de barkruk wil gaan gebruiken om er zelf
op te gaan zitten. Met het geven van de barkruk wil hij op geen enkele manier bevorderen dat deze gebruikt
wordt om er iemand mee te slaan. Er zijn geen (verdere) feiten of omstandigheden om daaruit het opzet van
Karel af te leiden: geen normatief opzet.
Bij vraag 2b is vastgesteld dat het onredelijk is om Bart de dood van Dirk toe te rekenen: het zwaar
lichamelijk letsel is op zich niet dodelijk. De dood is bovendien opgetreden door ondeskundig handelen van
een beschonken huisarts. De omweg is wel zeer ingewikkeld om tot redelijke toerekening van de dood aan
Bart toe te komen. Karel kan dus niet medeplichtig zijn hieraan.
c. Eigen oordeel.
Er zijn weinig feiten of omstandigheden waaruit afgeleid kan worden dat Karel wist of met de mogelijkheid
rekening hield dat Bart de barkruk zou gaan gebruiken voor het plegen van zware mishandeling. Alleen de
passage ‘terwijl hij Karel veelbetekenend aankijkt ‘ zou enig houvast kunnen bieden. Maar is deze manier
van kijken ook voor Karel duidelijk? Daar blijkt niets van.
Wat betreft de causaliteit, hangt het oordeel af van het bij vraag 2c vastgestelde oordeel.
Conclusie: geen medeplichtigheid van Karel, omdat het opzet op het mogelijk maken van het delict ontbreekt.

4. De officier van justitie kan Frederik succesvol vervolgen voor dood door schuld (art. 307 Sr).
De eerste stap: artikel 307 Sr is een culpoos delict. Culpa omvat als componenten vermijdbaarheid (schending van
een zorgplicht gebaseerd op voorzienbaarheid) en verwijtbaarheid (Kelk, p. 198). Daarbij wordt uitgegaan van de
gemiddelde mens. Van een arts mag op grond van zijn beroep echter een grotere bedrevenheid worden verwacht
(Garantenstellung; vgl. Verpleegster, HR 19 februari 1963, NJ 1963, 512; Apothekersassistente, HR 14 november
2000, JOL 2000, 581). ).
Frederik is onzorgvuldig te werk gegaan door de wond niet te desinfecteren. Bovendien heeft hij de
daaropvolgende dagen de hechtingen ook niet gecontroleerd. Op zijn minst valt hem daarbij onzorgvuldigheid en
nalatigheid te verwijten (‘culpa’).
De volgende stap is: is de dood het gevolg van die onzorgvuldigheid/nalatigheid? Met andere woorden is er een
relevant strafrechtelijk verband tussen de onzorgvuldigheid/nalatigheid en de later ingetreden dood (‘causaal
verband’)?
Volgens de leer van de redelijke toerekening (zie ook antwoorden op vraag 2) gaat het er om of het onzorgvuldig
handelen van Frederik dusdanig is dat dit dodelijk kan zijn. Daarover lijkt weinig twijfel te bestaan. Door niet te
desinfecteren treedt de bloedvergiftiging op die dodelijk is. Er is (anders dan bij het antwoord op vraag 2) geen
extra complicatie van buitenaf die de dood bevorderd heeft.
Men kan overwegen om doodslag (art. 287 Sr) ten laste te leggen, door te redeneren via ‘dolus in causa’ en
Garantenstellung. Door onder invloed van alcohol en bovendien onder slechte omstandigheden medisch in te
grijpen weet je als arts dat je ernstige fouten kunt maken die tot de dood kunnen leiden. Bovendien weet Frederik
dat, zeker als hij onder dergelijke omstandigheden medisch heeft gehandeld, controle meer dan noodzakelijk is.

You might also like