Professional Documents
Culture Documents
Jellema 7 Bouwmethodiek
Jellema 7 Bouwmethodiek
BOUWMETHODIEK
06950505_voorwerk.indd 1 15-11-2005 16:03:47
II
omslagontwerp Marjan Gerritse, Amsterdam
vormgeving binnenwerk Peter van Dongen, Amsterdam
opmaak Van de Garde, Zaltbommel
tekenwerk Advies- en Tekenbureau voor bouwtechniek ing. F. Oomen, Almere-Stad,
Veltman Bouwkundig Ontwerp- en tekenburo, Delft
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen.
Degene die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de
uitgever wenden.
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor: Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onder-
wijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs.
Voor meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen:
www.thiememeulenhoff.nl
ISBN 90-06-95050-5
Tweede druk, tweede oplage
ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2004
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij
elektronisch, mechanisch, door fotokopien, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopien uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet
1912 j
o
het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985,
Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen
te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van
gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16
Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
06950505_voorwerk.indd 2 15-11-2005 16:03:47
III
Bouwmethoden
Bouwmethodiek 7
06950505_voorwerk.indd 3 15-11-2005 16:03:48
IV
De serie Jellema Hogere Bouwkunde bestaat naast
het inleidende deel uit drie reeksen boeken:
bouwtechniek, bouwmethoden en bouwproces.
Tezamen vormt de inhoud de onontbeerlijke
basiskennis voor het hoger beroepsonderwijs en
wetenschappelijk onderwijs.
Ook deze vernieuwde uitgave is ontstaan vanuit
de noodzakelijke interactie tussen het onderwijs
enerzijds en het bedrijfsleven anderzijds. Beide
sectoren leveren auteurs, maar zijn ook bereid
tot het leveren van commentaar en kritiek in een
voortdurende discussie tussen redactie, auteurs
en het onderwijs.
De redactie:
ir. K. Hofkes
Docent Bouwkunde, Hogeschool
INHOLLAND, Haarlem en Alkmaar
ir. A. van Tol
Architect, Zwolle
ir. M. Bonebakker
Adviseur Bouwmanagement, Geesteren
H.A.J. Flapper
Bouwinnovator, Amsterdam
ir. H. Brinksma
Docent Bouwkunde, Hogeschool van
Utrecht, Utrecht
ing. N. Zimmermann
Architect, Amsterdam
Auteurs deel 7:
ir. A. te Boveldt
Docent Faculteiten Civiele Techniek en Bouw-
kunde, Technische Universiteit Delft
ing. H.E. Bakker
Hoofd afdeling Bouwfysica en Bouwecologie,
Dienst Stedelijke Ontwikkeling Gemeente Den
Haag
06950505_voorwerk.indd 4 15-11-2005 16:03:59
V
J
E
L
L
E
M
A
H
O
G
E
R
E
B
O
U
W
K
U
N
D
E
J
E
L
L
E
M
A
H
O
G
E
R
E
B
O
U
W
K
U
N
D
E
J
E
L
L
E
M
A
H
O
G
E
R
E
B
O
U
W
K
U
N
D
E
J
E
L
L
E
M
A
H
O
G
E
R
E
B
O
U
W
K
U
N
D
E
1
Bouwnijverheid
Inleiding
www.jellema-online.nl
www.jellema-online.nl
7
Bouwmethoden
Bouwmethodiek 10
Bouwproces
Ontwerpen 2
Bouwtechniek
Onderbouw
Serieoverzicht
11
Bouwproces
Contracteren 8
Bouwmethoden
Woningbouw 3
Bouwtechniek
Draagstructuur
12
Bouwproces
Uitvoeren
A techniek
9
Bouwmethoden
Utiliteitsbouw 4
Bouwtechniek
Omhulling
A prestatie-eisen /
daken
12
Bouwproces
Uitvoeren
B organisatie
4
Bouwtechniek
Omhulling
B gevels
13
Bouwproces
Beheren 4
Bouwtechniek
Omhulling
C gevelopeningen
5
Bouwtechniek
Afbouw
6
Bouwtechniek
Installaties
A elektrotechnisch
en sanitair
6
Bouwtechniek
Installaties
B werktuigbouwkundig
en gas
6
Bouwtechniek
Installaties
C liften en roltrappen
06950505_voorwerk.indd 5 15-11-2005 16:04:00
VI
Woord vooraf
De meeste gebouwen bestaan uit zeer veel ver-
schillende constructiedelen. De eisen waaraan
al deze delen moeten voldoen, worden bepaald
door de bestemming van het gebouw en door
de functie van elk deel afzonderlijk. Daarnaast
moet ook nog rekening worden gehouden met
allerlei omstandigheden, zoals de situering van
het gebouw, voorschriften van de overheid en
het beschikbare budget.
Om tot een doeltreffende aanpak van het con-
structief ontwerp van een gebouw te kunnen
komen, zal men zich dan ook een nauwkeurig
beeld moeten vormen van enerzijds de functio-
nele eisen (wat wil men bereiken) en anderzijds
de prestaties van de mogelijke constructieve op-
lossingen (wat kan men bereiken).
Dit boek biedt een methodisch geordend over-
zicht van de vele functionele factoren die sturing
geven aan het bouwtechnisch ontwerp. Per
gebouwdeel worden hiervan de constructieve
consequenties onderzocht.
Hoofdstuk 1 geeft een inleidende functionele
analyse van het gebouw als geheel en van de
onderdelen waaruit het gebouw is opgebouwd.
Hoofdstuk 2 geeft uitleg over de voor het
functioneel-constructieve ontwerp van belang
zijnde wettelijke regelingen en bepalingen.
Hoofdstuk 3 gaat diep in op de functie van het
dragen met de daaruit voortvloeiende aanwijzin-
gen voor de draagconstructie.
Hoofdstuk 4 richt zich in vergelijkbare zin op het
scheiden en de scheidingsconstructies.
Naast de beschrijvende tekst is veel zorg besteed
aan het visueel weergeven van de gewenste
informatie. Dit heeft geleid tot vele guren. Vaak
bestaan deze uit een aantal deelguren om de
redenering te verduidelijken of om de verschil-
lende keuzemogelijkheden te illustreren.
In hoofdstuk 5 wordt het gebouw geplaatst in de
context van het milieu, samengevat in het begrip
duurzaam bouwen. De relatie tussen milieu
en bouwen beperkt zich daarbij niet tot het ge-
bouw, maar is grootschaliger, zowel in tijd
(milieu-effecten op langere termijn) als in de
ruimte (milieu-effecten op grotere afstand).
Het op succesvolle manier verbinden van milieu
en bouwen vereist echter meer dan vakkennis.
Een voorbeeldproject illustreert het doorslag-
gevende belang van een ontwerp- en besluitvor-
mingsproces, waarin betrokkenheid en
gedeelde doelstelling de sleutelwoorden zijn.
De auteurs
mei 2004
06950505_voorwerk.indd 6 15-11-2005 16:04:01
VII
Inhoud
Inleiding IX
1 Gebouwanalyse 1
Inleiding 2
1.1 Gebouwtypologie 2
1.1.1 Woningbouw en utiliteitsbouw 3
1.2 Functie, vorm, constructie en economie 4
1.2.1 Functie 5
1.2.2 Vorm 8
1.2.3 Constructie 8
1.2.4 Economie 9
1.3 Functionele en constructieve analyse 10
1.3.1 Voorbereiding op het ontwerpen 10
1.3.2 Constructie van een gebouw 12
1.3.3 Functiecombinatie en -scheiding 12
1.3.4 Skelet, systeem en structuur 12
1.3.5 Laagbouw, verdiepingbouw en
hoogbouw 14
1.4 Sporthal als voorbeeld 15
1.4.1 Functionele eisen 15
1.4.2 Ruimtelijke plan 17
1.4.3 Structuur en vormgeving 18
1.4.4 Constructiesysteem 21
1.4.5 Constructieve opbouw 22
2 Bouwregelgeving 25
Inleiding 26
2.1 Bouwbesluit 27
2.1.1 Kenmerken en begrippen 27
2.1.2 Overzicht Bouwbesluit 33
2.2 Normen en prestaties 41
2.2.1 Normen 41
2.2.2 Kwaliteitsverklaringen 44
2.2.3 Internationalisering 46
2.3 Brandveiligheid 47
2.3.1 Verkenning 47
2.3.2 Het verschijnsel brand 49
2.3.3 Eisen, maatregelen en voorzieningen 51
2.3.4 Brandwerendheid van materialen en
constructies 63
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 70
3 Dragen 71
Inleiding 72
3.1 Verkenning 72
3.1.1 De draagfunctie 72
3.1.2 Het constructieve model van de draag-
constructie 72
3.1.3 Functiecombinatie 75
3.1.4 Wandenskelet en kolommenskelet 76
3.1.5 Uitgangspunten bij het constructief
ontwerpen 77
3.1.6 Verdere uitwerking 77
3.2 Belastingen 77
3.2.1 Soorten belastingen 78
3.2.2 Grootte permanente belastingen 80
3.2.3 Grootte van de veranderlijke
belastingen 85
3.2.4 Maatregelen in verband met bijzondere
belastingen 93
3.2.5 Rekenen met de belastingen 94
3.2.6 Belastingscombinaties 96
3.3 Krachtswerking 97
3.3.1 Liggers 97
3.3.2 Drukspanten 108
3.3.3 Lineaire hangdaken 115
3.3.4 Platen en schijven 120
3.3.5 Schalen 124
3.3.6 Vouwwerken 127
3.3.7 Ruimtelijke staafconstructies 130
3.3.8 Kabelnetten en membraan-
constructies 132
3.4 Sterkte, stijfheid en stabiliteit 134
3.4.1 Sterkte 135
3.4.2 Stijfheid 137
3.4.3 Stabiliteitsbeschouwing 147
3.4.4 Stabiliteitsvoorzieningen 153
3.5 Dimensionering en economie 166
3.5.1 Trek 168
3.5.2 Druk 172
3.5.3 Buiging 177
3.5.4 Trek + buiging 184
3.5.5 Druk + buiging 185
3.5.6 Economisch construeren 188
3.5.7 Overzicht schattingsregels 195
3.6 Verbindingen 198
3.6.1 Overwegingen 198
3.6.2 Mechanische schematisering 200
3.6.3 Principe-oplossingen 204
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 210
4 Scheiden 211
Inleiding 212
4.1 Uitwendige scheidingen: functie, vorm,
constructie en economie 214
4.1.1 Utilitaire functies 214
4.1.2 Architectonische vormgeving 218
4.1.3 Constructieve overwegingen 218
06950505_voorwerk.indd 7 15-11-2005 16:04:02
VIII
4.1.4 Economische overwegingen 228
4.2 Uitwendige scheidingen: functieanalyse 229
4.2.1 Neerslagkering 231
4.2.2 Windkering en luchtdichting 233
4.2.3 Thermische isolatie 234
4.2.4 Warmteaccumulatie 239
4.2.5 Vochtbeheersing 241
4.2.6 Geluidsisolatie 242
4.2.7 Geluidsabsorptie 253
4.2.8 Daglichttoetreding en uitzicht 253
4.2.9 Zontoetreding en zonwering 258
4.2.10 Beveiliging 264
4.2.11 Uiterlijk 265
4.2.12 Daken 269
4.3 Inwendige scheidingen 279
4.3.1 Gebruik 280
4.3.2 Klimaatbeheersing 281
4.3.3 Geluidsisolatie 283
4.3.4 Geluidsabsorptie 292
4.3.5 Bekleding 294
4.4 Scheidingen met de ondergrond 300
4.4.1 Begane-grondvloeren 301
4.4.2 Kelderomhullingen 302
4.4.3 Terrassen en bestratingen 306
4.5 Aansluitingen 307
4.5.1 Functieanalyse 308
4.5.2 Toepassingen 311
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 317
5 Duurzaam Bouwen 319
Inleiding 320
5.1 Uitgangspunten van duurzaam bouwen 320
5.1.1 Bouwen en milieuproblemen 320
5.1.2 De driestappenstrategie 321
5.1.3 Milieueffecten op diverse schaal-
niveaus 321
5.2 Duurzame stedenbouw 323
5.2.1 Ontwerpprincipes 323
5.3 Besluitvorming rond Dubo 326
5.4 Duurzaam bouwen op hoofdlijnen 327
5.5 Uitwerking van Dubo 328
5.5.1 Binnenmilieukwaliteit 328
5.5.2 Energiebesparing 329
5.5.3 Afvalbeheersing 330
5.5.4 Waterbesparing 331
5.5.5 Materiaalkeuze 333
5.6 Maatregelenpakketten 336
5.7 Een dubo-project als voorbeeld 338
5.7.1 Ontwerpproces 338
5.8 Interdisciplinair samenwerken 342
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 347
Register 349
06950505_voorwerk.indd 8 08-12-2005 15:37:29
IX
Inleiding
De reeks Bouwmethoden bestaat uit drie delen:
7 Bouwmethodiek;
8 Woningbouw;
9 Utiliteitsbouw.
In dit deel 7 worden de fundamentele uitgangs-
punten voor de diverse bouwmethoden en
-constructies besproken. Deze uitgangspunten
hebben voornamelijk betrekking op de functio-
nele eisen die aan de constructieve delen van het
gebouw kunnen worden gesteld. In de delen 8
en 9 worden de functionele eisen en constructie-
principes vertaald in bouwmethoden respectie-
velijk voor de woningbouw (deel 8) en voor de
overige gebouwen (deel 9).
Bouwmethodiek is de methodiek van het bou-
wen. Het bouwen heeft hierbij de betekenis van
het materieel tot stand brengen van gebouwen
door middel van bouwconstructies, zowel voor-
bereidend op papier (het ontwerp) als uitvoe-
rend in de werk- en op de bouwplaats.
Het woord methodiek heeft betrekking op de
wijze van werken. De betekenis van dit woord
kan beperkt blijven tot een methodische aanpak,
in de zin van een stapsgewijs en gestructureerd
denken en handelen volgens een duidelijk her-
kenbare opzet en in een logische volgorde.
De betekenis kan ook verder reiken en worden
toegespitst op het hanteren van een bijzondere
methode of stelsel van methoden met strak be-
paalde spelregels waarvoor gespecialiseerde ken-
nis en hulpmiddelen zijn vereist.
Inhoud deel 7
In dit boekdeel wordt een methodische wijze van
denken bij het ontwerpen en beoordelen van
bouwconstructies nagestreefd. De aandacht is
hierbij gericht op de technische functies die het
gebouw moet kunnen vervullen.
Hieronder is de karakteristiek van de bouw-
methodiek naast die van de bouwtechniek en
het bouwproces in schema weergegeven.
Achtereenvolgens wordt behandeld:
1 gebouwanalyse;
2 bouwregelgeving;
3 dragen;
4 scheiden en verbinden;
5 duurzaam bouwen.
Hoofdstuk 1 heeft een inleidend karakter en
gaat met name in op de criteria rond het func-
tioneel-constructief ontwerpen. Ook wordt een
voorbeeld gegeven van het methodisch denken
en handelen.
FUNCTIE
PRODUCT
PRODUCTIE TECHNIEK
wat
moet het
kunnen?
hoe
werkt
het?
wat
kan
het?
prestatie-
eis
hoe zit het
in elkaar?
hoe
zet je het in
elkaar?
hoe
organiseer
je het?
prestatie-
vermogen
welke
middelen
BOUWTECHNIEK BOUWPROCES
BOUWMETHODIEK
Invalshoek Jellema 7 Bouwmethodiek
06950505_voorwerk.indd 9 15-11-2005 16:04:03
X
Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de bouw-
regelgeving met de daaruit voortvloeiende eisen
die de overheid stelt in verband met de veilig-
heid, de bruikbaarheid, de gezondheid en het
milieu.
Het lijvige hoofdstuk 3 is gericht op de draag-
functie van het gebouw en de afzonderlijk dra-
gende delen.
Behandeld worden:
de dimensioneringsprocedure;
de verbindingsprincipes.
Hoofdstuk 4 behandelt de scheidingsfunctie van
het gebouw met de daarmee samenhangende
verbindingsfunctie. De aandacht richt zich hierbij
vooral op de buitenscheidingen: de gevels en het
dak. Aangegeven wordt met welke eisen reke-
ning moet worden gehouden en welke construc-
tieve opbouwsystemen hierop van toepassing
zijn. Ook wordt ingegaan op de bij scheidings-
constructies zeer omvangrijke aansluitingsproble-
matiek.
Bij het ontwerpen zal men moeten streven naar
een verantwoord bouwen gezien in een groter
verband dan alleen maar het object zelf. Het
duurzaam bouwen is hiervan een belangrijk
aspect. Dit wordt behandeld in hoofdstuk 5.
06950505_voorwerk.indd 10 15-11-2005 16:04:03
1
Gebouwanalyse
ir. A. te Boveldt
Volgens Van Dale is een gebouw:
een bouwwerk van tamelijke of aanzienlijke grootte en in het alge-
meen vervaardigd van duurzaam materiaal, dienende tot woning,
samenkomst of andere maatschappelijke verrichtingen, tot berging
(een pakhuis, arsenaal), als monument of anderszins.
In principe kan men de primaire functie van het gebouw in algemene
zin als volgt beschrijven:
een gebouw biedt de mogelijkheid tot het huisvesten van mensen,
dieren, goederen en middelen, respectievelijk tot het beschermd ver-
blijven in een kunstmatig van de buitenwereld afgescheiden ruimte of
verzameling van ruimten.
06950505_Hfdst_01.indd 1 11-11-2005 11:57:01
2
militaire
verdedigingswerken
Energievoorziening
en
telecommunicatie
Opslag en
verwerking van
stoffen
Grond en water:
kering, regulatie,
beheersing, beheer
Verkeer,
vervoer, transport
Overige activiteiten
Wonen
BOUWWERKEN
Civiele en militaire
bouwwerken
Gebouwen
Verdedigingslinies, observatieposten,
ondergrondse opslagen, raketinstallaties,
enz.
Energiecentrales, verdeelstations voor gas en
elektriciteit, koeltorens, hoogspanningsmasten,
schoorstenen, zend- en ontvangststations, enz.
Opslagtanks, opslagkelders, waterreservoirs,
watertorens, silo's, rioolwaterzuiveringsinstallaties,
vuilverbrandingsinstallaties, enz.
Dijken, kaden, dammen, damwanden, sluizen,
irrigatiewerken, gemalen, funderingsconstructies,
enz.
Land-, spoor- en waterwegen, vliegvelden,
bruggen, viaducten en aquaducten, tunnels,
rioleringen, transportleidingen, enz.
Werkplaatsen, bedrijven, kantoren, scholen,
sportgebouwen, theaters, musea, kerken,
stations, winkels, ziekenhuizen, laboratoria,
stallen, opslag- en distributiegebouwen,
parkeergarages, remises, enz.
Woningen, woongebouwen, verzorgingstehuizen,
woonwagens, enz.
1 Gebouwen dienen voor zeer verschillende ge-
bruiksfuncties ten behoeve van het wonen, wer-
ken, recreren, het opslaan van goederen
enzovoort. Telkens zijn er bovendien andere
combinaties van functies van kracht die vaak
leiden tot complexe samenstellingen.
2 Vanuit n en hetzelfde functionele Pro-
gramma van Eisen (PvE) zijn vaak zeer verschil-
lende ontwerpoplossingen mogelijk: ruimtelijk,
materieel en architectonisch. Vergelijk hiertoe
bijvoorbeeld de diversiteit aan inzendingen bij
prijsvragen. Figuur 1.2 geeft hiervan een voor-
beeld.
3 In en rond gebouwen verblijven en verkeren
mensen. Het menselijk welbevinden is een bijzon-
dere factor die tot zeer verschillende opvattingen
en interpretaties bij het ontwerp en de toetsing
van de resultaten kan leiden.
4 Gebouwen zijn sterk tijdgebonden. Verande-
ringen van smaak werken snel door op de vorm-
geving en materiaaltoepassing. Ook veranderin-
gen in opvatting ten aanzien van bijvoorbeeld
Figuur 1.1 Overzicht bouwwerken, onderverdeeld naar de hoofdfuncties
1.1 Gebouwtypologie
Met de primaire functie gericht op de huisves-
ting en het bieden van onderdak onderscheiden
gebouwen zich van de overige bouwwerken: de
civiel-technische en militaire kunstwerken.
Figuur 1.1 geeft een overzicht van de meeste
soorten gebouwen en bouwwerken die men in
de bebouwde omgeving kan aantreffen, gesor-
teerd naar de hoofdfunctie.
Soms kunnen bouwwerken worden gerekend
zowel tot de gebouwensector als tot de overige
bouwwerken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij
vuilverbrandingsbedrijven, overkapte reinwater-
resevoirs, gemalen en pompgebouwen. In
genoemde gevallen is vooral ook de installatie-
technische component zeer belangrijk.
Er zijn vele soorten gebouwen en binnen deze
soorten zijn weer vele onderverdelingen naar
type en vorm mogelijk.
Hoe is deze verscheidenheid aan gebouwen ont-
staan?
06950505_Hfdst_01.indd 2 11-11-2005 11:57:01
1 GEBOUWANALYSE 3
De woningbouw omvat alle gebouwen die pri-
mair bestemd zijn voor het wonen: woningen
(met een eigen ingang) en woongebouwen
(met een gemeenschappelijke toegang). Ook
woonwagens kan men tot de woningbouwsector
rekenen.
De utiliteitsbouw omvat alle overige gebouwen.
Deze kunnen voor zeer uiteenlopende doelein-
den dienen, zoals voor:
verkeersvoorzieningen (stationsgebouwen,
parkeergarages, benzinestations);
neerslagkering;
geluidwering;
bouwconstructies;
technische installaties.
Technische
installaties
Bouw-
constructies
Afbouw-
constructies
Ruimtescheidende
constructies
Ruimteverbindende
constructies
Draag-
constructies
Constructies
van gebouwen
Figuur 1.11 Onderverdeling constructies van gebouwen
Bij de technische installaties denken we aan de
klimaatinstallaties, liften, sanitair en rioleringen,
installaties voor communicatie en beveiliging.
Bouwconstructies kunnen op verschillende wijzen
worden onderverdeeld. Gangbare indelingen
zijn:
1 Naar de bouwfase
ruwbouw;
afbouw of afwerking;
2 Naar de functie
ruimtescheidende of ruimteomsluitende
constructies (wanden, vloeren, daken, plafonds
en dergelijke);
veiligheid;
gezondheid;
bruikbaarheid;
energiezuinigheid.
Het aandachtspunt milieu zit momenteel nog
op de reservebank. Naar verwachting zullen
in de toekomst ook hieromtrent eisen worden
gesteld. De eisen die het Bouwbesluit stelt, zijn
minimumeisen: alle bouwwerken moeten ten
minste hieraan voldoen. De opdrachtgever kan
hier in positieve zin van afwijken en zal dit ook
vaak doen waar vanuit zijn optiek de risico-
vermindering en de toegevoegde waarde
Twee andere belangrijke aandachtspunten,
namelijk de constructieve veiligheid (sterkte en
stabiliteit) en de beperking van de vervorming
(stijfheid) worden in het volgende hoofdstuk
(paragraaf 3.4) behandeld.
De belastingen waarmee rekening moet wor-
den gehouden komen in paragraaf 3.2 aan de
orde.
2.1 Bouwbesluit
Het Bouwbesluit beoogt niet alleen een grotere
eenheid van de technische voorschriften dan
vroeger het geval was, het is tevens bedoeld om
de bouwwerken minder te belasten met allerlei
bijzondere regels voor de wijze van bouwen en
de toe te passen materialen.
2.1.1 Kenmerken en begrippen
2.1.1.a Functionele eisen en prestatie-eisen
Om de voorschriften eenduidig te kunnen toe-
passen zijn de functionele eisen die aan een
bouwwerk (gebouw) kunnen worden gesteld
waar mogelijk uitgedrukt in prestatie-eisen.
Functionele eisen zijn algemeen en indicatief,
BOUWWERKEN
ANDERE
BOUWWERKEN
GEBOUWEN
1 Woonfunctie
vrijstaande woningen, eengezinswoningen, woongebouwen,
studentenflats, woonruimten verzorgingstehuis, woonwagens
alle overgebleven gebruiksruimten
tuinmuren, voetgangers- en fietsbruggen, steigers, onoverdekte
tribunes
12 'Bouwwerken geen
gebouw zijnde'
11 Overige gebruiksfuncties
winkelruimten, winkelcentra, warenhuizen, supermarkten,
reisbureaus
10 Winkelfunctie
zwembaden, gymnastieklokalen in scholen, sporthallen,
fitnesscentra
9 Sportfunctie
leslokalen, collegezalen 8 Onderwijsfunctie
logiesruimten in een hotel, motel en pension, vakantiehuisjes 7 Logiesfunctie
kantoorruimten bij bedrijf, in een bankgebouw, bij een verzekeraar,
bij een advocaat, in een gemeentehuis
gevangenis- of politiecel, isoleercel in tehuis voor dwangmatige
verpleging
6 Kantoorfunctie
werkruimten en opslagen van een fabriek, opslagruimten in een
pakhuis, stal van een boerderij
ruimten voor behandeling en verpleging van patinten in een
ziekenhuis, verzorgingstehuis, verpleeghuis, psychiatrische
inrichting, medisch centrum, polikliniek; praktijkruimte voor huisarts,
fysiotherapeut of tandarts
5 Industriefunctie
4 Gezondheidszorgfunctie
kenmerkende ruimten van een congrescentrum, kerk, wijkgebouw,
bioscoop, theater, casino, caf, restaurant, kantine, discotheek,
tentoonstellingsgebouw, museum, kinderdagverblijf, tribunes in
sportgebouwen
2 Bijeenkomstfunctie
3 Celfunctie
Figuur 2.2 Onderverdeling gebouwen naar gebruiksfuncties
06950505_Hfdst_02.indd 27 11-11-2005 11:58:11
28
opwegen tegen de extra kosten. Met name zal
dit het geval zijn ten aanzien van het aandachts-
punt bruikbaarheid.
2.1.1.b Gebruiksfuncties als leidraad
In het Bouwbesluit van 1992 werden de bouw-
technische voorschriften per gebouwtype ge-
geven. Omdat dit tot veel herhalingen leidde, is
men in het herziene Bouwbesluit van 1 januari
2003 overgegaan op koppeling van bouw-
technische voorschriften aan de gebruiksfunctie.
Zo worden er nu 12 gebruiksfuncties onder-
scheiden. Deze zijn weergegeven in guur 2.2.
De nummers 1 t/m 10 geven een tiental expliciet
gestelde gebruikfuncties weer die zich bij gebou-
wen kunnen voordoen. Deze functies en de daarbij
aangegeven voorbeelden spreken verder voor zich.
Onder nummer 11 vallen de overige gebruiks-
functies zoals het parkeren van autos in een ge-
bouw. Ook kan men onder deze noemer in feite
de verkeersruimten scharen, noodzakelijk voor
de toegang tot en als intermediair tussen de ver-
schillende gebruiksruimten. Onder nummer 12
valt ten slotte de restgroep bouwwerken geen
gebouw zijnde. Deze laatste verzamelterm kan
worden gezien als een relict van het oude Bouw-
besluit; in het rijtje van gebruiksfuncties hoort een
dergelijke aanduiding eigenlijk niet thuis.
Bij de categorie bouwwerken geen gebouw
zijnde gaat het om objecten als tuinmuren,
kleine opslagtanks en silos, schoorstenen, mas-
ten, voetgangersbruggen, steigers, onoverdekte
tribunes enzovoort. Grotere civiel-technische
kunstwerken zoals verkeersbruggen, viaducten,
tunnels en allerlei andere weg- en waterbouw-
kundige constructies kennen verscheidene eigen
regels en voorschriften die buiten het bestek van
het Bouwbesluit vallen.
Met de onderverdeling naar gebruiksfuncties
zijn de honderden soorten gebouwen die in de
praktijk worden aangetroffen teruggebracht
tot een overzichtelijk en voor de regelgeving
hanteerbaar aantal gebruiksfuncties waarbij in
het Bouwbesluit steeds per functie de specieke
prestatie-eisen zijn aangegeven. Zo vallen bij-
voorbeeld schouwburgen, bioscopen, theaters
en kerken binnen deze ordeningswijze voorna-
melijk onder de noemer bijeenkomstfunctie,
ziekenhuizen, klinieken en artsenpraktijken onder
gezondheidszorgfunctie, hotels, pensions en
zomerhuisjes onder logiesfunctie enzovoort.
Het belangrijkste voordeel van het hanteren van
de gebruiksfuncties als kapstok voor de bouw-
technische eisen blijkt uit een voorbeeld zoals
gegeven in guur 2.3. We zien hier in de plat-
tegrond van een verzorgingstehuis meerdere
gebruiksfuncties aangegeven, al naar het gebruik
van de verschillende ruimten. Zo kan men bij
een dergelijk gebouw direct per ruimte de ge-
stelde eisen in het Bouwbesluit terugvinden,
zuiver op grond van de gebruiksfunctie van die
ruimte en niet van het soort gebouw.
Een voorbeeld van een ruimte die meerdere ge-
bruiksfuncties vervult, en dus tegelijk aan verschil-
lende eisen moet voldoen, is een sportzaal
( sportfunctie) die ook wordt gebruikt voor
tentoonstellingen ( bijeenkomstfunctie) en het
afnemen van schriftelijke examens ( onderwijs-
functie).
Nog weer een ander voorbeeld is een gemeen-
schappelijke verkeersruimte die voor twee of
meer gebruiksfuncties wordt gebruikt als vlucht-
route en daarom zal moeten voldoen aan de ge-
bruiksfunctie die in het kader van de brandveilig-
heid de hoogste eisen stelt aan dat gebouwdeel.
Ten slotte pakt het onderscheid naar gebruiks-
functies ook goed uit bij combinatiegebouwen,
vooral als daarbij in verticale zin functiestapeling
plaatsvindt, zoals wonen boven winkelen boven
(ondergronds) parkeren.
De benaderingswijze vanuit de gebruiksfunc-
tie met alle daaraan gekoppelde terminologie
contrasteert overigens sterk met de gewone
vaktaal. Waar wij bijvoorbeeld spreken van een
schoollokaal moet een daglichtoppervlakte heb-
ben van ten minste 5% van de vloer nuanceert
het Bouwbesluit dit tot een verblijfsgebied van
de onderwijsfunctie heeft een volgens NEN 2057
bepaalde equivalente daglichtoppervlakte in m
2
waarvan de getalwaarde niet kleiner is dan de
getalwaarde van 5% van de vloeroppervlakte in
m
2
van dat verblijfsgebied, zie guur 2.4.
06950505_Hfdst_02.indd 28 11-11-2005 11:58:12
2 BOUWREGELGEVING 29
Figuur 2.3 Gebruiksfuncties volgens het Bouwbesluit
toegepast op een verzorgingstehuis
13
18
16
15
12
11
14
17
24
21
20
22
1 1
7
7
2
8
9
4 3
10
25
16
23
6
5
woonfunctie
bijeenkomst-
functie
winkelfunctie
gezondheidsfunctie
kantoorfunctie
bijeenkomst-
functie
woon-
functie
industrie-
functie
cel-
functie
logies-
functie
onderwijs-
functie
kantoor-
functie
gezond-
heidszorg-
functie
overige
gebruiks-
functie
winkel-
functie
sport-
functie
bouwwerk
geen gebouw
zijnde
1 begane grond verzorgingshuis
met indeling ruimten naar gebruiksfuncties
2 mogelijke gebruiksfuncties
1 woonkamer
2 bibliotheek
3 bezigheidstherapie
4 kapsalon/pedicure
5 receptie/administratie
6 entree
7 berging
8 recreatiezaal
9 buffet
10 lift
11 keuken
12 fysiotherapie
13 massage
14 uk-cabine
15 wachtruimte
16 toilet
17 retouremballage
18 doorloop
19 mortuarium
20 vuil-linnenkamer
21 aanvoer goederen
22 wasserette
23 schoon-linnen-kamer
24 technische ruimten
25 toko
06950505_Hfdst_02.indd 29 11-11-2005 11:58:12
30
Figuur 2.4 Twee artikelen over de daglichtvoorziening als voorbeeld uit het Bouwbesluit
Gebruiksfunctie Leden van toepassing
daglichtoppervlakte
Grenswaarden
daglichtoppervlakte
artikel 1.134 1.134
lid 1 2 3 4 5 6 7 1 2
1 Woonfunctie
a woonfunctie van een woonwagen
b andere woonfunctie
2 Bijeenkomstfunctie
3 Celfunctie
1 ruimte voor dag- en nachtverblijf
2 andere ruimte
4 Gezondheidszorgfunctie
1 ruimte voor aan bed gebonden patinten
2 andere ruimte
5 Industriefunctie
6 Kantoorfunctie
7 Logiesfunctie
8 Onderwijsfunctie
9 Sportfunctie
10 Winkelfunctie
11 Overige gebruiksfunctie
12 Bouwwerk geen gebouw zijnde
1
1
-
1
-
1
-
-
1
1
1
-
-
-
-
2
2
-
2
-
2
-
-
2
2
2
-
-
-
-
3
3
-
3
-
3
-
-
3
3
3
-
-
-
-
-
4
-
4
-
4
-
-
4
4
4
-
-
-
-
5
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
6
-
6
-
-
6
6
6
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
7
-
-
-
-
[%]
8
10
-
3
-
5
-
-
2,5
7
5
-
-
-
-
[m
2
]
0,5
0,5
-
0,15
-
0,5
-
-
0,5
0,35
0,5
-
-
-
-
AFDELING 3.20. DAGLICHT
3.20.1. Nieuwbouw
Artikel 3.133
1 Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat daglicht in voldoende mate kan toe treden
2 Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.133 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die
gebruikersfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3 Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfunctie waarvoor in tabel 3.133 geen voorschrift
is aangewezen.
Artikel 3.134
1 Een verblijfsgebied heeft een volgens NEN 2057 bepaalde equivalente daglichtoppervlakte in m
2
waarvan de getalwaarde niet kleiner is dan de getalwaarde van het in tabel 3.133 aangegeven deel
van de vloeroppervlakte in m
2
van dat verblijfsgebied.
2 Een verblijfsruimte heeft een volgens NEN 2057 bepaalde equivalente daglichtoppervlakte die niet
kleiner is dan de in tabel 3.133 gegeven oppervlakte.
3 Een equivalente daglichtoppervlakte als bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt niet gerealiseerd
door middel van een lichtopening in een inwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt met
een aangrenzend verblijfsgebied, een toiletruimte, een badruimte of een technische ruimte.
4 ...... enzovoorts.
Tabel 3.133
06950505_Hfdst_02.indd 30 08-12-2005 16:35:38
2 BOUWREGELGEVING 31
2.1.1 Aanpak regelgeving
Naast uniformering van de regelgeving brengt
het Bouwbesluit nu ook een grote verscheiden-
heid van regels, lopende van sterkte van de
constructie tot en met de energieprestatie,
bijeen binnen een goed gestructureerd, logisch
en overzichtelijk verband. Alle afzonderlijke
technische eisen, van onbeduidend tot en met
zeer ingrijpend, worden steeds volgens het-
zelfde draaiboek gepresenteerd. Elk afzonderlijk
aandachtspunt begint met de aanhef: Een te
bouwen bouwwerk ... of Een bestaand bouw-
werk ..., om dan vervolgens te focussen op de
eisen ten aanzien van de aangegeven construc-
tie, ruimte, voorziening, inrichting, oppervlak,
omvang enzovoort, waarbij de reglementering
steeds zoveel mogelijk tabellarisch is genven-
tariseerd en uitgezet tegen de verschillende ge-
bruiksfuncties. Figuur 2.4 geeft hiervan als voor-
beeld de daglichtvoorziening. Door de juridische
wijze van formuleren kost het voor een niet-
ingewijde moeite de artikelen op hun bedoeling
te begrijpen. Herhaaldelijk zorgvuldig lezen biedt
wellicht uitkomst. We komen overigens dadelijk
en in hoofdstuk 4 op dit voorbeeld terug.
2.1.1.d Formele benoeming van de ruimten
Om de eigenaar en gebruikers zo vrij mogelijk te
laten in het ruimtelijke gebruik en de inrichting
van een gebouw, spreekt het Bouwbesluit niet
van ruimten als woon- en slaapkamers, gangen
enzovoort, maar worden bij voorkeur abstractere
begrippen gehanteerd met een meer algemene
betekenis zoals gebruiksoppervakte, verblijfs-
gebied, verblijfsruimte en niet-besloten ruimte.
Gebruiksoppervlakte
De precieze bepaling van de gebruiksoppervlakte
is omslachtig. In globale zin is de gebruiks-
oppervlakte echter te bestempelen als de bruik-
bare vloeroppervlakte, geschikt voor het beoogde
gebruik. Dit is in feite het totale vloeroppervlak
minus de vaste obstakels van enige omvang zoals
trapgaten, liftschachten, vides, bouwconstructies,
leidingschachten en tevens minus de vloerdelen
met een beperkte vrije hoogte (< 1,5 m).
De gebruiksoppervlakte is een grootheid die in
verscheidene voorschriften van het Bouwbesluit
bepalend is voor de voorzieningen die ten be-
hoeve van het beoogde gebruik moeten worden
aangebracht.
9
8
7 6
5
4
3
2
1
2
3
1
8
7 6
9
Tradionele benaming
van de ruimten (links)
1 entree/hal
2 woonkamer
3 keuken
4 slaapkamer 1
5 slaapkamer 2
6 badkamer
7 toilet
8 werkkamer
9 balkon
Benoeming van de ruimten
volgens Bouwbesluit (rechts)
1 verkeersruimte
2 verblijfsruimte 1
3 verblijfsruimte 2
6 badkamer
7 toilet
8 verblijfsruimte 3
9 buitenruimte
Figuur 2.5 Benoeming gebruiksruimten,
traditioneel en volgens terminologie Bouwbesluit
06950505_Hfdst_02.indd 31 11-11-2005 11:58:13
32
Voorbeelden van deze voorschriften zijn:
tegenover-
liggende
belemmering
op eigen
perceel
hoogte dag-
lichtopening
hoogte
doorlaat
0,6 m
>
06950505_Hfdst_02.indd 39 11-11-2005 11:58:20
40
wooneenheden gaat. Activiteiten die kenmer-
kend zijn voor het wonen zijn zitten, koken, eten
en slapen. In het Bouwbesluit wordt hiervoor een
minimum van 24 m
2
aan verblijfsgebied gesteld,
volgens de huidige maatstaven net voldoende
voor n persoon om de voor het wonen ken-
merkende activiteiten naar behoren te kunnen
vervullen. Voor een verblijfsruimte binnen het
verblijfsgebied geldt een minimum van 10 m
2
.
Om reden van de toenemende gemiddelde
lengte van de bevolking is de minimale plafond-
hoogte in het verblijfsgebied, en dus ook in de
daarbinnen vallende verblijfsruimte(n), verhoogd
van 2,4 m naar 2,6 m. Daarmee wordt de ge-
bruikswaarde van de woningen voor de langere
termijn zeker gesteld.
c3 Bijzondere ruimten en opstelplaatsen voor
apparatuur
In een bouwwerk moeten bepaalde ruimten en
opstelplaatsen voor apparatuur aanwezig zijn,
die samenhangen met de voor de gestelde ge-
bruiksfuncties kenmerkende activiteiten.
Hierbij kan ten aanzien van de ruimten worden
gedacht aan:
toiletruimten, badruimten, meterruimten,
schachten voor liften, technische ruimten,
buitenbergingen, stallingsruimten en etsen-
stallingen, wasruimten, stookruimten en buiten-
ruimten;
en ten aanzien van de opstelplaatsen voor
apparatuur aan:
de opstelruimte die moet worden gereser-
veerd voor kook-, stook- en warmwatertoestellen
en voor wasapparatuur.
Bij bijzondere woongebouwen, zoals studenten-
huizen en logiesgebouwen, zijn zogenoemde
uitplaatsingsmogelijkheden gegeven waardoor
bepaalde ruimten en voorzieningen (zoals het
aanrecht, de wasmachine en delen van het
verblijfsgebied) in gemeenschappelijke ruimten
kunnen worden ondergebracht.
2.1.2.d Energiezuinigheid
De voorschriften die uit het oogpunt van ener-
giezuinigheid zijn gegeven, hebben betrekking
op de:
d1 thermische isolatie;
d2 beperking van de luchtdoorlatendheid;
d3 energieprestatie.
De voorschriften zijn gericht op het terugdringen
van het verbruik van gas en elektriciteit, nodig
voor het verwarmen van een gebouw. Het
terugdringen van het energieverbruik leidt min-
der snel tot uitputting van de energievoorraden
en draagt bij tot een geringere belasting van het
milieu. Ook worden op deze wijze de energie-
verbruikskosten beperkt.
d1 Thermische isolatie
De begane-grondvloer, de gevels en het dak
moeten worden gesoleerd, zodat niet onnodig
warmte naar buiten kan weglekken en kou naar
binnen kan stromen. In de praktijk betekent dit
doorgaans dat de begane-grondvloer aan de on-
derzijde met isolatiemateriaal wordt bekleed, de
spouw in de gevels met isolatiemateriaal wordt
gevuld en het dak wordt voorzien van een iso-
latielaag direct onder de waterkering. Op deze
wijze kan zonder veel moeite een goede isolatie
worden bereikt. Een bepaald deel van de op-
pervlakte van in het bijzonder de gevels behoeft
niet aan de hoge isolatie-eis te voldoen, omdat
anders ramen, deuren en dergelijke nauwelijks
kunnen worden gerealiseerd. Figuur 2.13 laat
hiervan de beperkingen zien. Daarom wordt niet
zozeer naar de isolatiewaarde van de verschil-
lende onderdelen afzonderlijk gekeken, alswel
naar de omhulling als geheel. In relatie hiermee
wordt van het gebouw een bepaalde energie-
Beperking vervorming constructie
In het oude Bouwbesluit van 1992 werden
eisen gesteld aan de vormvastheid van een
bouwwerk. Deze mag uit het oogpunt van
bruikbaarheid immers niet teveel weg- of
scheefzakken en mag evenmin teveel ver-
vormingen ondergaan onder invloed van de
belastingen; een en ander ter voorkoming van
hinder en schade (het veiligheidsaspect is al
verdisconteerd onder punt a1). Het is opmer-
kelijk dat dit aspect in het nieuwe Bouwbesluit
is weggelaten. In hoofdstuk 3 gaan wij onder
paragraaf 3.4 niettemin uitgebreid in op dit
belangrijke aandachtspunt.
06950505_Hfdst_02.indd 40 11-11-2005 11:58:20
2 BOUWREGELGEVING 41
prestatie verwacht, zie d3. Een slecht isolerende
omhulling doet hieraan afbreuk; een goede leidt
tot een betere prestatie.
Het glas in ramen en deuren moet overigens
wel een bepaalde minimumwarmteweerstand
opbrengen. In de regel resulteert dit in de toe-
passing van dubbelglas, guur 2.13. In hoofd-
stuk 4 wordt verder ingegaan op de thermische
isolatie.
d2 Beperking luchtdoorlatendheid
De luchtdoorlatendheid van de omhulling
(begane-grondvloer, gevels en dak) moet wor-
den beperkt tot het gewenste ventilatieniveau
om te voorkomen dat door ongecontroleerde
luchtstroming teveel koude buitenlucht binnen-
dringt. Het gevolg daarvan kan zijn: hinderlijke
tochtverschijnselen en extra energieverbruik om
de binnenlucht op temperatuur te houden. Als
grenswaarde wordt gesteld dat bij een overdruk
van 10 Pa ( 0,1 mbar) niet meer dan
200 dm
3
/s mag weglekken uit het totaal aan ver-
blijfsgebieden ongeacht de gebruiksfunctie(s).
Bij de huidige wijze van bouwen met behoor-
lijk veel aandacht voor de kierdichting wordt
bijvoorbeeld bij eensgezinswoningen een lucht-
doorlatendheid bereikt van zon 150 tot 250
dm
3
/s. Bij meergezinswoningen (met verhou-
dingsgewijs minder buitenoppervlak) is dit in de
regel minder dan 100 dm
3
/s.
d3 Energieprestatie
Het oogmerk van dit aandachtspunt is dat er bij
gebruiksfuncties meer energie wordt bespaard
dan kan worden bereikt met uitsluitend eisen
aan de thermische isolatie en het beperken van
de luchtdoorlatendheid. De verlangde energie-
prestatie-eis is uitgedrukt in een grenswaarde
voor de zogenoemde energieprestatiecof-
cint (ECP). Dit is een getal dat de belangrijkste
energetische eigenschappen van een gebruiks-
functie waardeert, met inbegrip van installaties
om tot een gunstiger resultaat te komen. Hoe
lager de EPC, hoe beter de energieprestatie.
Voor de woonfunctie is de EPC-eis het zwaarst.
Deze is momenteel voor nieuwbouw gesteld op
de bovengrens van 1 (was 1,4), maar zal in de
toekomst mogelijk nog verder worden aange-
scherpt. Voor bijvoorbeeld de kantoor-
functie geldt de waarde van 1,5 (was 1,9) en
voor de bijeenkomstfunctie 2,2 (was 3,4).
Wat betreft bestaande bouw worden geen eisen
aan de EPC gesteld.
In paragraaf 4.2.3.e wordt verder ingegaan op
de energieprestatie.
2.2 Normen en prestaties
2.2.1 Normen
Waar de eisen te gedetailleerd en uitgebreid zijn
om in het Bouwbesluit zelf te kunnen worden
omschreven, wordt uit praktisch oogpunt ver-
wezen naar de voorschriften in een NEN. Dit is
bijvoorbeeld het geval met de voorschriften
inzake de constructieve veiligheid en met de
inrichting van voorzieningen ten behoeve van
gas, water, elektriciteit, ventilatie, rookafvoer,
droge blusleiding enzovoort. Het Bouwbesluit
verwijst ook naar de NENs voor de deniring
gebruiksoppervlak
gebruiksoppervlak
dakraam
ventilatie
deur
raam
gevel
begane grondvloer
1,5 m
dak
vrije hoogte
>
Figuur 2.13 Thermische isolatie
Uitwendige scheidingsconstructies
(dak, gevels en begane-grondvloer):
warmteweerstand R
c
2,5 m
2
K/W
dit wil zeggen overeenkomstig de warmte-
weerstand van ruim 100 mm isolatie
(bijvoorbeeld steenwol)
Ramen en deuren in uitwendige
scheidingsconstructies:
warmteweerstand R
c
0,11 m
2
K/W
(dit wil zeggen: overeenkomstig de warmte-
weerstand van gewoon dubbelglas + kozijnen)
06950505_Hfdst_02.indd 41 11-11-2005 11:58:21
42
NEN Omschrijving
Algemeen
NEN 2580 Oppervlakten en inhouden van gebouwen Termen, denities en bepalings-
methoden
Constructieve veiligheid/vervorming
NEN 6700 Technische grondslagen voor bouwconstructies
TGB 1990 Algemene basiseisen
NEN 6702 TGB 1990 Belastingen en vervormingen
NEN 6770 TGB 1990 Staalconstructies Basiseisen en basisrekenregels voor overwegend statisch
belaste constructies
NEN 6710 TGB Aluminiumconstructies Basiseisen en basisrekenregels voor overwegend statisch
belaste constructies
NEN 6760 TGB 1990 Houtconstructies Basiseisen Eisen en bepalingsmethoden
NEN 6720
NEN 6790
NEN 6740
NEN 2608
NEN 6707
NEN 6071
NEN 6072
NEN 6703
NEN 6703
NEN 6061
NEN 6062
NEN 6063
NEN 6064
NEN 6065
NEN 1775
NEN 6066
NEN 6068
NEN 6069
NEN 6075
NEN 6090
NEN 6088
NEN 1594
NEN-EN 81-1
NEN-EN 81-2
NEN 5128
NEN 2916
NEN 1068
TGB 1990 Voorschriften beton Constructieve eisen en rekenmethoden (VCB 1995)
TGB 1990 Steenconstructies Basiseisen en bepalingsmethoden
TGB 1990 Geotechniek Basiseisen en belastingen
Vlakglas voor gebouwen Weerstand tegen windbelasting Eisen en bepalings-
methoden
Bevestiging van dakbedekkingen Eisen en bepalingsmethoden
Rekenkundige bepaling van de brandwerenheid van bouwdelen Betonconstructies
Rekenkundige bepaling van de brandwerenheid van bouwdelen Staalconstructies
Rekenkundige bepaling van de brandwerenheid van bouwdelen Houtconstructies
Brandveiligheid van gebouwen Woningen en woongebouwen Prestatie-eisen
Bepaling van de weerstand tegen het ontstaan van brand bij stookplaatsen
Bepaling van de brandveiligheid van rookafvoervoorzieningen
Bepaling van het brandgevaarlijk zijn van daken
Bepaling van de onbrandbaarheid van bouwmaterialen
Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplantig van bouwmaterialen (combinaties)
Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplantig van vloeren
Bepaling van de rookproductie bij brand van bouwmaterialen (combinaties)
Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten
Experimentele bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen
Bepaling van de weerstand tegen rookdoorgang tussen ruimten
Bepaling van de vuurbelasting
Installaties ten behoeve van de brandveiligheid van gebouwen Eisen en bepalings-
methoden
Droge blusleiding in en aan gebouwen
Veiligheidsvoorschriften voor het vervaardigen en het aanbrengen van personenliften en
klein-goederenliften deel 1: Elektrische personenliften
Veiligheidsvoorschriften voor het vervaardigen en het aanbrengen van personenliften en
klein-goederenliften deel 2: Hydraulische personenliften
Energieprestatie van woningen en woongebouwen Bepalingsmethode
Energieprestatie van utiliteitsgebouwen Bepalingsmethoden
Thermische isolatie van gebouwen Rekenmethoden
Brandveiligheid
Bouwfysische kwaliteit
06950505_Hfdst_02.indd 42 11-11-2005 11:58:21
2 BOUWREGELGEVING 43
en omschrijving van vele begrippen. Voorbeel-
den hiervan zijn begrippen als hoofddraag-
constructie (NEN 6702), weerstand tegen
branddoorslag en brandoverslag (NEN 6068),
karakteristieke geluidwering (NEN 5077) en
wateropname (NEN 2778). Bij elkaar genomen
verwijst het Bouwbesluit direct naar 70 normen,
de primaire of eerstelijnsnormen. Deze verwijzen
op hun beurt weer deels door naar tweedelijns-
normen, die eventueel nog weer verder kunnen
doorverwijzen.
Figuur 2.14 geeft een overzicht van de meeste
eerstelijnsnormen.
2.2.1.a Totstandkoming van de normen
De NENs (NEderlandse Normen) worden door
het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN)
te Delft uitgegeven. De normen worden opge-
steld door NNI-normcommissies, samengesteld
uit representanten van alle bij de afzonderlijke
onderwerpen belanghebbende groeperingen.
Door de zorgvuldigheid die wordt betracht bij
het samenstellen van deze commissies en de
gevolgde procedure om tot vaststelling van
de denitieve normtekst te komen, wordt een
breed maatschappelijk draagvlak verkregen
voor de door het NEN gepubliceerde normen.
Essentieel onderdeel van deze procedure is de
tussentijdse publicatie van de zogenoemde
ontwerpnormen, waarbij potentile norm-
gebruikers in de gelegenheid worden gesteld
deze te toetsen aan de praktijk en daarop kritiek
te leveren.
Een brede maatschappelijke acceptatie van de
normen is noodzakelijk om ook werkelijk als
zodanig te kunnen fungeren.
Naast normen (NENs) worden op dezelfde wijze
praktijkrichtlijnen (NPRs) tot stand gebracht.
Praktijkrichtlijnen geven een technische uitwer-
king van gestelde prestatie-eisen.
2.2.1.b Prestatie-eis
De voorschriften van het Bouwbesluit zijn zoveel
mogelijk ingericht in de vorm van prestatie-
eisen. Een prestatie-eis geeft kwantitatief aan
welke grenswaarde niet mag worden over- of
onderschreden en hoe dit ondubbelzinnig kan
worden berekend of gemeten.
Een prestatie-eis is daarom opgebouwd uit drie
elementen:
functionele omschrijving van de eis en het
motief;
Figuur 2.14 Overzicht van 44 primaire of eerstelijnsnormen
NEN 1087
NEN 8087
NEN 2057
NEN 2686
NEN 2690
NEN 2778
NEN 5077
NEN 5078
NEN 2757
NEN 2768
NEN 3215
Ventilatie van gebouwen Bepalingsmethoden voor nieuwbouw
Ventilatie van gebouwen Bepalingsmethoden voor bestaande gebouwen
Daglichtopeningen van gebouwen Verkorte bepalingsmethode voor de equivalente
daglichtoppervlakte van daglichtopeningen
Luchtdoorlatendheid van gebouwen Meetmethode
Luchtdoorlatendheid van gebouwen Meetmethoden voor de specieke luchtvolume-
stroom tussen kruipruimte en woning
Vochtwering in gebouwen Bepalingsmethoden
Geluidwering in gebouwen Bepalingsmethoden voor de grootheden voor luchtge-
luidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidwering van scheidingsconstructies en geluidni-
veaus veroorzaakt door installaties
Geluidwering in gebouwen Rekenmethode voor de bepaling van degeluidabsorptie in
ruimten
Toevoer van verbrandingslucht en afvoer van rook van verbrandingstoestellen
Bepalingsmethoden
Meterkasten, leidinginvoerputten en bijbehorende mantelbuizen voor woningen
Binnenriolering in woningen en woongebouwen Bepalingsmethode
NEN Jaar Omschrijving
Voorzieningen
06950505_Hfdst_02.indd 43 11-11-2005 11:58:22
44
prestatie-eis met de grenswaarde;
bepalingsmethode.
2.2.1.c Soorten normen
Het NEN onderscheidt drie soorten normen:
1 aspectnormen;
2 productnormen;
3 normen met bepalingsmethoden.
Vaak komen combinaties voor. Zo zullen aspect-
normen en productnormen naast zaken als de-
nities, classicaties en eisen ook veelal bepalings-
methoden bevatten.
1 Aspectnormen
In een aspectnorm worden voorschriften gege-
ven die betrekking hebben op n of meer
aspecten of eigenschappen van een bouwwerk
of een deel daarvan.
De TGBs (Technische grondslagen voor bouw-
constructies) NEN 6700 Algemeen en NEN
6702 Belastingen en vervormingen zijn voor-
beelden van aspectnormen.
2 Productnormen
Productnormen zijn vergelijkbaar met aspectnor-
men. Het verschil is dat het bij productnormen
niet gaat om een bouwwerk of een deel daarvan,
maar om een (bouw-)product.
Voorbeelden van productnormen zijn NEN 3838
Gasbetonproducten en NEN 3868 Voorspan-
staal.
Het Bouwbesluit richt zich bij voorkeur op het
abstractere niveau van de bouwwerken en niet
op specieke bouwproducten. Daarom wordt
er vanuit het Bouwbesluit niet rechtstreeks naar
productnormen verwezen.
3 Normen met bepalingsmethoden
De derde soort normen zijn de NENs met be-
palingsmethoden. Dit kunnen meet-, reken- of
beproevingsmethoden zijn.
Met de meetmethode kan de prestatie van het
gereedgekomen bouwwerk of een deel ervan
worden bepaald. Het gaat dan om de werkelijke
prestatie die wordt gemeten. Dit levert in zijn
meest zuivere vorm het bewijs of aan een voor-
schrift wordt voldaan.
Men past dit soort bepalingsmethoden onder
meer toe bij het bepalen van de geluidsisolatie-
prestaties (NEN 5077), het bepalen van de ven-
tilatiegrootte (NEN 1087) en het bepalen van de
waterdichtheid (NEN 2778).
Rekenmethoden zijn voorgeschreven als het
meten van de werkelijke prestatie niet goed
mogelijk is. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het
bepalen van de sterkte van bouwconstructies
(NEN 6710: Aluminium, NEN 6720: Beton,
NEN 6760: Hout, NEN 6770: Staal, NEN 6790:
Steen). Een ander voorbeeld is NEN 2057:
Daglichtopeningen van gebouwen; bepaling van
de equivalente daglichtoppervlakte.
Met beproevingsmethoden kunnen eigenschap-
pen van (bouw-)producten worden getest.
Voor de bepaling van bijvoorbeeld de klasse van
de bijdrage aan de brandvoortplanting (NEN
1775 en NEN 6065) wordt in het laboratorium
het bouwdeel (vloer, wand, deur enzovoort)
volgens een bepaalde opbouw en samenstelling
beproefd. Deze beproeving levert een resultaat
op dat geldt voor alle bouwdelen van gelijke
samenstelling.
2.2.2 Kwaliteitsverklaringen
In de bouw worden vele bouwmaterialen en
-producten toegepast. Tot na de oorlog was het
Voorbeeld
Een willekeurig, enigszins vrij vertaald voor-
beeld van een prestatie-eis is: Een woning
of woongebouw moet, ter beperking van
warmteverlies door overdracht of geleiding,
een isolatie-index hebben van ten minste 14,
bepaald overeenkomstig NEN 1068.
In dit voorschrift zijn de volgende elementen
van het prestatie-eisenbeginsel te onderken-
nen:
functionele omschrijving eis en motief:
Een woning of woongebouw moet, ter be-
perking van warmteverlies door overdracht of
geleiding, ...
prestatie-eis met grenswaarde:
... een isolatie-index hebben van ten minste
14, ...
bepalingsmethode:
... bepaald overeenkomstig NEN 1068.
06950505_Hfdst_02.indd 44 11-11-2005 11:58:22
2 BOUWREGELGEVING 45
gebruikelijk dat de producten voornamelijk op
de bouwplaats werden gekeurd, veelal op grond
van visuele kenmerken. De betrouwbaarheid van
de keuringen in de zin van rechtszekerheid liet
echter te wensen over.
Door de toenemende industrialisatie en stan-
daardisatie zijn inmiddels allerlei mechanische,
fysische en chemische specicaties ontwikkeld
waaraan de materialen en producten moeten
voldoen. Deze worden gecontroleerd door mid-
del van genormeerde onderzoeksmethoden en
keuringstechnieken. Tegenwoordig zijn daarom
de bouwplaatskeuringen grotendeels vervangen
door een certiceringsstelsel waarbij certicaten
de deugdelijkheid van de producten en het pro-
ductieproces moeten waarborgen.
Een certicaat is een schriftelijke kwaliteitsverkla-
ring die wordt afgegeven door een gezagheb-
bende instantie. Voor de Nederlandse bouw-
wereld ligt de cordinatie van de certicatie in
handen van de Stichting Bouwkwaliteit (SBK).
Een kwaliteitsverklaring is een keurmerk op grond
waarvan zonder verder bewijs mag worden aan-
genomen dat een bouwmateriaal of bouwdeel
bij toepassing wordt geacht te voldoen aan de in
het Bouwbesluit of anderszins gestelde eisen.
In Nederland is het KOMO-keurmerk n van de
bekendste en belangrijkste kwaliteitsverklaringen
op het gebied van de bouw. In veel bestekken
wordt dan ook voorgeschreven om uitsluitend
met KOMO-gecerticeerde bouwmaterialen te
werken.
Vroeger werd dit keurmerk afgegeven door de
Kwaliteitsverklaringen-Organisatie voor Mate-
rialen en Onderdelen voor de bouw (KOMO).
Sinds de oprichting van de Raad voor Certicatie
in 1988 zijn er echter meerdere instellingen in
Nederland die in licentie het KOMO-certicaat
afgeven, waaronder bekende namen voorkomen
zoals de KEMA (Keuring van Elektrotechnische
Materialen) en de KIWA (Keuringsinstituut voor
Waterleidingsartikelen).
Hoewel een kwaliteitsverklaring in principe
geen wettelijk vereiste is, biedt het de afnemer
de garantie dat deze het product of het resul-
taat krijgt dat aan de overeengekomen eisen
voldoet. Daarnaast is een kwaliteitsverklaring
een middel om snel en duidelijk aan te tonen
dat een product of proces aan de eisen van het
Bouwbesluit voldoet. Zonder kwaliteitsverkla-
ring moet de producent op een andere manier
bewijzen dat het aangegeven materiaal of
bouwdeel volwaardig is.
De producent kan bij een certicerende instelling
een kwaliteitsverklaring aanvragen. Deze instel-
ling verricht vervolgens bij het bedrijf een zo-
genoemd toelatingsonderzoek op basis van een
Beoordelingsrichtlijn (BRL). Een BRL geeft de kwali-
teitseisen aan waaraan het betreffende materiaal,
product, productieproces en/of kwaliteitssysteem
van de producent moet voldoen. Bij voorkeur
zijn deze eisen gebonden aan normen (nationaal
of internationaal).
2.2.2.a Soorten kwaliteitsverklaringen
Er zijn verschillende soorten kwaliteitsverklarin-
gen:
attesten;
productcerticaten;
attest-met-productcerticaten;
procescerticaten;
kwaliteitssysteemcerticaten;
CE-merken.
Attesten
Een attest (= getuigschrift) is een producent-
gebonden kwaliteitsverklaring, eenmalig
verstrekt door een erkend keuringsinstituut.
Deze verklaart dat een product geschikt is als
onderdeel van een bouwwerk, mits toegepast
op de aangegeven bouwwijze(n).
Een attest kan worden afgegeven voor een
bouwdeel, zoals een gevelelement, of voor een
systeem, zoals een buitengevelisolatiesysteem.
In een vergaande vorm kan een attest zijn afge-
geven voor een totaal bouwsysteem.
Een attest doet een principe-uitspraak over de
geschiktheid van het desbetreffende bouwdeel of
systeem. Het bevat altijd drie aspecten:
de technische specicatie van het bouwdeel
of systeem;
de prestaties (inclusief de eventuele randvoor-
waarden);
de verwerkingsvoorschriften.
Een attest doet geen concrete uitspraak over
een product, noch over de kwaliteit van de ver-
werking van het bouwdeel of systeem dat door
een producent wordt geleverd. Deze uitspraken
06950505_Hfdst_02.indd 45 11-11-2005 11:58:22
46
worden gedaan in product- respectievelijk
procescerticaten.
Productcerticaten
In een productcerticaat wordt verklaard dat een
bepaald product in overeenstemming is met de in
het certicaat aangegeven technische specicatie.
Deze technische specicatie is veelal vastgelegd
in een NEN-norm of in een attest.
In tegenstelling tot een attest doet een
productcerticaat geen principe-uitspraak, maar
een concrete op het met certicaat geleverde
product van toepassing zijnde uitspraak. Het
productcerticaat vergezelt alle producten die de
fabriek verlaten. De certicatie-instelling die het
productcerticaat afgeeft, oefent controle uit op
de productie.
Attest-met-productcerticaten
Een attest-met-productcerticaat is een combina-
tie van een attest en een productcerticaat: toe-
passing van gecerticeerde producten, verwerkt
volgens het attest, garandeert een bouwdeel met
de verwachte kwaliteit.
Procescerticaten
Een procescerticaat wordt verstrekt als het pro-
ductieproces aan bepaalde kwaliteitsverwach-
tingen voldoet.
Processpecicaties zijn in het algemeen vast-
gelegd in een NEN-norm of in een attest. Ook
bij een procescerticaat is sprake van een voort-
durende controle door een certicatie-instelling.
Kwaliteitssysteemcerticaten
Deze vinden hun grondslag in de NEN-ISO 9000
normen. In deze normen worden richtlijnen
gegeven voor de kwaliteitszorg en de kwaliteits-
borging (= zekerstelling) ten aanzien van het
ontwerp, de ontwikkeling, de vervaardiging, de
installatie en de nazorg.
Een NEN-ISO 9000 certicaat wordt verstrekt op
basis van een kwaliteitscontrole en -beoordeling,
audit geheten, die regelmatig wordt herhaald.
CE-merken
Een CE-merk of -markering is een conformiteits-
verklaring die aangeeft dat een product aan de
minimale eisen volgens de Europese richtlijnen
voldoet (CE = conformit europenne). De eisen
met betrekking tot het CE-merk liggen op het
gebied van de veiligheid en gezondheid, het
milieu en de bescherming van de consument.
Het CE-merk is in feite geen kwaliteitsverklaring
in de zin van bijvoorbeeld een KOMO-product-
certicaat. Het stelt minimumeisen die in wezen
geen meerwaarde geven aan het product. Iedere
producent moet er echter aan voldoen wil deze
toegang hebben tot de Europese markt.
2.2.3 Internationalisering
In het kader van de Europese Unie wordt
gestreefd naar een open interne markt en in
samenhang daarmee naar harmonisering van de
bouwregelgeving in de aangesloten landen. Doel
hierbij is de technische belemmeringen voor
het vrije verkeer van bouwproducten tussen de
landen weg te nemen en de industrile ontwik-
keling en rationalisatie, alsmede de innovatie en
het concurrentievermogen te bevorderen. De
Richtlijn Bouwproducten verplicht de Lidstaten
sinds 1988 hun publiekrechtelijke regelgeving
zodanig aan te passen dat er geen belemmerin-
gen zijn voor producten die in overeenstemming
zijn met de Europese Technische Specicaties.
Deze technische specicaties zijn gerelateerd aan
zes fundamentele eisen waaraan een bouwwerk
volgens de Richtlijn moet voldoen:
1
mechanische sterkte en stabiliteit;
2
brandveiligheid;
3
hygine, gezondheid en milieu;
4
gebruiksveiligheid;
5
geluidhinder;
6
energiebesparing en warmtebehoud.
Deze zes fundamentele eisen komen overeen
met de uitgangspunten veiligheid, gezondheid
en energiezuinigheid van het Bouwbesluit (dus
niet de bruikbaarheid).
De Europese Technische Specicaties worden
vastgelegd in Europese normen en in Europese
Technische Goedkeuringen (ETG).
De NEN-normen zullen te zijner tijd moeten
worden afgestemd op de Europese normen en
de Europese Technische Goedkeuringen zullen
op den duur ten grondslag liggen aan de beoor-
delingsrichtlijnen voor de afgifte van kwaliteits-
verklaringen.
06950505_Hfdst_02.indd 46 11-11-2005 11:58:22
2 BOUWREGELGEVING 47
De Europese normen worden opgesteld door
normcommissies van de CEN (Comit Europen
de Normalisation).
Een Europese Technische Goedkeuring of ETA
(= European Technical Approval) kan vanuit
elke Lidstaat door een aangewezen goedkeu-
ringsinstelling worden afgegeven. De resultaten
daarvan worden in Nederland uitgebracht als
NEN-EN.
Op mondiaal niveau worden wereldnormen
uitgebracht onder het gezag van de ISO (Inter-
nationale Standaard Organisatie).
2.3 Brandveiligheid
2.3.1 Verkenning
Brand bij gebouwen is een ernstig verschijn-
sel. Jaarlijks zijn er in Nederland bij branden in
gebouwen vele tientallen doden te betreuren,
terwijl de materile schade al een aantal jaren
oploopt tot boven de miljard gulden.
Meer dan driekwart van alle dodelijke ongeval-
len vindt in woningen plaats. Het merendeel van
de overige dodelijke ongevallen doet zich voor
in openbare gebouwen, hotels en winkels en
slechts zelden in bedrijfsgebouwen en kantoren.
De grootste materile schade door brand treedt
op in industriegebouwen, vooral in pakhuizen en
opslagloodsen. Het verlies van goederen in het
gebouw en de indirecte schade door productie-
uitval zijn hierbij vaak veel groter dan de schade
aan het gebouw zelf. Naast economische schade
kan ook onherstelbaar maatschappelijk of per-
soonlijk verlies optreden indien onvervangbare
monumenten en goederen (zoals waardevolle
verzamelingen) door brand verloren gaan of
daar ernstig onder lijden.
In guur 2.15 zijn samenvattend de mogelijke
schadelijke gevolgen van brand weergegeven.
2.3.1.a Doelstelling brandveiligheid
De brandveiligheid heeft tot doel het voorkomen
van ongewenste gevolgen door brand.
Twee criteria staan hierbij voorop:
1 veiligheid van personen;
2 voorkomen van schade.
1 Veiligheid van personen
De veiligheid van personen komt meestal op
de eerste plaats. Als er in het gebouw mensen
aanwezig zijn, moeten deze bij brand tijdig kun-
nen vluchten naar een veilige plaats buiten het
gebouw, of, als dit niet anders kan (bijvoorbeeld
bij hoogbouw), naar een veilige plaats binnen
het gebouw.
De ontruiming van het gebouw moet zonder
gevaar voor ongelukken kunnen plaatsvinden.
Hulpbehoevende personen (zoals in een zieken-
huis) moeten tijdig kunnen worden geholpen en
gered.
Ook hulpverleners en personen in de omgeving
moeten tegen de brand en de gevolgen daarvan
worden beschermd.
2 Voorkomen van schade
Naast de veiligheid van personen moet ook het
optreden van schade door brand en rook zoveel
mogelijk worden voorkomen of beperkt.
Onderscheiden kunnen worden:
schade door brand in en aan het gebouw zelf;
schade aan de omgeving.
Schade in en aan het gebouw
Schade aan de inboedel en de inrichting van het
gebouw kan worden veroorzaakt door onder
meer rook en roet, verbranding en bluswater. De
schade kan oplopen van lichte schade tot en met
totaal verlies van de goederen. Vooral bij kost-
bare en unieke goederen (zoals kunstschatten en
historische archieven), bij stoffen en goederen
die gevaren opleveren bij brand (door explosie-
gevaar, vorming van gifgassen en dergelijke) en
bij zaken die tot grote vervolgschade kunnen
leiden (zoals het uitvallen van computernetwer-
ken), zal men in het gebouw grote zorg moeten
besteden aan de bescherming tegen brand. Figuur 2.15 Mogelijke schadelijke gevolgen van brand
onherstelbaar
verlies
materile en
economische
schade
ongevallen
brand
brandwonden
verstikking
vergiftiging
letsels door noodsprongen e.d.
psychische letsels
dodelijke ongevallen
goederen
gebouwen
stagnatie productie e.d.
onvervangbare
waardevolle goederen
monumenten
persoonlijke bezittingen
06950505_Hfdst_02.indd 47 11-11-2005 11:58:23
48
De schade aan het gebouw zelf kan uiteenlopen
van rook- en roetschade tot en met totale instor-
ting van het gebouw. Dit laatste mag zeker niet
gebeuren zolang de veiligheid van de eventueel
aanwezige personen nog niet is gewaarborgd.
Maar ook minder ernstige vormen van schade
aan het gebouw zal men willen voorkomen als
de gevolgen ingrijpend zijn. Zo kan door langdu-
rige verhitting de hoofddraagconstructie ontzet
raken, gaan doorhangen of bezwijken, waardoor
sloop meestal onontkoombaar is.
De draagconstructie zal daarom een bepaalde
brandweerstand moeten bezitten. Deze zal ten
minste voldoende moeten zijn voor de benodigde
ontruimingstijd bij het vluchten en redden van
mensen. Aanvullend kunnen extra eisen worden
gesteld aan de instandhouding van het gebouw
ter beperking van de economische schade en ter
voorkoming van het verloren gaan van waarde-
volle gebouwen (monumenten enzovoort).
Schade aan de omgeving
Zonder beschermende maatregelen kan de
brand zich uitbreiden naar de omgeving. De
kans op schade aan gebouwen, goederen en
andere zaken in de nabijheid van het gebouw
waarin de brand woedt, moet zoveel mogelijk
worden beperkt. Hieruit volgen eisen in verband
met het tegengaan van branddoorslag en brand-
overslag naar belendende (= aangrenzende) be-
bouwing en gebouwen in de omgeving.
Schade aan de omgeving kan ook ontstaan
door ontwrichting of instorting van (hoge)
gebouwen. Dit stelt eisen aan de bestendigheid
van de hoofddraagconstructie van het gebouw.
2.3.1.b Brandveiligheidsniveau
Om aan de genoemde criteria te kunnen vol-
doen, moeten maatregelen en voorzieningen
worden getroffen voor de brandbeveiliging.
De brandveiligheid van een gebouw is afhankelijk
van vele bouwkundige factoren zoals de grootte
en hoogte van het gebouw, de indeling, de toege-
paste materialen, de vluchtmogelijkheden, alsmede
van de installatietechnische maatregelen die getrof-
fen zijn en van het gebruik van het gebouw.
Voordat er technische maatregelen worden
genomen om een gebouw tegen brand te kun-
nen beschermen moet eerst worden vastgesteld
welk brandveiligheidsniveau in het gegeven
geval gewenst is. Figuur 2.16 geeft een beeld
van de speelruimte die men zich ten aanzien van
het brandveiligheidsniveau kan indenken. Dit is
enerzijds minimaal gericht op het veiligstellen
van ontvluchting en anderzijds maximaal op
een ongeschonden behoud van het gebouw en
de inventaris.
In de praktijk geldt dat de kosten van de bouw-
kundige en de installatietechnische voorzie-
ningen moeten opwegen tegen de verwachte
materile en vooral ook immaterile effecten. Zo
kunnen de brandveiligheidsvoorzienigingen op
een laag niveau worden gesteld bij gebouwen
die geen verblijfsbestemming voor personen
hebben, waarvan de waarde van het gebouw en
de inboedel gering mag worden geacht (zoals
bij een schuur) en waarbij brand slechts weinig
schade aan de omgeving kan aanrichten. Is
daarentegen de veiligheid van personen in het
geding, vooral bij hulpbehoevende personen
(zoals in een ziekenhuis), lopen kostbare goede-
ren gevaar verloren te gaan (zoals in musea) of
kan bijvoorbeeld grote vervolgschade optreden
doordat productieprocessen langdurig stag-
neren, dan zal men in het algemeen (moeten)
kiezen voor een hoog brandveiligheidsniveau.
2.3.1.c Wie stelt de eisen vast?
De brandveiligheidseisen die uit het gewenste
brandveiligheidsniveau volgen worden primair
bepaald door de overheid. Deze eisen kun-
nen worden aangevuld met voorwaarden van
de brandverzekeraar en met wensen van de
eigenaar/nancier en de gebruiker(s).
Figuur 2.16 Mogelijke voorzieningenniveaus
duur en intensiteit van de brand
k
o
s
t
e
n
v
a
n
d
e
v
o
o
r
z
i
e
n
i
n
g
e
n
brandwerendheid
op ongeschonden
behoud
brandwerendheid
op reparatie:
gebouw blijft bruikbaar
brandwerendheid
op sterkte:
gebouw blijft staan,
maar is onbruikbaar
minimum brandwerend-
heid gericht op het
veiligstellen van ont-
vluchting:
gebouw stort in
06950505_Hfdst_02.indd 48 11-11-2005 11:58:24
2 BOUWREGELGEVING 49
1 Overheid
De doeleinden van de overheid bij het stellen
van brandveiligheidseisen zijn voornamelijk
gericht op:
de veiligheid van personen om te voorkomen
dat er slachtoffers vallen bij brand;
het beheersbaar houden van de brand om te
voorkomen dat deze zich snel over een groot
oppervlak kan verspreiden en dan niet meer
onder controle is te krijgen.
Het treffen van maatregelen om de schade door
brand aan en in het gebouw zelf te beperken
vormt geen doelstelling van de overheid. Deze
ziet dat als een eigen verantwoordelijkheid van
de eigenaar van het gebouw, tenzij het gebouw
en/of de inventaris van grote culturele of maat-
schappelijke waarde wordt geacht.
2 Brandverzekeraar
Brandverzekeringsmaatschappijen kunnen bij het
gebouwontwerp aanvullende voorwaarden stellen.
Deze richten zich vooral op het voorkomen en be-
perken van materile schade als gevolg van brand,
op de continuteit van de te huisvesten organisatie
en op speciale risicos in de bedrijfsvoering.
De voorwaarden van de assuradeurs kunnen in
tegenstelling tot de eisen van de overheid vrij
worden overeengekomen afhankelijk van de
extra kosten in het begin (investeren in voorzie-
ningen) tegenover de verwachte besparingen
later (minder premie en minder schaderisico).
3 Eigenaar
De kosten van de uitvoering van de brandvei-
ligheidsvoorzieningen zijn voor rekening van
de eigenaar. Deze zal zoeken naar een situatie
waarin de som van de schadeverwachting en de
kosten van de brandpreventie minimaal is. De
eventuele brandschade kan worden gedekt door
de verzekering. De verzekeringspremie komt dan
in de plaats van de schadeverwachting. Dit is
schematisch weergegeven in guur 2.17.
4 Gebruiker(s)
De gebruikerseisen kunnen nog wel eens in
botsing komen met de brandveiligheidseisen,
waar deze laatste als een belemmering van de
bedrijfsvoering worden gezien. In zulke gevallen
zal moeten worden gezocht naar oplossingen die
niet alleen op papier aan de eisen voldoen, maar
ook daadwerkelijk worden nageleefd.
Zwakke schakels zijn vaak ook het gebrek aan
gebruiksdiscipline en de beperkte bekendheid
met de brandveiligheidsvoorzieningen bij het
personeel of de bewoners van het gebouw. Ook
de periodieke inspecties en het noodzakelijke
onderhoud van de voorzieningen worden ge-
makkelijk verwaarloosd hetgeen snel tot gevaar-
lijke situaties kan leiden.
2.3.2 Het verschijnsel brand
Onder brand verstaat men het ongewenst ont-
staan van een verbrandingsproces en het zich
kunnen verspreiden daarvan, met mogelijke
schadelijke gevolgen.
Het verbrandingsproces is een reactie tussen
brandbaar materiaal en zuurstof waarbij hitte-
vlammen, rookgassen en andere verbrandings-
producten kunnen ontstaan.
Brand kan slechts ontstaan indien naast brand-
baar materiaal en zuurstof ook de vereiste ont-
brandingstemperatuur aanwezig is om de ont-
steking te laten plaatsvinden.
Deze ontsteking van het brandbare materiaal
kan optreden door open vuur (lucifer, brandende
sigaret in prullenbak enzovoort), door vonk-
vorming (als gevolg van statische elektriciteit,
kortsluiting enzovoort) of door de aanwezigheid
van voorwerpen of oppervlakken met een hoge
temperatuur. Figuur 2.17 Verband tussen investeringen en kosten
brandveiligheid
investeringen
k
o
s
t
e
n
minimaal opgelegde brandveiligheidsvoorzieningen
kosten
brandveiligheids-
voorzieningen
gesommeerde
kosten
brandschadeverwachting
resp. verzekeringspremie
06950505_Hfdst_02.indd 49 11-11-2005 11:58:24
50
In vele gevallen ontstaat brand door menselijke
fouten, direct of indirect. Soms ook is moedwil
in het spel (brandstichting). Verder kunnen sto-
ringen en fouten in technische installaties leiden
tot vonkvorming, oververhitting en explosies.
Blikseminslag en zelfontbranding zijn nog weer
andere oorzaken.
2.3.2.a Ontwikkeling van een brand
Bij een normale brand in een gebouw verloopt
het verbrandingsproces in een aantal fasen,
guur 2.18.
tijd in minuten
t
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r
i
n
C
200
400
600
800
1000
1200
groeifase brandfase dooffase
20
0 20 40 60 80 100
vlamoverslag
tot bij 300C
Figuur 2.18 Schematisch beeld van de ontwikkeling van
een brand
In de groeifase zijn de thermische effecten eerst
nog beperkt. Bij voldoende brandbaar materiaal
en voldoende zuurstof kan de brand zich echter
meer en meer ontwikkelen, waardoor in toe-
nemende mate warmte wordt afgegeven. Bij de
steeds hoger wordende temperatuur kunnen
materialen buiten de brandhaard gaan ontleden,
waarbij brandbare gassen vrijkomen die met de in
de ruimte aanwezige lucht een mengsel vormen
dat op een kritiek moment tot ontbranding komt.
Dit verschijnsel wordt vlamoverslag genoemd.
Vanaf dit moment gaat de brandfase in en is
er sprake van een volledig ontwikkelde brand.
Tijdens de brandfase stijgt de temperatuur snel
verder afhankelijk van de aanwezige soort en
hoeveelheid brandbaar materiaal en de zuurstof-
toevoer. De temperatuur kan dan oplopen tot
600 1000 C of soms nog hoger.
De brand duurt zolang er nog brandbaar
materiaal aanwezig is, ervan uitgaande dat er
niet wordt geblust.
De dooffase gaat in nadat de temperatuurtop is
bereikt.
2.3.2.b Rook
Bij brand ontstaan rookgassen die een hogere
temperatuur hebben dan de in de ruimte aan-
wezige lucht. Zij stijgen naar het plafond en ver-
spreiden zich daarlangs door de ruimte.
De temperatuur in de ruimte stijgt door vermen-
ging van de rookgassen met de aanwezige lucht
waardoor drukverschillen met de aangrenzende
ruimten ontstaan. Deze drukverschillen variren
met de hoogte: bovenin de ruimte treedt over-
druk op en onderin onderdruk. Hierdoor wordt
bovenin de ruimte rook naar buiten geperst door
de aanwezige openingen en opentrekkende na-
den en kieren, terwijl onderin juist lucht wordt
aangezogen. De rook zal zich vanuit de brand-
ruimte verspreiden naar de gangen en andere
aangrenzende ruimten, guur 2.19. In vele
gevallen zal de rook, afhankelijk van de hoeveel-
heid en snelheid, zich in de aangrenzende ruim-
ten in eerste instantie verspreiden langs het pla-
fond. Bij hoge ruimten kan dit gedurende enige
tijd leiden tot een rookvrije zone aan de vloer.
kastenwanden
brand
haard
gang
ventilatie
rooster
Figuur 2.19 Voorbeeld van mogelijke rookverspreiding
vanuit een kantoorvertrek
Verspreiding en gevaar van rook
De rook kan zich door de thermische drukver-
schillen via verkeersruimten als gangen en trap-
pen, door schachten en langs luchtkanalen snel
door het gebouw verplaatsen. Rookverspreiding
kan verder ook worden gestimuleerd door even-
tuele winddruk en mechanische ventilatie.
Het gevaar van snelle rookverspreiding (sneller
dan vuur) betreft voornamelijk de veiligheid van
de in het gebouw aanwezige mensen. Het zicht
wordt door rook beperkt waardoor het vluchten
wordt bemoeilijkt. Bovendien vormt de giftige
werking van rookgassen een gevaar.
In het algemeen is het aantal slachtoffers door
06950505_Hfdst_02.indd 50 11-11-2005 11:58:26
2 BOUWREGELGEVING 51
verstikking en dergelijke bij brand groter dan
door verbranding. Ook de blus- en reddings-
acties van de brandweer kunnen worden be-
moeilijkt door rook. Verder kan de schade, aan-
gericht door rook en roet aan het gebouw en de
goederen en apparatuur, aanzienlijk zijn.
2.3.3 Eisen, maatregelen en voorzieningen
De brandveiligheid in en van een gebouw wordt
bepaald door de mate waarin het gevaar voor
het ontstaan en de uitbreiding van brand met
de schadelijke gevolgen daarvan kan worden
voorkomen dan wel beperkt.
De brandveiligheidseisen en de daarmee samen-
hangende maatregelen en voorzieningen ten
aanzien van het gebouw en de directe omgeving
kunnen worden ingedeeld naar de volgende zes
actiepunten, guur 2.20:
1 probeer ontstaan van brand te voorkomen;
2 bevorder de ontdekking en melding van
brand en alarmering bij brand;
3 voorkom en/of beperk de branduitbreiding en
rookverspreiding;
4 zorg voor veilige vluchtwegen;
5 voorkom voortijdige instorting door brand;
6 bevorder de mogelijkheid tot red- en blus-
werkzaamheden door de brandweer.
Preventief-repressief
Bovenstaande actiepunten zijn alle preventief,
dat wil zeggen: worden bij voorbaat getroffen
om brand en de schadelijke gevolgen daarvan te
voorkomen en te beperken.
Alle handelingen die dienen ter bestrijding en
onderdrukking van de brand zijn repressief.
Preventief genomen maatregelen en getroffen
voorzieningen zijn deels voorwaardenschep-
pend voor de repressieve maatregelen. Zo is
bijvoorbeeld de aanleg van een automatische
blusinstallatie en het voorzien in voldoende
blusmiddel (water of een droge stof) een preven-
tieve maatregel.
Het automatisch bestrijden van de brand is een
repressieve handeling.
Zo zijn verder de red- en bluswerkzaamheden
van de brandweer op zichzelf repressief. Een
goede bereikbaarheid van het gebouw voor de
blusvoertuigen en het aanwezig zijn van blus-
water(-aansluitingen) zijn daarentegen preven-
tieve voorzieningen.
Streven naar een goed evenwicht tussen
maatregelen en voorzieningen
De te stellen eisen en de te treffen maatregelen
en voorzieningen kunnen niet los van elkaar wor-
den gezien. Theoretisch zou het ontstaan van
brand volledig kunnen worden uitgebannen. Dit
zou echter een opeenstapeling aan eisen geven
en in de meeste gevallen ook een te zware be-
perking van de gebruiksmogelijkheden met zich
meebrengen. Afhankelijk van het soort gebouw
en het gebruik ervan zal er dus moeten worden
gezocht naar een redelijk evenwicht tussen de
brandveiligheidseisen enerzijds en de bouwkun-
dige, installatietechnische en bedrijfsorganisato-
rische maatregelen en voorzieningen anderzijds.
Figuur 2.20 Actiepunten bij brand
Bevorder ontdekking
en melding van brand
en alarmering bij brand
Voorkom en/of beperk
branduitbreiding
en rookverspreiding
Zo niet,
dan:
Tracht ontstaan van
brand te voorkomen
Bevorder mogelijkheden
tot red- en
bluswerkzaamheden
Zorg voor veilige
vluchtgelegenheid
Voorkom
voortijdige instorting
06950505_Hfdst_02.indd 51 11-11-2005 11:58:27
52
Omdat het ontstaan van brand bij gewone
gebouwen en normaal gebruik dus niet is uit
te sluiten zijn vele brandveiligheidsvoorzienin-
gen bedoeld om uitbreiding van brand te
beperken en om te zorgen voor veilige vlucht-
wegen.
2.3.3.a Voorkomen ontstaan van brand
De meeste branden ontstaan direct of indirect
door fouten van mensen zoals door onvoorzich-
tigheid met roken, onopzettelijke brandstichting
(spelen met vuur), maar ook door moedwillige
brandstichting, ondeskundige aanleg en gebruik
van elektrische installaties en apparatuur enzo-
voort. Als bronnen van gevaar kunnen worden
aangemerkt:
open vuur;
oppervlakken met hoge temperatuur zoals
van verwarmingstoestellen en -installaties;
elektrische installaties die niet aan de eisen
voldoen of verkeerd worden gebruikt;
vonkvorming door mechanische invloeden of
statische elektriciteit en blikseminslag.
Bij al deze factoren zal eerder brand ontstaan
naarmate de hiermee in aanraking komende
materialen gemakkelijker ontvlambaar zijn.
Preventieve eisen
Afhankelijk van de gegeven omstandigheden
kunnen uit het bovenstaande eisen worden afge-
leid die gericht zijn op het verhinderen van het
ontstaan van brand. Deze preventieve eisen kun-
nen betrekking hebben op:
installaties waarvan mag worden verwacht
dat deze gevaar kunnen opleveren van brand
(kortsluiting, oververhitting enzovoort);
voorzieningen en voorzorgsmaatregelen ter
beperking van mogelijke schadelijke gevolgen
bij brandgevaarlijke activiteiten (bijvoorbeeld het
verhitten met open vlam van bitumineuze dak-
bedekking);
beperking of voorkomen van brandbaarheid
en brandvoortplanting bij de toegepaste mate-
rialen, vooral daar waar hoge temperaturen kun-
nen optreden (zoals bij stookplaatsen en kanalen
voor rookafvoer);
beperking van de vuurbelasting (= hoeveel-
heid aanwezig brandbaar materiaal) in en van
het gebouw.
2.3.3.b Ontdekking en melding van brand
en alarmering bij brand
De brand dient binnen aanvaardbare tijd na het
ontstaan ontdekt en gemeld te worden om de
brandweer tijdig te kunnen alarmeren en de aan-
wezige personen tijdig te kunnen waarschuwen.
Algemeen streven is dat de brandweer zo moge-
lijk vanaf het ontstaan van de brand of anders ten
minste vanaf de ontdekking binnen maximaal 1
uur het sein brand meester kan afgeven. Hiertoe
dient het scenario volgens guur 2.21 als leidraad.
Zelfredzame
personen zijn
gevlucht
Brandweer
aanwezig
en
operationeel
Ontdekking brand
en alarmering
bedreigde personen
en brandweer
30 min.
60 min.
15 min.
tijdstip 0 Ontstaan brand
Brand meester;
overige bedreigde
personen gered
Figuur 2.21 Kritieke tijdpad bij brandbestrijding
In vele gevallen wordt een brand pas in een (te)
laat stadium ontdekt en gemeld door mensen.
Denk bijvoorbeeld aan onbemande bedrijfs-
gebouwen in de nachtelijke uren. Automatische
detectie en melding van brand en rook is zeker
in zulke gevallen, mits de bedrijfszekerheid ervan
is gewaarborgd, alerter en betrouwbaarder dan
waarneming en melding door mensen.
De aanwezigheid van automatische brandmeld-
apparatuur wordt daarom in beginsel veron-
dersteld te behoren tot de uitrusting van het
gebouw. In vele gevallen mag van deze kostbare
installatie (nog) worden afgezien, zoals bij wo-
06950505_Hfdst_02.indd 52 11-11-2005 11:58:27
2 BOUWREGELGEVING 53
ningen en woongebouwen, logiesgebouwen en
lage kantoorgebouwen.
2.3.3.c Branduitbreiding en
rookverspreiding
Tegengegaan moet worden dat de brand zich
snel kan ontwikkelen en uitbreiden over het
gebouw en dat er belangrijke rookontwikkeling
en -verspreiding plaatsvindt.
Bouwkundig leidt dit tot eisen met betrekking tot:
het brandgedrag van de bouwdelen;
het compartimenteren van het gebouw in
brand- en rookcompartimenten;
het tegengaan van branddoorslag en -over-
slag;
de aanwezigheid van blusmiddelen.
Eisen aan bouwdelen
De bouwdelen waaruit een gebouw is samen-
gesteld mogen niet door een kleine warmtebron
zijn te ontsteken, zo dat het vuur zich hierlangs
zelfstandig en snel kan uitbreiden en zo dat deze
spoedig na het ontstaan van de brand bijzonder
veel rook produceren. Hieruit zijn beperkingen af
te leiden naar de mate van brandvoortplanting
en rookontwikkeling van de toegepaste bouw-
materialen waar deze zich aan de oppervlakte
van de bouwdelen bevinden.
Bouwdelen die bij het in brand raken als gevolg
van hun ligging en/of functie een extra groot
risico met zich meebrengen (zoals schachten en
kokers) moeten onbrandbaar zijn.
Brand- en rookcompartimenten
Grote gebouwen moeten worden onderverdeeld
in compartimenten om uitbreiding van de brand
en verspreiding van rook te limiteren, tenzij
andere maatregelen worden getroffen om het
gewenste effect te bereiken.
Primair doel van brandcompartimentering is het
beheersen van de brand door deze te beperken
tot n compartiment (= afgezonderd deel van
de totale binnenruimte van een gebouw).
Primair doel van een rookcompartiment is het be-
perken van de door rook af te leggen weg bij het
vluchten binnen een brandcompartiment.
Afmetingen brand- en rookcompartimenten
Of en hoe de binnenruimte van een gebouw
moet worden opgedeeld in brandcompartimen-
ten hangt af van de grootte, de indeling en het
gebruik van het gebouw:
bij loodsen en opslagplaatsen kan ter indicatie
worden gedacht aan brandcompartimentering
bij een oppervlak groter dan 2.500 m
2
en een
hoogte van meer dan 8 m (= zeer grote loods);
bij kantoorgebouwen en gebouwen met
vergelijkbare bestemming wordt vaak een maxi-
mum van circa 1.000 m
2
vloeroppervlak per
compartiment aangehouden. Dit oppervlak kan
zich over meer dan n verdieping uitstrekken;
in woongebouwen is automatisch een af-
doende brandcompartimentering aanwezig als
tussen de woningen steenachtige woningschei-
dende wanden en vloeren worden toegepast;
ruimten met verhoogd brandgevaar (zoals
stookruimten) of met een hoge vuurbelasting
(zoals verfopslag) moeten worden behandeld als
aparte brandcompartimenten.
Elk brandcompartiment fungeert tevens als
rookcompartiment. Het omgekeerde hoeft niet
het geval te zijn, omdat de afstand die zonder
gevaar door rook kan worden afgelegd slechts
beperkt is; 25 m geldt wel als maximum. Een
groter brandcompartiment zal dus moeten wor-
den opgedeeld in twee of meer kleinere rook-
compartimenten.
Figuur 2.22-1 geeft hiervan een voorbeeld toe-
gepast op een besloten binnengang van een
woongebouw.
In deel 9 Utiliteitsbouw hoofdstuk 1 wordt
nader ingegaan op de situering en de bepaling
van de afmetingen van brand- en rookcompar-
timenten bij kantoorgebouwen, aangevuld door
enkele rekenvoorbeelden
Horizontale compartimentering wordt meestal
tot stand gebracht door brandmuren; verticale
compartimentering meestal door de vloeren.
Soms worden echter zowel functioneel als visueel
grote en open ruimten verlangd en is het toepas-
sen van materile scheidingen tussen de compar-
timenten dus ongewenst. Dit is bijvoorbeeld het
geval bij grote bedrijfsruimten met doorgaande
kraanbanen, bij winkelcentra, bij atria in kantoor-
gebouwen en wooncomplexen enzovoort.
Ter compensatie zal in zulke gevallen moeten
worden overgegaan op automatische blusinstal-
06950505_Hfdst_02.indd 53 11-11-2005 11:58:28
54
laties (sprinklers). Deze hebben als nadeel dat
zij de rook naar beneden drukken waardoor het
zicht nog sneller wordt beperkt dan normaal.
Daarom is naast de sprinklerinstallatie een extra
voorziening nodig voor de rookbeheersing.
Rookbeheersing
De rookverspreiding kan aanzienlijk worden be-
perkt door te zorgen voor een geconcentreerde
afvoer van de rook gecombineerd met een op-
zettelijk gestuurde stroom van vers toegevoerde
lucht.
Bij laagbouwprojecten worden hiertoe rookklep-
pen of -luiken in het dak geplaatst. Deze openen
zich bij hoge temperaturen automatisch of
smelten dan weg (lichtkoepels van kunststof).
Hierdoor wordt overeenkomstig guur 2.23-1
de steeds dikker wordende rookverspreiding
langs het plafond sterk beperkt. De horizontale
branduitbreiding vindt minder snel plaats, om-
dat de afgevoerde hitte geen bijdrage meer kan
leveren tot deze uitbreiding. Een goed gestuurde
zelfsluitende deur
horizontale vluchtroute verticale vluchtroute
30
30
30
30
60
30
brand
* *
2 weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO)
en
weerstand tegen rookdoorgang (WRD)
WRD = 30 minuten
brandcompartiment
rookcompartimenten
3 vluchtroutes
30 m
1 compartimentering
woning woning
<
=
WBDBO = 60 minuten
30 m
=
<
30 m
<
=
brandcompartiment
rookcompartiment
45 m
<
= =
afstand toegang woning - trappenhuis 45 m
<
Figuur 2.22 Compartimentering van een etage van een woongebouw met besloten binnengang
06950505_Hfdst_02.indd 54 09-12-2005 11:50:45
2 BOUWREGELGEVING 55
toevoer van verse lucht zorgt voor een nog be-
tere concentratie en beheersing van de hitte- en
rookafvoer.
Bij verdiepingbouw met grote open binnenruim-
ten zijn soortgelijke oplossingen mogelijk. Bij het
atriumgebouw van guur 2.23-2 met een vide
over de volle hoogte kan dit worden gedaan
door te zorgen voor een goede schoorsteen-
werking van de warmte- en rookafvoer via het
atriumdak. Bij brand in n der aangrenzende
verdiepingruimten is het beter de luchtstroom
omgekeerd te richten vanuit het atrium via de
brand door openingen in de gevel. Hierbij wor-
den brand en rook dus van het atrium afgekeerd.
De nodige ventilatoren (voor inblaas en/of afzui-
ging) dienen in zulke gevallen te worden gestart
bij het brandalarm (aangesloten op een brand-
veilige noodstroomvoorziening).
Weerstand tegen branddoorslag en -overslag
Voorkomen moet worden dat branddoorslag
door de scheidingen kan plaatsvinden naar de
aangrenzende ruimten boven en terzijde van de
ruimte met de brand en dat brandoverslag via
de buitenlucht kan optreden naar hoger gelegen
verdiepingen en belendende bebouwing en
omgeving.
Branddoorslag
Branddoorslag vindt plaats vanaf het moment
dat een scheidingsconstructie (wel of geen
brandscheiding) doorbrandt of bezwijkt, respec-
tievelijk de temperatuur aan de van de brand
afgekeerde zijde zodanig stijgt dat de daar aan-
wezige brandbare stoffen in brand kunnen raken.
Zwakke plekken in brandwerende scheidingen
zijn de branddeuren, althans indien deze in
geopende toestand kunnen worden vastgezet,
bijvoorbeeld met wiggen. Een betere (maar ook
duurdere) oplossing in zulke gevallen is het toe-
passen van kleefmagneten waarvan de spanning
bij brand wegvalt zodat de deuren zich dan
automatisch sluiten.
Ook de aansluitingen tussen de verschillende
constructiedelen zijn vaak zwakke plekken.
Figuur 2.24 geeft hiervan als voorbeeld de aan-
sluiting van een lichte gevelconstructie op een
verdiepingsvloer.
Verder kan branddoorslag plaatsvinden via open
verbindingen, zoals kanalen, kokers en schach-
ten. Om te voorkomen dat een brand doorslaat
via bijvoorbeeld een ventilatiekanaal moet deze
eventueel worden voorzien van een brandklep.
1
3
2
1 gevaren voor brand-
uitbreiding langs
de vloer bij de gevel
2 maatregelen om de
gevaren tegen te gaan
inwendige branduitbreiding
via de gevel
metalen sandwichpaneel
met brandbare kern
gewapend beton
vloer
afwerkvloer
branddoorslag
via de voeg
branddoorslag
via de gevel
onbrandbare kernvulling
minerale wol
thermische
onderbreking
doorgaand
hoekprofiel
doorgaand
hoekprofiel
Figuur 2.24 Maatregelen tegen branduitbreiding bij de
aansluiting gevel-verdiepingsvloer
2 verdiepingbouw met atrium
1 laagbouw
a gesloten atrium
verse lucht
a gesloten hal
b met opening in het
atriumdak
b met rookluiken in het dak
en toevoer van verse lucht
via de
Figuur 2.23 Rookbeheersing door rookafvoervoorziening
en ventilatietoevoer
06950505_Hfdst_02.indd 55 11-11-2005 11:58:33
56
Brandoverslag
Brandoverslag kan optreden via de buitenlucht
over het dak naar een aangrenzend gebouwdeel,
langs de gevels naar hoger gelegen verdiepingen
of bij binnenhoeken zijdelings naar de aangren-
zende ruimten en naar nabij gelegen bebouwing.
Brandoverslag kan worden veroorzaakt door
vlammen, warmtestraling, vliegvuur en vonken.
Brandoverslag door vlammen is voornamelijk
te duchten als binnen het bereik van uitslaande
vlammen aan de buitenzijde van het brandende
gebouw of de aangrenzende bebouwing brand-
bare materialen en/of ramen aanwezig zijn.
Brandoverslag door hittestraling kan optreden
wanneer de stralingsintensiteit van het bran-
dende gebouw zo groot is dat brandbare ma-
terialen in en aan de aangrenzende bebouwing
door sterke verhitting in brand kunnen raken.
Brandoverslag door vliegvuur en vonken is
voornamelijk te duchten indien zich aan de bui-
tenzijde van belendingen of omringende bebou-
wing gemakkelijk ontvlambare materialen be-
vinden. Het gevaar is het grootst wanneer deze
materialen voorkomen op horizontale of auw
hellende afscheidingen (bijvoorbeeld
bitumineuze daken), omdat het vliegvuur hierop
kan blijven liggen. Daar vonken en vliegvuur zich
onder de invloed van wind over grote afstanden
kunnen verspreiden, kan het gevaar voor over-
slag door vonken en vliegvuur zich eveneens
over grote afstanden voordoen.
Het gevaar van brandoverslag is vaak het sterkst
aanwezig bij de ramen in de gevelvlakken. Nor-
maal vensterglas laat bij hoge temperaturen
veel hittestraling door en springt bij verhitting
bovendien meestal spoedig in stukken uiteen. De
brand kan zich hierdoor snel langs het gevelvlak
omhoog voortplanten of naar opzij waar twee
gevels een binnenhoek met elkaar maken. Om
deze vormen van brandoverslag te voorkomen
zal moeten worden voorzien in brandwerende
stroken in of loodrecht op het gevelvlak.
a gevaar voor brandoverslag
via gevels
b brandscheidende borstweringen c horizontale brandscheidingen
buiten gevel doorgezet
1 gevel
b verticale brandscheiding bovendaks doorgezet
c horizontale brandscheiding in het dak
a gevaar voor brandvoortplanting en
brandoverslag via dak
2 dak
niet brandbare afwerking
Figuur 2.25 Enige maatregelen tegen brandoverslag bij gevel en dak
06950505_Hfdst_02.indd 56 11-11-2005 11:58:36
2 BOUWREGELGEVING 57
Bij het bepalen van de weerstand tegen brand-
overslag wordt gewerkt volgens het stralings-
model waarbij wordt berekend hoeveel warmte-
straling de brandende ruimte theoretisch op de
bestraalde ruimte uitoefent.
Rookscheidingen moeten de rook ten minste
30 minuten lang tegen kunnen houden.
Zie verder guur 2.22-2 waarin de WBDBO en
de WRD (= weerstand tegen rookdoorgang) zijn
toegepast op een woongebouw met besloten
binnengang.
Blusmiddelen
Om de brandbestrijding te bevorderen moeten
gebouwen zodanig zijn toegerust, dat een brand
al in een vroeg stadium kan worden geblust door
de in het gebouw aanwezige personen en met
de daarin aanwezige blusmiddelen.
Figuur 2.25 toont voor het verticale gevelvlak
enige mogelijke oplossingen en daarnaast ook
voor het horizontale dakvlak.
Om daken te vrijwaren van het gevaar van brand
door vonken en vliegvuur zullen deze aan de
oppervlakte onbrandbaar (grind, tegels enzo-
voort) moeten worden uitgevoerd.
WBDBO en WRD
In vakjargon heet de weerstand tegen brand-
doorslag en brandoverslag de WBDBO. De eisen
en de prestaties worden hierbij uitgedrukt in
het aantal minuten aan brandweerstand dat de
scheiding(en) tussen twee ruimten moet(en)
kunnen opleveren bij een gestandaardiseerde
brand. Wil men de scheidingsconstructie als
brandwerend aanmerken, dan mag bij een
standaardbrand de temperatuur aan de andere
zijde niet hoger oplopen dan tot 140 C gemid-
deld of 180 C plaatselijk. Verder moet de wand
vlam- en gasdicht zijn, mag deze niet instorten
en gelden beperkingen ten aanzien van scheur-
vorming.
Bij lage vuurbelasting (in woningen, kantoren,
scholen enzovoort) zal in de regel de brand-
werendheid van de brandscheiding kunnen wor-
den gesteld op 30 60 minuten, bij middelbare
vuurbelasting (in de meeste winkels en bedrij-
ven) op 90 120 minuten en bij hoge vuurbelas-
ting (zoals in opslaggebouwen) op 120 minuten
of meer, al naar de omstandigheden uitwijzen.
Zijn er verschillende soorten scheidingen tus-
sen de zendende ruimte en de ontvangende
ruimte, dan is de zwakste verbinding maat-
gevend. Figuur 2.26 geeft hiervan een voorbeeld
ten aanzien van de weerstand tegen branddoor-
slag. Hiervoor wordt de sommatiemethode
toegepast.
I
II
A B
II
50 minuten
I
A
II
B
II
2
1
3 4
A
B
C
wand 65 minuten 1
deur 30 minuten
deur 20 minuten
wand 25 minuten
2
3
4
65 minuten
55 minuten
stel brandwerendheid
weerstand geval
maatgevend
Figuur 2.27 Blustoestellen en slanghaspel
Figuur 2.26 Bepaling weerstand tegen brand-
doorslag tussen twee ruimten
06950505_Hfdst_02.indd 57 11-11-2005 11:58:37
58
Bij blusmiddelen moet worden gedacht aan
blustoestellen, slanghaspels en dergelijke, guur
2.27.
In situaties waarin de gevolgen van de brand
naar verwachting beperkt zijn (zoals woningen),
mag worden afgezien van speciale voorzieningen
voor het blussen van brand.
Sprinklerinstallaties
Zeer effectief in het bestrijden van brand zijn
automatische blusinstallaties of sprinklers, guur
2.28. Deze pakken niet alleen de brandhaard
direct bij de bron aan en verhinderen dat de
brand zich uitbreidt, maar verminderen tevens
de rookontwikkeling. De kans op persoonlijke
ongelukken wordt daardoor kleiner. Omdat de
temperatuur relatief laag blijft kan de brand zich
bovendien niet echt ontwikkelen ( vlam-
overslag wordt voorkomen), waardoor de brand
tot een minimum kan worden beperkt.
Glazen buisje
Spreiplaat
Zelfafdichtend klepje
Juk
sproeipatroon
Figuur 2.28 Sprinklerkop met waterafsluiting door middel
van een glazen buisje
In deel 6a Installaties hoofdstuk 7 worden
sprinklerinstallaties besproken
Een sprinklerinstallatie kan worden beschouwd
als ht aangewezen middel om de ontwikkeling
en uitbreiding van brand tegen te gaan in situ-
aties die van nature een hoge vuurbelasting
met zich meebrengen, zoals winkelcentra en
bouwmarkten. De kosten van het aanleggen en
onderhouden van een sprinklerinstallatie belem-
meren echter de verplichting tot toepassing
ervan.
2.3.3.d Veilige vluchtgelegenheid
Vanuit elke verblijfsruimte in een gebouw moe-
ten de daar aanwezige personen bij brand tijdig
en op veilige wijze een veilige plaats kunnen
bereiken.
Hoe korter de tijd die nodig is voor het ontrui-
men (verlaten) van het gebouw of het bereiken
van de veilige plaatsen binnen het gebouw
(bijvoorbeeld trappenhuizen bij hoogbouw),
hoe kleiner de kans wordt op ongevallen. Deze
ontruimingstijd wordt voornamelijk bepaald door
de:
doorstroomcapaciteit van de uitgangen
van de ruimten waar de mensen verblijven;
doorstroomcapaciteit van de vluchtmogelijk-
heden;
lengte van de weg die moet worden afgelegd
en de snelheid waarmee dit mogelijk is.
De veiligheid van de vluchtweg moet gewaar-
borgd zijn. Hiertoe moet de vluchtweg gedu-
rende ten minste de ontruimingstijd rookvrij en
stabiel zijn, vrij van hoge temperaturen en vrij
van vallende constructieonderdelen.
De uitgangen en vluchtmogelijkheden moeten
altijd goed bereikbaar en bruikbaar zijn zonder
deuren die per ongeluk zijn afgesloten en zon-
der toevallige obstakels, tijdelijke opslagen en
dergelijke. Zij moeten bovendien goed zichtbaar
en herkenbaar zijn, ook wanneer het licht uitvalt.
Om de capaciteit van de uitgangen en vluchtmo-
gelijkheden te waarborgen, kunnen afhankelijk
van het type en gebruik van het gebouw diverse
voorwaarden of preventieve eisen worden ge-
steld. Deze kunnen van aanzienlijke betekenis
zijn voor de uitwerking van het ruimtelijk ont-
werp, vooral bij gebouwen waar veel mensen
kunnen samenkomen, zoals bioscopen, theaters,
scholen in meer dan twee bouwlagen enzovoort.
Nog sterker is dit het geval bij combinatiegebou-
wen met sterk uiteenlopende gebruiksfuncties
boven elkaar (bijvoorbeeld wonen boven een
winkelgalerij in een binnenstadsituatie).
Hierna worden de eisen besproken ten aanzien
van:
uitgangen;
rookvrije vluchtroute;
bijzondere omstandigheden.
06950505_Hfdst_02.indd 58 11-11-2005 11:58:42
2 BOUWREGELGEVING 59
Uitgangen
Het aantal uitgangen van een bepaalde ruimte
in een gebouw dient te worden afgestemd op
het aantal personen dat in deze ruimte aanwezig
kan zijn en van de mate van brandgevaar in die
ruimte.
Bij een ruimte die maar n toegangsdeur heeft
en waarbij geen andere gelegenheid tot ont-
vluchten wordt geboden, zoals via te openen
ramen op de begane grond, zullen de gebruikers
van de ruimte geen mogelijkheid hebben weg
te komen als bij brand deze deur voor ontvluch-
ten uit zou vallen. Een tweede deur zal dit risico
redelijkerwijs alleen maar in voldoende mate
verminderen als deze ver genoeg van de andere
wordt geplaatst en niet verbonden is met het-
zelfde rookcompartiment.
Bij ruimten waarin een groot aantal personen
aanwezig kan zijn (zoals in gehoorzalen, thea-
ters, bioscopen, danszalen, warenhuizen, restau-
rants, winkelpassages enzovoort) zullen daarom
ten minste twee goed gesitueerde uitgangen
moeten worden aangebracht. Meerdere uit-
gangen met een evenwichtige verdeling van de
totaal benodigde uitgangsbreedte over de ver-
schillende uitgangen is echter beter. Figuur 2.29
geeft hiervan een voorbeeld.
Verder zal de maximaal af te leggen loopafstand
naar de uitgangen binnen een ruimte niet te
groot mogen zijn, vooral niet in omstandigheden
waarbij de brand zeer snel om zich heen kan grij-
pen (zoals mogelijk bij een restaurant) en de be-
schikbare ontruimingstijd dus zeer klein zal zijn.
Breedte van de uitgangen
Gedrang van mensen zal, zeker bij paniek, een
snelle ontruiming ongunstig benvloeden. Om
de kans op gedrang bij een uitgang zo veel
mogelijk te beperken zal de breedte van de
uitgang(en) aan een zeker minimum moeten
voldoen, aangepast aan het aantal personen dat
van die uitgang(en) gebruik maakt.
In panieksituaties dreigt bij een grote massa
vluchtende mensen gewelfwerking bij de uit-
gangen op te treden waardoor de doorstroming
stagneert. Om dit verschijnsel tegen te gaan
kan men als vuistregel uitgaan van 0,55 m per
persoon, hetgeen overeenkomt met een breedte
van 1,1 m bij twee personen tegelijk, 1,65 m bij
drie personen tegelijk enzovoort.
Rookvrije vluchtroute
Een rookvrije vluchtroute is gedenieerd als een
van rook gevrijwaarde route, uitsluitend voerend
over een of meer vloeren, trappen of helling-
Figuur 2.29 Uitgangen bij een gehoorzaal
1 een uitgang: fout
(schouwburg)
2 twee uitgangen naar een
rookcompartiment: fout
3 twee of meer uitgangen
ver uiteen geplaats en
naar gescheiden rook-
compartimenten : goed
4 draairichting van
de deuren
vluchtrichting
goed fout
06950505_Hfdst_02.indd 59 11-11-2005 11:58:46
60
banen, langs welke route het aansluitend terrein
kan worden bereikt zonder dat deuren moeten
worden gepasseerd die met een sleutel moeten
worden geopend.
Een brand- en rookvrije vluchtroute is een van
brand en rook gevrijwaarde vluchtmogelijkheid
die uitsluitend door een of meer verkeersruimten
voert (gangen, galerijen, trappen en dergelijke).
Bij brand moet altijd een vluchtroute kunnen
worden gevonden die een zekere minimumtijd
gevrijwaard blijft van het doordringen van brand
(bijvoorbeeld 30 minuten).
In situaties waarbij vluchten weinig problema-
tisch is en bij beperkte loopafstand, kan worden
volstaan met slechts n vluchtroute (zoals bij de
kleinere woon- en logiesgebouwen).
In andere gevallen moet er altijd een tweede
vluchtrichting openstaan. Figuur 2.30 schetst
een dergelijke situatie toegepast op galerij-
woningen.
? ?
balcon
galerij
trap
1 een vluchtrichting:
kan door brand worden geblokkeerd
woning
doodlopend eind toegestaan
galerijtrap
2 twee vluchtrichtingen:
bij brand blijft er een beschikbaar
Figuur 2.30 Vluchtrichtingen bij een galerijat
Horizontale vluchtroutes
Gangen en galerijen zijn verkeersruimten die
als horizontale vluchtweg kunnen worden be-
schouwd als zij aan bepaalde voorwaarden vol-
doen.
Inpandige gangen zijn meestal besloten waar-
door het gevaar van belemmering door rook
groter is dan bij open vluchtroutes.
Om geschikt te zijn als horizontale vluchtroute
moeten gangen voldoende vrije breedte hebben
voor een goede doorstroming. Dit is meestal
geen probleem, behalve bij de zogenoemde
drukke en massale vluchtroutes, indien zich daar
obstakels voordoen zoals in de weg staande
kolommen, in de vluchtroute draaiende deuren
van aanliggende vertrekken, hoogteverschillen
in aansluitende vloergedeelten enzovoort, guur
2.31.
effectieve
vluchtbreedte
bioscoopzaal
vluchtrichting
1 slechte oplossing
effectieve
vluchtbreedte
2 betere oplossing
schouwburg- of
geleiding
Figuur 2.31 Effectieve vluchtbreedte
Breekt in een aan de gang liggend vertrek brand
uit, dan kan van hieruit rook de gang binnen-
dringen. Door de gang in de lengterichting te
compartimenteren met zelfsluitende rookschei-
dende deuren kan men de rookverspreiding op
aanvaardbare wijze tegengaan. Omdat zoals
eerder gesteld door rook het zicht sterk wordt
belemmerd en men bij het doorlopen ervan
de adem moet inhouden, moet de maximaal
aanvaardbare afstand tussen de rookscheidende
deuren in gangen die dienen als vluchtroute
worden gesteld op circa 30 m, guur 2.22-1.
De deuren kan men in normale omstandig-
06950505_Hfdst_02.indd 60 11-11-2005 11:58:47
2 BOUWREGELGEVING 61
heden geopend houden, bijvoorbeeld met kleef-
magneten. Deze laten de deuren in geval van
brandalarm (en bij stroomstoring) los waarna de
deuren automatisch sluiten.
Verticale vluchtroutes
Trappen zijn de gangbare middelen om te
worden gebruikt als verticale vluchtroute. De
afstand tussen de uitgang van een ruimte en de
van daaruit bereikbare dichtstbijzijnde vlucht-
trap mag niet meer bedragen dan 45 m, guur
2.22-3.
Vaak worden bordestrappen toegepast die op
iedere verdieping steeds op dezelfde plaats uit-
komen. De doorstroomcapaciteit is meestal
v
e
r
d
i
e
p
i
n
g
s
h
o
o
g
t
e
3
,
6
0
1,20
bordes
0
,
1
8
1,20
( schaal 1:100 )
0,90
0,25
> 5,00
2,50
2
,
5
0
Toegangsdeur: draaiend in de vluchtrich-
ting
overlap draaicirkel met
stroomproel trap beperken
tegenover neergaande steek
Figuur 2.32 Voorbeeld trappenhuis in kantoorgebouw
dienend als gebruikstrap en als verticale vluchtroute
komen. De doorstroomcapaciteit is meestal
ruimschoots voldoende als twee personen zich
naast elkaar over de trap kunnen voortbewegen.
Zie verder het voorbeeld van guur 2.32.
Oplossingen als spiltrappen komen niet in aan-
merking bij grote aantallen mensen. Gewone
gebruiksliften zijn ongeschikt om te dienen als
verticale vluchtroute.
Een trappenhuis kan als (voorlopige) veilige
plaats worden aangemerkt, dit wil zeggen als
opstelruimte. Het aantal mensen dat op de ver-
dieping aanwezig is, moet dan op de treden en
bordessen van de beschikbare trappenhuizen
opstelruimte kunnen vinden, alsmede in de
eventuele toegangssluizen. De opvangcapaciteit
van de trappen behoeft naar beneden toe niet
cumulatief toe te nemen, omdat wordt aangeno-
men dat de ontruiming op alle bouwlagen tege-
lijk begint en dan als het ware een doorgaande,
continue stroom van vluchtenden ontstaat die
beneden gekomen het gebouw verlaat.
Trappenhuizen kunnen rookvrij worden gehou-
den door het toepassen van overdrukventilatie
in het trappenhuis of met rooksluizen of een
combinatie van beide. Rooksluizen moeten ten
minste 2 m diep zijn om te voorkomen dat de
achtereenvolgende deuren te lang gelijktijdig
zijn geopend.
Wordt het vluchttrappenhuis betreden via de
buitenlucht, dan wordt gesproken van een
veiligheidstrappenhuis, guur 2.6-2.
Bijzondere omstandigheden
Voor gebouwen die speciek zijn bedoeld voor
het verblijf van hulpbehoevende personen (zoals
bij verzorgings- en verpleeghuizen) zullen de
veiligheidsvoorzieningen op de aard van het ge-
bouw moeten worden afgestemd. Met name de
voorzieningen nodig voor het bereiken van een
veilige plaats zullen daarbij sterk kunnen afwij-
ken van die in gebouwen waarin de aanwezigen
grotendeels geacht worden zelfredzaam te zijn.
Zo kunnen speciale ontruimingsliften worden
genstalleerd om niet-valide, hulpbehoevende
gebruikers en bewoners naar een veilige plaats te
brengen. Deze liften moeten in schachten lopen
die tijdens de ontruimingstijd gegarandeerd vrij
blijven van rook.
06950505_Hfdst_02.indd 61 11-11-2005 11:58:48
62
2.3.3.e Behoud draagkracht
Mensen moeten veilig kunnen vluchten en veilig
kunnen worden gered. Dit stelt eisen aan de
brandwerendheid van de onderdelen die moe-
ten zorgen voor de benodigde draagkracht van
het gebouw en voor de instandhouding van de
aangewezen brandscheidingen en vluchtmoge-
lijkheden.
De brandwerendheid met betrekking tot de
scheidende functie is hiervoor al ter sprake ge-
komen bij de behandeling van het beperken van
branduitbreiding en rookverspreiding.
De brandwerendheid met betrekking tot het be-
zwijken is in het Bouwbesluit geplaatst onder het
hoofdstuk van de constructieve veiligheid. Voorko-
men moet worden dat de hoofddraagconstructie
(of onderdelen daarvan) door de brand voortijdig
de draagfunctie verliest en daardoor bezwijkt.
Het gevaar van het kunnen bezwijken (instor-
ten) van de hoofddraagconstructie is vooral van
belang voor verdiepinggebouwen omdat ook
personen op de hoger gelegen verdiepingen
veilig moeten kunnen vluchten of worden ge-
red. Tot en met de bovenste vloer zal daarom
de hoofddraagconstructie intact moeten blijven
gedurende de verwachte duur van de brand.
Voorkomen moet worden dat primair dragende
delen als kolommen, dragende wanden en door-
gaande balken bij bezwijken kunnen leiden tot
(gedeeltelijke) instorting.
De gevolgen van instorting zijn in het algemeen
omvangrijker en ernstiger naarmate het gebouw
hoger is. In relatie hiermee worden bij hogere
gebouwen zwaardere eisen gesteld aan de duur
van de brandwerendheid van de hoofddraag-
constructie dan bij lagere gebouwen, guur
2.33.
Zo zullen bijvoorbeeld de begane-grondkolom-
men van een tweelaags kantoorgebouw een
brandweerstand moeten hebben van ten minste
30 minuten en bij een tweelaags ziekenhuis een
brandweerstand van 60 minuten. Bij hogere
gebouwen loopt dit op naar 120 minuten.
Stabiliteit brandscheiding
Bij halvormige ruimten in de laagbouw wordt
aan de brandwerendheid van de hoofddraag-
constructie meestal geen specieke eisen gesteld.
Vaak past men daarom onbekleed staal toe met
geen eis
1 laagbouw
30 minuten 60 minuten 90 minuten 120 minuten
5
m
<=
<
1
3
m
>
1
3
m hal
bijvoorbeeld
kantoor
ziekenhuis
bijvoorbeeld
hotel
2 tweelaagse verdiepingbouw 3 meerlaagse verdiepingbouw
Figuur 2.33 Vereiste duur van de brandwerendheid van de hoofddraagconstructie bij niet tot bewoning bestemde gebouwen
Figuur 2.34 Oplegging stalen liggers bij brandscheiding
glij-opleggingen
brandcompartiment 1 brandcompartiment 2
vaste opleggingen
1 door vaste opleggingen van de liggers in het
midden kan de brandscheiding mogelijk
ontzet raken of worden omgetrokken
brandwerendheid
middenkolommen
passend bij die van
de brandscheiding
2 glij-opleggingen gaan het gevaar van 1 tegen
06950505_Hfdst_02.indd 62 11-11-2005 11:58:49
2 BOUWREGELGEVING 63
een brandwerendheid die in het algemeen niet
boven de 10 30 minuten uitreikt. Wordt dit
gegeven gecombineerd met een brandschei-
dende wand waarvan een brandwerendheid van
bijvoorbeeld 60 minuten wordt verlangd, dan zal
het duidelijk zijn dat de stabiliteit van de brand-
scheiding niet mag afhangen van het gedrag
van de voortijdig bezwijkende staalconstructie.
Figuur 2.34 illustreert een en ander door middel
van een brandscheiding tussen twee hallen.
2.3.3.f Red- en bluswerkzaamheden
Zoals in paragraaf 2.3.1 is besproken, heeft de
brandweer (gemeentelijk en/of regionaal) bij
brand in een gebouw tot taak:
de in het gebouw aanwezige en bedreigde
personen te helpen om een veilige plaats te
bereiken;
het voorkomen of beperken van schade aan
belendingen, omringende bebouwing en omge-
ving, door onder meer het bestrijden van brand.
De huidige blusmethoden, adembeschermings-
apparatuur en het opleidingsniveau stellen de
brandweer in staat niet alleen van buitenaf blus-
acties te ondernemen, maar ook het brandende
gebouw te betreden en het vuur bij de bron te
bestrijden (de meest effectieve werkwijze),
alsmede (potentile) slachtoffers in veiligheid te
brengen.
Voorwaarde hierbij is dat deze blus- en reddings-
acties niet worden gehinderd of verhinderd door
instortingen van het gebouw (geheel of gedeel-
telijk) en dat de brand beheersbaar is.
Hieruit volgen eisen voor de bouwkundige con-
structies (brandwerendheid op bezwijken), de
ruimtelijke opzet (indeling in brandcomparti-
menten) en eisen met betrekking tot het voor-
komen van branddoorslag en -overslag. Deze
aspecten zijn al eerder ter sprake gekomen.
Bereikbaarheid en voorzieningen
De brandweer moet met haar materieel (red- en
blusvoertuigen) dicht bij het brandende gebouw
kunnen komen. Ook moet de brandweer direct
toegang hebben tot het gebouw en de be-
dreigde gebouwdelen om de red- en blusacties
te kunnen uitvoeren via een bepaalde aanvals-
weg en/of redweg.
Verder zijn er voorzieningen nodig in de vorm
van:
bluswatervoorziening nabij het gebouw;
droge blusleidingen in hoge en/of uitge-
strekte gebouwen;
brandweerlift(en) in hoge gebouwen.
Bij gebouwen waarbij brand belangrijke nadelige
gevolgen kan hebben, moet verder in het bijzon-
der worden gedacht aan de eerder genoemde
preventieve voorzieningen:
automatische blusinstallatie (sprinklerinstal-
latie);
automatische rook- en warmteafvoerinstallatie.
Zo mogelijk zal moeten worden vermeden
dat schade door rook en bluswater optreedt
aan de omringende bebouwing. In de praktijk
is dit soort schade echter moeilijk geheel te
voorkomen. Alleen voor gebouwen van grote
maatschappelijke waarde zullen bijzondere eisen
kunnen worden gesteld om schade door rook en
bluswater zoveel mogelijk te beperken.
2.3.4 Brandwerendheid van materialen en
constructies
2.3.4.a Begripsbepaling
Onder brandwerendheid wordt verstaan de
tijdsduur gedurende welke een bouwconstructie
zonder functieverlies weerstand kan bieden aan
verhitting.
Een constructie wordt geacht hieraan niet langer
te voldoen als:
de constructie bezwijkt;
de constructie vlammen of hete gassen door-
laat;
de temperatuur aan de niet-verhitte zijde te
hoog oploopt (boven de 140 C gemiddeld of
180 C plaatselijk).
Deze punten zijn van belang voor constructies
met een scheidende functie; het eerste punt
geldt voor constructies met een dragende func-
tie.
Om de brandwerendheidsduur volgens een alge-
meen geldende regel te kunnen vaststellen gaat
men uit van de zogenoemde standaardbrand.
06950505_Hfdst_02.indd 63 11-11-2005 11:58:50
64
Standaardbrand
Het verloop van de standaardbrand is weerge-
geven in guur 2.35.
De theoretische standaardbrand kan sterk afwij-
ken van de brand zoals deze zich in werkelijkheid
ontwikkelt, maar blijkt in het algemeen toch
representatief te kunnen worden geacht voor de
natuurlijke brand.
De duur van de standaardbrand wordt evenredig
gesteld met de vuurbelasting. Dit wil zeggen de
hoeveelheid warmte die vrijkomt bij volledige
verbranding van de in de ruimte aanwezige
brandbare materialen (bouwdelen + inventaris).
Het is gebruikelijk de calorische waarde hiervan
uit te drukken in kg vurenhout/m
2
vloer-
oppervlak. Volgens proeven blijkt de brandduur
namelijk ongeveer gelijk te zijn met het aantal kg
vurenhout per m
2
. Dit gegeven wordt gebruikt
als vuistregel voor de standaardbrandduur.
Dus: een vuurbelasting van bijvoorbeeld 60 kg
hout/m
2
komt overeen met een theoretische
brandduur van circa 60 minuten. De bijpassende
luchttemperatuur nabij de brand is dan inmid-
dels theoretisch opgelopen tot 925 C,
guur 2.35.
Een vuurbelasting van 60 kg hout/m
2
is als norm
hoog voor bijvoorbeeld een woning en laag voor
bijvoorbeeld de meeste winkels.
Brandvoortplanting en rookontwikkeling
Materialen kunnen brandbaar of onbrandbaar
zijn. Onbrandbare materialen leveren geen bij-
drage tot de ontwikkeling van een brand; brand-
bare materialen doen dit wel. Anorganische
materialen zoals steen, glas en de metalen zijn
onbrandbaar; organische materialen zoals hout
en kunststoffen zijn brandbaar.
De bijdrage van brandbare materialen aan de
brand wordt uitgedrukt in de mate waarin de
brandvoortplanting bij brand plaatsvindt. Deze
wordt op zijn beurt weer bepaald door de vlam-
uitbreiding en de vlamoverslag.
tijd t in min.
t
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r
T
i
n
C
Aangenomen
brandduur
Vuurbelasting
in kg hout/m
2
voorbeelden
vuurbelasting
(indicatief)
woningen 30 60 kg/m
2
kantoren 30 90 kg/m
2
winkels 60 90 kg/m
2
archieven 90 1 20 kg/m
2
verloop standaardbrandkromme:
T = 345 log(8t +1)
"natuurlijke"
brand
(van 60 kg
hout/m
2
)
5 0
500
556
658
718
821
925
986
1000
1015 30 60 90
1 kg hout 19 MJ
Figuur 2.35 Temperatuurverloop en brandduur van een
standaardbrand
Brandvoortplanting
Klasse 1 - zeer zwakke bijdrage
Klasse 2 - zwakke bijdrage
Klasse 3 - matige bijdrage
Klasse 4 - sterke bijdrage
Klasse 5 - zeer sterke bijdrage
Afkortingen kunststoffen
PS poystyreen
PUR polyurethaan
PIR polyisocyanuraat
PF fenol-formaldehyde
PVC polyvinylchloride
MF melamine-formaldehyde
PMMA polymethyl-methacrylaat
Figuur 2.36 Brandvoortplanting en rookdichtheid van materialen
Materiaal Brandvoortplan-
ting (klasse)
Rookdichtheid
(m
1
)
Hout, licht
Hout, zwaar
Zachtboard
Hardboard
Spaanplaat
Gipskarton
Glaswol/steenwol
PS-, PUR-, PIR-schuim
PF-schuim
PVC
MF/PF-laminaat
PMMA
2-5
2
4-5
4
3-4
1-3
1
2-5
1-2
1-4
1-3
2-4
4-9
4-9
4-6
4-8
3-6
< 3
< 1
> 11
< 3
> 11
2-8
2-7
06950505_Hfdst_02.indd 64 11-11-2005 11:58:51
2 BOUWREGELGEVING 65
Bij vlamuitbreiding gaat het om de snelheid
waarmee een vlam zich langs het oppervlak van
een materiaal voortplant nadat het materiaal in
brand is geraakt en bij vlamoverslag om de gas-
ontwikkeling van het materiaal waardoor op een
zeker tijdstip vlamoverslag optreedt.
Materialen worden ten aanzien van de brand-
voortplanting overeenkomstig guur 2.36
ingedeeld in vijf klassen, oplopend van een
zeer zwakke tot zeer sterke bijdrage.
De rookproductie wordt uitgedrukt in de rook-
dichtheid, een maat voor de afname van het
doorzicht per strekkende meter.
2.3.4.b Draagfunctie
Wat betreft het gedrag van de dragende delen
bij brand worden hier behandeld de materialen:
steen;
beton;
hout;
staal;
aluminium.
Steen
Steen is onbrandbaar, maar bereikt bij verhitting
op een zeker ogenblik de kritieke temperatuur
waarboven de benodigde draagkracht niet lan-
ger kan worden geleverd. Deze kritieke tempe-
ratuur ligt boven de 500 C en kan afhankelijk
van de steensoort oplopen tot 1.000 C of meer.
Figuur 2.37 geeft hiervan een indruk. De hoogte
van de kritieke temperatuur is in geen van de
gevallen precies aan te geven, omdat deze niet
alleen afhankelijk is van de steensoort, maar ook
van de constructieve opbouw (statisch schema)
en de belastingwijze.
Binnen- en buitenwanden opgetrokken uit
steenachtig materiaal (baksteen, kalkzandsteen,
betonsteen, natuursteen enzovoort) zijn in het
algemeen goed bestand tegen langdurige ver-
hitting, mede omdat door de grote thermische
massa de opwarming traag verloopt. Vanwege
de grote brandbestendigheid zijn steenachtige
wanden daarom tevens zeer geschikt om als
brandscheiding te kunnen worden toegepast (zie
paragraaf 2.3.4.c). Men dient erop te letten dat
de stabiliteit van de stenen wand niet ontregeld
kan raken bij sterke verhitting en de daarmee
gepaard gaande temperatuuruitzetting.
Gewapend en voorgespannen beton
Gewapend beton is goed bestand tegen hoge
temperaturen. Bij verhitting is de temperatuur
van het wapeningsstaal maatgevend voor het
brandgedrag. De kritische temperatuur voor
betonstaal ligt op 500 600 C. Een normale
betondekking van 30 50 mm zorgt in het alge-
meen voor voldoende brandwerendheid
Figuur 2.37 Draagvermogen van verschillende steensoorten als afhankelijke van de temperatuur
800 - 1000 C
temperatuur materiaal in C
900 C
o
ongewapend beton
k
u
n
s
t
s
t
e
e
n
n
a
t
u
u
r
s
t
e
e
n
cellenbeton
kalkzandsteen
zandsteen
graniet
basalt
0
baksteen
en mortels
lichtbeton
500 - 600 C
600 C
500
o
o
500 - 600 C
o
teveel verzwakt
materiaal
baksteen wordt
1200 C
plastisch
sterk genoeg
materiaal
1000
o
o
temperatuur
kritische
~
~
~
~
~
~
o
06950505_Hfdst_02.indd 65 11-11-2005 11:58:55
66
( 2 uur). Een grotere betondekking zonder
hulpwapening werkt averechts omdat dan door
ongelijkmatige uitzetting bij brand eerder beton-
schilfers kunnen afspringen waardoor de wape-
ning bloot kan komen te liggen.
Voorgespannen beton is gevoeliger voor ver-
hitting (kritische temperatuur 300 400 C).
Constructies in voorgespannen beton kunnen
daarom in het algemeen geen hogere brand-
werendheid bereiken dan n uur zonder extra
maatregelen.
Hout
Hout is een brandbaar materiaal dat bij een
temperatuur boven de 170 C gaat ontleden
en dan brandbare gassen gaat afgeven. De ont-
brandingstemperatuur ligt op ongeveer 250 C.
Hout dat aan brand wordt blootgesteld brandt
alleen aan de oppervlakken die worden verhit.
De inbrandsnelheid is nagenoeg constant. Voor
vuren en grenen is deze circa 0,7 mm/minuut
= circa 40 mm/uur. De sterkte van het onder
de koollaag gelegen, niet door vuur aangetaste
hout vermindert praktisch niet, mede als gevolg
van de geringe warmtegeleiding van hout, guur
2.38-1 en -2.
De door brand gereduceerde houtdoorsnede
moet bij de gestelde brandwerendheidsduur nog
net voldoende draagkracht bezitten om de aan-
wezige belasting te kunnen dragen. Voor grote,
massieve doorsneden is dit over het algemeen
geen probleem, al is voorzichtigheid geboden
ten aanzien van de kipstabiliteit bij een ligger en
ten aanzien van de knikstabiliteit bij een kolom.
Lichte proelen, zoals die onder meer worden
toegepast in de houtskeletbouw, vergen echter
bescherming, bijvoorbeeld door middel van
gipskartonplaten, guur 2.38-3.
Bij houtconstructies worden vaak stalen verbin-
dingsmiddelen toegepast. Deze moeten afhan-
kelijk van de zwaarte van de stalen onderdelen,
van de mate waaraan deze kunnen blootstaan
aan brand en van de vereiste brandwerendheid
worden beschermd, bijvoorbeeld door bekleding
met hout.
Staal
Bij constructiestaal wordt het draagvermogen
gebaseerd op de vloeigrens. Boven de 200
doorsnede massieve 2
1 doorsnede
gelamineerde kolom
gelamineerde
houtskeletbouw 3
doorsnede samen-
gestelde gelami-
2
b a
vollewandligger
oorspronkelijke
doorsnede
resterende doorsnede
inbranddiepte;
bij standaardbrand
ca. 40 mm/ h
neerde kolom
bescherming door bijv.
gipskartonplaten
Figuur 2.38 Inbranding hout bij blootstelling aan brand
temperatuur staal in C
r
e
l
a
t
i
e
v
e
v
l
o
e
i
g
r
e
n
s
/
t
r
e
k
s
t
e
r
k
t
e
50%
60%
kritiek
temperatuur
gebied
20%
v
l
o
e
i
g
r
e
n
s
t
r
e
k
s
t
e
r
k
t
e
100%
150%
100 200 300 400 500 600 700 800 0
f
y
= 235 N/mm
2
f
t
= 360 N/mm
2
Figuur 2.39 Verloop treksterkte en vloeigrens van
constructiestaal als functie van de temperatuur
06950505_Hfdst_02.indd 66 11-11-2005 11:58:56
2 BOUWREGELGEVING 67
300 C neemt de vloeigrens vrij snel af zoals
blijkt uit guur 2.39.
Bij 400 600 C bereikt constructiestaal de kri-
tieke temperatuur en verliest het materiaal zijn
draagvermogen. De precieze temperatuur waar-
bij de constructie bezwijkt (of feitelijk plaatselijk
gaat vloeien) hangt onder meer af van de door-
snedevorm, de aanwezige belasting ten opzichte
van de berekende belasting en de keuze van het
statisch schema ( een statisch onbepaalde
constructie kan meer incasseren dan een statisch
bepaalde constructie).
In guur 2.40 zijn voor een onbeklede stalen
kolom enige mogelijke doorsnedevormen aan-
gegeven, alle met ongeveer dezelfde draag-
kracht. Uit de graek kan worden opgemaakt
dat de brandwerendheid toeneemt naarmate
het oppervlak van de doorsnede A groeit ten
opzichte van de buitenomtrek F van het pro-
el.
HEM 220
244 20
200 200
HEB 280 HEA 300
kritieke temperatuur
600
500
400
10
0 50 100 150
20
30
40
50
60
kritieke temperatuur
400C
500C
600C
brandwerendheid
ca 19 min.
ca 23 min.
ca 28 min.
Stel bijvoorbeeld: 244 20
Profielfactor [m
-1
]
F = buitenomtrek profiel
A = oppervlak van de doorsnede
B
r
a
n
d
w
e
r
e
n
d
h
e
i
d
i
n
m
i
n
.
F
A
Figuur 2.40 Brandwerendheid van onbeklede staalproelen
als afhankelijke van de proelfactor F/A bij verschillende kri-
tieke temperaturen
Vollewandliggers en -kolommen in zware wals-
proelen zijn dus aanzienlijk minder kwetsbaar
dan bijvoorbeeld lichte vakwerkconstructies.
Ook al wordt gekozen voor zware proelen met
een compacte doorsnede, dan nog zullen de
staalconstructies van gebouwen in de verdie-
pingbouw in de meeste gevallen tegen brand
moeten worden beschermd. Figuur 2.41 geeft
hiervoor een aantal mogelijkheden.
Oplossing b is het meest gebruikelijk als het
staal niet in zicht hoeft te komen, oplossing g als
dit wel wordt gewenst. Bij de laatstgenoemde
mogelijkheid zal gewapend beton in de kern
moeten worden toegepast om voldoende verho-
ging van de brandwerendheid van de kolom te
bewerkstelligen.
Aluminium
Aluminium is een onbrandbaar materiaal. De kri-
tieke temperatuur ligt echter onder de 300 C en
het smeltpunt ligt bij 660 C. Het is verder sterk
warmtegeleidend.
Aluminium wordt als draagconstructie weinig
toegepast; des te meer echter als secundaire
drager in kozijnconstructies en gevelpanelen.
Voor het weerstaan van branddoorslag en
-overslag zijn aluminiumconstructies weinig ge-
schikt. Dus zullen waar dat nodig blijkt (zoals bij
borstweringen in de gevel), extra maatregelen
moeten worden getroffen om de brandwerend-
heid van aluminium te vergroten. Als dit niet
mogelijk is, moet dit materiaal plaatselijk worden
vervangen.
2.3.4.c Scheidingsfunctie
Van de voor scheidingsfuncties toegepaste mate-
rialen en constructies worden hier besproken:
steenachtige wanden;
lichte scheidingswanden;
glas;
kozijnen en deuren.
Steenachtige wanden
Massieve steenachtige wanden kunnen bestaan
uit metselwerk van baksteen, kalkzandsteen, uit
blokken of uit platen van cellenbeton, grind-
beton of gips en dergelijke. Alle genoemde mo-
gelijkheden zijn in het algemeen zeer geschikt
om te dienen als brandscheiding. Uit guur
2.42-1 blijkt dat al bij een dikte van 75 90 mm
een brandwerendheid van 60 minuten wordt
bereikt en bij een dikte van 80 120 mm een
brandwerendheid van 120 minuten, afhankelijk
van het gekozen materiaal.
06950505_Hfdst_02.indd 67 11-11-2005 11:58:57
68
h f e g
a b c
i
d
a omhulling door metselwerk
b bekleding met isolerende plaatmaterialen (gips-
karton, hout enzovoort) of pleisterwerk op gaas
c bespuiting met isolerend materiaal (vezel-
cementgebonden)
d verf die bij verhitting opzwelt tot een schuim-
achtige substantie (brandwerendheid tot
30 40 minuten
e staal-beton: inbedding in gewapend beton
f staal-beton: inkassingen gevuld met gewapend
beton
g staal-beton: buisproel gevuld met (gewapend)
beton
h watergevulde kolom (permanent doorstro-
mend of alleen doorstromend bij brand)
i onbeklede kolom, door sprinkler bij brand nat
gehouden
Figuur 2.41 Bescherming van een stalen kolom tegen verhitting door brand
Vloeren zijn meestal van gewapend beton van
ten minste 100 mm dik. Het hoeft geen betoog
dat hiermee gemakkelijk is te voorzien in elke
gewenste brandwerendheid, mits de wapening
voldoende betondekking heeft.
Lichte scheidingswanden
Met lichte scheidingswanden kan eveneens een
goede brandwerendheid worden bereikt zoals
blijkt uit guur 2.42-2. Lichte scheidingswanden
bestaan uit een enkel of dubbel inwendig skelet
van hout of staal, meestal bekleed met gipskarton
en al of niet voorzien van inwendige isolatie
(bijvoorbeeld steenwol).
De brandwerendheid hangt voornamelijk af
van de dikte van de bekleding: met tweemaal
circa 10 mm wordt een brandwerendheid
van 30 minuten bereikt, en met tweemaal 20
mm een brandwerendheid van 60 minuten. Een
dikkere beplating loont gewoonlijk niet; er zal
dan eerder worden overgestapt op een massieve
steenachtige wand.
Bij lichte scheidingswanden moet men goed let-
ten op de branddichting van de aansluiting met
andere constructiedelen. Dit geldt met name ten
aanzien van de bovenliggende vloer bij een
verende aansluiting van de wand met de vloer.
Lichte scheidingswanden worden besproken
in deel 5 Afbouw hoofdstuk 1 Scheidingswanden
Glas
Glas is onbrandbaar; bij 750 C begint het mate-
riaal te verweken.
Normaal vensterglas wordt zeer veel toegepast
in de bouw, zowel in buiten- als binnenschei-
dingen. Gewoon glas breekt echter al spoedig
bij ongelijkmatige verhitting en is daarom als
brandwerende n als rookwerende scheiding
ongeschikt.
Gewapend spiegelglas (spiegeldraadglas) is voor-
zien van een ingegoten draadnet. Het brekende
glas valt zodoende niet uiteen zodat het glasvlak
min of meer gesloten blijft voor rookdoorgang
en er minder gevaar bestaat voor verwonding
door losse scherven. Gewapend glas kan daarom
als rookscheiding dienen; bij grotere vlakken
echter niet als brandscheiding omdat het glas
teveel warmtestraling doorlaat.
06950505_Hfdst_02.indd 68 11-11-2005 11:58:58
2 BOUWREGELGEVING 69
Figuur 2.42 Brandwerendheid scheidingswanden
Brandwerendheid in minuten 20 30 60 90 120
Baksteen en kalkzandsteen 70 70 90 115 120
Cellenbeton 70 70 75 100 115
Grindbeton 60 60 80 100 120
Gipsblokken of wandplaten 60 60 80 80 80
benodigde dikte d in mm
lichte scheidingswanden 2
1 massieve wanden van steenachtig materiaal
enkel skelet
hout
staal
dubbel skelet enkel skelet
met isolatie
wanddikte d
d
p
l
d
p
l
zonder isolatie zonder isolatie
Brandwerendheid in minuten 20 30 60 90 120
lichte scheidingswanden met bepla-
ting gipskarton of spaanplaat
10 10 20
benodigde dikte d
pl
in mm
lichte scheidingswanden 2
1 massieve wanden van steenachtig materiaal
enkel skelet
hout
staal
dubbel skelet enkel skelet
met isolatie
wanddikte d
d
p
l
d
p
l
zonder isolatie zonder isolatie
Gehard glas springt bij een temperatuur boven
de 200 C in kleine korrels uiteen waardoor snij-
verwondingen zo goed als uitgesloten zijn.
Gehard glas kan in beperkte mate als brand-
werende scheiding dienst doen. Zo is 30 tot 60
minuten haalbaar bij gehard glas met een speci-
ale coating die de straling reduceert.
Thermisch-isolerend glas laat zeer weinig stra-
ling door en kan daarom een brandwerendheid
bereiken van 60 en zelfs van 90 minuten. Deze
speciale beglazing bestaat uit twee, drie of meer
lagen vensterglas of gehard glas die onderling
worden gescheiden door een helderdoorzichtige
gel of interlayer.
Glazen bouwsteenwanden kunnen een brand-
werendheid van ten minste 30 minuten bieden
afhankelijk van de constructieve opbouw en het
type stenen (enkel- of dubbelwandig; afmetingen).
Kozijnen en deuren
Ramen en deuren worden geplaatst in kozijnen.
De brandwerendheid van het kozijn moet gelijk-
waardig zijn aan de daarin opgenomen ruit of
deur evenals de onderlinge aansluitingen. Evenzo
geldt dit voor panelen die in kozijnen zijn gevat.
Deuren kunnen naar behoefte een bepaalde
brandwerendheid krijgen. Zo bereikt een mas-
sieve deur met spaanplaatvulling en afgewerkt
met een hardkunststof beplating een brand-
werendheid > 30 minuten.
Branddeuren bestaan vaak uit een stalen doos-
constructie gevuld met bijvoorbeeld hout of
minerale wol. Hiermee kan afhankelijk van de
dikte en de precieze samenstelling van de deur
een brandwerendheid tot 120 minuten worden
bereikt. Bijzondere aandacht vraagt de brand-
werendheid van de sponning.
06950505_Hfdst_02.indd 69 11-11-2005 11:58:59
70
Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 Jong, A. d, e.a.: Bouwbesluit 2003. Den Haag
2003.
2 Overveld, M. van: Handboek Bouwbesluit. Den
Haag 2003.
3 Ministerie van VROM: Het nieuwe Bouwbesluit.
Den Haag 2002.
4 Serie artikelen naar aanleiding van het Bouw-
besluit, verspreid over vele aeveringen in Bouw-
Wereld, 1992-1994
5 Ontwerpen en brandveiligheid. SBR-publicatie in
vier delen, 1998.
6 Een brandveilig gebouw ontwerpen; Handleiding
voor ontwerpers. SBR-publicatie 91
7 Mierlo, R.J.M. van: Rookafvoer uit hoge ruimten;
ontwerpregels/rekenmethode. SBR-publicatie 233,
1994
8 Handboek voor de brandweer, Band I, deel 7,
Preventie brandbestrijding.
9 Twilt, L. en J. Witteveen: Brandveiligheid staal-
constructies, juli 1980.
10 Leeuwen, Katja van: Wegwijzer voor de bouw:
een actuele gids in de doolhof van organisaties,
regelingen, voorschriften en afspraken in de bouw-
sector. SDU Uitgevers, Den Haag, 1996.
Normen
Voor een overzicht van NEN-normen wordt ver-
wezen naar guur 2.14.
06950505_Hfdst_02.indd 70 11-11-2005 11:58:59
3
Dragen
ir. A. tc 8ovcldt
Op gebouwen werken krachLen. Deze krachLen noeLen op deugde-
lijke wijze door de dragende consLrucLiedelen worden opgenonen en
afgevoerd naar de ondergrond.
Dragen beLekenL bij gebouwen vooral heL bieden van een
beLrouwbaar en bruikbaar oppervlak on Le kunnen wonen, werken
en verkeren en heL op de gewensLe plaaLs houden van de scheidings-
consLrucLies rondon de Le gebruiken ruinLen. HieruiL volgen aan-
wijzingen voor de belasLingen waarnee noeL worden gerekend, de
krachLswerking in de nogelijke consLrucLies, de eisen Len aanzien van
de sLerkLe, sLijfheid en sLabiliLeiL, de dinensionering van de gekozen
elenenLen en heL gedrag van de verbindingen.
06950505_Hfdst_03.indd 71 11-11-2005 12:00:01
72
Inleldlng
ln diL hoofdsLuk wordL uiLgebreid op heL dragen
ingegaan, funcLioneel en consLrucLief. veel aan-
dachL wordL besLeed aan heL criLeriun sLijfheid,
anders dan gebruikelijk is in leerboeken over
draagconsLrucLies waarin neesLal een veel zwaar-
der accenL wordL gelegd op heL criLeriun :tcrktc.
Ook de sLabiliLeiL van heL consLrucLiesysLeen
wordL uiLvoerig besproken. De sLabiliLeiL kenL
vele gezichLen en de problenaLiek ervan is een
Laaie aangelegenheid waar goed over noeL wor-
den nagedachL wil nen de risico's op diL punL
onderkennen en adequaaL ondervangen.
8ij de dinensionering van elenenLen ligL heL
accenL op heL verkrijgen van inzichL in de facLo-
ren die per krachLwerkingsgeval de benodigde
afneLingen van de verschillende consLrucLieve
elenenLen bepalen. 1evens worden volgens een
neLhodische aanpak onLwerpfornules onLwik-
keld en geanalyseerd voor heL berekenen van de
vereisLe doorsneden.
OnderzochL wordL welke eisen vanuiL de draag-
funcLie kunnen worden gesLeld aan de aanslui-
Lingen Lussen de dragende elenenLen en aan
de opleggingen, hoe diL verLaald kan worden in
nechanische nodellen en hoe de werking is van
een aanLal veel voorkonende principeoplossin-
gen in de verschillende naLerialen.
3.T Verkennlng
3.T.T De draagfunctle
Cebouwen en andere bouwwerken noeLen be-
sLand zijn Legen de krachLen die erop werken.
Deze krachLen worden opgenonen door de dra-
gende consLrucLiedelen die neL elkaar noeLen
zorgen voor een deugdelijke afdrachL van de
belasLingen naar de vasLe ondergrond.
On de draagfuncLie naar Levredenheid Le
kunnen vervullen, noeL de consLrucLie voldoen
aan drie criLeria:
T de consLrucLie noeL sLerk genoeg zijn, nag
dus nieL breken of bezwijken onder de belasLing,
2 de consLrucLie noeL sLijf genoeg zijn, nag dus
nieL Leveel vervornen en bewegen,
3 de consLrucLie noeL sLabiel zijn, nag dus nieL
wegschuiven, kanLelen, onklappen of insLorLen.
8rengL nen de LijdsfacLor nede in rekening, dan
geldL bovendien als criLeriun:
4 de consLrucLie noeL duurzddm zijn, nag dus
haar draagkrachL nieL verliezen gedurende de
beoogde gebruiksLijd.
liguur 3.1 LoonL als voorbeeld een balk die op de
onderscheiden punLen faalL.
0
0 in orde
1 niet sterk genoeg: breuk
2 niet stijf genoeg: teveel doorbuiging
3 niet stabiel: kanteling balk
4 niet duurzaam
1
2
3
4
Flguur 3.T lalende balk
3.T.2 Het constructleve model van de
draagconstructle
Een draagconsLrucLie besLaaL uiL een sLelsel van
dragende elenenLen. liguur 3.2 LoonL hiervan een
eenvoudig voorbeeld voor een doosvornige hal.
De dragende elenenLen zijn op een bepaalde
wijze geordend, diL is de sLrucLuur van de con-
sLrucLie. verder vornen de elenenLen sanen een
sysLeen.
De werking van heL draagsysLeen wordL
enerzijds bepaald door de krachLen die op de
consLrucLie aangrijpen en anderzijds door de
gekozen consLrucLieve opzeL.
De consLrucLieve opzeL kan worden weerge-
geven in een sLaLisch schena. DiL LoonL:
buigsLijve verbinding,
scharnierende verbinding.
06950505_Hfdst_03.indd 72 11-11-2005 12:00:01
3 DkACEN 73
verende oplegging.
1ussenoplossingen zijn ook nogelijk.
HeL sLaLisch schena geefL Lezanen neL de ver-
schillende belasLingsschena's heL nodel voor
de berekening van de inwendige krachLen in de
consLrucLie volgens de leer van de LoegepasLe
nechanica. ln heL nechanische nodel ziLLen
onvernijdelijk een aanLal aannanen en vereen-
voudigingen die nieL geheel in overeensLenning
zijn neL de werkelijkheid. De uiLkonsLen uiL de
berekeningen zullen dus alLijd kriLisch noeLen
worden beschouwd, hoezeer nen ook z'n besL
heefL gedaan on nauwkeurig rekenwerk Le leve-
ren.
3.T.2.a Llnealre dragers
De elenenLen zijn neesLal lijnvornig of vlakvor-
nig uiLgevoerd. 1oL de lineaire of lijnvornige
dragers behoren consLrucLiedelen als kolonnen,
(funderings)palen en balken of liggers. DaarnaasL
behoren ook sanensLellingen als porLalen en
spanLen LoL de lineaire dragers. Kolonnen wor-
den prinair op druk belasL (en op Lrek bij Lrek-
kolonnen), liggers op buiging en afschuiving en
porLalen en spanLen op conbinaLies van n en
ander.
Lineaire elenenLen zijn in principe ndinen-
sionaal: n van de drie dinensies overheersL
duidelijk Len opzichLe van de beide andere.
8ij schenaLisering wordL voor de loop van heL
elenenL uiLgegaan van de harLlijn of de sysLeen-
lijn. De harLlijn kan een rechLlijnig verloop heb-
ben, zoals bij de kolon en de ligger neesLal heL
geval is, hguur 3.2-4, naar ook gekrond (boog)
of geknikL (kniespanL).
De vorngeving van de nogelijke soorLen ele-
nenLen en sanensLellingen kan zeer wisselend
zijn, zoals uiL de voorbeelden van hguur 3.3
blijkL. De opzeL hangL nede af van heL gekozen
naLeriaal.
3.T.2.b Vlakvormlge dragers
8ij vlakvornige elenenLen overheersen Lwee
dinensies Len opzichLe van de derde. HeL geko-
zen vlak kan plaL zijn (sLaand, liggend, hellend,
gevouwen enzovoorL), naar ook gekrond (en-
kelvoudig en dubbel gekrond).
Flguur 3.2 ConsLrucLief nodel van een hal
voor de ondersLeuning van elenenLen en
sysLenen kan in principe worden gekozen
uiL de nogelijkheden:
scharnieroplegging,
roloplegging,
1 constructieve opbouw
omhullingsconstructie
4 statisch schema
draagconstructie bovenbouw
3
a
oplegging ligger
op kolom
2 structuur dakconstructie
3 constructiesysteem
bovenbouw
onderbouw
vloerpeil
detail 3a
kolom
funderingsbalk
funderingspaal
vloer
maaiveld
balk of ligger
dakplaat
06950505_Hfdst_03.indd 73 11-11-2005 12:00:02
74
1oL de plaLLe vlakken behoren de schijf en de
plaaL. Deze worden zeer veel LoegepasL.
liguur 3.4 laaL heL verschil zien in de wijze
waarop beiden worden belasL.
De :chijl is een plaL vlak daL in heL eigen vlak
wordL belasL, voornanelijk op druk (of Lrek) en
evenLueel ook op buiging en afschuiving.
De bekendsLe wijze waarop de schijf wordL
LoegepasL is de sLaande, dragende wand.
De plddt is een plaL vlak daL loodrechL op heL
eigen vlak wordL belasL, voornanelijk op buiging
en afschuiving.
De bekendsLe vorn hiervan is de vloerplaaL.
Dragende wanden kunnen ook loodrechL op
hun eigen vlak worden belasL, ze werken dan als
plaaL.
Evenzo kan een vloer worden belasL in heL eigen
vlak van de vloer. De vloer werkL dan als schijf
(vloerschijf).
Schalen, gewelven en nenbranen zijn ge-
kronde vlakken die voornanelijk loodrechL op
of onder een andere hoek neL heL eigen vlak
worden belasL. Door de gekronde vorn zijn
deze vlakken in sLaaL de belasLing via ':chddl-
wcrking' op Le nenen en over Le dragen naar de
vouwdak 1
a
hyperbolo de-schalen 1
b
tonschalen 1
c
voornamelijk in een richting dragend 1
kabelnet aan mast
b
3
samengestelde constructies
zadelvormig kabelnet op bogen
a
3
3
in twee richtingen dragend 2
koepeldak
Flguur 3.5 Enkele voorbeelden van nieL-plaLLe vlakvornige dragers
Flguur 3.3 Enkele voorbeelden van lineaire dragers
Flguur 3.4 Wand en vloer, schijf en plaaL
1 portaal
2 kniespant
3 boogspant
4 tuiconstructie
5 hangconstructie
1
2
3
4
5
wand
werkend als schijf
wand
werkend als plaat
1
b
1
a
2
2
als plaat
vloer, werkend
b
vloer, werkend
als schijf
a
06950505_Hfdst_03.indd 74 11-11-2005 12:00:03
3 DkACEN 75
ondersLeuningen. DaL wil zeggen door niddel
van inwendige krachLen waarvan de werklijnen
verlopen volgens heL eigen vlak van heL elenenL
(zogeheLen cxtcn:ickrdchtcn).
Enkelvoudig gekronde schalen (zoals de Lon-
schaal) werken voornanelijk lineair.
De schaalwerking slaagL heL besL bij dubbele
kronning van de consLrucLie, heLzij neL gelijk-
gerichLe kronningen of koepelvornig, heLzij
LegengesLeld of zadelvornig.
SchaalconsLrucLies worden op druk belasL en ook
op Lrek als heL naLeriaal diL LoelaaL, 'vliesdunne'
nenbranen kunnen uiLsluiLend Lrek opnenen
en noeLen hierLoe voorgespannen worden (zoals
bij LenLen) of voorbelasL (zoals bij pneus door
luchL).
Zie verder de inpressies van hguur 3.5.
3.T.2.c Massleve dragers
CroLe en nassieve dragende elenenLen of
lichanen neL een gelijkwaardige uiLgesLrekL-
heid in de drie richLingen konen bij gebouwen
nauwelijks voor. iLzonderlijke bouwconsLrucLies
als verdedigingswerken, nassieve funderingscon-
sLrucLies en naLuurlijk de befaande piraniden
van EgypLe konen hier nog heL dichLsL bij in de
buurL.
3.T.3 Functlecomblnatle
Lijnvornige dragers vervullen gewoonlijk naar
n enkele funcLie: die van heL dragen.
Vldkvormigc drdgcr: daarenLegen conbineren de
funcLie van heL dragen neesLal neL die van heL
scheiden. vallen beide funcLies volledig sanen in
n enkele doorsnede, dan spreken we van
funcLie-inLegraLie.
liguur 3. LoonL een reeks gevallen waarbij de
funcLiespliLsing in Loenenende naLe herkenbaar
is aan de hand van heL voorbeeld van een bui-
Lenwand.
ln hguur 3.-1 zijn de funcLies dragen en schei-
den volledig verenigd in een enkelvoudige nas-
sieve nuur. 1en aanzien van heL dragen noeL
nen hierbij denken aan heL opnenen van de
aangegeven bovenbelasLing (bijvoorbeeld van
een aanLal verdiepingen erboven) en van de
windbelasLing op de buiLenwand. ln hguur 3.-2
is een beperkLe funcLiespliLsing LoegepasL. HeL
Flguur 3.6 luncLieconbinaLie en -spliLsing
binnenblad conbineerL hier de funcLie van heL
dragen neL die van heL scheiden, heL buiLenblad
heefL slechLs een scheidende funcLie (afgezien
van heL overdragen van de windbelasLing op heL
dragende binnenblad).
ln hguur 3.-3 vervullen de inwendige kolon-
nen uiLsluiLend een dragende funcLie. De
funcLiespliLing is in diL geval dus volledig door-
gevoerd, alhoewel de gevel zich in de aanblik
presenLeerL als n geheel.
lichte metalen 3
1 massieve baksteenwand
cellenbetonwand 5
gevelconstructie
tegen kolom
dragende gevel 2
kolom
spouwmuur met 4
gevelpui met vrij-
zelfdragende glazen 6
met bekleding
staande kolom
06950505_Hfdst_03.indd 75 11-11-2005 12:00:04
76
ln hguur 3.-4 konL de kolon echLer aan de
binnenzijde in zichL.
ln hguur 3.-5 is nog weer een volgende sLap
gezeL door de kolon geheel Le verzelfsLandigen.
Door heL gevelpakkeL Legen de kolon Le plaaL-
sen kunnen de belasLingen die de gevelconsLruc-
Lie zelf noeL opnenen (zoals wind), worden
overgedragen op de kolon.
ln hguur 3.- is de kolon Len sloLLe op enige
afsLand van de gevel geplaaLsL. De kolon neenL
nu als verLicaal dragend elenenL ruinLelijk een
duidelijk herkenbare eigen plek in beslag en de
gevel noeL geheel zelfdragend zijn (en de wind-
belasLing opvangen!).
3.T.4 Wandenskelet en kolommenskelet
ln gebouwen die bedoeld zijn voor huisvesLing
(woningen, woongebouwen, woon- en ver-
blijfseenheden van verzorgingshuizen, hoLels,
gevangenissen enzovoorL) noeL groLe beLekenis
worden gehechL aan een goede bouwfysische
scheiding door wanden en vloeren.
DiL leidL bij woongebouwen neesLal LoL heL wdn-
dcn:kclct waarbij door Loepassing van nassieve
wanden en vloeren de dragende en de schei-
dende funcLie in hoge naLe zijn geinLegreerd,
hguur 3.7-2.
ln 'werkgebouwen' kiesL nen daarenLegen
neesLal liever voor heL kolommcn:kclct, waarbij
nen de vrije hand heefL in heL plaaLsen van de
scheidingswanden, hguur 3.7-1.
kolommenskelet 1 wandenskelet overdwars 2 wandenskelet overlangs
(dragende gevel)
3
Flguur 3.7 SkeleLLypen
Flguur 3. Mogelijke uiLgangspunLen bij heL consLrucLief onLwerpen
(Mdlic-gcbouw bovcn dc Utrccht:c 8ddn tc Dcn |ddg, voorontwcrp 8cnthcm Crouwcl Architcctcn)
2 beschikbare middelen als uitgangspunt
1 krachtswerking als uitgangspunt
06950505_Hfdst_03.indd 76 11-11-2005 12:00:06
3 DkACEN 77
Nog nooier is naLuurlijk de oplossing van heL
kolonloze skeleL neL dragende gevelelenenLen.
Deze oplossing wordL de laaLsLe Lijd veel Loege-
pasL in de kanLorenbouw, nu groLere overspan-
ningen neL voorgespannen beLonelenenLen
beLaalbaar zijn geworden, hguur 3.7-3.
3.T.5 Ultgangspunten bl[ het constructlef
ontwerpen
HeL onLwerp van de draagconsLrucLie kan in
principe vanuiL Lwee verschillende invalshoeken
worden benaderd, hguur 3.8:
T vanuiL de krachLswerking,
2 vanuiL de beschikbaarheid aan consLrucLie-
niddelen.
T Dc krdcht:wcrking
Deze aanpak wordL neesLal gekozen bij bijzon-
dere gebouwen neL een (zeer) groLe overspan-
ning of hoogLe dan wel neL een ingewikkelde
bouwvorn of plaLLegrondopbouw,
hguur 3.8-1.
Hierbij sLelL nen zich vragen als:
grond
water
opwaartse waterdruk
maaiveld
grondwaterstand
Flguur 3.T3 8elasLing door grond en grondwaLer
06950505_Hfdst_03.indd 79 11-11-2005 12:00:09
0
3.2.T.b veranderlijke belasLingen
HeL begrip vcrdndcrlijkc bcld:ting is een verzanel-
naan voor alle nieL-pernanenLe belasLingen die
sons wel, sons nieL aanwezig zijn en waarvan
de wisselende grooLLe in de Lijd noeilijk precies
Le voorspellen is.
Onderscheiden kunnen worden:
windbelasLing,
brand,
gasexplosies,
aardbevingen,
G
( kN/m
2
)
Flguur 3.T lndicaLie pernanenLe belasLing vloerconsLrucLies
7platdak:beton
3platdak:staal
4platdak:hout
6schaaldak:beton
1 tentdak
1 pneu
6 schaaldak
4 houtendak 5 cellenbetondak
(kN/m
p
G
7 insitubetondak
1 lichtkap
2 golfplatendak
3 staaldak
1tentdak,pneus,
2hellenddak:golfplaate.d.
0
5platdak:cellenbetone.d.
hellenddak:pannengedekt
2
2 1 3 4 5
zeerlichtdak
lichtdak
zwaardak
3.2.2.c Cebouwdelen
De hguren 3.18 LoL en neL 3.20 geven vervol-
gens een beeld van de spreiding van de perna-
nenLe belasLing bij een aanLal gangbare oplossin-
gen voor de consLrucLieve opbouw van vloeren,
daken en wanden.
iL de bijbehorende graheken kunnen we op-
naken daL een vloer, dak of wand (buiLen- of
binnenwand) als lichL kan worden beschouwd
bij een gewichL van circa 0,5 kN}n
2
of lager, en
als zwaar bij een gewichL van circa 5 kN}n
2
of
hoger.
Flguur 3.T9 lndicaLie pernanenLe belasLing dakconsLrucLies
06950505_Hfdst_03.indd83 11-11-200512:00:14
4
1 glaspuien
lichte gevelbekledingen e.d.
glazen gevel
stalen
meanderplaat
houten
rabatdelen
20 cm dik
betonwand
geluidwerende
wand
cellenbeton-
gipskartonwand
4 stenen wand, 20 cm
3 halfsteensmetselwerk
2 lichte(re) scheidingswanden
cellenbetonwanden e.d.
0 1
licht
2
( kN/m )
p
G
zwaar
2 3 5 4
Flguur 3.20 lndicaLie pernanenLe belasLing wandconsLrucLies
laagbouw
licht
zeer licht
0
i
n
k
N
/
m
g
e
b
o
u
w
g
3
zwaar
g
1
2
3
verdiepingbouw
en hoogbouw
2
1
3
0,5
0,25
0,1 zeer licht
licht
zwaar
~
~
~
~
~
~
~
~
~
~
~
~
Flguur 3.2T vergelijking gebouwgewichL (bovenbouw):
laagbouw versus verdiepingbouw en hoogbouw
SLeenachLige consLrucLies (waaronder beLon)
worden neesLal vrij dik of volunineus uiLgevoerd
en neigen daaron naar zwaar, consLrucLies be-
sLaande uiL sLaal, aluniniun, houL, glas, LexLiel
en kunsLsLoffen blijven neesLal lichL in gewichL.
Poreuze sLeenconsLrucLies (cellenbeLon, schuin-
beLon, isolaLiesLeen en dergelijke) ziLLen daar
neesLal Lussenin.
3.2.2.d Cebouw als geheel
NaasL heL gewichL van de gebouwdelen afzon-
derlijk is ook heL gewichL van heL gebouw als
geheel inLeressanL. liguur 3.21 geefL hiervan een
indruk.
ln hguur 3.21 is de laagbouw (neL halvornige
ruinLen) geplaaLsL naasL de verdiepingbouw en
hoogbouw (kanLoorgebouwen, woongebouwen
enzovoorL). voor de vergelijking is alleen heL
eigen gewichL van de bovenbouw (= consLrucLie
boven de begane-grondvloer) in rekening ge-
brachL. Deze is weergegeven in kN}n
3
(gebouw-
gewichL per volune-eenheid).
iL de vergelijking blijkL daL de 'nassa' van hal-
vornige gebouwen in heL algeneen zeer klein
is Len opzichLe van gebouwen neL neerdere
verdiepingen (slechLs zo'n 10 a 20%). DiL op-
nerkelijke verschil in heL eigen gewichL wordL
veroorzaakL door de inpandige scheidings-
consLrucLies bij de verdiepingbouw. MeL nane
de verdiepingsvloeren leveren een belangrijk
aandeel in heL LoLale gewichL.
HeL conLrasL wordL groLer naarnaLe de ruinLe-
lijke indeling van de verdiepingbouwprojecLen
hjnnaziger is en de scheidingsconsLrucLies sLeen-
achLiger worden uiLgevoerd.
06950505_Hfdst_03.indd84 09-12-200512:24:02
3 DkACEN 5
Qdak;extreem
Qvl.;momentaan
Qvl.;momentaan
Qvloer;extreem
Qvl.;momentaan
Qvl.;momentaan
p
p
p
p
p
p
Qvloer;extreem
p =
20
o
25
o
sneeuw,wind
06950505_Hfdst_03.indd87 11-11-200512:00:19
windrichting
C
1
=0,8
zaagtanddak 2
1 vouwdak
obstakelopdak 3
C =0,82,0
2
C =1,2
2
C =0,8
1
C =1,2
2
C =0,8
1
=0,82,0 a C
2
2
C =0,82,0
a
a
Vulstregel voor de sneeuwbelastlng
ln heL onLwerpsLadiun is heL nieL ongebruikelijk
on voor de sneeuwbelasLing uiL Le gaan van:
p
sneeuw, onLwerp
= 0,50 kN}n
2
ln die gevallen waar sneeuw zich kan ophopen
noeL echLer rekening worden gehouden neL
(sons veel) hogere belasLingen.
8ij de neesLe dakconsLrucLies zal volbelasLing
door sneeuw naaLgevend zijn. ln bepaalde
onsLandigheden (zoals bij doorgaande liggers,
uiLkragingen en dergelijke) kan echLer ook ge-
deelLelijke belasLing ongunsLiger zijn, zoals heL
voorbeeld van hguur 3.2 LoonL.
Flguur 3.27 ExLrene sneeuwbelasLing
p
rep
o
15
30
o
45
o
60
o
0
o
0
o
i
C
45 15
o
30
o
o
60
o
0
o
rep
p
45 15
o
30
o
o
60
o
75
niet-vrijstaand
vrijstaand
1
2
1
2
loefzijde lijzijde
windrichting
0,63kN/m
0,42
2
0,84kN/m
2
1,2
0,8
0,56
Flguur 3.2 voorbeelden dakvornen waarbij sneeuw
zich kan ophopen neL vornfacLoren C
1
en C
2
doorbuigingmiddenveld
doorbuigingoverstekken
maatgevendvoor
maatgevendvoor
volbelast 1
middenveldbelast 2
overstekkenbelast 3
Flguur 3.29 voorbeeld kapconsLrucLie waarbij volbelasLing
door sneeuw nieL naaLgevend is
06950505_Hfdst_03.indd88 11-11-200512:00:21
3 DkACEN 9
3.2.3.d Wlndbelastlng op daken, wanden
en het gebouw als geheel
Wind grijpL voornanelijk loodrechL op de huid
van heL gebouw aan in de vorn van winddruk of
windzuiging. De windwrijving is neesLal van on-
dergeschikLe beLekenis, ondaL de neesLe daken
en gevels vrij vlak zijn en de wind er dus geen
greep op heefL.
De neerwaarLs gerichLe belasLing op heL dak en
de naar binnen gerichLe belasLing op de gevels
is heL grooLsL bij conbinaLie van de winddruk
neL inLerne onderdruk. voor de opwaarLs en
naar buiLen gerichLe belasLing is de conbinaLie
windzuiging + inLerne overdruk naaLgevend.
voor heL gebouw als geheel heefL de inLerne
over- respecLievelijk onderdruk geen beLekenis,
naar noeLen de winddruk aan de loefzijde en de
windzuiging aan de lijzijde van heL gebouw bij
elkaar worden opgeLeld.
De nogelijke grooLLe van de windbelasLing kan
sLerk uiLeenlopen, afhankelijk van de facLoren:
(
m
)
1
2
1
= 0
o
o
= 90
= -0
= -90
2
2
o
o
W
W
W
-60
o
-30
o
+60
o
+30
o
-0,4
+0,4
loefzijde (stuwzijde) lijzijde
1
2
+0,8
-0,4
-0,8
-0,4
+0,8 -0,4
-0,7
-0,4
-0,4 +0,8
-0,4
-0,7
-0,8
-0,8
-0,4 +0,8
W
W
W
Flguur 3.32 vornfacLor C
pe
voor de exLrene windbelasLing
voor gebouwen neL rechLhoekige plaLLegrond
liguur 3.31 LoonL aanvullend een voorbeeld van
de verdeling van de sLuwdruk over de hoogLe
van een gebouw.
WaL beLrefL de orde van grooLLe van de exLrene
sLuwdruk kunnen we sanenvaLLend sLellen:
hoog in de luchL p
w
= 1,5 a 2,0 kN}n
2
1,60 kN / m
2
ca 1,20
0,54
80 m
stel:
bebouwd
gebied
Flguur 3.3T voorbeeld verdeling sLuwdruk p
w
over ge-
bouwhoogLe
Wlndvormfactor C
pe
voor de externe
wlnddruk en -zulglng
De grooLLe van de windvormldctor C
pe
voor de
exLerne winddruk of -zuiging voor gebouwen
neL een rechLhoekige plaLLegrond is af Le lezen
uiL hguur 3.32.
SanenvaLLend kan neL een veilige benadering
worden gesLeld:
w
~ 0,5 1,0 kN/m
2
~
~ 35 m
~
w
~ 1,0 1,5 kN/m
2
~
~ 150 m
~
w
~ 1,5 2,0 kN/m
2
~
Flguur 3.35 CrooLLe van de windbelasLing op gevels,
daken en gebouwen als geheel
xtreme wlndbelastlng ln vergell[klng tot
de permanente belastlng
ln hguur 3.3 wordL de LoLale horizonLale wind-
belasLing op een gebouw vergeleken neL de
neerwaarLs gerichLe pernanenLe belasLing. De
vergelijking heefL beLrekking op een schijfvor-
nige kanLoorLoren neL een hoogLe van 100 n
en een plaLLegrond van 15 n 50 n.
15
50
100
2,0 kN/m
2
1,5 kN/m
2
0,65 kN/m
2
100 ~ 5%
~
volume
= 15 50 100 = 75.000 m
3
gewicht
~ 75.000 2 = 150.000 kN
windbelasting ~ 50 100 1,5 = 7.500 kN
~
~
n}n C
(lineaire uiLzeLLingscoefficienL van sLaal)
Kan de brug volledig vrij vervornen, dan wordL
bij exLrene opwarning de verlenging:
A|
L
= (t
exLr
t
gen
) o
sLaal
| =
= (75 10) 12 10
| =
= 0,78 10
3
|
DiL konL overeen neL 0,78 nn per n brug.
ls bijvoorbeeld | = 25 n, dan wordL dus:
A|
L
= 25 0,78 - 20 nn
verzeLLen de opleggingen bij de gebouwen zich
Legen de uiLzLLing van de brug, dan LreedL
LenperaLuurbelasLing op.
ln heL uiLersLe geval daL de verlenging geheel
onnogelijk word genaakL, Lreed in de brug
een drukspanning op Ler grooLLe van :
o = r =
A|
L
=
|
= 210 10
3
0,78 10
3
= 15 N}nn
2
Door aan de einden van de brug glijopleggin-
gen aan Le brengen neL een bewegingsvrijheid
van Len ninsLe van 10 nn kan de Lenpera-
LuurbelasLing (vrijwel) geheel worden voorko-
nen.
Flguur 3.37 1enperaLuuruiLzeLLing en -belasLing
verlaging willen verkorLen. Zolang deze door
de LenperaLuurwisselingen LeweeggebrachLe
opgedrongen vervorningen ongehinderd kun-
nen plaaLsvinden, ondervindL heL elenenL geen
belasLingen door LenperaLuurverschillen.
Waar heL elenenL echLer in de LenperaLuur-
bewegingen wordL belennerd is sprake van
verhinderde vervorning. ln daL geval laaL de be-
lennering zich gelden als een belasLing die in-
wendige krachLen en spanningen in heL elenenL
veroorzaakL.
HeL is nieL nogelijk de belasLinggrooLLen door
heL LenperaLuureffecL in z'n algeneenheid aan
Le geven. Deze zullen per siLuaLie noeLen wor-
den bekeken en berekend. liguur 3.37 LoonL als
voorbeeld een open luchLbrug Lussen Lwee ge-
bouwen. Hierbij wordL gebruik genaakL van de
LenperaLuuraanwijzingen die NEN 702, arLikel
8.8.2 geefL voor de Nederlandse siLuaLie.
Door Le zorgen voor voldoende bewegings-
vrijheid van de consLrucLie door niddel van bij-
voorbeeld bewegingsvoegen of glijopleggingen
kunnen de belasLingen Len gevolge van Lenpe-
raLuurverschillen naar wens worden beperkL of
zelfs geheel worden verneden.
3.2.4 Maatregelen ln verband met
bl[zondere belastlngen
De exLrene waarden van bijzondere belasLin-
gen zijn nieL Le voorspellen. NieLLenin zal nen
ervoor noeLen zorgen daL bij heL opLreden van
een bijzondere belasLing de consLrucLie nieL
voorLijdig bezwijkL of daL er Len ninsLe geen
voorLschrijdende insLorLing kan plaaLsvinden. De
belangrijksLe bijzondere belasLingsgevallen waar-
nee rekening noeL worden gehouden zijn:
brand,
gasexplosies,
aardbevingen.
06950505_Hfdst_03.indd93 11-11-200512:00:29
94
3.2.4.a Brand
De opbouw en dinensionering van een bouw-
consLrucLie noeL zodanig zijn daL bij heL wegval-
len van n of neer consLrucLiedelen door brand
de overige consLrucLie in sLaaL is de belasLing
over Le nenen, lang genoeg on in heL gebouw
aanwezige personen Le kunnen laLen vluchLen of
Le redden. Door herverdeling van krachLen noeL
de consLrucLie een Lweede draagweg kunnen
vinden waardoor heL bouwwerk nog neL over-
eind kan worden gehouden.
3.2.4.b Casexplosles
8ij gebouwen kan de opLredende druk bij een
gasexplosie worden beperkL door gasexplosie-
gevaarlijke ruinLen aan de buiLenkanL van heL
gebouw Le siLueren en Le voorzien van een
(plaaLselijk) zeer lichLe wand- of dakconsLrucLie
(< 0,24 kN}n
2
) die bij een explosie naar buiLen
kan slaan.
3.2.4.c Botslngen door voertulgen
HeL risico van boLsingen is voornanelijk aan-
wezig in gebouwen waarin neL voerLuigen
wordL gereden zoals parkeergarages (auLo's),
renises (bussen en dergelijke), bedrijfsgebouwen
en nagazijnen (vorkhefLrucks en vrachLwagens)
en bij gebouwen die in de direcLe ongeving van
verkeerswegen zijn gelegen.
De berekening van de nogelijke boLskrachL
hangL van diverse facLoren af zoals de nassa van
heL voerLuig, de snelheid van heL voerLuig op
heL nonenL van de boLsing, en de naLe waarin
zowel heL voerLuig als de consLrucLie (neL even-
Lueel een Loegevoegde beschernconsLrucLie
zoals een vangrail) energie kan absorberen.
De boLskrachL kan uiLeenlopen van naxinaal
0 kN bij parkeergarages (auLo's die neL een
snelheid van 15 kn}h zonder renweg Legen
een kolon op rijden) LoL nieL ninder dan zo'n
2.200 kN langs de snelweg (zwaar vrachLverkeer
neL een snelheid van 0 kn}h).
3.2.4.d Aardbevlngen
ln Nederland worden (nog) geen speciheke eisen
neL beLrekking LoL aardbevingen gesLeld ondaL
de kans op aardbevingen van beLekenis hier
gering is.
Men gaaL ervan uiL daL de horizonLale belasLin-
gen volgend uiL de windbelasLingen voldoende
zijdelingse weersLand van de consLrucLies vra-
gen on ook de Le verwachLen aardbevingen Le
kunnen weersLaan (zie arLikel .8, NEN 702).
liguur 1 van NEN 702 geefL de naLe van
aardbevingsgevoeligheid aan in Nederland en
ongeving neL een classihcaLie naar inLensiLeiL.
HeL zuidelijk deel van Linburg loopL in ons land
de grooLsLe kans op schade.
3.2.5 Rekenen met de belastlngen
3.2.5.a Velllgheld en brulkbaarheld
DraagconsLrucLies noeLen hun draagfuncLie
beLrouwbaar en veilig vervullen.
ln de 1C8 is heL waarborgen van de veiligheid
benaderd door niddel van de rekenwaarde van
de belasLingen. Hieraan is de voorwaarde gekop-
peld daL deze rekenwaarden van de belasLingen
nieL nogen leiden LoL overschrijding van de
uitcr:tc grcn:toc:tdnd.
iLersLe grensLoesLanden zijn onder andere:
1,2
G
1,5
sneeuw
0,9
G
1,5 1,0
W
4 vrijstaande wand
3 gebouw
1,2
G
1,5 1,2
W
1,5 1,2
W
1,5 0,7
W
0,9 1,0
W
1,2
dak
1,2
vloer
1,2
vloer
1,2
vloer
1,5
v.b.
1,5
v.b.
1,5
v.b.
=
G
q
G
q
permanente belasting
veranderlijke belasting
f;Q d;Q
q
=
=
Q
q
Q
q
=
q
G G
q
f;G d;G
q
=
st
= -
2
1
8
= -
3
4
v
= -
1
2
max
= -
1
2
max
= -
2
1
8
m
a
x
m
a
x
x
= - ( - )
1
2
v; max
= -
2
1
8
v
= -
1
2
v; M
= 2 -
v
-
1
2
-
2
1
8
beeld. 8ij de gelijknaLig verdeelde belasLing be-
hoorL de 'gewone' = Lweede graads parabool als
nonenLenlijn.
Sons worden de liggers ook anders gerang-
schikL, bijvoorbeeld in een driehoekig paLroon
of in radiale richLing. ln zulke gevallen zal de
belasLing nieL neer als gelijknaLig verdeeld Le
schenaLiseren zijn.
ln heL voorbeeld van hguur 3.43-2 gaan bij een
achLkanLige hal de hoofdliggers radiaalgewijs
door n niddelpunL. Hierdoor verloopL de
belasLing bij benadering lineair aopend naar
heL niddelpunL. 8ij deze belasLing behoorL een
zogeheLen derde graads parabool als nonen-
Lenlijn. We zien daL deze nonenLenlijn zich
aanpasL aan de belasLingsverdeling, daar waar de
belasLing heL grooLsL is, is ook de afbuiging van
de nonenLenlijn heL sLerksL.
3.3.T.d Relatle bulgend moment en
benodlgde doorsnede
HeL naxinaal opLredende buigend nonenL is
bepalend voor de sLerkLe van de ligger en heL
nonenLvlak is bepalend voor de sLijfheid ervan.
Minder groLe nonenLen leiden LoL verlaging van
de buigspanningen en LoL vernindering van de
doorbuiging. Anders gezegd: door heL naaL-
gevend buigend nonenL (en daarnee indirecL
heL nonenLvlak) Le verkleinen kan nen bespa-
ren op de benodigde doorsnede van de ligger.
nonenL en een dwarskrachL in die doorsnede.
liguur 3.42 LoonL een uiLwerking van de
nonenLen- en dwarskrachLenlijn voor een
nvelds- respecLievelijk Lweeveldsligger.
3.3.T.c Nlet-gell[kmatlg verdeelde belastlng
MeesLal kan de belasLing op een ligger worden
geschenaLiseerd LoL gelijknaLig verdeeld. De
gelijknaLig verdeelde belasLing geldL in heL
algeneen voor liggers die in een orLhogonaal
(= rechLhoekig) grondplan worden geplaaLsL.
liguur 3.43-1 geefL hiervan een eenvoudig voor-
Flguur 3.42 DwarskrachL en buigend nonenL bij gelijknaLig verdeelde belasLing
06950505_Hfdst_03.indd 98 08-12-2005 16:53:39
3 DkACEN 99
Flguur 3.43 MonenLenlijnen bij evenwijdige en radiale plaaLsing van de liggers
2
- lijn: tweede-graads parabool
- lijn: derde-graads parabool
-
2
1
8
-
2
1
12
Flguur 3.44 keducLienogelijkheid A h bij afnane naaLgevend buigend nonenL
1 optredend moment
2 gereduceerd moment
0
= [100 %]
0
0
= [100 %]
1
[50 %]
1
1
[50 %]
voor heL verband Lussen de benodigde door-
snede en heL naxinaal buigend nonenL kun-
nen we als sLelregel aanhouden:
A h :: M
nax
waarin:
A = oppervlak doorsnede
h = hoogLe doorsnede
:: = is evenredig neL
liguur 3.44 LoonL neL een eenvoudig voorbeeld
hoe een aangenonen nonenLreducLie van 50%
kan worden verLaald in winsL in heL oppervlak of
de hoogLe van de doorsnede of een conbinaLie
van beide.
06950505_Hfdst_03.indd 99 11-11-2005 12:00:37
T00
1 deel skelet hal
2 momentenlijn voor rustende belasting
op de hoofdliggers
0
dakplaten gording
kolom
'stangenveelhoek'
voor geconcen-
treerde -lasten
parabolische kromme voor
gelijkmatig verdeelde belasting
hoofdligger
A
B
B A
A
= 4 = -
1
2
met = -
1
8
B
=
A
-
1
2
-
1
2
0
= = -
1
8
2
DiL eenvoudige voorbeeld naakL al duidelijk daL
heL zinvol is Le sLreven naar verkleining van heL
naaLgevende nonenL en een zo gunsLig noge-
lijk nonenLenverloop. Deze momcntrcductic kan
worden beschouwd als n van de belangrijksLe
doelsLellingen van heL consLrucLief onLwerp van
de ligger.
DiL geldL overigens nieL alleen voor heL onLwerp
van de ligger, naar ook voor andere overspan-
ningsvornen zoals de boog en heL hangdak.
3.3.T.e Reductlemogell[kheden bulgend
moment
Er zijn diverse consLrucLieve nogelijkheden on
heL verloop van heL buigend nonenL in de lig-
ger gunsLig Le beinvloeden en heL naaLgevend
nonenL Le reduceren.
On enig zichL Le krijgen op diL belangrijke as-
pecL van heL consLrucLief onLwerpen bekijken we
vijf reducLienogelijkheden Len aanzien van heL
buigende nonenL:
T porLaalwerking benuLLen,
2 ligger afspannen,
3 kolonnen verplaaLsen,
4 exLra kolonnen plaaLsen,
5 Luien aanbrengen.
We passen deze naaLregelen Loe op de hoofdlig-
gers van hguur 3.45. Deze hguur LoonL een deel
van heL dakskeleL voor een hal. De hoofdliggers
worden in eersLe insLanLie scharnierend onder-
sLeund verondersLeld op de beide uiLeinden.
1ussen de hoofdliggers zijn gordingen geplaaLsL
waarop de dakplaLen rusLen.
De gordingen geven geconcenLreerde lasLen af
op de hoofdliggers. De bijbehorende nonen-
Lenlijn wijkL echLer naar weinig af van de para-
bool die bij de gelijknaLig verdeelde belasLing
behoorL. We beschouwen de hoofdliggers in heL
vervolg dan ook gewoon als gelijknaLig verdeeld
belasL.
verder sLellen we als vergelijkingswaarde:
M
0
=
1
--
8
q |
2
= 100%
4 lortddlwcrking bcnuttcn
Door de ligger buigsLijf Le verbinden neL de ko-
lonnen wordL een portddl LoL sLand gebrachL.
Door porLaalwerking LreedL een Legenwerkend
:tcunpunt:momcnt op bij de opleggingen van de
ligger die in nindering kan worden gebrachL op
de M
0
. De grooLLe van heL sLeunpunLsnonenL is
afhankelijk van de buigweersLand die de spanL-
benen bieden. liguur 3.4 LoonL schenaLisch
drie porLalen: de bovensLe neL slanke, weinig
buigsLijve spanLbenen, de niddelsLe neL niddel-
zware spanLbenen en de ondersLe neL zware, zeer
buigsLijve spanLbenen. On een beLekenisvolle
reducLie van heL naaLgevend nonenL Le verkrij-
gen noeL de buigweersLand van de spanLbenen
aanzienlijk zijn. DiL vereisL een buigsLijfheid die in
dezelfde orde ligL als de spanLregel (de ligger).
Flguur 3.45 DakconsLrucLie boven een hal neL nonenLen-
lijn voor de hoofdliggers
06950505_Hfdst_03.indd 100 11-11-2005 12:00:39
3 DkACEN T0T
HeL naaLgevend nonenL kan naxinaal Lerug
worden gebrachL LoL 50% van M
0
zoals hguur
3.4-3 LoonL. ln daL geval is heL opLredende
sLeunpunLsnonenL gelijk en LegengesLeld aan
heL resLerend vcldmomcnt in de ligger.
Deze 'nonenLwinsL' kan nen onzeLLen in be-
sparingen op de doorsnede of de hoogLe van
de ligger. Maar of de beoogde porLaalwerking
er qua kosLen uiLspringL is nog naar de vraag.
WanL de gewensLe nonenLreducLie in de ligger
sLelL nieL alleen zware eisen aan de buigsLijfheid
van de beide spanLbenen en de verbinding neL
de ligger, naar bovendien noeL in conbinaLie
hiernee een groLe horizonLale krachL aan de
voeL van de spanLbenen worden weersLaan.
Deze 'spaLkrachL' noeL door de vloerconsLrucLie
of fundering zonder nerkbare zijdelingse vervor-
ning kunnen worden opgenonen, wil de por-
Laalwerking effecLief zijn.
|dll portddl mct pcndclkolom
liguur 3.47 LoonL een hdll portddl waarbij de
ligger links buigsLijf is verbonden neL heL spanL-
been en rechLs is geplaaLsL op een pendelende
kolon.
A B
B' A'
pendel-
kolom
h
= 0
1 verticale belasting
2 horizontale belasting
v
v
h; 1
h; 1
h; 2
h; 2
h; 3
h; 3
v
v
v
v
0
= -
2
1
8
v
= -
1
2
h
= variabel
06950505_Hfdst_03.indd 101 11-11-2005 12:00:41
T02
1 belasting ligger zonder voorspanning
2 alleen voorspanning
3 belasting en voorspanning samen
+
v
+
v
variant oplossing
kraagarm
ligger
kraagarm
funderingsbalk
wartel
trekstang
voorsp.
=
0
= -
2
1
8
v
= -
1
2
v
Flguur 3.4 Ligger afspannen
4 |iggcr dl:pdnncn
Door de ligger aan weerskanLen Le laLen uiL-
kragen en vervolgens beide kraagarnen neL
trck:tdngcn aan de fundering Le verbinden,
hguur 3.48, kan nen de nonenLenlijn in de
ligger op vergelijkbare wijze beinvloeden als neL
heL porLaal is bereikL.
Door niddel van 'warLels' die naar wens kunnen
worden aangedraaid kan nen zelf de grooLLe
van de LrekkrachL in de LreksLangen bepalen en
daarnee de naLe waarin de ligger heL besLe kan
worden voorgespannen. Door bij de nonenLen-
lijn voor de gelijknaLig verdeelde belasLing,
hguur 3.48-1, de gewensLe nonenLenlijn vol-
gend uiL de voorspanning, hguur 3.48-2, op Le
Lellen kan heL beoogde effecL overeenkonsLig
hguur 3.48-3 worden bereikL.
8ekijkL nen heL resulLaaL kriLisch, dan zieL nen
daL door de afspanning heL naaLgevend no-
nenL in de ligger ook hier kan worden Lerug-
gebrachL LoL een nininun gelijk aan de helfL
van M
0
. Deze oplossing roepL echLer zeer groLe
krachLen op in de aansluiLende consLrucLiedelen
on de gewensLe voorspanning Le bereiken. DiL
leidL LoL een kosLbare bijkonende consLrucLie,
vooral van de fundering.
cnzijdigc dl:pdnning
Anders dan in heL geval van een half porLaal op
pendelkolon kan een eenzijdig aangebrachLe
verLicale LreksLang overeenkonsLig hguur 3.4-1,
bij verLicale belasLing wl LoL onLplooiing konen.
vergeleken neL de krachL die in de LreksLang
noeL worden onLwikkeld en de exLra groLe druk-
krachL in kolon AA' als gevolg daarvan, is de
nonenLwinsL die op deze wijze kan worden be-
reikL echLer LeleursLellend klein ondaL M
0
slechLs
neL ongeveer 33% wordL LeruggebrachL.
voerL nen de LreksLang overeenkonsLig hguur
3.4-2 schuin Lerug naar de voeL van de kolon,
dan blijkL een eenzijdige LreksLang neL zo nin
acLief Le kunnen worden ingezeL als een half por-
Laal. 8ij voeLpunL A' kan inners weer geen ho-
rizonLale krachL op de fundering (palen) worden
afgegeven en daardoor kan dus ook geen sLeun-
punLsnonenL bij punL A worden onLwikkeld.
06950505_Hfdst_03.indd 102 11-11-2005 12:00:42
3 DkACEN T03
Flguur 3.49 Eenzijdige afspanning
nulstaaf !
1 verticale trekstang
2 schuine trekstang
A
A'
B
B'
A
A'
B
B'
v
= -
A
-
0
2
3
+
v
v
v
v
1 kleine verplaatsing
2 grotere verplaatsing zodat steunpuntsmoment
gelijk is aan het veldmoment
st
st
v
0,2 0,2 ' 0,6
v
-
st
17 % van
0
Flguur 3.50 OpLinalisaLie plaaLsing sLeunpunLen
4 |olommcn vcrplddt:cn
Als in de ruinLe van de hal kolonnen nogen
worden geplaaLsL, kan heL naaLgevend nonenL
vergaand worden gereduceerd door beide
kolonnen naar binnen Le verplaaLsen
DiL effecL is heL gunsLigsL als heL sLeunpunLsno-
nenL M
sL
gelijk is aan heL resLerend veldnonenL
M
v
, hguur 3.50-2.
DiL is heL geval indien de kolonnen op een
afsLand d = 0,2 | = 0,33 |' van de beide ligger-
einden af worden geplaaLsL.
HeL naaLgevend nonenL kan hierdoor worden
LeruggebrachL LoL circa 17% van M
0
!
iL hguur 3.51 blijkL overigens daL deze winsL
nieL Len volle is Le realiseren als we de verander-
lijke belasLing alleen naar laLen aangrijpen op
heL niddenveld en de beide uiLkragingen onbe-
lasL laLen.
voor de pernanenLe en de veranderlijke belas-
Ling Lezanen kan nen daaron beLer rekenen op
een haalbaar nininun van circa 25% van M
0
.
06950505_Hfdst_03.indd 103 11-11-2005 12:00:45
T04
volbelasting door permanente belasting
superpositie 1 en 2 3
deelbelasting (middenveld) door
veranderlijke belasting
2
Q
q
Q
q
1
Q
q
G
q
G
q
G
q
Flguur 3.5T volbelasLing en deelbelasLing
st
0,3
v
-
st
35 % van
0
' 0,7
Flguur 3.52 Eenzijdige kolonverplaaLsing
q
0
M
0
M - -
Flguur 3.53 Enkele niddenkolon
enzl[dlge kolomverplaatslng
ln plaaLs van de kolonnen synneLrisch naar
binnen Le verplaaLsen kan nen ook slechLs
n van de beide kolonnen oppakken en ver-
schuiven. liguur 3.52 LoonL heL effecL op de
nonenLenlijn als alleen de rechLerkolon wordL
verschoven.
HeL opLinun wordL in diL geval bereikL bij een
uiLkraging van d = 0,3 | = 0,43 |'.
ln daL geval kan heL naaLgevend nonenL wor-
den LeruggebrachL LoL circa 35% van M
0
.
Ook deze winsL kan nieL volop worden bereikL in-
dien de veranderlijke belasLing alln op heL veld
Lussen de kolonnen wordL geplaaLsL en nieL op
de uiLkraging. keken daaron bij een eenzijdige
kolonverplaaLsing neL een haalbaar nininun
van circa 40% van M
0
.
n enkele kolom ln het mldden
verschuiven we beide kolonnen ng verder
naar heL nidden, dan konen ze Len sloLLe sanen
in heL nidden. liguur 3.53 laaL heL nonenL-
beeld zien van de ligger indien deze slechLs
wordL ondersLeund door n enkele kolon in
heL nidden. 8ij een uiLkraging van
1
}
2
| Ler weers-
zijden van heL nidden is dan heL piekvornige
sLeunpunLsnonenL
M
sL
= M
0
.
06950505_Hfdst_03.indd 104 11-11-2005 12:00:48
3 DkACEN T05
tussenkolom in het midden 1
0
M
1_
4
1_
4
0
M
tussenkolom excentrisch van het midden 2
4
_1
0
M
_
4
1
M
0
v
M
st.
M
=
= -
q
q
Flguur 3.54 1oevoeging exLra Lussenkolon
Deze kapconsLrucLie neL een cnkclvoudigc kolom
in heL nidden is zeer gevoelig voor scheefsLand.
8ovendien is heL insLabiliLeiLsgevaar levensgrooL
aanwezig. Men zal dus bijzondere waarborgen
noeLen Lreffen Len aanzien van de sLijfheid en
sLabiliLeiL on deze consLrucLiewijze levensvaLbaar
Le naken, bijvoorbeeld door de einden lichL af Le
spannen naar de fundering.
4 xtrd kolommcn plddt:cn
Ook kan worden overwogen n of neer sLeun-
punLen exLra Le plaaLsen. HeL Loevoegen van
tu::cnkolommcn is zeer winsLgevend voor heL
buigend nonenL in de ligger.
liguur 3.54 geefL Lwee voorbeelden neL een
exLra Lussenkolon, beide sLaLisch bepaald.
ln hguur 3.54-1 is de Lussenkolon in heL nidden
geplaaLsL neL de in Lwee helfLen opgedeelde lig-
ger daar scharnierend opgelegd. Zo wordL heL
naaLgevende nonenL LeruggebrachL LoL 25%
van M
0
.
ln hguur 3.54-2 is de Lussenkolon waL naar
rechLs verschoven neL behoud van heL scharnier
in heL nidden (heL linker liggerdeel is hier dus
opgelegd op heL rechLerdeel). 8ij de verplaaLsing
is ervoor gezorgd daL heL sLeunpunLsnonenL
rechLs gelijk en LegengesLeld is aan heL naxi-
nale veldnonenL links. Ook in diL geval kan heL
naaLgevende nonenL worden LeruggebrachL
LoL 25% van M
0
.
Stdti:ch onbcpddldc liggcr
Men kan de ligger ook over Lwee of neer velden
laLen doorgaan zonder Lussenscharnier. 8ij een
ligger over Lwee velden wordL deze hierdoor
nvoudig sLaLisch onbepaald, bij een ligger
over drie velden Lweevoudig sLaLisch onbepaald
enzovoorL.
Men zal in een sLaLisch onbepaalde consLrucLie
de precieze krachLsverdeling slechLs kunnen be-
palen indien naasL de evenwichLsvoorwaarden
k heL vervorningsgedrag in rekening wordL
gebrachL.
liguur 3.55-1 LoonL heL resulLaaL van een door-
gaande ligger over Lwee velden. 8epalend is in
daL geval heL middcn:tcunpunt:momcnt bij vol-
belasLing. DiL nonenL heefL de grooLLe van 25%
van M
0
.
ln hguur 3.55-2 is een doorgaande ligger over
drie velden geLekend neL Lwee Lussenkolon-
nen. Zijn de drie velden gelijk, dan kan heL
naaLgevend nonenL worden LeruggebrachL LoL
zo'n % van M
0
.
Men zou kunnen overwegen nog neer Lussen-
kolonnen Le plaaLsen, naar heL is de vraag of
de bijkonende nonenLwinsL dan nog wel op-
weegL Legen de exLra Le plaaLsen kolonnen.
06950505_Hfdst_03.indd 105 11-11-2005 12:00:49
T06
Flguur 3.55 Doorgaande ligger
gerberligger - systeem, variant a
gerberligger - systeem, variant b 3
b
3
a
q
doorgaande ligger over drie velden
doorgaande ligger over twee velden 1
2
q
q
3 gespreide tui-ophanging
2 dubbele tui-ophanging
1 enkele tui-ophanging in het midden
5
16
5
16
draagtui
koppeltui
ankertui
wartel
mast
Flguur 3.56 CeLuide ligger
Cerberllggersysteem
liguur 3.55-3 laaL Lwee voorbeelden zien van
een drieveldsligger neL Lwee sLraLegisch ge-
plaaLsLe scharnieren. Een dergelijke consLrucLie-
wijze sLaaL bekend onder de naan Ccrbcrliggcr
(genoend naar een DuiLse consLrucLeur Cerber
uiL de 1
e
eeuw).
Deze sLaLisch bepaalde consLrucLie behoefL qua
nonenLenverdeling naar weinig onder Le doen
voor de scharnierloze doorgaande ligger.
De synneLrische scharnierverdeling volgens va-
rianL a is hierbij beLer dan de eenzijdige plaaLsing
volgens varianL b, zowel uiLvoeringsLechnisch
als waL beLrefL de veiligheid en heL vervornings-
gedrag.
4 Tuicn ddnbrcngcn
ln plaaLs van Lussenkolonnen aan Le brengen
kan nen de ligger onderweg ook ophangen aan
Luien. Door de ligger Le Luien kan een zeer gun-
sLig nonenLenbeeld worden verkregen.
liguur 3.5-1 LoonL een oplossing neL een cnkcl-
voudigc tui-ophdnging in heL nidden.
06950505_Hfdst_03.indd106 11-11-200512:00:51
3 DkACEN T07
schuineankertuien
R
2
q
R
verticaleankertuien 1
R
t
m
R
q
m
R
R
t
Flguur 3.57 verankering Luien
van hieruiL gaan Lwee draagLuien synneLrisch
naar op de ligger aangrenzende nasLen on
vervolgens via koppel- en ankerLuien Le worden
verbonden neL de fundering. De Luien kunnen
door niddel van warLels worden aangespannen.
Zo kan nen zelf de grooLLe van de ophangkrachL
bepalen waar de Luien op de ligger aangrijpen.
8ij een enkele Lui-ophanging in heL nidden kan
heL naaLgevend nonenL worden Lerug-
gebrachL LoL nininaal circa eenzesde deel van
M
0
uiLgaande van een gelijknaLig verdeelde
volbelasLing. Ceconbineerd neL een evenLuele
eenzijdige veranderlijke belasLing kan nen
rekenen op een reducLie LoL 20 a 25% van M
0.
Door beide Luien gespreid op de ligger Le laLen
aangrijpen kan de nonenLwinsL nog aanzienlijk
worden opgevoerd. De gunsLigsLe posiLie bij
Lwee Lui-ophangpunLen wordL bereikL wanneer
deze overeenkonsLig hguur 3.5-2 op circa
5
}
1
|
vanuiL de liggereinden op de ligger aangrijpen.
Hierdoor kan heL buigend nonenL worden Le-
ruggebrachL LoL circa % van M
0
(vergelijkbaar
neL de doorgaande ligger over drie velden vol-
gens hguur 3.55-2.
ln hguur 3.5-3 zijn vervolgens beide Luien in
Lweeen gespliLsL, waardoor heL naaLgevend
nonenL nog weer ieLs verder kan worden Lerug-
geschroefd. De keuze voor neerdere Lui-ophan-
gingen is in heL algeneen consLrucLief aanLrek-
kelijker naarnaLe de overspanning van de ligger
groLer is.
Vcrdnkcring tuicn
On de ligger Le Luien noeLen groLe krachLen
naar de fundering worden afgeleid.
ln de behandelde gevallen grijpen de ankerLuien
nerendeels verLicaal op de fundering aan, even-
wijdig aan de nasLen. DiL leidL erLoe daL over-
eenkonsLig hguur 3.57-1 aan weerskanLen van
de geLuide ligger Lwee indrukwekkende krachLen
op korLe afsLand van elkaar door de fundering
noeLen worden opgenonen: druk vanuiL de
nasL en Lrek vanuiL de ankerLui.
ln hguur 3.57-2 is diL beLer geregeld. Door de
ankerLuien schuin Lerug Le voeren naar de voeL
van de nasLen en daar Le verankeren, wordL
nanelijk een nooie 'korLsluiLing' van de druk-
krachL in de nasL en de LrekkrachL in de dnkcr-
tui bereikL. DiL resulLeerL in een veel gunsLiger
krachLenresulLanLe die door de fundering noeL
worden opgenonen.
Tuibdldn:
Nog beLer is heL krachLenspel als de nasLen naar
binnen worden geschoven waardoor de uiLkra-
gende liggereinden kunnen worden benuL als
LegenwichL voor heL nog resLerende niddenveld,
en de LuikrachLen dus nieL neer behoeven Le
worden afgevoerd naar de fundering. DiL ideaal
verkrijgL nen als beide uiLkragende delen precies
in evenwichL verkeren neL heL resLerende nid-
denveld zoals hguur 3.58-1 LoonL.
Hierbij noeL wel neLeen worden opgenerkL daL
de Luibalans slechLs effecLief is bij gelijke belas-
Ling van heL niddenveld en de beide uiLkragin-
gen zoals bij volbelasLing heL geval is waarbij de
LuikrachLen elkaar keurig in evenwichL houden.
06950505_Hfdst_03.indd107 11-11-200512:00:53
T0
Flguur 3.5 1uibalans
alleen middeneld bela door
Q
alleen ikragingen bela door
b
permanente belasting 1
q
Q
q
G
Flguur 3.59 Luifeldak, synneLrisch geLuid
permanente belasting +
eenzijdige veranderlijke belasting
2
permanente belasting 1
G
q
Q
q
G
q
1en aanzien van de veranderlijke belasLing zijn
de Luien daarenLegen vrijwel krachLeloos als
overeenkonsLig hguur 3.58-2 alleen naar heL
niddenveld (geval a) respecLievelijk de beide
uiLkragingen (geval b) worden belasL.
DiL Lype draagconsLrucLies is slechLs geschikL
voor overkappingen die vrij uiLkragen.
|dp dl: luilcl
Een kapconsLrucLie kan ook als luifel worden
uiLgevoerd, bijvoorbeeld volgens heL nodel van
hguur 3.5. Hoewel de Luien ook nu weer kun-
nen zorgen voor een gunsLig nonenLenbeeld
in de ligger, blijkL uiL de hguur hoe ongunsLig in
diL geval de krachLsopnane en afdrachL naar de
fundering uiLpakL bij eenzijdig aangrijpende ver-
anderlijke belasLing. verder is deze oplossing zeer
gevoelig voor scheefzakken.
3.3.2 Drukspanten
ln heL voorgaande Loonden we diverse neLho-
den on heL naaLgevend buigend nonenL in de
ligger Le verkleinen, enerzijds door heL oproepen
van sLeunpunLsnonenLen Ler onLlasLing van de
veldnonenLen (door porLaalwerking of door
heL opspannen van de ligger neL LreksLangen),
anderzijds door heL feiLelijk verninderen van de
overspanning (overige neLhoden). 8ij een gege-
ven belasLing kan hierdoor neL dezelfde door-
snede een groLere overspanning worden bereikL.
MeL heL Loepassen van druk:pdntcn kunnen op
een andere wijze groLe nonenLreducLies wor-
den behaald. MeL nane is diL heL geval bij heL
boogspanL, in nindere naLe bij heL hiernee
verwanLe kniespanL en bij andere overspannings-
consLrucLies die prinair op druk worden belasL.
liguur 3.0 geefL enige voorbeelden van druk-
spanLen.
3.3.2.a Boogspant
8oogspanLen zijn consLrucLief aanLrekkelijk door
de boogwcrking. De loop van de boog
(= boogas) wordL bij voorkeur zodanig gekozen
daL door de belasLing alleen zuivere druk in de
boog opLreedL en geen buigend nonenL, diL is
alLhans heL ideaal.
06950505_Hfdst_03.indd108 08-12-200516:58:41
3 DkACEN T09
Flguur 3.60 DrukspanLLypen en -vornen
Flguur 3.6T vergelijking Lrekboog, drukboog en ligger
2 buigstijve drukboog
1 buigslappe trekboog
3 buigstijve ligger
2
b
3
a
3
b
1
b
2
a
1
a
systeemlijn
omgekeerde kettinglijn
systeemlijn = treklijn
G
vervorming trekboog
door belasting
Q
gaat uit zichzelf hangen als kettinglijn
systeemlijn = treklijn
druklijn
0
0
= -
G
2
1
8
1
16
0
= -
Q
2
1
16
= -
Q
2
^
verondersLel voor een goed begrip eersL een
buigslappe hangkabel, opgehangen Lussen Lwee
sLeunpunLen, hguur 3.1-1. De kabel kan alleen
naar Lrek opnenen, verlopend volgens de
kabelas. 8uigende nonenLen zijn per dehniLie
uiLgesloLen, drukkrachLen kunnen evennin wor-
den opgenonen. Elke belasLingverandering leidL
onniddellijk LoL wijziging in de sLand van de
kabel.
HoefL de kabel overeenkonsLig hguur 3.1-1a
alleen zichzelf Le dragen, dan neenL deze door
z'n eigen gewichL de vorn van een keLLinglijn
aan. 8ij een willekeurig gekozen andere belas-
Ling, zoals de eenzijdige belasLing q
Q
van hguur
3.1-1b, krijgL de kabel een aangepasL verloop.
1 portaalspant 2 gedruktkniespant
3 kniespant 4 knieboogspant
5 kniespantmet
overstek
6 kniespantmetover-
stekenopengewerkte
spantbenen
7 steekspantof
driehoekspant
8 hoogboogspant
9 segmentspantmet
trekstang
10 laagboogspantmet
trekstang
11 laagkniespantmet
schuinebenen
12 laagboogspantmet
sterkekromming
aandeeinden
(bijv.korfboog)
06950505_Hfdst_03.indd109 11-11-200512:00:58
TT0
KorLon: de sysLeenlijn van de buigslappe kabel
valL sanen neL de Lreklijn.
8ij een sLaande boog volgens hguur 3.1-2 slaaL
de Lreklijn on in een druklijn.
De druklijn heefL evennin een vasLe sLand: ook
deze sLelL zich in overeenkonsLig de opLredende
belasLing. De sysLeenlijn van de op druk belasLe
boog is echLer wl gehxeerd, ondaL de boog
anders inners nieL kan besLaan.
De kunsL is nu on de afsLand Lussen de variabele
druklijn enerzijds en de vasLe sysLeenlijn ander-
zijds zo klein nogelijk Le houden on heL opLre-
den van buigende nonenLen zoveel nogelijk Le
beperken.
WaL beLrefL de pernanenLe belasLing (heL eigen
gewichL van de boog plus de rusLende belasLing)
kan nen ervoor zorgen daL de boogd:
(= sysLeenlijn) inderdaad sanenvalL neL de
druklijn voor deze belasLing, hguur 3.1-2a.
veranderlijke belasLingen leiden echLer ononL-
koonbaar LoL variaLie in de loop van de druklijn.
Er onLsLaaL hierdoor voor de verschillende veran-
derlijke belasLingen als heL ware een druklijncn-
gcbicd waarbinnen de druklijn zich kan bewegen.
De afwijking van de druklijn Len opzichLe van de
boogas is hierbij de naaL voor de grooLLe van de
buigende nonenLen.
liguur 3.1-2b denonsLreerL diL voor een eenzij-
dige veranderlijke verLicale belasLing op de boog.
Hoewel nieL Le verwaarlozen, is heL buigend no-
nenL in deze hguur Loch nog alLijd veel kleiner
dan die van de ligger voor een gelijke eenzijdige
belasLing zoals vergelijking neL hguur 3.1-3b
LoonL.
8ij boogconsLrucLies zijn buigende nonenLen
dus nooiL helenaal Le vernijden.
NieLLenin kan bij een consLrucLief goed gekozen,
nieL Le hoge boog heL naaLgevende buigende
nonenL voor de pernanenLe en de veranderlijke
belasLing Lezanen neL enig beleid worden be-
perkL LoL zo'n 10 a 20% van die van de ligger.
3.3.2.b Knlespant
NaasL de boogconsLrucLie prohLeerL ook heL hier-
nee verwanLe kniespanL van heL nechanische
voordeel van de boogwerking.
liguur 3.2 LoonL opnieuw de nonenLenlijn
voor de ligger op Lwee sLeunpunLen bij gelijk-
naLig verdeelde belasLing, nu in vergelijking neL
heL nonenLenbeeld daL een kniespanL opleverL.
ln n oogopslag kan nen consLaLeren daL voor
heL geLekende kniespanL heL resulLaaL er een
sLuk gunsLiger uiLzieL, naar Loch ook daL er neL
nane bij de knieen nog vrij aanzienlijke nonen-
Len opLreden.
M
0
q
ligger 1
momentenlijn
kniespant 2
druklijn
q
M
0
systeemlijn
f =
^
momentenvlaktussen
druklijnensysteemlijn
`gewone`weergavemomentenlijn
zelfdekromme
2
a
2
b
Flguur 3.62 vergelijking Lussen ligger en kniespanL
Door bij heL kniespanL de helling van de spanL-
arnen Le varieren kan nen heL nonenLenbeeld
sLerk beinvloeden, hguur 3.3.
HeL schena volgens nodel 2 is hierbij gelijk aan
daL van hguur 3.2-2. We zien daL heL hierbij be-
horende nonenLenbeeld er verhoudingsgewijs
gunsLig uiLzieL.
Model 1 is ninder gunsLig.
Model 3 is een bijzonder geval ondaL hier heL
kniespanL is overgegaan in een driehoeksspanL of
sLeekspanL neL nog slechLs Lwee rechLe spanL-
benen of sLrekken. 1en opzichLe van de ligger
leverL diL nodel een respecLabele nonenLwinsL
op.
06950505_Hfdst_03.indd110 11-11-200512:00:59
3 DkACEN TTT
M
0
momentenvlaktussen
druklijnensysteemlijn
DgewoneD weergave b a
momentenlijn
2
_
3
-
M -
3
_
1
0
4
+
1
_
0
M
lengtespantbeen=
2
_
3
f
lengtespantbeen=
3
_
1
f
model2 2
1 model1
model3 3
M
0
Flguur 3.63 MonenLbeeld in spanLconsLrucLie bij variaLie
in heL verloop van de spanLarn
Flguur 3.64 Enige kniespanLvarianLen neL nonenLenvlak
kniespantmethellendebenen 1
knieboogspant 3
q
G
enlaaggeplaatsteknieen
kniespantmethellendebenen
enhooggeplaatsteknieen
2
G
q
q
G
Door de knieen af Le ronden of de spanLbenen
schuin Le plaaLsen kan nen eveneens belangrijke
winsLen behalen op de naaLgevende nonen-
Len, hguur 3.4.
Deze afrondingen en afschuiningen kunnen
naLuurlijk alleen naar plaaLsvinden als heL
gewensLe prohel van vrije ruinLe diL LoelaaL.
3.3.2.c Opname spatkracht
De krachL die heL boogspanL of een ander
drukspanL aan de voeL op de ondersLeuningen
afgeefL loopL in de richLing van de druklijn. Deze
krachL kan worden onLbonden in een verLicale
en een horizonLale conponenL. De horizonLale
conponenL werkL naar buiLen en wordL daaron
spaLkrachL genoend.
ConsLrucLief gezien is een passende opvang van
de spaLkrachL van essenLieel belang, wil de boog-
werking zich volledig kunnen onLwikkelen.
liguur 3.5 LoonL drie voorbeelden van een
boog neL rolopleggingen, waarlangs slechLs ver-
Licale krachLen kunnen worden afgedragen op
de ondersLeuningen.
De spanLen van hguur 3.5-1 en 3.5-2 kun-
nen hun spaLkrachLen nieL kwijL. Hierbij is de
driescharnierboog van hguur 3.5-1 gedoend
in Le sLorLen en de Lweescharnierboog van hguur
3.5-2 wordL gedwongen Le werken als ligger.
De driescharnierboog van hguur 3.5-3 kan zich
wel onLplooien als boogconsLrucLie door de kop-
peling van beide voeLpunLen via een LreksLang.
voor de opnane van de spaLkrachL is een Lrek-
sLang Lussen beide voeLpunLen veruiL de doel-
naLigsLe oplossing. Zoals hguur 3.-1 opnieuw
LoonL, behoeven de kolonnen bij een verLicale
06950505_Hfdst_03.indd111 11-11-200512:01:01
TT2
q
driescharnierboog
stortin 1
roloplegging
tweescharnierboog
roloplegging
spatkrachtkannietwordenopgenomen 2
geenboogwerkingboogvormigeligger
q
boogwerking 3
driescharnierboog
trekstang
Flguur 3.65 Analyse boogwerking
Flguur 3.66 Opnane spaLkrachL
met trekstang : zeer goed 1
trekstang
met ingeklemde kolommen : moeizaam 2
doorgetrokken boog : goed
met bok of juk : redelijk
4
3
trekstang in vloer
belasLing dan nog slechLs een verLicale reacLie-
krachL Le leveren.
AfdrachL van de spaLkrachL naar de fundering
door niddel van aan de voeL ingeklende kolon-
nen overeenkonsLig hguur 3.-2 is een veel
ninder goede oplossing, ondaL in diL geval de
kolonnen door de spaLkrachL zwaar op buiging
worden belasL. DiL leidL LoL een dure en deson-
danks Loch nog vervorningsgevoelige consLruc-
Lie.
8eLer is dan de oplossing van hguur 3.-3 neL
een verbrede voeL door niddel van een bok- of
jukcon:tructic. Hierdoor kan neL ninder naLeri-
aal een aanzienlijk sLijvere ondersLeuning worden
bereikL.
Men kan de spanLen overeenkonsLig hguur
3.-4 ook doorzeLLen LoL op de vloer onder de
gebruiksruinLe. Zo kunnen beide voeLpunLen
Loch nog weer rechLsLreeks door een doelnaLig
werkende LreksLang worden verbonden.
3.3.2.d 5pantconstructle als samenstel
Concluderend kan nen sLellen daL bij een
boogspanL nieL alleen noeL worden gekeken
naar heL boogvornige elenenL, naar daL Levens
rekening noeL worden gehouden neL de inrich-
Ling on de spaLkrachL op Le vangen (bij voorkeur
een LreksLang).
Een boogspanL of boogconsLrucLie besLaaL dus
afgezien van de verbindingen uiL Lwee delen:
T de boog,
2 de LreksLang (of een andere inrichLing on de
spaLkrachL op Le vangen).
06950505_Hfdst_03.indd112 11-11-200512:01:04
3 DkACEN TT3
OvereenkonsLig hguur 3.7-1 en 3.7-2 heefL
de boog een eigen consLrucLiehoogLe h, al of
nieL consLanL over de lengLe van de boog. Deze
hoogLe van de boog noeL duidelijk worden on-
derscheiden van de hoogLe van heL boogspanL.
Deze noenen we de pijlhoogLe l, hguur 3.7-1
en 3.7-2.
1 lage boog
2 hoge boog
3 a-symmetrisch kniespant
boog
trekstang
trekstang
boog
trekstang
pijlhoogte
Flguur 3.67 ConsLrucLiehoogLe h en pijlhoogLe l
8ij heL asynneLrische kniespanL van hguur
3.7-3 neL ongelijke voeLhoogLen kunnen
h en l op soorLgelijke wijze worden aangegeven.
LeL in diL laaLsLe geval ook op heL verloop van de
LreksLang.
3.3.2.e Vergell[klng boogspant met llgger
HeL boogspanL konL qua krachLswerking dichL
in de buurL van een ligger. Er zijn echLer Lwee
kennerkende verschillen. vergelijk hierLoe hguur
3.8:
T bij de boog zal de druklijn een wisselend ver-
loop kunnen innenen, afwijkend van de boogas.
De boog zal dus naasL druk ook buigende
nonenLen noeLen kunnen opnenen. 8ij de
gebogen bovenrand van de ligger loopL de druk-
lijn door de knooppunLen (of wijkL daar slechLs
weinig van af), welke gedaanLe heL belasLings-
schena ook aanneenL. De bovenrand zal dus
sLeeds (vrijwel alleen) op druk worden belasL,
2 de boog is in heL eigen vlak geheel zelfdra-
gend en heefL daaron in deze richLing een groLe
kniklengLe. 8ij de bovenrand is de kniklengLe in
heL eigen vlak van de ligger door de wandsLaven
echLer beperkL LoL de afsLand Lussen de knoop-
punLen.
1 boogspant
2 ligger met gebogen bovenrand
trekstang
gebogen bovenrand
onderrand
boog
Flguur 3.6 8oogspanL versus ligger
De boog noeL hierdoor een sLuk zwaarder wor-
den uiLgevoerd dan de bovenrand van de ligger.
DaarLegenover sLaan de diagonalen die bij de lig-
ger als een sLel exLra onderdelen noeLen worden
Loegevoegd Lezanen neL de verbindingen.
3.3.2.f Tweescharnlerspant
liguur 3. geefL heL effecL weer van heL hxeren
van de Lopscharnier voor een kniespanL. 8ij een
LweescharnierspanL zijn de beide spanLdelen in
de Lop buigsLijf verbonden, hguur 3.-2. Hier-
door is de druklijn vrij on een zo gunsLig noge-
lijke sLand in Le nenen neL zo weinig nogelijk
inwendige arbeid.
De verjonging van de spanLarnen naar de Lop
Loe (zoals bij heL driescharnierspanL, hguur
3..1) zal dan achLerwege noeLen blijven.
HeL hxeren van de Lop kan aanLrekkelijk zijn waar
een buigsLijve Lop vrij genakkelijk is Le verwezen-
lijken en waar een behoorlijke nonenLwinsL is Le
behalen.
06950505_Hfdst_03.indd 113 11-11-2005 12:01:06
TT4
Flguur 3.69 KniespanL, drie- en Lweescharnierend
1 driescharnierspant
2 tweescharnierspant
0
=
2 1
8
0
=
2 1
8
druklijn
systeemlijn
druklijn t.g.v
q q
rb
+
eg
druklijn t.g.v
q q
rb
+
eg
druklijn t.g.v
q q
rb
+
eg
eg
q
q
rb
q
rb
q
eg
q
rb
q
eg
1 boogspanten radiaal
vanuit het midden
2 boogspanten parallel 3 boogspanten uitwaaierend
vanuit drie voetpunten
Flguur 3.70 Draaiing boogspanLen Len opzichLe van elkaar
Nadeel is heL sLaLisch onbepaald zijn van heL
LweescharnierspanL waardoor zich onbedoeld
zogeheLen secundaire spanningen kunnen voor-
doen. 8ij sLaal kiesL nen daaron eerder voor een
LweescharnierspanL dan bij houL en beLon. Waar
onzeker is in hoeverre de voeLpunLen plaaLsvasL
zijn, zal worden gekozen voor een sLaLisch
bepaald driescharnierspanL.
3.3.2.g Draallng spanten ten opzlchte van
elkaar
SpanLconsLrucLies worden bij langshallen neesLal
evenwijdig aan elkaar geplaaLsL, naar bij cen-
Lraalhallen vaak ook waaiervornig.
liguur 3.70 LoonL als voorbeeld drie posiLionerin-
gen voor heL boogspanL:
T radiale plaaLsing bij een koepeldak,
2 parallelle plaaLsing bij een boogdak,
3 uiLwaaierende plaaLsing bij waaierdak (hier
driedelig).
veranderL de sLand van de spanLen Len opzichLe
van elkaar dan beinvloedL deze heL belasLings-
schena zoals in de afbeeldingen voor de ver-
anderlijke belasLing is aangegeven. Als gevolg
hiervan wijzigL ook heL verloop van de druklijn.
Deze is inners als bij de nonenLenlijn daar heL
sLerksL gekrond waar de belasLing heL grooLsL is.
De druklijn beweegL daaron in lichLe naLe nee
neL de verplaaLsing van de boogas heLgeen de
buigende nonenLen in de boog doeL afnenen.
06950505_Hfdst_03.indd 114 11-11-2005 12:01:08
3 DkACEN TT5
1
a
lage boog; permanent belast
2
a
hoge boog; permanent belast
1
b
lage boog; onder windbelasting
2
b
hoge boog; onder windbelasting
wind
wind
druklijn
druklijn
treklijn pijlhoogte
k
k
y
1 kniklengte eigen vlak spant wordt bepaald door
zijdelingse steun (hier: kruisverband)
2 kniklengte in eigen vlak
orde grootte :
veiligheidshalve :
k
= halve booglengte
k
1,25
3.3.2.h Hoge spanten
NaarnaLe de pijlhoogLe l groLer wordL, neenL
de spaLkrachL aan de voeL van de boog af, Ler-
wijl de drukkrachL in de boog nieL of nauwelijks
groeiL, hguur 3.71.
DaarenLegen zal de windbelasLing bij heL hoger
worden van de boog zich sLeeds sLerker nanifes-
Leren. 8ij hoge bogen noeL daaron neL verhou-
dingsgewijs groLe nonenLen worden gerekend,
nonenLen die van dezelfde orde van grooLLe
kunnen worden als die welke in de ligger kunnen
opLreden door wind. DiL geldL ook voor de ove-
rige spanLvornen.
3.3.2.l Knlklengte
SpanLconsLrucLies sLaan onder druk, er noeL
dus rekening worden gehouden neL knikgcvddr,
vergelijkbaar neL daL van de kolonnen.
LoodrechL op heL eigen draagvlak kan heL druk-
spanL neesLal goed worden gesLeund door de
gordingen, waardoor de kniklengLe in zijdelingse
richLing kan worden bekorL LoL de afsLand Lus-
sen de oplegpunLen voor de gordingen, hguur
3.72-1.
ln heL eigen vlak noeL heL spanL echLer zelfdra-
gend zijn van voeL LoL voeL. DiL resulLeerL in een
kniklengLe die Len ninsLe de helfL van de LoLale
sysLeenlengLe bedraagL, afhankelijk van de
spanLvorn, hguur 3.72-2.
3.3.3 Llnealre hangdaken
Een andere wijze on LoL een zo doelnaLig no-
gelijke overspanningsconsLrucLie Le konen neL
zo weinig nogelijk buigend nonenL is heL Loe-
passen van hangdaken.
Hangdaken werken volgens heL principe van de
trckboog. De opzeL van de Lrekboog hebben we
al eerder gezien in hguur 3.1 bij de vergelijking
neL de drukboog.
06950505_Hfdst_03.indd 115 11-11-2005 12:01:10
TT6
f
vrije hoogte
f
vrije
hoogte
1 hangboog met grote zeeg
2 hangboog met normale zeeg
f
f
Flguur 3.73 lnvloed zeeg op krachLswerking in een hang-
consLrucLie
8elasLing op Lrek kan bij naLerialen die zich daar
voor lenen (en daarbij denken we neL nane aan
sLaal) LoL zeer ranke consLrucLies leiden. 1rek-
kolonnen, LreksLangen, Luien en andere uiLslui-
Lend op Lrek belasLe consLrucLies hebben een
efhcienL naLeriaalgebruik.
8ij Lrekbogen geldL in eersLe aanleg heLzelfde
groLe voordeel.
3.3.3.a Analyse krachtswerklng ln de
trekboog
Zoals we eerder zagen gaaL de Lrekboog uiL
zichzelf in de vorn sLaan van een keLLinglijn, diL
geldL ook voor de rusLende belasLing indien deze
gelijknaLig verdeeld is per sLrekkende neLer
booglengLe.
Nadeel van buigslappe Lrekbogen is echLer daL
de vorn ervan zich voorLdurend zal willen aan-
passen aan wisselingen in de veranderlijke belas-
Ling (sneeuw, waLer en vooral wind). 8ovendien
kan de windbelasLing bij lichLe hangdaken LoL
hinderlijke slingeringen en Lrillingen leiden en
nogelijk zelfs gevaarlijke siLuaLies opleveren bij
druk in de LreksLaven of -kabels.
Ook de Lrekboog noeL dus worden versLijfd, zij
heL anders beargunenLeerd en ook neesLal
anders vorngegeven dan bij de drukboog.
verder zijn de inwendige krachLen bij een hang-
dak in heL algeneen veel groLer dan bij een
sLaand boogdak. DiL konL door de voorspanning
die neesLal in heL buigslappe hangdak wordL
ingebouwd. 8ovendien is de doorhang of zeeg
van heL hangdak neesLal veel kleiner dan de pijl-
hoogLe van heL boogdak in verband neL heL ge-
wensLe prohel van vrije ruinLe. liguur 3.73 laaL
de consequenLies zien van heL verkleinen van de
zeeg l voor de LrekkrachL in heL hangdak en de
gevolgen daarvan voor de reacLiekrachLen in de
ondersLeuningsconsLrucLie.
3.3.3.b Verstl[vlng trekboog
liguur 3.74-1 laaL een onversLijfd dak zien. voor
heL weersLaan van de nieL-pernanenLe belasLing
is een vcr:tijving:con:tructic nodig.
De nogelijkheden die hiervoor in aannerking
konen zijn:
T zwaar dak,
2 buigssLijve hangboog,
3 afspanning in heL eigen vlak,
4 ruinLelijke afspanning.
T Zwddr ddk
Door heL gewichL van heL dak op Le voeren kan
de vervorning als gevolg van een nieL-gelijk-
naLig verdeelde veranderlijke belasLing in even-
redige naLe worden onderdrukL. Zo leidL bij heL
voorbeeld van hguur 3.74-2 een drienaal zo
zwaar dak LoL drienaal zo kleine verplaaLsingen.
verder heefL een zwaar dak als voordeel daL
zowel de Lrekboog als de ankerLuien gegaran-
deerd op Lrek worden belasL, ook bij exLrene
opwaarLse windbelasLing.
Een zwaar dak is echLer sLrijdig neL heL inago
van een hangdak (rank en lichL) en is daaron
een weinig aanLrekkelijke oplossing voor heL
onderdrukken van de vervorning van heL dak.
2 8uig:tijvc hdngboog
Men kan de hangboog overeenkonsLig hguur
3.74-3 ook zodanig versLijven daL deze zelf de
door de ongelijknaLig verdeelde belasLing opLre-
dende buigende nonenLen kan verwerken.
06950505_Hfdst_03.indd 116 11-11-2005 12:01:11
3 DkACEN TT7
Flguur 3.74 versLijvingsnogelijkheden hangboog
1 onverstijfd hangdak
2 zwaar dak
3 buigstijve hangboog
4 afgespannen hangboog
5 zadeldakvormig kabelnet
afgespannen op drukbogen
hangboog
spanboog
ConsLrucLief is de buigsLijve hangboog een
goede oplossing, hoewel deze weinig gebruike-
lijk is. HeL resulLaaL is bovendien gunsLiger dan
bij de drukboog, ondaL geen rekening behoefL
Le worden gehouden neL knik.
3 Al:pdnning in hct cigcn vldk
Afspanning is een veel voorkonende wijze on
de hangboog Le versLijven neL behoud van een
zeer geringe doorsnede van de op Lrek belasLe
delen.
ln hguur 3.74-4 wordL de hangboog in heL eigen
vlak afgespannen. voor heL afspannen worden
vaak hoogwaardige sLalen kabels LoegepasL,
waardoor een sLijf geheel wordL gevornd be-
sLaande uiL een draagkabel en een spankabel,
neL daarLussen zigzaggende didgondlcn die zor-
gen voor een schuifvasLe sanenwerking Lussen
beide kabels.
4 Ruimtclijkc dl:pdnning
Een slappe hangkabel kan ook in posiLie worden
gehouden door deze ruinLelijk af Le spannen.
liguur 3.74-5 LoonL hiervan een klassiek voor-
beeld in de vorn van een kabelneL ingehangen
Lussen Lwee bogen.
HeL sanensLel van de draag- en de spankabels
gedraagL zich als een ruinLelijk werkend zddcl-
vldk. NeerwaarLse belasLing op heL zadelvlak
gaaL gepaard neL Loenane van de LrekkrachL in
de draagkabels en afnane daarvan in de span-
kabels, opwaarLse (wind-)belasLing brengL heL
ongekeerde effecL Leweeg. De voorspanning zal
zodanig grooL noeLen zijn daL er bij geen van de
belasLingsconbinaLies druk in heL kabelneL kan
opLreden. Ondanks daL de door de voorspanning
opgewekLe krachLen zeer grooL zijn, geven de
Lrekbogen in heL dakvlak de indruk van een zeer
efhcienLe opnane en afdrachL van de krachLen.
3.3.3.c Opvang trekkracht
Door de neesLal zeer geringe zeeg in een
Lrekboog en de gebruikelijke afspanning ervan
worden de ondersLeuningspunLen zwaar op Lrek
naar binnen belasL.
Hoe kan deze krachL worden opgenonen7
8eschouw hierLoe eersL hguur 3.75 waarin de
Lrekboog naasL de drukboog is geplaaLsL.
We zien nognaals daL bij de drukboog Loepas-
sing van een LreksLang LoL een groLe verbeLering
leidL van de krachLsafdrachL Len opzichLe van de
siLuaLie zonder LreksLang.
ln vergelijkbare zin is een druksLaaf bij de
Lrekboog nog veel winsLgevender.
06950505_Hfdst_03.indd117 11-11-200512:01:12
TT
ln beide gevallen worden bij verLicale belasLing
dan alleen nog naar verLicale krachLen op de
onderbouw afgegeven.
8elangrijke nadelen van de oplossing neL een
druksLaaf bij de Lrekboog zijn echLer de boven-
dakse doorvoer van de druksLaaf en de zware
doorsnede die voor deze afsLandhouder nodig is
in verband neL de groLe kniklengLe. DiL zou nen
kunnen oplossen door Lussen de druksLaaf en de
hangboog een diagonaal verband aan Le bren-
gen. We verkrijgen dan in feiLe een vakwerkligger
neL een rechLe bovenrand belasL op druk en een
gebogen onderrand belasL op Lrek.
Wil nen echLer heL eigen karakLer van een hang-
dak bewaren, dan zal nen naar andere oplos-
singen noeLen zoeken on de LrekconponenL op
Le vangen. Hierdoor onLkonL nen nieL aan groLe
reacLiekrachLen in de ondersLeuningsconsLrucLie.
De hiernee gepaard gaande onslachLige en
noeizane afvoer van de belasLing naar de fun-
dering is een belangrijk nadeel van de hangdak-
consLrucLie.
Daaron zal aan de dldrdcht vdn dc trckcompo-
ncnt bij heL consLrucLief onLwerp van hangcon-
sLrucLies zeer veel aandachL noeLen worden
geschonken.
Oplossingsnogelijkheden zijn:
4 kunsLnaLig aangebrachLe nassa,
trekboog 1
drukboog 2
opvangspatkrachtenmettrekstang
opvangspatkrachten
opvangtrekkrachtmetdrukstaaf opvangtrekkrachten
metafgetuidekolommen
metbokconstructie
hangdak
drukstaaf
Flguur 3.75 vergelijking opvang oplegkrachLen bij Lrekboog en drukboog
Flguur 3.76 verankering aan kunsLnaLig aangebrachLe
nassa
ankerblok 1
nevenbouwalsballast 3
hooggeplaatsteballast 2
4 benuLLing grondweersLand,
4 gesloLen sysLeen.
4 |un:tmdtig ddngcbrdchtc md::d
liguur 3.7 LoonL drie nogelijkheden on de
LreksLaven aan kunsLnaLig aangebrachLe nassa
Le verankeren.
06950505_Hfdst_03.indd118 11-11-200512:01:14
3 DkACEN TT9
groutverankering
chemischgebonden
grondmassa
4
3
trekpaal 2
ankerplaat 1
Flguur 3.77 8enuLLing grondweersLand Flguur 3.7 SLreven naar gesloLen sysLenen voor opvang
van |
3 symmetrische
tribuneconstructie
1 ingeklemde kolom
2 juk op uitkragende
vloerconstructie
5 serieschakeling
4 ruimtelijke
afdracht via tegen
elkaar geplaatste drukbogen
reactie
actie
a
ln heL eersLe geval neL een ankerblok direcL on-
der heL naaiveld gaaL heL on 'dood gewichL',
enkel en alleen bedoeld on voldoende Legen-
wichL Le bieden Legen de opwaarLse acLiekrachL.
ln heL Lweede geval is de nassa hoog bij de
opleggingen geplaaLsL, zodanig daL in de naaL-
gevende belasLingsiLuaLie nog slechLs een be-
Lrekkelijk kleine verankering vanuiL de fundering
behoefL Le worden opgebrachL.
ln heL derde geval wordL de funcLie van heL bie-
den van LegenwichL geconbineerd neL zwaar
uiLgevoerde nevenruinLen (voor kanLoorgebruik,
opslag enzovoorL).
4 8cnutting grondwccr:tdnd
liguur 3.77 LoonL nogelijkheden on gebruik Le
naken van de naLuurlijk aanwezige grondnassa
door Loepassing van:
ankerplaLen,
Lrekpalen,
grouLverankering,
5
%
2 %
10 %
33 %
67 %
33 %
v
;
y
=
0
v
;
y
=
0
y
=
2
x
y
=
2
x
1
8
veld
= -
2
= 100 %
x
x
x
x
x x
y
yy
06950505_Hfdst_03.indd122 11-11-200512:01:20
3 DkACEN T23
Flguur 3.2 Cedrag vloer neL bijbehorende nonenLenverdeling bij wandenskeleL
doorsnedewoongebouwmetstapelwanden 1
verd.vloer
dakvloer
3
2
opleggingverdiepingvloeren
alsbijgedeeltelijke
inklemming
q
opleggingdakvloer
alsbijvrije
oplegging
alsbijinklemming
q
alsbijinklemming
q
1 spanningsverdeling
over vlakke plaatvloer
3 met kolomplaat of -kop als intermediair:
afgevlakte piekspanningen
2 vlakke plaatvloer op kolommen: hoge piekspanning
verborgen
kolomkop
kolomkop
kolomplaat
4 kelkvormigepaddestoelkop:
theoretischideaal
5 momentenverdeling
a.metuitkragingen
b.zonderuitkragingen
c.metverkorterandvelden
0,3
0,85 0,85
0,3
Flguur 3.3 PaddesLoelvloer
06950505_Hfdst_03.indd123 11-11-200512:01:23
T24
Flguur 3.4 voorbeeld van een bijzondere schaalconsLrucLie: de San |ose kerk Le Mexico SLad, onLwerp lelix Candela (10)
8ij sLabiliLeiLswanden noeL er goed op worden
geleL of er door de buiging Lrek kan opLreden in
de wand en de fundering daaronder. Door neer
gewichL op deze wanden Le zeLLen kan de Lrek
worden onderdrukL.
3.3.5 5chalen
Schddlcon:tructic: spreken LoL de verbeelding.
MeL een verhoudingsgewijs vliesdunne door-
snede zijn hiernee groLe overspanningen Le
bereiken, hguur 3.84.
HeL naLeriaal waaruiL een schaal is opgebouwd
dienL sLevig en drukvasL Le zijn.
MeL nane beLon leenL zich uiLsLekend voor de
gekronde schaalvorn, ondaL diL naLeriaal in
elke willekeurige vorn kan worden gegoLen. De
dikLe van de beLonnen schaal is neesLal zeer
bescheiden: 40120 nn bij een overspanning
in de orde van 200 n.
Schalen van houL zijn van vergelijkbare dikLe
neL enkele lagen kruiselings op elkaar gelijnde
planken.
ln plaaLs van gesloLen-nassief worden houLen
schalen ook in de vorn van roosLers of neLwer-
ken van sLaven uiLgevoerd. 8ij sLaal en aluni-
niun gebeurL diL laaLsLe bijna alLijd on Le bespa-
ren op de naLeriaalkosLen. SchaalconsLrucLies
hebben ook belangrijke nadelen. Zij zijn relaLief
arbeidsinLensief en Lijdrovend, zowel bij de voor-
bereiding als in de uiLvoering. DiL konL door
de ingewikkelde vorngeving van heL gekronde
schaalvlak, Lerwijl neL nane in heL werk gesLorL
beLon een onvangrijke hulpconsLrucLie vergL.
SchaalconsLrucLies zijn daaron duur. verder is
de vorngeving van de schaalconsLrucLie vrij
dwingend en laaL deze zich slechL verenigen neL
evenLuele veranderingen in heL ruinLegebruik.
8eide redenen werken belennerend op de Loe-
passing van schaalconsLrucLies.
3.3.5.a Constructleve vormgevlng
Een schaal is een gekrond, dunwandig en vorn-
vasL vlak, bedoeld voor heL vrij overspannen van
een ruinLe. Een dubbclgckromdc :chddl is inLern
vornvasL, een cnkclvoudig gckromdc :chddl (ver-
gelijk een gebogen papierblad) behoefL exLerne
voorzieningen zoals versLijvingsribben on de
schaal vornvasL Le naken.
voor een goede krachLswerking noeL de schaal
goed geproporLioneerd zijn en voldoende ge-
krond. Schalen vereisen daaron een groLe
onLwerpdiscipline, zij laLen versLoringen zoals
geconcenLreerde lasLen en openingen in heL
schaalvlak slechLs binnen zeer beperkLe grenzen
Loe.
voor de vorngeving en berekening van de
schaal was nen in heL verleden aangewezen op
06950505_Hfdst_03.indd124 11-11-200512:01:24
3 DkACEN T25
1a cilinder 1b kegel
1c bol
ellipsoide
paraboloide, enz
1d hyperboloide
1 rotatievlakken
2a cilinder 2b golfvorm
(bijv. sinusvormig)
"geniatrix"
"directix"
parabool
parabool
hyperbool
parabool
parabool
ellips
2c hypar
2d elpar
2 translatievlakken
rechte beschrijvenden
3a conode
3b verschoven golfvlak
3c hypar
3d hyperboloide
3 regelvlakken
een duidelijke geoneLrische vorn die naLhena-
Lisch goed herleidbaar is. 1egenwoordig is neL
behulp van de conpuLer echLer elke willekeurige
vorn Loegankelijk geworden, zowel in heL onL-
werpsLadiun als bij de realisaLie.
liguur 3.85 geefL een overzichL van de neesL
bekende schaalvornen onderscheiden naar de
wijze waarop zij geoneLrisch worden gevornd:
T door roLaLie van een rechLe, geknikLe of ge-
kronde lijn rond een cenLrale as, leidend LoL een
cilinder, kegel of conus, bol, ellipsode, parabo-
loide, hyperboloide enzovoorL, hguur 3.85-1.
De cilinder en kegel zijn enkelvoudig gekrond
of onLwikkelbaar, de overige vlakken zijn dubbel
gekrond,
2 door LranslaLie van een lijn (rechL of gekrond)
langs een andere lijn, hguur 3.85-2. ls de richLlijn
(direcLrix) rechL, dan onLsLaaL een onLwikkelbaar
vlak zoals heL cilindervlak (of een ander boog-
vlak), golfvlak enzovoorL. ls de richLlijn gekrond,
dan onLsLaaL bijvoorbeeld een hypdr ( hyper-
bolische parabolode) of een clpdr ( ellipLische
paraboloide),
3 door reglaLie worden regelvlakken gevornd.
Hierbij wordL een richLlijn (neesLal een rechLe)
op regelnaLige wijze langs Lwee richLlijnen of
-kronnen bewogen. DiL leverL bijvoorbeeld de
hypar en de hyperboloide op, hguur 3.85-3c en
3.85-3d, en verder nieuwe vornen als de cono-
ide en heL verschoven golfvlak, hguur 3.85-3a
en 3.85-3b.
3.3.5.b Krachtswerklng
Door de belasLingen vornL zich een drukvlak in
de schaal als deze bolvornig is, en een Lrekvlak
als deze hol is, hguur 3.8-1 en 3.8-2. DiL druk-
of Lrekvlak valL in principe sLeeds sanen neL heL
schaalvlak, heL zal bij wisselingen in de belasLing
nieL van posiLie hoeven Le veranderen door een
ruinLelijke herverdeling van de inLerne krachLen.
Daaron Lreden in een goed werkende schaal
geen buigende nonenLen van beLekenis op en
kan de schaal dus dun worden uiLgevoerd.
Hiernee onderscheiden zich de schaalconsLruc-
Lies in gunsLige zin van de lineaire boog- en
hangconsLrucLies waarvoor een variabele druk- of
Lreklijn bij wisselende belasLing onvernijdelijk
Flguur 3.5 vornonLwikkeling schalen
06950505_Hfdst_03.indd125 11-11-200512:01:26
T26
1 bolle schaal +/+
2 holle schaal --/--
3 zadelvlak +/--
meridiaan
druk
trek
trek
druk
ringkracht afhankelijk
van positie elementair
deeltje op de schaal
Flguur 3.6 Principe krachLswerking in schalen
Flguur 3. Enkelvoudig gekronde schalen
1 lange schaal 2 korte schaal
druk/trektrajectorin
is. Hierdoor noeLen in die gevallen versLijvende
voorzieningen worden geLroffen.
8ij drukbogen is diL nede noodzakelijk on knik
Legen Le gaan. DaarenLegen zal bij een goed
werkende drukschaal geen gevaar besLaan voor
knik of plooi uiL heL eigen vlak.
3.3.5.c Dubbelgekromde schalen
Schalen zijn bij voorkeur dubbelgekrond on
vornvasL Le kunnen zijn en on een goede
ruinLelijke afdrachL van de belasLing nogelijk
Le naken. De kronningen in beide hoofdrich-
Lingen kunnen gelijkgerichL zijn of LegengesLeld.
CelijkgerichLe kronningcn leiden LoL bolle of
koepelvornige schalen belasL op druk, respecLie-
velijk LoL holle of schoLelvornige schalen belasL
op Lrek, hguur 3.8-1 en 3.8-2. 1egengesLelde
kronningen leiden LoL zadelvornige schalen
belasL op druk in de ene hoofdrichLing en Lrek in
de andere, hguur 3.8-3.
We zien daL bij de koepel- en de schoLelvornige
schaal de krachLsafdrachL feiLelijk plaaLsvindL
langs de neridiaan. ln diL opzichL gedraagL de
schaal zich gelijk aan de lineaire druk- respecLie-
velijk Lrekboog.
De ringkrachLen in de schaal zorgen er echLer
voor daL heL druk- of Lrekvlak wordL onhoog-
geLrokken of onlaaggedrukL naar heL schaalvlak
waardoor deze in principe alLijd neL elkaar
sanenvallen en dus geen buigende nonenLen
opLreden in de schaal, hguur 3.87.
halfrondekoepelschaal 2
1 halfrondekoepel
q
R
H
F
Q
druklijn
boog
schaalvlak=
metboogspanten
drukvlak
R
ringkrachten
Flguur 3.7 vergelijking krachLswerking in koepelschaal Len
opzichLe van koepeldak neL boogspanLen
3.3.5.d nkelvoudlg gekromde schalen
Enkelvoudig gekronde schalen zijn uiL zichzelf
nieL vornvasL. Zij behoeven Ler versLijving dus
exLra voorzieningen, neesLal in de vorn van
(kop-)schoLLen of versLijvingsribben. Deze ver-
sLijvende elenenLen nogen nieL Le ver uiL elkaar
worden geplaaLsL wil de schaalwerking zich vol-
doende kunnen onLplooien.
liguur 3.88 geefL neL behulp van spanningsLra-
jecLorien een beeld van heL krachLsverloop in een
cilindrische schaal. De lange schaal kan worden
beschouwd als een ligger op Lwee sLeunpunLen
die overspanL in de lengLerichLing van de schaal.
8ij de korLe schaal vloeien de krachLen vanuiL de
schaalvlak af naar de kopschoLLen.
06950505_Hfdst_03.indd126 11-11-200512:01:29
3 DkACEN T27
krachLsafwikkeling in goede banen Le leiden en
randversLoringen Le vernijden.
3.3.6 Vouwwerken
Een vouwwerk besLaaL uiL een verzaneling
dunne plaLLe vlakken die zodanig Len opzichLe
van elkaar zijn gevouwen daL heL geheel een veel
groLere overspanning kan opleveren dan een
enkelvoudig plaL vlak.
We kunnen de werking van een vouwwerk goed
denonsLreren aan de hand van een velleLje
papier, hguur 3.0-1.
Door diL vel zigzaggend Le vouwen veranderL heL
van een uiLersL buigslappe plaaL in een opnerke-
lijk sLijve consLrucLie, hguur 3.0-2.
Flguur 3.90 Principe draagwerking vouwdak
ln beide gevallen konL de schaalwerking nieL zo
besL LoL z'n rechL. DiL wordL nede veroorzaakL
doordaL er naar weinig sLeunpunLen zijn en deze
nieL goed op heL vlak van de schaal aansluiLen.
3.3.5.e Krachtsafdracht
voor een goede schaalwerking is heL nodig daL
de krachLsafdrachL vanuiL de schaal naar de
ondersLeuningen soepel en gespreid kan plaaLs-
vinden. liguur 3.8 geefL hiervan enkele voor-
beelden.
Kunnen de krachLen nieL in heL verlengde van
heL schaalvlak op de onderbouw worden over-
gedragen, dan zijn exLra voorzieningen nodig,
zoals Lrekbanden en bokconsLrucLies, on de
4 overbelasting leidt tot
ernstige vervormingen
3
4 toegevoegde stijfheidsvoorzieningen
verhogen de draagkracht
2 hyperboloide met kolommen volgens de rechte
beschrijvenden vele malen toegepast bij koeltorens
1b variant met ondersteuning van de schaal door
kolommen met bovendien een zware trekband
in de rand van de schaal
1a gelijkmatige overdacht van de schaalkrachten
op de ondersteunende constructie
(Palazzo del sport, Rome, P.L. Nervi)
Flguur 3.9 KrachLsafdrachL schalen
1 een los blad papier buigt
moeiteloos door
2 een gevouwen blad heeft
enige draagkracht
06950505_Hfdst_03.indd 127 09-12-2005 10:39:24
T2
Flguur 3.9T Analyse vouwdak
DiL konL door de consLrucLiehoogLe die neL de
zigzagvorn wordL verkregen in vergelijking LoL
heL plaLLe vel papier.
On ook daadwerkelijk een behoorlijke belasLing
Le kunnen opnenen noeLen de randen rondon
heL vouwwerk vorn- en plaaLsvasL worden ge-
naakL. DiL kan door niddel van kopschoLLen,
randversLijvingen en dergelijke, hguur 3.0-4.
3.3.6.a Vouwdaken
8eschouwen we een enkel -vornig deel, uiL-
gesneden uiL een vouwdak, dan LoonL hguur
3.1-1 voor een dergelijke ongekeerde v-vorn
de krachLswerking.
Deze kan genakkelijk worden verklaard door
uiL Le gaan van een dubbelwandige ligger neL
Lwee sanengeklapLe lijven die aan de bovenzijde
scharnierend neL elkaar zijn verbonden. 1rek-
ken we beide onderzijden uiL elkaar, dan wordL
de ligger driehoekig in doorsnede, aanvankelijk
neL een korLe basis en sLijl hellende zijden, ver-
volgens neL een sLeeds breder wordende basis
en opsLaande zijden die sLeeds auwer gaan
hellen, hguur 3.1-2. NaarnaLe de helling van
de schuine vlakken kleiner wordL, neenL ook de
consLrucLiehoogLe af en dus ook de inwendige
hefboonarn. DiL is ongunsLig voor heL naLeri-
aalverbruik. DaarLegenover sLaaL daL LegelijkerLijd
ook heL onLwikkelde dakvlak afneenL heLgeen
gunsLig is voor heL naLeriaalverbruik. 8eide in-
vloeden werken elkaar dus Legen. HeL opLinun
wordL bereikL bij een hellingshoek van circa 45.
Een vouwdak als geLoond in hguur 3.1 kan qua
werking dus worden opgevaL als een sLel naasL
elkaar sLaande liggers die de belasLing lineair
naar de oplegpunLen afdragen.
Anders dan bij los opererende liggers werken de
-vornige delen van een vouwwerk door de on-
derlinge koppeling echLer sanen. Hierdoor wor-
den ongelijknaLig verdeelde belasLingen door
neerdere vouwelenenLen Lezanen opgenonen
en worden zakkingsverschillen genivelleerd. DiL
is heL ruinLelijke aspecL van de werking van een
vouwdak.
De -elenenLen sLeunen elkaar nieL alleen ver-
Licaal, naar ook zijdelings waardoor de schuine
vlakken nieL uiL hun vlak kunnen Lreden en de
driehoeksvorn bij heL belasLen behouden blijfL.
De buiLensLe velden worden echLer aan de bui-
LenkanL nieL zijdelings gesLeund en zouden daar
dus genakkelijk kunnen uiLdijen. On diL Le voor-
konen noeLen exLra consLrucLieve naaLregelen
worden geLroffen voor de vereisLe vornvasLheid,
bijvoorbeeld door heL Loevoegen van een ver-
band in de basis van de buiLensLe driehoeken
of door heL Loevoegen van een 'hocdrdnd' bui-
Lenlangs, werkend als een horizonLaal dragende
ligger.
Een vouwdak besLaaL neesLal uiL gesloLen vlak-
ken waarbij de dragende en scheidende funcLie
(voor een deel) sanenvallen. ConsLrucLief
ontwikkelde lengte en constructiehoogte 2
1 deel vouwdak als ligger
vouwdak met vakwerkstaven 3
a 1,42
a
1,73 a
a 2
a
a
a
60
o
45
o
30
o
naar 0
o
0,87 a
a 0,71
a 0,5
06950505_Hfdst_03.indd 128 11-11-2005 12:01:35
3 DkACEN T29
behoefL een vouwdak echLer nieL per se gesloLen
Le zijn. Zo kan nen on naLeriaal Le besparen de
vouwvlakken bijvoorbeeld ook vakwerkvornig
uiL sLaven opbouwen, hguur 3.1-3. Hierdoor
LrekL nen de dragende en scheidende funcLie
van heL vouwvak uiL elkaar.
3.3.6.b Vouwschalen
NaasL vouwdaken kunnen ook vouwschalen wor-
den LoegepasL. WerkL een vouwdak in principe
lineair als een ligger, zo werkL de vouwschaal
van hguur 3.2 Len aanzien van de hoofdover-
spanning eveneens lineair, naar dan als een
boogspanL. 8ij de opleggingen van een derge-
lijke vouwschaal noeL nen goed leLLen op heL
opvangen van de spaLkrachLen.
4 zijaanzicht
2 bovenaanzicht
3 doorsnede
1 overzicht vouwschaal
systeemlijn
druklijn
5 druklijn ten opzichte van systeemlijn
Flguur 3.92 vouwschaal
1 fabricage
2 enige profielvormen
3 spanningsverdeling
4 staalbetonvloer
3
a
meanderprofiel 3
b
golfprofiel
1200
zonder rillen met rillen
bovenwapening
overlap
onderwapening
t.b.v. opname
buigtrekcomponent
~ 950
~ 750
0
,
6
1
,
2
5
m
m
3
5
1
0
0
rol bandstaal, 1,20 m breed
walsproces
eindeloze profielplaat
Flguur 3.93 SLalen prohelplaaL
3.3.6.c ProHelplaten
CroLe vouwwerken konen weinig voor. HeL prin-
cipe van heL vouwdak wordL echLer in heL klein
op zeer uiLgebreide schaal LoegepasL in de vorn
van geprohleerde plaLen, neL nane in sLaal en
(in nindere naLe) in aluniniun. Zeer dun plaaL-
naLeriaal (slechLs zo'n 0, a 1,25 nn dik) wordL
hierLoe vervornd LoL een doorsnede die nean-
der- of Lrapeziunvornig verloopL, hguur 3.3-1
en 3.3-2.
06950505_Hfdst_03.indd 129 11-11-2005 12:01:37
T30
1 vakwerkliggers
2 vakwerkboog
1a platte ligger
onderrand
bovenrand gording
diagonale
wandstaven
kolom
1c - of
deltaligger
1b - of
nablaligger
niet gekromd
roosters
gekromd
in een richting in twee richtingen
gelijk
cilinder - of koepels hypars
tegengesteld
tonschalen
constructiehoogte
knoop(punt)
(lichaams)
diagonalen
(onder)staaf
dakhuid
bovennet
ondernet
maaswijdte (moduul)
overspanning dakhuid
constructiehoogte (netwerk)
1 ruimtevakwerken
2 dubbel - of tweelaagse roosterplaat
3 enkel of eenlaags netwerk
(staafvormige schaalconstructie)
Flguur 3.94 OverzichL ruinLelijke sLaafconsLrucLies
Flguur 3.95 Lineair dragende sLaafconsLrucLies
Op deze wijze kunnen zeer respecLabele over-
spanningen worden bereikL Legen een geringe
naLeriaalinspanning, bijvoorbeeld zo'n 10 kg}n
2
sLaal voor een overspanning van n bij Loepas-
sing van een sLalen prohelplaaL van 0, nn dik
en een consLrucLiehoogLe van 100 nn, aan-
nenende daL de plaaL over Lwee of neer velden
gaaL.
On heL dunne plaaLnaLeriaal zo gunsLig noge-
lijk Le laLen werken, on geen afschuifverliezen
Le laLen onLsLaan en on Le voorkonen daL de
vouwvlakken bij belasLen sLerk gaan vervornen
of plooien, wordL heL hoofdprohel (de neander-
vorn) neesLal Levens voorzien van auwe pro-
hleringen in secundaire zin, de zogeheLen rillen
in langsrichLing en evenLuele buLsen overdwars,
hguur 3.3-3a.
De spanningsverdeling in heL naLeriaal konL heL
besL LoL z'n rechL bij een golfplaaL, hguur
3.3-3b. Deze vorn is eigenlijk alleen naar
geschikL indien de (dragende) plaaL geen isolaLie
en verdere afwerking behoefL, zoals bij sLallen
en loodsen neesLal heL geval is.
8ij prohelplaLen waarop een afwerklaag konL Le
rusLen zal nen bouwLechnisch liever kiezen voor
de neanderplaaL, bij voorkeur neL een relaLief
grooL draagvlak aan de bovenzijde als direcL
daarop een kweLsbare isolaLielaag wordL gelegd.
SLalen prohelplaLen worden ook vrij veel Loege-
pasL als onderdeel van de sLaalplaaLbeLonvloer
in de verdiepingbouw, hguur 3.3-4. De prohel-
plaLen worden hierbij Lijdens heL sLorLen van heL
beLon eersL ingezeL als bekisLing en laLer in heL
gebruikssLadiun neesLal als deel van de Lrek-
wapening.
3.3.7 Rulmtell[ke staafconstructles
MeL ruinLelijke sLaafconsLrucLies of ruimtcvdk-
wcrkcn kunnen groLe overspanningen worden
bereikL Legen relaLief weinig naLeriaalgebruik.
De sLaven worden in principe slechLs op druk of
Lrek belasL en zijn zodanig gerangschikL daL de
belasLing gespreid wordL afgedragen, heLzij door
plaaLwerking zoals bij ruinLevakwerkroosLers
heL geval is, heLzij door schaalwerking zoals bij
neLwerken heL geval is. liguur 3.4 geefL een
overzichL.
06950505_Hfdst_03.indd130 11-11-200512:01:41
3 DkACEN T3T
1 vierkant op vierkant
2 vierkant op groot vierkant
3 vierkant op diagonaal
4 diagonaal op vierkant
5 vakwerkrooster
bovennet
ondernet
diagonale staaf
Flguur 3.96 1ypologie van de neesL LoegepasLe roosLers
De gespreide afdrachL van de belasLing is een ka-
rakLerisLiek verschil neL de eveneens ruinLelijke
vakwerkliggers, -bogen, -kniespanLen enzovoorL.
Deze werken alle lineair, ongeachL de vorn van
de doorsnede, hguur 3.5.
3.3.7.a Roosters
Een vlak ruimtcvdkwcrkroo:tcr werkL als een plaaL.
DiL beLekenL daL heL roosLer als geheel wordL
belasL op buiging en afschuiving. On de bui-
gende nonenLen Le kunnen opnenen noeL heL
roosLer dubbellagig worden uiLgevoerd neL heL
boven- en onderneL op voldoende afsLand van
elkaar. HeL onderneL wordL belasL op Lrek en heL
bovenneL op druk, behalve bij de sLeunpunLen
als heL roosLer daaroverheen doorgaaL. 8eide
neLLen worden neL elkaar verbonden door in-
wendige sLaven die als lichaansdiagonalen zorg-
dragen voor de inLerne sanenhang en vornvasL-
heid en de ruinLelijke werking van heL roosLer.
8ovendien zorgen de diagonalen bij de sLeun-
punLen voor de afdrachL van de dwarskrachLen
op de ondersLeuningen.
koosLerconhguraLies op basis van een vierkanLe
plaLLegrond zijn heL neesL gangbaar. liguur
3. laaL hiervoor enige in aannerking konende
sLaafpaLronen zien.
Men kan de afgebeelde sLaafpaLronen opge-
bouwd zien als een verzaneling ongekeerde
piraniden die op verschillende wijzen zijn ge-
schakeld en waarvan de punLen onderaan op ver-
schillende wijzen neL elkaar zijn doorverbonden.
HeL roosLer van hguur 3.-1 (vierkanL op vier-
kanL) is heL bekendsL en wordL heL neesL Loege-
pasL. DiL Lype heefL echLer onnodig veel sLaven
en knopen en is daaron relaLief onecononisch.
liguur 3.-2 (vierkanL op grooL vierkanL) geefL
een besparing van 25% aan wandsLaven en
onderknopen en 50% aan ondersLaven zonder
evenredige verzwakking van heL roosLer. liguur
3.-3 (vierkanL op diagonaal) gaaL nog een sLap
verder neL een besparing van 50% aan wandsLa-
ven, onderknopen en ondersLaven (bij circa 30%
aan ondersLaaengLe). 8ij nornale belasLing is
diL Lype roosLer heL neesL econonisch, heL oogL
dan ook zeer open.
liguur 3.-4 (diagonaal op vierkanL) is feiLelijk
gelijk aan hguur 3.-3, naar dan als geheel ge-
draaid over een hoek van 45.
liguur 3.-5 (vakwerkroosLer) is eigenlijk geen
ruinLevakwerk in de ware zin des woords door
heL onLbreken van de lichaansdiagonalen waar-
door de inLerne vornvasLheid Le wensen overlaaL
en de plaaLwerking zich daaron nieL goed kan
onLplooien. DiL Lype is dan ook onecononisch.
06950505_Hfdst_03.indd131 11-11-200512:01:43
T32
Flguur 3.97 KrachLswerking in neLwerk (Lweedinensionaal voorgesLeld)
?
1 tegen de belasting in geknikt;
staven in een lijn doorgaand; 3
2 met de belasting mee geknikt;
opname belasting door extensie-
trek in de staven druk in de staven
krachten (druk of trek in de staven)
niet mogelijk, tenzij gepaard
gaande met grote vervormingen
3.3.7.b Netwerken
Cekronde sLaafconsLrucLies kunnen als enkel-
laagse neLwerken worden uiLgevoerd als de
schaalwerking effecLief LoL sLand kan konen. DiL
verondersLelL een goed onLwikkelde kronning
in Lwee richLingen, gelijkgesLeld of synclasLisch
bij bolle en holle koepels, LegengesLeld of anLi-
clasLisch bij zadelvornige vlakken.
8ij enkelvoudig gekronde vlakken (cilinder- of
Lonvornig) vereisL diL op passende afsLanden
een exLra sLeunvlak door niddel van versLijvings-
ribben of -schoLLen, wil ook in die gevallen de
schaalwerking zich kunnen onLplooien.
ln alle gevallen noeL verder goed worden geleL
op de intcrnc vormvd:thcid van heL neLwerk. 8ij
driehoekige sLaafpaLronen is deze vanzelfspre-
kend gewaarborgd, naar bij vierkanLe of rechL-
hoekige nazen noeLen op gezeLLe afsLanden
diagonale verbanden worden Loegevoegd on de
sLijfheid in heL eigen vlak Le waarborgen.
Zoals hguur 3.7 LoonL geldL als voorwaarde
daL in principe in elke knoop de daar bij elkaar
konende sLaven nieL alle Lezanen in n plaL
vlak nogen liggen. WordL aan deze voorwaarde
voldaan, dan kan belasLing op de knoop door
de sLaven worden opgenonen zonder daL een
onLoelaaLbaar groLe verplaaLsing van de knoop
respecLievelijk knikgevaar opLreedL.
MeL sLaafvornige neLwerken kunnen zeer groLe
overspanningen worden bereikL Legen een
nininun aan naLeriaalinspanning. Zo konen
overspanningen voor van neer dan 200 n bij
koepelvornige neLwerken.
3.3. Kabelnetten en membraan-
constructles
KabelneLLen en nenbraanconsLrucLies zijn dun
en slap en noeLen daaron pernanenL onder
Lrek sLaan on een dragende funcLie Le kunnen
uiLoefenen.
Er zijn Lwee nanieren on deze Lrek kunsLnaLig
op Le wekken:
T door voorspanning,
2 door luchL.
3.3..a Kabelnetten en tentconstructles
KabelneLLen en LenLconsLrucLies noeLen ruin-
Lelijk worden voorgespannen on een vornvasL
draagvlak Le krijgen. DiL kan in principe alleen
naar als heL kabelneL of heL LenLdoek in Lwee
richLingen LegengesLeld gekrond wordL uiLge-
voerd, dus zadelvlakvornig. On diL Le bereiken
zijn hulpconsLrucLies nodig on de hoge punLen
van heL zadelvlak aan op Le kunnen hangen, zo-
als nasLen, Lui-ophangingen en bogen.
liguur 3.8 LoonL vier nogelijkheden waarin
heL principe van heL voorgespannen zadelvlak
is verwerkL. Zo zijn er ook vele andere vornen
nogelijk die alle een uiLgesproken ruinLelijke
aanblik bieden.
SLeeds zal er op noeLen worden geleL daL wordL
verneden daL in heL kabel- of nenbraanvlak
zich deelvlakken voordoen zonder of neL Le wei-
nig kronning, zulks on Le groLe vervorningen
uiL heL vlak en klapperen van heL neL of doek Le
voorkonen. vergelijk hierLoe ook hguur 3.7.
HeL afspannen van de kabel- en doekconsLrucLies
vraagL een passende verankering. DiL is een kosL-
bare aangelegenheid.
06950505_Hfdst_03.indd132 11-11-200512:01:44
3 DkACEN T33
1 zadel- of hyparvlak 2 vier golfvlakken tussen draag- en spanbogen
3 tweeledig zadelvlak over boog 4 trechterv
Flguur 3.9 Enige vornen van voorgespannen kabel- of nenbraanvlakken
3.3..b Pneus
DoekconsLrucLies kunnen ook nog op een andere
wijze draagkrachL verkrijgen, nanelijk door luchL.
DiL kan in de vorn van luchtdrddghdllcn en door
niddel van luchLkussens. liguur 3. laaL heL
principe van beide vornen van pneunaLische
consLrucLies (pneus) zien.
LuchLdraaghallen vragen slechLs een zeer
geringe overdruk in de binnenruinLe on een
voldoende draagkrachLige dakhuid Le krijgen.
Zo is in de neesLe gevallen een overdruk van
30 nn waLerkolon al Loereikend (daL wil zeg-
gen slechLs 0,003 aLn), heLgeen overeenkonL
neL 0,30 kN}n
2
. De verankering van de dakhuid
vergL dan ook naar weinig nassa, bijvoorbeeld
in de vorn van waL zwaarder uiLgevoerde rand-
balken. 8ij kleinere overspanningen kan de on-
hulling van de luchLdraaghal enkelvoudig
gekrond cilindrisch worden uiLgevoerd. 8ij gro-
Lere overspanningen zou diL LoL sLerke vervor-
ningen bij wind leiden. DiL kan nen verhelpen
door heL boogvlak af Le spannen, bijvoorbeeld
lijnvornig waardoor heL oppervlak rupsvornig
wordL. De noodzaak van inwendige overdruk
vereisL een goede afsluiLing neL luchLsluizen naar
de ongeving.
DiL is bezwaarlijk voor heL gebruik van de
binnenruinLe en dus ook nadelig voor de
Loepasbaarheid van de luchLdraaghal.
LuchLkussens kennen diL probleen nieL. Door de
huid dubbel uiL Le voeren kan heL drukverschil
Lussen binnen en buiLen vervallen. Een nooi
voorbeeld is de 8urger's 8ush bij Arnhen, een
oerwoudhal neL een dak van 0 150 n volge-
hangen neL kussens van 3 n, besLaande uiL
drie lagen helder doorschijnende kunsLsLoffolie,
hguur 3.100.
MeL luchLkussens alleen kunnen geen groLe
06950505_Hfdst_03.indd 133 11-11-2005 12:01:48
T34
Flguur 3.99 Principenogelijkheden
pneunaLische consLrucLies
overspanningen worden bereikL. Dus zijn hulp-
consLrucLies als liggers en bogen noodzakelijk,
evenLueel in de vorn van banden neL een hoge
inwendige overdruk.
ln heL algeneen gebruikL nen voor nenbranen
weefsels van polyesLer- of glasvezels. On heL
weefsel Le beschernen en vochL- en gasdichL Le
naken wordL heL aan beide zijden bekleed neL
een deklaag, bijvoorbeeld van pvc. 8ij een dikLe
van 0,7 a 1,2 nn konL de nassa van heL nen-
braan op ongeveer 1 kg}n
2
.
De LreksLerkLe ligL in de orde van 70 N}nn
2
.
90 m
ankerblok
met grondankers
vakwerkliggers
tui
spandraad tegen
opwaartse windkracht
pyloon
transparante luchtkussens
3 x 6 m op roosterwerk
van balken
Flguur 3.T00 Overkapping Lropisch oerwoud 8urger's
8ush, Arnhen (lng M.C.M. van MaarschalkerwaarL)
3.4 5terkte, stl[fheld en stabllltelt
Zoals we in paragraaf 3.1 al opnerkLen noeL de
draagconsLrucLie in principe aan vier criLeria vol-
doen, nanelijk die van:
T sLerkLe,
2 sLijfheid,
3 sLabiliLeiL,
4 duurzaanheid.
HeL laaLsLe criLeriun blijfL in diL hoofdsLuk verder
buiLen beschouwing.
voor een goed begrip zullen we grondig op de
eersLe drie criLeria en de daarnee sanenhan-
gende verschijnselen en eisen ingaan. DaarLoe
volgL eersL een korLe Lypering per criLeriun
afzonderlijk.
T Stcrktc
Elk viLaal dragend onderdeel waaruiL de con-
sLrucLie is opgebouwd, noeL voldoende :tcrk
zijn en nag onder invloed van de belasLingen
die kunnen opLreden nieL sLukgaan of bezwijken.
DiL geldL zowel voor de dragende elenenLen als
voor de verbindingen die voor de overdrachL van
de belasLing noeLen zorgdragen.
1 halfrond, enkelwandig 2 cirkelsegment
3 rupsvorm 4 luchtkussens
5 membraankrachten 6 luchtbanden en -rupsen
+
+
+++
+ +
cilinder: =
bol: = ---
2
overdruk
30 mm waterkolom
kabel of tussenwand
t
dr
N
dr
N
N
dr
dr
=
A
Trek
Druk
=
M
M
q
W
b
Bulglng
o
L
< o
L
o
L,d
< l
L
u o
dr
< o
dr
of
o
dr
< o
i
1
u
buc
o
c,d
< l
c
o
b
< o
b
o
s,d
< l
s
ssentle o < o
o
d
< l
waarin: o opLredende o
d
= rekenwaarde
N = nornaalkrachL spanning van de opLreden-
A = oppervlakLe doorsnede de spanning
M = buigend nonenL o
LoelaaLbare l = sLerkLe
W = weersLandsnonenL spanning u
buc
= knikfacLor
u = knikcoefficienL waarbij Levens
o
i
LoelaaLbare
spanning bij
o
d
= o y
slankheid i neL y
= belasLing-
facLor
belasLingen als de sLerkLe onderworpen zijn aan
sLaLisLische weLLen hebben echLer geleid LoL een
LoeLsingswijze van de consLrucLieve veiligheid
door niddel van de begrippen uiLersLe grens-
LoesLand en rekenwaarde van de belasLing.
De belasLingen die kunnen opLreden, worden
voorzien van belasLingsfacLoren. De rekenwaarde
van de belasLing die nen zo verkrijgL, leidL ver-
volgens LoL een rekenwaarde van de inwendige
krachLen en spanningen. Deze laaLsLe nogen
bij LoeLsing de uiLersLe grenswaarde voor de in-
wendige krachLen of spanningen (= sLerkLe) nieL
overschrijden.
liguur 3.102 geefL heL verschil van beide bena-
deringen in essenLie weer.
3.4.T.c Berekenlng constructles op sterkte
8ij de consLrucLievakken beLon, sLaal en houL
wordL uiLvoerig ingegaan op de wijze waarop
de draagkrachL van consLrucLiedelen als liggers,
vloerplaLen, kolonnen en funderingspalen kan
worden berekend en hoe voor de afzonderlijke
naLerialen onder neer de spanningsconLrole kan
worden uiLgevoerd.
De richLlijnen voor de conLroleberekeningen
sLaan in de Tcchni:chc Crond:ldgcn voor 8ouw-
con:tructic:, de 1C8 10. Deze zijn uiLgebrachL
in een aanLal nornbladen.
ln deze NEN's wordL enerzijds precies aange-
geven op welke belasLingen noeL wordL gere-
Flguur 3.T02 Crondslag sLerkLeberekening vroeger en nu
06950505_Hfdst_03.indd 136 11-11-2005 12:02:00
3 DkACEN T37
1 vervorming door
wind
2 vervorming door
temperatuureffect
3 vervorming door
zettingen en
zettingsverschil
4 vervorming door
krimp
5 vervorming door
scheefstand
6 vervorming door
horizontale en vertikale
kraanbewegingen
Flguur 3.T04 vervorningsoorzaken bij een gebouw als
geheel
kend (NEN 702) in de diverse onsLandigheden,
en anderzijds welke naLeriaalgegevens van Loe-
passing zijn en welke procedure bij de conLrole
noeL worden gevolgd voor de verschillende
consLrucLienaLerialen (aangegeven in de NEN's
710, 720, 70, 770 en 70, respecLievelijk
voor aluniniun, beLon, houL, sLaal en sLeen).
3.4.T.d Tweede draagweg
MochL door een ongeluk of een calaniLeiL Loch
nog een viLaal onderdeel van de hoofddraag-
consLrucLie (ccr:tc drddgwcg) uiLvallen, dan zal
de resLerende consLrucLie de klap noeLen kun-
nen opvangen. HeL wegvallen van heL bewusLe
onderdeel nag nieL leiden LoL voorLschrijdende
insLorLing, zeker nieL waar de veiligheid van per-
sonen in gevaar kan konen. Er zal in die gevallen
voor een Lweede draagweg noeLen worden ge-
zorgd, waardoor de resLerende consLrucLie nieL
insLorL, naar blijfL 'hangen'.
liguur 3.103 LoonL een voorbeeld uiL de verdie-
pingbouw. 8ij sLapelbouw neL kolonnen, bal-
ken en vloerplaLen zonder een hechL onderling
verband zouden door heL uiLvallen van een ko-
lon op de begane grond (bijvoorbeeld door een
aanrijding of explosie) de bovenliggende vloeren
in de val kunnen worden neegesleurd.
kolom valt uit
drukboog
trekkracht
Flguur 3.T03 voorbeeld Lweede draagweg
On diL Le voorkonen zal in de eersLe plaaLs de
kolon goed noeLen worden verbonden neL de
andere consLrucLiedelen zodaL deze ninder ge-
nakkelijk kan uiLvallen. ln de Lweede plaaLs noeL
ervoor worden gezorgd daL de krachLen uiL de
bovenliggende vloeren op een andere wijze kun-
nen worden afgevoerd. DiL kan worden bereikL
door de wapening in de rand van de vloer of in
de randbalk zo door Le Lrekken daL deze in sLaaL
is als hangconsLrucLie Le werken. NaLuurlijk noeL
de overige consLrucLie wel zijn opgewassen Le-
gen de ploLseling opLredende exLra krachLen.
8ovendien zal nen de groLe vervorning die hier-
nee gepaard gaaL voor lief noeLen nenen.
3.4.2 5tl[fheld
ConsLrucLies noeLen voldoende sLijf zijn. Slappe
consLrucLies kunnen door Le groLe vervorning
leiden LoL schade, ongerief en hinder. Schade
noeL worden voorkonen, ongerief en hinder
noeLen zoveel nogelijk worden beperkL. ln ver-
band hiernee noeLen de nogelijk opLredende
door- en uiLbuigingen door de belasLingen wor-
den beperkL. De voorschrifLen spreken in diL ver-
band van bruikbddrhcid:grcn:toc:tdnden.
3.4.2.a Analyse vervormlngen
De vervorningen kunnen door verschillende
oorzaken Leweeg worden gebrachL, hguur 3.104.
Deze oorzaken hebben beLrekking op:
4 heL gebouw als geheel,
4 de consLrucLieve delen afzonderlijk.
06950505_Hfdst_03.indd 137 11-11-2005 12:02:03
T3
personen en goederen
sneeuw en water
wind
permanente belasting
permanente belasting
permanente belasting
Flguur 3.T05 8elasLing door zwaarLekrachL en wind
4 Ccbouw dl: gchccl
voor een gebouw als geheel is de windbelasLing
de belangrijksLe invloedsfacLor. De wind belasL
heL gebouw horizonLaal, waardoor een zijde-
lingse uiLwijking opLreedL, hguur 3.104-1.
DaarnaasL kan een gebouw ook vervorningen
ondergaan door andere invloeden, zoals:
1 onvervormd skelet
2 geval 1: schrankend skelet
3 geval 2: doorbuigend skelet
vormvast paneel
vervormbaar kader
scheeftrekkend kader
scheefzakkend kader +
kantelend paneel
ln beide gevallen LrekL heL skeleL heL rechLhoe-
kige kader zonder verzeL van beLekenis nee, on-
daL heL kader zich genakkelijk laaL vervornen.
ln geval 1 leidL diL LoL een 'scheefLrekkend' ka-
der en in geval 2 LoL een 'scheefzakkend' kader,
waarbij in heL laaLsLe geval heL paneel neL de
scheefsLelling van heL kader needraaiL. OndaL
heL vornvasLe paneel de vervorning van heL ka-
der nieL kan neenaken, draaien in beide geval-
len de sLijlen Ler weerszijden van heL paneel over
een hoek o Len opzichLe van verLicale paneel-
randen en verschuiven de onder- en bovenregel
van heL kader langs heL paneel.
DiL heefL LoL gevolg daL de voeg Lussen kader
en paneel kan gaan kieren of daL de voegvulling
scheurL. Op plaaLsen waar heL kader sLuikL Legen
heL vornvasLe paneel kan spanningsconcenLraLie
en breuk opLreden. lndien heL kader nieL vrij kan
bewegen Len opzichLe van heL paneel kan zelfs
de bevesLiging neL heL dragend skeleL worden
kapoL geLrokken.
Waar diL soorL problenen kan worden verwachL
zal nen f heL dragend skeleL noeLen versLijven
on zo de afschuivende werking Lerug Le dringen
f de voeg Lussen kader en paneel noeLen ver-
ruinen.
Schddc ddn dc drdgcr zcll
Door de vervorning kunnen ook de dragende
delen zelf problenen ondervinden, bijvoorbeeld
door heL opLreden van inwendige scheuren.
Als de scheurvorning zover gaaL daL noeL wor-
den ingegrepen en reparaLies noeLen worden
verrichL is er sprake van schade.
4 |ckkcndc kicrcn
HeL ongeconLroleerd opLreden van LochLende en
lekkende kieren (en scheuren!) noeL ook worden
beoordeeld op heL gebruiksaspecL.
vooral bij gevels kunnen deze verschijnselen
leiden LoL onLoelaaLbare achLeruiLgang in de
funcLionele kwaliLeiL door lekken in de waLer- en
windkering, waardoor verslechLering van de
Lhernische isolaLie, vernindering van de ge-
luidsisolaLie en LochLhinder opLreedL. 8ovendien
wordL de consLrucLie door de kieren en scheuren
onderhoudsgevoeliger en neenL de duurzaan-
heid ervan af.
ln diL verband noeL ook worden geleL op heL
dynanische effecL van de wind. Hierdoor kan
zowel de kierwerking als de scheurvorning aan-
zienlijk worden bevorderd.
4 |indcrlijkc vcrvormingcn cn bcwcgingcn
d Stdti:chc vcrvormingcn
Waar verschillen in de vervorning en afwijkingen
bij scheefsLanden, doorhangingen, ongelijke
naadgrooLLen enzovoorL, hinderlijk zichLbaar
kunnen worden noeLen, afhankelijk van de
esLheLische eisen, grenzen worden gesLeld aan
de vervorning. Zonodig kunnen de vervornin-
gen en de verschillen in de vervorning ook wor-
den genaskeerd.
b Dyndmi:chc vcrvormingcn
Cebouwen kunnen dynanisch bewegen door
bijvoorbeeld wind en kraanbaanacLiviLeiLen, vloe-
ren door bijvoorbeeld Lrillende nachines of ren-
nende nensen over de gang, door LransporLnid-
delen als vorkhefLrucks, losziLLend glas kan door
Lrillingen gaan rinkelen enzovoorL.
HeL voldoende in de hand houden en beperken
van de dynanische bewegingen is een belangrijk
aspecL van de sLijfheidseis.
06950505_Hfdst_03.indd 139 11-11-2005 12:02:07
T40
3
c
zeer snelle fluctuaties
3
b
snelle vlaag
3
a
trage vlaag
2 statische deel
1 voorbeeld verloop windbelasting in tijd (model)
-
0
,
5
+
0
,
5
0
-
0
,
5
+
0
,
5
0
-
0
,
5
+
0
,
5
0
0
,
5
1
,
0
0 30 40 50 60 10 20
0 20 30 40 50 60 10
20 30 40 50 60 10
20 30 40 50 60 10
20 30
40 50
60 10
tijd in seconden
wind-
belasting
w
in
kN / m
2
Flguur 3.T07 Analyse windverloop
basisstand
1
= statische uitbuiging
2
= dynamische variantie
2
Flguur 3.T0 iLbuiging hoog gebouw door wind
voor heL gebouw als geheel en onderdelen als
daken en gevels is vooral de wind een belang-
rijke veroorzaker van dynanische vervorningen.
HeL belang ervan voor heL consLrucLief onLwerp
is in heL algeneen groLer naarnaLe er lichLer,
groLer en hoger wordL gebouwd.
Dyndmi:ch cllcct vdn dc wind
Door de wind ondergaaL een gebouw een
bepaalde uitbuiging. Deze uiLbuiging wisselL
voorLdurend door de variabele grooLLe van de
windbelasLing.
De wisseling in de uiLbuiging van heL gebouw is
voelbaar door de versnellingen en verLragingen
die Lijdens de bewegingen opLreden. DiL is ver-
gelijkbaar neL de siLuaLie bij een lifL: de snelheid
waarnee een lifL op- of neergaaL voelL nen nieL,
naar wel de versnelling bij heL verLrek en de ver-
Lraging bij de aankonsL van de lifL.
HeL verloop van de windbelasLing is op heL eer-
sLe gezichL vrij chaoLisch. Maar we kunnen op
heL grillige beeld wel enige greep krijgen door
de wind uiL verschillende conponenLen op Le
bouwen. Zo blijkL de wind volgens de nodel-
naLige weergave in hguur 3.107 opgevaL Le
kunnen worden als qud:i-:tdti:ch bcld:ting (daL
wil zeggen: schijnbaar sLaLisch) neL daaraan
Loegevoegd een verzaneling uiLeenlopende
vlagen. Deze vlagen kunnen worden voorgesLeld
als sinusvornige golven neL wisselende goleng-
Len en anpliLuden.
HeL sLaLische deel volgens hguur 3.107-2 kan
worden gezien als een soorL geniddelde van heL
windverloop gedurende een bepaalde Lijd.
De quasi-sLaLische windbelasLing inclusief de
Lrage windvlagen, hguur 3.107-3a, is vooral van
belang voor de uiLbuiging en de hoekverdraai-
ingen die heL gebouw daardoor ondergaaL.
De snelle windvlagen, hguur 3.107-3b, die cor-
responderen neL de eigenfrequenLie van heL
gebouw zijn daarenLegen vooral van belang van-
wege de voelbaarheid van de bewegingen die
heL gebouw ondergaaL door heL aanslingereffecL
van deze windvlagen. SLellen we de quasi-
sLaLische uiLbuiging op 100%, dan zal de snelle
vlaag bij goed geconsLrueerde gebouwen een
wisseling van zo'n 10 a 30% Leweegbrengen,
hguur 3.108.
06950505_Hfdst_03.indd140 11-11-200512:02:10
3 DkACEN T4T
Flguur 3.T09 Crenzen aan de uiLbuiging van gebouwen
edieig- e hoogbo 2
1 aagbo
u
u
tot
bl
u
t
o
t
h
h
b
l
h
u h
1
150
bij industriele gebouwen
bij andere gebouwen u
1
300
h
1
500
300
u
1
u
h
h
bl
tot
bl
tot
u
bl
=
u
bouwlaag
<
<
<
<
OndaL de zeer snelle ucLuaLies, hguur
3.107-3c, snel neL de Lijd veranderen, kan een
gebouw er neL zijn nassa nieL op reageren. DiL
soorL windLrillingen heefL dus verder geen beLe-
kenis voor de uiLbuiging door wind en de nen-
selijke waarnening van de windeffecLen.
3.4.2.c 5tl[fheldselsen gebouw als geheel
Numerleke aanwl[zlngen
On de hierboven genoende ongewensLe ver-
schijnselen in algenene zin voldoende Le on-
dervangen zijn er in NEN 702 8cld:tingcn cn
vcrvormingcn onder arLikel 10.3 enige nunerieke
aanwijzingen gegeven neL beLrekking LoL de vcr-
ci:tc :tijlhcid van gebouwen.
Zo nag volgens diL arLikel de LoLale 'horizonLale
doorbuiging' bij gebouwen neL slechLs n
bovengrondse bouwlaag overeenkonsLig hguur
3.10-1 nieL groLer zijn dan:
h
150
voor indusLriele gebouwen,
h
300
voor andere gebouwen.
8ij vcrdicpinggcbouwcn, hguur 3.10-2, nag de
uiLwijking nieL groLer zijn dan:
h
300
per bouwlaag,
h
500
voor heL gehele gebouw.
Ultbulglng als lndlrecte maatstaf
Een gebouw van bijvoorbeeld 100 n hoog nag
neL heL criLeriun van
u
LoL
h
500
aan de Lop dus nieL neer uiLwijken dan 200 nn.
Op zich zegL diL criLeriun eigenlijk nieL zoveel.
leiLelijk is de horizonLale doorbuiging dan ook
veeleer een indirecLe naaLsLaf voor Lwee ver-
schijnselen die ernee sanenhangen, nanelijk:
max.
max.
= --- -----
16
5
1
24
max.
= --- -----
3
max.
= ---- -----
5
384
4
max.
= ---- -----
1
384
4
2
1000
stel:
max.
= -----
2
1000
stel:
max.
= -----
max.
max.
---
1
150
max.
---
1
160
max.
max.
max.
1
24
1
27
max.
= --- --- -----
3
max.
max.
= ----- -----
16
27
Flguur 3.TT2 verband Lussen doorbuiging en hoekver-
draaiing
Hoekverdraallng
8ij heL doorbuigen ondergaaL een dragende balk
of vloer hockvcrdrddiingcn, dus ook de schei-
dingsconsLrucLie als deze daarop sLaaL of eraan
hangL. Kan de scheidingsconsLrucLie de opLre-
dende schrankingen aan7
On deze vraag Le kunnen beanLwoorden noeL
een relaLie worden gelegd Lussen de doorbui-
ging en de hoekverdraaiing.
Ca uiL van een balk of vloer, opgelegd aan de
beide uiLeinden overeenkonsLig hguur 3.112-1.
SLel daL deze balk of vloer door een gelijknaLig
verdeelde belasLing in heL nidden een doorbui-
ging ondergaaL Ler grooLLe van:
u
n
= 0,002 |,
dan correspondeerL hiernee bij de opleggingen
een hoekverdraaiing:
o
opl
=
1
150
WordL vervolgens de ligger doorgaand genaakL
overeenkonsLig hguur 3.112-2, dan is de hoek-
verdraaiing heL grooLsL Ler plaaLse van de buig-
punLen in de doorbuigingsas op een afsLand van
circa 0,25 | van de opleggingen.
8ij dezelfde u
n
= 0,002 |, wordL de naaLge-
vende hoekverdraaiing in daL geval
o
0,25I
=
1
a
1
,
10 170
afhankelijk van heL belasLingsschena.
Ceneraliserend nogen we rekenen op een
naxinale hoekverdraaiing van circa
1
150
als nog
neL wordL voldaan aan de eis van u
bij
= 0,002 |.
Als de scheidingsconsLrucLie deze hoekverdraai-
ing aan kan, is de gesLelde u
bij
in orde, anders
noeL de eis worden aangescherpL.
Hoekverdraallng ln dwarsrlchtlng
De hoekverdraaiing noeL nieL alleen worden be-
waakL in de richLing van de overspanning, naar
ook loodrechL daarop. DiL geldL in heL bijzon-
der voor vloeren neL groLe overspanningen op
plaaLsen waar deze vloeren worden gehinderd in
hun vrije verLicale beweging.
Voorbeeld
Cegeven een kanLoorgebouw neL een rechL-
hoekige plaLLegrond volgens de opzeL van
hguur 3.113.
8ij een overspanning van |
1
= 14 n noeL
worden voldaan aan de eis:
u
bij
< 0,002 | = 28 nn
Deze waarde is onaccepLabel in verband neL
de Le verwachLen problenen bij de aanslui-
Ling van inpandige scheidingswanden.
06950505_Hfdst_03.indd 144 09-12-2005 10:41:12
3 DkACEN T45
3.4.2.e 5tl[fheldselsen daken
Daken nogen ieLs ninder sLijf worden uiL-
gevoerd dan vloeren.
De eis Len aanzien van de bijkonende doorbui-
ging van daken luidL volgens NEN arLikel 10.2.3
nanelijk:
u
bij
< 0,004 |
rep
1en aanzien van de doorbuiging in de eind-
LoesLand geldL volgens NEN 702 arLikel 10.4.2
dezelfde eis:
u
eind
< 0,004 |
rep
HeL aanbrengen van een zccg geefL de noge-
lijkheid de doorbuiging in de eindLoesLand neL
zoveel Le beperken als nen wil. Ook bij daken zal
daaron gewoonlijk de bijkonende doorbuiging
naaLgevend zijn en nieL de doorbuiging in de
eindLoesLand.
Adn:luiting :chciding:wdndcn op ddkcn
HanLeerL nen bij halvornige ruinLen neL groLe
overspanningen bovensLaande eis voor de
dwars
o
detail gedrag vloer 3
dwars
o
kopwand
2 2
kern
1
=
1
4
m
2 eind
gedrag vloer
t.p.v. kopwand
2
plattegrond 1
Flguur 3.TT3
Hoekverdraaiing vloer in dwarsrichLing
SLellen we overeenkonsLig de aanbeveling
de bijkonende doorbuiging op naxinaal
15 nn, dan vraagL ook deze naaL Loch nog
aandachL op plaaLsen waar de vloer nieL kan
doorbuigen, zoals bij de kopgevels en bij de
inpandige 'kern' voor heL verLicale verkeer.
8eschouw bijvoorbeeldde siLuaLie bij de kopgevel.
verondersLel daL de kopgevel verLicaal nieL kan
verplaaLsen en daL de vloer zijdelings schar-
nierend ernee is verbonden en voor de resL
rusL op sLalen liggers. 8uigen de liggers door
onder invloed van de veranderlijke belasLing
(bijvoorbeeld een zwaar archief), dan onder-
gaaL de vloer in de nabijheid van de kopgevel
een zijdelingse hoekverdraaiing o
dwars
, op de
wijze zoals hguur 3.113 diL aangeefL.
SLellen we de kriLische o
dwars
bijvoorbeeld op
1
150
, dan kan de eersLe ligger dus pas
vrij
doorbuigen als nen deze plaaLsL op een af-
sLand van Len ninsLe |
eind
= 0,015 150 =
2,25 n van de kopwand, afgezien van de
doorbuiging die de vloer zelf ondergaaL Lus-
sen de kopwand en de eersLe ligger.
Trllllngen
1rillingen kunnen hinderlijk zijn als deze voelbaar
of zichLbaar worden. 8ij vloeren kunnen deze
Lrillingen worden veroorzaakL door bewegende
personen, nachines, verkeer en wind.
lndien een belasLing van Len ninsLe 5 kN per n
2
vloer c.q. 150 kN per ligger aanwezig is, nag
volgens NEN 702 arLikel 10.5.2 worden aan-
genonen daL een vloer door lopende personen
nieL in hinderlijk voelbare Lrilling is Le brengen.
8eLonnen vloeren halen deze gewichLsindicaLie
neesLal wel. SLalen en houLen (Lussen-)vloeren,
loopbruggen, passarelles enzovoorL, zijn echLer
vaak aanzienlijk lichLer en vragen op diL punL
daaron exLra aandachL.
NieL alLijd is de nens naaLgevend voor de Loe-
laaLbaarheid van de Lrillingen. Sons ook leggen
de acLiviLeiLen (veel) sLrengere eisen op, zoals
bijvoorbeeld bij laboraLoria neL Lrillingsgevoelige
apparaLuur.
06950505_Hfdst_03.indd 145 11-11-2005 12:02:31
T46
(bijkonende) doorbuiging, dan leidL diL LoL
groLe verLicale verplaaLsingen van heL dak.
voorbeelden:
0
s
1 watertoren 2 statisch schema
met belastingen
3 alleen :
geen zijdelingse
verplaatsing
4 alleen :
verplaatsing
0
5 + :
verplaatsing
0
+
s
Voorbeeld
Watertoren
verondersLel als gegeven een waLerLoren
volgens hguur 3.124. De waLerLoren wordL
geschenaLiseerd LoL een aan de voeL
ingeklende, vrijsLaande kolon, bovenaan be-
lasL door een verLicale krachL l (een vol
reservoir neL waLer) en een horizonLale
krachL | (resulLanLe van de wind).
06950505_Hfdst_03.indd 151 11-11-2005 12:02:51
T52
s
1 gebouw
2 alleen verticale
belasting
3 alleen horizontale
belasting
4 horizontale n
verticale belasting
0
Denken we op de Lop alleen de verLicale lasL
l, hguur 3.124-3, dan ondergaaL de kolon
geen nerkbare zijdelingse verplaaLsing zolang
de werklijn van de belasLing sanenvalL neL de
harLlijn van de kolon (aannenende daL l nieL
de kriLische waarde bereikL waarbij de kolon
uiLknikL). Denken we vervolgens de verLicale
lasL even weg en laLen we Legen de Lop de ho-
rizonLale krachL | aangrijpen, hguur 3.124-4,
dan ondergaaL de kolon hierdoor een zekere
uiLbuiging, sLel neL een verplaaLsing van u
0
aan de Lop.
PlaaLsen we bij deze verplaaLsing l opnieuw
op de kolon, dan leidL diL LoL een kleine bijko-
nende verplaaLsing u
1
, de werklijn van l valL
inners nieL langer sanen neL de harLlijn van
de kolon waardoor deze een exLra buiging Le-
weegbrengL. Deze bijkonende verplaaLsing u
1
leidL op haar beurL weer LoL een nog kleinere
verplaaLsing u
2
die ook weer een verplaaLsing
LeweegbrengL, (u
3
)
enzovoorL.
Alle Loegevoegde verplaaLsingen (u
1
+
u
2
+ u
3
+ .) bij elkaar opgeLeld leveren de in hguur
3.124-5 aangegeven verplaaLsing u
s
op.
Deze son is de Lweede-orde-verplaaLsing.
Deze konL bovenop de eersLe-orde-verplaaL-
sing u
0
. 8ij gezonde consLrucLies is u
s
klein Len
opzichLe van u
0
, gewoonlijk ninder dan 10%
daarvan.
voeren we in gedachLen de verLicale lasL l
op, dan zal u
s
ook Loenenen, aanvankelijk
evenredig neL l, naar geleidelijk aan naar
verhouding sLeeds sLerker, LoL op een gegeven
nonenL de lasL de kriLische waarde l
cr
bereikL
waarbij de kolon (i.c. de waLerLoren) op heL
punL sLaaL Le bezwijken. Deze l
cr
is LheoreLisch
onafhankelijk van de grooLLe van |.
Andcrc voorbccldcn vdn hct twccdc-ordc-cllcct
liguur 3.125 LoonL een porLaalconsLrucLie
waarop een gebouw rusL. We zien in diL geval
heLzelfde Lweede-orde-verschijnsel als bij de
vrijsLaande kolon, naar nu als heL ware onder-
sLeboven.
Flguur 3.T25 1weede-orde-effecL
liguur 3.12 LoonL vervolgens een hoog gebouw
neL een verdeelde belasLing over de hoogLe
van heL gebouw, zowel waL beLrefL heL eigen
gewichL als de windbelasLing. Ook diL geval is
vergelijkbaar neL de waLerLoren, al zal de ver-
vorning over de hoogLe enigszins afwijkend zijn.
Cewoonlijk is in heL gebruikssLadiun u
s
verwaar-
loosbaar klein (orde van grooLLe 2% van u
0
).
liguur 3.127 LoonL een ander soorL Lweede-orde-
effecL in de gedaanLe van waLeraccunulaLie op
daken. 8ij veilige dakconsLrucLies blijfL de Lweede-
06950505_Hfdst_03.indd 152 11-11-2005 12:02:53
3 DkACEN T53
u
s
u
0
0
u
u
t
1 schema 2 alleen
horizontale
belasting
3 horizontale
en verticale
belasting
orde-doorbuiging u
s
klein Len opzichLe van de eer-
sLe-orde-doorbuiging u
0
, opLredend als gevolg van
de waLerlasL neL hoogLe h
1
.
s
u
eerste-orde doorbuiging 1
eerste en tweede-orde doorbuiging 2
h
1
0
h
u
0
t
u u
0
u
s
= +
u
0
Flguur 3.T27 WaLeraccunulaLie op een plaL dak
3.4.4 5tablllteltsvoorzlenlngen
ln de voorgaande paragraaf zijn de nogelijke in-
sLabiliLeiLsverschijnselen op een rijLje gezeL. Ceen
van deze verschijnselen nag naLuurlijk opLreden.
Men zal daaron aannenelijk noeLen naken
daL de onLworpen consLrucLie voldoeL aan de
sLabiliLeiLseisen. 8lijkL diL nieL heL geval Le zijn,
dan zullen exLra voorzieningen noeLen worden
geLroffen on de sLabiliLeiL van de consLrucLie Le
waarborgen.
NieL de sLabiliLeiLseisen naar de sLijfheidseisen,
die uiL heL criLeriun van de bruikbaarheid voorL-
vloeien, zijn echLer neesLal bepalend voor de
vornvasLheid van de consLrucLie.
De Le Lreffen sLabiliLeiLsvoorzieningen worden in
de neesLe gevallen dan ook berekend naar de
sLijfheidseisen die geLalsnaLig voor heL consLruc-
LiesysLeen worden gesLeld.
Zo sLelL nen bij hoge gebouwen gewoonlijk
daL aan de sLabiliLeiLseis wordL voldaan als heL
gebouw aan de Lop bij exLrene wind nieL neer
uiLwijkL dan
1
}
500
a
1
}
1000
van de hoogLe van heL
gebouw. ln feiLe is deze geLalsnaLige begrenzing
een uiLdrukking van de sLijfheidseis.
De voorzieningen die nen LrefL, zijn dan ook
zowel voor de sLabiliLeiL als voor de sLijfheid van
heL consLrucLiesysLeen bedoeld.
3.4.4.a Ultwendlge stabllltelts-
voorzlenlngen
8ij uiLwendige insLabiliLeiLsverschijnselen als heL
verschuiven, verzakken en opdrijven is de sLand-
plaaLs van heL bouwwerk nieL voldoende verze-
kerd. On zulke verschijnselen Le voorkonen zal
noeLen worden gezorgd voor een funderings-
consLrucLie die Loereikend draagkrachLig is.
WaL voor heL bouwwerk als geheel geldL, geldL
ook voor de afzonderlijke consLrucLieve onder-
delen.
Zo geefL hguur 3.128-1 een voorbeeld van een
consLrucLief onderdeel daL nieL voldoeL aan de
voorwaarde van de uiLwendige sLabiliLeiL (en
evennin aan de sLijfheidsvoorwaarde!).
We zien in deze hguur schenaLisch een door-
snede van een opslaghal neL een onhullings-
consLrucLie, die is gefundeerd op palen. De vloer
van de hal is verhoogd uiLgevoerd en draagL de
lasLen direcL op de ondergrond af via een zand-
aanvulling. Door de hoge pernanenLe belasLing
van heL zandpakkeL en de veranderlijke belas-
Ling op de losse vloer, dreigL de randbalk rond
de hal naar buiLen Le worden gedrukL. On diL
ongewensLe fenoneen van heL 'wegdrijven' Le
voorkonen kunnen diverse naaLregelen worden
geLroffen. ln hguur 3.128-2 en 3.128-3 worden
enkele nogelijkheden gegeven.
Flguur 3.T26 8elasLingsverdeling en Lweede-orde-effecL bij
een hoog gebouw
06950505_Hfdst_03.indd 153 11-11-2005 12:02:56
T54
of elke tussenliggende richting
kan omvallen om x- of y-as
vrijstaande kolom met pen en gatverbinding op voetplaat:
ingeklemd in beide richtingen met schoren in beide richtingen 2 3
y
x
z
1
combinatie 4
Flguur 3.T2 voorbeeld uiLwendige sLabiliLeiLs-
voorzieningen
funderingsconstructie voor de overkapping
vrijdragende vloer op palen ge ntegreerd met de 3
opslaghal met vrijdragende overkappings-
een verhoogde ondergrond
constructie en een zwaarbelaste vloer rustend op
schoorpalen toegevoegd 2
1
Flguur 3.T29 SLabilisaLie kanLelgevoelige kolon
Voorzlenlngen tegen kantelgevaar
WaL beLrefL de uiLwendige sLabiliLeiL verdienL heL
kanLelgevaar bijzondere aandachL, vooral in die
siLuaLies waarbij sLapelbouw wordL LoegepasL.
We denken hierbij neL nane aan slanke n- en
Lweedinensionale elenenLen zoals kolonnen,
vlakke wanden en hoge liggers.
We behandelen een aanLal voorbeelden, begin-
nend neL een enkelvoudige kolon en eindigend
neL een sanengesLelde consLrucLie voor de ver-
dieping- en hoogbouw.
|olom
liguur 3.12-1 LoonL een kanLelgevoelige pre-
fab beLonnen kolon op een vasLe voeLplaaL van
beLon. On verschuiving Le voorkonen wordL de
voeL voorzien van een pen-en-gaLverbinding.
KanLeling kan worden voorkonen door de kolon
Le voorzien van schoren, hguur 3.12-2, of door
deze aan de voeL in Le klennen, hguur 3.12-3.
Ook is een conbinaLie van beide nogelijk, hguur
3.12-4. SLeeds noeL worden bedachL daL een
punLvornig opgelegde kolon in Lwee richLingen
noeL worden vasLgehouden.
De oplossing neL de schoren is neesLal een
Lijdelijke aangelegenheid Lijdens de bouw. ls de
kolon eennaal opgenonen in heL groLere ge-
heel van de sLabiele skeleLconsLrucLie, dan kun-
nen de schoren worden weggenonen.
06950505_Hfdst_03.indd 154 11-11-2005 12:02:59
3 DkACEN T55
geen probleem
(tijdelijk)
stempels
wand als schijf
3
1
5 tuien
(tijdelijk)
4
ding met grondplaat
monolitische verbin-
kantelgevoelig
wand als plaat 2
oplegging
losse
Flguur 3.T30 SLabilisaLie kanLelgevoelige wandplaaL
Flguur 3.T3T SLabilisaLie ligger
gording
ligger
kolom
met schoren 4
3 met klampen doorgezette kolom
2
1 kanteling liggers op kolommen schema 1
a
ligger
gording
kolom
3 schema
a a
4 schema
vastgezet aan
randgording
Wandplaat
ln hguur 3.130-1 is een prefab beLonnen wand-
elenenL neergezeL op een beLonnen grondplaaL.
WaL beLrefL de belasLingen in heL eigen vlak ge-
draagL de wand zich als een schijf en is er geen
probleen Len aanzien van de sLabiliLeiL. WaL
beLrefL de belasLing loodrechL op heL eigen vlak
gedraagL de wand zich echLer als een plaaL. Deze
is kanLelgevoelig on de voeLlijn, hguur 3.130-2.
Er zijn vele voorzieningen nogelijk on heL kan-
Lelgevaar Legen Le gaan. Enkele van deze no-
gelijkheden zijn gescheLsL in de hguren 3.130-3
L}n 3.130-8.
tussen in-
geklemde stijlen
6 dwarswanden 7 8 golvend
06950505_Hfdst_03.indd 155 11-11-2005 12:03:02
T56
Flguur 3.T33 iLwendige sLabiliLeiL in de ruinLe (3D)
|ogc liggcr
ln hguur 3.131-1 is een hoge nassieve houLen
ligger aan beide einden op Lwee kolonnen ge-
plaaLsL. Zonder verdere voorzieningen zal deze
ligger kunnen kanLelen op beide oplegpunLen. ln
de hguren 3.131-2 LoL en neL 3.131-4 worden
drie voorsLellen gedaan on kanLeling Le voor-
konen, respecLievelijk door de ligger vasL Le zeL-
Len aan de doorgezeLLe kolon, door de koppe-
ling van klanpen Le voorzien en door heL Loepas-
sen van schoren.
NaasL heL Legengaan van heL kanLelen van de
ligger zullen ook naaLregelen noeLen worden
geLroffen on Le voorkonen daL de in zijdelingse
richLing buigslappe ligger onderweg uiL zijn vlak
LreedL door knik of kip van de gedrukLe delen.
Algemene voorwaarde ultwendlge
stabllltelt
voor een sLabiele ondersLeuning van een con-
sLrucLie in heL plaLLe vlak (2D) zijn nininaal drie
ondersLeuningsreacLies nodig. Als er drie reacLies
zijn, is de ondersLeuning sLaLisch bepaald. Zijn
er neer, dan is de consLrucLie uiLwendig sLaLisch
onbepaald.
Of de consLrucLie uiLwendig sLabiel is, kan wor-
den nagegaan door in ieder sLeunpunL pendel-
sLaven aan Le brengen die op enige afsLand aan
vasLe punLen zijn bevesLigd. HeL aanLal pendel-
sLaven konL dan overeen neL heL aanLal reacLies,
hguur 3.132. voorwaarde is daL de werklijnen
van de reacLies nieL alle drie door n punL gaan.
draaipunt
stabiel 1 niet stabiel 2
Flguur 3.T32 iLwendige sLabiliLeiL in heL plaLLe vlak (2D)
voor een sLabiele ondersLeuning van een ruinLe-
lijk uiLgebouwde consLrucLie (3D) zijn nininaal
zes ondersLeuningsreacLies nodig. Deze nogen
nieL alle zes door n roLaLielijn gaan of hiernee
evenwijdig lopen, hguur 3.133.
3.4.4.b Inwendlge stablllteltsvoorzlenlngen
SkeleLconsLrucLies van gebouwen zijn neesLal
opgebouwd uiL lijnvornige elenenLen, zoals lig-
gers en kolonnen, en vlakvornige elenenLen,
zoals vloeren en wanden. 8ij open skeleLcon-
sLrucLies besLaaL heL gevaar van schranken als
de verbindingen zich scharnierend gedragen.
8ovendien zijn skeleLconsLrucLies kweLsbaar Len
aanzien van nogelijke insLorLing als viLale onder-
delen daarvan zouden wegvallen. De vraag is nu
in welke gevallen zulke ongewensLe verschijn-
selen kunnen opLreden en welke LegennaaL-
regelen nen dan kan Lreffen on problenen Le
voorkonen.
Toetslng lnwendlge vormvastheld
On Le beoordelen of skeleLconsLrucLies in heL
plaLLe vlak inwcndig vormvd:t zijn, kunnen deze
worden geLoeLsL aan de beLrekking:
: > 2k 3
waarin:
: = aanLal sLaven
k = aanLal scharnierende knooppunLen
ls : = 2k 3, dan is heL sysLeen inwcndig vorm-
vd:t en :tdti:ch bcpddld.
ls : > 2k 3, dan is heL sysLeen inwcndig vorm-
vd:t en :tdti:ch onbcpddld.
ls : < 2k 3, dan kan heL sysLeen inwcndig vcr-
vormcn.
stabiel 1
niet stabiel 2
rotatielijn
06950505_Hfdst_03.indd 156 11-11-2005 12:03:05
3 DkACEN T57
liguur 3.134 laaL een aanLal Loepassingen zien.
HieruiL blijkL daL een sLavensLelsel daL conse-
quenL is opgebouwd uiL driehoeken inwendig
sLabiel is. vallen uiL een dergelijk sLelsel n of
neer sLaven weg, dan is daL sLelsel nieL langer
vornvasL.
voorwaarde inwendig vormvast: 2 - 3 s k >
1
2
3
4
5
6
7
= 3
2 - 3 = 6 - 3 = 3
vormvast
s
k
2 - 3 = 8 - 3 = 5
= 5
k
s
vormvast
2 - 3 = 10 - 3 = 7 k
= 7 s
vormvast
2 - 3 = 10 - 3 = 7 k
= 6 s
vormvast
2 - 3 = 8 - 3 = 5 k
= 4 s
vormvast
2 - 3 = 10 - 3 = 7 k
= 6 s
vormvast
2 - 3 = 10 - 3 = 7 k
= 7 s
vormvast
niet
niet
niet
Flguur 3.T34 Analyse inLerne vornvasLheid sLavensLelsel
1er conpensaLie kan nen een inLern nieL-
vornvasL sLelsel van buiLenaf voorzien van exLra
oplegreacLies. On dan opnieuw een vornvasL
geheel Le verkrijgen, zal heL aanLal Loe Le voegen
rcdctickrdchtcn gelijk noeLen zijn aan heL aanLal
weggenonen sLaven.
OndaL een sLaLisch bepaalde consLrucLie al drie
oplegreacLies heefL, kunnen we voor heL LoeLsen
op de vornvasLheid van een sLavensLelsel ook
neer algeneen uiLgaan van de volgende voor-
waarde:
: > 2k r
waarin:
r = aanLal reacLiekrachLen
liguur 3.135 laaL hiervan enige Loepassingen
zien.
voorwaarde : 2 - s k r >
1
2
3
4
5
= 4
2 - = 8 - 3 = 5
s
k
2 - = 8 - 4 = 4
= 4
k
s
vormvast
2 - = 12 - 5 = 7 k
= 7 s
vormvast
2 - = 14 - 8 = 6 k
= 6 s
vormvast
2 - = 6 - 4 = 2 k
= 2 s
vormvast
niet
vormvast
r
r r
r
r
r
r
r r
r
r
r
r r r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
Flguur 3.T35 Analyse vornvasLheid sLavensLelsel inclusief
exLerne reacLies
5chrankvoorzlenlngen bl[ raamwerken
Ongc:choordc rddmwcrkcn
8ij ongeschoorde raanwerken noeL de con-
sLrucLie zelfsLandig in sLaaL zijn de krachLen die
hierop werken Le weersLaan zonder daL de vorn
verloren kan gaan (sLabiliLeiLseis) en zonder daL
de consLrucLie Le veel vervornL (sLijfheidseis).
De verschillende gevallen bekijken we in heL
eigen vlak van heL raanwerk volgens hguur
3.13.
liguur 3.13-1 neL vier scharnieren is nieL
sLabiel. ln hguur 3.13-2 wordL hiervan n
scharnier weggenonen door de linkerkolon aan
de voeL in Le klennen. Hierdoor is dus diL geval
wel sLabiel. iL synneLrie-overwegingen is heL
gebruikelijk beide kolonnen in Le klennen
06950505_Hfdst_03.indd 157 11-11-2005 12:03:09
T5
overeenkonsLig hguur 3.13-3. Deze oplossing
wordL veel LoegepasL bij prefab-beLon.
liguur 3.13-4 LoonL Lwee buigsLijve hoeken
Lussen de kolonnen en de ligger. Deze oplos-
sing wordL veel LoegepasL bij sLaal.
HeL driescharnierspanL van hguur 3.13-5 is
sLaLisch bepaald. DriescharnierspanLen worden
zowel in houL als in sLaal LoegepasL en sons ook
in prefab-beLon.
ln sLaal wordL ook wel heL sLaLisch onbepaalde
LweescharnierspanL van hguur 3.13- Loege-
pasL. DiL geval is Le vergelijken neL hguur
3.13-4.
ln hguur 3.13-7 is heL porLaal Len sloLLe volledig
scharnierloos uiLgevoerd. DiL porLaal is drievou-
dig sLaLisch onbepaald. Deze oplossing konL wel
voor bij in heL werk gesLorLe beLonnen porLalen.
ls de sLabiliLeiL van heL ongeschoorde porLaal op
enigerlei wijze verzekerd, dan zal ook de sLijf-
heid ervan nog noeLen worden geconLroleerd.
Door de in hguur 3.13 aangegeven zijdelingse
belasLing zal heL porLaal gaan uiLwijken. De ver-
vorningswijze is in elk der afzonderlijke gevallen
schenaLisch neL een sLippellijn (zwaar vergrooL)
weergegeven.
ln heL algeneen zal de zijdelingse verplaaLsing
van de porLaalregel nieL neer nogen
bedragen dan
1
}
100
a
1
}
300
van de hoogLe van heL
porLaal. Deze naaLsLaf leidL al gauw LoL zware
consLrucLieafneLingen. Men kan dus overwegen
over Le sLappen op heL principe van heL ge-
schoorde raanwerk.
Rddmwcrkcn gc:choord in cigcn vldk
liguur 3.137 geefL een aanLal nogelijkheden on
een op zich nieL schrankvasLe porLaalconsLrucLie
door Loegevoegde consLrucLiedelen Le schoren.
ln de gevallen van de hguren 3.137-1 LoL en
neL 3.137-3 wordL diL gedaan door heL porLaal
respecLievelijk af Le schoren op een schijf, Le
voorzien van een druk}Lrekschoor aan n zijde
of Le voorzien van Luien aan weerskanLen van heL
porLaal. De Loegevoegde voorzieningen zijn hier-
bij in n vlak neL heL porLaal geplaaLsL, hoewel
daarbuiLen, waardoor de ruinLe binnen heL
porLaal vrij blijfL.
Flguur 3.T36 SLabilisaLie ongeschoord raanwerk in eigen
vlak
schematische weergave statisch schema
2 portaal met een ingeklemde kolom
(statisch bepaald)
3 portaal met twee ingeklemde kolommen
(een-voudig statisch onbepaald)
4 portaal met twee buigstijve hoeken
(een-voudig statisch onbepaald)
7 ingeklemd portaal
(drievoudig statisch onbepaald)
5 driescharnierspant (statisch bepaald)
6 tweescharnierspant (tweevoudig statisch onbepaald)
1 portaal met vier scharnieren; niet stabiel
06950505_Hfdst_03.indd 158 11-11-2005 12:03:11
3 DkACEN T59
schematische weergave statisch schema
0 0
0
0
0
0 0
+
+
+
+
+
6 portaal met schrankvaste vulling (schijf)
5 portaal met kruisverband
4 portaal met V- of K-verband
3 portaal met tuien
(trekstaven)
2 portaal met schoor (druk- / trekstaaf)
1 portaal verbonden met schijf, bok, o.i.d.
Flguur 3.T37 Schoringsnogelijkheden raanwerk in eigen
vlak
+ +
+ +
1 niet-voorgespannen kruisverband
2 voorgespannen kruisverband
belasting naar rechts belasting naar links
belasting naar links belasting naar rechts alleen interne
voorspanning
Flguur 3.T3 Werking kruisverband,
nieL-, respecLievelijk wel-voorgespannen
ln de gevallen van de hguren 3.137-4 LoL en neL
3.137- worden echLer inwendige voorzieningen
geLroffen on heL porLaal schrankvasL Le naken,
respecLievelijk door een v- of K-verband, een
kruisverband en een schrankvasLe vulling van
sLeen, beLon, sLaalplaaL enzovoorL.
Zulke voorzieningen zijn alleen dan geschikL in-
dien heL gebruik van heL bouwwerk diL LoelaaL.
8ij gebouwen worden zulke 'obsLakels' in heL
algeneen slechLs geLolereerd in gesloLen gevel-
gedeelLen en pernanenLe binnenwanden.
HeL krui:vcrbdnd is bij raanwerken van houL en
sLaal een veel voorkonende consLrucLiewijzen
on schranking Legen Le gaan. Hierbij worden
neesLal dunne sLaven gehanLeerd (plaLsLaal,
hoeksLaal, rondsLaal enzovoorL) die slechLs Lrek
kunnen opnenen en geen druk. 8ij nieL-voor-
gespannen kruisverbanden is hierdoor slechLs
een deel van de consLrucLie acLief afhankelijk van
de belasLingsrichLing, hguur 3.138-1.
8ij voorgespannen kruisverbanden zijn echLer
sLeeds alle sLaven acLief beLrokken bij de opnane
van de belasLing, hguur 3.138-2. voorwaarde is
dan wel daL de dunne verbandsLaven voldoende
noeLen zijn voorgespannen on alLijd op Lrek Le
worden belasL.
Ruimtclijkc dl:choring vdn hct portddl
HeL porLaal kan ook ruinLelijk worden geschoord.
liguur 3.13 geefL hiervan drie nogelijkheden
LoegepasL op een halvornige ruinLe.
ln de hguren 3.13-2 en 3.13-3 wordL de wind
van opzij door een sanensLel van schijfvornige
vlakken naar de fundering afgeleid buiLen heL
eigen vlak van de porLalen on. ln heL eersLe ge-
val vornen de vlakken neL elkaar een gesloLen
06950505_Hfdst_03.indd159 11-11-200512:03:14
T60
gebouwmodel 1
windzuiging
winddruk
portaal
dakplaten
schijfwerkingoverallevlakken; 2
alleplatenschuifvastverbondenmetskelet
3 schijfwerkinginmiddengebied
kruisverband 4
dakschijf
gevelschijf
schuifvast
randregel
stijl
kolom
winddruk
winddruk
winddruk
windzuiging
windzuiging
windzuiging
gevelplaten
verbonden
trekband
drukboog
Flguur 3.T39 kuinLelijke sLabilisaLie porLalen
doos, in heL Lweede een -vornige band over de
porLalen heen.
Schijfvornige vlakken konen in aannerking bij
goed schuifvasL Le bevesLigen plaaLnaLeriaal
(zoals houLen LriplexplaLen, sLalen neander-
plaLen en beLonnen dakplaLen).
ln hguur 3.13-4 wordL de schijfwerking over-
genonen door een kruisverbandconsLrucLie die
als een plaLLe vakwerkligger nidden over de
porLalen is heen gelegd. Kruisverbanden worden
veel LoegepasL, neL nane bij sLaalconsLrucLies.
DaarnaasL zijn echLer ook andere verband-
conhguraLies nogelijk.
Stdbilitcit loodrccht op cigcn vldk
PorLalen kunnen loodrechL op hun eigen vlak op
diverse wijzen worden gesLabiliseerd.
8ij een alleensLaand porLaal zal nen de kolon-
nen noeLen inklennen aan de voeL, dan wel
noeLen schoren of afLuien. DiL zijn vornen van
uiLwendige sLabilisaLie zoals we die ook al zagen
bij de kolon en de wand in de hguren 3.12 en
3.130.
ln hguur 3.140-1 zien we een porLaal waarvan
de kolonnen zijn afgeLuid naar de fundering.
De ligger zal in diL geval nieL alleen verLicaal,
naar ook horizonLaal zelfdragend noeLen zijn.
8ij Lwee of neer porLalen in serie kan nen de
afzonderlijke porLalen echLer laLen sanenwerken,
waardoor ze neL elkaar een inwendig sLabiliLeiLs-
sysLeen kunnen vornen. De hguren 3.140-2
Flguur 3.T40 SLabilisaLie porLalen loodrechL op eigen vlak
portalenpaar 3
kolommenparen 2
kolommen 1
getuid
verbonden
verbonden
doorkoppelingportalen 4
06950505_Hfdst_03.indd160 11-11-200512:03:18
3 DkACEN T6T
belastinginlangsrichting 2
1 kruisverbandsysteem
a
naarrechts
belastinginlangsrichting
naarlinks
b
2
belastingindwarsrichting
naar rechts
a
3 belastingindwarsrichting 3
naar links
b
Flguur 3.T4T KrachLswerking in kruisverbandsysLeen
LoL en neL 3.140-4 brengen heL principe van
deze opzeL in beeld bij Loepassing van kruisver-
banden. Zodoende kan de windbelasLing 'op
afsLand' naar de fundering worden gevoerd en
wordL Levens bereikL daL de liggers zijdelings
worden gesLeund.
|rdcht:wcrking in krui:vcrbdndcn
ln hguur 3.141-1 zijn heL langsverband van h-
guur 3.13-4 en heL dwarsverband van hguur
3.140-4 bijeengebrachL.
liguur 3.141-2 LoonL welke sLaven van heL
dwarsverband worden geacLiveerd bij belasLing
in langsrichLing, hguur 3.141-3 evenzo voor heL
langsverband bij belasLing in dwarsrichLing.
Afhankelijk van de belasLingsrichLing wordL dus
sLeeds slechLs een deel van heL kruisverband-
sysLeen aangesproken. On goed Le kunnen
begrijpen welke sLaven wanneer werkzaan zijn,
zal nen per belasLingsgeval nauwkeurig de be-
lasLingsafdrachL noeLen nalopen.
HeL kruisverbandsysLeen inpliceerL een doos-
vornige onhulling rond de porLalen waarin de
verbanden zijn opgenonen. Zolang in alle vier
de gevels verbanden kunnen worden geplaaLsL,
is de krachLswerking beLrekkelijk eenvoudig.
Zo wordL in hguur 3.142-1 de aangegeven
krachL direcL volgens heL verband in heL voorvlak
naar de fundering afgeleid.
HaalL nen echLer bijvoorbeeld in heL langsvlak
aan de voorzijde heL verband weg, hguur
3.142-2, dan noeL vrijwel heL hele kruisverband-
sysLeen worden ingezeL on dezelfde krachL neL
een groLe onweg naar de fundering af Le
kunnen leiden.
HeL Loepassen van kruisverbanden is een effec-
Lieve naaLregel on kolonskeleLLen vornvasL Le
naken.
!!
1 directebelastingafdracht
indirectebelasting- 2
overeenzijde
afdrachtoverdriezijden
Flguur 3.T42 WeglaLen delen van heL kruisverbandsysLeen
06950505_Hfdst_03.indd161 11-11-200512:03:21
T62
vormvast 2 1 vervormingsgevoelig
Flguur 3.T44 ConsLrucLieve uiLwerking knooppunL
kruisverbandsysLeen
Men kan op deze wijze zeer sLijve doos-
consLrucLies verkrijgen Legen een geringe naLe-
riaalinspanning. Ook de verbindingen kunnen
sinpel worden uiLgevoerd ondaL ze worden be-
schouwd als scharnieren.
Wel noeL goed worden geleL op een juisLe
sanenhang en doorkoppeling van de sLabili-
LeiLsverbanden, vooral waar versLoringen in heL
sysLeen opLreden. liguur 3.143 geefL enige
nogelijkheden van de geoneLrie en plaaLsing
van de sLabiliLeiLsverbanden. HeL schoorverband
van hguur 3.143-2 en heL zig-zagverband van
hguur 3.143-3 noeLen zowel Lrek als druk kun-
nen opnenen.
1 verschoven
verband
2 schoor-
verband
3 staandzig-zag
verband
4 mogelijkeplaatsingverbandenbijeengrotehal
(bijvoorbeeldhangar)
Flguur 3.T43 varianLen sLabiliLeiLsverbanden
De knooppunten
8ij de schenaLisering van de kruisverbanden
wordL ervan uiLgegaan daL de harLlijnen van de
elenenLen in n punL sanenkonen. ln hguur
3.144-1 is diL bepaald nieL heL geval, waardoor
diL knooppunL relaLief vervorningsgevoelig is en
zelfs LoL gevaarlijke siLuaLies kan leiden.
ln hguur 3.144-2 is de inLerne overdrachL van
de krachLen van de vcrbdnd:tdvcn naar heL kop-
pelpunL van de ligger en de gording veel beLer
geregeld, door heL dichL bijeenplaaLsen van de
verschillende verbindingspunLen op de boven-
ens van de ligger en heL Loevoegen van versLij-
vingsschoLjes in de ligger.
Ceschlktheld verbandconstructles
Zoals we eerder zagen worden verbanden vooral
LoegepasL bij sLaal- en houLconsLrucLies. verder
zijn deze ook zeer geschikL bij prefab-beLon-
consLrucLies en bekisLingsconsLrucLies in heL
bouwsLadiun.
Zijn de verbanden alleen naar bedoeld voor heL
nonLagesLadiun, dan worden zij nonLage-
verbanden genoend. Een nevendoel kan dan
heL uiLrichLen van de consLrucLie zijn. Andere
benaningen voor sLabiliLeiLsverbanden zijn
windverbanden en sLijfheidsverbanden.
Waar daL beLer uiLkonL, kunnen de verbanden
worden vervangen door schijfvornige invullin-
gen.
3.4.4.c Verdleplngbouw
8ij gebouwen die uiL neerdere lagen zijn opge-
Lrokken kunnen de verdiepingsvloeren uiLsLekend
worden gebruikL als sLabiliLeiLsschijven. Sanen
neL de kolonnen en wanden vornen deze ho-
rizonLale schijven raanwerken. 8eoordeeld noeL
worden of heL sanensLel van deze raanwerken
voldoeL aan de sLabiliLeiLs- en sLijfheidsvoorwaar-
den.
Wandenskeletten
8ij wandenskeleLLen is de vereisLe sLabiliLeiL en
sLijfheid neesLal genakkelijk Le realiseren als de
wanden in Len ninsLe Lwee verschillende richLin-
gen lopen, hguur 3.145-1.
Zijn deze alle gerichL op n punL, dan besLaaL
de kans op roLaLiegevaar.
06950505_Hfdst_03.indd162 11-11-200512:03:25
3 DkACEN T63
Evenzo noeL nen bij evenwijdige plaaLsing van
de wanden (bij langwerpige woongebouwen),
ervoor oppassen daL heL skeleL zich in de langs-
richLing nieL kan gedragen als een kaarLenhuis.
8ij ongeschoorde raanwerken legL de langs-
sLabiliLeiL in zo'n geval voorwaarden op aan de
buigsLijfheid van de wanden, de vloeren en de
verbindingen Lussen beide.
Ongeschoorde raanwerkconsLrucLies opge-
bouwd uiL vlakke elenenLen zijn echLer nieL zo
genakkelijk voldoende sLijf Le krijgen. Daaron is
heL vaak versLandiger on sLabiliLeiLswandjes in
langsrichLing Loe Le voegen of on heL raanwerk
af Le schoren op een sLijve kern, hguur 3.145-2.
Zeer sLijf zijn de gevallen waarbij de wanden als
dragende gevels in de gevelzone rondon de
plaLLegrond kunnen worden geplaaLsL. Als de
gevelwandvlakken goed op elkaar worden aan-
gesloLen, kunnen deze een gevelbuis vornen,
die per verdieping in vorn wordL gehouden
door de vloeren, hguur 3.145-3.
MeL dragende gevels kunnen daaron groLe
gebouwhoogLen worden bereikL, als de gevel-
openingen de vornvasLheid alLhans nieL Le veel
aanLasLen.
Kolommenskeletten
KolonnenskeleLLen zijn horizonLaal relaLief ge-
nakkelijk vervornbaar. Daaron noeL bij een
kolonnenskeleL goed worden geleL op de
sLabiliLeiLsvoorwaarden van de langs-, dwars- en
roLaLiesLabiliLeiL. DaarnaasL zullen naaLregelen
noeLen worden geLroffen on Le voorzien in de
vereisLe sLijfheid.
Hierbij kan nen denken aan heL versLijven van
heL skeleL als zodanig, naar neesLal kan nen
de oplossing beLer zoeken in heL Loevoegen van
wanden, sLijve kernen, vakwerken of andere ver-
sLijvende voorzieningen waarop heL kolonnen-
skeleL kan worden afgeschoord.
Ongc:choordc kolommcn:kclcttcn
Ongeschoorde kolonnenskeleLLen zijn naar
LoL beperkLe hoogLe zinvol (naxinaal zo'n vier
LoL achL bouwlagen). CroLere hoogLen vereisen
zware kolonnen en vloeren of balken, hguur
3.14-1, heLgeen funcLioneel al gauw bezwaar-
lijk is.
ln de gevelzone heefL heL ongeschoorde raan-
werk neL kolonnen daarenLegen veel beLere
kansen als de bor:twcring::trook bij de consLruc-
Lie kan worden beLrokken en de gevelkolonnen
dichLer opeen kunnen worden geplaaLsL, hguur
3.14-2.
Flguur 3.T45 voorbeelden wandenskeleL Flguur 3.T46 voorbeelden van ongeschoorde raanwerken
galerijflat;wandenskeletindwarsrichting 2
1 stadsvilla;wandenskeletinbeiderichtingen
kantoorgebouw;dragendegevel 3
trap-/liftkerntoegevoegdvoorlangsstabiliteit
1 kolommen-balken
(inpandig)
2
(indegevel)
stijlen-regels
06950505_Hfdst_03.indd163 11-11-200512:03:28
T64
beidezijgedeelten,maarkanoverlangs
middendeelwordtoverdwarsgeschoorddoor
langgerektgebouwindriedelen:
vrijbewegen
5
voorbeeldvaneencompacte
plattgerondmeteencentrale
6
kern: rotatievast
vertandingen
dilatatiesmet
onvoldoenderotatievast
stijvekern:
drieschijvendoor
rotatiepunt
nietrotatievast
eenpunt:
3
1 2
dooreenpunt:
rotatievast
stijvekern+schijf: 4
rotatievast
drieschijven,nietalle
Flguur 3.T47 SLabilisaLie kolonnenskeleL neL wanden
en}of een sLijve kern
Deze oplossing konL dichL in de buurL van die
van de dragende gevel, hguur 3.145-3, afhanke-
lijk van de verhouding Lussen heL gesloLen con-
sLrucLievlak en de gevelopeningen.
Cc:choordc kolommcn:kclcttcn
Worden wanden ingezeL on heL kolonnenske-
leL Le schoren, dan zijn nininaal drie wanden
nodig. Deze wanden nogen in de plaLLegrond
nieL evenwijdig lopen en nogen neL hun werk-
richLing ook nieL alle drie door n punL gaan,
on aan de drie voorwaarden van de langs-, de
dwars- en de roLaLiesLabiliLeiL Le kunnen voldoen,
hguur 3.147-1 en 3.147-2.
WordL een sLijve kern ingezeL, dan noeL nen
bij een langwerpige plaLLegrond beLwijfelen of
deze alln in sLaaL is on voldoende roLaLieweer-
sLand Le bieden. 1oevoeging van Len ninsLe n
exLra wand op voldoende afsLand van de kern
voorkonL deze onzekerheid, hguur 3.147-3 en
3.147-4.
8ij lange gebouwen kan heL nodig zijn of wense-
lijk zijn, heL gebouw neL dilaLaLies op Le delen in
zelfsLandig bewegende delen. DiL kan leiden LoL
dpdrtc sLabiliLeiLssysLenen voor elk afzonderlijk
deel. Ook kan worden gezochL naar een conbi-
naLie van vasLe en vrij bewegende delen, waarbij
de vrije delen dwars op de bewegingsrichLing
worden geschoord door de vasLe delen, hguur
3.147-5.
8ij conpacLe, nieL-langwerpige plaLLegronden
neL een beperkLe onvang (vierkanL, rond enzo-
voorL) kan worden volsLaan neL een enkele kern
in heL nidden, hguur 3.147-.
Verdleplngbouw wordt behandeld ln deel 9
0tlllteltsbouw, hoofdstuk 5
3.4.4.d Hoogbouw
Hoge gebouwen hebben over heL algeneen
beperkLe afneLingen in de lengLe- en breedLe-
richLing Len opzichLe van de hoogLe. Hoge ge-
bouwen zijn daaron vaak slank.
Ondanks de relaLief geringe grooLLe van de
windbelasLing Len opzichLe van de nassa van heL
gebouw (naxinaal naar zo'n 5%), kosL heL bij
hoogbouw veel noeiLe on de vereisLe sLijfheid
Le bereiken (nen nag geen hinderlijke bewegin-
gen voelen en de hoekverdraaiingen noeL zeer
beperkL blijven).
Hierdoor noeL nen on Le beginnen de door-
snede van heL gebouw Len opzichLe van de
hoogLe nieL Le klein kiezen, bij voorkeur nieL nin-
der dan zo'n 15% van de hoogLe.
verder is de keuze van heL consLrucLiesysLeen
van groLe invloed op de Le bereiken sLijfheid van
heL gebouw.
De gewensLe sLijfheid kan LheoreLisch heL besL
worden bereikL neL een ronde gevelbuis. Deze
heefL een gelijkwaardig sLijfheidsgedrag in alle
richLingen. OndaL een ronde plaLLegrond prak-
Lisch gezien neesLal nieL zo handig is en uiLein-
delijk ook duur, wordL bij (zeer) hoge gebouwen
06950505_Hfdst_03.indd164 11-11-200512:03:30
3 DkACEN T65
Flguur 3.T4 SLabiliLeiLsconsLrucLies hoogbouw
raamwerkbuis 1 vakwerkbuis 2
overdrachtsconstructie
stijvekernmet 3 stijvekern 4
neesLal gekozen voor een vierkanLe plaLLegrond
of varianLen daarop.
ln hguur 3.148-1 en 3.148-2 worden Lwee oplos-
singen geLoond voor de vierkanLe plaLLegrond
waarbij heL principe van de gevelbuis is Loe-
gepasL.
De rddmwcrkgcvclbui: van hguur 3.148-1 werkL
beLer naarnaLe de gevelopeningen kleiner zijn.
MeL nane de afschuifsLijfheid wordL hierdoor
verbeLerd.
8ij de vdkwcrkgcvclbui: van hguur 3.148-2 con-
cenLreren de krachLen zich in de sLaanders op de
vier hoekpunLen van de plaLLegrond. Door heL
grooLschalige kruisverband werken de sLaanders
hechL sanen. Op deze wijze kan een zeer doel-
naLige krachLsafwikkeling worden verkregen
zowel waL beLrefL de buigkrachLen (opgenonen
door de sLaanders) als de afschuifkrachLen (opge-
nonen door de diagonalen). DiL resulLeerL in een
zeer gunsLig naLeriaalgebruik.
1oepassing van de gevelbuis naakL heL noge-
lijk de sLijve kernconsLrucLie weg Le laLen, nen
houdL dan alleen nog een funcLionele kern over
voor heL verLicale verkeer. HandhaafL nen de
sLijve kern, dan krijgL nen de bui:-in-bui:-
con:tructic.
Zonder gevelbuis valL nen bij een vierkanLe
plaLLegrond Lerug op de sLijve kernconsLrucLie.
OndaL de sLijve kern zonder bezwaar dikwandig
en groLendeels gesloLen kan worden uiLgevoerd
is ook hiernee een groLe sLijfheid Le bereiken,
ondanks de aanzienlijk kleinere afneLingen van
deze 'binnenbuis' in vergelijking LoL de gevel-
buis, hguur 3.148-3.
MeL een sLijve kern alleen kunnen econonische
hoogLen worden bereikL LoL op ongeveer Lwee-
derde van de hoogLe van een gevelbuis.
Een Lussenoplossing verkrijgL nen neL een sLijve
kern die neL overdrachLsconsLrucLies ('ouLrig-
gers') aan de gevelkolonnen wordL gekoppeld,
hguur 3.148-4.
De hoekverdraaiing die de sLijve kern bij heL
buigen ondergaaL, wordL door de kolonnen als
gevolg van deze doorkoppeling LegengewerkL
waardoor de LoLale uiLbuiging van heL gebouw
afneenL en heL geheel zich dus sLijver gedraagL.
liguur 3.14 LoonL Len sloLLe een klassiek voor-
beeld van de vakwerkgevelbuis: heL |ohn Han-
cock CenLer Le Chicago, 1, 335 n hoog,
enigernaLe Laps Loelopend en neL een inposanL
kruisverband rondon in de gevels.
06950505_Hfdst_03.indd165 11-11-200512:03:32
T66
Flguur 3.T50 Procedure dinensionering elenenLen
Vuistregels
Ontwerpberekeningen
Controleberekeningen
Draagconstructie
gebouw/bouwwerk
Constructieve
opbouw
Vormgeving
elementen
Vervaardiging
Verschijningsvorm
Materiaalkeuze
Belastingen
Draagsysteem
Structuuropzet
Schatting
afmetingen
Dimensionering
afmetingen
Controle
afmetingen
Keuze
i
n
d
i
e
n
n
o
d
i
g
:
a
a
n
p
a
s
s
e
n
Flguur 3.T49 |ohn Hancock CenLer in Chicago
Hoogbouw wordt behandeld ln deel 9
0tlllteltsbouw, hoofdstuk 6
3.5 Dlmenslonerlng en economle
8ouwconsLrucLies besLaan uiL elenenLen en ver-
bindingen. On in heL onLwerpsLadiun geloof-
waardige bouwkundige Lekeningen Le kunnen
naken, zal nen op de hoogLe noeLen zijn van
de benodigde afneLingen van de Loe Le passen
elenenLen en verbindingen.
MeesLal concenLreerL heL consLrucLief onLwerpen
zich in eersLe insLanLie op de elenenLen en blijfL
de uiLwerking van de verbindingen hierbij achLer.
DiL konL ondaL de elenenLen neer beLeke-
nis hebben voor de ruinLe die erdoor in beslag
wordL genonen. Ook zijn de vorngeving en de
naLeriaalkeuze van de elenenLen in heL alge-
neen neer bepalend voor de verbindingen dan
ongekeerd. De berekening van de verbindingen
is al gauw specialisLenwerk.
Deze paragraaf gaaL vooral in op heL dinensio-
neren van 'slanke sLaven' neL een zelfsLandige
draagfuncLie zoals LreksLangen, kolonnen, lig-
gers en drukbogen.
Procedure dlmenslonerlng elementen
On een dragend elenenL Le kunnen dinen-
sioneren noeL eersL de wijze worden bepaald
waarop diL elenenL is ingepasL in heL draag-
sysLeen. Daarbij zal nen enig idee noeLen heb-
ben van de grooLLe van de belasLingen. verder
dienL nen de voorkeursvorn van de doorsnede
Le kennen. Deze hangL sanen neL de naLeriaal-
keuze.
MeL deze gegevens kan aan de hand van kenge-
Lallen en vuisLregels een grove schaLLing worden
genaakL van de benodigde afneLingen van de
doorsnede.
vervolgens kan neL een onLwerpberekening de
geschaLLe doorsnede neer nauwkeurig worden
bepaald. De grooLLe van de geschaLLe doorsnede
kan dan naar behoefLe worden aangepasL en
evenLueel ook de vorn van heL doorsnedeprohel.
1en sloLLe zal een conLroleberekening noeLen
uiLwijzen of de gekozen doorsnede beanLwoordL
aan de voorschrifLen volgens de nornen van de
1C8-reeks: Tcchni:chc Crond:ldgcn voor
8ouwcon:tructic:. Deze nornen beanLwoorden
op hun beurL aan de uiLgangspunLen zoals deze
06950505_Hfdst_03.indd166 11-11-200512:03:34
3 DkACEN T67
zijn vasLgelegd in heL 8ouwbesluiL. liguur 3.150
geefL een overzichL van de procedure die kan
worden gevolgd bij heL bepalen van de afneLin-
gen van de elenenLen.
ls de uiLkonsL onbevredigend, dan zullen
wijzigingen in de vorn en}of afneLingen van
de gekozen elenenLen noeLen worden aange-
brachL of zullen zelfs de sLrucLuuropzeL en heL
draagsysLeen van de consLrucLie als geheel noe-
Len worden aangepasL.
8ij eenvoudige dinensioneringsvraagsLukken,
zoals bijvoorbeeld de sLaLisch bepaalde ligger,
kan neL enige ervaring de onLwerpberekening
neesLal wel worden overgeslagen. vanuiL de ge-
schaLLe grooLLe voor de naaLgevende doorsnede
kan dan direcL een conLroleberekening worden
genaakL.
verder sLaan Legenwoordig ook de beginnend
onLwerper zeer goed Loegankelijke en gebrui-
kersvriendelijke rekenprogranna's Len diensLe
waarnee snel beLrouwbare uiLkonsLen zijn Le
verkrijgen.
voor een goed begrip noeL nen dan echLer wel
inzichL hebben in de grondslagen van heL
dinensioneren. Mede on diL inzichL Le verkrij-
gen wordL hier dieper ingegaan op de achLer-
gronden van de Le presenLeren onLwerpfornules.
Vormen van lnwendlge krachtswerklng
ElenenLen kunnen worden belasL op nornaal-
krachLen, dwarskrachLen, buigende nonenLen,
wringende nonenLen en op conbinaLies hier-
van.
iL de opLredende krachLen en nonenLen
vloeien inwendige spanningen en vervornin-
gen voorL. De spanningen zullen overal in heL
elenenL noeLen kunnen worden opgenonen
(sLerkLe-eis), Lerwijl heL elenenL als geheel nieL
Leveel nag vervornen, noch heL elenenL als
zodanig, noch als onderdeel van heL consLrucLie-
sysLeen (sLijfheidseis). Ook nogen er zich
geen inwendige insLabiliLeiLsverschijnselen kun-
nen voordoen zoals knik, kip en plooi (sLabili-
LeiLseis).
liguur 3.151-1 LoonL de belasLingswijzen waarop
sLaafvornige elenenLen kunnen worden belasL.
+
1elementairebelastingwijzenvanstaven
2toepassingopportaalmetvakwerkligger
atrek bdruk cbuiging
wind
b
b+c+d
a
dafschuiving
ewringing
permanente+veranderlijkebelasting
Flguur 3.T5T vornen van krachLswerking in lineaire
elenenLen
voor de dinensionering van bouwkundige
elenenLen zijn vooral van belang de krachL-
werkingsgevallen:
T Lrek,
2 druk,
3 buiging,
4 Lrek + buiging,
5 druk + buiging.
ln vele gevallen LreedL bovendien afschuiving op,
alLijd geconbineerd neL buiging en vaak ook
neL Lrek of druk, hguur 3.151-2. voor de dinen-
sionering van de 'naaLgevende doorsnede' zijn
de verschillende nogelijke conbinaLies neL af-
schuiving echLer in heL algeneen nieL van beLe-
kenis, vandaar daL deze nieL in heL vorensLaande
rijLje zijn opgenonen.
Wringing is specihek van belang bij assen die
draaikrachLen noeLen overbrengen, diL belas-
Lingsgeval blijfL verder eveneens buiLen beschou-
wing.
Wcrkwijzc
ln de volgende subparagrafen wordL heL onLwik-
kelen van onLwerpfornules besproken. Deze
worden per krachLwerkingsgeval opgesLeld en
LoegepasL op de verschillende in aannerking
konende consLrucLienaLerialen, eersL worden
sLeeds de vui:trcgcl: aangegeven.
8ij de herleiding van de onLwerpfornules zal
06950505_Hfdst_03.indd167 11-11-200512:03:36
T6
geLrachL worden een brug Le slaan naar de no-
LaLiewijze van de conLrolefornules volgens de
voorschrifLen. Waar nogelijk zullen de noLaLies
echLer worden onLdaan van 'overbodige franje'
on de sLof voldoende leesbaar en overzichLelijk
Le houden.
Er wordL Levens onderzochL welke doorsnedevor-
nen gunsLig zijn voor een naLeriaalecononische
Loepassing van de elenenLen. DiL wordL gedaan
voor kolonnen, liggers en drukspanLen.
De paragraaf wordL afgesloLen neL een overzichL
van schaLLingsregels voor alle nogelijke over-
spanningsconsLrucLies.
3.5.T Trek
Op Lrek belasLe sLaven worden LoegepasL als
aparLe elenenLen in de vorn van LreksLangen,
Luien en hangkabels en als onderdeel van sanen-
gesLelde elenenLen zoals in vakwerkliggers en in
hangdaken.
De criLeria waaraan LreksLaven noeLen voldoen
zijn de LreksLerkLe en de reksLijfheid. 8ij korLe sLa-
ven zal de LreksLerkLe gewoonlijk bepalend zijn.
8ij lange sLaven kan de reksLijfheid naaLgevend
worden.
Materlaalkeuze
HeL naLeriaal sLaal is bij uiLsLek geschikL on Lrek
op Le nenen. DiL konL door de hoge LreksLerkLe,
de gunsLige spanning-rekverhouding, de onge-
voeligheid van diL naLeriaal voor krinp en kruip,
de goede nogelijkheden on verbindingen Le
naken en de relaLief gunsLige naLeriaalkosLen.
voor Luien, LreksLangen en vakwerkconsLrucLies
wordL neesLal nornaal consLrucLiesLaal Loe-
gepasL, voor kabel- en voorspanconsLrucLies
neesLal hoogwaardig sLaal.
HouLen LreksLaven vinden vooral Loepassing in
sanengesLelde consLrucLies zoals bij Lrekdiagona-
len en de onderrand van vakwerkliggers.
Aluniniun heefL consLrucLiekwaliLeiLen die ver-
gelijkbaar zijn neL die van sLaal. Als naLeriaal
valL heL echLer neesLal af ondaL heL veel duur-
der is.
SLeenachLige naLerialen konen nieL in aanner-
king voor belasLing op Lrek. Ook gewapend be-
Lon is hiervoor nieL geschikL. voorgespannen be-
Lon zou in bijzondere gevallen wel kunnen, niLs
heL beLon door de voorspanning naar blijvend
op druk wordL belasL.
Vormgevlng doorsnede
De vorn van de doorsnede kan bij sLaal willekeu-
rig worden gekozen, al ligL gezien vanuiL de Lrek-
funcLie de nassief ronde doorsnede zoals deze
bij LuisLangen veel wordL LoegepasL heL neesL
voor de hand, hguur 3.152. Andere aspecLen
kunnen echLer eveneens van invloed zijn op de
vorngeving van de doorsnede, zoals:
onderhoud en conservering,
visuele vorngeving.
8ij houL wordL neesLal gekozen voor eenvoudig
Le zagen en Le verlijnen rechLhoekige door-
sneden.
kabel
Flguur 3.T52 Enige nogelijke doorsnedevornen van
LreksLaven in sLaal en houL
06950505_Hfdst_03.indd168 11-11-200512:03:38
3 DkACEN T69
t
N
A
o
N
t
t
N
t
o
t
optredende
trekspanning trekspanning
toelaatbare
t
o
N
t
A
= <
t
o of: <
constructiestaal: o
t
2
~180N/mm
hoogwaardigstaal: ~1000N/mm o
t
2
2
constructiehout: ~8N/mm o
t
gelamineerdhout: ~13N/mm o
t
2
~
~
~
~
Flguur 3.T53 8egrenzing Lrekspanning
3.5.T.a Vulstregels
voor LreksLaven kunnen geen vuisLregels voor
de benodigde doorsnede worden gegeven zoals
diL bij sLaven die op druk en}of buiging worden
belasL wel kan. DaarenLegen kunnen voor Lrek-
sLaven echLer genakkelijk zeer eenvoudige onL-
werpfornules worden opgesLeld.
3.5.T.b Ontwerpformule
WordL een sLaaf belasL door een LrekkrachL N
L
,
dan veroorzaakL deze krachL bij gelijknaLige
spreiding over de doorsnede A een inwendige
Lrekspanning o
L
gelijk aan:
o
L
L
s
L
Dus noeL heL benodigde oppervlak A van de
doorsnede voldoen aan:
L
L
o
(1)
of in woorden:
benodigd
(naxinaal) opLredende LrekkrachL
LLoelaaLbare Lrekspanning
De onLwerpwaarden voor de LoelaaLbare span-
ning kunnen worden afgelezen in hguur 3.153.
Zo blijkL hieruiL daL bij een bepaalde LrekkrachL
N
L
heL oppervlak van de doorsnede van een ge-
lanineerd houLen LreksLaaf ongeveer 15 naal zo
grooL noeL zijn als die van consLrucLiesLaal en
ongeveer 80 naal (!) zo grooL als bij Loepassing
van hoogwaardig sLaal.
3.5.T.c Crondslag ontwerpformule
De LrekkrachL N
L
nag nieL zo grooL worden daL
de LreksLaaf ooiL gevaar loopL Le bezwijken. ln de
1C8 wordL deze voorwaarde verLaald in
de eis:
De rekenwaarde van de (naxinaal) opLredende
LrekkrachL (= N
L,d
) nag de rekenwaarde van de
uitcr:t opneenbare LrekkrachL (= N
L,u,d
) nieL over-
schrijden:
N
L,d
< N
L,u,d
WordL de rekenwaarde van de LrekkrachL ge-
deeld door heL oppervlak van de doorsnede A,
dan geldL evenzo:
De rekenwaarde van de (naxinaal) opLredende
Lrekspanning (= o
L,d
) nag de rekenwaarde van
de LreksLerkLe (= l
L,d
) nieL overschrijden:
o
L,d
< l
L,d
Hierbij sLaaL de index d in beide fornules voor
'de rekenwaarde van' ( design).
iL veiligheidsoverwegingen ligL l
L,d
lager dan
de feiLelijke LreksLerkLe l
L
, nanelijk op 0 a 80%
daarvan, afhankelijk van heL gekozen naLeriaal
en evenLuele vornfacLoren.
Evenzo ligL de feiLelijk opLredende belasLing o
L
lager dan de rekenwaarde hiervan, nanelijk op
ongeveer 80%, afhankelijk van de belasLingsfac-
Loren. Een en ander blijkL schenaLisch uiL hguur
3.154.
OndaL:
o
L,d
L,d
N
A
noeL dus ook:
>
L,d
L,d
L
L,d
y
of in woorden:
benodigd
rekenwaarde (nax.) opLredende Lr
eekkrachL
rekenwaarde LreksLerkLe
06950505_Hfdst_03.indd169 11-11-200512:03:51
T70
Flguur 3.T55 o-r -diagran voor sLaal, houL en beLon
r o = E
-8
trek
voorspanstaal
enstaalkabels 300
200
100
-100
-200
-300
-7 -6 -5 -4 -3 -2 -1
1 2 3 4 5 6 7 8
staal
hout
beton
in% r
o
t
druk
t
f =2,7 B55;
B25; =1,6
t
f
houtK24
=14;
t
f
f
t
=360
t
f
f =235
y
staalS235(Fe360)
N/mm
2
N/mm
2
=360
c
f
f houtK24; =21
c
B55;
B25;
f
f
c
c
=25
=55
staalS235(Fe360)
o
c
o
E
r
=spanning
=specifiekerek
=elasticiteitsmodulus
met:
E =210.000N/mm
staal
2
~10.000N/mm
hout
E
2
~30.000N/mm
2
beton
E
[]
[]
~
~
De belasLingsfacLoren y
f
zijn eerder al behandeld
in paragraaf 3.2. voor de pernanenLe belasLing
geldL een y
f,C
= 1,2 en voor de veranderlijke
belasLing een y
f,Q
= 1,5 (bij verblijfsgebouwen
en verdiepingbouw), respecLievelijk = 1,3 (bij
bedrijfsgebouwen en dergelijke) of = 1,2 (bij
opslagloodsen, schuren en dergelijke). SLellen we
generaliserend y
f
op 1,3 voor de pernanenLe +
veranderlijke belasLing Lezanen, dan wordL dus:
A
N
l
>
~ , 13
L
L,d
(2)
On A nader Le kunnen bepalen zal nen de
rekenwaarde voor de LreksLerkLe l
L,d
noeLen ken-
nen. Deze hangL af van heL gekozen naLeriaal.
3.5.T.d Rekenwaarden voor de treksterkte
Constructlestaal
8ij 'gewoon' consLrucLiesLaal wordL bij gefor-
ceerde Lrek op een gegeven nonenL de vloei-
spanning l
y
bereikL (waarbij de index y sLaaL voor
yeald = vloei). De rekenwaarde voor de Lrek-
sLerkLe wordL gelegd bij deze vloeispanning, dus:
l
L,d
= l
y
8oven de vloeigrens heefL sLaal nog een aanzien-
lijke reserve voordaL de 'echLe' LreksLerkLe l
L
(de
breukgrens) wordL bereikL.
Flguur 3.T54 veiligheidsnarge Lussen LreksLerkLe en
naxinaal opLredende Lrekspanning
max.optredende
trekspanning
treksterkte
v
e
i
l
i
g
h
e
i
d
s
m
a
r
g
e
detreksterkte
grenswaardevoor
b
e
l
a
s
t
i
n
g
f
a
c
t
o
r
e
n
<
o
t
t;d
o
m
a
t
e
r
i
a
a
l
-
e
n
v
o
r
m
f
a
c
t
o
r
e
n
f
t
t;d
f
06950505_Hfdst_03.indd170 11-11-200512:03:57
3 DkACEN T7T
HeL o-r-diagran van hguur 3.155 laaL n en
ander goed zien voor de neesL gangbare sLaal-
soorL S 235 (le 30) neL l
y
= 235 N}nn
2
(= l
L,d
)
en l
L
= 30 N}nn
2
.
On prakLische redenen wordL de rekenwaarde
van de LreksLerkLe bij de vloeigrens gelegd
ondaL boven deze grens de sLaaf zo sLerk gaaL
vervornen daL deze dan onbruikbaar wordL.
Hiernee wordL feiLelijk dus overgesLapL van heL
sLerkLecriLeriun op heL sLijfheidscriLeriun.
Zo wordL dan voor de gebruikelijke sLaalkwaliLeiL
S 235:
(2): >
= A
N
l
N ~ , 13
180
L
L,d
L
De uiLkonsL konL overeen neL de geLalswaarde
die eerder is opgegeven voor de o
L
.
8ij de hogere sLaalkwaliLeiLen S 355 (le 430) en
S 420 (le 510) neL l
y
= 355 respecLievelijk 420
N}nn
2
wordL in overeenkonsLige zin:
o
L
= 270 respecLievelijk 320 N}nn
2
Hoogwaardlg staal
ln hoogwaardig sLaal worden LreksLerkLen bereikL
in de orde van l
L
= 1.00 a 1.800 N}nn
2
.
OndaL in hoogwaardig sLaal geen vloei op-
LreedL, noeL de rekenwaarde voor de LreksLerkLe
l
L,d
op een andere wijze worden vasLgesLeld.
ln de prakLijk wordL hiervoor een waarde aange-
houden van circa 0,8 l
L
, Lenzij de consLrucLie al
bij een lagere spanning onbruikbaar zou worden.
Zo wordL bij hoogwaardig sLaal:
o
L
2
1000 N}nn =
=
1700 0 8
13
,
,
Hout
Een gangbare sLerkLeklasse voor houL is K24
(consLrucLiehouL). Hiervoor geldL als LreksLerkLe
l
L
= 14 N}nn
2
.
On LoL de rekenwaarde hiervan Le konen noeL
volgens de voorschrifLen 'HouL' onder neer neL
een naLeriaalfacLor en enige zogenoende nodi-
hcaLiefacLoren rekening worden gehouden. 1e-
zanen leiden deze facLoren LoL een producL Ler
grooLLe van circa 1,4. Hierdoor wordL de
rekenwaarde voor de LreksLerkLe:
l
l
L,d
L 2
1,4
=
14
1,4
= 10 N} nn =
WordL deze uiLkonsL weer gedeeld door de
belasLingsfacLor y
f
= 1,3, dan wordL:
o
L
2
8 N}nn = =
10
13 ,
Evenzo wordL voor gelanineerd houL van
sLerkLeklasse K24 ( LH 30):
o
L
2
13 N}nn =
=
24
14 13 , ,
8eide uiLkonsLen sLroken neL de eerder gesLelde
onLwerpwaarden.
3.5.T.e Controle op de rekstl[fheld
De LreksLaaf neL lengLe (|), ondergaaL door de
LrekkrachL N
L
een zekere verlenging A|.
OndaL volgens de weL van Hooke:
L L
Als de opLredende verlenging A| een bepaalde
LoelaaLbare verlenging A|
Loel
nieL nag over-
schrijden, noeL de vereisLe doorsnede voldoen
aan de voorwaarde:
A
N
L
Loel
(3)
Over de grooLLe van A|
Loel
kan in algenene zin
geen uiLspraak worden gedaan ondaL deze
geheel afhangL van de vervorning die voor heL
gegeven geval aanvaardbaar is.
5taal
SLaal is een elasLisch naLeriaal neL een hoge
reksLijfheid.
De opLredende vervorningen in heL gebruiks-
sLadiun (zijnde de bijkonende vervorningen)
zijn uiLsluiLend heL gevolg van de veranderlijke
belasLingen, niLs de verbindingen zich eveneens
elasLisch gedragen en geen slip verLonen.
06950505_Hfdst_03.indd171 11-11-200512:04:11
T72
Hierdoor behoefL bij sLaal in fornule (3) alleen
naar heL veranderlijke deel van de LrekkrachL
( N
L,Q
) in rekening Le worden gebrachL, als
LenninsLe de onniddellijk opLredende vervor-
ning als gevolg van heL pernanenLe deel van de
LrekkrachL ( N
L,C
) al bij voorbaaL is ondervan-
gen.
Zo noeL dus op grond van de sLijfheidseis de
doorsnede van een sLalen LreksLaaf voldoen aan:
(3):
LQ
Lbi
waarin:
A|
Loel,bij
= bijkonende verlenging in heL
gebruikssLadiun
N
L,Q
= (naxinaal) opLredende LrekkrachL als
gevolg van de veranderlijke belasLing
sLaal
= 210.000 N}nn
2
liguur 3.15 geefL een rekenvoorbeeld Loege-
pasL op de LreksLang van een boogconsLrucLie.
trekstang
= 60 m
~ 6 m
~
h
SLel een boog neL een sLalen LreksLang van
consLrucLiesLaal S 235. Hiervoor geldL een
l
L
180 N}nn
2
.
SLel daL hiervan 100 N}nn
2
in beslag wordL
genonen door de pernanenLe belasLing,
dan resL dus nog een o
L,Q
= 80 N}nn
2
. Deze
brengL in de sLang een verlenging Leweeg:
A| =
80 0 10
3
= 22,8 nn
210.000
Per oplegging leverL diL een verplaaLsing van
11,4 nn, diL wil zeggen ninder dan
1
}
500
van
de hoogLe van de kolon heLgeen in heL alge-
neen aanvaardbaar kan worden geachL.
Flguur 3.T56 voorbeeld rek in LreksLang
Hout
HouL is kruipgevoelig en ondergaaL dus ook Len
gevolge van de pernanenLe belasLing een bijko-
nende vervorning. Deze is ongeveer even grooL
als de onniddellijk opLredende vervorning.
Hierdoor noeL voor de bijkonende verlenging
van de LreksLaaf in heL gebruikssLadiun de volle
LrekkrachL N
L
worden opgevoerd:
(3):
> A
N
E
L
Loel,bij
A
waarin:
houL
= 11.000 N}nn
2
Op heL kruipverschijnsel wordL nader ingegaan
bij de behandeling van op buiging belasLe sLaven
(liggers), paragraaf 3.5.3.
3.5.2 Druk
Op druk belasLe sLaven konen veel voor in dra-
gende consLrucLies, heLzij als vrije elenenLen
in de vorn van kolonnen, pylonen, sLenpels,
funderingspalen enzovoorL, heLzij als onderdelen
van sanengesLelde consLrucLies, zoals in vak-
werkliggers en -bogen.
8ij cenLrisch op druk belasLe sLaven valL de wcrk-
lijn van de drukkrdcht (= druklijn) precies sanen
neL de sysLeenlijn van de sLaaf. ln de prakLijk
konL diL zelden voor, Lenzij zuiver scharnierende
verbindingen op de knooppunLen van de
sysLeenlijnen worden aangebrachL.
ln de neesLe gevallen zal er dus sprake zijn
van excenLrische druk, diL wil zeggen druk en
buiging. voor een goed begrip behandelen we
echLer eersL alleen heL geval van zuivere druk. 8ij
druksLaven is heL vervorningscriLeriun ( de
sLuiksLijfheid of verkorLing) in heL algeneen ver
ondergeschikL aan heL sLerkLecriLeriun.
8eschouwd wordL dus alleen heL sLerkLecriLe-
riun, zij heL daL bij druk hierin nu ook de lasLige
facLor van de knikinvloed noeLen worden ver-
disconLeerd.
8ij dunwandige consLrucLies noeL bovendien
rekening worden gehouden neL heL risico van
plooi, kip en Lorsieknik. MeL nane bij sLaal noeL
nen alerL zijn op deze vornen van inwendige
insLabiliLeiL. Hierbij noeL er op worden Loegezien
daL de lijf-, ens- en wanddikLen nieL Le klein
worden gekozen.
3.5.2.a Vulstregels
ln hguur 3.157 sLaaL een aanLal gangbare door-
snedeprohelen gescheLsL voor druksLaven die
bedoeld zijn als vrijsLaande kolonnen.
06950505_Hfdst_03.indd 172 11-11-2005 12:04:18
3 DkACEN T73
gewapend beton
licht belast (laagbouw)
hout
1
staal
bescherming tegen brand
gewapend beton
(verdiepingbouw)
zwaar belast 2
staal - beton
staal
d
Flguur 3.T57 Cangbare doorsneden van kolonnen
voor een eersLe schaLLing van de benodigde
doorsnede d van kolonnen kunnen zeer globaal
de volgende kengeLallen worden aangehouden:
De naxinaal opLredende o
c
nag de LoelaaLbare
drukspanning o
c
nieL overschrijden:
o o
c c
s
Hierdoor noeL de benodigde A van de door-
snede bij sLaven zonder knikinvloed voldoen aan:
A
N
c
c
>
o
(4)
waarin:
N
c
= (naxinaal) opLredende drukkrachL
Slanke druksLaven die een groLe lengLe hebben
in verhouding LoL de doorsnede worden knikge-
voelig. Hierdoor zakL de draagkrachL.
of :
c
o
c
o
i
o
i
o = < <
optredende
drukspanning
i
toelaatbare
drukspanning
bij slankheid
c
o
buc
u
i
o =
c
o
c
o
c
o
c
o
c
o
~ 180 N / mm
2
~ 9 N / mm
2
~ 15 N / mm
2
~ 15 N / mm
2
~ 30 N / mm
2
~
~
~
~
~
constructiestaal :
constructiehout :
gelamineerd hout :
prefab beton
en staalbeton :
in situ beton :
Flguur 3.T5 8egrenzing van de drukspanning
De knikgevoeligheid wordL in rekening gebrachL
door de LoelaaLbare drukspanning afhankelijk Le
sLellen van de slankheid i:
06950505_Hfdst_03.indd 173 11-11-2005 12:04:27
T74
Flguur 3.T59 kekenwaarden voor de druksLerkLe l
c,d
tot ca. B120
tot ca. 72
rekenwaarde voor de druksterkte in N/mm
f beton, prefab
e beton insitu
d natuursteen
g hoogwaardig beton
c dragend metselwerk
k.z.st. / baksteen
b hout
a staal
19
B45
LH30
B15
9 15
25
4 10
12
K17
33 27 39
21
55
30
35
65
65
kalksteen hardsteen
2
100
235
S 235 (Fe360)
graniet
o
i
= o
c
u
buc
waarin:
o
i
= LoelaaLbare drukspanning bij slankheid i
o
c
= LoelaaLbare drukspanning zonder knik-
invloed (gedrongen sLaven)
u
buc
= knikfacLor
(neL index buc van buckling = knik)
Hierdoor wordL:
A
N
>
c
c buc
o u
(5)
HeL enige belangrijke verschil neL fornule (1)
voor de LreksLaaf is de Loegevoegde knikldctor
u
buc
in de noener van fornule (5).
Toelaatbare drukspannlng o
c
voor sLaal is de LoelaaLbare drukspanning gelijk
aan die van de Lrekspanning. Dus geldL voor
nornaal consLrucLiesLaal:
sLaal S 235: o
c
= 180 N}nn
2
1oepassing van sLaal neL een hogere kwaliLeiL
heefL bij slanke druksLaven neesLal weinig zin
ondaL dan de knikinvloed de beoogde naLe-
riaalwinsL weer (groLen-)deels LenieL doeL.
voor houL kunnen ieLs hogere drukspanningen
worden LoegelaLen dan de eerder gesLelde Lrek-
spanningen:
houL |24: o
c
= N}nn
2
in siLu beLon: o
c
= 15 N}nn
2
prefab-beLon en sLaal-beLon: o
c
= 30 N}nn
2
Knlkfactor m
buc
u
buc
laaL zich nieL genakkelijk in een enkel geLal
vangen. 1er indicaLie kan worden gesLeld:
u
buc
= 1,0 voor gedrongen, nieL-knikgevoelige
sLaven
= 0,8 voor nieL-slanke sLaven neL
d =
1
}
15
|
= 0,5 voor slanke sLaven neL d =
1
}
25
|
3.5.2.c Crondslag sterktecrlterlum
Analoog aan fornule (2) voor op Lrek belasLe
sLaven geldL voor op druk belasLe sLaven:
A
N
l
c
>
~ , 13
c,d buc
u
()
waarin:
l
c,d
= rekenwaarde druksLerkLe
3.5.2.d Rekenwaarden druksterkte
ln hguur 3.15 is de rekenwaarde van de druk-
sLerkLe l
c,d
uiLgezeL voor een aanLal gangbare
06950505_Hfdst_03.indd 174 11-11-2005 12:04:44
3 DkACEN T75
sLerkLeklassen van de diverse in aannerking
konende naLerialen. HeL drukvernogen Lussen
de verschillende naLerialen loopL sLerk uiLeen.
5taal
Ook voor belasLing op druk is de rekenwaarde
voor de sLerkLe l
L,d
dezelfde als de vloeigrens l
y
.
De vloeigrens bij druk is Levens gelijk aan die bij
Lrek.
Zo geldL dus ook bij druk voor de sLaalsoorL
S 235 (le 30) een l
y
= 235 N}nn
2
, zodaL:
():
>
A
N N ~ , 13
235 180
c
buc
c
buc
u u
voor de soorLen S 355 (le 430) en S 420
(le 510) zijn de geLalswaarden 270 respecLieve-
lijk 320.
Hout
De druksLerkLe ligL bij houL ieLs hoger dan de
LreksLerkLe. Zo ligL voor gangbare sLerkLeklassen
als K17 en K24 de l
c
op respecLievelijk 17 en
21 N}nn
2
. OvereenkonsLig de LreksLerkLe wordL
dan de rekenwaarde voor de druksLerkLe:
l
c,d
2
12 N}nn =
17
14 ,
voor K17
l
c,d
2
15 N}nn =
21
14 ,
voor K24
Evenzo voor gelanineerd houL:
l
c,d
2
1 N}nn =
27
14 ,
voor LH 30
Zo wordL voor bijvoorbeeld een sanengesLelde
kolon sLerkLeklasse K24:
():
A
N N
c c
>
~ ,
,nax ,nax
13
15 11 u u
buc buc
8ij K17 kan de waarde van 11 worden vervangen
door en bij LH 30 door 15. Deze waarden zijn
overeenkonsLig hguur 3.158.
5teen
MeLselwerk van kunsLsLeen (baksLeen, kalk-
zandsLeen, beLon enzovoorL) konL LoL lang nieL
zulke hoge waarden door de beperkLe norLel-
druksLerkLe van de voegen. MeLselwerk bereikL
hierdoor slechLs een rekenwaarde voor de druk-
sLerkLe in de orde van l
c,d
= 4 a 10 N}nn
2
als
resulLanLe van de druksLerkLe van de sLeen en de
voeg.
NaLuursLeen kan in vele soorLen en kwaliLeiLen
worden verkregen die een hoge LoL zeer hoge
druksLerkLe beziLLen. Zo kan worden uiLgegaan
van rekenwaarden voor de druksLerkLe in de orde
van 30 N}nn
2
voor een zachLere sLeensoorL als
kalksLeen, oplopend LoL 100 N}nn
2
voor bij-
voorbeeld granieL, hguur 3.15. 8ij sLapelbouw
van naLuursLeenblokken zal de rekenwaarde van
de druksLerkLe neesLal noeLen worden bijge-
sLeld door de invloed van de voegen.
Beton
8ij beLon gaaL nen in de voorschrifLen uiL van
een l '
b
(= rekenwaarde van de bctondruk:tcrktc)
gelijk aan:
l '
b
= 0, l '
ck
waarin:
l '
ck
= kubusdruksLerkLe van beLon
Zo wordL bij een sLerkLeklasse 825 voor in siLu
beLon (in heL werk gesLorLe beLon):
l '
b
= 0, 25 = 15 N}nn
2
en voor prefab-beLon
bij een sLerkLeklasse van bijvoorbeeld 855:
l '
b
= 0, 55 = 33 N}nn
2
.
Door beLon Le wapenen zal heL Loegevoegde
sLaal de druksLerkLe doen Loenenen. Cerekend
kan worden op circa 2 N}nn
2
exLra per procenL
wapening.
Hierdoor resulLeerL voor bijvoorbeeld 825 neL
2,5% wapening een l
c,d
= 15 + 5 = 20 N}nn
2
.
ln heL laaLsLe geval wordL:
():
A
N N
c
>
~ , 13
20 15
c
buc buc
u u
lden voor bijvoorbeeld beLon 855 neL 2,5%
wapening:
():
A
N N
>
+
=
~ ,
( )
13
33 5 30
c
buc
c
buc
u u
8eide uiLkonsLen zijn Lerug Le vinden in de onL-
werpfornules.
06950505_Hfdst_03.indd 175 11-11-2005 12:04:58
T76
slankheid i =
buc
i
= 1/4 i D
traagheidsstraal: =
A
i
x
= i ~ 0,388
l
~
i
x
= i ~ 0,289
l
~
~ 1/3
~
2 traagheidsstraal
3 voorbeeld
1 kniklengte
buc
y
x
x x
x x
l
l
l
l
buc
= ~ 0,7
buc ~ buc
= 2 ~ 0,5
buc ~
~ 0,25
y
~
~ 0,41
x
~
Stel: ronde buis met = 1/25
Stel:
buc
=
i
1/3
= = 75
Flguur 3.T6T Slankheid i
5taal-beton
8ij sLaal-beLonkolonnen ligL heL percenLage aan
sLaal in de doorsnede aanzienlijk hoger dan bij
gewapend beLon en daarnee ook de bijdrage
van sLaal in de opnane van de druk. Dus kan de
doorsnede kleiner zijn dan bij gewapend beLon.
Zo kan heL oppervlak van de doorsnede onge-
veer worden gehalveerd indien heL sLaalaandeel
hiervan circa 10% is.
3.5.2.e Knlkfactor
De grooLLe van de knikfacLor u
buc
als afhankelijke
van de slankheid i kan worden afgelezen uiL de
grahek van hguur 3.10.
Hierin zijn drie kronnen voor de knikfacLor
opgenonen, nanelijk voor sLaal, houL en gewa-
pend beLon. SLaal blijkL een waL gunsLiger knik-
gedrag Le verLonen dan gewapend beLon en diL
weer waL gunsLiger dan houL.
0,8
0,6
0,4
0,2
40 80 120 160 200
0
1,0
hout
staal
beton
buc
= -
Flguur 3.T60 KnikfacLor u
buc
bij slankheid i
De geLoonde verbanden geven slechLs een glo-
bale indruk van de invloed van de kniklengLe i
op de kniksLerkLe. liguur 3.10 noeL daaron
neL enige Lerughoudendheid worden gehan-
Leerd.
5lankheld
On de knikfacLor u
buc
Le kunnen bepalen zal
nen de slankheid i van de gedrukLe sLaaf noe-
Len kennen.
| is evenredig neL de kniklengLe |
buc
van de sLaaf
en ongekeerd evenredig neL de LraagheidssLraal
i, een vornfacLor van de doorsnede:
(7)
iL hguur 3.11 kunnen de waarden van |
buc
worden afgeleid als afhankelijke van heL sLaLisch
schena van de druksLaaf en de i voor een aanLal
gangbare proheldoorsneden bij kolonnen. Door
de gegevens van beide hguren in Le vullen in
fornule (7) kan de slankheid i worden bepaald.
Een kolon kan slank worden genoend wan-
neer de u
buc
onder de waarde van 0,5 zakL. DiL
gebeurL bij een slankheid i van 0 (houL) a 0
(sLaal).
06950505_Hfdst_03.indd 176 11-11-2005 12:05:05
3 DkACEN T77
Flguur 3.T62 Enige gangbare doorsnedenvornen en afneLingen van dakliggers voor groLere overspanningen neL een beeld
van de gewichLsverhoudingen
stalen
- profiel
stalen
raatligger
gelamineerde
houten ligger
houten
vakwerkligger
stalen
vakwerkligger
~
~
1
30
35
1
~
~
15
~
~
1
6
1
20
1
~
~
25
1
30
10
~
~
1
15
1
10
~
~
1
15
1
1
20
~
~
15
1
voorgespannen
prefabbeton
ligger
~
~
7
2
verhouding eigen gewicht liggers
100
75
60
40 40
300 300
200
100
3.5.3 Bulglng
Liggers en andere op buiging belasLe sLaven
noeLen zoals elk consLrucLiedeel voldoen aan de
sLerkLe-, sLijfheids- en sLabiliLeiLseis.
MeesLal worden de afneLingen van een ligger in
eersLe insLanLie bepaald op grond van de sLerkLe-
eis ( ligger nag nieL breken of onbruikbaar
worden door Leveel scheuren of Le sLerke vervor-
ning) en vervolgens geconLroleerd op de sLijf-
heidseis ( ligger nag nieL Leveel doorbuigen)
en de sLabiliLeiLseis ( ligger nag nieL kunnen
kanLelen en geen gevaar lopen voor plooi en kip).
8ij liggers neL een prisnaLische doorsnede
(= neL een vasLe doorsnede over de volle lengLe
van de ligger) bevindL zich de naaLgevende
doorsnede op de plaaLs waar heL grooLsLe bui-
gend nonenL opLreedL. MeesLal ligL diL punL
in heL nidden van de overspanning, bij door-
gaande liggers echLer Ler plaaLse van de opleg-
gingen.
3.5.3.a Vulstregels
8ij liggers is de liggerhoogLe h heL belangrijksLe
gegeven voor de dinensionering.
ln vuisLregels wordL de h gerelaLeerd aan de
overspanning |.
liguur 3.12 geefL een indruk van gangbare
doorsneden voor dakliggers bij groLere overspan-
ningen.
1e zien is een oplopende hoogLe, van
h =
1
}
30
a
1
}
35
| voor sLalen -prohelen LoL
h =
1
}
10
a
1
}
15
| voor vakwerkliggers.
iL hguur 3.12 blijkL ook een vrij groLe
spreiding in de eigen gewichLen van de liggers.
verrassend genoeg zijn de houLen liggers lichLer
dan die van sLaal, beLonnen liggers zijn zoals Le
verwachLen aanzienlijk zwaarder. vakwerkliggers
noeLen wel een sLuk lichLer zijn dan volle-
wandliggers Ler conpensaLie van de exLra
arbeidskosLen en de groLere hoogLe ( neer
geveloppervlak).
liguur 3.13 LoonL vervolgens enige gangbare
overspanningsconsLrucLies voor vloeren neL bij-
passende vuisLregels voor de benodigde hoogLe.
1evens zijn de beperkingen Len aanzien van de
overspanningen globaal aangegeven.
06950505_Hfdst_03.indd 177 11-11-2005 12:05:08
T7
1 massieve betonvloer
3 gewapende betonnen latei
2 gewapende T-balk
4 stalen -balk
5 staal - beton ligger
7 prefab TT-plaat
8 kanaalplaat
6 gentegreerde ligger
gewapend: ~
~
25
1
1
30
voorgesp.: ~
~
30
1
1
35
~
~
1
15
1
20
t
~
~
1
10
1
15
~
~
1
20
1
25
t
~
~
1
20
1
25
~
~
1
20
1
25
~
~
1
25
t
~
~
1
40
beschermende bekleding
tegen brand
stiftdeuvel
2400
1200
Flguur 3.T63 Enige gangbare doorsneden en afneLingen
van vloerbalken en -plaLen
3.5.3.b Ontwerpformule
voor een op buiging belasLe sLaaf geldL bij een
lineaire spanningsverdeling van de buig:pdnning
o
n
in de uiLersLe vezels van de doorsnede:
n
M
W
waarin:
M = opLredend buigend nonenL
W = weersLandsnonenL
De (naxinaal) opLredende buigspanning o
n
nag de LoelaaLbare buigspanning o
n
overeen-
konsLig hguur 3.14 nieL overschrijden:
n n
n
voor de LoelaaLbare buigspanning kunnen de
volgende onLwerpwaarden worden aangehou-
den:
sLaal:
n
=120 N}nn
2
houL: = 12
gewapend beLon: = 14
prefab-beLon voorgespannen: = 25
ls heL benodigde weersLandsnonenL W bepaald,
dan kan hieruiL voor prohelenvornen zoals
afgebeeld in hguur 3.15 de gewensLe hoogLe h
worden afgeleid.
Als globale sLelregel kan gelden:
h W 3 3
3
,
+
max
8
2
max
=
optredende
buigspanning buigspanning
toelaatbare
< <
m
=
m
of :
staal :
hout :
prefab beton :
(voorgespannen)
in situ beton :
(gewapend)
m
~
~ 120 N/mm
2
m
~
~ 12 N/mm
2
m
~
~ 14 N/mm
2
m
~
~ 25 N/mm
2
Flguur 3.T64 8egrenzing van de buigspanning
06950505_Hfdst_03.indd 178 11-11-2005 12:05:23
3 DkACEN T79
b
h
b
h
b
h
doorsnede rechthoekig massief
(hout)
1
matig geprofileerde l-vorm
(prefab-beton)
2
sterk geprofileerde l-vorm
(staal)
3
3
4
Flguur 3.T65 KengeLallen van drie Lypische proheldoorsneden
h - 3,3 vW
h - 2,9 v
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
HeL eveneens in deze hguur gesLelde verband
Lussen h en zal laLer van Loepassing konen bij
conLrole op de sLijfheid.
3.5.3.c Crondslag ontwerpformule
8ij conLrole op de buigsLerkLe noeL worden vol-
daan aan de algenene voorwaarde:
of in woorden:
W
benodigd
rekenwaarde nax. opLr. buigend nonenL
rekenwaarde buigsLerkLe
Worden de belasLingsfacLoren weer gesLeld op
y
f
= 1,3, dan noeL dus:
W
M
l
~ , 13
n,d
(8)
W
M
l
d
n,d
06950505_Hfdst_03.indd 179 11-11-2005 12:05:34
T0
Flguur 3.T66 Analyse spanningsverdeling bij beLon in de
rekenwaarde van de buigsLerkLe
+ =
+
_
_
+
_
_
_
b
voorgespannen beton 3
h
voorspanning
b
f
D
u;d
belasting
M
b;d
N
f
D
b
b;d
N
D
0
resulterend
b;d
= N z
f
D
b
z
homogeen elastisch materiaal
gewapend beton 2
b
1
h
b
u;d
b;d
s;d
N
b
D
f
N
D
u;d
N
m;d
f
N
D
u;d
en / of
M
z
b;d
s;d
N
= N
D
z
z
u;d
M
u;d
= N z
z
h
D
D
D
5taal
voor sLaal ligL ook de rekenwaarde van de buig-
sLerkLe bij de vloeigrens: l
n,d
= l
y
.
voor sLaalkwaliLeiL S 235 (le 430) leidL diL LoL:
W
M M
~ , 13
235 180
ConLrole wijsL echLer uiL daL heL zo verkregen
weersLandsnonenL in heL algeneen gespro-
ken LoL Le vervorningsgevoelige liggers leidL.
Daaron wordL aanbevolen in heL onLwerp-
sLadiun Le kiezen voor:
W
M
120
overeenkonsLig de eerder gesLelde onLwerp-
fornule.
Hout
WordL gekozen voor consLrucLiehouL neL als
sLerkLeklasse K24, dan is de buigsLerkLe
l
n
= 24 N}nn
2
. De rekenwaarde van de buig-
sLerkLe wordL dan:
l
n,d
2
N}nn
24
14
17
,
zodaL:
W
M M
~ ,
,
13
17 12 5
Evenzo geldL voor gelanineerd consLrucLiehouL
LH 30:
W
M M
~ ,
,
13
1
30
1 4
On Le voorkonen daL de doorbuiging Le grooL
wordL, kan als algenene onLwerpfornule echLer
beLer worden uiLgegaan van:
W
M
12
Cewapend beton
Cewapend beLon scheurL in de Lrekzone. Hier-
door noeL de LrekconponenL vrijwel volledig
door de wapening worden opgenonen. 8eLon
is daaron feiLelijk alleen naar acLief werkzaan
in de drukzone (zie hguur 3.1-2 in vergelijking
LoL hguur 3.1-1 voor de honogene elasLische
doorsnede). Door de gewijzigde krachLsverde-
ling in de doorsnede neenL de inLerne nonenL-
arn z ieLs Loe Len opzichLe van de siLuaLie bij
een lineaire spanningsverdeling. Deze Loenane
van z hangL af van onder neer heL wapenings-
percenLage en de beLonkwaliLeiL, naar kan bij
benadering worden gesLeld op 20% Deze gro-
Lere nonenLarn begunsLigL de uiLkonsL van heL
benodigde weersLandsnonenL:
(8):
W
M
l
~ ,
,
13
12
n,d
8ij 825 is de rekenwaarde voor de beLondruk-
sLerkLe:
l '
b
= l
n,d
= 0, 25 = 15 N}nn
2
Dan noeL dus:
W
M M
~ ,
,
13
12 15 14
heLgeen overeensLenL neL heL eerder gesLelde
onLwerpgeLal.
06950505_Hfdst_03.indd 180 11-11-2005 12:05:52
3 DkACEN TT
Flguur 3.T67 CrooLLe naaLgevende doorbuiging
Voorgespannen beton
voldoende voorgespannen beLon scheurL nieL
en kan door de voorspanning als een honogeen
naLeriaal worden beschouwd neL een lineaire
spanningsopbouw in de doorsnede overeenkon-
sLig hguur 3.1-3.
voorgespannen beLonnen liggers worden
neesLal geprefabriceerd in de sLerkLeklassen van
845 LoL 85.
WordL de sLerkLeklasse gesLeld op 855, dan
wordL l '
b
= 0, 55 = 33 N}nn
2
, zodaL:
W
M M
~ , 13
33 25
()
3.5.3.d Controle bulgstl[fheld
8ij een ligger op Lwee sLeunpunLen LreedL bij
gelijknaLig verdeelde belasLing in heL nidden de
grooLsLe doorbuiging op. Deze is:
u
q
M
waarin:
| = buigsLijfheid van de doorsnede
De opLredende doorbuiging u nag de LoelaaL-
bare doorbuiging u
(10)
HieruiL kan vervolgens de gewensLe consLruc-
LiehoogLe voor de in hguur 3.15 aangegeven
sLandaardbalkprohelen worden afgeleid door Le
sLellen:
h
Zoals uiL hguur 3.17 blijkL, kan de geLalswaarde
5 in de Leller van fornule (10) worden verlaagd
LoL circa 3 bij een eenzijdig doorgaande ligger en
LoL circa 2 bij een Lweezijdig doorgaande ligger.
5taal
SLaal is een elasLisch naLeriaal zonder kruip-
verschijnselen, anders dan bij houL en beLon.
HeL vcrvorming:gcdrdg is daaron bij sLaal ver-
houdingsgewijs eenvoudig. Zo is de bijkonende
doorbuiging u
bij
uiLsluiLend heL gevolg van de
veranderlijke belasLing q
Q
:
u
(11)
liguur 3.18 geefL een beeld van de u
bij
Len op-
zichLe van de u
on
bij daken en vloeren. 1e zien is
daL bij sLaal als elasLisch naLeriaal de u
bij
volledig
wordL beheersL door de veranderlijke belasLing,
naar daL bij houL en beLon een belangrijk deel
heL gevolg is van kruip door de pernanenLe
belasLing.
Flguur 3.T6 8eeld van de doorbuigingsconponenLen in
hun onderlinge verhouding bij sLaal, houL, gewapend beLon
en voorgespannen beLon
d voorgespannen beton
c gewapend beton
b hout
a staal
on
u
u
u
bij ; elastisch
kruip
bij
u
1 ligger op twee steunpunten
2 eenzijdig doorgaande ligger
3 tweezijdig doorgaande ligger
u
0
60% ~
~
u ~ 40%
0
~
0
2
~
~
384
2
q
4
2
384
~
3 q
4
~
1
384
=
q
4
5
tot
=
G
+
Q
G
06950505_Hfdst_03.indd 181 11-11-2005 12:06:09
182
De begrenzingen die aan de doorbuiging wor-
den gesteld worden in guur 3.169 getoond.
Om te voorkomen dat de constructie verhou-
dingsgewijs te slap en trillingsgevoelig is, moet
bij staal (elastistisch materiaal en relatief kleine
permanente belasting) een scherpere grens wor-
den gesteld voor de bijkomende doorbuiging
dan bij hout en beton.
Daarom wordt voor staal als ontwerpregel voor
daken gesteld:
u
bij
50% 0,004 = 0,002
Op grond hiervan moet het kwadratisch opper-
vlaktemoment I voldoen aan:
I =
5
384 0 002
6 5
3
3
q
E
q
E
Q Q
,
~ ,
waarin:
q
Q
= veranderlijke belasting als lijnbelasting
op de ligger [N/mm]
E = 210.000 N/mm
2
voor staal
= eigen overspanning van de ligger
Met de verzwaarde eis voor u
bij
wordt tevens de
eis van u
eind
0,004 , min of meer ondervan-
gen, ook wanneer geen zeeg zou worden aan-
gebracht. Uit de benodigde I kan vervolgens de
gewenste constructiehoogte h worden afgeleid,
guur 3.165.
zeeg
u = zeeg
eind
u = zakking
t
o
t
u
u
b
i
j
u
o
n
= onmiddellijke doorbuiging
on
u
u
bij
= bijkomende doorbuiging
u
tot
= totale
u
eind
= doorbuiging in eindtoestand
doorbuiging
begrenzing aan de doorbuiging volgens NEN 6702 :
a doorbuiging in de eindtoestand :
=
eind
u
tot
u
_
ze
u
>
0,004
b bijkomende doorbuiging :
tot
u = u
bij
0,004
>
u
_
on
bij daken
bij vloeren 0,003
>
bij vloeren die steen- 0,002
>
achtige wanden dragen
Figuur 3.169 Begrenzingen aan de doorbuiging
Hout
Hout ondergaat elastische vervorming, maar ook
vervorming door kruip.
Volgens de voorschriften Hout kan de kruip-
vervorming door de permanente belasting in de
eindtoestand gelijk worden gesteld aan de elasti-
sche doorbuiging (dit wil zeggen kruipfactor
P
= 1). Ook kan de kruipvervorming betrok-
ken op de (kortstondige) extreme veranderlijke
belasting worden verwaarloosd (dit wil zeggen
kruipfactor
Q-extr
= 0).
Een en ander leidt tot de volgende resultaten:
zonder kruip:
u
q q
E
G Q
tot
=
+
5
384
4
( )
I
en:
u
q
E
Q
bij
5
384
4
I
mt kruip:
u
q q
E
tot
G Q
+
5
384
2
4
( )
I
en:
u
q q
E
G Q
bij
+ 5
384
4
( )
I
5
384
4
( )
I
0,004
Door de belastingen q
G
en q
Q
, de overspanning,
en de elasticiteitsmodulus E in te vullen kan uit
deze laatste formules de benodigde I worden
afgeleid.
De E is bij hout weinig afhankelijk van de sterk-
teklasse. Zo loopt deze van 10.000 N/mm
2
voor
K17 tot 12.000 N/mm
2
voor LH30.
Stel: E = 11.000 N/mm
2
.
Met dit gegeven kan de benodigde I worden be-
paald en hieruit de gewenste constructiehoogte
h, guur 3.165.
Gewapend beton
Liggers en platen van gewapend beton vertonen
bij het toenemen van de belasting een complex
gedrag. Bij betrekkelijk geringe belasting is het
beton in de trekzone ongescheurd. Het element
gedraagt zich dan zeer stijf. Bij toenemende be-
lasting gaat de trekzone scheuren, eerst waar het
buigend moment het grootst is en vervolgens
over een steeds groter wordend gebied. Waar
scheurvorming optreedt, neemt de spanning in
de trekwapening toe. Hierdoor rekt deze extra,
hetgeen zich manifesteert als een terugval in de
stijfheid.
Een tweede effect op de vervorming is de kruip.
De kruipvervorming is bij beton zeer aanzienlijk.
Terwijl bij hout de kruipfactor
P
ongeveer 1 is
(dit wil zeggen vervorming door kruip is onge-
veer even groot als de onmiddelijke vervorming),
varieert deze bij beton in droge omstandig-
heden globaal tussen de 3,1 voor B25 en 1,7
voor B65. De permanente belasting bij beton is
over het algemeen veel hoger dan de verander-
lijke belasting. Daarom is dus ook het aandeel
van de kruipvervorming u
kruip
in de bijkomende
vervorming u
bij
veel groter dan de direct merk-
bare elastische vervorming u
bij;el
door de veran-
derlijke belasting, guur 3.169.
De kruipvervorming treedt overal op; de vervor-
ming door het scheuren in de trekzone alleen op
die plaatsen waar door de optredende belasting
de buigtreksterkte van beton f
br
( 3 N/mm
2
)
wordt overschreden.
Beide effecten tezamen kunnen voor de bijko-
mende doorbuiging u
bij
in het ontwerpstadium
globaal in rekening worden gebracht door te
werken met een voor de gehele overspanning
aangenomen equivalente buigstijfheid EI
eq
, waar-
bij kan worden gesteld:
EI
eq
E
b
I
Hierbij kan voor B25 worden ingevuld:
0,25
E
b
28.500 N/mm
2
en voor B55:
0,35
E
b
36.000 N/mm
2
Wordt bovendien opnieuw gesteld:
u
bij
0,004 , dan wordt:
u
q
E
b
bij
=
5
384
4
tot
0,004
I
zodat:
I
ben
=
5
384 0 004
3
q
E
b
tot
,
s s
en alleen buiging:
o o
o
o
s s
1rek en buiging leiden Lezanen LoL:
o
o
o
o
+ s
zodaL ook:
(12)
+ s
o
o
o
waarin:
o
L
= LoelaaLbare Lrekspanning
o
n
= LoelaaLbare buigspanning
N
A
L
= LrekconponenL
M
W
= buigingsconponenL
HeL buigend nonenL M is gelijk aan:
M = N
L
c.
Hierbij is c de excenLriciLeiL waarnee de Lrek-
krachL N
L
Len opzichLe van de sysLeenlijn op heL
elenenL aangrijpL, hguur 3.170-3.
HeL blijkL daL de Lreklijn naar weinig hoefL af Le
wijken van de sysLeenlijn on Le naken daL de
buigingsconponenL belangrijker is dan de Lrek-
conponenL. DiL is (indien o
L
= o
n
) al heL geval
bij een excenLriciLeiL c groLer dan de kernsLraal k,
zie hiervoor hguur 3.15.
DiL wil zeggen bij een c >
1
}
a
1
}
3
h overheersL
de buigingsconponenL. Een dergelijk kleine
excenLriciLeiL wordL in de prakLijk al snel overLrof-
fen. Daaron wordL de dinensionering van de op
Lrek en buiging belasLe sLaaf neesLal groLendeels
06950505_Hfdst_03.indd 184 11-11-2005 12:06:54
3 DkACEN T5
Flguur 3.T7T 8elasLingswijzen van een kolon
verlopend buigend moment
als deel van portaal met centrisch belast 1
N
c
=
excentrisch belast 2
N
M
c
e
3
N
c
e
met buigend moment
portaal
N
c
door wind
4
w
q
N
c
w
M
bepaald door heL buigend nonenL en in veel
nindere naLe door de Lrek. DiL is des Le sLerker
heL geval als ook voor de pernanenLe belasLing
de Lreklijn nieL sanenvalL neL de sysLeenlijn.
Op grond hiervan kan in de neesLe gevallen de
onLwerpfornule voor de conbinaLie Lrek en bui-
ging worden vereenvoudigd LoL:
(12):
~ , 12
M
W
n
o
s
zodaL voor heL benodigde weersLandsnonenL
geldL:
W
M
>
n
~ ,
nax
12
o
(13)
waarbij in de facLor ~1,2 de LrekconponenL is
verdisconLeerd.
3.5.5 Druk + bulglng
Er kunnen vier soorLen lineair dragende elenen-
Len worden onderscheiden belasL op de con-
binaLie van druk en buiging:
T excenLrisch belasLe kolonnen (druk + Loege-
voegde buiging),
2 geLuide liggers (buiging + Loegevoegde druk),
3 liggers en gordingen in sLabiliLeiLsverbanden
(buiging en Loegevoegde druk),
4 boog- en kniespanLen (druk + buiging).
Zoals uiL hguur 3.171 blijkL, kan een kolon op
diverse wijzen buigende nonenLen opgedron-
gen krijgen, zoals door excenLrische oplegging
van de ligger, door een buigsLijve verbinding
neL de ligger en door wind op een gevelkolon.
liguur 3.172 LoonL een gctuidc liggcr waarbij heL
niddendeel van de ligger alleen wordL belasL op
buiging en de beide zijdelen Levens op druk.
2 krachtenverdeling
momentenverdeling in de ligger 1
Flguur 3.T72 CeLuide ligger
liguur 3.173 LoonL heL skeleL van een hal neL
kruisverbanden voor de sLabiliLeiL. De liggers en
gordingen in heL dakvlak die Levens onderdeel
vornen van heL sLabiliLeiLsverband zijn in
06950505_Hfdst_03.indd 185 11-11-2005 12:07:04
T6
Flguur 3.T74 Druk en buiging in boog
constructiedelen die op
de combinatie druk + buiging
(kunnen) worden belast
Flguur 3.T73 SkeleLconsLrucLie van een hal
hguur 3.173 geaccenLueerd. Deze sLaven
worden nieL alleen belasL op buiging naar
afhankelijk van de windrichLing Levens op Lrek
of druk. De conbinaLie neL druk zal in heL alge-
neen bepalend zijn.
verder zijn alle kolonnen en sLijlen in de gevel-
vlakken in kleur geLekend (deze kunnen naasL
druk inners ook op buiging worden belasL).
liguur 3.174 LoonL een boog:pdnt. Hiervan kan
de boogvorn zodanig worden gekozen daL de
pernanenLe belasLing slechLs druk opleverL (en
de druklijn voor die belasLing dus sanenvalL neL
de sysLeenlijn). WindbelasLing leidL echLer alLijd
LoL excenLriciLeiL van de druklijn van de perna-
nenLe belasLing en wind Lezanen, en dus ook LoL
buigende nonenLen in de boog.
8ij heL kniespanL is diL nog veel sLerker heL geval,
ondaL dan ook voor de pernanenLe belasLing al
aanzienlijke buigende nonenLen kunnen opLre-
den.
3.5.5.a Vulstregels
liguur 3.175 geefL aanwijzingen voor heL dinen-
sioneren van excenLrisch belasLe kolonnen en
voor liggers die Levens op druk worden belasL.
a
2
ligger belast op buiging + druk
ligger belast op buiging
b
2
c
N
q
N
c
kolom
centrisch belast
1
a
N
c
q
b
1
excentrisch belast
kolom
M = e N
c
N
c
e
Flguur 3.T75 Aanpassing doorsnede
8ij kolonnen, hguur 3.175-1, kan in eersLe
insLanLie heL besLe worden uiLgegaan van de
cenLrisch belasLe kolon. On heL Loegevoegde
nonenL M = c N
c
Le kunnen weersLaan noeL
de doorsnede in bescheiden naLe worden ver-
zwaard, consLrucLief heL liefsL in de buigings-
richLing.
1 belasting
2 excentriciteit drukkracht
q
G
permanente belasting
wind
windbelasting
w
q
N
c
systeemlijn
e
N
c
druklijn voor perma-
nente belasting + wind
R
B
R
A
06950505_Hfdst_03.indd 186 11-11-2005 12:07:11
3 DkACEN T7
Flguur 3.T76 vuisLregels boog- en kniespanLen
8ij op buiging + druk belasLe liggers, hguur
3.175-2b, kan heL besLe worden begonnen neL
belasLing op buiging alln, on vervolgens de
aldus verkregen doorsnede waL op Le dikken, af-
hankelijk van de grooLLe van de druk. Duidelijke
vuisLregels zijn in diL verband noeilijk Le geven.
DiL ligL anders neL de boog- en kniespanLen,
hguur 3.17.
iL hguur 3.17-1 blijkL daL bij een goed geko-
zen lage boog heel gunsLige waarden voor de
consLrucLiehoogLe h van heL boogelenenL zijn
Le behalen. Deze ligL op ongeveer 40% Len op-
zichLe van de vergelijkbare ligger. HeL benodigd
oppervlak van de doorsnede konL als gevolg
hiervan zelfs uiL op circa (40%)
2
= 1% van die
van de ligger bij eenzelfde doorsnedevorn. De
hoge boog en heL kniespanL, hguur 3.17-2 en
3.17-3, vragen een aanzienlijke groLere h door
de groLere eigen lengLe en de relaLief groLe bui-
gende nonenLen die hierin opLreden.
3.5.5.b Ontwerpformule
vergelijkbaar neL de conbinaLie Lrek en buiging
geldL voor de conbinaLie druk en buiging:
o
o
o
o
i
c
+ s
n
n
1
waarin:
o
c
= opLredende drukspanning
o
n
= opLredende buigspanning
o
n
= LoelaaLbare buigspanning
o
i
= LoelaaLbare drukspanning bij slankheid |
ln o
i
ziL de knikinvloed verdisconLeerd:
o o u
i
c buc
waarin:
o
c
= LoelaaLbare drukspanning bij | = 0
u
buc
= knikfacLor
verder geldL ook:
N
A
W
M
c n
n
+ s
o
o
o
i
(14)
Hoewel ieLs ninder uiLgesproken dan de conbi-
naLie Lrek en buiging geldL voor de conbinaLie
druk en buiging eveneens daL al bij een beLrek-
kelijk geringe excenLriciLeiL van de druklijn Len
opzichLe van de sysLeenlijn de buigingsconpo-
nenL gaaL overheersen.
ln de neesLe gevallen kan daaron een op druk
en buiging belasLe sLaaf zonder bezwaar worden
opgevaL als een op buiging belasLe sLaaf neL een
bepaalde Loeslag voor de druk en knikgevoelig-
heid.
SLel daaron:
W
M
> o
o
n
De LoeslagfacLor o zal in vele gevallen laag
kunnen worden ingezeL, bijvoorbeeld neL de
waarde o = 1,2.
1 lage boog in vergelijking tot ligger
2 hoge boog
1
15
~
~
20
1
hout en beton
~
~
40
1
50
1
hout en beton
~
~
8
1
5
1
35
~
~
30
1
1
staal
75
~
~
1
60
1
staal
15
~
~
10
1
1
vakwerk
35
~
~
30
1
1
vakwerk
~
~
30
1
staal
~
~
20
1
hout en beton
kniespant
steekspant
staal ~
~
30
1
hout en beton
~
~
20
1
staal ~
~
20
1
hout en beton
~
~
15
1
06950505_Hfdst_03.indd 187 11-11-2005 12:07:34
T
Flguur 3.T77 voorkeur prohelvorn kolondoorsnede
Deze lage waarde geldL onder neer voor de
geLuide ligger die Levens op druk wordL belasL,
voor heL kniespanL en voor de (zeer) hoge boog.
DaarenLegen noeL bijvoorbeeld bij een slanke
lage boog neL een zo gunsLig nogelijke posiLi-
onering van de sysLeenlijn (on buigspanningen
door de pernanenLe belasLing Le vernijden) eer-
der worden gedachL aan o = 2.
3.5.6 conomlsch construeren
3.5.6.a Kolommen
De keuze van de kolondoorsnede hangL van vele
facLoren af: heL naLeriaal, de vervaardigings- en
uiLvoeringswijze, de ruinLelijk-funcLionele inpas-
sing in heL gebouw en de visuele beleving voor
zover de kolonnen in heL zichL konen.
HeL neesL gebruikelijk zijn vierkanLe en ronde
kolonnen neL een nassieve doorsnede bij Loe-
passing van beLon, sLaal-beLon en houL en een
vierkanLe of ronde buis of -vornige doorsnede
bij sLaal.
1en aanzien van de vrijsLaande kolon is de ronde
doorsnede LheoreLisch ideaal ondaL deze in alle
richLingen dezelfde sLijfheid heefL.
varianLen hierop zoals de achLkanL, de zeskanL
en de vierkanL doen hier echLer nauwelijks voor
onder, hguur 3.177-1a.
8ij een uiLgesproken rechLhoekig prohel zal de
slankheid 'on de zwakke as' echLer grooL zijn
heLgeen leidL LoL een onvoordelig naLeriaal-
gebruik. DiL is nog sLerker heL geval bij een zeer
snalle -vornige doorsnede.
HeL rechLhoekige en -vornige prohel worden
vooral LoegepasL als de kolon Levens groLe bui-
gende nonenLen noeL opnenen. Deze kunnen
afkonsLig zijn vanuiL de aansluiLende dak- of
vloerliggers, naar ook is zijdelingse belasLing van
de kolon nogelijk door wind of anderszins. De
'sLerke as' noeL dan naLuurlijk in de buigingsrich-
Ling worden gelegd, hguur 3.177-1b.
WordL de kolon zijdelings gesLeund, bijvoor-
beeld door een gevel, dan ligL heL eveneens voor
de hand Le kiezen voor een rechLhoekig of
-vornig prohel, hguur 3.177-2.
kuinLelijk-funcLioneel kan een dergelijk prohel
echLer hinderlijk in de weg sLaan. Daaron zal
in dergelijke gevallen vaak eerder de voorkeur
worden gegeven aan een conpacLere doorsnede
neL een waL ruiner naLeriaalverbruik.
Masslef of hol
De LegensLelling Lussen heL naLeriaalverbruik
enerzijds en heL ruinLebeslag anderzijds konL
goed LoL uiLdrukking in hguur 3.178.
Deze hguur LoonL een ronde sLalen kolon
varirend Lussen nassief en zeer dunwandig. We
zien daL bij de nassief-ronde doorsnede heL
naLeriaalverbruik heL grooLsL is bij de kleinsL no-
gelijke dianeLer. KiesL nen voor een buisvornig
prohel dan zakL heL naLeriaalverbruik bij een
groeiende dianeLer D. 8oven een zekere dia-
neLer beginL heL naLeriaalverbruik weer Loe Le
nenen ondaL de wanddikLe aan een nininun
is gebonden in verband neL heL voorkonen van
plooi.
e
zijdelings gesteunde kolom 2
constructiezone
= ruimtebeslag
IPE-profiel
beter
HE-profiel
vrijstaande kolom, excentrisch belaste
vrijstaande kolom, centrisch belast
N
b
1
N
a
1
buigingsas = Ds terke asD
achthoekig
=
M
N
= N e
rond
Dzwakke asD
zeshoekig
vierkant
06950505_Hfdst_03.indd 188 11-11-2005 12:07:37
3 DkACEN T9
diameter in mm
= 60mm
= 40mm
= 20mm
=
7
5
0
m
m
m
a
t
e
r
i
a
a
l
v
e
r
b
r
u
i
k
(
100 %
25 %
100
85 %
75 %
50 %
0
200 300 400 500 600 700 800
375 450 750
70 %
55 %
= 15 mm
Flguur 3.T7 MaLeriaalverbruik doorsnede ronde kolon als
afhankelijke van de dianeLer (laagbouw)
Welke dianeLer in heL gegeven geval als besLe
kan worden aangenerkL hangL prinair af van
de kosLen van de kolon (naLeriaal-, fabricage-
en nonLagekosLen Lezanen) en de (kosLen-)
consequenLies voor de verbindingen neL de
aansluiLende consLrucLiedelen. Maar ook heL
ruinLebeslag en de naLe waarin de kolonnen
ruinLelijk-funcLioneel en visueel kunnen hin-
deren, zullen bij de afweging noeLen worden
neegenonen. DaarnaasL kunnen ook andere
argunenLen zoals de eerder genoende
belevingswaarde van invloed zijn op de keuze
van de dianeLer.
liguur 3.178 geldL slechLs voor hoge, lichL
belasLe kolonnen (hallenbouw).
8ij hoogbelasLe, gedrongen kolonnen (verdie-
ping- en hoogbouw) is de knikfacLor verwaar-
loosbaar. Zonder exLra naLeriaalverbruik kan dan
worden gekozen voor een conpacLe, nassieve
doorsnede. DiL laaLsLe is wenselijker naarnaLe
heL gebouw hoger wordL.
3.5.6.b Llggers
voor de doorsnede van liggers zijn vele prohel-
vornen nogelijk.
De nassief-rechLhoekige doorsnede wordL heL
neesL LoegepasL bij houL en beLon bij kleine
overspanningen. 8ij groLere overspanningen
kan in die gevallen ook heL dikwandige -prohel
aanLrekkelijk zijn voorzover de naLeriaalwinsL
opweegL Legen de exLra arbeidskosLen. 8ij sLaal
zal daarenLegen alLijd worden gekozen voor dun-
wandige prohelen, vergelijk hguur 3.12.
voor de naLeriaalecononie van de ligger zijn
Lwee variabelen erg belangrijk: de vorm van heL
prohel en de hoogLe-breedLeverhouding. 8eide
variabelen worden bepaald door Lwee criLeria: de
sLerkLe en de sLijfheid.
5terkte-crlterlum
Op grond van de sLerkLe-eis noeL heL weer-
sLandsnonenL W aan een zeker nininun vol-
doen. voor heL benodigde weersLandsnonenL
geldL inners:
W
M
ben
nax
o
n
W
ben
kan bij prohelen die synneLrisch zijn on de
buigingsas worden geschreven als:
W
ben
= k A
ben
zodaL:
A
k
M
n
ben
1
nax
o
HeL benodigde oppervlak van de doorsnede A
ben
is dus ongekeerd evenredig neL de kernsLraal k.
De kernsLraal kan worden uiLgeschreven als:
k = c
k
h
neL c
k
als vornfacLor van de doorsnede en h als
consLrucLiehoogLe, hguur 3.17.
Flguur 3.T79 lnvloed prohelvorn op benodigde
doorsnede
ben.
A = 100% 75%
ben.
A 45%
ben.
A ~
~
~
~
k
c
sterktecriterium :
1
h
6
c
k
1
=
k
c
~
~ 0,22 0,37 ~
~
c
k
h
ben.
A
stijfheidscriterium :
ben.
A
k
c
1
h
2
06950505_Hfdst_03.indd 189 11-11-2005 12:07:47
T90
Flguur 3.T0 lnvloed hoogLe h op de benodigde opper-
vlakLe van een ligger neL nassief rechLhoekige doorsnede
De benodigde doorsnede A
ben
is dus ongekeerd
evenrdig neL c
k
en h:
A
c h
ben
k
::
1
= 0,17.
voor een dikwandig l-prohel is c
k
= 0,22.
voor een dunwandig prohel is c
k
= 0,37.
SLel daL wordL gekozen voor een dunwandig
-prohel, dan kan A
ben
(en dus ook heL naLe-
riaalverbruik) overeenkonsLig hguur 3.17 Len
opzichLe van heL nassief-rechLhoekige prohel
worden LeruggebrachL LoL:
100
0 17
0 37
45 =
,
,
%
verder is Le zien daL heL dikwandige -prohel een
LussenposiLie inneenL.
WaL beLrefL de con:tructichoogtc h:
wordL deze bijvoorbeeld 25% groLer, dan ver-
ninderL hierdoor A
ben
LoL
100
}
1,25
= 80%
Evenzo: wordL h bijvoorbeeld 20% kleiner, dan
wordL A
ben
=
100
}
0,8
= 125%
5tl[fheldscrlterlum
Zoals op grond van de sLerkLe-eis heL weer-
sLandsnonenL W aan een zeker nininun noeL
voldoen, zo geldL diL Len aanzien van de sLijf-
heidseis voor heL LraagheidsnonenL .
DiL nininun volgL voor de volbelasLe ligger op
Lwee sLeunpunLen uiL de vergelijking:
u
q
u
optr
s
5
384
4
waarbij:
u
opLr
= opLredende doorbuiging
u
= LoelaaLbare doorbuiging
= sLijfheid
WordL voor de facLoren q, , en u
een bepaalde
waarde ingevuld, dan volgL hieruiL ook een
zekere uiLkonsL voor heL benodigde Lraagheids-
nonenL
ben
.
voor een prohel daL synneLrisch is over de bui-
gingsas geldL als relaLie Lussen heL Lraagheidsno-
nenL l en heL oppervlak van de doorsnede A:
= W
1
}
2
h = k A
1
}
2
h =
1
}
2
c
k
h
2
A
8ij een vasLgesLelde
ben
geldL dan dus voor de
benodigde doorsnede A
ben
:
A
c h
k
ben
::
1
1
2
2
0
= 100%
0
stijfheids-
criterium
sterkte-
criterium
omslagpunt
156%
~
~
80%
~
~
244%
~
~
begrenzing door
instabiliteitsgevaar
0,2 0,4 0,6 0,8 1,0 1,2 1,4 1,6
0
100 %
25 %
75 %
50 %
125 %
150 %
175 %
200 %
225 %
250 %
275 %
300 %
1
0
0
0
06950505_Hfdst_03.indd 190 11-11-2005 12:08:00
3 DkACEN T9T
Flguur 3.TT Mogelijke winsL in naLeriaalverbruik bij
verlopende hoogLe nassief-rechLhoekige ligger
door kip en plooi) Lijdens de uiLvoering en in heL
gebruikssLadiun Le voorkonen.
Verlopende hoogte
Door de hoogLe aan Le passen aan de nonen-
Lenlijn kan enige naLeriaalwinsL worden behaald
zoals blijkL uiL heL voorbeeld van hguur 3.181.
Ontwerpregels voor een
materlaaleconomlsche doorsnede
1 CroLe hoogLe Len opzichLe van breedLe.
2 Weinig naLeriaal in heL nidden gebied.
8ij de opleggingen zal echLer nog wel genoeg
doorsnede noeLen overblijven (bijvoorbeeld
40%) on de daar opLredende dwarskrachL Le
kunnen weersLaan.
Al neL al zal de naLeriaalwinsL nieL of nauwelijks
lonend zijn, nede door de exLra arbeidskosLen
verbonden aan heL Laps laLen Loelopen van de
doorsnede.
Verdergaande materlaalbesparlng
OndaL heL lijf van de vollewandligger nieL Le
dun nag worden uiLgevoerd is de hoogLe van de
doorsnede begrensd, Lenzij heL lijf wordL voor-
zien van vcr:tijving::chottcn en dergelijke.
Wil nen echLer op zinnige wijze een verder-
gaande naLeriaalbesparing bereiken, dan kan
nen heL besLe overgaan op de vdkwcrkliggcr.
Deze heefL over heL algeneen een aanzienlijk
groLere hoogLe dan de vollewandligger (Lwee-
LoL drienaal zo hoog), Lerwijl heL lijf is vervangen
door relaLief weinig naLeriaal vergende wand-
sLaven.
8eide naaLregelen zijn geheel overeenkonsLig
bovensLaande onLwerpregels en leiden dus LoL
een naLeriaalecononische doorsnede.
HeL resulLaaL is Le zien in heL voorbeeld van
hguur 3.182. WordL heL gewichL van de vol-
lcwdndliggcr op 100% gesLeld, dan kan deze bij
Loepassing van de vakwerkligger worden Lerug-
gebrachL LoL zo'n 40% (neL als kosLenverhou-
ding: 80 : 35%). DaarLegenover sLaan de exLra
kosLen verbonden aan heL sanensLellen van de
vakwerkligger.
Over heL algeneen zal de vakwerkligger bij gro-
Lere overspanningen goedkoper uiLvallen dan de
vollewandligger. De rddtliggcr neenL een Lussen-
posiLie in.
Invloed llggerhoogte op kosten gevel
Door de variaLie in de liggerhoogLe worden ook
de gevelhoogLe en daarnee de kosLen van de
gevel en heL energieverbruik beinvloed.
liguur 3.183 geefL als voorbeeld een nbeukige
hal neL een overspanning van 20 n voor de
hoofdliggers.
ln heL gegeven geval wordL een vrije hoogLe ver-
ondersLeld van 5 n. Hierdoor wordL bij overgang
van de vollewandligger neL een hoogLe van
0, n op een vakwerkligger neL een hoogLe van
1 belasting
2
a
prismatische massief - rechthoekige doorsnede
3
a
prismatische
doorsnede
3
b
verlopende
hoogte
2
b
verlopende hoogte
-lijn
-lijn
1/2
100 %
83 %
06950505_Hfdst_03.indd 191 11-11-2005 12:08:03
T92
Flguur 3.T3 KosLenopbouw van een halvornig gebouw
bij vergelijking vollewandligger neL vakwerkligger
1, n, de gevel ongeveer 1 n hoger. De winsL
van de goedkopere hoofdligger wordL hierdoor
in heL voorbeeld vrijwel geheel LenieL gedaan
door de neerkosLen van de gevel.
Verdleplngbouw
NaarnaLe de gevel duurder wordL, zal nen de
consLrucLiehoogLe neer willen beperken. DiL
is heel duidelijk heL geval bij de verdieping- en
hoogbouw. ln die gevallen zijn de gevels in heL
algeneen veel prijziger dan bij eenvoudige laag-
bouwprojecLen zoals bedrijfs- en opslaghallen en
dergelijke (bijvoorbeeld + 400 versus + 100 per
n
2
gevel).
liguur 3.184 LoonL een kanLoorgebouw waarbij
de verdiepingsvloeren de afsLand van gevel LoL
gevel vrij overspannen. vergroLing van de con-
sLrucLiehoogLe van de vloeren van 0,8 n LoL
1, n leidL LoL een goedkopere vloerconsLrucLie.
1och wordL deze winsL overLroffen door de exLra
kosLen verbonden aan heL 20% hogere gebouw.
DiL is vooral herkenbaar aan de kosLen van de
gevels en in nindere naLe ook aan die van de
binnenwanden en de insLallaLies ( hogere
lifLen en neer warnLeverlies gevend gevel-
oppervlak).
Men zal de vloerconsLrucLies van verdieping-
gebouwen daaron in heL algeneen eerder en
sLerker willen beperken dan de dakconsLrucLies
van halvornige ruinLen.
De 'opLinale' consLrucLiehoogLe wordL dus nieL
alleen bepaald door de kosLen van de liggers als
zodanig, naar hangL nede af van de kosLen-
consequenLies voor de overige consLrucLiedelen,
neL nane van de gevels.
doorsnede hal bij toepassing vakwerkliggers
vloer / fundering
hoofdligger
gevels
dak
1
a
2
a
2
vollewand
ligger
vakwerkligger
fundering
vloerconstructie
gevel
hoofdligger HEB 600
doorsnede hal bij toepassing vollewand-liggers
vrije hoogte 5 m
1
1
,
6
m
vrije hoogte 5 m
0
,
6
m
gevel
vakwerkligger
7
m
dak
fundering
vloerconstructie
6
m
dak
20 m
Flguur 3.T2 vergelijking gesloLen en open prohelvorn
1
a
aanzicht warmgewalst -profiel
1
b
aanzicht geconstrueerd raatprofiel
1
c
aanzicht geconstrueerd vakwerkprofiel
2 indruk kostenverhouding
1
c
1
b
1
a
zeskant achtkant
arbeid
45
35
55
35
80
20
materiaal
(aanschaf onderdelen)
06950505_Hfdst_03.indd 192 11-11-2005 12:08:10
3 DkACEN T93
Flguur 3.T4
lnvloed consLrucLiehoogLe verdiepings-
vloeren op de gebouwkosLen Flguur 3.T5 Enige nogelijkheden voor de consLrucLieve
opzeL van een plaL dak boven een hal neL vergelijking
kosLenopbouw van de dragende delen 5tructuurkeuze
8ij daken neL groLere overspanningen zullen
over heL algeneen nieL alleen prinaire liggers
(hoofdliggers) worden LoegepasL, naar ook
secundaire liggers (gordingen) en evenLueel
ook LerLiaire liggers (dakdragers). WaL beLrefL
de ordening van de verschillende onderdelen
zijn vele rangschikkingen nogelijk. liguur 3.185
laaL een eenvoudig voorbeeld zien neL vier
opbouwwijzen. Welke oplossing wordL gekozen
hangL nede af van de kosLenvergelijking Lussen
de verschillende nogelijkheden.
Optlmallsatle
8ij onLwerpvraagsLukken dienen zich vele va-
riabelen aan. voor elke variabele kan worden
gezochL naar een zo gunsLig nogelijk resulLaaL
Lerwijl de overige variabelen even worden
'bevroren'.
liguur 3.18 geefL hiervan als voorbeeld een
dakconsLrucLie van een hal neL als variabele de
harL-op-harLafsLand van de hoofdliggers ( |
2
).
De hoofdliggers zijn in heL gegeven geval 24 n
lang en overspannen de hal in de breedLe in n
keer. Door heL varieren van de |
2
worden zowel
de doorsneden van de hoofdliggers als die van
de gordingen beinvloed, alsnede heL aanLal
hoofdliggers. ln de kosLengrahek leidL diL voor
de gesonneerde kosLen van de hoofdliggers en
de gordingen LoL een opLinun voor de |
2
. Ook
kan een gebied worden aangewezen waarbinnen
heL uiL kosLenoogpunL aanbevelenswaardig is de
|
2
Le kiezen (in heL gegeven voorbeeld Lussen de
circa 8 en 14 n).
gevels
binnenwanden, deuren etc.
installaties
skeletconstructie, vloeren
vloerafwerking, plafonds
fundering
1 2
diepingsvloeren ca 0,8 m
constructiehoogte ver-
15 m
1
inrichting
8
(
3
,
2
+
0
,
8
)
=
3
2
,
0
m
2
8
(
3
,
2
+
1
,
6
)
=
3
8
,
4
m
diepingsvloeren ca 1,6 m
constructiehoogte ver-
15 m
a a
vergelijking kostenopbouw 5
d
voor alle varianten
kosten dak constant
2
2 1
1 1
3
1
2
4
1
2
3
hoofdliggers
gordingen
dakdragers
dak d
2
3
1
hoofdliggers op
grotere onderlinge
afstand en gordingen
hoofdliggers
3
d
1
d
hoofdliggers en gordingen
en dakdragers
hoofdliggers, gordingen
2
1
4
2
d
d
1
1
2
3
1
2
06950505_Hfdst_03.indd 193 11-11-2005 12:08:18
T94
Worden de verbindingen van de gordingen neL
de hoofdliggers als aparLe kosLenfacLor opge-
voerd, dan verschuifL heL opLinun nog ieLs neer
naar rechLs. HeL aanLal verbindingen neenL in-
ners af bij Loenane van |
2
.
Cetulde llggers
Liggers neL een groLe overspanning kunnen veel
lichLer worden gedinensioneerd indien deze
worden geLuid. HeL voordeel van de naLeriaalbe-
sparing op de liggers en de evenLueel daarnee
gepaard gaande reducLie in de hoogLe van heL ge-
bouw wordL echLer onder druk gezeL door de Loe-
gevoegde LuiconsLrucLie. Hiervoor zijn bijkonende
kosLbare voorzieningen nodig zoals de dakdoorbre-
kingen, de verankeringen en de exLra fundering.
liguur 3.187 geefL hiervan schenaLisch een kos-
Lenvoorbeeld waarbij een hal overspannen door
'gewone' liggers wordL vergeleken neL eenzelfde
hal overspannen door geLuide liggers.
De sLelling daL een Luidak in heL algeneen (aan-
zienlijk) duurder zal uiLvallen dan een 'gewoon'
dak behoefL dus geen verwondering Le wekken.
3.5.6.c Drukspanten
Verlopende hoogte van de doorsnede
8ij kniespanLen loopL heL buigend nonenL in
beide spanLhelfLen sLerk op bij de knik in de
overgang Lussen de spanLarn en heL spanLbeen.
HeL is daaron aanLrekkelijk de hoogLe van de
doorsnede aan Le passen aan heL nonenLen-
verloop, hguur 3.188-1. NaasL de naLeriaalwinsL
die op deze wijze kan worden bereikL, vernijdL
nen neL de Loelopende vorn van de spanL-
benen en -arnen daL heL kniespanL een lonp
aanzien gaaL krijgen. 8ovendien sluiLen de Lapse
uiLeinden beLer aan bij de weinig oppervlak ver-
gende (scharnier)verbindingen op die plaaLsen.
Ook bij hoge bogen is heL op dezelfde gronden
aanLrekkelijk Le kiezen voor een verlopende door-
snede, hguur 3.188-3. 8ij lage bogen is diL nieL
heL geval, hguur 3.188-2.
Flguur 3.T6 OpLinalisaLie daksLrucLuur bij h.o.h.-afsLand
hoofdliggers (|
2
) als variabele
Flguur 3.T7 lndicaLie kosLenconsequenLies bij overgang
'gewoon' dak op Luidak
1 schema draagstructuur
2 optimalisatie dakstructuur
dak
2
2
1
2
1
kosten
zonder gordingen
gunstige
optimum
hoofdliggers
gordingen
1
= 24 m
2
2
3
= 4 m
2
= variabel
1 +
2 1
1
2
+
4 8
0
6 2 10 12 14 16
1 met vrijdragende liggers
2 met toegevoegde tuiconstructie
3 vergelijking kostenopbouw
1 2
toegevoegde tuiconstructie
met bijkomende fundering
liggers
80
40
rest
06950505_Hfdst_03.indd 194 11-11-2005 12:08:25
3 DkACEN T95
Flguur 3.T9 KosLenopLinalisaLie pijlhoogLe boogspanL Kostenoptlmallsatle bl[ varlabele
pl[lhoogte
liguur 3.18 LoonL een kosLengrahek voor een
boogspanL neL als variabele de pijlhoogLe l.
DiL varieren van de l bij een boogspanL is ver-
gelijkbaar neL een ligger waarvan de consLruc-
LiehoogLe h varieerL. veranderL de pijl l, dan
beinvloedL diL de doorsnede en de onLwikkelde
lengLe van de boog, alsnede de doorsnede van
de LreksLang en heL oppervlak van heL dakvlak.
De kosLenconsequenLies zijn in hguur 3.18
schenaLisch bijeengebrachL. 1e zien is daL de
gesonneerde kosLen in diL voorbeeld een nini-
nun bereiken bij een l van circa
1
}
5
.
HeL gevonden opLinun voor l} noeL nieL al Le
sLrikL worden gehanLeerd ondaL de booghoogLe
rond heL gesLelde nininun vrij ruin kan varie-
ren, zonder daL er sprake is van een forse kosLen-
Loenane. Men noeL neL heL hanLeren van heL
gevonden opLinun als 'richLlijn' Leneer voor-
zichLig zijn ondaL de kosLenverhouding Lussen
de opgevoerde conponenLen (boog, LreksLang
en dak) nieL precies vasLligL. Een exLra reden on
voorzichLig Le zijn neL heL Lrekken van conclusies
is daL ook andere facLoren zoals de verbindingen
en de kopgevels nog een aanzienlijke invloed op
de uiLkonsL kunnen uiLoefenen.
Flguur 3.T verlopende hoogLe doorsnede bij knie- en
boogspanL
3.5.7 Overzlcht schattlngsregels
De volgende drie bladzijden bieden een over-
zichL van de schaLLingsregels voor de dimcn:ionc-
ring van de neesL voorkonende ovcr:pdnning:-
con:tructic: in sLaal, houL en beLon.
De schaLLingsregels in de hguren 3.10, 3.11
en 3.12 zijn slechLs indicaLief. voor een neer
nauwkeurige bepaling van de afneLingen van de
elenenLen zal nen neer gegevens noeLen heb-
ben onLrenL de opbouw, naLen en belasLingen
van de aangegeven consLrucLies en konL nen
nieL on enig rekenwerk heen.
De wijze waarop nen in sLappen LoL een neer
genuanceerde dinensionering konL, is voor de
sLaafvornige consLrucLie-elenenLen aangegeven
in de voorgaande paragrafen.
NaasL heL verrichLen van rekenwerk is heL aan-
bevelingswaardig al in de orienLaLiefase van heL
consLrucLief onLwerp goed Le kijken naar prak-
Lijkvoorbeelden. Zo krijgL nen snel een indruk
welke afneLingen in de prakLijk gangbaar zijn.
hoge boog 3
2 lage boog
1 kniespant
h ca 0,4
h ca 0,4
h
h
h
/ m
2
grond-
oppervlak
totale kosten
boog
dak
trekstang
50
100
150
200
250
0,2 0,4 0,6 0,8 1,0
0
0,1
1/6
0,3
50 15 10 5 20 25 30 35 40 45 60 55 65 70 75 =
50 15 10 5 20 25 30 35 40 45 60 55 65 70 75 =
benaming doorsnede
DAKCONSTRUCTES
VLOERCONSTRUCTES
opmerking
gangbaar
overspanningsgbied
20
__ 1 _
25
__ 1
1
20
__ _
25
__ 1
~
1
~
15
__
(staalplaat-)
betonvloeren
met vakwerkligger
staalplaat-
betonvloeren
(staalplaat-)
betonvloeren
met - balken
dikte plaat
1,25 mm
0,75
~
~
_
8
1
>
~
~
_
8
1
>
tot 100 m en meer
tot 60 m en meer
tot 60 m en meer
tot 80 m en meer
tot 100 m en meer
tot 100 m en meer
vakwerkliggers
ruimtevakwerken
kabelconstructies
driehoekspanten
koepeldaken
hoge bogen
vollewandbogen
kniespanten
vakwerkbogen
ruimtelijke
vakwerkliggers
raat- en plaatliggers
warmgewalste
met - balken
geprofileerde
staalplaat
~
1
~
30
__
1
20
__ _ __
25
1
1
30
__
1 __
30
_ 1 __
40
60
__ 1 _ __
80
1
__
12
1 _ 1 __
16
__
10
_ 1 1 __
15
20
__ 1 _ 1 __
30
__
30
1 _ 1 __
35
1
50
__ _ __
60
1
netwerk van
staven
~
1
25
__
20
__
~
~
zeeg
1
d
__
f ~
~
__
12
1
40
1
__ _
16
1
80 -
100 mm
netwerk
van staven
d~
~
h
h
~
~
1
20
__
s
15
__ 1
20
__ _ 1
_ __
15 20
__
4
_
_
_
6
6
~
~
b
1
s
~
~
b
1
~
~ f
1
h
h
6
_
~
f
2
f
1
o 100 n
h
20 25
1 1
__ 1
40
__
__ _ 1
__ _
50
6
_
~ b
1
f >
~
~
~
~ b
1
8
h
_1
h
h
1 1
f >
~
~
1
8
_
f
s
h
h
tot 0 m en meer
f
h
tot 60 m en meer
DAKCONSTR
__
20
1
__
40
30
1
__ _
30
1
__ _ 1
50
35
__ 1 __ _ 1
_
b
_
~
~
1
6
1
8
_
h
_
_
benaming doorsnede
VLOERCONSTRUCTES
opmerking
gangbaar
overspanningsgbied
50 15 10 5 20 25 30 35 40 45 60 55 65 70 75 =
50 15 10 5 20 25 30 35 40 45 60 55 65 70 75 =
vouwdaken
zadeldak
koepeldaken
hoge bogen
driehoekspanten
vollewandbogen
kniespanten
vakwerkbogen
ribpanelen
balken,
gezaagd
gelamineerde
liggers
planken en
triplexplaten
vakwerkliggers
doos - of
kokerliggers
balken,
triplexplaten
planken en
gezaagd
~
3
_
~
1
4
_1
< 0,8 m ~
_ __ __
20 25
1 1
15
__ 1
20
__ _ 1
30 25
__ 1 __ _ 1
< 1,5 m ~
< 1,0 m ~
hellende daken
platte daken
~
6
_
~
1
8
_1
_
06950505_Hfdst_03.indd 197 11-11-2005 12:08:39
T9
Flguur 3.T92 SchaLLingregels overspanningsconsLrucLies in beLon
Ook is heL zeer nuLLig vergelijkbare projecLen in
LijdschrifLen en andere liLeraLuurbronnen erop na
Le slaan en Le besLuderen neL heL oog op de pre-
cieze vorngeving en dinensionering. Op deze
wijze kan nen in heL onLwerpsLadiun al LoL een
goed beeld konen van de benodigde zwaarLe
van de consLrucLieve elenenLen.
3.6 Verblndlngen
3.6.T Overweglngen
DraagconsLrucLies besLaan uiL onderdelen die
door niddel van con:tructicvc vcrbindingcn wor-
den sanengevoegd LoL consLrucLiesysLenen.
ConsLrucLieve verbindingen noeLen de inwen-
dige krachLen op de gewensLe en op beLrouw-
bare wijze kunnen overdragen en zijn daaron
voor de consLrucLie als geheel even belangrijk als
de Le verbinden elenenLen.
8ij een globaal consLrucLief onLwerp worden de
verbindingen neesLal nog slechLs zeer scheLs-
naLig aangegeven. 8ij de uiLwerking van een
consLrucLie zal daaron naar verhouding veel Lijd
noeLen worden gesLoken in de precieze vorn-
geving en deLaillering van de verbindingen (de
'knooppunLen') en de dinensionering van de
verbindingsniddelen. DiL geldL neL nane voor
DAKCONSTRUCTES
boogspanten
koepelschalen
voorgespannen
dakplaten
cellenbeton
- balken
vouwdaken
voorgespannen
rechthoekige balken
_
_
f
8
_
f
d
f
~
~ a
_
4
1 1
30
__ 1 __ _
40
1
6
_
3
80 mm d
>
=
b
~
~
~
1
h
h
h
h
__
8
1 __ _
15
1
__
15
1 __ _
20
1
h
h ~
~
20
__ 1
~
~
30
__ 1
1 _
7
_2
~
b ~
~
h
1 _
3
= 600 mm
b
~
~
b
h
doorsnede
VLOERCONSTRUCTES
cassettevloeren
balkenvloeren
balken
ter plaatse gestort
voorgespannen -
gewapende balken
ter plaatse gestort
TT - plaatvloeren
kanaalplaatvloeren
benaming
ribben - en
vlakkeplaatvloeren
h
h
h
h
15
__ 1
20
__ _ 1
__
10
1
~
__ _
12
1
25
h
h
~
__
35
1
__ 1
__ _ 1
40
1 __
10
20
1 __ _
20
25
b = 2400 mm
1
2
_
1 _
2
b ~
~
b ~
~
h
h
= 1200 mm b
h
__ 1
25
__ 1
__ _ 1
__ _
30
1
h opmerking
=
= 75 65 70 60 35 30 25 20 15 10 5 45 50 40 55
d
f
f
h
tot 60 m en meer
tot 50 m en meer
50
voorspanning
wapening
gangbaar
overspanningsgbied
15 10 5 20 25 30 35 40 45 60 55 65 70 75
06950505_Hfdst_03.indd 198 11-11-2005 12:08:42
3 DkACEN T99
Flguur 3.T93 Dwarsdoorsnede sLaLion 8laak Le koLLerdan
neL deLaillering ophangconsLrucLie dak
(8ron. 8ouwcn mct :tddl, okt. J993)
Flguur 3.T94 voorbeeld van schaalniveaus waarop
verbindingen kunnen worden beschouwd
niveau 3: samengesteld skelet als geheel 3
stabiliteitsverband
schijfwerking
niveau 2b: 2
tussen ongelijkwaardige elementen
b
afzonderlijke elementen
1niveau 1: binnen de niveau 2a: tussen 2
a
gelijkwaardige elementen
buisvormige
gelamineerde
lijmnaad
lasnaad
stalen kolom
houten ligger
hoekverbinding
portaal
vernagelde triplexplaten
oplegschoen
gording in
bijzondere consLrucLies waarbij sLandaardoplos-
singen ongewensL worden geachL of geen uiL-
konsL neer bieden, hguur 3.13.
3.6.T.a 5chaalnlveaus
ConsLrucLieve verbindingen kunnen op verschil-
lende schaalniveaus worden bekeken, hguur
3.14, van klein naar grooL achLereenvolgens:
T op elenenLniveau: binnen de afzonderlijke
consLrucLie-elenenLen zoals deze op de bouw-
plaaLs worden aangeleverd, hguur 3.14-1,
2 op bouwdeelniveau: Lussen de consLrucLie-
delen zoals deze op de bouwplaaLs neL elkaar
worden verbonden:
de uiLvoeringswijze,
stabiliteitsverband
Flguur 3.206 voorbeelden van raanwerken in sLaal
06950505_Hfdst_03.indd 206 11-11-2005 12:09:22
3 DkACEN 207
Flguur 3.207 Drie-assige knooppunLen in sLaal
heel goed nogelijk buigsLijve verbindingen in
sLaal Le naken.
Lasverbindingen zijn daarenLegen alLijd buigsLijf.
ln sLaal worden veel porLaal- of raanwerk-
consLrucLies LoegepasL, zowel voor hallen en kap-
consLrucLies en dergelijke, als in de verdieping-
en hoogbouw (kanLoorgebouwen en dergelijke).
kaanwerken in sLaal zijn neesLal geschoord,
heLzij door niddel van sLabiliLeiLsverbanden, heL-
zij door sLabiliLeiLsschijven of -kernen. Hierdoor
kunnen de verbindingen scharnierend en dus
eenvoudig en goedkoop worden uiLgevoerd.
Ongeschoorde raanwerken neL buigsLijve ver-
bindingen in sLaal zijn echLer ook heel goed no-
gelijk. Een eenvoudig porLaal nag dan Loch nog
naxinaal drie scharnieren beziLLen on aan de
sLabiliLeiLsvoorwaarde Le voldoen.
liguur 3.20 LoonL voor heL porLaal enige gang-
bare sLaLische schena's bij Loepassing van sLaal,
inclusief een aanLal oplossingen voor de verbin-
dingen kolon ligger en kolon voeL. LeL op de
verschillen in krachLswerking bij de drie porLaalLy-
pen en de bijpassende knooppunLoplossingen.
Waar neer dan Lwee sLaven bij elkaar konen,
noeL goed worden geleL op de onLnoeLing van
de sLaafassen. Konen deze in n punL sanen,
dan is er geen excenLriciLeiL en zal heL knoop-
punL dus ook nieL worden blooLgesLeld aan
nonenLwerking. ln alle andere gevallen LreedL
er wcl een bepaalde nonenLwerking op waar-
door de verbinding de neiging heefL Le gaan
draaien. voorkonen noeL worden daL de ver-
draaiing van heL knooppunL Le grooL wordL. DiL
kan door voldoende sLijfheid in heL sanensLel
van de knoop en de aansluiLende sLaven in Le
bouwen. Principieel is heL naLuurlijk beLer Le
sLreven naar een oplossing waarbij de sLaafassen
door n punL gaan, hguur 3.207.
Beton
8ij verbindingen in beLon noeL duidelijk onder-
scheid worden genaakL Lussen geprefabriceerd
beLon en in heL werk gesLorL beLon (in siLu
beLon).
Prefab-beton
8ij geprefabriceerd beLon worden de elenenLen
vooraf vervaardigd en vervolgens op de bouw-
plaaLs sanengevoegd LoL n consLrucLie. Men
zal bij voorkeur verbindingen naken waarvoor
geen aanvullende bekisLing nodig is. De plaaLs
van de verbindingen blijfL dan ook neesLal goed
zichLbaar in heL gebruikssLadiun.
liguur 3.208 LoonL schenaLisch een oplossing
voor de porLaalconsLrucLie in geprefabriceerd
beLon.
On de handelingen op de bouwplaaLs eenvou-
dig Le houden en heL gedrag van de verbindin-
gen goed Le kunnen voorspellen, zal nen bij de
oplegging van de prefab-ligger heL liefsL kiezen
voor scharnierende verbindingen, zeker als de
ligger voorgespannen wordL uiLgevoerd.
HeL voeLpunL van een prefab-kolon is bij de op-
bouw goed Loegankelijk en kan daaron relaLief
genakkelijk buigsLijf worden uiLgevoerd door
heL aangieLen van de kanalen neL de uiL de vloer
sLekende sLekeinden, waaroverheen de kolon
is geschoven, hguur 3.208-3b. Wil nen aan de
voeL een goed werkende inklenning, dan zal de
vloerconsLrucLie Lezanen neL de fundering vol-
doende weersLand noeLen bieden Legen draai-
ing van heL voeLpunL bij belasLing van de kolon
op buiging.
1 aansluiting tuien aan mast
2 aansluiting vakwerkligger - kolom
beter
geen excentriciteit
beter
06950505_Hfdst_03.indd 207 11-11-2005 12:09:25
20
Flguur 3.20 Principe-verbindingen porLaal in prefab-
beLon
In het werk gestort beton
8ij in heL werk gesLorL beLon ligL heL door heL
nonoliLhische karakLer van heL beLon voor de
hand Le kiezen voor buigsLijve verbindingen,
hguur 3.20.
On heL hoeknonenL bij de overgang van de
porLaalregel naar de kolonnen Le kunnen op-
nenen, zal de verbinding hier degelijk noeLen
worden gewapend. CebeurL diL nieL, dan LreedL
hier scheurvorning op, waardoor de hoekver-
bindingen een 'scharnierachLig' gedrag gaan
verLonen.
ln langsrichLing gaaL de dakvloer door over
neerdere velden. ln deze richLing zal daaron
verhoudingsgewijs weinig buigend nonenL op
de kolonnen worden afgegeven.
Hout
HouL is goed in sLaaL rechLsLreeks druk over Le
dragen in de vezelrichLing. EvenLueel kan Lussen
Lwee elenenLen een drukverdelend inLernediair
worden LoegepasL on een gelijknaLige spreiding
van de lasL op heL overdrachLsvlak Le krijgen
(bijvoorbeeld Lriplex) en on Levens voldoende
afsLand LoL de randen van de doorsnede Le
bewaren on splijLscheuren Le voorkonen.
8ij belasLing op Lrek en afschuiving worden sLa-
len hulpniddelen gebruikL als schoenen, plaLen
en sLrippen en verbindingsniddelen als nagels,
houLdraadbouLen en sLifLen. voor de Loepassing
van diL soorL hulpniddelen bij de verbinding van
houL-op-houL, houL-op-sLaal en houL-op-beLon
zijn vele oplossingen nogelijk, zowel scharnie-
rend als buigsLijf.
Celijnde verbindingen zijn ook nogelijk. Deze
verbindingen noeLen, on beLrouwbaar Le kun-
nen zijn, bij voorkeur in de fabriek onder gecon-
Flguur 3.209 voorbeeld porLaal- en vloerconsLrucLie van in
heL werk gesLorL beLon
1
a
schematische weergave
hoofddraagconstructie hal
2
b
variant
oplegging A
2
a
oplegdetail A
3
a
voetdetail B
3
b
voetdetail B
1
b
statisch schema
buigstijf
scharnierend
oplegmateriaal
(neopreen,
bouwvilt e.d.)
kanteling
buigstijf
ligger
tegen
gietopening
kanaal
stek
wapening
kolom-
onderbouw
bovenbouw
A
B
1
a
dwarsdoorsnede
globaal constructief plan
2
a
statisch schema
overdwars
2
b
statisch
schema
overlangs
1
b
deel langs-
doorsnede
06950505_Hfdst_03.indd 208 11-11-2005 12:09:31
3 DkACEN 209
diLioneerde onsLandigheden worden genaakL.
Celijnde verbindingen zijn alLijd buigsLijf.
liguur 3.210 LoonL Ler illusLraLie Lwee nogelijke
oplossingen voor een porLaal in houL, enerzijds
neL scharnierende verbindingen Lussen de ligger
en de kolonnen, en anderzijds neL buigsLijve
verbindingen Lussen beide.
1 ligger op pendelende kolom
2 twee-scharnierportaal
stab. verband
Flguur 3.2T0 voorbeeld porLaal in houL
ln beide gevallen worden Levens voeLscharnieren
LoegepasL. HeL eersLe geval heefL hierdoor n
scharnier Le veel en noeL dus worden geschoord
(bijvoorbeeld door sLabiliLeiLsverbanden of
LriplexplaLen in dak- en gevelvlak die als een
doos on heL skeleL heengrijpen), hguur 3.210-1.
8ij heL LweescharnierporLaal zal enige spaLkrachL
op de beide voeLpunLen worden uiLgeoefend.
Hiernee noeL goed rekening worden gehouden
bij de consLrucLieve vorngeving van de voeL-
verbinding, hguur 3.210-2.
liguur 3.211 LoonL vervolgens Lwee oplossingen
voor de voeL van een houLen boog in aansluiLing
op een beLonnen onderbouw. 8eide nogelijk-
heden geven een heel verschillend anLwoord op
dezelfde doelsLelling van de verbinding: heL ade-
quaaL overdragen van de acLiekrachLen vanuiL de
boog (voornanelijk druk en in nindere naLe ook
dwarskrachL) op de ondersLeuning. SchenaLisch
zijn beide oplossingen als een scharnieropleg-
ging Le beschouwen en daaron dus gelijkwaar-
dig.
scharnier van
gietijzer
boog
triplex plaat
oplegblok
strip
1 2
Flguur 3.2TT 1wee oplossingsnogelijkheden voor een
scharnierende voeLoplegging van een boog
5teen
Ongewapend sLeen wordL consLrucLief vrijwel
uiLsluiLend in dragende wanden LoegepasL,
neesLal in de vorn van neLselwerk of gelijnde
blokken, hguur 3.212-1.
Zulke sLapelconsLrucLies zijn alleen geschikL
voor heL overbrengen van drukbelasLing, op
voorwaarde daL de consLrucLie nieL zijdelings
kan uiLwijken door insLabiliLeiLsverschijnselen,
hguur 3.212-2. 1rek kan nauwelijks worden
opgenonen en noeL daaron bij ongewapende
sLeenconsLrucLies Le allen Lijde worden verne-
den, of er zullen voorzieningen noeLen worden
geLroffen on scheurvorning Le vernijden, hguur
3.212-3.
ln heL werk opgebouwde sLapelconsLrucLies
bevaLLen in heL algeneen vele voegen (verbin-
dingen) die de druk noeLen overdragen.
ConsLrucLieve voegen behoeven nieL dezelfde
eigenschappen Le beziLLen en van dezelfde kwa-
liLeiL Le zijn als de Lussengelegen sLenen, blokken
of elenenLen, als de voegen naar in sLaaL zijn
on de opLredende druk beLrouwbaar over Le
dragen.
06950505_Hfdst_03.indd 209 11-11-2005 12:09:37
210
Figuur 3.212 Enige oplossingen in steen
Gewapende en voorgespannen steenconstructies
zijn qua gedrag vergelijkbaar met gewapend en
voorgespannen beton; zo ook de verbindingen
in die gevallen.
Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 Ackermann, Kurt, e.a., Grundlagen fr das Ent-
werfen und Konstruieren. Stuttgart, 1983.
2 Beranek, W.J., Serie dictaten Krachtwerking.
Faculteit Bouwkunde TUD, 1990/2000.
3 Dicke, D., Stabiliteit voor ontwerpers. Delft,
1995.
4 Engel, Heino,Tragsysteme/Structure Sytems.
Ostldern, 1999.
5 Natterer, e.a., Holzbau-Atlas. Mnchen/Basel
1993
6 Oosterhoff, J., Kracht en vorm. Delft 1990.
7 Overspannend staal, Deel 1 Basisboek.
Staalbouwkundig Genootschap, Rotterdam
1996/2004.
8 Polytechnisch Zakboekje. Arnhem, 1994/2002.
9 Serie dictaten draagconstructies TU Delft
Bouwkunde en Civiele Techniek, vanaf 1990:
I Gebouw en constructies
II Belastingen en overspanningen
IIIB Verdiepingbouw
IV Bijzondere overspanningen
deel 2 Vorm en functie
deel 6 Boog- en kniespanten
deel 9 Tuiconstructies
10 Vervormingseisen voor bouwconstructies. Staal-
bouwkundig Genootschap en Betonvereniging
SG/CUR-rapport, 1995.
Normen
Zie guur 2.14 in hoofdstuk 2.
1
a
losse
stapeling
blokken
2
a
zwaardere
muur
3
a
boog of toog:
voegen worden belast
op druk (in principe)
3
b
voorgespannen latei:
kan buigkrachten
opvangen
2
b
met
penanten
2
c
gewapende
muur
1
c
gelijmde
blokken
1
b
metselwerk
2 knikgevaarlijk?
explosiegevaarlijk?
06950505_Hfdst_03.indd 210 09-12-2005 10:49:09
4
5chelden
ir. A. tc 8ovcldt
Cebouwen verschaffen de gewensLe condiLies voor heL wonen,
werken en recreeren. On diL Le bereiken noeLen de beoogde ruinLen
worden afgezonderd van de onringende ruinLen en worden
gescheiden van de buiLenruinLe.
iL de analyse van heL scheiden vloeien vele funcLies voorL. Deze
leggen eisen op aan de Le onLwerpen scheidingsconsLrucLies.
06950505_Hfdst_04.indd 211 15-11-2005 15:51:57
2T2
Inleldlng
ln bouwkundige zin is :chcidcn heL afzonderen
van ruinLen Len opzichLe van elkaar door niddel
van scheidingsconsLrucLies: binnenruinLen van
de buiLenruinLe, binnenruinLen onderling en
binnenruinLen van de ondergrond.
Functles
Zoals heL woord zegL, sLaaL bij een scheidings-
consLrucLie heL scheiden cenLraal.
OvereenkonsLig hguur 4.1 kunnen we aan de
hoofdfuncLie van heL scheiden drie deelfuncLies
Loekennen: beschernen, begrenzen en condi-
Lioneren.
De belangrijksLe funcLie van heL scheiden is in de
neesLe gevallen heL bieden van bescherning:
heL weren van ongewensLe invloeden van buiLen
de ruinLe. Als Lweede in belang geldL de ruinLe-
lijke funcLie: heL visueel en naLerieel begrenzen
van de ruinLe. De condiLioneringsfuncLie volgL
uiL beide voorgaande funcLies: doordaL nen de
ruinLe van de ongeving afschernL, kan nen de
kwaliLeiL van de ruinLelijke onsLandigheden (de
bouwfysische condiLies) naar wens beinvloeden.
Bouwkundige
scheidingen
Ruimtelijk
begrenzen
Beschermen
Conditioneren
Scheiden
Verbinden
Gebruiken Dragen
Flguur 4.T LiliLaire funcLies van bouwkundige scheidingen
ln hguur 4.1 worden naasL heL scheiden in
gelijkwaardige zin nog Lwee andere funcLies
genoend: heL verbinden en heL gebruiken.
HeL verbinden kunnen we beschouwen als de
Legenhanger van de scheidingsfuncLie: on een
afgescheiden ruinLe Le kunnen benuLLen noeL
deze Loegankelijk zijn en noeL van hieruiL
conLacL kunnen worden onderhouden neL de
ongeving.
HeL gebruiken sLaaL nin of neer los van heL
scheiden en verbinden. We bedoelen hiernee
heL kunnen benuLLen van de scheidingen voor
allerlei gebruiksdoeleinden, zoals heL zich kunnen
voorLbewegen van personen en voerLuigen over
vloeren en heL plaaLsen van objecLen daarop, heL
hangen van objecLen aan wanden enzovoorL.
De genoende funcLies brengen belasLingen neL
zich nee die door de scheidingen noeLen kun-
nen worden opgenonen en overgedragen naar
de ondersLeuningen. voorbeelden zijn: wind-
belasLing en sLooLbelasLing (volgend uiL de be-
scherningsfuncLie), belasLingen door personen
en goederen (volgend uiL de gebruiksfuncLie).
8ovendien hebben de scheidingen een zeker
eigen gewichL.
HeL dragen van de belasLingen kan daaron wor-
den beschouwd als een afgeleide van heL schei-
den en gebruiken.
Alle funcLies hebben uiLeindelijk LoL doel heL
begunsLigen van de onsLandigheden en heL
beoogde gebruik van de afgebakende ruinLe.
5oorten scheldlngen
De belangrijksLe scheidingen c.q. scheidingscon-
sLrucLies van een gebouw zijn de buiLenwanden
en heL dak. Deze scheiden de binnenruinLe van
de onringende buiLenruinLe.
Als Lweede groep kunnen worden genoend de
binnenwanden en de (verdieping)vloeren. Deze
inwendige scheidingsconsLrucLies delen de bin-
nenruinLe op in kleinere eenheden.
Een derde groep geefL de afscheiding van heL
gebouw neL de ondergrond: de begane-grond-
vloeren en de kelderonsluiLingen.
8uiLen de direcLe onhulling van heL gebouw
kunnen aanvullend nog drie soorLen scheidings-
consLrucLies worden genoend:
lichLvoorziening,
geluid (akoesLiek).
On deze bouwfysische facLoren goed Le kunnen
beheersen zal nen in de eersLe plaaLs de binnen-
ruinLe in de gewensLe naLe van de ongeving
noeLen afscheiden.
DaarnaasL kan nen deze facLoren ook in neer-
dere of nindere naLe beinvloeden door de
naLeriaalkeuze, laagopbouw en afwerkwijze van
de ruinLeonhullende vlakken.
ln veel gevallen zullen aanvullende naaLrege-
len noeLen worden geLroffen on de gewensLe
bouwfysische condiLies kunsLnaLig in sLand Le
houden.
We denken hierbij aan Lechnische insLallaLies
voor de warnLehuishouding (bijvoorbeeld een
cv-insLallaLie), de venLilaLie en de kunsLlichL-
voorziening.
De condiLie van de binnenruinLe wordL nede
bepaald door de aanblik van de binnenkanL van
de uiLwendige scheidingen. Door deze op pas-
sende wijze aan Le kleden kan nen de ruinLe-
beleving naar wens beinvloeden.
Nog belangrijker dan de binnenkanL is in diL op-
zichL de buiLenkanL, deze bepaalL voor een aan-
nerkelijk deel heL gezichL van heL gebouw.
Zo noeL bij de keuze van de naLerialen en de
consLrucLieve uiLwerking zorgvuldig worden ge-
leL op punLen als de besLendigheid en heL Legen-
gaan van vervuiling on de gewensLe kwaliLeiL
van heL uiLerlijk Le kunnen behouden.
4.T.T.d Verblnden
De verbindingsfuncLie is bedoeld on de nadelen
van heL scheiden Le conpenseren.
voor de uiLwendige scheidingen zijn neL nane
van belang:
dag- en zonlichLLoeLreding,
uiLzichL,
venLilaLie,
funcLie en consLrucLie,
vorn en consLrucLie,
belasLingen,
uiLvoerbaarheid,
schadegevoeligheid,
duurzaanheid en besLendigheid,
veiligheid en gezondheid,
gebruiksfase.
kunnen worden hersLeld (
condiLionering).
1en sloLLe nag van de consLrucLie worden
verwachL daL deze opgewassen is Legen neL
nane de windbelasLing, alsook LoL op zekere
hoogLe Legen bijzondere belasLingen zoals
door opspaLLende sLeenLjes, baldadige hande-
lingen en lichLe aanrijdingen (
dragen).
Flguur 4.6 LiliLaire funcLie van een bushokje
zicht op de aanrijdende bussen
voldoende
beschermende
binnenruimte
voor de wachtende
passagiers
eventueel reclame
boodschap
overheersende
windrichting
beschermd gebied
windrichting
bij gegeven
zitmogelijkheid
ventilatie
regen
wind
hagel
sneeuw
kunstlichtvoorziening
06950505_Hfdst_04.indd 218 15-11-2005 15:52:02
4 SCHElDEN 2T9
4.T.3.a Functle en constructle
8ij heL consLrucLief onLwerpen van de buiLen-
wand en heL dak zijn vaak vele oplossingen
nogelijk in anLwoord op de gesLelde funcLionele
eisen.
Zo is heL overeenkonsLig hguur 4.8 de kunsL on
Le konen LoL een goede balans Lussen enerzijds
de presLaLie-eisen volgend uiL de funcLionele ei-
sen en anderzijds heL presLaLievernogen passend
bij de aangeboden consLrucLieve oplossing. On
een duidelijk beeld Le krijgen van de kwaliLeiL
van de oplossing zal de afweging zoveel nogelijk
geLalsnaLig noeLen plaaLsvinden.
Flguur 4.7 'vreend en Loch zo verLrouwd', lsala College in Silvolde,
Mecanoo archiLecLen 10-13 8ron. dc Architcct, J99S-J0
Flguur 4. luncLioneel-consLrucLieve afweging
Functionele
eisen
Constructieve
mogelijkheden
Gevraagde
kwaliteit
Realiseerbare
kwaliteit
Prestatie-
eisen
Prestatie-
vermogen
Toetsing
kwaliteit
06950505_Hfdst_04.indd 219 15-11-2005 15:52:03
220
4.T.3.b Vorm en constructle
De consLrucLieve oplossingen die voor de
buiLenwanden en daken kunnen worden
bedachL dienen nieL alleen uLiliLair-funcLioneel
Le voldoen, naar noeLen zoals we al signaleer-
den ook een passend anLwoord geven op de
archiLecLonische eisen en wensen neL beLrek-
king LoL de vorngeving en heL uiLerlijk van heL
gebouw.
Ook waar de visuele eisen nauw worden on-
schreven zijn vaak Loch nog vele consLrucLieve
varianLen nogelijk.
SLel als inzeL bijvoorbeeld de aanwijzing: 'de ge-
vels noeLen er zeer sLrak en blijvend sneLLeloos
wiL uiLzien', dan kan nen neL de naLeriaalkeuze
en afwerkwijze van de Loplaag nog vele kanLen
op. DiL geldL nog veel neer voor de opbouw en
afwerking van de achLerliggende consLrucLie.
vele variaLie- en conbinaLienogelijkheden zijn
dus nogelijk voor de opbouw van heL gevel-
pakkeL.
ArchiLecLonische experinenLen neL de gevel en
heL dak zijn boeiend, naar vereisen relaLief veel
inspanning, Lijd, geld, niveau en connunicaLie
zowel bij heL onLwerp als bij de uiLvoering. Wil
nen inferieure kwaliLeiL en heL risico van verras-
singen voorkonen, dan zal nen in zulke gevallen
verder noeLen gaan in heL doordenken, uiLwer-
ken en conLroleren van de gekozen oplossingen
dan in 'nornale' gevallen noodzakelijk is. 1och
wordL er neL nane in de Loonaangevende archi-
LecLuur nadrukkelijk geexperinenLeerd neL vor-
nen, naLerialen en consLrucLies in heL exLerieur
van heL gebouw, een Leken daL de onLwerpers
zich opgewassen achLen Legen de door henzelf
opgeroepen consLrucLieve problenaLiek.
Zie als n van de vele prakLijkvoorbeeld in diL
verband hguur 4..
Voorbeeld
Cevellsolatle
On Le kunnen bepalen of een consLrucLieve
oplossing voor een buiLenwand Lhernisch
voldoende isoleerL (funcLionele eis), zal de
vereisLe warnLeweersLand kwanLiLaLief noe-
Len zijn aangegeven (presLaLie-eis).
Zoals we in hoofdsLuk 2 zagen noeLen uiL-
wendige scheidingsconsLrucLies aansluiLend
op verblijfsruinLen bij nieuwe gebouwen
een warnLeweersLand R
c
beziLLen van Len
ninsLe 2,5 n
2
K}W. Deze richLlijn geldL als
algenene nininuneis, naar nen kan per
geval naLuurlijk ook een zwaardere isolaLie-
eis overwegen.
Op grond van deze consLrucLieve presLaLie-
eis kan nen vervolgens een scheidingscon-
sLrucLie onLwerpen neL een isolaLiewaarde
die voldoeL aan de gesLelde eis.
MeL glas alln zal nen de gevraagde warn-
LeweersLand zonder veel kunsL-en-vliegwerk
nieL kunnen bereiken. Er is echLer een onL-
snappingsnogelijkheid: nen nag neL zoveel
n
2
glas Loepassen als nen wil, als nen naar
aan de energiepresLaLienorn voldoeL.
Flguur 4.9 voorbeeld experinenLele bouw. 8iblioLheek 1-DelfL, ArchiLecLenbureau Mecanoo (17) 8ron. Archi: J998/3
06950505_Hfdst_04.indd 220 15-11-2005 15:52:03
4 SCHElDEN 22T
4.T.3.c Belastlngen
WordL een consLrucLie belasL, dan Lreden hierin
krachLen op, gepaard gaande neL inwendige
spanningen en vervorningen:
regenwaLer en sneeuw,
wind,
explosies,
brand.
Eerder zijn we in paragraaf 3.2 in heL kader van
de draagfuncLie al uiLgebreid op de neesLe
soorLen belasLingen ingegaan. Hier volgen Ler
aanvulling nog enkele opnerkingen over belas-
Lingen op uiLwendige scheidingsconsLrucLies.
Wlndbelastlng
We wijzen op Lwee aandachLspunLen die bij de
uiLwendige scheidingsconsLrucLies vaak Len
onrechLe worden verwaarloosd:
windbelasLing op groLe vrijdragende gevel-
vlakken,
windzuiging op lichLe gevel- en dakplaLen.
T Windbcld:ting op grotc vrijdrdgcndc gcvcl:
8ij groLe vrijdragende gevelvlakken noeL er
goed op worden geleL daL deze loodrechL op heL
eigen vlak voldoende opgewassen zijn Legen be-
lasLing door wind.
LichLe gevelconsLrucLies van glas, neLaal enzo-
voorL vereisen een passende ondersLeuning in de
vorn van voldoende zwaar gedinensioneerde
sLijlen en regels en dergelijke on de naar binnen
gerichLe winddruk plus onderdruk respecLieve-
lijk de naar buiLen gerichLe windzuiging plus
overdruk naar behoren Le kunnen weersLaan. De
sLijfheid loodrechL op heL gevelvlak als geheel en
van elk dragend onderdeel afzonderlijk is hierbij
heL naaLgevende criLeriun.
NaasL de lichLe gevelvlakken noeLen ook de
sLeenachLige buiLenwanden kriLisch op heL
weersLaan van de windbelasLing worden be-
keken, alLhans waar heL gaaL on relaLief groLe
vrijdragende en dunwandige gevelvlakken (voor
bijvoorbeeld opslagloodsen, bedrijfshallen en
sporLhallen).
Ongewapende sLeen kan geen (buig)Lrek op-
nenen en is daaron bij dunne wanden slechL
opgewassen Legen de windbelasLing loodrechL
op heL eigen vlak. On Le voorkonen daL heL
nuurvlak door de wind kan worden weg- of
ongedrukL noeLen er LegennaaLregelen worden
geLroffen, bijvoorbeeld door de wand dikker uiL
Le voeren, door deze Le wapenen of door heL
nuurvlak op gepasLe afsLanden Le ondersLeunen.
De laaLsLgenoende oplossing wordL heL neesL
LoegepasL, bijvoorbeeld in de vorn van gevel-
sLijlen of geconcenLreerde nuurverzwaringen
(penanLen of sLeunberen).
Men kan de :tijlhcid vdn hct gcvclvldk ook vergro-
Len door deze Le kronnen of Le vouwen. Hier-
door neenL de eigen consLrucLie-'hoogLe' Loe en
dus ook de nogelijkheid on een groLer buigend
nonenL op Le nenen.
Flguur 4.TT OndersLeuning dunwandige gevelvlakken
1 horizontale doorsnede lichte montagegevel
gevelstijl
penant
verspringend
wind wind
2 horizontale doorsneden stenen gevels
gewapend of
voorgespannen
golvend
06950505_Hfdst_04.indd 222 15-11-2005 15:52:05
4 SCHElDEN 223
Andere oplossingen zijn heL wapenen of heL
voorspannen van de sLenen wand. Cezien de
beLere uiLvoerbaarheid wordL hierbij neesLal
de voorkeur gegeven aan gesLorL beLon boven
sLapelconsLrucLies in sLeen. Zie verder Ler Loelich-
Ling hguur 4.11.
8ij Loepassing van dun en ongeprohleerd plaaL-
naLeriaal van neLaal, houL (Lriplex) of glas zal
nen de eigen overspanning van de gevelonder-
delen nog sLerker noeLen beperken. Men konL
dan op overspanningsnaLen die liggen Lussen de
0,5 en 3,5 n. Cevolg is daL in zulke gevallen gro-
Lere gevel- en dakvlakken in nog sLerkere naLe
geLrapL zijn opgebouwd neL prinair, secundair,
LerLiair en evenLueel ook quarLair dragende
delen.
2 Windzuiging op lichtc gcvcl- cn ddkpldtcn
Dunwandige gevel- en dakplaLen kunnen, als ze
nieL goed zijn bevesLigd, genakkelijk door de
wind worden losgerukL en neegenonen, zo ook
de buiLensLe laag of lagen bij een sanengesLelde
laagopbouw. De bevesLiging van de buiLenschil
verdienL daaron bijzondere aandachL, vooral op
de plaaLsen waar de gevel- en dakvlakken een
hoek neL elkaar naken. Ook noeL goed worden
geleL op de gebouwvorn en -hoogLe en op de
onringende bebouwing als invloedsfacLoren op
de opLredende windzuiging.
8ij conplexe sLedenbouwkundige onsLandig-
heden en bijzondere gebouwvornen zullen
windLunnelproeven noeLen worden gedaan on
goed Le kunnen vasLsLellen waar de windzuiging
heL neesL kriLisch wordL en neL welke belas-
LingsgrooLLen diL dan gepaard gaaL, hguur 4.12.
Belastlngen als gevolg van wlssellngen ln
de temperatuur en van het vochtgehalte
Cevels en daken noeLen groLe tcmpcrdtuur:-
wi::clingcn kunnen doorsLaan. DiL geldL in heL
bijzonder voor de buiLenkanL van heL gevel- en
dakoppervlak waar de LenperaLuur kan uiLeen-
lopen van ongeveer 25 C in de winLer LoL
ongeveer +35 a 55 C of nog hoger in de zoner,
afhankelijk van de zonbelasLing, de kleur- en
naLeriaalkeuze en de wijze waarop de consLruc-
Lie is opgebouwd.
Kan de consLrucLie bij afkoeling nieL vrij verkor-
Len en bij opwarning nieL vrij uiLzeLLen, dan
LreedL verhinderde vervorning op waardoor
inwendige spanningen in de consLrucLie worden
opgeroepen. Deze kunnen op hun beurL hinder-
lijke vervorningen (zoals golven en bollingen),
ongeconLroleerde scheurvorning en andere vor-
nen van ongewensL consLrucLief gedrag veroor-
zaken. On diL Le voorkonen zal de uiLwendige
scheidingsconsLrucLie voldoende bewegings-
vrijheid noeLen beziLLen on de LenperaLuur-
effecLen zonder problenen Le kunnen doorsLaan.
DiL geldL ook voor de verschillen in vervorning
en beweging die de consLrucLielagen en -delen
Len opzichLe van elkaar kunnen ondergaan.
Per geval noeL dus goed worden bekeken hoe
een bepaald consLrucLiedeel door de Lenpera-
Luurinwerking wil vervornen en bewegen, zowel
inLern als Len opzichLe van de onringende con-
sLrucLiedelen. 8esLaaL er een duidelijk risico LoL
ongeconLroleerde scheurvorning of LoL hinderlijk
Flguur 4.T2 Windzuigingsgevoeligheid
--
+
windzuiging
2 situatie in detail bij gebouwhoek
1 hoogbouw met aanduiding gevelgebieden die extra
windzuigingsgevoelig zijn
windzuiging (verhoogde waarden)
winddruk
"net om de hoek"
kritieke situatie
+ overdruk
wind
+ +
horizontale
overdruk in spouw
dsn. gebouw
06950505_Hfdst_04.indd 223 15-11-2005 15:52:06
224
zichLbare vervorningsverschijnselen, dan is heL
zaak naaLregelen Le Lreffen door heL aanbrengen
van voldoende bewegings- of dilaLaLievoegen.
NaasL LenperaLuurvariaLies kunnen ook verschil-
len in heL vochLgehalLe aanleiding geven LoL ver-
vorningen en bewegingen in de consLrucLie. DiL
is neL nane heL geval bij houL, een naLeriaal daL
aanzienlijke zwellingen en krinpverschijnselen
kan verLonen, uiLeenlopend Lussen de circa 0,4
en 8%, afhankelijk van de vezelrichLing en heL
houLvochLgehalLe.
verder noeL nen bij Loepassing van sLeenpro-
ducLen en beLon rekening houden neL een dro-
gingskrinp van naxinaal circa 0,2 a 1%.
5tootbelastlngen
Op daken en gevels kunnen sLooLbelasLingen
aangrijpen door vallende personen en voorwer-
pen, vandalisLische handelingen enzovoorL. MeL
nane noeL worden voorkonen daL een persoon
door een dak of gevel kan vallen. verder noeL
nen bij publieke ruinLen erop leLLen daL als een
dak- of gevelconsLrucLie een klap Le verduren
krijgL diL nieL LoL gevolg kan hebben daL de con-
sLrucLie plaaLselijk insLorL en daL losrakende con-
sLrucLiedelen een gevaar vornen voor personen,
zoals bijvoorbeeld door vallend glas onder een
aLriundak.
4.T.3.d Beschlkbaarheld materlalen,
mlddelen, kennls en kunde
De consLrucLieve nogelijkheden sLaan of vallen
bij de beschikbaarheid aan naLerialen en pro-
ducLen waaruiL de consLrucLie noeL worden
opgebouwd, Lezanen neL de benodigde hulp-
niddelen on de onLworpen consLrucLies LoL
sLand Le brengen.
OnLbreekL heL aan n of neer van deze zaken,
dan noeL worden gezochL naar andere oplossin-
gen, Lenzij nen een hogere prijs wensL Le beLa-
len voor waL schaars aanwezig is of van ver noeL
worden gehaald.
De kwaliLeiL van de oplossingen hangL verder
sLerk af van heL aanwezige vaknanschap en de
bijbehorende Lechnische kennis. OnLbreekL heL
hieraan, dan leidL diL LoL onvolkonen oplossin-
gen neL heL risico daL deze noeL worden over-
gedaan of daL naderhand opLredende schade
noeL worden hersLeld.
4.T.3.e Ultvoerbaarheld
8uiLenwanden en daken besLaan gewoonlijk uiL
vele onderdelen en vele verbindings- en beves-
LingingspunLen. 8ij heL consLrucLief onLwerp van
de gevel en heL dak noeL daaron goed worden
nagedachL over de wijze waarop de consLrucLie
LoL sLand konL. DiL beLekenL daL nen de bouw-
volgorde nauwkeurig noeL kennen en noeL
nagaan welke uiLvoerende parLijen wanneer hun
werkzaanheden noeLen verrichLen. Zo noeL bij-
voorbeeld worden voorkonen daL een specialisL
neerdere nalen Lerug noeL konen.
In deel T2A 0ltvoeren ~ De technlek wordt
ultvoerlg lngegaan op de ultvoerlngsvolgorde
van aanslultende bouwdelen
On heL bouwproces efhcienL Le laLen verlopen
noeL worden gezorgd voor voldoende speel-
ruinLe Lussen de opeenvolgende handelingen
( LijdLoleranLies) en in de sanenvoeging van
de verschillende onderdelen ( naaLLoleran-
Voorbeeld
Temperatuur beweglng ln de gevel
liguur 4.13 geefL een voorbeeld van de Len-
peraLuureffecLen. We zien als buiLenwand
een spouwnuur waarvan heL binnenblad per
verdieping op de verdiepingvloeren rusL en
heL buiLenspouwblad daar vanaf de funde-
ring vrijdragend voorlangs is opgeLrokken.
On Le voorkonen daL heL buiLenblad door
heL LenperaLuureffecL in de hoogLe Leveel
gaaL wisselen Len opzichLe van heL binnen-
spouwblad is diL nieL geheel vrijdragend
opgeneLseld over de volle hoogLe van vier
bouwlagen. HeL buiLenspouwblad heefL een
LussenondersLeuning gekregen bij de vloer
van de derde verdieping, diL wil zeggen op
een hoogLe van circa n. 8ij Loepassing van
baksLeenneLselwerk in heL buiLenspouwblad
leidL diL op deze hoogLe LoL een verLicale
beweging van naxinaal circa 4,5 nn.
DiL kan aanvaardbaar worden geachL voor
een blinde spouwnuur. 8ij Loepassing van
raanparLijen in de gevel noeL echLer kriLisch
worden gekeken naar de werking van heL
buiLenspouwblad Len opzichLe van heL raan-
kozijn.
06950505_Hfdst_04.indd 224 15-11-2005 15:52:06
4 SCHElDEN 225
Lies). Ook de uiLvoeringsvolgorde vereisL de
nodige vrijheid ondaL voorkonen noeL worden
daL de beLrokken ploegen Le afhankelijk van
elkaar zijn en daL verLragingen in de werkzaan-
heden van n der ploegen de overige doeL
sLagneren.
8ij weinig ruinLe op de bouwplaaLs dienen de
werkzaanheden een nininaal beslag op de be-
schikbare ruinLe Le leggen en noeL de Lijdelijke
opslag van elenenLen worden beperkL.
1ijdens de bouw noeL bovendien goed worden
geleL op de kweLsbaarheid en vochLgevoeligheid
van vele naLerialen, producLen en consLrucLies.
MeL diL aandachLspunL wordL vaak Le slordig on-
gesprongen.
Andere punLen die invloed uiLoefenen op de
consLrucLieve vorngeving zijn bijvoorbeeld de
repeLiLienogelijkheden van de elenenLen, de
hanLeerbaarheid van de bouwonderdelen en de
LransporLbeperkingen.
4.T.3.f 5chadegevoellgheld
8uiLenwanden en daken worden blooLgesLeld
aan een snel en sLerk wisselend buiLenklinaaL.
Er besLaaL hierdoor een breed scala aan noge-
lijkheden LoL schade als gevolg van vochL, vorsL,
schinnel, LenperaLuurverschillen enzovoorL.
DaarnaasL kan schade opLreden bij LransporL en
nonLage, zoals ook door vervorningen van de
draagconsLrucLie, door vallende voorwerpen,
door baldadigheid en door vandalisne.
De verschillende vornen van schade leiden zel-
den LoL een bezwijken van de consLrucLie, naar
besLaan neesLal uiL een onaanvaardbaar func-
Lieverlies, zoals door LochL en lekkage, gepaard
gaande neL een hinderlijke aanLasLing van heL
uiLerlijk.
8ij heL opLreden van schade is de oorzaak in een
aanLal gevallen genakkelijk en eenduidig vasL
Le sLellen, zoals Len gevolge van ruwe behande-
ling van kweLsbare elenenLen bij LransporL en
nonLage, sons ook is de oorzaak noeilijk Le
achLerhalen, is heL proces sluipend en is de
schadewerking conplex door verschillende
elkaar versLerkende facLoren.
Flguur 4.T3 1enperaLuurbeweging in de gevel
h
doorgaand over
-6
~
~
~ 6 10 [K ]
A
o
h
stel:
9 A
~
~ h
= 9 m
6
= 80%
max
80
baksteen
t
10
~
-3
3 bouwlagen
4,5 mm
-1
console-anker
materiaal
dichtings-
dilatatie
buitenspouwblad
niet - dragend
metselwerk,
van baksteen-
niet - dragend
binnenspouwblad,
bijvoorbeeld van
cellenbeton
raamopening
eventueel
h
temperatuurbeweging
A = h o At
Ah
06950505_Hfdst_04.indd 225 15-11-2005 15:52:07
226
ln heL laaLsLe geval speelL overnaLige vochttoc-
trcding vaak een belangrijke rol. Hierdoor kunnen
vorsL en corrosie hun verwoesLende werking
uiLoefenen (zoals door losvriezen van Legels en
'beLonroL'), kan genakkelijk schinnel opLreden,
kunnen zich door verdanping van heL waLer
blazen voordoen achLer een verfhln of onder de
waLerdichLe dakbedekking enzovoorL. Opper-
vlakkige reparaLies hebben in dergelijke gevallen
neesLal naar een Lijdelijk effecL ( synpLoon-
besLrijding). Dus zal nen heL schadenechanisne
noeLen zien Le begrijpen on LoL een werkelijke
oplossing van heL probleen Le konen.
De opLredende schade kan varieren van nin of
neer kleine gebreken LoL ernsLige fouLen die
zonder ingreep kunnen leiden LoL caLasLrofes.
voorbeelden van calaniLeiLen zijn:
A
,
]
]
=
HeefL heL buiLenoppervlak een hogere Lenpera-
Luur dan heL binnenoppervlak, dan is de warn-
LesLroon uiLeraard naar binnen gerichL, in heL
andere geval is de warnLesLroon naar buiLen
gerichL. HeL laaLsLe geval leidL LoL warnLeverlies.
ln hguur 4.24 zijn Ler vergelijking drie sLeenach-
Lige buiLenwanden naasL elkaar gezeL: geval 1
neL een ongesoleerde luchLspouw, geval 2 neL
50 nn isolaLie als spouwvulling en geval 3 neL
100 nn isolaLie in de spouw (bijvoorbeeld
ninerale wol).
Flguur 4.23 CewensLe posiLie luchLdichLing bij spouw
+
- -
+
-
+
- - -
ongewenste
opening
(bijvoorbeeld
spleet of scheur)
luchtdoorgang
water wordt naar
binnen gezogen
fout
1 luchtdichting ter plaatse van buitenspouwblad
geen drukverschil
tussen buitenzijde
en spouw
2 luchtdichting ter plaatse van binnenspouwblad
atmosferische druk
luchtdrukverschil
tot 1 KN/m
~ 1% van de
10 cm waterkolom
=
~
^
_+
2
goed
wind
wind
06950505_Hfdst_04.indd 234 15-11-2005 15:52:19
4 SCHElDEN 235
ln de drie gevallen is als naaLgevend voor heL
warnLeverlies aangehouden een sLaLionair
(= langdurig onveranderlijk) verondersLeld Len-
peraLuurverloop in de consLrucLie neL aan de
buiLenzijde een T
e
van 10 C en een voor ver-
blijfsruinLen als gewensL aangenonen binnen-
luchLLenperaLuur T
i
van +20 C.
Kijkend naar de geLalswaarden zien we daL in
geval 1 de warnLesLroondichLheid q ruin drie-
naal zo hoog is als in geval 2 en bijna zesnaal
zo hoog als in geval 3.
4.2.3.b Warmteweerstand
On de warnLesLroon Le beperken is dus een
goede isolerende werking van de scheidings-
consLrucLie nodig. Cewoonlijk wordL hiervoor
een aparLe isolaLielaag aangebrachL.
iL hguur 4.25 blijkL daL naLerialen die speciaal
zijn bedoeld on Le isoleren zoals polysLyreen-
schuin en polyureLhaanschuin (kunsLsLof-
producLen), glaswol en sLeenwol (ninerale
producLen) een zeer hoog warnLe-isolerend
vernogen beziLLen in vergelijking LoL de overige
geLoonde naLerialen: houL, cellenbeLon,
Flguur 4.24 1hernisch gedrag spouwnuur in winLersiLuaLie
Flguur 4.25 WarnLegeleidingscoefhcienL en volunieke nassa van verschillende bouwnaLerialen
+20%
+12,5%
+5,0%
-2,5%
-7,7%
-10% -10%
+20%
-7,7%
-9,3%
+17,6%
+15,2%
-10%
-9,6%
-8,6%
+17,3%
+18,6%
+20% +20%
+12,5%
+5,0%
-2,5%
-7,7%
-10% -10%
+20%
-7,7%
-9,3%
+17,6%
+15,2%
-10%
-9,6%
-8,6%
+17,3%
+18,6%
+20%
18,3 10,4
0,35
2,89 [ m K/W ]
[ W/m K ]
[ W/m ]
2
2
2
2 geisoleerde spouw
met 50 mm isolatie
3 geisoleerde spouw
met 100 mm isolatie
( ) schaal 1:20
1 ongeisoleerde spouw
l
T
T
c
0,35
c
R
57,7
U
q =
=
= 1,92
0,52
=
105
50
10
105
1,64
0,61
1,47
pleisterlaag
[ m K/W ] 2,72
2
baksteen
kalkzandsteen
isolatie
R
c
U
q =
=
=
= R
c
U
q =
=
=
=
10
105 50
105 10
105 100
105
R R R
warmtegeleidingscoefficient [W/m K]
0,17 - 0,26 cellenbeton
0,03 - 0,05 isolatiemateriaal (steenwol, glaswol, PS - schuim, PUR -schuim, enzovoort)
3
volumieke massa [kg/m ]
(droog materiaal)
p
15 - 60
2700
7800
2000
2400
2500
1300 - 2100
400 - 750
550 - 800 0,14 - 0,17 hout
i
1,0 kalkzandsteen
0,45 - 0,8 baksteen
0,8 glas
beton
50 staal
1,8 gewapend
aluminium
200
06950505_Hfdst_04.indd 235 15-11-2005 15:52:24
236
baksLeen, glas, kalkzandsLeen, beLon, sLaal en
aluniniun die in deze volgorde in Loenenende
naLe slechLer presLeren op heL punL van de
warnLe-isolaLie. Ook is uiL de geLallen op Le
naken daL heL warnLe-isolerend vernogen
globaal genonen ongekeerd evenredig is neL
de volunieke nassa van heL naLeriaal.
De (speciheke) wdrmtcwccr:tdnd R
c
vdn dc
con:tructic is evenredig neL de dikLe d en on-
gekeerd evenredig neL heL warnLegeleidend
vernogen van de consLrucLie, uiLgedrukL in de
warnLegeleidingscoefhcienL i.
ln fornulevorn geefL diL voor een enkellagige
consLrucLie:
R
d
c
i
en voor een neerlagige consLrucLie:
R
d d d
c
+ + +.
1
1
2
2
3
3
i i i
voor de bepaling van de LoLale warnLeweer-
sLand 'luchL-op-luchL' R
= r
e
+ R
c
+ r
i
OndaL de jaargeniddelden van de uiLwendige
en inwendige overgangsweersLanden kunnen
worden aangehouden op:
r
e
= 0,04 n
2
K}W (buiLenzijde)
r
i
= 0,13 n
2
K}W (binnenzijde)
wordL dus:
R
= R
c
+ 0,17 [n
2
K}Wj
4.2.3.c Warmtedoorgang
On de warnLeverliezen naar buiLen Le bereke-
nen werkL nen in de verwarningswereld veel
neL de wdrmtcdoorgdng:cocllcicnt U.
De U-waarde (= de vroegere k-waarde) is heL
ongekeerde van de warnLeweersLand luchL-op-
luchL:
U
= }n
2
1
]
K W
Zo wordL de wdrmtc:troom per n
2
:
q = AT
U [W}n
2
j
Door een oppervlakLe A van de scheidings-
consLrucLie gaaL dan als warnLesLroon:
d = AT
U A [Wj
4.2.3.d lsen aan de thermlsche lsolatle
HeL 8ouwbesluiL sLelL hoge eisen aan de Lherni-
sche isolaLie van uiLwendige scheidingsconsLruc-
Lies van verblijfsgebieden. voor alle verblijfs-
gebieden geldL ongeachL de gebruiksfuncLie een
warnLeweersLand van Len ninsLe:
R
c
= 2,5 n
2
K}W
ofwel:
R
= 2,87 n
2
K}W
DiL konL overeen neL een warnLedoorgang van
naxinaal:
U = 0,35 W}n
2
K
On deze waarde Le bereiken noeL nieL ninder
dan ongeveer 100 nn hoogwaardige isolaLie
worden LoegepasL.
NieL-LransparanLe scheidingen zijn neL een zeer
sLevige isolaLielaag goed warnLe-isolerend Le
naken. voor de LransparanLe delen is diL ech-
Ler bij lange na nieL heL geval, ook al geefL heL
8ouwbesluiL aan daL de ranen van dubbelglas
noeLen zijn voorzien als de uiLwendige schei-
dingsconsLrucLie aansluiL op een verblijfsgebied.
Cewoon blank dubbelglas heefL nanelijk slechLs
een R
Q
waarin:
EPC = energiepresLaLiecoefhcienL
pres,LoL
= LoLale energiegebruik (in M|)
A
g,verw
= gebruiksoppervlakLe daL wordL
verwarnd
A
verlies
= verliesoppervlakLe (onhullend
oppervlak)
HeL LoLale energiegebruik
pres,LoL
wordL berekend
door alle energieposLen voor verwarning, warn-
LapwaLer, bevochLiging, ponpen, venLilaLoren,
verlichLing en koeling bij elkaar op Le Lellen.
vergroLing van heL raanoppervlak heefL op zich
geen invloed op de facLor A
verlies
en dus evennin
op de noener van de fornule van EPC, naar
is wel nadelig voor heL LoLale energiegebruik in
de Leller door heL groLere warnLeverlies daL nu
opLreedL in vergelijking LoL een dichLe en goed
isolerende scheidingsconsLrucLie.
DiL zou voor een deel kunnen worden gecon-
penseerd door een verwaningssyLeen neL een
hoog rendenenL Le realiseren. Ook kan worden
gedachL aan een beLere benuLLing van de zon-
newarnLe of aan Loepassing van aangrenzende
serres en aLria die nieL of in veel nindere naLe
behoeven Le worden verwarnd.
verder zal nen bij een Leveel aan warnLe-
Loevloed door heL glas bij warn en zonnig weer
noeLen proberen de zonnewarnLe door reecLie
zoveel nogelijk buiLen Le houden of anders noe-
Len proberen deze door naLuurlijke venLilaLie Le
laLen afvloeien, gezien heL feiL daL kunsLnaLige
koeling veel energie kosL en dus zeer nadelig is
voor de EPC.
4.2.3.f Plaatsbepallng lsolerende laag
8ij nieL-LransparanLe gevels verdienL heL de voor-
keur de Lhernische isolaLielaag zoveel nogelijk
aan de buiLenzijde van de wandconsLrucLie Le
plaaLsen, direcL achLer de beschernende buiLen-
laag, dan wel direcL achLer de spouw.
De voordelen hiervan zijn onder neer:
luchL
scheidingsconsLrucLie
luchL
waarnener
NaasL luchLgeluid kan geluid zich ook nanifes-
Leren als contdctgcluid. DiL is afkonsLig van een
bron die de consLrucLie rechLsLreeks in Lrilling
brengL, bijvoorbeeld regen of hagel op een
glazen dak.
RV 40% 65% 95%
KalkzandsLeen 2 4 812
8eLon 23 34 8
NaaldhouL 23 45 1215
CenenLpleisLer 0,5 1 4
8aksLeen (rood) 0,20,3 0,30,4 0,81,1
SLeenwol < 0,1 < 0,1 < 0,1
P.S.-schuin 0 0 < 0,2
Flguur 4.33 Hygroscopisch vochLgehalLe
H
in
volunepercenLage
06950505_Hfdst_04.indd 242 15-11-2005 15:52:35
4 SCHElDEN 243
Hiervan is de overdrachL als volgL:
bron
scheidingsconsLrucLie
luchL
waarnener
Maatregelen
Zware uiLwendige scheidingsconsLrucLies kunnen
over heL algeneen probleenloos de nininaal
gewensLe luchLgeluidsisolaLie bieden. 8ij nieL-
LransparanLe lichLe scheidingsconsLrucLies is diL
ook goed nogelijk, al noeL zorgvuldig worden
nagegaan of de gekozen consLrucLie in alle
frequenLiegebieden voldoende beanLwoordL aan
de gesLelde luchtgcluid:i:oldtic-ci:cn. De neesLe
aandachL vragen echLer de LransparanLe delen (de
ranen), ondaL de wens LoL LransparanLie slechL is
Le conbineren neL een goede geluidsisolaLie.
We zullen daaron waL langer noeLen sLilsLaan
bij de luchLgeluidsisolaLie van de uiLwendige
scheidingsconsLrucLie en de facLoren die hierop
van invloed zijn.
ConLacLgeluidsisolaLie speelL bij buiLenwanden
en daken in heL algeneen een veel ninder be-
langrijke rol. Waar zich nogelijk problenen neL
heL conLacLgeluid kunnen voordoen (zoals bij
galerijen: lopen op klonpen, bij daklichLen,
lichLe neLalen panelen en henelwaLerafvoeren:
gekleLLer en geroffel van regen en hagel) noe-
Len aanvullende naaLregelen worden geLroffen
zoals:
p
[
d
B
]
g
e
l
u
i
d
d
r
u
k
[
P
a
]
frequentie [Hz]
gehoordrempel
pijngrens
0
100 50 10 1000 500 10000 Hz 5000
-10
10
20
40
50
80
100
120
30
40
70
90
110
130
140
0,00002
0,0002
0,002
0,02
0,2
2
20
200
120
100
80
60
40
20
0
sirene
Flguur 4.35 Celuidsdrukniveaus in de dagelijkse ongeving
Flguur 4.36 A-weging
frequentie (Hz)
dB/dB(A)
62.5 125 250 500 1000 2000 4000 8000
-10
0
+10
+20
+30
+26,2
+16,1
+8,6
+3,2
0
-1,2
-1,0
+1,1
niveau in dB
niveau in dB(A)
niveau in dB(A) + grafiekwaarde = niveau in dB
voorbeeld: 60 dB(A) is bij 125 Hz gelijk aan:
60 dB(A) + 16,1 = 76,1 dB
06950505_Hfdst_04.indd 244 15-11-2005 15:52:38
4 SCHElDEN 245
4.2.6.c Crlterla geluldbelastlng
van heL op een scheidingsconsLrucLie vallend
luchLgeluid wordL een deel LeruggekaaLsL of ge-
reecLeerd, een deel geabsorbeerd en een deel
doorgelaLen, hguur 4.37.
gereflecteerd
geluid
r
I
I
i
invallend
geluid
geabsorbeerd
I
a
geluid
doorgelaten
geluid
d
I
scheidings-
constructie
i
I = + + I
r
I
a
I
d
met = intensiteit geluid [ W/m ] I
2
Flguur 4.37 verdeling geluid daL op een scheidings-
consLrucLie valL
De luchLgeluidsisolaLie wordL gedehnieerd als heL
doorgelaLen geluid in verhouding LoL heL op de
scheidingsconsLrucLie vallend geluid.
ls de isolaLie bijvoorbeeld 20 d8, dan wordL
10
-2
= 0,01 deel = 1% van de invallende inLen-
siLeiL doorgelaLen. 8ij 30 d8 0,1%, bij 40 d8
0,01%, bij 50 d8 0,001% enzovoorL.
Zeer globaal gesLeld kan voor een uiLwendige
scheidingsconsLrucLie een isolaLiewaarde van
20 d8 als naLig LoL slechL worden gekwalih-
ceerd, 30 d8 als redelijk en 40 d8 als vrij goed.
van heL invallend geluid nag dus in feiLe naar
een zeer gering deel worden doorgelaLen (orde
van grooLLe 0,1% of ninder), wil nen van een
bevredigende geluidsisolaLie kunnen spreken.
On de benodigde geluidsisolaLie voor elk geval
afzonderlijk goed Le kunnen bepalen zal nen in
de eersLe plaaLs heL soorL gebruik van de bin-
nenruinLe noeLen kennen en de geluids-
onsLandigheden buiLen, zoals waL beLrefL de
soorL en zwaarLe van de geluidbelasLing waarop
noeL worden gerekend, de verdeling ervan over
de dag enzovoorL.
Crenswaarden aan het geproduceerde
geluld
Celuidhinder kan worden veroorzaakL door al-
lerlei soorLen bronnen. ln heL algeneen gelden
als belangrijke veroorzakers van luchtgcluidhindcr
van buiLenaf:
10
1
20
2
0
60
6
70
7
80
8
90
9
100
10
110
NR 11
1000 4000 8000
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
g
e
l
u
i
d
d
r
u
k
n
i
v
e
a
u
p
[
d
B
]
middenfrequenties van de octaafbanden [Hz]
06950505_Hfdst_04.indd 247 15-11-2005 15:52:42
24
DiL alles geefL een noeilijk Le volgen verLaalslag
bij de onzeLLing van d8(A)-waarden naar d8-
waarden en ongekeerd. 1och is diL voor een
goede inLerpreLaLie en LoeLsing van de beno-
digde isolaLiewaarde noodzakelijk.
ln hguur 4.43 is geLrachL duidelijk Le naken
welke sLappen noeLen worden gezeL on de be-
nodigde geluidsisolaLie Le bepalen (in d8) aan de
hand van heL voorbeeld van wegverkeer neL een
LoLaal equivalenL geluidsniveau |
A,LoLaal
= 50 d8(A)
buiLen aan de gevel en een gewensLe LoelaaLbare
geluidbelasLing van 20 d8(A) = 20 Nk binnen.
We zien daL in heL gegeven geval bijvoorbeeld
bij een frequenLie van 1000 Hz een geluidsisola-
Lie R
1000
van circa 25 d8 noeL worden geleverd
en bij 125 Hz een R
125
van circa 12 d8. DiL zijn
waarden die worden bereikL door een glasplaaL
van 4 nn dik.
Flguur 4.43 voorbeeld sLappenplan bepaling benodigde geluidsisolaLie
0
f
62.5 125 250 500 1000 2000 4000 8000
frequentie
g
e
l
u
i
d
b
e
l
a
s
t
i
n
g
i
n
d
B
(
A
)
60
50
40
30
20
10
62.5
0
125
10
20
8000 1000 500 250
frequentie
2000 4000
f
30
40
g
e
l
u
i
d
b
e
l
a
s
t
i
n
g
i
n
d
B
(
A
)
50
60
62.5
0
125
10
20
8000 1000 500 250
frequentie
2000 4000
f
0
10
20
2000 250 125 62.5 500 1000 4000
frequentie
8000
f
30
40
g
e
l
u
i
d
b
e
l
a
s
t
i
n
g
i
n
d
B
50
60
g
e
l
u
i
d
b
e
l
a
s
t
i
n
g
i
n
d
B
30
40
50
60
L
A;totaal C
i
correctiewaarde
A - weging
van buitenaf opgedrongen
geluidbelasting
benodigde
geluidsisolatie
in binnenruimte
toelaatbare
geluidbelasting;
1 uitgangswaarde geluidbelasting op de
uitwendige scheidingsconstructie;
stel deze op = 50 dB(A)
A;totaal
L
2 bijpassende A-gewogen spectrale verdeling
voor wegverkeer
3 conversie naar spectrum in dB 4 confrontatie met toelaatbare geluidbelasting binnen;
stel deze op NR20
stel deze op: NR20
06950505_Hfdst_04.indd 248 15-11-2005 15:52:43
4 SCHElDEN 249
4.2.6.d Massa en frequentle
iLgaande van een plaaLvornige en honogene
wand (bijvoorbeeld van neLselwerk, beLon, sLaal
of glas) neenL de geluidsisolaLie volgens de
thcorcti:chc md::dwct bij verdubbeling van heL
gewichL van de wand Loe neL d8.
ln de prakLijk blijkL de Loenane ieLs Lrager Le
verlopen, nanelijk neL ongeveer 5 d8. Evenzo
neenL de geluidsisolaLie volgens de prdkti:chc
md::dwct bij verdubbeling van de frequenLie
(dus per ocLaaf hoger) Loe neL 5 d8.
Clobaal voorgesLeld is de relaLie van de luchLge-
luidsisolaLie R neL de nassa m en de frequenLie l
ongeveer zoals weergegeven in hguur 4.44.
liguur 4.45 laaL sLerk geschenaLiseerd heL wer-
kelijke verloop zien voor een spouwnuur, een
dunne sLeenachLige wand en enkelglas van
8 nn dik.
De overeensLenning neL de sLippellijnen
volgens de 'prakLische' nassaweL is voor de
zwaardere sLeenachLige consLrucLies vrij redelijk.
1ypisch is heL scherpe dal bij de glasplaaL in heL
frequenLiegebied rond de 2.000 Hz. DiL konL
door heL concidcnticvcr:chijn:cl.
4.2.6.e Concldentle
SLel daL geluid vanonder een hoek invalL
op een vlakke wand (plaaL) neL frequenLie l
hguur 4.4.
Celuid beweegL zich door de luchL neL de snel-
heid c
340
sin
n}s langs de plaaL.
De plaaL krijgL hierdoor een gedwongen buiggolf
opgedrongen neL dezelfde snelheid
340
sin
n}s en neL frequenLie l.
Een vergelijkbare lopende buiggolf neL dezelfde
frequenLie l kan in de plaaL worden opgewekL
door de plaaL bijvoorbeeld aan n kanL neL
de frequenLie l Lransversaal (in dwarsrichLing)
aan Le sLoLen. Hierdoor onLwikkelL zich een
zogeheLen vrije buiggolf neL een door de plaaL
'zelf gekozen' voorLplanLingssnelheid. Door bij
een bepaald naLeriaal de dikLe van de plaaL en
de frequenLie Le varieren kan nen de voorLpla-
Lingssnelheid van de vrije golfbeweging binnen
zekere grenzen veranderen. Een sLijvere plaaL
vergrooL de voorLplanLingssnelheid evenals een
hogere frequenLie diL bewerksLelligL, een groLere
nassa renL daarenLegen de snelheid af.
Op heL nonenL daL de c
plaaL
even grooL wordL
als de
c
sin sin
340
valL de vrije golfbeweging sanen
neL de gedwongen buiggolf en is er dus sprake
van coincidenLie (coincideren = sanenvallen).
DiL leidL binnen een bepaald frequenLiegebied
LoL een opnerkelijke vernindering van de
geluidsisolaLie, zoals we daL in hguur 4.45 voor
de glasplaaL zagen.
De posiLionering van heL coincidenLiegebied
wordL genarkeerd door de zogeheLen grens-
frequenLie l
g
. Deze ligL in de buurL van heL
laagsLe punL van heL coincidenLiedal.
CoincidenLie is van prakLische beLekenis als deze
ergens valL Lussen de 100 en 3000 Hz, neL nane
Lussen de 300 en 700 Hz waarbinnen vele bron-
nen hun geluid afgeven.
8ij sLeenachLige wanden neL een groLe dikLe en
buigsLijfheid, zoals bij sLeens neLselwerk, ligL
heL coincidenLiegebied in de lage frequenLie-
gebieden (voorzover al nerkbaar aanwezig) en
behoefL geen nadelige invloed van beLekenis Le
worden gevreesd.
8ij beLrekkelijk lichLe, sLeenachLige wanden neL
Loch nog een vrij groLe buigsLijfheid (zoals van
cellenbeLon, lichLbeLon, porisosLeen en dergelijke)
kan heL coincidenLie-effecL ongunsLig uiLpakken
indien wordL gekozen voor een kleine wanddikLe,
zeg Lussen de 50 en 80 nn dik. Een groLere
wanddikLe is in zulke gevallen heL besLe niddel
on heL nogelijke coincidenLie-euvel Le besLrijden.
8ij lichLe en buigslappe wanden van dun plaaL-
naLeriaal (zoals van sLaal en glas, naar ook
bijvoorbeeld van gipskarLon en spaanplaaL)
verschuifL de grensfrequenLie naar veel hogere
waarden. DiL is gunsLig.
8ij voorkeur noeL de grensfrequenLie boven de
circa 3.000 Hz liggen on geluidhinder door
coincidenLie Le vernijden.
Flguur 4.47 vergelijking geluidsisolaLiekarakLerisLieken
enkel- en dubbelglas
Flguur 4.46 Door geluidsgolf opgedrongen buiggolf in een
plaaL
+ + + + + + + + o
v
e
r
d
r
u
k
o
n
d
e
r
d
r
u
k
o
v
e
r
d
r
u
k
o
n
d
e
r
d
r
u
k
invallende geluidsgolven
gereflecteerde
geluidsgolven
doorgelaten
geluidsgolf
buiggolf
0
f
62,5 125 250 500 1000 2000 4000 8000
10
20
30
40
50
60
g
e
l
u
i
d
s
i
s
o
l
a
t
i
e
[
d
B
]
R
frequentie [Hz]
dubbelglas 4-100-4 mm
dubbelglas 4-6-4 mm
enkelglas 8 mm
enkelglas 4 mm
massa - veer
resonantiegebied
coincidentiegebieden
06950505_Hfdst_04.indd 250 15-11-2005 15:52:48
4 SCHElDEN 25T
8ij 4 nn glas ligL de l
g
op circa 3.200 Hz. ver-
dubbeling van de dikLe LoL 8 nn en dus ook
verdubbeling van de nassa zal weliswaar een al-
gehele verbeLering van de geluidsisolaLie bieden,
naar kan nabij en vlak boven de l
g
= 1.00 Hz
Loch nog een LeleursLellend resulLaaL opleveren
door coincidenLie, hguur 4.47.
Dubbelglas van 2 4 nn glas neL een Lussen-
liggende spouw heefL diL euvel nieL, al noeL nen
in daL geval vanwege de geringe spouwbreedLe
rekening houden neL spouwresonanLies.
iL de hguur valL ook op Le naken daL ver-
ruining van de spouw, zoals aangegeven LoL
bijvoorbeeld 100 nn, resulLeerL in een aan-
zienlijke isolaLiewinsL.
Dubbelglas neL ongelijke glasdikLen (bijvoor-
beeld 4-12-8 nn) leverL slechLs in de hogere
frequenLies, boven de circa 2000 Hz verschil
van beLekenis op en dus ook isolaLiewinsL Len
opzichLe van even zwaar dubbelglas neL gelijke
glasdikLen ( -12- nn).
4.2.6.f Resonantles
8ij spouwconsLrucLies kunnen zich in de lage
frequenLiegebieden md::d-vccrrc:ondntic: voor-
doen en in de hoge frequenLies :pouwrc:ondn-
tic:. Als de resonanLie zich goed kan onLwikkelen,
is de geluidsisolaLie zeer gering.
Een LheoreLische voorsLelling van deze resonan-
Lieverschijnselen geefL hguur 4.48.
T Md::d-vccrrc:ondntic
valL bij een spouwconsLrucLie geluid op n van
de beide bladen, dan wordL diL blad in Lrilling
gebrachL. DiL leidL LoL elkaar zeer snel opeen-
volgende drukverhogingen en -verlagingen in
de Lussengelegen luchLlaag waardoor de Lrilling
wordL overgebrachL op heL andere blad daL deze
weer overdraagL op de luchL van de onLvang-
ruinLe. ln nodelvorn kan deze blad-luchL-blad-
consLrucLie worden opgevaL als een nassa-veer-
nassasysLeen. ln heL algeneen biedL diL een
geluidweersLand die Len ninsLe gelijkwaardig is
aan die van een enkelwandige consLrucLie neL
dezelfde LoLale nassa. 8ij een bepaalde frequen-
Lie wordL diL sysLeen echLer genakkelijk in Lril-
ling gebrachL (de cigcntrilling geheLen) neL als
gevolg resonanLie en daarnee Levens een sLerke
vernindering van de geluidsisolaLie.
valL heL geluid loodrechL in, dan wordL de reso-
nanLie bereikL bij een frequenLie:
l
m m
m m b
0
1 2
1 2
0
1
=
+
waarin:
l
0
= resonanLiefrequenLie [Hzj
m
1
en m
2
= nassa's van beide spouwbladen
[kg}n
2
j
b = spouwbreedLe [nj
8ij schuine inval onder een (beperkLe) hoek
neL de nornaal wordL:
l
l
0
cos
Zware spouwconsLrucLies zullen geen probleen
leveren ondaL de resonanLiefrequenLie l
0
dan
een zeer lage waarde aanneenL.
Zo resulLeerL bijvoorbeeld voor een baksLenen
gevel neL een m
1
= m
2
= 150 kg}n
2
en een
b = 0,05 n een l
0
van circa 30 Hz.
Massa-veerresonanLie bij lichLe spouwconsLruc-
Lies zoals dubbelglas kan echLer zeer hinderlijk
zijn, neL nane als de l
0
in heL frequenLiegebied
konL Le liggen waarin heL verkeerslawaai naxi-
naal is (100 a 300 Hz). Dubbelglas 4-12-4 nn
heefL een l
0
= 250 Hz en wordL zodoende dus
problenaLisch.
Flguur 4.4 1heoreLische voorsLelling van de resonanLie-
verschijnselen
g
e
l
u
i
d
s
i
s
o
l
a
t
i
e
frequentie
dubbelwandige
f
0 1
f
2
f
3
f
constructie
spouwresonaties
massa - veerresonantie
enkelvoudige
constructie
met hetzelfde
gewicht
s s s
06950505_Hfdst_04.indd 251 15-11-2005 15:52:50
252
voor een goede geluidsisolaLie geldL als naaLsLaf:
l
0
< 80 Hz
Op grond van deze richLlijn zou dubbelglas neL
een spouw van Len ninsLe circa 80 nn noeLen
worden aanbevolen. Zo'n brede spouw is echLer
duur Len opzichLe van een snalle spouw en bo-
vendien wordL deze aanbeveling doorkruisL door
de andere vorn van resonanLie de spouw-
resonanLies die juisL bij een ruinere spouw
hinderlijk kunnen worden.
2 Spouwrc:ondntic:
SpouwresonanLies geven vernindering van de
geluidsisolaLie in de hogere frequenLies. Zij wor-
den veroorzaakL door heL opLreden van sLaande
golven in de spouw. Deze kunnen zich in de
breedLe van de spouw onLwikkelen als hierin
precies een halve geluidgolf pasL en eveneens de
neervouden daarvan, hguur 4.4.
b
= [Hz]
b
340
______
= [Hz]
340 ______
b
= [Hz]
______
b
enzovoort
1
2
340
2
1
1
geluidssnelheid 340 m/s
s
1
s
2
s
3
Flguur 4.49 lrequenLies waarbij zich spouwresonanLies
kunnen onLwikkelen
Zo wordL bijvoorbeeld voor een spouwbreedLe
van 12 nn als laagsLe rc:ondnticlrcqucntic
gevonden:
l
:
1
1
2
340
0 012
14 000
=
,
. Hz
voor een spouw neL een breedLe van 120 nn
wordL daarenLegen de laagsLe l
s1
= 1.400 Hz.
1reedL spouwresonanLie op, dan neenL de
geluidsisolaLie sLerk af. voor de resonanLie-
frequenLies noeL daaron eenzelfde grens wor-
den geLrokken als voor de grensfrequenLie bij
coincidenLie: beneden de 3000 Hz nogen er
geen spouwresonanLies kunnen opLreden. DiL
zou beLekenen daL de spouw nieL breder zou
nogen zijn dan 57 nn, heLgeen in Legenspraak
is neL de aanbeveling van zo-even on juisL een
brede spouw Le naken Leneinde hinder van
nassa-veerresonaLie Le voorkonen.
KiesL nen voor een brede spouw, dan noeL de
spouwresonanLie worden onderdrukL door den-
ping. 8ij nieL-LransparanLe consLrucLies kan diL op
uiLsLekende wijze door vulling van de spouw neL
bijvoorbeeld ninerale wol. 8ij LransparanLe glas-
consLrucLies zal nen zich noeLen behelpen neL
randabsorpLie langs de zijkanLen van de spouw.
4.2.6.g Zwakke plekken en geluldlekken
iLwendige scheidingsconsLrucLies bevaLLen vaak
gedeelLen neL glas. Deze delen hebben Len op-
zichLe van de gesloLen delen neesLal een zwakke
geluidsisolaLie en bepalen daaron in hoge naLe
de isolaLiekwaliLeiL van heL geheel.
Zo heefL een geneLselde spouwnuur een isola-
Liewaarde van ongeveer R
A
= 50 d8. 8rengen we
in deze wand glas aan neL een isolaLiewaarde
van ongeveer 25 d8, dan zakL bij 10% glas de
geneenschappelijke isolaLiewaarde neL circa
15 d8 Lerug naar 35 d8 en bij 30% neL circa
20 d8 naar 30 d8.
Flguur 4.50 8eeld Lerugval isolaLiewaarde gesloLen gevel
door gevelopening neL glas (1) en zonder glas (2)
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
% glas of gat
100% gat
10
20
2
glas
aanname: = 50 dB
100% gesloten wand
40
R
t
o
t
a
a
l
30
i
n
d
B
50
1
1
A
R
100% glas
= 25 dB
aanname:
R
A
2
gat
06950505_Hfdst_04.indd 252 15-11-2005 15:52:53
4 SCHElDEN 253
Kronne (1) van hguur 4.50 laaL de snelle Lerug-
val bij een klein glaspercenLage goed zien.
8ij openingen zonder glas is de Lerugval overeen-
konsLig kronne (2) nog veel sLerker.
Celuldlekken
Celuidlekken zijn zeer nadelig voor de geluids-
isolaLie. Zo noeL nen bij een vrije opening van
1% van heL scheidingsvlak (bijvoorbeeld door
een raanpje van 0,3 0,3 n
2
open Le zeLLen)
rekening houden neL een Lerugval in de orde
van 30 d8. 8ij een venLilaLieopening van 0,1
0,1 n
2
(= 0,1% van heL scheidingsvlak) kan nen
een Lerugval verwachLen in de orde van 20 d8.
Celuidlekken Lreden ook op in kieren, naden en
scheuren in de uiLwendige scheidingsconsLruc-
Lies. Wil nen een goede geluidsisolaLie bereiken,
dan noeL nen dus zorgen voor een goede kier-
dichLing. 8ij noodzakelijke venLilaLieopeningen
kan nen de Lerugval beperken door heL aan-
brengen van :u:kd:tcn.
4.2.7 Celuldsabsorptle
On de akoesLiek van de binnenruinLe Le regelen
en Le verbeLeren kan heL noodzakelijk zijn harde
ruinLeonhullende vlakken, zoals van beLon,
sLeen en glas, Le voorzien van een geluidsabsor-
berende bekleding. Alle ruinLeonhullende
vlakken kunnen hiervoor in aannerking konen.
CeluidsabsorpLie is dus geen speciheke funcLie
van de buiLenwand, naar kan neesLal even
goed en sons nog beLer worden vervuld door
de afwerking van de binnenwanden, heL plafond
en}of de vloer.
Op de werking van de geluidsabsorpLie en de
nogelijke naaLregelen on deze op effecLieve
wijze Le bereiken wordL uiLvoerig ingegaan bij de
inwendige scheidingen onder paragraaf 4.3.4.
4.2. Dagllchttoetredlng en ultzlcht
On in heL inLerieur daglichL Le kunnen onLvan-
gen zal (een deel van) de uiLwendige scheidings-
consLrucLie LransparanL noeLen worden uiLge-
voerd. DaglichL is een goedkope lichLbron.
MiLs de lichLdoorlaLende scheidingsconsLrucLie
(= 'heL raan') Lhernisch veranLwoord wordL uiL-
gevoerd, is heL aan Le bevelen van deze
naLuurlijke lichLbron gebruik Le naken. NaLuurlijk
daglichL is veelal ideaal voor de Le verrichLen
bezigheden en voor de kleurherkenning. HeL is
ook noodzakelijk voor heL nenselijk welbevinden.
voor de daglichLLoeLreding wordL neesLal de
voorkeur gegeven aan helder LransparanL glas of
een gelijkwaardige oplossing in kunsLsLof, zoals
'acrylglas' (PMMA) en polycarbonaaL (PC). Sons
is echLer een diffuse lichLLoeLreding gewensL.
visueel conLacL neL buiLen is naasL de daglichL-
LoeLreding de Lweede belangrijke funcLie van heL
raan. Hiervoor is in heL algeneen een zo glas-
helder nogelijke uiLvoering van de uiLwendige
scheidingsconsLrucLie gewensL.
De opLinale plaaLs, vorn en afneLingen van
heL raan, enerzijds voor de lichLLoeLreding en
anderzijds voor heL uiLzichL, hangen af van de
onsLandigheden buiLen, zoals de aard van de
ongeving, orienLaLie, belennerende bebou-
wing enzovoorL, en van de onsLandigheden
binnen, zoals de grooLLe en heL soorL gebruik
van de ruinLe en de plaaLs van waarnening in
heL inLerieur.
Sons kan inkijk gewensL zijn. ELalageruiLen zijn
hiervan een sprekend voorbeeld. Waar inkijk juisL
ongewensL is, kunnen aanvullende naaLregelen
noodzakelijk zijn, zoals viLrages, jaloezieen,
louvres en spiegelend glas.
4.2..a Verllchtlngssterkte
De verlichLingssLerkLe van heL naLuurlijke dag-
lichL zoals deze buiLen 'in heL vrije veld' op een
plaL horizonLaal vlak wordL onLvangen, hangL
in hoge naLe af van de weersonsLandigheden,
heL uur van de dag en heL seizoen. Zo kan deze
bij helder weer in de zoner oplopen LoL boven
de 100.000 lx, naar 's winLers bij sonber weer
blijven sLeken bij 5.000 lx (= opgevangen lichL-
sLroon per eenheid van oppervlakLe, ofwel lux).
Cegeven verllchtlngssterkte bulten
iL hguur 4.51 kan worden afgeleid welk per-
cenLage van de Lijd van heL jaar een bepaalde
verlichLingssLerkLe buiLen wordL overschreden
gedurende de aangegeven Lijdsduur van de dag.
KiesL nen bijvoorbeeld de periode Lussen 8.00
en 1.00 uur, dan blijkL de verlichLingssLerkLe
gedurende 0% van de Lijd boven de .000 lx
uiL Le konen en gedurende 73% van de Lijd
06950505_Hfdst_04.indd 253 15-11-2005 15:52:53
254
boven de 10.000 lx, zoals neL sLippellijnen in
de hguur is aangegeven.
Cewenste verllchtlngssterkte blnnen
voor heL gebruik van de binnenruinLe noeL
heL verlichLingsniveau Len ninsLe een bepaalde
sLerkLe beziLLen on de gewensLe oogLaken naar
voldoening Le kunnen verrichLen.
ln hguur 4.52 worden enige richLwaarden ge-
geven voor de aanbevolen verlichLingssLerkLe
1600
100%
2000
2400
2800
3200
3600
4000
4500
5000
5500
6000
6500
7000
8000
9000
10000
11000
12000
13000
1400
v
e
r
l
i
c
h
t
i
n
g
s
s
t
e
r
k
t
e
[
l
x
]
7500
90 80 70 60 50 40 30
percentage van de tijd dat de aangegeven
verlichtingssterkte wordt overschreden
6.00 - 18.00 u
7.00 - 17.00 u
8.00 - 16.00 u
9.00 - 17.00 u
Flguur 4.5T verlichLingssLerkLe in heL vrije veld
gerangschikL naar de aard van de werkzaan-
heden die worden verrichL. 8ij plaaLselijk gecon-
cenLreerd lichL kan de algenene verlichLings-
sLerkLe lager worden aangenonen.
4.2..b Dagllchtfactor
HeL daglichL daL binnen op een bepaald werk- of
kijkvlak of objecL valL heefL een zekere verlich-
LingssLerkLe
i
. De verhouding Lussen deze ver-
lichLingssLerkLe binnen en de verlichLingssLerkLe
e
die op heLzelfde nonenL aanwezig is op een
plaL horizonLaal vlak in heL vrije veld wordL de
daglichLfacLor genoend. Dus:
daglichLfacLor
]
]
8ij lichL van opzij hguur 4.53-2, zal nen een der-
gelijke waarde voor de daglichLfacLor alleen naar
kunnen bereiken in de buurL van heL raan waar
heL daglichL groLendeels rechLsLreeks op heL
werk- of kijkvlak valL. verder weg van heL raan,
van waaruiL de henelkoepel nieL of nauwelijks
zichLbaar is, zal in daL geval de ddgvcrlichting:-
:tcrktc voornanelijk of geheel noeLen worden
geleverd door reecLerend of indirecL daglichL.
ReHectles
keecLie of weerkaaLsing Legen vlakken en ob-
jecLen kan zowel buiLen als binnen plaaLsvinden,
zowel door enkelvoudige reecLie als door neer-
voudige reecLie (= intcrrclcctic).
Aard werkzaamheden Aanbevolen
Oricntdticvcrlichting
Waarnenen van zeer groLe deLails en herkenning personen (gang, Lrappenhuis, parkeergarage) 100 lx
Wcrkvcrlichting
Lezen en schrijven en onderscheiden van vergelijkbare deLails en conLrasLen (kanLoor, leslokaal) 400 lx
Waarnenen van kleine deLails en zwakke conLrasLen (Lekenkaner, hjn nonLage werk) 800 lx
Spccidlc wcrkvcrlichting
Waarnenen van zeer hjne deLails op donkere achLergrond (hjn precisiewerk) 100 lx
]
]
afhan-
kelijk van de invalshoek , hguur 4.5.
verder noeL rekening worden gehouden neL
lichLverliezen door gedeelLelijke reecLie van heL
daglichL Legen heL glas ( c
r
) en door vervuiling
van heL glas ( c
v
). 8rengen we deze bijkonen-
de invloeden nede in rekening, dan wordL heL
verband Lussen de henelconponenL en de he-
nelfacLor:
d
h
= l
h
c c
r
c
v
of in woorden:
henelconponenL d
h
= henelfacLor l
h
correc-
LiefacLor invalshoek c
doorlaaLfacLor glas c
r
vervuilingsfacLor c
v
keecLie leidL bij enkel glas LoL een doorlaaLfacLor
c
r
= 0,85 a 0,0 en bij dubbelglas LoL c
r
= 0,70 a
0,80.
verlies door vervuiling leidL LoL een vervuilings-
facLor c
v
= 0,5 a 0,50 al naar de naLe van ver-
vuiling.
4.2..d xterne en lnterne reHectles
De bijdrage van de exLerne reecLieconponenL
d
re
hangL sLerk van de onsLandigheden af, naar
is neesLal klein (in de orde van enige Lienden
van procenLen).
De bijdrage van de inLerne reecLieconponenL
d
ri
kan sLerk varieren en is neL nane afhankelijk
van de verhouding van heL glasoppervlak LoL heL
vloeroppervlak en de naLe waarin de wanden,
heL plafond en de vloer heL lichL reecLeren
(= reecLiefacLor).
Zo leidL bijvoorbeeld de conbinaLie:
glas}vloeroppervlakverhouding = 20%,
reecLiefacLor:
circa 75% voor de wanden en heL plafond
(diL wil zeggen zeer lichLe afwerking),
circa 20% voor de vloer,
Flguur 4.56 lnvloed invalshoek op binnenvallend daglichL
Voorbeeld
SLel de geniddelde invalshoek van heL dag-
lichL daL rechLsLreeks door een raan in de
gevel naar binnen konL op
gen
= 15. Dan
wordL de henelconponenL voor een vrij
schone ruiL van dubbelglas:
d
h
= l
h
0,5 0,75 0, = 0,44 l
h
8ij een daklichL, eveneens van dubbelglas
neL een invalshoek van circa 0 en een vrij
sLerke vervuiling kan nen rekenen op:
d
h
= l
h
1,17 0,75 0,75 = 0, l
h
Flguur 4.55 Principe van heL bepalen van de henelfacLor
hemelkoepel
(halve bol)
meetpunt
gem.
1 verticale doorsnede
projectie van
het waargenomen
deel van de
hemelkoepel
breedte van de
raamopening
2 projectie op het horizontale vlak
formule: ~ 0,43 + 0,86 sin C
~
1 gem.
meetpunt
standaard-bewolkte
luminantieverdeling bij
2 gem.
hemel
invalshoek
_________
0%
15%
30%
42%
45%
60%
90%
1,03
1,29
1,17
1
0,86
0,65
0,43
correctiefactor
____________
C
06950505_Hfdst_04.indd 256 15-11-2005 15:52:59
4 SCHElDEN 257
neLLo
bruLo
4.2..f Ultzlcht
ln verblijfsruinLen zal nen in ziLhouding hori-
zonLaal naar buiLen noeLen kunnen kijken. HeL
dichLe deel van de gevel onder heL raan (de
'borsLwering') noeL daaron in woonkaners nieL
Flguur 4.57 8epaling equivalenLe daglichLoppervlakLe
c
b
c
u
hoogte licht-
doorlaat
0,60 m
=
>
d
A
formule: = c
b e
A A
d
c
u
tegenover-
belending
serre
(1)
(1)
o
raam
binnenruimte
1 grafische bepaling
A o
d
en
15% 0% 30% 45% 60% 75% 65%
15%
30%
45%
60%
75%
hoek o
h
o
e
k
en
2 belemmeringsfactor als functie
van belemmeringshoeken
b
c
o
afgeleid uit NEN 2057
daglichtopeningen van
gebouwen 1991
0,4
0,5
0,6
0,7
0,8
0,9
0,9
0,8
0,7
0,6
0,5
0,4
0,3
0
,
liggende
06950505_Hfdst_04.indd 257 15-11-2005 15:53:01
25
hoger reiken dan circa 0, n vanaf de vloer en
in werkkaners, kanLoren enzovoorL nieL hoger
dan circa 0, n, hguur 4.58-1. ln keukens en
dergelijke kan nen gaan LoL circa 1,2 n of nog
ieLs hoger.
Aan de bovenzijde noeL de daglichLopening (heL
glasvlak) Len ninsLe op een hoogLe van circa
1, n worden gesLeld on sLaande personen vrij
naar buiLen Le kunnen laLen kijken.
verder noeL nen zien Le voorkonen daL er
zich onnodige obsLakels bevinden op ziL- of
sLahoogLe, zoals Lussendorpels in heL glasvlak.
De precieze hoogLe van waL als hinderlijk wordL
ervaren en waL nieL hangL per geval af van de
ruinLelijke onsLandigheden, heL soorL gebruik
van de ruinLe en van de gebruikers (vergelijk
bijvoorbeeld heL raan van een kleuLerklas neL
daL van een klas voor niddelbare scholieren).
Wil nen doorkijk naar buiLen LoL op de vloer,
dan zal nen goed noeLen nadenken over de
verwarning. Ook de schoonnaak van heL raan
achLer de radiaLoren en de aanblik van buiLenaf
zal nen nauwleLLend noeLen bewaken. AanLrek-
kelijker zijn dan convecLoren en}of vloerverwar-
ning, hguur 4.58-2.
4.2.9 Zontoetredlng en zonwerlng
4.2.9.a Intensltelt
De inLensiLeiL van de zonnesLraling die op een
buiLenwand valL, kan afhankelijk van de orien-
LaLie oplopen LoL wel 00 W}n
2
. Op een plaL
dak wordL naxinaal ongeveer dezelfde waarde
bereikL. Als de zonnesLraling binnen kan konen,
geefL diL een zekere warnLeLoevoer in de bin-
nenruinLe. Deze zonne-energieLoevoer kan aan-
Lrekkelijk zijn en wenselijk voor de energiebespa-
ring in onsLandigheden daL er binnen behoefLe
besLaaL aan exLra warnLe. ln andere gevallen kan
diL echLer LoL ongewensLe verhiLLing van de bin-
nenruinLe leiden.
Een ander nadeel kan zijn daL bij felle zon binnen
Le groLe conLrasLen, Le sLerke silhoueLwerking en
verblinding kan opLreden waardoor heL kijken
wordL gehinderd.
ZonLoeLreding in heL inLerieur wordL nieLLenin
in heL algeneen door de nens zeer op prijs
gesLeld, zeker als deze regelbaar is on de onge-
wensLe bijverschijnselen Le kunnen neuLraliseren.
ln hguur 4.5 is voor vier zonneorienLaLies aan-
gegeven hoe heL verloop is van de inLensiLeiL van
de zonnesLraling over de uren van de dag in de
naand juli.
Flguur 4.5 iLzichL vanuiL verblijfsruinLen
2 doorzicht door 'borstwering'
2 met radiator ervoor
ledenradiator
2 zonder obstakel
vloerverwarming
convectorput
1 lage zithoogte
~
~
0
,
6
m
1 uitzicht
>=
~
0
,
3
m
~
1 normale zithoogte
~
0
,
7
m
~
~
0
,
9
m
>=~~
0
,
4
5
m
~
~
1
,
2
m
1 stahoogte
~
~
1
,
8
m
>=
~
~ ~
0
,
9
m
b c a
a b
06950505_Hfdst_04.indd 258 15-11-2005 15:53:03
4 SCHElDEN 259
6
0
100
klokuren (zomertijd)
2
200
300
400
500
600
700
800
900
8 10 12 14 16 18 20 22
maand juli
700
100
200
300
400
500
600
12
klokuren (zomertijd)
0
6 8 10 18 14 16
maand juli
20 22
300
200
100
12
klokuren (zomertijd)
0
6 8 10 18 14 16 20
maand juli
22
i
n
t
e
n
s
i
t
e
i
t
v
a
n
d
e
z
o
n
n
e
s
t
r
a
l
i
n
g
o
p
h
e
t
v
e
r
t
i
c
a
l
e
v
l
a
k
i
n
W
/
m
oostgevel westgevel
zuidgevel
noordgevel
directe straling
totale straling (direct + diffuus + gereflecteerd)
Flguur 4.59 lnLensiLeiL van de zonnesLraling Lijdens een
onbewolkLe dag in juli voor vier orienLaLies
NaasL de direcLe zonnesLraling dragen ook de
diffuse zonnesLraling (zonlichL daL door de aL-
nosfeer wordL versLrooid) en de via de grond
gereecLeerde sLraling bij in de inLensiLeiL. ln de
grahekjes kan nen de direcLe en de LoLale zon-
nesLraling aezen. Opnerkelijk is daL in juli de
inLensiLeiL op de oosL- en wesLgevel hoger is dan
op de zuidgevel. DiL konL doordaL de zon in die
naand sLeil op de zuidgevel invalL waardoor in
daL geval de inLensiLeiL per n
2
lager uiLkonL dan
bij de oosL- en wesLgevel, diL in LegensLelling LoL
de siLuaLie in sepLenber, hguur 4.0. De zuid-
gevel onLvangL dan door de lagere zonnesLand
een sLralingsinLensiLeiL die ninsLens zo grooL is
als die in juli, Lerwijl de voor de wesLgevel aan-
gegeven inLensiLeiL dan Loch wel aanzienlijk is
afgezwakL. DiL laaLsLe is heL gevolg van de lange
weg die de zonnesLralen inniddels bij de lage
naniddag-zon door de aLnosfeer noeLen aeg-
gen waardoor de zonnesLraling aannerkelijk aan
krachL inboeL.
OrienLaLies lopend van zuidwesL LoL wesL geven
de neesLe warnLeproblenen. De zonne-
inLensiLeiL is dan nog hoog, juisL Lijdens de uren
daL ook de buiLenLenperaLuur heL hoogsL is en
de ruinLe binnen inniddels al aanzienlijk is op-
gewarnd.
4.2.9.b Zontoetredlng
Aan de zonLoeLreding wordL in heL 8ouwbesluiL
geen speciheke eisen gesLeld. HeL is echLer van
belang daL in een woning heL hele jaar door een
zeker nininun aan zonlichL binnenvalL. Ook in
'werkgebouwen' zal nen neL nane gedurende
de pauzes in de daarvoor dienende ruinLen de
nogelijkheid noeLen hebben on van de zon Le
kunnen genieLen, heLzij in de pauzeruinLen zelf,
heLzij door goed zichL erop. DiL is neL nane bij
uiLzichLbelennerende onsLandigheden van be-
lang zoals in binnenhoven en aLria.
Een neLhode on de nininale zonLoeLreding Le
kwanLihceren is door de relaLieve bezonnings-
duur van een 'nornpunL' Le neLen en hier een
waardeoordeel aan Loe Le kennen.
Zo kan nen bijvoorbeeld een punL nenen nid-
den op de vensLerbank van een raan waar zon-
LoeLreding kan plaaLsvinden, on diL Le beoorde-
len neL:
r
= 100%
o
= 100%
o
~ 5%
~ 0 - 10%
~ dir
~ ad
~ 0 - 10%
~ 40 - 60%
~
~
21 juni
61%
beschaduwing achterzijde lichtopening 2
23 september
22 december
21 maart/
13 uur
zonnestanden om 13.00 uur 1
16 uur
38%
21 maart/
23 september
22 december
14%
op 52%
10 uur
21 juni
NB
28'
32'
06950505_Hfdst_04.indd 262 15-11-2005 15:53:25
4 SCHElDEN 263
op de verschillende zonnesLanden gedurende
de dag en heL jaar, hguur 4.4.
Ook kan worden gedachL aan heL Loepassen van
zonwcrcnd gld:.
Er besLaan Lwee hoofdLypen zonwerend glas:
db:orbcrcnd gld: en rclcctcrcnd gld:. MeesLal
worden de ruiLen in diL verband uiLgevoerd als
dubbelglas neL heL buiLenblad van absorberend
glas of aan de binnenzijde voorzien van een re-
ecLerende laag en heL binnenblad van gewoon
blank glas.
MeL absorberend glas wordL slechLs een naLige
ZTA-waarde in de orde van 0,45 bereikL, reecLe-
rend glas konL veel verder neL een ZTA-waarde
die LoL onder de 0,20 kan reiken.
keecLerend glas geefL heL gebouw een sLerk
spiegelend karakLer, absorberend glas veroor-
zaakL slechLs een ieLwaL donkere aanblik van de
ruiLen.
ln heL doorzichL LreedL enig kleureffecL op,
hoewel nen diL bij de huidige zonwerende glas-
soorLen goed weeL Le beperken.
8ij glasparLijen beneden de 10 a 15 n kan ook
worden gedachL aan naLuurlijke zonwering door
bonen. HeL aardige van neL nane bladverlie-
zende loofbonen is daL deze alleen gedurende
de naanden nei LoL en neL sepLenber volop
schaduw geven, nin of neer parallel aan de
neesLe behoefLe LoL beperking van de zon-
LoeLreding. Ceschoren leilinden geven hierLoe
van oudsher al zeer bevredigende resulLaLen,
hguur 4.5.
Zonwerlngen worden behandeld ln deel 4c
Cevelopenlngen. hoofdstuk 20
4.2.9.e Reductle llchttoetredlng
Door de zonwerende naaLregelen wordL ook de
lichLLoeLreding in neerdere of nindere naLe be-
lennerd. Zoals de ZTA word gebruikL als naaL-
sLaf voor de zonLoeLreding, kan nen ook werken
neL de |TA, de lichLLoeLredingsfacLor.
Raamsysteem ZTA LTA
0
in W}n
2
K
Enkelglas,
onafgeschernd 0,80 0,84 5,7
Dubbelglas,
onafgeschernd 0,70 0,74 3,2
Dubbelglas,
binnenjaloezieen wiL 0,45 0,12 3,1
Dubbelglas,
buiLenjaloezieen 0,12 0,10 2,8
Dubbelglas,
uiLvalschernen 0,15 0,14 2,8
Dubbelglas,
naLig zonabsorberend 0,45 0,35 3,0
Dubbelglas,
sLerk zonabsorberend 0,25 0,10 3,0
Dubbelglas,
lichL zonreecLerend 0,45 0,5 2,5
Dubbelglas,
Hk++glas, 4-15-4 0,40 0,70 nin. 1.1!
Flguur 4.66 kichLwaarden voor ZTA, |TA en U
Flguur 4.65 Schaduwwerking leilinden
1 zomersituatie 2 wintersituatie
06950505_Hfdst_04.indd 263 15-11-2005 15:53:27
264
vaak sLreefL nen naar een lage Z1A geconbi-
neerd neL een zo hoog nogelijke L1A on een
sonbere doorkijk Le vernijden. DiL sLreven wordL
neL de nieuwsLe 'generaLies' zonreecLerende
glasproducLen sLeeds beLer bereikL, zoals uiL
hguur 4. blijkL voor Hk++ glas. 1evens blijkL
daL neL reecLerend glas de warnLedoorgang
LoL eenderde a eenvijfde is Lerug Le brengen Len
opzichLe van enkelglas, en LoL ninder dan de
helfL Len opzichLe van gewoon dubbelglas. voor
de warnLeweersLand geldL juisL heL ongekeerde
zoals we al eerder consLaLeerden in paragraaf
4.2.3.
4.2.9.f Benuttlng zonne-energle
1egenover heL weren van de zonnewarnLe sLaaL
heL benuLLen van de zonne-energie. Door Le zor-
gen voor een passende zonLoeLreding en gebruik
Le naken van de zonnewarnLe op de gewensLe
dagen van heL jaar en uren van de dag kan een
behoorlijke besparing op de sLookkosLen worden
bereikL. NaasL regelbare zonwering en dergelijke
kan ook neL een goede orienLaLie van de raan-
openingen van de verblijfsruinLen op de zon
een gunsLig effecL worden bewerksLelligd. Zo is
in heL algeneen gesproken een orienLaLie op heL
zuidoosLen verkieslijker dan op heL zuidwesLen,
ondaL dan eerder op de dag op naLuurlijke wijze
een behaaglijke LenperaLuur wordL bereikL en
deze vervolgens ninder genakkelijk doorschieL
naar een onaangenaan niveau.
Zonne- en daglichLsLralingsenergie kan ook
acLief worden opgevangen door zonnecol-
lecLoren on vervolgens Le worden opgeslagen
Leneinde deze energie zoveel nogelijk op de ge-
wensLe Lijden en naar behoefLe Le kunnen benuL-
Len voor warnLapwaLer, elekLriciLeiLsvoorziening
en ruinLeverwarning.
4.2.T0 Bevelllglng
NaasL de Lypisch bouwfysische funcLies zoals we
deze hiervoor hebben behandeld noeL de uiL-
wendige scheidingsconsLrucLie in vele gevallen
ook veiligheid bieden, veiligheid Legen allerlei
soorLen van bedreigingen van buiLenaf, hguur
4.7. Zo kunnen we in heL algeneen denken
aan:
inbraakpogingen,
vandalisne,
blikseninslag,
radioacLieve sLraling,
brandoverslag.
ln een aanLal gevallen noeLen ook bedreigin-
gen van binnenuiL worden ingedand. DiL geldL
onder neer voor uiLbraakpogingen van gevan-
genen, gesLalde en gekooide dieren, opslag van
brand-, explosie- en sLralingsgevaarlijke sLoffen.
De ernsL van de Le Lreffen naaLregelen is sLerk
afhankelijk van heL soorL gebouw en de afzon-
derlijke ruinLen daarbinnen, de waarde en de
naaLschappelijke beLekenis van de invenLaris,
de ongeving (bebouwde kon of buiLengebied)
enzovoorL.
Flguur 4.67 Enige bedreigingen van
buiLenaf
inbraakpoging
baldadigheid
"ongedierte"
(muizen, mieren, enzovoort)
hagel
grind
bliksem
insecten
06950505_Hfdst_04.indd 264 15-11-2005 15:53:29
4 SCHElDEN 265
Een losse greep uiL de vele voorbeelden die in
diL verband kunnen worden genoend: gesloLen
heLsensLalling (inbraak), gevangenis (uiLbraak
personen), dierenverblijf (uiLbraak dieren),
schoolgebouw (baldadigheid, inbraak, brand-
sLichLing), nuseun neL kunsLschaLLen (inbraak,
brandoverslag), benzinesLaLion (gewapende
overval), kassen (hagelschade), opslag nucleair
afval (verspreiding radioacLieve sLraling), vuil-
verbrandingsinsLallaLie (verspreiding sLof, sLank,
lawaai en warnLe), kerkLoren (blikseninslag)
enzovoorL.
Alle bedreigingen kunnen in principe effecLief
worden besLreden neL bunker- of kluisachLige
consLrucLies van sLeen en neLaal. voor heL be-
waren van kosLbaarheden en de opslag van ge-
vaarlijke sLoffen kan diL heL geschikLe niddel zijn.
MeesLal verdraagL een dergelijke rigide oplossing
zich echLer nieL neL heL gebruik van heL gebouw
en sLaan de kosLen dan nieL neer in verhouding
LoL de risico's. Dus zal nen per geval noeLen
zoeken naar een goede balans Lussen heL Lreffen
van prevenLieve naaLregelen en voorzieningen
neL de bijbehorende kosLen enerzijds en de
baLen (schaderisicovernindering, verhoging
gevoel van veiligheid enzovoorL) anderzijds.
Zwakke plaaLsen in de uiLwendige scheidings-
consLrucLies zijn de breekbare delen, zoals glas,
en de delen die genakkelijk Le openen of weg Le
nenen zijn zoals ranen, deuren en dakkoepels.
Door inbraakwerende naaLregelen zoals veilig-
heidsbeglazing, veiligheidssloLen, deLecLie-
apparaLuur en hekwerken kunnen inbraak-
pogingen worden LegengewerkL.
8eveiliging Legen blikseninslag geschiedL neL
bliksenaeiders, beveiliging Legen radioacLieve
sLraling is alleen in bijzondere gevallen van Loe-
passing. We gaan hier nieL verder op in.
voor de wering van brandoverslag verwijzen we
naar paragraaf 2.3.
4.2.T0.a Velllgheld en bevelllglng bl[ glas
veiligheid en beveiliging zijn Lwee begrippen die
dichL Legen elkaar liggen. Passen we Ler illusLraLie
beide begrippen Loe op glas, dan kan veiligheid
worden gezien als de passieve bescherning
Legen nogelijke verwondingen door onveilig
gedrag of ongelukken. 8eveiliging is Le beschou-
wen als de acLieve bescherning Legen diverse
vornen van agressief en}of nisdadig gedrag,
zoals door vandalisne, snelle kraak (neL of zon-
der gereedschap), georganiseerde nisdaad (neL
gereedschap en Lijd Ler beschikking) en gewa-
pende overval (neL vuurwapens).
HeL veiligheidsaspecL noeL vooral onder ogen
worden gezien bij doorgangen (glazen deuren
en evenLuele glasvlakken daaronheen) en glas-
kappen, beveiliging vooral bij glasvlakken die
gevoelig zijn voor vandalisne (bushokjes, Lele-
fooncellen, winkelruiLen), inbraak (Loegangen
woningen en woongebouwen, winkels, nusea),
uiLbraak (gevangenissen) en gewapende over-
vallen (juweliers, banken, overheidsgebouwen
enzovoorL).
voor bescherning Legen verwonding kan vaak
worden volsLaan neL gehard glas. DiL is onge-
veer vijfnaal zo sLerk als nornaal glas en valL bij
breuk uiLeen in kleine en relaLief ongevaarlijke
korrels.
voor serieuze bescherning Legen inbraak noeL
worden gedachL aan gelaagd glas. DiL kan in
dikLe oplopen LoL wel 30 nn (bijvoorbeeld Ler
bescherning van kosLbaarheden).
vandalisne en baldadigheid kan sons nog heL
besLe worden besLreden neL kunsLglas (glas-
heldere polycarbonaaL en dergelijke).
4.2.TT Ulterll[k
4.2.TT.a Aandachtspunten
Aan heL uiLerlijk van gevels en sLeile daken wor-
den vaak hoge eisen gesLeld, deze bepalen in-
ners heL karakLer en de sLaLus van heL gebouw.
Aan plaLLe en auwhellende daken worden
neesLal nauwelijks visuele eisen gesLeld, Lenzij
deze als 'vijfde gevel' vanuiL een hogere posiLie
in ogenschouw kunnen worden genonen.
De aanblik van de gevel en heL (hellende) dak
noeL voldoen aan bepaalde verwachLingen Len
aanzien van de verschillende aspecLen die Leza-
nen heL uiLerlijk van de gebouwschil bepalen.
Zo kunnen we noenen: de naLeriaalinpressie,
kleur, sLrucLuuropzeL (naaLverhoudingen, voe-
genpaLroon enzovoorL), LexLuur (= oppervlakLe-
06950505_Hfdst_04.indd 265 15-11-2005 15:53:29
266
sLrucLuur: glad-ruw, vlak-reliefrijk, hard-zachL,
open-dichL, warn-koel, druk-rusLig enzovoorL),
prohlering, schaduwwerking, reecLiegraad
enzovoorL, hguur 4.8.
Flguur 4.6 voorbeeld van een zeer zorgvuldig opgezeLLe
conposiLie, vorngeving en naLeriaalbehandeling van de
onhullende consLrucLies
8edieningsgebouw OosLerhuis, Croningen, 14-15,
archiLecL: k. van Zuuk 8ron. dc Architcct, J996-2
De kwaliLeiL en de besLendigheid van de gekozen
naLerialen en onLworpen consLrucLies noeLen
naLuurlijk voldoen aan de gesLelde eisen. Ander-
zijds noeL ook de wcn:clijkc kwaliLeiL worden af-
gesLend op de voor de voorgesLelde naLerialen,
producLen en consLrucLies haalbare kwaliLeiL.
4.2.TT.b Kwallteltsbehoud
KwaliLeiLsbehoud is afhankelijk van een aanLal
facLoren:
besLendigheid,
vervuiling,
verkleuring en veroudering.
8c:tcndighcid
vooral de weersLand Legen aanLasLing en ver-
wering noeL bij de keuze en beoordeling van de
LoegepasLe naLerialen en consLrucLies Lerdege
worden neegewogen.
AspecLen die de besLendigheid of duurzaanheid
nadelig kunnen beinvloeden zijn:
esLheLica,
herkenbaarheid,
oppervlakLesLrucLuur,
kleur,
reecLie,
vervuiling.
Flguur 4.69 voorbeelden Legengaan vervuiling
a geconcentreerde
vervuiling via
stuiknaad
b koppelstuk
1 daktrim (dakrandprofiel)
a lek- en vuilspoor
opzij van waterslag
b
(linkeronderhoek raamkozijn)
geringe vervuiling
sterke vervuiling
door stof + vocht
2 waterslag
c doorsnede raamkozijn
c doorsnede over
daktrim
speling 1 mm per m
1
06950505_Hfdst_04.indd 267 15-11-2005 15:53:31
26
2 Mcchdni:chc lunctic:
naLeriaal- en producLsLerkLe,
hechLing en bevesLiging,
bal- en vandalisnebesLendigheid,
opnane windbelasLing.
3 8ouwly:i:chc lunctic:
henelwaLerkering,
bijdrage in de geluidsisolaLie,
geluidsabsorpLie.
4 Duurzddmhcid
vornvasLheid bekledingsnaLeriaal,
besLendigheid Legen:
verwering, veroudering en verkleuring,
chenische en biologische aanLasLing,
vochL, vorsL en LenperaLuurwerking.
5 Ccdrdg bij brdnd
schoonnaakonderhoud,
Lechnisch onderhoud,
vervangbaarheid en veranderbaarheid,
vervangingswaarde.
7 Milicu
ecologische kwaliLeiL,
dakspanen: houL.
2 sLengelvornig:
rieL en sLro.
3 plaaLvornig:
vezelcenenL en vezelbiLunen,
glas,
biLunenvlies en -weefsel,
kunsLsLof.
5 naadloos:
tengel
panlat
o
met haken: tot 90
o
o
~ 20 < < ~ 55
> ~ 30
o
> ~ 40
o
dakbeschot
> 10 a 20
o o
> 5 a 7
o o
> 5 a 7
o o
spuiten
strijken
gieten
> ~ 2
vloeien
o
1a schubvormig
pannendak
1b schubvormig
leiendak
2 stengelvormig
rietdak
3a plaatvormig
golfplaat
3b plaatvormig
metaaldak
3c plaatvormig
glasdak
4 baanvormig
bitumineuzedakbedekking
5 naadloos
> ~ 2
o
06950505_Hfdst_04.indd 272 15-11-2005 15:53:59
4 SCHElDEN 273
bouwkosLen Le hoog dreigen Le worden.
Hierdoor sLaaL zowel de naLeriaalkeuze als de
uiLvoeringskwaliLeiL onder druk.
NieLLenin zijn er voldoende argunenLen aan Le
voeren on neL de verlangde kwaliLeiL van de
afwerking van heL plaLLe dak nieL lichLvaardig on
Le gaan.
Bedrelglngen van het platte dak
T PlaLLe daken worden zwaar belasL door heL
buiLenklinaaL, zwaarder dan de gevels.
8ij nooi weer wordL een plaL dak langdurig
door de zon beschenen waardoor de opper-
vlakLeLenperaLuur hoog oploopL, vooral in de
zoner bij een hoge zonnesLand en een hoge
luchLLenperaLuur. 's NachLs daarenLegen zal
bij heldere henel heL dak warnLe afsLralen
naar de henelkoepel waardoor de oppervlak-
LeLenperaLuur LoL onder de luchLLenperaLuur
kan dalen. verder kunnen ploLselinge en snel-
verlopende LenperaLuurwisselingen opLreden,
bijvoorbeeld in de vorn van een LenperaLuur-
val bij een onweersbui op een heLe dag.
2 OnbedekLe biLunineuze en kunsLsLof-
producLen zijn verouderingsgevoelig, neL nane
door heL ulLravioleLLe deel van heL zonlichL.
3 MeLalen daken (van zink, sLaal, aluniniun,
koper en lood) zijn sLerk LenperaLuurgevoelig
(uiLzeLLing) waardoor relaLief groLe verschui-
vingen kunnen opLreden. DiL leverL proble-
nen op bij de voegen, de doorvoeren en de
bevesLigingspunLen.
4 PlaLLe daken zijn waLerdichL en daaron
in principe ook danpdichL. 8ij vochLige bin-
nenruinLen kan diL LoL inwendige condensaLie
direcL onder de waLerdichLe laag leiden als er
geen danprennende laag aan de binnen-
zijde van de isolaLie is aangebrachL (of als deze
nieL goed funcLioneerL) en hierdoor vochL in
de isolaLie kan LoeLreden.
8ij opwarning neenL de danpspanning van
heL opgesloLen vochL sLerk Loe waardoor in
geval van een biLunineuze of kunsLsLoffen
dakbedekking kans besLaaL op blaasvorning.
5 voor de LransparanLe delen wordL glas of
kunsLsLof LoegepasL.
Clas is qua verwering en duurzaanheid een
zeer besLendig naLeriaal, naar kweLsbaar voor
breuk.
Dus noeLen er bij glazen kappen naaLregelen
worden geLroffen on glasbreuk (of alLhans heL
neersLorLen van glasscherven) Le voorkonen.
1ransparanLe kunsLsLof (zoals acrylaaL en po-
lycarbonaaL) is veel Laaier dan glas, naar ook
veel slapper, LenperaLuurs- en verouderings-
gevoeliger. Dus noeLen in zulke gevallen weer
naaLregelen worden geLroffen on deze
nadelen Le conpenseren.
6 vaak is heL afschoL van heL plaLLe dak onvol-
doende gelijknaLig verdeeld waardoor plas-
vorning opLreedL en heL waLer langere Lijd op
heL dak blijfL sLaan. DiL waLer verdanpL, neL
als gevolg een hoge concenLraLie aan scha-
delijke sLoffen uiL de aLnosfeer op heL dak.
verder kan in de winLer waLer daL bevriesL no-
gelijk schade aanrichLen aan heL dak.
7 Een vochLig dak vervuilL snel en houdL
genakkelijk sLof vasL waardoor op heL dak
eerder begroeiing opLreedL. De worLels van
sonnige planLen zijn in sLaaL op Lernijn de
dakbedekking Le doordringen waardoor
lekkage onLsLaaL.
PlaLLe daken worden veelal op diverse
plaaLsen doorbroken door bijvoorbeeld kana-
len voor de luchLafzuiging en rookgasafvoer.
Ook worden vaak objecLen zoals sLeunpunLen
voor de gevelonderhoudsinsLallaLie op heL dak
geplaaLsL. Zulke versLoringen worden zelden
gedeLailleerd uiLgewerkL, heLgeen leidL LoL
inprovisaLie bij de uiLvoering en kweLsbaar-
heid in gebruik.
Evenzo geldL diL voor de dakranden en noei-
lijke aansluiLingen neL andere consLrucLie-
delen.
9 De gevolgen van lekkage bij een plaL dak
zijn groLer dan bij een hellend dak. Ook heL
lokaliseren van gebreken is door heL in de
dakconsLrucLie zijdelings weglopen van heL
lekwaLer vaak noeilijk.
Cevelonderhoudslnstallatles worden ln
hoofdstuk T3 van deel 4b Cevels besproken
06950505_Hfdst_04.indd 273 09-12-2005 10:53:13
274
1 geprofileerde stalen dakelementen sandwichpaneel 2
PE - profiel PE - profiel
waterkerende lagen, bijvoorbeeld twee-laags
gebitumeerd dakvlies vastgeplakt met bitumen
leislag
warmte-isolerende laag,
bijvoorbeeld minerale wol
triplexplaten (omgekeerd dak) 3 cellenbetonplaten 4
prefab betonbalk houten balk
ballastlaag (grind)
bijvoorbeeld polyurethaanschuim
warmte-isolerende laag, waterkerende lagen
waterkerende lagen
verankering
ter plaatse gestort beton op breedplaten 5
warmte-isolerende laag
waterkerende lagen
breedplaat massieve muur
stalen dakpaneel met polystyreenvulling
en PVC bekleding
lijmranden
strook PVC dakfolie
Flguur 4.74 Enkele vornen van laagopbouw bij plaLLe daken
06950505_Hfdst_04.indd274 15-11-200515:54:03
4 SCHElDEN 275
Opbouw van het platte dak
liguur 4.74 biedL vijf vornen van laagopbouw
voor heL plaLLe dak neL Lhernische isolaLie.
DiL geefL een indruk van de groLe verscheiden-
heid aan oplossingen die in de prakLijk voor-
konL.
WaL beLrefL de opnane en de afdrachL van de
belasLingen verdienL een lichL en dus nieL-sLeen-
achLig dak de voorkeur. ln bouwfysisch opzichL
en qua duurzaanheid is echLer in heL algeneen
een zwaardere, sLeenachLige consLrucLie aan Le
bevelen, afgedekL door een waLerkerende be-
schernlaag. Een zware sLeenachLige ondergrond
zal onder invloed van de veranderlijke belasLin-
gen en LenperaLuurwisselingen nanelijk ninder
vervornen en bewegen dan een lichLe onder-
grond zoals geprohleerde sLaalplaaL. verder is heL
warnLeaccunulerend vernogen van een zwaar
dak gunsLig voor heL sLabiliseren van de binnen-
LenperaLuur.
HeL afdekken van een biLunineuze of kunsL-
sLoffen dakafwerking door Legels of grind is
eveneens gunsLig. De dakhuid wordL zodoende
beschernd Legen de zon en kan door de ballasL
los op de ondergrond worden gelegd waardoor
deze ninder bewegingen opgedrongen krijgL.
1egenover een beLere consLrucLie sLaan in heL
algeneen hogere kosLen, zoals eerder gesLeld.
DiL geldL uiLeraard ook voor heL plaLLe dak zoals
uiL hguur 4.75 blijkL.
MeL dergelijke vergelijkingen zal nen per geval
de kosLen en de gewensLe kwaliLeiL Legenover
elkaar noeLen afwegen.
Temperatuurgedrag
liguur 4.7 geefL voor drie dakopbouwwijzen
heL verloop aan van de tcmpcrdtuur vdn dc
wdtcrkcrcndc lddg, hguur 4.7-1 geldL voor een
warne zonerdag en hguur 4.7-2 voor een
koude winLerdag, beide neL heldere henel, ook
's nachLs.
8ij een dakopbouw van heL Lype 1 ligL de wa-
LerdichLe laag onbeschernd op de isolaLielaag.
Hierdoor kan bij zonLoeLreding vrijwel geen
warnLe naar onderen worden afgegeven. De
LenperaLuur in de bovensLe laag wordL overdag
Flguur 4.75 lndicaLie kosLprijsverhouding Lussen verschillende dakconsLrucLies
100
tegels
tegeldragers/spouw
bit. dakbedekking
betonplaat
isolatie
0 50
golfplaat
betonplaat
bit. dakbedekking
bit. dakbedekking
isolatie
betonplaat
meanderplaat
dragende
isolatie
afdekplaat
bitumineuze
dakbedekking
isolatie
stalen meanderplaat
150 200 250%
06950505_Hfdst_04.indd275 09-12-200513:35:18
276
dan ook vooral bepaald door de warnLeafgifLe
aan de luchL. Zo wordL in heL gegeven geval bij
een warne en zonnige dag in de waLerkerende
laag een LenperaLuur van Legen de 50 C bereikL
en bij windsLil weer, wanneer de overgangsweer-
sLand heL grooLsL is, zelfs een LenperaLuur van
bij de 70 C. We zien daL de wisseling van de
LenperaLuur in een eLnaal zeer grooL kan zijn,
neL nane in de zoner (in heL voorbeeld circa
50 C verschil Lussen heL naxinun en nini-
nun), naar ook in de winLer (in heL voorbeeld
circa 30 C verschil).
1oevoeging van beLonLegels neL een kleine
luchLspouw daaronder (Lype 2) heefL een
beperkL naLigend effecL op de LenperaLuur-
wisseling: in de zonersiLuaLie Lerug naar circa
35 C verschil en in de winLersiLuaLie Lerug naar
circa 15 C verschil.
's NachLs is heL effecL van de Lhernische nassa
van de beLonLegels verhoudingsgewijs groLer
dan overdag. DiL konL ondaL overdag de Loe-
sLroon van warnLe door zonbesLraling zo grooL
is daL dan heL effecL van de Lhernische nassa
beperkL is, diL in LegensLelling LoL 's nachLs wan-
neer slechLs een kleine opwaarLse warnLesLroon
door uiLsLraling plaaLsvindL.
EchL drasLisch anders wordL heL beeld indien de
waLerkerende laag onder de isolaLielaag (gebal-
lasL door Legels of grind) wordL gelegd overeen-
konsLig Lype 3, heL zogeheLen ongekeerde dak.
ln daL geval gaaL de LenperaLuur van de waLer-
kerende laag vrijwel volledig gelijk op neL de
binnenLenperaLuur (lichL varierend aangenonen
rond de 20 C) en wordL deze nog naar heel
weinig beinvloed door heL buiLenklinaaL.
WaL beLrefL de waLerkerende laag is diL een zeer
gunsLige uiLkonsL.
Afschot
On Le voorkonen daL er waLer op heL plaLLe
dak kan blijven sLaan ( sLofaanhechLing en
planLonLwikkeling) en on Le vernijden daL heL
plaLLe dak een onnodig hoge waLerbelasLing Le
verduren krijgL (zo is 100 nn waLerhoogLe al
gelijk aan een nassa van 100 kg}n
2
= 1 kN}n
2
)
zal heL dak van een behoorlijk afschoL noeLen
worden voorzien. Hierbij noeL goed rekening
worden gehouden neL de sLijfheid van de dra-
gende consLrucLie. voorkonen noeL worden daL
deze onder invloed van de waLerbelasLing Leveel
gaaL doorbuigen waardoor plasvorning opLreedL
en in heL ergsLe geval zelfs insLorLing door waLer-
accunulaLie. ln paragraaf 3.4.2.e Stijlhcid:ci:cn
ddkcn is hier al de nodige aandachL aan besLeed.
Een afschoL van Len ninsLe 2% = 20 nn}n
wordL aanbevolen on zeker Le zijn van een
goede waLerafvoer. 8ij een dergelijk afschoL zal
heL waLer vloL wegsLronen en daarbij Levens
enig vuil kunnen neenenen.
Afstromlng
voor de waLerafsLroning van heL dak zijn vele
oplossingen nogelijk, afhankelijk van de
gebouwsoorL en heL dakoppervlak. Een aanLal
afsLroonnogelijkheden is weergegeven in hguur
4.77.
Flguur 4.76 1enperaLuurgedrag (geschenaLiseerd) van de waLerkerende laag bij drie dakopbouwwijzen
2
1
3
3
3
2
1
2
1
2 zomersituatie 1
0
0
10
20
6
50C
40
30
12 18 24uur
o
0
-20
-10
0
10
30C
20
o
wintersituatie
6 18 12 24uur
isolatielaag
waterker.laag
isolatielaag
betontegels
beton
beton
isolatielaag
waterker.laag
luchtlaag
betontegels
beton
waterk.laag
06950505_Hfdst_04.indd276 15-11-200515:54:07
4 SCHElDEN 277
Flguur 4.77 HenelwaLerafvoer plaLLe daken
aan buitenzijde
bakgoot en regenpijpen
onzichtbare goten
van buitenkant
6 inwendige afvoer via
inpandige kolommen
5 mogelijk afvoerregiem
bij dubbele zadeldakvorm
3 schilddakvorm
8 instroomprofielen
6 posities afvoer bij
inpandige kolommen
a
trechtervorm
afvoervullend
(onder afschot)
7 inwendige afvoer
via verzamelpijp
verzamelpijp
4 zadeldakvorm met verhoogde
opstanden ter maskering
van de dakvorm
opstand
wateropvang
1 plat dak
(glazen of metalen 'doos')
2 zadeldakvorm
gootstrook
rand-
en regenpijpen
afschot?!
overstort
"brievenbus"
06950505_Hfdst_04.indd 277 15-11-2005 15:54:10
27
Er besLaaL een zekere voorkeur on heL henelwa-
Ler buiLen de onhulling van heL gebouw Le hou-
den. Men vernijdL hiernee bij slechL onderhoud
lekkage in de binnenruinLe. 8ij groLe dakvlakken
is heL echLer neesLal aanLrekkelijker heL henel-
waLer (gedeelLelijk) binnendoor af Le voeren. Zo
voorkonL nen groLe hoogLeverschillen op heL
dak, benodigd voor heL afschoL. 8ij volledige
waLerafvoer binnendoor kan nen bovendien
afzien van de nodige dakranddoorbrekingen en
regenpijpen langs de gevels. DaarLegenover sLaaL
daL bij binnenafvoer hogere kwaliLeiLseisen noe-
Len worden gesLeld aan de afvoervoorzieningen
door heL exLra risico van waLerschade. 8ovendien
zal ervoor noeLen worden gezorgd daL de wa-
Lerinlopen nieL versLopL kunnen raken en noeL
worden voorzien in een oversLorL Ler voorkoning
van waLeraccunulaLie.
8alkons, galerijen en loggia's vereisen ook een
georganiseerde waLerafvoer. MeesLal gebeurL diL
buiLenon, van verdieping LoL verdieping naar
beneden afdalend. Sons vindL de afvoer ook
binnendoor plaaLs (of alLhans versLopL in heL ge-
velpakkeL), zeker als de vlakken nieL boven elkaar
zijn geprojecLeerd en nen de aanblik van regen-
pijpen nieL waardeerL.
ln de prakLijk wordL nieL alLijd voldoende zorg
besLeed aan heL onLwerp en de deLaillering van
henelwaLerafvoervoorzieningen. Menignaal
wordL dan ook de henelwaLerafvoer gezien als
een noodzakelijk kwaad daL nen heL liefsL zou
willen negeren.
liguur 4.78 geefL LoL sloL een voorbeeld van de
afvoerproblenaLiek neL enige nogelijke oplos-
singen.
Platte daken, met speclale aandacht voor de
dakbedekklng, worden behandeld ln deel 4a
0mhulllng, hoofdstuk 4 Plotte doken
Flguur 4.7 voorbeeld problenaLiek henelwaLerafvoer parkeerdak
betonpoer
bestrating
vooraanzicht 1 zijaanzicht,
rechte afvoer
zijaanzicht, afvoer
met bochtstukken
a
2
funderingspaal
2
b
zijaanzicht, met
verschoven
2
randbalk
c
T-T plaat
kolom
afvoerpijp
balustrade met rooster
van gietijzer
bochtstukken
afvoerput
HEA-profiel
h.w.a.
als randbalk
console
aangelaste
voor oplegging
UNP-profiel
als randbalk
TT-profielen
06950505_Hfdst_04.indd 278 15-11-2005 15:54:12
4 SCHElDEN 279
4.3 Inwendlge scheldlngen
van de vele funcLies die voor de uiLwendige
scheidingen volgen uiL de hoofdfuncLie van heL
beschernen blijven er voor de inwendige schei-
dingen slechLs beLrekkelijk weinig over, hguur
4.7. De belangrijksLe resLerende funcLies zijn:
heL weren van ongewensLe inkijk en heL onge-
wensL binnenLreden van personen, heL weren
van geluidsoverlasL uiL aangrenzende ruinLen,
heL evenLueel Legengaan van branddoorslag en
heL evenLueel Lhernisch isoleren bij aanzienlijke
LenperaLuurverschillen.
Door heL wegvallen van een aanLal 'zware' func-
Lies, beLrekking hebbend op de klinaaLscheiding
en de beveiliging, zijn de inwendige scheidingen
consLrucLief aannerkelijk ninder kriLisch dan de
uiLwendige scheidingen. DiL verschil wordL nog
eens versLerkL doordaL de verschijningsvorn van
de inwendige scheidingen neesLal weinig bijzon-
der is, behoudens represenLaLieve ruinLen.
Op de volgende punLen zullen we dieper ingaan:
T gebruik,
2 klinaaLbeheersing,
3 geluidsisolaLie,
4 geluidsabsorpLie,
5 bekleding.
Onder de noener van heL 'gebruik' nenen we
hier Levens de 'privacy' nee, diL wil zeggen de
bescherning Legen ongewensLe inkijk en
binnendringers.
PunL 5 (bekleding) beLrefL heL Loevoegen van
een of neer afwerklagen. 8ij wanden en pla-
fonds is de bekleding neesLal in de eersLe plaaLs
bedoeld on de achLerliggende consLrucLie Le
bedekken en Le beschernen, on de aanblik er-
van Le verfraaien en evenLueel ook on de akoes-
Liek van de ruinLe Le verbeLeren.
Flguur 4.79 LiliLaire funcLies van inwendige scheidingen
* bijdragen in het gewenste binnenklimaat
* bijdragen in de akoestiek
* ruimtelijke afbakening
* evt. indirecte dag- en zonlichttoetreding
* evt. doorkijk * openingen, doorgangen en doorvoeren
* visuele aanblik
* plaatsen van objecten en lopen, werken, rijden etc. (op horiz. vlakken)
* aanhangen van objecten ( vert. en onderzijde horizontale vlakken)
* tegen ongewenste temperatuurverschillen,
* tegen geluidsoverlast vanuit andere ruimten
* tegen ongewenste inkijk en ongewenst betreden van de ruimte
* tegen branddoorslag
* tegen stank en stofverspreiding
scheidingen
inwendige
e. gebruiken
a. beschermen
d. verbinden
c. conditioneren
b. begrenzen
* opvangen en overdragen van belastingen
f. dragen
vocht-, tocht-, en kunstlichthinder
06950505_Hfdst_04.indd 279 15-11-2005 15:54:14
20
8ij vloeren noeL de Loplaag prinair voldoen aan
de gebruiksvoorwaarden gekoppeld aan heL be-
lopen enzovoorL.
HeL voor de inwendige scheidingen belangrijke
aspecL van de brandwerendheid ( voorkonen
van branddoorslag bij de brandscheidingen) la-
Len we hier rusLen ondaL diL punL al voldoende
is behandeld in hoofdsLuk 2 (zie hiervoor neL
nane paragraaf 2.3.4.c).
4.3.T Cebrulk
Vloeren
vloeren noeLen vlak en horizonLaal worden af-
gewerkL on goed Le kunnen worden gebruikL
voor heL plaaLsen van neubels, kasLen en andere
invenLarisgoederen en voor heL belopen en be-
rijden ervan. De eisen Len aanzien van de vlak-
heid en sLijfheid van de vloer hangen sLerk af van
heL gebruik. Zo worden hoge eisen gesLeld aan
onder neer sporLhalvloeren en laboraLoriun-
vloeren, veel hoger dan bijvoorbeeld aan vloeren
van woningen.
Elke vloer noeL daarnaasL nininaal voldoen aan
de sLijfheidseisen volgens de 1C8-Algeneen:
8cld:tingcn cn vcrvormingcn (NEN 702). Hierop
is al uiLgebreid ingegaan in paragraaf 3.4.
Aan heL vloeroppervlak kunnen vele en gedeLail-
leerde eisen worden gesLeld. Deze worden voor-
nanelijk bepaald door heL gebruik.
Flguur 4.0 Enkele aansluiLnogelijkheden inwendige scheidingsconsLrucLies neL de hoofddraagconsLrucLie
4 als 3 met verlaagd plafond
7 stalen constructiedelen
weggewerkt in spouw
8 als 6 met verlaagd plafond
5 gentegreerde ligger met kanaal-
plaatvloer op stalen kolom
6 staalbetonligger met breedplaat-
vloer op stalen kolom
1 wandenskelet met vlakke
plaatvloer (gietbouw)
2 kolommenskelet met vlakke
plaatvloer (gietbouw)
3 kolommenskelet met balken en
breedplaatvloer
06950505_Hfdst_04.indd 280 15-11-2005 15:54:16
4 SCHElDEN 2T
Zo kunnen onder neer eisen worden gefornu-
leerd Len aanzien van:
vlakheid,
oppervlakLehoedanigheid:
LexLuur (oppervlakLesLrucLuur),
sLroefheid,
reecLiegraad,
slijLvasLheid en duurzaanheid,
schoonnaak,
Lechnisch onderhoud.
ln paragraaf 4.3.5 gaan we nog ieLs verder op
deze gebruiksaspecLen in.
MeesLal is ook de visuele waarnening en waar-
dering belangrijk. ln zulke gevallen zullen er ook
eisen worden gesLeld aan heL uiLerlijk.
Wanden
Wanden noeLen doorgaans vlak, glad en neu-
Lraal worden opgeleverd.
vooral in de woningbouw wordL neesLal sLreng
vasLgehouden aan een sLrakke en vlakke wand-
afwerking van de verblijfsruinLen on de bewo-
ners zoveel nogelijk vrij Le laLen bij heL inrichLen
van de ruinLen. DiL is een belangrijke reden
waaron verplaaLsbare scheidingswanden neL
blijvend zichLbare naden Lussen de elenenLen,
zoals in de uLiliLeiLsbouw veel voorkonL, in de
woningbouw nieL geliefd zijn. liguur 4.80 LoonL
enkele aansluiLnogelijkheden van binnenwan-
den op de draagconsLrucLie. Hiervan konL in heL
algeneen gesproken slechLs nodel 1 in aanner-
king voor woningscheidende wanden.
Plafonds
WaL beLrefL de onderkanL van de vloer of heL
plafond is de vrijheid van vorngeving en afwer-
king veel groLer, al wordL ook dan neesLal de
voorkeur gegeven aan een vlakke en neuLrale
afwerking on heL plaaLsen en verplaaLsen van
wanden, heL posiLioneren van de arnaLuren en
dergelijke zo probleenloos nogelijk Le laLen
verlopen.
ln de woningbouw en de aanverwanLe secLor
van logiesgebouwen (hoLels en dergelijke) lijkL in
diL verband heL kosLenargunenL overheersend.
Hierdoor konL voor de 'plafonds' in diL soorL
gebouwen al sinds LienLallen jaren vrijwel slechLs
n oplossing in aannerking: die van de vlak
afgewerkLe vloer voorzien van een neuLraal wiLLe
spuiLlaag.
Vlsuele scheldlng
8escherning Legen inkijk en verlichLing vanuiL
naburige ruinLen kan op sinpele wijze worden
bereikL neL dichLe scheidingsconsLrucLies. Door-
schijnende naar nieL-doorzichLige scheidingen
kunnen worden LoegepasL waar lichLLoeLreding
wenselijk is, naar gedeLailleerd zichL op de ge-
beurLenissen aan de andere zijde van de schei-
ding ongewensL is.
Toegangsbelemmerlng
Aan de eis van heL weren van ongewensLe in-
dringers kan in de neesLe gevallen consLrucLief
genakkelijk worden voldaan. MeesLal zijn dan
ook geen exLra voorzieningen nodig als de ge-
luidsisolaLie en de brandwerendheid al in reke-
ning zijn gebrachL. ln sonnige gevallen gaan
de eisen verder en noeLen er aanvullende naaL-
regelen worden geLroffen on naasL de uiLwen-
dige ook de inwendige scheidingsconsLrucLies
inbraakwerend Le naken.
De zwakke plekken in de 'doneinbegrenzingen'
zijn evenwel de Loegangen, deze noeLen in-
ners de LegensLrijdige funcLies van enerzijds heL
verlenen van Loegang aan de gewensLe personen
en anderzijds heL verhinderen van Loegang aan
indringers neL elkaar verenigen.
4.3.2 Kllmaatbeheerslng
Thermlsche lsolatle
Aan de Lhernische isolaLie van de inwendige
scheidingen behoefL in heL algeneen nauwelijks
aandachL Le worden besLeed ondaL de Lenpera-
Luurverschillen Lussen de binnenruinLen neesLal
beLrekkelijk klein zijn en de warnLe die de schei-
dingen passeerL vaak nog wel nuLLig is voor de
aangrenzende ruinLen.
De Lhernische isolaLie en ook de LochLdichLing
zijn heL algeneen al neL beperkLe voorzieningen
LoL een bevredigend resulLaaL Le brengen.
Waar verblijfsruinLen grenzen aan koude,
onverwarnde ruinLen, zoals kelders, schuren,
parkeergarages enzovoorL zal nen nieLLenin
noeLen zorgen voor voldoende Lhernische iso-
laLie.
06950505_Hfdst_04.indd 281 15-11-2005 15:54:16
22
Flguur 4.T Massa en warnLeweersLand van enige binnenwand- en vloerconsLrucLies
vloer
+ afwerklaag
+ isolatie
180
+50
200 mm kanaalplaatvloer
+ afwerklaag
320
+50
d = 40 mm
d = 70 mm
d = 100 mm 3,0
2,2
1,3
massa
[kg/m ]
2
[m K/W]
warmteweerstand
2
c
constructie
+ afwerklaag
200 mm kanaalplaatvloer
+50
320
0,25
3,0
gipskartonplafond
houten vloer met
40 0,40
+50
200 mm gewapend beton
+ afwerklaag
480
0,12
46
metalstud wand met
dubbele gipskarton-
1,50
22
metalstud wand
met gipskartonplaten
0,30
400
spouwmuur
hardgrauw baksteen
0,50
450
steensmuur
kalkzandsteen
0,25
480 200 mm gewapend beton 0,10
platen en gedeeltelijke
spouwvulling van
minerale wol
5
0
1
2
0
d
{
(12,5 - 45 - 12,5)
(25 - 125 - 25)
+ isolatie
.
06950505_Hfdst_04.indd 282 09-12-2005 10:58:02
4 SCHElDEN 23
Zo wordL nieL alleen onnodig warnLeverlies Le-
gengegaan, naar wordL ook de behaaglijkheid
bevorderd (geen lasL van koudesLraling).
liguur 4.81 geefL van een aanLal wand- en vloer-
consLrucLies de nassa m en de warnLeweersLand
R
c
die de doorsnede leverL. 1er vergelijking zijn
ook Lwee voorbeelden van geisoleerde begane-
grondvloeren als scheidingen neL de onder-
grond in heL overzichL opgenonen.
Warmteaccumulatle
ln de sLabilisaLie van de binnenluchLLenpera-
Luur kunnen in principe alle onhullende vlakken
bijdragen (dus nieL alleen de uiLwendige schei-
dingsconsLrucLies, naar ook de inwendige schei-
dingsconsLrucLies) afhankelijk van heL vernogen
LoL warnLeaccunulaLie per gebouwdeel en de
nogelijkheid LoL warnLe-uiLwisseling van de
binnenluchL neL de ruinLeonhulling.
Wil nen bijvoorbeeld in een kanLoorgebouw de
warnLecapaciLeiL van de vloeren goed kunnen
benuLLen, dan zal nen op de gewensLe Lijden
circulaLieluchL langs de kale vloerconsLrucLie
noeLen laLen sLrijken, heLzij onderlangs bij ver-
laagde plafonds, heLzij bovenlangs bij verhoogde
vloeren. 8ij kanaalplaLen kan nen de luchL even-
Lueel ook door de kanalen heenvoeren, over-
dag on de warnLe van de binnenluchL aan de
kanaalplaLen Le laLen afgeven en 's nachLs koele
luchL van buiLen on de inniddels opgewarnde
plaLen weer Le laLen afkoelen.
Zie verder paragraaf 4.2.4.
4.3.3 Celuldslsolatle
De geluidsisolaLie is een zeer belangrijk aan-
dachLspunL bij de keuze van de naLerialen, de
dinensionering en de deLaillering van de inwen-
dige scheidingsconsLrucLies. Zowel aan de lucht-
gcluid:i:oldtic als aan de conLacLgeluidsisolaLie
worden hoge eisen gesLeld. Deze eisen noeLen
goed worden begrepen en geinLerpreLeerd on
geen LeleursLellende resulLaLen Le krijgen.
4.3.3.a Luchtgeluldslsolatle
voor heL aangeven van de benodigde en gerea-
liseerde luchLgeluidsisolaLie van binnenwanden
en vloeren wordL uiLgegaan van genorneerde
waarden voor heL geluidsdrukniveauverschil,
aangeduid neL de Lern D
n1
.
ln hguur 4.82 zijn de genorneerde waarden
voor D
n1
grahsch uiLgezeL voor de ocLaafbanden
neL niddenfrequenLies l
n
= 125, 250, 500,
1.000 en 2.000 Hz (geLrokken lijn).
ln de hguur sLaan Ler vergelijking ook de
geneLen waarden van een bepaalde scheidings-
consLrucLie aangegeven (sLippellijn).
normwaarden
beter
slechter
middenfrequentie octaafbanden in Hz
125 250 500 1000 2000
0
20
30
40
50
voorbeeld
60
70
34
43
50
53
54
[
d
B
]
l
u
c
h
t
g
e
l
u
i
d
s
i
s
o
l
a
t
i
e
D
n
T
f
m
40,5
42,5
57,0
63,0
65,0
gemeten waarden
Flguur 4.2 LuchLgeluidsisolaLie: nornwaarden woning-
scheidende consLrucLies en voorbeeld geneLen waarden
Isolatle-lndex
voor heL verschil Lussen benodigde en gerea-
liseerde luchLgeluidsisolaLie gebruikL nen heL
begrip isolaLie-index
lu
. Wijken de geneLen
waarden nieL af van de nornwaarden, dan
heefL de LoegepasLe consLrucLie volgens af-
spraak een
lu
-waarde gelijk aan 0 d8. ls heL
geniddelde van de geneLen waarden gelijk
aan heL geniddelde van de nornwaarden,
dan geldL eveneens:
lu
= 0. ls de geleverde
presLaLie beLer, dan wordL de
lu
posiLief,
anders negaLief.
d Ccmiddcld vcr:chil
ln ons voorbeeldgeval van hguur 4.82 is heL
geniddelde verschil gelijk aan:
1
}
5
(+ ,5 0,5 + 7,0 + 10,0 + 11,0) =
= +,8 d8 = +7 d8
OndaL heL geniddelde verschil van alle waar-
den door uiLschieLers van de neeLwaarden
nieL alLijd LoL een bevredigende uiLkonsL leidL,
noeL bovendien worden berekend:
06950505_Hfdst_04.indd 283 15-11-2005 15:54:19
24
b Ccmiddcldc vdn dc twcc klcin:tc i:oldticvcr-
:chillcn, vcrmccrdcrd mct 2 d8
1
}
2
( 0,5 + ,5) + 2 = +5 d8
c |lcin:tc i:oldticvcr:chil, vcrmccrdcrd mct 4 d8
(42,5 43) + 4 = +3,5 d8, of afgerond +4 d8
van de drie uiLkonsLen van a, b en c geldL
vervolgens de kleinsLe als naaLgevend.
Dus wordL hier:
lu
= +4 d8
Leggen we hguur 4.82 naasL hguur 4.3, dan
kunnen we hieruiL opnaken daL een
lu
van
0 d8 bij benadering overeenkonL neL een
vereisLe isolaLiewaarde R van 50 d8(A).
Karakterlstleke luchtgeluldslsolatle-
lndex
lu,k
De
lu
-waarde wordL evenals de D
n1
beinvloed
door de nagalnLijd in heL onLvangverLrek: in een
groLere ruinLe neenL de nagalnLijd Loe waar-
door de onLvanger neer geluid waarneenL. On
deze invloed Le verdisconLeren is de
lu,k
geinLro-
duceerd, de kdrdktcri:tickc luchtgcluid:i:oldtic-
indcx.
liguur 4.83 LoonL voor woningen en kanLoren
heL verschil Lussen de
lu,k
en de
lu
als afhankelijke
van de verhouding Lussen heL volune V van heL
onLvangverLrek en de oppervlakLe S van de schei-
dingsconsLrucLie Lussen zend- en onLvangruinLe.
iL de hguur kan worden opgenaakL daL in een
kleine onLvangruinLe de
lu
lager uiLvalL dan de
lu,k
(diL wil zeggen ninder nagaln leidL LoL een
lichLere geluidsisolaLie-eis) en in een groLe onL-
vangruinLe hoger (diL wil zeggen neer nagaln
leidL LoL een zwaardere isolaLie-eis).
lsen aan de
lu,k
De luchLgeluidsisolaLie van de inwendige schei-
dingsconsLrucLie Lussen Lwee binnenruinLen
noeL aan bepaalde eisen voldoen. ln heL 8ouw-
besluiL worden deze eisen 'opgehangen' aan de
lu,k
.
Deze zijn alsvolgL sanen Le vaLLen:
lu,k
> 0 d8 Lussen een besloLen ruinLe van
een woning}gebouw en een nieL LoL die woning
of daL gebouw behorend verblijfsgebied,
lu,k
> 5 d8 Lussen een besloLen ruinLe van
een woning}gebouw en een nieL LoL die woning
of daL gebouw behorende ruinLe, geen verblijfs-
gebied zijnde,
lu,k
> 20 d8 Lussen verblijfsruinLen in een
woning.
Als we ook sLellen daL
lu,k
= 0 d8 R = 50 d8(A),
noeLen woningscheidende wanden en vloeren
dus een isolaLiewaarde bieden van ongeveer 50
d8(A). DiL is een eis die wordL bereikL door bij-
voorbeeld een beLonwand van 175 nn dik. Een
lu,k
van 20 d8 kan vervolgens worden gelijkge-
sLeld aan een R van ongeveer 30 d8(A). DiL konL
in de buurL van de isolaLie die wordL bereikL door
bijvoorbeeld een glasplaaL van 8 nn dik.
Flguur 4.3 EffecL nagaln op luchLgeluidsisolaLie
3
6
= 3 1 V/S
V/S
v
e
r
s
c
h
i
l
-2
0
-4
-3
1 2
l
u
-1
0
l
u
;
k
-
2
1
4
in m
3 5
1
S
V
V/S 2 = 8
10 8 7 9
b:
lu
2
12 11 13
lu ; k
4
5
lu
woningen
= luchtgeluidsisolatie-index
lu
= karakteristieke luchtgeluidsisolatie-index
lu ; k
lu,k
> +5 d8.
4.3.3.b Contactgeluldslsolatle
WordL een scheidingsconsLrucLie langs necha-
nische weg rechLsLreeks in Lrilling gebrachL, dan
onLsLaaL conLacLgeluid. Deze vorn van geluids-
overdrachL kan buiLengewoon hinderlijk zijn en
noeL daaron zeer kriLisch worden benaderd.
8eruchL is heL boren van gaLen in beLon in
woonaLs. Maar ook een dichLslaande deur,
lopen op een sLenen vloer en heL doorLrekken
van de wc bij de buren of heL dreunen van de
lifLnoLor kan als hoogsL irriLanL worden ervaren.
Kennerkend voor conLacLgeluid is daL plaaLselijk
veel energie op de consLrucLie wordL overge-
dragen waardoor de opgewekLe Lrillingen in de
vorn van vrije buiggolven LoL ver in de consLruc-
Lie kunnen doordringen en dus ook op groLe
afsLand waarneenbaar zijn (vergelijk heL Likken
van een radiaLor).
Contactgeluldslsolatle-lndex
co
De kwaliLeiL van de conLacLgeluidsisolaLie drukL
nen uiL in de conLacLgeluidsisolaLie-index, aan-
geduid neL
co
.
voor de bepaling van de
co
wordL een genor-
naliseerd hanerapparaaL gebruikL. Hiernee
neeL nen op gesLandaardiseerde wijze heL ge-
luidsdrukniveau |
co
in heL onLvangende verLrek.
DiL wordL afhankelijk van de nagalnLijd in de
onLvangruinLe ongezeL in de |
n1
.
voor de |
n1
zijn nornwaarden opgesLeld. Zijn de
geneLen waarden voor |
n1
gelijk aan de norn-
waarden, dan is
co
= 0 d8, bij een lagere uiL-
konsL wordL ninder conLacLgeluid doorgegeven
Flguur 4.4 Eisen aan de luchLgeluchLsisolaLie uiLgedrukL in
lu,k
, LoegepasL op een woongebouw
schappelijke ruimte
besloten gemeen-
verblijfsruimte B2
verblijfs-
ruimte B3
overige
ruimte
verkeers-
ruimte
woning B
buiten-
ruimte
lift
verblijfsruimte A2
verblijfsruimte B1
verblijfsruimte A1
verblijfs-
g
e
m
e
e
n
s
c
h
a
p
p
e
l
i
j
k
e
b
u
i
t
e
n
r
u
i
m
t
e
(
g
a
l
e
r
i
j
)
verblijfsruimte A3
verkeersruimte
ruimte A4
overige
ruimte
overige
ruimte
woning A
buiten-
ruimte
>
-5 dB
-5 dB
>
>
>
>
0 dB
-20 dB
-20 dB
06950505_Hfdst_04.indd 285 15-11-2005 15:54:22
26
en is heL resulLaaL dus beLer dan de norn, bij een
hogere uiLkonsL slechLer. liguur 4.85 LoonL de
nornwaarden voor de verschillende nidden-
frequenLies (geLrokken lijn) en een voorbeeld
van geneLen waarden (sLippellijn).
normwaarden
beter
slechter
middenfrequentie octaafbanden in Hz
125 250 500 1000 2000
0
80
90
40
50
voorbeeld 60
70
70
66
70
[
d
B
]
c
o
n
t
a
c
t
g
e
l
u
i
d
s
n
i
v
e
a
u
L
n
T
f
m
62
64
70
68
63
gemeten waarden
66
66
Flguur 4.5 ConLacLgeluidsniveau: nornwaarden en
voorbeeld geneLen waarden
De beoordeling beLer}slechLer gaaL bij de bepa-
ling van heL conLacLgeluidsniveau dus neL
anderson dan bij de luchLgeluidsisolaLie
(vergelijk hguur 4.82).
iL de vijf niveauverschillen wordL de conLacL-
geluidsisolaLie-index
co
bepaald, op eenzelfde
wijze als beschreven is voor de vijf luchLgeluids-
isolaLie-verschillen.
voor heL gegeven geval van hguur 4.85 leidL diL
LoL:
d:
1
}
5
(+ 8 + 2 4 2 + 7) = +2 d8
b:
1
}
2
(+ 2 2) + 2 = +2 d8
c: 2 + 4 = +2 d8
co
= + 2 d8
ln LegensLelling LoL de
lu
behoefL de
co
nieL Le
worden ongezeL in een
co,k
, ondaL heL con-
LacLgeluid daL wordL doorgegeven veel ninder
wordL beinvloed door de nagaln in heL onLvang-
verLrek.
volgens de huidige opvaLLing is een
co
= 0 d8
voor woningscheidende wanden en vloeren nieL
neer Loereikend. Daaron is in heL nieuwe 8ouw-
besluiL de norn voor conLacLgeluidsisolaLie-index
Lussen de verblijfsgebieden van Lwee gescheiden
woonfuncLies verhoogd LoL
co
= +5 d8.
4.3.3.c Prestatles scheldlngsconstructles
liguur 4.8 laaL als voorbeeld van een zware
sLeenachLige wand en van een lichLe scheidings-
wand zien neL hun presLaLies Len aanzien van de
luchLgeluidsisolaLie.
MeL een sLeenachLige consLrucLie kan op basis
van de 'prakLische nassaweL' (vergelijk hguur
4.44) een hoge geluidsisolaLie worden bereikL,
gewoon door een vrij groLe nassa in Le zeLLen.
Zo bereikL nen neL een nassieve sLenen of
beLonnen wand neL een nassa m = 430 kg}n
2
overeenkonsLig hguur 4.8-1 een geluidsisolaLie
R
500
van circa 50 d8 en een
lu,k
van circa +1 d8.
MeL een lichLe scheidingswand van gipskarLon-
of spaanplaLen op houLen of neLalen sLijlen kan
genakkelijk een
lu,k
van 20 d8 worden gehaald.
'MeLal sLud' sLijlen zijn relaLief buigslap en zijn
daaron gunsLiger voor de geluidsisolaLie dan
houLen sLijlen.
Door de spouw breed uiL Le voeren en Le vul-
len neL ninerale wol kan, zoals hguur 4.8-2
Voorbeeld
Celuldslsolatle-lndex versus
geluldslsolatle
Celuidhinder van de buren was in de volks-
woningbouw alLijd een Lopprobleen. Door
van overheidswege sLrenge eisen op Le leg-
gen aan de geluidsisolaLie van woningschei-
dende wanden en vloeren heefL nen diL
probleen aardig de kop weLen in Le drukken.
Als naaLsLaf werd de isolaLie-index ingesLeld,
gezeL op de waarde 0 d8, zowel voor luchL-
geluid als conLacLgeluid. 8egrijpelijk nis-
schien, naar nieL voor iedereen even genak-
kelijk Le vaLLen en Le onLhouden, ondaL in
heL gewone denken 0 d8 inners sLaaL voor
geen isolaLie. Men noeL zich daaron goed
bewusL zijn van heL verraderlijke onderscheid
Lussen de begrippen geluidsisolaLie-index
(zoals deze wordL gehanLeerd bij de inwen-
dige scheidingen) en geluidsisolaLie R (zoals
gehanLeerd bij de uiLwendige scheidingen).
Nu neL heL 8ouwbesluiL 2003 de basis-
waarde voor de conLacLgeluidsisolaLie voor
woningscheidende wanden en vloeren is
verzwaard LoL
co
= +5 d8, raakL bovendien
de grondslag voor de isolaLie-index neer en
neer uiL heL zichL.
06950505_Hfdst_04.indd 286 09-12-2005 10:58:56
4 SCHElDEN 27
aangeefL, goed een
lu,k
= 5 d8 worden bereikL.
voor een beLere presLaLie is een consLrucLie neL
gescheiden spouwbladen en een doorgaande
spouwvulling de aangewezen oplossing. Op
deze wijze kan bij een wandnassa van 50 a
100 kg}n
2
een
lu,k
worden bereikL LoL 0 LoL
+5 d8.
8ij een zware wand heefL Loepassing van een
vrije spouw nieL zoveel posiLief effecL als bij een
lichLe, buigslappe wand, alLhans nieL waL beLrefL
de luchLgeluidsisolaLie.
1en aanzien van de conLacLgeluidsisolaLie is bij
zware wanden een ankerloze spouw juisL wel van
viLaal belang, niLs ankerende geluidsoverdrachL
geen roeL in heL eLen gooiL.
voor vloerconsLrucLies kunnen vergelijkbare
consLaLeringen worden gedaan.
liguur 4.87 LoonL een aardig beeld van de
effecLen die kunnen worden bereikL neL de
Flguur 4.6 LuchLgeluidsisolaLie: presLaLies van een zware
en een lichLe wand
Flguur 4.7 lndicaLies geluidsisolaLie houLen vloer neL
Loegevoegde scheidingslagen
normwaarden
beter
slechter
middenfrequentie octaafbanden in Hz
125 250 500 1000 2000
0
20
30
40
50
60
70
34
43
50
53
54
[
d
B
]
g
e
l
u
i
d
s
i
s
o
l
a
t
i
e
D
n
T
f
m
2
1
180 mm dik
~
~
430 kg/m
2
m
lu
~
~
+ 1 dB
m
12,5 - 100 - 12,5 mm
lu
2
~
35 kg/m
- 5 dB
~
~
~
= ca -15 dB
= ca -20 dB
lu
co
lu
= ca -13 dB
co
= ca -12 dB
lu
= ca -5 dB
co
= ca -3 dB
lu
= ca -7 dB
co
= ca -8 dB
lu
co
> 0 dB
> 0 dB
m
2
1 = 35 kg/m
= 50 kg/m 2 m
2
= 55 kg/m 3 m
2
= 135 kg/m 4 m
2
vloerhout / plaat
rachelwerk
gipskartonplaat 9,5 mm
rachelwerk
dubbele gipskartonplaat
vloerhout / plaat
minerale wol
(2 x 12,5 mm)
vloerhout / plaat
minerale wol
dubbele gipskartonplaat
(2 x 12,5 mm)
rachelwerk
vrijhangend verlaagd
plafond
cementdekvloer
minerale wol,
vloerhout / plaat
houtvezelplaat
houten balklaag
(in het zicht)
= 165 kg/m 5 m
2
vrijhangend verlaagd
rachelwerk
(2 x 12,5 mm)
dubbele gipskartonplaat
minerale wol
plafond
cementdekvloer
houtvezelplaat
minerale wol,
vloerhout / plaat
06950505_Hfdst_04.indd 287 15-11-2005 15:54:27
2
aangegeven nogelijkheden on de naLige
geluidsisolaLie van een houLen vloer neL een
plafond van gipskarLonplaLen Le verbeLeren. 8ij
elke oplossing vindL nen naasL de
lu,k
nu ook een
opgave voor de
co
. ln de neesLe gevallen blijken
beide uiLkonsLen zeer dichL bij elkaar Le liggen.
iL de resulLaLen kan ook worden opgenaakL
daL bij een houLen vloerconsLrucLie slechLs op
een ingewikkelde (en dus ook dure) wijze kan
worden voldaan aan de geluidseisen voor een
woningscheidende vloer, diL in LegensLelling LoL
de sLeenachLige (beLonnen) vloer.
Vermlnderlng contactgeluldproductle
8ij vloeren kan de conLacLgeluidproducLie (gere-
gisLreerd in de vorn van geneLen waarden voor
|
n1
) aannerkelijk worden LeruggebrachL door
deze Le bedekken neL een zachLe vloerbedek-
king of Le voorzien van een 'zwevende' dekvloer.
liguur 4.88 laaL zo'n zwevende dekvloer zien
neL een plankhouLen afwerklaag op een be-
sLaande beLonvloer. De conLacLgeluidproducLie
wordL hierdoor vooral in de hogere frequenLies
sLerk LeruggebrachL, zoals uiL hguur 4.88-2b
blijkL. Door de nindere vooruiLgang in de lage
frequenLies blijfL de verbeLering van de
co
be-
perkL LoL 10 d8. voor de
lu,k
is winsL nog beschei-
dener: 4 d8.
Men kan ook een verhoogde vloer aanbrengen,
naar heL effecL hiervan voor de
co
noeL nieL
worden overschaL, zeker nieL als de pooLjes die
de dekvloer dragen zonder vcrcnd inLernediair
op de beLonnen ondervloer worden gezeL.
8ij wanden kunnen de hoge neeLwaarden voor
|
n1
(conLacLgeluidsniveau) bij harde sLeen of
beLon sLerk worden LeruggebrachL door over Le
sLappen op een zachLe sLeen, lichLbeLon, cellen-
beLon en dergelijke of door een spouwconsLruc-
Flguur 4. voorbeeld invloed Loevoeging zwevende dekvloer op luchLgeluidsisolaLie en conLacLgeluidsniveau van de vloer
normwaarden
beter
slechter
normwaarden
slechter
beter
frequentie ( Hz )
125 250 500 1000 2000
0
20
30
40
50
60
70
[
d
B
]
g
e
l
u
i
d
s
i
s
o
l
a
t
i
e
D
n
T
1000 500 250 125
c
o
n
t
a
c
t
g
e
l
u
i
d
s
n
i
v
e
a
u
0
30
[
d
B
]
n
T
L
50
40
60
2000
70
frequentie ( Hz )
80
volgens
NEN 1070
2 luchtgeluidsisolatie 2 contactgeluidsniveau
a b
betonvloer
alleen
met zwevende
dekvloer
vloerconstructie
lu
= + 3 dB
lu
= -1 dB
NEN 1070
= -4 dB
betonvloer
vloerconstructie
= + 6 dB
met zwevende
dekvloer
co
co
volgens
alleen
60 mm mineraalwoldeken of -plaat, niet verpakt
1 bestaande betonvloerconstructie met houten zwevende dekvloer
regels 45 x 80 mm
vloerdelen dik 20 mm (of triplex dik 19 mm)
bestaande betonvloer dik 150 mm
cocosvilt dik 20 mm
06950505_Hfdst_04.indd 288 15-11-2005 15:54:28
4 SCHElDEN 29
Lie Loe Le passen. Wil deze consLrucLie effecLief
zijn, dan noeL ankerende geluidsoverdrachL zo
goed nogelijk worden Legengegaan.
4.3.3.d Flankerende geluldsoverdracht
1oL nu Loe is slechLs de dircctc geluidsisolaLie c.q.
geluidsoverdrachL van de scheidingsconsLrucLie
Lussen Lwee binnenruinLen behandeld. Ccluid-
voortpldnting vindL echLer ook plaaLs via de aan-
liggende consLrucLievlakken.
De nogelijke voorLplanLings- of Lransnissiewe-
gen zijn aangegeven in hguur 4.8. Hierin zijn
naasL de direcLe Lransnissieweg (1) nog drie
ankerende Lransnissiewegen onderscheiden
(24, waarvan de wegen 2 en 3 nog weer zijn
verdeeld in a en b). Deze bijkonende wegen
waarlangs heL geluid zich kan voorLplanLen kun-
nen een sLerk nadelige invloed uiLoefenen op de
geleverde presLaLie.
MeL nane de in de woningbouw veel LoegepasLe
Flguur 4.9 DirecLe (1) en vornen van ankerende (2 4) geluidsoverdrachL
Flguur 4.90 Ondervanging ankerende geluidsoverdrachL bij lichLe sLeenachLige scheidingswanden
zendvertrek ontvangvertrek
1
4
3
3
2
2
a
b
a
b
1 luchtgeluid
4
3a
3 b
b 2
a 2
1
2 contactgeluid
ontvangvertrek
350 kg/m
2
verende aansluiting
550 kg/m
2
=
>
=
>
directe geluids-
overdracht
flankerende geluids-
overdracht
scheidingswand
2
< 170 kg/m
woningscheidende
vloer
500 kg/m
2
< 170 kg/m
2
500 kg/m
2
500 kg/m
2
> 170 kg/m
2
< 350 kg/m
2
a
b
c
1 door flankerende geluidsoverdracht via scheidingswanden
naar boven bereikt woningscheidende vloer
niet de kwaliteiten 0 dB en +5 dB
ondanks dat deze op zich voldoende zwaar is
lu;k
>
= co =
>
2 mogelijkheden tot het oplossen
van het probleem van 1
06950505_Hfdst_04.indd 289 15-11-2005 15:54:31
290
scheidingswanden van lichLe sLeen (cellenbeLon,
lichLbeLon, gips enzovoorL) kunnen de geluids-
reducLie van een zwaardere woningscheidende
consLrucLie, die op zichzelf in voldoende naLe
isoleerL, sLerk ondernijnen, hguur 4.0-1. On
diL Le voorkonen noeLen de lichLe wanden in
principe van de zware wanden worden onLkop-
peld door deze verend aan Le sluiLen. Ook kan
door verzwaring van de lichLe en}of zware wand
heL probleen van de ankerende geluidsover-
drachL worden Leruggedrongen, hguur 4.0-2.
Een vergelijkbaar voorbeeld van ankerende
geluidsoverdrachL is heL geval van een lichLe
gevel (bijvoorbeeld een houLen pui) die voor
een zware beLonvloer langs doorloopL. WordL de
pui onder de vloer in Lrilling gebrachL, dan planL
deze Lrilling zich via de sLijlen on de vloer heen
naar boven voorL waar deze vervolgens weer
wordL afgesLraald. De oplossing is in principe
eenvoudig: zorg voor een passende onder-
breking van de geluidvoorplanLende consLrucLie-
delen van de gevelpui bij de vloer.
Dragende spouwnuren als woningscheidende
wanden zijn prina voor de horizonLale geluids-
scheiding Lussen Lwee naasL elkaar gelegen wo-
ningen. 8ij boven elkaar gelegen woningen noe-
Len de beide spouwbladen Lezanen in daL geval
echLer zwaarder worden uiLgevoerd dan een
enkelvoudige wand on de ankerende geluids-
overdrachL naar boven of naar beneden Loe in
voldoende naLe Le kunnen besLrijden. vergelijk
hiervoor de gevallen 1 en 2 van hguur 4.1.
vanuiL geluidsLechnisch sLandpunL is heL aan Le
raden de spouw van onder LoL boven zoveel
nogelijk door Le zeLLen, nieL alleen bij de
vloeren, naar ook bij de fundering en heL dak.
4.3.3.e Omloopgeluld en geluldlekken
NaasL de ankerende geluidsoverdrachL noeL
nen ook rekening houden neL de nogelijkheid
van onloopgeluid en geluidlekken.
Onloopgeluid vindL plaaLs via aansluiLende
ruinLen, zoals de buiLenruinLe, verlaagde pla-
fonds, verhoogde vloeren, koven, leidinggoLen,
Flguur 4.9T Ankerloze spouw Lussen woningen neL de consLrucLieve consequenLies
woning 1 woning 2
woning 3 woning 4
woning 1 woning 2
woningscheidende
stenen wand
2 x 250 kg/m
=
> 2
150 kg/m
stenen vloer
ruimtescheidende
=
> 2
lu;k
co
>
=
>
=
0 dB
+5 dB
>
-20 dB
-20 dB
=
=
>
lu;k
co
>
0 dB
+5 dB
=
=
>
lu;k
co
2 x 350 kg/m
stenen wand
woningscheidende
=
> 2
500 kg/m
stenen vloer
woningscheidende
=
> 2
mogelijk doorzetten
spouw zoveel
vloer onderbreken
bij voorkeur gedilateerd met flexibele dichting
in pannendak
1 twee woningen naast elkaar 2 ontmoeting van vier woningen in een woongebouw
06950505_Hfdst_04.indd 290 15-11-2005 15:54:35
4 SCHElDEN 29T
cv-kasLen en luchLkanalen. Celuidlekken Lreden
op bij aansluiLingen, naden en kieren, leidingen,
ingebouwde conLacLdozen, scheuren en derge-
lijke. Een goede geluidsscheiding heefL weinig
nuL als er in ernsLige naLe sprake is van onloop-
geluid of als er zich duidelijke geluidlekken voor-
doen. Onloopgeluid buiLenlangs via draairanen
kan nen Legengaan door deze in dezelfde rich-
Ling Le laLen draaien, binnendeuren langs de
gang noeLen worden voorzien van een goede
kierdichLing, hguur 4.2.
gang
zend-
vertrek
ontvang-
vertrek
raam
Flguur 4.92 Onloopgeluid via ranen en deuren
ln kanLoren worden vaak verlaagde plafonds
en sons ook verhoogde vloeren LoegepasL. 8ij
verplaaLsbare scheidingswanden kan heL geluid
hierdoor genakkelijk boven- en}of onderlangs
onlopen naar zijdelings gelegen verLrekken.
Deze vorn van onloopgeluid kan op diverse
nanieren worden besLreden. HeL neesL voor
de hand liggend is heL aanbrengen van geluids-
schoLLen Ler plaaLse van waar de scheidings-
wanden (kunnen) worden geposiLioneerd,
hguur 4.3.
verhoogde vloer
dragende en
scheidende vloer
verlaagd plafond
met afgezogen
verlichtingsarmaturen
eventueel
geluidsschotten
te plaatsen
Flguur 4.93 Onloopgeluid bij verlaagd plafond en
verhoogde vloer
Celuldlekken
Celuidlekken via van heL ene naar heL andere
verLrek doorlopende koven, leidinggoLen en
dergelijke noeLen worden voorkonen door Ler
plaaLse van de scheidingsconsLrucLies schoLjes of
Flguur 4.95 AansluiLing gevelpui op scheidingswand
Flguur 4.94 Cevaar van geluidlek via luchLkanalen,
leidinggoLen en dergelijke
afdekplaat omhuld door veerkrachtig
2 voorstel tot verbetering
isolatiemateriaal
goed aansluitend
(minerale wol)
(cellenrubber o.d.)
dichtingsband
samendrukbare
materiaal
1 geluidlek en flankerende geluidsoverdracht
06950505_Hfdst_04.indd 291 15-11-2005 15:54:40
292
een vulling van bijvoorbeeld ninerale wol aan
Le brengen. 8eLer is heL langsdoorvoeren Le ver-
nijden en per verLrek overdwars vanuiL de gang
leidingen, en dergelijk in Le sLeken, hguur 4.4.
verder geven aansluiLdeLails vaak aanleiding LoL
allerlei geluidlekken. Ceval 1 van hguur 4.5
laaL een voorbeeld zien van een LekorLkonende
aansluiLing van een woningscheidende wand
en een lichLe gevelpui. Door heL Loepassen van
absorberende en afdichLende naLerialen volgens
geval 2 van hguur 4.5 en door bij de consLruc-
Lieve deLaillering op een juisLe wijze rekening Le
houden neL de werking van de naLerialen kan
heL geluidlek en kan ook de ankerende geluids-
overdrachL worden weggenonen.
4.3.4 Celuldsabsorptle
ln een kale woning die pas is opgeleverd, klinkL
heL geluid veel harder dan in een ingerichLe wo-
ning. Wil nen heL geluidsniveau van een 'harde'
ruinLe neL een onhulling van beLon, sLeen, glas
of neLaal verlagen, dan noeLen de wanden en}
of plafonds worden afgewerkL neL een geluidab-
sorberende bekleding. Ook sLofferingen, zoals
viLrages, gordijnen en LapijLen, en gesLoffeerde
neubels kunnen een goede bijdrage leveren in
de reducLie van heL geluidsniveau. 8ij een hogere
geluidsabsorpLie neenL Levens de nagalnLijd af.
4.3.4.a AbsorptlecoefHclent
Als rekeneenheid voor de geluidsabsorpLie ge-
bruikL nen de absorpLiecoefhcienL d. 8ij 100%
geluidsabsorpLie krijgL d de waarde van 1. DiL
is gelijk aan heL geval van een open raan waar-
door al heL geluid daL daarop valL naar buiLen
verdwijnL.
De absorpLiecoefhcienL van een bepaald opper-
vlak is nieL neL n waarde aan Le geven, ondaL
deze afhankelijk is van de frequenLie van heL
geluid.
Elk naLeriaal heefL een eigen absorpLiekarakLe-
risLiek. Deze wordL bepaald door facLoren als
de soorLelijke nassa, de porosiLeiL en de laag-
opbouw. liguur 4. geefL een indruk van de
Flguur 4.96 Enige waarden voor de akoesLische absorpLiecoefhcienL d
Materlaal
(maten ln mm}
Type
(zle Hguur 4.97}
AbsorptlecoefHclent o bl[ de mlddenfrequentles
T25 250 500 T000 2000 4000
CrindbeLon 1 0,01 0,01 0,02 0,02 0,03 0,04
CasbeLon 70 kg}n
2
1 0,14 0,1 0,24 0,32 0,41 -
AkoesLisch pleisLer 2 0,15 0,20 0,35 0,0 0, 0,5
SpaanplaaL ,4 kg}n
2
d = 8, : = 30 3 0,1 0,58 0,75 0,53 0,54 0,42
CipskarLon geperforeerd
d = ,5, S = 100, d = 30, % gaaLjes
5 0,3 0,81 0,8 0,44 0,25 0,20
HouLen laLLen
breed 85, LussenruinLen 25
d = 12, : = 200, d = 25 5 0,0 0,85 0,80 0,82 0,70 0,2
ParkeL, gelijnd op ondergrond 2 0,04 0,04 0,0 0,12 0,10 0,15
1apijL d = 5
neL onderlaag (8 nn vilL) 2 0,04 0,10 0,31 0,70 0,3 0,74
Clas 1 0,1 0,04 0,03 0,02 0,02 0,02
Cordijn, kaLoen, geplooid 3 : 1
: = 50, 0,4 kg}n
2
3 0,15 0,45 0, 0,1 1,0 1,02
06950505_Hfdst_04.indd 292 09-12-2005 11:00:20
4 SCHElDEN 293
absorpLiekarakLerisLiek voor verschillende naLeri-
alen en sanensLellingen.
iL de Label blijkL daL de geluidsabsorpLie zeer
gering is voor harde naLerialen en oppervlakken
zoals van beLon, glas en parkeL.
Hoge absorpLiewaarden kunnen worden bereikL
neL speciale akoesLische wanden en plafonds (in
de orde van 80%), naar ook gewoon neL Lapij-
Len en gordijnen zoals hguur 4. aangeefL.
ln de neesLe gevallen is de geluidsabsorpLie
aanzienlijk kleiner in de lage frequenLies dan in
de hoge. DiL kan worden verbeLerd door heL
akoesLische bekledingsnaLeriaal op enige afsLand
van de ondergrond aan Le brengen en de spouw
(deels) Le voorzien van een zachLe akoesLische
vulling. liguur 4.7 LoonL heL effecL van verschil-
lende opbouwwijzen, LoegepasL op een houLwol-
cenenLplaaL als bekledingsnaLeriaal en ninerale
wol als spouwvulling.
4.3.4.b Absorptlekarakterlstleken
Celuid kan worden gereecLeerd, geabsorbeerd
en doorgelaLen door de scheidingsconsLrucLie.
Zoals we al eerder zagen is heL aandeel van de
doorgelaLen fracLie bij een dichLe scheiding ver-
waarloosbaar klein, hoeveel geluidsoverlasL diL
nogelijk ook geefL aan de andere zijde van de
scheiding. 8lijven dus in feiLe over: reecLie en
absorpLie van heL geluid.
CeluidsabsorpLie van heL geluid kan op Lwee
nanieren plaaLsvinden:
T door wrijving in poreuze naLerialen,
2 door resonanLie.
T Ab:orptic in porcuzc mdtcridlcn
On geluid in een bepaald naLeriaal Le laLen
doordringen noeL diL poreus zijn. 8ovendien
noeL de luchLsLroningsweersLand voldoende
klein zijn on ervoor Le zorgen daL nieL Leveel
geluid wordL gereecLeerd bij de overgang van
luchL op heL naLeriaal, echLer ook weer nieL Le
klein ondaL anders onvoldoende inwendige
wrijving kan plaaLsvinden.
verder noeL voor een effecLieve absorpLie heL
naLeriaal ninsLens een kwarL golengLe
(
1
}
4
i) dik worden uiLgevoerd.
voor de lagere frequenLies vereisL diL een Le
groLe naLeriaaldikLe zoals uiL hguur 4.8 blijkL.
Door de akoesLische laag neL een spouw op vol-
doende afsLand van de harde ondergrond aan Le
Flguur 4.97 vergelijking akoesLische absorpLie voor
verschillende opbouwwijzen
3
2
1
5
4
1,0
opbouwwijzen 2
beschrijving
ondergrond
materiaal
op regelwerk
luchtspouw
gevuld met
akoestisch
buitenkant)
gedeeltelijke
spouwvulling
materiaal
met lucht-
onbekleed
materiaal
direct tegen
frequentie
opbouwwijze
a
d
s
als 3,
(tegen
5
spouw
als 3, 4
3
steen,
harde
2
1
absorptiegedrag
a
b
s
o
r
p
t
i
e
c
o
e
f
f
i
c
i
e
n
t
1
0
0,2
0,4
0,6
0,8
125 250
toepassing voor
houtwolcementplaat
dik = 25 mm
akoestische
hwc plaat = 25 mm
spouwbreedte
hwc plaat = 25 mm
spouwvulling
hwc plaat = 25 mm
bovenstaande grafiek
beton
d
= 30 mm
= 30 mm
= 50 mm
a
s
d
a
= 30 mm s
d
d
2000 1000 500
f
m
(Hz)
4000
06950505_Hfdst_04.indd 293 15-11-2005 15:54:42
294
brengen kan echLer een goed werkende schijn-
bare vergroLing van de laagdikLe worden bereikL
(vergelijk ook de gevallen 2 en 3 van hguur
4.7 neL elkaar). van diL effecL wordL dankbaar
gebruik genaakL bij verlaagde plafonds en bekle-
dingen van wanden op sLijl- en regelwerk.
1 = 2000 Hz =
340.000
2000
= 500 Hz 2 = 680 mm
= 680 mm = 500 Hz 3
2
1
1
2
40 150
= 170 mm
= 170 mm
4
1
= 42,5 mm
4
1
spouw
geluidabsorberend
materiaal
~ ~
Flguur 4.9 kelaLie golengLe en gewensLe laagdikLe
c.q. -posiLie van heL geluidabsorberende naLeriaal
2 Ab:orptic door rc:ondntic
2a Ongcpcrlorccrdc pldtcn
PlaaLnaLerialen zoals Lriplex, spaanplaaL en
neLaal kunnen geluidabsorberend werken als ze
worden aangebrachL op een luchLspouw.
NieL-geperforeerde plaLen volgens hguur 4.-1
vornen neL de erachLer gelegen luchLlaag een
nassa-veersysLeen. De eigen-frequenLies van
deze Lrillingen liggen Lussen de circa 50 en
500 Hz. DaarnaasL Lreden nog allerlei buiggolven
neL bijbehorende eigen-frequenLies op. WordL
de plaaL aangesLoLen door geluidgolven die
niet-geperforeerde 1
eventueel aan te brengen
absorberend
materiaal
geperforeerde plaat 2
plaat
Flguur 4.99 AbsorpLie door resonanLie
overeensLennen neL de eigenfrequenLies, dan
konL de plaaL genakkelijk in Lrilling. De hiervoor
benodigde energie wordL ongezeL in warnLe,
voornanelijk bij de bevesLigingspunLen.
HeL frequenLiegebied waarover ongeperforeerde
plaLen werkzaan zijn kan worden verbreed door
de spouw (deels) Le vullen neL absorberend
naLeriaal (ninerale wol), al daalL dan de absorp-
LiecoefhcienL d Legelijk wel van circa 0, naar 0,5
a 0,25.
2b Ccpcrlorccrdc pldtcn
8ij geperforeerde plaLen volgens hguur 4.-2
vornL de luchL in de gaaLjes een zekere nassa
die, hoe klein ook, kan Lrillen op de erachLer
gelegen luchLlaag die als een veer fungeerL.
Een dergelijk md::d-vccr:y:tccm werkL goed in
heL frequenLiegebied van circa 300 1.500 Hz.
voor de perforaLie is een percenLage van 5 a
10% gewensL.
5amenvattende vergell[klng
ln hguur 4.100 zijn de absorpLiekarakLerisLie-
ken van de hiervoor beschreven consLrucLie-
wijzen globaal aangegeven. HeL zal duidelijk
zijn daL een gelijknaLige absorpLie over heL
gehele frequenLiegebied slechLs kan worden
bereikL door een conbinaLie van verschillende
consLrucLiewijzen.
4.3.5 Bekledlng
8innenwanden en vloeren kunnen worden
afgewerkL neL een bekleding. vele argunenLen
kunnen hierbij een rol spelen, neL nane heL
beschernen en verfraaien van heL oppervlak, heL
wegwerken van leidingen en insLallaLies, heL glad
06950505_Hfdst_04.indd 294 15-11-2005 15:54:44
4 SCHElDEN 295
opleveren van de wanden en vloeren enzovoorL.
8ekleden heefL ook vaak LoL doel heL akoesLisch
verbeLeren van de ruinLe.
voor heL bekleden van binnenwanden en vloe-
ren worden in de prakLijk zeer vele oplossingen
aangeboden. 8ij de selecLie en beoordeling noeL
een grooL aanLal funcLionele aspecLen in
overweging worden genonen. Hiervoor kan
de checklisL worden gebruikL die we al hebben
aangelegd voor de bekleding van de uiLwendige
scheidingsconsLrucLies (paragraaf 4.2.11.c).
4.3.5.a Wandafwerklng
Wandafwerkingen vornen in de regel een vlakke
laag neL een glad of gesLrucLureerd oppervlak.
Naadloos zijn alleen de afwerkingen neL pleisLer-
werk of nuurverf. Alle overige afwerkingen zijn
nieL-naadloos. HeL afwerkvlak kan in die gevallen
besLaan uiL Legels, sLroken, plaLen of banen. De
naden kunnen open blijven of worden gedichL
neL voegvulling, door overlappen of lassen, of
'koud' Legen elkaar worden verwerkL. liguur
4.101 geefL van de verschillende nogelijkheden
een indruk.
Verschlllende soorten wandafwerklngen
worden besproken ln deel 5 Afbouw, hoofdstuk-
ken 4 Stukodoorswerk en 6 Afwerklng von blnnen-
wonden met tegels
Flguur 4.T0T Afwerking binnenwanden
2 pleisterwerk (stucwerk)
4 behang/wandbekleding
(baanvormig)
5 tegels
metselwerk
1 onbedekt (schoonwerk)
beton
blokken
7 platen 6 stroken
3 muurverf
cementlaag
gipslaag
Flguur 4.T00 AbsorpLiekarakLerisLieken
1
2
3
1,0
0,8
0,6
0,4
0,2
0
10 100 1000 10.000
frequentie (Hz)
m
a
b
s
o
r
p
t
i
e
c
o
e
f
f
i
c
i
e
n
t
1 niet-geperforeerde plaat
2 geperforeerde plaat
3 poreus materiaal
f
06950505_Hfdst_04.indd 295 15-11-2005 15:54:47
296
4.3.5.b Vloerafwerklng bovenzl[de
ln de neesLe gevallen is de dragende vloer van
beLon en wordL deze als zodanig ruw opgeleverd
on vervolgens Le worden voorzien van een vlak
afgewerkLe, horizonLale Loplaag, de dekvloer
geheLen. WordL op de dekvloer nog een exLra
afwerking of bekleding aangebrachL, dan is diL
de vloerbedekking.
Aan de vloerafwerking worden in de prakLijk zeer
uiLeenlopende eisen gesLeld die sLerk afhangen
van heL gebruik van de vloer.
liguur 4.102 geefL een indruk van de kwaliLeiL
van de eigenschappen van vloerafwerkingen die
in aannerking konen voor uLiliLaire bedrijfs- en
verkeersvloeren.
Per gebruikssiLuaLie zal nen noeLen nagaan of
de geleverde presLaLies voldoen aan de verwach-
Lingen. Zo zal nen bijvoorbeeld in een waslokaal
hoge eisen sLellen aan de sLroefheid van een
naLLe vloer. Dus zal nen dan overeenkonsLig de
waardering van de Label sLreven naar de waarde-
Flguur 4.T02 Eigenschappen nogelijke vloerafwerkingen van bedrijfsvloeren
Vloerafwerklng Weerstand tegen Andere elgenschappen
A
l
:
l
i
j
t
i
n
g
S
c
h
o
k
b
c
l
d
:
t
i
n
g
C
c
c
o
n
c
c
n
t
r
c
c
r
d
c
b
c
l
d
:
t
i
n
g
V
o
c
h
t
W
d
t
c
r
Z
u
r
c
n
A
l
k
d
l
i
c
n
Z
o
u
t
c
n
M
i
n
c
r
d
l
c
o
l
i
c
n
O
r
g
d
n
i
:
c
h
c
o
l
i
c
n
W
c
c
r
:
i
n
v
l
o
c
d
c
n
|
o
g
c
t
c
m
c
r
d
t
u
u
r
S
t
r
o
c
l
h
c
i
d
d
r
o
o
g
S
t
r
o
c
l
h
c
i
d
n
d
t
v
o
c
t
w
d
r
m
t
c
C
c
l
u
i
d
d
c
m
p
i
n
g
V
c
c
r
k
r
d
c
h
t
O
n
d
c
r
h
o
u
d
R
c
p
d
r
d
t
i
c
m
o
g
c
l
i
j
k
h
c
i
d
Ndddlozc vlocrcn
CenenLspecie
CenenLbeLon
SLaalvezelbeLon
CarborundunbeLon
1errazo}graniLo
CieLasfalL of sLrijkasfalL
KoudasfalL of biLuncenenL
LaLexcenenL
PolyvinylaceLaaL
keranische Legels,
naLuursLeenLegels en -plaLen,
LapijLen,
verf.
liguur 4.103 geefL een beeld van enige vloer-
afwerkingen.
voor heL in kaarL brengen van de beoordelings-
criLeria kan waL beLrefL de 'bedrijfsLechnische
eisen' de lijsL van eigenschappen van hguur
4.102 worden gebruikL.
Een bredere lijsL van aandachLspunLen biedL de
algenene checklisL van paragraaf 4.2.11.c.
8ij vloeren waaraan een verblijfsfuncLie is ver-
bonden, zoals in woningen, kanLoren, scholen,
winkelpassages, sLaLionshallen en hoLels, zal neL
nane ook heL visuele aspecL, diL wil zeggen heL
uiLerlijk van de vloer, sLerk neewegen in heL
LoLaal oordeel.
Dekvloer als ondervloer
voor de zojuisL genoende vloerafwerkingen
wordL neesLal een neL cenenL gebonden dek-
vloer als 'ondervloer' LoegepasL. 8ij droge vloe-
ren kan ook worden gedachL aan calciunsulfaaL-
gebonden dekvloeren.
CenenLgebonden dekvloeren besLaan uiL
cenenL als bindniddel en zand plus hjn grind
als LoeslagsLoffen, zodanig gegradeerd daL een
opLinale sLerkLe en dichLheid wordL verkregen
en een nininale krinp. De laag is neesLal zo'n
25 LoL 30 nn dik en kan oplopen LoL een dikLe
van 50 nn. DiL konL overeen neL een nieL Le
verwaarlozen gewichL van 0, a 1,0 kN}n
2
.
Flguur 4.T03 Enkele vornen van vloerafwerkingen
bovenzijde
De neesL LoegepasLe calciunsulfaaLgebonden
dekvloeren besLaan uiL synLheLisch anhydrieL als
bindniddel en zand als vulsLof. OndaL anhy-
drieL een gipsproducL is, wordL afgeraden diL Le
verwerken in vloeren van vochLige ruinLen of in
ruinLen waar veel neL waLer wordL gewerkL.
AnhydrieL dekvloeren kunnen vloeibaar en
terrazzo- of granitovloer
verhoogde vloer 4
2
anhydriet dekvloer
als ondervloer
zachte vezelplaat
parket
tegelvloer met vloerverwarming 1
systeemplaten
zand-cement dekvloer
terrazzo / granito
dragende vloer
met leidingen
vloertegels op
zand-cement
afwerklaag
isolerende
lijmlaag
parket (losgelegd) 3
dekvloer
houtvezelpaneel of
anhydrietvulling
stalen paneel met
vloerbedekking
stelvijzel
06950505_Hfdst_04.indd 297 09-12-2005 11:01:05
29
daaron neL weinig inspanning worden aange-
brachL, zij zijn bovendien spoedig beloopbaar,
neer voeLwarn en Laaier dan
cenenLbeLonvloeren. De laagdikLe is ongeveer
30 nn, heLgeen overeenkonL neL een gewichL
van circa 0, kN}n
2
.
ln de dekvloer kunnen evenLueel leidingen
voor elekLra en cv worden opgenonen en
weggewerkL, zonodig neL een aangepasLe dikLe
van de deklaag. DiL geldL ook voor vloerver-
warning.
MoeLen de leidingen Loegankelijk blijven voor
evenLuele aanpassingen, zoals in kanLoren nogal
eens gewensL wordL, dan valL een verhoogde
vloer Le overwegen neL dragende Legels op
sLaanders.
De LussenruinLe neL de vloer kan dan, indien
gewensL, Levens diensL doen voor de afzuiging
van gebruikLe luchL.
Vloerafwerklngen worden besproken ln deel
5 Afbouw, hoofdstuk 5 Dekvloeren en vloerbedek-
klngen
4.3.5.c Vloerafwerklng onderzl[de en
plafonds
ln verblijfsruinLen wordL een behoorlijke afwer-
king van de onderzijde van de bovenliggende
vloer- of dakconsLrucLie verlangd.
ln de woningbouw zijn de verdiepingvloeren
Legenwoordig neesLal van beLon neL een vlakke
onderkanL, alLhans de woningscheidende vloe-
ren. Deze worden bijna alLijd opgeleverd neL
een dunne spuiLlaag als afwerking. ElekLriciLeiLs-
leidingen en conLacLdozen worden daarbij in de
vloerconsLrucLie opgenonen.
Er zijn ook vele onsLandigheden, vooral in de
uLiliLeiLsbouw, waarbij plafonds gewensL zijn.
ArgunenLen hiervoor kunnen zijn:
w
R
T
T T T T
grondwater-
stand
R
w
gewichtsbalans
situatie 3
kN/m
2 a 3 G
R
w ~
~
~
~
10 d
h kN/m
2
2
h 4 ~
~
d
2 gebouwgewicht wordt
weerstaan deels door
tegendruk grond en deels
door opwaartse waterdruk
1 gebouwgewicht wordt
weerstaan door tegen-
druk grond.
w
R
G G
h
4 tekort aan gebouwgewicht
wordt gecompenseerd
door trekpalen
3 gebouwgewicht en
opwaartse waterdruk
in evenwicht
G
d
G
trekkracht
gebouwgewicht
opwaartse waterdruk
~
~
R
gr
enige oplossingen 2
2
a
verspringende
stortnaad
stalen of rubber strip
in stortnaad
2
b
probleem (detail A)
oplegneus voor
het plaatsen van
de buitenkist
eventuele
1
stortnaad
kim
lekkage
stortnaad afplakken 2
c
2
d
bij gebleken lekkage
injecteren
injectiemortel
A
06950505_Hfdst_04.indd 305 15-11-2005 15:55:09
306
vooral bij diepergaande kelders noeL vanwege
de groLe waLerdruk zeer goed worden geleL op
de waLerdichLing. MeL gewapend beLon is in de
prakLijk goed aan de waLerkerende funcLie Le vol-
doen, evenals aan de dragende funcLie voor heL
opnenen van de zijdelingse druk bij de wanden
en de opwaarLse druk bij de vloer. Een zwak punL
in de waLerdichLing is gewoonlijk de sLorLnaad
Lussen de keldervloer en de opgaande wanden.
HeL lekrisico kan op diverse wijzen worden
besLreden zoals hguur 4.112 neL een paar
oplossingen LoonL.
WensL nen geen wdtcrindringing in heL beLon of
verLrouwL nen de waLerdichLing nieL volledig,
dan kan nen de 'buiLenkanL' van de kelder-
onhulling bekleden neL een aparLe waLerdichLe
laag, bijvoorbeeld biLunen. On Le voorkonen
daL door nogelijke scheurvorning in de kelder-
onhulling Loch nog weer lekkage opLreedL, zal
nen de biLunineuze laag noeLen wapenen,
bijvoorbeeld neL polyesLerweefsel.
Kelderconstructles worden besproken ln deel
2 0nderbouw, hoofdstuk 6
4.4.3 Terrassen en bestratlngen
1errassen en besLraLingen bieden buiLen heL
gebouw een geeffend gebruiksvlak waarop nen
goed kan verblijven (Lerrassen) en verkeren
(besLraLingen).
liguur 4.113 laaL een aanLal nogelijkheden voor
oppervlakLeafwerking zien.
HeL gebruiksvlak noeL onder alle weersonsLan-
digheden besLand zijn Legen geconcenLreerde
lasLen, ook bij zware regenval en bij neL waLer
verzadigde grond.
HenelwaLer noeL bij voorkeur vloL afsLronen
van heL geplaveide dek zonder daL er waLer-
plassen onLsLaan die slechLs langzaan indrogen.
Deze zijn sLerk vervuilingsgevoelig en slaan door
algengroei genakkelijk groen uiL.
WensL nen geen afschoL of funcLioneerL diL nin-
der goed (zoals bij keibesLraLing), dan zal heL
waLer via de voegen noeLen weglopen on
onder de deklaag zijdelings af Le sLronen of
noeLen draineren naar de ondergrond. Hierbij
nag de draagkrachL van de drainagelaag nieL
door verweking worden ondernijnd.
Kans op vorstschade
HeL goed kunnen wegsLronen van heL waLer
zonder daL diL opgesloLen kan raken in de dek-
laag, de voegen en de dragende lagen onder heL
plaveisel is zeer belangrijk on vorsLschade door
op- of wegdrukken van de oppervlakLelaag Le
voorkonen.
EssenLieel voor heL onLsLaan van vorsLschade is
de aanwezigheid van een Leveel aan waLer.
Flguur 4.TT3 Enige voorbeelden van sLeenachLige
afwerking van de boden in de openluchL
(gebakken)
8
7
6
5
gevaar voor losraken
inwerking
door thermische
werking en vorst-
hoeklijnomranding
natuursteentegels
betonplaten
(stelconplaten)
met stalen
keramische of
gelijmd op beton
dubbelhard
gebakken tegels
op beton (prefab)
asfaltbeton
geklopt puin
2
4
3
1
keibestrating
- betonsteen
- plavuizen
- natuursteen
- betonsteen
tegels
klinkerbestrating
- baksteen
- betonsteen
- natuursteen
afschot
grind, gravel, steenslag
op zandbed
kantstrook
anti-worteldoek
06950505_Hfdst_04.indd 306 15-11-2005 15:55:14
4 SCHElDEN 307
Overgang van waLer in ijs gaaL gepaard neL een
voluneLoenane van circa 10%. Als waLer bij
bevriezing opgesloLen raakL en nieL de kans krijgL
weg Le sLronen zal diL onvernijdelijk inwendige
druk Leweegbrengen. Als heL naLeriaal of de
laagopbouw hierLegen nieL opgewassen is LreedL
schade op. De schade kan plaaLsvinden in de
LoegepasLe producLen als deze nieL vorsLbesLen-
dig zijn (door desLrucLie van de poriensLrucLuur,
heL afschilferen van glazuurlagen enzovoorL).
De kwaal kan ook heL gevolg zijn van de op de
bouwplaaLs LoL sLand gekonen consLrucLieve
laagopbouw, heLzij door onLwerpfouLen (zoals
heL nieL voorzien in een afschoL waardoor wa-
Ler ruinschooLs de gelegenheid krijgL on in de
consLrucLie Le dringen), heLzij door een onzorg-
vuldige uiLvoering (slechLe lijnnaad en afwerking
van de voegen).
vorsLschade LreedL voornanelijk op in de zo-
genaande vorsLschadewinLers. Deze winLers
worden gekennerkL door n of neer zeer naLLe
perioden, abrupL gevolgd door perioden neL
relaLief sLrenge vorsL.
NaasL Lerrassen en besLraLingen en dergelijke
kunnen ook funderingen, gevelneLselwerk,
balkonnuurLjes en andere uiLsLekende nuur-
gedeelLen, Luinnuren, dakpannen en dergelijke
gevoelig zijn voor vorsLschade, afhankelijk van
de producLkeuze en de consLrucLie die wordL
LoegepasL.
4.5 Aanslultlngen
ln gebouwen konen zeer veel ddn:luitingcn voor.
AansluiLingen zijn punLen, lijnen en vlakken waar
de onderscheiden consLrucLiedelen elkaar onL-
noeLen. De belangrijksLe voorwaarde waaraan
noeL worden voldaan wordL bepaald door de
funcLie van de aansluiLing.
AansluiLingen kunnen op verschillende schaal-
niveaus worden beschouwd:
wind en LochL,
Flguur 4.TT5 Enige principenogelijkheden aansluiLing Lussen Lwee plaLen neL LenperaLuurvervorning
maximale
voegbreedte
1
hoge
temperatuur temperatuur
open stootvoeg
lage
kitvoeg 5
voegbreedte
minimale
overlap 2
klemlijsten 6
rechte liplas 3
stompe lasnaad 7
met waterprofiel
druk trek
4
06950505_Hfdst_04.indd 308 15-11-2005 15:55:18
4 SCHElDEN 309
warnLe,
geluid,
insecLen en ongedierLe,
rook en brand.
8ij de consLrucLieve uiLwerking noeL bovendien
worden geleL op:
schoonnaak en onderhoud,
kwaliLeiL en kosLen.
Per siLuaLie noeL worden bekeken welke eisen
van Loepassing zijn en hoe sLreng er de hand aan
noeL worden gehouden.
5telregel
8ij een neerlaagse gevel- en dakconsLrucLie gel-
den voor de aansluiLingen in principe dezelfde
funcLionele eisen als voor de uiLwendige schei-
dingsconsLrucLie als geheel.
Ook Len aanzien van de aansluiLingen geldL dus
als algenene sLelregel:
neerslag- en windkering aan de buiLenkanL,
luchLdichLing aan de binnenkanL,
Lhernische isolaLie daarLussen.
Nccr:ldg- cn windkcring ddn dc buitcnkdnt
De neerslag- en windkerende laag aan de buiLen-
kanL behoefL bij sLaande en hellende vlakken (ge-
vels en hellende daken) nieL volledig waLerdichL
Le zijn als heL via de voegen of anderszins door-
slaande waLer door de zwaarLekrachLswerking
uiLeindelijk naar weer naar buiLen kan afsLronen
en nieL verder in de achLerliggende lagen kan
doordringen. DiL risico LreedL vooral op waar heL
lekwaLer nieL ongehinderd kan doorsLronen,
door obsLakels zoals opleggingen en ophangin-
gen van consLrucLiedelen. liguur 4.11 geefL
hiervan een voorbeeld.
1 traditioneel spouwanker
met waterhol
druppelvanger
klemschijf en
spouwanker met 2
Flguur 4.TT6 Ophefhng bedreiging spouwanker als door-
breking van secundaire regenkering
|uchtdichting ddn dc binncnkdnt
De luchLdichLing kan waL beLrefL de aansluiLin-
gen worden verLaald in heL zorgen voor een
goede kierdichLing. DiL is neL voegvullingen,
conpressieband, plaksLroken, deklijsLen en der-
gelijke neesLal nieL zo noeilijk Le verwezenlijken.
1och valL heL resulLaaL naderhand vaak Legen als
onvoldoende rekening wordL gehouden neL,
hguur 4.117:
Legen geluiddoorgang,
K}W. ExLra-isolerend dubbelglas konL
gewoonlijk nieL verder dan een waarde van 0,5 a
1,0 n
2
K}W, evenzo geldL voor de kozijnonkade-
ring van heL glas.
MeL de gevel van hguur 4.123 wordL bij een
isolaLiedikLe van 150 + 50 nn een R
c
verkregen
van ongeveer 5,0 n
2
K}W. verder is de Lherni-
sche isolaLie van de daglichLopening zonder al
Le dure naaLregelen bijna verdubbeld door een
zeer brede spouw Loe Le passen neL dubbelglas
zowel aan de buiLenzijde als aan de binnenzijde
daarvan. HeL glas sluiL buiLen en binnen neL
nagneeLsluiLingen direcL op de kernisolaLie aan
zonder kozijn als inLernediair (denk Ler vergelij-
06950505_Hfdst_04.indd 316 15-11-2005 15:55:28
4 SCHElDEN 3T7
king aan de dichLing van de koelkasLdeur).
De aansluiLingen zijn zo sinpel nogelijk gehou-
den zonder afbreuk Le doen aan heL sLreven naar
een hoge bouwfysische kwaliLeiL.
Een prachLige, weldoordachLe consLrucLie dus.
Maar heefL deze ook enige kans van slagen7 De
prakLijk heefL in zulke gevallen heL laaLsLe woord.
Flguur 4.T23 ExperinenLele opzeL van een exLra isolerende
gevel en daglichLvoorziening
Ceraadpleegde en aanbevolen
llteratuur
1 H.k. de 8oer, Albouwcon:tructic: l-lv. DicLaLen
1 DelfL, 17-2003.
2 A.C. van der Linden, 8ouwly:icd. 1hieneMeu-
lenhoff, 2001.
3 A. van kanden e.a., Ccvcl cn Ddk. DicLaLen
bouwneLhodiek 1 DelfL.
4 Handboek
Cevels
Daken
8ouwgebreken
1en Hagen}SLan
5 Nederlandse 8ouw-DokunenLaLie, algenene
infornaLie (niveau 1) over: 8uiLenwanden, 8in-
nenwanden, Daken, Wandafwerkingen, Afwer-
king vloeren, Plafondafwerking.
PolyLechnisch Zakboekje.
7 PublicaLies S8k (SLichLing 8ouwresearch) be-
Lreffende de Lhena's
8ouwkundig deLailleren
vloeren, gevels en daken
kenovaLie, onderhoud en beheer
Duurzaan bouwen en nilieu
Normen
Zie hguur 2.14 in hoofdsLuk 2.
sierlijst
waterslag
magneetsluiting
met omgevouwen randen
dunne metaal- of kunststofplaat
kunststofschuim
spaanplaat
50 mm
minerale wol
sierlijst
150 mm
gipskarton
06950505_Hfdst_04.indd 317 15-11-2005 15:55:29
3T
06950505_Hfdst_04.indd 318 15-11-2005 15:55:29
5
Duurzaam Bouwen
ing. H.E. Bakker
Duurzaam bouwen is, gerekend vanaf het verschijnen van het NMP+
(Nota MilieubeleidsPlan plus, 1990) en de nota Duurzaam Bouwen
(1990), in enkele jaren een begrip geworden. Het raakt in snel tempo
ingeburgerd. Binnen afzienbare tijd zal in elk bouwplan in meer of
mindere mate sprake zijn van duurzaam bouwen. In al die plannen
gaat het dan om: het bewust treffen van maatregelen bij bouw,
verbouw, beheer en onderhoud of sloop van gebouwen, z dat het
milieu en de gezondheid worden ontzien, ook op de lange termijn. In
hoeverre ook werkelijk sprake is van minder milieubelastend ontwor-
pen, gebouwde, gebruikte en gesloopte gebouwen hangt sterk af van
de kennis, kunde en inspanning van alle betrokkenen.
In eerste instantie richtte de aandacht zich hoofdzakelijk op duurzaam
bouwen bij de nieuwbouw van woningen. De komende jaren gaat
de ontwikkeling verder op het gebied van beoordelingscriteria en
ontwerphulpmiddelen, de uitwerking van duurzame stedenbouw en
het in praktijk brengen van duurzaam beheer.
06950505_Hfdst_05.indd 319 15-11-2005 16:02:13
320
Inleiding
Duurzaam bouwen begint met de vertaling van
de milieuproblematiek naar de bouw. Om op
abstract niveau uitspraken te doen over die ver-
taling wordt gebruik gemaakt van schematische
voorstellingen; modellen van zowel het bouwen
als de milieuproblemen. Hieruit is de driestap-
penstrategie ontwikkeld, waarmee op kleine
schaal, bijvoorbeeld materiaalkeuze, maar ook
op grote schaal, bijvoorbeeld gebiedsontwikke-
ling de relatie tussen bouwen en milieu inzichte-
lijk wordt.
Duurzaam bouwen krijgt uiteindelijk vorm door
het uitvoeren van specieke maatregelen. Op
gebouwniveau wordt aandacht besteed aan
energiebesparing, materiaalgebruik, waterbespa-
ring, binnenmilieukwaliteit en afvalbeperking.
Op grotere schaal speelt ook de woonomgeving,
infrastructuur (verkeer en vervoer, water, riole-
ring, energievoorziening) en bestemming van
gebieden een rol. Duurzaam bouwen voegt mi-
lieuaspecten toe aan de bestaande bouwpraktijk.
Niet om afzonderlijk te worden bekeken maar
om te worden gentegreerd. Goede resultaten
worden slechts verkregen indien zeer uiteen-
lopende maatregelen samenhang vertonen. Dat
heeft invloed op het ontwikkelen van plannen,
het bouwen zelf en vooral ook de organisatie van
de bouw.
5.1 Uitgangspunten van duurzaam
bouwen
5.1.1 Bouwen en milieuproblemen
Met de instelling van het Milieu Beraad Bouw
(MBB) heeft de rijksoverheid begin jaren
negentig ook de bouwsector bij de aanpak van
de milieuproblematiek betrokken. In het MBB
voerde de overheid overleg met de partners in
de bouw. Het doel daarbij was te komen tot
afspraken waarbij de bouwsector stapsgewijs
bijdraagt aan het verminderen of voorkomen van
milieubelasting ten gevolge van de bouw. De
bouwkolom is hiermee een van de doelgroepen
geworden waarop het milieubeleid zich richt.
Milieuproblemen kunnen worden onderverdeeld
in primaire en de daaruit voortkomende
secundaire problemen.
1 Primaire milieuproblemen
Vervuiling
Verontreiniging van natuurlijke kringlopen
door een teveel aan chemische of fysische
bestanddelen.
Voorbeelden: water- en luchtverontreiniging
door industrie en gemotoriseerd vervoer.
Uitputting
Verbruiken van bestanddelen van het milieu
in grotere hoeveelheden dan door natuurlijke
kringlopen wordt aangevuld.
Voorbeelden: olie- en gaswinning, ongecontro-
leerde houtkap, afgraving van mergel.
Aantasting
Ingrijpen in het milieu waardoor de oorspronke-
lijke verschijningsvorm zodanig verandert dat dit
als verslechtering wordt ervaren.
Voorbeelden: verdwijnen van de ozonlaag, ver-
andering van rivierenlandschap door klei- of
grindwinning, verwoestijning van regenwouden
door kaalslag.
2 Secundaire milieuproblemen
Schade aan menselijke gezondheid
Hieronder vallen bijvoorbeeld verontreiniging
van water en lucht. Tevens verontreiniging van
het binnenmilieu in gebouwen, maar ook onge-
vallen in verkeer en productieprocessen.
Schade aan plant en dier
Duidelijk is het aantasten van de leefomgeving
bijvoorbeeld door houtkap maar ook door ver-
stening van de stedelijke omgeving.
Schade door functieverlies van apparaten en
gebouwen
Hiertoe behoort de aantasting van historische
bouwwerken door zure regen, uitspoeling van
bouwmaterialen naar oppervlaktewater.
De noodzaak van een aanpak van milieu-
problemen is hiermee wel duidelijk, de daartoe
te volgen werkwijze nog niet. Een hiervoor ont-
wikkeld hulpmiddel is de modellering van een
gebouw, wijk of stad door deze voor te stellen als
een black box. Om te kunnen functioneren is
een aanvoer noodzakelijk, bijvoorbeeld energie
en grondstoffen, hetgeen milieuproblemen kan
06950505_Hfdst_05.indd 320 15-11-2005 16:02:13
5 DUURZAAM BOUWEN 321
veroorzaken: uitputting en aantasting. Tijdens
het functioneren zelf ontstaat een uitstoot die
kan bestaan uit huishoudelijk afval, vuil water,
sloopafval: hierbij is sprake van vervuiling en aan-
tasting.
5.1.2 De driestappenstrategie
De wijze waarop kan worden bereikt dat de
omvang van stromen en dus de milieubelasting
wordt beperkt, is bekend als de driestappen-
strategie. Uitgangspunt bij het gebruik van
deze methode is dat de stroming IN en UIT het
systeem wordt beperkt. Dus geen snelle door-
stroming maar tegenhouden (minder IN) en
vasthouden (minder UIT), guur 5.1.
Als stromen die onder andere op gebouwen
betrekking hebben worden onderscheiden:
energie;
materialen / grondstoffen;
afval.
tegen-
houden
IN
stad,
wijk of
gebouw vast-
houden
UIT
Figuur 5.1 Het driestappenmodel (ecodevice)
De uitwerking op hoofdlijnen van de driestap-
penstrategie ziet er als volgt uit:
IN-stroom:
1 Voorkom onnodig gebruik:
beperk de energievraag;
beperk de schoonwatervraag;
beperk materiaalgebruik;
voorkom afval.
2 Gebruik duurzame bronnen:
benut afvalwarmte;
benut afvalwater;
benut regenwater;
bevordering natuurontwikkeling;
besparing op grondstoffen.
Natuur, guur 5.3-1
verhogen belevingswaarde;
verbetering luchtkwaliteit.
Water, guur 5.3-2
aanleggen regenbergingen;
tegengaan verdroging;
bevordering natuurontwikkeling;
beperking infrastructuur.
Milieueffecten:
verhogen verkeersveiligheid;
minder geluidhinder;
besparing op grondstoffen.
Energie, guur 5.3-4
zongeorinteerd verkavelen.
Milieueffecten:
binnenmilieukwaliteit;
energiebesparing;
afvalbeheersing;
waterbesparing;
materiaalkeuze.
5.5.1 Binnenmilieukwaliteit
5.5.1.a Dubo-kwaliteit
De kwaliteit van het binnenmilieu is binnen de
bestaande bouwregelgeving een gegeven dat
door meerdere aspecten van die bouwregel-
geving wordt benvloed. Te denken valt aan:
opstelplaats stooktoestel;
energieprestatie;
geluidwering / geluidsisolatie;
luchtdichtheid begane-grondvloer;
luchtverversing.
Binnen duurzaam bouwen is vaak sprake van
aanvullende voorschriften met betrekking tot het
binnenmilieu. In de bouwregelgeving worden
immers eisen geformuleerd op een bepaald mini-
mumniveau, bovendien alleen op onderwerpen
die de overheid noodzakelijk acht. De aanvul-
lende eisen zijn er veelal op gericht een gezon-
der leefklimaat in een gebouw te bereiken.
5.5.1.b Maatregelen
Gezond bouwen heeft betrekking op een breed
pakket maatregelen, dat niet beperkt blijft tot
een deelterrein zoals energie of materiaaltoepas-
sing. Veel voorkomende maatregelen zijn:
verhoogde geluidsisolatie:
ankerloze spouwmuur;
zwevende vloer;
gesloten keuken;
toepassen zonneboiler;
lagetemperatuurverwarming eventueel in
combinatie met een warmtepomp.
5.5.2.c Aandachtspunten
Energiezuinig bouwen vraagt extra aandacht op
de volgende punten:
waterbesparende douchekop;
waterbesparend toilet;
doorstroombegrenzer;
aparte warmwaterleiding;
regenton (tuin/auto);
grijswatercircuit toiletspoeling.
5.5.4.c Aandachtspunten
Het belangrijke aandachtspunt bij de water-
besparing is het voorkomen van negatieve ge-
volgen voor de gezondheid bij het gebruik (in en
om de woning) van minder gezuiverd water.
Figuur 5.7 Waterverbruik per persoon per dag van een gemiddeld huishouden Bron: VEWIN
Aantal liters per persoon per dag
1992 1995 1998 2001
Bad 8,0 9,0 6,7 3,7
Douche 39,5 38,3 39,7 42,0
Wastafel 3,7 4,2 5,1 5,2
Toiletspoeling 42,7 39,0 36,2 34,8
Kleren wassen, hand 2,5 2,1 2,1 1,8
Kleren wassen, machine 23,2 25,5 23,2 22,8
Afwassen, hand 8,8 4,9 3,8 3,6
Afwassen, machine 0,7 0,9 1,9 2,4
Voedselbereiding 2,6 2,0 1,7 1,6
Kofe, thee en water drinken 1,5 1,5
Overig 3,3 8,2 6,1 6,7
Totaal 135,0 134,1 127,9 126,2
Figuur 5.8 Gustavsberg toiletafvoersysteem
A
B
06950505_Hfdst_05.indd 332 15-11-2005 16:02:20
5 DUURZAAM BOUWEN 333
Gustavsberg toiletsysteem
Het Gustavsberg Water Saving System (WWS)
gebruikt slechts vier liter per spoeling. Om
verstopping in horizontale leidingen te voor-
komen wordt een stroomvergroter geplaatst
die meerdere spoelingen verzamelt. Deze
stroomvergroter voert door onderdruk en
overheveling in een keer met kracht een grote
hoeveelheid water af. Door de hoeveelheid
water en de verhoogde afvoersnelheid spoelt
de liggende leiding geheel schoon. Op een
stroomvergroter kunnen meerdere woningen
worden aangesloten. Daardoor kan fors wor-
den bespaard op rioolaansluitkosten.
Werking van de stroomvergroter
1 Van meerdere toiletspoelingen wordt het
afvalwater verzameld in de tank, deze vult
uiteindelijk tot het overloopniveau (A).
2 Bij een volgende spoeling zorgt de sifon
voor een gedeeltelijk vacum in de verticale
buis tussen (A) en (B), deze vacuumwerking
zorgt nu voor een constante stroom water van
tank naar uitlaat.
3 De stroomvergroter is leeg en gereed voor
de volgende cyclus.
5.5.5 Materiaalkeuze
5.5.5.a Dubo-kwaliteit
Duurzaam bouwen bestaat voor een belangrijk
deel uit de materiaalkeuze en het gebruik van
grondstoffen. De aandacht hiervoor is ener-
zijds terecht: de bouw is een sector waarin veel
grondstoffen en materialen worden toegepast.
Aan de andere kant moet niet worden vergeten
dat een auto per jaar gemiddeld evenveel ener-
gie verbruikt als een woning. Materiaalkeuze is
altijd een onderwerp geweest waarin verschil van
inzicht de boventoon voerde. Onderlinge verge-
lijking van checklisten, convenanten, maat-
regelenpakketten en subsidievoorwaarden geeft
een zeer divers beeld. Er is sprake van gebods-
en verbodsbepalingen en tegelijk lijkt uiteindelijk
vrijwel alles toepasbaar. Materiaalkeuze is bij
uitstek een onderwerp dat kan worden benaderd
vanuit de driestappenstrategie.
5.5.5.b Materiaalkeuze
In het omgaan met materiaalkeuze zijn binnen
duurzaam bouwen twee stromen te onderschei-
den:
1 de subjectieve benadering;
2 wetenschappelijke modellen.
1 De subjectieve benadering
Als uitgangspunt geldt hierbij dat materiaalkeu-
zes in categorien worden ingedeeld. De geko-
zen indeling is noodzakelijkerwijs betrekkelijk
grof in termen als aanbevolen, omstreden, eerste
voorkeur, vermijden enzovoort. Bij de berede-
neerde indeling wordt gebruik gemaakt van de
driestappenstrategie waarbij gegevens over de
winning van grondstoffen, het productieproces,
transport, levensduur, uitputting, aantasting en
dergelijke worden gebruikt.
Voorbeelden van algemene uitgangspunten
behorende bij de beredeneerde materiaalkeuze:
productkennis/-informatie;
uitvoeringsvoorschriften;
levertijd/verkrijgbaarheid;
instructie/opleiding.
Figuur 5.10 Beschrijving datakwaliteit Bron: Stichting MRPI, Den Haag
Niveau Indicatoren
Stofniveau Precisie: de spreiding, variatie enzovoort van de gegevens, de mate van nauwkeurigheid en
de manier waarop gegevens zijn verkregen (gemeten, berekend of geschat).
Compleetheid: zijn alle input- en outputstromen bekeken, of is een selectie gemaakt?
Procesniveau Geograsche dekking: geograsch gebied waarvoor de gegevens geldig zijn (in ieder geval
voor de Nederlandse markt).
Tijdsperiodedekking: de tijdsperiode waarin de gegevens zijn verzameld en de tijdsperiode
waarvoor de gegevens geldig zijn.
Technologiedekking: zijn de data een gemiddelde van alle mogelijke technologien die wor-
den toegepast of zijn ze speciek voor een toegepaste technologie?
Representativiteit: geeft aan of de gegevens generiek zijn of speciek, en of de gegevens
representatief zijn voor het gewenste geograsche gebied.
Systeemniveau Consistentie: geeft aan hoe consistent de wijze van gegevensverzameling is binnen de studie.
Herleidbaarheid: geeft aan hoe en of het mogelijk is door derden de gegevens te herleiden.
Compleetheid: het aantal locaties waarvan gegevens zijn verkregen in verhouding tot de
gehele populatie van locaties waar het betreffende proces plaatsvindt, liefst uitgewerkt per
datacategorie per proceseenheid.
06950505_Hfdst_05.indd 335 15-11-2005 16:02:21
336
5.6 Maatregelenpakketten
In de praktijk blijken er in hoofdzaak twee
methoden te worden gehanteerd om duurzaam
bouwen in te vullen. De eerste methode bestaat
uit een beschrijving van de milieuproblematiek
in relatie tot de bouw in combinatie met een
totaallijst van mogelijke duurzaam-bouwenmaat-
regelen. Het ambitieniveau van de betrokkenen
bepaalt uiteindelijk de te realiseren maatregelen.
Het Nationaal Pakket Woningbouw is een inmid-
dels veelvuldig toegepast voorbeeld van zon
totaallijst.
Het pakket is opgezet rond een tweedeling van
mogelijke maatregelen:
1 vaste maatregelen, die zonder noemenswaar-
dige kosteneffecten in ieder bouwplan kunnen
worden toegepast of die snel worden terugver-
diend en een duidelijk aantoonbaar positief mi-
lieueffect hebben;
2 variabele maatregelen, waarvan het milieuef-
fect en de kosten afhankelijk (kunnen) zijn van
toepassing in een speciek project en/of een lan-
gere terugverdientijd kennen.
Figuur 5.11 Specicatieblad Beter binnenmilieu woning Bron: SBR, Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen, versie 5.0
Concept De beter binnenmilieu woning
Classicatie Thema: binnenmilieu
Toelichting De beter binnenmilieu woning is zodanig ontworpen dat er sprake is van een gezond en
comfortabel binnenmilieu. Om deze ambitie te realiseren, spelen de volgende vijf uitgangs-
punten een cruciale rol:
voorkom geluidsoverlast in de woning;
zorg voor een goede thermische behaaglijkheid;
zorg voor een goede luchtkwaliteit
zorg dat de woning goed en eenvoudig kan worden gereinigd;
zorg dat de woning bijdraagt aan het welzijn van de bewoners.
Literatuur Comfortklasse geluidsisolatie in woningen en woongebouwen, SBR, 1994.
Beleidsnotitie gebouwen en binnenmilieu, VROM, 1994.
Thermisch binnenklimaat, aanbevelingen, ISSO (publicatie 19), 1991.
Uitwerking In de matrix (guur 5.12) is op basis van maatregelen uit het Nationaal pakket een tweetal
uitwerkingen gegeven voor de realisatie van een beter binnenmilieu woning. Hierbij is on-
derscheid gemaakt tussen een basisambitieniveau en een extra ambitieniveau.
In deze woning is ter voorkoming van geluidsoverlast in de woning gezorgd voor een goede
geluidsisolatie binnen de woning en tussen de verschillende woningen; ook het installatiege-
luid is zoveel mogelijk beperkt.
Om te zorgen voor een goede thermische behaaglijkheid is gezorgd voor een verhoogde
tochtwering, benutting van zoninstraling in combinatie met een buitenzonwering en even-
tueel een serre en een lage-temperatuurverwarmingssysteem.
Ten behoeve van een goede luchtkwaliteit is gezorgd voor een goede ventilatie en een ma-
teriaalkeuze die de binnenlucht niet negatief benvloedt.
Om ervoor te zorgen dat de woning goed en eenvoudig kan worden gereinigd, kan een
gladde vloerbedekking worden toegepast en een stofarme detaillering.
Onder het extra ambitieniveau valt het toepassen van een hogere vertrekhoogte dan het
Bouwbesluit. Hiermee wordt een verhoging van de woningkwaliteit bereikt die bijdraagt aan
het welzijn van de bewoners.
06950505_Hfdst_05.indd 336 15-11-2005 16:02:21
5 DUURZAAM BOUWEN 337
De maatregelen zijn zoveel mogelijk beschreven
als prestatie-eis en bevatten een uitleg over het
milieueffect, de achtergrond van de maatregel
en de kostenconsequentie, guur 5.9. Voorts zijn
de maatregelen gericht op een drietal fasen van
een bouwplan:
productievoorbereiding en realisatie;
gebruik.
Als herkenbare milieuthemas zijn opgenomen:
energie;
materialen;
water;
binnenmilieu;
omgevingsmilieu.
De maatregelen in het pakket zijn vastgelegd op
specicatiebladen. Naast bladen met informatie
over een specieke maatregel bevat het pakket
ook een aantal concepten die zijn uitgewerkt
door samenvoeging van een aantal bij het con-
cept horende maatregelen, guur 5.11 en 5.12.
Figuur 5.12 Uitwerking toepasbare maatregelen bij de beter binnenmilieu woning van guur 5.11
Voorkom geluidsoverlast in het interieur
S007 Pas geen open trap in de woonkamer toe
S407 Pas een woningscheidende constructie met verhoogde geluidsisolatie toe X X
S408 Plaats installaties en trappenhuis binnen geluidskern X
S409 Zorg voor verbeterde geluidswering tussen verblijfsruimten X
S411 Beperk het geluidsniveau ten gevolge van installaties X X
Zorg voor een goede thermische behaaglijkheid
S009 Neem een tochtportaal op X
S011 Zet galerij, loggia of balkon dicht met (enkel)glas X
S016 Gebruik HR++ glas met U 1,2 W/mK in alle verwarmde ruimten X X
S019 Pas verbeterde kierdichting toe bij bewegende delen in kozijnen X X
S037 Pas een midden of lage temperatuurverwarmingssysteem toe X
S475 Voorkom temperatuuroverschrijdingen in de zomer X X
S733 Pas warmteregeling op ruimteniveau toe X
Zorg voor een goede luchtkwaliteit
S008 Bied de mogelijkheid voor gesloten keuken aan X X
S022 Isoleer kruipluik en zorg voor een goede afdichting X X
S054 Beperk de hoeveelheid en onderhoudsfrequentie van het schilderwerk X X
S066 Gebruik voor gipstoepassingen binnen: rogips of natuurgips X X
S267 Indien een dekvloer wordt toegepast, vervaardig deze dan van gips
(anhydrietvloer)
X X
S296 Gebruik voor voorbehandeling op steenachtige ondergrond: watergedra-
gen voorstrijk- of impregneermiddel
X X
S300
Indien muurverf buiten noodzakelijk is, gebruik minerale verf of water-
gedragen acrylaatdispersieverf
X X
S414 Gebruik uitsluitend spaanplaat met beperkte formaldehyde-emissie X X
S473 Pas zelfregelende ventilatieroosters toe X
Verhoog het welzijn van de bewoners
S730 Pas een vertrekhoogte toe die groter is dan de eis in het Bouwbesluit X
Ambitieniveau Basis Extra
06950505_Hfdst_05.indd 337 15-11-2005 16:02:21
338
Een tweede methode gaat uit van dubo-pakket-
ten die vooraf zijn vastgesteld, overeengekomen
of verplicht (bijvoorbeeld subsidievoorwaarde).
Dergelijke pakketten bevatten een aantal ge-
selecteerde dubo-maatregelen waarmee een be-
paald kwaliteitsniveau van een bouwplan wordt
beschreven. Een dergelijk vastgesteld pakket
biedt enerzijds vroegtijdig inzicht in maatregelen
en de consequenties die ze hebben, anderzijds
komen veel mogelijkheden niet aan bod. Een
voorbeeld vormt de lijst met maatregelen die
behoort bij de groennanciering waarbij uit een
voorgeschreven pakket mogelijke maatregelen
(met puntenwaardering) door eigen keuze een
minimaal aantal punten behaald moet worden.
Maatregelpakket en voorwaarden voor de groen-
nanciering voor nieuwbouw- en renovatie-
projecten zijn gepubliceerd in de Staatscourant
nr.1, datum: 2 januari 2002.
FSC-keurmerk
In de productiebossen wordt weliswaar na het
kappen weer opnieuw aangeplant, maar door
de eensoortigheid van het bomenbestand en
de mechanisatie van het kappen is voor
andere bomen en onderbegroeiing geen
plaats. Door internationale samenwerking van
natuurbeschermingsorganisaties, overheden
en houthandelaren is het Forest Stewardship
Counsil (FSC) ontstaan. Dit maakt zich sterk
voor behoud van bestaande bossen en wou-
den en de ontwikkeling van gemengde bossen
met wisselende beplantingen en open ruim-
ten, die zich goed kunnen aanpassen aan het
bestaande landschap en waarin de authen-
tieke ora en fauna zich weer kan ontwikkelen.
Door onder andere het Wereld Natuurfonds,
de Vereniging Milieu Defensie en Novib is in
een aantal punten vastgelegd wat duurzaam
bosbeheer inhoudt. Per productiebedrijf moet
aan de hand hiervan een beheersplan worden
opgesteld dat de natuur spaart en de mensen
in de houtproductie een redelijk bestaan ga-
randeert.
Onafhankelijke keurmeesters controleren
deze bedrijven en het hout uit deze bedrijven
wordt geleverd onder het FSC-certicaat.
De handelaren die zich in ons land hebben
gebundeld in de groep Hart voor Hout ver-
langen van hun leveranciers dit FSC-keurmerk.
Binnen niet al te lange tijd kan zo in de bouw-
sector, zeker voor tropische en subtropische
houtsoorten dit keurmerk worden geist. Ook
enkele bouwmarkten leveren thans tropisch
hardhout onder FSC-keurmerk.
Overigens wordt de bestaande Nederlandse
EKO-keur ondergebracht in het FSC-keurmerk.
5.7 Een dubo-project als voorbeeld
Regelmatig verschijnen in de literatuur voor-
beelden van duurzaam bouwen projecten die
met recht voorbeeldprojecten genoemd kun-
nen worden. Bijvoorbeeld door een vergaande
toepassing van ecologische uitgangspunten, een
zeer lage energieprestatiecofcint, of gebruik
van nieuwe of innovatieve toepassing van be-
staande technieken zoals grootschalige PV en/of
warmtepompen. Het gros van de projecten laat
zich echter op een minder opvallende wijze her-
kennen als normaal bouwplan waar meer zorg is
besteed aan het beperken van de negatieve in-
vloed op het milieu. Daarbij heeft dan niet alleen
de techniek meer aandacht gekregen maar is ook
genvesteerd in het proces.
Ligging bouwplan
Locatie: gemeente Den Haag, VINEX locatie
Wateringse Veld
Project: 27 woningen, in ontwikkeling vanaf
2000
Het bouwplan bestaat uit drie schiereilanden,
gelegen in de ecologische zone, guur 5.13. Bij-
zonder aan het plan zijn de vergaande ambities
op het gebied van energiezuinigheid, de toepas-
sing van duurzame energie en de afstemming
tussen bouwplan en openbare ruimte.
5.7.1 Ontwerpproces
Het duurzaam bouwen ambitieniveau is voor
deze locatie niet vooraf vastgesteld. Inzet van het
proces is het maximaal realiseren van kansen.
Deze doen zich voor op vele terreinen, bijvoor-
06950505_Hfdst_05.indd 338 15-11-2005 16:02:21
5 DUURZAAM BOUWEN 339
beeld de bijzondere ligging in de ecologische
zone, toevallige subsidieregelingen, kennis van
ontwikkelaar/architect en gemeentelijk beleid.
Het in beeld brengen van de kansen, de fase
van de technische haalbaarheid is stap 1 in het
proces.
Alle mogelijke belanghebbenden nemen deel
aan een workshop met als doel het gezamenlijk
opstellen van een lijst van technische mogelijk-
heden die, gelet op de locatie en de bouwop-
gave, kunnen bijdragen aan het realiseren van
een maximale duurzaam bouwen ambitie.
Als mogelijke belanghebbenden zijn daarbij
onder meer uitgenodigd: ontwikkelaar, archi-
tect, stedenbouwkundige, gemeente (bouw- en
woningtoezicht, groenbeheer, riolering, stads-
ecoloog, verkeer), brandweer, dubo-adviseur. De
workshop levert een matrix op met technische
mogelijkheden die passen bij een bepaald thema
(energie-extensivering, integraal ketenbeheer,
kwaliteitsbevordering) en bij een bepaald schaal-
niveau. De vaststelling van de matrix is het resul-
taat van stap 1, guur 5.14.
In de volgende stap, de fase van de economische
haalbaarheid, worden de technische mogelijk-
heden nader uitgewerkt en vastgesteld in hoe-
verre zij werkelijk realiseerbaar zijn. Aspecten die
daarbij aan de orde komen zijn: leverbaarheid,
garantie, te verkrijgen vergunningen, eventuele
juridische procedures, op het plan toegespitste
uitwerking van technieken en bijbehorende
prestaties en verkenning van alternatieve oplos-
singen voor een zelfde vraagstuk. De vaststelling
van een denitief plan is het resultaat van stap 2,
guur 5.15.
Daarna volgt nog de fase van de maatschap-
pelijke haalbaarheid, de besluitvorming waarbij
het plan denitief overeengekomen wordt. In
deze fase wordt (indien van toepassing) uit alter-
natieven gekozen en worden de afspraken rond
Figuur 5.13 Ligging bouwplan Bron: HTV Architecten BV, Den Haag
Tenniscentrum
LM
LM
LM
LM
LM
06950505_Hfdst_05.indd 339 09-12-2005 11:19:10
340
Figuur 5.14 Fase 1, technische haalbaarheid
Thema Aspect Producttype Toepassing Maatregel
Energie Besparing Bestaand Elektriciteit
hotll wasmachine
zonne-wasdroger
.
Warmte
gebouwbeheerssysteem
warmtepomp
voorverwarming
energie funderingspaal
Innovatief Elektriciteit
laagspanningssysteem
Warmte
waterstof gasketel
waterterugwinning douchewater
zonnecollectoren (combi)
zonnecollector / radiatorcombinatie
zonnecollector
Kringloop Water Bestaand Besparing
waterbesparingspakket
.
Reiniging
Materiaal Bestaand Laagwaardig
toepassing betongranulaat
cellulose isolatie
Hoogwaar-
dig
kozijnloos bouwen
klittenband dakbedekking
06950505_Hfdst_05.indd 340 15-11-2005 16:02:24
5 DUURZAAM BOUWEN 341
Gezond Stadsklimaat
compact bouwen
verticaal zoneren
lagetemperatuur-verwarming
Figuur 5.14 (vervolg) Technische haalbaarheid
Onderwerp Maatregel Gerealiseerd
Stedenbouwkundig
Regenwater
helofytenlter nee
stromend water ja
grijswatercircuit nee
Collectieve voorzieningen
sociale veiligheid
ja
gezamenlijke afvalopstelplaats ja
compact bouwen ja
stromend water ja
warmtepompen ja
windmolen nee
elektra-maatregelen nee
Thema Aspect Producttype Toepassing Maatregel
06950505_Hfdst_05.indd 341 15-11-2005 16:02:24
342
Figuur 5.16 Aanzicht geschakelde woningen Bron: HTV Architecten bv, Den Haag
de planontwikkeling afgerond. Daarna rest nog
slechts de bouw.
Uitgangspunt bij het gehele proces is de afspraak
dat besluiten (wel/niet realiseren, wel/geen
prioriteit) tussen belanghebbenden alleen wor-
den genomen op basis van argumenten en geen
der partijen overwegend bezwaar heeft.
Bovengenoemd proces heeft voor de ge-
meente opgeleverd een bouwplan dat past
binnen de ecologische zone (waterbeleidsplan/
groenbeleidsplan) met een zeer laag energiever-
bruik, met een zichtbare toepassing van duur-
zame energie (energiebeleid) en met een materi-
aalkeuze passend bij het gemeentelijk duurzaam
bouwen beleid. De ontwikkelaar realiseert een
project met het keurmerk Zonnewoning, dat
voldoet aan de voorwaarden voor groennan-
ciering en past bij de duurzaamheidslosoe van
het bedrijf, guur 5.16 en 5.17.
De (specieke) warmteweerstand van een
constructie R
c
wordt besproken in deel 4a
Omhulling, hoofdstuk 1 Prestatie-eisen
Materiaal
IFD-bouwen (high-tech) ja
waterbuffer op zolder
nee
waterbesparingspakket
ja
Onderwerp Maatregel Gerealiseerd
Figuur 5.15 Fase 2, economische haalbaarheid
06950505_Hfdst_05.indd 342 09-12-2005 11:21:11
5 DUURZAAM BOUWEN 343
5.8 Interdisciplinair samenwerken
Duurzaam bouwen ontstaat niet vanzelf. Het
maakt tot op heden geen deel uit van de bouw-
regelgeving. De realisatie van duurzaam bou-
wen vindt plaats via lokaal gemeentelijk beleid,
convenanten tussen diverse bouwpartijen, eigen
initiatieven van ontwikkelaars, opdrachtgevers
en aannemers. Elke partij ziet daarin voor zichzelf
mogelijkheden en belemmeringen.
Een specieke studie van TNO (Introductie van
milieuvriendelijke bouwmaterialen: inventarisa-
tie van knelpunten in de bouwpraktijk) laat een
scala aan belemmeringen zien, guur 5.18.
Hierin komt ook weer het beeld naar voren dat
aannemers voor de realisatie van duurzaam
bouwen zich veelal afhankelijk zien van overige
partijen en externe factoren. Circa 40% van
de genoemde belemmeringen voor duurzaam
bouwen kan echter door de aannemer worden
benvloed. Deze heeft hiermee de mogelijkheid
het eigen bedrijf te proleren op het terrein van
duurzaam bouwen.
Duurzaam bouwen kent overigens niet alleen
belemmerende factoren. In het bovengenoemde
TNO-rapport worden ook kansen gesignaleerd
die bevorderend zijn voor duurzaam bouwen,
guur 5.19. Onderzoek naar de ervaringen van
bouwers met de voorbeeldprojecten duurzaam
en energiezuinig bouwen (SEV) geeft eenzelfde
beeld. Bij kansen moet onder andere gedacht
worden aan besparing op onderhouds- en ge-
bruikskosten (energie, water), de kans het bedrijf
te proleren en aantoonbare winst voor milieu
en gezondheid.
Opvallende factor in de kans op succes van
duurzaam bouwen blijkt het bouwproces te
zijn. De integratie van bouwen en milieu
betekent dat aandacht nodig is voor onder-
werpen die niet van oorsprong bij het bouwpro-
ces hoorden of daarin van oorsprong geen echt
eigen plek hebben. Voorbeelden hiervan zijn: