Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 366

JELLEMA 7

BOUWMETHODIEK
06950505_voorwerk.indd 1 15-11-2005 16:03:47
II
omslagontwerp Marjan Gerritse, Amsterdam
vormgeving binnenwerk Peter van Dongen, Amsterdam
opmaak Van de Garde, Zaltbommel
tekenwerk Advies- en Tekenbureau voor bouwtechniek ing. F. Oomen, Almere-Stad,
Veltman Bouwkundig Ontwerp- en tekenburo, Delft
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen.
Degene die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de
uitgever wenden.
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor: Primair Onderwijs, Algemeen Voortgezet Onder-
wijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs.
Voor meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen:
www.thiememeulenhoff.nl
ISBN 90-06-95050-5
Tweede druk, tweede oplage
ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2004
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij
elektronisch, mechanisch, door fotokopien, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopien uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet
1912 j
o
het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985,
Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen
te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van
gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16
Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
06950505_voorwerk.indd 2 15-11-2005 16:03:47
III
Bouwmethoden
Bouwmethodiek 7
06950505_voorwerk.indd 3 15-11-2005 16:03:48
IV
De serie Jellema Hogere Bouwkunde bestaat naast
het inleidende deel uit drie reeksen boeken:
bouwtechniek, bouwmethoden en bouwproces.
Tezamen vormt de inhoud de onontbeerlijke
basiskennis voor het hoger beroepsonderwijs en
wetenschappelijk onderwijs.
Ook deze vernieuwde uitgave is ontstaan vanuit
de noodzakelijke interactie tussen het onderwijs
enerzijds en het bedrijfsleven anderzijds. Beide
sectoren leveren auteurs, maar zijn ook bereid
tot het leveren van commentaar en kritiek in een
voortdurende discussie tussen redactie, auteurs
en het onderwijs.
De redactie:
ir. K. Hofkes
Docent Bouwkunde, Hogeschool
INHOLLAND, Haarlem en Alkmaar
ir. A. van Tol
Architect, Zwolle
ir. M. Bonebakker
Adviseur Bouwmanagement, Geesteren
H.A.J. Flapper
Bouwinnovator, Amsterdam
ir. H. Brinksma
Docent Bouwkunde, Hogeschool van
Utrecht, Utrecht
ing. N. Zimmermann
Architect, Amsterdam
Auteurs deel 7:
ir. A. te Boveldt
Docent Faculteiten Civiele Techniek en Bouw-
kunde, Technische Universiteit Delft
ing. H.E. Bakker
Hoofd afdeling Bouwfysica en Bouwecologie,
Dienst Stedelijke Ontwikkeling Gemeente Den
Haag
06950505_voorwerk.indd 4 15-11-2005 16:03:59
V
J
E
L
L
E
M
A



H
O
G
E
R
E



B
O
U
W
K
U
N
D
E
J
E
L
L
E
M
A



H
O
G
E
R
E



B
O
U
W
K
U
N
D
E
J
E
L
L
E
M
A



H
O
G
E
R
E



B
O
U
W
K
U
N
D
E
J
E
L
L
E
M
A



H
O
G
E
R
E



B
O
U
W
K
U
N
D
E
1
Bouwnijverheid
Inleiding
www.jellema-online.nl
www.jellema-online.nl
7
Bouwmethoden
Bouwmethodiek 10
Bouwproces
Ontwerpen 2
Bouwtechniek
Onderbouw
Serieoverzicht
11
Bouwproces
Contracteren 8
Bouwmethoden
Woningbouw 3
Bouwtechniek
Draagstructuur
12
Bouwproces
Uitvoeren
A techniek
9
Bouwmethoden
Utiliteitsbouw 4
Bouwtechniek
Omhulling
A prestatie-eisen /
daken
12
Bouwproces
Uitvoeren
B organisatie
4
Bouwtechniek
Omhulling
B gevels
13
Bouwproces
Beheren 4
Bouwtechniek
Omhulling
C gevelopeningen
5
Bouwtechniek
Afbouw
6
Bouwtechniek
Installaties
A elektrotechnisch
en sanitair
6
Bouwtechniek
Installaties
B werktuigbouwkundig
en gas
6
Bouwtechniek
Installaties
C liften en roltrappen
06950505_voorwerk.indd 5 15-11-2005 16:04:00
VI
Woord vooraf
De meeste gebouwen bestaan uit zeer veel ver-
schillende constructiedelen. De eisen waaraan
al deze delen moeten voldoen, worden bepaald
door de bestemming van het gebouw en door
de functie van elk deel afzonderlijk. Daarnaast
moet ook nog rekening worden gehouden met
allerlei omstandigheden, zoals de situering van
het gebouw, voorschriften van de overheid en
het beschikbare budget.
Om tot een doeltreffende aanpak van het con-
structief ontwerp van een gebouw te kunnen
komen, zal men zich dan ook een nauwkeurig
beeld moeten vormen van enerzijds de functio-
nele eisen (wat wil men bereiken) en anderzijds
de prestaties van de mogelijke constructieve op-
lossingen (wat kan men bereiken).
Dit boek biedt een methodisch geordend over-
zicht van de vele functionele factoren die sturing
geven aan het bouwtechnisch ontwerp. Per
gebouwdeel worden hiervan de constructieve
consequenties onderzocht.
Hoofdstuk 1 geeft een inleidende functionele
analyse van het gebouw als geheel en van de
onderdelen waaruit het gebouw is opgebouwd.
Hoofdstuk 2 geeft uitleg over de voor het
functioneel-constructieve ontwerp van belang
zijnde wettelijke regelingen en bepalingen.
Hoofdstuk 3 gaat diep in op de functie van het
dragen met de daaruit voortvloeiende aanwijzin-
gen voor de draagconstructie.
Hoofdstuk 4 richt zich in vergelijkbare zin op het
scheiden en de scheidingsconstructies.
Naast de beschrijvende tekst is veel zorg besteed
aan het visueel weergeven van de gewenste
informatie. Dit heeft geleid tot vele guren. Vaak
bestaan deze uit een aantal deelguren om de
redenering te verduidelijken of om de verschil-
lende keuzemogelijkheden te illustreren.
In hoofdstuk 5 wordt het gebouw geplaatst in de
context van het milieu, samengevat in het begrip
duurzaam bouwen. De relatie tussen milieu
en bouwen beperkt zich daarbij niet tot het ge-
bouw, maar is grootschaliger, zowel in tijd
(milieu-effecten op langere termijn) als in de
ruimte (milieu-effecten op grotere afstand).
Het op succesvolle manier verbinden van milieu
en bouwen vereist echter meer dan vakkennis.
Een voorbeeldproject illustreert het doorslag-
gevende belang van een ontwerp- en besluitvor-
mingsproces, waarin betrokkenheid en
gedeelde doelstelling de sleutelwoorden zijn.
De auteurs
mei 2004
06950505_voorwerk.indd 6 15-11-2005 16:04:01
VII
Inhoud
Inleiding IX
1 Gebouwanalyse 1
Inleiding 2
1.1 Gebouwtypologie 2
1.1.1 Woningbouw en utiliteitsbouw 3
1.2 Functie, vorm, constructie en economie 4
1.2.1 Functie 5
1.2.2 Vorm 8
1.2.3 Constructie 8
1.2.4 Economie 9
1.3 Functionele en constructieve analyse 10
1.3.1 Voorbereiding op het ontwerpen 10
1.3.2 Constructie van een gebouw 12
1.3.3 Functiecombinatie en -scheiding 12
1.3.4 Skelet, systeem en structuur 12
1.3.5 Laagbouw, verdiepingbouw en
hoogbouw 14
1.4 Sporthal als voorbeeld 15
1.4.1 Functionele eisen 15
1.4.2 Ruimtelijke plan 17
1.4.3 Structuur en vormgeving 18
1.4.4 Constructiesysteem 21
1.4.5 Constructieve opbouw 22
2 Bouwregelgeving 25
Inleiding 26
2.1 Bouwbesluit 27
2.1.1 Kenmerken en begrippen 27
2.1.2 Overzicht Bouwbesluit 33
2.2 Normen en prestaties 41
2.2.1 Normen 41
2.2.2 Kwaliteitsverklaringen 44
2.2.3 Internationalisering 46
2.3 Brandveiligheid 47
2.3.1 Verkenning 47
2.3.2 Het verschijnsel brand 49
2.3.3 Eisen, maatregelen en voorzieningen 51
2.3.4 Brandwerendheid van materialen en
constructies 63
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 70
3 Dragen 71
Inleiding 72
3.1 Verkenning 72
3.1.1 De draagfunctie 72
3.1.2 Het constructieve model van de draag-
constructie 72
3.1.3 Functiecombinatie 75
3.1.4 Wandenskelet en kolommenskelet 76
3.1.5 Uitgangspunten bij het constructief
ontwerpen 77
3.1.6 Verdere uitwerking 77
3.2 Belastingen 77
3.2.1 Soorten belastingen 78
3.2.2 Grootte permanente belastingen 80
3.2.3 Grootte van de veranderlijke
belastingen 85
3.2.4 Maatregelen in verband met bijzondere
belastingen 93
3.2.5 Rekenen met de belastingen 94
3.2.6 Belastingscombinaties 96
3.3 Krachtswerking 97
3.3.1 Liggers 97
3.3.2 Drukspanten 108
3.3.3 Lineaire hangdaken 115
3.3.4 Platen en schijven 120
3.3.5 Schalen 124
3.3.6 Vouwwerken 127
3.3.7 Ruimtelijke staafconstructies 130
3.3.8 Kabelnetten en membraan-
constructies 132
3.4 Sterkte, stijfheid en stabiliteit 134
3.4.1 Sterkte 135
3.4.2 Stijfheid 137
3.4.3 Stabiliteitsbeschouwing 147
3.4.4 Stabiliteitsvoorzieningen 153
3.5 Dimensionering en economie 166
3.5.1 Trek 168
3.5.2 Druk 172
3.5.3 Buiging 177
3.5.4 Trek + buiging 184
3.5.5 Druk + buiging 185
3.5.6 Economisch construeren 188
3.5.7 Overzicht schattingsregels 195
3.6 Verbindingen 198
3.6.1 Overwegingen 198
3.6.2 Mechanische schematisering 200
3.6.3 Principe-oplossingen 204
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 210
4 Scheiden 211
Inleiding 212
4.1 Uitwendige scheidingen: functie, vorm,
constructie en economie 214
4.1.1 Utilitaire functies 214
4.1.2 Architectonische vormgeving 218
4.1.3 Constructieve overwegingen 218
06950505_voorwerk.indd 7 15-11-2005 16:04:02
VIII
4.1.4 Economische overwegingen 228
4.2 Uitwendige scheidingen: functieanalyse 229
4.2.1 Neerslagkering 231
4.2.2 Windkering en luchtdichting 233
4.2.3 Thermische isolatie 234
4.2.4 Warmteaccumulatie 239
4.2.5 Vochtbeheersing 241
4.2.6 Geluidsisolatie 242
4.2.7 Geluidsabsorptie 253
4.2.8 Daglichttoetreding en uitzicht 253
4.2.9 Zontoetreding en zonwering 258
4.2.10 Beveiliging 264
4.2.11 Uiterlijk 265
4.2.12 Daken 269
4.3 Inwendige scheidingen 279
4.3.1 Gebruik 280
4.3.2 Klimaatbeheersing 281
4.3.3 Geluidsisolatie 283
4.3.4 Geluidsabsorptie 292
4.3.5 Bekleding 294
4.4 Scheidingen met de ondergrond 300
4.4.1 Begane-grondvloeren 301
4.4.2 Kelderomhullingen 302
4.4.3 Terrassen en bestratingen 306
4.5 Aansluitingen 307
4.5.1 Functieanalyse 308
4.5.2 Toepassingen 311
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 317
5 Duurzaam Bouwen 319
Inleiding 320
5.1 Uitgangspunten van duurzaam bouwen 320
5.1.1 Bouwen en milieuproblemen 320
5.1.2 De driestappenstrategie 321
5.1.3 Milieueffecten op diverse schaal-
niveaus 321
5.2 Duurzame stedenbouw 323
5.2.1 Ontwerpprincipes 323
5.3 Besluitvorming rond Dubo 326
5.4 Duurzaam bouwen op hoofdlijnen 327
5.5 Uitwerking van Dubo 328
5.5.1 Binnenmilieukwaliteit 328
5.5.2 Energiebesparing 329
5.5.3 Afvalbeheersing 330
5.5.4 Waterbesparing 331
5.5.5 Materiaalkeuze 333
5.6 Maatregelenpakketten 336
5.7 Een dubo-project als voorbeeld 338
5.7.1 Ontwerpproces 338
5.8 Interdisciplinair samenwerken 342
Geraadpleegde en aanbevolen literatuur 347
Register 349
06950505_voorwerk.indd 8 08-12-2005 15:37:29
IX
Inleiding
De reeks Bouwmethoden bestaat uit drie delen:

7 Bouwmethodiek;

8 Woningbouw;

9 Utiliteitsbouw.
In dit deel 7 worden de fundamentele uitgangs-
punten voor de diverse bouwmethoden en
-constructies besproken. Deze uitgangspunten
hebben voornamelijk betrekking op de functio-
nele eisen die aan de constructieve delen van het
gebouw kunnen worden gesteld. In de delen 8
en 9 worden de functionele eisen en constructie-
principes vertaald in bouwmethoden respectie-
velijk voor de woningbouw (deel 8) en voor de
overige gebouwen (deel 9).
Bouwmethodiek is de methodiek van het bou-
wen. Het bouwen heeft hierbij de betekenis van
het materieel tot stand brengen van gebouwen
door middel van bouwconstructies, zowel voor-
bereidend op papier (het ontwerp) als uitvoe-
rend in de werk- en op de bouwplaats.
Het woord methodiek heeft betrekking op de
wijze van werken. De betekenis van dit woord
kan beperkt blijven tot een methodische aanpak,
in de zin van een stapsgewijs en gestructureerd
denken en handelen volgens een duidelijk her-
kenbare opzet en in een logische volgorde.
De betekenis kan ook verder reiken en worden
toegespitst op het hanteren van een bijzondere
methode of stelsel van methoden met strak be-
paalde spelregels waarvoor gespecialiseerde ken-
nis en hulpmiddelen zijn vereist.
Inhoud deel 7
In dit boekdeel wordt een methodische wijze van
denken bij het ontwerpen en beoordelen van
bouwconstructies nagestreefd. De aandacht is
hierbij gericht op de technische functies die het
gebouw moet kunnen vervullen.
Hieronder is de karakteristiek van de bouw-
methodiek naast die van de bouwtechniek en
het bouwproces in schema weergegeven.
Achtereenvolgens wordt behandeld:
1 gebouwanalyse;
2 bouwregelgeving;
3 dragen;
4 scheiden en verbinden;
5 duurzaam bouwen.
Hoofdstuk 1 heeft een inleidend karakter en
gaat met name in op de criteria rond het func-
tioneel-constructief ontwerpen. Ook wordt een
voorbeeld gegeven van het methodisch denken
en handelen.
FUNCTIE
PRODUCT
PRODUCTIE TECHNIEK
wat
moet het
kunnen?
hoe
werkt
het?
wat
kan
het?
prestatie-
eis
hoe zit het
in elkaar?
hoe
zet je het in
elkaar?
hoe
organiseer
je het?
prestatie-
vermogen
welke
middelen
BOUWTECHNIEK BOUWPROCES
BOUWMETHODIEK
Invalshoek Jellema 7 Bouwmethodiek
06950505_voorwerk.indd 9 15-11-2005 16:04:03
X
Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de bouw-
regelgeving met de daaruit voortvloeiende eisen
die de overheid stelt in verband met de veilig-
heid, de bruikbaarheid, de gezondheid en het
milieu.
Het lijvige hoofdstuk 3 is gericht op de draag-
functie van het gebouw en de afzonderlijk dra-
gende delen.
Behandeld worden:

de belastingen die kunnen optreden;

de krachtswerking in de mogelijke draag-


systemen;

de eisen verbonden aan de criteria sterkte,


stijfheid en stabiliteit;

de dimensioneringsprocedure;

de verbindingsprincipes.
Hoofdstuk 4 behandelt de scheidingsfunctie van
het gebouw met de daarmee samenhangende
verbindingsfunctie. De aandacht richt zich hierbij
vooral op de buitenscheidingen: de gevels en het
dak. Aangegeven wordt met welke eisen reke-
ning moet worden gehouden en welke construc-
tieve opbouwsystemen hierop van toepassing
zijn. Ook wordt ingegaan op de bij scheidings-
constructies zeer omvangrijke aansluitingsproble-
matiek.
Bij het ontwerpen zal men moeten streven naar
een verantwoord bouwen gezien in een groter
verband dan alleen maar het object zelf. Het
duurzaam bouwen is hiervan een belangrijk
aspect. Dit wordt behandeld in hoofdstuk 5.
06950505_voorwerk.indd 10 15-11-2005 16:04:03

1
Gebouwanalyse
ir. A. te Boveldt
Volgens Van Dale is een gebouw:
een bouwwerk van tamelijke of aanzienlijke grootte en in het alge-
meen vervaardigd van duurzaam materiaal, dienende tot woning,
samenkomst of andere maatschappelijke verrichtingen, tot berging
(een pakhuis, arsenaal), als monument of anderszins.
In principe kan men de primaire functie van het gebouw in algemene
zin als volgt beschrijven:
een gebouw biedt de mogelijkheid tot het huisvesten van mensen,
dieren, goederen en middelen, respectievelijk tot het beschermd ver-
blijven in een kunstmatig van de buitenwereld afgescheiden ruimte of
verzameling van ruimten.
06950505_Hfdst_01.indd 1 11-11-2005 11:57:01
2
militaire
verdedigingswerken
Energievoorziening
en
telecommunicatie
Opslag en
verwerking van
stoffen
Grond en water:
kering, regulatie,
beheersing, beheer
Verkeer,
vervoer, transport
Overige activiteiten
Wonen
BOUWWERKEN
Civiele en militaire
bouwwerken
Gebouwen
Verdedigingslinies, observatieposten,
ondergrondse opslagen, raketinstallaties,
enz.
Energiecentrales, verdeelstations voor gas en
elektriciteit, koeltorens, hoogspanningsmasten,
schoorstenen, zend- en ontvangststations, enz.
Opslagtanks, opslagkelders, waterreservoirs,
watertorens, silo's, rioolwaterzuiveringsinstallaties,
vuilverbrandingsinstallaties, enz.
Dijken, kaden, dammen, damwanden, sluizen,
irrigatiewerken, gemalen, funderingsconstructies,
enz.
Land-, spoor- en waterwegen, vliegvelden,
bruggen, viaducten en aquaducten, tunnels,
rioleringen, transportleidingen, enz.
Werkplaatsen, bedrijven, kantoren, scholen,
sportgebouwen, theaters, musea, kerken,
stations, winkels, ziekenhuizen, laboratoria,
stallen, opslag- en distributiegebouwen,
parkeergarages, remises, enz.
Woningen, woongebouwen, verzorgingstehuizen,
woonwagens, enz.
1 Gebouwen dienen voor zeer verschillende ge-
bruiksfuncties ten behoeve van het wonen, wer-
ken, recreren, het opslaan van goederen
enzovoort. Telkens zijn er bovendien andere
combinaties van functies van kracht die vaak
leiden tot complexe samenstellingen.
2 Vanuit n en hetzelfde functionele Pro-
gramma van Eisen (PvE) zijn vaak zeer verschil-
lende ontwerpoplossingen mogelijk: ruimtelijk,
materieel en architectonisch. Vergelijk hiertoe
bijvoorbeeld de diversiteit aan inzendingen bij
prijsvragen. Figuur 1.2 geeft hiervan een voor-
beeld.
3 In en rond gebouwen verblijven en verkeren
mensen. Het menselijk welbevinden is een bijzon-
dere factor die tot zeer verschillende opvattingen
en interpretaties bij het ontwerp en de toetsing
van de resultaten kan leiden.
4 Gebouwen zijn sterk tijdgebonden. Verande-
ringen van smaak werken snel door op de vorm-
geving en materiaaltoepassing. Ook veranderin-
gen in opvatting ten aanzien van bijvoorbeeld
Figuur 1.1 Overzicht bouwwerken, onderverdeeld naar de hoofdfuncties
1.1 Gebouwtypologie
Met de primaire functie gericht op de huisves-
ting en het bieden van onderdak onderscheiden
gebouwen zich van de overige bouwwerken: de
civiel-technische en militaire kunstwerken.
Figuur 1.1 geeft een overzicht van de meeste
soorten gebouwen en bouwwerken die men in
de bebouwde omgeving kan aantreffen, gesor-
teerd naar de hoofdfunctie.
Soms kunnen bouwwerken worden gerekend
zowel tot de gebouwensector als tot de overige
bouwwerken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij
vuilverbrandingsbedrijven, overkapte reinwater-
resevoirs, gemalen en pompgebouwen. In
genoemde gevallen is vooral ook de installatie-
technische component zeer belangrijk.
Er zijn vele soorten gebouwen en binnen deze
soorten zijn weer vele onderverdelingen naar
type en vorm mogelijk.
Hoe is deze verscheidenheid aan gebouwen ont-
staan?
06950505_Hfdst_01.indd 2 11-11-2005 11:57:01
1 GEBOUWANALYSE 3
De woningbouw omvat alle gebouwen die pri-
mair bestemd zijn voor het wonen: woningen
(met een eigen ingang) en woongebouwen
(met een gemeenschappelijke toegang). Ook
woonwagens kan men tot de woningbouwsector
rekenen.
De utiliteitsbouw omvat alle overige gebouwen.
Deze kunnen voor zeer uiteenlopende doelein-
den dienen, zoals voor:

productie en distributie (bedrijven, werkplaat-


sen, winkels);

dienstverlening (banken en verzekeringskanto-


ren, overheidsgebouwen);

onderwijs, cultuur en recreatie (scholen,


musea, kerken, theaters, sportgebouwen);

gezondheidszorg (ziekenhuizen, verzorgings-


tehuizen);

verkeersvoorzieningen (stationsgebouwen,
parkeergarages, benzinestations);

horeca (hotels, restaurants en cafs).


De woningbouw heeft het wonen altijd als
hoofdfunctie. Gebouwen uit de utiliteitsbouw-
sector hebben meestal een andere bestemming,
maar kunnen ook (deels) op de woonfunctie zijn
gericht. Dit is bijvoorbeeld het geval bij verzor-
gingstehuizen.
1.1.1.a Reden van tweedeling
woningbouw utiliteitsbouw
De opdeling van de gebouwensector in twee
hoofdgroepen, de woningbouw en de utiliteits-
energiegebruik en het milieu spelen hierbij een
belangrijke rol.
5 Gebouwen zijn ook sterk plaatsgebonden:

in een historische binnenstad zal men bijvoor-


beeld heel anders bouwen dan in een nieuw-
bouwwijk waar men de vrije hand heeft;

in het ene land werkt men vanuit een heel


andere bouwtraditie dan in het andere land;

het ene klimaat leidt tot heel andere oplossin-


gen dan het andere klimaat.
6 Gebouwen zijn relatief veranderingsgevoelig.
Na een aantal jaren te hebben gefunctioneerd
veranderen gebouwen nogal eens van bestem-
ming, waarvoor dan complexe wijzigingen moe-
ten worden doorgevoerd.
7 Gebouwen bestaan meestal uit een zeer grote
verscheidenheid aan materialen, bouwdelen en
constructies die alle passend op elkaar moeten
worden aangesloten in sterk wisselende omstan-
digheden.
De gebouwensector is dus, alles bijeen geno-
men, zeer divers. Met de bouwopgave en het
ontwerp kan men vele richtingen inslaan en in
de keuze zitten vaak vele subjectieve elementen.
1.1.1 Woningbouw en utiliteitsbouw
Door het relatief grote belang van de woning-
bouwsector is in de bouw de tweedeling in
woningbouw enerzijds en utiliteitsbouw
anderzijds zeer gebruikelijk.
Figuur 1.2 Voorbeeld van de diversiteit aan mogelijke oplossingen bij n PvE: drie plannen voor het Nationale-Nederlanden
concern aan het Weena te Rotterdam, 1986
06950505_Hfdst_01.indd 3 11-11-2005 11:57:02
4
bouw, gebeurt niet zonder reden. Voor beide
sectoren kunnen een functioneel en een con-
structief argument worden gegeven:
1 de functie wonen heeft enige typische
kenmerken, leidend tot een aantal specieke
functionele eisen, die bij de utiliteitsbouw in
algemene zin niet of nauwelijks voorkomen. Zo
zijn de afzonderlijke woningen kleinschalig en
gezinsgebonden, moet men er dag en nacht in
kunnen verblijven en moet de privacy goed zijn
gewaarborgd;
2 de verschillend gerichte gebruiksfuncties voor
de woningbouw en de utiliteitsbouw leiden ook
tot typische constructieverschillen, zoals de voor-
keur voor het wandenskelet bij de woningbouw
tegenover het kolommenskelet bij de utiliteits-
bouw, kleine overspanningen en kleine verdie-
pingshoogten bij de woningbouw tegenover
grote(re) bij de utiliteitsbouw.
Zie voor een verdere uitwerking van de bouw-
technische voorschriften ook het voorbeeld van
guur 1.3.
Bij functiestapelingen, zoals wonen boven
winkelen boven parkeren, kan het combineren
van beide constructieve voorkeuren tot heel wat
gepuzzel leiden.
Relativering van het begrip
utiliteitsbouw
De woorden utilitair en utiliteit betekenen:
het nut of de bruikbaarheid dienende.
Beschouwd vanuit deze betekenis is de twee-
deling woningbouw en utiliteitsbouw
eigenlijk wat ongelukkig, omdat de woning-
bouwsector immers evengoed utilitaire
functies vervult.
In het Bouwbesluit vermijdt men beide discu-
tabele termen door gebouwen te onderschei-
den naar de gebruiksfunctie. Zo zijn twaalf
categorien gebruiksfuncties geformuleerd
(zoals naast de woonfunctie onder meer de
bijeenkomstfunctie, celfunctie, gezondheids-
functie enzovoort) waarover in hoofdstuk 2
meer.
Omdat deze onderverdeling in de gewone
communicatie niet goed werkt, handhaven we
waar dat van pas komt de gangbare begrip-
pen woningbouw en utiliteitsbouw.
1.2 Functie, vorm, constructie en
economie
Gebouwen kunnen op vele wijzen worden be-
studeerd en geanalyseerd: architectonisch, con-
structief, uitvoeringstechnisch, naar gebouwsoort
en -bestemming, naar vorm, naar aantal verdie-
pingen, naar situatie, naar materiaalgebruik, naar
historische ontwikkeling, naar landelijke verschil-
len; kortom, teveel om op te noemen.
verdiepingshoogte
circa 2,9 m
verdiepingshoogte
circa 3,6 m
dragende wand
woningscheidende
kolom
constructie-
hoogte
vlakke plaatvloer
constructie-
hoogte
radiator
verticale doorsnede
woongebouw
1b 2b vert. doorsnede
kantoorgebouw
horizontale doorsnede
woongebouw
1a
2a hor. doorsnede
kantoorgebouw
vlakke plaat-
kolomplaten
vloer met
bijvoorbeeld
kast o.i.d.
kolom
convector-
niet-dragende
scheidings-
wand
ruimte voor
installaties
afgehangen
plafond
Figuur 1.3 Typische constructiedoorsneden woningbouw
en utiliteitsbouw
06950505_Hfdst_01.indd 4 11-11-2005 11:57:02
1 GEBOUWANALYSE 5
Beschouwen we het gebouw als een technisch
product, dan kunnen we vier belangrijke
invloedsfactoren onderscheiden:
1 functie;
2 vorm;
3 constructie;
4 economie.
Zoals guur 1.4 laat zien hebben deze factoren
zowel een directe invloed op het gebouw als in-
direct op elkaar.
gebouw
als
product
c
o
n
s
t
r
u
c
t
i
e
e
c
o
n
o
m
i
e
f
u
n
c
t
i
e v
o
r
m
r
a
n
d
v
o
o
r
w
a
a
r
d
e
n
r
a
n
d
v
o
o
r
w
a
a
r
d
e
n
ra
n
dvoorwaard
e
n
Figuur 1.4 Basisfactoren bij het ontwerp van een gebouw
De vier genoemde factoren staan in het schema
binnen een ring van randvoorwaarden.
Randvoorwaarden zijn van buitenaf opgelegde
beperkingen die onafwendbaar zijn. Hiertoe
behoren:

natuurlijke omstandigheden (bijvoorbeeld kli-


maat, terreinomstandigheden en grondgesteld-
heid);

door de overheid wettelijk opgelegde bepalin-


gen (bestemmingsplan en voorschriften);

beschikbaarheid aan bijvoorbeeld materialen,


technieken en geschoolde mankracht.
We zullen de vier genoemde factoren nu nader
onder de loep nemen. De niet-benvloedbare
randvoorwaarden laten we in dit hoofdstuk ver-
der buiten beschouwing.
1.2.1 Functie
Het begrip functie betekent dienst, taak of
werking.
Gebouwen kunnen vele functies vervullen. Deze
brengen we samen onder twee noemers:
a de utilitaire functie;
b de maatschappelijke functie.
1.2.1.a Utilitaire functie
De utilitaire functie is gericht op de bestemming
en het nut van een gebouw en de daarin opge-
nomen ruimten.
Met materile middelen zal de mens deze ruim-
ten afschermen van de buitenwereld om onge-
wenste invloeden van buitenaf te weren en om
zo ongestoord mogelijk te kunnen wonen en
verblijven, slapen, werken, opslaan en bewaren,
enzovoort.
Ook zal het in de meeste gevallen gewenst zijn
de binnenruimten onderling van elkaar te schei-
den. Verder worden gebruiksruimten niet alleen
maar afgesloten van de omgeving en van elkaar,
maar kennen deze ook de nodige verbindingen
om te kunnen functioneren.
Hierdoor kunnen we drie utilitaire deelfuncties
onderscheiden:
1 de ruimtelijke functie:
het bieden van begrensde ruimten geschikt voor
het beoogde gebruik;
2 de scheidende functie:
het weren van ongewenste invloeden van
buitenaf en vanuit de omringende ruimten;
3 de verbindende functie:
het bieden van de gewenste verbindingen tussen
de binnenruimten onderling en met de buiten-
ruimte.
Wil men de condities binnen (klimaat, lucht-
kwaliteit, lichtvoorziening enzovoort) kunnen be-
heersen, dan zal een passieve bescherming tegen
ongewenste invloeden van buitenaf alln niet
voldoende zijn. Er zal ook actief moeten worden
opgetreden om de omstandigheden binnen te
verbeteren door middel van toegevoegde maat-
regelen en voorzieningen (bijvoorbeeld warmte-
en lichtbronnen en mechanische ventilatie), dus:
4 de conditionerende functie:
het bieden van de gewenste condities in de
binnenruimten;
De ruimtescheidende en -omsluitende vlakken
(vloeren, wanden, daken enzovoort) zullen ver-
der plaatsvast moeten zijn en bestand tegen de
06950505_Hfdst_01.indd 5 11-11-2005 11:57:03
6
daarop aangrijpende belastingen, dus:
5 de dragende functie:
het weerstaan van de belastingen en zorgen voor
een vormvast geheel.
De vijf onderscheiden deelfuncties zijn op diverse
aspecten terug te vinden in guur 1.5. We zullen
ze elk nader toelichten.
binnen
buiten
min.
0
max.
geluid
bliksem
zon
regen
sneeuw
wind
uitzicht
inkijk
klimaatregeling
belasting
grond
grondwater
poging tot
inbraak
warmte / koude
Figuur 1.5 Aspecten in relatie tot de utilitaire functie
1 Ruimtelijke functie
Elke ruimte heeft in principe een bepaald ge-
bruiksdoel. Op basis hiervan kan de ruimte-
behoefte worden bepaald.
In het Programma van Eisen worden de ruimte-
lijke eisen meestal vrij precies aangegeven met
een numerieke opgave van de benodigde op-
pervlakte per gebruikseenheid en eventueel ook
van de vereiste hoogte en de gewenste vorm.
Vaak zal de ruimte binnen een gebouw zijn op-
gebouwd uit meerdere afzonderlijke deelruim-
ten, elk met een eigen gebruik. Deze deelruim-
ten kunnen horizontaal zijn geschakeld binnen
n bouwlaag, maar eventueel ook verticaal
gestapeld (verdiepingbouw).
Het doel en opstellen van het PvE wordt
behandeld in deel 10 Ontwerpen hoofdstuk 3
Programmeren
2 Scheidende functie
Ruimten krijgen vorm door de ruimtebegrenzin-
gen; beide zijn onlosmakelijk met elkaar verbon-
den. De begrensde ruimten worden gescheiden
van de buitenwereld en van elkaar om te worden
gevrijwaard van ongewenste invloeden van
buiten. Het belangrijkste is in het algemeen de
bescherming die het gebouw moet bieden tegen
de buitenwereld. Al naar de omstandigheden
moeten de gebouwomhullende vlakken hierbij
zorgen voor:

neerslagkering;

beschutting tegen wind;

bescherming tegen hitte en kou;

beperking van dag- en zonlichttoetreding;

geluidwering;

bescherming tegen ongewenste inkijk;

bescherming tegen stank en stof van buiten;

beveiliging tegen ongenode indringers;

beveiliging tegen blikseminslag;

beveiliging tegen brand;


en bij verdiept of ondergronds bouwen:

weerstand tegen grond- en waterdruk.


Naast het buitensluiten van ongewenste
omgevingsfactoren kan in omgekeerde zin ook
het insluiten van ongewenste invloeden van
binnenuit op de omgeving worden beoogd. Dit
is bijvoorbeeld het geval bij stank- en geluidpro-
ductie, opslag van gevaarlijke stoffen, risico van
branduitbreiding en -overslag, risico van uitbraak
van in bewaring gestelde personen en gestalde
dieren.
Het afschermen van de binnenruimte(n) van de
omgeving wordt verzorgd door de buitenschei-
dingen: de gevels en het dak.
De belangrijkste argumenten om binnenschei-
dingen tussen ruimten in een gebouw aan te
brengen, zijn in de regel: het weren van geluid-
hinder, vocht, licht, luchtjes, stof enzovoort;
temperatuurscheiding; bescherming tegen inkijk
en branduitbreiding.
De beschermende functie van het gebouw of
bouwwerk kan uiteenlopen van zeer bescheiden
en beperkt tot veelomvattend en vergaand. Zo
biedt een perronoverkapping slechts bescher-
ming tegen bijvoorbeeld regen en sneeuw; een
abri biedt bovendien (beperkte) beschutting
tegen wind. Beide voorbeelden zijn daarom
06950505_Hfdst_01.indd 6 11-11-2005 11:57:04
1 GEBOUWANALYSE 7
alleen bedoeld voor kortstondig verblijf.
Bij langdurig verblijf en huisvesting zullen hogere
eisen aan het binnenklimaat worden gesteld,
terwijl dan ook eisen gaan gelden ten aanzien
van een veilige bewaring van have en goed. Zo
zal een stal of een gesloten loods niet alleen vol-
doende bescherming moeten bieden tegen weer
en wind, maar mag het binnen ook niet te koud
en te warm worden, moeten ongenode gasten
kunnen worden geweerd en moet uitbraak van
het vee worden verhinderd.
Veel verder gaan de eisen bij gebouwen als
bijvoorbeeld een museum voor grasche kunst.
In een dergelijk geval worden strenge eisen
gesteld aan de daglichttoetreding, de kunstlicht-
voorziening, het binnenklimaat, de luchtvochtig-
heid en de beveiliging tegen inbraak en brand.
Bij al deze zaken moet zowel goed worden
gekeken naar de scheidende functie als naar de
verbindende en de conditionerende functie.
3 Verbindende functie
Om gebruik te kunnen maken van de ruimten
binnen een gebouw moeten deze niet alleen van
elkaar en van de omgeving worden gescheiden,
maar ook met elkaar en de buitenruimte worden
verbonden.
De gewenste verbinding wordt meestal tot stand
gebracht door middel van deuren. Een visuele
verbinding kan worden bereikt met ramen. Dit
geeft ook de mogelijkheid tot (beheerste) toe-
treding van dag- en zonlicht. Met beweegbare
ramen kan men het contact met buiten ver-
groten en zorgen voor ventilatie.
Verticale verbindingen vinden plaats met trap-
pen, liften en andere stijgmiddelen.
De verbindende functie is in wezen strijdig met
de scheidende functie, zodat bij combinatie van
beide functies elke oplossing in feite een com-
promis is.
Soms kan de verbindende functie op bevredi-
gende wijze samengaan met de scheidende
functie. Zo kan bijvoorbeeld door middel van
een vast raam met dubbele beglazing een goed
uitzicht en een goede lichttoetreding worden
bereikt en tegelijk een redelijke klimaatscheiding.
Meestal is een dergelijke functie-integratie niet
(goed) mogelijk, bijvoorbeeld waar personen een
scheiding moeten kunnen passeren of waar men
vrijelijk wil ventileren. In zulke gevallen zal men
beweegbare delen in de scheidingsconstructie
moeten opnemen zoals deuren, ramen en regel-
bare ventilatieopeningen.
Ook bij trappen, liftschachten, kanalen, leidingen
en kabels (noodzakelijk voor het verkeer van per-
sonen en transport van goederen, vloeistoffen,
gassen en elektriciteit) is het moeilijk om tegelijk
goed te voldoen aan zowel de verbindingsfunc-
tie als de scheidingsfunctie.
4 Conditionerende functie
Om het klimaat, de luchtkwaliteit en -voch-
tigheid en het licht- en geluidsniveau in de
binnenruimte te kunnen beheersen moet de
beschouwde ruimte in de eerste plaats passend
worden afgeschermd van de buitenruimte.
Daarnaast zijn in vele gevallen aanvullende instal-
latietechnische voorzieningen nodig. Deze kun-
nen dienen voor de verwarming, koeling,
verlichting, ventilatie- en vochtregeling enzo-
voort.
Ook kan in dit verband bijvoorbeeld de
automatische blusinstallatie (sprinklers) worden
genoemd ter onderdrukking van brand.
5 De dragende functie
Het gebouw als geheel moet standvastig en
draagkrachtig zijn, opgewassen tegen alle op-
tredende belastingen. Dit is de dragende functie
van het gebouw.
Hetzelfde geldt voor de afzonderlijke gebouw-
delen, zoals de vloeren, wanden en daken,
bijvoorbeeld:

vloeren moeten een voldoende vlak en ho-


rizontaal gebruiksvlak bieden en mogen onder
invloed van de lasten niet meer verzakken of
doorbuigen dan toelaatbaar wordt geacht;

wanden mogen niet omvallen;

platte daken moeten blijvend zorgen voor de


gewenste hemelwaterafvoer.
1.2.1.b Maatschappelijke functie
Naast de utilitaire functie gekoppeld aan het ge-
bouw zelf heeft elk gebouw ook een maatschap-
pelijke functie omdat het deel uitmaakt van de
gebouwde omgeving en daar dus een bepaalde
invloed op uitoefent en ook deel is van het maat-
schappelijke bestel in breder verband.
06950505_Hfdst_01.indd 7 11-11-2005 11:57:04
8
Het maatschappelijke belang van een gebouw
kan vanuit verschillende invalshoeken worden
beschouwd. Zo kunnen worden genoemd:

benvloeding van de gebouwde omgeving;

status, aanzien, symbolische waarde;

sociaal-culturele betekenis;

esthetische kwaliteit;

macro-economisch belang;

veiligheid en waarborging van de openbare
orde.
Bij elk van de genoemde aspecten wisselt het
maatschappelijke belang ervan sterk, afhankelijk
van het soort gebouw, de gegeven omstandig-
heden en situering. Stel bijvoorbeeld dat in een
historisch waardevolle binnenstad een nieuw
stadhuis moet worden gebouwd. Het zal dui-
delijk zijn dat in zon geval de ontwerpopgave
veel verder reikt dan het bouwen van een goed
functionerend en publieksvriendelijk stadskan-
toor en dat naast de vanzelfsprekende utilitaire
eisen gericht op het doelmatig gebruik van het
gebouw de aandacht vooral uit zal gaan naar
aspecten als een juiste inpassing in de omgeving,
het bereiken van een hoge esthetische kwaliteit,
het voorkomen van verkeerskundige problemen
in de omgeving enzovoort.
Vergeleken met de utilitaire functie is de maat-
schappelijke functie moeilijk te concretiseren.
Hoe moeilijk ook, toch zal ook deze bredere
functie van het gebouw bij de voorbereiding op
het ontwerp in beschouwing moeten worden
genomen om naast de utilitaire functie in het PvE
te kunnen worden meegenomen.
1.2.2 Vorm
Vanuit de utilitaire functie kan een theoretisch
ruimtelijk model voor het gebouw worden ont-
wikkeld en kunnen aanwijzingen worden gege-
ven voor de constructieve opzet.
Dit ruimtelijke model met de bijkomende con-
structieve eisen en wensen legt de basis voor de
vormgeving van het gebouw, zoals ook de om-
geving richting geeft aan de verschijningsvorm.
De speelruimte die de ontwerper verder bij de
vormgeving krijgt toebedeeld om het gebouw
een eigen gezicht te geven en om met de con-
structie en de materialen te experimenteren kan
sterk variren en zal mede afhangen van het
beschikbare budget. Zo zal bijvoorbeeld bij een
simpele opslagloods bijna niets kunnen, terwijl
bij een gebouw voor bijvoorbeeld een wereld-
tentoonstelling bijna alles kan of zelfs moet.
Dat het zelfs bij een overkapping van een af-
valstortplaats toch ook nog anders kan, bewijst
guur 1.6.
"standaarddoos" ter vergelijking
Figuur 1.6 Afvalstortplaats te Zenderen
(architect Kas Oosterhuis, 1995)
Architectonische studies en beschouwingen
richten zich in het algemeen voornamelijk op de
vorm, dat wil zeggen de visuele kwaliteiten en
effecten zoals de kijker deze ervaart, zowel ruim-
telijk als materieel.
1.2.3 Constructie
De constructie is het materile deel van het ge-
bouw; de materie bepaalt de ruimten en geeft
vorm aan het gebouw.
De constructie van een gebouw kan vanuit
verschillende standpunten worden benaderd:

functioneel: Wat moet de constructie doen en
hoe werkt deze?

visueel: Hoe ziet de constructie eruit?

constructief: Hoe zit de constructie in elkaar?

uitvoeringstechnisch: Hoe zet je de construc-
tie in elkaar?
06950505_Hfdst_01.indd 8 11-11-2005 11:57:05
1 GEBOUWANALYSE 9
Bij een constructieve opgave staat men enerzijds
voor de vraag:

Wat wil je bereiken, functioneel en visueel?
en anderzijds voor de vragen:

Wat kun je bereiken, constructief en uitvoe-
ringstechnisch?

Tegen welke prijs is het te bereiken?
Deze tweeledige opgave kan zich richten op het
gebouw als geheel, maar ook op elk onderdeel
daarvan afzonderlijk. Zo kan het gebouw worden
opgedeeld in bouwdelen, zoals de vloeren, de
wanden en het dak. Deze kunnen weer worden
onderverdeeld in constructiedelen, zoals de dra-
gende en scheidende delen, de afwerkingen en
de installatiedelen.
Figuur 1.7 geeft een voorbeeld van de construc-
tieve hirarchie van groot (het gebouw als ge-
heel) naar klein (de toegepaste bouwmaterialen
en -producten).
Op elk niveau zal het constructief ontwerp moe-
ten voldoen aan de functionele eisen en moeten
beantwoorden aan de architectonische wensen.
Waar dit niet haalbaar blijkt te zijn, zullen de
eisen en wensen moeten worden bijgesteld of
zal men naar een andere benadering van het
vraagstuk moeten zoeken.
1.2.4 Economie
Daar de opdrachtgevers vrijwel nooit een on-
beperkt budget ter beschikking stellen, kan de
ontwerper de economie (= doelmatige zuinig-
heid, met spaarzaam gebruik van krachten en
geld) van het bouwen niet terzijde schuiven. In
het begin zal vooral worden gekeken naar de
haalbaarheid van het project, later naar een kos-
tenbewust en doelmatige beantwoording aan de
gestelde eisen.
Een economisch gebouw is niet een gebouw dat
zo weinig mogelijk kost, maar dat een zo gunstig
mogelijke verhouding biedt tussen de kosten en
de baten.
Neem bijvoorbeeld een tribuneoverkapping van
een voetbalstadion. Stel dat iedere toeschouwer
vanaf de tribunes bij voorkeur het hele speelveld
onbelemmerd moet kunnen overzien. Er zijn dan
geen kolommen mogelijk in het tribunegebied
waardoor de afdracht van de belasting van de
kap naar de fundering via een omweg moet
plaatsvinden. Dit is duur. Een stuk goedkoper is
1
2
3
4
5
6
7
2 5 of
5
1
2
dak
buitenwand
binnenwand
verdiepingvloer
b.g. vloer
kelderwand
keldervloer
3
4
5
6
7
bovenbouw
onderbouw
ruimten + begrenzingen 2 1 gebouw als geheel
bouwdelen 3
4
constructiedelen, bestaande uit bouwmaterialen en -producten
ventilatiekap van kunststof
bouwproduct bouwmateriaal
dakpan
panlat
dakpaneel
dak
afwerklaag
constructieve vloer
scheidingswand
deurkozijn
vloer
binnenwand
Figuur 1.7 Constructieve hirarchie
06950505_Hfdst_01.indd 9 11-11-2005 11:57:05
10
de oplossing waarbij tribunekolommen wl wor-
den geaccepteerd. Dit gaat echter ten koste van
het vrije uitzicht. In dit geval staat dus het func-
tionele gewin van het onbelemmerde uitzicht
(de baten) tegenover de extra kosten van het
weglaten van de tribunekolommen.
Meer in het algemeen geldt dat bij het toene-
men van de eisen ook de prijs die men daarvoor
betaalt, zal toenemen. Het verband tussen de
waardering van de kwaliteit en de kosten is niet-
lineair. Bij lage kosten leiden betrekkelijk weinig
kostende verbeteringen vaak al tot een sterke
toename van de waardering van het product. Bij
hoge kosten gaan de bijkomende kosten voor
verbetering daarentegen meestal niet langer ge-
paard met een gelijkwaardige groei in de waar-
dering van het product, guur 1.8.
Profijt
I
n
v
e
s
t
e
r
i
n
g
w
a
a
r
d
e
r
in
g
k
o
s
t
e
n
Figuur 1.8 Relatie kosten en waardering
Bij een kostenbeschouwing moet verder niet
alleen naar de directe bouwkosten worden geke-
ken, maar ook naar de vervolgkosten.
Zo kan bij de oplevering een goedkope oplossing
voor de gevel en het dak op termijn toch nog
duur uitvallen als deze weinig duurzaam zijn en
leiden tot een hoog energieverbruik.
In dit verband moet dus ook goed worden ge-
keken naar de balans tussen de bouwkosten (of
beter de totale kosten van bouwvoorbereiding
en -realisatie) en de exploitatiekosten (met onder
meer de kosten voor schoonmaak, onderhoud
en reparaties, de kosten voor aanpassingen en
verbouwingen en de energiekosten).
Figuur 1.9 toont een eenvoudig voorbeeld
gericht op de constructieve economie.
1.3 Functionele en constructieve
analyse
1.3.1 Voorbereiding op het ontwerpen
Voorafgaand aan het ruimtelijk-functioneel
ontwerp van een gebouw zal moeten worden
vastgesteld welke activiteiten moeten worden
gehuisvest, welke ruimten deze activiteiten ver-
gen in grootte en vorm en hoe de ligging ervan
ten opzichte van elkaar zal zijn (horizontaal en
verticaal).
Verder zal moeten worden onderzocht in hoe-
verre deze ruimten onderling en ten opzichte
van de buitenwereld dienen te worden afge-
scheiden of juist verbonden. Hierbij kan men
denken aan eerder gesignaleerde punten als
variant 2: doorgaande liggers
variant 3: liggers bovendaks 4
3
- minder materiaalverbruik
- brandscheiding hallen problematisch
- minder gevelvlak / uitvoering moeilijker
- onderhoudsgevoelig / doorbreking
variant 1: doorgaand dak 2
- minder gevelvlak
gang
1
productie / opslag
basisdoorsnede bedrijfsgebouw
productie / opslag
installatie / leidingen
dakbedekking
Figuur 1.9 Voorbeeld vergelijking op constructieve
economie
06950505_Hfdst_01.indd 10 11-11-2005 11:57:06
1 GEBOUWANALYSE 11
bescherming tegen weer en wind, behaaglijk-
heid, licht en uitzicht, geluidwering en brandvei-
ligheid. Vele van deze punten zijn gericht op een
juiste conditionering (dat wil zeggen het in een
bepaalde toestand brengen of houden) van de
ruimten door middel van de omsluitende con-
structies. Een analyse gericht op het ruimtelijk
ontwerp zal dan ook altijd tevens een eerste ver-
kenning op het constructief vlak met zich mee-
brengen. Een bouwkundige ruimte gaat immers
altijd gepaard met een materile afscheiding van
de omgeving.
Het ontwerpproces wordt besproken in deel
10 Ontwerpen
Wat is functionele analyse?
Analyse duidt op ontleding, ontrafeling. Een
aanvankelijk nog onduidelijke en onoverzich-
telijke probleemstelling wordt zodanig in on-
derdelen uiteengelegd dat deze alle apart op
de relevante aspecten (hier dus de functionele
gegevens, eisen en wensen) kunnen worden
onderzocht. Het aldus verzamelde materiaal
kan dan later als basis dienen voor het grotere
geheel (de synthese).
Functioneel heeft betrekking op de functie
en dus op de bestemming en het gebruik
van het gebouw en van de ruimten in het
gebouw.
Maar we kunnen nog veel verder gaan. Neem
bijvoorbeeld een binnenhof voor een school,
vooral bedoeld om licht, lucht en kijkgenot te
verschaffen voor de schoolgebruikers. Of neem
de imposante hoogte van een middeleeuwse
kathedraal, een middel om de toen heersende
geloofsbeleving tot uitdrukking te brengen.
Met deze voorbeelden zien we het begrip
functioneel opeens aanmerkelijk verschuiven
en verruimen, zelfs zodanig dat men zich kan
afvragen waar dan nog eigenlijk de grenzen
liggen. Het begrip functioneel is verstandelijk
goed benaderbaar voor bijvoorbeeld de pro-
ductie en opslag van goederen (de benodigde
ruimten en condities zijn dan
immers relatief gemakkelijk in maat en getal
vast te leggen). Veel minder grijpbaar zijn over-
wegingen als behaaglijkheid (waarvoor naast
het klimaat ook aspecten als ruimtebeleving,
kleur, licht en donker van invloed zijn), mooi
en lelijk (esthetica), monumentaliteit enzo-
voort. Bij al dit soort aspecten staat de mens
met zn gevoelsmatige reactie centraal.
Gevoelens zijn moeilijk in getallen uit te druk-
ken. Desondanks moet ook dit soort slecht
meetbare aspecten even serieus worden mee-
genomen, direct al in de voorbereiding en bij
het vaststellen van het PvE.
1.3.1.a Flexibiliteit
Een goede analyse ter voorbereiding van het
ontwerp heeft nog meer kanten. Zo zal men zich
rekenschap moeten geven van de toekomst. Elk
plan, hoe goed ook, kan door de veranderende
situatie in de toekomst achterhaald raken. Dit
vereist bezinning op moeilijk vast te leggen,
maar daarom niet minder belangrijke punten, als
veranderbaarheid of exibiliteit en mogelijkhe-
den tot uitbreiding. Zelfs geheel andere bestem-
mingsmogelijkheden dan aanvankelijk bedoeld
moet men soms serieus onderzoeken. Het zal
duidelijk zijn dat dit soort onzekere factoren het
maken van een verantwoorde analyse behoorlijk
verzwaart.
Zie deel 13 Beheren, hoofdstuk 10 Hergebruik
1.3.1.b Locatie
Verder komt de keuze van de vestigingsplaats
aan de orde. Meestal is deze wel bepaald voor
men aan de planvorming begint. Soms is deze
niet vooraf bepaald en dan kan de locatiekeuze
mede worden benvloed door de eisen die een
goed ruimtelijk ontwerp aan het terrein en zijn
directe omgeving stelt. Een dergelijke omstan-
digheid treft men bijvoorbeeld aan bij bedrijven
die bekneld zijn geraakt in verouderde gebouw-
complexen. Men staat dan voor de keuze tussen
renovatie of nieuwbouw ter plekke (eventueel
in fasen om het bedrijf in werking te houden)
of nieuwbouw elders. Vaak is dit een moeilijke
beslissing waarbij vele factoren een rol kunnen
spelen.
1.3.1.c Functionele tekening
De ruimtelijke en constructieve eisen kunnen
voor een deel in beeld worden gebracht in een
functionele tekening.
06950505_Hfdst_01.indd 11 11-11-2005 11:57:07
12
Figuur 1.10 laat een voorbeeld zien van een wie-
lerbaan met tribune en overkapping.
1.3.2 Constructie van een gebouw
Overeenkomstig guur 1.11 is de constructie van
een gebouw onder te verdelen in:

bouwconstructies;

technische installaties.
Technische
installaties
Bouw-
constructies
Afbouw-
constructies
Ruimtescheidende
constructies
Ruimteverbindende
constructies
Draag-
constructies
Constructies
van gebouwen
Figuur 1.11 Onderverdeling constructies van gebouwen
Bij de technische installaties denken we aan de
klimaatinstallaties, liften, sanitair en rioleringen,
installaties voor communicatie en beveiliging.
Bouwconstructies kunnen op verschillende wijzen
worden onderverdeeld. Gangbare indelingen
zijn:
1 Naar de bouwfase

ruwbouw;

afbouw of afwerking;
2 Naar de functie

draagconstructies (kolommen, balken, vloer-


platen en dergelijke);

ruimtescheidende of ruimteomsluitende
constructies (wanden, vloeren, daken, plafonds
en dergelijke);

ruimteverbindende constructies (deuren, ra-


men, trappen, leidingschachten en dergelijke).
Tegenwoordig worden de benamingen draag-
constructies en afbouwconstructies veel
gebruikt. Deze begrippen zijn pas in de jaren
zestig in zwang geraakt als uitsplitsing van het
verzamelbegrip bouwconstructies.
De term afbouwconstructies is een typisch
Nederlands woord; rechtstreekse vertalingen in
bijvoorbeeld het Engels en het Duits zijn niet
beschikbaar.
1.3.3 Functiecombinatie en -scheiding
Wanden hebben primair een scheidende functie,
vloeren en daken hebben tevens een dragende
functie. Door de scheidingsconstructie tevens
dragend te maken is er sprake van functie-
combinatie bij samengestelde constructies en
functie-integratie bij enkelvoudige constructies.
De dragende functie kan echter ook worden uit-
geoefend door aparte constructiedelen die hier
speciaal voor worden aangebracht. Kolommen
en balken zijn hiervan twee typische voorbeel-
den. In zulke gevallen is er sprake van functie-
scheiding, guur 1.12.
1.3.4 Skelet, systeem en structuur
Plaatsvaste dragende elementen, zoals kolom-
men, balken, dragende wanden en vloeren vor-
minimale zichthoek
max. hoek i.v.m.
bescherming
tegen neerslag
sneeuwlast
daglicht doorlatend
wind
h.w.a.
helling
verkanting
maat maat
ventilatie
regen / sneeuw
Figuur 1.10 Functionele tekening
tribune-overkapping wielerbaan
06950505_Hfdst_01.indd 12 11-11-2005 11:57:08
1 GEBOUWANALYSE 13
men tezamen het dragend skelet, het draag-
systeem van het gebouw. Het draagsysteem
geeft aan uit welke onderdelen het skelet be-
staat, hoe het skelet is opgebouwd en hoe deze
werkt. De werking ervan kan door middel van
een statisch schema (het mechanicamodel)
worden weergegeven, gecombineerd met de
belasting, guur 1.13.
Het skelet geeft aan het gebouw een harde en
moeilijk veranderbare structuur.
Structuur duidt op de ordening en de afstem-
ming van de onderdelen binnen een groter
geheel. Het draagskelet is vaak zichtbaar in het
uiterlijk van het gebouw en daarbij soms ook
dominant aanwezig. Het skelet kan echter ook
worden verhuld waardoor de structuur van het
gebouw alleen nog maar wordt bepaald door de
omhullende delen.
Systeem
Het woord systeem wordt in de bouwwereld
toegepast in velerlei samenstellingen. Naast
draagsysteem kunnen we onder meer noe-
men: scheidingssysteem, constructiesysteem,
bouwsysteem, systeembouw, vloersysteem,
klimaatsysteem, transportsysteem en verf-
systeem, enzovoort.
Systeem kan betekenen:

stelsel of geleed geheel van bij elkaar


horende delen of eenheden, gerangschikt
volgens een ordenend beginsel;

stelsel van werkwijzen of handelingen;

samenhangend geheel van gelijksoortige


elementen.
Al naar de gekozen woordsamenstelling kan
het accent in de betekenis anders komen te
liggen.
Structuur en constructie
De begrippen structuur en constructie moet
men niet verwarren met de Engelse betekenis-
sen van de woorden structure en construc-
tion:
1 skeletstructuur en -opbouw 3 statisch schema portaal
gevelplaten
kolom
gevelstijl
dakplaten
horizontale belasting
skelet in dwarsdoorsnede
( wind )
2
gording
hoofdligger
randbalk
onderbouw
verticale belasting
bovenbouw
portaal
Figuur 1.13 Constructiesysteem van een hal
Figuur 1.12 Voorbeeld functie-integratie, -combinatie
en -scheiding bij buitenwanden
functie-
integratie
1
combinatie
2 functie- functie-
scheiding
3
kolom
spouwmuur
enkelbladige dragende wand
niet-dragend buitenblad
spouw + isolatie
dragend binnenblad
06950505_Hfdst_01.indd 13 11-11-2005 11:57:09
14

structure of a building = draagconstructie,


skelet van een gebouw;

construction = bouw, het bouwen;

the building is under construction = het


gebouw is in aanbouw.
1.3.4.a Skeletvormen
Worden de vloeren door wanden gedragen, dan
spreekt men van een wandenskelet; worden ze
door kolommen gedragen, dan van een kolom-
menskelet. Zoals we in guur 1.3 zien, worden
wandenskeletten veel toegepast in de woning-
bouw; kolommenskeletten in de utiliteitsbouw.
Wanden en kolommen worden bij voorkeur
in een rechthoekig, orthogonaal stelsel onder-
gebracht met rechte lijnen en haakse hoeken.
Maar er zijn ook voorbeelden aan te wijzen
waarbij de structurele ordening radiaalsgewijs
of vrij verloopt, of waarbij combinaties optreden
van orthogonale en andere ordeningswijzen.
Soms wordt men tot een afwijkende structuur
gedwongen zoals bij moeilijke stedelijke inpassin-
gen, soms ook wordt deze opzettelijk ontworpen
om een grotere ruimtelijke spanning te bereiken.
1.3.5 Laagbouw, verdiepingbouw en
hoogbouw
Tot de laagbouw worden gerekend: hallen,
lokalen, loodsen, stallen en kappen; utilitaire ge-
bouwen die boven de begane-grondvloer slechts
een overkapping of omhulling van de gebruiks-
ruimte kennen en geen verdiepingsvloer(en) van
betekenis, guur 1.14-1.
Wat betreft de woningbouw worden minder
strikt genomen naast de bungalow ook de een-
gezinswoningen met inpandige verdiepingen
(echter zonder boven- of benedenburen) tot de
laagbouw gerekend, guur 1.14-4.
Bij meerlagige gebouwen met gestapelde
ruimten spreken we van verdiepingbouw, guur
1.14-2 en 1.14-5.
Bij laagbouw gaat de aandacht constructief vaak
primair uit naar het dak en de draagconstructie
daarvan; bij verdiepingbouw naar de verdie-
pingsvloeren.
Tussen vloeren en daken zijn typische verschil-
len aan te wijzen die medebepalend zijn voor de
vormgeving van het skelet. Vloeren moeten aan
de bovenzijde horizontaal en vlak zijn, daken

verticaal transport
woningbouw
utiliteitsbouw
woongebouw
eengezinswoning 4
5
hoogbouw
verdiepingbouw 2
3
laagbouw 1
Figuur 1.14 Laagbouw, verdiepingbouw en hoogbouw
hoeven dit niet. Vloeren moeten veel hogere
lasten dan daken kunnen dragen (meestal in
de orde van vier- tot achtmaal zo groot) en bo-
vendien stijver zijn. Verder zal men de construc-
tiehoogte van verdiepingsvloeren eerder willen
beperken dan van daken (minder stijghoogte,
minder geveloppervlak).
Afgezien van andere overwegingen kunnen door
deze verschillen daken in het algemeen van een
veel grotere overspanning worden voorzien dan
verdiepingsvloeren en is de vormgeving veel
vrijer. Zo zal de overspanning bij verdiepings-
vloeren meestal onder de 10 m blijven (met een
maximum van circa 20 m), terwijl een overspan-
ning van 1520 m bij daken boven halvormige
ruimten normaal is (met uitschieters tot maxi-
maal zon 200 m).
06950505_Hfdst_01.indd 14 11-11-2005 11:57:10
1 GEBOUWANALYSE 15
Bij laagbouw is slechts horizontaal verkeer aanwe-
zig; bij verdiepingbouw tevens verticaal verkeer.
Naarmate het aantal verdiepingen (lagen) en de
hoogte van het gebouw groeit, wordt ook de
betekenis van het verticale verkeer en transport
belangrijker. Trappen klimmen kan bij geregeld
gebruik tot maximaal zon 10 m aanvaardbaar
zijn; dan is volgens de huidige maatstaven de
grens voor de mens wel ongeveer bereikt. Daar-
boven zal men overgaan tot mechanisch trans-
port (lift of roltrap). Voor rolstoelgebruikers zal
bij een meter hoogteverschil al moeten worden
overgegaan op een mechanisch hulpmiddel (lift,
hefplatform enzovoort), tenzij men lange helling-
banen voor lief wil nemen. Dit geldt ook voor
het goederentransport.
Bij hoogbouw is het verticale transport de domi-
nante factor in het functioneren van het gebouw,
guur 1.14-3.
De grens tussen de verdiepingbouw en de hoog-
bouw is niet scherp te trekken, maar hangt van
verschillende factoren af, zoals de bestemming
van het gebouw (woongebouw, kantoorgebouw,
combinatiegebouw enzovoort), de vorm en
de visuele indruk van het gebouw, het aantal
verdiepingen en de hoogte van de omringende
bebouwing.
De chte hoogbouw begint pas bij een hoogte
van zon 80 100 m, overeenkomend met
25 30 bouwlagen. Boven een dergelijke
hoogte worden de verticale afstanden zo groot
dat men tussenstations voor de liften, de klimaat-
installaties en de watertoevoer en -afvoer
moet gaan overwegen. De brandweer eist dan
tevens een veilig heenkomen voor alle mensen
(ook gehandicapten) in het gebouw.
Verder wordt vanaf een dergelijke hoogte ook
de stijfheidseis in snel toenemende mate mede-
bepalend voor de constructieve opzet van het
gebouw.
Ook worden bij grote gebouwhoogten zwaar-
dere eisen gesteld aan de gevels op punten als
de regendichtheid, weerstand tegen wind en
vorst, schoonmaak, onderhoud en duurzaam-
heid.
1.4 Sporthal als voorbeeld
We willen dit hoofdstuk van de gebouwanalyse
beindigen met een voorbeeld.
We kiezen hiertoe voor een sporthal omdat:

de ruimtelijke organisatie door de dominante


wedstrijdruimte betrekkelijk eenvoudig is;

voor de wedstrijdruimte strenge ruimtelijke,


bouwfysische en bouwtechnische eisen gelden;

het aantal oplossingsmogelijkheden sterk


wordt beperkt door de doelmatigheidseis; dit
geldt zowel voor de draag- en afbouwconstruc-
ties als voor de installaties.
Om de analyse systematisch te laten verlopen,
behandelen we achtereenvolgens:
1 de functionele eisen;
2 het ruimtelijke plan;
3 de structuur en de vormgeving;
4 het constructiesysteem;
5 de constructieve opbouw.
1.4.1 Functionele eisen
We geven in deze paragraaf een samenvatting
van de belangrijkste functionele eisen met
betrekking tot de wedstrijdruimte en de bijbe-
horende toeschouwersruimte (de tribunes).
Tezamen vormen deze de feitelijke sporthal.
Het voert te ver bij dit voorbeeld ook de overige
ruimten, zoals de kleed- en wasruimten, de ont-
moetingsruimte, de entree en hal en de ruimten
voor het beheer, te behandelen.
Wie meer informatie wil wordt verwezen naar
het Handboek Sportaccomodaties, een uitgave
van de NOC*NSF (1989-96).
Zoals de functionele eisen hierna zijn verwoord,
worden deze meestal in beschrijvende zin
gesteld.
Voorbeeld: De ondervloerconstructie moet zeer
vlak en horizontaal afgesteld zijn.
Worden de eisen nader gepreciseerd in maat en
getal, dan spitsen deze zich toe op ruimtelijke
respectievelijk constructieve eisen.
Voorbeeld: Het maximale hoogteverschil in de
ondervloerconstructie mag over een lengte van
3 m maximaal maar 3 mm zijn en de maximale
verticale afwijking maar + of 10 mm ten
opzichte van de gemiddelde hoogteligging.
06950505_Hfdst_01.indd 15 11-11-2005 11:57:10
16
Herhaaldelijk worden ook oplossingen gegeven
gesteld of gesuggereerd.
Voorbeeld: Eventuele vrijstaande kolommen
moeten rond worden afgewerkt; zo ook bij voor-
keur hoeken in metselwerk en dergelijke.
1.4.1.a Wedstrijdruimte
Voor de diverse takken van binnensport gelden
obstakelvrije afmetingen. Deze worden bepaald
door de afmeting van de speelvelden, de uitlo-
pen en de vrije hoogte.
Figuur 1.15 geeft een overzicht van de genor-
meerde ruimtematen voor verschillende soorten
sportaccommodaties met de bijbehorende ge-
bruiksmogelijkheden.
Voor de sporthal waarvan de sportvloerafmeting
op minimaal 24 44 m is gesteld, is de speel-
veldbelijning afgebeeld. We kiezen in ons voor-
beeld voor deze optie.
vrije ruimte 2
publiek
7

m
4
4

m
24 m
publiek
speelveld met belijning 1
profiel van
vrije ruimte
speelveldbegrenzing
zichthoek
Figuur 1.15 Benodigde ruimtematen en speelveldbelijning
vloer sporthal
Sportvloer
De afwerking van de sportvloer moet zijn afge-
stemd op het spelgedrag van de sporters, het
balgedrag, het medisch verantwoord kunnen
sporten en het gebruik van toestellen en binnen-
sportattributen.
De ondervloerconstructie moet zeer vlak en ho-
rizontaal zijn afgewerkt. Zo mag het maximale
hoogteverschil over een lengte van 3 m maar
3 mm (= 1/1000) zijn en de maximale verticale
afwijking maar + of 10 mm ten opzichte van de
gemiddelde hoogteligging.
De kleur van de vloer kan in principe vrij worden
gekozen, doch de (kleur-)reectiefactor moet
tussen de 0,25 en 0,40 liggen, dus betrekkelijk
laag.
Wanden
De wanden rondom de wedstrijdruimte moeten
tot op 3 m hoogte vlak, niet-korrelend en obsta-
kelvrij zijn, zodanig dat onnodig lichamelijk letsel
wordt voorkomen. Eventuele vrijstaande kolom-
men moeten rond worden afgewerkt; zo ook bij
voorkeur hoeken in metselwerk en dergelijke. De
wanden moeten bestand zijn tegen mechanische
beschadiging. Ze moeten een goed contrast
bieden; de (kleur-)reectiefactor moet tussen de
0,45 en 0,60 liggen. Hinderlijke reecties in bij-
voorbeeld glas mogen zich niet voordoen.
De deuren van de wedstrijdruimte moeten af-
draaiend worden aangebracht en bij voorkeur
uitgerust zijn met zogenoemd verzonken beslag.
Plafond
Het plafond van de wedstrijdruimte, dan wel
de onderzijde van de dakconstructie mag geen
scherpe uitsteeksels bevatten (zoals nagels en
schroeven) en moet balvast worden uitgevoerd.
Dit geldt ook voor de lampen en de verlichtings-
armaturen ter voorkoming van lampbreuk. De
kleur van het plafond respectievelijk de dakcon-
structie dient een goed contrast te bieden ten
opzichte van de bal en de shuttle. Bij eventuele
toepassing van stralingspanelen dient de kleur
hiervan afgestemd te zijn op de kleur van het
plafond.
De kleurreectiefactor van het plafond moet
liggen tussen de 0,60 en 0,80.
06950505_Hfdst_01.indd 16 11-11-2005 11:57:11
1 GEBOUWANALYSE 17
Verlichting
Er mag in de wedstrijdruimte geen direct dag-
licht toetreden.
De verlichting moet zorgdragen voor een
verlichtingsniveau van minimaal gemiddeld
E
gem
= 500 lux.
De gelijkmatigheid in de lichtspreiding moet vol-
doende zijn gewaarborgd: E
min
: E
gem
= 0,7.
Verblinding van de sporters door de verlichting
mag niet optreden.
Aanbevolen wordt lichtbronnen toe te passen
met een kleurweergave-index (R
a
) van ten minste
80 en een kleurtemperatuur van circa 3.000 K
(warmwit); bij combinatie met daglicht echter
circa 4.000 K (wit).
Daglichttoetreding via de wanden is voor de
sportbeoefening in het algemeen niet gewenst
door mogelijke verblinding en ongewenste licht-
contrasten.
Wanneer men toch daglicht in de sporthal wil
toelaten, verdient het gebruik van goed afge-
schermde daglichtopeningen in het dak de
voorkeur. Gecombineerd gebruik van eenzelfde
afschermingssysteem voor dag- en kunstlicht kan
dan tot een praktische oplossing leiden.
Verwarming
Voor het verkrijgen van een behaaglijk binnen-
klimaat met een laag brandstofverbruik moet
primair worden gezorgd voor een goede thermi-
sche isolatie en een winddichte afwerking van de
omhullingen. De temperatuur in de wedstrijd-
ruimte moet regelbaar zijn, zodanig dat gemeten
op 2 m hoogte minimaal een temperatuur van
15 C kan worden bereikt, of zoveel hoger indien
het gebruik dit vereist.
Ventilatie
Per actieve sporter moet worden gerekend op
circa 40 m
3
verse lucht per uur en per toeschou-
wer op circa 20 m
3
, met een minimum ventilatie-
voud van nmaal de ruimte-inhoud per uur. De
luchtsnelheden ten gevolge van een ventilatie-
systeem mogen niet meer bedragen dan
0,50 m/s, gemeten tot 3 m hoogte (bij tafel-
tennis mag ter plaatse van de tafels zelfs in het
geheel geen luchtsnelheid optreden).
Akoestiek
In een sporthal moet worden gelet op de
akoestiek om overmatig lawaai en een slechte
bespreekbaarheid te voorkomen.
Aanbevolen wordt over het gehele frequentie-
bereik de gemiddelde nagalmtijd niet groter te
laten zijn dan 1,5 seconden respectievelijk 1,2 se-
conden, indien in de sportruimte ook instructies
worden gegeven.
Het geluidsniveau ten gevolge van installaties
(bijvoorbeeld voor ventilatie en verwarming)
mag niet meer bedragen dan L
eq
= 40 dB(A).
1.4.1.b Toeschouwersruimte
De toeschouwersruimte dient een capaciteit te
bezitten van 300 zitplaatsen. Per zitplaats geldt
een breedte van minimaal 0,5 m en een diepte
van minimaal 0,7 m.
Iedere toeschouwersplaats moet in principe een
goed en obstakelvrij zicht hebben over het volle
speelveld. Dit legt eisen op aan de horizontale
en verticale zichthoek. In verband hiermee wordt
gedacht aan een opzet waarbij de tribunes aan
n der lange zijden van de wedstrijdruimte wor-
den gelegd.
Gezorgd moet worden voor goede en over-
zichtelijke loopwegen van en naar de tribunes;
betreding van de tribunes bij voorkeur van
achteren af. Ook dient te worden gedacht aan
opstelplaatsen en aan een goede bereikbaarheid
daarvan voor toeschouwers met een rolstoel.
Ontruiming in geval van calamiteit moet snel
kunnen geschieden.
1.4.2 Ruimtelijke plan
Figuur 1.16 geeft de basisopzet van het sport-
complex, schematisch weergegeven in een
plattegrond. In deze plattegrond zijn de belang-
rijkste benodigde ruimten globaal weergegeven,
zijn de afzonderlijke ruimten of groepen van
ruimten zo logisch mogelijk ten opzichte van
elkaar geordend en staan de belangrijkste loop-
en zichtrelaties aangegeven.
In dit ruimtelijke model kunnen de afzonderlijke
ruimten nog wel enigermate ten opzichte van
elkaar worden verschoven op voorwaarde dat de
belangrijkste verbindingen overzichtelijk en doel-
matig blijven.
06950505_Hfdst_01.indd 17 11-11-2005 11:57:11
18
Figuur 1.17 laat voor de ruimtelijke opbouw
naast de basisopzet nog eens drie varianten zien
door verschuivingen en eventuele stapeling van
de bijkomende ruimten ten opzichte van de
wedstrijdruimte.
De ruimtelijke varianten leiden tot verschillende
constructieve oplossingen, hoewel voor de domi-
nante en min of meer vaste wedstrijdruimte de
verschillen beperkt blijven. Variant 3, guur
1.17-4, is bijzonder doordat de wedstrijdvloer
tezamen met de aangrenzende toestellenberging
en de kleed- en wasruimten verdiept is aange-
legd. Of deze oplossing met kelderbak interes-
sant is, hangt mede af van de grondwaterstand.
1.4.3 Structuur en vormgeving
Voorafgaand aan het basisplan volgens de gu-
ren 1.16 en 1.17 heeft al de nodige ordening
plaatsgevonden om een heldere en doelmatige
ruimtelijke structuur te krijgen. Deze ruimtelijke
structuur vormt de grondslag voor de construc-
tieve opbouw.
Figuur 1.16 Basisplan sporthal met de belangrijkste ruimtebehoeften en ruimtelijke relaties
2
2
5
5
3
3
4
1
toestellenberging
min. 24 x 44 m
wedstrijdruimte
tribune
schone voeten gang
was- en kleedruimte
vuile voeten gang
(c.v. / bergingen enz. )
nevenruimten
ontmoetingsruimte
toiletten
garderobe +
hal
entree
beheer + kassa
instructieruimte
denksporten /
nevenruimten
e.h.b.o. / massage
zichtrelatie
beheer
bezoekers
spelers / sporters
06950505_Hfdst_01.indd 18 11-11-2005 11:57:13
1 GEBOUWANALYSE 19
Figuur 1.18 geeft een aantal varianten voor de
structuur van de overkappingsconstructie van de
hal met aanbouw.
In deze varianten wordt de structuur bepaald
door plaatsing van de hoofddraagelementen van
de bovenbouw, waarbij wordt gedacht aan lig-
gers en kolommen. Deze zijn hier geordend vol-
gens een basisraster waarvoor een repeterende
maat van 5 m in beide richtingen is aangeno-
men.
De keuze van deze rastermaat voor het grote
rooster van de draagconstructie is betrekkelijk
willekeurig.
Zo had bijvoorbeeld ook kunnen worden ge-
kozen voor 4,8 m = 16 0,3 m, met 0,3 m als
zogeheten modulaire maat.
Tussenliggend zou in dezelfde zin voor het
kleine rooster van de scheidingsconstructies
kunnen worden gekozen voor bijvoorbeeld
4 0,3 = 1,2 m.
1
met verdiepte ligging van het geheel
met verhoogde tribunes, waaronder toestelberging
4
3
25 m
1
6 m 10 m
2
4
4
3
5
3
doorsnede van het plan van figuur 1.16
met overige ruimten boven was- en kleedruimten 2
4
4
1
1
1
2
2
5
5
3
2
3
7

m
toeschouwersruimte (tribunes)
met vuile en schone voetengang
wedstrijdruimte
was- en kleedruimten
overige ruimten
toestellenberging
3
5
4
1
2
4

m
3

m
5
Figuur 1.17 Enige varianten voor de ruimtelijke opbouw in een dwarsdoorsnede
06950505_Hfdst_01.indd 19 08-12-2005 16:07:02
20
De dragende delen kunnen zichtbaar blijven,
maar kunnen ook worden opgenomen in de
scheidingsconstructies of worden weggewerkt
achter bekledingen. Zo kunnen ook de afzonder-
lijke onderdelen van de scheidingsconstructies
en de installaties in het zicht worden gehouden,
dan wel worden weggewerkt.
Waar de constructiedelen zichtbaar blijven, zal
veel aandacht moeten worden besteed aan de
precieze ordening van de elementen om een
verzorgde aanblik te krijgen.
Voor de wedstrijdruimte zal men de construc-
tieve structuur het liefst neutraal willen houden;
een sprekende tekening van de constructie is bij
overdwars - overlangs
kruislings - diagonaal kruislings - orthogonaal 6 7
overdwars 3
gebouwvolume 1
4
overdwars incl. aanbouw 8
basisraster voor de overkappingsconstructie 2
5
6x5 m
overlangs - overdwars
9x5 m
h.w.a.
Figuur 1.18 Varianten voor de structuur van de overkappingsconstructie
Figuur 1.19 Enige variantmogelijkheden voor de gevelopzet van de sporthal
06950505_Hfdst_01.indd 20 11-11-2005 11:57:15
1 GEBOUWANALYSE 21
sport als achtergrond immers ongewenst.
Omdat men tevens de binnenvlakken van de
wanden grenzend aan de sportruimte glad moet
uitvoeren, heeft men een goede reden om de
constructie naar buiten te brengen. Hierdoor
gaat deze de structuur en de vormgeving van
het exterieur sterk benvloeden.
Een bescheiden staalkaart van de mogelijke
oplossingen biedt guur 1.19.
We zien hoezeer de aanblik van de hal van bui-
tenaf wordt bepaald door het wel of niet zicht-
baar maken van de hoofddraagconstructie en op
kleinere schaal ook door de grasche tekening
van de gevel.
Nog even terugkomend op het interieur: de ver-
lichting is, anders dan de draagconstructie, wel
van functionele betekenis voor de structuur van
het plafond, zoals blijkt uit de aanbevolen basis-
schemas voor de verlichting in guur 1.20.
1.4.4 Constructiesysteem
De structuurbepaling van de draagconstructie
kan niet plaatsvinden voordat men zich een
voorstelling heeft gevormd van mogelijkheden
voor het constructiesysteem.
Figuur 1.21 biedt een voor de hand liggende
oplossing voor de overspanningsconstructie van
de sportruimte: vakwerkliggers in dwarsrichting.
De vakwerkliggers zijn buigstijf verbonden met
de kolommen, zoals uit het statisch schema
blijkt.
Wat betreft de vloerconstructie is in het voor-
beeld gekozen voor een vloer op funderings-
balken die eveneens in dwarsrichting lopen.
Het meest eenvoudig is de oplossing waarbij de
structuur van de vloerconstructie gelijk is aan
die van de dakconstructie, bijvoorbeeld met een
hart-op-hartafstand van de liggers en de funde-
ringsbalken van 5 m.
Zo voor de hand liggend het is een recht-toe-
recht-aan constructie om het gewenste recht-
hoekige proel van vrije ruimte heen te leggen,
zo moeilijk is het andere overspanningsvormen
te verzinnen die eveneens een goede kans van
slagen hebben.
in langsrichting
baanvormige verlichting 1
0
.
7
5
0
7
.
2
3
0
2
4
.
0
0
0
7
.
2
4
0
7
.
2
3
0
1
.
4
5
0
begrenzing ruimte
44.000
2
2.750
bronnen in ortho-
gonaal patroon
puntvormige licht-
5.500
begrenzing speelveld
Figuur 1.20 Twee mogelijke basisschemas voor de
verlichting
Figuur 1.21 Van ruimtelijk basisplan naar constructief
ontwerp
profiel van vrije ruimte
draag- en scheidingsconstructies 5
ruimtelijk basisplan
ruimtelijk basisplan + reservering constructiezones
statisch schema
mogelijke opzet voor de draagconstructie
4
3
2
1
veronderstelde draagkrachtige grondslag
zichthoek
06950505_Hfdst_01.indd 21 11-11-2005 11:57:20
22
In guur 1.22 worden desalniettemin enige va-
riantvoorstellen gedaan. De verschillende typen
van het portaalspant met hellende spantbenen,
het boogspant en het kniespant benvloeden
de verschijningsvorm van de sporthal in sterke
mate, zowel binnen als buiten.
1.4.5 Constructieve opbouw
Wat betreft de constructieve opbouw zal men de
mogelijkheden voor de hoofddraagconstructie
simultaan met die voor de scheidingsconstructies
moeten verkennen.
Ten aanzien van de vloerconstructie is dit een
eenvoudige zaak, omdat hier het aantal moge-
lijkheden in feite zeer beperkt is en de vloer plus
isolatie tevens de scheidingsfunctie met de
bodem vervult.
Ook ten aanzien van het platte dak en plafond is
het aantal mogelijkheden nog vrij gemakkelijk te
overzien.
Ten aanzien van de gevels zijn echter vele oplos-
singen en combinaties mogelijk, guur 1.19.
Het is moeilijk hier vlot wegwijs in te worden en
vooral ook de consequenties van de aansluitin-
gen met de vloer en het dak goed te overzien.
In guur 1.23 op de volgende bladzijden is
geprobeerd iets van het aftasten tijdens het
ontwerpproces met de vele variabelen weer te
geven. Rijp en groen staan door elkaar; het detail
staat naast het geheel; de ene variant naast de
andere.
Moeilijk bij het ontwerpen en het beoordelen
van de kwaliteit van de oplossingen zijn vooral
de ontmoetingen (bouwknopen), zoals die
van het gevelpakket met het vloerpakket en het
dakpakket, met apart nog weer de aansluiting op
de dragende elementen. Let in dit verband bij-
voorbeeld ook op de variant met de bovendakse
liggerconstructie. Delen van de draagconstructie
worden hierbij noodzakelijkerwijs door het dak-
pakket heengevoerd, guren 1.23-9 en 1.23-10.
Deze doorvoer verdraagt zich slecht met de
functies van waterkering, thermische isolatie en
luchtdichting waarvoor het dak is bedoeld.
Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 Handboek Sportaccomodaties, een uitgave van
de NOC*NSF (1989-96)
2 Neufert, Ernst: Arcitects data, Londen, 2003
3 Neufert, Ernst: Bauentwurfslehre (BEL), Braun-
schweig, 2002
Figuur 1.22 Enige spantvormen over het gestelde proel
van vrije ruimte
profiel van vrije ruimte
portaalspant met hellende spantbenen 1
boogspant 2
3 kniespant
06950505_Hfdst_01.indd 22 11-11-2005 11:57:21
1 GEBOUWANALYSE 23
hoe oplossen ?
waterdichtheid ?
?
?
?
binnenbekleding
metselwerk
gevelstijl
sandwich-
panelen
kolom HEB 360
plaats kolom t.o.v. gevel 2
1 hoek diagonalen vakwerkligger
2
a
2
b
2
c
c
1 1
b
1
a
mogelijkheden gevelbeplating 4
mogelijke verticale 3
horizontale voegen
voeg gevelbeplating
1/10 a 1/15 = 3 a 2 m
vollewandligger
verkenning aansluitingen draagconstructie - gevel - dakconstructie 6
6
a
plafond
vakwerkligger
buitenblad
doorsnede gebouw 5
a
dak
30
7
kolom buiten gevelpakket
b
6
kolom
binnenblad
6
c
draagconstructie
buiten gebouw
d
6
constructie buiten gebouw
doorsnede gebouw met draag- 5
8 12
randbalk
poer
b
Figuur 1.23 Ontwerpstudie
06950505_Hfdst_01.indd 23 11-11-2005 11:57:24
24
h.w.a. binnendoor ?
7 m vrije hoogte
mogelijke spantdetails 7
9 vormgeving spant bovendaks
8 schematische opzet
detail ophanging dakconstructie 10
varianten gevelaanzicht 12
ophanging dakconstructie aan spanten 11
7
b
7
a
1
0
x
4
,5
m
6

x

5

m
IPE 300
manchet
maattolerantie !
plafondsysteem
>

2

m
IPE 300
Figuur 1.23 Ontwerpstudie (vervolg)
06950505_Hfdst_01.indd 24 11-11-2005 11:57:26
2
Bouwregelgeving
ir. A. te Boveldt
Tot voor kort waren de technische voorschriften voor het bouwen
opgenomen in de gemeentelijke bouwverordening. Per gemeente
konden zo de voorschriften wisselen van een basispakket volgens de
Model-Bouwverordening (MBV) van 1962 tot en met allerlei daaraan
toegevoegde bijzondere bouwtechnische bepalingen.
Sinds 1991 geldt n bouwtechnische regelgeving met overal in
Nederland dezelfde eisen voor gelijksoortige bouwwerken. De strak
geordende regels zijn vastgelegd in het Bouwbesluit, dat begin 2003
met enige wenselijk gebleken aanpassingen is overgegaan in het
Bouwbesluit 2003.
06950505_Hfdst_02.indd 25 11-11-2005 11:58:09
26
Inleiding
In de technische regelgeving staat het Bouw-
besluit centraal; het stelt de minimale eisen
waaraan een bouwwerk dient te voldoen.
Voor de te leveren prestaties verwijst het Bouw-
besluit veelvuldig naar normen of NENs
(= NEderlandse Normen). De vele normbladen
die zijn uitgebracht, geven door middel van stan-
daardvoorschriften de voorwaarden aan waar-
aan de tot stand te brengen producten moeten
voldoen. Ministerile regelingen zijn bedoeld om
aanvullingen en wijzigingen in de technische
regelgeving mogelijk te maken zonder dat hier-
voor een zware juridische procedure nodig is.
De samenhang van de technische regelgeving is
weergegeven in guur 2.1.
Voorwaarde bouwvergunning
Als men wil bouwen, moet voor de aanvang
van de werkzaamheden bij de plaatselijke Dienst
Bouw- en Woningtoezicht een bouwvergunning
worden aangevraagd. Een bouwvergunning kan
in beginsel niet worden verleend als niet aan de in
het Bouwbesluit gestelde eisen wordt voldaan.
Volgens de huidige regeling kunnen naast
de vergunningplichtige bouwwerken vrije en
meldingplichtige bouwwerken worden onder-
scheiden.
Zie voor de procedure van de aanvraag
bouwvergunning deel 1, Bouwnijverheid hoofd-
stuk 6
Onder de categorie vrije bouwwerken vallen in de
praktijk slechts zeer kleine bouwwerken zoals een
dierenverblijf, een open etsenstalling, dakramen
enzovoort.
Bij voorbeelden als een schuur, een garage,
een aanbouw of uitbouw is de omvang van
het bouwwerk zodanig dat deze vallen onder
de meldingplichtige bouwwerken. De precieze
omschrijving van deze laatste categorie is te
vinden in het Besluit meldingplichtige bouw-
werken.
Inhoud van dit hoofdstuk
In paragraaf 2.1 worden de kenmerken van
het Bouwbesluit en de begrippen die daarin
worden gehanteerd uiteengezet. Verder wordt
een overzicht gegeven van de voorschriften en
bepalingen die in het Bouwbesluit zijn opgeno-
men.
Het Bouwbesluit verwijst op vele plaatsen naar
normen waarin de regelgeving op onderdelen
nader is ingevuld. In paragraaf 2.2 worden deze
toegelicht. In deze paragraaf wordt ook uitleg
gegeven over de kwaliteitsverklaringen waarmee
het prestatieniveau van bouwproducten en
bouwprocessen kan worden gegarandeerd.
De brandveiligheid is n van de belangrijke aan-
dachtspunten van het Bouwbesluit. In paragraaf
2.3 wordt dit punt apart behandeld. Hierbij
wordt uitgebreid ingegaan op de systematiek
van de gestelde brandveiligheidseisen en de
maatregelen en voorzieningen die in antwoord
op de eisen kunnen worden getroffen.
Besluit
meldingsplichtige
bouwwerken
Ministerile
regelingen
Woningwet
(W.W. 1991)
Bouwbesluit
NEN-normen NEN-normen
(Model-)
bouwverordening
(MBV 1992)
Figuur 2.1 Bouwwetgeving
MBV 1992
De oude MBV van 1962 is vervangen door
de nieuwe (Model-)Bouwverordening (MBV
1992). Hierin geven de Nederlandse ge-
meenten aanvullende, niet-bouwtechnische
regels (verordeningen) op het Bouwbesluit
zoals ten aanzien van het bestemmingsplan,
aansluitingen op het gas-, elektriciteits- en
waterleidingnet, welstand, sloop, bouwen op
verontreinigde grond enzovoort. De vroegere
bouwverordening is dus niet verdwenen, maar
de inhoud en strekking ervan is veranderd.
06950505_Hfdst_02.indd 26 11-11-2005 11:58:11
2 BOUWREGELGEVING 27
hetgeen betekent dat er geen concrete eisen
worden gesteld; bij prestatie-eisen worden
grenswaarden gesteld die niet mogen worden
over- of onderschreden. Het voordeel van pres-
tatie-eisen is dat ze maar op n manier kunnen
worden uitgelegd. Het nadeel is dat er zal moe-
ten worden gerekend om te kunnen beoordelen
of de ontworpen ruimten en constructies aan de
gestelde grenswaarden voldoen.
Het Bouwbesluit geeft een onderverdeling naar
vier oogpunten vanwaaruit prestatie-eisen wor-
den gesteld:

veiligheid;

gezondheid;

bruikbaarheid;

energiezuinigheid.
Het aandachtspunt milieu zit momenteel nog
op de reservebank. Naar verwachting zullen
in de toekomst ook hieromtrent eisen worden
gesteld. De eisen die het Bouwbesluit stelt, zijn
minimumeisen: alle bouwwerken moeten ten
minste hieraan voldoen. De opdrachtgever kan
hier in positieve zin van afwijken en zal dit ook
vaak doen waar vanuit zijn optiek de risico-
vermindering en de toegevoegde waarde
Twee andere belangrijke aandachtspunten,
namelijk de constructieve veiligheid (sterkte en
stabiliteit) en de beperking van de vervorming
(stijfheid) worden in het volgende hoofdstuk
(paragraaf 3.4) behandeld.
De belastingen waarmee rekening moet wor-
den gehouden komen in paragraaf 3.2 aan de
orde.
2.1 Bouwbesluit
Het Bouwbesluit beoogt niet alleen een grotere
eenheid van de technische voorschriften dan
vroeger het geval was, het is tevens bedoeld om
de bouwwerken minder te belasten met allerlei
bijzondere regels voor de wijze van bouwen en
de toe te passen materialen.
2.1.1 Kenmerken en begrippen
2.1.1.a Functionele eisen en prestatie-eisen
Om de voorschriften eenduidig te kunnen toe-
passen zijn de functionele eisen die aan een
bouwwerk (gebouw) kunnen worden gesteld
waar mogelijk uitgedrukt in prestatie-eisen.
Functionele eisen zijn algemeen en indicatief,
BOUWWERKEN
ANDERE
BOUWWERKEN
GEBOUWEN
1 Woonfunctie
vrijstaande woningen, eengezinswoningen, woongebouwen,
studentenflats, woonruimten verzorgingstehuis, woonwagens
alle overgebleven gebruiksruimten
tuinmuren, voetgangers- en fietsbruggen, steigers, onoverdekte
tribunes
12 'Bouwwerken geen
gebouw zijnde'
11 Overige gebruiksfuncties
winkelruimten, winkelcentra, warenhuizen, supermarkten,
reisbureaus
10 Winkelfunctie
zwembaden, gymnastieklokalen in scholen, sporthallen,
fitnesscentra
9 Sportfunctie
leslokalen, collegezalen 8 Onderwijsfunctie
logiesruimten in een hotel, motel en pension, vakantiehuisjes 7 Logiesfunctie
kantoorruimten bij bedrijf, in een bankgebouw, bij een verzekeraar,
bij een advocaat, in een gemeentehuis
gevangenis- of politiecel, isoleercel in tehuis voor dwangmatige
verpleging
6 Kantoorfunctie
werkruimten en opslagen van een fabriek, opslagruimten in een
pakhuis, stal van een boerderij
ruimten voor behandeling en verpleging van patinten in een
ziekenhuis, verzorgingstehuis, verpleeghuis, psychiatrische
inrichting, medisch centrum, polikliniek; praktijkruimte voor huisarts,
fysiotherapeut of tandarts
5 Industriefunctie
4 Gezondheidszorgfunctie
kenmerkende ruimten van een congrescentrum, kerk, wijkgebouw,
bioscoop, theater, casino, caf, restaurant, kantine, discotheek,
tentoonstellingsgebouw, museum, kinderdagverblijf, tribunes in
sportgebouwen
2 Bijeenkomstfunctie
3 Celfunctie
Figuur 2.2 Onderverdeling gebouwen naar gebruiksfuncties
06950505_Hfdst_02.indd 27 11-11-2005 11:58:11
28
opwegen tegen de extra kosten. Met name zal
dit het geval zijn ten aanzien van het aandachts-
punt bruikbaarheid.
2.1.1.b Gebruiksfuncties als leidraad
In het Bouwbesluit van 1992 werden de bouw-
technische voorschriften per gebouwtype ge-
geven. Omdat dit tot veel herhalingen leidde, is
men in het herziene Bouwbesluit van 1 januari
2003 overgegaan op koppeling van bouw-
technische voorschriften aan de gebruiksfunctie.
Zo worden er nu 12 gebruiksfuncties onder-
scheiden. Deze zijn weergegeven in guur 2.2.
De nummers 1 t/m 10 geven een tiental expliciet
gestelde gebruikfuncties weer die zich bij gebou-
wen kunnen voordoen. Deze functies en de daarbij
aangegeven voorbeelden spreken verder voor zich.
Onder nummer 11 vallen de overige gebruiks-
functies zoals het parkeren van autos in een ge-
bouw. Ook kan men onder deze noemer in feite
de verkeersruimten scharen, noodzakelijk voor
de toegang tot en als intermediair tussen de ver-
schillende gebruiksruimten. Onder nummer 12
valt ten slotte de restgroep bouwwerken geen
gebouw zijnde. Deze laatste verzamelterm kan
worden gezien als een relict van het oude Bouw-
besluit; in het rijtje van gebruiksfuncties hoort een
dergelijke aanduiding eigenlijk niet thuis.
Bij de categorie bouwwerken geen gebouw
zijnde gaat het om objecten als tuinmuren,
kleine opslagtanks en silos, schoorstenen, mas-
ten, voetgangersbruggen, steigers, onoverdekte
tribunes enzovoort. Grotere civiel-technische
kunstwerken zoals verkeersbruggen, viaducten,
tunnels en allerlei andere weg- en waterbouw-
kundige constructies kennen verscheidene eigen
regels en voorschriften die buiten het bestek van
het Bouwbesluit vallen.
Met de onderverdeling naar gebruiksfuncties
zijn de honderden soorten gebouwen die in de
praktijk worden aangetroffen teruggebracht
tot een overzichtelijk en voor de regelgeving
hanteerbaar aantal gebruiksfuncties waarbij in
het Bouwbesluit steeds per functie de specieke
prestatie-eisen zijn aangegeven. Zo vallen bij-
voorbeeld schouwburgen, bioscopen, theaters
en kerken binnen deze ordeningswijze voorna-
melijk onder de noemer bijeenkomstfunctie,
ziekenhuizen, klinieken en artsenpraktijken onder
gezondheidszorgfunctie, hotels, pensions en
zomerhuisjes onder logiesfunctie enzovoort.
Het belangrijkste voordeel van het hanteren van
de gebruiksfuncties als kapstok voor de bouw-
technische eisen blijkt uit een voorbeeld zoals
gegeven in guur 2.3. We zien hier in de plat-
tegrond van een verzorgingstehuis meerdere
gebruiksfuncties aangegeven, al naar het gebruik
van de verschillende ruimten. Zo kan men bij
een dergelijk gebouw direct per ruimte de ge-
stelde eisen in het Bouwbesluit terugvinden,
zuiver op grond van de gebruiksfunctie van die
ruimte en niet van het soort gebouw.
Een voorbeeld van een ruimte die meerdere ge-
bruiksfuncties vervult, en dus tegelijk aan verschil-
lende eisen moet voldoen, is een sportzaal
( sportfunctie) die ook wordt gebruikt voor
tentoonstellingen ( bijeenkomstfunctie) en het
afnemen van schriftelijke examens ( onderwijs-
functie).
Nog weer een ander voorbeeld is een gemeen-
schappelijke verkeersruimte die voor twee of
meer gebruiksfuncties wordt gebruikt als vlucht-
route en daarom zal moeten voldoen aan de ge-
bruiksfunctie die in het kader van de brandveilig-
heid de hoogste eisen stelt aan dat gebouwdeel.
Ten slotte pakt het onderscheid naar gebruiks-
functies ook goed uit bij combinatiegebouwen,
vooral als daarbij in verticale zin functiestapeling
plaatsvindt, zoals wonen boven winkelen boven
(ondergronds) parkeren.
De benaderingswijze vanuit de gebruiksfunc-
tie met alle daaraan gekoppelde terminologie
contrasteert overigens sterk met de gewone
vaktaal. Waar wij bijvoorbeeld spreken van een
schoollokaal moet een daglichtoppervlakte heb-
ben van ten minste 5% van de vloer nuanceert
het Bouwbesluit dit tot een verblijfsgebied van
de onderwijsfunctie heeft een volgens NEN 2057
bepaalde equivalente daglichtoppervlakte in m
2

waarvan de getalwaarde niet kleiner is dan de
getalwaarde van 5% van de vloeroppervlakte in
m
2
van dat verblijfsgebied, zie guur 2.4.
06950505_Hfdst_02.indd 28 11-11-2005 11:58:12
2 BOUWREGELGEVING 29
Figuur 2.3 Gebruiksfuncties volgens het Bouwbesluit
toegepast op een verzorgingstehuis
13
18
16
15
12
11
14
17
24
21
20
22
1 1
7
7
2
8
9
4 3
10
25
16
23
6
5
woonfunctie
bijeenkomst-
functie
winkelfunctie
gezondheidsfunctie
kantoorfunctie
bijeenkomst-
functie
woon-
functie
industrie-
functie
cel-
functie
logies-
functie
onderwijs-
functie
kantoor-
functie
gezond-
heidszorg-
functie
overige
gebruiks-
functie
winkel-
functie
sport-
functie
bouwwerk
geen gebouw
zijnde
1 begane grond verzorgingshuis
met indeling ruimten naar gebruiksfuncties
2 mogelijke gebruiksfuncties
1 woonkamer
2 bibliotheek
3 bezigheidstherapie
4 kapsalon/pedicure
5 receptie/administratie
6 entree
7 berging
8 recreatiezaal
9 buffet
10 lift
11 keuken
12 fysiotherapie
13 massage
14 uk-cabine
15 wachtruimte
16 toilet
17 retouremballage
18 doorloop
19 mortuarium
20 vuil-linnenkamer
21 aanvoer goederen
22 wasserette
23 schoon-linnen-kamer
24 technische ruimten
25 toko
06950505_Hfdst_02.indd 29 11-11-2005 11:58:12
30
Figuur 2.4 Twee artikelen over de daglichtvoorziening als voorbeeld uit het Bouwbesluit
Gebruiksfunctie Leden van toepassing
daglichtoppervlakte
Grenswaarden
daglichtoppervlakte
artikel 1.134 1.134
lid 1 2 3 4 5 6 7 1 2
1 Woonfunctie
a woonfunctie van een woonwagen
b andere woonfunctie
2 Bijeenkomstfunctie
3 Celfunctie
1 ruimte voor dag- en nachtverblijf
2 andere ruimte
4 Gezondheidszorgfunctie
1 ruimte voor aan bed gebonden patinten
2 andere ruimte
5 Industriefunctie
6 Kantoorfunctie
7 Logiesfunctie
8 Onderwijsfunctie
9 Sportfunctie
10 Winkelfunctie
11 Overige gebruiksfunctie
12 Bouwwerk geen gebouw zijnde
1
1
-
1
-
1
-
-
1
1
1
-
-
-
-
2
2
-
2
-
2
-
-
2
2
2
-
-
-
-
3
3
-
3
-
3
-
-
3
3
3
-
-
-
-
-
4
-
4
-
4
-
-
4
4
4
-
-
-
-
5
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
6
-
6
-
-
6
6
6
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
7
-
-
-
-
[%]
8
10
-
3
-
5
-
-
2,5
7
5
-
-
-
-
[m
2
]
0,5
0,5
-
0,15
-
0,5
-
-
0,5
0,35
0,5
-
-
-
-
AFDELING 3.20. DAGLICHT
3.20.1. Nieuwbouw
Artikel 3.133
1 Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat daglicht in voldoende mate kan toe treden
2 Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.133 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die
gebruikersfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3 Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfunctie waarvoor in tabel 3.133 geen voorschrift
is aangewezen.
Artikel 3.134
1 Een verblijfsgebied heeft een volgens NEN 2057 bepaalde equivalente daglichtoppervlakte in m
2

waarvan de getalwaarde niet kleiner is dan de getalwaarde van het in tabel 3.133 aangegeven deel
van de vloeroppervlakte in m
2
van dat verblijfsgebied.
2 Een verblijfsruimte heeft een volgens NEN 2057 bepaalde equivalente daglichtoppervlakte die niet
kleiner is dan de in tabel 3.133 gegeven oppervlakte.
3 Een equivalente daglichtoppervlakte als bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt niet gerealiseerd
door middel van een lichtopening in een inwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt met
een aangrenzend verblijfsgebied, een toiletruimte, een badruimte of een technische ruimte.
4 ...... enzovoorts.
Tabel 3.133
06950505_Hfdst_02.indd 30 08-12-2005 16:35:38
2 BOUWREGELGEVING 31
2.1.1 Aanpak regelgeving
Naast uniformering van de regelgeving brengt
het Bouwbesluit nu ook een grote verscheiden-
heid van regels, lopende van sterkte van de
constructie tot en met de energieprestatie,
bijeen binnen een goed gestructureerd, logisch
en overzichtelijk verband. Alle afzonderlijke
technische eisen, van onbeduidend tot en met
zeer ingrijpend, worden steeds volgens het-
zelfde draaiboek gepresenteerd. Elk afzonderlijk
aandachtspunt begint met de aanhef: Een te
bouwen bouwwerk ... of Een bestaand bouw-
werk ..., om dan vervolgens te focussen op de
eisen ten aanzien van de aangegeven construc-
tie, ruimte, voorziening, inrichting, oppervlak,
omvang enzovoort, waarbij de reglementering
steeds zoveel mogelijk tabellarisch is genven-
tariseerd en uitgezet tegen de verschillende ge-
bruiksfuncties. Figuur 2.4 geeft hiervan als voor-
beeld de daglichtvoorziening. Door de juridische
wijze van formuleren kost het voor een niet-
ingewijde moeite de artikelen op hun bedoeling
te begrijpen. Herhaaldelijk zorgvuldig lezen biedt
wellicht uitkomst. We komen overigens dadelijk
en in hoofdstuk 4 op dit voorbeeld terug.
2.1.1.d Formele benoeming van de ruimten
Om de eigenaar en gebruikers zo vrij mogelijk te
laten in het ruimtelijke gebruik en de inrichting
van een gebouw, spreekt het Bouwbesluit niet
van ruimten als woon- en slaapkamers, gangen
enzovoort, maar worden bij voorkeur abstractere
begrippen gehanteerd met een meer algemene
betekenis zoals gebruiksoppervakte, verblijfs-
gebied, verblijfsruimte en niet-besloten ruimte.
Gebruiksoppervlakte
De precieze bepaling van de gebruiksoppervlakte
is omslachtig. In globale zin is de gebruiks-
oppervlakte echter te bestempelen als de bruik-
bare vloeroppervlakte, geschikt voor het beoogde
gebruik. Dit is in feite het totale vloeroppervlak
minus de vaste obstakels van enige omvang zoals
trapgaten, liftschachten, vides, bouwconstructies,
leidingschachten en tevens minus de vloerdelen
met een beperkte vrije hoogte (< 1,5 m).
De gebruiksoppervlakte is een grootheid die in
verscheidene voorschriften van het Bouwbesluit
bepalend is voor de voorzieningen die ten be-
hoeve van het beoogde gebruik moeten worden
aangebracht.
9
8
7 6
5
4
3
2
1
2
3
1
8
7 6
9
Tradionele benaming
van de ruimten (links)
1 entree/hal
2 woonkamer
3 keuken
4 slaapkamer 1
5 slaapkamer 2
6 badkamer
7 toilet
8 werkkamer
9 balkon
Benoeming van de ruimten
volgens Bouwbesluit (rechts)
1 verkeersruimte
2 verblijfsruimte 1
3 verblijfsruimte 2
6 badkamer
7 toilet
8 verblijfsruimte 3
9 buitenruimte
Figuur 2.5 Benoeming gebruiksruimten,
traditioneel en volgens terminologie Bouwbesluit
06950505_Hfdst_02.indd 31 11-11-2005 11:58:13
32
Voorbeelden van deze voorschriften zijn:

mate waarin het gebouw (bouwwerk) moet


worden gecompartimenteerd (aspect brand-
veiligheid);

bepaling van de ventilatiecapaciteit (aspect


gezondheid);

bepaling van de liftgrens bij woongebouwen


(aspect bruikbaarheid);

toelaatbare oppervlakte aan ramen en deuren,


gelet op de vereiste warmteweerstand van de
gevel (aspect energiezuinigheid).
Verblijfsruimte en verblijfsgebied
Een verblijfsruimte is een besloten ruimte,
bestemd voor het verblijven van mensen.
Verblijfsruimten moeten met het oog op de
bruikbaarheid een minimumhoogte, -breedte en
-vloeroppervlakte hebben om te kunnen functio-
neren. Niet-dragende scheidingsconstructies tel-
len niet mee en mogen in dit verband verwijderd
worden verondersteld zoals in de rechterwoning
van guur 2.5.
Een verblijfsgebied is een besloten ruimte be-
staande uit n of meer met elkaar in verbinding
staande verblijfsruimten, die alle op dezelfde
bouwlaag liggen en die niet de functie hebben
van toilet- of badruimte, technische ruimte of
gemeenschappelijke verkeersruimte.
Aan de afmetingen van verblijfsruimten en
-gebieden worden eisen gesteld afhankelijk van
de gestelde gebruiksfuncties.
Niet-besloten ruimte
Het begrip niet-besloten ruimte is met name van
belang voor de toepassing van de brandveilig-
heidsvoorschriften. Van een veiligheidstrappenhuis
kan bijvoorbeeld alleen sprake zijn, als dat
trappenhuis vanuit de ruimten die daarop zijn
aangewezen uitsluitend bereikbaar is door een
niet-besloten gemeenschappelijke verkeersruimte,
dat permanent in voldoende mate in open verbin-
ding staat met de buitenlucht om opeenhoping
van rook te voorkomen. Figuur 2.6 geeft hiervan
een voorbeeld toegepast op een woontoren.
2.1.1.e Constructieve terminologie
Het Bouwbesluit ordent de constructie van een
bouwwerk op drie niveaus en kent hieraan per
niveau een specieke betekenis toe.
a Constructieonderdeel
Het begrip constructieonderdeel wordt in het
Bouwbesluit veelvuldig gehanteerd. Elk element
dat onlosmakelijk aan een bouwwerk is verbon-
den wordt constructieonderdeel genoemd.
Tot constructieonderdelen worden onder meer
gerekend: vloer, wand, dak, deur, scharnier,
plint, radiator en leiding. Constructieonderdeel
als aanduiding is dus in de terminologie van het
Bouwbesluit een wijds begrip, lopend van een
klein onderdeel (bijvoorbeeld een scharnier) tot
en met een heel gebouwdeel (bijvoorbeeld het
dak). Constructieonderdelen kunnen dragend en
niet-dragend zijn.
b Bouwconstructie
Het begrip bouwconstructie wordt in het kader
van het Bouwbesluit gedenieerd als een construc-
tie van een bouwwerk of onderdeel van die con-
structie dat is bestemd om belasting te dragen.
ruimte"
"niet - besloten
w1
w2 w4
w3
hal
w2
w1
hal
w4
w3
trappenhuis
veiligheids -
trappenhuis
1 plattegrond A 2 plattegrond B
Figuur 2.6 (Veiligheids-)trappenhuis en
niet-besloten ruimte toegepast op een
woontoren
06950505_Hfdst_02.indd 32 11-11-2005 11:58:14
2 BOUWREGELGEVING 33
Elk constructieonderdeel waarop belasting van
betekenis aangrijpt of kan aangrijpen, kan dus
worden opgevat als bouwconstructie.
Voorbeelden als trapleuningen, balustrades en
goten moeten in deze zin dus worden opgevat
als bouwconstructies; bij constructieonderdelen
als radiatoren, plinten en regenpijpen behoeft
dat daarentegen niet.
c Hoofddraagconstructie
De hoofddraagconstructie wordt gevormd door
constructie-elementen die niet uit de constructie
weg te halen zijn, zonder dat andere constructie-
delen, die niet daarmee rechtstreeks verbonden
zijn, gevaar lopen te bezwijken. Voorbeelden zijn:
funderingspalen en -balken, kolommen en
dragende wanden en stabiliteitswanden en
-verbanden.
Figuur 2.7 geeft een indruk van wat zou kunnen
worden genoemd de constructieve draag-
hirarchie toegepast op een deel van een
gebouwdoorsnede.
2.1.2 Overzicht Bouwbesluit
In het Bouwbesluit zijn de vele artikelen met be-
palingen en voorschriften gerubriceerd naar de
vier eerder genoemde hoofdcriteria of uitgangs-
punten: veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid
en energiezuinigheid.
Figuur 2.8 geeft een overzicht van de criteria
onderverdeeld in deelcriteria met daaraan
gekoppeld of deze wel of niet van toepassing zijn
voor de onderscheiden soorten bouwwerken:
nieuwe gebouwen, bestaande gebouwen en
overige bouwwerken.
Eisen ten aanzien van de energiezuinigheid wor-
den alleen opgelegd aan nieuwe en te renoveren
gebouwen. Bij bestaande gebouwen worden in
dit opzicht (nog) geen wettelijke eisen opgelegd,
al stimuleert de overheid door middel van
subsidies en dergelijke al wel het treffen van
isolerende maatregelen.
Voor de overige bouwwerken, zoals tribunes en
lichtmasten, gelden bovendien geen algemeen
gestelde eisen ten aanzien van bijvoorbeeld de
geluidwering en de daglichtvoorziening.
Vrijstelling
Soms doen zich situaties voor waarbij in rede-
lijkheid niet kan worden verlangd dat aan alle
voorschriften volgens het Bouwbesluit wordt vol-
daan. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij re-
novatieprojecten die in principe onder de nieuw-
bouwvoorschriften vallen. Indien op een bepaald
aspect bij het toepassen van de regels de kosten
niet in verhouding staan tot het belang van het
gewenste resultaat, kunnen B&W op dat aspect
vrijstelling van de nieuwbouwvoorschriften ver-
lenen.
Gelijkwaardigheidsbeginsel
Verder geldt het beginsel van gelijkwaardigheid.
Dit beginsel kan worden toegepast bij ongebrui-
hoofddraagconstructie
funderingsbalk ( c )
dragend binnenspouwblad ( c )
vloer ( c )
latei ( c )
constructie-onderdelen
bouwconstructie-elementen
hoofddraagconstructie-elementen
constructie
bouwconstructie
radiator ( a )
afwerklaag ( b )
plafond ( a )
funderingspaal ( c )
buitenspouwblad ( b )
raam ( b )
h.w.a. ( a )
b
a
c
Figuur 2.7 Constructieve draaghirarchie
06950505_Hfdst_02.indd 33 11-11-2005 11:58:15
34
kelijke en innoverende oplossingen waarop de
prestatie-eisen onvoldoende zijn toegesneden. In
zulke gevallen zal moeten worden aangetoond
dat de afwijkende oplossing een gelijkwaardige
prestatie levert.
Tussen het verlenen van vrijstelling en het toe-
passen van een gelijkwaardigheidsbepaling zit
een wezenlijk verschil.
Bij het verlenen van een vrijstelling staan B&W
toe dat ten opzichte van een eis een lager niveau
mag worden gerealiseerd. Bij het toepassen van
een gelijkwaardigheidsbepaling moet de voorge-
stelde oplossing echter ten minste gelijkwaardig
zijn aan de gegeven prestatie-eis. In het laatste
geval is dus geen sprake van het toestaan van
een lager niveau.
2.1.2.a Veiligheid
Bij het gebruik van gebouwen (bouwwerken)
moet de veiligheid van personen worden ge-
waarborgd. Het grote maatschappelijke belang
van dit criterium heeft geleid tot een reeks
strenge bepalingen in het Bouwbesluit en een
groot aantal gedetailleerd uitgewerkte richtlijnen
in de voorschriften waarnaar het Bouwbesluit
verwijst (zoals die van de TGB, de Technische
Grondslagen voor het Bouwbedrijf, waarover la-
ter meer). Voorkomen moet immers worden dat
zich onnodig ongelukken in en om het gebouw
kunnen voordoen, te wijten aan fouten bij de
totstandkoming ( voorbereiding, ontwerp en
uitvoering) en de instandhouding ( beheer en
onderhoud) van het gebouw.
De voorschriften met betrekking tot de veiligheid
worden onderscheiden naar:
a1 constructieve veiligheid;
a2 gebruiksveiligheid;
a3 brandveiligheid;
a4 sociale veiligheid.
Hoofdcriterium Deelcriterium Nieuwe
gebouwen
Bestaande
gebouwen
Overige
bouwwerken
a Veiligheid a.1 constructieve veiligheid
a.2 gebruiksveiligheid
a.3 brandveiligheid
a.4 sociale veiligheid

b Gezondheid b.1 bescherming tegen geluidhinder


b.2 tegengaan van vochtoverlast
b.3 afvoer afvalwater en hemelwater
b.4 luchtverversing
b.5 bescherming tegen schadelijke stoffen
en straling
b.6 bescherming tegen ratten en muizen
b.7 watervoorziening
b.8 daglichtvoorziening

c Bruikbaarheid c.1 toegankelijkheid


c.2 verblijfsgebied en verblijfsruimte
c.3 bijzondere ruimten en opstelplaatsen
voor apparatuur

d Energiezuinigheid d.1 thermische isolatie


d.2 beperking luchtdoorlatendheid
d.3 energieprestatie

= belangrijk aandachtspunt = aandachtspunt van betekenis


Figuur 2.8 Onderverdeling van de aandachtspunten in het Bouwbesluit
06950505_Hfdst_02.indd 34 11-11-2005 11:58:16
2 BOUWREGELGEVING 35
a1 Constructieve veiligheid
De voorschriften met betrekking tot de con-
structieve veiligheid moeten waarborgen dat
een bouwwerk gedurende de beoogde levens-
duur niet geheel of gedeeltelijk instort of omvalt
als gevolg van de op het bouwwerk werkende
krachten en belastingen.
Te voorziene belastingen
Belastingen die kunnen worden voorzien, zijn
voor een deel van permanente aard. We denken
hierbij aan het eigen gewicht van de dragende
constructie, de daarop rustende vaste bouw-
delen, eventuele permanente waterdruk enzo-
voort. Daarnaast kunnen ook diverse soorten
veranderlijke belastingen optreden die zijn te
voorzien. Deze kunnen samenhangen met de
gebruiksfunctie (zoals het dragen van personen,
meubilair, goederen; het keren van regenwater,
sneeuw en wind) of zijn het gevolg van bloot-
stelling aan de elementen (wind, storm, tempe-
ratuurverschillen enzovoort).
Niet te voorziene belastingen
Belastingen die niet kunnen worden voorzien zijn
bijzondere belastingen zoals aanrijdingen, explo-
sies en aardbevingen. Deze zijn wel onverwacht,
maar niet onmogelijk. Ook zulke krachten moet de
hoofddraagconstructie tot op zekere hoogte kun-
nen weerstaan zonder dat instorting plaatsvindt.
Ook brand is een bijzondere belasting.
Vloeren en trappen van voor mensen toegan-
kelijke bouwwerken moeten gedurende ten
minste 20 minuten in staat zijn de in rekening
te brengen vuurbelasting te weerstaan. Bin-
nen dit tijdsbestek zullen vluchtende personen
normaal gesproken deze vloer of trap hebben
kunnen verlaten. Voor de vloeren en trappen
die onderdeel vormen van vluchtwegen gelden
meestal langere perioden. Zo geldt verder voor
de hoofddraagconstructie dat deze niet mag
instorten zolang zich nog mensen in het bouw-
werk (gebouw) kunnen bevinden. De gestelde
tijdsduur is in het algemeen langer naarmate er
meer mensen in het gebouw aanwezig kunnen
zijn en het gebouw hoger is.
Het verschijnsel brand is alleen op het punt van
het behoud van de draagkracht gerangschikt
onder de constructieve veiligheid. De overige
bepalingen staan onder het kopje brandveilig-
heid (a3).
Nadere uitleg van de constructieve
veiligheid
Het aspect constructieve veiligheid is in het
volgende hoofdstuk Dragen nader uitgewerkt.
In paragraaf 3.2 wordt breed ingegaan op de
vele soorten belastingen waarmee rekening
moet worden gehouden en de wijze waarop
deze in rekening moeten worden gebracht.
In paragraaf 3.4 wordt verder veel aandacht
besteed aan de stabiliteit, een belangrijke fac-
tor bij het waarborgen van de constructieve
veiligheid.
a2 Gebruiksveiligheid
De voorschriften met betrekking tot de gebruiks-
veiligheid dienen ter voorkoming van ongevallen
in en om een bouwwerk bij normaal gebruik.
Zo gelden er eisen ten aanzien van afscheidingen
bij randen van vloeren om te voorkomen dat
men naar beneden kan vallen en dat kinderen
Figuur 2.9 Gebruiksveiligheid
a. met tussenregels
h.o.h. ca. 0,3 m
h.o.h. 0,12 m
b. met spijlen
<
=
c. met panelen m
(veiligheids-
glas e.d.)
gevaarlijk
goed
goed
1 balustrade
a. gevelfragment b. normaal
vensterglas leuning
c. met
heids glas
d. met veilig-
gevaarlijk beter goed
2 verdiepinghoge beglazing
06950505_Hfdst_02.indd 35 11-11-2005 11:58:16
36
door de afscheiding heen kunnen vallen of er
over heen kunnen klauteren, guur 2.9-1.
Voorts moeten de hoogteverschillen tussen be-
langrijkere ruimten op redelijk veilige wijze kun-
nen worden overbrugd. Daarbij moeten
middelen als trappen en hellingbanen vloeiend
en veilig kunnen worden begaan.
Ook aan deuren en ramen in de gevel worden
eisen gesteld om mogelijke ongevallen te voor-
komen, zoals door brekend en vallend glas,
guur 2.9-2.
Om op veilige wijze van besloten verkeersruim-
ten gebruik te kunnen maken, is voorts een
verlichtingsinstallatie voorgeschreven die in be-
paalde gevallen tevens moet zijn aangesloten op
een noodstroomvoorziening.
Met het oog op een veilig gebruik zijn tevens
eisen gesteld aan de veiligheid van elektriciteits-
en gasinstallaties.
a3 Brandveiligheid
Aan de brandveiligheid wordt in het Bouwbesluit
verhoudingsgewijs zeer veel aandacht besteed.
Vele artikelen hebben hierop betrekking en de
bepalingen zijn veelal gedetailleerd uitgewerkt.
Hier wordt slechts een schets van de grote lijn
gegeven; een nadere uitwerking wordt gegeven
in paragraaf 2.3.
De voorschriften met betrekking tot de brandvei-
ligheid hebben ten doel:

het zoveel mogelijk voorkomen van brand-


gevaarlijke situaties;

het beperken van de ontwikkeling en uitbrei-


ding van brand en de verspreiding van rook;

het veilig kunnen vluchten of gered kunnen
worden en het zoveel mogelijk voorkomen en
beperken van ongevallen bij brand;

het kunnen bestrijden van brand.
Voorgaande punten hebben invloed op de ruim-
telijke opzet van het bouwwerk, de constructie-
wijze en de materiaaltoepassing.
Naast de bouwkundige eisen kunnen in de ge-
meentelijke bouwverordening aanvullende ge-
bruiksbepalingen worden gesteld. Deze hebben
vooral betrekking op het bestrijden van brand:

brandmeld- en ontruimingsalarmeringsinstal-
latie;

rook- en warmteafvoerinstallatie;

bluswaterwinplaatsen in de nabijheid;

bereikbaarheid voor de brandweer;

kleine blusmiddelen en eventuele automa-
tische blusinstallaties.
Ook kunnen in de bouwverordening regels wor-
den gesteld ten aanzien van het maximaal aantal
personen dat in ruimten toelaatbaar is in relatie
tot de bouwkundige en niet-bouwkundige
inrichting van die ruimten.
Alle voorzorgsmaatregelen (preventieve maat-
regelen) bij elkaar genomen, zowel bouwkundig
als niet-bouwkundig, gecombineerd met de
middelen en mogelijkheden tot brandbestrijding
(repressieve maatregelen) bepalen tezamen het
brandveiligheidsniveau.
a4 Sociale veiligheid
De voorschriften met betrekking tot de soci-
ale veiligheid zijn hoofdzakelijk bedoeld om
te verhinderen dat (eventueel kwaadwillende)
personen onbevoegd kunnen binnendringen in
woongebouwen.
Zo zijn aan de toegang van een woongebouw
om de zogenoemde veel voorkomende kleine
criminaliteit (diefstal, vandalisme en ongewenste
intimiteiten) te beperken, eisen gesteld die erop
neerkomen dat een buitenstaander niet zonder
een actieve handeling van een bewoner in dat
gebouw kan binnenkomen. Het stellen van een
soortgelijke eis voor andere bouwwerken is ach-
terwege gelaten, omdat vaak wordt gewenst dat
deze vrij toegankelijk zijn. In zulke gevallen is dan
wel meestal controle door middel van observatie
aanwezig (receptie, winkelpersoneel enzovoort).
2.1.2.b Gezondheid
De voorschriften die uit het oogpunt van
gezondheid zijn gesteld, richten zich op:
b1 beschermen tegen geluidhinder;
b2 tegengaan van vochtoverlast
b3 afvoer afvalwater en hemelwater;
b4 luchtverversing
b5 bescherming tegen schadelijke stoffen en
straling;
b6 bescherming tegen ratten en muizen;
b7 watervoorziening;
b8 daglichtvoorziening.
06950505_Hfdst_02.indd 36 11-11-2005 11:58:16
2 BOUWREGELGEVING 37
b1 Bescherming tegen geluidhinder
Overmatig geluid heeft een nadelige uitwerking
op de gemoedstoestand van de mens en hindert
de communicatie tussen mensen.
Om mogelijke hinder van geluid van buiten door
wegverkeer, spoorwegverkeer, luchtvaartverkeer
of van industrie te beperken worden eisen ge-
steld aan de geluidwering van de gevel en soms
ook van het dak. De gevolgen voor de opbouw
en detaillering van de buitenscheidingen zijn
sterk afhankelijk van de gegeven omstandig-
heden, guur 2.10.
Geluid van binnen wordt eveneens aan banden
gelegd. Zeer belangrijk is de geluidwering tussen
aaneensluitende woningen. De prestatie-eisen
die zijn verbonden aan de woningscheidende
wanden en vloeren hebben vergaande gevolgen
voor de constructieve opzet en detaillering van
deze bouwdelen.
Voorts worden eisen gesteld ten aanzien van de
geluidwering tegen installatielawaai, bijvoorbeeld
sanitaire installaties en liften in woongebouwen.
b2 Tegengaan van vochtoverlast
Vochtoverlast heeft een nadelige invloed op
het menselijk gestel, de ademhaling enzovoort
en het vormt een goede voedingsbodem voor
schimmels. Daarom worden eisen gesteld aan de
waterdichtheid van de gevels, het dak en de
begane-grondvloer om te voorkomen dat de
scheidende constructie inwendig te vochtig
wordt en dat het binnenoppervlak ervan nat
wordt of gaat lekken, guur 2.11.
Figuur 2.11 Mogelijke bronnen van vochtoverlast
geluidbelasting L
bu

op gevel en dak;
stel 65 dB (A)
binnengrens-
waarde
L
bi
= 35 dB(A)
2
1B
1A
Figuur 2.10 Voorbeelden prestaties geluidwering
Geluidwering gevel en dak t.a.v. geluidgevoelige verblijfruimten: minstens (L
bu
L
bi
30 dB(A)
1A: dubbelglas met massa 20 kg/m
2
en ongelijke glasbladen, goede kierdichting en
geluidgedempte ventilatievoorzieningen.
1B: stalen dak, thermisch gesoleerd en aan binnenzijde voorzien van een gesloten plafond
op spouw mat massa m 10 kg/m
2
.
Geluidsisolatie woningscheidende vloer 35 dB (lage tonen) 55 dB (hoge tonen)
2 : massa vloer 450 kg/m
2
.
vocht
doorslaand
optrekkend
vocht
grondwater
waterdamp
hemelwater
waterdamp
condens
06950505_Hfdst_02.indd 37 11-11-2005 11:58:18
38
Om schimmelvoming tegen te gaan mag ook
de temperatuur van de binnenoppervlakte van
scheidingsconstructies van sanitaire ruimten
(badkamers, toiletten) niet te laag worden en de
wateropname van de wanden en vloeren door
het baden en douchen niet te hoog.
Voorts worden grenzen gesteld aan de luchtdoor-
latendheid van vloeren boven kruipruimten om te
voorkomen dat van onderaf teveel vochtige lucht
in het gebouw kan doordringen.
b3 Afvoer afvalwater en hemelwater
De eis geldt dat in gebouwen een stankdicht
rioleringsstelsel aanwezig is. Dit moet op een
openbaar riool kunnen worden aangesloten.
Verder geldt als eis dat bepaalde gebouwen een
goede hemelwaterafvoer moeten hebben om
te voorkomen dat de directe omgeving van het
gebouw langere tijd drassig wordt. Hierdoor kan
een goede bodem voor ziektekiemen ontstaan.
b4 Luchtverversing
Binnenlucht moet worden ververst. Dit betekent
dat verse lucht moet worden toegevoerd en
gebruikte lucht afgevoerd om de kwaliteit van
de lucht op voldoende peil te houden. Lucht
vervuilt door de mens zelf (lichaamsgeuren,
kookluchtjes, roken en dergelijke), alsmede door
andere oorzaken, zoals de afgifte van stoffen en
gassen uit bijvoorbeeld de stoffering. Zo worden
in dit verband eisen gesteld aan de ventilatie van
verblijfsruimten.
Bijzondere ventilatie-eisen gelden uiteraard ten
aanzien van ruimten waarin per denitie stank
optreedt of gassen aanwezig zijn, die niet in an-
dere besloten ruimten van een gebouw mogen
binnendringen.
Verder moet de luchttoevoer van verbrandings-
toestellen, zoals bijvoorbeeld een open haard en
een geiser, goed geregeld zijn zoals ook de afvoer
van verbrandingsgassen en rook naar buiten.
b5 Bescherming tegen schadelijke stoffen en
straling
De binnenlucht kan worden verontreinigd door
schadelijke stoffen of straling uit materialen die
bij het bouwen worden gebruikt zoals formal-
dehyde bij spaanplaat, asbest, houtverduurza-
mingsmiddelen en brandvertragende middelen.
Hierdoor kunnen oog-, huid- en andere aandoe-
ningen ontstaan. In verband hiermee gelden
eisen voor de hoogst toelaatbare concentraties
in de verschillende materialen. Dergelijke voor-
schriften gelden ook voor materialen die aan de
buitenzijde van bouwwerken worden gebruikt.
Zo wordt verhinderd dat voor de gezondheid
schadelijke situaties direct buiten het bouwwerk
kunnen voorkomen en ook de mogelijkheid dat
hierdoor de binnenlucht nadelig wordt ben-
vloed als gevolg van aanzuiging van lucht van
buiten bij verversing van de binnenlucht.
Ook uit de grond kunnen voor de gezondheid
van mensen schadelijke stoffen en straling in het
gebouw binnendringen. Bij bodemverontreini-
gingen kan dit het geval zijn, maar omdat de
ernst van de situatie hierbij niet altijd duidelijk is,
kan niet in het algemeen worden aangegeven of
en welke maatregelen er moeten worden getrof-
fen.
b6 Bescherming tegen ratten en muizen
Voorkomen moet worden dat ratten en muizen
in een gebouw of in de constructie kunnen door-
dringen. Dergelijke dieren zijn namelijk dragers
van ziektekiemen die op de mens kunnen wor-
den overgedragen.
b7 Watervoorziening
Een goede drinkwatervoorziening gekoppeld aan
het waterleidingbedrijf garandeert niet alleen
het veilig kunnen nuttigen van drinkwater, maar
bevordert ook de reinheid van de personen en
het gebouw. De installatie moet berekend zijn
op de grootte van het verbruik. Verder moeten
aansluitpunten worden aangebracht bij een toi-
let, een bad of douche, een aanrecht, een brand-
slanghaspel en andere waterverbruikstoestellen
voorzover aanwezig. In een badruimte moet bo-
vendien warm water kunnen worden getapt.
b8 Daglichtvoorziening
Om goed te kunnen functioneren, vooral ook
op de werkplek, heeft de mens behoefte aan
daglicht en uitzicht. Deze zijn van invloed op de
gemoedstoestand van de mens en komen het
gevoel van welbevinden ten goede. Uitzicht biedt
bovendien het gevoel niet verstoken te zijn van
de buitenwereld en geeft tevens een goede mo-
06950505_Hfdst_02.indd 38 11-11-2005 11:58:19
2 BOUWREGELGEVING 39
gelijkheid tot sociale controle. Dit laatste aspect is
in het bijzonder van belang voor het tegengaan
van de eerdergenoemde veel voorkomende
kleine criminaliteit (diefstal, vandalisme en on-
gewenste intimiteit). In het Bouwbesluit worden
echter alleen eisen gesteld aan de daglichttoe-
treding. Voor een specicatie van deze eisen bij
nieuwbouw wordt verwezen naar guur 2.4.
Bij de bepaling van de daglichttoetreding moet
rekening worden gehouden met belemmeringen
voor de daglichttoetreding veroorzaakt door
onderdelen van het gebouw zelf, bijvoorbeeld in
de vorm van een overstek boven of een aanbouw
terzijde van de daglichtopening, respectievelijk
door schuren enzovoort op het eigen terrein.
Figuur 2.12 geeft met een voorbeeld aan hoe
dergelijke belemmeringen in rekening worden
gebracht bij het bepalen van de equivalente
daglichtoppervlakte. Dit is de maat voor de netto
in rekening te brengen glasoppervlakte in een
gevel. Voor bijvoorbeeld woningen geldt dat
deze maat ten minste gelijk moet zijn aan 10%
van de vloeroppervlakte van het verblijfsgebied,
guur 2.4.
Met belemmeringen buiten de eigen perceel-
grenzen hoeft geen rekening te worden gehou-
den mits het raam (de daglichtopening) zich
ten minste 2 m van de perceelgrens of van het
hart van de weg, het water of openbaar groen
bevindt.
In hoofdstuk 4 wordt bij de behandeling van de
uitwendige scheidingsconstructies dieper op de
daglichtvoorziening ingegaan.
2.1.2.c Bruikbaarheid
De voorschriften die uit het oogpunt van bruik-
baarheid zijn gesteld, houden verband met de:
c1 toegankelijkheid;
c2 verblijfgebied en verblijfsruimte;
c3 bijzondere ruimten en opstelplaatsen voor
apparatuur.
c1 Toegankelijkheid
Om rolstoelgebruikers toegang te geven tot een
gebouw en de ruimten daarin, zijn eisen gesteld
aan:

de vrije doorgang bij de deuren en in de
gangen;

de maximaal toelaatbare niveauverschillen
tussen de vloeren;

de aanwezigheid van voorzieningen als een
voor de rolstoelgebruiker afgestemde lift of
hellingbaan.
Bij woongebouwen zijn de voorschriften met
het oog op de bereikbaarheid van de afzonder-
lijke woningen in het bijzonder gericht op het
vergroten van de mogelijkheid tot het bezoeken
van die woningen door rolstoelgebruikers. Voor
hogere of grote woongebouwen moet behalve
de trappen ook een lift aanwezig zijn.
Bij niet voor bewoning bestemde gebouwen met
een openbare functie moeten rolstoelgebruikers
zelfstandig de daarin geboden diensten kunnen
afnemen in de zogenoemde toegankelijkheids-
sector (bijvoorbeeld om het rijbewijs te verlen-
gen).
c2 Verblijfsgebied en verblijfsruimte
Waar mensen zich langdurig moeten kunnen
en willen ophouden om te wonen, te werken
en te recreren worden minimumeisen gesteld
aan de afmetingen van het verblijfsgebied en de
verblijfsruimte in relatie tot de gebruiksfunctie.
Bepalingen met betrekking tot de woonfunctie
zijn in dit verband het belangrijkst en meest
verstrekkend omdat het in de praktijk om zoveel Figuur 2.12 Equivalent daglichtoppervlakte
A
e
= A
d
c
b
c
waarin:
A
e
= equivalent daglichtoppervlakte
A
d
= doorlaat daglichtopening
c
b
= belemmeringsfactoren
door overliggende belemering
(

functie van de hoek )
door overstekken ( functie van hoek )
c
u
= uitwendige reductiefactoren (bijvoorbeeld
door een serrevoorbouw)

tegenover-
liggende
belemmering
op eigen
perceel
hoogte dag-
lichtopening
hoogte
doorlaat
0,6 m
>
06950505_Hfdst_02.indd 39 11-11-2005 11:58:20
40
wooneenheden gaat. Activiteiten die kenmer-
kend zijn voor het wonen zijn zitten, koken, eten
en slapen. In het Bouwbesluit wordt hiervoor een
minimum van 24 m
2
aan verblijfsgebied gesteld,
volgens de huidige maatstaven net voldoende
voor n persoon om de voor het wonen ken-
merkende activiteiten naar behoren te kunnen
vervullen. Voor een verblijfsruimte binnen het
verblijfsgebied geldt een minimum van 10 m
2
.
Om reden van de toenemende gemiddelde
lengte van de bevolking is de minimale plafond-
hoogte in het verblijfsgebied, en dus ook in de
daarbinnen vallende verblijfsruimte(n), verhoogd
van 2,4 m naar 2,6 m. Daarmee wordt de ge-
bruikswaarde van de woningen voor de langere
termijn zeker gesteld.
c3 Bijzondere ruimten en opstelplaatsen voor
apparatuur
In een bouwwerk moeten bepaalde ruimten en
opstelplaatsen voor apparatuur aanwezig zijn,
die samenhangen met de voor de gestelde ge-
bruiksfuncties kenmerkende activiteiten.
Hierbij kan ten aanzien van de ruimten worden
gedacht aan:

toiletruimten, badruimten, meterruimten,
schachten voor liften, technische ruimten,
buitenbergingen, stallingsruimten en etsen-
stallingen, wasruimten, stookruimten en buiten-
ruimten;
en ten aanzien van de opstelplaatsen voor
apparatuur aan:

de opstelruimte die moet worden gereser-
veerd voor kook-, stook- en warmwatertoestellen
en voor wasapparatuur.
Bij bijzondere woongebouwen, zoals studenten-
huizen en logiesgebouwen, zijn zogenoemde
uitplaatsingsmogelijkheden gegeven waardoor
bepaalde ruimten en voorzieningen (zoals het
aanrecht, de wasmachine en delen van het
verblijfsgebied) in gemeenschappelijke ruimten
kunnen worden ondergebracht.
2.1.2.d Energiezuinigheid
De voorschriften die uit het oogpunt van ener-
giezuinigheid zijn gegeven, hebben betrekking
op de:
d1 thermische isolatie;
d2 beperking van de luchtdoorlatendheid;
d3 energieprestatie.
De voorschriften zijn gericht op het terugdringen
van het verbruik van gas en elektriciteit, nodig
voor het verwarmen van een gebouw. Het
terugdringen van het energieverbruik leidt min-
der snel tot uitputting van de energievoorraden
en draagt bij tot een geringere belasting van het
milieu. Ook worden op deze wijze de energie-
verbruikskosten beperkt.
d1 Thermische isolatie
De begane-grondvloer, de gevels en het dak
moeten worden gesoleerd, zodat niet onnodig
warmte naar buiten kan weglekken en kou naar
binnen kan stromen. In de praktijk betekent dit
doorgaans dat de begane-grondvloer aan de on-
derzijde met isolatiemateriaal wordt bekleed, de
spouw in de gevels met isolatiemateriaal wordt
gevuld en het dak wordt voorzien van een iso-
latielaag direct onder de waterkering. Op deze
wijze kan zonder veel moeite een goede isolatie
worden bereikt. Een bepaald deel van de op-
pervlakte van in het bijzonder de gevels behoeft
niet aan de hoge isolatie-eis te voldoen, omdat
anders ramen, deuren en dergelijke nauwelijks
kunnen worden gerealiseerd. Figuur 2.13 laat
hiervan de beperkingen zien. Daarom wordt niet
zozeer naar de isolatiewaarde van de verschil-
lende onderdelen afzonderlijk gekeken, alswel
naar de omhulling als geheel. In relatie hiermee
wordt van het gebouw een bepaalde energie-
Beperking vervorming constructie
In het oude Bouwbesluit van 1992 werden
eisen gesteld aan de vormvastheid van een
bouwwerk. Deze mag uit het oogpunt van
bruikbaarheid immers niet teveel weg- of
scheefzakken en mag evenmin teveel ver-
vormingen ondergaan onder invloed van de
belastingen; een en ander ter voorkoming van
hinder en schade (het veiligheidsaspect is al
verdisconteerd onder punt a1). Het is opmer-
kelijk dat dit aspect in het nieuwe Bouwbesluit
is weggelaten. In hoofdstuk 3 gaan wij onder
paragraaf 3.4 niettemin uitgebreid in op dit
belangrijke aandachtspunt.
06950505_Hfdst_02.indd 40 11-11-2005 11:58:20
2 BOUWREGELGEVING 41
prestatie verwacht, zie d3. Een slecht isolerende
omhulling doet hieraan afbreuk; een goede leidt
tot een betere prestatie.
Het glas in ramen en deuren moet overigens
wel een bepaalde minimumwarmteweerstand
opbrengen. In de regel resulteert dit in de toe-
passing van dubbelglas, guur 2.13. In hoofd-
stuk 4 wordt verder ingegaan op de thermische
isolatie.
d2 Beperking luchtdoorlatendheid
De luchtdoorlatendheid van de omhulling
(begane-grondvloer, gevels en dak) moet wor-
den beperkt tot het gewenste ventilatieniveau
om te voorkomen dat door ongecontroleerde
luchtstroming teveel koude buitenlucht binnen-
dringt. Het gevolg daarvan kan zijn: hinderlijke
tochtverschijnselen en extra energieverbruik om
de binnenlucht op temperatuur te houden. Als
grenswaarde wordt gesteld dat bij een overdruk
van 10 Pa ( 0,1 mbar) niet meer dan
200 dm
3
/s mag weglekken uit het totaal aan ver-
blijfsgebieden ongeacht de gebruiksfunctie(s).
Bij de huidige wijze van bouwen met behoor-
lijk veel aandacht voor de kierdichting wordt
bijvoorbeeld bij eensgezinswoningen een lucht-
doorlatendheid bereikt van zon 150 tot 250
dm
3
/s. Bij meergezinswoningen (met verhou-
dingsgewijs minder buitenoppervlak) is dit in de
regel minder dan 100 dm
3
/s.
d3 Energieprestatie
Het oogmerk van dit aandachtspunt is dat er bij
gebruiksfuncties meer energie wordt bespaard
dan kan worden bereikt met uitsluitend eisen
aan de thermische isolatie en het beperken van
de luchtdoorlatendheid. De verlangde energie-
prestatie-eis is uitgedrukt in een grenswaarde
voor de zogenoemde energieprestatiecof-
cint (ECP). Dit is een getal dat de belangrijkste
energetische eigenschappen van een gebruiks-
functie waardeert, met inbegrip van installaties
om tot een gunstiger resultaat te komen. Hoe
lager de EPC, hoe beter de energieprestatie.
Voor de woonfunctie is de EPC-eis het zwaarst.
Deze is momenteel voor nieuwbouw gesteld op
de bovengrens van 1 (was 1,4), maar zal in de
toekomst mogelijk nog verder worden aange-
scherpt. Voor bijvoorbeeld de kantoor-
functie geldt de waarde van 1,5 (was 1,9) en
voor de bijeenkomstfunctie 2,2 (was 3,4).
Wat betreft bestaande bouw worden geen eisen
aan de EPC gesteld.
In paragraaf 4.2.3.e wordt verder ingegaan op
de energieprestatie.
2.2 Normen en prestaties
2.2.1 Normen
Waar de eisen te gedetailleerd en uitgebreid zijn
om in het Bouwbesluit zelf te kunnen worden
omschreven, wordt uit praktisch oogpunt ver-
wezen naar de voorschriften in een NEN. Dit is
bijvoorbeeld het geval met de voorschriften
inzake de constructieve veiligheid en met de
inrichting van voorzieningen ten behoeve van
gas, water, elektriciteit, ventilatie, rookafvoer,
droge blusleiding enzovoort. Het Bouwbesluit
verwijst ook naar de NENs voor de deniring
gebruiksoppervlak
gebruiksoppervlak
dakraam
ventilatie
deur
raam
gevel
begane grondvloer
1,5 m
dak
vrije hoogte
>
Figuur 2.13 Thermische isolatie
Uitwendige scheidingsconstructies
(dak, gevels en begane-grondvloer):
warmteweerstand R
c
2,5 m
2
K/W
dit wil zeggen overeenkomstig de warmte-
weerstand van ruim 100 mm isolatie
(bijvoorbeeld steenwol)
Ramen en deuren in uitwendige
scheidingsconstructies:
warmteweerstand R
c
0,11 m
2
K/W
(dit wil zeggen: overeenkomstig de warmte-
weerstand van gewoon dubbelglas + kozijnen)
06950505_Hfdst_02.indd 41 11-11-2005 11:58:21
42
NEN Omschrijving
Algemeen
NEN 2580 Oppervlakten en inhouden van gebouwen Termen, denities en bepalings-
methoden
Constructieve veiligheid/vervorming
NEN 6700 Technische grondslagen voor bouwconstructies
TGB 1990 Algemene basiseisen
NEN 6702 TGB 1990 Belastingen en vervormingen
NEN 6770 TGB 1990 Staalconstructies Basiseisen en basisrekenregels voor overwegend statisch
belaste constructies
NEN 6710 TGB Aluminiumconstructies Basiseisen en basisrekenregels voor overwegend statisch
belaste constructies
NEN 6760 TGB 1990 Houtconstructies Basiseisen Eisen en bepalingsmethoden
NEN 6720
NEN 6790
NEN 6740
NEN 2608
NEN 6707
NEN 6071
NEN 6072
NEN 6703
NEN 6703
NEN 6061
NEN 6062
NEN 6063
NEN 6064
NEN 6065
NEN 1775
NEN 6066
NEN 6068
NEN 6069
NEN 6075
NEN 6090
NEN 6088
NEN 1594
NEN-EN 81-1
NEN-EN 81-2
NEN 5128
NEN 2916
NEN 1068
TGB 1990 Voorschriften beton Constructieve eisen en rekenmethoden (VCB 1995)
TGB 1990 Steenconstructies Basiseisen en bepalingsmethoden
TGB 1990 Geotechniek Basiseisen en belastingen
Vlakglas voor gebouwen Weerstand tegen windbelasting Eisen en bepalings-
methoden
Bevestiging van dakbedekkingen Eisen en bepalingsmethoden
Rekenkundige bepaling van de brandwerenheid van bouwdelen Betonconstructies
Rekenkundige bepaling van de brandwerenheid van bouwdelen Staalconstructies
Rekenkundige bepaling van de brandwerenheid van bouwdelen Houtconstructies
Brandveiligheid van gebouwen Woningen en woongebouwen Prestatie-eisen
Bepaling van de weerstand tegen het ontstaan van brand bij stookplaatsen
Bepaling van de brandveiligheid van rookafvoervoorzieningen
Bepaling van het brandgevaarlijk zijn van daken
Bepaling van de onbrandbaarheid van bouwmaterialen
Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplantig van bouwmaterialen (combinaties)
Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplantig van vloeren
Bepaling van de rookproductie bij brand van bouwmaterialen (combinaties)
Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten
Experimentele bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen
Bepaling van de weerstand tegen rookdoorgang tussen ruimten
Bepaling van de vuurbelasting
Installaties ten behoeve van de brandveiligheid van gebouwen Eisen en bepalings-
methoden
Droge blusleiding in en aan gebouwen
Veiligheidsvoorschriften voor het vervaardigen en het aanbrengen van personenliften en
klein-goederenliften deel 1: Elektrische personenliften
Veiligheidsvoorschriften voor het vervaardigen en het aanbrengen van personenliften en
klein-goederenliften deel 2: Hydraulische personenliften
Energieprestatie van woningen en woongebouwen Bepalingsmethode
Energieprestatie van utiliteitsgebouwen Bepalingsmethoden
Thermische isolatie van gebouwen Rekenmethoden
Brandveiligheid
Bouwfysische kwaliteit
06950505_Hfdst_02.indd 42 11-11-2005 11:58:21
2 BOUWREGELGEVING 43
en omschrijving van vele begrippen. Voorbeel-
den hiervan zijn begrippen als hoofddraag-
constructie (NEN 6702), weerstand tegen
branddoorslag en brandoverslag (NEN 6068),
karakteristieke geluidwering (NEN 5077) en
wateropname (NEN 2778). Bij elkaar genomen
verwijst het Bouwbesluit direct naar 70 normen,
de primaire of eerstelijnsnormen. Deze verwijzen
op hun beurt weer deels door naar tweedelijns-
normen, die eventueel nog weer verder kunnen
doorverwijzen.
Figuur 2.14 geeft een overzicht van de meeste
eerstelijnsnormen.
2.2.1.a Totstandkoming van de normen
De NENs (NEderlandse Normen) worden door
het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN)
te Delft uitgegeven. De normen worden opge-
steld door NNI-normcommissies, samengesteld
uit representanten van alle bij de afzonderlijke
onderwerpen belanghebbende groeperingen.
Door de zorgvuldigheid die wordt betracht bij
het samenstellen van deze commissies en de
gevolgde procedure om tot vaststelling van
de denitieve normtekst te komen, wordt een
breed maatschappelijk draagvlak verkregen
voor de door het NEN gepubliceerde normen.
Essentieel onderdeel van deze procedure is de
tussentijdse publicatie van de zogenoemde
ontwerpnormen, waarbij potentile norm-
gebruikers in de gelegenheid worden gesteld
deze te toetsen aan de praktijk en daarop kritiek
te leveren.
Een brede maatschappelijke acceptatie van de
normen is noodzakelijk om ook werkelijk als
zodanig te kunnen fungeren.
Naast normen (NENs) worden op dezelfde wijze
praktijkrichtlijnen (NPRs) tot stand gebracht.
Praktijkrichtlijnen geven een technische uitwer-
king van gestelde prestatie-eisen.
2.2.1.b Prestatie-eis
De voorschriften van het Bouwbesluit zijn zoveel
mogelijk ingericht in de vorm van prestatie-
eisen. Een prestatie-eis geeft kwantitatief aan
welke grenswaarde niet mag worden over- of
onderschreden en hoe dit ondubbelzinnig kan
worden berekend of gemeten.
Een prestatie-eis is daarom opgebouwd uit drie
elementen:

functionele omschrijving van de eis en het
motief;
Figuur 2.14 Overzicht van 44 primaire of eerstelijnsnormen
NEN 1087
NEN 8087
NEN 2057
NEN 2686
NEN 2690
NEN 2778
NEN 5077
NEN 5078
NEN 2757
NEN 2768
NEN 3215
Ventilatie van gebouwen Bepalingsmethoden voor nieuwbouw
Ventilatie van gebouwen Bepalingsmethoden voor bestaande gebouwen
Daglichtopeningen van gebouwen Verkorte bepalingsmethode voor de equivalente
daglichtoppervlakte van daglichtopeningen
Luchtdoorlatendheid van gebouwen Meetmethode
Luchtdoorlatendheid van gebouwen Meetmethoden voor de specieke luchtvolume-
stroom tussen kruipruimte en woning
Vochtwering in gebouwen Bepalingsmethoden
Geluidwering in gebouwen Bepalingsmethoden voor de grootheden voor luchtge-
luidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidwering van scheidingsconstructies en geluidni-
veaus veroorzaakt door installaties
Geluidwering in gebouwen Rekenmethode voor de bepaling van degeluidabsorptie in
ruimten
Toevoer van verbrandingslucht en afvoer van rook van verbrandingstoestellen
Bepalingsmethoden
Meterkasten, leidinginvoerputten en bijbehorende mantelbuizen voor woningen
Binnenriolering in woningen en woongebouwen Bepalingsmethode
NEN Jaar Omschrijving
Voorzieningen
06950505_Hfdst_02.indd 43 11-11-2005 11:58:22
44

prestatie-eis met de grenswaarde;

bepalingsmethode.
2.2.1.c Soorten normen
Het NEN onderscheidt drie soorten normen:
1 aspectnormen;
2 productnormen;
3 normen met bepalingsmethoden.
Vaak komen combinaties voor. Zo zullen aspect-
normen en productnormen naast zaken als de-
nities, classicaties en eisen ook veelal bepalings-
methoden bevatten.
1 Aspectnormen
In een aspectnorm worden voorschriften gege-
ven die betrekking hebben op n of meer
aspecten of eigenschappen van een bouwwerk
of een deel daarvan.
De TGBs (Technische grondslagen voor bouw-
constructies) NEN 6700 Algemeen en NEN
6702 Belastingen en vervormingen zijn voor-
beelden van aspectnormen.
2 Productnormen
Productnormen zijn vergelijkbaar met aspectnor-
men. Het verschil is dat het bij productnormen
niet gaat om een bouwwerk of een deel daarvan,
maar om een (bouw-)product.
Voorbeelden van productnormen zijn NEN 3838
Gasbetonproducten en NEN 3868 Voorspan-
staal.
Het Bouwbesluit richt zich bij voorkeur op het
abstractere niveau van de bouwwerken en niet
op specieke bouwproducten. Daarom wordt
er vanuit het Bouwbesluit niet rechtstreeks naar
productnormen verwezen.
3 Normen met bepalingsmethoden
De derde soort normen zijn de NENs met be-
palingsmethoden. Dit kunnen meet-, reken- of
beproevingsmethoden zijn.
Met de meetmethode kan de prestatie van het
gereedgekomen bouwwerk of een deel ervan
worden bepaald. Het gaat dan om de werkelijke
prestatie die wordt gemeten. Dit levert in zijn
meest zuivere vorm het bewijs of aan een voor-
schrift wordt voldaan.
Men past dit soort bepalingsmethoden onder
meer toe bij het bepalen van de geluidsisolatie-
prestaties (NEN 5077), het bepalen van de ven-
tilatiegrootte (NEN 1087) en het bepalen van de
waterdichtheid (NEN 2778).
Rekenmethoden zijn voorgeschreven als het
meten van de werkelijke prestatie niet goed
mogelijk is. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het
bepalen van de sterkte van bouwconstructies
(NEN 6710: Aluminium, NEN 6720: Beton,
NEN 6760: Hout, NEN 6770: Staal, NEN 6790:
Steen). Een ander voorbeeld is NEN 2057:
Daglichtopeningen van gebouwen; bepaling van
de equivalente daglichtoppervlakte.
Met beproevingsmethoden kunnen eigenschap-
pen van (bouw-)producten worden getest.
Voor de bepaling van bijvoorbeeld de klasse van
de bijdrage aan de brandvoortplanting (NEN
1775 en NEN 6065) wordt in het laboratorium
het bouwdeel (vloer, wand, deur enzovoort)
volgens een bepaalde opbouw en samenstelling
beproefd. Deze beproeving levert een resultaat
op dat geldt voor alle bouwdelen van gelijke
samenstelling.
2.2.2 Kwaliteitsverklaringen
In de bouw worden vele bouwmaterialen en
-producten toegepast. Tot na de oorlog was het
Voorbeeld
Een willekeurig, enigszins vrij vertaald voor-
beeld van een prestatie-eis is: Een woning
of woongebouw moet, ter beperking van
warmteverlies door overdracht of geleiding,
een isolatie-index hebben van ten minste 14,
bepaald overeenkomstig NEN 1068.
In dit voorschrift zijn de volgende elementen
van het prestatie-eisenbeginsel te onderken-
nen:

functionele omschrijving eis en motief:
Een woning of woongebouw moet, ter be-
perking van warmteverlies door overdracht of
geleiding, ...

prestatie-eis met grenswaarde:
... een isolatie-index hebben van ten minste
14, ...

bepalingsmethode:
... bepaald overeenkomstig NEN 1068.
06950505_Hfdst_02.indd 44 11-11-2005 11:58:22
2 BOUWREGELGEVING 45
gebruikelijk dat de producten voornamelijk op
de bouwplaats werden gekeurd, veelal op grond
van visuele kenmerken. De betrouwbaarheid van
de keuringen in de zin van rechtszekerheid liet
echter te wensen over.
Door de toenemende industrialisatie en stan-
daardisatie zijn inmiddels allerlei mechanische,
fysische en chemische specicaties ontwikkeld
waaraan de materialen en producten moeten
voldoen. Deze worden gecontroleerd door mid-
del van genormeerde onderzoeksmethoden en
keuringstechnieken. Tegenwoordig zijn daarom
de bouwplaatskeuringen grotendeels vervangen
door een certiceringsstelsel waarbij certicaten
de deugdelijkheid van de producten en het pro-
ductieproces moeten waarborgen.
Een certicaat is een schriftelijke kwaliteitsverkla-
ring die wordt afgegeven door een gezagheb-
bende instantie. Voor de Nederlandse bouw-
wereld ligt de cordinatie van de certicatie in
handen van de Stichting Bouwkwaliteit (SBK).
Een kwaliteitsverklaring is een keurmerk op grond
waarvan zonder verder bewijs mag worden aan-
genomen dat een bouwmateriaal of bouwdeel
bij toepassing wordt geacht te voldoen aan de in
het Bouwbesluit of anderszins gestelde eisen.
In Nederland is het KOMO-keurmerk n van de
bekendste en belangrijkste kwaliteitsverklaringen
op het gebied van de bouw. In veel bestekken
wordt dan ook voorgeschreven om uitsluitend
met KOMO-gecerticeerde bouwmaterialen te
werken.
Vroeger werd dit keurmerk afgegeven door de
Kwaliteitsverklaringen-Organisatie voor Mate-
rialen en Onderdelen voor de bouw (KOMO).
Sinds de oprichting van de Raad voor Certicatie
in 1988 zijn er echter meerdere instellingen in
Nederland die in licentie het KOMO-certicaat
afgeven, waaronder bekende namen voorkomen
zoals de KEMA (Keuring van Elektrotechnische
Materialen) en de KIWA (Keuringsinstituut voor
Waterleidingsartikelen).
Hoewel een kwaliteitsverklaring in principe
geen wettelijk vereiste is, biedt het de afnemer
de garantie dat deze het product of het resul-
taat krijgt dat aan de overeengekomen eisen
voldoet. Daarnaast is een kwaliteitsverklaring
een middel om snel en duidelijk aan te tonen
dat een product of proces aan de eisen van het
Bouwbesluit voldoet. Zonder kwaliteitsverkla-
ring moet de producent op een andere manier
bewijzen dat het aangegeven materiaal of
bouwdeel volwaardig is.
De producent kan bij een certicerende instelling
een kwaliteitsverklaring aanvragen. Deze instel-
ling verricht vervolgens bij het bedrijf een zo-
genoemd toelatingsonderzoek op basis van een
Beoordelingsrichtlijn (BRL). Een BRL geeft de kwali-
teitseisen aan waaraan het betreffende materiaal,
product, productieproces en/of kwaliteitssysteem
van de producent moet voldoen. Bij voorkeur
zijn deze eisen gebonden aan normen (nationaal
of internationaal).
2.2.2.a Soorten kwaliteitsverklaringen
Er zijn verschillende soorten kwaliteitsverklarin-
gen:


attesten;


productcerticaten;


attest-met-productcerticaten;


procescerticaten;


kwaliteitssysteemcerticaten;


CE-merken.
Attesten
Een attest (= getuigschrift) is een producent-
gebonden kwaliteitsverklaring, eenmalig
verstrekt door een erkend keuringsinstituut.
Deze verklaart dat een product geschikt is als
onderdeel van een bouwwerk, mits toegepast
op de aangegeven bouwwijze(n).
Een attest kan worden afgegeven voor een
bouwdeel, zoals een gevelelement, of voor een
systeem, zoals een buitengevelisolatiesysteem.
In een vergaande vorm kan een attest zijn afge-
geven voor een totaal bouwsysteem.
Een attest doet een principe-uitspraak over de
geschiktheid van het desbetreffende bouwdeel of
systeem. Het bevat altijd drie aspecten:

de technische specicatie van het bouwdeel
of systeem;

de prestaties (inclusief de eventuele randvoor-
waarden);

de verwerkingsvoorschriften.
Een attest doet geen concrete uitspraak over
een product, noch over de kwaliteit van de ver-
werking van het bouwdeel of systeem dat door
een producent wordt geleverd. Deze uitspraken
06950505_Hfdst_02.indd 45 11-11-2005 11:58:22
46
worden gedaan in product- respectievelijk
procescerticaten.
Productcerticaten
In een productcerticaat wordt verklaard dat een
bepaald product in overeenstemming is met de in
het certicaat aangegeven technische specicatie.
Deze technische specicatie is veelal vastgelegd
in een NEN-norm of in een attest.
In tegenstelling tot een attest doet een
productcerticaat geen principe-uitspraak, maar
een concrete op het met certicaat geleverde
product van toepassing zijnde uitspraak. Het
productcerticaat vergezelt alle producten die de
fabriek verlaten. De certicatie-instelling die het
productcerticaat afgeeft, oefent controle uit op
de productie.
Attest-met-productcerticaten
Een attest-met-productcerticaat is een combina-
tie van een attest en een productcerticaat: toe-
passing van gecerticeerde producten, verwerkt
volgens het attest, garandeert een bouwdeel met
de verwachte kwaliteit.
Procescerticaten
Een procescerticaat wordt verstrekt als het pro-
ductieproces aan bepaalde kwaliteitsverwach-
tingen voldoet.
Processpecicaties zijn in het algemeen vast-
gelegd in een NEN-norm of in een attest. Ook
bij een procescerticaat is sprake van een voort-
durende controle door een certicatie-instelling.
Kwaliteitssysteemcerticaten
Deze vinden hun grondslag in de NEN-ISO 9000
normen. In deze normen worden richtlijnen
gegeven voor de kwaliteitszorg en de kwaliteits-
borging (= zekerstelling) ten aanzien van het
ontwerp, de ontwikkeling, de vervaardiging, de
installatie en de nazorg.
Een NEN-ISO 9000 certicaat wordt verstrekt op
basis van een kwaliteitscontrole en -beoordeling,
audit geheten, die regelmatig wordt herhaald.
CE-merken
Een CE-merk of -markering is een conformiteits-
verklaring die aangeeft dat een product aan de
minimale eisen volgens de Europese richtlijnen
voldoet (CE = conformit europenne). De eisen
met betrekking tot het CE-merk liggen op het
gebied van de veiligheid en gezondheid, het
milieu en de bescherming van de consument.
Het CE-merk is in feite geen kwaliteitsverklaring
in de zin van bijvoorbeeld een KOMO-product-
certicaat. Het stelt minimumeisen die in wezen
geen meerwaarde geven aan het product. Iedere
producent moet er echter aan voldoen wil deze
toegang hebben tot de Europese markt.
2.2.3 Internationalisering
In het kader van de Europese Unie wordt
gestreefd naar een open interne markt en in
samenhang daarmee naar harmonisering van de
bouwregelgeving in de aangesloten landen. Doel
hierbij is de technische belemmeringen voor
het vrije verkeer van bouwproducten tussen de
landen weg te nemen en de industrile ontwik-
keling en rationalisatie, alsmede de innovatie en
het concurrentievermogen te bevorderen. De
Richtlijn Bouwproducten verplicht de Lidstaten
sinds 1988 hun publiekrechtelijke regelgeving
zodanig aan te passen dat er geen belemmerin-
gen zijn voor producten die in overeenstemming
zijn met de Europese Technische Specicaties.
Deze technische specicaties zijn gerelateerd aan
zes fundamentele eisen waaraan een bouwwerk
volgens de Richtlijn moet voldoen:
1

mechanische sterkte en stabiliteit;
2

brandveiligheid;
3

hygine, gezondheid en milieu;
4

gebruiksveiligheid;
5

geluidhinder;
6

energiebesparing en warmtebehoud.
Deze zes fundamentele eisen komen overeen
met de uitgangspunten veiligheid, gezondheid
en energiezuinigheid van het Bouwbesluit (dus
niet de bruikbaarheid).
De Europese Technische Specicaties worden
vastgelegd in Europese normen en in Europese
Technische Goedkeuringen (ETG).
De NEN-normen zullen te zijner tijd moeten
worden afgestemd op de Europese normen en
de Europese Technische Goedkeuringen zullen
op den duur ten grondslag liggen aan de beoor-
delingsrichtlijnen voor de afgifte van kwaliteits-
verklaringen.
06950505_Hfdst_02.indd 46 11-11-2005 11:58:22
2 BOUWREGELGEVING 47
De Europese normen worden opgesteld door
normcommissies van de CEN (Comit Europen
de Normalisation).
Een Europese Technische Goedkeuring of ETA
(= European Technical Approval) kan vanuit
elke Lidstaat door een aangewezen goedkeu-
ringsinstelling worden afgegeven. De resultaten
daarvan worden in Nederland uitgebracht als
NEN-EN.
Op mondiaal niveau worden wereldnormen
uitgebracht onder het gezag van de ISO (Inter-
nationale Standaard Organisatie).
2.3 Brandveiligheid
2.3.1 Verkenning
Brand bij gebouwen is een ernstig verschijn-
sel. Jaarlijks zijn er in Nederland bij branden in
gebouwen vele tientallen doden te betreuren,
terwijl de materile schade al een aantal jaren
oploopt tot boven de miljard gulden.
Meer dan driekwart van alle dodelijke ongeval-
len vindt in woningen plaats. Het merendeel van
de overige dodelijke ongevallen doet zich voor
in openbare gebouwen, hotels en winkels en
slechts zelden in bedrijfsgebouwen en kantoren.
De grootste materile schade door brand treedt
op in industriegebouwen, vooral in pakhuizen en
opslagloodsen. Het verlies van goederen in het
gebouw en de indirecte schade door productie-
uitval zijn hierbij vaak veel groter dan de schade
aan het gebouw zelf. Naast economische schade
kan ook onherstelbaar maatschappelijk of per-
soonlijk verlies optreden indien onvervangbare
monumenten en goederen (zoals waardevolle
verzamelingen) door brand verloren gaan of
daar ernstig onder lijden.
In guur 2.15 zijn samenvattend de mogelijke
schadelijke gevolgen van brand weergegeven.
2.3.1.a Doelstelling brandveiligheid
De brandveiligheid heeft tot doel het voorkomen
van ongewenste gevolgen door brand.
Twee criteria staan hierbij voorop:
1 veiligheid van personen;
2 voorkomen van schade.
1 Veiligheid van personen
De veiligheid van personen komt meestal op
de eerste plaats. Als er in het gebouw mensen
aanwezig zijn, moeten deze bij brand tijdig kun-
nen vluchten naar een veilige plaats buiten het
gebouw, of, als dit niet anders kan (bijvoorbeeld
bij hoogbouw), naar een veilige plaats binnen
het gebouw.
De ontruiming van het gebouw moet zonder
gevaar voor ongelukken kunnen plaatsvinden.
Hulpbehoevende personen (zoals in een zieken-
huis) moeten tijdig kunnen worden geholpen en
gered.
Ook hulpverleners en personen in de omgeving
moeten tegen de brand en de gevolgen daarvan
worden beschermd.
2 Voorkomen van schade
Naast de veiligheid van personen moet ook het
optreden van schade door brand en rook zoveel
mogelijk worden voorkomen of beperkt.
Onderscheiden kunnen worden:

schade door brand in en aan het gebouw zelf;

schade aan de omgeving.
Schade in en aan het gebouw
Schade aan de inboedel en de inrichting van het
gebouw kan worden veroorzaakt door onder
meer rook en roet, verbranding en bluswater. De
schade kan oplopen van lichte schade tot en met
totaal verlies van de goederen. Vooral bij kost-
bare en unieke goederen (zoals kunstschatten en
historische archieven), bij stoffen en goederen
die gevaren opleveren bij brand (door explosie-
gevaar, vorming van gifgassen en dergelijke) en
bij zaken die tot grote vervolgschade kunnen
leiden (zoals het uitvallen van computernetwer-
ken), zal men in het gebouw grote zorg moeten
besteden aan de bescherming tegen brand. Figuur 2.15 Mogelijke schadelijke gevolgen van brand
onherstelbaar
verlies
materile en
economische
schade
ongevallen
brand
brandwonden
verstikking
vergiftiging
letsels door noodsprongen e.d.
psychische letsels
dodelijke ongevallen
goederen
gebouwen
stagnatie productie e.d.
onvervangbare
waardevolle goederen
monumenten
persoonlijke bezittingen
06950505_Hfdst_02.indd 47 11-11-2005 11:58:23
48
De schade aan het gebouw zelf kan uiteenlopen
van rook- en roetschade tot en met totale instor-
ting van het gebouw. Dit laatste mag zeker niet
gebeuren zolang de veiligheid van de eventueel
aanwezige personen nog niet is gewaarborgd.
Maar ook minder ernstige vormen van schade
aan het gebouw zal men willen voorkomen als
de gevolgen ingrijpend zijn. Zo kan door langdu-
rige verhitting de hoofddraagconstructie ontzet
raken, gaan doorhangen of bezwijken, waardoor
sloop meestal onontkoombaar is.
De draagconstructie zal daarom een bepaalde
brandweerstand moeten bezitten. Deze zal ten
minste voldoende moeten zijn voor de benodigde
ontruimingstijd bij het vluchten en redden van
mensen. Aanvullend kunnen extra eisen worden
gesteld aan de instandhouding van het gebouw
ter beperking van de economische schade en ter
voorkoming van het verloren gaan van waarde-
volle gebouwen (monumenten enzovoort).
Schade aan de omgeving
Zonder beschermende maatregelen kan de
brand zich uitbreiden naar de omgeving. De
kans op schade aan gebouwen, goederen en
andere zaken in de nabijheid van het gebouw
waarin de brand woedt, moet zoveel mogelijk
worden beperkt. Hieruit volgen eisen in verband
met het tegengaan van branddoorslag en brand-
overslag naar belendende (= aangrenzende) be-
bouwing en gebouwen in de omgeving.
Schade aan de omgeving kan ook ontstaan
door ontwrichting of instorting van (hoge)
gebouwen. Dit stelt eisen aan de bestendigheid
van de hoofddraagconstructie van het gebouw.
2.3.1.b Brandveiligheidsniveau
Om aan de genoemde criteria te kunnen vol-
doen, moeten maatregelen en voorzieningen
worden getroffen voor de brandbeveiliging.
De brandveiligheid van een gebouw is afhankelijk
van vele bouwkundige factoren zoals de grootte
en hoogte van het gebouw, de indeling, de toege-
paste materialen, de vluchtmogelijkheden, alsmede
van de installatietechnische maatregelen die getrof-
fen zijn en van het gebruik van het gebouw.
Voordat er technische maatregelen worden
genomen om een gebouw tegen brand te kun-
nen beschermen moet eerst worden vastgesteld
welk brandveiligheidsniveau in het gegeven
geval gewenst is. Figuur 2.16 geeft een beeld
van de speelruimte die men zich ten aanzien van
het brandveiligheidsniveau kan indenken. Dit is
enerzijds minimaal gericht op het veiligstellen
van ontvluchting en anderzijds maximaal op
een ongeschonden behoud van het gebouw en
de inventaris.
In de praktijk geldt dat de kosten van de bouw-
kundige en de installatietechnische voorzie-
ningen moeten opwegen tegen de verwachte
materile en vooral ook immaterile effecten. Zo
kunnen de brandveiligheidsvoorzienigingen op
een laag niveau worden gesteld bij gebouwen
die geen verblijfsbestemming voor personen
hebben, waarvan de waarde van het gebouw en
de inboedel gering mag worden geacht (zoals
bij een schuur) en waarbij brand slechts weinig
schade aan de omgeving kan aanrichten. Is
daarentegen de veiligheid van personen in het
geding, vooral bij hulpbehoevende personen
(zoals in een ziekenhuis), lopen kostbare goede-
ren gevaar verloren te gaan (zoals in musea) of
kan bijvoorbeeld grote vervolgschade optreden
doordat productieprocessen langdurig stag-
neren, dan zal men in het algemeen (moeten)
kiezen voor een hoog brandveiligheidsniveau.
2.3.1.c Wie stelt de eisen vast?
De brandveiligheidseisen die uit het gewenste
brandveiligheidsniveau volgen worden primair
bepaald door de overheid. Deze eisen kun-
nen worden aangevuld met voorwaarden van
de brandverzekeraar en met wensen van de
eigenaar/nancier en de gebruiker(s).
Figuur 2.16 Mogelijke voorzieningenniveaus
duur en intensiteit van de brand
k
o
s
t
e
n

v
a
n

d
e

v
o
o
r
z
i
e
n
i
n
g
e
n
brandwerendheid
op ongeschonden
behoud
brandwerendheid
op reparatie:
gebouw blijft bruikbaar
brandwerendheid
op sterkte:
gebouw blijft staan,
maar is onbruikbaar
minimum brandwerend-
heid gericht op het
veiligstellen van ont-
vluchting:
gebouw stort in
06950505_Hfdst_02.indd 48 11-11-2005 11:58:24
2 BOUWREGELGEVING 49
1 Overheid
De doeleinden van de overheid bij het stellen
van brandveiligheidseisen zijn voornamelijk
gericht op:

de veiligheid van personen om te voorkomen
dat er slachtoffers vallen bij brand;

het beheersbaar houden van de brand om te
voorkomen dat deze zich snel over een groot
oppervlak kan verspreiden en dan niet meer
onder controle is te krijgen.
Het treffen van maatregelen om de schade door
brand aan en in het gebouw zelf te beperken
vormt geen doelstelling van de overheid. Deze
ziet dat als een eigen verantwoordelijkheid van
de eigenaar van het gebouw, tenzij het gebouw
en/of de inventaris van grote culturele of maat-
schappelijke waarde wordt geacht.
2 Brandverzekeraar
Brandverzekeringsmaatschappijen kunnen bij het
gebouwontwerp aanvullende voorwaarden stellen.
Deze richten zich vooral op het voorkomen en be-
perken van materile schade als gevolg van brand,
op de continuteit van de te huisvesten organisatie
en op speciale risicos in de bedrijfsvoering.
De voorwaarden van de assuradeurs kunnen in
tegenstelling tot de eisen van de overheid vrij
worden overeengekomen afhankelijk van de
extra kosten in het begin (investeren in voorzie-
ningen) tegenover de verwachte besparingen
later (minder premie en minder schaderisico).
3 Eigenaar
De kosten van de uitvoering van de brandvei-
ligheidsvoorzieningen zijn voor rekening van
de eigenaar. Deze zal zoeken naar een situatie
waarin de som van de schadeverwachting en de
kosten van de brandpreventie minimaal is. De
eventuele brandschade kan worden gedekt door
de verzekering. De verzekeringspremie komt dan
in de plaats van de schadeverwachting. Dit is
schematisch weergegeven in guur 2.17.
4 Gebruiker(s)
De gebruikerseisen kunnen nog wel eens in
botsing komen met de brandveiligheidseisen,
waar deze laatste als een belemmering van de
bedrijfsvoering worden gezien. In zulke gevallen
zal moeten worden gezocht naar oplossingen die
niet alleen op papier aan de eisen voldoen, maar
ook daadwerkelijk worden nageleefd.
Zwakke schakels zijn vaak ook het gebrek aan
gebruiksdiscipline en de beperkte bekendheid
met de brandveiligheidsvoorzieningen bij het
personeel of de bewoners van het gebouw. Ook
de periodieke inspecties en het noodzakelijke
onderhoud van de voorzieningen worden ge-
makkelijk verwaarloosd hetgeen snel tot gevaar-
lijke situaties kan leiden.
2.3.2 Het verschijnsel brand
Onder brand verstaat men het ongewenst ont-
staan van een verbrandingsproces en het zich
kunnen verspreiden daarvan, met mogelijke
schadelijke gevolgen.
Het verbrandingsproces is een reactie tussen
brandbaar materiaal en zuurstof waarbij hitte-
vlammen, rookgassen en andere verbrandings-
producten kunnen ontstaan.
Brand kan slechts ontstaan indien naast brand-
baar materiaal en zuurstof ook de vereiste ont-
brandingstemperatuur aanwezig is om de ont-
steking te laten plaatsvinden.
Deze ontsteking van het brandbare materiaal
kan optreden door open vuur (lucifer, brandende
sigaret in prullenbak enzovoort), door vonk-
vorming (als gevolg van statische elektriciteit,
kortsluiting enzovoort) of door de aanwezigheid
van voorwerpen of oppervlakken met een hoge
temperatuur. Figuur 2.17 Verband tussen investeringen en kosten
brandveiligheid
investeringen
k
o
s
t
e
n

minimaal opgelegde brandveiligheidsvoorzieningen
kosten
brandveiligheids-
voorzieningen
gesommeerde
kosten
brandschadeverwachting
resp. verzekeringspremie
06950505_Hfdst_02.indd 49 11-11-2005 11:58:24
50
In vele gevallen ontstaat brand door menselijke
fouten, direct of indirect. Soms ook is moedwil
in het spel (brandstichting). Verder kunnen sto-
ringen en fouten in technische installaties leiden
tot vonkvorming, oververhitting en explosies.
Blikseminslag en zelfontbranding zijn nog weer
andere oorzaken.
2.3.2.a Ontwikkeling van een brand
Bij een normale brand in een gebouw verloopt
het verbrandingsproces in een aantal fasen,
guur 2.18.
tijd in minuten
t
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r

i
n

C

200
400
600
800
1000
1200
groeifase brandfase dooffase
20
0 20 40 60 80 100
vlamoverslag
tot bij 300C
Figuur 2.18 Schematisch beeld van de ontwikkeling van
een brand
In de groeifase zijn de thermische effecten eerst
nog beperkt. Bij voldoende brandbaar materiaal
en voldoende zuurstof kan de brand zich echter
meer en meer ontwikkelen, waardoor in toe-
nemende mate warmte wordt afgegeven. Bij de
steeds hoger wordende temperatuur kunnen
materialen buiten de brandhaard gaan ontleden,
waarbij brandbare gassen vrijkomen die met de in
de ruimte aanwezige lucht een mengsel vormen
dat op een kritiek moment tot ontbranding komt.
Dit verschijnsel wordt vlamoverslag genoemd.
Vanaf dit moment gaat de brandfase in en is
er sprake van een volledig ontwikkelde brand.
Tijdens de brandfase stijgt de temperatuur snel
verder afhankelijk van de aanwezige soort en
hoeveelheid brandbaar materiaal en de zuurstof-
toevoer. De temperatuur kan dan oplopen tot
600 1000 C of soms nog hoger.
De brand duurt zolang er nog brandbaar
materiaal aanwezig is, ervan uitgaande dat er
niet wordt geblust.
De dooffase gaat in nadat de temperatuurtop is
bereikt.
2.3.2.b Rook
Bij brand ontstaan rookgassen die een hogere
temperatuur hebben dan de in de ruimte aan-
wezige lucht. Zij stijgen naar het plafond en ver-
spreiden zich daarlangs door de ruimte.
De temperatuur in de ruimte stijgt door vermen-
ging van de rookgassen met de aanwezige lucht
waardoor drukverschillen met de aangrenzende
ruimten ontstaan. Deze drukverschillen variren
met de hoogte: bovenin de ruimte treedt over-
druk op en onderin onderdruk. Hierdoor wordt
bovenin de ruimte rook naar buiten geperst door
de aanwezige openingen en opentrekkende na-
den en kieren, terwijl onderin juist lucht wordt
aangezogen. De rook zal zich vanuit de brand-
ruimte verspreiden naar de gangen en andere
aangrenzende ruimten, guur 2.19. In vele
gevallen zal de rook, afhankelijk van de hoeveel-
heid en snelheid, zich in de aangrenzende ruim-
ten in eerste instantie verspreiden langs het pla-
fond. Bij hoge ruimten kan dit gedurende enige
tijd leiden tot een rookvrije zone aan de vloer.
kastenwanden
brand
haard
gang
ventilatie
rooster
Figuur 2.19 Voorbeeld van mogelijke rookverspreiding
vanuit een kantoorvertrek
Verspreiding en gevaar van rook
De rook kan zich door de thermische drukver-
schillen via verkeersruimten als gangen en trap-
pen, door schachten en langs luchtkanalen snel
door het gebouw verplaatsen. Rookverspreiding
kan verder ook worden gestimuleerd door even-
tuele winddruk en mechanische ventilatie.
Het gevaar van snelle rookverspreiding (sneller
dan vuur) betreft voornamelijk de veiligheid van
de in het gebouw aanwezige mensen. Het zicht
wordt door rook beperkt waardoor het vluchten
wordt bemoeilijkt. Bovendien vormt de giftige
werking van rookgassen een gevaar.
In het algemeen is het aantal slachtoffers door
06950505_Hfdst_02.indd 50 11-11-2005 11:58:26
2 BOUWREGELGEVING 51
verstikking en dergelijke bij brand groter dan
door verbranding. Ook de blus- en reddings-
acties van de brandweer kunnen worden be-
moeilijkt door rook. Verder kan de schade, aan-
gericht door rook en roet aan het gebouw en de
goederen en apparatuur, aanzienlijk zijn.
2.3.3 Eisen, maatregelen en voorzieningen
De brandveiligheid in en van een gebouw wordt
bepaald door de mate waarin het gevaar voor
het ontstaan en de uitbreiding van brand met
de schadelijke gevolgen daarvan kan worden
voorkomen dan wel beperkt.
De brandveiligheidseisen en de daarmee samen-
hangende maatregelen en voorzieningen ten
aanzien van het gebouw en de directe omgeving
kunnen worden ingedeeld naar de volgende zes
actiepunten, guur 2.20:
1 probeer ontstaan van brand te voorkomen;
2 bevorder de ontdekking en melding van
brand en alarmering bij brand;
3 voorkom en/of beperk de branduitbreiding en
rookverspreiding;
4 zorg voor veilige vluchtwegen;
5 voorkom voortijdige instorting door brand;
6 bevorder de mogelijkheid tot red- en blus-
werkzaamheden door de brandweer.
Preventief-repressief
Bovenstaande actiepunten zijn alle preventief,
dat wil zeggen: worden bij voorbaat getroffen
om brand en de schadelijke gevolgen daarvan te
voorkomen en te beperken.
Alle handelingen die dienen ter bestrijding en
onderdrukking van de brand zijn repressief.
Preventief genomen maatregelen en getroffen
voorzieningen zijn deels voorwaardenschep-
pend voor de repressieve maatregelen. Zo is
bijvoorbeeld de aanleg van een automatische
blusinstallatie en het voorzien in voldoende
blusmiddel (water of een droge stof) een preven-
tieve maatregel.
Het automatisch bestrijden van de brand is een
repressieve handeling.
Zo zijn verder de red- en bluswerkzaamheden
van de brandweer op zichzelf repressief. Een
goede bereikbaarheid van het gebouw voor de
blusvoertuigen en het aanwezig zijn van blus-
water(-aansluitingen) zijn daarentegen preven-
tieve voorzieningen.
Streven naar een goed evenwicht tussen
maatregelen en voorzieningen
De te stellen eisen en de te treffen maatregelen
en voorzieningen kunnen niet los van elkaar wor-
den gezien. Theoretisch zou het ontstaan van
brand volledig kunnen worden uitgebannen. Dit
zou echter een opeenstapeling aan eisen geven
en in de meeste gevallen ook een te zware be-
perking van de gebruiksmogelijkheden met zich
meebrengen. Afhankelijk van het soort gebouw
en het gebruik ervan zal er dus moeten worden
gezocht naar een redelijk evenwicht tussen de
brandveiligheidseisen enerzijds en de bouwkun-
dige, installatietechnische en bedrijfsorganisato-
rische maatregelen en voorzieningen anderzijds.
Figuur 2.20 Actiepunten bij brand
Bevorder ontdekking
en melding van brand
en alarmering bij brand
Voorkom en/of beperk
branduitbreiding
en rookverspreiding
Zo niet,
dan:
Tracht ontstaan van
brand te voorkomen
Bevorder mogelijkheden
tot red- en
bluswerkzaamheden
Zorg voor veilige
vluchtgelegenheid
Voorkom
voortijdige instorting
06950505_Hfdst_02.indd 51 11-11-2005 11:58:27
52
Omdat het ontstaan van brand bij gewone
gebouwen en normaal gebruik dus niet is uit
te sluiten zijn vele brandveiligheidsvoorzienin-
gen bedoeld om uitbreiding van brand te
beperken en om te zorgen voor veilige vlucht-
wegen.
2.3.3.a Voorkomen ontstaan van brand
De meeste branden ontstaan direct of indirect
door fouten van mensen zoals door onvoorzich-
tigheid met roken, onopzettelijke brandstichting
(spelen met vuur), maar ook door moedwillige
brandstichting, ondeskundige aanleg en gebruik
van elektrische installaties en apparatuur enzo-
voort. Als bronnen van gevaar kunnen worden
aangemerkt:

open vuur;

oppervlakken met hoge temperatuur zoals
van verwarmingstoestellen en -installaties;

elektrische installaties die niet aan de eisen
voldoen of verkeerd worden gebruikt;

vonkvorming door mechanische invloeden of
statische elektriciteit en blikseminslag.
Bij al deze factoren zal eerder brand ontstaan
naarmate de hiermee in aanraking komende
materialen gemakkelijker ontvlambaar zijn.
Preventieve eisen
Afhankelijk van de gegeven omstandigheden
kunnen uit het bovenstaande eisen worden afge-
leid die gericht zijn op het verhinderen van het
ontstaan van brand. Deze preventieve eisen kun-
nen betrekking hebben op:

installaties waarvan mag worden verwacht
dat deze gevaar kunnen opleveren van brand
(kortsluiting, oververhitting enzovoort);

voorzieningen en voorzorgsmaatregelen ter
beperking van mogelijke schadelijke gevolgen
bij brandgevaarlijke activiteiten (bijvoorbeeld het
verhitten met open vlam van bitumineuze dak-
bedekking);

beperking of voorkomen van brandbaarheid
en brandvoortplanting bij de toegepaste mate-
rialen, vooral daar waar hoge temperaturen kun-
nen optreden (zoals bij stookplaatsen en kanalen
voor rookafvoer);

beperking van de vuurbelasting (= hoeveel-
heid aanwezig brandbaar materiaal) in en van
het gebouw.
2.3.3.b Ontdekking en melding van brand
en alarmering bij brand
De brand dient binnen aanvaardbare tijd na het
ontstaan ontdekt en gemeld te worden om de
brandweer tijdig te kunnen alarmeren en de aan-
wezige personen tijdig te kunnen waarschuwen.
Algemeen streven is dat de brandweer zo moge-
lijk vanaf het ontstaan van de brand of anders ten
minste vanaf de ontdekking binnen maximaal 1
uur het sein brand meester kan afgeven. Hiertoe
dient het scenario volgens guur 2.21 als leidraad.
Zelfredzame
personen zijn
gevlucht
Brandweer
aanwezig
en
operationeel
Ontdekking brand
en alarmering
bedreigde personen
en brandweer
30 min.
60 min.
15 min.
tijdstip 0 Ontstaan brand
Brand meester;
overige bedreigde
personen gered
Figuur 2.21 Kritieke tijdpad bij brandbestrijding
In vele gevallen wordt een brand pas in een (te)
laat stadium ontdekt en gemeld door mensen.
Denk bijvoorbeeld aan onbemande bedrijfs-
gebouwen in de nachtelijke uren. Automatische
detectie en melding van brand en rook is zeker
in zulke gevallen, mits de bedrijfszekerheid ervan
is gewaarborgd, alerter en betrouwbaarder dan
waarneming en melding door mensen.
De aanwezigheid van automatische brandmeld-
apparatuur wordt daarom in beginsel veron-
dersteld te behoren tot de uitrusting van het
gebouw. In vele gevallen mag van deze kostbare
installatie (nog) worden afgezien, zoals bij wo-
06950505_Hfdst_02.indd 52 11-11-2005 11:58:27
2 BOUWREGELGEVING 53
ningen en woongebouwen, logiesgebouwen en
lage kantoorgebouwen.
2.3.3.c Branduitbreiding en
rookverspreiding
Tegengegaan moet worden dat de brand zich
snel kan ontwikkelen en uitbreiden over het
gebouw en dat er belangrijke rookontwikkeling
en -verspreiding plaatsvindt.
Bouwkundig leidt dit tot eisen met betrekking tot:


het brandgedrag van de bouwdelen;


het compartimenteren van het gebouw in
brand- en rookcompartimenten;


het tegengaan van branddoorslag en -over-
slag;


de aanwezigheid van blusmiddelen.


Eisen aan bouwdelen
De bouwdelen waaruit een gebouw is samen-
gesteld mogen niet door een kleine warmtebron
zijn te ontsteken, zo dat het vuur zich hierlangs
zelfstandig en snel kan uitbreiden en zo dat deze
spoedig na het ontstaan van de brand bijzonder
veel rook produceren. Hieruit zijn beperkingen af
te leiden naar de mate van brandvoortplanting
en rookontwikkeling van de toegepaste bouw-
materialen waar deze zich aan de oppervlakte
van de bouwdelen bevinden.
Bouwdelen die bij het in brand raken als gevolg
van hun ligging en/of functie een extra groot
risico met zich meebrengen (zoals schachten en
kokers) moeten onbrandbaar zijn.


Brand- en rookcompartimenten
Grote gebouwen moeten worden onderverdeeld
in compartimenten om uitbreiding van de brand
en verspreiding van rook te limiteren, tenzij
andere maatregelen worden getroffen om het
gewenste effect te bereiken.
Primair doel van brandcompartimentering is het
beheersen van de brand door deze te beperken
tot n compartiment (= afgezonderd deel van
de totale binnenruimte van een gebouw).
Primair doel van een rookcompartiment is het be-
perken van de door rook af te leggen weg bij het
vluchten binnen een brandcompartiment.
Afmetingen brand- en rookcompartimenten
Of en hoe de binnenruimte van een gebouw
moet worden opgedeeld in brandcompartimen-
ten hangt af van de grootte, de indeling en het
gebruik van het gebouw:

bij loodsen en opslagplaatsen kan ter indicatie
worden gedacht aan brandcompartimentering
bij een oppervlak groter dan 2.500 m
2
en een
hoogte van meer dan 8 m (= zeer grote loods);

bij kantoorgebouwen en gebouwen met
vergelijkbare bestemming wordt vaak een maxi-
mum van circa 1.000 m
2
vloeroppervlak per
compartiment aangehouden. Dit oppervlak kan
zich over meer dan n verdieping uitstrekken;

in woongebouwen is automatisch een af-
doende brandcompartimentering aanwezig als
tussen de woningen steenachtige woningschei-
dende wanden en vloeren worden toegepast;

ruimten met verhoogd brandgevaar (zoals
stookruimten) of met een hoge vuurbelasting
(zoals verfopslag) moeten worden behandeld als
aparte brandcompartimenten.
Elk brandcompartiment fungeert tevens als
rookcompartiment. Het omgekeerde hoeft niet
het geval te zijn, omdat de afstand die zonder
gevaar door rook kan worden afgelegd slechts
beperkt is; 25 m geldt wel als maximum. Een
groter brandcompartiment zal dus moeten wor-
den opgedeeld in twee of meer kleinere rook-
compartimenten.
Figuur 2.22-1 geeft hiervan een voorbeeld toe-
gepast op een besloten binnengang van een
woongebouw.
In deel 9 Utiliteitsbouw hoofdstuk 1 wordt
nader ingegaan op de situering en de bepaling
van de afmetingen van brand- en rookcompar-
timenten bij kantoorgebouwen, aangevuld door
enkele rekenvoorbeelden
Horizontale compartimentering wordt meestal
tot stand gebracht door brandmuren; verticale
compartimentering meestal door de vloeren.
Soms worden echter zowel functioneel als visueel
grote en open ruimten verlangd en is het toepas-
sen van materile scheidingen tussen de compar-
timenten dus ongewenst. Dit is bijvoorbeeld het
geval bij grote bedrijfsruimten met doorgaande
kraanbanen, bij winkelcentra, bij atria in kantoor-
gebouwen en wooncomplexen enzovoort.
Ter compensatie zal in zulke gevallen moeten
worden overgegaan op automatische blusinstal-
06950505_Hfdst_02.indd 53 11-11-2005 11:58:28
54
laties (sprinklers). Deze hebben als nadeel dat
zij de rook naar beneden drukken waardoor het
zicht nog sneller wordt beperkt dan normaal.
Daarom is naast de sprinklerinstallatie een extra
voorziening nodig voor de rookbeheersing.
Rookbeheersing
De rookverspreiding kan aanzienlijk worden be-
perkt door te zorgen voor een geconcentreerde
afvoer van de rook gecombineerd met een op-
zettelijk gestuurde stroom van vers toegevoerde
lucht.
Bij laagbouwprojecten worden hiertoe rookklep-
pen of -luiken in het dak geplaatst. Deze openen
zich bij hoge temperaturen automatisch of
smelten dan weg (lichtkoepels van kunststof).
Hierdoor wordt overeenkomstig guur 2.23-1
de steeds dikker wordende rookverspreiding
langs het plafond sterk beperkt. De horizontale
branduitbreiding vindt minder snel plaats, om-
dat de afgevoerde hitte geen bijdrage meer kan
leveren tot deze uitbreiding. Een goed gestuurde
zelfsluitende deur
horizontale vluchtroute verticale vluchtroute
30
30
30
30
60
30
brand
* *
2 weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO)
en
weerstand tegen rookdoorgang (WRD)
WRD = 30 minuten
brandcompartiment
rookcompartimenten
3 vluchtroutes
30 m
1 compartimentering
woning woning
<
=
WBDBO = 60 minuten
30 m
=
<
30 m
<
=
brandcompartiment
rookcompartiment
45 m
<
= =
afstand toegang woning - trappenhuis 45 m
<
Figuur 2.22 Compartimentering van een etage van een woongebouw met besloten binnengang
06950505_Hfdst_02.indd 54 09-12-2005 11:50:45
2 BOUWREGELGEVING 55
toevoer van verse lucht zorgt voor een nog be-
tere concentratie en beheersing van de hitte- en
rookafvoer.
Bij verdiepingbouw met grote open binnenruim-
ten zijn soortgelijke oplossingen mogelijk. Bij het
atriumgebouw van guur 2.23-2 met een vide
over de volle hoogte kan dit worden gedaan
door te zorgen voor een goede schoorsteen-
werking van de warmte- en rookafvoer via het
atriumdak. Bij brand in n der aangrenzende
verdiepingruimten is het beter de luchtstroom
omgekeerd te richten vanuit het atrium via de
brand door openingen in de gevel. Hierbij wor-
den brand en rook dus van het atrium afgekeerd.
De nodige ventilatoren (voor inblaas en/of afzui-
ging) dienen in zulke gevallen te worden gestart
bij het brandalarm (aangesloten op een brand-
veilige noodstroomvoorziening).
Weerstand tegen branddoorslag en -overslag
Voorkomen moet worden dat branddoorslag
door de scheidingen kan plaatsvinden naar de
aangrenzende ruimten boven en terzijde van de
ruimte met de brand en dat brandoverslag via
de buitenlucht kan optreden naar hoger gelegen
verdiepingen en belendende bebouwing en
omgeving.
Branddoorslag
Branddoorslag vindt plaats vanaf het moment
dat een scheidingsconstructie (wel of geen
brandscheiding) doorbrandt of bezwijkt, respec-
tievelijk de temperatuur aan de van de brand
afgekeerde zijde zodanig stijgt dat de daar aan-
wezige brandbare stoffen in brand kunnen raken.
Zwakke plekken in brandwerende scheidingen
zijn de branddeuren, althans indien deze in
geopende toestand kunnen worden vastgezet,
bijvoorbeeld met wiggen. Een betere (maar ook
duurdere) oplossing in zulke gevallen is het toe-
passen van kleefmagneten waarvan de spanning
bij brand wegvalt zodat de deuren zich dan
automatisch sluiten.
Ook de aansluitingen tussen de verschillende
constructiedelen zijn vaak zwakke plekken.
Figuur 2.24 geeft hiervan als voorbeeld de aan-
sluiting van een lichte gevelconstructie op een
verdiepingsvloer.
Verder kan branddoorslag plaatsvinden via open
verbindingen, zoals kanalen, kokers en schach-
ten. Om te voorkomen dat een brand doorslaat
via bijvoorbeeld een ventilatiekanaal moet deze
eventueel worden voorzien van een brandklep.
1
3
2
1 gevaren voor brand-
uitbreiding langs
de vloer bij de gevel
2 maatregelen om de
gevaren tegen te gaan
inwendige branduitbreiding
via de gevel
metalen sandwichpaneel
met brandbare kern
gewapend beton
vloer
afwerkvloer
branddoorslag
via de voeg
branddoorslag
via de gevel
onbrandbare kernvulling
minerale wol
thermische
onderbreking
doorgaand
hoekprofiel
doorgaand
hoekprofiel
Figuur 2.24 Maatregelen tegen branduitbreiding bij de
aansluiting gevel-verdiepingsvloer
2 verdiepingbouw met atrium
1 laagbouw
a gesloten atrium
verse lucht
a gesloten hal
b met opening in het
atriumdak
b met rookluiken in het dak
en toevoer van verse lucht
via de
Figuur 2.23 Rookbeheersing door rookafvoervoorziening
en ventilatietoevoer
06950505_Hfdst_02.indd 55 11-11-2005 11:58:33
56
Brandoverslag
Brandoverslag kan optreden via de buitenlucht
over het dak naar een aangrenzend gebouwdeel,
langs de gevels naar hoger gelegen verdiepingen
of bij binnenhoeken zijdelings naar de aangren-
zende ruimten en naar nabij gelegen bebouwing.
Brandoverslag kan worden veroorzaakt door
vlammen, warmtestraling, vliegvuur en vonken.
Brandoverslag door vlammen is voornamelijk
te duchten als binnen het bereik van uitslaande
vlammen aan de buitenzijde van het brandende
gebouw of de aangrenzende bebouwing brand-
bare materialen en/of ramen aanwezig zijn.
Brandoverslag door hittestraling kan optreden
wanneer de stralingsintensiteit van het bran-
dende gebouw zo groot is dat brandbare ma-
terialen in en aan de aangrenzende bebouwing
door sterke verhitting in brand kunnen raken.
Brandoverslag door vliegvuur en vonken is
voornamelijk te duchten indien zich aan de bui-
tenzijde van belendingen of omringende bebou-
wing gemakkelijk ontvlambare materialen be-
vinden. Het gevaar is het grootst wanneer deze
materialen voorkomen op horizontale of auw
hellende afscheidingen (bijvoorbeeld
bitumineuze daken), omdat het vliegvuur hierop
kan blijven liggen. Daar vonken en vliegvuur zich
onder de invloed van wind over grote afstanden
kunnen verspreiden, kan het gevaar voor over-
slag door vonken en vliegvuur zich eveneens
over grote afstanden voordoen.
Het gevaar van brandoverslag is vaak het sterkst
aanwezig bij de ramen in de gevelvlakken. Nor-
maal vensterglas laat bij hoge temperaturen
veel hittestraling door en springt bij verhitting
bovendien meestal spoedig in stukken uiteen. De
brand kan zich hierdoor snel langs het gevelvlak
omhoog voortplanten of naar opzij waar twee
gevels een binnenhoek met elkaar maken. Om
deze vormen van brandoverslag te voorkomen
zal moeten worden voorzien in brandwerende
stroken in of loodrecht op het gevelvlak.
a gevaar voor brandoverslag
via gevels
b brandscheidende borstweringen c horizontale brandscheidingen
buiten gevel doorgezet
1 gevel
b verticale brandscheiding bovendaks doorgezet
c horizontale brandscheiding in het dak
a gevaar voor brandvoortplanting en
brandoverslag via dak
2 dak
niet brandbare afwerking
Figuur 2.25 Enige maatregelen tegen brandoverslag bij gevel en dak
06950505_Hfdst_02.indd 56 11-11-2005 11:58:36
2 BOUWREGELGEVING 57
Bij het bepalen van de weerstand tegen brand-
overslag wordt gewerkt volgens het stralings-
model waarbij wordt berekend hoeveel warmte-
straling de brandende ruimte theoretisch op de
bestraalde ruimte uitoefent.
Rookscheidingen moeten de rook ten minste
30 minuten lang tegen kunnen houden.
Zie verder guur 2.22-2 waarin de WBDBO en
de WRD (= weerstand tegen rookdoorgang) zijn
toegepast op een woongebouw met besloten
binnengang.
Blusmiddelen
Om de brandbestrijding te bevorderen moeten
gebouwen zodanig zijn toegerust, dat een brand
al in een vroeg stadium kan worden geblust door
de in het gebouw aanwezige personen en met
de daarin aanwezige blusmiddelen.
Figuur 2.25 toont voor het verticale gevelvlak
enige mogelijke oplossingen en daarnaast ook
voor het horizontale dakvlak.
Om daken te vrijwaren van het gevaar van brand
door vonken en vliegvuur zullen deze aan de
oppervlakte onbrandbaar (grind, tegels enzo-
voort) moeten worden uitgevoerd.
WBDBO en WRD
In vakjargon heet de weerstand tegen brand-
doorslag en brandoverslag de WBDBO. De eisen
en de prestaties worden hierbij uitgedrukt in
het aantal minuten aan brandweerstand dat de
scheiding(en) tussen twee ruimten moet(en)
kunnen opleveren bij een gestandaardiseerde
brand. Wil men de scheidingsconstructie als
brandwerend aanmerken, dan mag bij een
standaardbrand de temperatuur aan de andere
zijde niet hoger oplopen dan tot 140 C gemid-
deld of 180 C plaatselijk. Verder moet de wand
vlam- en gasdicht zijn, mag deze niet instorten
en gelden beperkingen ten aanzien van scheur-
vorming.
Bij lage vuurbelasting (in woningen, kantoren,
scholen enzovoort) zal in de regel de brand-
werendheid van de brandscheiding kunnen wor-
den gesteld op 30 60 minuten, bij middelbare
vuurbelasting (in de meeste winkels en bedrij-
ven) op 90 120 minuten en bij hoge vuurbelas-
ting (zoals in opslaggebouwen) op 120 minuten
of meer, al naar de omstandigheden uitwijzen.
Zijn er verschillende soorten scheidingen tus-
sen de zendende ruimte en de ontvangende
ruimte, dan is de zwakste verbinding maat-
gevend. Figuur 2.26 geeft hiervan een voorbeeld
ten aanzien van de weerstand tegen branddoor-
slag. Hiervoor wordt de sommatiemethode
toegepast.
I
II
A B
II
50 minuten
I
A
II
B
II
2
1
3 4
A
B
C
wand 65 minuten 1
deur 30 minuten
deur 20 minuten
wand 25 minuten
2
3
4
65 minuten
55 minuten
stel brandwerendheid
weerstand geval
maatgevend
Figuur 2.27 Blustoestellen en slanghaspel
Figuur 2.26 Bepaling weerstand tegen brand-
doorslag tussen twee ruimten
06950505_Hfdst_02.indd 57 11-11-2005 11:58:37
58
Bij blusmiddelen moet worden gedacht aan
blustoestellen, slanghaspels en dergelijke, guur
2.27.
In situaties waarin de gevolgen van de brand
naar verwachting beperkt zijn (zoals woningen),
mag worden afgezien van speciale voorzieningen
voor het blussen van brand.
Sprinklerinstallaties
Zeer effectief in het bestrijden van brand zijn
automatische blusinstallaties of sprinklers, guur
2.28. Deze pakken niet alleen de brandhaard
direct bij de bron aan en verhinderen dat de
brand zich uitbreidt, maar verminderen tevens
de rookontwikkeling. De kans op persoonlijke
ongelukken wordt daardoor kleiner. Omdat de
temperatuur relatief laag blijft kan de brand zich
bovendien niet echt ontwikkelen ( vlam-
overslag wordt voorkomen), waardoor de brand
tot een minimum kan worden beperkt.
Glazen buisje
Spreiplaat
Zelfafdichtend klepje
Juk
sproeipatroon
Figuur 2.28 Sprinklerkop met waterafsluiting door middel
van een glazen buisje
In deel 6a Installaties hoofdstuk 7 worden
sprinklerinstallaties besproken
Een sprinklerinstallatie kan worden beschouwd
als ht aangewezen middel om de ontwikkeling
en uitbreiding van brand tegen te gaan in situ-
aties die van nature een hoge vuurbelasting
met zich meebrengen, zoals winkelcentra en
bouwmarkten. De kosten van het aanleggen en
onderhouden van een sprinklerinstallatie belem-
meren echter de verplichting tot toepassing
ervan.
2.3.3.d Veilige vluchtgelegenheid
Vanuit elke verblijfsruimte in een gebouw moe-
ten de daar aanwezige personen bij brand tijdig
en op veilige wijze een veilige plaats kunnen
bereiken.
Hoe korter de tijd die nodig is voor het ontrui-
men (verlaten) van het gebouw of het bereiken
van de veilige plaatsen binnen het gebouw
(bijvoorbeeld trappenhuizen bij hoogbouw),
hoe kleiner de kans wordt op ongevallen. Deze
ontruimingstijd wordt voornamelijk bepaald door
de:

doorstroomcapaciteit van de uitgangen
van de ruimten waar de mensen verblijven;

doorstroomcapaciteit van de vluchtmogelijk-
heden;

lengte van de weg die moet worden afgelegd
en de snelheid waarmee dit mogelijk is.
De veiligheid van de vluchtweg moet gewaar-
borgd zijn. Hiertoe moet de vluchtweg gedu-
rende ten minste de ontruimingstijd rookvrij en
stabiel zijn, vrij van hoge temperaturen en vrij
van vallende constructieonderdelen.
De uitgangen en vluchtmogelijkheden moeten
altijd goed bereikbaar en bruikbaar zijn zonder
deuren die per ongeluk zijn afgesloten en zon-
der toevallige obstakels, tijdelijke opslagen en
dergelijke. Zij moeten bovendien goed zichtbaar
en herkenbaar zijn, ook wanneer het licht uitvalt.
Om de capaciteit van de uitgangen en vluchtmo-
gelijkheden te waarborgen, kunnen afhankelijk
van het type en gebruik van het gebouw diverse
voorwaarden of preventieve eisen worden ge-
steld. Deze kunnen van aanzienlijke betekenis
zijn voor de uitwerking van het ruimtelijk ont-
werp, vooral bij gebouwen waar veel mensen
kunnen samenkomen, zoals bioscopen, theaters,
scholen in meer dan twee bouwlagen enzovoort.
Nog sterker is dit het geval bij combinatiegebou-
wen met sterk uiteenlopende gebruiksfuncties
boven elkaar (bijvoorbeeld wonen boven een
winkelgalerij in een binnenstadsituatie).
Hierna worden de eisen besproken ten aanzien
van:


uitgangen;


rookvrije vluchtroute;


bijzondere omstandigheden.
06950505_Hfdst_02.indd 58 11-11-2005 11:58:42
2 BOUWREGELGEVING 59
Uitgangen
Het aantal uitgangen van een bepaalde ruimte
in een gebouw dient te worden afgestemd op
het aantal personen dat in deze ruimte aanwezig
kan zijn en van de mate van brandgevaar in die
ruimte.
Bij een ruimte die maar n toegangsdeur heeft
en waarbij geen andere gelegenheid tot ont-
vluchten wordt geboden, zoals via te openen
ramen op de begane grond, zullen de gebruikers
van de ruimte geen mogelijkheid hebben weg
te komen als bij brand deze deur voor ontvluch-
ten uit zou vallen. Een tweede deur zal dit risico
redelijkerwijs alleen maar in voldoende mate
verminderen als deze ver genoeg van de andere
wordt geplaatst en niet verbonden is met het-
zelfde rookcompartiment.
Bij ruimten waarin een groot aantal personen
aanwezig kan zijn (zoals in gehoorzalen, thea-
ters, bioscopen, danszalen, warenhuizen, restau-
rants, winkelpassages enzovoort) zullen daarom
ten minste twee goed gesitueerde uitgangen
moeten worden aangebracht. Meerdere uit-
gangen met een evenwichtige verdeling van de
totaal benodigde uitgangsbreedte over de ver-
schillende uitgangen is echter beter. Figuur 2.29
geeft hiervan een voorbeeld.
Verder zal de maximaal af te leggen loopafstand
naar de uitgangen binnen een ruimte niet te
groot mogen zijn, vooral niet in omstandigheden
waarbij de brand zeer snel om zich heen kan grij-
pen (zoals mogelijk bij een restaurant) en de be-
schikbare ontruimingstijd dus zeer klein zal zijn.
Breedte van de uitgangen
Gedrang van mensen zal, zeker bij paniek, een
snelle ontruiming ongunstig benvloeden. Om
de kans op gedrang bij een uitgang zo veel
mogelijk te beperken zal de breedte van de
uitgang(en) aan een zeker minimum moeten
voldoen, aangepast aan het aantal personen dat
van die uitgang(en) gebruik maakt.
In panieksituaties dreigt bij een grote massa
vluchtende mensen gewelfwerking bij de uit-
gangen op te treden waardoor de doorstroming
stagneert. Om dit verschijnsel tegen te gaan
kan men als vuistregel uitgaan van 0,55 m per
persoon, hetgeen overeenkomt met een breedte
van 1,1 m bij twee personen tegelijk, 1,65 m bij
drie personen tegelijk enzovoort.
Rookvrije vluchtroute
Een rookvrije vluchtroute is gedenieerd als een
van rook gevrijwaarde route, uitsluitend voerend
over een of meer vloeren, trappen of helling-
Figuur 2.29 Uitgangen bij een gehoorzaal
1 een uitgang: fout
(schouwburg)
2 twee uitgangen naar een
rookcompartiment: fout
3 twee of meer uitgangen
ver uiteen geplaats en
naar gescheiden rook-
compartimenten : goed
4 draairichting van
de deuren
vluchtrichting
goed fout
06950505_Hfdst_02.indd 59 11-11-2005 11:58:46
60
banen, langs welke route het aansluitend terrein
kan worden bereikt zonder dat deuren moeten
worden gepasseerd die met een sleutel moeten
worden geopend.
Een brand- en rookvrije vluchtroute is een van
brand en rook gevrijwaarde vluchtmogelijkheid
die uitsluitend door een of meer verkeersruimten
voert (gangen, galerijen, trappen en dergelijke).
Bij brand moet altijd een vluchtroute kunnen
worden gevonden die een zekere minimumtijd
gevrijwaard blijft van het doordringen van brand
(bijvoorbeeld 30 minuten).
In situaties waarbij vluchten weinig problema-
tisch is en bij beperkte loopafstand, kan worden
volstaan met slechts n vluchtroute (zoals bij de
kleinere woon- en logiesgebouwen).
In andere gevallen moet er altijd een tweede
vluchtrichting openstaan. Figuur 2.30 schetst
een dergelijke situatie toegepast op galerij-
woningen.
? ?
balcon
galerij
trap
1 een vluchtrichting:
kan door brand worden geblokkeerd
woning
doodlopend eind toegestaan
galerijtrap
2 twee vluchtrichtingen:
bij brand blijft er een beschikbaar
Figuur 2.30 Vluchtrichtingen bij een galerijat
Horizontale vluchtroutes
Gangen en galerijen zijn verkeersruimten die
als horizontale vluchtweg kunnen worden be-
schouwd als zij aan bepaalde voorwaarden vol-
doen.
Inpandige gangen zijn meestal besloten waar-
door het gevaar van belemmering door rook
groter is dan bij open vluchtroutes.
Om geschikt te zijn als horizontale vluchtroute
moeten gangen voldoende vrije breedte hebben
voor een goede doorstroming. Dit is meestal
geen probleem, behalve bij de zogenoemde
drukke en massale vluchtroutes, indien zich daar
obstakels voordoen zoals in de weg staande
kolommen, in de vluchtroute draaiende deuren
van aanliggende vertrekken, hoogteverschillen
in aansluitende vloergedeelten enzovoort, guur
2.31.
effectieve
vluchtbreedte
bioscoopzaal
vluchtrichting
1 slechte oplossing
effectieve
vluchtbreedte
2 betere oplossing
schouwburg- of
geleiding
Figuur 2.31 Effectieve vluchtbreedte
Breekt in een aan de gang liggend vertrek brand
uit, dan kan van hieruit rook de gang binnen-
dringen. Door de gang in de lengterichting te
compartimenteren met zelfsluitende rookschei-
dende deuren kan men de rookverspreiding op
aanvaardbare wijze tegengaan. Omdat zoals
eerder gesteld door rook het zicht sterk wordt
belemmerd en men bij het doorlopen ervan
de adem moet inhouden, moet de maximaal
aanvaardbare afstand tussen de rookscheidende
deuren in gangen die dienen als vluchtroute
worden gesteld op circa 30 m, guur 2.22-1.
De deuren kan men in normale omstandig-
06950505_Hfdst_02.indd 60 11-11-2005 11:58:47
2 BOUWREGELGEVING 61
heden geopend houden, bijvoorbeeld met kleef-
magneten. Deze laten de deuren in geval van
brandalarm (en bij stroomstoring) los waarna de
deuren automatisch sluiten.
Verticale vluchtroutes
Trappen zijn de gangbare middelen om te
worden gebruikt als verticale vluchtroute. De
afstand tussen de uitgang van een ruimte en de
van daaruit bereikbare dichtstbijzijnde vlucht-
trap mag niet meer bedragen dan 45 m, guur
2.22-3.
Vaak worden bordestrappen toegepast die op
iedere verdieping steeds op dezelfde plaats uit-
komen. De doorstroomcapaciteit is meestal

v
e
r
d
i
e
p
i
n
g
s
h
o
o
g
t
e
3
,
6
0
1,20
bordes
0
,
1
8
1,20
( schaal 1:100 )
0,90
0,25
> 5,00
2,50
2
,
5
0
Toegangsdeur: draaiend in de vluchtrich-
ting
overlap draaicirkel met
stroomproel trap beperken
tegenover neergaande steek
Figuur 2.32 Voorbeeld trappenhuis in kantoorgebouw
dienend als gebruikstrap en als verticale vluchtroute
komen. De doorstroomcapaciteit is meestal
ruimschoots voldoende als twee personen zich
naast elkaar over de trap kunnen voortbewegen.
Zie verder het voorbeeld van guur 2.32.
Oplossingen als spiltrappen komen niet in aan-
merking bij grote aantallen mensen. Gewone
gebruiksliften zijn ongeschikt om te dienen als
verticale vluchtroute.
Een trappenhuis kan als (voorlopige) veilige
plaats worden aangemerkt, dit wil zeggen als
opstelruimte. Het aantal mensen dat op de ver-
dieping aanwezig is, moet dan op de treden en
bordessen van de beschikbare trappenhuizen
opstelruimte kunnen vinden, alsmede in de
eventuele toegangssluizen. De opvangcapaciteit
van de trappen behoeft naar beneden toe niet
cumulatief toe te nemen, omdat wordt aangeno-
men dat de ontruiming op alle bouwlagen tege-
lijk begint en dan als het ware een doorgaande,
continue stroom van vluchtenden ontstaat die
beneden gekomen het gebouw verlaat.
Trappenhuizen kunnen rookvrij worden gehou-
den door het toepassen van overdrukventilatie
in het trappenhuis of met rooksluizen of een
combinatie van beide. Rooksluizen moeten ten
minste 2 m diep zijn om te voorkomen dat de
achtereenvolgende deuren te lang gelijktijdig
zijn geopend.
Wordt het vluchttrappenhuis betreden via de
buitenlucht, dan wordt gesproken van een
veiligheidstrappenhuis, guur 2.6-2.
Bijzondere omstandigheden
Voor gebouwen die speciek zijn bedoeld voor
het verblijf van hulpbehoevende personen (zoals
bij verzorgings- en verpleeghuizen) zullen de
veiligheidsvoorzieningen op de aard van het ge-
bouw moeten worden afgestemd. Met name de
voorzieningen nodig voor het bereiken van een
veilige plaats zullen daarbij sterk kunnen afwij-
ken van die in gebouwen waarin de aanwezigen
grotendeels geacht worden zelfredzaam te zijn.
Zo kunnen speciale ontruimingsliften worden
genstalleerd om niet-valide, hulpbehoevende
gebruikers en bewoners naar een veilige plaats te
brengen. Deze liften moeten in schachten lopen
die tijdens de ontruimingstijd gegarandeerd vrij
blijven van rook.
06950505_Hfdst_02.indd 61 11-11-2005 11:58:48
62
2.3.3.e Behoud draagkracht
Mensen moeten veilig kunnen vluchten en veilig
kunnen worden gered. Dit stelt eisen aan de
brandwerendheid van de onderdelen die moe-
ten zorgen voor de benodigde draagkracht van
het gebouw en voor de instandhouding van de
aangewezen brandscheidingen en vluchtmoge-
lijkheden.
De brandwerendheid met betrekking tot de
scheidende functie is hiervoor al ter sprake ge-
komen bij de behandeling van het beperken van
branduitbreiding en rookverspreiding.
De brandwerendheid met betrekking tot het be-
zwijken is in het Bouwbesluit geplaatst onder het
hoofdstuk van de constructieve veiligheid. Voorko-
men moet worden dat de hoofddraagconstructie
(of onderdelen daarvan) door de brand voortijdig
de draagfunctie verliest en daardoor bezwijkt.
Het gevaar van het kunnen bezwijken (instor-
ten) van de hoofddraagconstructie is vooral van
belang voor verdiepinggebouwen omdat ook
personen op de hoger gelegen verdiepingen
veilig moeten kunnen vluchten of worden ge-
red. Tot en met de bovenste vloer zal daarom
de hoofddraagconstructie intact moeten blijven
gedurende de verwachte duur van de brand.
Voorkomen moet worden dat primair dragende
delen als kolommen, dragende wanden en door-
gaande balken bij bezwijken kunnen leiden tot
(gedeeltelijke) instorting.
De gevolgen van instorting zijn in het algemeen
omvangrijker en ernstiger naarmate het gebouw
hoger is. In relatie hiermee worden bij hogere
gebouwen zwaardere eisen gesteld aan de duur
van de brandwerendheid van de hoofddraag-
constructie dan bij lagere gebouwen, guur
2.33.
Zo zullen bijvoorbeeld de begane-grondkolom-
men van een tweelaags kantoorgebouw een
brandweerstand moeten hebben van ten minste
30 minuten en bij een tweelaags ziekenhuis een
brandweerstand van 60 minuten. Bij hogere
gebouwen loopt dit op naar 120 minuten.
Stabiliteit brandscheiding
Bij halvormige ruimten in de laagbouw wordt
aan de brandwerendheid van de hoofddraag-
constructie meestal geen specieke eisen gesteld.
Vaak past men daarom onbekleed staal toe met
geen eis
1 laagbouw
30 minuten 60 minuten 90 minuten 120 minuten



5

m
<=
<

1
3

m
>

1
3

m hal
bijvoorbeeld
kantoor
ziekenhuis
bijvoorbeeld
hotel
2 tweelaagse verdiepingbouw 3 meerlaagse verdiepingbouw
Figuur 2.33 Vereiste duur van de brandwerendheid van de hoofddraagconstructie bij niet tot bewoning bestemde gebouwen
Figuur 2.34 Oplegging stalen liggers bij brandscheiding
glij-opleggingen
brandcompartiment 1 brandcompartiment 2
vaste opleggingen
1 door vaste opleggingen van de liggers in het
midden kan de brandscheiding mogelijk
ontzet raken of worden omgetrokken
brandwerendheid
middenkolommen
passend bij die van
de brandscheiding
2 glij-opleggingen gaan het gevaar van 1 tegen
06950505_Hfdst_02.indd 62 11-11-2005 11:58:49
2 BOUWREGELGEVING 63
een brandwerendheid die in het algemeen niet
boven de 10 30 minuten uitreikt. Wordt dit
gegeven gecombineerd met een brandschei-
dende wand waarvan een brandwerendheid van
bijvoorbeeld 60 minuten wordt verlangd, dan zal
het duidelijk zijn dat de stabiliteit van de brand-
scheiding niet mag afhangen van het gedrag
van de voortijdig bezwijkende staalconstructie.
Figuur 2.34 illustreert een en ander door middel
van een brandscheiding tussen twee hallen.
2.3.3.f Red- en bluswerkzaamheden
Zoals in paragraaf 2.3.1 is besproken, heeft de
brandweer (gemeentelijk en/of regionaal) bij
brand in een gebouw tot taak:

de in het gebouw aanwezige en bedreigde
personen te helpen om een veilige plaats te
bereiken;

het voorkomen of beperken van schade aan
belendingen, omringende bebouwing en omge-
ving, door onder meer het bestrijden van brand.
De huidige blusmethoden, adembeschermings-
apparatuur en het opleidingsniveau stellen de
brandweer in staat niet alleen van buitenaf blus-
acties te ondernemen, maar ook het brandende
gebouw te betreden en het vuur bij de bron te
bestrijden (de meest effectieve werkwijze),
alsmede (potentile) slachtoffers in veiligheid te
brengen.
Voorwaarde hierbij is dat deze blus- en reddings-
acties niet worden gehinderd of verhinderd door
instortingen van het gebouw (geheel of gedeel-
telijk) en dat de brand beheersbaar is.
Hieruit volgen eisen voor de bouwkundige con-
structies (brandwerendheid op bezwijken), de
ruimtelijke opzet (indeling in brandcomparti-
menten) en eisen met betrekking tot het voor-
komen van branddoorslag en -overslag. Deze
aspecten zijn al eerder ter sprake gekomen.
Bereikbaarheid en voorzieningen
De brandweer moet met haar materieel (red- en
blusvoertuigen) dicht bij het brandende gebouw
kunnen komen. Ook moet de brandweer direct
toegang hebben tot het gebouw en de be-
dreigde gebouwdelen om de red- en blusacties
te kunnen uitvoeren via een bepaalde aanvals-
weg en/of redweg.
Verder zijn er voorzieningen nodig in de vorm
van:

bluswatervoorziening nabij het gebouw;

droge blusleidingen in hoge en/of uitge-
strekte gebouwen;

brandweerlift(en) in hoge gebouwen.
Bij gebouwen waarbij brand belangrijke nadelige
gevolgen kan hebben, moet verder in het bijzon-
der worden gedacht aan de eerder genoemde
preventieve voorzieningen:

automatische blusinstallatie (sprinklerinstal-
latie);

automatische rook- en warmteafvoerinstallatie.
Zo mogelijk zal moeten worden vermeden
dat schade door rook en bluswater optreedt
aan de omringende bebouwing. In de praktijk
is dit soort schade echter moeilijk geheel te
voorkomen. Alleen voor gebouwen van grote
maatschappelijke waarde zullen bijzondere eisen
kunnen worden gesteld om schade door rook en
bluswater zoveel mogelijk te beperken.
2.3.4 Brandwerendheid van materialen en
constructies
2.3.4.a Begripsbepaling
Onder brandwerendheid wordt verstaan de
tijdsduur gedurende welke een bouwconstructie
zonder functieverlies weerstand kan bieden aan
verhitting.
Een constructie wordt geacht hieraan niet langer
te voldoen als:

de constructie bezwijkt;

de constructie vlammen of hete gassen door-
laat;

de temperatuur aan de niet-verhitte zijde te
hoog oploopt (boven de 140 C gemiddeld of
180 C plaatselijk).
Deze punten zijn van belang voor constructies
met een scheidende functie; het eerste punt
geldt voor constructies met een dragende func-
tie.
Om de brandwerendheidsduur volgens een alge-
meen geldende regel te kunnen vaststellen gaat
men uit van de zogenoemde standaardbrand.
06950505_Hfdst_02.indd 63 11-11-2005 11:58:50
64
Standaardbrand
Het verloop van de standaardbrand is weerge-
geven in guur 2.35.
De theoretische standaardbrand kan sterk afwij-
ken van de brand zoals deze zich in werkelijkheid
ontwikkelt, maar blijkt in het algemeen toch
representatief te kunnen worden geacht voor de
natuurlijke brand.
De duur van de standaardbrand wordt evenredig
gesteld met de vuurbelasting. Dit wil zeggen de
hoeveelheid warmte die vrijkomt bij volledige
verbranding van de in de ruimte aanwezige
brandbare materialen (bouwdelen + inventaris).
Het is gebruikelijk de calorische waarde hiervan
uit te drukken in kg vurenhout/m
2
vloer-
oppervlak. Volgens proeven blijkt de brandduur
namelijk ongeveer gelijk te zijn met het aantal kg
vurenhout per m
2
. Dit gegeven wordt gebruikt
als vuistregel voor de standaardbrandduur.
Dus: een vuurbelasting van bijvoorbeeld 60 kg
hout/m
2
komt overeen met een theoretische
brandduur van circa 60 minuten. De bijpassende
luchttemperatuur nabij de brand is dan inmid-
dels theoretisch opgelopen tot 925 C,
guur 2.35.
Een vuurbelasting van 60 kg hout/m
2
is als norm
hoog voor bijvoorbeeld een woning en laag voor
bijvoorbeeld de meeste winkels.
Brandvoortplanting en rookontwikkeling
Materialen kunnen brandbaar of onbrandbaar
zijn. Onbrandbare materialen leveren geen bij-
drage tot de ontwikkeling van een brand; brand-
bare materialen doen dit wel. Anorganische
materialen zoals steen, glas en de metalen zijn
onbrandbaar; organische materialen zoals hout
en kunststoffen zijn brandbaar.
De bijdrage van brandbare materialen aan de
brand wordt uitgedrukt in de mate waarin de
brandvoortplanting bij brand plaatsvindt. Deze
wordt op zijn beurt weer bepaald door de vlam-
uitbreiding en de vlamoverslag.
tijd t in min.
t
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r

T

i
n

C
Aangenomen
brandduur
Vuurbelasting
in kg hout/m
2
voorbeelden
vuurbelasting
(indicatief)
woningen 30 60 kg/m
2
kantoren 30 90 kg/m
2
winkels 60 90 kg/m
2
archieven 90 1 20 kg/m
2
verloop standaardbrandkromme:
T = 345 log(8t +1)
"natuurlijke"
brand
(van 60 kg
hout/m
2
)
5 0
500
556
658
718
821
925
986
1000
1015 30 60 90
1 kg hout 19 MJ
Figuur 2.35 Temperatuurverloop en brandduur van een
standaardbrand
Brandvoortplanting
Klasse 1 - zeer zwakke bijdrage
Klasse 2 - zwakke bijdrage
Klasse 3 - matige bijdrage
Klasse 4 - sterke bijdrage
Klasse 5 - zeer sterke bijdrage
Afkortingen kunststoffen
PS poystyreen
PUR polyurethaan
PIR polyisocyanuraat
PF fenol-formaldehyde
PVC polyvinylchloride
MF melamine-formaldehyde
PMMA polymethyl-methacrylaat
Figuur 2.36 Brandvoortplanting en rookdichtheid van materialen
Materiaal Brandvoortplan-
ting (klasse)
Rookdichtheid
(m
1
)
Hout, licht
Hout, zwaar
Zachtboard
Hardboard
Spaanplaat
Gipskarton
Glaswol/steenwol
PS-, PUR-, PIR-schuim
PF-schuim
PVC
MF/PF-laminaat
PMMA
2-5
2
4-5
4
3-4
1-3
1
2-5
1-2
1-4
1-3
2-4
4-9
4-9
4-6
4-8
3-6
< 3
< 1
> 11
< 3
> 11
2-8
2-7
06950505_Hfdst_02.indd 64 11-11-2005 11:58:51
2 BOUWREGELGEVING 65
Bij vlamuitbreiding gaat het om de snelheid
waarmee een vlam zich langs het oppervlak van
een materiaal voortplant nadat het materiaal in
brand is geraakt en bij vlamoverslag om de gas-
ontwikkeling van het materiaal waardoor op een
zeker tijdstip vlamoverslag optreedt.
Materialen worden ten aanzien van de brand-
voortplanting overeenkomstig guur 2.36
ingedeeld in vijf klassen, oplopend van een
zeer zwakke tot zeer sterke bijdrage.
De rookproductie wordt uitgedrukt in de rook-
dichtheid, een maat voor de afname van het
doorzicht per strekkende meter.
2.3.4.b Draagfunctie
Wat betreft het gedrag van de dragende delen
bij brand worden hier behandeld de materialen:


steen;


beton;


hout;


staal;


aluminium.
Steen
Steen is onbrandbaar, maar bereikt bij verhitting
op een zeker ogenblik de kritieke temperatuur
waarboven de benodigde draagkracht niet lan-
ger kan worden geleverd. Deze kritieke tempe-
ratuur ligt boven de 500 C en kan afhankelijk
van de steensoort oplopen tot 1.000 C of meer.
Figuur 2.37 geeft hiervan een indruk. De hoogte
van de kritieke temperatuur is in geen van de
gevallen precies aan te geven, omdat deze niet
alleen afhankelijk is van de steensoort, maar ook
van de constructieve opbouw (statisch schema)
en de belastingwijze.
Binnen- en buitenwanden opgetrokken uit
steenachtig materiaal (baksteen, kalkzandsteen,
betonsteen, natuursteen enzovoort) zijn in het
algemeen goed bestand tegen langdurige ver-
hitting, mede omdat door de grote thermische
massa de opwarming traag verloopt. Vanwege
de grote brandbestendigheid zijn steenachtige
wanden daarom tevens zeer geschikt om als
brandscheiding te kunnen worden toegepast (zie
paragraaf 2.3.4.c). Men dient erop te letten dat
de stabiliteit van de stenen wand niet ontregeld
kan raken bij sterke verhitting en de daarmee
gepaard gaande temperatuuruitzetting.
Gewapend en voorgespannen beton
Gewapend beton is goed bestand tegen hoge
temperaturen. Bij verhitting is de temperatuur
van het wapeningsstaal maatgevend voor het
brandgedrag. De kritische temperatuur voor
betonstaal ligt op 500 600 C. Een normale
betondekking van 30 50 mm zorgt in het alge-
meen voor voldoende brandwerendheid
Figuur 2.37 Draagvermogen van verschillende steensoorten als afhankelijke van de temperatuur
800 - 1000 C
temperatuur materiaal in C
900 C
o
ongewapend beton
k
u
n
s
t
s
t
e
e
n
n
a
t
u
u
r
s
t
e
e
n
cellenbeton
kalkzandsteen
zandsteen
graniet
basalt
0
baksteen
en mortels
lichtbeton
500 - 600 C
600 C
500
o
o
500 - 600 C
o
teveel verzwakt
materiaal
baksteen wordt
1200 C
plastisch
sterk genoeg
materiaal
1000
o
o
temperatuur
kritische
~
~
~
~
~
~
o
06950505_Hfdst_02.indd 65 11-11-2005 11:58:55
66
( 2 uur). Een grotere betondekking zonder
hulpwapening werkt averechts omdat dan door
ongelijkmatige uitzetting bij brand eerder beton-
schilfers kunnen afspringen waardoor de wape-
ning bloot kan komen te liggen.
Voorgespannen beton is gevoeliger voor ver-
hitting (kritische temperatuur 300 400 C).
Constructies in voorgespannen beton kunnen
daarom in het algemeen geen hogere brand-
werendheid bereiken dan n uur zonder extra
maatregelen.
Hout
Hout is een brandbaar materiaal dat bij een
temperatuur boven de 170 C gaat ontleden
en dan brandbare gassen gaat afgeven. De ont-
brandingstemperatuur ligt op ongeveer 250 C.
Hout dat aan brand wordt blootgesteld brandt
alleen aan de oppervlakken die worden verhit.
De inbrandsnelheid is nagenoeg constant. Voor
vuren en grenen is deze circa 0,7 mm/minuut
= circa 40 mm/uur. De sterkte van het onder
de koollaag gelegen, niet door vuur aangetaste
hout vermindert praktisch niet, mede als gevolg
van de geringe warmtegeleiding van hout, guur
2.38-1 en -2.
De door brand gereduceerde houtdoorsnede
moet bij de gestelde brandwerendheidsduur nog
net voldoende draagkracht bezitten om de aan-
wezige belasting te kunnen dragen. Voor grote,
massieve doorsneden is dit over het algemeen
geen probleem, al is voorzichtigheid geboden
ten aanzien van de kipstabiliteit bij een ligger en
ten aanzien van de knikstabiliteit bij een kolom.
Lichte proelen, zoals die onder meer worden
toegepast in de houtskeletbouw, vergen echter
bescherming, bijvoorbeeld door middel van
gipskartonplaten, guur 2.38-3.
Bij houtconstructies worden vaak stalen verbin-
dingsmiddelen toegepast. Deze moeten afhan-
kelijk van de zwaarte van de stalen onderdelen,
van de mate waaraan deze kunnen blootstaan
aan brand en van de vereiste brandwerendheid
worden beschermd, bijvoorbeeld door bekleding
met hout.
Staal
Bij constructiestaal wordt het draagvermogen
gebaseerd op de vloeigrens. Boven de 200
doorsnede massieve 2
1 doorsnede
gelamineerde kolom
gelamineerde
houtskeletbouw 3
doorsnede samen-
gestelde gelami-
2
b a
vollewandligger
oorspronkelijke
doorsnede
resterende doorsnede
inbranddiepte;
bij standaardbrand
ca. 40 mm/ h
neerde kolom

bescherming door bijv.
gipskartonplaten
Figuur 2.38 Inbranding hout bij blootstelling aan brand
temperatuur staal in C
r
e
l
a
t
i
e
v
e

v
l
o
e
i
g
r
e
n
s
/
t
r
e
k
s
t
e
r
k
t
e
50%
60%
kritiek
temperatuur
gebied
20%
v
l
o
e
i
g
r
e
n
s
t
r
e
k
s
t
e
r
k
t
e
100%
150%
100 200 300 400 500 600 700 800 0
f
y
= 235 N/mm
2
f
t
= 360 N/mm
2
Figuur 2.39 Verloop treksterkte en vloeigrens van
constructiestaal als functie van de temperatuur
06950505_Hfdst_02.indd 66 11-11-2005 11:58:56
2 BOUWREGELGEVING 67
300 C neemt de vloeigrens vrij snel af zoals
blijkt uit guur 2.39.
Bij 400 600 C bereikt constructiestaal de kri-
tieke temperatuur en verliest het materiaal zijn
draagvermogen. De precieze temperatuur waar-
bij de constructie bezwijkt (of feitelijk plaatselijk
gaat vloeien) hangt onder meer af van de door-
snedevorm, de aanwezige belasting ten opzichte
van de berekende belasting en de keuze van het
statisch schema ( een statisch onbepaalde
constructie kan meer incasseren dan een statisch
bepaalde constructie).
In guur 2.40 zijn voor een onbeklede stalen
kolom enige mogelijke doorsnedevormen aan-
gegeven, alle met ongeveer dezelfde draag-
kracht. Uit de graek kan worden opgemaakt
dat de brandwerendheid toeneemt naarmate
het oppervlak van de doorsnede A groeit ten
opzichte van de buitenomtrek F van het pro-
el.
HEM 220
244 20
200 200
HEB 280 HEA 300
kritieke temperatuur
600
500
400
10
0 50 100 150
20
30
40
50
60
kritieke temperatuur
400C
500C
600C
brandwerendheid
ca 19 min.
ca 23 min.
ca 28 min.
Stel bijvoorbeeld: 244 20
Profielfactor [m
-1
]
F = buitenomtrek profiel
A = oppervlak van de doorsnede
B
r
a
n
d
w
e
r
e
n
d
h
e
i
d

i
n

m
i
n
.

F
A
Figuur 2.40 Brandwerendheid van onbeklede staalproelen
als afhankelijke van de proelfactor F/A bij verschillende kri-
tieke temperaturen
Vollewandliggers en -kolommen in zware wals-
proelen zijn dus aanzienlijk minder kwetsbaar
dan bijvoorbeeld lichte vakwerkconstructies.
Ook al wordt gekozen voor zware proelen met
een compacte doorsnede, dan nog zullen de
staalconstructies van gebouwen in de verdie-
pingbouw in de meeste gevallen tegen brand
moeten worden beschermd. Figuur 2.41 geeft
hiervoor een aantal mogelijkheden.
Oplossing b is het meest gebruikelijk als het
staal niet in zicht hoeft te komen, oplossing g als
dit wel wordt gewenst. Bij de laatstgenoemde
mogelijkheid zal gewapend beton in de kern
moeten worden toegepast om voldoende verho-
ging van de brandwerendheid van de kolom te
bewerkstelligen.
Aluminium
Aluminium is een onbrandbaar materiaal. De kri-
tieke temperatuur ligt echter onder de 300 C en
het smeltpunt ligt bij 660 C. Het is verder sterk
warmtegeleidend.
Aluminium wordt als draagconstructie weinig
toegepast; des te meer echter als secundaire
drager in kozijnconstructies en gevelpanelen.
Voor het weerstaan van branddoorslag en
-overslag zijn aluminiumconstructies weinig ge-
schikt. Dus zullen waar dat nodig blijkt (zoals bij
borstweringen in de gevel), extra maatregelen
moeten worden getroffen om de brandwerend-
heid van aluminium te vergroten. Als dit niet
mogelijk is, moet dit materiaal plaatselijk worden
vervangen.
2.3.4.c Scheidingsfunctie
Van de voor scheidingsfuncties toegepaste mate-
rialen en constructies worden hier besproken:


steenachtige wanden;


lichte scheidingswanden;


glas;


kozijnen en deuren.
Steenachtige wanden
Massieve steenachtige wanden kunnen bestaan
uit metselwerk van baksteen, kalkzandsteen, uit
blokken of uit platen van cellenbeton, grind-
beton of gips en dergelijke. Alle genoemde mo-
gelijkheden zijn in het algemeen zeer geschikt
om te dienen als brandscheiding. Uit guur
2.42-1 blijkt dat al bij een dikte van 75 90 mm
een brandwerendheid van 60 minuten wordt
bereikt en bij een dikte van 80 120 mm een
brandwerendheid van 120 minuten, afhankelijk
van het gekozen materiaal.
06950505_Hfdst_02.indd 67 11-11-2005 11:58:57
68
h f e g
a b c
i
d
a omhulling door metselwerk
b bekleding met isolerende plaatmaterialen (gips-
karton, hout enzovoort) of pleisterwerk op gaas
c bespuiting met isolerend materiaal (vezel-
cementgebonden)
d verf die bij verhitting opzwelt tot een schuim-
achtige substantie (brandwerendheid tot
30 40 minuten
e staal-beton: inbedding in gewapend beton
f staal-beton: inkassingen gevuld met gewapend
beton
g staal-beton: buisproel gevuld met (gewapend)
beton
h watergevulde kolom (permanent doorstro-
mend of alleen doorstromend bij brand)
i onbeklede kolom, door sprinkler bij brand nat
gehouden
Figuur 2.41 Bescherming van een stalen kolom tegen verhitting door brand
Vloeren zijn meestal van gewapend beton van
ten minste 100 mm dik. Het hoeft geen betoog
dat hiermee gemakkelijk is te voorzien in elke
gewenste brandwerendheid, mits de wapening
voldoende betondekking heeft.
Lichte scheidingswanden
Met lichte scheidingswanden kan eveneens een
goede brandwerendheid worden bereikt zoals
blijkt uit guur 2.42-2. Lichte scheidingswanden
bestaan uit een enkel of dubbel inwendig skelet
van hout of staal, meestal bekleed met gipskarton
en al of niet voorzien van inwendige isolatie
(bijvoorbeeld steenwol).
De brandwerendheid hangt voornamelijk af
van de dikte van de bekleding: met tweemaal
circa 10 mm wordt een brandwerendheid
van 30 minuten bereikt, en met tweemaal 20
mm een brandwerendheid van 60 minuten. Een
dikkere beplating loont gewoonlijk niet; er zal
dan eerder worden overgestapt op een massieve
steenachtige wand.
Bij lichte scheidingswanden moet men goed let-
ten op de branddichting van de aansluiting met
andere constructiedelen. Dit geldt met name ten
aanzien van de bovenliggende vloer bij een
verende aansluiting van de wand met de vloer.
Lichte scheidingswanden worden besproken
in deel 5 Afbouw hoofdstuk 1 Scheidingswanden
Glas
Glas is onbrandbaar; bij 750 C begint het mate-
riaal te verweken.
Normaal vensterglas wordt zeer veel toegepast
in de bouw, zowel in buiten- als binnenschei-
dingen. Gewoon glas breekt echter al spoedig
bij ongelijkmatige verhitting en is daarom als
brandwerende n als rookwerende scheiding
ongeschikt.
Gewapend spiegelglas (spiegeldraadglas) is voor-
zien van een ingegoten draadnet. Het brekende
glas valt zodoende niet uiteen zodat het glasvlak
min of meer gesloten blijft voor rookdoorgang
en er minder gevaar bestaat voor verwonding
door losse scherven. Gewapend glas kan daarom
als rookscheiding dienen; bij grotere vlakken
echter niet als brandscheiding omdat het glas
teveel warmtestraling doorlaat.
06950505_Hfdst_02.indd 68 11-11-2005 11:58:58
2 BOUWREGELGEVING 69
Figuur 2.42 Brandwerendheid scheidingswanden
Brandwerendheid in minuten 20 30 60 90 120
Baksteen en kalkzandsteen 70 70 90 115 120
Cellenbeton 70 70 75 100 115
Grindbeton 60 60 80 100 120
Gipsblokken of wandplaten 60 60 80 80 80
benodigde dikte d in mm
lichte scheidingswanden 2
1 massieve wanden van steenachtig materiaal
enkel skelet
hout
staal
dubbel skelet enkel skelet
met isolatie
wanddikte d
d
p
l
d
p
l
zonder isolatie zonder isolatie
Brandwerendheid in minuten 20 30 60 90 120
lichte scheidingswanden met bepla-
ting gipskarton of spaanplaat
10 10 20
benodigde dikte d
pl
in mm
lichte scheidingswanden 2
1 massieve wanden van steenachtig materiaal
enkel skelet
hout
staal
dubbel skelet enkel skelet
met isolatie
wanddikte d
d
p
l
d
p
l
zonder isolatie zonder isolatie
Gehard glas springt bij een temperatuur boven
de 200 C in kleine korrels uiteen waardoor snij-
verwondingen zo goed als uitgesloten zijn.
Gehard glas kan in beperkte mate als brand-
werende scheiding dienst doen. Zo is 30 tot 60
minuten haalbaar bij gehard glas met een speci-
ale coating die de straling reduceert.
Thermisch-isolerend glas laat zeer weinig stra-
ling door en kan daarom een brandwerendheid
bereiken van 60 en zelfs van 90 minuten. Deze
speciale beglazing bestaat uit twee, drie of meer
lagen vensterglas of gehard glas die onderling
worden gescheiden door een helderdoorzichtige
gel of interlayer.
Glazen bouwsteenwanden kunnen een brand-
werendheid van ten minste 30 minuten bieden
afhankelijk van de constructieve opbouw en het
type stenen (enkel- of dubbelwandig; afmetingen).
Kozijnen en deuren
Ramen en deuren worden geplaatst in kozijnen.
De brandwerendheid van het kozijn moet gelijk-
waardig zijn aan de daarin opgenomen ruit of
deur evenals de onderlinge aansluitingen. Evenzo
geldt dit voor panelen die in kozijnen zijn gevat.
Deuren kunnen naar behoefte een bepaalde
brandwerendheid krijgen. Zo bereikt een mas-
sieve deur met spaanplaatvulling en afgewerkt
met een hardkunststof beplating een brand-
werendheid > 30 minuten.
Branddeuren bestaan vaak uit een stalen doos-
constructie gevuld met bijvoorbeeld hout of
minerale wol. Hiermee kan afhankelijk van de
dikte en de precieze samenstelling van de deur
een brandwerendheid tot 120 minuten worden
bereikt. Bijzondere aandacht vraagt de brand-
werendheid van de sponning.
06950505_Hfdst_02.indd 69 11-11-2005 11:58:59
70
Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 Jong, A. d, e.a.: Bouwbesluit 2003. Den Haag
2003.
2 Overveld, M. van: Handboek Bouwbesluit. Den
Haag 2003.
3 Ministerie van VROM: Het nieuwe Bouwbesluit.
Den Haag 2002.
4 Serie artikelen naar aanleiding van het Bouw-
besluit, verspreid over vele aeveringen in Bouw-
Wereld, 1992-1994
5 Ontwerpen en brandveiligheid. SBR-publicatie in
vier delen, 1998.
6 Een brandveilig gebouw ontwerpen; Handleiding
voor ontwerpers. SBR-publicatie 91
7 Mierlo, R.J.M. van: Rookafvoer uit hoge ruimten;
ontwerpregels/rekenmethode. SBR-publicatie 233,
1994
8 Handboek voor de brandweer, Band I, deel 7,
Preventie brandbestrijding.
9 Twilt, L. en J. Witteveen: Brandveiligheid staal-
constructies, juli 1980.
10 Leeuwen, Katja van: Wegwijzer voor de bouw:
een actuele gids in de doolhof van organisaties,
regelingen, voorschriften en afspraken in de bouw-
sector. SDU Uitgevers, Den Haag, 1996.
Normen
Voor een overzicht van NEN-normen wordt ver-
wezen naar guur 2.14.
06950505_Hfdst_02.indd 70 11-11-2005 11:58:59
3
Dragen
ir. A. tc 8ovcldt
Op gebouwen werken krachLen. Deze krachLen noeLen op deugde-
lijke wijze door de dragende consLrucLiedelen worden opgenonen en
afgevoerd naar de ondergrond.
Dragen beLekenL bij gebouwen vooral heL bieden van een
beLrouwbaar en bruikbaar oppervlak on Le kunnen wonen, werken
en verkeren en heL op de gewensLe plaaLs houden van de scheidings-
consLrucLies rondon de Le gebruiken ruinLen. HieruiL volgen aan-
wijzingen voor de belasLingen waarnee noeL worden gerekend, de
krachLswerking in de nogelijke consLrucLies, de eisen Len aanzien van
de sLerkLe, sLijfheid en sLabiliLeiL, de dinensionering van de gekozen
elenenLen en heL gedrag van de verbindingen.
06950505_Hfdst_03.indd 71 11-11-2005 12:00:01
72
Inleldlng
ln diL hoofdsLuk wordL uiLgebreid op heL dragen
ingegaan, funcLioneel en consLrucLief. veel aan-
dachL wordL besLeed aan heL criLeriun sLijfheid,
anders dan gebruikelijk is in leerboeken over
draagconsLrucLies waarin neesLal een veel zwaar-
der accenL wordL gelegd op heL criLeriun :tcrktc.
Ook de sLabiliLeiL van heL consLrucLiesysLeen
wordL uiLvoerig besproken. De sLabiliLeiL kenL
vele gezichLen en de problenaLiek ervan is een
Laaie aangelegenheid waar goed over noeL wor-
den nagedachL wil nen de risico's op diL punL
onderkennen en adequaaL ondervangen.
8ij de dinensionering van elenenLen ligL heL
accenL op heL verkrijgen van inzichL in de facLo-
ren die per krachLwerkingsgeval de benodigde
afneLingen van de verschillende consLrucLieve
elenenLen bepalen. 1evens worden volgens een
neLhodische aanpak onLwerpfornules onLwik-
keld en geanalyseerd voor heL berekenen van de
vereisLe doorsneden.
OnderzochL wordL welke eisen vanuiL de draag-
funcLie kunnen worden gesLeld aan de aanslui-
Lingen Lussen de dragende elenenLen en aan
de opleggingen, hoe diL verLaald kan worden in
nechanische nodellen en hoe de werking is van
een aanLal veel voorkonende principeoplossin-
gen in de verschillende naLerialen.
3.T Verkennlng
3.T.T De draagfunctle
Cebouwen en andere bouwwerken noeLen be-
sLand zijn Legen de krachLen die erop werken.
Deze krachLen worden opgenonen door de dra-
gende consLrucLiedelen die neL elkaar noeLen
zorgen voor een deugdelijke afdrachL van de
belasLingen naar de vasLe ondergrond.
On de draagfuncLie naar Levredenheid Le
kunnen vervullen, noeL de consLrucLie voldoen
aan drie criLeria:
T de consLrucLie noeL sLerk genoeg zijn, nag
dus nieL breken of bezwijken onder de belasLing,
2 de consLrucLie noeL sLijf genoeg zijn, nag dus
nieL Leveel vervornen en bewegen,
3 de consLrucLie noeL sLabiel zijn, nag dus nieL
wegschuiven, kanLelen, onklappen of insLorLen.
8rengL nen de LijdsfacLor nede in rekening, dan
geldL bovendien als criLeriun:
4 de consLrucLie noeL duurzddm zijn, nag dus
haar draagkrachL nieL verliezen gedurende de
beoogde gebruiksLijd.
liguur 3.1 LoonL als voorbeeld een balk die op de
onderscheiden punLen faalL.
0
0 in orde
1 niet sterk genoeg: breuk
2 niet stijf genoeg: teveel doorbuiging
3 niet stabiel: kanteling balk
4 niet duurzaam
1
2
3
4
Flguur 3.T lalende balk
3.T.2 Het constructleve model van de
draagconstructle
Een draagconsLrucLie besLaaL uiL een sLelsel van
dragende elenenLen. liguur 3.2 LoonL hiervan een
eenvoudig voorbeeld voor een doosvornige hal.
De dragende elenenLen zijn op een bepaalde
wijze geordend, diL is de sLrucLuur van de con-
sLrucLie. verder vornen de elenenLen sanen een
sysLeen.
De werking van heL draagsysLeen wordL
enerzijds bepaald door de krachLen die op de
consLrucLie aangrijpen en anderzijds door de
gekozen consLrucLieve opzeL.
De consLrucLieve opzeL kan worden weerge-
geven in een sLaLisch schena. DiL LoonL:

de harLlijnen van de elenenLen,

de aard van de verbindingen en ondersLeunin-


gen.
voor de verbinding Lussen dragende elenenLen
zijn de belangrijksLe nogelijkheden:

buigsLijve verbinding,

scharnierende verbinding.
06950505_Hfdst_03.indd 72 11-11-2005 12:00:01
3 DkACEN 73

verende oplegging.
1ussenoplossingen zijn ook nogelijk.
HeL sLaLisch schena geefL Lezanen neL de ver-
schillende belasLingsschena's heL nodel voor
de berekening van de inwendige krachLen in de
consLrucLie volgens de leer van de LoegepasLe
nechanica. ln heL nechanische nodel ziLLen
onvernijdelijk een aanLal aannanen en vereen-
voudigingen die nieL geheel in overeensLenning
zijn neL de werkelijkheid. De uiLkonsLen uiL de
berekeningen zullen dus alLijd kriLisch noeLen
worden beschouwd, hoezeer nen ook z'n besL
heefL gedaan on nauwkeurig rekenwerk Le leve-
ren.
3.T.2.a Llnealre dragers
De elenenLen zijn neesLal lijnvornig of vlakvor-
nig uiLgevoerd. 1oL de lineaire of lijnvornige
dragers behoren consLrucLiedelen als kolonnen,
(funderings)palen en balken of liggers. DaarnaasL
behoren ook sanensLellingen als porLalen en
spanLen LoL de lineaire dragers. Kolonnen wor-
den prinair op druk belasL (en op Lrek bij Lrek-
kolonnen), liggers op buiging en afschuiving en
porLalen en spanLen op conbinaLies van n en
ander.
Lineaire elenenLen zijn in principe ndinen-
sionaal: n van de drie dinensies overheersL
duidelijk Len opzichLe van de beide andere.
8ij schenaLisering wordL voor de loop van heL
elenenL uiLgegaan van de harLlijn of de sysLeen-
lijn. De harLlijn kan een rechLlijnig verloop heb-
ben, zoals bij de kolon en de ligger neesLal heL
geval is, hguur 3.2-4, naar ook gekrond (boog)
of geknikL (kniespanL).
De vorngeving van de nogelijke soorLen ele-
nenLen en sanensLellingen kan zeer wisselend
zijn, zoals uiL de voorbeelden van hguur 3.3
blijkL. De opzeL hangL nede af van heL gekozen
naLeriaal.
3.T.2.b Vlakvormlge dragers
8ij vlakvornige elenenLen overheersen Lwee
dinensies Len opzichLe van de derde. HeL geko-
zen vlak kan plaL zijn (sLaand, liggend, hellend,
gevouwen enzovoorL), naar ook gekrond (en-
kelvoudig en dubbel gekrond).
Flguur 3.2 ConsLrucLief nodel van een hal
voor de ondersLeuning van elenenLen en
sysLenen kan in principe worden gekozen
uiL de nogelijkheden:

inklenning (volledig en gedeelLelijk),

scharnieroplegging,

roloplegging,
1 constructieve opbouw
omhullingsconstructie
4 statisch schema
draagconstructie bovenbouw
3
a
oplegging ligger
op kolom
2 structuur dakconstructie
3 constructiesysteem
bovenbouw
onderbouw
vloerpeil
detail 3a
kolom
funderingsbalk
funderingspaal
vloer
maaiveld
balk of ligger
dakplaat
06950505_Hfdst_03.indd 73 11-11-2005 12:00:02
74
1oL de plaLLe vlakken behoren de schijf en de
plaaL. Deze worden zeer veel LoegepasL.
liguur 3.4 laaL heL verschil zien in de wijze
waarop beiden worden belasL.
De :chijl is een plaL vlak daL in heL eigen vlak
wordL belasL, voornanelijk op druk (of Lrek) en
evenLueel ook op buiging en afschuiving.
De bekendsLe wijze waarop de schijf wordL
LoegepasL is de sLaande, dragende wand.
De plddt is een plaL vlak daL loodrechL op heL
eigen vlak wordL belasL, voornanelijk op buiging
en afschuiving.
De bekendsLe vorn hiervan is de vloerplaaL.
Dragende wanden kunnen ook loodrechL op
hun eigen vlak worden belasL, ze werken dan als
plaaL.
Evenzo kan een vloer worden belasL in heL eigen
vlak van de vloer. De vloer werkL dan als schijf
(vloerschijf).
Schalen, gewelven en nenbranen zijn ge-
kronde vlakken die voornanelijk loodrechL op
of onder een andere hoek neL heL eigen vlak
worden belasL. Door de gekronde vorn zijn
deze vlakken in sLaaL de belasLing via ':chddl-
wcrking' op Le nenen en over Le dragen naar de
vouwdak 1
a
hyperbolo de-schalen 1
b
tonschalen 1
c
voornamelijk in een richting dragend 1
kabelnet aan mast
b
3
samengestelde constructies
zadelvormig kabelnet op bogen
a
3
3
in twee richtingen dragend 2
koepeldak
Flguur 3.5 Enkele voorbeelden van nieL-plaLLe vlakvornige dragers
Flguur 3.3 Enkele voorbeelden van lineaire dragers
Flguur 3.4 Wand en vloer, schijf en plaaL
1 portaal
2 kniespant
3 boogspant
4 tuiconstructie
5 hangconstructie
1
2
3
4
5
wand
werkend als schijf
wand
werkend als plaat
1
b
1
a
2
2
als plaat
vloer, werkend
b
vloer, werkend
als schijf
a
06950505_Hfdst_03.indd 74 11-11-2005 12:00:03
3 DkACEN 75
ondersLeuningen. DaL wil zeggen door niddel
van inwendige krachLen waarvan de werklijnen
verlopen volgens heL eigen vlak van heL elenenL
(zogeheLen cxtcn:ickrdchtcn).
Enkelvoudig gekronde schalen (zoals de Lon-
schaal) werken voornanelijk lineair.
De schaalwerking slaagL heL besL bij dubbele
kronning van de consLrucLie, heLzij neL gelijk-
gerichLe kronningen of koepelvornig, heLzij
LegengesLeld of zadelvornig.
SchaalconsLrucLies worden op druk belasL en ook
op Lrek als heL naLeriaal diL LoelaaL, 'vliesdunne'
nenbranen kunnen uiLsluiLend Lrek opnenen
en noeLen hierLoe voorgespannen worden (zoals
bij LenLen) of voorbelasL (zoals bij pneus door
luchL).
Zie verder de inpressies van hguur 3.5.
3.T.2.c Massleve dragers
CroLe en nassieve dragende elenenLen of
lichanen neL een gelijkwaardige uiLgesLrekL-
heid in de drie richLingen konen bij gebouwen
nauwelijks voor. iLzonderlijke bouwconsLrucLies
als verdedigingswerken, nassieve funderingscon-
sLrucLies en naLuurlijk de befaande piraniden
van EgypLe konen hier nog heL dichLsL bij in de
buurL.
3.T.3 Functlecomblnatle
Lijnvornige dragers vervullen gewoonlijk naar
n enkele funcLie: die van heL dragen.
Vldkvormigc drdgcr: daarenLegen conbineren de
funcLie van heL dragen neesLal neL die van heL
scheiden. vallen beide funcLies volledig sanen in
n enkele doorsnede, dan spreken we van
funcLie-inLegraLie.
liguur 3. LoonL een reeks gevallen waarbij de
funcLiespliLsing in Loenenende naLe herkenbaar
is aan de hand van heL voorbeeld van een bui-
Lenwand.
ln hguur 3.-1 zijn de funcLies dragen en schei-
den volledig verenigd in een enkelvoudige nas-
sieve nuur. 1en aanzien van heL dragen noeL
nen hierbij denken aan heL opnenen van de
aangegeven bovenbelasLing (bijvoorbeeld van
een aanLal verdiepingen erboven) en van de
windbelasLing op de buiLenwand. ln hguur 3.-2
is een beperkLe funcLiespliLsing LoegepasL. HeL
Flguur 3.6 luncLieconbinaLie en -spliLsing
binnenblad conbineerL hier de funcLie van heL
dragen neL die van heL scheiden, heL buiLenblad
heefL slechLs een scheidende funcLie (afgezien
van heL overdragen van de windbelasLing op heL
dragende binnenblad).
ln hguur 3.-3 vervullen de inwendige kolon-
nen uiLsluiLend een dragende funcLie. De
funcLiespliLing is in diL geval dus volledig door-
gevoerd, alhoewel de gevel zich in de aanblik
presenLeerL als n geheel.
lichte metalen 3
1 massieve baksteenwand
cellenbetonwand 5
gevelconstructie
tegen kolom
dragende gevel 2
kolom
spouwmuur met 4
gevelpui met vrij-
zelfdragende glazen 6
met bekleding
staande kolom
06950505_Hfdst_03.indd 75 11-11-2005 12:00:04
76
ln hguur 3.-4 konL de kolon echLer aan de
binnenzijde in zichL.
ln hguur 3.-5 is nog weer een volgende sLap
gezeL door de kolon geheel Le verzelfsLandigen.
Door heL gevelpakkeL Legen de kolon Le plaaL-
sen kunnen de belasLingen die de gevelconsLruc-
Lie zelf noeL opnenen (zoals wind), worden
overgedragen op de kolon.
ln hguur 3.- is de kolon Len sloLLe op enige
afsLand van de gevel geplaaLsL. De kolon neenL
nu als verLicaal dragend elenenL ruinLelijk een
duidelijk herkenbare eigen plek in beslag en de
gevel noeL geheel zelfdragend zijn (en de wind-
belasLing opvangen!).
3.T.4 Wandenskelet en kolommenskelet
ln gebouwen die bedoeld zijn voor huisvesLing
(woningen, woongebouwen, woon- en ver-
blijfseenheden van verzorgingshuizen, hoLels,
gevangenissen enzovoorL) noeL groLe beLekenis
worden gehechL aan een goede bouwfysische
scheiding door wanden en vloeren.
DiL leidL bij woongebouwen neesLal LoL heL wdn-
dcn:kclct waarbij door Loepassing van nassieve
wanden en vloeren de dragende en de schei-
dende funcLie in hoge naLe zijn geinLegreerd,
hguur 3.7-2.
ln 'werkgebouwen' kiesL nen daarenLegen
neesLal liever voor heL kolommcn:kclct, waarbij
nen de vrije hand heefL in heL plaaLsen van de
scheidingswanden, hguur 3.7-1.
kolommenskelet 1 wandenskelet overdwars 2 wandenskelet overlangs
(dragende gevel)
3
Flguur 3.7 SkeleLLypen
Flguur 3. Mogelijke uiLgangspunLen bij heL consLrucLief onLwerpen
(Mdlic-gcbouw bovcn dc Utrccht:c 8ddn tc Dcn |ddg, voorontwcrp 8cnthcm Crouwcl Architcctcn)
2 beschikbare middelen als uitgangspunt
1 krachtswerking als uitgangspunt
06950505_Hfdst_03.indd 76 11-11-2005 12:00:06
3 DkACEN 77
Nog nooier is naLuurlijk de oplossing van heL
kolonloze skeleL neL dragende gevelelenenLen.
Deze oplossing wordL de laaLsLe Lijd veel Loege-
pasL in de kanLorenbouw, nu groLere overspan-
ningen neL voorgespannen beLonelenenLen
beLaalbaar zijn geworden, hguur 3.7-3.
3.T.5 Ultgangspunten bl[ het constructlef
ontwerpen
HeL onLwerp van de draagconsLrucLie kan in
principe vanuiL Lwee verschillende invalshoeken
worden benaderd, hguur 3.8:
T vanuiL de krachLswerking,
2 vanuiL de beschikbaarheid aan consLrucLie-
niddelen.
T Dc krdcht:wcrking
Deze aanpak wordL neesLal gekozen bij bijzon-
dere gebouwen neL een (zeer) groLe overspan-
ning of hoogLe dan wel neL een ingewikkelde
bouwvorn of plaLLegrondopbouw,
hguur 3.8-1.
Hierbij sLelL nen zich vragen als:

hoe kan de belasLing zo doelnaLig nogelijk


worden overgebrachL en afgedragen naar de
fundering7

hoe kan de krachLswerking zo sprekend no-


gelijk in beeld worden gebrachL7
2 Dc bc:chikbddrhcid ddn con:tructicmiddclcn
8ij deze aanpak orienLeerL nen zich op waL
gangbaar is aan consLrucLieneLhoden en
-Lechnieken in de bouw neL besLaande elenen-
Len, verbindingen, vervaardigingsLechnieken
enzovoorL, hguur 3.8-2.
DiL uiLgangspunL is verreweg heL neesL gebrui-
kelijk.
3.T.6 Verdere ultwerklng
ln de konende paragrafen van diL hoofdsLuk
Drdgcn zullen we ons voornanelijk richLen op de
analyse van de krachLswerking in draagsysLenen
en op de facLoren waaraan de draagconsLrucLie
uiL hoofde van de draagfuncLie noeL voldoen,
hguur 3..
On de grooLLe van de krachLen in een consLruc-
Lie Le kunnen bepalen noeL nen de belasLingen
en de inwendige krachLswerking kennen.
Flguur 3.9 AandachLspunLen consLrucLieve analyse
Een leidraad voor heL bepalen van de belas-
Lingen wordL gegeven in paragraaf 3.2. Deze
paragraaf leunL voor een belangrijk deel op NEN
702: 1C8 10 8cld:tingcn cn vcrvormingcn.
ln paragraaf 3.3 worden de belangrijksLe draag-
sysLenen behandeld neL per sysLeen een karak-
LerisLiek van de krachLswerking.
Paragraaf 3.4 is gerichL op de consLrucLieve
voorwaarden waaraan noeL worden voldaan
neL beLrekking LoL de criLeria sLerkLe, sLijfheid en
sLabiliLeiL.
Paragraaf 3.5 legL de basis voor heL dinensio-
neren van de elenenLen waaruiL de consLrucLies
kunnen worden opgebouwd. De aandachL richL
zich hierbij neL nane op de liggers.
Paragraaf 3. Len sloLLe gaaL in op de consLruc-
Lieve verbindingen, waarbij in heL bijzonder
wordL gekeken naar de nechanische principes
van de krachLsoverdrachL in de verbindingen en
in wisselwerking daarnee naar de nogelijke op-
lossingsnodellen in de verschillende Loepasbare
consLrucLienaLerialen.
3.2 Belastlngen
De belasLingen die op een consLrucLie aangrij-
pen, kunnen op verschillende wijzen worden
onderverdeeld: pernanenLe en nieL-pernanenLe
belasLing, zwaarLekrachLsbelasLing en andere be-
lasLingen (zoals wind), sLaLische en dynanische
belasLing, nornaal voorkonende en bijzondere,
onverwachLe belasLingen, belasLingen die een
gebruikelijke grooLLe hebben en exLreen hoge
belasLingen enzovoorL.
Al deze onderscheidingen vragen de nodige
aandachL bij een waL diepergaande beschou-
Constructieve
analyse
nwendige
krachtswerking
Belastingen
Criteria
Sterkte
Stijfheid
Stabiliteit
Constructietypen
Statische schema's
Elementen
Verbindingen
06950505_Hfdst_03.indd 77 11-11-2005 12:00:07
7
wing van de belasLingen. 8ovendien zal nen
on ernee Le kunnen werken de grooLLes van
de verschillende belasLingen noeLen kennen en
de naaLgevende belasLingsconbinaLies noeLen
kunnen bepalen.
De 1C8 10 8cld:tingcn cn vcrvormingcn (NEN
702) schrijfL voor elke siLuaLie precies voor aan
welke belasLingseisen noeL worden voldaan. We
zullen LrachLen de hoofdlijnen van belasLings-
voorschrifLen weer Le geven.
3.2.T 5oorten belastlngen
ln de voorschrifLen wordL een hoofdonderschei-
ding genaakL naar drie soorLen belasLingen:
T pernanenLe belasLingen,
2 veranderlijke belasLingen,
3 bijzondere belasLingen.
De synbolen en de eenheden die voor deze
belasLingen worden gebruikL zijn weergegeven
in hguur 3.10.
3.2.T.a Permanente belastlngen
PernanenLe belasLingen zijn vasLe belasLingen
die blijvend aanwezig zijn.
8ij een gebouw (of bouwwerk) als geheel spreekL
nen van heL eigen gewichL van heL gebouw (of
bouwwerk). HierLoe worden de gewichLen gere-
kend van alle dragende en nieL-dragende con-
sLrucLieonderdelen neL een pernanenL karakLer.
voor een consLrucLiedeel aparL kan de perna-
nenLe belasLing worden onderverdeeld in:

heL eigen gewichL van heL beschouwde


consLrucLiedeel,

de rusLende belasLing van alle onderdelen die


pernanenL op heL beschouwde consLrucLiedeel
rusLen.
Ceval 1, hguur 3.11, beLrefL een fragnenL
van een dakconsLrucLie boven bijvoorbeeld een
kanLoorverLrek. HeL sLalen -prohel is hier de
hoofddrager.
Hierop liggen de dakplaLen neL de verdere dak-
afwerking als rusLende belasLing. 1evens draagL
de ligger een plafondconsLrucLie en enige in-
sLallaLiedelen als rusLende belasLing. HeL eigen
gewichL van heL -prohel is in diL voorbeeld klein
Len opzichLe van de rusLende belasLing.
Nict-gckwdntilcccrdc bcld:tingcn
l = belasLing in heL algeneen
C = pernanenLe belasLing
Q = veranderlijke belasLing
(l) = bijzondere belasLing
(geen specihek synbool)
Cckwdntilcccrdc bcld:tingcn
p = belasLing per oppervlakLe-eenheid in
kN}n
2
q = belasLing per lengLe-eenheid in kN}n
l = geconcenLreerde belasLing of punL-
lasL in kN
R = reacLiekrachL in kN
8cldngrijkc dlgcmcnc combindtic:
p
C
= pernanenLe belasLing per
oppervlakLe-eenheid in kN}n
2
q
C
= pernanenLe belasLing per
lengLe-eenheid in kN}n
p
Q
= veranderlijke belasLing per
oppervlakLe-eenheid in kN}n
2
q
Q
= veranderlijke belasLing per
lengLe-eenheid in kN}n
Meer LoegespiLsLe infornaLie over belasLingen
wordL verkregen door exLra leLLerLjes in de
index Le plaaLsen. voorbeelden:
p
Cl,

rep
= represenLaLieve pernanenLe
belasLing per oppervlakLe-eenheid
q
C,eg
= q
eg
= eigen gewichL per lengLe-
eenheid (bijvoorbeeld van een ligger)
Flguur 3.T0 NoLaLiewijzen belasLingen
Q Q G F
(F)

06950505_Hfdst_03.indd 78 11-11-2005 12:00:08


3 DkACEN 79
Flguur 3.T2 8elasLingopbouw vloer woongebouw
8eschouwL nen de ligger als prinaire drager van
heL dak, dan is de dakplaaL de secundaire drager.
De dakplaaL heefL zelf als (secundaire) drager ook
weer een eigen gewichL en daarop als rusLende
belasLing de dakafwerking en evenLueel heL pla-
fond en de insLallaLies als deze worden opgehan-
gen aan de dakplaLen. WaL beLrefL de secundaire
drager overheersL heL eigen gewichL.
Ceval 2, hguur 3.12, beLrefL een scheidingsvloer
in een woongebouw. HeL dragende deel van de
vloer besLaaL hier uiL een zogeheLen kanaalplaaL-
vloer, waarop een vloerafwerking als egalisaLie-
laag is aangebrachL.
verder is de afwerking aan de onderkanL van de
vloer nieL neer dan bijvoorbeeld een spuiLlaag.
HeL losse LapijL op de vloerafwerking kan neL de
bijbehorende onderlaag evenLueel bij een
verhuizing worden neegenonen en kan daaron
als aankleding worden gerekend LoL de verander-
lijke belasLing. ln diL Lweede geval overheersL heL
eigen gewichL van de drager.
verdere vornen van pernanenLe belasLing zijn:

belasLing door grond en grondwaLer (vooral


bij kelders en funderingen van belang zoals
hguur 3.13 LoonL),

belasLing van consLrucLiedelen door voorspan-


ning,

belasLing door blijvend opgelegde vervorning


zoals krinpverschijnselen en zeLLingsverschillen.
Nuttlge belastlng
ln de bouwliLeraLuur en -docunenLaLie konL
nen ook heL begrip nuLLige belasLing nog wel
Legen. DiL is de belasLing die de consLrucLie
draagL of kan dragen buiLen heL eigen ge-
wichL. DaL wil zeggen: nuLLige belasLing =
rusLende belasLing + veranderlijke belasLing.
rustende
belasting
eigen gewicht
hoofddrager
permanente
belasting
dakafwerking
dakplaat
(cellenbeton)
installaties
plafond
ligger
isolatie
veranderlijke
belasting
rustende
belasting
eigen gewicht
permanente
belasting
kanaalplaat
niet-constructieve
opstorting
los tapijt o.i.d.
op onderlaag
afwerklaag
Flguur 3.TT 8elasLingopbouw dak kanLoorgebouw

grond

water
opwaartse waterdruk
maaiveld
grondwaterstand
Flguur 3.T3 8elasLing door grond en grondwaLer
06950505_Hfdst_03.indd 79 11-11-2005 12:00:09
0
3.2.T.b veranderlijke belasLingen
HeL begrip vcrdndcrlijkc bcld:ting is een verzanel-
naan voor alle nieL-pernanenLe belasLingen die
sons wel, sons nieL aanwezig zijn en waarvan
de wisselende grooLLe in de Lijd noeilijk precies
Le voorspellen is.
Onderscheiden kunnen worden:

belasLingen door personen, neubilair en aan-


kleding,

belasLingen door opslag van goederen en na-


Lerialen,

belasLingen door nachines,

belasLingen door voerLuigen,

windbelasLing,

belasLingen door regenwaLer en sneeuw,

belasLingen door LenperaLuurverschillen.


SLaLische belasLingen door goederen, door nieL-
bewegende personen, nachines en voerLuigen
en door regenwaLer en sneeuw zijn zwaarLe-
krachLsbelasLingen, deze werken verLicaal neer-
waarLs.
ln sonnige siLuaLies kunnen door verLicaal
gerichLe belasLingen echLer op onderdelen
horizonLale krachLen Leweeg worden gebrachL,
hguur 3.14.
2 kast aan de wand 1 ladder tegen de gevel
Flguur 3.T4 voorbeeld van verLicale belasLingen die Levens
leiden LoL horizonLale krachLen op dragende onderdelen
8ewegende personen, nachines en voerLuigen
kunnen door dynanische effecLen ook hori-
zonLale krachLen afgeven. vooral de aanzeL- en
renkrachLen van zwaarbeladen voerLuigen en
kraanbanen noeLen nieL worden onderschaL.
Wind werkL voornanelijk loodrechL op de vlak-
ken waarop deze aangrijpL, dus horizonLaal bij
schuLLingen en gevels, verLicaal bij plaLLe daken,
schuin gerichL bij hellende daken enzovoorL.
Door de wind kan Levens aan de binnenzijde
van heL belasLe vlak onder- of overdruk worden
opgewekL, waardoor heL windeffecL wordL ver-
sLerkL.
Wind is bij uiLsLek een veranderlijke belasLing.
Hoewel de grooLLe van deze belasLing noeilijk
is Le bepalen noeL er Loch zorgvuldig rekening
nee worden gehouden.
8ij LenperaLuureffecLen Len sloLLe gaaL heL on
verlenging of verkorLing door opwarning of
afkoeling van de elenenLen. Kunnen deze leng-
Leveranderingen nieL ongehinderd plaaLsvinden,
dan onLsLaan er LenperaLuurbelasLingen.
3.2.T.c Bl[zondere belastlngen
1en aanzien van bijzondere belasLingen kunnen
we denken aan:

brand,

gasexplosies,

boLsingen door voerLuigen,

sLooLbelasLing op daken (bijvoorbeeld door


sLruikelende personen en vallend gereedschap),
relingen, balusLraden en leuningen,

grondwaLer (bij lokaal opLredende exLrene


verschillen in de waLerhoogLe),

aardbevingen,

ploLseling opLredende verzakkingen en ver-


schuivingen van de grond.
Al deze belasLingen zijn uiLzonderlijk en onvoor-
zien, naar nogen desondanks nieL worden ver-
geLen of verwaarloosd. PlaaLselijke beschadiging
is over heL algeneen wel LoelaaLbaar en vaak
zelfs onvernijdelijk. voorkonen noeL echLer
worden daL de gevolgen onevenredig grooL zijn.
DiL geldL neL nane voor heL verschijnsel van de
'voorLschrijdende insLorLing', waarbij heL weg-
vallen van een viLaal consLrucLiedeel (zoals een
kolon) leidL LoL een keLLingreacLie.
3.2.2 Crootte permanente belastlngen
De pernanenLe belasLingen worden bepaald
door heL consLrucLief onLwerp van heL gebouw.
Als de consLrucLie LoL in deLail bekend is, kan van
06950505_Hfdst_03.indd 80 11-11-2005 12:00:10
3 DkACEN T
elk onderdeel nauwkeurig heL gewichL worden
berekend. Door opLellingen konL nen vervol-
gens LoL heL gewichL van de afzonderlijke bouw-
delen zoals van de vloeren, heL dak, de binnen-
en buiLenwanden, de vasLe insLallaLies enzovoorL.
Alle bouwdelen Lezanen leveren Len sloLLe heL
gewichL van heL gebouw als geheel.
liguur 3.15 LoonL opnieuw de Lwee voorbeelden
van hguur 3.11 en 3.12, naar nu neL een
sanenvaLLing van de gewichLsberekening erbij.
ln heL onLwerpsLadiun is echLer nog nieL be-
kend hoe de consLrucLie er precies uiL gaaL zien.
Men zal dan ook iLeraLief of sLapsgewijs Le werk
noeLen gaan van globale schaLLingen van de
pernanenLe belasLingen bij heL begin van heL
onLwerpproces LoL en neL nauwkeurige ge-
wichLsberekeningen bij heL dehniLief onLwerp.
3.2.2.a Volumlek gewlcht materlalen
1abel 12 in NEN 702 biedL een overzichL van
heL volumick gcwicht van de belangrijksLe bouw-
naLerialen. liguur 3.1 geefL diL visueel weer.
Door heL gewichL van waLer als uiLgangspunL Le
nenen kan nen goed 'aanvoelen' hoe lichL of
zwaar heL beLreffende naLeriaal is.
3.2.2.b Cewlcht bouwproducten
8ouwproducLen worden neesLal in de vorn
van blokken, plaLen, lagen of sLaven in heL werk
gebrachL. HeL uiLeindelijke gewichL van heL
bouwproducL hangL daaron naasL heL volunieke
gewichL van heL LoegepasLe naLeriaal Levens af
van dikLe of zwaarLe waarin heL naLeriaal wordL
verwerkL.
SLeenachLige naLerialen zijn kweLsbaar Len aan-
zien van belasLing op Lrek, zijn gevoelig voor
bijvoorbeeld splijLwerking en vereisen daaron
een relaLief groLe dikLe als heL naLeriaal een
consLrucLieve (= dragende funcLie) noeL vervul-
len, ook daar waar de doorsnede van wapening
wordL voorzien. SLeenachLige producLen zijn
als gevolg daarvan relaLief zwaar. vezelcenenL-
producLen kunnen daarenLegen wl dunwandig
en dus lichL worden uiLgevoerd (bijvoorbeeld
in de vorn van vlakke plaLen of van golfplaLen
neL een wanddikLe van bijvoorbeeld nn). DiL
geldL ook voor glas.
Ook de neesLe andere harde naLerialen kunnen
goed dunwandig of in de vorn van dunne plaaL
worden uiLgevoerd. MeL nane geldL diL voor
de neLalen die (behoudens lood) zeer gunsLige
sLerkLe- en sLijfheidseigenschappen hebben. Me-
LaalproducLen hebben daaron neesLal een gering
gewichL, ondanks heL hoge volunieke gewichL van
de neLalen.
Zie voor verdere specihcaLie hguur 3.17, afgeleid
uiL Label 13 in NEN 702.
~ 1,5 kN / m
2
permanente belasting
G
p
~
~ 4,5 kN / m
2
permanente belasting
p
G ~
1 geval A
dakconstructie kantoorvertrek
2 geval B
woningscheidende vloer
0,03 20
~
0,06 22 ~
kanaalplaat
niet-constructieve opstorting
afwerklaag
0,1 9 ~ dakplaat
installaties
plafond
ligger
100 mm cellenbeton
vol. gewicht ~ 9 kN / m
2
PE 300 h.o.h. 3 m. 0,420 kN/m
dakafwerking
+ isolatie
0,9 kN / m
2
~
~
~ 0,2 kN / m
2
~
~ 0,1 kN / m
2
~
~ 0,2 kN / m
2
~
~ 0,1 kN / m
2
~
~ 2,6 kN / m
2
~ 0,6 kN / m
2
~
~ 1,3 kN / m
2
~
~
Flguur 3.T5 Nunerieke waarden pernanenLe belasLing LoegepasL op de hguren 3.11 en 3.12
06950505_Hfdst_03.indd81 11-11-200512:00:11
2
h rieten dak 0,3 - 0,7
g bitumineuze
dakbedekking
d kalkzandsteen metselwerk /
betonblokken, 100 mm dik
2,0 - 2,2
c baksteen metselwerk, 100 mm dik 1,3 - 2,1
rood klinker
a gewapende betonplaat, 100 mm dik 2,4
b cellenbetonplaat, 100 mm dik 0,6 - 1,1
f pannen, leien 0,4 - 0,6
e glas 10 mm dik 0,25
met leislag
met grind 30 mm ~ 0,7
~ 0,1
j lichte isolatieplaat, 100 mm dik < 0,1
k metalen profielplaat 0,1 - 0,2
l vezelcementgolfplaat 0,1 - 0,2
i triplex, spaanplaat enz., 16 mm dik 0,06 - 0,12
gewicht in kN/m
2
Flguur 3.T7 CewichLsindicaLies van een
aanLal bouwproducLgroepen
a water
e glas
i metalen
c natuursteen
g harde kunststoffen en rubbers
dicht
poreus
dicht
poreus
d kunststeen
- gebakken steen
- beton
- kalkzandsteen enz.
f hout, houtproducten,
kurk, riet enz.
h isolatiematerialen;
glas- en steenwol,
kunstschuim enz.
b zand, grind,aarde, klei
10
16 - 20
20 - 30
15 - 25
3 - 15
5 - 10
1 - 6
9 - 14
0,1 - 2,5
aluminium zink
27 72
staal
78
lood
116
koper
87
25
droog nat
gewicht in kN/m
3
Flguur 3.T6 voluniek gewichL bouwnaLerialen
06950505_Hfdst_03.indd 82 11-11-2005 12:00:12
3 DkACEN 3
1 roostervloer 2 houten
op stalen ligger
met plafond
3 staalplaatbetonvloer
op stalen ligger
met plafond
5 breedplaatvloer
4 in situ betonvloer
4 in situ betonvloeren
5 woningscheidende
vloeren
=
5 kN/m
2
>
3 vloeren in woning-
bouw / lichte
kantoorvloeren e.d.
2 houten en stalen
(tussen-) vloeren /
loopbruggen e.d.
1 roostervloeren e.d.
licht zwaar
0 1 2 3 4 5 6

G
( kN/m
2
)
Flguur 3.T lndicaLie pernanenLe belasLing vloerconsLrucLies
7platdak:beton
3platdak:staal
4platdak:hout
6schaaldak:beton
1 tentdak
1 pneu
6 schaaldak
4 houtendak 5 cellenbetondak
(kN/m
p
G
7 insitubetondak
1 lichtkap
2 golfplatendak
3 staaldak
1tentdak,pneus,
2hellenddak:golfplaate.d.
0
5platdak:cellenbetone.d.
hellenddak:pannengedekt
2
2 1 3 4 5
zeerlichtdak
lichtdak
zwaardak
3.2.2.c Cebouwdelen
De hguren 3.18 LoL en neL 3.20 geven vervol-
gens een beeld van de spreiding van de perna-
nenLe belasLing bij een aanLal gangbare oplossin-
gen voor de consLrucLieve opbouw van vloeren,
daken en wanden.
iL de bijbehorende graheken kunnen we op-
naken daL een vloer, dak of wand (buiLen- of
binnenwand) als lichL kan worden beschouwd
bij een gewichL van circa 0,5 kN}n
2
of lager, en
als zwaar bij een gewichL van circa 5 kN}n
2
of
hoger.
Flguur 3.T9 lndicaLie pernanenLe belasLing dakconsLrucLies
06950505_Hfdst_03.indd83 11-11-200512:00:14
4
1 glaspuien
lichte gevelbekledingen e.d.
glazen gevel
stalen
meanderplaat
houten
rabatdelen
20 cm dik
betonwand
geluidwerende
wand
cellenbeton-
gipskartonwand
4 stenen wand, 20 cm
3 halfsteensmetselwerk
2 lichte(re) scheidingswanden
cellenbetonwanden e.d.
0 1
licht
2
( kN/m )
p
G
zwaar
2 3 5 4
Flguur 3.20 lndicaLie pernanenLe belasLing wandconsLrucLies
laagbouw
licht
zeer licht
0
i
n

k
N
/
m




g
e
b
o
u
w
g
3
zwaar
g
1
2
3
verdiepingbouw
en hoogbouw
2
1
3
0,5
0,25
0,1 zeer licht
licht
zwaar
~
~
~
~
~
~
~
~
~
~
~
~
Flguur 3.2T vergelijking gebouwgewichL (bovenbouw):
laagbouw versus verdiepingbouw en hoogbouw
SLeenachLige consLrucLies (waaronder beLon)
worden neesLal vrij dik of volunineus uiLgevoerd
en neigen daaron naar zwaar, consLrucLies be-
sLaande uiL sLaal, aluniniun, houL, glas, LexLiel
en kunsLsLoffen blijven neesLal lichL in gewichL.
Poreuze sLeenconsLrucLies (cellenbeLon, schuin-
beLon, isolaLiesLeen en dergelijke) ziLLen daar
neesLal Lussenin.
3.2.2.d Cebouw als geheel
NaasL heL gewichL van de gebouwdelen afzon-
derlijk is ook heL gewichL van heL gebouw als
geheel inLeressanL. liguur 3.21 geefL hiervan een
indruk.
ln hguur 3.21 is de laagbouw (neL halvornige
ruinLen) geplaaLsL naasL de verdiepingbouw en
hoogbouw (kanLoorgebouwen, woongebouwen
enzovoorL). voor de vergelijking is alleen heL
eigen gewichL van de bovenbouw (= consLrucLie
boven de begane-grondvloer) in rekening ge-
brachL. Deze is weergegeven in kN}n
3
(gebouw-
gewichL per volune-eenheid).
iL de vergelijking blijkL daL de 'nassa' van hal-
vornige gebouwen in heL algeneen zeer klein
is Len opzichLe van gebouwen neL neerdere
verdiepingen (slechLs zo'n 10 a 20%). DiL op-
nerkelijke verschil in heL eigen gewichL wordL
veroorzaakL door de inpandige scheidings-
consLrucLies bij de verdiepingbouw. MeL nane
de verdiepingsvloeren leveren een belangrijk
aandeel in heL LoLale gewichL.
HeL conLrasL wordL groLer naarnaLe de ruinLe-
lijke indeling van de verdiepingbouwprojecLen
hjnnaziger is en de scheidingsconsLrucLies sLeen-
achLiger worden uiLgevoerd.
06950505_Hfdst_03.indd84 09-12-200512:24:02
3 DkACEN 5
Qdak;extreem
Qvl.;momentaan
Qvl.;momentaan
Qvloer;extreem
Qvl.;momentaan
Qvl.;momentaan
p
p
p
p
p
p
Qvloer;extreem
p =

Flguur 3.22 1oepassing reducLiefacLor op verdiepingbouw


3.2.3 Crootte van de veranderll[ke
belastlngen
3.2.3.a xtreme en momentane waarden
1en aanzien van de veranderlijke belasLingen
geefL de 1C8 voor alle nogelijke siLuaLies nauw-
keurig aan welke grooLLes voor de verschillende
belasLingsoorLen nininaal in achL noeLen wor-
den genonen. Zo wordL voorkonen daL nen
bepaalde belasLingen of belasLingsconbinaLies
vergeeL of de grooLLe ervan verkeerd LaxeerL.
8ij de bepaling van de grooLLe van de verander-
lijke belasLingen heefL nen de 5% overschrij-
dingskans gedurende een periode van 50 jaar
aangehouden. DiL leidL LoL cxtrcmc wddrdcn
voor de veranderlijke belasLingen. De kans daL
deze ooiL worden bereikL is dus zeer klein. HeL
is uiL Le sluiLen daL bij neerdere werkverLrekken
boven elkaar op heLzelfde ogenblik overal de
exLrene waarde van de veranderlijke belasLing
zou kunnen opLreden. vandaar daL bij neerdere
vloeren boven elkaar nag worden gerekend op
reducLienogelijkheden. De 1C8 hanLeerL hierLoe
heL begrip momcntdnc wddrdc. DiL is de nornaal
voorkonende waarde van de veranderlijke belas-
Ling die op elk nonenL kan opLreden.
De reducLiefacLor wordL aangeduid :
Q
nonenLaan
= Q
exLreen
liguur 3.22 LoonL hoe deze reducLiefacLor z'n
beslag krijgL op heL voorbeeld van heL kanLoor-
gebouw.
De 1C8 geefL voor elke belasLingsoorL en -siLu-
aLie aan welke waarde voor de reducLiefacLor
nag worden gehanLeerd. Zo geldL bij een kan-
Loorgebouw: = 0,5.
Hoe extreem ls extreem7
voor een kanLoorgebouw is de exLrene veran-
derlijke belasLing volgens de 1C8 vasLgelegd
op 2,5 kN}n
2
.
Per werkverLrek van bijvoorbeeld 18 n
2
leverL
diL een belasLing op van 45 kN.
DiL is gelijk aan heL gewichL van circa
45
= 0 volwassen personen
0,75
of heL gewichL van
45
= 7,5n
3
papier!

HeL zal duidelijk zijn daL zoveel nensen of
zoveel papier sanen in n kanLoorverLrek als
zeer uiLzonderlijk noeL worden gekennerkL.
Elke kanLoorvloer noeL nieLLenin berekend
zijn op een dergelijke exLrene belasLing.
3.2.3.b Belastlng op vloeren
1abel 14 in NEN 702 geefL de waarden van de
vloerbelasLing zoals deze zijn voorgeschreven
voor de verschillende soorLen gebouwen. li-
guur 3.23 brengL deze waarden sanenvaLLend
in beeld. voor onLsluiLingswegen, balkons en
dergelijke gelden ongeveer dezelfde waarden als
voor de onderscheiden gebouwcaLegorieen.
We zien daL de belasLingswaarden nogal fors
uiLeen kunnen lopen. Waar veel nensen kunnen
sanendronnen zoals in sLaLionshallen, horeca-
ruinLen en sporLhallen noeL rekening worden
gehouden neL de zeer hoge exLrene belasLing
van 5 kN}n
2
= 7 personen}n
2
vloer.
8egrijpelijk is daL ook in indusLriele gebouwen,
opslagruinLen voor goederen en biblioLheken
zeer hoge vloerlasLen kunnen opLreden.
06950505_Hfdst_03.indd85 11-11-200512:00:16
6
a woningen
i keldervloeren
gebouwcategorie
b kantoorgebouwen enz.
d stations, stadions enz.
e industriele gebouwen
f bibliotheken en archieven
g opslagen voor goederen
h parkeergarages voor auto`s
c verkoopruimten, winkelgebouwen
extreme waarde
p
3,5
2,0
2,5
>
5,0
5,0
>
>
2
4,0
1,75
2,5
in kN/m
rep
5,0
geconcentreerde last
7
7
7 0,25 5 = 1,25
0,8 5 = 4,0
1,0 5,0 = 5,0
1,0 2,5 = 2,5
0,7 2,0 = 1,4
0,5 3,5 = 1,75
>
>
>
>
momentane waarde
in kN/m
0,4 1,75 = 0,75
0,5 2,5 = 1,25
rep
p
0,4 4 = 1,6
2
>
>
3
3
3
rep
F in kN
>
>
>
10
10
10
Flguur 3.23 ExLrene waarden veranderlijke belasLing op vloeren
Flguur 3.24 SLerk uiLeenlopende belasLinggebieden bij
dakvloer luchLhavenpier
3.2.3.c Belastlngen op daken
voor vrij beloopbare daken noeLen belasLing-
waarden worden aangehouden die gelden voor
vloeren. DakLerrassen van woningen bijvoor-
beeld noeLen zodoende worden gesLeld op een
exLrene veranderlijke belasLing van 1,75 kN}n
2

en die van publieke ruinLen (dakpleinen,
-Lraverses enzovoorL) op 5 kN}n
2
(zie Label 14,
NEN 702).
Belastlnggebleden
8innen een gebouw kunnen verschillende
belasLinggebieden worden aangehouden als
hierLoe aanleiding is.
Zo leiden opslagruinLen vaak LoL hogere
waarden voor de veranderlijke belasLing dan
die voor werkruinLen en onLsluiLingswegen.
Liggen de waarden nieL ver uiLeen, dan zal
nen uiL oogpunL van exibiliLeiL of uiLwissel-
baarheid kiezen voor n waarde als geneen-
schappelijke norn (de hoogsLe dus). Zijn de
verschillen grooL, dan weegL heL evenLuele
funcLionele voordeel nieL neer op Legen de
hogere kosLen van de vloerconsLrucLie.
liguur 3.24 LoonL als voorbeeld heL dak van
een luchLhavenpier neL daarop in heL nidden
een Loeschouwerspronenade. On risico's Le
vernijden verdienL de varianL-aannane de
voorkeur.
voor daken en luifels, die alleen voor onderhoud
en reparaLie worden beLreden, geldL voor de op-
slag van goederen een exLrene belasLing
(1,0 kN}n
2
over een oppervlakLe van naxinaal
10 n
2
). Deze belasLing geldL voor plaLLe en lichL
hellende daken LoL 15 on daarboven af
Le nenen LoL 0 kN}n
2
bij een dakhelling van
20 en hoger, hguur 3.25. PlaLLe en lichL
hellende daken noeLen bovendien een gecon-
cenLreerde lasL (1,5 kN) kunnen dragen (persoon
neL lasL) en langs de randen een belasLing (2 kN
over een lengLe van 1 n) voor een hangladder
en dergelijke.
voor plaLLe daken neL een groLer oppervlak dan
10 n
2
of dragende delen die een groLer opper-
vlak dragen is de belasLing door regenwaLer en
sneeuw neesLal naaLgevend.
pierluchthaven 2
veranderlijkebelastingopdak(vloer)
variant-aanname
1
promenade
5kN/m
2
dak
0,5a1kN/m
2
06950505_Hfdst_03.indd86 08-12-200516:49:10
3 DkACEN 7
Flguur 3.25 ExLrene veranderlijke belasLing op plaLLe en
lichL-hellende daken LoL oppervlak van 10 n
2
voor hellende daken heefL regenwaLer als belas-
Lingsbron geen beLekenis. 8ij hellingen boven
de 30 a 45 gaaL verder ook de sneeuwbelasLing
snel in beLekenis achLeruiL. Daarvoor in de plaaLs
wordL de windbelasLing bij een groLer wordende
helling sLeeds belangrijker.
Wind kan druk uiLoefenen op heL dak, naar ook
zuiging en van binnenuiL onder- of overdruk.
Windzuiging vergL speciale aandachL waL beLrefL
de bevesLiging van (lichLe) dakbedekkingen en
-afwerkingen, vooral bij de dakranden en obsLa-
kels als schoorsLenen.
De conbinaLie windzuiging + overdruk van
onderop noeL bij lichLe dak- en kapconsLruc-
Lies heel goed in de gaLen worden gehouden.
voorkonen noeL worden daL delen van heL dak
of zelfs hele daken bij een hevige sLorn kunnen
wegwaaien. DiL gebeurL nog naar al Le vaak.
T Rcgcnwdtcrbcld:ting
voor de regenwaLerbelasLing is geen algenene
naaLsLaf aan Le geven ondaL deze sLerk afhanke-
lijk is van heL gegeven dakonLwerp.
8ij plaLLe daken neL hogere dakranden en noge-
lijk versLopLe afvoeren (bijvoorbeeld door sneeuw
en bevroren regenwaLer) noeL nen echLer be-
duchL zijn voor een forse waLerbelasLing. SLaaL
heL waLer bijvoorbeeld 100 nn hoog, dan is de
belasLing al 1 kN}n
2
. ls zo'n siLuaLie onvoorzien,
dan kan diL bij een beLrekkelijk slap dak aanlei-
ding geven LoL een eveneens onvoorziene groLe
doorbuiging, hguur 3.2. Hierdoor vloeiL exLra
waLer Loe, heLgeen leidL LoL een nog groLere
doorbuiging enzovoorL.
ls diL proces van voorLschrijdende doorbuiging
nieL eindig, dan kan diL LoL insLorLing leiden.
On heL gevaar van de waLeraccunulaLie in de
kien Le snoren zijn de huidige voorschrifLen
aangescherpL op heL waarborgen van een verze-
kerde waLerafvloeiing voor heL geval de reguliere
waLerafvoer versLopL kan raken. DiL gebeurL neL
bepalingen aangaande heL gewensLe afschoL en
naaLregelen voor noodafvoeren zoals overlaLen.
3
2
1
bijkomendebelastingals
gevolgvandoorbuigingdak
belastdak+wateraccumulatie
belastdak
onbelastdak
Flguur 3.26 WaLeraccunulaLie op plaL dak
2 Snccuwbcld:ting
ln heel Nederland geldL als exLrene gelijknaLig
verdeelde sneeuwbelasLing op de grond:
p
sn, rep
= 0,7 kN}n
2
DiL konL overeen neL een sneeuwhoogLe van
35 cn.
On aan Le geven welke sneeuwlasLen op daken
naaLgevend zijn, werkL de 1C8 neL variabele
vornfacLoren, waarbij wordL uiLgegaan van:
p
rep
= C
i
0,7 kN}n
2
waarin:
C
i
= de vornfacLoren:
C
1
voor de loefzijde
C
2
voor de lijzijde
(overeenkonsLig hguur 3.27)
voor de achLergronden van deze hguur zie
bijlage 8 van NEN 702.
8ij vouwdaken, zaagLanddaken en soorLgelijke
daken waar in de 'dalen' sneeuwophoping kan
plaaLsvinden, geefL de 1C8 hogere waarden voor
de sneeuwbelasLing op. Zo kan in sonnige
onsLandigheden de exLrene sneeuwlasL zeer
aanzienlijk zijn, hguur 3.28.
Q
p
o
0
o
5 10
o
1,0kN/m
2
15
o

20
o
25
o
sneeuw,wind

06950505_Hfdst_03.indd87 11-11-200512:00:19

windrichting
C
1
=0,8
zaagtanddak 2
1 vouwdak
obstakelopdak 3
C =0,82,0
2
C =1,2
2
C =0,8
1
C =1,2
2
C =0,8
1
=0,82,0 a C
2
2
C =0,82,0
a
a
Vulstregel voor de sneeuwbelastlng
ln heL onLwerpsLadiun is heL nieL ongebruikelijk
on voor de sneeuwbelasLing uiL Le gaan van:
p
sneeuw, onLwerp
= 0,50 kN}n
2
ln die gevallen waar sneeuw zich kan ophopen
noeL echLer rekening worden gehouden neL
(sons veel) hogere belasLingen.
8ij de neesLe dakconsLrucLies zal volbelasLing
door sneeuw naaLgevend zijn. ln bepaalde
onsLandigheden (zoals bij doorgaande liggers,
uiLkragingen en dergelijke) kan echLer ook ge-
deelLelijke belasLing ongunsLiger zijn, zoals heL
voorbeeld van hguur 3.2 LoonL.
Flguur 3.27 ExLrene sneeuwbelasLing
p
rep
o
15

30
o
45
o
60
o
0
o

0
o
i
C
45 15
o
30
o

o
60
o
0
o
rep
p
45 15
o
30
o

o
60
o
75
niet-vrijstaand
vrijstaand

1

2

1
2
loefzijde lijzijde
windrichting
0,63kN/m
0,42
2
0,84kN/m
2
1,2
0,8
0,56
Flguur 3.2 voorbeelden dakvornen waarbij sneeuw
zich kan ophopen neL vornfacLoren C
1
en C
2
doorbuigingmiddenveld
doorbuigingoverstekken
maatgevendvoor
maatgevendvoor
volbelast 1
middenveldbelast 2
overstekkenbelast 3
Flguur 3.29 voorbeeld kapconsLrucLie waarbij volbelasLing
door sneeuw nieL naaLgevend is
06950505_Hfdst_03.indd88 11-11-200512:00:21
3 DkACEN 9
3.2.3.d Wlndbelastlng op daken, wanden
en het gebouw als geheel
Wind grijpL voornanelijk loodrechL op de huid
van heL gebouw aan in de vorn van winddruk of
windzuiging. De windwrijving is neesLal van on-
dergeschikLe beLekenis, ondaL de neesLe daken
en gevels vrij vlak zijn en de wind er dus geen
greep op heefL.
De neerwaarLs gerichLe belasLing op heL dak en
de naar binnen gerichLe belasLing op de gevels
is heL grooLsL bij conbinaLie van de winddruk
neL inLerne onderdruk. voor de opwaarLs en
naar buiLen gerichLe belasLing is de conbinaLie
windzuiging + inLerne overdruk naaLgevend.
voor heL gebouw als geheel heefL de inLerne
over- respecLievelijk onderdruk geen beLekenis,
naar noeLen de winddruk aan de loefzijde en de
windzuiging aan de lijzijde van heL gebouw bij
elkaar worden opgeLeld.
De nogelijke grooLLe van de windbelasLing kan
sLerk uiLeenlopen, afhankelijk van de facLoren:

heL geograhsche gebied waarin heL gebouw


zich bevindL,

de naLe van beschuLLing door de direcLe


ongeving (onbebouwd}bebouwd),

de hoogLe van heL beschouwde dak- of gevel-


vlak Len opzichLe van heL naaiveld,

de helling van heL dak- of gevelvlak,

de grooLLe van de openingen in de gevels


(voor zover aanwezig) bij sLorn.
Door al deze variabelen is heL nieL genakkelijk Le
konen LoL goed hanLeerbare n voldoende
beLrouwbare vuisLregels voor de windbelasLing
in heL onLwerpsLadiun.
ArLikel 8. van de 1C8 NEN 702 geefL uiLge-
breid de precieze bepalingen die voor elke no-
gelijke siLuaLie van krachL zijn. We volsLaan neL
de volgende sanenvaLLing.
Baslsformule voor de wlndbelastlng
iLgangspunL is de fornule:
p
wb
= (C
pe
C
pi
) p
w
waarin:
p
wb
= windbelasLing (neerwaarLs of opwaarLs)
C
pe
= windvornfacLor voor de exLerne druk of
zuiging op gevels en daken
C
pi
= windvornfacLor voor de inLerne over- of
onderdruk
p
w
= exLrene waarde van de sLuwdruk in
kN}n
2
xtreme waarde van de stuwdruk p
w
liguur 3.30 LoonL grahsch de exLrene sLuwdruk-
waarden zoals deze in Nederland kunnen voor-
konen, afhankelijk van de geograhsche ligging.
HierLoe is heL land verdeeld in drie windgebie-
den, elk neL een eigen windkronne als funcLie
van de hoogLe boven heL naaiveld. Zoals Le ver-
wachLen zijn de sLuwdrukwaarden in heL noord-
wesLen aanzienlijk hoger dan heL zuidoosLen van
heL land. Ook valL op daL de sLuwdruk LoL zo'n
5 a 10 n boven heL naaiveld consLanL blijfL, on
vervolgens sLerk Loe Le nenen neL de hoogLe.
verder blijkL uiL de hguur de beLekenis van de be-
schuLLing door de onniddellijke ongeving door
heL onderscheid 'onbebouwd' en 'bebouwd'.
Deze facLor laaL z'n invloed heL sLerksL gelden bij
een hoogLe van 10 a 20 n en vlakL daarboven
langzaan af.
50
140
150
gebied:

40
30
20
bebouwd
onbebouwd
10
0
0,2
0,46 0,54 0,64
1,0 1,4 1,8 2,2
9
stuwdruk
w
(kN/m
2
)
h
o
o
g
t
e


(
m
)

Flguur 3.30 ExLrene waarde van de sLuwdruk p


w
als funcLie
van de hoogLe h boven heL aansluiLende Lerrein
06950505_Hfdst_03.indd 89 11-11-2005 12:00:22
90
+0,8
-0,7
-0,4
W
-0,8
-0,4
C
pe
pe
C
+0,8
+90 -90
o o

1

2
1

= 0
o
o
= 90
= -0
= -90
2

2
o
o
W
W
W
-60
o
-30
o
+60
o
+30
o
-0,4
+0,4
loefzijde (stuwzijde) lijzijde
1

2
+0,8
-0,4
-0,8
-0,4
+0,8 -0,4
-0,7
-0,4
-0,4 +0,8
-0,4
-0,7
-0,8
-0,8
-0,4 +0,8
W
W
W
Flguur 3.32 vornfacLor C
pe
voor de exLrene windbelasLing
voor gebouwen neL rechLhoekige plaLLegrond
liguur 3.31 LoonL aanvullend een voorbeeld van
de verdeling van de sLuwdruk over de hoogLe
van een gebouw.
WaL beLrefL de orde van grooLLe van de exLrene
sLuwdruk kunnen we sanenvaLLend sLellen:

laag bij de grond p


w
= 0,5 kN}n
2

hoog in de luchL p
w
= 1,5 a 2,0 kN}n
2
1,60 kN / m
2
ca 1,20
0,54
80 m
stel:
bebouwd
gebied
Flguur 3.3T voorbeeld verdeling sLuwdruk p
w
over ge-
bouwhoogLe
Wlndvormfactor C
pe
voor de externe
wlnddruk en -zulglng
De grooLLe van de windvormldctor C
pe
voor de
exLerne winddruk of -zuiging voor gebouwen
neL een rechLhoekige plaLLegrond is af Le lezen
uiL hguur 3.32.
SanenvaLLend kan neL een veilige benadering
worden gesLeld:

voor plaLLe en lichLhellende daken geldL een


winddrukfacLor van +0,4 en een windzuigings-
facLor van 0,7,
Voorbeeld
Verband stuwdruk en wlndsnelheld
SLel daL op circa 10 n hoogLe noeL worden
uiLgegaan van een exLrene sLuwdruk
p
w
= 0,8 kN}n
2
( gebied ll, onbebouwd).
Dan kan worden berekend daL deze waarde
correspondeerL neL een windsnelheid
v
w
= 22 n}s = 80 kn}h. Deze waarde noeL
worden gezien als een exLreen uurgenid-
delde. ln korLdurende sLoLen kunnen nog
aanzienlijk groLere windsnelheden voorko-
nen, op 10 n hoogLe in genoend gebied
LoL zo'n 120 kn}h.

voor sLaande en lichLhellende gevels noeL


worden gerekend op een winddrukfacLor van
+0,8 aan de loefzijde van de wind, een windzui-
gingsfacLor van 0,4 aan de lijzijde en een wind-
zuigingsfacLor van 0,8 aan beide 'zijkanLen'.
8ij sLerk afwijkende, bijzondere gebouwvornen
raadL de 1C8 aan de vornfacLoren Le bepalen door
niddel van liLeraLuur- en windLunnelonderzoek.
Verhoogde wlndzulglng bl[ randen en
hoeken
Langs de randen van heL dak en de gevels, bij
hoekovergangen en bij dakdoorvoeren (zoals
schoorsLenen) heefL de wind exLra vaL op de
bekleding. vooral op de hoekpunLen kan de
zuigkrachL van de wind grooL zijn. DiL leidL LoL
06950505_Hfdst_03.indd 90 11-11-2005 12:00:25
3 DkACEN 9T
verhoogde waarden voor de windzuigingsfacLor
over sLrookbreedLen van Len ninsLe 1 n. De C
pe

kan hierbij oplopen LoL naxinale waarden van
2,0 (voor dakranden) a 2,5 (voor hoekpunLen).
De lokaal verhoogde windvornfacLoren gelden
alleen voor de bekleding, de hoofddraagcon-
sLrucLie behoefL er verder nieL op Le worden
berekend.
In deel 4a 0mhulllng, hoofdstuk 4 Plotte
Doken wordt de bepallng van de afmetlngen van
deze randstroken met de verhoogde wlndzulglng
besproken
Wlndvormfactor C
pl
voor de lnterne over-
en onderdruk
OvereenkonsLig hguur 3.33 kan de inLerne over-
en onderdruk bij gesloLen gebouwen een waarde
aannenen van C
pi
= 0,3 respecLievelijk +0,3. 8ij
open gebouwen kan de overdruk oplopen naar
naxinaal +0,8 en de onderdruk naar 0,4,
afhankelijk van de grooLLe van de gevelopenin-
gen bij sLorn.
Een gebouw is Le beschouwen als open indien
deze in n of neer gevels doninanLe openin-
gen heefL die onder alle weersonsLandigheden
open blijven of open noeLen kunnen. Zo kan
bijvoorbeeld een hangar als 'gesloLen gebouw'
worden opgevaL, een Lribunedak rond een voeL-
balveld noeL daarenLegen als 'open gebouw'
worden aangenerkL.
Flguur 3.33 vornfacLor C
pi
voor windover- en onderdruk
Totale wlndvormfactor C
t
liguur 3.34 laaL de naaLgevende sanensLellin-
gen zien voor de conbinaLies winddruk + onder-
druk respecLievelijk windzuiging plus overdruk
op gevels en daken van gesloLen en open rechL-
hoekige gebouwen.
-1,5 0,8
1,2 -1,2
-1,6
-1,0 0,7
1,1
-1,1
-0,7 -0,4 - 0,3 =
Dopen gebouwD 2
1 Dgesloten gebouwD
met overdruk
met overdruk
met onderdruk
met onderdruk
W W
-0,7 - 0,3 = 0,4 -(-0,3) =
-0,8 - 0,3 =
0,8 - (-0,3) =
W
W
-0,7 - 0,8 = 0,4 - (-0,4) =
W
0,8 -(-0,4) =
-0,8 - 0,8 =
W
-0,8 - 0,4 =
W
Flguur 3.34 MaaLgevende conbinaLies windvornfacLoren
C
pe
C
pi
= C
L
Zoals we zien beweegL de son C
L
= C
pe
C
pi
zich
Lussen de waarden van 0,7 en 1,.
Clobaal genonen kan bij een eersLe berekening
in heL algeneen worden uiLgegaan van de vol-
gende vuisLregels voor de LoLale windvornfacLor:
C
L
= 1,0 voor gevels en daken van 'gesloLen
gebouwen' en neerwaarLse windbe-
lasLing op daken van 'open gebouwen',
C
L
= 1,5 voor gevels en opwaarLse belasLing op
daken van 'open gebouwen'.

Open kapconsLrucLies kunnen worden gelijkge-
sLeld aan daken van 'open gebouwen'.
+0,3 -0,3
+0,8 -0,4
>>
Dopen gebouwD 2
1 Dgesloten gebouwD
overdruk
overdruk
onderdruk
onderdruk
W W
-0,7 -0,4 - 0,3 =
06950505_Hfdst_03.indd 91 11-11-2005 12:00:26
92
Cebouw als geheel
1en aanzien van de winddruk op heL gebouw-
volune als geheel wordL de son van de wind-
facLoren:
C
b
= C
pe,druk
C
pe,zuiging
= 0,8 ( 0,4) = 1,2

LaaLsLgenoend geLal geldL ook voor vrijsLaande
wanden en schuLLingen.
Crootte van de extreme wlndbelastlng
We kunnen nu de rekening opnaken voor de
grooLLe van de exLrene windbelasLing p
wb
op
daken en gevels en van de horizonLale windbe-
lasLing op gebouwen door de sLuwdrukwaarden
p
w
Le vernenigvuldigen neL de C
L
-waarden.
liguur 3.35 brengL heL resulLaaL sanenvaLLend
in beeld.
De uiLersLen in de windbelasLing kunnen zeer
sLerk uiLeenlopen. Zo konL de exLrene neer-
waarLse windbelasLing op heL dak van een lage
hal in ZuidoosL-Nederland nieL verder dan de
waarde p
wb
= 0,7 0,5 = 0,35 kN}n
2
.
8ij een open dak van een insLallaLieopbouw bo-
venop een hoog gebouw in NoordwesL-
Nederland noeL nen voor de opwaarLse wind-
belasLing echLer rekening houden neL een
exLrene windbelasLing die kan oplopen LoL
p
wb
= 1,5 2 = 3 kN}n
2
.
Door de groLe spreiding is heL nieL nogelijk een
soorL geniddelde geLalswaarde als vuisLregel
voor de windbelasLing Le geven.
1,0
w
1,5
w
1,1
w
1,2
w
1,2
w
1,1
w
0,7
w
0,8
w
~ 10 m
~

w
~ 0,5 1,0 kN/m
2
~
~ 35 m
~

w
~ 1,0 1,5 kN/m
2
~
~ 150 m
~

w
~ 1,5 2,0 kN/m
2
~
Flguur 3.35 CrooLLe van de windbelasLing op gevels,
daken en gebouwen als geheel
xtreme wlndbelastlng ln vergell[klng tot
de permanente belastlng
ln hguur 3.3 wordL de LoLale horizonLale wind-
belasLing op een gebouw vergeleken neL de
neerwaarLs gerichLe pernanenLe belasLing. De
vergelijking heefL beLrekking op een schijfvor-
nige kanLoorLoren neL een hoogLe van 100 n
en een plaLLegrond van 15 n 50 n.
15
50
100
2,0 kN/m
2
1,5 kN/m
2
0,65 kN/m
2

100 ~ 5%
~
volume

= 15 50 100 = 75.000 m
3
gewicht

~ 75.000 2 = 150.000 kN
windbelasting ~ 50 100 1,5 = 7.500 kN
~
~

Flguur 3.36 voorbeeld exLrene windbelasLing W in


vergelijking LoL pernanenLe belasLingC
Als locaLie wordL Midden-Nederland veronder-
sLeld. We zien een opnerkelijke verschil Lussen
beide belasLingen: de windbelasLing konL zelfs
in exLrene siLuaLies naxinaal nieL verder dan
circa 5% van de pernanenLe belasLing.
Men zou op grond hiervan geneigd kunnen zijn
heL consLrucLieve belang van de windbelasLing
Le bagaLelliseren. DiL is nieL LerechL ondaL de
windbelasLing heL gebouw doeL uiLbuigen. De
vervorningen en bewegingen die heL gebouw
hierdoor ondergaaL zijn al gauw kriLisch voor
heL consLrucLief onLwerp. MeL nane bij hoge
gebouwen noeL daaron veel aandachL worden
besLeed aan de windbelasLing, ook al is deze in
grooLLe dus slechLs gering Len opzichLe van de
pernanenLe belasLing.
3.2.3.e Belastlngen door
temperatuurverschlllen
8ij LenperaLuurverhoging zal een consLrucLie-
elenenL willen uiLzeLLen en bij LenperaLuur-
06950505_Hfdst_03.indd92 11-11-200512:00:28
3 DkACEN 93
Berekenlngsblad
Ccgcvcn. sLalen brug Lussen Lwee gebouwen,
donkerblauw geschilderd
Stcl.
t
geniddeld
= 10 C
t
exLreen
= 75 C
d
sLaal
= 12 10

n}n C
(lineaire uiLzeLLingscoefficienL van sLaal)
Kan de brug volledig vrij vervornen, dan wordL
bij exLrene opwarning de verlenging:
A|
L
= (t
exLr
t
gen
) o
sLaal
| =
= (75 10) 12 10

| =
= 0,78 10
3
|
DiL konL overeen neL 0,78 nn per n brug.
ls bijvoorbeeld | = 25 n, dan wordL dus:
A|
L
= 25 0,78 - 20 nn

verzeLLen de opleggingen bij de gebouwen zich
Legen de uiLzLLing van de brug, dan LreedL
LenperaLuurbelasLing op.
ln heL uiLersLe geval daL de verlenging geheel
onnogelijk word genaakL, Lreed in de brug
een drukspanning op Ler grooLLe van :

o = r =
A|
L

=
|
= 210 10
3
0,78 10
3
= 15 N}nn
2
Door aan de einden van de brug glijopleggin-
gen aan Le brengen neL een bewegingsvrijheid
van Len ninsLe van 10 nn kan de Lenpera-
LuurbelasLing (vrijwel) geheel worden voorko-
nen.
Flguur 3.37 1enperaLuuruiLzeLLing en -belasLing
verlaging willen verkorLen. Zolang deze door
de LenperaLuurwisselingen LeweeggebrachLe
opgedrongen vervorningen ongehinderd kun-
nen plaaLsvinden, ondervindL heL elenenL geen
belasLingen door LenperaLuurverschillen.
Waar heL elenenL echLer in de LenperaLuur-
bewegingen wordL belennerd is sprake van
verhinderde vervorning. ln daL geval laaL de be-
lennering zich gelden als een belasLing die in-
wendige krachLen en spanningen in heL elenenL
veroorzaakL.
HeL is nieL nogelijk de belasLinggrooLLen door
heL LenperaLuureffecL in z'n algeneenheid aan
Le geven. Deze zullen per siLuaLie noeLen wor-
den bekeken en berekend. liguur 3.37 LoonL als
voorbeeld een open luchLbrug Lussen Lwee ge-
bouwen. Hierbij wordL gebruik genaakL van de
LenperaLuuraanwijzingen die NEN 702, arLikel
8.8.2 geefL voor de Nederlandse siLuaLie.
Door Le zorgen voor voldoende bewegings-
vrijheid van de consLrucLie door niddel van bij-
voorbeeld bewegingsvoegen of glijopleggingen
kunnen de belasLingen Len gevolge van Lenpe-
raLuurverschillen naar wens worden beperkL of
zelfs geheel worden verneden.
3.2.4 Maatregelen ln verband met
bl[zondere belastlngen
De exLrene waarden van bijzondere belasLin-
gen zijn nieL Le voorspellen. NieLLenin zal nen
ervoor noeLen zorgen daL bij heL opLreden van
een bijzondere belasLing de consLrucLie nieL
voorLijdig bezwijkL of daL er Len ninsLe geen
voorLschrijdende insLorLing kan plaaLsvinden. De
belangrijksLe bijzondere belasLingsgevallen waar-
nee rekening noeL worden gehouden zijn:

brand,

gasexplosies,

boLsingen door voerLuigen,

aardbevingen.
06950505_Hfdst_03.indd93 11-11-200512:00:29
94
3.2.4.a Brand
De opbouw en dinensionering van een bouw-
consLrucLie noeL zodanig zijn daL bij heL wegval-
len van n of neer consLrucLiedelen door brand
de overige consLrucLie in sLaaL is de belasLing
over Le nenen, lang genoeg on in heL gebouw
aanwezige personen Le kunnen laLen vluchLen of
Le redden. Door herverdeling van krachLen noeL
de consLrucLie een Lweede draagweg kunnen
vinden waardoor heL bouwwerk nog neL over-
eind kan worden gehouden.
3.2.4.b Casexplosles
8ij gebouwen kan de opLredende druk bij een
gasexplosie worden beperkL door gasexplosie-
gevaarlijke ruinLen aan de buiLenkanL van heL
gebouw Le siLueren en Le voorzien van een
(plaaLselijk) zeer lichLe wand- of dakconsLrucLie
(< 0,24 kN}n
2
) die bij een explosie naar buiLen
kan slaan.
3.2.4.c Botslngen door voertulgen
HeL risico van boLsingen is voornanelijk aan-
wezig in gebouwen waarin neL voerLuigen
wordL gereden zoals parkeergarages (auLo's),
renises (bussen en dergelijke), bedrijfsgebouwen
en nagazijnen (vorkhefLrucks en vrachLwagens)
en bij gebouwen die in de direcLe ongeving van
verkeerswegen zijn gelegen.
De berekening van de nogelijke boLskrachL
hangL van diverse facLoren af zoals de nassa van
heL voerLuig, de snelheid van heL voerLuig op
heL nonenL van de boLsing, en de naLe waarin
zowel heL voerLuig als de consLrucLie (neL even-
Lueel een Loegevoegde beschernconsLrucLie
zoals een vangrail) energie kan absorberen.
De boLskrachL kan uiLeenlopen van naxinaal
0 kN bij parkeergarages (auLo's die neL een
snelheid van 15 kn}h zonder renweg Legen
een kolon op rijden) LoL nieL ninder dan zo'n
2.200 kN langs de snelweg (zwaar vrachLverkeer
neL een snelheid van 0 kn}h).
3.2.4.d Aardbevlngen
ln Nederland worden (nog) geen speciheke eisen
neL beLrekking LoL aardbevingen gesLeld ondaL
de kans op aardbevingen van beLekenis hier
gering is.
Men gaaL ervan uiL daL de horizonLale belasLin-
gen volgend uiL de windbelasLingen voldoende
zijdelingse weersLand van de consLrucLies vra-
gen on ook de Le verwachLen aardbevingen Le
kunnen weersLaan (zie arLikel .8, NEN 702).
liguur 1 van NEN 702 geefL de naLe van
aardbevingsgevoeligheid aan in Nederland en
ongeving neL een classihcaLie naar inLensiLeiL.
HeL zuidelijk deel van Linburg loopL in ons land
de grooLsLe kans op schade.
3.2.5 Rekenen met de belastlngen
3.2.5.a Velllgheld en brulkbaarheld
DraagconsLrucLies noeLen hun draagfuncLie
beLrouwbaar en veilig vervullen.
ln de 1C8 is heL waarborgen van de veiligheid
benaderd door niddel van de rekenwaarde van
de belasLingen. Hieraan is de voorwaarde gekop-
peld daL deze rekenwaarden van de belasLingen
nieL nogen leiden LoL overschrijding van de
uitcr:tc grcn:toc:tdnd.
iLersLe grensLoesLanden zijn onder andere:

heL breken of vloeien van kriLieke delen van de


consLrucLie door heL overschrijden van de naLe-
riaalsLerkLe,

heL onLsLaan van een bezwijknechanisne in


de consLrucLie of een deel daarvan,

insLabiliLeiL door knik, kip of plooi,

verlies van heL sLaLisch evenwichL door kan-


Lelen of wegglijden van de consLrucLie,

opdrijven van de consLrucLie (bijvoorbeeld van


kelders en reservoirs).
NaasL de veiligheid noeL ook aan de bruikbaar-
heidseisen worden voldaan. HierLoe hanLeerL de
1C8 heL begrip bruikbddrhcid:grcn:toc:tdnd.
Deze hebben beLrekking op onder andere:

vervorningen of scheurvorning die heL uiLer-


lijk of heL doelLreffend gebruik van een consLruc-
Lie nadelig beinvloeden of die schade veroorza-
ken aan afwerklagen of aan nieL-consLrucLieve
onderdelen,

bewegingen en Lrillingen die hinderlijk zijn of


die nieL-consLrucLieve onderdelen of apparaLuur
nadelig beinvloeden.
iL oogpunL van de bruikbaarheid zal nen
ervoor noeLen zorgen daL de naxinaal opLre-
dende vervorningen en bewegingen nieL groLer
kunnen worden dan de naxinaal LoelaaLbare
06950505_Hfdst_03.indd94 11-11-200512:00:29
3 DkACEN 95
Voorbeeld
liguur 3.38 laaL aan de hand van heL voor-
beeld van een ondergrondse parkeergarage
zien hoe noeL worden ongegaan neL de
belasLingsfacLoren bij beschouwing op een
zo grooL nogelijke neerwaarLse rekenson
van de belasLingen respecLievelijk neL een
nininaal neerwaarLse dan wel zo grooL no-
gelijke opwaarLse rekenson.
8eide gevallen Lonen neL nane hoe heL
'gunsLig' en heL 'ongunsLig' werken van de
pernanenLe belasLing noeL worden geinLer-
preLeerd.
1,0
1,0
1,5
1,5
0,9
0,9
1,2
1,2
neerwaartserekensomzolaagmogelijk
neerwaartserekensomzohoogmogelijk
geenveranderlijkebelasting
3
2
hoog
p
opw.dr.max.
p
opw.dr.min.
doorsnedegarage
laag
1
laag
hoog
Q
p
p
Q
p
G
p
drogegrond
p
G
verzadigdegrond
p
vervorningen en bewegingen gekoppeld aan de
bruikbaarheidsgrensLoesLand. HieruiL zijn LoelaaL-
bare belasLingen af Le leiden.
3.2.5.b Belastlngsfactoren
OndaL de veiligheid van een consLrucLie wordL
beinvloed door de soorL belasLing, zijn belas-
LingsfacLoren voor de veiligheid ingevoerd.
Parallel hieraan zijn ook belasLingsfacLoren voor
de bruikbaarheid doorgevoerd, hoewel deze
hiervoor in feiLe (nog) geen beLekenis hebben.
T 8cld:ting:ldctorcn voor dc vcilighcid
WaL beLrefL de uiLersLe grensLoesLand noeLen de
rekenwaarden van de belasLingen op voldoende
veilige afsLand blijven van de represenLaLieve
waarden van de belasLingen (= de opLredende
pernanenLe belasLing en de nogelijk opLre-
dende veranderlijke belasLingen en bijzondere
belasLingen). De narge Lussen beide wordL
bepaald door de belasLingsfacLoren.
Hiervoor geldL:
l
d
= y
f
l
rep
waarin:
l
d
= rekenwaarde van de belasLing (waarbij
index d sLaaL voor 'design')
y
f
= belasLingsfacLor
l
rep
= represenLaLieve waarde van de belasLing
voor de pernanenLe belasLing geldL neesLal als
belasLingsfacLor:

y
f,C
= 1,2
Waar de pernanenLe belasLing begunsLigend
werkL, zoals bij opwaarLse windbelasLing op Lui-
daken, noeL echLer worden gerekend neL een:
y
f,C
= 0,
voor de veranderlijke belasLing geldL neesLal als
belasLingsfacLor:
y
f,Q
= 1,5
en voor bijzondere belasLingen:
y
f
= 1,0
voor bijzondere belasLingen als brand, explosies
en aanrijdingen behoefL de consLrucLie dus geen
reserve in de draagkrachL Le hebben.
Zie verder voor de belasLingsfacLoren sanenhan-
gend neL de veiligheid Label 2 van NEN 702.
Flguur 3.3 SanensLel belasLingsfacLoren voor de veilig-
heid bij een ondergrondse parkeergarage
2 8cld:ting:ldctorcn voor dc bruikbddrhcid
8eLrokken op de bruikbaarheidsgrensLoesLand
geldL voor alle belasLingsfacLoren:
y
f
= 1,0 (zie Label 3 van NEN 702)
voor de sLijfheidsconLrole van de consLrucLie
kunnen daaron gewoon de represenLaLieve be-
lasLingen (= voorgeschreven basisbelasLingen)
worden aangehouden.
06950505_Hfdst_03.indd95 11-11-200512:00:30
96
a perm. bel. + sneeuw b wind perm. bel.

1,2
G
1,5
sneeuw
0,9
G
1,5 1,0
W
4 vrijstaande wand
3 gebouw

1,2
G
1,5 1,2
W
1,5 1,2
W
1,5 0,7
W
0,9 1,0
W
1,2
dak
1,2
vloer
1,2
vloer
1,2
vloer
1,5
v.b.

1,5
v.b.

1,5
v.b.

2 hellend dak / gevels


1 plat dak
a perm. belasting +
wind naar binnen
b wind naar buiten
perm. belasting +

1,2
G
0,9
G
1,5 1,2
W
1,5 1,2
W
De belasLingsfacLoren voor de bruikbaarheid
worden vaak verward neL die voor de veilig-
heid. liguur 3.3 LoonL neL een voorbeeld heL
verschil.
(1,3)
(1,2)
1,0
1,2
1,5
1,0
stijfheid 2
1 sterkte
q
d;Q
=
f;Q Q
q
=
Q
q
veranderlijke belasting
permanente belasting
f;G d;G
q
=

=
G
q
G
q
permanente belasting
veranderlijke belasting
f;Q d;Q
q
=

=
Q
q
Q
q
=
q
G G
q
f;G d;G
q
=

Flguur 3.39 iLeenlopende belasLingsfacLoren bij criLeria


sLerkLe en sLijfheid, LoegepasL op een ligger
3.2.6 Belastlngscomblnatles
8ouwconsLrucLies worden Le allen Lijde belasL
door de pernanenLe belasLing. Deze belasLing
kan op verschillende wijzen neL de overige be-
lasLingen worden geconbineerd. ConbinaLies
neL een verwaarloosbaar kleine kans van voor-
konen en conbinaLies neL een verwaarloosbaar
kleine kans van naaLgevend zijn behoeven nieL
Le worden beschouwd. Zo is de kans Le verwaar-
lozen daL van elkaar onafhankelijke veranderlijke
belasLingen (zoals wind en sneeuw) gelijkLijdig
de exLrene waarde bereiken, evenzo daL een
exLrene waarde van de veranderlijke belasLing
sanenvalL neL een bijzondere belasLing (bijvoor-
beeld wind en gasexplosie). Als exLrene veran-
derlijke belasLingen nieL onafhankelijk zijn (zoals
wind en golfhoogLe bij een pier in zee), noeLen
beide exLrene waarden wl in de conbinaLie
worden beLrokken.
voor heL onLwerp en de beoordeling van een
dragende consLrucLie zal nen de naaLgevende
belasLingsconbinaLie(s) noeLen kennen of bepa-
len. liguur 3.40 LoonL sanenvaLLend een aanLal
belangrijke conbinaLies. De geLalswaarden die
zijn ingevuld voor de belasLingsfacLoren hebben
beLrekking op de consLrucLieve veiligheid.
Flguur 3.40 8elasLingsconbinaLies consLrucLieve veiligheid
neL bijbehorende belasLingsfacLoren
06950505_Hfdst_03.indd 96 08-12-2005 16:52:30
3 DkACEN 97
1 hout
2 staal
3 prefabbeton (dak)
triplex dakplaat
balk
gelamineerde
ligger
cellenbeton
dakplaat
meander plaat
I - profiel
vakwerkligger
kanaalplaat
I - profiel
ligger
TT - plaat
4 prefabbeton (vloer)
Flguur 3.4T voorbeelden van liggers en plaLen die volgens heL liggerprincipe werken
3.3 Krachtswerklng
Hieronder volgL een overzichL van de krachLs-
werking in overspanningsconsLrucLies. Er zal
relaLief veel aandachL worden geschonken aan
de lineaire draagconsLrucLies, neL nane de zeer
veel voorkonende liggerconsLrucLies.
Doel is inzichL Le geven in de voor elk Lype con-
sLrucLie kennerkende krachLswerking bij heL op-
nenen van de belasLing en heL afdragen ervan
naar de fundering. Hierbij zullen veel hguren
worden geLoond on snel een indruk Le krijgen
van heL inwendige krachLenspel en de facLoren
die de krachLswerking beinvloeden.
3.3.T Llggers
3.3.T.a Overzlcht
Liggers worden zeer veel LoegepasL, zowel bij da-
ken als bij vloeren. liguur 3.41 biedL hiervan een
bescheiden overzichL.
8ij kleine overspanningen wordL de ligger in de
regel volwandig (= neL een gesloLen doorsnede)
uiLgevoerd. voor sLaal gebruikL nen hierbij
neesLal een dunwandig prohel (zoals heL
-prohel), voor houL en beLon neesLal een
rechLhoekig nassief prohel.
voor groLere overspanningen boven de 15 a
20 n kiesL nen bij sLaal neL heL oog op de
naLeriaalbesparing neesLal voor een vdkwcrk-
liggcr, hguur 3.41-2.
8ij houL en beLon geefL nen in heL algeneen
ook bij groLere lengLe de voorkeur aan heL rechL-
hoekige nassieve prohel (evenLueel neL eenvou-
dige uiLsparingen in heL niddengedeelLe van de
ligger), ondaL de exLra arbeidskosLen bij deze
naLerialen neesLal nieL opwegen Legen de naLe-
riaalbesparing, hguur 3.41-1 en 3.41-3.
liguur 3.41 LoonL ook enkele voorbeelden van
plaaLvornige clcmcntcn: de houLen LriplexplaaL,
de sLalen neanderplaaL, de cellenbeLonplaaL, de
kanaalplaaL en de dubbele 1-plaaL. Zij dragen
hoofdzakelijk op dezelfde wijze als de ligger,
nanelijk in n richLing, en zijn daaron waL
beLrefL hun gedrag dus als zodanig op Le vaLLen.
3.3.T.b Prlnclpe krachtswerklng llgger
Liggers worden door de zwaarLekrachLsbelasLin-
gen loodrechL op hun eigen as (= sysLeenlijn)
belasL. Deze belasLing besLaaL uiL de alLijd aan-
wezige pernanenLe belasLing en diverse vornen
van veranderlijke belasLing.
Door de verLicale belasLing wordL een willekeu-
rige doorsnede van de ligger belasL op buiging
en afschuiving gepaard gaande neL een buigend
06950505_Hfdst_03.indd 97 11-11-2005 12:00:34
9
1 ligger op twee steunpunten
2 ligger over twee velden
- lijn
- lijn
- lijn
- lijn
M
B A
A B

st
= -
2
1
8
= -
3
4

v
= -
1
2

max
= -
1
2

max
= -
2
1
8

m
a
x

m
a
x

x
= - ( - )
1
2

v; max
= -
2
1
8

v
= -
1
2

v; M
= 2 -

v
-
1
2
-
2
1
8
beeld. 8ij de gelijknaLig verdeelde belasLing be-
hoorL de 'gewone' = Lweede graads parabool als
nonenLenlijn.
Sons worden de liggers ook anders gerang-
schikL, bijvoorbeeld in een driehoekig paLroon
of in radiale richLing. ln zulke gevallen zal de
belasLing nieL neer als gelijknaLig verdeeld Le
schenaLiseren zijn.
ln heL voorbeeld van hguur 3.43-2 gaan bij een
achLkanLige hal de hoofdliggers radiaalgewijs
door n niddelpunL. Hierdoor verloopL de
belasLing bij benadering lineair aopend naar
heL niddelpunL. 8ij deze belasLing behoorL een
zogeheLen derde graads parabool als nonen-
Lenlijn. We zien daL deze nonenLenlijn zich
aanpasL aan de belasLingsverdeling, daar waar de
belasLing heL grooLsL is, is ook de afbuiging van
de nonenLenlijn heL sLerksL.
3.3.T.d Relatle bulgend moment en
benodlgde doorsnede
HeL naxinaal opLredende buigend nonenL is
bepalend voor de sLerkLe van de ligger en heL
nonenLvlak is bepalend voor de sLijfheid ervan.
Minder groLe nonenLen leiden LoL verlaging van
de buigspanningen en LoL vernindering van de
doorbuiging. Anders gezegd: door heL naaL-
gevend buigend nonenL (en daarnee indirecL
heL nonenLvlak) Le verkleinen kan nen bespa-
ren op de benodigde doorsnede van de ligger.
nonenL en een dwarskrachL in die doorsnede.
liguur 3.42 LoonL een uiLwerking van de
nonenLen- en dwarskrachLenlijn voor een
nvelds- respecLievelijk Lweeveldsligger.
3.3.T.c Nlet-gell[kmatlg verdeelde belastlng
MeesLal kan de belasLing op een ligger worden
geschenaLiseerd LoL gelijknaLig verdeeld. De
gelijknaLig verdeelde belasLing geldL in heL
algeneen voor liggers die in een orLhogonaal
(= rechLhoekig) grondplan worden geplaaLsL.
liguur 3.43-1 geefL hiervan een eenvoudig voor-
Flguur 3.42 DwarskrachL en buigend nonenL bij gelijknaLig verdeelde belasLing
06950505_Hfdst_03.indd 98 08-12-2005 16:53:39
3 DkACEN 99
Flguur 3.43 MonenLenlijnen bij evenwijdige en radiale plaaLsing van de liggers
2
- lijn: tweede-graads parabool
- lijn: derde-graads parabool

-
2
1
8
-
2
1
12
Flguur 3.44 keducLienogelijkheid A h bij afnane naaLgevend buigend nonenL
1 optredend moment
2 gereduceerd moment

0
= [100 %]

0

0
= [100 %]

1
[50 %]

1

1
[50 %]
voor heL verband Lussen de benodigde door-
snede en heL naxinaal buigend nonenL kun-
nen we als sLelregel aanhouden:
A h :: M
nax
waarin:
A = oppervlak doorsnede
h = hoogLe doorsnede
:: = is evenredig neL
liguur 3.44 LoonL neL een eenvoudig voorbeeld
hoe een aangenonen nonenLreducLie van 50%
kan worden verLaald in winsL in heL oppervlak of
de hoogLe van de doorsnede of een conbinaLie
van beide.
06950505_Hfdst_03.indd 99 11-11-2005 12:00:37
T00
1 deel skelet hal
2 momentenlijn voor rustende belasting
op de hoofdliggers

0
dakplaten gording
kolom
'stangenveelhoek'
voor geconcen-
treerde -lasten
parabolische kromme voor
gelijkmatig verdeelde belasting
hoofdligger
A
B
B A

A
= 4 = -
1
2
met = -
1
8

B
=
A
-
1
2
-
1
2

0
= = -
1
8
2
DiL eenvoudige voorbeeld naakL al duidelijk daL
heL zinvol is Le sLreven naar verkleining van heL
naaLgevende nonenL en een zo gunsLig noge-
lijk nonenLenverloop. Deze momcntrcductic kan
worden beschouwd als n van de belangrijksLe
doelsLellingen van heL consLrucLief onLwerp van
de ligger.
DiL geldL overigens nieL alleen voor heL onLwerp
van de ligger, naar ook voor andere overspan-
ningsvornen zoals de boog en heL hangdak.
3.3.T.e Reductlemogell[kheden bulgend
moment
Er zijn diverse consLrucLieve nogelijkheden on
heL verloop van heL buigend nonenL in de lig-
ger gunsLig Le beinvloeden en heL naaLgevend
nonenL Le reduceren.
On enig zichL Le krijgen op diL belangrijke as-
pecL van heL consLrucLief onLwerpen bekijken we
vijf reducLienogelijkheden Len aanzien van heL
buigende nonenL:
T porLaalwerking benuLLen,
2 ligger afspannen,
3 kolonnen verplaaLsen,
4 exLra kolonnen plaaLsen,
5 Luien aanbrengen.
We passen deze naaLregelen Loe op de hoofdlig-
gers van hguur 3.45. Deze hguur LoonL een deel
van heL dakskeleL voor een hal. De hoofdliggers
worden in eersLe insLanLie scharnierend onder-
sLeund verondersLeld op de beide uiLeinden.
1ussen de hoofdliggers zijn gordingen geplaaLsL
waarop de dakplaLen rusLen.
De gordingen geven geconcenLreerde lasLen af
op de hoofdliggers. De bijbehorende nonen-
Lenlijn wijkL echLer naar weinig af van de para-
bool die bij de gelijknaLig verdeelde belasLing
behoorL. We beschouwen de hoofdliggers in heL
vervolg dan ook gewoon als gelijknaLig verdeeld
belasL.
verder sLellen we als vergelijkingswaarde:
M
0
=
1
--
8
q |
2
= 100%
4 lortddlwcrking bcnuttcn
Door de ligger buigsLijf Le verbinden neL de ko-
lonnen wordL een portddl LoL sLand gebrachL.
Door porLaalwerking LreedL een Legenwerkend
:tcunpunt:momcnt op bij de opleggingen van de
ligger die in nindering kan worden gebrachL op
de M
0
. De grooLLe van heL sLeunpunLsnonenL is
afhankelijk van de buigweersLand die de spanL-
benen bieden. liguur 3.4 LoonL schenaLisch
drie porLalen: de bovensLe neL slanke, weinig
buigsLijve spanLbenen, de niddelsLe neL niddel-
zware spanLbenen en de ondersLe neL zware, zeer
buigsLijve spanLbenen. On een beLekenisvolle
reducLie van heL naaLgevend nonenL Le verkrij-
gen noeL de buigweersLand van de spanLbenen
aanzienlijk zijn. DiL vereisL een buigsLijfheid die in
dezelfde orde ligL als de spanLregel (de ligger).
Flguur 3.45 DakconsLrucLie boven een hal neL nonenLen-
lijn voor de hoofdliggers
06950505_Hfdst_03.indd 100 11-11-2005 12:00:39
3 DkACEN T0T
HeL naaLgevend nonenL kan naxinaal Lerug
worden gebrachL LoL 50% van M
0
zoals hguur
3.4-3 LoonL. ln daL geval is heL opLredende
sLeunpunLsnonenL gelijk en LegengesLeld aan
heL resLerend vcldmomcnt in de ligger.
Deze 'nonenLwinsL' kan nen onzeLLen in be-
sparingen op de doorsnede of de hoogLe van
de ligger. Maar of de beoogde porLaalwerking
er qua kosLen uiLspringL is nog naar de vraag.
WanL de gewensLe nonenLreducLie in de ligger
sLelL nieL alleen zware eisen aan de buigsLijfheid
van de beide spanLbenen en de verbinding neL
de ligger, naar bovendien noeL in conbinaLie
hiernee een groLe horizonLale krachL aan de
voeL van de spanLbenen worden weersLaan.
Deze 'spaLkrachL' noeL door de vloerconsLrucLie
of fundering zonder nerkbare zijdelingse vervor-
ning kunnen worden opgenonen, wil de por-
Laalwerking effecLief zijn.
|dll portddl mct pcndclkolom
liguur 3.47 LoonL een hdll portddl waarbij de
ligger links buigsLijf is verbonden neL heL spanL-
been en rechLs is geplaaLsL op een pendelende
kolon.
A B
B' A'
pendel-
kolom

h
= 0
1 verticale belasting
2 horizontale belasting

v

v

Flguur 3.47 Half porLaal neL pendelkolon


Zoals uiL heL nonenLenverloop blijkL is deze
consLrucLiewijze in feiLe zinloos, alLhans bij de
verLicale belasLing volgens hguur 3.47-1. ln-
ners, pendelkolon 88' kan slechLs een verLicale
reacLiekrachL leveren volgens de werklijn door
beide scharnierpunLen 8 en 8'. 8ij de gegeven
verLicale belasLing q zal dus ook spanLbeen AA'
slechLs een verLicale reacLiekrachL leveren (dus
l
h
= 0), waardoor AA' geen Legenwerkend sLeun-
punLsnonenL kan onLwikkelen, hoe sLijf heL
spanLbeen ook wordL uiLgevoerd.
HeL halve porLaal neL pendel kan wl acLief wor-
den ingezeL voor heL opnenen van horizonLale
belasLing (wind en dergelijke) volgens hguur
3.47-2.
Flguur 3.46 PorLaalwerking
1 spantbenen weinig buigstijf
2 spantbenen matig buigstijf
3 spantbenen zeer buigstijf

h; 1

h; 1

h; 2

h; 2

h; 3

h; 3

v

v

v

v

0
= -
2
1
8

v
= -
1
2

h
= variabel
06950505_Hfdst_03.indd 101 11-11-2005 12:00:41
T02
1 belasting ligger zonder voorspanning
2 alleen voorspanning
3 belasting en voorspanning samen
+
v
+
v



variant oplossing
kraagarm
ligger
kraagarm
funderingsbalk
wartel
trekstang

voorsp.
=

0
= -
2
1
8

v
= -
1
2
v
Flguur 3.4 Ligger afspannen
4 |iggcr dl:pdnncn
Door de ligger aan weerskanLen Le laLen uiL-
kragen en vervolgens beide kraagarnen neL
trck:tdngcn aan de fundering Le verbinden,
hguur 3.48, kan nen de nonenLenlijn in de
ligger op vergelijkbare wijze beinvloeden als neL
heL porLaal is bereikL.
Door niddel van 'warLels' die naar wens kunnen
worden aangedraaid kan nen zelf de grooLLe
van de LrekkrachL in de LreksLangen bepalen en
daarnee de naLe waarin de ligger heL besLe kan
worden voorgespannen. Door bij de nonenLen-
lijn voor de gelijknaLig verdeelde belasLing,
hguur 3.48-1, de gewensLe nonenLenlijn vol-
gend uiL de voorspanning, hguur 3.48-2, op Le
Lellen kan heL beoogde effecL overeenkonsLig
hguur 3.48-3 worden bereikL.
8ekijkL nen heL resulLaaL kriLisch, dan zieL nen
daL door de afspanning heL naaLgevend no-
nenL in de ligger ook hier kan worden Lerug-
gebrachL LoL een nininun gelijk aan de helfL
van M
0
. Deze oplossing roepL echLer zeer groLe
krachLen op in de aansluiLende consLrucLiedelen
on de gewensLe voorspanning Le bereiken. DiL
leidL LoL een kosLbare bijkonende consLrucLie,
vooral van de fundering.
cnzijdigc dl:pdnning
Anders dan in heL geval van een half porLaal op
pendelkolon kan een eenzijdig aangebrachLe
verLicale LreksLang overeenkonsLig hguur 3.4-1,
bij verLicale belasLing wl LoL onLplooiing konen.
vergeleken neL de krachL die in de LreksLang
noeL worden onLwikkeld en de exLra groLe druk-
krachL in kolon AA' als gevolg daarvan, is de
nonenLwinsL die op deze wijze kan worden be-
reikL echLer LeleursLellend klein ondaL M
0
slechLs
neL ongeveer 33% wordL LeruggebrachL.
voerL nen de LreksLang overeenkonsLig hguur
3.4-2 schuin Lerug naar de voeL van de kolon,
dan blijkL een eenzijdige LreksLang neL zo nin
acLief Le kunnen worden ingezeL als een half por-
Laal. 8ij voeLpunL A' kan inners weer geen ho-
rizonLale krachL op de fundering (palen) worden
afgegeven en daardoor kan dus ook geen sLeun-
punLsnonenL bij punL A worden onLwikkeld.
06950505_Hfdst_03.indd 102 11-11-2005 12:00:42
3 DkACEN T03
Flguur 3.49 Eenzijdige afspanning
nulstaaf !
1 verticale trekstang
2 schuine trekstang
A
A'
B
B'
A
A'
B
B'

v
= -
A
-
0
2
3
+
v

v

v

v

1 kleine verplaatsing
2 grotere verplaatsing zodat steunpuntsmoment
gelijk is aan het veldmoment

st

st

v
0,2 0,2 ' 0,6

v
-
st
17 % van
0
Flguur 3.50 OpLinalisaLie plaaLsing sLeunpunLen
4 |olommcn vcrplddt:cn
Als in de ruinLe van de hal kolonnen nogen
worden geplaaLsL, kan heL naaLgevend nonenL
vergaand worden gereduceerd door beide
kolonnen naar binnen Le verplaaLsen
DiL effecL is heL gunsLigsL als heL sLeunpunLsno-
nenL M
sL
gelijk is aan heL resLerend veldnonenL
M
v
, hguur 3.50-2.
DiL is heL geval indien de kolonnen op een
afsLand d = 0,2 | = 0,33 |' van de beide ligger-
einden af worden geplaaLsL.
HeL naaLgevend nonenL kan hierdoor worden
LeruggebrachL LoL circa 17% van M
0
!
iL hguur 3.51 blijkL overigens daL deze winsL
nieL Len volle is Le realiseren als we de verander-
lijke belasLing alleen naar laLen aangrijpen op
heL niddenveld en de beide uiLkragingen onbe-
lasL laLen.
voor de pernanenLe en de veranderlijke belas-
Ling Lezanen kan nen daaron beLer rekenen op
een haalbaar nininun van circa 25% van M
0
.
06950505_Hfdst_03.indd 103 11-11-2005 12:00:45
T04
volbelasting door permanente belasting
superpositie 1 en 2 3
deelbelasting (middenveld) door
veranderlijke belasting
2
Q
q
Q
q
1
Q
q
G
q
G
q
G
q
Flguur 3.5T volbelasLing en deelbelasLing

st

0,3

v
-
st
35 % van
0
' 0,7
Flguur 3.52 Eenzijdige kolonverplaaLsing
q
0
M
0
M - -
Flguur 3.53 Enkele niddenkolon
enzl[dlge kolomverplaatslng
ln plaaLs van de kolonnen synneLrisch naar
binnen Le verplaaLsen kan nen ook slechLs
n van de beide kolonnen oppakken en ver-
schuiven. liguur 3.52 LoonL heL effecL op de
nonenLenlijn als alleen de rechLerkolon wordL
verschoven.
HeL opLinun wordL in diL geval bereikL bij een
uiLkraging van d = 0,3 | = 0,43 |'.
ln daL geval kan heL naaLgevend nonenL wor-
den LeruggebrachL LoL circa 35% van M
0
.
Ook deze winsL kan nieL volop worden bereikL in-
dien de veranderlijke belasLing alln op heL veld
Lussen de kolonnen wordL geplaaLsL en nieL op
de uiLkraging. keken daaron bij een eenzijdige
kolonverplaaLsing neL een haalbaar nininun
van circa 40% van M
0
.
n enkele kolom ln het mldden
verschuiven we beide kolonnen ng verder
naar heL nidden, dan konen ze Len sloLLe sanen
in heL nidden. liguur 3.53 laaL heL nonenL-
beeld zien van de ligger indien deze slechLs
wordL ondersLeund door n enkele kolon in
heL nidden. 8ij een uiLkraging van
1
}
2
| Ler weers-
zijden van heL nidden is dan heL piekvornige
sLeunpunLsnonenL
M
sL
= M
0
.
06950505_Hfdst_03.indd 104 11-11-2005 12:00:48
3 DkACEN T05
tussenkolom in het midden 1
0
M
1_
4
1_
4
0
M
tussenkolom excentrisch van het midden 2
4
_1
0
M
_
4
1
M
0
v
M
st.
M
=
= -
q
q
Flguur 3.54 1oevoeging exLra Lussenkolon
Deze kapconsLrucLie neL een cnkclvoudigc kolom
in heL nidden is zeer gevoelig voor scheefsLand.
8ovendien is heL insLabiliLeiLsgevaar levensgrooL
aanwezig. Men zal dus bijzondere waarborgen
noeLen Lreffen Len aanzien van de sLijfheid en
sLabiliLeiL on deze consLrucLiewijze levensvaLbaar
Le naken, bijvoorbeeld door de einden lichL af Le
spannen naar de fundering.
4 xtrd kolommcn plddt:cn
Ook kan worden overwogen n of neer sLeun-
punLen exLra Le plaaLsen. HeL Loevoegen van
tu::cnkolommcn is zeer winsLgevend voor heL
buigend nonenL in de ligger.
liguur 3.54 geefL Lwee voorbeelden neL een
exLra Lussenkolon, beide sLaLisch bepaald.
ln hguur 3.54-1 is de Lussenkolon in heL nidden
geplaaLsL neL de in Lwee helfLen opgedeelde lig-
ger daar scharnierend opgelegd. Zo wordL heL
naaLgevende nonenL LeruggebrachL LoL 25%
van M
0
.
ln hguur 3.54-2 is de Lussenkolon waL naar
rechLs verschoven neL behoud van heL scharnier
in heL nidden (heL linker liggerdeel is hier dus
opgelegd op heL rechLerdeel). 8ij de verplaaLsing
is ervoor gezorgd daL heL sLeunpunLsnonenL
rechLs gelijk en LegengesLeld is aan heL naxi-
nale veldnonenL links. Ook in diL geval kan heL
naaLgevende nonenL worden LeruggebrachL
LoL 25% van M
0
.
Stdti:ch onbcpddldc liggcr
Men kan de ligger ook over Lwee of neer velden
laLen doorgaan zonder Lussenscharnier. 8ij een
ligger over Lwee velden wordL deze hierdoor
nvoudig sLaLisch onbepaald, bij een ligger
over drie velden Lweevoudig sLaLisch onbepaald
enzovoorL.
Men zal in een sLaLisch onbepaalde consLrucLie
de precieze krachLsverdeling slechLs kunnen be-
palen indien naasL de evenwichLsvoorwaarden
k heL vervorningsgedrag in rekening wordL
gebrachL.
liguur 3.55-1 LoonL heL resulLaaL van een door-
gaande ligger over Lwee velden. 8epalend is in
daL geval heL middcn:tcunpunt:momcnt bij vol-
belasLing. DiL nonenL heefL de grooLLe van 25%
van M
0
.
ln hguur 3.55-2 is een doorgaande ligger over
drie velden geLekend neL Lwee Lussenkolon-
nen. Zijn de drie velden gelijk, dan kan heL
naaLgevend nonenL worden LeruggebrachL LoL
zo'n % van M
0
.
Men zou kunnen overwegen nog neer Lussen-
kolonnen Le plaaLsen, naar heL is de vraag of
de bijkonende nonenLwinsL dan nog wel op-
weegL Legen de exLra Le plaaLsen kolonnen.
06950505_Hfdst_03.indd 105 11-11-2005 12:00:49
T06
Flguur 3.55 Doorgaande ligger
gerberligger - systeem, variant a
gerberligger - systeem, variant b 3
b
3
a
q
doorgaande ligger over drie velden
doorgaande ligger over twee velden 1
2
q
q
3 gespreide tui-ophanging
2 dubbele tui-ophanging
1 enkele tui-ophanging in het midden

5
16

5
16

draagtui
koppeltui
ankertui
wartel
mast
Flguur 3.56 CeLuide ligger
Cerberllggersysteem
liguur 3.55-3 laaL Lwee voorbeelden zien van
een drieveldsligger neL Lwee sLraLegisch ge-
plaaLsLe scharnieren. Een dergelijke consLrucLie-
wijze sLaaL bekend onder de naan Ccrbcrliggcr
(genoend naar een DuiLse consLrucLeur Cerber
uiL de 1
e
eeuw).
Deze sLaLisch bepaalde consLrucLie behoefL qua
nonenLenverdeling naar weinig onder Le doen
voor de scharnierloze doorgaande ligger.
De synneLrische scharnierverdeling volgens va-
rianL a is hierbij beLer dan de eenzijdige plaaLsing
volgens varianL b, zowel uiLvoeringsLechnisch
als waL beLrefL de veiligheid en heL vervornings-
gedrag.
4 Tuicn ddnbrcngcn
ln plaaLs van Lussenkolonnen aan Le brengen
kan nen de ligger onderweg ook ophangen aan
Luien. Door de ligger Le Luien kan een zeer gun-
sLig nonenLenbeeld worden verkregen.
liguur 3.5-1 LoonL een oplossing neL een cnkcl-
voudigc tui-ophdnging in heL nidden.
06950505_Hfdst_03.indd106 11-11-200512:00:51
3 DkACEN T07
schuineankertuien
R
2
q
R
verticaleankertuien 1
R
t
m
R
q
m
R
R
t
Flguur 3.57 verankering Luien
van hieruiL gaan Lwee draagLuien synneLrisch
naar op de ligger aangrenzende nasLen on
vervolgens via koppel- en ankerLuien Le worden
verbonden neL de fundering. De Luien kunnen
door niddel van warLels worden aangespannen.
Zo kan nen zelf de grooLLe van de ophangkrachL
bepalen waar de Luien op de ligger aangrijpen.
8ij een enkele Lui-ophanging in heL nidden kan
heL naaLgevend nonenL worden Lerug-
gebrachL LoL nininaal circa eenzesde deel van
M
0
uiLgaande van een gelijknaLig verdeelde
volbelasLing. Ceconbineerd neL een evenLuele
eenzijdige veranderlijke belasLing kan nen
rekenen op een reducLie LoL 20 a 25% van M
0.
Door beide Luien gespreid op de ligger Le laLen
aangrijpen kan de nonenLwinsL nog aanzienlijk
worden opgevoerd. De gunsLigsLe posiLie bij
Lwee Lui-ophangpunLen wordL bereikL wanneer
deze overeenkonsLig hguur 3.5-2 op circa
5
}
1
|
vanuiL de liggereinden op de ligger aangrijpen.
Hierdoor kan heL buigend nonenL worden Le-
ruggebrachL LoL circa % van M
0
(vergelijkbaar
neL de doorgaande ligger over drie velden vol-
gens hguur 3.55-2.
ln hguur 3.5-3 zijn vervolgens beide Luien in
Lweeen gespliLsL, waardoor heL naaLgevend
nonenL nog weer ieLs verder kan worden Lerug-
geschroefd. De keuze voor neerdere Lui-ophan-
gingen is in heL algeneen consLrucLief aanLrek-
kelijker naarnaLe de overspanning van de ligger
groLer is.
Vcrdnkcring tuicn
On de ligger Le Luien noeLen groLe krachLen
naar de fundering worden afgeleid.
ln de behandelde gevallen grijpen de ankerLuien
nerendeels verLicaal op de fundering aan, even-
wijdig aan de nasLen. DiL leidL erLoe daL over-
eenkonsLig hguur 3.57-1 aan weerskanLen van
de geLuide ligger Lwee indrukwekkende krachLen
op korLe afsLand van elkaar door de fundering
noeLen worden opgenonen: druk vanuiL de
nasL en Lrek vanuiL de ankerLui.
ln hguur 3.57-2 is diL beLer geregeld. Door de
ankerLuien schuin Lerug Le voeren naar de voeL
van de nasLen en daar Le verankeren, wordL
nanelijk een nooie 'korLsluiLing' van de druk-
krachL in de nasL en de LrekkrachL in de dnkcr-
tui bereikL. DiL resulLeerL in een veel gunsLiger
krachLenresulLanLe die door de fundering noeL
worden opgenonen.
Tuibdldn:
Nog beLer is heL krachLenspel als de nasLen naar
binnen worden geschoven waardoor de uiLkra-
gende liggereinden kunnen worden benuL als
LegenwichL voor heL nog resLerende niddenveld,
en de LuikrachLen dus nieL neer behoeven Le
worden afgevoerd naar de fundering. DiL ideaal
verkrijgL nen als beide uiLkragende delen precies
in evenwichL verkeren neL heL resLerende nid-
denveld zoals hguur 3.58-1 LoonL.
Hierbij noeL wel neLeen worden opgenerkL daL
de Luibalans slechLs effecLief is bij gelijke belas-
Ling van heL niddenveld en de beide uiLkragin-
gen zoals bij volbelasLing heL geval is waarbij de
LuikrachLen elkaar keurig in evenwichL houden.
06950505_Hfdst_03.indd107 11-11-200512:00:53
T0
Flguur 3.5 1uibalans
alleen middeneld bela door
Q
alleen ikragingen bela door
b

permanente belasting 1
q
Q
q
G
Flguur 3.59 Luifeldak, synneLrisch geLuid
permanente belasting +
eenzijdige veranderlijke belasting
2
permanente belasting 1
G
q
Q
q
G
q
1en aanzien van de veranderlijke belasLing zijn
de Luien daarenLegen vrijwel krachLeloos als
overeenkonsLig hguur 3.58-2 alleen naar heL
niddenveld (geval a) respecLievelijk de beide
uiLkragingen (geval b) worden belasL.
DiL Lype draagconsLrucLies is slechLs geschikL
voor overkappingen die vrij uiLkragen.
|dp dl: luilcl
Een kapconsLrucLie kan ook als luifel worden
uiLgevoerd, bijvoorbeeld volgens heL nodel van
hguur 3.5. Hoewel de Luien ook nu weer kun-
nen zorgen voor een gunsLig nonenLenbeeld
in de ligger, blijkL uiL de hguur hoe ongunsLig in
diL geval de krachLsopnane en afdrachL naar de
fundering uiLpakL bij eenzijdig aangrijpende ver-
anderlijke belasLing. verder is deze oplossing zeer
gevoelig voor scheefzakken.
3.3.2 Drukspanten
ln heL voorgaande Loonden we diverse neLho-
den on heL naaLgevend buigend nonenL in de
ligger Le verkleinen, enerzijds door heL oproepen
van sLeunpunLsnonenLen Ler onLlasLing van de
veldnonenLen (door porLaalwerking of door
heL opspannen van de ligger neL LreksLangen),
anderzijds door heL feiLelijk verninderen van de
overspanning (overige neLhoden). 8ij een gege-
ven belasLing kan hierdoor neL dezelfde door-
snede een groLere overspanning worden bereikL.
MeL heL Loepassen van druk:pdntcn kunnen op
een andere wijze groLe nonenLreducLies wor-
den behaald. MeL nane is diL heL geval bij heL
boogspanL, in nindere naLe bij heL hiernee
verwanLe kniespanL en bij andere overspannings-
consLrucLies die prinair op druk worden belasL.
liguur 3.0 geefL enige voorbeelden van druk-
spanLen.
3.3.2.a Boogspant
8oogspanLen zijn consLrucLief aanLrekkelijk door
de boogwcrking. De loop van de boog
(= boogas) wordL bij voorkeur zodanig gekozen
daL door de belasLing alleen zuivere druk in de
boog opLreedL en geen buigend nonenL, diL is
alLhans heL ideaal.
06950505_Hfdst_03.indd108 08-12-200516:58:41
3 DkACEN T09
Flguur 3.60 DrukspanLLypen en -vornen
Flguur 3.6T vergelijking Lrekboog, drukboog en ligger
2 buigstijve drukboog
1 buigslappe trekboog
3 buigstijve ligger
2
b
3
a
3
b
1
b
2
a
1
a
systeemlijn
omgekeerde kettinglijn
systeemlijn = treklijn
G
vervorming trekboog
door belasting
Q
gaat uit zichzelf hangen als kettinglijn
systeemlijn = treklijn
druklijn

0

0
= -
G

2
1
8
1
16

0
= -
Q

2
1
16
= -
Q

2
^
verondersLel voor een goed begrip eersL een
buigslappe hangkabel, opgehangen Lussen Lwee
sLeunpunLen, hguur 3.1-1. De kabel kan alleen
naar Lrek opnenen, verlopend volgens de
kabelas. 8uigende nonenLen zijn per dehniLie
uiLgesloLen, drukkrachLen kunnen evennin wor-
den opgenonen. Elke belasLingverandering leidL
onniddellijk LoL wijziging in de sLand van de
kabel.
HoefL de kabel overeenkonsLig hguur 3.1-1a
alleen zichzelf Le dragen, dan neenL deze door
z'n eigen gewichL de vorn van een keLLinglijn
aan. 8ij een willekeurig gekozen andere belas-
Ling, zoals de eenzijdige belasLing q
Q
van hguur
3.1-1b, krijgL de kabel een aangepasL verloop.
1 portaalspant 2 gedruktkniespant
3 kniespant 4 knieboogspant
5 kniespantmet
overstek
6 kniespantmetover-
stekenopengewerkte
spantbenen
7 steekspantof
driehoekspant
8 hoogboogspant
9 segmentspantmet
trekstang
10 laagboogspantmet
trekstang
11 laagkniespantmet
schuinebenen
12 laagboogspantmet
sterkekromming
aandeeinden
(bijv.korfboog)
06950505_Hfdst_03.indd109 11-11-200512:00:58
TT0
KorLon: de sysLeenlijn van de buigslappe kabel
valL sanen neL de Lreklijn.
8ij een sLaande boog volgens hguur 3.1-2 slaaL
de Lreklijn on in een druklijn.
De druklijn heefL evennin een vasLe sLand: ook
deze sLelL zich in overeenkonsLig de opLredende
belasLing. De sysLeenlijn van de op druk belasLe
boog is echLer wl gehxeerd, ondaL de boog
anders inners nieL kan besLaan.
De kunsL is nu on de afsLand Lussen de variabele
druklijn enerzijds en de vasLe sysLeenlijn ander-
zijds zo klein nogelijk Le houden on heL opLre-
den van buigende nonenLen zoveel nogelijk Le
beperken.
WaL beLrefL de pernanenLe belasLing (heL eigen
gewichL van de boog plus de rusLende belasLing)
kan nen ervoor zorgen daL de boogd:
(= sysLeenlijn) inderdaad sanenvalL neL de
druklijn voor deze belasLing, hguur 3.1-2a.
veranderlijke belasLingen leiden echLer ononL-
koonbaar LoL variaLie in de loop van de druklijn.
Er onLsLaaL hierdoor voor de verschillende veran-
derlijke belasLingen als heL ware een druklijncn-
gcbicd waarbinnen de druklijn zich kan bewegen.
De afwijking van de druklijn Len opzichLe van de
boogas is hierbij de naaL voor de grooLLe van de
buigende nonenLen.
liguur 3.1-2b denonsLreerL diL voor een eenzij-
dige veranderlijke verLicale belasLing op de boog.
Hoewel nieL Le verwaarlozen, is heL buigend no-
nenL in deze hguur Loch nog alLijd veel kleiner
dan die van de ligger voor een gelijke eenzijdige
belasLing zoals vergelijking neL hguur 3.1-3b
LoonL.
8ij boogconsLrucLies zijn buigende nonenLen
dus nooiL helenaal Le vernijden.
NieLLenin kan bij een consLrucLief goed gekozen,
nieL Le hoge boog heL naaLgevende buigende
nonenL voor de pernanenLe en de veranderlijke
belasLing Lezanen neL enig beleid worden be-
perkL LoL zo'n 10 a 20% van die van de ligger.
3.3.2.b Knlespant
NaasL de boogconsLrucLie prohLeerL ook heL hier-
nee verwanLe kniespanL van heL nechanische
voordeel van de boogwerking.
liguur 3.2 LoonL opnieuw de nonenLenlijn
voor de ligger op Lwee sLeunpunLen bij gelijk-
naLig verdeelde belasLing, nu in vergelijking neL
heL nonenLenbeeld daL een kniespanL opleverL.
ln n oogopslag kan nen consLaLeren daL voor
heL geLekende kniespanL heL resulLaaL er een
sLuk gunsLiger uiLzieL, naar Loch ook daL er neL
nane bij de knieen nog vrij aanzienlijke nonen-
Len opLreden.
M
0
q
ligger 1
momentenlijn
kniespant 2
druklijn
q
M
0
systeemlijn
f =
^
momentenvlaktussen
druklijnensysteemlijn
`gewone`weergavemomentenlijn
zelfdekromme
2
a
2
b
Flguur 3.62 vergelijking Lussen ligger en kniespanL
Door bij heL kniespanL de helling van de spanL-
arnen Le varieren kan nen heL nonenLenbeeld
sLerk beinvloeden, hguur 3.3.
HeL schena volgens nodel 2 is hierbij gelijk aan
daL van hguur 3.2-2. We zien daL heL hierbij be-
horende nonenLenbeeld er verhoudingsgewijs
gunsLig uiLzieL.
Model 1 is ninder gunsLig.
Model 3 is een bijzonder geval ondaL hier heL
kniespanL is overgegaan in een driehoeksspanL of
sLeekspanL neL nog slechLs Lwee rechLe spanL-
benen of sLrekken. 1en opzichLe van de ligger
leverL diL nodel een respecLabele nonenLwinsL
op.
06950505_Hfdst_03.indd110 11-11-200512:00:59
3 DkACEN TTT
M
0
momentenvlaktussen
druklijnensysteemlijn
DgewoneD weergave b a
momentenlijn
2
_
3
-
M -
3
_
1
0
4
+
1
_
0
M
lengtespantbeen=
2
_
3
f
lengtespantbeen=
3
_
1
f
model2 2
1 model1
model3 3
M
0
Flguur 3.63 MonenLbeeld in spanLconsLrucLie bij variaLie
in heL verloop van de spanLarn
Flguur 3.64 Enige kniespanLvarianLen neL nonenLenvlak
kniespantmethellendebenen 1
knieboogspant 3
q
G
enlaaggeplaatsteknieen
kniespantmethellendebenen
enhooggeplaatsteknieen
2
G
q
q
G
Door de knieen af Le ronden of de spanLbenen
schuin Le plaaLsen kan nen eveneens belangrijke
winsLen behalen op de naaLgevende nonen-
Len, hguur 3.4.
Deze afrondingen en afschuiningen kunnen
naLuurlijk alleen naar plaaLsvinden als heL
gewensLe prohel van vrije ruinLe diL LoelaaL.
3.3.2.c Opname spatkracht
De krachL die heL boogspanL of een ander
drukspanL aan de voeL op de ondersLeuningen
afgeefL loopL in de richLing van de druklijn. Deze
krachL kan worden onLbonden in een verLicale
en een horizonLale conponenL. De horizonLale
conponenL werkL naar buiLen en wordL daaron
spaLkrachL genoend.
ConsLrucLief gezien is een passende opvang van
de spaLkrachL van essenLieel belang, wil de boog-
werking zich volledig kunnen onLwikkelen.
liguur 3.5 LoonL drie voorbeelden van een
boog neL rolopleggingen, waarlangs slechLs ver-
Licale krachLen kunnen worden afgedragen op
de ondersLeuningen.
De spanLen van hguur 3.5-1 en 3.5-2 kun-
nen hun spaLkrachLen nieL kwijL. Hierbij is de
driescharnierboog van hguur 3.5-1 gedoend
in Le sLorLen en de Lweescharnierboog van hguur
3.5-2 wordL gedwongen Le werken als ligger.
De driescharnierboog van hguur 3.5-3 kan zich
wel onLplooien als boogconsLrucLie door de kop-
peling van beide voeLpunLen via een LreksLang.
voor de opnane van de spaLkrachL is een Lrek-
sLang Lussen beide voeLpunLen veruiL de doel-
naLigsLe oplossing. Zoals hguur 3.-1 opnieuw
LoonL, behoeven de kolonnen bij een verLicale
06950505_Hfdst_03.indd111 11-11-200512:01:01
TT2
q
driescharnierboog
stortin 1
roloplegging
tweescharnierboog
roloplegging
spatkrachtkannietwordenopgenomen 2
geenboogwerkingboogvormigeligger
q
boogwerking 3
driescharnierboog
trekstang
Flguur 3.65 Analyse boogwerking
Flguur 3.66 Opnane spaLkrachL
met trekstang : zeer goed 1
trekstang
met ingeklemde kolommen : moeizaam 2
doorgetrokken boog : goed
met bok of juk : redelijk
4
3
trekstang in vloer
belasLing dan nog slechLs een verLicale reacLie-
krachL Le leveren.
AfdrachL van de spaLkrachL naar de fundering
door niddel van aan de voeL ingeklende kolon-
nen overeenkonsLig hguur 3.-2 is een veel
ninder goede oplossing, ondaL in diL geval de
kolonnen door de spaLkrachL zwaar op buiging
worden belasL. DiL leidL LoL een dure en deson-
danks Loch nog vervorningsgevoelige consLruc-
Lie.
8eLer is dan de oplossing van hguur 3.-3 neL
een verbrede voeL door niddel van een bok- of
jukcon:tructic. Hierdoor kan neL ninder naLeri-
aal een aanzienlijk sLijvere ondersLeuning worden
bereikL.
Men kan de spanLen overeenkonsLig hguur
3.-4 ook doorzeLLen LoL op de vloer onder de
gebruiksruinLe. Zo kunnen beide voeLpunLen
Loch nog weer rechLsLreeks door een doelnaLig
werkende LreksLang worden verbonden.
3.3.2.d 5pantconstructle als samenstel
Concluderend kan nen sLellen daL bij een
boogspanL nieL alleen noeL worden gekeken
naar heL boogvornige elenenL, naar daL Levens
rekening noeL worden gehouden neL de inrich-
Ling on de spaLkrachL op Le vangen (bij voorkeur
een LreksLang).
Een boogspanL of boogconsLrucLie besLaaL dus
afgezien van de verbindingen uiL Lwee delen:
T de boog,
2 de LreksLang (of een andere inrichLing on de
spaLkrachL op Le vangen).
06950505_Hfdst_03.indd112 11-11-200512:01:04
3 DkACEN TT3
OvereenkonsLig hguur 3.7-1 en 3.7-2 heefL
de boog een eigen consLrucLiehoogLe h, al of
nieL consLanL over de lengLe van de boog. Deze
hoogLe van de boog noeL duidelijk worden on-
derscheiden van de hoogLe van heL boogspanL.
Deze noenen we de pijlhoogLe l, hguur 3.7-1
en 3.7-2.

1 lage boog
2 hoge boog
3 a-symmetrisch kniespant
boog
trekstang
trekstang
boog
trekstang
pijlhoogte
Flguur 3.67 ConsLrucLiehoogLe h en pijlhoogLe l
8ij heL asynneLrische kniespanL van hguur
3.7-3 neL ongelijke voeLhoogLen kunnen
h en l op soorLgelijke wijze worden aangegeven.
LeL in diL laaLsLe geval ook op heL verloop van de
LreksLang.
3.3.2.e Vergell[klng boogspant met llgger
HeL boogspanL konL qua krachLswerking dichL
in de buurL van een ligger. Er zijn echLer Lwee
kennerkende verschillen. vergelijk hierLoe hguur
3.8:
T bij de boog zal de druklijn een wisselend ver-
loop kunnen innenen, afwijkend van de boogas.
De boog zal dus naasL druk ook buigende
nonenLen noeLen kunnen opnenen. 8ij de
gebogen bovenrand van de ligger loopL de druk-
lijn door de knooppunLen (of wijkL daar slechLs
weinig van af), welke gedaanLe heL belasLings-
schena ook aanneenL. De bovenrand zal dus
sLeeds (vrijwel alleen) op druk worden belasL,
2 de boog is in heL eigen vlak geheel zelfdra-
gend en heefL daaron in deze richLing een groLe
kniklengLe. 8ij de bovenrand is de kniklengLe in
heL eigen vlak van de ligger door de wandsLaven
echLer beperkL LoL de afsLand Lussen de knoop-
punLen.
1 boogspant
2 ligger met gebogen bovenrand
trekstang
gebogen bovenrand
onderrand
boog
Flguur 3.6 8oogspanL versus ligger
De boog noeL hierdoor een sLuk zwaarder wor-
den uiLgevoerd dan de bovenrand van de ligger.
DaarLegenover sLaan de diagonalen die bij de lig-
ger als een sLel exLra onderdelen noeLen worden
Loegevoegd Lezanen neL de verbindingen.
3.3.2.f Tweescharnlerspant
liguur 3. geefL heL effecL weer van heL hxeren
van de Lopscharnier voor een kniespanL. 8ij een
LweescharnierspanL zijn de beide spanLdelen in
de Lop buigsLijf verbonden, hguur 3.-2. Hier-
door is de druklijn vrij on een zo gunsLig noge-
lijke sLand in Le nenen neL zo weinig nogelijk
inwendige arbeid.
De verjonging van de spanLarnen naar de Lop
Loe (zoals bij heL driescharnierspanL, hguur
3..1) zal dan achLerwege noeLen blijven.
HeL hxeren van de Lop kan aanLrekkelijk zijn waar
een buigsLijve Lop vrij genakkelijk is Le verwezen-
lijken en waar een behoorlijke nonenLwinsL is Le
behalen.
06950505_Hfdst_03.indd 113 11-11-2005 12:01:06
TT4
Flguur 3.69 KniespanL, drie- en Lweescharnierend
1 driescharnierspant
2 tweescharnierspant

0
=
2 1
8

0
=
2 1
8
druklijn
systeemlijn
druklijn t.g.v
q q
rb
+
eg
druklijn t.g.v
q q
rb
+
eg
druklijn t.g.v
q q
rb
+
eg
eg
q
q
rb
q
rb
q
eg
q
rb
q
eg
1 boogspanten radiaal
vanuit het midden
2 boogspanten parallel 3 boogspanten uitwaaierend
vanuit drie voetpunten
Flguur 3.70 Draaiing boogspanLen Len opzichLe van elkaar
Nadeel is heL sLaLisch onbepaald zijn van heL
LweescharnierspanL waardoor zich onbedoeld
zogeheLen secundaire spanningen kunnen voor-
doen. 8ij sLaal kiesL nen daaron eerder voor een
LweescharnierspanL dan bij houL en beLon. Waar
onzeker is in hoeverre de voeLpunLen plaaLsvasL
zijn, zal worden gekozen voor een sLaLisch
bepaald driescharnierspanL.
3.3.2.g Draallng spanten ten opzlchte van
elkaar
SpanLconsLrucLies worden bij langshallen neesLal
evenwijdig aan elkaar geplaaLsL, naar bij cen-
Lraalhallen vaak ook waaiervornig.
liguur 3.70 LoonL als voorbeeld drie posiLionerin-
gen voor heL boogspanL:
T radiale plaaLsing bij een koepeldak,
2 parallelle plaaLsing bij een boogdak,
3 uiLwaaierende plaaLsing bij waaierdak (hier
driedelig).
veranderL de sLand van de spanLen Len opzichLe
van elkaar dan beinvloedL deze heL belasLings-
schena zoals in de afbeeldingen voor de ver-
anderlijke belasLing is aangegeven. Als gevolg
hiervan wijzigL ook heL verloop van de druklijn.
Deze is inners als bij de nonenLenlijn daar heL
sLerksL gekrond waar de belasLing heL grooLsL is.
De druklijn beweegL daaron in lichLe naLe nee
neL de verplaaLsing van de boogas heLgeen de
buigende nonenLen in de boog doeL afnenen.
06950505_Hfdst_03.indd 114 11-11-2005 12:01:08
3 DkACEN TT5
1
a
lage boog; permanent belast
2
a
hoge boog; permanent belast
1
b
lage boog; onder windbelasting
2
b
hoge boog; onder windbelasting
wind
wind
druklijn
druklijn
treklijn pijlhoogte

Flguur 3.7T lnvloed spanLhoogLe op krachLswerking


Flguur 3.72 KniklengLe boogspanL
mogelijke kniklijn
y
x
z

k
k
y
1 kniklengte eigen vlak spant wordt bepaald door
zijdelingse steun (hier: kruisverband)
2 kniklengte in eigen vlak
orde grootte :
veiligheidshalve :
k
= halve booglengte
k
1,25
3.3.2.h Hoge spanten
NaarnaLe de pijlhoogLe l groLer wordL, neenL
de spaLkrachL aan de voeL van de boog af, Ler-
wijl de drukkrachL in de boog nieL of nauwelijks
groeiL, hguur 3.71.
DaarenLegen zal de windbelasLing bij heL hoger
worden van de boog zich sLeeds sLerker nanifes-
Leren. 8ij hoge bogen noeL daaron neL verhou-
dingsgewijs groLe nonenLen worden gerekend,
nonenLen die van dezelfde orde van grooLLe
kunnen worden als die welke in de ligger kunnen
opLreden door wind. DiL geldL ook voor de ove-
rige spanLvornen.
3.3.2.l Knlklengte
SpanLconsLrucLies sLaan onder druk, er noeL
dus rekening worden gehouden neL knikgcvddr,
vergelijkbaar neL daL van de kolonnen.
LoodrechL op heL eigen draagvlak kan heL druk-
spanL neesLal goed worden gesLeund door de
gordingen, waardoor de kniklengLe in zijdelingse
richLing kan worden bekorL LoL de afsLand Lus-
sen de oplegpunLen voor de gordingen, hguur
3.72-1.
ln heL eigen vlak noeL heL spanL echLer zelfdra-
gend zijn van voeL LoL voeL. DiL resulLeerL in een
kniklengLe die Len ninsLe de helfL van de LoLale
sysLeenlengLe bedraagL, afhankelijk van de
spanLvorn, hguur 3.72-2.
3.3.3 Llnealre hangdaken
Een andere wijze on LoL een zo doelnaLig no-
gelijke overspanningsconsLrucLie Le konen neL
zo weinig nogelijk buigend nonenL is heL Loe-
passen van hangdaken.
Hangdaken werken volgens heL principe van de
trckboog. De opzeL van de Lrekboog hebben we
al eerder gezien in hguur 3.1 bij de vergelijking
neL de drukboog.
06950505_Hfdst_03.indd 115 11-11-2005 12:01:10
TT6
f
vrije hoogte
f
vrije
hoogte
1 hangboog met grote zeeg
2 hangboog met normale zeeg
f
f
Flguur 3.73 lnvloed zeeg op krachLswerking in een hang-
consLrucLie
8elasLing op Lrek kan bij naLerialen die zich daar
voor lenen (en daarbij denken we neL nane aan
sLaal) LoL zeer ranke consLrucLies leiden. 1rek-
kolonnen, LreksLangen, Luien en andere uiLslui-
Lend op Lrek belasLe consLrucLies hebben een
efhcienL naLeriaalgebruik.
8ij Lrekbogen geldL in eersLe aanleg heLzelfde
groLe voordeel.
3.3.3.a Analyse krachtswerklng ln de
trekboog
Zoals we eerder zagen gaaL de Lrekboog uiL
zichzelf in de vorn sLaan van een keLLinglijn, diL
geldL ook voor de rusLende belasLing indien deze
gelijknaLig verdeeld is per sLrekkende neLer
booglengLe.
Nadeel van buigslappe Lrekbogen is echLer daL
de vorn ervan zich voorLdurend zal willen aan-
passen aan wisselingen in de veranderlijke belas-
Ling (sneeuw, waLer en vooral wind). 8ovendien
kan de windbelasLing bij lichLe hangdaken LoL
hinderlijke slingeringen en Lrillingen leiden en
nogelijk zelfs gevaarlijke siLuaLies opleveren bij
druk in de LreksLaven of -kabels.
Ook de Lrekboog noeL dus worden versLijfd, zij
heL anders beargunenLeerd en ook neesLal
anders vorngegeven dan bij de drukboog.
verder zijn de inwendige krachLen bij een hang-
dak in heL algeneen veel groLer dan bij een
sLaand boogdak. DiL konL door de voorspanning
die neesLal in heL buigslappe hangdak wordL
ingebouwd. 8ovendien is de doorhang of zeeg
van heL hangdak neesLal veel kleiner dan de pijl-
hoogLe van heL boogdak in verband neL heL ge-
wensLe prohel van vrije ruinLe. liguur 3.73 laaL
de consequenLies zien van heL verkleinen van de
zeeg l voor de LrekkrachL in heL hangdak en de
gevolgen daarvan voor de reacLiekrachLen in de
ondersLeuningsconsLrucLie.
3.3.3.b Verstl[vlng trekboog
liguur 3.74-1 laaL een onversLijfd dak zien. voor
heL weersLaan van de nieL-pernanenLe belasLing
is een vcr:tijving:con:tructic nodig.
De nogelijkheden die hiervoor in aannerking
konen zijn:
T zwaar dak,
2 buigssLijve hangboog,
3 afspanning in heL eigen vlak,
4 ruinLelijke afspanning.
T Zwddr ddk
Door heL gewichL van heL dak op Le voeren kan
de vervorning als gevolg van een nieL-gelijk-
naLig verdeelde veranderlijke belasLing in even-
redige naLe worden onderdrukL. Zo leidL bij heL
voorbeeld van hguur 3.74-2 een drienaal zo
zwaar dak LoL drienaal zo kleine verplaaLsingen.
verder heefL een zwaar dak als voordeel daL
zowel de Lrekboog als de ankerLuien gegaran-
deerd op Lrek worden belasL, ook bij exLrene
opwaarLse windbelasLing.
Een zwaar dak is echLer sLrijdig neL heL inago
van een hangdak (rank en lichL) en is daaron
een weinig aanLrekkelijke oplossing voor heL
onderdrukken van de vervorning van heL dak.
2 8uig:tijvc hdngboog
Men kan de hangboog overeenkonsLig hguur
3.74-3 ook zodanig versLijven daL deze zelf de
door de ongelijknaLig verdeelde belasLing opLre-
dende buigende nonenLen kan verwerken.
06950505_Hfdst_03.indd 116 11-11-2005 12:01:11
3 DkACEN TT7
Flguur 3.74 versLijvingsnogelijkheden hangboog
1 onverstijfd hangdak
2 zwaar dak
3 buigstijve hangboog
4 afgespannen hangboog
5 zadeldakvormig kabelnet
afgespannen op drukbogen
hangboog
spanboog
ConsLrucLief is de buigsLijve hangboog een
goede oplossing, hoewel deze weinig gebruike-
lijk is. HeL resulLaaL is bovendien gunsLiger dan
bij de drukboog, ondaL geen rekening behoefL
Le worden gehouden neL knik.
3 Al:pdnning in hct cigcn vldk
Afspanning is een veel voorkonende wijze on
de hangboog Le versLijven neL behoud van een
zeer geringe doorsnede van de op Lrek belasLe
delen.
ln hguur 3.74-4 wordL de hangboog in heL eigen
vlak afgespannen. voor heL afspannen worden
vaak hoogwaardige sLalen kabels LoegepasL,
waardoor een sLijf geheel wordL gevornd be-
sLaande uiL een draagkabel en een spankabel,
neL daarLussen zigzaggende didgondlcn die zor-
gen voor een schuifvasLe sanenwerking Lussen
beide kabels.
4 Ruimtclijkc dl:pdnning
Een slappe hangkabel kan ook in posiLie worden
gehouden door deze ruinLelijk af Le spannen.
liguur 3.74-5 LoonL hiervan een klassiek voor-
beeld in de vorn van een kabelneL ingehangen
Lussen Lwee bogen.
HeL sanensLel van de draag- en de spankabels
gedraagL zich als een ruinLelijk werkend zddcl-
vldk. NeerwaarLse belasLing op heL zadelvlak
gaaL gepaard neL Loenane van de LrekkrachL in
de draagkabels en afnane daarvan in de span-
kabels, opwaarLse (wind-)belasLing brengL heL
ongekeerde effecL Leweeg. De voorspanning zal
zodanig grooL noeLen zijn daL er bij geen van de
belasLingsconbinaLies druk in heL kabelneL kan
opLreden. Ondanks daL de door de voorspanning
opgewekLe krachLen zeer grooL zijn, geven de
Lrekbogen in heL dakvlak de indruk van een zeer
efhcienLe opnane en afdrachL van de krachLen.
3.3.3.c Opvang trekkracht
Door de neesLal zeer geringe zeeg in een
Lrekboog en de gebruikelijke afspanning ervan
worden de ondersLeuningspunLen zwaar op Lrek
naar binnen belasL.
Hoe kan deze krachL worden opgenonen7
8eschouw hierLoe eersL hguur 3.75 waarin de
Lrekboog naasL de drukboog is geplaaLsL.
We zien nognaals daL bij de drukboog Loepas-
sing van een LreksLang LoL een groLe verbeLering
leidL van de krachLsafdrachL Len opzichLe van de
siLuaLie zonder LreksLang.
ln vergelijkbare zin is een druksLaaf bij de
Lrekboog nog veel winsLgevender.
06950505_Hfdst_03.indd117 11-11-200512:01:12
TT
ln beide gevallen worden bij verLicale belasLing
dan alleen nog naar verLicale krachLen op de
onderbouw afgegeven.
8elangrijke nadelen van de oplossing neL een
druksLaaf bij de Lrekboog zijn echLer de boven-
dakse doorvoer van de druksLaaf en de zware
doorsnede die voor deze afsLandhouder nodig is
in verband neL de groLe kniklengLe. DiL zou nen
kunnen oplossen door Lussen de druksLaaf en de
hangboog een diagonaal verband aan Le bren-
gen. We verkrijgen dan in feiLe een vakwerkligger
neL een rechLe bovenrand belasL op druk en een
gebogen onderrand belasL op Lrek.
Wil nen echLer heL eigen karakLer van een hang-
dak bewaren, dan zal nen naar andere oplos-
singen noeLen zoeken on de LrekconponenL op
Le vangen. Hierdoor onLkonL nen nieL aan groLe
reacLiekrachLen in de ondersLeuningsconsLrucLie.
De hiernee gepaard gaande onslachLige en
noeizane afvoer van de belasLing naar de fun-
dering is een belangrijk nadeel van de hangdak-
consLrucLie.
Daaron zal aan de dldrdcht vdn dc trckcompo-
ncnt bij heL consLrucLief onLwerp van hangcon-
sLrucLies zeer veel aandachL noeLen worden
geschonken.
Oplossingsnogelijkheden zijn:
4 kunsLnaLig aangebrachLe nassa,
trekboog 1
drukboog 2
opvangspatkrachtenmettrekstang
opvangspatkrachten
opvangtrekkrachtmetdrukstaaf opvangtrekkrachten
metafgetuidekolommen
metbokconstructie
hangdak
drukstaaf
Flguur 3.75 vergelijking opvang oplegkrachLen bij Lrekboog en drukboog
Flguur 3.76 verankering aan kunsLnaLig aangebrachLe
nassa
ankerblok 1
nevenbouwalsballast 3
hooggeplaatsteballast 2
4 benuLLing grondweersLand,
4 gesloLen sysLeen.
4 |un:tmdtig ddngcbrdchtc md::d
liguur 3.7 LoonL drie nogelijkheden on de
LreksLaven aan kunsLnaLig aangebrachLe nassa
Le verankeren.
06950505_Hfdst_03.indd118 11-11-200512:01:14
3 DkACEN TT9
groutverankering
chemischgebonden
grondmassa
4
3
trekpaal 2
ankerplaat 1
Flguur 3.77 8enuLLing grondweersLand Flguur 3.7 SLreven naar gesloLen sysLenen voor opvang
van |
3 symmetrische
tribuneconstructie
1 ingeklemde kolom
2 juk op uitkragende
vloerconstructie
5 serieschakeling
4 ruimtelijke
afdracht via tegen
elkaar geplaatste drukbogen

reactie

actie

a
ln heL eersLe geval neL een ankerblok direcL on-
der heL naaiveld gaaL heL on 'dood gewichL',
enkel en alleen bedoeld on voldoende Legen-
wichL Le bieden Legen de opwaarLse acLiekrachL.
ln heL Lweede geval is de nassa hoog bij de
opleggingen geplaaLsL, zodanig daL in de naaL-
gevende belasLingsiLuaLie nog slechLs een be-
Lrekkelijk kleine verankering vanuiL de fundering
behoefL Le worden opgebrachL.
ln heL derde geval wordL de funcLie van heL bie-
den van LegenwichL geconbineerd neL zwaar
uiLgevoerde nevenruinLen (voor kanLoorgebruik,
opslag enzovoorL).
4 8cnutting grondwccr:tdnd
liguur 3.77 LoonL nogelijkheden on gebruik Le
naken van de naLuurlijk aanwezige grondnassa
door Loepassing van:

ankerplaLen,

Lrekpalen,

grouLverankering,

chenisch gebonden grondnassa.


Of de genoende nogelijkheden (en evenLuele
andere als heL verankeren aan nieL Le diepe roLs-
boden) in aannerking konen, hangL nede af
van de gegeven grondgesLeldheid.
4 Cc:lotcn :y:tccm
ln plaaLs van nassaverankering kan ook worden
gesLreefd naar een gesloLen sysLeen door de
LrekkrachL zoveel nogelijk Le laLen rondgaan via
de onderbouw, hguur 3.78.
06950505_Hfdst_03.indd119 11-11-200512:01:17
T20
ln de hguren 3.78-1 en 3.78-2 bijvoorbeeld
belasL de ingeklende kolon respecLievelijk heL
juk de vloerconsLrucLie op druk en buiging. De
druk is gelijk aan horizonLale LrekconponenL in
heL hangdak. 8ij een synneLrische consLrucLie
wordL deze krachL geconpenseerd door een ge-
lijke Legendruk van heL rechLerdeel. HeL buigend
nonenL kan neL weinig noeiLe worden weer-
sLaan door de fundering. De hguren 3.78-3 en
3.78-4 Lonen nog Lwee voorbeelden van heL
inLern laLen opnenen van de horizonLale Lrek-
conponenL, waardoor er vrijwel alleen naar ver-
Licale krachLen behoeven Le worden opgenonen
door de fundering.
8ij Loepassing van hangspanLen doorgaand
over Lwee of neer naasL elkaar geplaaLsLe hal-
len zou nen de spanLen door kunnen koppelen,
bijvoorbeeld overeenkonsLig hguur 3.78-5. HeL
voordeel hiervan is daL de horizonLale LrekkrachL
slechLs bij de buiLensLe kolonnen naar de fun-
dering behoefL Le worden afgevoerd. HeL nadeel
is echLer heL gevaar van voorLschrijdende insLor-
Ling: bezwijkL n spanL, dan bezwijken ze alle.
DiL laaLsLe noeL naLuurlijk worden voorkonen,
zonodig door heL Lreffen van exLra voorzienin-
gen.
3.3.3.d 5tabllltelt
Op Lrek belasLe sysLenen lopen heL risico daL
heL sysLeen kan gaan Lrillen als gevolg van de
dynanische windbelasLing. HeL is bij een ver-
dergaande beschouwing dan ook van belang
on naasL een sLaLische berekening, Levens een
onderzoek Le doen naar heL dynanische gedrag
van dergelijke consLrucLies, waarbij in heL bijzon-
der noeL worden geleL op de eigenfrequenLie
van heL sysLeen Leneinde resonanLieverschijn-
selen Le voorkonen. We gaan hier nieL verder
op in.
Ook noeL geleL worden op de vornvasLheid en
sLandzekerheid van hangconsLrucLies loodrechL
op de overspanningsrichLing.
De hiervoor nogelijke oplossingen zijn vergelijk-
baar neL die voor porLaalconsLrucLies, boog- en
kniespanLen enzovoorL, al zal nen bij hangcon-
sLrucLies wellichL eerder overgaan LoL visueel
specLaculaire oplossingen.
HeL voorbeeld van hguur 3.7 is daarenLegen
zeer pragnaLisch.
Flguur 3.79 SLabiliLeiLsvoorziening in langsrichLing
3.3.4 Platen en schl[ven
PlaLen en schijven zijn vlak en dun. PlaLen
worden loodrechL op hun eigen vlak belasL,
zij dragen de belasLing in principe gespreid af
naar de opleggingen door niddel van dwars-
krachLen en buigende nonenLen. Schijven
worden daarenLegen in hun eigen vlak belasL op
nornaalkrachLen (druk) en dwarskrachLen
(afschuiving).
3.3.4.a Vlakke plaatvloeren
voor vlakke plaaLvloeren konL eigenlijk alleen
naar heL naLeriaal beLon in aannerking, neesLal
gewapend, sons ook voorgespannen. 8ij voor-
spanning wordL heL beLon zodanig sanen-
gedrukL daL Lrek en de bijbehorende scheur-
vorning nieL neer kan opLreden en dus de
volle beLondoorsnede werkzaan blijfL bij heL
opnenen van de belasLing.
De oplegging van de plaaL kan lijnvornig en sLar
zijn op wanden, lijnvornig en beperkL verend
op balken of punLvornig op kolonnen, hguur
3.80.
Lijnvornige opleggingen op wanden konen zeer
veel voor in de woningbouw en aanverwanLe
verblijfsgebouwen, hguur 3.80-2. voor een be-
langrijk deel vervullen deze wanden Levens een
woningscheidende funcLie.
ln de uLiliLeiLsbouw (kanLorenbouw enzovoorL)
zal nen inpandige wanden uiL oogpunL van de
gewensLe exibiliLeiL neesLal willen vernijden en
daardoor eerder kiezen voor een kolonnen-
skeleL, hguur 3.80-1, neL de vloeren direcL aan-
sluiLend op de kolonnen of indirecL via balken.
HeL is in die gevallen echLer vaak ook heel goed
nogelijk dragende wanden in de gevelvlakken
op Le nenen, uiLeraard neL de nodige uiLsparin-
06950505_Hfdst_03.indd120 11-11-200512:01:18
3 DkACEN T2T
2 wandenskelet
(dwarswanden)
3 wandenskelet
(dragende gevels)
4 gemengd skelet 1 kolommenskelet
Flguur 3.0 Enige skeleLLypen neL draagrichLing vloeren
gen voor de ranen, hguur 3.80-3. Zo heefL ook
in de kanLorenbouw de Loepassing van heL wan-
den-skeleL door niddel van de 'dragende gevel'
een hoge vluchL genonen, evenLueel aangevuld
neL inpandige kolonnen on onnodig groLe
overspanningen Le vernijden, hguur 3.80-4.
Plaatwerklng
PlaLen overspannen in de prakLijk neesLal in n
richLing. DiL is bijvoorbeeld geheel of vrijwel
geheel heL geval bij de vier varianLen van hguur
3.80. De vloeren gedragen zich in die gevallen
dus feiLelijk als liggers. Ook de nonenLenverde-
ling is dan dus als die bij de liggers.
PlaLen die in beide richLingen overspannen ge-
dragen zich in principe gunsLiger. ln daL geval
LreedL daadwerkelijk plaaLwerking op. liguur
3.81 LoonL in een vergelijkend overzichL waL er
gebeurL neL de nonenLenverdeling bij over-
gang van een Lweezijdig opgelegde naar een
vierzijdig opgelegde plaaL.
We zien daL bij de vierkanLe plaaL die rondon
vrij is opgelegd (= scharnierend), hguur 3.81-3a,
heL naaLgevend buigend nonenL een sLerkere
Leruggang verLoonL dan nen nisschien zou
verwachLen: nanelijk nieL naar 50%, naar naar
33% in beide richLingen. vergelijken we diL neL
heL geval van de volledige inklenning, dan is in
daL geval de 'winsL' aanzienlijk ninder, nanelijk
van 7% voor heL sLeunpunLsnonenL bij een
Lweezijdige inklenning, hguur 3.81-1b, Lerug
naar 41% bij een vierzijdige inklenning, hguur
3.81-3b.
HeL Lussengevoegde voorbeeld van een rechL-
hoekige plaaL neL een lange zijde die Lwee-
naal zo grooL is als de korLe zijde laaL verder
zien daL de plaaLwerking bij een gesLrekLe
vorn van de plaaL snel in beLekenis afneenL,
hguur 3.81-2.
Oplegglngen
ln hguur 3.81 is onderscheid genaakL Lussen
Lwee exLrene oplegwijzen: bij vrijc oplcgging
kan de plaaL volledig onbelennerd roLeren en
bij vollcdigc inklcmming wordL de roLaLie volledig
verhinderd. De werkelijkheid zal hier ergens Lus-
senin liggen, naar kan ook nauw aansluiLen bij
een van beide genoende uiLersLen.
Neen bijvoorbeeld een woongebouw waarbij
de verdiepingsvloeren en de dakvloer worden
gedragen door sLapelbouwwanden zoals hguur
3.82 aangeefL.
De dakvloer kan waL beLrefL de beide zij-opleg-
gingen worden beschouwd als vrij opgelegd.
De verdiepingsvloeren zullen bij de zij-opleg-
gingen door de hoger opgaande wanden echLer
worden gerend in heL vrij roLeren. Dus noeL op
06950505_Hfdst_03.indd 121 11-11-2005 12:01:19
T22
Flguur 3.T MonenLenverdeling in de niddendoorsneden
van plaLen onder gelijknaLig verdeelde belasLing
deze plaaLsen rekening worden gehouden neL
gedeelLelijke inklenningen gepaard gaande
neL Loevallige inklenningsnonenLen. Deze zijn
groLer naarnaLe de wandbelasLing van bovenaf
LoeneenL.
De middcnoplcggingcn van de dakvloer en de
verdiepingsvloeren kunnen alle waL beLrefL de
pernanenLe belasLing worden beschouwd als
een volledige inklenning, ondaL beide vloer-
helfLen links en rechLs elkaar precies in evenwichL
houden. 8ij eenzijdige veranderlijke belasLing
zal de vloer echLer lichL roLeren en gedraagL de
oplegging zich in daL opzichL dus als gedeelLelijk
ingeklend.
3.3.4.b Paddestoelvloer
8ij een vlakke plaaLvloer ondersLeund door ko-
lonnen Lreden piekspanningen op Ler plaaLse
van de ondersLeuningen, zowel Len aanzien van
de buigspanningen als van de afschuifspannin-
gen. De hguren 3.83-1 en 3.83-2 geven een
indruk van heL verloop van de buigspanningen.
On de pieken af Le vlakken kan heL raadzaan
zijn een overgangsconsLrucLie in Le bouwen,
bijvoorbeeld door niddel van een kolomkop of
kolomplddt, hguur 3.83-3. ldeaal voor heL span-
ningsverloop zou LheoreLisch een paddesLoelkop
neL een vloeiende kelkvorn zijn, naar diL is
neesLal Le duur, hguur 3.83-4.
Door de verbeLerde krachLswerking bij de ver-
zwaarde kolonkoppen gaaL heL gedrag van de
vloer op die plaaLsen er aanzienlijk op vooruiL,
zowel waL beLrefL de spanningsverdeling als de
vervorning rond de kop.
ConsLrucLief werkL een in beide richLingen over
neer velden doorgaande paddesLoelvloer heL
gunsLigsL bij een regelnaLig sLranien van vier-
kanLen of gelijkzijdige driehoeken neL uiLkra-
gingen rondon van circa 0,3 naal de kolon-
afsLand, hguur 3.83-5a.
iL ruinLelijk-funcLionele overwegingen zal nen
echLer neesLal de voorkeur geven aan een vloer
zonder uiLkragingen, Len kosLe van waL zwaarder
bewapende of verkorLe randvelden, hguur
3.83-5b en 3.83-5c.
3.3.4.c 5chl[ven
De belangrijksLe Loepassing van schijven is de
dragende wand. Deze geefL de belasLing van de
bovengelegen wanden, vloeren en heL dak over
op de onderliggende consLrucLie door niddel
van druk in heL eigen vlak.
DaarnaasL kan de wand ook dienen voor heL
opnenen van horizonLale belasLing (wind) waar-
door deze in heL eigen vlak op buiging en af-
schuiving wordL belasL. LoodrechL op hun eigen
vlak zijn wanden relaLief buigslap.
On de sLabiliLeiL en sLijfheid bij een skeleL Le
waarborgen worden voor diL doel vaak :tdbili-
tcit:wdndcn LoegepasL.
a vrij opgelegd b volledig ingeklemd
1 tweezijdig ondersteunde vierkante plaat
2 vierzijdig ondersteunde rechthoekige plaat
3 vierzijdig ondersteunde vierkante plaat
33 %
15 %
15 %
41 %
41 %
65 %
32 %
75 %


5

%
2 %
10 %
33 %
67 %
33 %


v
;
y

=

0


v
;
y

=

0
y

=

2



x
y

=

2



x
1
8

veld
= -
2
= 100 %
x
x
x
x
x x
y
yy
06950505_Hfdst_03.indd122 11-11-200512:01:20
3 DkACEN T23
Flguur 3.2 Cedrag vloer neL bijbehorende nonenLenverdeling bij wandenskeleL
doorsnedewoongebouwmetstapelwanden 1
verd.vloer
dakvloer
3
2
opleggingverdiepingvloeren
alsbijgedeeltelijke
inklemming
q
opleggingdakvloer
alsbijvrije
oplegging
alsbijinklemming
q
alsbijinklemming
q
1 spanningsverdeling
over vlakke plaatvloer
3 met kolomplaat of -kop als intermediair:
afgevlakte piekspanningen
2 vlakke plaatvloer op kolommen: hoge piekspanning
verborgen
kolomkop
kolomkop
kolomplaat
4 kelkvormigepaddestoelkop:
theoretischideaal
5 momentenverdeling
a.metuitkragingen
b.zonderuitkragingen
c.metverkorterandvelden
0,3
0,85 0,85
0,3
Flguur 3.3 PaddesLoelvloer
06950505_Hfdst_03.indd123 11-11-200512:01:23
T24
Flguur 3.4 voorbeeld van een bijzondere schaalconsLrucLie: de San |ose kerk Le Mexico SLad, onLwerp lelix Candela (10)
8ij sLabiliLeiLswanden noeL er goed op worden
geleL of er door de buiging Lrek kan opLreden in
de wand en de fundering daaronder. Door neer
gewichL op deze wanden Le zeLLen kan de Lrek
worden onderdrukL.
3.3.5 5chalen
Schddlcon:tructic: spreken LoL de verbeelding.
MeL een verhoudingsgewijs vliesdunne door-
snede zijn hiernee groLe overspanningen Le
bereiken, hguur 3.84.
HeL naLeriaal waaruiL een schaal is opgebouwd
dienL sLevig en drukvasL Le zijn.
MeL nane beLon leenL zich uiLsLekend voor de
gekronde schaalvorn, ondaL diL naLeriaal in
elke willekeurige vorn kan worden gegoLen. De
dikLe van de beLonnen schaal is neesLal zeer
bescheiden: 40120 nn bij een overspanning
in de orde van 200 n.
Schalen van houL zijn van vergelijkbare dikLe
neL enkele lagen kruiselings op elkaar gelijnde
planken.
ln plaaLs van gesloLen-nassief worden houLen
schalen ook in de vorn van roosLers of neLwer-
ken van sLaven uiLgevoerd. 8ij sLaal en aluni-
niun gebeurL diL laaLsLe bijna alLijd on Le bespa-
ren op de naLeriaalkosLen. SchaalconsLrucLies
hebben ook belangrijke nadelen. Zij zijn relaLief
arbeidsinLensief en Lijdrovend, zowel bij de voor-
bereiding als in de uiLvoering. DiL konL door
de ingewikkelde vorngeving van heL gekronde
schaalvlak, Lerwijl neL nane in heL werk gesLorL
beLon een onvangrijke hulpconsLrucLie vergL.
SchaalconsLrucLies zijn daaron duur. verder is
de vorngeving van de schaalconsLrucLie vrij
dwingend en laaL deze zich slechL verenigen neL
evenLuele veranderingen in heL ruinLegebruik.
8eide redenen werken belennerend op de Loe-
passing van schaalconsLrucLies.
3.3.5.a Constructleve vormgevlng
Een schaal is een gekrond, dunwandig en vorn-
vasL vlak, bedoeld voor heL vrij overspannen van
een ruinLe. Een dubbclgckromdc :chddl is inLern
vornvasL, een cnkclvoudig gckromdc :chddl (ver-
gelijk een gebogen papierblad) behoefL exLerne
voorzieningen zoals versLijvingsribben on de
schaal vornvasL Le naken.
voor een goede krachLswerking noeL de schaal
goed geproporLioneerd zijn en voldoende ge-
krond. Schalen vereisen daaron een groLe
onLwerpdiscipline, zij laLen versLoringen zoals
geconcenLreerde lasLen en openingen in heL
schaalvlak slechLs binnen zeer beperkLe grenzen
Loe.
voor de vorngeving en berekening van de
schaal was nen in heL verleden aangewezen op
06950505_Hfdst_03.indd124 11-11-200512:01:24
3 DkACEN T25
1a cilinder 1b kegel
1c bol
ellipsoide
paraboloide, enz
1d hyperboloide
1 rotatievlakken
2a cilinder 2b golfvorm
(bijv. sinusvormig)
"geniatrix"
"directix"
parabool
parabool
hyperbool
parabool
parabool
ellips
2c hypar
2d elpar
2 translatievlakken
rechte beschrijvenden
3a conode
3b verschoven golfvlak
3c hypar
3d hyperboloide
3 regelvlakken
een duidelijke geoneLrische vorn die naLhena-
Lisch goed herleidbaar is. 1egenwoordig is neL
behulp van de conpuLer echLer elke willekeurige
vorn Loegankelijk geworden, zowel in heL onL-
werpsLadiun als bij de realisaLie.
liguur 3.85 geefL een overzichL van de neesL
bekende schaalvornen onderscheiden naar de
wijze waarop zij geoneLrisch worden gevornd:
T door roLaLie van een rechLe, geknikLe of ge-
kronde lijn rond een cenLrale as, leidend LoL een
cilinder, kegel of conus, bol, ellipsode, parabo-
loide, hyperboloide enzovoorL, hguur 3.85-1.
De cilinder en kegel zijn enkelvoudig gekrond
of onLwikkelbaar, de overige vlakken zijn dubbel
gekrond,
2 door LranslaLie van een lijn (rechL of gekrond)
langs een andere lijn, hguur 3.85-2. ls de richLlijn
(direcLrix) rechL, dan onLsLaaL een onLwikkelbaar
vlak zoals heL cilindervlak (of een ander boog-
vlak), golfvlak enzovoorL. ls de richLlijn gekrond,
dan onLsLaaL bijvoorbeeld een hypdr ( hyper-
bolische parabolode) of een clpdr ( ellipLische
paraboloide),
3 door reglaLie worden regelvlakken gevornd.
Hierbij wordL een richLlijn (neesLal een rechLe)
op regelnaLige wijze langs Lwee richLlijnen of
-kronnen bewogen. DiL leverL bijvoorbeeld de
hypar en de hyperboloide op, hguur 3.85-3c en
3.85-3d, en verder nieuwe vornen als de cono-
ide en heL verschoven golfvlak, hguur 3.85-3a
en 3.85-3b.
3.3.5.b Krachtswerklng
Door de belasLingen vornL zich een drukvlak in
de schaal als deze bolvornig is, en een Lrekvlak
als deze hol is, hguur 3.8-1 en 3.8-2. DiL druk-
of Lrekvlak valL in principe sLeeds sanen neL heL
schaalvlak, heL zal bij wisselingen in de belasLing
nieL van posiLie hoeven Le veranderen door een
ruinLelijke herverdeling van de inLerne krachLen.
Daaron Lreden in een goed werkende schaal
geen buigende nonenLen van beLekenis op en
kan de schaal dus dun worden uiLgevoerd.
Hiernee onderscheiden zich de schaalconsLruc-
Lies in gunsLige zin van de lineaire boog- en
hangconsLrucLies waarvoor een variabele druk- of
Lreklijn bij wisselende belasLing onvernijdelijk
Flguur 3.5 vornonLwikkeling schalen
06950505_Hfdst_03.indd125 11-11-200512:01:26
T26
1 bolle schaal +/+
2 holle schaal --/--
3 zadelvlak +/--
meridiaan
druk
trek
trek
druk
ringkracht afhankelijk
van positie elementair
deeltje op de schaal
Flguur 3.6 Principe krachLswerking in schalen
Flguur 3. Enkelvoudig gekronde schalen
1 lange schaal 2 korte schaal
druk/trektrajectorin
is. Hierdoor noeLen in die gevallen versLijvende
voorzieningen worden geLroffen.
8ij drukbogen is diL nede noodzakelijk on knik
Legen Le gaan. DaarenLegen zal bij een goed
werkende drukschaal geen gevaar besLaan voor
knik of plooi uiL heL eigen vlak.
3.3.5.c Dubbelgekromde schalen
Schalen zijn bij voorkeur dubbelgekrond on
vornvasL Le kunnen zijn en on een goede
ruinLelijke afdrachL van de belasLing nogelijk
Le naken. De kronningen in beide hoofdrich-
Lingen kunnen gelijkgerichL zijn of LegengesLeld.
CelijkgerichLe kronningcn leiden LoL bolle of
koepelvornige schalen belasL op druk, respecLie-
velijk LoL holle of schoLelvornige schalen belasL
op Lrek, hguur 3.8-1 en 3.8-2. 1egengesLelde
kronningen leiden LoL zadelvornige schalen
belasL op druk in de ene hoofdrichLing en Lrek in
de andere, hguur 3.8-3.
We zien daL bij de koepel- en de schoLelvornige
schaal de krachLsafdrachL feiLelijk plaaLsvindL
langs de neridiaan. ln diL opzichL gedraagL de
schaal zich gelijk aan de lineaire druk- respecLie-
velijk Lrekboog.
De ringkrachLen in de schaal zorgen er echLer
voor daL heL druk- of Lrekvlak wordL onhoog-
geLrokken of onlaaggedrukL naar heL schaalvlak
waardoor deze in principe alLijd neL elkaar
sanenvallen en dus geen buigende nonenLen
opLreden in de schaal, hguur 3.87.
halfrondekoepelschaal 2
1 halfrondekoepel
q
R
H
F
Q
druklijn
boog
schaalvlak=
metboogspanten
drukvlak
R
ringkrachten
Flguur 3.7 vergelijking krachLswerking in koepelschaal Len
opzichLe van koepeldak neL boogspanLen
3.3.5.d nkelvoudlg gekromde schalen
Enkelvoudig gekronde schalen zijn uiL zichzelf
nieL vornvasL. Zij behoeven Ler versLijving dus
exLra voorzieningen, neesLal in de vorn van
(kop-)schoLLen of versLijvingsribben. Deze ver-
sLijvende elenenLen nogen nieL Le ver uiL elkaar
worden geplaaLsL wil de schaalwerking zich vol-
doende kunnen onLplooien.
liguur 3.88 geefL neL behulp van spanningsLra-
jecLorien een beeld van heL krachLsverloop in een
cilindrische schaal. De lange schaal kan worden
beschouwd als een ligger op Lwee sLeunpunLen
die overspanL in de lengLerichLing van de schaal.
8ij de korLe schaal vloeien de krachLen vanuiL de
schaalvlak af naar de kopschoLLen.
06950505_Hfdst_03.indd126 11-11-200512:01:29
3 DkACEN T27
krachLsafwikkeling in goede banen Le leiden en
randversLoringen Le vernijden.
3.3.6 Vouwwerken
Een vouwwerk besLaaL uiL een verzaneling
dunne plaLLe vlakken die zodanig Len opzichLe
van elkaar zijn gevouwen daL heL geheel een veel
groLere overspanning kan opleveren dan een
enkelvoudig plaL vlak.
We kunnen de werking van een vouwwerk goed
denonsLreren aan de hand van een velleLje
papier, hguur 3.0-1.
Door diL vel zigzaggend Le vouwen veranderL heL
van een uiLersL buigslappe plaaL in een opnerke-
lijk sLijve consLrucLie, hguur 3.0-2.
Flguur 3.90 Principe draagwerking vouwdak
ln beide gevallen konL de schaalwerking nieL zo
besL LoL z'n rechL. DiL wordL nede veroorzaakL
doordaL er naar weinig sLeunpunLen zijn en deze
nieL goed op heL vlak van de schaal aansluiLen.
3.3.5.e Krachtsafdracht
voor een goede schaalwerking is heL nodig daL
de krachLsafdrachL vanuiL de schaal naar de
ondersLeuningen soepel en gespreid kan plaaLs-
vinden. liguur 3.8 geefL hiervan enkele voor-
beelden.
Kunnen de krachLen nieL in heL verlengde van
heL schaalvlak op de onderbouw worden over-
gedragen, dan zijn exLra voorzieningen nodig,
zoals Lrekbanden en bokconsLrucLies, on de
4 overbelasting leidt tot
ernstige vervormingen
3
4 toegevoegde stijfheidsvoorzieningen
verhogen de draagkracht
2 hyperboloide met kolommen volgens de rechte
beschrijvenden vele malen toegepast bij koeltorens
1b variant met ondersteuning van de schaal door
kolommen met bovendien een zware trekband
in de rand van de schaal
1a gelijkmatige overdacht van de schaalkrachten
op de ondersteunende constructie
(Palazzo del sport, Rome, P.L. Nervi)
Flguur 3.9 KrachLsafdrachL schalen
1 een los blad papier buigt
moeiteloos door
2 een gevouwen blad heeft
enige draagkracht
06950505_Hfdst_03.indd 127 09-12-2005 10:39:24
T2
Flguur 3.9T Analyse vouwdak
DiL konL door de consLrucLiehoogLe die neL de
zigzagvorn wordL verkregen in vergelijking LoL
heL plaLLe vel papier.
On ook daadwerkelijk een behoorlijke belasLing
Le kunnen opnenen noeLen de randen rondon
heL vouwwerk vorn- en plaaLsvasL worden ge-
naakL. DiL kan door niddel van kopschoLLen,
randversLijvingen en dergelijke, hguur 3.0-4.
3.3.6.a Vouwdaken
8eschouwen we een enkel -vornig deel, uiL-
gesneden uiL een vouwdak, dan LoonL hguur
3.1-1 voor een dergelijke ongekeerde v-vorn
de krachLswerking.
Deze kan genakkelijk worden verklaard door
uiL Le gaan van een dubbelwandige ligger neL
Lwee sanengeklapLe lijven die aan de bovenzijde
scharnierend neL elkaar zijn verbonden. 1rek-
ken we beide onderzijden uiL elkaar, dan wordL
de ligger driehoekig in doorsnede, aanvankelijk
neL een korLe basis en sLijl hellende zijden, ver-
volgens neL een sLeeds breder wordende basis
en opsLaande zijden die sLeeds auwer gaan
hellen, hguur 3.1-2. NaarnaLe de helling van
de schuine vlakken kleiner wordL, neenL ook de
consLrucLiehoogLe af en dus ook de inwendige
hefboonarn. DiL is ongunsLig voor heL naLeri-
aalverbruik. DaarLegenover sLaaL daL LegelijkerLijd
ook heL onLwikkelde dakvlak afneenL heLgeen
gunsLig is voor heL naLeriaalverbruik. 8eide in-
vloeden werken elkaar dus Legen. HeL opLinun
wordL bereikL bij een hellingshoek van circa 45.
Een vouwdak als geLoond in hguur 3.1 kan qua
werking dus worden opgevaL als een sLel naasL
elkaar sLaande liggers die de belasLing lineair
naar de oplegpunLen afdragen.
Anders dan bij los opererende liggers werken de
-vornige delen van een vouwwerk door de on-
derlinge koppeling echLer sanen. Hierdoor wor-
den ongelijknaLig verdeelde belasLingen door
neerdere vouwelenenLen Lezanen opgenonen
en worden zakkingsverschillen genivelleerd. DiL
is heL ruinLelijke aspecL van de werking van een
vouwdak.
De -elenenLen sLeunen elkaar nieL alleen ver-
Licaal, naar ook zijdelings waardoor de schuine
vlakken nieL uiL hun vlak kunnen Lreden en de
driehoeksvorn bij heL belasLen behouden blijfL.
De buiLensLe velden worden echLer aan de bui-
LenkanL nieL zijdelings gesLeund en zouden daar
dus genakkelijk kunnen uiLdijen. On diL Le voor-
konen noeLen exLra consLrucLieve naaLregelen
worden geLroffen voor de vereisLe vornvasLheid,
bijvoorbeeld door heL Loevoegen van een ver-
band in de basis van de buiLensLe driehoeken
of door heL Loevoegen van een 'hocdrdnd' bui-
Lenlangs, werkend als een horizonLaal dragende
ligger.
Een vouwdak besLaaL neesLal uiL gesloLen vlak-
ken waarbij de dragende en scheidende funcLie
(voor een deel) sanenvallen. ConsLrucLief
ontwikkelde lengte en constructiehoogte 2
1 deel vouwdak als ligger
vouwdak met vakwerkstaven 3
a 1,42
a
1,73 a
a 2
a
a
a
60
o
45
o
30
o
naar 0
o
0,87 a
a 0,71
a 0,5
06950505_Hfdst_03.indd 128 11-11-2005 12:01:35
3 DkACEN T29
behoefL een vouwdak echLer nieL per se gesloLen
Le zijn. Zo kan nen on naLeriaal Le besparen de
vouwvlakken bijvoorbeeld ook vakwerkvornig
uiL sLaven opbouwen, hguur 3.1-3. Hierdoor
LrekL nen de dragende en scheidende funcLie
van heL vouwvak uiL elkaar.
3.3.6.b Vouwschalen
NaasL vouwdaken kunnen ook vouwschalen wor-
den LoegepasL. WerkL een vouwdak in principe
lineair als een ligger, zo werkL de vouwschaal
van hguur 3.2 Len aanzien van de hoofdover-
spanning eveneens lineair, naar dan als een
boogspanL. 8ij de opleggingen van een derge-
lijke vouwschaal noeL nen goed leLLen op heL
opvangen van de spaLkrachLen.
4 zijaanzicht
2 bovenaanzicht
3 doorsnede
1 overzicht vouwschaal
systeemlijn
druklijn
5 druklijn ten opzichte van systeemlijn
Flguur 3.92 vouwschaal
1 fabricage
2 enige profielvormen
3 spanningsverdeling
4 staalbetonvloer
3
a
meanderprofiel 3
b
golfprofiel
1200
zonder rillen met rillen
bovenwapening
overlap
onderwapening
t.b.v. opname
buigtrekcomponent
~ 950
~ 750
0
,
6


1
,
2
5

m
m
3
5
1
0
0
rol bandstaal, 1,20 m breed
walsproces
eindeloze profielplaat
Flguur 3.93 SLalen prohelplaaL
3.3.6.c ProHelplaten
CroLe vouwwerken konen weinig voor. HeL prin-
cipe van heL vouwdak wordL echLer in heL klein
op zeer uiLgebreide schaal LoegepasL in de vorn
van geprohleerde plaLen, neL nane in sLaal en
(in nindere naLe) in aluniniun. Zeer dun plaaL-
naLeriaal (slechLs zo'n 0, a 1,25 nn dik) wordL
hierLoe vervornd LoL een doorsnede die nean-
der- of Lrapeziunvornig verloopL, hguur 3.3-1
en 3.3-2.
06950505_Hfdst_03.indd 129 11-11-2005 12:01:37
T30
1 vakwerkliggers
2 vakwerkboog
1a platte ligger
onderrand
bovenrand gording
diagonale
wandstaven
kolom
1c - of
deltaligger
1b - of
nablaligger
niet gekromd
roosters
gekromd
in een richting in twee richtingen
gelijk
cilinder - of koepels hypars
tegengesteld
tonschalen
constructiehoogte
knoop(punt)
(lichaams)
diagonalen
(onder)staaf
dakhuid
bovennet
ondernet
maaswijdte (moduul)
overspanning dakhuid
constructiehoogte (netwerk)
1 ruimtevakwerken
2 dubbel - of tweelaagse roosterplaat
3 enkel of eenlaags netwerk
(staafvormige schaalconstructie)
Flguur 3.94 OverzichL ruinLelijke sLaafconsLrucLies
Flguur 3.95 Lineair dragende sLaafconsLrucLies
Op deze wijze kunnen zeer respecLabele over-
spanningen worden bereikL Legen een geringe
naLeriaalinspanning, bijvoorbeeld zo'n 10 kg}n
2

sLaal voor een overspanning van n bij Loepas-
sing van een sLalen prohelplaaL van 0, nn dik
en een consLrucLiehoogLe van 100 nn, aan-
nenende daL de plaaL over Lwee of neer velden
gaaL.
On heL dunne plaaLnaLeriaal zo gunsLig noge-
lijk Le laLen werken, on geen afschuifverliezen
Le laLen onLsLaan en on Le voorkonen daL de
vouwvlakken bij belasLen sLerk gaan vervornen
of plooien, wordL heL hoofdprohel (de neander-
vorn) neesLal Levens voorzien van auwe pro-
hleringen in secundaire zin, de zogeheLen rillen
in langsrichLing en evenLuele buLsen overdwars,
hguur 3.3-3a.
De spanningsverdeling in heL naLeriaal konL heL
besL LoL z'n rechL bij een golfplaaL, hguur
3.3-3b. Deze vorn is eigenlijk alleen naar
geschikL indien de (dragende) plaaL geen isolaLie
en verdere afwerking behoefL, zoals bij sLallen
en loodsen neesLal heL geval is.
8ij prohelplaLen waarop een afwerklaag konL Le
rusLen zal nen bouwLechnisch liever kiezen voor
de neanderplaaL, bij voorkeur neL een relaLief
grooL draagvlak aan de bovenzijde als direcL
daarop een kweLsbare isolaLielaag wordL gelegd.
SLalen prohelplaLen worden ook vrij veel Loege-
pasL als onderdeel van de sLaalplaaLbeLonvloer
in de verdiepingbouw, hguur 3.3-4. De prohel-
plaLen worden hierbij Lijdens heL sLorLen van heL
beLon eersL ingezeL als bekisLing en laLer in heL
gebruikssLadiun neesLal als deel van de Lrek-
wapening.
3.3.7 Rulmtell[ke staafconstructles
MeL ruinLelijke sLaafconsLrucLies of ruimtcvdk-
wcrkcn kunnen groLe overspanningen worden
bereikL Legen relaLief weinig naLeriaalgebruik.
De sLaven worden in principe slechLs op druk of
Lrek belasL en zijn zodanig gerangschikL daL de
belasLing gespreid wordL afgedragen, heLzij door
plaaLwerking zoals bij ruinLevakwerkroosLers
heL geval is, heLzij door schaalwerking zoals bij
neLwerken heL geval is. liguur 3.4 geefL een
overzichL.
06950505_Hfdst_03.indd130 11-11-200512:01:41
3 DkACEN T3T
1 vierkant op vierkant
2 vierkant op groot vierkant
3 vierkant op diagonaal
4 diagonaal op vierkant
5 vakwerkrooster
bovennet
ondernet
diagonale staaf
Flguur 3.96 1ypologie van de neesL LoegepasLe roosLers
De gespreide afdrachL van de belasLing is een ka-
rakLerisLiek verschil neL de eveneens ruinLelijke
vakwerkliggers, -bogen, -kniespanLen enzovoorL.
Deze werken alle lineair, ongeachL de vorn van
de doorsnede, hguur 3.5.
3.3.7.a Roosters
Een vlak ruimtcvdkwcrkroo:tcr werkL als een plaaL.
DiL beLekenL daL heL roosLer als geheel wordL
belasL op buiging en afschuiving. On de bui-
gende nonenLen Le kunnen opnenen noeL heL
roosLer dubbellagig worden uiLgevoerd neL heL
boven- en onderneL op voldoende afsLand van
elkaar. HeL onderneL wordL belasL op Lrek en heL
bovenneL op druk, behalve bij de sLeunpunLen
als heL roosLer daaroverheen doorgaaL. 8eide
neLLen worden neL elkaar verbonden door in-
wendige sLaven die als lichaansdiagonalen zorg-
dragen voor de inLerne sanenhang en vornvasL-
heid en de ruinLelijke werking van heL roosLer.
8ovendien zorgen de diagonalen bij de sLeun-
punLen voor de afdrachL van de dwarskrachLen
op de ondersLeuningen.
koosLerconhguraLies op basis van een vierkanLe
plaLLegrond zijn heL neesL gangbaar. liguur
3. laaL hiervoor enige in aannerking konende
sLaafpaLronen zien.
Men kan de afgebeelde sLaafpaLronen opge-
bouwd zien als een verzaneling ongekeerde
piraniden die op verschillende wijzen zijn ge-
schakeld en waarvan de punLen onderaan op ver-
schillende wijzen neL elkaar zijn doorverbonden.
HeL roosLer van hguur 3.-1 (vierkanL op vier-
kanL) is heL bekendsL en wordL heL neesL Loege-
pasL. DiL Lype heefL echLer onnodig veel sLaven
en knopen en is daaron relaLief onecononisch.
liguur 3.-2 (vierkanL op grooL vierkanL) geefL
een besparing van 25% aan wandsLaven en
onderknopen en 50% aan ondersLaven zonder
evenredige verzwakking van heL roosLer. liguur
3.-3 (vierkanL op diagonaal) gaaL nog een sLap
verder neL een besparing van 50% aan wandsLa-
ven, onderknopen en ondersLaven (bij circa 30%
aan ondersLaaengLe). 8ij nornale belasLing is
diL Lype roosLer heL neesL econonisch, heL oogL
dan ook zeer open.
liguur 3.-4 (diagonaal op vierkanL) is feiLelijk
gelijk aan hguur 3.-3, naar dan als geheel ge-
draaid over een hoek van 45.
liguur 3.-5 (vakwerkroosLer) is eigenlijk geen
ruinLevakwerk in de ware zin des woords door
heL onLbreken van de lichaansdiagonalen waar-
door de inLerne vornvasLheid Le wensen overlaaL
en de plaaLwerking zich daaron nieL goed kan
onLplooien. DiL Lype is dan ook onecononisch.
06950505_Hfdst_03.indd131 11-11-200512:01:43
T32
Flguur 3.97 KrachLswerking in neLwerk (Lweedinensionaal voorgesLeld)
?
1 tegen de belasting in geknikt;
staven in een lijn doorgaand; 3
2 met de belasting mee geknikt;
opname belasting door extensie-
trek in de staven druk in de staven
krachten (druk of trek in de staven)
niet mogelijk, tenzij gepaard
gaande met grote vervormingen
3.3.7.b Netwerken
Cekronde sLaafconsLrucLies kunnen als enkel-
laagse neLwerken worden uiLgevoerd als de
schaalwerking effecLief LoL sLand kan konen. DiL
verondersLelL een goed onLwikkelde kronning
in Lwee richLingen, gelijkgesLeld of synclasLisch
bij bolle en holle koepels, LegengesLeld of anLi-
clasLisch bij zadelvornige vlakken.
8ij enkelvoudig gekronde vlakken (cilinder- of
Lonvornig) vereisL diL op passende afsLanden
een exLra sLeunvlak door niddel van versLijvings-
ribben of -schoLLen, wil ook in die gevallen de
schaalwerking zich kunnen onLplooien.
ln alle gevallen noeL verder goed worden geleL
op de intcrnc vormvd:thcid van heL neLwerk. 8ij
driehoekige sLaafpaLronen is deze vanzelfspre-
kend gewaarborgd, naar bij vierkanLe of rechL-
hoekige nazen noeLen op gezeLLe afsLanden
diagonale verbanden worden Loegevoegd on de
sLijfheid in heL eigen vlak Le waarborgen.
Zoals hguur 3.7 LoonL geldL als voorwaarde
daL in principe in elke knoop de daar bij elkaar
konende sLaven nieL alle Lezanen in n plaL
vlak nogen liggen. WordL aan deze voorwaarde
voldaan, dan kan belasLing op de knoop door
de sLaven worden opgenonen zonder daL een
onLoelaaLbaar groLe verplaaLsing van de knoop
respecLievelijk knikgevaar opLreedL.
MeL sLaafvornige neLwerken kunnen zeer groLe
overspanningen worden bereikL Legen een
nininun aan naLeriaalinspanning. Zo konen
overspanningen voor van neer dan 200 n bij
koepelvornige neLwerken.
3.3. Kabelnetten en membraan-
constructles
KabelneLLen en nenbraanconsLrucLies zijn dun
en slap en noeLen daaron pernanenL onder
Lrek sLaan on een dragende funcLie Le kunnen
uiLoefenen.
Er zijn Lwee nanieren on deze Lrek kunsLnaLig
op Le wekken:
T door voorspanning,
2 door luchL.
3.3..a Kabelnetten en tentconstructles
KabelneLLen en LenLconsLrucLies noeLen ruin-
Lelijk worden voorgespannen on een vornvasL
draagvlak Le krijgen. DiL kan in principe alleen
naar als heL kabelneL of heL LenLdoek in Lwee
richLingen LegengesLeld gekrond wordL uiLge-
voerd, dus zadelvlakvornig. On diL Le bereiken
zijn hulpconsLrucLies nodig on de hoge punLen
van heL zadelvlak aan op Le kunnen hangen, zo-
als nasLen, Lui-ophangingen en bogen.
liguur 3.8 LoonL vier nogelijkheden waarin
heL principe van heL voorgespannen zadelvlak
is verwerkL. Zo zijn er ook vele andere vornen
nogelijk die alle een uiLgesproken ruinLelijke
aanblik bieden.
SLeeds zal er op noeLen worden geleL daL wordL
verneden daL in heL kabel- of nenbraanvlak
zich deelvlakken voordoen zonder of neL Le wei-
nig kronning, zulks on Le groLe vervorningen
uiL heL vlak en klapperen van heL neL of doek Le
voorkonen. vergelijk hierLoe ook hguur 3.7.
HeL afspannen van de kabel- en doekconsLrucLies
vraagL een passende verankering. DiL is een kosL-
bare aangelegenheid.
06950505_Hfdst_03.indd132 11-11-200512:01:44
3 DkACEN T33
1 zadel- of hyparvlak 2 vier golfvlakken tussen draag- en spanbogen
3 tweeledig zadelvlak over boog 4 trechterv
Flguur 3.9 Enige vornen van voorgespannen kabel- of nenbraanvlakken
3.3..b Pneus
DoekconsLrucLies kunnen ook nog op een andere
wijze draagkrachL verkrijgen, nanelijk door luchL.
DiL kan in de vorn van luchtdrddghdllcn en door
niddel van luchLkussens. liguur 3. laaL heL
principe van beide vornen van pneunaLische
consLrucLies (pneus) zien.
LuchLdraaghallen vragen slechLs een zeer
geringe overdruk in de binnenruinLe on een
voldoende draagkrachLige dakhuid Le krijgen.
Zo is in de neesLe gevallen een overdruk van
30 nn waLerkolon al Loereikend (daL wil zeg-
gen slechLs 0,003 aLn), heLgeen overeenkonL
neL 0,30 kN}n
2
. De verankering van de dakhuid
vergL dan ook naar weinig nassa, bijvoorbeeld
in de vorn van waL zwaarder uiLgevoerde rand-
balken. 8ij kleinere overspanningen kan de on-
hulling van de luchLdraaghal enkelvoudig
gekrond cilindrisch worden uiLgevoerd. 8ij gro-
Lere overspanningen zou diL LoL sLerke vervor-
ningen bij wind leiden. DiL kan nen verhelpen
door heL boogvlak af Le spannen, bijvoorbeeld
lijnvornig waardoor heL oppervlak rupsvornig
wordL. De noodzaak van inwendige overdruk
vereisL een goede afsluiLing neL luchLsluizen naar
de ongeving.
DiL is bezwaarlijk voor heL gebruik van de
binnenruinLe en dus ook nadelig voor de
Loepasbaarheid van de luchLdraaghal.
LuchLkussens kennen diL probleen nieL. Door de
huid dubbel uiL Le voeren kan heL drukverschil
Lussen binnen en buiLen vervallen. Een nooi
voorbeeld is de 8urger's 8ush bij Arnhen, een
oerwoudhal neL een dak van 0 150 n volge-
hangen neL kussens van 3 n, besLaande uiL
drie lagen helder doorschijnende kunsLsLoffolie,
hguur 3.100.
MeL luchLkussens alleen kunnen geen groLe
06950505_Hfdst_03.indd 133 11-11-2005 12:01:48
T34
Flguur 3.99 Principenogelijkheden
pneunaLische consLrucLies
overspanningen worden bereikL. Dus zijn hulp-
consLrucLies als liggers en bogen noodzakelijk,
evenLueel in de vorn van banden neL een hoge
inwendige overdruk.
ln heL algeneen gebruikL nen voor nenbranen
weefsels van polyesLer- of glasvezels. On heL
weefsel Le beschernen en vochL- en gasdichL Le
naken wordL heL aan beide zijden bekleed neL
een deklaag, bijvoorbeeld van pvc. 8ij een dikLe
van 0,7 a 1,2 nn konL de nassa van heL nen-
braan op ongeveer 1 kg}n
2
.
De LreksLerkLe ligL in de orde van 70 N}nn
2
.
90 m
ankerblok
met grondankers
vakwerkliggers
tui
spandraad tegen
opwaartse windkracht
pyloon
transparante luchtkussens
3 x 6 m op roosterwerk
van balken
Flguur 3.T00 Overkapping Lropisch oerwoud 8urger's
8ush, Arnhen (lng M.C.M. van MaarschalkerwaarL)
3.4 5terkte, stl[fheld en stabllltelt
Zoals we in paragraaf 3.1 al opnerkLen noeL de
draagconsLrucLie in principe aan vier criLeria vol-
doen, nanelijk die van:
T sLerkLe,
2 sLijfheid,
3 sLabiliLeiL,
4 duurzaanheid.
HeL laaLsLe criLeriun blijfL in diL hoofdsLuk verder
buiLen beschouwing.
voor een goed begrip zullen we grondig op de
eersLe drie criLeria en de daarnee sanenhan-
gende verschijnselen en eisen ingaan. DaarLoe
volgL eersL een korLe Lypering per criLeriun
afzonderlijk.
T Stcrktc
Elk viLaal dragend onderdeel waaruiL de con-
sLrucLie is opgebouwd, noeL voldoende :tcrk
zijn en nag onder invloed van de belasLingen
die kunnen opLreden nieL sLukgaan of bezwijken.
DiL geldL zowel voor de dragende elenenLen als
voor de verbindingen die voor de overdrachL van
de belasLing noeLen zorgdragen.
1 halfrond, enkelwandig 2 cirkelsegment
3 rupsvorm 4 luchtkussens
5 membraankrachten 6 luchtbanden en -rupsen
+
+
+++
+ +
cilinder: =
bol: = ---

2
overdruk
30 mm waterkolom
kabel of tussenwand

06950505_Hfdst_03.indd 134 11-11-2005 12:01:53


3 DkACEN T35
Flguur 3.T0T KrachLswerking in een LuiconsLrucLie als voor-
beeld bij heL criLeriun sLerkLe
trek-
paal
ruimtelijke
voorstelling
koppel-
tui
anker-
tui
drukpaal
kolom kolom
ligger
belasting
draagtui
vloerconstructie
mast
H
G
F
B
E D
A
C
On een beLrouwbare en veilige consLrucLie Le
garanderen, noeLen de naxinaal opLredende
krachLen in de consLrucLie voldoende ver bene-
den de waarden liggen waarbij de uiLersLe draag-
krachL wordL bereikL.
De sLerkLe-eis is daaron een veiligheidseis.
2 Stijlhcid
Zowel de sanengesLelde consLrucLie als de dra-
gende delen afzonderlijk noeLen voldoende sLijf
en vornvasL zijn. Onder invloed van de nornaal
opLredende belasLingen nogen ze nieL neer
vervornen en bewegen of Lrillen dan LoelaaLbaar
of aanvaardbaar is neL heL oog op heL goed
funcLioneren van heL gebouw en de afzonderlijke
delen.
De sLijfheidseis is daaron een bruikbaarheidseis.
3 Stdbilitcit
De consLrucLie noeL ook sLabiel of sLandzeker
zijn en nag daaron geen verschijnselen van
evenwichLsverlies verLonen door onvallen, kan-
Lelen, wegzakken of wegklappen.
Ook nogen de delen afzonderlijk als ze op druk
worden belasL geen insLabiliLeiLsverschijnselen
verLonen zoals knik, plooi of kip.
De sLabiliLeiLseis is daaron een veiligheidseis.
3.4.T 5terkte
3.4.T.a Tulconstructle als voorbeeld
8eschouw de LuiconsLrucLie van hguur 3.101,
opgeLrokken rond een kolonvrije hal.
HeL dak boven de hal wordL groLendeels gedra-
gen door een Lui die over de nasL rechLs van
de hal wordL heengeleid naar de fundering. Alle
consLrucLiedelen aparL vervullen bij de krachLs-
overdrachL een eigen rol en worden op een
bepaalde wijze belasL: de Lui op Lrek, de nasL op
druk, de dakligger op buiging en afschuiving, de
fundering onder de nasL op druk en onder de
Lui op Lrek enzovoorL.
Elk dragend elenenL, naar ook elke verbinding
van deze LuiconsLrucLie noeL opgewassen zijn
Legen de krachLen die erop (kunnen) werken,
dus ook bij opwaarLse windbelasLing.
3.4.T.b Constructleve velllgheld
KrachLen leiden LoL inwendige spanningen. Ner-
gens nogen de naxinaal opLredende inwendige
spanningen (druk-, Lrek-, buig- en afschuifspan-
ningen) de bczwijk:pdnning bereiken, laaL sLaan
deze overschrijden. CebeurL diL laaLsLe wel, dan
kan de consLrucLie plaaLselijk sLerk vervornen of
breken, waardoor deze onbruikbaar wordL of,
waL ernsLiger is: waardoor ongelukken kunnen
gebeuren en zelfs insLorLing kan opLreden.
On er zeker van Le zijn daL heL gevaar van on-
gelukken en insLorLing wordL voorkonen, zal er
een bepaalde veiligheidsnarge noeLen worden
ingebouwd. Deze narges zorgen ervoor daL de
naxinaal opLredende inwendige krachLen en de
daaruiL voorLvloeiende spanningen op voldoende
afsLand worden gehouden van de bezwijkspan-
ningen.
Vrocgcr cn nu
ln heL verleden werd deze veiligheidsnarge in-
plicieL bereikL door Le werken neL LoelaaLbare
spanningen. De naaL voor de LoelaaLbare span-
ning kon voor de verschillende consLrucLienaLe-
rialen op grond van jarenlange prakLijkervaring
worden gegeven.
HeL Loenenende inzichL daL de relaLie Lussen
de belasLingen en de opLredende spanningen
nieL sinpelweg evenredig is en daL zowel de
06950505_Hfdst_03.indd 135 11-11-2005 12:01:56
T36
Belastlngs- Bepallng maatgevende Toetslngswl[ze
wl[ze optredende spannlng o Vroeger Nu

N N
t
N
t
A
=
t

t
dr
N
dr
N
N
dr

dr
=
A
Trek
Druk
=
M
M
q
W
b

Bulglng
o
L
< o

L
o
L,d
< l
L
u o
dr
< o

dr
of
o
dr
< o

i
1
u
buc


o
c,d
< l
c
o
b
< o

b
o
s,d
< l
s
ssentle o < o

o
d
< l
waarin: o opLredende o
d
= rekenwaarde
N = nornaalkrachL spanning van de opLreden-
A = oppervlakLe doorsnede de spanning
M = buigend nonenL o

LoelaaLbare l = sLerkLe
W = weersLandsnonenL spanning u
buc
= knikfacLor
u = knikcoefficienL waarbij Levens
o

i
LoelaaLbare
spanning bij
o
d
= o y
slankheid i neL y

= belasLing-
facLor
belasLingen als de sLerkLe onderworpen zijn aan
sLaLisLische weLLen hebben echLer geleid LoL een
LoeLsingswijze van de consLrucLieve veiligheid
door niddel van de begrippen uiLersLe grens-
LoesLand en rekenwaarde van de belasLing.
De belasLingen die kunnen opLreden, worden
voorzien van belasLingsfacLoren. De rekenwaarde
van de belasLing die nen zo verkrijgL, leidL ver-
volgens LoL een rekenwaarde van de inwendige
krachLen en spanningen. Deze laaLsLe nogen
bij LoeLsing de uiLersLe grenswaarde voor de in-
wendige krachLen of spanningen (= sLerkLe) nieL
overschrijden.
liguur 3.102 geefL heL verschil van beide bena-
deringen in essenLie weer.
3.4.T.c Berekenlng constructles op sterkte
8ij de consLrucLievakken beLon, sLaal en houL
wordL uiLvoerig ingegaan op de wijze waarop
de draagkrachL van consLrucLiedelen als liggers,
vloerplaLen, kolonnen en funderingspalen kan
worden berekend en hoe voor de afzonderlijke
naLerialen onder neer de spanningsconLrole kan
worden uiLgevoerd.
De richLlijnen voor de conLroleberekeningen
sLaan in de Tcchni:chc Crond:ldgcn voor 8ouw-
con:tructic:, de 1C8 10. Deze zijn uiLgebrachL
in een aanLal nornbladen.
ln deze NEN's wordL enerzijds precies aange-
geven op welke belasLingen noeL wordL gere-
Flguur 3.T02 Crondslag sLerkLeberekening vroeger en nu
06950505_Hfdst_03.indd 136 11-11-2005 12:02:00
3 DkACEN T37
1 vervorming door
wind
2 vervorming door
temperatuureffect
3 vervorming door
zettingen en
zettingsverschil
4 vervorming door
krimp
5 vervorming door
scheefstand
6 vervorming door
horizontale en vertikale
kraanbewegingen
Flguur 3.T04 vervorningsoorzaken bij een gebouw als
geheel
kend (NEN 702) in de diverse onsLandigheden,
en anderzijds welke naLeriaalgegevens van Loe-
passing zijn en welke procedure bij de conLrole
noeL worden gevolgd voor de verschillende
consLrucLienaLerialen (aangegeven in de NEN's
710, 720, 70, 770 en 70, respecLievelijk
voor aluniniun, beLon, houL, sLaal en sLeen).
3.4.T.d Tweede draagweg
MochL door een ongeluk of een calaniLeiL Loch
nog een viLaal onderdeel van de hoofddraag-
consLrucLie (ccr:tc drddgwcg) uiLvallen, dan zal
de resLerende consLrucLie de klap noeLen kun-
nen opvangen. HeL wegvallen van heL bewusLe
onderdeel nag nieL leiden LoL voorLschrijdende
insLorLing, zeker nieL waar de veiligheid van per-
sonen in gevaar kan konen. Er zal in die gevallen
voor een Lweede draagweg noeLen worden ge-
zorgd, waardoor de resLerende consLrucLie nieL
insLorL, naar blijfL 'hangen'.
liguur 3.103 LoonL een voorbeeld uiL de verdie-
pingbouw. 8ij sLapelbouw neL kolonnen, bal-
ken en vloerplaLen zonder een hechL onderling
verband zouden door heL uiLvallen van een ko-
lon op de begane grond (bijvoorbeeld door een
aanrijding of explosie) de bovenliggende vloeren
in de val kunnen worden neegesleurd.
kolom valt uit
drukboog
trekkracht
Flguur 3.T03 voorbeeld Lweede draagweg
On diL Le voorkonen zal in de eersLe plaaLs de
kolon goed noeLen worden verbonden neL de
andere consLrucLiedelen zodaL deze ninder ge-
nakkelijk kan uiLvallen. ln de Lweede plaaLs noeL
ervoor worden gezorgd daL de krachLen uiL de
bovenliggende vloeren op een andere wijze kun-
nen worden afgevoerd. DiL kan worden bereikL
door de wapening in de rand van de vloer of in
de randbalk zo door Le Lrekken daL deze in sLaaL
is als hangconsLrucLie Le werken. NaLuurlijk noeL
de overige consLrucLie wel zijn opgewassen Le-
gen de ploLseling opLredende exLra krachLen.
8ovendien zal nen de groLe vervorning die hier-
nee gepaard gaaL voor lief noeLen nenen.
3.4.2 5tl[fheld
ConsLrucLies noeLen voldoende sLijf zijn. Slappe
consLrucLies kunnen door Le groLe vervorning
leiden LoL schade, ongerief en hinder. Schade
noeL worden voorkonen, ongerief en hinder
noeLen zoveel nogelijk worden beperkL. ln ver-
band hiernee noeLen de nogelijk opLredende
door- en uiLbuigingen door de belasLingen wor-
den beperkL. De voorschrifLen spreken in diL ver-
band van bruikbddrhcid:grcn:toc:tdnden.
3.4.2.a Analyse vervormlngen
De vervorningen kunnen door verschillende
oorzaken Leweeg worden gebrachL, hguur 3.104.
Deze oorzaken hebben beLrekking op:
4 heL gebouw als geheel,
4 de consLrucLieve delen afzonderlijk.
06950505_Hfdst_03.indd 137 11-11-2005 12:02:03
T3
personen en goederen
sneeuw en water
wind
permanente belasting
permanente belasting
permanente belasting
Flguur 3.T05 8elasLing door zwaarLekrachL en wind
4 Ccbouw dl: gchccl
voor een gebouw als geheel is de windbelasLing
de belangrijksLe invloedsfacLor. De wind belasL
heL gebouw horizonLaal, waardoor een zijde-
lingse uiLwijking opLreedL, hguur 3.104-1.
DaarnaasL kan een gebouw ook vervorningen
ondergaan door andere invloeden, zoals:

LenperaLuureffecLen door heL klinaaL en de


zon, hguur 3.104-2,

zeLLingen en zeLLingsverschillen door verschil-


len in gebouwgewichL, wijziging grondwaLer-
sLand enzovoorL, hguur 3.104-3,

krinp- en kruipverschijnselen in beLon,


hguur 3.104-4,

scheefsLand, hguur 3.104-5,

kraanbaanbewegingen, hguur 3.104-.


iLeraard noeLen deze vervorningen voldoende
in de hand worden gehouden, heLgeen LoL eisen
leidL Len aanzien van waL in de gegeven siLuaLies
naxinaal aanvaardbaar is.
4 Con:tructicvc ondcrdclcn dlzondcrlijk
NaasL heL gebouw als geheel noeLen ook de on-
derdelen afzonderlijk op heL vervorningsgedrag
en de sLijfheidseisen worden bekeken. Hierbij
denken we neL nane aan de doorbuiging van
de vloeren, heL dak en de gevels door belasLing
Len gevolge van de werking van de zwaarLe-
krachL en door wind, hguur 3.105.
3.4.2.b Ongewenste verschl[nselen bl[ de
vervormlng
De opLredende vervorningen kunnen onge-
wensLe verschijnselen Leweegbrengen, leidend
LoL:
4 consLrucLieve schade,
4 lekkende kieren,
4 hinderlijke vervorningen en bewegingen.
4 Con:tructicvc :chddc
Door vervorning van heL gebouw en de onder-
delen daarvan kan consLrucLieve schade opLre-
den.
Schddc ddn :chciding:con:tructic:
Deze nanifesLeerL zich voornanelijk in onbe-
doelde :chcurvorming van de verLicale schei-
dingsconsLrucLies (scheidingswanden, gevelpla-
Len, voegdichLingen, bevesLigingen enzovoorL).
Deze schade LreedL op indien de scheidingscon-
sLrucLies de vervorning van de dragende delen
nieL voldoende kunnen volgen en daardoor op
een of andere wijze worden sLukgeLrokken.
De schade kan onder neer worden veroorzaakL
door:

uiLbuiging van heL gebouw door wind,

doorbuiging van de vloeren en heL dak door


de pernanenLe en de veranderlijke belasLing,

ongelijknaLige Lhernische uiLzeLLingen van de


consLrucLie,

ongelijknaLige zeLLingen van de fundering.


Al:chuilvcrvorming
MeL nane de afschuifvervorning kan voor pro-
blenen zorgen. Hoe noeLen we ons deze ver-
vorning voorsLellen7
liguur 3.10 laaL schenaLisch zien welke proble-
nen scheidingsconsLrucLies kunnen ondervinden
als gevolg van vervorningen in heL dragend
skeleL. Er wordL uiLgegaan van een in heL eigen
vlak vornvasL paneel (bijvoorbeeld een glasruiL),
gevaL in een kader (kozijn of raanwerk). HeL
kader is in de buurL van de hoekpunLen
bevesLigd aan heL dragend skeleL.
ln hguur 3.10-2 (geval 1) schrankL heL skeleL
onder invloed van een belasLing van opzij en in
hguur 3.10-3 (geval 2) buigL heL skeleL door
onder invloed van neerwaarLs gerichLe belasLing.
06950505_Hfdst_03.indd 138 11-11-2005 12:02:05
3 DkACEN T39
Flguur 3.T06 Schrankend kader rond vornvasL paneel

1 onvervormd skelet
2 geval 1: schrankend skelet
3 geval 2: doorbuigend skelet
vormvast paneel
vervormbaar kader
scheeftrekkend kader
scheefzakkend kader +
kantelend paneel
ln beide gevallen LrekL heL skeleL heL rechLhoe-
kige kader zonder verzeL van beLekenis nee, on-
daL heL kader zich genakkelijk laaL vervornen.
ln geval 1 leidL diL LoL een 'scheefLrekkend' ka-
der en in geval 2 LoL een 'scheefzakkend' kader,
waarbij in heL laaLsLe geval heL paneel neL de
scheefsLelling van heL kader needraaiL. OndaL
heL vornvasLe paneel de vervorning van heL ka-
der nieL kan neenaken, draaien in beide geval-
len de sLijlen Ler weerszijden van heL paneel over
een hoek o Len opzichLe van verLicale paneel-
randen en verschuiven de onder- en bovenregel
van heL kader langs heL paneel.
DiL heefL LoL gevolg daL de voeg Lussen kader
en paneel kan gaan kieren of daL de voegvulling
scheurL. Op plaaLsen waar heL kader sLuikL Legen
heL vornvasLe paneel kan spanningsconcenLraLie
en breuk opLreden. lndien heL kader nieL vrij kan
bewegen Len opzichLe van heL paneel kan zelfs
de bevesLiging neL heL dragend skeleL worden
kapoL geLrokken.
Waar diL soorL problenen kan worden verwachL
zal nen f heL dragend skeleL noeLen versLijven
on zo de afschuivende werking Lerug Le dringen
f de voeg Lussen kader en paneel noeLen ver-
ruinen.
Schddc ddn dc drdgcr zcll
Door de vervorning kunnen ook de dragende
delen zelf problenen ondervinden, bijvoorbeeld
door heL opLreden van inwendige scheuren.
Als de scheurvorning zover gaaL daL noeL wor-
den ingegrepen en reparaLies noeLen worden
verrichL is er sprake van schade.
4 |ckkcndc kicrcn
HeL ongeconLroleerd opLreden van LochLende en
lekkende kieren (en scheuren!) noeL ook worden
beoordeeld op heL gebruiksaspecL.
vooral bij gevels kunnen deze verschijnselen
leiden LoL onLoelaaLbare achLeruiLgang in de
funcLionele kwaliLeiL door lekken in de waLer- en
windkering, waardoor verslechLering van de
Lhernische isolaLie, vernindering van de ge-
luidsisolaLie en LochLhinder opLreedL. 8ovendien
wordL de consLrucLie door de kieren en scheuren
onderhoudsgevoeliger en neenL de duurzaan-
heid ervan af.
ln diL verband noeL ook worden geleL op heL
dynanische effecL van de wind. Hierdoor kan
zowel de kierwerking als de scheurvorning aan-
zienlijk worden bevorderd.
4 |indcrlijkc vcrvormingcn cn bcwcgingcn
d Stdti:chc vcrvormingcn
Waar verschillen in de vervorning en afwijkingen
bij scheefsLanden, doorhangingen, ongelijke
naadgrooLLen enzovoorL, hinderlijk zichLbaar
kunnen worden noeLen, afhankelijk van de
esLheLische eisen, grenzen worden gesLeld aan
de vervorning. Zonodig kunnen de vervornin-
gen en de verschillen in de vervorning ook wor-
den genaskeerd.
b Dyndmi:chc vcrvormingcn
Cebouwen kunnen dynanisch bewegen door
bijvoorbeeld wind en kraanbaanacLiviLeiLen, vloe-
ren door bijvoorbeeld Lrillende nachines of ren-
nende nensen over de gang, door LransporLnid-
delen als vorkhefLrucks, losziLLend glas kan door
Lrillingen gaan rinkelen enzovoorL.
HeL voldoende in de hand houden en beperken
van de dynanische bewegingen is een belangrijk
aspecL van de sLijfheidseis.
06950505_Hfdst_03.indd 139 11-11-2005 12:02:07
T40
3
c
zeer snelle fluctuaties
3
b
snelle vlaag
3
a
trage vlaag
2 statische deel
1 voorbeeld verloop windbelasting in tijd (model)
-
0
,
5
+
0
,
5
0
-
0
,
5
+
0
,
5
0
-
0
,
5
+
0
,
5
0
0
,
5
1
,
0
0 30 40 50 60 10 20
0 20 30 40 50 60 10
20 30 40 50 60 10
20 30 40 50 60 10
20 30
40 50
60 10
tijd in seconden
wind-
belasting

w
in
kN / m
2
Flguur 3.T07 Analyse windverloop
basisstand

1
= statische uitbuiging

2
= dynamische variantie

2

Flguur 3.T0 iLbuiging hoog gebouw door wind
voor heL gebouw als geheel en onderdelen als
daken en gevels is vooral de wind een belang-
rijke veroorzaker van dynanische vervorningen.
HeL belang ervan voor heL consLrucLief onLwerp
is in heL algeneen groLer naarnaLe er lichLer,
groLer en hoger wordL gebouwd.
Dyndmi:ch cllcct vdn dc wind
Door de wind ondergaaL een gebouw een
bepaalde uitbuiging. Deze uiLbuiging wisselL
voorLdurend door de variabele grooLLe van de
windbelasLing.
De wisseling in de uiLbuiging van heL gebouw is
voelbaar door de versnellingen en verLragingen
die Lijdens de bewegingen opLreden. DiL is ver-
gelijkbaar neL de siLuaLie bij een lifL: de snelheid
waarnee een lifL op- of neergaaL voelL nen nieL,
naar wel de versnelling bij heL verLrek en de ver-
Lraging bij de aankonsL van de lifL.
HeL verloop van de windbelasLing is op heL eer-
sLe gezichL vrij chaoLisch. Maar we kunnen op
heL grillige beeld wel enige greep krijgen door
de wind uiL verschillende conponenLen op Le
bouwen. Zo blijkL de wind volgens de nodel-
naLige weergave in hguur 3.107 opgevaL Le
kunnen worden als qud:i-:tdti:ch bcld:ting (daL
wil zeggen: schijnbaar sLaLisch) neL daaraan
Loegevoegd een verzaneling uiLeenlopende
vlagen. Deze vlagen kunnen worden voorgesLeld
als sinusvornige golven neL wisselende goleng-
Len en anpliLuden.
HeL sLaLische deel volgens hguur 3.107-2 kan
worden gezien als een soorL geniddelde van heL
windverloop gedurende een bepaalde Lijd.
De quasi-sLaLische windbelasLing inclusief de
Lrage windvlagen, hguur 3.107-3a, is vooral van
belang voor de uiLbuiging en de hoekverdraai-
ingen die heL gebouw daardoor ondergaaL.
De snelle windvlagen, hguur 3.107-3b, die cor-
responderen neL de eigenfrequenLie van heL
gebouw zijn daarenLegen vooral van belang van-
wege de voelbaarheid van de bewegingen die
heL gebouw ondergaaL door heL aanslingereffecL
van deze windvlagen. SLellen we de quasi-
sLaLische uiLbuiging op 100%, dan zal de snelle
vlaag bij goed geconsLrueerde gebouwen een
wisseling van zo'n 10 a 30% Leweegbrengen,
hguur 3.108.
06950505_Hfdst_03.indd140 11-11-200512:02:10
3 DkACEN T4T
Flguur 3.T09 Crenzen aan de uiLbuiging van gebouwen
edieig- e hoogbo 2
1 aagbo
u
u
tot
bl
u
t
o
t
h
h
b
l
h
u h
1
150
bij industriele gebouwen
bij andere gebouwen u
1
300
h
1
500
300
u
1
u
h
h
bl
tot
bl
tot
u
bl
=
u
bouwlaag
<
<
<
<
OndaL de zeer snelle ucLuaLies, hguur
3.107-3c, snel neL de Lijd veranderen, kan een
gebouw er neL zijn nassa nieL op reageren. DiL
soorL windLrillingen heefL dus verder geen beLe-
kenis voor de uiLbuiging door wind en de nen-
selijke waarnening van de windeffecLen.
3.4.2.c 5tl[fheldselsen gebouw als geheel
Numerleke aanwl[zlngen
On de hierboven genoende ongewensLe ver-
schijnselen in algenene zin voldoende Le on-
dervangen zijn er in NEN 702 8cld:tingcn cn
vcrvormingcn onder arLikel 10.3 enige nunerieke
aanwijzingen gegeven neL beLrekking LoL de vcr-
ci:tc :tijlhcid van gebouwen.
Zo nag volgens diL arLikel de LoLale 'horizonLale
doorbuiging' bij gebouwen neL slechLs n
bovengrondse bouwlaag overeenkonsLig hguur
3.10-1 nieL groLer zijn dan:
h
150
voor indusLriele gebouwen,
h
300
voor andere gebouwen.
8ij vcrdicpinggcbouwcn, hguur 3.10-2, nag de
uiLwijking nieL groLer zijn dan:
h
300
per bouwlaag,
h
500
voor heL gehele gebouw.
Ultbulglng als lndlrecte maatstaf
Een gebouw van bijvoorbeeld 100 n hoog nag
neL heL criLeriun van
u
LoL

h

500
aan de Lop dus nieL neer uiLwijken dan 200 nn.
Op zich zegL diL criLeriun eigenlijk nieL zoveel.
leiLelijk is de horizonLale doorbuiging dan ook
veeleer een indirecLe naaLsLaf voor Lwee ver-
schijnselen die ernee sanenhangen, nanelijk:

de afschuivende werking of :chrdnking neL de


bijbehorende hoekverdraaiingen,

de voor de nens waarneenbare bewegingen


door de wind.
De werkwijze en redenering is hierbij dus als
volgL:
8ereken voor een gebouw neL een bepaalde
hoogLe, vorn, sLijfheid enzovoorL, de naxinaal
opLredende verplaaLsing aan de Lop voor de
naaLgevende windbelasLing.
8lijfL deze uiLwijking onder de grenswaarde van
h
500
, dan nag worden aangenonen daL de
hoekverdraaiingen (schrankwaarden) over heL
algeneen nog nieL LoL schade en hinderlijke kier-
vorning zullen leiden en daL de bewegingen van
heL gebouw nog nieL onaangenaan waarneen-
baar zullen zijn.
8ij hoge gebouwen is deze benadering alleen in
heL onLwerpsLadiun LoelaaLbaar. voor heL deh-
niLief onLwerp zal nen beide 'echLe' naaLsLaven
rechLsLreeks noeLen analyseren en conLroleren
op de kriLieke posiLies in heL gebouw. Hierbij
noeLen diverse facLoren in rekening worden ge-
brachL, zoals de vorn van heL gebouw, de keuze
van heL consLrucLiesysLeen en -naLeriaal, soorL
en plaaLs van de scheidingsconsLrucLies en de
wijze waarop heL gebouw wordL gebruikL.
Bl[zondere gevallen
SLelL nen zwaardere eisen dan 'nornaal',
bijvoorbeeld ondaL nen kweLsbare gevelcon-
sLrucLies wil Loepassen neL een geringe Loleran-
Lie (zoals glas), of ondaL nen onaangenane
sensaLies van bewegingen door wind zoveel no-
gelijk wil vernijden (bijvoorbeeld in hoge woon-
06950505_Hfdst_03.indd141 11-11-200512:02:17
T42
=zeeg
=zakking
t
o
t
u
u
zeeg
eind
u
u
o
n
u
b
i
j
=onmiddellijkedoorbuigingdoorpermanentebelasting
on
u
u
bij
=bijkomendedoorbuiging
u
tot
=totaledoorbuiging
u
eind
=
=
on
u
bij
u =
zeeg
u
eind
u
tot
u
-
u
zeeg Flguur 3.TT0 SoorLen doorbuiging
gebouwen), dan zal nen de grenswaarde voor
de LoelaaLbare uiLbuiging noeLen opschroeven
naar bijvoorbeeld


h
750
of nisschien zelfs naar
bijvoorbeeld
h
1 000 .
.
Sons worden ook bijzondere :tijlhcid:ci:cn ge-
sLeld sanenhangend neL heL speciheke gebruik
van heL gebouw. Als voorbeeld hiervan noenen
we de zendnasLen, waarvoor hoge sLijfheids-
eisen gelden in verband neL heL zenden en
onLvangen van signalen.
3.4.2.d 5tl[fheldselsen vloeren
5oorten doorbulglng
8ij een Le slappe vloer:

kan er schade opLreden in de scheidings-


consLrucLies door de doorbuigingen, door ver-
schillen in de doorbuiging en door schrankings-
verschijnselen (consLrucLief aspecL),

kunnen deuren en ranen gaan klennen en


kieren, kunnen kasLen van de wanden gaan
wijken, kan gevoelige apparaLuur gaan disfunc-
Lioneren (gebruiksfuncLie),

kunnen vloeren hinderlijk voelbaar gaan


bewegen bij heL belopen ervan, door nachine-
Lrillingen enzovoorL (subjecLief aspecL),

kunnen hinderlijk zichLbare doorbuigingen


en doorbuigingsverschillen opLreden (subjecLief
aspecL).
Al deze verschijnselen, behalve de laaLsLge-
noende, hangen sanen neL de bijkonende
doorbuiging. DiL is de doorbuiging die opLreedL
'in de gebruiksLoesLand', daL wil zeggen vanaf
heL nonenL daL de scheidingsconsLrucLies (neL
de bewegende delen) zijn aangebrachL en heL
gebouw in gebruik wordL genonen.
HeL laaLsLe verschijnsel wordL daarenLegen be-
paald door de doorbuiging in de eindLoesLand.
DiL is de zakking van de consLrucLie Len opzichLe
van de denkbeeldige rechLe lijn Lussen de opleg-
punLen.
liguur 3.110 geefL deze begrippen schenaLisch
weer, aangevuld neL de onniddellijke doorbui-
ging, de zccg (= opwaarLse ronding die vooraf
aan heL elenenL is gegeven) en de LoLale door-
buiging.
On Le kunnen beoordelen welke doorbuigingen
in welke onsLandigheden LoelaaLbaar zijn biedL
NEN 702 houvasL, in arLikel 10.2 voor de bij-
konende doorbuiging en in arLikel 10.4 voor de
doorbuiging in de eindLoesLand.
Bl[komende doorbulglng
1en aanzien van de bijkomcndc doorbuiging van
vloerconsLrucLies wordL als algenene eis gesLeld:
u
bij
< 0,003 |
rep
waarin:
|
rep
= lengLe van de overspanning (bij uiLkragin-
gen Lweenaal de lengLe van de uiLkraging)
voor de bijkonende doorbuiging van vloercon-
sLrucLies die weinig vervornbare (sLeenachLige)
scheidingswanden dragen geldL een ieLs scher-
pere eis (Lenzij scheurvorning wordL verneden
door de consLrucLieve uiLvoering van de wand
zelf):
u
bij
< 0,002 |
rep
verder wordL voor zulke vloeren en liggers die
scheidingswanden dragen aangeraden de
bijkonende doorbuiging Le beperken LoL Len
hoogsLe 15 nn.
HoudL nen deze 15 nn als grens aan, dan is
diL criLeriun dus bepalend voor overspanningen
06950505_Hfdst_03.indd142 11-11-200512:02:21
3 DkACEN T43
Flguur 3.TTT Wand Lussen Lwee zakkende vloeren
2 beidevloeren
zakkenevenveel:
nietsaande
hand
1 beginstand 3 bovenvloer
zaktmeer:
wandraakt
klem
?
4 bovenvloer
zaktminder:
wandgaat
gapen
?
boven de
0 015
0 002
7 5
,
,
, n.
Doorbulglng ln de elndtoestand
De eis Len aanzien van de doorbuiging in de
eindLoesLand van de bovenzijde van vloeren en
heL zichLbare deel van de onderkanL van vloeren
luidL:
u
eind
< 0,004 |
rep
Door de vloer bij de bouw een opwaarLse
ronding of zccg nee Le geven is heL nogelijk
een groLere doorbuiging Loe Le laLen. DiL geldL
ook in die gevallen waarbij een deel van de
zakking kan worden genaskeerd door een
aangepasLe vloer- en plafondafwerking bij de
uiLvoering.
Absolute en relatleve doorbulglng
Zoals gesLeld, is in vele gevallen nieL zozeer de
doorbuiging op zichzelf naaLgevend als wel de
relaLieve doorbuiging. 8eschouwen we Lwee
vloeren boven elkaar neL daarLussen een schei-
dingswand zoals hguur 3.111 in doorsnede
LoonL, dan is duidelijk waaron we in zo'n geval
vooral noeLen kijken naar de relaLieve doorbui-
ging. DaL wil zeggen heL doorbuigingsverschil
daL Lussen de vloeren onderling opLreedL.
voorkonen noeL inners worden daL de Lus-
sengeplaaLsLe scheidingswand in de verdrukking
konL of gaaL gapen als gevolg van heL opLre-
dende doorbuigingsverschil. Als beide vloeren
daarenLegen evenveel verplaaLsen is er in diL op-
zichL verder nieLs aan de hand.
HeL neesL problenaLisch zijn siLuaLies waar de
ene vloer vrij kan doorbuigen en de andere nieL.
Zo'n siLuaLie LreedL bijvoorbeeld op bij een vrij-
dragende verdiepingsvloer boven een nieL-
vrijdragende begane-grondvloer. 8uigL de be-
gane-grondvloer in heL geheel nieL door, dan is
de relaLieve doorbuiging of heL doorbuigingsver-
schil Levens gelijk aan de absoluLe doorbuiging
van de verdiepingsvloer.
|uisL in die gevallen waarbij heL doorbuigings-
gedrag van boven elkaar gelegen vloeren sLerk
uiLeenloopL, noeL er goed op worden geleL daL
de Lussenliggende wanden en vooral ook de aan-
sluiLende gevels heL doorbuigingsverschil goed
kunnen ondergaan, zonder daL diL LoL schade
leidL of hinder geefL (breuk, scheuren, kieren en
dergelijke).
HeL naxinaal LoelaaLbare doorbuigingsverschil
zal verder onder neer afhangen van de gekozen
naLerialen en consLrucLiewijzen van de gevels
en binnenwanden en van de kwaliLeiLseisen die
eraan worden gesLeld.
Zo zal nen bijvoorbeeld bij Legelwanden van
saniLaire ruinLen rekening noeLen houden neL
een zeer beperkL LoelaaLbaar doorbuigingsver-
schil, sLel bijvoorbeeld < 5 nn, als er LenninsLe
geen speciale naaLregelen worden geLroffen on
consLrucLieve en esLheLische problenen bij de
aansluiLing neL de bovengelegen vloer Le voor-
konen.
06950505_Hfdst_03.indd143 11-11-200512:02:24
T44
1 ligger op twee steunpunten
2 doorgaande ligger

max.

max.
= --- -----
16
5

1
24

max.
= --- -----

3

max.
= ---- -----

5
384

4

max.
= ---- -----

1
384

4

2
1000
stel:
max.
= -----
2
1000
stel:
max.
= -----

max.

max.
---
1
150

max.
---
1
160

max.

max.

max.

1
24
1
27

max.
= --- --- -----

3

max.

max.
= ----- -----
16
27
Flguur 3.TT2 verband Lussen doorbuiging en hoekver-
draaiing
Hoekverdraallng
8ij heL doorbuigen ondergaaL een dragende balk
of vloer hockvcrdrddiingcn, dus ook de schei-
dingsconsLrucLie als deze daarop sLaaL of eraan
hangL. Kan de scheidingsconsLrucLie de opLre-
dende schrankingen aan7
On deze vraag Le kunnen beanLwoorden noeL
een relaLie worden gelegd Lussen de doorbui-
ging en de hoekverdraaiing.
Ca uiL van een balk of vloer, opgelegd aan de
beide uiLeinden overeenkonsLig hguur 3.112-1.
SLel daL deze balk of vloer door een gelijknaLig
verdeelde belasLing in heL nidden een doorbui-
ging ondergaaL Ler grooLLe van:
u
n
= 0,002 |,
dan correspondeerL hiernee bij de opleggingen
een hoekverdraaiing:

o
opl
=
1
150
WordL vervolgens de ligger doorgaand genaakL
overeenkonsLig hguur 3.112-2, dan is de hoek-
verdraaiing heL grooLsL Ler plaaLse van de buig-
punLen in de doorbuigingsas op een afsLand van
circa 0,25 | van de opleggingen.
8ij dezelfde u
n
= 0,002 |, wordL de naaLge-
vende hoekverdraaiing in daL geval

o
0,25I
=

1

a

1

,

10 170
afhankelijk van heL belasLingsschena.
Ceneraliserend nogen we rekenen op een
naxinale hoekverdraaiing van circa
1
150
als nog
neL wordL voldaan aan de eis van u
bij
= 0,002 |.
Als de scheidingsconsLrucLie deze hoekverdraai-
ing aan kan, is de gesLelde u
bij
in orde, anders
noeL de eis worden aangescherpL.
Hoekverdraallng ln dwarsrlchtlng
De hoekverdraaiing noeL nieL alleen worden be-
waakL in de richLing van de overspanning, naar
ook loodrechL daarop. DiL geldL in heL bijzon-
der voor vloeren neL groLe overspanningen op
plaaLsen waar deze vloeren worden gehinderd in
hun vrije verLicale beweging.
Voorbeeld
Cegeven een kanLoorgebouw neL een rechL-
hoekige plaLLegrond volgens de opzeL van
hguur 3.113.
8ij een overspanning van |
1
= 14 n noeL
worden voldaan aan de eis:
u
bij
< 0,002 | = 28 nn
Deze waarde is onaccepLabel in verband neL
de Le verwachLen problenen bij de aanslui-
Ling van inpandige scheidingswanden.
06950505_Hfdst_03.indd 144 09-12-2005 10:41:12
3 DkACEN T45
3.4.2.e 5tl[fheldselsen daken
Daken nogen ieLs ninder sLijf worden uiL-
gevoerd dan vloeren.
De eis Len aanzien van de bijkonende doorbui-
ging van daken luidL volgens NEN arLikel 10.2.3
nanelijk:
u
bij
< 0,004 |
rep
1en aanzien van de doorbuiging in de eind-
LoesLand geldL volgens NEN 702 arLikel 10.4.2
dezelfde eis:
u
eind
< 0,004 |
rep
HeL aanbrengen van een zccg geefL de noge-
lijkheid de doorbuiging in de eindLoesLand neL
zoveel Le beperken als nen wil. Ook bij daken zal
daaron gewoonlijk de bijkonende doorbuiging
naaLgevend zijn en nieL de doorbuiging in de
eindLoesLand.
Adn:luiting :chciding:wdndcn op ddkcn
HanLeerL nen bij halvornige ruinLen neL groLe
overspanningen bovensLaande eis voor de
dwars
o
detail gedrag vloer 3
dwars
o
kopwand
2 2
kern
1
=

1
4

m
2 eind
gedrag vloer
t.p.v. kopwand
2
plattegrond 1
Flguur 3.TT3

Hoekverdraaiing vloer in dwarsrichLing
SLellen we overeenkonsLig de aanbeveling
de bijkonende doorbuiging op naxinaal
15 nn, dan vraagL ook deze naaL Loch nog
aandachL op plaaLsen waar de vloer nieL kan
doorbuigen, zoals bij de kopgevels en bij de
inpandige 'kern' voor heL verLicale verkeer.
8eschouw bijvoorbeeldde siLuaLie bij de kopgevel.
verondersLel daL de kopgevel verLicaal nieL kan
verplaaLsen en daL de vloer zijdelings schar-
nierend ernee is verbonden en voor de resL
rusL op sLalen liggers. 8uigen de liggers door
onder invloed van de veranderlijke belasLing
(bijvoorbeeld een zwaar archief), dan onder-
gaaL de vloer in de nabijheid van de kopgevel
een zijdelingse hoekverdraaiing o
dwars
, op de
wijze zoals hguur 3.113 diL aangeefL.
SLellen we de kriLische o
dwars
bijvoorbeeld op

1
150
, dan kan de eersLe ligger dus pas

vrij

doorbuigen als nen deze plaaLsL op een af-
sLand van Len ninsLe |
eind
= 0,015 150 =
2,25 n van de kopwand, afgezien van de
doorbuiging die de vloer zelf ondergaaL Lus-
sen de kopwand en de eersLe ligger.
Trllllngen
1rillingen kunnen hinderlijk zijn als deze voelbaar
of zichLbaar worden. 8ij vloeren kunnen deze
Lrillingen worden veroorzaakL door bewegende
personen, nachines, verkeer en wind.
lndien een belasLing van Len ninsLe 5 kN per n
2

vloer c.q. 150 kN per ligger aanwezig is, nag
volgens NEN 702 arLikel 10.5.2 worden aan-
genonen daL een vloer door lopende personen
nieL in hinderlijk voelbare Lrilling is Le brengen.
8eLonnen vloeren halen deze gewichLsindicaLie
neesLal wel. SLalen en houLen (Lussen-)vloeren,
loopbruggen, passarelles enzovoorL, zijn echLer
vaak aanzienlijk lichLer en vragen op diL punL
daaron exLra aandachL.
NieL alLijd is de nens naaLgevend voor de Loe-
laaLbaarheid van de Lrillingen. Sons ook leggen
de acLiviLeiLen (veel) sLrengere eisen op, zoals
bijvoorbeeld bij laboraLoria neL Lrillingsgevoelige
apparaLuur.
06950505_Hfdst_03.indd 145 11-11-2005 12:02:31
T46
(bijkonende) doorbuiging, dan leidL diL LoL
groLe verLicale verplaaLsingen van heL dak.
voorbeelden:

sporLhal neL een overspanning van | = 30 n


u
bij
< 120 nn,

hangar neL een overspanning van | = 0 n


u
bij
< 320 nn.
Op zich behoeven zulke groLe zakkingen geen
probleen Le zijn. Maar er kunnen zich noeilijk-
heden voordoen als nen scheidingsconsLrucLies
op de dakconsLrucLie wil aansluiLen. MeL nane
geldL diL voor de gevels die waLer- en winddichL
neL heL dak noeLen worden verbonden.
Neen on de gedachLen Le bepalen de hal van
hguur 3.114 en beschouw de aansluiLing van de
kopgevels op heL dak.
gording
6 m
1
30 m
overzicht hal
randligger
gordingen op 3 2
gevelstijlen
gordingen op
gevelstijl
kopgevel
onbelast dak
o
gording
rand
ligger
bij rand
randligger
u
Flguur 3.TT4 AansluiLsiLuaLies dak hal op kopgevel in
vervornde LoesLand
ln hguur 3.114-3 worden langs de kopgevels
randliggers LoegepasL neL dezelfde afneLingen
als de Lussengelegen hoofdliggers.
Evenals de overige liggers zal de randligger wil-
len doorbuigen onder invloed van de belasLing,
en wel neL de helfL, ondaL de belasLing op de
randligger slechLs half zo grooL is.
De kopgevel laaL deze doorbuiging echLer nieL
Loe, Lenzij nen een schuifverbinding naakL
Lussen de randligger en de kopgevel.
Wil nen diL nieL en bevesLigL nen liever de rand-
ligger aan de kopgevel, dan zullen de sLijlen in
de gevel de afdrachL van de verLicale belasLing
overnenen en wordL de randligger dus in feiLe
overbodig.
Men kan deze dan ook rusLig weglaLen, als Len-
ninsLe de kopgevelsLijlen op de exLra belasLing
vanuiL heL dak zijn berekend, hguur 3.114-2.
Hoekverdraallng ln dwarsrlchtlng
Door de plaaLsing van de gordingen op de
gevelsLijlen zal heL dak in de eindvelden echLer
een relaLief sLerke hoekverdraaiing ondergaan
(o
dwars
), hguur 3.114-2.
De probleensLelling is hier heLzelfde als bij de
vloeren, alleen is in diL geval de hoekverdraaiing
aanzienlijk groLer.
SLelL nen de breedLe van heL eindveld op bij-
voorbeeld n, dan leidL diL bij een doorbuiging
van 120 nn voor de hoofdliggers LoL een hoek-
verdraaiing van de gordingen in de eindvelden
gelijk aan:

o
dwars

120
000
1
50
Hoewel daken naar verhouding neesLal wel
vrij genakkelijk kunnen vervornen in de
dwarsrichLing, noeL deze verdraaiing in z'n
algeneenheid Loch als Le grooL worden
beschouwd. Dus zal nen naaLregelen noeLen
Lreffen on de sLijfheid van de hoofdliggers Le
vergroLen.
Hemelwaterafvoer bl[ platte daken
8ij plaLLe daken noeL bovendien goed worden
geleL op de henelwaLerafvoer. De afvoer van heL
henelwaLer (regenwaLer en snelLwaLer) noeL
zijn verzekerd en er nag geen onvoorziene
wdtcrdccumuldtic plaaLsvinden op heL dak, zie
ook paragraaf 3.2.2.b.
Cewoonlijk houdL diL in daL ervoor wordL ge-
zorgd daL op heL plaLLe dak geen waLerplassen
van beLekenis kunnen opLreden. On diL Le
bereiken noeL een zodanig afschoL zijn aange-
brachL daL overeenkonsLig NEN 702 arLikel
06950505_Hfdst_03.indd 146 11-11-2005 12:02:34
3 DkACEN T47
10.4.3 ook bij de doorbuiging in de eindLoe-
sLand op elk punL van de oppervlakLe waLer kan
blijven afvoeren naar de aanwezige afvoer-
punLen. 1ezanen neL de eis van u
eind
< 0,004 |
leidL diL LoL een afschoL van Len ninsLe 1,%,
overeenkonsLig hguur 3.115.
'brievenbus'
plaatselijke
dakrandverlaging
a
u
eind
o
rest
voorwaarde : afschot
rest
o > 0
a
> 1,6 %
Flguur 3.TT5 verzekering henelwaLerafvoer Ler vernijding
van waLeraccunulaLie
8ij daken sanengesLeld uiL liggers, gordingen en
plaLen noeL bovendien neL de doorbuiging van
de sanensLellende delen rekening zijn gehou-
den, waardoor een groLer afschoL noodzakelijk
kan worden.
verder noeL bij plaLLe daken rekening worden
gehouden neL de nogelijkheid daL de reguliere
waLerafvoeren zijn versLopL door bijvoorbeeld
sneeuw, ijs, bladeren en vuil. On ervoor Le zor-
gen daL heL waLer zich dan nieL gaaL verzanelen
achLer hoge opsLaande dakranden, zullen in
zulke gevallen nooddlvocrcn noeLen worden Loe-
gepasL, bijvoorbeeld door niddel van een dak-
randverlaging of een 'brievenbus' in de dakrand,
hguur 3.115.
3.4.2.f 5tl[fheldselsen
scheldlngsconstructles
ScheidingsconsLrucLies zullen zelf de belasLing
loodrechL op hun eigen vlak noeLen opvangen,
zoals de wind op de gevels en onder- en over-
druk op de gevels en de binnenwanden.
verder kan bijvoorbeeld een aan de scheidings-
consLrucLie opgehangen kasL een buigend
nonenL op de wand uiLoefenen waardoor deze
S-vornig zal verbuigen.
Aan de opLredende vervorningen zullen gren-
zen noeLen worden gesLeld. ln principe kunnen
hiervoor dezelfde eisen worden aangehouden als
voor daken.
Zo kan in de regel als eis worden aangehouden:
u
bij
< 0,004 |
Naar onsLandigheden zal nen deze eis noeLen
verzwaren, of alLhans de kweLsbare plekken in
de onLworpen scheidingsconsLrucLies kriLisch in
ogenschouw noeLen nenen.
Zo wordL Legenwoordig bijvoorbeeld bij
represenLaLieve kanLoorgebouwen nogal eens
gesLreefd naar groLe en hoge zelfdragende
glazen gevelpuien, gekoppeld aan onvangrijke
ingangsparLijen en aLria. ln zulke gevallen
onderschaL nen genakkelijk de beLekenis van de
windbelasLing en de daarnee sanenhangende
consLrucLieve naaLregelen on de benodigde
sLijfheid van de gevel Le waarborgen, hguur
3.11.
Flguur 3.TT6 voorbeeld draagconsLrucLie glazen gevelpui
3.4.3 5tablllteltsbeschouwlng
ConsLrucLies noeLen nieL alleen voldoende sLerk
en sLijf zijn, naar ook sLabiel, hguur 3.117. Een
consLrucLiesysLeen is sLabiel als heL sLandzeker of
sLandvasLig is en vornvasL.
voor de sLandvasLigheid is heL uiLwendige even-
wichL een vereisLe en voor de vormvd:thcid heL
inwendige evenwichL.
06950505_Hfdst_03.indd147 11-11-200512:02:37
T4
kolom of
wand
1
genoeg
2 niet sterk
genoeg
niet stijf 3 niet stabiel 4
Flguur 3.TT7 SLerkLe, sLijfheid en sLabiliLeiL
verzakken 2
1 verschuiven
3 opdrijven scheefzakken
Flguur 3.TT Enige vornen van falende fundering

3.4.3.a Ultwendlge lnstabllltelt
Een op zich vornvasL bouwwerk kan verloren
gaan of onbruikbaar worden door verschuiven,
verzakken en scheefzakken, opdrijven en kanLe-
len. HeL verlies aan :tdndvd:tighcid nanifesLeerL
zich bij deze verschijnselen door een onaccep-
Labele verplaaLsing of verdraaiing van heL bouw-
werk Len opzichLe van de oorspronkelijke sLand.
Vcr:chuivcn van een bouwwerk kan opLreden
bij een Le groLe zijdelingse druk waarLegen de
fundering nieL besLand is, hguur 3.118-1.
verzakken en}of scheefzakken van een bouwwerk
LreedL op bij een LekorLschieLende fundering op
onvoldoende draagkrachLige grondslag, hguur
3.118-2.
Opdrijvcn vindL plaaLs indien heL gewichL van
een ingegraven bouwwerk nieL voldoende
LegenwichL biedL Legen de opwaarLse grond-
waLerdruk en er geen naaLregelen zijn geLroffen
on heL bouwwerk Le ballasLen of aan de grond
Le verankeren, hguur 3.118-3.
|dntclcn van een bouwwerk is de neesL
vergaande vorn van uiLwendige insLabiliLeiL.
Onvallen of onLuinelen kan plaaLsvinden op
een vasLe ondergrond, naar kan ook worden
ingeleid door een groeiende scheefsLand bij een
slappe fundering.
Kantellng op vaste ondergrond
DiL verschijnsel kan opLreden bij slanke bouw-
werken op een snalle basis als heL eigen gewichL
onvoldoende grooL is on bij zijdelingse belasLing
onvallen Le voorkonen. ZeLLen we volgens
hguur 3.11 een sLenen nuur los op een beLon-
nen funderingsplaaL, dan zal de nuur kanLelen
wanneer deze van opzij krachLig wordL belasL
door wind. EvenwichLsverlies LreedL op als de re-
sulLanLe van heL eigen gewichL en de windbelas-
Ling voorbij heL kanLelpunL konL, hguur 3.11-2.
Een dunne nuur kan ook zonder wind uiL balans
raken wanneer deze een zekere scheefsLand ver-
LoonL, hguur 3.11-3. ln heL laaLsLe geval LreedL
evenwichLsverlies op als de werklijn van heL
eigen gewichL voorbij heL kanLelpunL ligL.
8ij lijnvornige en vlakke elenenLen zoals kolon-
nen, porLalen en wanden noeL heL gevaar van
heL kanLelen op een vasLe ondersLeuning zeer
serieus worden genonen. vooral in heL bouw-
sLadiun kunnen door onverwachLe windbelas-
Ling, aanrijding enzovoorL, genakkelijk ongeluk-
ken gebeuren.
8ij bouwwerken waarbij ook de derde dinensie
(de dikLe) behoorlijk is uiLgebouwd besLaaL over
heL algeneen geen gevaar voor deze kanLel-
wijze, ondaL bij voldoende eigen gewichL de
resulLerende krachL dan gewoonlijk ruin binnen
heL kanLelpunL zal vallen.
Kantellng op slappe ondergrond
8ij heL geval van hguur 3.11-3 wordL veron-
dersLeld daL de nuur scheef is opgeneLseld of
geplaaLsL op een vasLe beLonplaaL.
06950505_Hfdst_03.indd148 11-11-200512:02:40
3 DkACEN T49
Flguur 3.TT9 KanLeling vrijsLaande nuur op vasLe oplegging
muurinverticalestand
1
staandemuur
eigengewicht+wind
G
G
alleeneigengewichtbij 2
R
G
alleeneigengewichtbijscheef- 3
kantelpunt kantelpunt
W
Flguur 3.T20 KanLeling vrijsLaande nuur op neegevende ondergrond
eigengewicht+wind
R
1 alleeneigengewichtbij 2
verticalestand
G
G
3 alleeneigengewichtbij
scheefstand
W
G
Een aanvankelijk verLicaal geplaaLsLe nuur kan
echLer ook scheef gaan sLaan indien de funde-
ring nieL draagkrachLig genoeg is en neL de
belasLing neegeefL.
liguur 3.120 LoonL schenaLisch waL er in zo'n
siLuaLie kan gebeuren. Door heL neegeven van
de fundering zal een eennaal ingezeLLe roLaLie
worden vergrooL, zodaL de resulLerende krachL
nog weer ieLs ongunsLiger gaaL aangrijpen bij de
fundering, waardoor de wand dus nog sLerker
gaaL hellen. Deze bijkonende roLaLie wordL heL
twccdc-ordc-cllcct genoend.
HeL is naLuurlijk zaak daL heL sluipende proces
van Loenenende scheefsLand eindig is en de
fundering Lijdig en blijvend een nieuw evenwichL
weeL Le vinden (vergelijk hierLoe de precaire
siLuaLie waarin de Loren van Pisa al sinds jaar en
dag verkeerL). LukL diL nieL, dan zal heL bouw-
werk Len sloLLe onvallen.
HeL gevaar voor deze vorn van kanLelen is heL
grooLsL bij bouwwerken als Lorens, schoorsLenen
en hoge vrijsLaande wanden en kolonnen: daL
wil zeggen slanke objecLen neL een snalle basis
aan de voeL waardoor al snel groLe spannings-
verschillen kunnen opLreden in de fundering neL
een nerkbare scheefsLand LoL gevolg.
liguur 3.121 LoonL een kapconsLrucLie, bijvoor-
beeld boven een servicesLaLion, waarvan de
hoofdliggers slechLs worden ondersLeund door
n kolonnenrij in heL nidden. Zo'n consLruc-
Lie is zeer kanLelgevoelig, ondaL een eenzijdig
aangrijpende veranderlijke belasLing op heL dak
06950505_Hfdst_03.indd149 11-11-200512:02:43
T50
(waLer of sneeuw) al snel leidL LoL een aanzien-
lijke verplaaLsing van de resulLerende verLicale
krachL op de fundering die kan aanzeLLen LoL een
gevaarlijk wordende scheefsLand. Door de basis
Le verbreden of de funderingsweersLand Le ver-
groLen kan nen heL risico van deze kanLelwijze
verkleinen.
2
1
Flguur 3.T2T KanLeling in heL nidden ondersLeunde kap-
consLrucLie op neegevende ondergrond
3.4.3.b Inwendlge lnstabllltelt
8ij inwendige insLabiliLeiL gaaL de vorn van heL
bouwwerk verloren.
DiL kan gebeuren doordaL heL consLrucLie-
sysLeen zich als een schranknechanisne ge-
draagL waardoor diL scheef gaaL sLaan en noge-
lijk zelfs onklapL.
vornverlies kan ook plaaLsvinden door insLorLing
van heL consLrucLiesysLeen, ingeleid door be-
zwijking van n of neer van de sanensLellende
consLrucLiedelen (diL kunnen elenenLen zijn,
naar ook verbindingen).
5chrankmechanlsmen
Een consLrucLiesysLeen kan zijn vorn verliezen
door zich inLern als een :chrdnkmcchdni:mc Le
gedragen, waarbij de sanensLellende delen Len
opzichLe van elkaar wegdraaien.
De neesLe consLrucLiesysLenen bij gebouwen
zijn opgebouwd als rechLhoekige raanwer-
ken, neL kolonnen en}of wanden als verLicale
dragers, en liggers en}of plaLen als horizonLale
dragers. Worden er geen exLra voorzieningen
geLroffen, dan lopen zulke raanwerken heL risico
tc schranken door scheef Le Lrekken of scheef Le
zakken. Worden de opLredende hoekverdraai-
ingen nieL gesLuiL, dan klapL de consLrucLie
uiLeindelijk weg.
De afschuivende werking kan zowel in horizon-
Lale als in verLicale richLing plaaLsvinden, zowel
door verplaaLsing of LranslaLie, als door draaiing
of roLaLie. liguur 3.122 geefL een indruk van
de verschillende schrankvornen. Hierbij zijn de
knooppunLen eenvoudigheidshalve geschena-
Liseerd LoL 'scharnieren'.
verticaleschranking 2
1 horizontaleschranking
rotatie(verdraaiing translatie(verplaatsing 4 3
vlakkent.o.v.elkaar) vlakkent.o.v.elkaar)
Flguur 3.T22 Schrankingsnogelijkheden
ln de prakLijk zullen zuivere schranknechanis-
nen bijna nooiL opLreden, Lenzij de verbindin-
gen bewusL scharnierend worden uiLgevoerd.
Hierdoor zal de naLe waarin de consLrucLie
schrankL afhangen van de grooLLe van de krach-
Len die op de consLrucLie aangrijpen.
8ij Loenenende krachLen zal de consLrucLie
sLeeds neer gaan uiLwijken, LoL de vervorning
06950505_Hfdst_03.indd150 11-11-200512:02:47
3 DkACEN T5T
Tweede-orde-effect
lnsLabiliLeiL nanifesLeerL zich vaak als een slui-
pend proces, leidend LoL onbeheersbare ver-
plaaLsingen en vervorningen. DiL verschijnsel
wordL veroorzaakL door een uiL de hand lopend
Lweede-orde-effecL. DiL effecL LreedL op als exLra
vervorning bovenop heL eersLe-orde-effecL. De
essenLie ervan zullen we neL heL volgende voor-
beeld LrachLen duidelijk Le naken.
Flguur 3.T24 WaLerLoren, Lweede-orde-effecL
op een gegeven nonenL nieL neer Le sLuiLen is
en de consLrucLie wegklapL. Ook bij diL proces
speelL heL Lweede-orde-effecL een belangrijke
rol.
Instortlng
Een consLrucLiesysLeen kan zijn vorn ook verlie-
zen door insLorLing als gevolg van heL bezwijken
van n of neer van de onderdelen waaruiL diL
sysLeen is opgebouwd, hguur 3.123.
1 gegevenvakwerkligger
2 bovenrandkniktuit
3 wandstaafbreekt
4 kolomwordtweggedrukt
Flguur 3.T23 lnsLabiliLeiLsverschijnselen consLrucLie-
sysLeen, ingeleid door heL bezwijken van een onderdeel
8ij heL bezwijken van de onderdelen kunnen we
denken aan elenenLen (sLaven) en aan verbin-
dingen (knooppunLen), die worden kapoLgeLrok-
ken, -gedrukL, -geschoven of -gebogen. ln heL
bijzonder noeL in diL verband worden geleL op
de sLaven die op druk worden belasL, ondaL
deze onderhevig kunnen zijn aan bijkonende,
elenenLgebonden insLabiliLeiLsverschijnselen
als knik, kip en plooi. MeL nane geldL diL voor
sLaal ondaL bij diL naLeriaal zeer slanke sLaven
en dunwandige prohelen worden LoegepasL. ln
de sLaalvoorschrifLen wordL daaron uiLgebreid
aandachL besLeed aan heL voorkonen van deze
verschijnselen.

0

s
1 watertoren 2 statisch schema
met belastingen
3 alleen :
geen zijdelingse
verplaatsing
4 alleen :
verplaatsing

0
5 + :
verplaatsing

0
+
s
Voorbeeld
Watertoren
verondersLel als gegeven een waLerLoren
volgens hguur 3.124. De waLerLoren wordL
geschenaLiseerd LoL een aan de voeL
ingeklende, vrijsLaande kolon, bovenaan be-
lasL door een verLicale krachL l (een vol
reservoir neL waLer) en een horizonLale
krachL | (resulLanLe van de wind).
06950505_Hfdst_03.indd 151 11-11-2005 12:02:51
T52

s
1 gebouw
2 alleen verticale
belasting
3 alleen horizontale
belasting
4 horizontale n
verticale belasting

0
Denken we op de Lop alleen de verLicale lasL
l, hguur 3.124-3, dan ondergaaL de kolon
geen nerkbare zijdelingse verplaaLsing zolang
de werklijn van de belasLing sanenvalL neL de
harLlijn van de kolon (aannenende daL l nieL
de kriLische waarde bereikL waarbij de kolon
uiLknikL). Denken we vervolgens de verLicale
lasL even weg en laLen we Legen de Lop de ho-
rizonLale krachL | aangrijpen, hguur 3.124-4,
dan ondergaaL de kolon hierdoor een zekere
uiLbuiging, sLel neL een verplaaLsing van u
0

aan de Lop.
PlaaLsen we bij deze verplaaLsing l opnieuw
op de kolon, dan leidL diL LoL een kleine bijko-
nende verplaaLsing u
1
, de werklijn van l valL
inners nieL langer sanen neL de harLlijn van
de kolon waardoor deze een exLra buiging Le-
weegbrengL. Deze bijkonende verplaaLsing u
1

leidL op haar beurL weer LoL een nog kleinere
verplaaLsing u
2
die ook weer een verplaaLsing
LeweegbrengL, (u
3
)

enzovoorL.
Alle Loegevoegde verplaaLsingen (u
1
+

u
2
+ u
3
+ .) bij elkaar opgeLeld leveren de in hguur
3.124-5 aangegeven verplaaLsing u
s
op.
Deze son is de Lweede-orde-verplaaLsing.
Deze konL bovenop de eersLe-orde-verplaaL-
sing u
0
. 8ij gezonde consLrucLies is u
s
klein Len
opzichLe van u
0
, gewoonlijk ninder dan 10%
daarvan.
voeren we in gedachLen de verLicale lasL l
op, dan zal u
s
ook Loenenen, aanvankelijk
evenredig neL l, naar geleidelijk aan naar
verhouding sLeeds sLerker, LoL op een gegeven
nonenL de lasL de kriLische waarde l
cr
bereikL
waarbij de kolon (i.c. de waLerLoren) op heL
punL sLaaL Le bezwijken. Deze l
cr
is LheoreLisch
onafhankelijk van de grooLLe van |.
Andcrc voorbccldcn vdn hct twccdc-ordc-cllcct
liguur 3.125 LoonL een porLaalconsLrucLie
waarop een gebouw rusL. We zien in diL geval
heLzelfde Lweede-orde-verschijnsel als bij de
vrijsLaande kolon, naar nu als heL ware onder-
sLeboven.
Flguur 3.T25 1weede-orde-effecL
liguur 3.12 LoonL vervolgens een hoog gebouw
neL een verdeelde belasLing over de hoogLe
van heL gebouw, zowel waL beLrefL heL eigen
gewichL als de windbelasLing. Ook diL geval is
vergelijkbaar neL de waLerLoren, al zal de ver-
vorning over de hoogLe enigszins afwijkend zijn.
Cewoonlijk is in heL gebruikssLadiun u
s
verwaar-
loosbaar klein (orde van grooLLe 2% van u
0
).
liguur 3.127 LoonL een ander soorL Lweede-orde-
effecL in de gedaanLe van waLeraccunulaLie op
daken. 8ij veilige dakconsLrucLies blijfL de Lweede-
06950505_Hfdst_03.indd 152 11-11-2005 12:02:53
3 DkACEN T53
u
s
u
0
0
u
u
t
1 schema 2 alleen
horizontale
belasting
3 horizontale
en verticale
belasting
orde-doorbuiging u
s
klein Len opzichLe van de eer-
sLe-orde-doorbuiging u
0
, opLredend als gevolg van
de waLerlasL neL hoogLe h
1
.
s
u
eerste-orde doorbuiging 1
eerste en tweede-orde doorbuiging 2
h
1
0
h
u
0
t
u u
0
u
s
= +
u
0
Flguur 3.T27 WaLeraccunulaLie op een plaL dak
3.4.4 5tablllteltsvoorzlenlngen
ln de voorgaande paragraaf zijn de nogelijke in-
sLabiliLeiLsverschijnselen op een rijLje gezeL. Ceen
van deze verschijnselen nag naLuurlijk opLreden.
Men zal daaron aannenelijk noeLen naken
daL de onLworpen consLrucLie voldoeL aan de
sLabiliLeiLseisen. 8lijkL diL nieL heL geval Le zijn,
dan zullen exLra voorzieningen noeLen worden
geLroffen on de sLabiliLeiL van de consLrucLie Le
waarborgen.
NieL de sLabiliLeiLseisen naar de sLijfheidseisen,
die uiL heL criLeriun van de bruikbaarheid voorL-
vloeien, zijn echLer neesLal bepalend voor de
vornvasLheid van de consLrucLie.
De Le Lreffen sLabiliLeiLsvoorzieningen worden in
de neesLe gevallen dan ook berekend naar de
sLijfheidseisen die geLalsnaLig voor heL consLruc-
LiesysLeen worden gesLeld.
Zo sLelL nen bij hoge gebouwen gewoonlijk
daL aan de sLabiliLeiLseis wordL voldaan als heL
gebouw aan de Lop bij exLrene wind nieL neer
uiLwijkL dan
1
}
500
a
1
}
1000
van de hoogLe van heL
gebouw. ln feiLe is deze geLalsnaLige begrenzing
een uiLdrukking van de sLijfheidseis.
De voorzieningen die nen LrefL, zijn dan ook
zowel voor de sLabiliLeiL als voor de sLijfheid van
heL consLrucLiesysLeen bedoeld.
3.4.4.a Ultwendlge stabllltelts-
voorzlenlngen
8ij uiLwendige insLabiliLeiLsverschijnselen als heL
verschuiven, verzakken en opdrijven is de sLand-
plaaLs van heL bouwwerk nieL voldoende verze-
kerd. On zulke verschijnselen Le voorkonen zal
noeLen worden gezorgd voor een funderings-
consLrucLie die Loereikend draagkrachLig is.
WaL voor heL bouwwerk als geheel geldL, geldL
ook voor de afzonderlijke consLrucLieve onder-
delen.
Zo geefL hguur 3.128-1 een voorbeeld van een
consLrucLief onderdeel daL nieL voldoeL aan de
voorwaarde van de uiLwendige sLabiliLeiL (en
evennin aan de sLijfheidsvoorwaarde!).
We zien in deze hguur schenaLisch een door-
snede van een opslaghal neL een onhullings-
consLrucLie, die is gefundeerd op palen. De vloer
van de hal is verhoogd uiLgevoerd en draagL de
lasLen direcL op de ondergrond af via een zand-
aanvulling. Door de hoge pernanenLe belasLing
van heL zandpakkeL en de veranderlijke belas-
Ling op de losse vloer, dreigL de randbalk rond
de hal naar buiLen Le worden gedrukL. On diL
ongewensLe fenoneen van heL 'wegdrijven' Le
voorkonen kunnen diverse naaLregelen worden
geLroffen. ln hguur 3.128-2 en 3.128-3 worden
enkele nogelijkheden gegeven.
Flguur 3.T26 8elasLingsverdeling en Lweede-orde-effecL bij
een hoog gebouw
06950505_Hfdst_03.indd 153 11-11-2005 12:02:56
T54
of elke tussenliggende richting
kan omvallen om x- of y-as
vrijstaande kolom met pen en gatverbinding op voetplaat:
ingeklemd in beide richtingen met schoren in beide richtingen 2 3
y
x
z
1
combinatie 4
Flguur 3.T2 voorbeeld uiLwendige sLabiliLeiLs-
voorzieningen
funderingsconstructie voor de overkapping
vrijdragende vloer op palen ge ntegreerd met de 3
opslaghal met vrijdragende overkappings-
een verhoogde ondergrond
constructie en een zwaarbelaste vloer rustend op
schoorpalen toegevoegd 2
1
Flguur 3.T29 SLabilisaLie kanLelgevoelige kolon
Voorzlenlngen tegen kantelgevaar
WaL beLrefL de uiLwendige sLabiliLeiL verdienL heL
kanLelgevaar bijzondere aandachL, vooral in die
siLuaLies waarbij sLapelbouw wordL LoegepasL.
We denken hierbij neL nane aan slanke n- en
Lweedinensionale elenenLen zoals kolonnen,
vlakke wanden en hoge liggers.
We behandelen een aanLal voorbeelden, begin-
nend neL een enkelvoudige kolon en eindigend
neL een sanengesLelde consLrucLie voor de ver-
dieping- en hoogbouw.
|olom
liguur 3.12-1 LoonL een kanLelgevoelige pre-
fab beLonnen kolon op een vasLe voeLplaaL van
beLon. On verschuiving Le voorkonen wordL de
voeL voorzien van een pen-en-gaLverbinding.
KanLeling kan worden voorkonen door de kolon
Le voorzien van schoren, hguur 3.12-2, of door
deze aan de voeL in Le klennen, hguur 3.12-3.
Ook is een conbinaLie van beide nogelijk, hguur
3.12-4. SLeeds noeL worden bedachL daL een
punLvornig opgelegde kolon in Lwee richLingen
noeL worden vasLgehouden.
De oplossing neL de schoren is neesLal een
Lijdelijke aangelegenheid Lijdens de bouw. ls de
kolon eennaal opgenonen in heL groLere ge-
heel van de sLabiele skeleLconsLrucLie, dan kun-
nen de schoren worden weggenonen.
06950505_Hfdst_03.indd 154 11-11-2005 12:02:59
3 DkACEN T55
geen probleem
(tijdelijk)
stempels
wand als schijf
3
1
5 tuien
(tijdelijk)
4
ding met grondplaat
monolitische verbin-
kantelgevoelig
wand als plaat 2
oplegging
losse
Flguur 3.T30 SLabilisaLie kanLelgevoelige wandplaaL
Flguur 3.T3T SLabilisaLie ligger
gording
ligger
kolom
met schoren 4
3 met klampen doorgezette kolom
2
1 kanteling liggers op kolommen schema 1
a
ligger
gording
kolom
3 schema
a a
4 schema
vastgezet aan
randgording
Wandplaat
ln hguur 3.130-1 is een prefab beLonnen wand-
elenenL neergezeL op een beLonnen grondplaaL.
WaL beLrefL de belasLingen in heL eigen vlak ge-
draagL de wand zich als een schijf en is er geen
probleen Len aanzien van de sLabiliLeiL. WaL
beLrefL de belasLing loodrechL op heL eigen vlak
gedraagL de wand zich echLer als een plaaL. Deze
is kanLelgevoelig on de voeLlijn, hguur 3.130-2.
Er zijn vele voorzieningen nogelijk on heL kan-
Lelgevaar Legen Le gaan. Enkele van deze no-
gelijkheden zijn gescheLsL in de hguren 3.130-3
L}n 3.130-8.
tussen in-
geklemde stijlen
6 dwarswanden 7 8 golvend
06950505_Hfdst_03.indd 155 11-11-2005 12:03:02
T56
Flguur 3.T33 iLwendige sLabiliLeiL in de ruinLe (3D)
|ogc liggcr
ln hguur 3.131-1 is een hoge nassieve houLen
ligger aan beide einden op Lwee kolonnen ge-
plaaLsL. Zonder verdere voorzieningen zal deze
ligger kunnen kanLelen op beide oplegpunLen. ln
de hguren 3.131-2 LoL en neL 3.131-4 worden
drie voorsLellen gedaan on kanLeling Le voor-
konen, respecLievelijk door de ligger vasL Le zeL-
Len aan de doorgezeLLe kolon, door de koppe-
ling van klanpen Le voorzien en door heL Loepas-
sen van schoren.
NaasL heL Legengaan van heL kanLelen van de
ligger zullen ook naaLregelen noeLen worden
geLroffen on Le voorkonen daL de in zijdelingse
richLing buigslappe ligger onderweg uiL zijn vlak
LreedL door knik of kip van de gedrukLe delen.
Algemene voorwaarde ultwendlge
stabllltelt
voor een sLabiele ondersLeuning van een con-
sLrucLie in heL plaLLe vlak (2D) zijn nininaal drie
ondersLeuningsreacLies nodig. Als er drie reacLies
zijn, is de ondersLeuning sLaLisch bepaald. Zijn
er neer, dan is de consLrucLie uiLwendig sLaLisch
onbepaald.
Of de consLrucLie uiLwendig sLabiel is, kan wor-
den nagegaan door in ieder sLeunpunL pendel-
sLaven aan Le brengen die op enige afsLand aan
vasLe punLen zijn bevesLigd. HeL aanLal pendel-
sLaven konL dan overeen neL heL aanLal reacLies,
hguur 3.132. voorwaarde is daL de werklijnen
van de reacLies nieL alle drie door n punL gaan.
draaipunt
stabiel 1 niet stabiel 2
Flguur 3.T32 iLwendige sLabiliLeiL in heL plaLLe vlak (2D)
voor een sLabiele ondersLeuning van een ruinLe-
lijk uiLgebouwde consLrucLie (3D) zijn nininaal
zes ondersLeuningsreacLies nodig. Deze nogen
nieL alle zes door n roLaLielijn gaan of hiernee
evenwijdig lopen, hguur 3.133.
3.4.4.b Inwendlge stablllteltsvoorzlenlngen
SkeleLconsLrucLies van gebouwen zijn neesLal
opgebouwd uiL lijnvornige elenenLen, zoals lig-
gers en kolonnen, en vlakvornige elenenLen,
zoals vloeren en wanden. 8ij open skeleLcon-
sLrucLies besLaaL heL gevaar van schranken als
de verbindingen zich scharnierend gedragen.
8ovendien zijn skeleLconsLrucLies kweLsbaar Len
aanzien van nogelijke insLorLing als viLale onder-
delen daarvan zouden wegvallen. De vraag is nu
in welke gevallen zulke ongewensLe verschijn-
selen kunnen opLreden en welke LegennaaL-
regelen nen dan kan Lreffen on problenen Le
voorkonen.
Toetslng lnwendlge vormvastheld
On Le beoordelen of skeleLconsLrucLies in heL
plaLLe vlak inwcndig vormvd:t zijn, kunnen deze
worden geLoeLsL aan de beLrekking:
: > 2k 3
waarin:
: = aanLal sLaven
k = aanLal scharnierende knooppunLen
ls : = 2k 3, dan is heL sysLeen inwcndig vorm-
vd:t en :tdti:ch bcpddld.
ls : > 2k 3, dan is heL sysLeen inwcndig vorm-
vd:t en :tdti:ch onbcpddld.
ls : < 2k 3, dan kan heL sysLeen inwcndig vcr-
vormcn.
stabiel 1
niet stabiel 2
rotatielijn
06950505_Hfdst_03.indd 156 11-11-2005 12:03:05
3 DkACEN T57
liguur 3.134 laaL een aanLal Loepassingen zien.
HieruiL blijkL daL een sLavensLelsel daL conse-
quenL is opgebouwd uiL driehoeken inwendig
sLabiel is. vallen uiL een dergelijk sLelsel n of
neer sLaven weg, dan is daL sLelsel nieL langer
vornvasL.
voorwaarde inwendig vormvast: 2 - 3 s k >
1
2
3
4
5
6
7
= 3
2 - 3 = 6 - 3 = 3
vormvast
s
k
2 - 3 = 8 - 3 = 5
= 5
k
s
vormvast
2 - 3 = 10 - 3 = 7 k
= 7 s
vormvast
2 - 3 = 10 - 3 = 7 k
= 6 s
vormvast
2 - 3 = 8 - 3 = 5 k
= 4 s
vormvast
2 - 3 = 10 - 3 = 7 k
= 6 s
vormvast
2 - 3 = 10 - 3 = 7 k
= 7 s
vormvast
niet
niet
niet
Flguur 3.T34 Analyse inLerne vornvasLheid sLavensLelsel
1er conpensaLie kan nen een inLern nieL-
vornvasL sLelsel van buiLenaf voorzien van exLra
oplegreacLies. On dan opnieuw een vornvasL
geheel Le verkrijgen, zal heL aanLal Loe Le voegen
rcdctickrdchtcn gelijk noeLen zijn aan heL aanLal
weggenonen sLaven.
OndaL een sLaLisch bepaalde consLrucLie al drie
oplegreacLies heefL, kunnen we voor heL LoeLsen
op de vornvasLheid van een sLavensLelsel ook
neer algeneen uiLgaan van de volgende voor-
waarde:

: > 2k r
waarin:
r = aanLal reacLiekrachLen
liguur 3.135 laaL hiervan enige Loepassingen
zien.
voorwaarde : 2 - s k r >
1
2
3
4
5
= 4
2 - = 8 - 3 = 5
s
k
2 - = 8 - 4 = 4
= 4
k
s
vormvast
2 - = 12 - 5 = 7 k
= 7 s
vormvast
2 - = 14 - 8 = 6 k
= 6 s
vormvast
2 - = 6 - 4 = 2 k
= 2 s
vormvast
niet
vormvast
r
r r
r
r
r
r
r r
r
r
r
r r r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
r
Flguur 3.T35 Analyse vornvasLheid sLavensLelsel inclusief
exLerne reacLies
5chrankvoorzlenlngen bl[ raamwerken
Ongc:choordc rddmwcrkcn
8ij ongeschoorde raanwerken noeL de con-
sLrucLie zelfsLandig in sLaaL zijn de krachLen die
hierop werken Le weersLaan zonder daL de vorn
verloren kan gaan (sLabiliLeiLseis) en zonder daL
de consLrucLie Le veel vervornL (sLijfheidseis).
De verschillende gevallen bekijken we in heL
eigen vlak van heL raanwerk volgens hguur
3.13.
liguur 3.13-1 neL vier scharnieren is nieL
sLabiel. ln hguur 3.13-2 wordL hiervan n
scharnier weggenonen door de linkerkolon aan
de voeL in Le klennen. Hierdoor is dus diL geval
wel sLabiel. iL synneLrie-overwegingen is heL
gebruikelijk beide kolonnen in Le klennen
06950505_Hfdst_03.indd 157 11-11-2005 12:03:09
T5
overeenkonsLig hguur 3.13-3. Deze oplossing
wordL veel LoegepasL bij prefab-beLon.
liguur 3.13-4 LoonL Lwee buigsLijve hoeken
Lussen de kolonnen en de ligger. Deze oplos-
sing wordL veel LoegepasL bij sLaal.
HeL driescharnierspanL van hguur 3.13-5 is
sLaLisch bepaald. DriescharnierspanLen worden
zowel in houL als in sLaal LoegepasL en sons ook
in prefab-beLon.
ln sLaal wordL ook wel heL sLaLisch onbepaalde
LweescharnierspanL van hguur 3.13- Loege-
pasL. DiL geval is Le vergelijken neL hguur
3.13-4.
ln hguur 3.13-7 is heL porLaal Len sloLLe volledig
scharnierloos uiLgevoerd. DiL porLaal is drievou-
dig sLaLisch onbepaald. Deze oplossing konL wel
voor bij in heL werk gesLorLe beLonnen porLalen.
ls de sLabiliLeiL van heL ongeschoorde porLaal op
enigerlei wijze verzekerd, dan zal ook de sLijf-
heid ervan nog noeLen worden geconLroleerd.
Door de in hguur 3.13 aangegeven zijdelingse
belasLing zal heL porLaal gaan uiLwijken. De ver-
vorningswijze is in elk der afzonderlijke gevallen
schenaLisch neL een sLippellijn (zwaar vergrooL)
weergegeven.
ln heL algeneen zal de zijdelingse verplaaLsing
van de porLaalregel nieL neer nogen
bedragen dan
1
}
100
a
1
}
300
van de hoogLe van heL
porLaal. Deze naaLsLaf leidL al gauw LoL zware
consLrucLieafneLingen. Men kan dus overwegen
over Le sLappen op heL principe van heL ge-
schoorde raanwerk.
Rddmwcrkcn gc:choord in cigcn vldk
liguur 3.137 geefL een aanLal nogelijkheden on
een op zich nieL schrankvasLe porLaalconsLrucLie
door Loegevoegde consLrucLiedelen Le schoren.
ln de gevallen van de hguren 3.137-1 LoL en
neL 3.137-3 wordL diL gedaan door heL porLaal
respecLievelijk af Le schoren op een schijf, Le
voorzien van een druk}Lrekschoor aan n zijde
of Le voorzien van Luien aan weerskanLen van heL
porLaal. De Loegevoegde voorzieningen zijn hier-
bij in n vlak neL heL porLaal geplaaLsL, hoewel
daarbuiLen, waardoor de ruinLe binnen heL
porLaal vrij blijfL.
Flguur 3.T36 SLabilisaLie ongeschoord raanwerk in eigen
vlak
schematische weergave statisch schema
2 portaal met een ingeklemde kolom
(statisch bepaald)
3 portaal met twee ingeklemde kolommen
(een-voudig statisch onbepaald)
4 portaal met twee buigstijve hoeken
(een-voudig statisch onbepaald)
7 ingeklemd portaal
(drievoudig statisch onbepaald)
5 driescharnierspant (statisch bepaald)
6 tweescharnierspant (tweevoudig statisch onbepaald)
1 portaal met vier scharnieren; niet stabiel
06950505_Hfdst_03.indd 158 11-11-2005 12:03:11
3 DkACEN T59
schematische weergave statisch schema
0 0
0
0
0
0 0
+
+
+
+
+
6 portaal met schrankvaste vulling (schijf)
5 portaal met kruisverband
4 portaal met V- of K-verband
3 portaal met tuien
(trekstaven)
2 portaal met schoor (druk- / trekstaaf)
1 portaal verbonden met schijf, bok, o.i.d.
Flguur 3.T37 Schoringsnogelijkheden raanwerk in eigen
vlak


+ +
+ +
1 niet-voorgespannen kruisverband
2 voorgespannen kruisverband
belasting naar rechts belasting naar links
belasting naar links belasting naar rechts alleen interne
voorspanning
Flguur 3.T3 Werking kruisverband,
nieL-, respecLievelijk wel-voorgespannen
ln de gevallen van de hguren 3.137-4 LoL en neL
3.137- worden echLer inwendige voorzieningen
geLroffen on heL porLaal schrankvasL Le naken,
respecLievelijk door een v- of K-verband, een
kruisverband en een schrankvasLe vulling van
sLeen, beLon, sLaalplaaL enzovoorL.
Zulke voorzieningen zijn alleen dan geschikL in-
dien heL gebruik van heL bouwwerk diL LoelaaL.
8ij gebouwen worden zulke 'obsLakels' in heL
algeneen slechLs geLolereerd in gesloLen gevel-
gedeelLen en pernanenLe binnenwanden.
HeL krui:vcrbdnd is bij raanwerken van houL en
sLaal een veel voorkonende consLrucLiewijzen
on schranking Legen Le gaan. Hierbij worden
neesLal dunne sLaven gehanLeerd (plaLsLaal,
hoeksLaal, rondsLaal enzovoorL) die slechLs Lrek
kunnen opnenen en geen druk. 8ij nieL-voor-
gespannen kruisverbanden is hierdoor slechLs
een deel van de consLrucLie acLief afhankelijk van
de belasLingsrichLing, hguur 3.138-1.
8ij voorgespannen kruisverbanden zijn echLer
sLeeds alle sLaven acLief beLrokken bij de opnane
van de belasLing, hguur 3.138-2. voorwaarde is
dan wel daL de dunne verbandsLaven voldoende
noeLen zijn voorgespannen on alLijd op Lrek Le
worden belasL.
Ruimtclijkc dl:choring vdn hct portddl
HeL porLaal kan ook ruinLelijk worden geschoord.
liguur 3.13 geefL hiervan drie nogelijkheden
LoegepasL op een halvornige ruinLe.
ln de hguren 3.13-2 en 3.13-3 wordL de wind
van opzij door een sanensLel van schijfvornige
vlakken naar de fundering afgeleid buiLen heL
eigen vlak van de porLalen on. ln heL eersLe ge-
val vornen de vlakken neL elkaar een gesloLen
06950505_Hfdst_03.indd159 11-11-200512:03:14
T60
gebouwmodel 1
windzuiging
winddruk
portaal
dakplaten
schijfwerkingoverallevlakken; 2
alleplatenschuifvastverbondenmetskelet
3 schijfwerkinginmiddengebied
kruisverband 4
dakschijf
gevelschijf
schuifvast
randregel
stijl
kolom
winddruk
winddruk
winddruk
windzuiging
windzuiging
windzuiging
gevelplaten
verbonden
trekband
drukboog
Flguur 3.T39 kuinLelijke sLabilisaLie porLalen
doos, in heL Lweede een -vornige band over de
porLalen heen.
Schijfvornige vlakken konen in aannerking bij
goed schuifvasL Le bevesLigen plaaLnaLeriaal
(zoals houLen LriplexplaLen, sLalen neander-
plaLen en beLonnen dakplaLen).
ln hguur 3.13-4 wordL de schijfwerking over-
genonen door een kruisverbandconsLrucLie die
als een plaLLe vakwerkligger nidden over de
porLalen is heen gelegd. Kruisverbanden worden
veel LoegepasL, neL nane bij sLaalconsLrucLies.
DaarnaasL zijn echLer ook andere verband-
conhguraLies nogelijk.
Stdbilitcit loodrccht op cigcn vldk
PorLalen kunnen loodrechL op hun eigen vlak op
diverse wijzen worden gesLabiliseerd.
8ij een alleensLaand porLaal zal nen de kolon-
nen noeLen inklennen aan de voeL, dan wel
noeLen schoren of afLuien. DiL zijn vornen van
uiLwendige sLabilisaLie zoals we die ook al zagen
bij de kolon en de wand in de hguren 3.12 en
3.130.
ln hguur 3.140-1 zien we een porLaal waarvan
de kolonnen zijn afgeLuid naar de fundering.
De ligger zal in diL geval nieL alleen verLicaal,
naar ook horizonLaal zelfdragend noeLen zijn.
8ij Lwee of neer porLalen in serie kan nen de
afzonderlijke porLalen echLer laLen sanenwerken,
waardoor ze neL elkaar een inwendig sLabiliLeiLs-
sysLeen kunnen vornen. De hguren 3.140-2
Flguur 3.T40 SLabilisaLie porLalen loodrechL op eigen vlak
portalenpaar 3
kolommenparen 2
kolommen 1
getuid
verbonden
verbonden
doorkoppelingportalen 4
06950505_Hfdst_03.indd160 11-11-200512:03:18
3 DkACEN T6T
belastinginlangsrichting 2
1 kruisverbandsysteem
a
naarrechts
belastinginlangsrichting
naarlinks
b
2
belastingindwarsrichting
naar rechts
a
3 belastingindwarsrichting 3
naar links
b
Flguur 3.T4T KrachLswerking in kruisverbandsysLeen
LoL en neL 3.140-4 brengen heL principe van
deze opzeL in beeld bij Loepassing van kruisver-
banden. Zodoende kan de windbelasLing 'op
afsLand' naar de fundering worden gevoerd en
wordL Levens bereikL daL de liggers zijdelings
worden gesLeund.
|rdcht:wcrking in krui:vcrbdndcn
ln hguur 3.141-1 zijn heL langsverband van h-
guur 3.13-4 en heL dwarsverband van hguur
3.140-4 bijeengebrachL.
liguur 3.141-2 LoonL welke sLaven van heL
dwarsverband worden geacLiveerd bij belasLing
in langsrichLing, hguur 3.141-3 evenzo voor heL
langsverband bij belasLing in dwarsrichLing.
Afhankelijk van de belasLingsrichLing wordL dus
sLeeds slechLs een deel van heL kruisverband-
sysLeen aangesproken. On goed Le kunnen
begrijpen welke sLaven wanneer werkzaan zijn,
zal nen per belasLingsgeval nauwkeurig de be-
lasLingsafdrachL noeLen nalopen.
HeL kruisverbandsysLeen inpliceerL een doos-
vornige onhulling rond de porLalen waarin de
verbanden zijn opgenonen. Zolang in alle vier
de gevels verbanden kunnen worden geplaaLsL,
is de krachLswerking beLrekkelijk eenvoudig.
Zo wordL in hguur 3.142-1 de aangegeven
krachL direcL volgens heL verband in heL voorvlak
naar de fundering afgeleid.
HaalL nen echLer bijvoorbeeld in heL langsvlak
aan de voorzijde heL verband weg, hguur
3.142-2, dan noeL vrijwel heL hele kruisverband-
sysLeen worden ingezeL on dezelfde krachL neL
een groLe onweg naar de fundering af Le
kunnen leiden.
HeL Loepassen van kruisverbanden is een effec-
Lieve naaLregel on kolonskeleLLen vornvasL Le
naken.
!!
1 directebelastingafdracht
indirectebelasting- 2
overeenzijde
afdrachtoverdriezijden
Flguur 3.T42 WeglaLen delen van heL kruisverbandsysLeen
06950505_Hfdst_03.indd161 11-11-200512:03:21
T62
vormvast 2 1 vervormingsgevoelig
Flguur 3.T44 ConsLrucLieve uiLwerking knooppunL
kruisverbandsysLeen
Men kan op deze wijze zeer sLijve doos-
consLrucLies verkrijgen Legen een geringe naLe-
riaalinspanning. Ook de verbindingen kunnen
sinpel worden uiLgevoerd ondaL ze worden be-
schouwd als scharnieren.
Wel noeL goed worden geleL op een juisLe
sanenhang en doorkoppeling van de sLabili-
LeiLsverbanden, vooral waar versLoringen in heL
sysLeen opLreden. liguur 3.143 geefL enige
nogelijkheden van de geoneLrie en plaaLsing
van de sLabiliLeiLsverbanden. HeL schoorverband
van hguur 3.143-2 en heL zig-zagverband van
hguur 3.143-3 noeLen zowel Lrek als druk kun-
nen opnenen.
1 verschoven
verband
2 schoor-
verband
3 staandzig-zag
verband
4 mogelijkeplaatsingverbandenbijeengrotehal
(bijvoorbeeldhangar)
Flguur 3.T43 varianLen sLabiliLeiLsverbanden
De knooppunten
8ij de schenaLisering van de kruisverbanden
wordL ervan uiLgegaan daL de harLlijnen van de
elenenLen in n punL sanenkonen. ln hguur
3.144-1 is diL bepaald nieL heL geval, waardoor
diL knooppunL relaLief vervorningsgevoelig is en
zelfs LoL gevaarlijke siLuaLies kan leiden.
ln hguur 3.144-2 is de inLerne overdrachL van
de krachLen van de vcrbdnd:tdvcn naar heL kop-
pelpunL van de ligger en de gording veel beLer
geregeld, door heL dichL bijeenplaaLsen van de
verschillende verbindingspunLen op de boven-
ens van de ligger en heL Loevoegen van versLij-
vingsschoLjes in de ligger.
Ceschlktheld verbandconstructles
Zoals we eerder zagen worden verbanden vooral
LoegepasL bij sLaal- en houLconsLrucLies. verder
zijn deze ook zeer geschikL bij prefab-beLon-
consLrucLies en bekisLingsconsLrucLies in heL
bouwsLadiun.
Zijn de verbanden alleen naar bedoeld voor heL
nonLagesLadiun, dan worden zij nonLage-
verbanden genoend. Een nevendoel kan dan
heL uiLrichLen van de consLrucLie zijn. Andere
benaningen voor sLabiliLeiLsverbanden zijn
windverbanden en sLijfheidsverbanden.
Waar daL beLer uiLkonL, kunnen de verbanden
worden vervangen door schijfvornige invullin-
gen.
3.4.4.c Verdleplngbouw
8ij gebouwen die uiL neerdere lagen zijn opge-
Lrokken kunnen de verdiepingsvloeren uiLsLekend
worden gebruikL als sLabiliLeiLsschijven. Sanen
neL de kolonnen en wanden vornen deze ho-
rizonLale schijven raanwerken. 8eoordeeld noeL
worden of heL sanensLel van deze raanwerken
voldoeL aan de sLabiliLeiLs- en sLijfheidsvoorwaar-
den.
Wandenskeletten
8ij wandenskeleLLen is de vereisLe sLabiliLeiL en
sLijfheid neesLal genakkelijk Le realiseren als de
wanden in Len ninsLe Lwee verschillende richLin-
gen lopen, hguur 3.145-1.
Zijn deze alle gerichL op n punL, dan besLaaL
de kans op roLaLiegevaar.
06950505_Hfdst_03.indd162 11-11-200512:03:25
3 DkACEN T63
Evenzo noeL nen bij evenwijdige plaaLsing van
de wanden (bij langwerpige woongebouwen),
ervoor oppassen daL heL skeleL zich in de langs-
richLing nieL kan gedragen als een kaarLenhuis.
8ij ongeschoorde raanwerken legL de langs-
sLabiliLeiL in zo'n geval voorwaarden op aan de
buigsLijfheid van de wanden, de vloeren en de
verbindingen Lussen beide.
Ongeschoorde raanwerkconsLrucLies opge-
bouwd uiL vlakke elenenLen zijn echLer nieL zo
genakkelijk voldoende sLijf Le krijgen. Daaron is
heL vaak versLandiger on sLabiliLeiLswandjes in
langsrichLing Loe Le voegen of on heL raanwerk
af Le schoren op een sLijve kern, hguur 3.145-2.
Zeer sLijf zijn de gevallen waarbij de wanden als
dragende gevels in de gevelzone rondon de
plaLLegrond kunnen worden geplaaLsL. Als de
gevelwandvlakken goed op elkaar worden aan-
gesloLen, kunnen deze een gevelbuis vornen,
die per verdieping in vorn wordL gehouden
door de vloeren, hguur 3.145-3.
MeL dragende gevels kunnen daaron groLe
gebouwhoogLen worden bereikL, als de gevel-
openingen de vornvasLheid alLhans nieL Le veel
aanLasLen.
Kolommenskeletten
KolonnenskeleLLen zijn horizonLaal relaLief ge-
nakkelijk vervornbaar. Daaron noeL bij een
kolonnenskeleL goed worden geleL op de
sLabiliLeiLsvoorwaarden van de langs-, dwars- en
roLaLiesLabiliLeiL. DaarnaasL zullen naaLregelen
noeLen worden geLroffen on Le voorzien in de
vereisLe sLijfheid.
Hierbij kan nen denken aan heL versLijven van
heL skeleL als zodanig, naar neesLal kan nen
de oplossing beLer zoeken in heL Loevoegen van
wanden, sLijve kernen, vakwerken of andere ver-
sLijvende voorzieningen waarop heL kolonnen-
skeleL kan worden afgeschoord.
Ongc:choordc kolommcn:kclcttcn
Ongeschoorde kolonnenskeleLLen zijn naar
LoL beperkLe hoogLe zinvol (naxinaal zo'n vier
LoL achL bouwlagen). CroLere hoogLen vereisen
zware kolonnen en vloeren of balken, hguur
3.14-1, heLgeen funcLioneel al gauw bezwaar-
lijk is.
ln de gevelzone heefL heL ongeschoorde raan-
werk neL kolonnen daarenLegen veel beLere
kansen als de bor:twcring::trook bij de consLruc-
Lie kan worden beLrokken en de gevelkolonnen
dichLer opeen kunnen worden geplaaLsL, hguur
3.14-2.
Flguur 3.T45 voorbeelden wandenskeleL Flguur 3.T46 voorbeelden van ongeschoorde raanwerken
galerijflat;wandenskeletindwarsrichting 2
1 stadsvilla;wandenskeletinbeiderichtingen
kantoorgebouw;dragendegevel 3
trap-/liftkerntoegevoegdvoorlangsstabiliteit
1 kolommen-balken
(inpandig)
2
(indegevel)
stijlen-regels
06950505_Hfdst_03.indd163 11-11-200512:03:28
T64
beidezijgedeelten,maarkanoverlangs
middendeelwordtoverdwarsgeschoorddoor
langgerektgebouwindriedelen:
vrijbewegen
5
voorbeeldvaneencompacte
plattgerondmeteencentrale
6
kern: rotatievast
vertandingen
dilatatiesmet
onvoldoenderotatievast
stijvekern:
drieschijvendoor
rotatiepunt
nietrotatievast
eenpunt:
3
1 2
dooreenpunt:
rotatievast
stijvekern+schijf: 4
rotatievast
drieschijven,nietalle
Flguur 3.T47 SLabilisaLie kolonnenskeleL neL wanden
en}of een sLijve kern
Deze oplossing konL dichL in de buurL van die
van de dragende gevel, hguur 3.145-3, afhanke-
lijk van de verhouding Lussen heL gesloLen con-
sLrucLievlak en de gevelopeningen.
Cc:choordc kolommcn:kclcttcn
Worden wanden ingezeL on heL kolonnenske-
leL Le schoren, dan zijn nininaal drie wanden
nodig. Deze wanden nogen in de plaLLegrond
nieL evenwijdig lopen en nogen neL hun werk-
richLing ook nieL alle drie door n punL gaan,
on aan de drie voorwaarden van de langs-, de
dwars- en de roLaLiesLabiliLeiL Le kunnen voldoen,
hguur 3.147-1 en 3.147-2.
WordL een sLijve kern ingezeL, dan noeL nen
bij een langwerpige plaLLegrond beLwijfelen of
deze alln in sLaaL is on voldoende roLaLieweer-
sLand Le bieden. 1oevoeging van Len ninsLe n
exLra wand op voldoende afsLand van de kern
voorkonL deze onzekerheid, hguur 3.147-3 en
3.147-4.
8ij lange gebouwen kan heL nodig zijn of wense-
lijk zijn, heL gebouw neL dilaLaLies op Le delen in
zelfsLandig bewegende delen. DiL kan leiden LoL
dpdrtc sLabiliLeiLssysLenen voor elk afzonderlijk
deel. Ook kan worden gezochL naar een conbi-
naLie van vasLe en vrij bewegende delen, waarbij
de vrije delen dwars op de bewegingsrichLing
worden geschoord door de vasLe delen, hguur
3.147-5.
8ij conpacLe, nieL-langwerpige plaLLegronden
neL een beperkLe onvang (vierkanL, rond enzo-
voorL) kan worden volsLaan neL een enkele kern
in heL nidden, hguur 3.147-.
Verdleplngbouw wordt behandeld ln deel 9
0tlllteltsbouw, hoofdstuk 5
3.4.4.d Hoogbouw
Hoge gebouwen hebben over heL algeneen
beperkLe afneLingen in de lengLe- en breedLe-
richLing Len opzichLe van de hoogLe. Hoge ge-
bouwen zijn daaron vaak slank.
Ondanks de relaLief geringe grooLLe van de
windbelasLing Len opzichLe van de nassa van heL
gebouw (naxinaal naar zo'n 5%), kosL heL bij
hoogbouw veel noeiLe on de vereisLe sLijfheid
Le bereiken (nen nag geen hinderlijke bewegin-
gen voelen en de hoekverdraaiingen noeL zeer
beperkL blijven).
Hierdoor noeL nen on Le beginnen de door-
snede van heL gebouw Len opzichLe van de
hoogLe nieL Le klein kiezen, bij voorkeur nieL nin-
der dan zo'n 15% van de hoogLe.
verder is de keuze van heL consLrucLiesysLeen
van groLe invloed op de Le bereiken sLijfheid van
heL gebouw.
De gewensLe sLijfheid kan LheoreLisch heL besL
worden bereikL neL een ronde gevelbuis. Deze
heefL een gelijkwaardig sLijfheidsgedrag in alle
richLingen. OndaL een ronde plaLLegrond prak-
Lisch gezien neesLal nieL zo handig is en uiLein-
delijk ook duur, wordL bij (zeer) hoge gebouwen
06950505_Hfdst_03.indd164 11-11-200512:03:30
3 DkACEN T65
Flguur 3.T4 SLabiliLeiLsconsLrucLies hoogbouw
raamwerkbuis 1 vakwerkbuis 2
overdrachtsconstructie
stijvekernmet 3 stijvekern 4
neesLal gekozen voor een vierkanLe plaLLegrond
of varianLen daarop.
ln hguur 3.148-1 en 3.148-2 worden Lwee oplos-
singen geLoond voor de vierkanLe plaLLegrond
waarbij heL principe van de gevelbuis is Loe-
gepasL.
De rddmwcrkgcvclbui: van hguur 3.148-1 werkL
beLer naarnaLe de gevelopeningen kleiner zijn.
MeL nane de afschuifsLijfheid wordL hierdoor
verbeLerd.
8ij de vdkwcrkgcvclbui: van hguur 3.148-2 con-
cenLreren de krachLen zich in de sLaanders op de
vier hoekpunLen van de plaLLegrond. Door heL
grooLschalige kruisverband werken de sLaanders
hechL sanen. Op deze wijze kan een zeer doel-
naLige krachLsafwikkeling worden verkregen
zowel waL beLrefL de buigkrachLen (opgenonen
door de sLaanders) als de afschuifkrachLen (opge-
nonen door de diagonalen). DiL resulLeerL in een
zeer gunsLig naLeriaalgebruik.
1oepassing van de gevelbuis naakL heL noge-
lijk de sLijve kernconsLrucLie weg Le laLen, nen
houdL dan alleen nog een funcLionele kern over
voor heL verLicale verkeer. HandhaafL nen de
sLijve kern, dan krijgL nen de bui:-in-bui:-
con:tructic.
Zonder gevelbuis valL nen bij een vierkanLe
plaLLegrond Lerug op de sLijve kernconsLrucLie.
OndaL de sLijve kern zonder bezwaar dikwandig
en groLendeels gesloLen kan worden uiLgevoerd
is ook hiernee een groLe sLijfheid Le bereiken,
ondanks de aanzienlijk kleinere afneLingen van
deze 'binnenbuis' in vergelijking LoL de gevel-
buis, hguur 3.148-3.
MeL een sLijve kern alleen kunnen econonische
hoogLen worden bereikL LoL op ongeveer Lwee-
derde van de hoogLe van een gevelbuis.
Een Lussenoplossing verkrijgL nen neL een sLijve
kern die neL overdrachLsconsLrucLies ('ouLrig-
gers') aan de gevelkolonnen wordL gekoppeld,
hguur 3.148-4.
De hoekverdraaiing die de sLijve kern bij heL
buigen ondergaaL, wordL door de kolonnen als
gevolg van deze doorkoppeling LegengewerkL
waardoor de LoLale uiLbuiging van heL gebouw
afneenL en heL geheel zich dus sLijver gedraagL.
liguur 3.14 LoonL Len sloLLe een klassiek voor-
beeld van de vakwerkgevelbuis: heL |ohn Han-
cock CenLer Le Chicago, 1, 335 n hoog,
enigernaLe Laps Loelopend en neL een inposanL
kruisverband rondon in de gevels.
06950505_Hfdst_03.indd165 11-11-200512:03:32
T66
Flguur 3.T50 Procedure dinensionering elenenLen
Vuistregels
Ontwerpberekeningen
Controleberekeningen
Draagconstructie
gebouw/bouwwerk
Constructieve
opbouw
Vormgeving
elementen
Vervaardiging
Verschijningsvorm
Materiaalkeuze
Belastingen
Draagsysteem
Structuuropzet
Schatting
afmetingen
Dimensionering
afmetingen
Controle
afmetingen
Keuze
i
n
d
i
e
n

n
o
d
i
g
:

a
a
n
p
a
s
s
e
n
Flguur 3.T49 |ohn Hancock CenLer in Chicago
Hoogbouw wordt behandeld ln deel 9
0tlllteltsbouw, hoofdstuk 6
3.5 Dlmenslonerlng en economle
8ouwconsLrucLies besLaan uiL elenenLen en ver-
bindingen. On in heL onLwerpsLadiun geloof-
waardige bouwkundige Lekeningen Le kunnen
naken, zal nen op de hoogLe noeLen zijn van
de benodigde afneLingen van de Loe Le passen
elenenLen en verbindingen.
MeesLal concenLreerL heL consLrucLief onLwerpen
zich in eersLe insLanLie op de elenenLen en blijfL
de uiLwerking van de verbindingen hierbij achLer.
DiL konL ondaL de elenenLen neer beLeke-
nis hebben voor de ruinLe die erdoor in beslag
wordL genonen. Ook zijn de vorngeving en de
naLeriaalkeuze van de elenenLen in heL alge-
neen neer bepalend voor de verbindingen dan
ongekeerd. De berekening van de verbindingen
is al gauw specialisLenwerk.
Deze paragraaf gaaL vooral in op heL dinensio-
neren van 'slanke sLaven' neL een zelfsLandige
draagfuncLie zoals LreksLangen, kolonnen, lig-
gers en drukbogen.
Procedure dlmenslonerlng elementen
On een dragend elenenL Le kunnen dinen-
sioneren noeL eersL de wijze worden bepaald
waarop diL elenenL is ingepasL in heL draag-
sysLeen. Daarbij zal nen enig idee noeLen heb-
ben van de grooLLe van de belasLingen. verder
dienL nen de voorkeursvorn van de doorsnede
Le kennen. Deze hangL sanen neL de naLeriaal-
keuze.
MeL deze gegevens kan aan de hand van kenge-
Lallen en vuisLregels een grove schaLLing worden
genaakL van de benodigde afneLingen van de
doorsnede.
vervolgens kan neL een onLwerpberekening de
geschaLLe doorsnede neer nauwkeurig worden
bepaald. De grooLLe van de geschaLLe doorsnede
kan dan naar behoefLe worden aangepasL en
evenLueel ook de vorn van heL doorsnedeprohel.
1en sloLLe zal een conLroleberekening noeLen
uiLwijzen of de gekozen doorsnede beanLwoordL
aan de voorschrifLen volgens de nornen van de
1C8-reeks: Tcchni:chc Crond:ldgcn voor
8ouwcon:tructic:. Deze nornen beanLwoorden
op hun beurL aan de uiLgangspunLen zoals deze
06950505_Hfdst_03.indd166 11-11-200512:03:34
3 DkACEN T67
zijn vasLgelegd in heL 8ouwbesluiL. liguur 3.150
geefL een overzichL van de procedure die kan
worden gevolgd bij heL bepalen van de afneLin-
gen van de elenenLen.
ls de uiLkonsL onbevredigend, dan zullen
wijzigingen in de vorn en}of afneLingen van
de gekozen elenenLen noeLen worden aange-
brachL of zullen zelfs de sLrucLuuropzeL en heL
draagsysLeen van de consLrucLie als geheel noe-
Len worden aangepasL.
8ij eenvoudige dinensioneringsvraagsLukken,
zoals bijvoorbeeld de sLaLisch bepaalde ligger,
kan neL enige ervaring de onLwerpberekening
neesLal wel worden overgeslagen. vanuiL de ge-
schaLLe grooLLe voor de naaLgevende doorsnede
kan dan direcL een conLroleberekening worden
genaakL.
verder sLaan Legenwoordig ook de beginnend
onLwerper zeer goed Loegankelijke en gebrui-
kersvriendelijke rekenprogranna's Len diensLe
waarnee snel beLrouwbare uiLkonsLen zijn Le
verkrijgen.
voor een goed begrip noeL nen dan echLer wel
inzichL hebben in de grondslagen van heL
dinensioneren. Mede on diL inzichL Le verkrij-
gen wordL hier dieper ingegaan op de achLer-
gronden van de Le presenLeren onLwerpfornules.
Vormen van lnwendlge krachtswerklng
ElenenLen kunnen worden belasL op nornaal-
krachLen, dwarskrachLen, buigende nonenLen,
wringende nonenLen en op conbinaLies hier-
van.
iL de opLredende krachLen en nonenLen
vloeien inwendige spanningen en vervornin-
gen voorL. De spanningen zullen overal in heL
elenenL noeLen kunnen worden opgenonen
(sLerkLe-eis), Lerwijl heL elenenL als geheel nieL
Leveel nag vervornen, noch heL elenenL als
zodanig, noch als onderdeel van heL consLrucLie-
sysLeen (sLijfheidseis). Ook nogen er zich
geen inwendige insLabiliLeiLsverschijnselen kun-
nen voordoen zoals knik, kip en plooi (sLabili-
LeiLseis).
liguur 3.151-1 LoonL de belasLingswijzen waarop
sLaafvornige elenenLen kunnen worden belasL.
+
1elementairebelastingwijzenvanstaven
2toepassingopportaalmetvakwerkligger
atrek bdruk cbuiging
wind
b
b+c+d
a
dafschuiving
ewringing
permanente+veranderlijkebelasting
Flguur 3.T5T vornen van krachLswerking in lineaire
elenenLen
voor de dinensionering van bouwkundige
elenenLen zijn vooral van belang de krachL-
werkingsgevallen:
T Lrek,
2 druk,
3 buiging,
4 Lrek + buiging,
5 druk + buiging.
ln vele gevallen LreedL bovendien afschuiving op,
alLijd geconbineerd neL buiging en vaak ook
neL Lrek of druk, hguur 3.151-2. voor de dinen-
sionering van de 'naaLgevende doorsnede' zijn
de verschillende nogelijke conbinaLies neL af-
schuiving echLer in heL algeneen nieL van beLe-
kenis, vandaar daL deze nieL in heL vorensLaande
rijLje zijn opgenonen.
Wringing is specihek van belang bij assen die
draaikrachLen noeLen overbrengen, diL belas-
Lingsgeval blijfL verder eveneens buiLen beschou-
wing.
Wcrkwijzc
ln de volgende subparagrafen wordL heL onLwik-
kelen van onLwerpfornules besproken. Deze
worden per krachLwerkingsgeval opgesLeld en
LoegepasL op de verschillende in aannerking
konende consLrucLienaLerialen, eersL worden
sLeeds de vui:trcgcl: aangegeven.
8ij de herleiding van de onLwerpfornules zal
06950505_Hfdst_03.indd167 11-11-200512:03:36
T6
geLrachL worden een brug Le slaan naar de no-
LaLiewijze van de conLrolefornules volgens de
voorschrifLen. Waar nogelijk zullen de noLaLies
echLer worden onLdaan van 'overbodige franje'
on de sLof voldoende leesbaar en overzichLelijk
Le houden.
Er wordL Levens onderzochL welke doorsnedevor-
nen gunsLig zijn voor een naLeriaalecononische
Loepassing van de elenenLen. DiL wordL gedaan
voor kolonnen, liggers en drukspanLen.
De paragraaf wordL afgesloLen neL een overzichL
van schaLLingsregels voor alle nogelijke over-
spanningsconsLrucLies.
3.5.T Trek
Op Lrek belasLe sLaven worden LoegepasL als
aparLe elenenLen in de vorn van LreksLangen,
Luien en hangkabels en als onderdeel van sanen-
gesLelde elenenLen zoals in vakwerkliggers en in
hangdaken.
De criLeria waaraan LreksLaven noeLen voldoen
zijn de LreksLerkLe en de reksLijfheid. 8ij korLe sLa-
ven zal de LreksLerkLe gewoonlijk bepalend zijn.
8ij lange sLaven kan de reksLijfheid naaLgevend
worden.
Materlaalkeuze
HeL naLeriaal sLaal is bij uiLsLek geschikL on Lrek
op Le nenen. DiL konL door de hoge LreksLerkLe,
de gunsLige spanning-rekverhouding, de onge-
voeligheid van diL naLeriaal voor krinp en kruip,
de goede nogelijkheden on verbindingen Le
naken en de relaLief gunsLige naLeriaalkosLen.
voor Luien, LreksLangen en vakwerkconsLrucLies
wordL neesLal nornaal consLrucLiesLaal Loe-
gepasL, voor kabel- en voorspanconsLrucLies
neesLal hoogwaardig sLaal.
HouLen LreksLaven vinden vooral Loepassing in
sanengesLelde consLrucLies zoals bij Lrekdiagona-
len en de onderrand van vakwerkliggers.
Aluniniun heefL consLrucLiekwaliLeiLen die ver-
gelijkbaar zijn neL die van sLaal. Als naLeriaal
valL heL echLer neesLal af ondaL heL veel duur-
der is.
SLeenachLige naLerialen konen nieL in aanner-
king voor belasLing op Lrek. Ook gewapend be-
Lon is hiervoor nieL geschikL. voorgespannen be-
Lon zou in bijzondere gevallen wel kunnen, niLs
heL beLon door de voorspanning naar blijvend
op druk wordL belasL.
Vormgevlng doorsnede
De vorn van de doorsnede kan bij sLaal willekeu-
rig worden gekozen, al ligL gezien vanuiL de Lrek-
funcLie de nassief ronde doorsnede zoals deze
bij LuisLangen veel wordL LoegepasL heL neesL
voor de hand, hguur 3.152. Andere aspecLen
kunnen echLer eveneens van invloed zijn op de
vorngeving van de doorsnede, zoals:

beschikbaarheid en vervaardiging van de


prohelen,

aansluiLing neL de overige consLrucLiedelen,

weersLand Legen evenLuele zijdelingse


belasLing,

beperking van de evenLuele doorhanging,

onderhoud en conservering,

visuele vorngeving.
8ij houL wordL neesLal gekozen voor eenvoudig
Le zagen en Le verlijnen rechLhoekige door-
sneden.
kabel
Flguur 3.T52 Enige nogelijke doorsnedevornen van
LreksLaven in sLaal en houL
06950505_Hfdst_03.indd168 11-11-200512:03:38
3 DkACEN T69
t
N
A
o
N
t
t
N
t
o
t
optredende
trekspanning trekspanning
toelaatbare
t
o
N
t
A
= <
t
o of: <
constructiestaal: o
t
2
~180N/mm
hoogwaardigstaal: ~1000N/mm o
t
2
2
constructiehout: ~8N/mm o
t
gelamineerdhout: ~13N/mm o
t
2
~
~
~
~
Flguur 3.T53 8egrenzing Lrekspanning
3.5.T.a Vulstregels
voor LreksLaven kunnen geen vuisLregels voor
de benodigde doorsnede worden gegeven zoals
diL bij sLaven die op druk en}of buiging worden
belasL wel kan. DaarenLegen kunnen voor Lrek-
sLaven echLer genakkelijk zeer eenvoudige onL-
werpfornules worden opgesLeld.
3.5.T.b Ontwerpformule
WordL een sLaaf belasL door een LrekkrachL N
L
,
dan veroorzaakL deze krachL bij gelijknaLige
spreiding over de doorsnede A een inwendige
Lrekspanning o
L
gelijk aan:

o
L
L

De naxinaal opLredende Lrekspanning nag


overeenkonsLig hguur 3.153 de LoelaaLbare Lrek-
spanning nieL overschrijden:

o o

s
L
Dus noeL heL benodigde oppervlak A van de
doorsnede voldoen aan:

L
L
o
(1)
of in woorden:

benodigd
(naxinaal) opLredende LrekkrachL

LLoelaaLbare Lrekspanning
De onLwerpwaarden voor de LoelaaLbare span-
ning kunnen worden afgelezen in hguur 3.153.
Zo blijkL hieruiL daL bij een bepaalde LrekkrachL
N
L
heL oppervlak van de doorsnede van een ge-
lanineerd houLen LreksLaaf ongeveer 15 naal zo
grooL noeL zijn als die van consLrucLiesLaal en
ongeveer 80 naal (!) zo grooL als bij Loepassing
van hoogwaardig sLaal.
3.5.T.c Crondslag ontwerpformule
De LrekkrachL N
L
nag nieL zo grooL worden daL
de LreksLaaf ooiL gevaar loopL Le bezwijken. ln de
1C8 wordL deze voorwaarde verLaald in
de eis:
De rekenwaarde van de (naxinaal) opLredende
LrekkrachL (= N
L,d
) nag de rekenwaarde van de
uitcr:t opneenbare LrekkrachL (= N
L,u,d
) nieL over-
schrijden:
N
L,d
< N
L,u,d
WordL de rekenwaarde van de LrekkrachL ge-
deeld door heL oppervlak van de doorsnede A,
dan geldL evenzo:
De rekenwaarde van de (naxinaal) opLredende
Lrekspanning (= o
L,d
) nag de rekenwaarde van
de LreksLerkLe (= l
L,d
) nieL overschrijden:
o
L,d
< l
L,d

Hierbij sLaaL de index d in beide fornules voor
'de rekenwaarde van' ( design).
iL veiligheidsoverwegingen ligL l
L,d
lager dan
de feiLelijke LreksLerkLe l
L
, nanelijk op 0 a 80%
daarvan, afhankelijk van heL gekozen naLeriaal
en evenLuele vornfacLoren.
Evenzo ligL de feiLelijk opLredende belasLing o
L

lager dan de rekenwaarde hiervan, nanelijk op
ongeveer 80%, afhankelijk van de belasLingsfac-
Loren. Een en ander blijkL schenaLisch uiL hguur
3.154.
OndaL:

o
L,d
L,d

N
A
noeL dus ook:

>

L,d
L,d
L
L,d
y
of in woorden:

benodigd
rekenwaarde (nax.) opLredende Lr

eekkrachL
rekenwaarde LreksLerkLe
06950505_Hfdst_03.indd169 11-11-200512:03:51
T70
Flguur 3.T55 o-r -diagran voor sLaal, houL en beLon
r o = E
-8
trek
voorspanstaal
enstaalkabels 300
200
100
-100
-200
-300
-7 -6 -5 -4 -3 -2 -1
1 2 3 4 5 6 7 8
staal
hout
beton
in% r
o
t
druk
t
f =2,7 B55;
B25; =1,6
t
f
houtK24
=14;
t
f
f
t
=360
t
f
f =235
y
staalS235(Fe360)
N/mm
2
N/mm
2
=360
c
f
f houtK24; =21
c
B55;
B25;
f
f
c
c
=25
=55
staalS235(Fe360)
o
c
o
E
r
=spanning
=specifiekerek
=elasticiteitsmodulus
met:
E =210.000N/mm
staal
2
~10.000N/mm
hout
E
2
~30.000N/mm
2
beton
E
[]
[]
~
~
De belasLingsfacLoren y
f
zijn eerder al behandeld
in paragraaf 3.2. voor de pernanenLe belasLing
geldL een y
f,C
= 1,2 en voor de veranderlijke
belasLing een y
f,Q
= 1,5 (bij verblijfsgebouwen
en verdiepingbouw), respecLievelijk = 1,3 (bij
bedrijfsgebouwen en dergelijke) of = 1,2 (bij
opslagloodsen, schuren en dergelijke). SLellen we
generaliserend y
f
op 1,3 voor de pernanenLe +
veranderlijke belasLing Lezanen, dan wordL dus:

A
N
l
>
~ , 13
L
L,d
(2)
On A nader Le kunnen bepalen zal nen de
rekenwaarde voor de LreksLerkLe l
L,d
noeLen ken-
nen. Deze hangL af van heL gekozen naLeriaal.
3.5.T.d Rekenwaarden voor de treksterkte
Constructlestaal
8ij 'gewoon' consLrucLiesLaal wordL bij gefor-
ceerde Lrek op een gegeven nonenL de vloei-
spanning l
y
bereikL (waarbij de index y sLaaL voor
yeald = vloei). De rekenwaarde voor de Lrek-
sLerkLe wordL gelegd bij deze vloeispanning, dus:
l
L,d
= l
y
8oven de vloeigrens heefL sLaal nog een aanzien-
lijke reserve voordaL de 'echLe' LreksLerkLe l
L
(de
breukgrens) wordL bereikL.
Flguur 3.T54 veiligheidsnarge Lussen LreksLerkLe en
naxinaal opLredende Lrekspanning
max.optredende
trekspanning
treksterkte
v
e
i
l
i
g
h
e
i
d
s
m
a
r
g
e
detreksterkte
grenswaardevoor
b
e
l
a
s
t
i
n
g
f
a
c
t
o
r
e
n
<
o
t
t;d
o
m
a
t
e
r
i
a
a
l
-

e
n

v
o
r
m
f
a
c
t
o
r
e
n
f
t
t;d
f
06950505_Hfdst_03.indd170 11-11-200512:03:57
3 DkACEN T7T
HeL o-r-diagran van hguur 3.155 laaL n en
ander goed zien voor de neesL gangbare sLaal-
soorL S 235 (le 30) neL l
y
= 235 N}nn
2
(= l
L,d
)
en l
L
= 30 N}nn
2
.
On prakLische redenen wordL de rekenwaarde
van de LreksLerkLe bij de vloeigrens gelegd
ondaL boven deze grens de sLaaf zo sLerk gaaL
vervornen daL deze dan onbruikbaar wordL.
Hiernee wordL feiLelijk dus overgesLapL van heL
sLerkLecriLeriun op heL sLijfheidscriLeriun.
Zo wordL dan voor de gebruikelijke sLaalkwaliLeiL
S 235:
(2): >

= A
N
l
N ~ , 13
180
L
L,d
L

De uiLkonsL konL overeen neL de geLalswaarde
die eerder is opgegeven voor de o

L
.
8ij de hogere sLaalkwaliLeiLen S 355 (le 430) en
S 420 (le 510) neL l
y
= 355 respecLievelijk 420
N}nn
2
wordL in overeenkonsLige zin:
o

L
= 270 respecLievelijk 320 N}nn
2
Hoogwaardlg staal
ln hoogwaardig sLaal worden LreksLerkLen bereikL
in de orde van l
L
= 1.00 a 1.800 N}nn
2
.
OndaL in hoogwaardig sLaal geen vloei op-
LreedL, noeL de rekenwaarde voor de LreksLerkLe
l
L,d
op een andere wijze worden vasLgesLeld.
ln de prakLijk wordL hiervoor een waarde aange-
houden van circa 0,8 l
L
, Lenzij de consLrucLie al
bij een lagere spanning onbruikbaar zou worden.
Zo wordL bij hoogwaardig sLaal:

o
L
2
1000 N}nn =

=
1700 0 8
13
,
,
Hout
Een gangbare sLerkLeklasse voor houL is K24
(consLrucLiehouL). Hiervoor geldL als LreksLerkLe
l
L
= 14 N}nn
2
.
On LoL de rekenwaarde hiervan Le konen noeL
volgens de voorschrifLen 'HouL' onder neer neL
een naLeriaalfacLor en enige zogenoende nodi-
hcaLiefacLoren rekening worden gehouden. 1e-
zanen leiden deze facLoren LoL een producL Ler
grooLLe van circa 1,4. Hierdoor wordL de
rekenwaarde voor de LreksLerkLe:

l
l
L,d
L 2
1,4
=
14
1,4
= 10 N} nn =
WordL deze uiLkonsL weer gedeeld door de
belasLingsfacLor y
f
= 1,3, dan wordL:

o
L
2
8 N}nn = =
10
13 ,
Evenzo wordL voor gelanineerd houL van
sLerkLeklasse K24 ( LH 30):

o
L
2
13 N}nn =

=
24
14 13 , ,
8eide uiLkonsLen sLroken neL de eerder gesLelde
onLwerpwaarden.
3.5.T.e Controle op de rekstl[fheld
De LreksLaaf neL lengLe (|), ondergaaL door de
LrekkrachL N
L
een zekere verlenging A|.
OndaL volgens de weL van Hooke:


wordL bij een gelijknaLig verdeelde Lrekspanning


o
L
de verlenging:

L L


Als de opLredende verlenging A| een bepaalde
LoelaaLbare verlenging A|
Loel
nieL nag over-
schrijden, noeL de vereisLe doorsnede voldoen
aan de voorwaarde:



A
N


L
Loel


(3)
Over de grooLLe van A|
Loel
kan in algenene zin
geen uiLspraak worden gedaan ondaL deze
geheel afhangL van de vervorning die voor heL
gegeven geval aanvaardbaar is.
5taal
SLaal is een elasLisch naLeriaal neL een hoge
reksLijfheid.
De opLredende vervorningen in heL gebruiks-
sLadiun (zijnde de bijkonende vervorningen)
zijn uiLsluiLend heL gevolg van de veranderlijke
belasLingen, niLs de verbindingen zich eveneens
elasLisch gedragen en geen slip verLonen.
06950505_Hfdst_03.indd171 11-11-200512:04:11
T72
Hierdoor behoefL bij sLaal in fornule (3) alleen
naar heL veranderlijke deel van de LrekkrachL
( N
L,Q
) in rekening Le worden gebrachL, als
LenninsLe de onniddellijk opLredende vervor-
ning als gevolg van heL pernanenLe deel van de
LrekkrachL ( N
L,C
) al bij voorbaaL is ondervan-
gen.
Zo noeL dus op grond van de sLijfheidseis de
doorsnede van een sLalen LreksLaaf voldoen aan:
(3):

LQ
Lbi



waarin:
A|
Loel,bij
= bijkonende verlenging in heL
gebruikssLadiun
N
L,Q
= (naxinaal) opLredende LrekkrachL als
gevolg van de veranderlijke belasLing

sLaal
= 210.000 N}nn
2
liguur 3.15 geefL een rekenvoorbeeld Loege-
pasL op de LreksLang van een boogconsLrucLie.
trekstang
= 60 m
~ 6 m
~

h
SLel een boog neL een sLalen LreksLang van
consLrucLiesLaal S 235. Hiervoor geldL een
l
L
180 N}nn
2
.
SLel daL hiervan 100 N}nn
2
in beslag wordL
genonen door de pernanenLe belasLing,
dan resL dus nog een o
L,Q
= 80 N}nn
2
. Deze
brengL in de sLang een verlenging Leweeg:
A| =
80 0 10
3

= 22,8 nn
210.000
Per oplegging leverL diL een verplaaLsing van
11,4 nn, diL wil zeggen ninder dan
1
}
500
van
de hoogLe van de kolon heLgeen in heL alge-
neen aanvaardbaar kan worden geachL.
Flguur 3.T56 voorbeeld rek in LreksLang
Hout
HouL is kruipgevoelig en ondergaaL dus ook Len
gevolge van de pernanenLe belasLing een bijko-
nende vervorning. Deze is ongeveer even grooL
als de onniddellijk opLredende vervorning.
Hierdoor noeL voor de bijkonende verlenging
van de LreksLaaf in heL gebruikssLadiun de volle
LrekkrachL N
L
worden opgevoerd:
(3):
> A
N
E
L
Loel,bij

A
waarin:

houL
= 11.000 N}nn
2
Op heL kruipverschijnsel wordL nader ingegaan
bij de behandeling van op buiging belasLe sLaven
(liggers), paragraaf 3.5.3.
3.5.2 Druk
Op druk belasLe sLaven konen veel voor in dra-
gende consLrucLies, heLzij als vrije elenenLen
in de vorn van kolonnen, pylonen, sLenpels,
funderingspalen enzovoorL, heLzij als onderdelen
van sanengesLelde consLrucLies, zoals in vak-
werkliggers en -bogen.
8ij cenLrisch op druk belasLe sLaven valL de wcrk-
lijn van de drukkrdcht (= druklijn) precies sanen
neL de sysLeenlijn van de sLaaf. ln de prakLijk
konL diL zelden voor, Lenzij zuiver scharnierende
verbindingen op de knooppunLen van de
sysLeenlijnen worden aangebrachL.
ln de neesLe gevallen zal er dus sprake zijn
van excenLrische druk, diL wil zeggen druk en
buiging. voor een goed begrip behandelen we
echLer eersL alleen heL geval van zuivere druk. 8ij
druksLaven is heL vervorningscriLeriun ( de
sLuiksLijfheid of verkorLing) in heL algeneen ver
ondergeschikL aan heL sLerkLecriLeriun.
8eschouwd wordL dus alleen heL sLerkLecriLe-
riun, zij heL daL bij druk hierin nu ook de lasLige
facLor van de knikinvloed noeLen worden ver-
disconLeerd.
8ij dunwandige consLrucLies noeL bovendien
rekening worden gehouden neL heL risico van
plooi, kip en Lorsieknik. MeL nane bij sLaal noeL
nen alerL zijn op deze vornen van inwendige
insLabiliLeiL. Hierbij noeL er op worden Loegezien
daL de lijf-, ens- en wanddikLen nieL Le klein
worden gekozen.
3.5.2.a Vulstregels
ln hguur 3.157 sLaaL een aanLal gangbare door-
snedeprohelen gescheLsL voor druksLaven die
bedoeld zijn als vrijsLaande kolonnen.
06950505_Hfdst_03.indd 172 11-11-2005 12:04:18
3 DkACEN T73
gewapend beton
licht belast (laagbouw)
hout
1
staal
bescherming tegen brand
gewapend beton
(verdiepingbouw)
zwaar belast 2
staal - beton
staal
d
Flguur 3.T57 Cangbare doorsneden van kolonnen
voor een eersLe schaLLing van de benodigde
doorsnede d van kolonnen kunnen zeer globaal
de volgende kengeLallen worden aangehouden:

lichL belasLe kolonnen (laagbouw):


d = 0,2 a 0,4 n (sLaal)
d = 0,3 a 0,5 n (houL en gewapend beLon)

zwaar belasLe kolonnen (verdiepingbouw):


d = 0,4 a 0, n
ln de verdiepingbouw zullen sLalen kolonnen
neesLal vanwege de brandveiligheid worden
bekleed. De bruLo-doorsnede zal dan ongeveer
gelijk worden aan die van sLaal-beLon
kolonnen en prefab-beLonkolonnen. ln heL
werk gesLorLe gewapend-beLonkolonnen zullen
in doorsnee ongeveer een Lweenaal zo grooL
oppervlak noeLen krijgen.

LichL belasLe kolonnen kunnen ook worden


geschaL neL de vuisLregels:
d =
1
}
20
| (sLaal)
d =
1
}
15
| (houL en gewapend beLon)
waarbij:
| = lengLe druksLaaf
Deze laaLsLe regel kan ook worden gebruikL voor
allerlei andere op druk belasLe sLaven zoals
pylonen bij LuiconsLrucLies, druksLaven in vak-
werkliggers enzovoorL waarbij | de vrije lengLe is
van de druksLaaf.
3.5.2.b Ontwerpformule
WordL een sLaaf belasL door een drukkrachL N
c

(neL de index c van conpression), dan veroor-
zaakL deze krachL bij gelijknaLige spreiding over
de doorsnede A een drukspanning o
c
, hguur
3.158:

o
c
c
N
A

De naxinaal opLredende o
c
nag de LoelaaLbare
drukspanning o

c
nieL overschrijden:

o o
c c
s
Hierdoor noeL de benodigde A van de door-
snede bij sLaven zonder knikinvloed voldoen aan:
A
N
c
c
>
o
(4)
waarin:
N
c
= (naxinaal) opLredende drukkrachL
Slanke druksLaven die een groLe lengLe hebben
in verhouding LoL de doorsnede worden knikge-
voelig. Hierdoor zakL de draagkrachL.
of :

c
o
c
o
i
o
i
o = < <
optredende
drukspanning
i
toelaatbare
drukspanning
bij slankheid
c
o
buc
u
i
o =
c
o
c
o
c
o
c
o
c
o
~ 180 N / mm
2
~ 9 N / mm
2
~ 15 N / mm
2
~ 15 N / mm
2
~ 30 N / mm
2
~
~
~
~
~
constructiestaal :
constructiehout :
gelamineerd hout :
prefab beton
en staalbeton :
in situ beton :
Flguur 3.T5 8egrenzing van de drukspanning
De knikgevoeligheid wordL in rekening gebrachL
door de LoelaaLbare drukspanning afhankelijk Le
sLellen van de slankheid i:
06950505_Hfdst_03.indd 173 11-11-2005 12:04:27
T74
Flguur 3.T59 kekenwaarden voor de druksLerkLe l
c,d

tot ca. B120
tot ca. 72
rekenwaarde voor de druksterkte in N/mm
f beton, prefab
e beton insitu
d natuursteen
g hoogwaardig beton
c dragend metselwerk
k.z.st. / baksteen
b hout
a staal
19
B45
LH30
B15
9 15
25
4 10
12
K17
33 27 39
21
55
30
35
65
65
kalksteen hardsteen
2
100
235
S 235 (Fe360)
graniet
o

i
= o

c
u
buc
waarin:
o

i
= LoelaaLbare drukspanning bij slankheid i
o

c
= LoelaaLbare drukspanning zonder knik-
invloed (gedrongen sLaven)
u
buc
= knikfacLor
(neL index buc van buckling = knik)
Hierdoor wordL:

A
N
>

c
c buc
o u
(5)
HeL enige belangrijke verschil neL fornule (1)
voor de LreksLaaf is de Loegevoegde knikldctor
u
buc
in de noener van fornule (5).
Toelaatbare drukspannlng o
c
voor sLaal is de LoelaaLbare drukspanning gelijk
aan die van de Lrekspanning. Dus geldL voor
nornaal consLrucLiesLaal:

sLaal S 235: o
c
= 180 N}nn
2
1oepassing van sLaal neL een hogere kwaliLeiL
heefL bij slanke druksLaven neesLal weinig zin
ondaL dan de knikinvloed de beoogde naLe-
riaalwinsL weer (groLen-)deels LenieL doeL.
voor houL kunnen ieLs hogere drukspanningen
worden LoegelaLen dan de eerder gesLelde Lrek-
spanningen:

houL |24: o
c
= N}nn
2

gelanineerd houL || 30: o


c
= 15 N}nn
2
NaasL sLaal en houL is ook gewapend beLon ge-
schikL voor belasLing op druk:

in siLu beLon: o
c
= 15 N}nn
2

prefab-beLon en sLaal-beLon: o
c
= 30 N}nn
2
Knlkfactor m
buc
u
buc
laaL zich nieL genakkelijk in een enkel geLal
vangen. 1er indicaLie kan worden gesLeld:
u
buc
= 1,0 voor gedrongen, nieL-knikgevoelige
sLaven
= 0,8 voor nieL-slanke sLaven neL
d =
1
}
15
|
= 0,5 voor slanke sLaven neL d =
1
}
25
|
3.5.2.c Crondslag sterktecrlterlum
Analoog aan fornule (2) voor op Lrek belasLe
sLaven geldL voor op druk belasLe sLaven:

A
N
l
c
>

~ , 13
c,d buc
u
()
waarin:
l
c,d
= rekenwaarde druksLerkLe
3.5.2.d Rekenwaarden druksterkte
ln hguur 3.15 is de rekenwaarde van de druk-
sLerkLe l
c,d
uiLgezeL voor een aanLal gangbare
06950505_Hfdst_03.indd 174 11-11-2005 12:04:44
3 DkACEN T75
sLerkLeklassen van de diverse in aannerking
konende naLerialen. HeL drukvernogen Lussen
de verschillende naLerialen loopL sLerk uiLeen.
5taal
Ook voor belasLing op druk is de rekenwaarde
voor de sLerkLe l
L,d
dezelfde als de vloeigrens l
y
.
De vloeigrens bij druk is Levens gelijk aan die bij
Lrek.
Zo geldL dus ook bij druk voor de sLaalsoorL
S 235 (le 30) een l
y
= 235 N}nn
2
, zodaL:
():
>

A
N N ~ , 13
235 180
c
buc
c
buc
u u
voor de soorLen S 355 (le 430) en S 420
(le 510) zijn de geLalswaarden 270 respecLieve-
lijk 320.
Hout
De druksLerkLe ligL bij houL ieLs hoger dan de
LreksLerkLe. Zo ligL voor gangbare sLerkLeklassen
als K17 en K24 de l
c
op respecLievelijk 17 en
21 N}nn
2
. OvereenkonsLig de LreksLerkLe wordL
dan de rekenwaarde voor de druksLerkLe:

l
c,d
2
12 N}nn =
17
14 ,
voor K17

l
c,d
2
15 N}nn =
21
14 ,
voor K24
Evenzo voor gelanineerd houL:
l
c,d
2
1 N}nn =
27
14 ,
voor LH 30
Zo wordL voor bijvoorbeeld een sanengesLelde
kolon sLerkLeklasse K24:
():
A
N N
c c
>

~ ,
,nax ,nax
13
15 11 u u
buc buc
8ij K17 kan de waarde van 11 worden vervangen
door en bij LH 30 door 15. Deze waarden zijn
overeenkonsLig hguur 3.158.
5teen
MeLselwerk van kunsLsLeen (baksLeen, kalk-
zandsLeen, beLon enzovoorL) konL LoL lang nieL
zulke hoge waarden door de beperkLe norLel-
druksLerkLe van de voegen. MeLselwerk bereikL
hierdoor slechLs een rekenwaarde voor de druk-
sLerkLe in de orde van l
c,d
= 4 a 10 N}nn
2
als
resulLanLe van de druksLerkLe van de sLeen en de
voeg.
NaLuursLeen kan in vele soorLen en kwaliLeiLen
worden verkregen die een hoge LoL zeer hoge
druksLerkLe beziLLen. Zo kan worden uiLgegaan
van rekenwaarden voor de druksLerkLe in de orde
van 30 N}nn
2
voor een zachLere sLeensoorL als
kalksLeen, oplopend LoL 100 N}nn
2
voor bij-
voorbeeld granieL, hguur 3.15. 8ij sLapelbouw
van naLuursLeenblokken zal de rekenwaarde van
de druksLerkLe neesLal noeLen worden bijge-
sLeld door de invloed van de voegen.
Beton
8ij beLon gaaL nen in de voorschrifLen uiL van
een l '
b
(= rekenwaarde van de bctondruk:tcrktc)
gelijk aan:
l '
b
= 0, l '
ck
waarin:
l '
ck
= kubusdruksLerkLe van beLon
Zo wordL bij een sLerkLeklasse 825 voor in siLu
beLon (in heL werk gesLorLe beLon):
l '
b
= 0, 25 = 15 N}nn
2
en voor prefab-beLon
bij een sLerkLeklasse van bijvoorbeeld 855:
l '
b
= 0, 55 = 33 N}nn
2
.
Door beLon Le wapenen zal heL Loegevoegde
sLaal de druksLerkLe doen Loenenen. Cerekend
kan worden op circa 2 N}nn
2
exLra per procenL
wapening.
Hierdoor resulLeerL voor bijvoorbeeld 825 neL
2,5% wapening een l
c,d
= 15 + 5 = 20 N}nn
2
.
ln heL laaLsLe geval wordL:
():
A
N N
c
>

~ , 13
20 15
c
buc buc
u u
lden voor bijvoorbeeld beLon 855 neL 2,5%
wapening:
():
A
N N
>

+
=

~ ,
( )
13
33 5 30
c
buc
c
buc
u u
8eide uiLkonsLen zijn Lerug Le vinden in de onL-
werpfornules.
06950505_Hfdst_03.indd 175 11-11-2005 12:04:58
T76
slankheid i =
buc
i
= 1/4 i D
traagheidsstraal: =
A

i
x
= i ~ 0,388
l
~
i
x
= i ~ 0,289
l
~
~ 1/3
~

2 traagheidsstraal
3 voorbeeld
1 kniklengte
buc
y
x
x x
x x
l
l
l
l


buc
= ~ 0,7
buc ~ buc
= 2 ~ 0,5
buc ~
~ 0,25
y
~
~ 0,41
x
~
Stel: ronde buis met = 1/25
Stel:
buc
=
i
1/3
= = 75
Flguur 3.T6T Slankheid i
5taal-beton
8ij sLaal-beLonkolonnen ligL heL percenLage aan
sLaal in de doorsnede aanzienlijk hoger dan bij
gewapend beLon en daarnee ook de bijdrage
van sLaal in de opnane van de druk. Dus kan de
doorsnede kleiner zijn dan bij gewapend beLon.
Zo kan heL oppervlak van de doorsnede onge-
veer worden gehalveerd indien heL sLaalaandeel
hiervan circa 10% is.
3.5.2.e Knlkfactor
De grooLLe van de knikfacLor u
buc
als afhankelijke
van de slankheid i kan worden afgelezen uiL de
grahek van hguur 3.10.
Hierin zijn drie kronnen voor de knikfacLor
opgenonen, nanelijk voor sLaal, houL en gewa-
pend beLon. SLaal blijkL een waL gunsLiger knik-
gedrag Le verLonen dan gewapend beLon en diL
weer waL gunsLiger dan houL.
0,8
0,6
0,4
0,2
40 80 120 160 200
0
1,0
hout
staal
beton
buc

= -
Flguur 3.T60 KnikfacLor u
buc
bij slankheid i
De geLoonde verbanden geven slechLs een glo-
bale indruk van de invloed van de kniklengLe i
op de kniksLerkLe. liguur 3.10 noeL daaron
neL enige Lerughoudendheid worden gehan-
Leerd.
5lankheld
On de knikfacLor u
buc
Le kunnen bepalen zal
nen de slankheid i van de gedrukLe sLaaf noe-
Len kennen.
| is evenredig neL de kniklengLe |
buc
van de sLaaf
en ongekeerd evenredig neL de LraagheidssLraal
i, een vornfacLor van de doorsnede:

(7)
iL hguur 3.11 kunnen de waarden van |
buc

worden afgeleid als afhankelijke van heL sLaLisch
schena van de druksLaaf en de i voor een aanLal
gangbare proheldoorsneden bij kolonnen. Door
de gegevens van beide hguren in Le vullen in
fornule (7) kan de slankheid i worden bepaald.
Een kolon kan slank worden genoend wan-
neer de u
buc
onder de waarde van 0,5 zakL. DiL
gebeurL bij een slankheid i van 0 (houL) a 0
(sLaal).
06950505_Hfdst_03.indd 176 11-11-2005 12:05:05
3 DkACEN T77
Flguur 3.T62 Enige gangbare doorsnedenvornen en afneLingen van dakliggers voor groLere overspanningen neL een beeld
van de gewichLsverhoudingen

stalen
- profiel
stalen
raatligger
gelamineerde
houten ligger
houten
vakwerkligger
stalen
vakwerkligger
~
~
1
30

35
1

~
~
15
~
~
1
6

1
20
1


~
~
25
1
30

10
~
~
1

15
1

10
~
~
1
15
1

1
20
~
~
15
1

voorgespannen
prefabbeton
ligger
~
~
7
2

verhouding eigen gewicht liggers
100
75
60
40 40
300 300
200
100
3.5.3 Bulglng
Liggers en andere op buiging belasLe sLaven
noeLen zoals elk consLrucLiedeel voldoen aan de
sLerkLe-, sLijfheids- en sLabiliLeiLseis.
MeesLal worden de afneLingen van een ligger in
eersLe insLanLie bepaald op grond van de sLerkLe-
eis ( ligger nag nieL breken of onbruikbaar
worden door Leveel scheuren of Le sLerke vervor-
ning) en vervolgens geconLroleerd op de sLijf-
heidseis ( ligger nag nieL Leveel doorbuigen)
en de sLabiliLeiLseis ( ligger nag nieL kunnen
kanLelen en geen gevaar lopen voor plooi en kip).
8ij liggers neL een prisnaLische doorsnede
(= neL een vasLe doorsnede over de volle lengLe
van de ligger) bevindL zich de naaLgevende
doorsnede op de plaaLs waar heL grooLsLe bui-
gend nonenL opLreedL. MeesLal ligL diL punL
in heL nidden van de overspanning, bij door-
gaande liggers echLer Ler plaaLse van de opleg-
gingen.
3.5.3.a Vulstregels
8ij liggers is de liggerhoogLe h heL belangrijksLe
gegeven voor de dinensionering.
ln vuisLregels wordL de h gerelaLeerd aan de
overspanning |.
liguur 3.12 geefL een indruk van gangbare
doorsneden voor dakliggers bij groLere overspan-
ningen.
1e zien is een oplopende hoogLe, van
h =
1
}
30
a
1
}
35
| voor sLalen -prohelen LoL
h =
1
}
10
a
1
}
15
| voor vakwerkliggers.
iL hguur 3.12 blijkL ook een vrij groLe
spreiding in de eigen gewichLen van de liggers.
verrassend genoeg zijn de houLen liggers lichLer
dan die van sLaal, beLonnen liggers zijn zoals Le
verwachLen aanzienlijk zwaarder. vakwerkliggers
noeLen wel een sLuk lichLer zijn dan volle-
wandliggers Ler conpensaLie van de exLra
arbeidskosLen en de groLere hoogLe ( neer
geveloppervlak).
liguur 3.13 LoonL vervolgens enige gangbare
overspanningsconsLrucLies voor vloeren neL bij-
passende vuisLregels voor de benodigde hoogLe.
1evens zijn de beperkingen Len aanzien van de
overspanningen globaal aangegeven.
06950505_Hfdst_03.indd 177 11-11-2005 12:05:08
T7
1 massieve betonvloer
3 gewapende betonnen latei
2 gewapende T-balk
4 stalen -balk
5 staal - beton ligger
7 prefab TT-plaat
8 kanaalplaat
6 gentegreerde ligger

gewapend: ~
~
25
1

1
30

voorgesp.: ~
~
30
1

1
35

~
~
1
15

1
20

t
~
~
1
10

1
15

~
~
1
20

1
25

t
~
~
1
20

1
25

~
~
1
20

1
25

~
~
1
25

t
~
~
1
40

beschermende bekleding
tegen brand
stiftdeuvel
2400
1200
Flguur 3.T63 Enige gangbare doorsneden en afneLingen
van vloerbalken en -plaLen
3.5.3.b Ontwerpformule
voor een op buiging belasLe sLaaf geldL bij een
lineaire spanningsverdeling van de buig:pdnning
o
n
in de uiLersLe vezels van de doorsnede:

n

M
W
waarin:
M = opLredend buigend nonenL
W = weersLandsnonenL
De (naxinaal) opLredende buigspanning o
n

nag de LoelaaLbare buigspanning o

n
overeen-
konsLig hguur 3.14 nieL overschrijden:


n n

Dus geldL voor heL benodigde weersLands-


nonenL:

W
M

n
voor de LoelaaLbare buigspanning kunnen de
volgende onLwerpwaarden worden aangehou-
den:

sLaal:

n
=120 N}nn
2

houL: = 12

gewapend beLon: = 14

prefab-beLon voorgespannen: = 25
ls heL benodigde weersLandsnonenL W bepaald,
dan kan hieruiL voor prohelenvornen zoals
afgebeeld in hguur 3.15 de gewensLe hoogLe h
worden afgeleid.
Als globale sLelregel kan gelden:
h W 3 3
3
,
+

max

8
2

max
=

optredende
buigspanning buigspanning
toelaatbare
< <

m
=
m
of :
staal :
hout :
prefab beton :
(voorgespannen)
in situ beton :
(gewapend)
m

~
~ 120 N/mm
2
m

~
~ 12 N/mm
2
m

~
~ 14 N/mm
2
m

~
~ 25 N/mm
2
Flguur 3.T64 8egrenzing van de buigspanning
06950505_Hfdst_03.indd 178 11-11-2005 12:05:23
3 DkACEN T79
b
h
b
h
b
h
doorsnede rechthoekig massief
(hout)
1
matig geprofileerde l-vorm
(prefab-beton)
2
sterk geprofileerde l-vorm
(staal)
3
3
4
Flguur 3.T65 KengeLallen van drie Lypische proheldoorsneden
h - 3,3 vW
h - 2,9 v
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|

|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
HeL eveneens in deze hguur gesLelde verband
Lussen h en zal laLer van Loepassing konen bij
conLrole op de sLijfheid.
3.5.3.c Crondslag ontwerpformule
8ij conLrole op de buigsLerkLe noeL worden vol-
daan aan de algenene voorwaarde:
of in woorden:
W
benodigd

rekenwaarde nax. opLr. buigend nonenL
rekenwaarde buigsLerkLe
Worden de belasLingsfacLoren weer gesLeld op
y
f
= 1,3, dan noeL dus:

W
M
l

~ , 13
n,d
(8)
W
M
l

d
n,d
06950505_Hfdst_03.indd 179 11-11-2005 12:05:34
T0
Flguur 3.T66 Analyse spanningsverdeling bij beLon in de
rekenwaarde van de buigsLerkLe
+ =
+
_
_
+
_
_
_
b
voorgespannen beton 3
h
voorspanning
b
f
D
u;d
belasting
M
b;d
N
f
D
b
b;d
N
D
0
resulterend
b;d
= N z
f
D
b
z
homogeen elastisch materiaal
gewapend beton 2
b
1
h
b
u;d
b;d
s;d
N
b
D
f
N
D
u;d
N
m;d
f
N
D
u;d
en / of
M
z
b;d
s;d
N
= N
D
z
z
u;d
M
u;d
= N z
z
h
D
D
D
5taal
voor sLaal ligL ook de rekenwaarde van de buig-
sLerkLe bij de vloeigrens: l
n,d
= l
y
.
voor sLaalkwaliLeiL S 235 (le 430) leidL diL LoL:
W
M M

~ , 13
235 180
ConLrole wijsL echLer uiL daL heL zo verkregen
weersLandsnonenL in heL algeneen gespro-
ken LoL Le vervorningsgevoelige liggers leidL.
Daaron wordL aanbevolen in heL onLwerp-
sLadiun Le kiezen voor:

W
M

120
overeenkonsLig de eerder gesLelde onLwerp-
fornule.
Hout
WordL gekozen voor consLrucLiehouL neL als
sLerkLeklasse K24, dan is de buigsLerkLe
l
n
= 24 N}nn
2
. De rekenwaarde van de buig-
sLerkLe wordL dan:

l
n,d
2
N}nn
24
14
17
,
zodaL:

W
M M

~ ,
,
13
17 12 5
Evenzo geldL voor gelanineerd consLrucLiehouL
LH 30:

W
M M

~ ,
,
13
1
30
1 4
On Le voorkonen daL de doorbuiging Le grooL
wordL, kan als algenene onLwerpfornule echLer
beLer worden uiLgegaan van:

W
M

12
Cewapend beton
Cewapend beLon scheurL in de Lrekzone. Hier-
door noeL de LrekconponenL vrijwel volledig
door de wapening worden opgenonen. 8eLon
is daaron feiLelijk alleen naar acLief werkzaan
in de drukzone (zie hguur 3.1-2 in vergelijking
LoL hguur 3.1-1 voor de honogene elasLische
doorsnede). Door de gewijzigde krachLsverde-
ling in de doorsnede neenL de inLerne nonenL-
arn z ieLs Loe Len opzichLe van de siLuaLie bij
een lineaire spanningsverdeling. Deze Loenane
van z hangL af van onder neer heL wapenings-
percenLage en de beLonkwaliLeiL, naar kan bij
benadering worden gesLeld op 20% Deze gro-
Lere nonenLarn begunsLigL de uiLkonsL van heL
benodigde weersLandsnonenL:
(8):
W
M
l

~ ,
,
13
12
n,d
8ij 825 is de rekenwaarde voor de beLondruk-
sLerkLe:
l '
b
= l
n,d
= 0, 25 = 15 N}nn
2
Dan noeL dus:

W
M M


~ ,
,
13
12 15 14
heLgeen overeensLenL neL heL eerder gesLelde
onLwerpgeLal.
06950505_Hfdst_03.indd 180 11-11-2005 12:05:52
3 DkACEN TT
Flguur 3.T67 CrooLLe naaLgevende doorbuiging
Voorgespannen beton
voldoende voorgespannen beLon scheurL nieL
en kan door de voorspanning als een honogeen
naLeriaal worden beschouwd neL een lineaire
spanningsopbouw in de doorsnede overeenkon-
sLig hguur 3.1-3.
voorgespannen beLonnen liggers worden
neesLal geprefabriceerd in de sLerkLeklassen van
845 LoL 85.
WordL de sLerkLeklasse gesLeld op 855, dan
wordL l '
b
= 0, 55 = 33 N}nn
2
, zodaL:

W
M M

~ , 13
33 25
()

3.5.3.d Controle bulgstl[fheld
8ij een ligger op Lwee sLeunpunLen LreedL bij
gelijknaLig verdeelde belasLing in heL nidden de
grooLsLe doorbuiging op. Deze is:

u
q

M


waarin:
| = buigsLijfheid van de doorsnede
De opLredende doorbuiging u nag de LoelaaL-
bare doorbuiging u

nieL overschrijden. Dus geldL


voor heL kwadraLisch oppervlakLenonenL (Lraag-
heidsnonenL):



(10)
HieruiL kan vervolgens de gewensLe consLruc-
LiehoogLe voor de in hguur 3.15 aangegeven
sLandaardbalkprohelen worden afgeleid door Le
sLellen:

h


Zoals uiL hguur 3.17 blijkL, kan de geLalswaarde
5 in de Leller van fornule (10) worden verlaagd
LoL circa 3 bij een eenzijdig doorgaande ligger en
LoL circa 2 bij een Lweezijdig doorgaande ligger.
5taal
SLaal is een elasLisch naLeriaal zonder kruip-
verschijnselen, anders dan bij houL en beLon.
HeL vcrvorming:gcdrdg is daaron bij sLaal ver-
houdingsgewijs eenvoudig. Zo is de bijkonende
doorbuiging u
bij
uiLsluiLend heL gevolg van de
veranderlijke belasLing q
Q
:

u

(11)
liguur 3.18 geefL een beeld van de u
bij
Len op-
zichLe van de u
on
bij daken en vloeren. 1e zien is
daL bij sLaal als elasLisch naLeriaal de u
bij
volledig
wordL beheersL door de veranderlijke belasLing,
naar daL bij houL en beLon een belangrijk deel
heL gevolg is van kruip door de pernanenLe
belasLing.
Flguur 3.T6 8eeld van de doorbuigingsconponenLen in
hun onderlinge verhouding bij sLaal, houL, gewapend beLon
en voorgespannen beLon

d voorgespannen beton
c gewapend beton
b hout
a staal
on
u
u
u
bij ; elastisch
kruip
bij
u
1 ligger op twee steunpunten
2 eenzijdig doorgaande ligger
3 tweezijdig doorgaande ligger
u
0
60% ~
~
u ~ 40%
0
~
0

2
~
~
384
2

q
4

2
384
~
3 q
4
~

1
384
=

q
4
5

tot
=
G
+
Q

G
06950505_Hfdst_03.indd 181 11-11-2005 12:06:09
182
De begrenzingen die aan de doorbuiging wor-
den gesteld worden in guur 3.169 getoond.
Om te voorkomen dat de constructie verhou-
dingsgewijs te slap en trillingsgevoelig is, moet
bij staal (elastistisch materiaal en relatief kleine
permanente belasting) een scherpere grens wor-
den gesteld voor de bijkomende doorbuiging
dan bij hout en beton.
Daarom wordt voor staal als ontwerpregel voor
daken gesteld:
u
bij
50% 0,004 = 0,002
Op grond hiervan moet het kwadratisch opper-
vlaktemoment I voldoen aan:


I =
5
384 0 002
6 5
3
3
q
E
q
E
Q Q
,
~ ,

waarin:
q
Q
= veranderlijke belasting als lijnbelasting
op de ligger [N/mm]
E = 210.000 N/mm
2
voor staal
= eigen overspanning van de ligger
Met de verzwaarde eis voor u
bij
wordt tevens de
eis van u
eind
0,004 , min of meer ondervan-
gen, ook wanneer geen zeeg zou worden aan-
gebracht. Uit de benodigde I kan vervolgens de
gewenste constructiehoogte h worden afgeleid,
guur 3.165.
zeeg
u = zeeg
eind
u = zakking
t
o
t
u
u
b
i
j
u
o
n
= onmiddellijke doorbuiging
on
u
u
bij
= bijkomende doorbuiging
u
tot
= totale
u
eind
= doorbuiging in eindtoestand
doorbuiging
begrenzing aan de doorbuiging volgens NEN 6702 :
a doorbuiging in de eindtoestand :
=
eind
u
tot
u
_
ze
u
>
0,004
b bijkomende doorbuiging :
tot
u = u
bij
0,004
>
u
_
on
bij daken
bij vloeren 0,003
>
bij vloeren die steen- 0,002
>
achtige wanden dragen
Figuur 3.169 Begrenzingen aan de doorbuiging
Hout
Hout ondergaat elastische vervorming, maar ook
vervorming door kruip.
Volgens de voorschriften Hout kan de kruip-
vervorming door de permanente belasting in de
eindtoestand gelijk worden gesteld aan de elasti-
sche doorbuiging (dit wil zeggen kruipfactor

P
= 1). Ook kan de kruipvervorming betrok-
ken op de (kortstondige) extreme veranderlijke
belasting worden verwaarloosd (dit wil zeggen
kruipfactor
Q-extr
= 0).
Een en ander leidt tot de volgende resultaten:

zonder kruip:

u
q q
E
G Q
tot
=
+
5
384
4
( )
I

en:

u
q
E
Q
bij

5
384
4
I


mt kruip:

u
q q
E
tot
G Q

+
5
384
2
4
( )
I

en:

u
q q
E
G Q
bij

+ 5
384
4
( )
I

06950505_Hfdst_03.indd 182 09-12-2005 10:47:51


3 DRAGEN 183
Houten liggers met een grote overspanning
worden vrijwel uitsluitend bij daken toegepast.
Als wordt gezorgd voor voldoende zeeg is de u
bij

bepalend voor de doorbuiging.
Bij hout geldt hiervoor dus:

u
q q
E
G Q
bij

+

5
384
4
( )
I
0,004

Door de belastingen q
G
en q
Q
, de overspanning,
en de elasticiteitsmodulus E in te vullen kan uit
deze laatste formules de benodigde I worden
afgeleid.
De E is bij hout weinig afhankelijk van de sterk-
teklasse. Zo loopt deze van 10.000 N/mm
2
voor
K17 tot 12.000 N/mm
2
voor LH30.
Stel: E = 11.000 N/mm
2
.
Met dit gegeven kan de benodigde I worden be-
paald en hieruit de gewenste constructiehoogte
h, guur 3.165.
Gewapend beton
Liggers en platen van gewapend beton vertonen
bij het toenemen van de belasting een complex
gedrag. Bij betrekkelijk geringe belasting is het
beton in de trekzone ongescheurd. Het element
gedraagt zich dan zeer stijf. Bij toenemende be-
lasting gaat de trekzone scheuren, eerst waar het
buigend moment het grootst is en vervolgens
over een steeds groter wordend gebied. Waar
scheurvorming optreedt, neemt de spanning in
de trekwapening toe. Hierdoor rekt deze extra,
hetgeen zich manifesteert als een terugval in de
stijfheid.
Een tweede effect op de vervorming is de kruip.
De kruipvervorming is bij beton zeer aanzienlijk.
Terwijl bij hout de kruipfactor
P
ongeveer 1 is
(dit wil zeggen vervorming door kruip is onge-
veer even groot als de onmiddelijke vervorming),
varieert deze bij beton in droge omstandig-
heden globaal tussen de 3,1 voor B25 en 1,7
voor B65. De permanente belasting bij beton is
over het algemeen veel hoger dan de verander-
lijke belasting. Daarom is dus ook het aandeel
van de kruipvervorming u
kruip
in de bijkomende
vervorming u
bij
veel groter dan de direct merk-
bare elastische vervorming u
bij;el
door de veran-
derlijke belasting, guur 3.169.
De kruipvervorming treedt overal op; de vervor-
ming door het scheuren in de trekzone alleen op
die plaatsen waar door de optredende belasting
de buigtreksterkte van beton f
br
( 3 N/mm
2
)
wordt overschreden.
Beide effecten tezamen kunnen voor de bijko-
mende doorbuiging u
bij
in het ontwerpstadium
globaal in rekening worden gebracht door te
werken met een voor de gehele overspanning
aangenomen equivalente buigstijfheid EI
eq
, waar-
bij kan worden gesteld:
EI
eq
E
b
I
Hierbij kan voor B25 worden ingevuld:
0,25
E
b
28.500 N/mm
2
en voor B55:
0,35
E
b
36.000 N/mm
2
Wordt bovendien opnieuw gesteld:
u
bij
0,004 , dan wordt:


u
q
E
b
bij
=


5
384
4
tot
0,004
I

zodat:

I
ben
=


5
384 0 004
3
q
E
b
tot
,

Uit de benodigde I kan verder de gewenste con-


structiehoogte h worden afgeleid, guur 3.165.
Bij balken is de doorbuiging meestal niet bepa-
lend voor de hoogtemaat. Dit is echter wel het
geval bij de vloeren, omdat in die gevallen de
hoogte van de doorsnede veel kleiner is ten op-
zichte van de overspanning. Daarom wordt vaak
uitgegaan van een minimumdikte voor de vloer
van
1
/
30
, om aan de stijfheidseis kunnen voldoen.
Voorgespannen beton
Voorgespannen beton heeft een aanzienlijk gun-
stiger doorbuigingsgedrag dan gewapend beton
omdat scheurvorming bij voldoende voorspan-
ning geheel achterwege blijft en vooral ook
omdat de kruip veel minder groot is. Zo kan de
voorspanning zodanig worden gekozen dat deze
in evenwicht verkeert met de neerwaartse belas-
ting.
06950505_Hfdst_03.indd 183 09-12-2005 10:47:51
T4
Hierdoor wordL de neerwaarLse kruip door de
pernanenLe belasLing nin of neer vereffend
door de opwaarLse kruip Len gevolge van de
voorspanning.
Door heL beLere doorbuigingsgedrag kunnen bij
voorgespannen beLon neL dezelfde consLruc-
LiehoogLe veel groLere overspanningen worden
bereikL dan bij gewapend beLon.
3.5.4 Trek + bulglng
De conbinaLie Lrek en buiging konL nieL zoveel
voor in de prakLijk. Een Loepassingsvorn is bij-
voorbeeld de buigsLijve Lrekboog, hguur 3.170.
Deze is in sLaaL on naasL Lrek Levens buigende
nonenLen op Le nenen. Hierdoor neenL de
buigsLijve Lrekboog een posiLie in Lussen de
buigslappe kabel en de ligger.
De buigsLijve Lrekboog is ook goed vergelijkbaar
neL de (uiLeraard buigsLijve) drukboog. HeL ver-
schil is de knikgevoeligheid waarnee bij de druk-
boog rekening noeL worden gehouden.
e
in trekboog alleen trek door permanente bel. 1
q
G
q
G
trek + buiging door eenzijdige veranderlijke bel. 2
q
Q
q
Q
D D
systeemlijn
treklijn
pt. x
treklijn
systeemlijn
=
analyse krachtswerking in een systeempunt x 3
pt. x
N
t
M = N
t
e
h
treklijn
systeemlijn
Flguur 3.T70 KrachLswerking in Lrekboog
3.5.4.a Vulstregels
Evenals voor LreksLaven zijn voor sLaven die op
Lrek en buiging worden belasL geen vuisLregels Le
geven zonder daar de belasLing bij Le beLrekken.
3.5.4.b Ontwerpformule
1reedL alleen Lrek op, dan geldL:

o o
o
o

s s
en alleen buiging:

o o
o
o

s s
1rek en buiging leiden Lezanen LoL:

o
o
o
o

+ s
zodaL ook:
(12)

+ s
o
o
o

waarin:
o
L
= LoelaaLbare Lrekspanning
o
n
= LoelaaLbare buigspanning
N
A
L
= LrekconponenL

M
W
= buigingsconponenL
HeL buigend nonenL M is gelijk aan:
M = N
L
c.
Hierbij is c de excenLriciLeiL waarnee de Lrek-
krachL N
L
Len opzichLe van de sysLeenlijn op heL
elenenL aangrijpL, hguur 3.170-3.
HeL blijkL daL de Lreklijn naar weinig hoefL af Le
wijken van de sysLeenlijn on Le naken daL de
buigingsconponenL belangrijker is dan de Lrek-
conponenL. DiL is (indien o

L
= o

n
) al heL geval
bij een excenLriciLeiL c groLer dan de kernsLraal k,
zie hiervoor hguur 3.15.
DiL wil zeggen bij een c >
1
}

a
1
}
3
h overheersL
de buigingsconponenL. Een dergelijk kleine
excenLriciLeiL wordL in de prakLijk al snel overLrof-
fen. Daaron wordL de dinensionering van de op
Lrek en buiging belasLe sLaaf neesLal groLendeels
06950505_Hfdst_03.indd 184 11-11-2005 12:06:54
3 DkACEN T5
Flguur 3.T7T 8elasLingswijzen van een kolon
verlopend buigend moment
als deel van portaal met centrisch belast 1
N
c
=
excentrisch belast 2
N
M
c
e
3
N
c
e
met buigend moment
portaal
N
c
door wind
4
w
q
N
c
w
M
bepaald door heL buigend nonenL en in veel
nindere naLe door de Lrek. DiL is des Le sLerker
heL geval als ook voor de pernanenLe belasLing
de Lreklijn nieL sanenvalL neL de sysLeenlijn.
Op grond hiervan kan in de neesLe gevallen de
onLwerpfornule voor de conbinaLie Lrek en bui-
ging worden vereenvoudigd LoL:

(12):
~ , 12
M
W
n
o
s
zodaL voor heL benodigde weersLandsnonenL
geldL:

W
M
>
n
~ ,
nax
12
o
(13)
waarbij in de facLor ~1,2 de LrekconponenL is
verdisconLeerd.
3.5.5 Druk + bulglng
Er kunnen vier soorLen lineair dragende elenen-
Len worden onderscheiden belasL op de con-
binaLie van druk en buiging:
T excenLrisch belasLe kolonnen (druk + Loege-
voegde buiging),
2 geLuide liggers (buiging + Loegevoegde druk),
3 liggers en gordingen in sLabiliLeiLsverbanden
(buiging en Loegevoegde druk),
4 boog- en kniespanLen (druk + buiging).
Zoals uiL hguur 3.171 blijkL, kan een kolon op
diverse wijzen buigende nonenLen opgedron-
gen krijgen, zoals door excenLrische oplegging
van de ligger, door een buigsLijve verbinding
neL de ligger en door wind op een gevelkolon.
liguur 3.172 LoonL een gctuidc liggcr waarbij heL
niddendeel van de ligger alleen wordL belasL op
buiging en de beide zijdelen Levens op druk.
2 krachtenverdeling
momentenverdeling in de ligger 1
Flguur 3.T72 CeLuide ligger
liguur 3.173 LoonL heL skeleL van een hal neL
kruisverbanden voor de sLabiliLeiL. De liggers en
gordingen in heL dakvlak die Levens onderdeel
vornen van heL sLabiliLeiLsverband zijn in
06950505_Hfdst_03.indd 185 11-11-2005 12:07:04
T6
Flguur 3.T74 Druk en buiging in boog
constructiedelen die op
de combinatie druk + buiging
(kunnen) worden belast
Flguur 3.T73 SkeleLconsLrucLie van een hal
hguur 3.173 geaccenLueerd. Deze sLaven
worden nieL alleen belasL op buiging naar
afhankelijk van de windrichLing Levens op Lrek
of druk. De conbinaLie neL druk zal in heL alge-
neen bepalend zijn.
verder zijn alle kolonnen en sLijlen in de gevel-
vlakken in kleur geLekend (deze kunnen naasL
druk inners ook op buiging worden belasL).
liguur 3.174 LoonL een boog:pdnt. Hiervan kan
de boogvorn zodanig worden gekozen daL de
pernanenLe belasLing slechLs druk opleverL (en
de druklijn voor die belasLing dus sanenvalL neL
de sysLeenlijn). WindbelasLing leidL echLer alLijd
LoL excenLriciLeiL van de druklijn van de perna-
nenLe belasLing en wind Lezanen, en dus ook LoL
buigende nonenLen in de boog.
8ij heL kniespanL is diL nog veel sLerker heL geval,
ondaL dan ook voor de pernanenLe belasLing al
aanzienlijke buigende nonenLen kunnen opLre-
den.
3.5.5.a Vulstregels
liguur 3.175 geefL aanwijzingen voor heL dinen-
sioneren van excenLrisch belasLe kolonnen en
voor liggers die Levens op druk worden belasL.
a
2
ligger belast op buiging + druk
ligger belast op buiging
b
2
c
N
q
N
c
kolom
centrisch belast
1
a
N
c
q
b
1
excentrisch belast
kolom
M = e N
c
N
c
e
Flguur 3.T75 Aanpassing doorsnede
8ij kolonnen, hguur 3.175-1, kan in eersLe
insLanLie heL besLe worden uiLgegaan van de
cenLrisch belasLe kolon. On heL Loegevoegde
nonenL M = c N
c
Le kunnen weersLaan noeL
de doorsnede in bescheiden naLe worden ver-
zwaard, consLrucLief heL liefsL in de buigings-
richLing.
1 belasting
2 excentriciteit drukkracht
q
G
permanente belasting
wind
windbelasting
w
q
N
c
systeemlijn
e
N
c
druklijn voor perma-
nente belasting + wind
R
B
R
A
06950505_Hfdst_03.indd 186 11-11-2005 12:07:11
3 DkACEN T7
Flguur 3.T76 vuisLregels boog- en kniespanLen
8ij op buiging + druk belasLe liggers, hguur
3.175-2b, kan heL besLe worden begonnen neL
belasLing op buiging alln, on vervolgens de
aldus verkregen doorsnede waL op Le dikken, af-
hankelijk van de grooLLe van de druk. Duidelijke
vuisLregels zijn in diL verband noeilijk Le geven.
DiL ligL anders neL de boog- en kniespanLen,
hguur 3.17.
iL hguur 3.17-1 blijkL daL bij een goed geko-
zen lage boog heel gunsLige waarden voor de
consLrucLiehoogLe h van heL boogelenenL zijn
Le behalen. Deze ligL op ongeveer 40% Len op-
zichLe van de vergelijkbare ligger. HeL benodigd
oppervlak van de doorsnede konL als gevolg
hiervan zelfs uiL op circa (40%)
2
= 1% van die
van de ligger bij eenzelfde doorsnedevorn. De
hoge boog en heL kniespanL, hguur 3.17-2 en
3.17-3, vragen een aanzienlijke groLere h door
de groLere eigen lengLe en de relaLief groLe bui-
gende nonenLen die hierin opLreden.
3.5.5.b Ontwerpformule
vergelijkbaar neL de conbinaLie Lrek en buiging
geldL voor de conbinaLie druk en buiging:

o
o
o
o
i
c
+ s
n
n
1
waarin:
o
c
= opLredende drukspanning
o
n
= opLredende buigspanning
o
n
= LoelaaLbare buigspanning
o
i
= LoelaaLbare drukspanning bij slankheid |
ln o
i
ziL de knikinvloed verdisconLeerd:
o o u
i

c buc
waarin:
o
c
= LoelaaLbare drukspanning bij | = 0
u
buc
= knikfacLor
verder geldL ook:

N
A
W
M
c n
n
+ s
o
o
o
i
(14)
Hoewel ieLs ninder uiLgesproken dan de conbi-
naLie Lrek en buiging geldL voor de conbinaLie
druk en buiging eveneens daL al bij een beLrek-
kelijk geringe excenLriciLeiL van de druklijn Len
opzichLe van de sysLeenlijn de buigingsconpo-
nenL gaaL overheersen.
ln de neesLe gevallen kan daaron een op druk
en buiging belasLe sLaaf zonder bezwaar worden
opgevaL als een op buiging belasLe sLaaf neL een
bepaalde Loeslag voor de druk en knikgevoelig-
heid.
SLel daaron:


W
M
> o
o
n
De LoeslagfacLor o zal in vele gevallen laag
kunnen worden ingezeL, bijvoorbeeld neL de
waarde o = 1,2.
1 lage boog in vergelijking tot ligger
2 hoge boog

1
15
~
~
20
1
hout en beton
~
~
40
1

50
1
hout en beton
~
~
8
1

5
1

35
~
~
30
1

1
staal
75
~
~
1
60

1
staal
15
~
~
10
1

1
vakwerk
35
~
~
30
1

1
vakwerk
~
~
30
1
staal
~
~
20
1
hout en beton
kniespant
steekspant
staal ~
~
30
1

hout en beton
~
~
20
1

staal ~
~
20
1

hout en beton
~
~
15
1

06950505_Hfdst_03.indd 187 11-11-2005 12:07:34
T
Flguur 3.T77 voorkeur prohelvorn kolondoorsnede
Deze lage waarde geldL onder neer voor de
geLuide ligger die Levens op druk wordL belasL,
voor heL kniespanL en voor de (zeer) hoge boog.
DaarenLegen noeL bijvoorbeeld bij een slanke
lage boog neL een zo gunsLig nogelijke posiLi-
onering van de sysLeenlijn (on buigspanningen
door de pernanenLe belasLing Le vernijden) eer-
der worden gedachL aan o = 2.
3.5.6 conomlsch construeren
3.5.6.a Kolommen
De keuze van de kolondoorsnede hangL van vele
facLoren af: heL naLeriaal, de vervaardigings- en
uiLvoeringswijze, de ruinLelijk-funcLionele inpas-
sing in heL gebouw en de visuele beleving voor
zover de kolonnen in heL zichL konen.
HeL neesL gebruikelijk zijn vierkanLe en ronde
kolonnen neL een nassieve doorsnede bij Loe-
passing van beLon, sLaal-beLon en houL en een
vierkanLe of ronde buis of -vornige doorsnede
bij sLaal.
1en aanzien van de vrijsLaande kolon is de ronde
doorsnede LheoreLisch ideaal ondaL deze in alle
richLingen dezelfde sLijfheid heefL.
varianLen hierop zoals de achLkanL, de zeskanL
en de vierkanL doen hier echLer nauwelijks voor
onder, hguur 3.177-1a.
8ij een uiLgesproken rechLhoekig prohel zal de
slankheid 'on de zwakke as' echLer grooL zijn
heLgeen leidL LoL een onvoordelig naLeriaal-
gebruik. DiL is nog sLerker heL geval bij een zeer
snalle -vornige doorsnede.
HeL rechLhoekige en -vornige prohel worden
vooral LoegepasL als de kolon Levens groLe bui-
gende nonenLen noeL opnenen. Deze kunnen
afkonsLig zijn vanuiL de aansluiLende dak- of
vloerliggers, naar ook is zijdelingse belasLing van
de kolon nogelijk door wind of anderszins. De
'sLerke as' noeL dan naLuurlijk in de buigingsrich-
Ling worden gelegd, hguur 3.177-1b.
WordL de kolon zijdelings gesLeund, bijvoor-
beeld door een gevel, dan ligL heL eveneens voor
de hand Le kiezen voor een rechLhoekig of
-vornig prohel, hguur 3.177-2.
kuinLelijk-funcLioneel kan een dergelijk prohel
echLer hinderlijk in de weg sLaan. Daaron zal
in dergelijke gevallen vaak eerder de voorkeur
worden gegeven aan een conpacLere doorsnede
neL een waL ruiner naLeriaalverbruik.
Masslef of hol
De LegensLelling Lussen heL naLeriaalverbruik
enerzijds en heL ruinLebeslag anderzijds konL
goed LoL uiLdrukking in hguur 3.178.
Deze hguur LoonL een ronde sLalen kolon
varirend Lussen nassief en zeer dunwandig. We
zien daL bij de nassief-ronde doorsnede heL
naLeriaalverbruik heL grooLsL is bij de kleinsL no-
gelijke dianeLer. KiesL nen voor een buisvornig
prohel dan zakL heL naLeriaalverbruik bij een
groeiende dianeLer D. 8oven een zekere dia-
neLer beginL heL naLeriaalverbruik weer Loe Le
nenen ondaL de wanddikLe aan een nininun
is gebonden in verband neL heL voorkonen van
plooi.
e
zijdelings gesteunde kolom 2
constructiezone
= ruimtebeslag
IPE-profiel
beter
HE-profiel
vrijstaande kolom, excentrisch belaste
vrijstaande kolom, centrisch belast
N
b
1
N
a
1
buigingsas = Ds terke asD
achthoekig
=
M
N
= N e
rond
Dzwakke asD
zeshoekig
vierkant
06950505_Hfdst_03.indd 188 11-11-2005 12:07:37
3 DkACEN T9
diameter in mm
= 60mm
= 40mm
= 20mm


=

7
5
0
m
m
m
a
t
e
r
i
a
a
l
v
e
r
b
r
u
i
k

(

100 %
25 %
100
85 %
75 %
50 %
0
200 300 400 500 600 700 800
375 450 750
70 %
55 %
= 15 mm
Flguur 3.T7 MaLeriaalverbruik doorsnede ronde kolon als
afhankelijke van de dianeLer (laagbouw)
Welke dianeLer in heL gegeven geval als besLe
kan worden aangenerkL hangL prinair af van
de kosLen van de kolon (naLeriaal-, fabricage-
en nonLagekosLen Lezanen) en de (kosLen-)
consequenLies voor de verbindingen neL de
aansluiLende consLrucLiedelen. Maar ook heL
ruinLebeslag en de naLe waarin de kolonnen
ruinLelijk-funcLioneel en visueel kunnen hin-
deren, zullen bij de afweging noeLen worden
neegenonen. DaarnaasL kunnen ook andere
argunenLen zoals de eerder genoende
belevingswaarde van invloed zijn op de keuze
van de dianeLer.
liguur 3.178 geldL slechLs voor hoge, lichL
belasLe kolonnen (hallenbouw).
8ij hoogbelasLe, gedrongen kolonnen (verdie-
ping- en hoogbouw) is de knikfacLor verwaar-
loosbaar. Zonder exLra naLeriaalverbruik kan dan
worden gekozen voor een conpacLe, nassieve
doorsnede. DiL laaLsLe is wenselijker naarnaLe
heL gebouw hoger wordL.
3.5.6.b Llggers
voor de doorsnede van liggers zijn vele prohel-
vornen nogelijk.
De nassief-rechLhoekige doorsnede wordL heL
neesL LoegepasL bij houL en beLon bij kleine
overspanningen. 8ij groLere overspanningen
kan in die gevallen ook heL dikwandige -prohel
aanLrekkelijk zijn voorzover de naLeriaalwinsL
opweegL Legen de exLra arbeidskosLen. 8ij sLaal
zal daarenLegen alLijd worden gekozen voor dun-
wandige prohelen, vergelijk hguur 3.12.
voor de naLeriaalecononie van de ligger zijn
Lwee variabelen erg belangrijk: de vorm van heL
prohel en de hoogLe-breedLeverhouding. 8eide
variabelen worden bepaald door Lwee criLeria: de
sLerkLe en de sLijfheid.
5terkte-crlterlum
Op grond van de sLerkLe-eis noeL heL weer-
sLandsnonenL W aan een zeker nininun vol-
doen. voor heL benodigde weersLandsnonenL
geldL inners:

W
M
ben

nax
o
n
W
ben
kan bij prohelen die synneLrisch zijn on de
buigingsas worden geschreven als:
W
ben
= k A
ben
zodaL:

A
k
M
n
ben

1
nax
o
HeL benodigde oppervlak van de doorsnede A
ben

is dus ongekeerd evenredig neL de kernsLraal k.
De kernsLraal kan worden uiLgeschreven als:
k = c
k
h
neL c
k
als vornfacLor van de doorsnede en h als
consLrucLiehoogLe, hguur 3.17.
Flguur 3.T79 lnvloed prohelvorn op benodigde
doorsnede
ben.
A = 100% 75%
ben.
A 45%
ben.
A ~
~
~
~
k
c
sterktecriterium :
1
h
6
c
k
1
=
k
c
~
~ 0,22 0,37 ~
~
c
k
h
ben.
A
stijfheidscriterium :
ben.
A
k
c
1
h
2
06950505_Hfdst_03.indd 189 11-11-2005 12:07:47
T90
Flguur 3.T0 lnvloed hoogLe h op de benodigde opper-
vlakLe van een ligger neL nassief rechLhoekige doorsnede
De benodigde doorsnede A
ben
is dus ongekeerd
evenrdig neL c
k
en h:

A
c h
ben
k
::
1

voor een nassief-rechLhoekig prohel is


c
k
=
1
}

= 0,17.
voor een dikwandig l-prohel is c
k
= 0,22.
voor een dunwandig prohel is c
k
= 0,37.
SLel daL wordL gekozen voor een dunwandig
-prohel, dan kan A
ben
(en dus ook heL naLe-
riaalverbruik) overeenkonsLig hguur 3.17 Len
opzichLe van heL nassief-rechLhoekige prohel
worden LeruggebrachL LoL:

100
0 17
0 37
45 =
,
,
%
verder is Le zien daL heL dikwandige -prohel een
LussenposiLie inneenL.
WaL beLrefL de con:tructichoogtc h:
wordL deze bijvoorbeeld 25% groLer, dan ver-
ninderL hierdoor A
ben
LoL
100
}
1,25
= 80%
Evenzo: wordL h bijvoorbeeld 20% kleiner, dan
wordL A
ben
=
100
}
0,8
= 125%
5tl[fheldscrlterlum
Zoals op grond van de sLerkLe-eis heL weer-
sLandsnonenL W aan een zeker nininun noeL
voldoen, zo geldL diL Len aanzien van de sLijf-
heidseis voor heL LraagheidsnonenL .
DiL nininun volgL voor de volbelasLe ligger op
Lwee sLeunpunLen uiL de vergelijking:

u
q

u
optr
s
5
384
4

waarbij:
u
opLr
= opLredende doorbuiging
u

= LoelaaLbare doorbuiging
= sLijfheid
WordL voor de facLoren q, , en u

een bepaalde
waarde ingevuld, dan volgL hieruiL ook een
zekere uiLkonsL voor heL benodigde Lraagheids-
nonenL
ben
.
voor een prohel daL synneLrisch is over de bui-
gingsas geldL als relaLie Lussen heL Lraagheidsno-
nenL l en heL oppervlak van de doorsnede A:
= W
1
}
2
h = k A
1
}
2
h =
1
}
2
c
k
h
2
A
8ij een vasLgesLelde
ben
geldL dan dus voor de
benodigde doorsnede A
ben
:

A
c h
k
ben
::
1
1
2
2

8ezien vanuiL heL sLijfheidscriLeriun is de invloed


van de vorn van de doorsnede op A
ben
dus
dezelfde als bij heL sLerkLecriLeriun, nanelijk
ongekeerd evenredig neL de vornfacLor c
k
.
De consLrucLiehoogLe h werkL nu echLer
kwadraLisch door op de A
ben
en dus ook op heL
naLeriaalverbruik. DiL kennerkende verschil
naakL daL bij kleine consLrucLiehoogLe de sLijf-
heid naaLgevend is en bij groLe consLrucLie-
hoogLe de sLerkLe, hguur 3.180. ln deze hguur
zien we ook daL heL naLeriaalverbruik heL kleinsL
is bij zo grooL nogelijke consLrucLiehoogLe.
Hierbij geldL als belangrijke resLricLie daL de
doorsnede nieL Le dun en Le hoog nag worden
onLworpen on heL risico van insLabiliLeiL (zoals

0
= 100%

0
stijfheids-
criterium
sterkte-
criterium
omslagpunt
156%
~
~
80%
~
~
244%
~
~

begrenzing door
instabiliteitsgevaar
0,2 0,4 0,6 0,8 1,0 1,2 1,4 1,6
0
100 %
25 %
75 %
50 %
125 %
150 %
175 %
200 %
225 %
250 %
275 %
300 %
1
0
0

0
06950505_Hfdst_03.indd 190 11-11-2005 12:08:00
3 DkACEN T9T
Flguur 3.TT Mogelijke winsL in naLeriaalverbruik bij
verlopende hoogLe nassief-rechLhoekige ligger
door kip en plooi) Lijdens de uiLvoering en in heL
gebruikssLadiun Le voorkonen.
Verlopende hoogte
Door de hoogLe aan Le passen aan de nonen-
Lenlijn kan enige naLeriaalwinsL worden behaald
zoals blijkL uiL heL voorbeeld van hguur 3.181.
Ontwerpregels voor een
materlaaleconomlsche doorsnede
1 CroLe hoogLe Len opzichLe van breedLe.
2 Weinig naLeriaal in heL nidden gebied.
8ij de opleggingen zal echLer nog wel genoeg
doorsnede noeLen overblijven (bijvoorbeeld
40%) on de daar opLredende dwarskrachL Le
kunnen weersLaan.
Al neL al zal de naLeriaalwinsL nieL of nauwelijks
lonend zijn, nede door de exLra arbeidskosLen
verbonden aan heL Laps laLen Loelopen van de
doorsnede.
Verdergaande materlaalbesparlng
OndaL heL lijf van de vollewandligger nieL Le
dun nag worden uiLgevoerd is de hoogLe van de
doorsnede begrensd, Lenzij heL lijf wordL voor-
zien van vcr:tijving::chottcn en dergelijke.
Wil nen echLer op zinnige wijze een verder-
gaande naLeriaalbesparing bereiken, dan kan
nen heL besLe overgaan op de vdkwcrkliggcr.
Deze heefL over heL algeneen een aanzienlijk
groLere hoogLe dan de vollewandligger (Lwee-
LoL drienaal zo hoog), Lerwijl heL lijf is vervangen
door relaLief weinig naLeriaal vergende wand-
sLaven.
8eide naaLregelen zijn geheel overeenkonsLig
bovensLaande onLwerpregels en leiden dus LoL
een naLeriaalecononische doorsnede.
HeL resulLaaL is Le zien in heL voorbeeld van
hguur 3.182. WordL heL gewichL van de vol-
lcwdndliggcr op 100% gesLeld, dan kan deze bij
Loepassing van de vakwerkligger worden Lerug-
gebrachL LoL zo'n 40% (neL als kosLenverhou-
ding: 80 : 35%). DaarLegenover sLaan de exLra
kosLen verbonden aan heL sanensLellen van de
vakwerkligger.
Over heL algeneen zal de vakwerkligger bij gro-
Lere overspanningen goedkoper uiLvallen dan de
vollewandligger. De rddtliggcr neenL een Lussen-
posiLie in.
Invloed llggerhoogte op kosten gevel
Door de variaLie in de liggerhoogLe worden ook
de gevelhoogLe en daarnee de kosLen van de
gevel en heL energieverbruik beinvloed.
liguur 3.183 geefL als voorbeeld een nbeukige
hal neL een overspanning van 20 n voor de
hoofdliggers.
ln heL gegeven geval wordL een vrije hoogLe ver-
ondersLeld van 5 n. Hierdoor wordL bij overgang
van de vollewandligger neL een hoogLe van
0, n op een vakwerkligger neL een hoogLe van


1 belasting
2
a
prismatische massief - rechthoekige doorsnede
3
a
prismatische
doorsnede
3
b
verlopende
hoogte
2
b
verlopende hoogte
-lijn
-lijn

1/2
100 %
83 %
06950505_Hfdst_03.indd 191 11-11-2005 12:08:03
T92
Flguur 3.T3 KosLenopbouw van een halvornig gebouw
bij vergelijking vollewandligger neL vakwerkligger
1, n, de gevel ongeveer 1 n hoger. De winsL
van de goedkopere hoofdligger wordL hierdoor
in heL voorbeeld vrijwel geheel LenieL gedaan
door de neerkosLen van de gevel.
Verdleplngbouw
NaarnaLe de gevel duurder wordL, zal nen de
consLrucLiehoogLe neer willen beperken. DiL
is heel duidelijk heL geval bij de verdieping- en
hoogbouw. ln die gevallen zijn de gevels in heL
algeneen veel prijziger dan bij eenvoudige laag-
bouwprojecLen zoals bedrijfs- en opslaghallen en
dergelijke (bijvoorbeeld + 400 versus + 100 per
n
2
gevel).
liguur 3.184 LoonL een kanLoorgebouw waarbij
de verdiepingsvloeren de afsLand van gevel LoL
gevel vrij overspannen. vergroLing van de con-
sLrucLiehoogLe van de vloeren van 0,8 n LoL
1, n leidL LoL een goedkopere vloerconsLrucLie.
1och wordL deze winsL overLroffen door de exLra
kosLen verbonden aan heL 20% hogere gebouw.
DiL is vooral herkenbaar aan de kosLen van de
gevels en in nindere naLe ook aan die van de
binnenwanden en de insLallaLies ( hogere
lifLen en neer warnLeverlies gevend gevel-
oppervlak).
Men zal de vloerconsLrucLies van verdieping-
gebouwen daaron in heL algeneen eerder en
sLerker willen beperken dan de dakconsLrucLies
van halvornige ruinLen.
De 'opLinale' consLrucLiehoogLe wordL dus nieL
alleen bepaald door de kosLen van de liggers als
zodanig, naar hangL nede af van de kosLen-
consequenLies voor de overige consLrucLiedelen,
neL nane van de gevels.
doorsnede hal bij toepassing vakwerkliggers
vloer / fundering
hoofdligger
gevels
dak
1
a
2
a
2
vollewand
ligger
vakwerkligger
fundering
vloerconstructie
gevel
hoofdligger HEB 600
doorsnede hal bij toepassing vollewand-liggers
vrije hoogte 5 m
1
1
,
6

m
vrije hoogte 5 m
0
,
6

m
gevel
vakwerkligger
7

m
dak
fundering
vloerconstructie
6

m
dak
20 m
Flguur 3.T2 vergelijking gesloLen en open prohelvorn
1
a
aanzicht warmgewalst -profiel
1
b
aanzicht geconstrueerd raatprofiel
1
c
aanzicht geconstrueerd vakwerkprofiel
2 indruk kostenverhouding
1
c
1
b
1
a
zeskant achtkant
arbeid
45
35
55
35
80
20
materiaal
(aanschaf onderdelen)
06950505_Hfdst_03.indd 192 11-11-2005 12:08:10
3 DkACEN T93
Flguur 3.T4

lnvloed consLrucLiehoogLe verdiepings-
vloeren op de gebouwkosLen Flguur 3.T5 Enige nogelijkheden voor de consLrucLieve
opzeL van een plaL dak boven een hal neL vergelijking
kosLenopbouw van de dragende delen 5tructuurkeuze
8ij daken neL groLere overspanningen zullen
over heL algeneen nieL alleen prinaire liggers
(hoofdliggers) worden LoegepasL, naar ook
secundaire liggers (gordingen) en evenLueel
ook LerLiaire liggers (dakdragers). WaL beLrefL
de ordening van de verschillende onderdelen
zijn vele rangschikkingen nogelijk. liguur 3.185
laaL een eenvoudig voorbeeld zien neL vier
opbouwwijzen. Welke oplossing wordL gekozen
hangL nede af van de kosLenvergelijking Lussen
de verschillende nogelijkheden.
Optlmallsatle
8ij onLwerpvraagsLukken dienen zich vele va-
riabelen aan. voor elke variabele kan worden
gezochL naar een zo gunsLig nogelijk resulLaaL
Lerwijl de overige variabelen even worden
'bevroren'.
liguur 3.18 geefL hiervan als voorbeeld een
dakconsLrucLie van een hal neL als variabele de
harL-op-harLafsLand van de hoofdliggers ( |
2
).
De hoofdliggers zijn in heL gegeven geval 24 n
lang en overspannen de hal in de breedLe in n
keer. Door heL varieren van de |
2
worden zowel
de doorsneden van de hoofdliggers als die van
de gordingen beinvloed, alsnede heL aanLal
hoofdliggers. ln de kosLengrahek leidL diL voor
de gesonneerde kosLen van de hoofdliggers en
de gordingen LoL een opLinun voor de |
2
. Ook
kan een gebied worden aangewezen waarbinnen
heL uiL kosLenoogpunL aanbevelenswaardig is de
|
2
Le kiezen (in heL gegeven voorbeeld Lussen de
circa 8 en 14 n).
gevels
binnenwanden, deuren etc.
installaties
skeletconstructie, vloeren
vloerafwerking, plafonds
fundering
1 2
diepingsvloeren ca 0,8 m
constructiehoogte ver-
15 m
1
inrichting
8



(

3
,
2

+

0
,
8

)

=

3
2
,
0

m
2
8



(

3
,
2

+

1
,
6

)

=

3
8
,
4

m
diepingsvloeren ca 1,6 m
constructiehoogte ver-
15 m
a a
vergelijking kostenopbouw 5
d
voor alle varianten
kosten dak constant
2
2 1
1 1
3
1
2
4
1
2
3
hoofdliggers
gordingen
dakdragers
dak d
2
3
1
hoofdliggers op
grotere onderlinge
afstand en gordingen
hoofdliggers
3
d
1
d
hoofdliggers en gordingen
en dakdragers
hoofdliggers, gordingen
2
1
4
2
d
d
1
1
2
3
1
2
06950505_Hfdst_03.indd 193 11-11-2005 12:08:18
T94
Worden de verbindingen van de gordingen neL
de hoofdliggers als aparLe kosLenfacLor opge-
voerd, dan verschuifL heL opLinun nog ieLs neer
naar rechLs. HeL aanLal verbindingen neenL in-
ners af bij Loenane van |
2
.
Cetulde llggers
Liggers neL een groLe overspanning kunnen veel
lichLer worden gedinensioneerd indien deze
worden geLuid. HeL voordeel van de naLeriaalbe-
sparing op de liggers en de evenLueel daarnee
gepaard gaande reducLie in de hoogLe van heL ge-
bouw wordL echLer onder druk gezeL door de Loe-
gevoegde LuiconsLrucLie. Hiervoor zijn bijkonende
kosLbare voorzieningen nodig zoals de dakdoorbre-
kingen, de verankeringen en de exLra fundering.
liguur 3.187 geefL hiervan schenaLisch een kos-
Lenvoorbeeld waarbij een hal overspannen door
'gewone' liggers wordL vergeleken neL eenzelfde
hal overspannen door geLuide liggers.
De sLelling daL een Luidak in heL algeneen (aan-
zienlijk) duurder zal uiLvallen dan een 'gewoon'
dak behoefL dus geen verwondering Le wekken.
3.5.6.c Drukspanten
Verlopende hoogte van de doorsnede
8ij kniespanLen loopL heL buigend nonenL in
beide spanLhelfLen sLerk op bij de knik in de
overgang Lussen de spanLarn en heL spanLbeen.
HeL is daaron aanLrekkelijk de hoogLe van de
doorsnede aan Le passen aan heL nonenLen-
verloop, hguur 3.188-1. NaasL de naLeriaalwinsL
die op deze wijze kan worden bereikL, vernijdL
nen neL de Loelopende vorn van de spanL-
benen en -arnen daL heL kniespanL een lonp
aanzien gaaL krijgen. 8ovendien sluiLen de Lapse
uiLeinden beLer aan bij de weinig oppervlak ver-
gende (scharnier)verbindingen op die plaaLsen.
Ook bij hoge bogen is heL op dezelfde gronden
aanLrekkelijk Le kiezen voor een verlopende door-
snede, hguur 3.188-3. 8ij lage bogen is diL nieL
heL geval, hguur 3.188-2.
Flguur 3.T6 OpLinalisaLie daksLrucLuur bij h.o.h.-afsLand
hoofdliggers (|
2
) als variabele
Flguur 3.T7 lndicaLie kosLenconsequenLies bij overgang
'gewoon' dak op Luidak
1 schema draagstructuur
2 optimalisatie dakstructuur
dak
2
2
1
2
1
kosten
zonder gordingen
gunstige
optimum
hoofdliggers
gordingen
1
= 24 m
2
2
3
= 4 m
2
= variabel
1 +
2 1
1
2
+
4 8
0
6 2 10 12 14 16
1 met vrijdragende liggers
2 met toegevoegde tuiconstructie
3 vergelijking kostenopbouw
1 2
toegevoegde tuiconstructie
met bijkomende fundering
liggers
80
40
rest
06950505_Hfdst_03.indd 194 11-11-2005 12:08:25
3 DkACEN T95
Flguur 3.T9 KosLenopLinalisaLie pijlhoogLe boogspanL Kostenoptlmallsatle bl[ varlabele
pl[lhoogte
liguur 3.18 LoonL een kosLengrahek voor een
boogspanL neL als variabele de pijlhoogLe l.
DiL varieren van de l bij een boogspanL is ver-
gelijkbaar neL een ligger waarvan de consLruc-
LiehoogLe h varieerL. veranderL de pijl l, dan
beinvloedL diL de doorsnede en de onLwikkelde
lengLe van de boog, alsnede de doorsnede van
de LreksLang en heL oppervlak van heL dakvlak.
De kosLenconsequenLies zijn in hguur 3.18
schenaLisch bijeengebrachL. 1e zien is daL de
gesonneerde kosLen in diL voorbeeld een nini-
nun bereiken bij een l van circa
1
}
5
.
HeL gevonden opLinun voor l} noeL nieL al Le
sLrikL worden gehanLeerd ondaL de booghoogLe
rond heL gesLelde nininun vrij ruin kan varie-
ren, zonder daL er sprake is van een forse kosLen-
Loenane. Men noeL neL heL hanLeren van heL
gevonden opLinun als 'richLlijn' Leneer voor-
zichLig zijn ondaL de kosLenverhouding Lussen
de opgevoerde conponenLen (boog, LreksLang
en dak) nieL precies vasLligL. Een exLra reden on
voorzichLig Le zijn neL heL Lrekken van conclusies
is daL ook andere facLoren zoals de verbindingen
en de kopgevels nog een aanzienlijke invloed op
de uiLkonsL kunnen uiLoefenen.
Flguur 3.T verlopende hoogLe doorsnede bij knie- en
boogspanL
3.5.7 Overzlcht schattlngsregels
De volgende drie bladzijden bieden een over-
zichL van de schaLLingsregels voor de dimcn:ionc-
ring van de neesL voorkonende ovcr:pdnning:-
con:tructic: in sLaal, houL en beLon.
De schaLLingsregels in de hguren 3.10, 3.11
en 3.12 zijn slechLs indicaLief. voor een neer
nauwkeurige bepaling van de afneLingen van de
elenenLen zal nen neer gegevens noeLen heb-
ben onLrenL de opbouw, naLen en belasLingen
van de aangegeven consLrucLies en konL nen
nieL on enig rekenwerk heen.
De wijze waarop nen in sLappen LoL een neer
genuanceerde dinensionering konL, is voor de
sLaafvornige consLrucLie-elenenLen aangegeven
in de voorgaande paragrafen.
NaasL heL verrichLen van rekenwerk is heL aan-
bevelingswaardig al in de orienLaLiefase van heL
consLrucLief onLwerp goed Le kijken naar prak-
Lijkvoorbeelden. Zo krijgL nen snel een indruk
welke afneLingen in de prakLijk gangbaar zijn.
hoge boog 3
2 lage boog
1 kniespant
h ca 0,4
h ca 0,4
h
h
h
/ m
2
grond-
oppervlak
totale kosten
boog
dak
trekstang

50
100
150
200
250
0,2 0,4 0,6 0,8 1,0
0
0,1
1/6
0,3

06950505_Hfdst_03.indd 195 11-11-2005 12:08:30


T96
Flguur 3.T90 SchaLLingsregels overspanningsconsLrucLies in sLaal

50 15 10 5 20 25 30 35 40 45 60 55 65 70 75 =
50 15 10 5 20 25 30 35 40 45 60 55 65 70 75 =
benaming doorsnede
DAKCONSTRUCTES
VLOERCONSTRUCTES
opmerking
gangbaar
overspanningsgbied
20
__ 1 _
25
__ 1
1
20
__ _
25
__ 1
~
1
~
15
__
(staalplaat-)
betonvloeren
met vakwerkligger
staalplaat-
betonvloeren
(staalplaat-)
betonvloeren
met - balken
dikte plaat
1,25 mm
0,75
~
~
_
8
1
>
~
~
_
8
1
>
tot 100 m en meer
tot 60 m en meer
tot 60 m en meer
tot 80 m en meer
tot 100 m en meer
tot 100 m en meer
vakwerkliggers
ruimtevakwerken
kabelconstructies
driehoekspanten
koepeldaken
hoge bogen
vollewandbogen
kniespanten
vakwerkbogen
ruimtelijke
vakwerkliggers
raat- en plaatliggers
warmgewalste
met - balken
geprofileerde
staalplaat
~
1
~
30
__

1
20
__ _ __
25
1

1
30
__

1 __
30
_ 1 __
40
60
__ 1 _ __
80
1
__
12
1 _ 1 __
16
__
10
_ 1 1 __
15
20
__ 1 _ 1 __
30
__
30
1 _ 1 __
35
1
50
__ _ __
60
1
netwerk van
staven
~
1
25
__
20
__
~
~
zeeg
1

06950505_Hfdst_03.indd 196 11-11-2005 12:08:34


3 DkACEN T97
Flguur 3.T9T SchaLLingsregels overspanningsconsLrucLies in houL

d
__
f ~
~
__
12
1
40
1
__ _
16
1
80 -
100 mm
netwerk
van staven
d~
~
h
h
~
~
1
20
__
s
15
__ 1
20
__ _ 1
_ __
15 20
__
4
_
_
_
6
6
~
~
b
1
s
~
~
b
1
~
~ f
1
h
h
6
_
~
f
2
f
1

o 100 n

h
20 25
1 1
__ 1
40
__
__ _ 1
__ _
50
6
_
~ b
1
f >
~
~
~
~ b
1
8
h
_1
h
h
1 1
f >
~
~
1
8
_
f
s
h
h
tot 0 m en meer
f
h
tot 60 m en meer
DAKCONSTR

__
20
1
__
40
30
1
__ _
30
1
__ _ 1
50
35
__ 1 __ _ 1
_
b
_
~
~
1
6
1
8
_
h
_
_

benaming doorsnede
VLOERCONSTRUCTES
opmerking
gangbaar
overspanningsgbied
50 15 10 5 20 25 30 35 40 45 60 55 65 70 75 =
50 15 10 5 20 25 30 35 40 45 60 55 65 70 75 =
vouwdaken
zadeldak
koepeldaken
hoge bogen
driehoekspanten
vollewandbogen
kniespanten
vakwerkbogen
ribpanelen
balken,
gezaagd
gelamineerde
liggers
planken en
triplexplaten
vakwerkliggers
doos - of
kokerliggers
balken,
triplexplaten
planken en
gezaagd
~
3
_
~
1
4
_1

< 0,8 m ~
_ __ __
20 25
1 1
15
__ 1
20
__ _ 1
30 25
__ 1 __ _ 1
< 1,5 m ~
< 1,0 m ~
hellende daken
platte daken

~
6
_
~
1
8
_1

_
06950505_Hfdst_03.indd 197 11-11-2005 12:08:39
T9
Flguur 3.T92 SchaLLingregels overspanningsconsLrucLies in beLon
Ook is heL zeer nuLLig vergelijkbare projecLen in
LijdschrifLen en andere liLeraLuurbronnen erop na
Le slaan en Le besLuderen neL heL oog op de pre-
cieze vorngeving en dinensionering. Op deze
wijze kan nen in heL onLwerpsLadiun al LoL een
goed beeld konen van de benodigde zwaarLe
van de consLrucLieve elenenLen.
3.6 Verblndlngen

3.6.T Overweglngen
DraagconsLrucLies besLaan uiL onderdelen die
door niddel van con:tructicvc vcrbindingcn wor-
den sanengevoegd LoL consLrucLiesysLenen.
ConsLrucLieve verbindingen noeLen de inwen-
dige krachLen op de gewensLe en op beLrouw-
bare wijze kunnen overdragen en zijn daaron
voor de consLrucLie als geheel even belangrijk als
de Le verbinden elenenLen.
8ij een globaal consLrucLief onLwerp worden de
verbindingen neesLal nog slechLs zeer scheLs-
naLig aangegeven. 8ij de uiLwerking van een
consLrucLie zal daaron naar verhouding veel Lijd
noeLen worden gesLoken in de precieze vorn-
geving en deLaillering van de verbindingen (de
'knooppunLen') en de dinensionering van de
verbindingsniddelen. DiL geldL neL nane voor

DAKCONSTRUCTES
boogspanten
koepelschalen
voorgespannen
dakplaten
cellenbeton
- balken
vouwdaken
voorgespannen
rechthoekige balken
_
_
f
8
_
f
d
f
~
~ a
_
4
1 1
30
__ 1 __ _
40
1
6
_
3
80 mm d
>
=
b
~
~
~
1
h
h
h
h
__
8
1 __ _
15
1
__
15
1 __ _
20
1
h
h ~
~
20
__ 1
~
~
30
__ 1
1 _
7
_2
~
b ~
~
h
1 _
3
= 600 mm
b
~
~
b
h
doorsnede
VLOERCONSTRUCTES
cassettevloeren
balkenvloeren
balken
ter plaatse gestort
voorgespannen -
gewapende balken
ter plaatse gestort
TT - plaatvloeren
kanaalplaatvloeren
benaming
ribben - en
vlakkeplaatvloeren
h
h
h
h
15
__ 1
20
__ _ 1
__
10
1
~
__ _
12
1
25
h
h
~
__
35
1
__ 1
__ _ 1
40
1 __
10
20
1 __ _
20
25
b = 2400 mm
1
2
_
1 _
2
b ~
~
b ~
~
h
h
= 1200 mm b
h
__ 1
25
__ 1
__ _ 1
__ _
30
1
h opmerking
=
= 75 65 70 60 35 30 25 20 15 10 5 45 50 40 55
d
f
f
h
tot 60 m en meer
tot 50 m en meer
50
voorspanning
wapening
gangbaar
overspanningsgbied
15 10 5 20 25 30 35 40 45 60 55 65 70 75
06950505_Hfdst_03.indd 198 11-11-2005 12:08:42
3 DkACEN T99
Flguur 3.T93 Dwarsdoorsnede sLaLion 8laak Le koLLerdan
neL deLaillering ophangconsLrucLie dak
(8ron. 8ouwcn mct :tddl, okt. J993)
Flguur 3.T94 voorbeeld van schaalniveaus waarop
verbindingen kunnen worden beschouwd
niveau 3: samengesteld skelet als geheel 3
stabiliteitsverband
schijfwerking
niveau 2b: 2
tussen ongelijkwaardige elementen
b
afzonderlijke elementen
1niveau 1: binnen de niveau 2a: tussen 2
a
gelijkwaardige elementen
buisvormige
gelamineerde
lijmnaad
lasnaad
stalen kolom
houten ligger
hoekverbinding
portaal
vernagelde triplexplaten
oplegschoen
gording in
bijzondere consLrucLies waarbij sLandaardoplos-
singen ongewensL worden geachL of geen uiL-
konsL neer bieden, hguur 3.13.
3.6.T.a 5chaalnlveaus
ConsLrucLieve verbindingen kunnen op verschil-
lende schaalniveaus worden bekeken, hguur
3.14, van klein naar grooL achLereenvolgens:
T op elenenLniveau: binnen de afzonderlijke
consLrucLie-elenenLen zoals deze op de bouw-
plaaLs worden aangeleverd, hguur 3.14-1,
2 op bouwdeelniveau: Lussen de consLrucLie-
delen zoals deze op de bouwplaaLs neL elkaar
worden verbonden:

Lussen de hoofddraagelenenLen onderling,


hguur 3.14-2a,

Lussen waL gedragen wordL (secundair deel)


en waL draagL (prinair deel), hguur 3.14-2b,
3 op gebouwniveau: Len behoeve van de
sLerkLe, sLijfheid en sLabiliLeiL van heL skeleL als
geheel, hguur 3.14-3.
06950505_Hfdst_03.indd 199 11-11-2005 12:08:46
200
3.6.T.b Ontwerpvarlabelen
8ij heL consLrucLief onLwerp zal nen zich eersL
een beeld noeLen vornen van de opbouw van
heL draagsysLeen, heL Lype van de Le kiezen
draagconsLrucLie en de krachLen die daarin kun-
nen opLreden, alvorens nen zich neL succes kan
richLen op de verbindingen.
Er zijn vele soorLen en Lypen consLrucLieve ver-
bindingen nogelijk. De keuze wordL beinvloed
door facLoren als:

de krachLen die door de verbinding noeLen


worden overgedragen,

de gewensLe werking en heL gedrag van de


verbinding,

de naLeriaalkeuze en consLrucLieve vorn-


geving van de aansluiLende elenenLen,

de keuze van de verbindingsniddelen,

de uiLvoeringswijze,

de naLe waarin naaLafwijkingen noeLen kun-


nen worden opgevangen,

heL al dan nieL denonLabel zijn van de con-


sLrucLie,

de naLe van conLroleerbaarheid na vervaar-


diging,

de Le sLellen kwaliLeiLseisen afhankelijk van heL


consLrucLieve belang van de verbinding,

de gewensLe vorngeving van de verbinding


(voorzover archiLecLonisch van beLekenis),

de beschikbare hnanciele niddelen.


We zullen nu enkele principeoverwegingen en
-oplossingen voor de consLrucLieve verbindingen
behandelen, neL nane gerelaLeerd aan heL ge-
wensLe gedrag van de beLreffende verbindingen.
3.6.2 Mechanlsche schematlserlng
3.6.2.a 5charnlerende en bulgstl[ve
verblndlng
On heL gedrag van de consLrucLieve verbinding
Lussen Lwee elenenLen goed Le kunnen begrij-
pen wordL in de LoegepasLe nechanica uiLge-
gaan van Lwee 'zuiver' werkende nodellen: de
scharnierende en de buigsLijve verbinding.
8ij een :chdrnicrcndc vcrbinding kunnen beide
aansluiLende sLaven in principe volkonen vrij
Len opzichLe van elkaar draaien, hguur 3.15-1,
heLzij in n vlak (als vlak scharnier), heLzij ruin-
Lelijk (als ruinLelijk scharnier of bolscharnier).
Een scharnierverbinding kan slechLs krachLen
(Lrek, druk, dwarskrachL) overdragen en gn
buigende nonenLen ( nonenLennulpunL in
sLavensLelsel).
Een buig:tijvc vcrbinding (nonenLvasLe verbin-
ding) laaL daarenLegen geen hoekverdraaiing
Lussen de aansluiLende sLaven onderling Loe en
is in sLaaL buigende nonenLen over Le dragen
gelijkwaardig aan de aansluiLende sLaven zelf,
hguur 3.15-2.
staaf A
vrij veranderbare hoek
buigstijve verbinding 2
1 scharnierverbinding
staaf B
staaf A
vaste hoek
staaf B staaf B
vaste hoek
staaf A
verander-
staaf B
staaf A
bare hoek
vrij
Flguur 3.T95 Scharnierende en buigsLijve verbinding
liguur 3.1 geefL als voorbeeld vier verbindin-
gen in sLaal, lopend van (bijna) volledig scharnie-
rend LoL volledig buigsLijf.
De begrippen 'scharnier' en 'buigsLijve ver-
binding' zijn Lwee uiLersLen: onbelennerde
draaiingsvrijheid Legenover een volkonen vasLe
verbinding.
8uigsLijve verbindingen zijn goed en beLrouw-
baar Le realiseren in alle nogelijke naLerialen en
naLeriaalconbinaLies. Zuiver scharnierende ver-
bindingen zijn daarenLegen noeilijk LoL sLand Le
brengen. MeesLal is diL ook nieL nodig on Loch
van een scharnierende verbinding Le kunnen
spreken. voorwaarde is dan wel daL de verbin-
ding in zo'n geval bij benadering werkL als een
iniLieel scharnier, diL wil zeggen als een verbin-
ding die zich alleen naar als scharnier gedraagL
bij een zeer kleine verdraaiing van de sLaven Len
opzichLe van elkaar (sLel bijvoorbeeld ninder
dan
1
}
100
, een hoekverdraaiing die bij gebouwen
in heL gebruikssLadiun in de neesLe onsLandig-
heden al zeer ruin wordL gevonden).
06950505_Hfdst_03.indd 200 11-11-2005 12:08:51
3 DkACEN 20T
Flguur 3.T96 voorbeeld inLerpreLaLie werking verbinding
Flguur 3.T97 Opleg- en inklenningswijzen van een ligger
3.6.2.b 5oorten oplegglngen en
lnklemmlngen
verbindingen die krachLen noeLen kunnen over-
dragen op de ondersLeunende consLrucLie wor-
den opleggingen genoend, hguur 3.17-1.
8ij een roloplcgging is de richLing van de reacLie-
krachL gegeven, nanelijk loodrechL op de rol-
richLing van de oplegging. 8ij een :chdrnicrcndc
oplcgging kan de reacLiekrachL elke willekeurige
richLing aannenen neL een conponenL lood-
rechL op de oplegging (als bij de roloplegging)
en een conponenL evenwijdig aan de opleg-
ging. Een glijoplcgging sluiL dichL aan bij de
roloplegging, al zal bij enige glijweersLand Loch
rekening noeLen worden gehouden neL een
kleine krachL evenwijdig aan de oplegging (bij-
voorbeeld 5% van de reacLiekrachL loodrechL op
de glijrichLing).
8ij een rol- of glijoplegging (vrije oplegging) is
heL belangrijk Le weLen welke richLing heL opleg-
vlak heefL, diL bepaalL inners de richLing van de
reacLiekrachL. Wil nen de afdrachL van de belas-
Ling in een bepaalde richLing laLen verlopen, dan
kan nen diL zekersLellen door heL rol- of glijvlak
in dwarsrichLing aan Le brengen. 8ij een :chdr-
nicroplcgging (vasLe oplegging) naakL heL Lheo-
reLisch nieL uiL hoe de oplegging is georienLeerd,
voor een prakLische uiLwerking is de richLing van
heL oplegvlak echLer wel Lerdege van belang.
Een inklenning is een vasLe oplegging die bo-
vendien geen hoekverandering LoelaaL, hguur
3.17-2. 8ij een volledige of volkonen inklen-
ning zal de ingeklende sLaaf bij de inklenning
geen enkele hoekverdraaiing Len opzichLe van de
beginsLand kunnen ondergaan. 8ij een gedeelLe-
lijke of onvolkonen inklenning zal diL in (zeer)
beperkLe naLe echLer wcl kunnen plaaLsvinden.
3.6.2.c Veerwerklng
Een oplegging die volkonen plaaLsvasL is, noenL
nen een :tdrrc oplcgging. CeefL de oplegging
nee neL de belasLing en is de verplaaLsing van
beLekenis, dan wordL gesproken van een vcrcndc
oplcgging. De veer is elasLisch als heL oplegpunL
bij heL onLlasLen volledig naar de oorspronkelijke
plaaLs LerugkeerL.
Zoals bij de verende oplegging kan in vergelijk-
bare zin de gedeelLelijke inklenning als verende
inklenning worden opgevaL als de ingeklende
sLaaf bij heL wegnenen van de belasLing weer
LoL de oorspronkelijke sLand LerugkeerL, hguur
3.18.
3.6.2.d Comblnatles
liguur 3.1 LoonL drie consoles verbonden
aan een beLonnen verdiepingsvloer, in hguur
3.1-1 aansluiLend op een dragende binnen-
wand, in hguur 3.1-2 op een kolon en in
hguur 3.1-3 bij een op die plaaLs 'zwevende'
1 scharnierende en vrije oplegging
2 inklemming
scharnieroplegging glijoplegging
inklemming inklemming
gedeeltelijke volledige
roloplegging
scharnier
1
2
3
4
vrijdraaiende as
plaat - boutverbinding
te beschouwen als
lasnaad
bij toepassing
voorspanbouten
te beschouwen als
verbinding
buigstijve
06950505_Hfdst_03.indd 201 11-11-2005 12:08:56
202
Flguur 3.T9 veerwerking
Flguur 3.T99 SchenaLisering aard ondersLeuning van een console
vloer. We zien in de hguur LoL welke conbinaLies
diL leidL qua oplegwijze en naLe van inklen-
ning.
3.6.2.e Bulgstl[ve verblndlng versus
lnklemmlng
HeL is van belang de begrippen buigsLijve verbin-
ding en inklenning goed uiL elkaar Le houden.
8ij een buigsLijve verbinding kunnen de aanslui-
Lende elenenLen, zoals eerder is gesLeld, onder-
ling nieL verdraaien: een buigsLijve verbinding is
dus vorn- en nonenLvasL. DiL zegL verder nieLs
over heL gedrag van de verbinding als geheel:
deze kan evenLueel wel draaien.
Een ingeklende sLaaf kan daarenLegen bij de
verbinding nict roLeren: bij de inklenning is dus
geen hoekverdraaiing nogelijk.
HeL verschil Lussen beide begrippen ligL dus in
heL wel of nieL kunnen roLeren van de verbin-
ding.
liguur 3.200 LoonL een deel van een porLaal,
ingeklend aan de voeL van de kolon en neL een
buigsLijve verbinding bij de overgang van kolon-
ligger. Door heL neegeven van de kolon bij be-
lasLing van de ligger zal heL sLeunpunLsnonenL
bij de hoekaansluiLing kolon-ligger aanzienlijk
kleiner uiLvallen dan heL geval zou zijn geweesL
bij een sLarre inklenning van de ligger.
Merk verder op daL de aangenonen inklenning
aan de voeL van de kolon ook noeL kunnen
worden waargenaakL door de voeLverbinding
en heL gedrag van de aansluiLende vloer- en
funderingsconsLrucLie bij belasLing op buigend
nonenL.
3.6.2.f 5ymbool en werkell[kheld
Een verbinding behoefL nieL feiLelijk Le worden
uiLgevoerd als een scharnier, rol, veer enzovoorL
on Loch in nechanische zin als zodanig Le kun-
nen werken.
1 vaste oplegging,
volledig ingeklemd
2 vaste oplegging,
gedeeltelijk ingeklemd
3 verende oplegging,
gedeeltelijk ingeklemd
console
doorsnede A
doorsnede B
doosnede C
A
B
C
kolom 2
getuide ligger 1
A
A
D
D
verende
= =
C
C
=
B
B
oplegging
06950505_Hfdst_03.indd 202 11-11-2005 12:09:02
3 DkACEN 203
Flguur 3.200 lnklenning versus buigsLijve verbinding
Flguur 3.20T voeLverbindingen
ln hguur 3.201 sLaan Lwee nieL gebruikelijke
voeLverbindingen naasL elkaar geLekend. 8ij heL
voorbeeld van hguur 3.201-1 zal nen direcL
begrijpen daL hier een scharnierverbinding wordL
bedoeld, alLhans in de x-richLing, de kolon kan
in deze richLing inners een zeer groLe hoekver-
draaiing ondergaan zonder daL de verbinding
zich hierLegen verzeL.
De groLe roLaLievrijheid zal in de prakLijk voor-
nanelijk van synbolische beLekenis zijn, ondaL
in heL gebruikssLadiun een hoekverdraaiing van
bijvoorbeeld
1
}
200
aan de voeL van de kolon ge-
woonlijk al grooL wordL gevonden.
Als nag worden aangenonen daL ook de voeL-
verbinding van hguur 3.201-2 zich in de
x-richLing nauwelijks zal verzeLLen Legen een
dergelijke geringe hoekverdraaiing, kan ook diL
geval in deze richLing worden opgevaL als schar-
nier, ook al beLrefL heL hier geen zuivere schar-
nierverbinding.
voor de x-richLing naakL heL dus in feiLe weinig
uiL welke van de Lwee gevallen nen kiesL ondaL
beide in nechanische zin kunnen worden opge-
vaL als scharnier.
ln de y-richLing is er daarenLegen wcl een duide-
lijk verschil Le consLaLeren neL een scharnierende
verbinding bij hguur 3.201-1 en een buigsLijve
verbinding bij hguur 3.201-2.
Wil nen uiLdrukkelijke zekerheid van heL krachLs-
verloop in een verbinding, dan zal nen bij heL
consLrucLief onLwerp ervoor noeLen zorgen daL
de werkelijke verbinding heL nechanicanodel zo
goed nogelijk benaderL. DiL leidL in de prakLijk
LoL oplossingen waarbij een aangenonen schar-
nier ook in heL echL als zodanig herkenbaar is.
3.6.2.g Aanname plaats verblndlngen
SchenaLisch neenL nen de posiLie van de ver-
bindingspunLen neesLal aan op heL snijpunL van
de sLaafassen.
liguur 3.202 laaL aan de hand van heL voorbeeld
van een ligger op een kolon (hguur 3.202-1)
respecLievelijk op een console aan een kolon
(hguur 3.202-2) zien daL op deze wijze de sche-
naLisering een onnauwkeurige weergave is van
de werkelijkheid.
Wanneer de afwijking klein is en de verwaar-
lozing nieL leidL LoL een Le gunsLig beeld van
de werkelijkheid, zijn dergelijke vereenvoudigin-
gen aanvaardbaar.
8ij de dinensionering van de kolon van hguur
3.202-2 zal echLer rekening noeLen worden ge-
houden neL de excenLriciLeiL van de oplegging.
3.6.2.h Interne of externe verblndlng
voor de schenaLisering van de verbinding is heL
van belang zich Le realiseren op welk niveau diL
gebeurL: voor de consLrucLie als geheel of per
onderdeel.
vaste
hoek
vervormingsbeeld
geen hoek-
verdraaiing
buigstijve
verbinding
statisch schema
inklemming
2 3
(rotatie)
hoekverdraaiing
vertaling
model
tot
1 deel dwarsdoorsnede
over een hal
y
z
x
z
y
x
1 2
06950505_Hfdst_03.indd 203 11-11-2005 12:09:07
204
Flguur 3.202 vereenvoudigingen bij schenaLisering
posiLionering scharnierende opleggingen
Flguur 3.203 SchenaLisering porLaalconsLrucLie neL
vakwerkligger
liguur 3.203 LoonL een vakwerkligger op Lwee
kolonnen. 8eschouwen we de consLrucLie als
geheel, dan kunnen we deze schenaLiseren als
een porLaal, neL een buigsLijve verbinding bij de
aansluiLing van de ligger op beide kolonnen.
OndaL de kolonnen slank zijn uiLgevoerd, zul-
len de sLeunpunLsnonenLen bij de aansluiLingen
slechLs van beperkLe invloed zijn voor heL naaL-
gevend veldnonenL van de ligger. 8ij beschou-
wing van de ligger afzonderlijk kan daaron ge-
nakshalve worden uiLgegaan van een aan beide
einden scharnierend opgelegde ligger.
Worden de kolonnen aparL bekeken, dan is een
scharnier- of roloplegging bij de verbinding neL
de ligger beslisL nieL op z'n plaaLs, naar noeL heL
sLaLisch schena van de porLaalconsLrucLie als ge-
heel worden neegenonen. 8ovendien nag heL
sLeunpunLsnonenL van de ligger bij de aanslui-
Ling op de kolon dan nieL worden verwaarloosd.
voor heL veranLwoord schenaLiseren en bereke-
nen van een kolon is daaron een goed inzichL
in heL feiLelijke gedrag van de consLrucLie als
geheel nodig, zeker bij sLaLisch onbepaalde con-
sLrucLies.
Kijken we vervolgens naar de vakwerkligger, dan
naakL heL voor heL gedrag van de ligger nieL uiL
of de knooppunLen als scharnierend dan wel als
buigsLijf worden beschouwd. voor een eenvou-
dige handberekening zal nen dus de verbindin-
gen als scharnierend opvaLLen.
voor de rand- en wandsLaven zelf zal nen echLer
per sLaaf noeLen nagaan of de aannane van
scharnierende verbindingen nieL leidL LoL een Le
gunsLige weergave van heL werkelijke gedrag
van heL beschouwde onderdeel (onveilig) of juisL
LoL een onnodig voorzichLige aannane (naLe-
riaalverspilling).
3.6.3 Prlnclpe-oplosslngen
ConsLrucLieve verbindingen noeLen in de eersLe
plaaLs doelnaLig en beLrouwbaar zijn. 8ij heL
onLwerp en de beoordeling van consLrucLieve
verbindingen noeL daaron goed gekeken wor-
den naar de krachLswerking.
Men dienL zich dus goed bewusL Le zijn van de
soorL, richLing en grooLLe van de krachLen en
nonenLen die de verbinding zal noeLen kun-
nen opnenen en overdragen, neL de evenLu-
eel daarnee gepaard gaande bewegingen en
vervorningen. ls de werking van de verbinding
statisch schema portaalconstructie als geheel,
tevens statisch schema voor de kolommen
vereenvoudigd statisch schema voor het
liggerdeel afzonderlijk
3
D C
schematisatie vakwerkligger voor de berekening
van het inwendige krachtenspel
4
doorsnede over hal met stalen vakwerkliggers 1
2
A
C
B
D
!!
?
ligger op console
ligger op kolom 1
2
stap 1 stap 2
hartlijn
"oneindig"
stijf
"oneindig" stijf
stap 1 stap 2
06950505_Hfdst_03.indd 204 11-11-2005 12:09:13
3 DkACEN 205
Flguur 3.205 PlaaLsbepaling en soorL verbinding bij enkele
gangbare consLrucLieLypen
onduidelijk en ondoelnaLig, dan dienL deze Le
worden aangepasL.
liguur 3.204 laaL hiervan een voorbeeld zien
door niddel van een voeLoplegging van een
boogspanL op een kolon. varianL A, hguur
3.204-2, biedL een slechLe oplossing voor heL
opvangen van de spaLkrachL, varianL 8, hguur
3.204-3, doeL diL in principe veel beLer.
opname spatkracht?
opname trek?
boogspant op kolom 1
variant A: slecht 2
boog
trekstang
kolom
variant B: beter 3
staafassen
vallen samen
rechtstreekse opvang
spatkracht uit boog
door trekstang!
Flguur 3.204 voorbeeld LoeLsing verbinding op
krachLsoverdrachL
3.6.3.a Waar welke soort verblndlng aan te
brengen7
MeesLal ligL heL wel voor de hand waar de
verbindingen heL besLe kunnen worden aange-
brachL en waL daarvan de aard noeL zijn (buig-
sLijf, scharnierend, glijdend enzovoorL).
De keuze van beide hangL onder neer af van de
LoegepasLe naLerialen van de aansluiLende ele-
nenLen, heL gewensLe gedrag van de consLruc-
Lie, heL LransporL en de nonLagenogelijkheden
en -beperkingen.
liguur 3.205 geefL een indruk van enige gang-
bare posiLies voor de verbindingen in relaLie LoL
de vervaardiging en heL LransporL.
5taal
SLaal leenL zich als naLeriaal uiLsLekend voor heL
naken van allerlei soorLen verbindingen, heL
aanLal nogelijke oplossingen is daaron nage-
noeg onuiLpuLLelijk. Hiervan wordL dankbaar
gebruik genaakL bij conplexe verbindingen
en bij knooppunLen waarbij nen een bijzondere
vorngeving wensL. ls geen van beide nood-
zakelijk of gewensL, dan zal nen in heL alge-
neen sLreven naar eenvoudige 'sLandaardop-
lossingen'.
Er besLaaL voorkeur voor bouLverbindingen op
de bouwplaaLs en lasverbindingen in de fabriek.
8ouLverbindingen zijn Lypische nonLageverbin-
dingen. Zonder voorzorgsnaaLregelen worden
deze geachL scharnierend Le werken. MeL
voldoende zware verbindingssLukken (kopplaLen
en dergelijke) en voorspanbouLen is heL echLer
b buigstijve verbinding
(op bouwplaats te realiseren)
a scharnierverbinding
a
vakwerkligger
boog met grote overspanning
5
4
a
b b
a
portaal
hoog kniespant
laag kniespant 3
a
2
a
a/b
1
a/b
transport!
a
a
a
a/b
transport?
a
b
a/b
a
a
a
a
a
a/b
a
a/b
b
a/b
a
a
a
a a
a
a
a/b
06950505_Hfdst_03.indd 205 11-11-2005 12:09:18
206

1 portaal met voetscharnieren


2 ongeschoord raamwerk met voetinklemmingen
3 geschoord raamwerk

stabiliteitsverband
Flguur 3.206 voorbeelden van raanwerken in sLaal
06950505_Hfdst_03.indd 206 11-11-2005 12:09:22
3 DkACEN 207
Flguur 3.207 Drie-assige knooppunLen in sLaal
heel goed nogelijk buigsLijve verbindingen in
sLaal Le naken.
Lasverbindingen zijn daarenLegen alLijd buigsLijf.
ln sLaal worden veel porLaal- of raanwerk-
consLrucLies LoegepasL, zowel voor hallen en kap-
consLrucLies en dergelijke, als in de verdieping-
en hoogbouw (kanLoorgebouwen en dergelijke).
kaanwerken in sLaal zijn neesLal geschoord,
heLzij door niddel van sLabiliLeiLsverbanden, heL-
zij door sLabiliLeiLsschijven of -kernen. Hierdoor
kunnen de verbindingen scharnierend en dus
eenvoudig en goedkoop worden uiLgevoerd.
Ongeschoorde raanwerken neL buigsLijve ver-
bindingen in sLaal zijn echLer ook heel goed no-
gelijk. Een eenvoudig porLaal nag dan Loch nog
naxinaal drie scharnieren beziLLen on aan de
sLabiliLeiLsvoorwaarde Le voldoen.
liguur 3.20 LoonL voor heL porLaal enige gang-
bare sLaLische schena's bij Loepassing van sLaal,
inclusief een aanLal oplossingen voor de verbin-
dingen kolon ligger en kolon voeL. LeL op de
verschillen in krachLswerking bij de drie porLaalLy-
pen en de bijpassende knooppunLoplossingen.
Waar neer dan Lwee sLaven bij elkaar konen,
noeL goed worden geleL op de onLnoeLing van
de sLaafassen. Konen deze in n punL sanen,
dan is er geen excenLriciLeiL en zal heL knoop-
punL dus ook nieL worden blooLgesLeld aan
nonenLwerking. ln alle andere gevallen LreedL
er wcl een bepaalde nonenLwerking op waar-
door de verbinding de neiging heefL Le gaan
draaien. voorkonen noeL worden daL de ver-
draaiing van heL knooppunL Le grooL wordL. DiL
kan door voldoende sLijfheid in heL sanensLel
van de knoop en de aansluiLende sLaven in Le
bouwen. Principieel is heL naLuurlijk beLer Le
sLreven naar een oplossing waarbij de sLaafassen
door n punL gaan, hguur 3.207.
Beton
8ij verbindingen in beLon noeL duidelijk onder-
scheid worden genaakL Lussen geprefabriceerd
beLon en in heL werk gesLorL beLon (in siLu
beLon).
Prefab-beton
8ij geprefabriceerd beLon worden de elenenLen
vooraf vervaardigd en vervolgens op de bouw-
plaaLs sanengevoegd LoL n consLrucLie. Men
zal bij voorkeur verbindingen naken waarvoor
geen aanvullende bekisLing nodig is. De plaaLs
van de verbindingen blijfL dan ook neesLal goed
zichLbaar in heL gebruikssLadiun.
liguur 3.208 LoonL schenaLisch een oplossing
voor de porLaalconsLrucLie in geprefabriceerd
beLon.
On de handelingen op de bouwplaaLs eenvou-
dig Le houden en heL gedrag van de verbindin-
gen goed Le kunnen voorspellen, zal nen bij de
oplegging van de prefab-ligger heL liefsL kiezen
voor scharnierende verbindingen, zeker als de
ligger voorgespannen wordL uiLgevoerd.
HeL voeLpunL van een prefab-kolon is bij de op-
bouw goed Loegankelijk en kan daaron relaLief
genakkelijk buigsLijf worden uiLgevoerd door
heL aangieLen van de kanalen neL de uiL de vloer
sLekende sLekeinden, waaroverheen de kolon
is geschoven, hguur 3.208-3b. Wil nen aan de
voeL een goed werkende inklenning, dan zal de
vloerconsLrucLie Lezanen neL de fundering vol-
doende weersLand noeLen bieden Legen draai-
ing van heL voeLpunL bij belasLing van de kolon
op buiging.
1 aansluiting tuien aan mast
2 aansluiting vakwerkligger - kolom

beter
geen excentriciteit
beter
06950505_Hfdst_03.indd 207 11-11-2005 12:09:25
20
Flguur 3.20 Principe-verbindingen porLaal in prefab-
beLon
In het werk gestort beton
8ij in heL werk gesLorL beLon ligL heL door heL
nonoliLhische karakLer van heL beLon voor de
hand Le kiezen voor buigsLijve verbindingen,
hguur 3.20.
On heL hoeknonenL bij de overgang van de
porLaalregel naar de kolonnen Le kunnen op-
nenen, zal de verbinding hier degelijk noeLen
worden gewapend. CebeurL diL nieL, dan LreedL
hier scheurvorning op, waardoor de hoekver-
bindingen een 'scharnierachLig' gedrag gaan
verLonen.
ln langsrichLing gaaL de dakvloer door over
neerdere velden. ln deze richLing zal daaron
verhoudingsgewijs weinig buigend nonenL op
de kolonnen worden afgegeven.
Hout
HouL is goed in sLaaL rechLsLreeks druk over Le
dragen in de vezelrichLing. EvenLueel kan Lussen
Lwee elenenLen een drukverdelend inLernediair
worden LoegepasL on een gelijknaLige spreiding
van de lasL op heL overdrachLsvlak Le krijgen
(bijvoorbeeld Lriplex) en on Levens voldoende
afsLand LoL de randen van de doorsnede Le
bewaren on splijLscheuren Le voorkonen.
8ij belasLing op Lrek en afschuiving worden sLa-
len hulpniddelen gebruikL als schoenen, plaLen
en sLrippen en verbindingsniddelen als nagels,
houLdraadbouLen en sLifLen. voor de Loepassing
van diL soorL hulpniddelen bij de verbinding van
houL-op-houL, houL-op-sLaal en houL-op-beLon
zijn vele oplossingen nogelijk, zowel scharnie-
rend als buigsLijf.
Celijnde verbindingen zijn ook nogelijk. Deze
verbindingen noeLen, on beLrouwbaar Le kun-
nen zijn, bij voorkeur in de fabriek onder gecon-
Flguur 3.209 voorbeeld porLaal- en vloerconsLrucLie van in
heL werk gesLorL beLon
1
a
schematische weergave
hoofddraagconstructie hal
2
b
variant
oplegging A
2
a
oplegdetail A
3
a
voetdetail B
3
b
voetdetail B
1
b
statisch schema
buigstijf
scharnierend
oplegmateriaal
(neopreen,
bouwvilt e.d.)
kanteling
buigstijf
ligger
tegen
gietopening
kanaal
stek
wapening
kolom-
onderbouw
bovenbouw
A
B
1
a
dwarsdoorsnede
globaal constructief plan
2
a
statisch schema
overdwars
2
b
statisch
schema
overlangs
1
b
deel langs-
doorsnede
06950505_Hfdst_03.indd 208 11-11-2005 12:09:31
3 DkACEN 209
diLioneerde onsLandigheden worden genaakL.
Celijnde verbindingen zijn alLijd buigsLijf.
liguur 3.210 LoonL Ler illusLraLie Lwee nogelijke
oplossingen voor een porLaal in houL, enerzijds
neL scharnierende verbindingen Lussen de ligger
en de kolonnen, en anderzijds neL buigsLijve
verbindingen Lussen beide.
1 ligger op pendelende kolom
2 twee-scharnierportaal
stab. verband
Flguur 3.2T0 voorbeeld porLaal in houL
ln beide gevallen worden Levens voeLscharnieren
LoegepasL. HeL eersLe geval heefL hierdoor n
scharnier Le veel en noeL dus worden geschoord
(bijvoorbeeld door sLabiliLeiLsverbanden of
LriplexplaLen in dak- en gevelvlak die als een
doos on heL skeleL heengrijpen), hguur 3.210-1.
8ij heL LweescharnierporLaal zal enige spaLkrachL
op de beide voeLpunLen worden uiLgeoefend.
Hiernee noeL goed rekening worden gehouden
bij de consLrucLieve vorngeving van de voeL-
verbinding, hguur 3.210-2.
liguur 3.211 LoonL vervolgens Lwee oplossingen
voor de voeL van een houLen boog in aansluiLing
op een beLonnen onderbouw. 8eide nogelijk-
heden geven een heel verschillend anLwoord op
dezelfde doelsLelling van de verbinding: heL ade-
quaaL overdragen van de acLiekrachLen vanuiL de
boog (voornanelijk druk en in nindere naLe ook
dwarskrachL) op de ondersLeuning. SchenaLisch
zijn beide oplossingen als een scharnieropleg-
ging Le beschouwen en daaron dus gelijkwaar-
dig.
scharnier van
gietijzer
boog
triplex plaat
oplegblok
strip
1 2
Flguur 3.2TT 1wee oplossingsnogelijkheden voor een
scharnierende voeLoplegging van een boog
5teen
Ongewapend sLeen wordL consLrucLief vrijwel
uiLsluiLend in dragende wanden LoegepasL,
neesLal in de vorn van neLselwerk of gelijnde
blokken, hguur 3.212-1.
Zulke sLapelconsLrucLies zijn alleen geschikL
voor heL overbrengen van drukbelasLing, op
voorwaarde daL de consLrucLie nieL zijdelings
kan uiLwijken door insLabiliLeiLsverschijnselen,
hguur 3.212-2. 1rek kan nauwelijks worden
opgenonen en noeL daaron bij ongewapende
sLeenconsLrucLies Le allen Lijde worden verne-
den, of er zullen voorzieningen noeLen worden
geLroffen on scheurvorning Le vernijden, hguur
3.212-3.
ln heL werk opgebouwde sLapelconsLrucLies
bevaLLen in heL algeneen vele voegen (verbin-
dingen) die de druk noeLen overdragen.
ConsLrucLieve voegen behoeven nieL dezelfde
eigenschappen Le beziLLen en van dezelfde kwa-
liLeiL Le zijn als de Lussengelegen sLenen, blokken
of elenenLen, als de voegen naar in sLaaL zijn
on de opLredende druk beLrouwbaar over Le
dragen.
06950505_Hfdst_03.indd 209 11-11-2005 12:09:37
210
Figuur 3.212 Enige oplossingen in steen
Gewapende en voorgespannen steenconstructies
zijn qua gedrag vergelijkbaar met gewapend en
voorgespannen beton; zo ook de verbindingen
in die gevallen.
Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 Ackermann, Kurt, e.a., Grundlagen fr das Ent-
werfen und Konstruieren. Stuttgart, 1983.
2 Beranek, W.J., Serie dictaten Krachtwerking.
Faculteit Bouwkunde TUD, 1990/2000.
3 Dicke, D., Stabiliteit voor ontwerpers. Delft,
1995.
4 Engel, Heino,Tragsysteme/Structure Sytems.
Ostldern, 1999.
5 Natterer, e.a., Holzbau-Atlas. Mnchen/Basel
1993
6 Oosterhoff, J., Kracht en vorm. Delft 1990.
7 Overspannend staal, Deel 1 Basisboek.
Staalbouwkundig Genootschap, Rotterdam
1996/2004.
8 Polytechnisch Zakboekje. Arnhem, 1994/2002.
9 Serie dictaten draagconstructies TU Delft
Bouwkunde en Civiele Techniek, vanaf 1990:
I Gebouw en constructies
II Belastingen en overspanningen
IIIB Verdiepingbouw
IV Bijzondere overspanningen
deel 2 Vorm en functie
deel 6 Boog- en kniespanten
deel 9 Tuiconstructies
10 Vervormingseisen voor bouwconstructies. Staal-
bouwkundig Genootschap en Betonvereniging
SG/CUR-rapport, 1995.
Normen
Zie guur 2.14 in hoofdstuk 2.
1
a
losse
stapeling
blokken
2
a
zwaardere
muur
3
a
boog of toog:
voegen worden belast
op druk (in principe)
3
b
voorgespannen latei:
kan buigkrachten
opvangen
2
b
met
penanten
2
c
gewapende
muur
1
c
gelijmde
blokken
1
b
metselwerk
2 knikgevaarlijk?
explosiegevaarlijk?
06950505_Hfdst_03.indd 210 09-12-2005 10:49:09
4
5chelden
ir. A. tc 8ovcldt
Cebouwen verschaffen de gewensLe condiLies voor heL wonen,
werken en recreeren. On diL Le bereiken noeLen de beoogde ruinLen
worden afgezonderd van de onringende ruinLen en worden
gescheiden van de buiLenruinLe.
iL de analyse van heL scheiden vloeien vele funcLies voorL. Deze
leggen eisen op aan de Le onLwerpen scheidingsconsLrucLies.
06950505_Hfdst_04.indd 211 15-11-2005 15:51:57
2T2
Inleldlng
ln bouwkundige zin is :chcidcn heL afzonderen
van ruinLen Len opzichLe van elkaar door niddel
van scheidingsconsLrucLies: binnenruinLen van
de buiLenruinLe, binnenruinLen onderling en
binnenruinLen van de ondergrond.
Functles
Zoals heL woord zegL, sLaaL bij een scheidings-
consLrucLie heL scheiden cenLraal.
OvereenkonsLig hguur 4.1 kunnen we aan de
hoofdfuncLie van heL scheiden drie deelfuncLies
Loekennen: beschernen, begrenzen en condi-
Lioneren.
De belangrijksLe funcLie van heL scheiden is in de
neesLe gevallen heL bieden van bescherning:
heL weren van ongewensLe invloeden van buiLen
de ruinLe. Als Lweede in belang geldL de ruinLe-
lijke funcLie: heL visueel en naLerieel begrenzen
van de ruinLe. De condiLioneringsfuncLie volgL
uiL beide voorgaande funcLies: doordaL nen de
ruinLe van de ongeving afschernL, kan nen de
kwaliLeiL van de ruinLelijke onsLandigheden (de
bouwfysische condiLies) naar wens beinvloeden.
Bouwkundige
scheidingen
Ruimtelijk
begrenzen
Beschermen
Conditioneren
Scheiden
Verbinden
Gebruiken Dragen
Flguur 4.T LiliLaire funcLies van bouwkundige scheidingen
ln hguur 4.1 worden naasL heL scheiden in
gelijkwaardige zin nog Lwee andere funcLies
genoend: heL verbinden en heL gebruiken.
HeL verbinden kunnen we beschouwen als de
Legenhanger van de scheidingsfuncLie: on een
afgescheiden ruinLe Le kunnen benuLLen noeL
deze Loegankelijk zijn en noeL van hieruiL
conLacL kunnen worden onderhouden neL de
ongeving.
HeL gebruiken sLaaL nin of neer los van heL
scheiden en verbinden. We bedoelen hiernee
heL kunnen benuLLen van de scheidingen voor
allerlei gebruiksdoeleinden, zoals heL zich kunnen
voorLbewegen van personen en voerLuigen over
vloeren en heL plaaLsen van objecLen daarop, heL
hangen van objecLen aan wanden enzovoorL.
De genoende funcLies brengen belasLingen neL
zich nee die door de scheidingen noeLen kun-
nen worden opgenonen en overgedragen naar
de ondersLeuningen. voorbeelden zijn: wind-
belasLing en sLooLbelasLing (volgend uiL de be-
scherningsfuncLie), belasLingen door personen
en goederen (volgend uiL de gebruiksfuncLie).
8ovendien hebben de scheidingen een zeker
eigen gewichL.
HeL dragen van de belasLingen kan daaron wor-
den beschouwd als een afgeleide van heL schei-
den en gebruiken.
Alle funcLies hebben uiLeindelijk LoL doel heL
begunsLigen van de onsLandigheden en heL
beoogde gebruik van de afgebakende ruinLe.
5oorten scheldlngen
De belangrijksLe scheidingen c.q. scheidingscon-
sLrucLies van een gebouw zijn de buiLenwanden
en heL dak. Deze scheiden de binnenruinLe van
de onringende buiLenruinLe.
Als Lweede groep kunnen worden genoend de
binnenwanden en de (verdieping)vloeren. Deze
inwendige scheidingsconsLrucLies delen de bin-
nenruinLe op in kleinere eenheden.
Een derde groep geefL de afscheiding van heL
gebouw neL de ondergrond: de begane-grond-
vloeren en de kelderonsluiLingen.
8uiLen de direcLe onhulling van heL gebouw
kunnen aanvullend nog drie soorLen scheidings-
consLrucLies worden genoend:

in de openluchL: nuuropsLanden, balkons,


dakoversLekken en luifels, Luinnuren en schuLLin-
gen, hekwerken enzovoorL,

Lussen de openluchL en de boden en}of heL


waLer: Lerrassen, besLraLingen, keerwanden, sLei-
gers, vlonders enzovoorL,

Lussen boden}waLer en boden}waLer: kade-


nuren, oeverbescherningen, zwenbassins, gier-
kelders enzovoorL.
06950505_Hfdst_04.indd 212 15-11-2005 15:51:58
4 SCHElDEN 2T3
van deze scheidingsconsLrucLies buiLen de
direcLe gebouwonhulling zijn sonnige sLerk
gebouwgebonden (zoals balkons en dakoversLek-
ken), andere daarenLegen veel ninder of in heL
geheel nieL (zoals Luinnuren, hekwerken, Lerras-
sen en besLraLingen).
De verschillende scheidingssiLuaLies die nogelijk
zijn sLaan afgebeeld in hguur 4.2.
Opbouw hoofdstuk
ln de konende paragrafen worden achLereen-
volgens de uiLwendige scheidingen, de inwen-
dige scheidingen en de overige scheidingen
behandeld. Aan de uiLwendige scheidingen
zal naar verhouding veel aandachL worden
geschonken. Deze sLaan blooL aan de grillen
van heL klinaaL en aan allerlei andere bedrei-
gingen van buiLenaf en vergen daaron bij-
zondere inspanning bij onLwerp en uiLvoering
on LoL voldoende duurzane oplossingen Le
kunnen konen.
De eisen, die aan de gebouwonhullende con-
sLrucLies worden gesLeld, kunnen daarnaasL
heel sLerk uiLeenlopen, heLgeen in de prakLijk
leidL LoL een groLe diversiLeiL aan oplossingen.
ln paragraaf 4.1 worden de nogelijke funcLies
van de uiLwendige scheidingen in een verken-
nend overzichL op een rij gezeL en geplaaLsL
naasL overwegingen van archiLecLonische,
consLrucLieve en econonische aard.
ln paragraaf 4.2 worden de uLiliLaire funcLies
nader uiLgewerkL. MeL nane zal worden inge-
gaan op de klinaaLfuncLies, de geluidwering
en de dag- en zonlichLLoeLreding.
ln paragraaf 4.3 worden de inwendige schei-
dingen behandeld: de binnenwanden en
vloeren. De aandachL wordL hierbij in heL
bijzonder gevesLigd op de geluidsisolaLie.
ln paragraaf 4.4 wordL ingegaan op de schei-
dingen van heL gebouw neL de ondergrond:
de begane-grondvloeren en kelderonhullin-
gen. 8ij de laaLsLe donineerL de funcLie van de
grond- en waLerkering.
Paragraaf 4.5 Len sloLLe behandelL de aanslui-
Lingen. Aan de hand van drie voorbeelden
wordL neL nane de dichLingsproblenaLiek
rond neerslagkering, Lhernische isolaLie en
luchLdichLing uiLgewerkL.
gr
bu
wa
gr
bu
bu
gr / wa
bi
bi
bi
gr
bi
bu
bu
bu
bu bu bi
bi
bu
wa
gr
bi
bu
bu
bu
gr
bi
bi
bi
bu
bi
met en in buitenlucht
met en in de grond / het water
scheidingsconstructies
inwendig
uitwendig
scheidingen
scheiden
binnen
kelder
= binnen
= buiten
= water
= grond
Flguur 4.2 SoorLen scheidingen
06950505_Hfdst_04.indd 213 15-11-2005 15:51:59
2T4
4.T Ultwendlge scheldlngen:
functle, vorm, constructle en
economle
8ij uiLwendige scheidingen denken we aan bui-
Lenwanden (gevels) en daken neL inbegrip van
de hierop aansluiLende consLrucLies in de buiLen-
luchL zoals nuuropsLanden, balkons, dakLerras-
sen, dakoversLekken en luifels.
8uiLenwanden sLaan neesLal verLicaal, naar
kunnen ook hellend worden uiLgevoerd. Daken
kunnen elke hellingshoek Lussen horizonLaal en
verLicaal aannenen. 8ij Lwijfelgevallen bepaalL
heL uiLerlijk of heL gaaL on een gevel of een dak.
liguur 4.3 LoonL hiervan een opnerkelijk voor-
beeld.
Flguur 4.3 Kubuswoningen Le Helnond neL bijzondere
uiLwendige scheidingsconsLrucLies, archiLecL P. 8lon
Zoals al eerder is aangegeven, denken we bij
scheidingsconsLrucLies prinair aan de uLiliLaire
funcLies. Maar ook diverse andere overwegingen
spelen een belangrijke rol bij heL fornuleren van
de eisen en heL overwegen van de nogelijke
consLrucLieve oplossingen.
Zo bekijken we uiLwendige scheidingen vanuiL
een vierLal invalshoeken:
T uLiliLaire funcLies,
2 archiLecLonische vorngeving,
3 consLrucLieve overwegingen,
4 econonische afweging.
Deze ordening is overeenkonsLig die van hoofd-
sLuk 1, waarin de gebouwanalyse is opgezeL aan
de hand van achLereenvolgens de sleuLelwoor-
den: funcLie, vorn, consLrucLie en econonie.
4.T.T Utllltalre functles
liguur 4.4 geefL een uiLwerking van de funcLies
die in overweging noeLen worden genonen bij
heL onLwerpen en beoordelen van uiLwendige
scheidingsconsLrucLies.
4.T.T.a Beschermen
Opvallend zijn de vele facLoren waarnee reke-
ning noeL worden gehouden on de nogelijke
hinderlijke invloeden en bedreigingen van bui-
Lenaf Le weren.
De naLe waarin elk van de onderscheiden facLo-
ren aan de orde is hangL sLerk af van de besLen-
ning van de ruinLe en van de ongeving.
Zo is bij een sLaLionskap de bescherningsfuncLie
vrijwel alleen naar beperkL LoL de facLor 'weer
en wind', Lerwijl daarenLegen bij een kosLbaar
archief zo ongeveer alle nogelijke invloeden van
buiLenaf serieus in rekening noeLen worden ge-
brachL.
ln belangrijke gevallen en noeilijke onsLandig-
heden zullen de speciheke bescherningseisen
zorgvuldig noeLen worden afgewogen en ge-
fornuleerd. Daarenboven zal de overheid bij
overlasLgevende en gezondheidsbedreigende
siLuaLies opLreden en zo nogelijk grenswaar-
den sLellen. DiL wordL onder neer gedaan Len
aanzien van geluidsoverlasL, sLankproducLie en
brandgevaar. Zo bevorderL de overheid ook de
energiezuinigheid door een nininun aan
warnLeweersLand voor de uiLwendige scheidin-
gen op Le leggen en door heL sLellen van een
energiepresLaLienorn. ln hoofdsLuk 2 is Len aan-
zien van de regulerende rol van de overheid in
zulke gevallen al heL een en ander naar voren ge-
konen bij de behandeling van heL 8ouwbesluiL.
06950505_Hfdst_04.indd 214 15-11-2005 15:51:59
4 SCHElDEN 2T5
ln paragraaf 4.2 zal per deelfuncLie uiLvoeriger
op de Le sLellen eisen en de bouwLechnische
gevolgen daarvan worden ingegaan, neL nane
waL beLrefL de bouwfysische funcLies.
4.T.T.b Begrenzen
8uiLenwanden en daken scheiden de binnen-
ruinLe visueel en naLerieel van de buiLenruinLe.
HeL visuele aspecL is van belang voor de herken-
ning en afbakening van de onsloLen ruinLe,
zowel van buiLenaf als van binnenuiL.
8ij uLiliLaire gebouwen zonder represenLaLief
oognerk worden de uiLwendige scheidingen
neesLal vlak en nauw on de gewensLe binnen-
ruinLe heengevoerd.
De puur funcLionele scheiding Lussen 'binnen'
en'buiLen' is in zulke gevallen direcL en ondub-
belzinnig waar Le nenen. 8ij gebouwen neL
een neer represenLaLief karakLer wordL echLer
vaak bewusL gesLreefd naar een visueel rijkere
overgang van buiLen naar binnen, bijvoorbeeld
door niddel van sLerk geprohleerde gevels neL
een groLe dikLe, door heL Loevoegen van luifels
of voorzeLgevels, heL Loepassen van daken neL
bijzondere kapvornen en neL oversLekken.
liguur 4.5 geefL een voorbeeld van een ruinLelijk
rijke en expressieve buiLenschil.
4.T.T.c Condltloneren
Aan een binnenruinLe worden eisen gesLeld neL
beLrekking LoL heL gewensLe conforL voor perso-
nen en de gewensLe condiLies voor heL gebruik
(bijvoorbeeld als werk- of producLieruinLe of als
Flguur 4.4 LiliLaire funcLies van uiLwendige scheidingen
lawaai, stof, stank, warmte, kunstlicht
uitbraak van in bewaringgestelde personen en dieren
plaatsen en aanhangen van objecten
brand- en explosiegevaarlijke stoffen
bijdragen in het gewenste binnenklimaat
visuele aanblik (van buiten en van binnen)
dag- en lichttoetreding uitzicht en evt. inkijk
belopen en voortbewegen
dieren en insecten ongewenste inkijk inslag van voorwerpen
scheidingen
e. gebruiken
c. conditioneren
uitwendige
d. verbinden
b. begrenzen
a. beschermen
bijdragen in de akoestiek
ruimtelijke afbakening
openingen en doorgangen en doorvoeren
2. van binnenuit tegen:
brandoverslag blikseminslag
en luchtverontreiniging ongewenst binnendringen van personen,
neerslag wind en tocht hitte en kou geluidhinder stof, stank
1. van buitenaf tegen:
f. dragen belastingen opnemen en overdragen
06950505_Hfdst_04.indd 215 15-11-2005 15:52:00
2T6
opslagruinLe). We denken hierbij aan de facLo-
ren:

binnenklinaaL: LenperaLuur, vochL en luchL-


kwaliLeiL,

lichLvoorziening,

geluid (akoesLiek).
On deze bouwfysische facLoren goed Le kunnen
beheersen zal nen in de eersLe plaaLs de binnen-
ruinLe in de gewensLe naLe van de ongeving
noeLen afscheiden.
DaarnaasL kan nen deze facLoren ook in neer-
dere of nindere naLe beinvloeden door de
naLeriaalkeuze, laagopbouw en afwerkwijze van
de ruinLeonhullende vlakken.
ln veel gevallen zullen aanvullende naaLrege-
len noeLen worden geLroffen on de gewensLe
bouwfysische condiLies kunsLnaLig in sLand Le
houden.
We denken hierbij aan Lechnische insLallaLies
voor de warnLehuishouding (bijvoorbeeld een
cv-insLallaLie), de venLilaLie en de kunsLlichL-
voorziening.
De condiLie van de binnenruinLe wordL nede
bepaald door de aanblik van de binnenkanL van
de uiLwendige scheidingen. Door deze op pas-
sende wijze aan Le kleden kan nen de ruinLe-
beleving naar wens beinvloeden.
Nog belangrijker dan de binnenkanL is in diL op-
zichL de buiLenkanL, deze bepaalL voor een aan-
nerkelijk deel heL gezichL van heL gebouw.
Zo noeL bij de keuze van de naLerialen en de
consLrucLieve uiLwerking zorgvuldig worden ge-
leL op punLen als de besLendigheid en heL Legen-
gaan van vervuiling on de gewensLe kwaliLeiL
van heL uiLerlijk Le kunnen behouden.
4.T.T.d Verblnden
De verbindingsfuncLie is bedoeld on de nadelen
van heL scheiden Le conpenseren.
voor de uiLwendige scheidingen zijn neL nane
van belang:

dag- en zonlichLLoeLreding,

uiLzichL,

venLilaLie,

nogelijkheid LoL doorgang van personen,


dieren en goederen.
De noodzaak LoL verbinden sLaaL in wezen op
gespannen voeL neL heL scheiden. Zo noeL heL
evenLuele Leveel aan dag- en zonlichL (en vooral
ook de daarnee gepaard gaande zonnewarnLe)
worden geweerd door LegennaaLregelen
( bescherningsfuncLie). HeLzelfde geldL voor
ongewensLe inkijk door de ranen, neL nane als
heL buiLen donker is.
verder vornen de raan- en glasparLijen, en neer
nog de doorgangen (zoals deuren) zwakke
Flguur 4.5 voorbeeld van een ruinLelijk expressieve buiLenschil Nederlands ArchiLecLuur lnsLiLuuL (NAl) Le koLLerdan,
archiLecL |. Coenen, 13
06950505_Hfdst_04.indd 216 15-11-2005 15:52:01
4 SCHElDEN 2T7
plekken in de gebouwonhulling, zowel bouw-
fysisch (relaLief slechLe warnLe- en geluids-
isolaLie, kieren) als nechanisch (kweLsbaar en
inbraakgevoelig).
De belangen van de verbindingsfuncLie en die
van de bescherningsfuncLie leiden dus LoL Le-
gensLrijdige eisen. Deze benoeilijken heL vinden
van passende en bevredigende consLrucLieve
oplossingen.
4.T.T.e Cebrulken
8uiLenwanden kunnen als gebruiksvlak worden
benuL voor heL aanbrengen van schilderijen,
wandneubilair en dergelijke aan de binnenzijde
en voor heL bevesLigen van arnaLuren en insLal-
laLies en dergelijke aan beide zijden.
verder krijgen plaLLe daken of delen ervan er een
belangrijke funcLie bij als deze Levens worden
gebruikL voor heL verblijf van nensen of heL
plaaLsen van insLallaLies ( gebruiksdaken).
4.T.T.f Dragen
De uiLwendige scheidingen noeLen besLand zijn
Legen de krachLen die daarop werken.
8ehalve uiLeraard heL eigen gewichL noeL nen
in heL bijzonder leLLen op de belasLing door
regenwaLer en sneeuw ( daken) en op belas-
Ling door wind ( buiLenwanden).
voor de krachLswerking in de verschillende
onderdelen noeL Levens rekening worden ge-
houden neL opgedrongen vervorning en ver-
hinderde beweging door LenperaLuuruiLzeLLing,
krinp enzovoorL.
ln feiLe kunnen ook de belasLingen die voorL-
vloeien uiL werkzaanheden voor heL schoon-
naken (zoals heL ranenlappen) en heL Lechnisch
onderhoud (schilderwerk, dakreparaLies) als een
afgeleide van de scheidingsfuncLie worden be-
schouwd.
8elasLingen op buiLenwanden en daken kunnen
ook volgen uiL de gebruiksfuncLie van deze vlak-
ken zoals voor heL ophangen of plaaLsen van
objecLen (wandkasLen, radiaLoren, lichLarnaLu-
ren enzovoorL).
8ij daken wordL de gebruiksbelasLing doninanL
als deze Levens worden gebruikL als vloer
( dakvloeren).
Voorbeeld
Abrl
liguur 4. LoonL een bushokje (abri) als
eenvoudig voorbeeld waarop de beschreven
uLiliLaire funcLies kunnen worden LoegepasL.
Een bushokje is in de eersLe plaaLs bedoeld
als schuilplaaLs Legen weer en wind (bescher-
ningsfuncLie).
De beschernde wachLruinLe noeL als zo-
danig goed herkenbaar zijn en voldoende
grooL on de wachLenden Le kunnen herber-
gen (ruimtclijkc lunctic).
De abri noeL genakkelijk Loegankelijk zijn
voor de buspassagiers en verder nag heL
zichL op de bussen in de aankonende rij-
richLing nieL onnodig worden belennerd
(vcrbinding:lunctic).
De veiligheid (of alLhans heL gevoel daarvan)
kan worden versLerkL door Le zorgen voor
visuele openheid en kunsLlichL voor de don-
kere uren ( bc:chcrming).
HeL conforL kan worden verhoogd door
een goede venLilaLie waardoor heL inLerieur
ninder gauw onwelriekend is en bij naL-
Ligheid eerder droogL ( conditioncring),
echLer zoveel nogelijk neL vernijding van
LochLverschijnselen ( bc:chcrming), verder
door de abri uiL Le rusLen neL een passende
ziLgelegenheid en Le voorzien van inforna-
LienaLeriaal ( gcbruik).
8elangrijk voor de beleving en waardering
is ook de graad en de besLendigheid van de
kwaliLeiL: zo noeL de abri bij voorkeur de
indruk geven van een doordachL en klanL-
vriendelijk 'producL', noeL deze regelnaLig
en consequenL worden schoongehouden en
op nankenenLen worden geconLroleerd en
noeLen vernielingen snel en genakkelijk
Ook kan de uiLwendige scheidingsconsLrucLie
of een onderdeel daarvan deel uiLnaken van de
hoofddraagconsLrucLie. Een sprekend voorbeeld
hiervan is de zogeheLen dragende gevel neL een
prefab beLonnen binnenspouwblad als drager
van de bovengelegen verdiepingen.
8ij een dergelijk geval is sprake van funcLie-
conbinaLie van heL dragen en heL scheiden zoals
diL is beschreven in paragraaf 3.1.
06950505_Hfdst_04.indd 217 15-11-2005 15:52:01
2T
4.T.2 Archltectonlsche vormgevlng
De uiLwendige scheidingsconsLrucLies zijn van
grooL belang voor heL uiLerlijk van heL gebouw.
DiL naakL daL naasL de sLrikL uLiliLaire funcLies
ook de archiLecLonische wensen een groLe in-
vloed uiLoefenen op de verschijningsvorn van de
gevels en heL dak en indirecL daaron ook op de
consLrucLieve opbouw.
MeL onLwerpvariabelen als vorn, kleur, sLrucLuur,
LexLuur, naaL, schaal, ordening, riLnering, repe-
LiLie, open en gesloLen, vlak of plasLisch, rusLig of
beweeglijk enzovoorL zijn in principe onLelbaar
veel oplossingen nogelijk.
De keuzevrijheid is in de prakLijk sLerk afhanke-
lijk van de besLenning van heL gebouw en van
de locaLie en loopL uiLeen van zeer beperkL en
bescheiden (zoals bij loodsen, schuren, sLallen
en vergelijkbare nederige bouwwerken) LoL zeer
ruin en rijk (zoals bij gebouwen van naLionale en
inLernaLionale beLekenis). liguur 4.7 LoonL een
fraai voorbeeld hoe neL eenvoudige niddelen
ieLs bijzonders LoL sLand kan worden gebrachL, in
heL gegeven geval door niddel van een vloeiend
verlopende houLen onhulling rond de gynzaal
van een schoolconplex.
MeesLal kan nen de funcLie of besLenning van
heL gebouw wel aezen aan de vorngeving van
de gevels en heL dak neL heL bijpassende naLeri-
aalgebruik. Zo zullen neL nane de 'gevelope-
ningen' (de ranen) door hun plaaLsing, aanLal
en vorn gewoonlijk al snel verraden welk ge-
bruik achLer de gevel schuilgaaL. vergelijk in
diL opzichL bijvoorbeeld een woongebouw neL
een school of kanLoor, zowel bij daglichL als bij
kunsLlichL.
DaglichLopeningen zijn dan ook vaak belang-
rijke sLrucLuur- en schaalbepalende elenenLen
in de buiLenwanden en sons ook in heL dak, zo
uiLeraard ook de naLerialen en bouwproducLen
waarnee de buiLenkanL van heL gebouw wordL
bekleed. Ook de draagconsLrucLie speelL vaak
een belangrijke rol bij de sLrucLurering van heL
uiLerlijk van heL gebouw door heL skeleL of on-
derdelen daarvan aan de buiLenkanL zichLbaar Le
naken of zelfs naar buiLen Le brengen.
HeL gebouw voor de NAl is hiervan een narkanL
voorbeeld, hguur 4.5.
4.T.3 Constructleve overweglngen
8ij heL onLwikkelen en afLasLen van de nogelijke
consLrucLieve oplossingen voor de buiLenwand
en heL dak spelen vele overwegingen een rol.
We noenen:

funcLie en consLrucLie,

vorn en consLrucLie,

belasLingen,

beschikbaarheid naLerialen, niddelen, kennis


en kunde,

uiLvoerbaarheid,

schadegevoeligheid,

duurzaanheid en besLendigheid,

veiligheid en gezondheid,

gebruiksfase.
kunnen worden hersLeld (

condiLionering).
1en sloLLe nag van de consLrucLie worden
verwachL daL deze opgewassen is Legen neL
nane de windbelasLing, alsook LoL op zekere
hoogLe Legen bijzondere belasLingen zoals
door opspaLLende sLeenLjes, baldadige hande-
lingen en lichLe aanrijdingen (
dragen).
Flguur 4.6 LiliLaire funcLie van een bushokje
zicht op de aanrijdende bussen
voldoende
beschermende
binnenruimte
voor de wachtende
passagiers
eventueel reclame
boodschap
overheersende
windrichting
beschermd gebied
windrichting
bij gegeven
zitmogelijkheid
ventilatie
regen
wind
hagel
sneeuw
kunstlichtvoorziening
06950505_Hfdst_04.indd 218 15-11-2005 15:52:02
4 SCHElDEN 2T9
4.T.3.a Functle en constructle
8ij heL consLrucLief onLwerpen van de buiLen-
wand en heL dak zijn vaak vele oplossingen
nogelijk in anLwoord op de gesLelde funcLionele
eisen.
Zo is heL overeenkonsLig hguur 4.8 de kunsL on
Le konen LoL een goede balans Lussen enerzijds
de presLaLie-eisen volgend uiL de funcLionele ei-
sen en anderzijds heL presLaLievernogen passend
bij de aangeboden consLrucLieve oplossing. On
een duidelijk beeld Le krijgen van de kwaliLeiL
van de oplossing zal de afweging zoveel nogelijk
geLalsnaLig noeLen plaaLsvinden.
Flguur 4.7 'vreend en Loch zo verLrouwd', lsala College in Silvolde,
Mecanoo archiLecLen 10-13 8ron. dc Architcct, J99S-J0
Flguur 4. luncLioneel-consLrucLieve afweging
Functionele
eisen
Constructieve
mogelijkheden
Gevraagde
kwaliteit
Realiseerbare
kwaliteit
Prestatie-
eisen
Prestatie-
vermogen
Toetsing
kwaliteit
06950505_Hfdst_04.indd 219 15-11-2005 15:52:03
220
4.T.3.b Vorm en constructle
De consLrucLieve oplossingen die voor de
buiLenwanden en daken kunnen worden
bedachL dienen nieL alleen uLiliLair-funcLioneel
Le voldoen, naar noeLen zoals we al signaleer-
den ook een passend anLwoord geven op de
archiLecLonische eisen en wensen neL beLrek-
king LoL de vorngeving en heL uiLerlijk van heL
gebouw.
Ook waar de visuele eisen nauw worden on-
schreven zijn vaak Loch nog vele consLrucLieve
varianLen nogelijk.
SLel als inzeL bijvoorbeeld de aanwijzing: 'de ge-
vels noeLen er zeer sLrak en blijvend sneLLeloos
wiL uiLzien', dan kan nen neL de naLeriaalkeuze
en afwerkwijze van de Loplaag nog vele kanLen
op. DiL geldL nog veel neer voor de opbouw en
afwerking van de achLerliggende consLrucLie.
vele variaLie- en conbinaLienogelijkheden zijn
dus nogelijk voor de opbouw van heL gevel-
pakkeL.
ArchiLecLonische experinenLen neL de gevel en
heL dak zijn boeiend, naar vereisen relaLief veel
inspanning, Lijd, geld, niveau en connunicaLie
zowel bij heL onLwerp als bij de uiLvoering. Wil
nen inferieure kwaliLeiL en heL risico van verras-
singen voorkonen, dan zal nen in zulke gevallen
verder noeLen gaan in heL doordenken, uiLwer-
ken en conLroleren van de gekozen oplossingen
dan in 'nornale' gevallen noodzakelijk is. 1och
wordL er neL nane in de Loonaangevende archi-
LecLuur nadrukkelijk geexperinenLeerd neL vor-
nen, naLerialen en consLrucLies in heL exLerieur
van heL gebouw, een Leken daL de onLwerpers
zich opgewassen achLen Legen de door henzelf
opgeroepen consLrucLieve problenaLiek.
Zie als n van de vele prakLijkvoorbeeld in diL
verband hguur 4..
Voorbeeld
Cevellsolatle
On Le kunnen bepalen of een consLrucLieve
oplossing voor een buiLenwand Lhernisch
voldoende isoleerL (funcLionele eis), zal de
vereisLe warnLeweersLand kwanLiLaLief noe-
Len zijn aangegeven (presLaLie-eis).
Zoals we in hoofdsLuk 2 zagen noeLen uiL-
wendige scheidingsconsLrucLies aansluiLend
op verblijfsruinLen bij nieuwe gebouwen
een warnLeweersLand R
c
beziLLen van Len
ninsLe 2,5 n
2
K}W. Deze richLlijn geldL als
algenene nininuneis, naar nen kan per
geval naLuurlijk ook een zwaardere isolaLie-
eis overwegen.
Op grond van deze consLrucLieve presLaLie-
eis kan nen vervolgens een scheidingscon-
sLrucLie onLwerpen neL een isolaLiewaarde
die voldoeL aan de gesLelde eis.
MeL glas alln zal nen de gevraagde warn-
LeweersLand zonder veel kunsL-en-vliegwerk
nieL kunnen bereiken. Er is echLer een onL-
snappingsnogelijkheid: nen nag neL zoveel
n
2
glas Loepassen als nen wil, als nen naar
aan de energiepresLaLienorn voldoeL.
Flguur 4.9 voorbeeld experinenLele bouw. 8iblioLheek 1-DelfL, ArchiLecLenbureau Mecanoo (17) 8ron. Archi: J998/3
06950505_Hfdst_04.indd 220 15-11-2005 15:52:03
4 SCHElDEN 22T
4.T.3.c Belastlngen
WordL een consLrucLie belasL, dan Lreden hierin
krachLen op, gepaard gaande neL inwendige
spanningen en vervorningen:

de krachLen noeLen door heL consLrucLie-


sysLeen worden opgenonen zonder daL heL
evenwichL verloren kan gaan (sLabiliLeiLseis),

de inwendige spanningen nogen nieL leiden


LoL scheurvorning in de dragende consLrucLie-
delen, laaL sLaan LoL breuk (sLerkLe-eis),

de vervorningen nogen nieL leiden LoL Le


groLe verplaaLsingen, door- en uiLbuigingen,
hoekverdraaiingen of hinderlijke Lrillingen in de
consLrucLie, noch lokaal, noch in heL skeleL als
geheel (sLijfheidseis).
De sLabiliLeiLs- en de sLerkLe-eis zijn veiligheids-
eisen, de sLijfheidseis is een gebruikseis. Op deze
drie criLeria is uiLvoerig ingegaan in paragraaf 3.4
van heL vorige hoofdsLuk.
Prlmalr en secundalr dragend
Cevels en daken kunnen deel uiLnaken van de
hoolddrddgcon:tructic. DiL kan alleen naar als de
scheidingsconsLrucLies heL scheiden en heL dra-
gen inn doorsnede verenigen, bijvoorbeeld in
de vorn van een dragend binnenspouwblad of
een dakvloer.
ln andere gevallen dragen de uiLwendige schei-
dingsconsLrucLies de lasLen over op de hoofd-
draagconsLrucLie. MeesLal geschiedL diL via
hulpdraagelenenLen zoals sLijlen en regels, gor-
dingen en dakdragers enzovoorL. Deze dienen
dan als niddel on de kleine overspanningsnaaL
van de onderdelen van de uiLwendige schei-
dingsconsLrucLies neL n of neer LussensLap-
pen Le overbruggen naar de groLe naaL van de
hoofddraagconsLrucLie.
liguur 4.10 laaL deze geLrapLe belasLingafdrachL
neL een voorbeeld zien.
5oorten belastlng
8uiLenwanden en daken noeLen verschillende
soorLen belasLing kunnen weersLaan.
8elasLingen waar alLijd rekening nee noeL wor-
den gehouden zijn:
pernanenLe belasLingen,
veranderlijke belasLingen,
bijzondere belasLingen.
gevelplaten
stijlen
tussen-
regel
kolommen
portaal
onderbouw (vloerconstructie + fundering)
kolommen
dakplaten
rand-
randregel
stijlen + kolommen
gordingen
liggers
kolommen
regel
2 horizontale belasting-
overdracht
3 verticale belasting-
overdracht
1 overzicht en naamvoering
gevelplaten
dakplaten
stijl
tussenregel
kolom
ligger
gording
randregel
waterkering en isolatie
Flguur 4.T0 Draagvolgorde bij een sLaalconsLrucLie voor
een hal
lcrmdncntc bcld:tingcn

eigen gewichL van de scheidingsconsLrucLie


en de evenLueel daarop aangrijpende rusLende
(= vasL aanwezige) belasLing.
06950505_Hfdst_04.indd 221 15-11-2005 15:52:04
222
Vcrdndcrlijkc bcld:tingcn

regenwaLer en sneeuw,

wind,

belasLingen door personen, naLerialen en


naLerieel voor onderhouds- en reparaLiewerk-
zaanheden,

belasLingen Len gevolge van wisselingen in de


LenperaLuur en heL vochLgehalLe.
8ijzondcrc bcld:tingcn

vallende voorwerpen, sLooLbelasLingen, aan-


rijdingen en dergelijke,

explosies,

brand.
Eerder zijn we in paragraaf 3.2 in heL kader van
de draagfuncLie al uiLgebreid op de neesLe
soorLen belasLingen ingegaan. Hier volgen Ler
aanvulling nog enkele opnerkingen over belas-
Lingen op uiLwendige scheidingsconsLrucLies.
Wlndbelastlng
We wijzen op Lwee aandachLspunLen die bij de
uiLwendige scheidingsconsLrucLies vaak Len
onrechLe worden verwaarloosd:
windbelasLing op groLe vrijdragende gevel-
vlakken,
windzuiging op lichLe gevel- en dakplaLen.
T Windbcld:ting op grotc vrijdrdgcndc gcvcl:
8ij groLe vrijdragende gevelvlakken noeL er
goed op worden geleL daL deze loodrechL op heL
eigen vlak voldoende opgewassen zijn Legen be-
lasLing door wind.
LichLe gevelconsLrucLies van glas, neLaal enzo-
voorL vereisen een passende ondersLeuning in de
vorn van voldoende zwaar gedinensioneerde
sLijlen en regels en dergelijke on de naar binnen
gerichLe winddruk plus onderdruk respecLieve-
lijk de naar buiLen gerichLe windzuiging plus
overdruk naar behoren Le kunnen weersLaan. De
sLijfheid loodrechL op heL gevelvlak als geheel en
van elk dragend onderdeel afzonderlijk is hierbij
heL naaLgevende criLeriun.
NaasL de lichLe gevelvlakken noeLen ook de
sLeenachLige buiLenwanden kriLisch op heL
weersLaan van de windbelasLing worden be-
keken, alLhans waar heL gaaL on relaLief groLe
vrijdragende en dunwandige gevelvlakken (voor
bijvoorbeeld opslagloodsen, bedrijfshallen en
sporLhallen).
Ongewapende sLeen kan geen (buig)Lrek op-
nenen en is daaron bij dunne wanden slechL
opgewassen Legen de windbelasLing loodrechL
op heL eigen vlak. On Le voorkonen daL heL
nuurvlak door de wind kan worden weg- of
ongedrukL noeLen er LegennaaLregelen worden
geLroffen, bijvoorbeeld door de wand dikker uiL
Le voeren, door deze Le wapenen of door heL
nuurvlak op gepasLe afsLanden Le ondersLeunen.
De laaLsLgenoende oplossing wordL heL neesL
LoegepasL, bijvoorbeeld in de vorn van gevel-
sLijlen of geconcenLreerde nuurverzwaringen
(penanLen of sLeunberen).
Men kan de :tijlhcid vdn hct gcvclvldk ook vergro-
Len door deze Le kronnen of Le vouwen. Hier-
door neenL de eigen consLrucLie-'hoogLe' Loe en
dus ook de nogelijkheid on een groLer buigend
nonenL op Le nenen.
Flguur 4.TT OndersLeuning dunwandige gevelvlakken
1 horizontale doorsnede lichte montagegevel
gevelstijl
penant
verspringend
wind wind
2 horizontale doorsneden stenen gevels
gewapend of
voorgespannen
golvend
06950505_Hfdst_04.indd 222 15-11-2005 15:52:05
4 SCHElDEN 223
Andere oplossingen zijn heL wapenen of heL
voorspannen van de sLenen wand. Cezien de
beLere uiLvoerbaarheid wordL hierbij neesLal
de voorkeur gegeven aan gesLorL beLon boven
sLapelconsLrucLies in sLeen. Zie verder Ler Loelich-
Ling hguur 4.11.
8ij Loepassing van dun en ongeprohleerd plaaL-
naLeriaal van neLaal, houL (Lriplex) of glas zal
nen de eigen overspanning van de gevelonder-
delen nog sLerker noeLen beperken. Men konL
dan op overspanningsnaLen die liggen Lussen de
0,5 en 3,5 n. Cevolg is daL in zulke gevallen gro-
Lere gevel- en dakvlakken in nog sLerkere naLe
geLrapL zijn opgebouwd neL prinair, secundair,
LerLiair en evenLueel ook quarLair dragende
delen.
2 Windzuiging op lichtc gcvcl- cn ddkpldtcn
Dunwandige gevel- en dakplaLen kunnen, als ze
nieL goed zijn bevesLigd, genakkelijk door de
wind worden losgerukL en neegenonen, zo ook
de buiLensLe laag of lagen bij een sanengesLelde
laagopbouw. De bevesLiging van de buiLenschil
verdienL daaron bijzondere aandachL, vooral op
de plaaLsen waar de gevel- en dakvlakken een
hoek neL elkaar naken. Ook noeL goed worden
geleL op de gebouwvorn en -hoogLe en op de
onringende bebouwing als invloedsfacLoren op
de opLredende windzuiging.
8ij conplexe sLedenbouwkundige onsLandig-
heden en bijzondere gebouwvornen zullen
windLunnelproeven noeLen worden gedaan on
goed Le kunnen vasLsLellen waar de windzuiging
heL neesL kriLisch wordL en neL welke belas-
LingsgrooLLen diL dan gepaard gaaL, hguur 4.12.
Belastlngen als gevolg van wlssellngen ln
de temperatuur en van het vochtgehalte
Cevels en daken noeLen groLe tcmpcrdtuur:-
wi::clingcn kunnen doorsLaan. DiL geldL in heL
bijzonder voor de buiLenkanL van heL gevel- en
dakoppervlak waar de LenperaLuur kan uiLeen-
lopen van ongeveer 25 C in de winLer LoL
ongeveer +35 a 55 C of nog hoger in de zoner,
afhankelijk van de zonbelasLing, de kleur- en
naLeriaalkeuze en de wijze waarop de consLruc-
Lie is opgebouwd.
Kan de consLrucLie bij afkoeling nieL vrij verkor-
Len en bij opwarning nieL vrij uiLzeLLen, dan
LreedL verhinderde vervorning op waardoor
inwendige spanningen in de consLrucLie worden
opgeroepen. Deze kunnen op hun beurL hinder-
lijke vervorningen (zoals golven en bollingen),
ongeconLroleerde scheurvorning en andere vor-
nen van ongewensL consLrucLief gedrag veroor-
zaken. On diL Le voorkonen zal de uiLwendige
scheidingsconsLrucLie voldoende bewegings-
vrijheid noeLen beziLLen on de LenperaLuur-
effecLen zonder problenen Le kunnen doorsLaan.
DiL geldL ook voor de verschillen in vervorning
en beweging die de consLrucLielagen en -delen
Len opzichLe van elkaar kunnen ondergaan.
Per geval noeL dus goed worden bekeken hoe
een bepaald consLrucLiedeel door de Lenpera-
Luurinwerking wil vervornen en bewegen, zowel
inLern als Len opzichLe van de onringende con-
sLrucLiedelen. 8esLaaL er een duidelijk risico LoL
ongeconLroleerde scheurvorning of LoL hinderlijk
Flguur 4.T2 Windzuigingsgevoeligheid
--
+
windzuiging
2 situatie in detail bij gebouwhoek
1 hoogbouw met aanduiding gevelgebieden die extra
windzuigingsgevoelig zijn
windzuiging (verhoogde waarden)
winddruk
"net om de hoek"
kritieke situatie
+ overdruk
wind
+ +
horizontale
overdruk in spouw
dsn. gebouw
06950505_Hfdst_04.indd 223 15-11-2005 15:52:06
224
zichLbare vervorningsverschijnselen, dan is heL
zaak naaLregelen Le Lreffen door heL aanbrengen
van voldoende bewegings- of dilaLaLievoegen.
NaasL LenperaLuurvariaLies kunnen ook verschil-
len in heL vochLgehalLe aanleiding geven LoL ver-
vorningen en bewegingen in de consLrucLie. DiL
is neL nane heL geval bij houL, een naLeriaal daL
aanzienlijke zwellingen en krinpverschijnselen
kan verLonen, uiLeenlopend Lussen de circa 0,4
en 8%, afhankelijk van de vezelrichLing en heL
houLvochLgehalLe.
verder noeL nen bij Loepassing van sLeenpro-
ducLen en beLon rekening houden neL een dro-
gingskrinp van naxinaal circa 0,2 a 1%.
5tootbelastlngen
Op daken en gevels kunnen sLooLbelasLingen
aangrijpen door vallende personen en voorwer-
pen, vandalisLische handelingen enzovoorL. MeL
nane noeL worden voorkonen daL een persoon
door een dak of gevel kan vallen. verder noeL
nen bij publieke ruinLen erop leLLen daL als een
dak- of gevelconsLrucLie een klap Le verduren
krijgL diL nieL LoL gevolg kan hebben daL de con-
sLrucLie plaaLselijk insLorL en daL losrakende con-
sLrucLiedelen een gevaar vornen voor personen,
zoals bijvoorbeeld door vallend glas onder een
aLriundak.
4.T.3.d Beschlkbaarheld materlalen,
mlddelen, kennls en kunde
De consLrucLieve nogelijkheden sLaan of vallen
bij de beschikbaarheid aan naLerialen en pro-
ducLen waaruiL de consLrucLie noeL worden
opgebouwd, Lezanen neL de benodigde hulp-
niddelen on de onLworpen consLrucLies LoL
sLand Le brengen.
OnLbreekL heL aan n of neer van deze zaken,
dan noeL worden gezochL naar andere oplossin-
gen, Lenzij nen een hogere prijs wensL Le beLa-
len voor waL schaars aanwezig is of van ver noeL
worden gehaald.
De kwaliLeiL van de oplossingen hangL verder
sLerk af van heL aanwezige vaknanschap en de
bijbehorende Lechnische kennis. OnLbreekL heL
hieraan, dan leidL diL LoL onvolkonen oplossin-
gen neL heL risico daL deze noeL worden over-
gedaan of daL naderhand opLredende schade
noeL worden hersLeld.
4.T.3.e Ultvoerbaarheld
8uiLenwanden en daken besLaan gewoonlijk uiL
vele onderdelen en vele verbindings- en beves-
LingingspunLen. 8ij heL consLrucLief onLwerp van
de gevel en heL dak noeL daaron goed worden
nagedachL over de wijze waarop de consLrucLie
LoL sLand konL. DiL beLekenL daL nen de bouw-
volgorde nauwkeurig noeL kennen en noeL
nagaan welke uiLvoerende parLijen wanneer hun
werkzaanheden noeLen verrichLen. Zo noeL bij-
voorbeeld worden voorkonen daL een specialisL
neerdere nalen Lerug noeL konen.
In deel T2A 0ltvoeren ~ De technlek wordt
ultvoerlg lngegaan op de ultvoerlngsvolgorde
van aanslultende bouwdelen
On heL bouwproces efhcienL Le laLen verlopen
noeL worden gezorgd voor voldoende speel-
ruinLe Lussen de opeenvolgende handelingen
( LijdLoleranLies) en in de sanenvoeging van
de verschillende onderdelen ( naaLLoleran-
Voorbeeld
Temperatuur beweglng ln de gevel
liguur 4.13 geefL een voorbeeld van de Len-
peraLuureffecLen. We zien als buiLenwand
een spouwnuur waarvan heL binnenblad per
verdieping op de verdiepingvloeren rusL en
heL buiLenspouwblad daar vanaf de funde-
ring vrijdragend voorlangs is opgeLrokken.
On Le voorkonen daL heL buiLenblad door
heL LenperaLuureffecL in de hoogLe Leveel
gaaL wisselen Len opzichLe van heL binnen-
spouwblad is diL nieL geheel vrijdragend
opgeneLseld over de volle hoogLe van vier
bouwlagen. HeL buiLenspouwblad heefL een
LussenondersLeuning gekregen bij de vloer
van de derde verdieping, diL wil zeggen op
een hoogLe van circa n. 8ij Loepassing van
baksLeenneLselwerk in heL buiLenspouwblad
leidL diL op deze hoogLe LoL een verLicale
beweging van naxinaal circa 4,5 nn.
DiL kan aanvaardbaar worden geachL voor
een blinde spouwnuur. 8ij Loepassing van
raanparLijen in de gevel noeL echLer kriLisch
worden gekeken naar de werking van heL
buiLenspouwblad Len opzichLe van heL raan-
kozijn.
06950505_Hfdst_04.indd 224 15-11-2005 15:52:06
4 SCHElDEN 225
Lies). Ook de uiLvoeringsvolgorde vereisL de
nodige vrijheid ondaL voorkonen noeL worden
daL de beLrokken ploegen Le afhankelijk van
elkaar zijn en daL verLragingen in de werkzaan-
heden van n der ploegen de overige doeL
sLagneren.
8ij weinig ruinLe op de bouwplaaLs dienen de
werkzaanheden een nininaal beslag op de be-
schikbare ruinLe Le leggen en noeL de Lijdelijke
opslag van elenenLen worden beperkL.
1ijdens de bouw noeL bovendien goed worden
geleL op de kweLsbaarheid en vochLgevoeligheid
van vele naLerialen, producLen en consLrucLies.
MeL diL aandachLspunL wordL vaak Le slordig on-
gesprongen.
Andere punLen die invloed uiLoefenen op de
consLrucLieve vorngeving zijn bijvoorbeeld de
repeLiLienogelijkheden van de elenenLen, de
hanLeerbaarheid van de bouwonderdelen en de
LransporLbeperkingen.
4.T.3.f 5chadegevoellgheld
8uiLenwanden en daken worden blooLgesLeld
aan een snel en sLerk wisselend buiLenklinaaL.
Er besLaaL hierdoor een breed scala aan noge-
lijkheden LoL schade als gevolg van vochL, vorsL,
schinnel, LenperaLuurverschillen enzovoorL.
DaarnaasL kan schade opLreden bij LransporL en
nonLage, zoals ook door vervorningen van de
draagconsLrucLie, door vallende voorwerpen,
door baldadigheid en door vandalisne.
De verschillende vornen van schade leiden zel-
den LoL een bezwijken van de consLrucLie, naar
besLaan neesLal uiL een onaanvaardbaar func-
Lieverlies, zoals door LochL en lekkage, gepaard
gaande neL een hinderlijke aanLasLing van heL
uiLerlijk.
8ij heL opLreden van schade is de oorzaak in een
aanLal gevallen genakkelijk en eenduidig vasL
Le sLellen, zoals Len gevolge van ruwe behande-
ling van kweLsbare elenenLen bij LransporL en
nonLage, sons ook is de oorzaak noeilijk Le
achLerhalen, is heL proces sluipend en is de
schadewerking conplex door verschillende
elkaar versLerkende facLoren.
Flguur 4.T3 1enperaLuurbeweging in de gevel
h
doorgaand over
-6
~
~
~ 6 10 [K ]
A
o
h
stel:
9 A
~
~ h
= 9 m
6
= 80%
max
80
baksteen
t
10
~
-3
3 bouwlagen
4,5 mm
-1
console-anker
materiaal
dichtings-
dilatatie
buitenspouwblad
niet - dragend
metselwerk,
van baksteen-
niet - dragend
binnenspouwblad,
bijvoorbeeld van
cellenbeton
raamopening
eventueel
h
temperatuurbeweging
A = h o At
Ah
06950505_Hfdst_04.indd 225 15-11-2005 15:52:07
226
ln heL laaLsLe geval speelL overnaLige vochttoc-
trcding vaak een belangrijke rol. Hierdoor kunnen
vorsL en corrosie hun verwoesLende werking
uiLoefenen (zoals door losvriezen van Legels en
'beLonroL'), kan genakkelijk schinnel opLreden,
kunnen zich door verdanping van heL waLer
blazen voordoen achLer een verfhln of onder de
waLerdichLe dakbedekking enzovoorL. Opper-
vlakkige reparaLies hebben in dergelijke gevallen
neesLal naar een Lijdelijk effecL ( synpLoon-
besLrijding). Dus zal nen heL schadenechanisne
noeLen zien Le begrijpen on LoL een werkelijke
oplossing van heL probleen Le konen.
De opLredende schade kan varieren van nin of
neer kleine gebreken LoL ernsLige fouLen die
zonder ingreep kunnen leiden LoL caLasLrofes.
voorbeelden van calaniLeiLen zijn:

bezwijken van een plaL dak door een Le hoge


waLerbelasLing als gevolg van versLopLe henel-
waLerafvoeren,

loslaLen en wegvallen van een geneLseld bui-


Lenspouwblad door onvoldoende verankering
aan de kopgevel van een aLgebouw, hguur
4.14.
MeesLal is de schade echLer eerder hinderlijk (en
bepaald ook nieL zonder kosLen) dan bedrei-
gend.
Oorzaken van schade kunnen zijn:

fouLen in heL onLwerp: bijvoorbeeld verkeerde


deLaillering, fouLe verbindingen,

naLerialen neL fabricagefouLen: bijvoorbeeld


keranische producLen die door een gelaagde
sLrucLuur nieL besLand zijn Legen vorsL,

uiLeenlopende lengLeveranderingen: bijvoor-


beeld scheurvorning in baksLeenneLselwerk bij
conbinaLie neL beLon,

uiLvoeringsfouLen: bijvoorbeeld loslaLende


Legels als onvoldoende rekening wordL gehou-
den neL de verwerkingsLijd van de Loe Le passen
Legellijn,

verkeerd naLeriaalgebruik: bijvoorbeeld blooL-


sLelling van naLerialen aan onsLandigheden
waarLegen deze nieL zijn opgewassen.
vaak is bij heL opLreden van schadegevallen in
de prakLijk een conbinaLie van facLoren in heL
geding en is nieL precies Le achLerhalen welke
LekorLkoning doorslaggevend is. DiL naakL heL
beoordelen van schade sons heel noeilijk en dus
ook heL voorspellen ervan.
4.T.3.g Duurzaamheld en bestendlgheld
8ij de keuze van de naLerialen en de opbouw
van heL gevel- en dakpakkeL Lezanen neL de
aansluiLingen en verbindingen zullen de con-
sLrucLieve oplossingen zoveel nogelijk noeLen
worden afgesLend op de gewensLe levensduur.
Per geval zal een passende laagopbouw en de-
Laillering noeLen worden nagesLreefd on een
voldoende besLendige consLrucLie Le verkrijgen.
De duurzaanheidsvraag is vooral van beLekenis
bij naLerialen en consLrucLies die worden blooL-
gesLeld aan weer en wind en aan zonbelasLing.
MaLerialen als baksLeen, keranische dakpan-
nen, glas en lood zijn hier van naLure zeer goed
Legen besLand, andere naLerialen zoals sLaal en
de neesLe houLsoorLen vragen daarenLegen een
beschernende laag die regelnaLig noeL worden Flguur 4.T4 voorbeeld van een gevaarlijk schadegeval
06950505_Hfdst_04.indd 226 15-11-2005 15:52:07
4 SCHElDEN 227
onderhouden. Weer andere, zoals biLunineuze
dakbedekking en rieL, hebben een beperkLe
levensduur zodaL deze periodiek noeLen worden
vernieuwd.
1oepassing van duurzane naLerialen en kwaliLa-
Lief beLere consLrucLies leidL neesLal LoL hogere
producLkosLen, naar biedL ook uiLzichL op nin-
der onderhoud en een geringere reparaLiege-
voeligheid, neL als bijkonend voordeel daL een
langere levensduur LoL ninder bouwafval leidL.
Een dergelijke afweging is lasLig Le naken, al leg-
gen de langeLernijnvoordelen heL vaak af Legen
heL direcLe voordeel van de lage invesLering.
HeLzelfde kan worden gezegd over de noge-
lijkheden LoL hergebruik van de naLerialen en
consLrucLies. Door de veelal ingewikkelde sa-
nensLelling van de gevel- en dakconsLrucLies
is zorgvuldige denonLage en scheiding van de
naLerialen bij vervanging of sloop neesLal (nog)
nieL rendabel.
4.T.3.h Velllgheld en gezondheld
De keuze van de naLerialen nag nieL sLrijdig zijn
neL de volksgezondheid, noch bij de producLie
en de bouw, noch in heL gebruikssLadiun. Zo is
bijvoorbeeld heL gebruik van asbesLcenenL ver-
boden, is de bewerking van zandsLeen sLerk aan
banden gelegd en noeL nen oppassen voor Loe-
passing van naLerialen die schadelijke danpen
kunnen afgeven, dubieuze veronLreinigingen
kunnen bevaLLen zoals resLen van radioacLiviLeiL
en dergelijke.
Ook heL nenselijk handelen bij de uiLvoering is
aan banden gelegd, ondaL de werkneners nieL
aan gevaarlijke werkzaanheden en werkonsLan-
digheden nogen worden blooLgesLeld, Lenzij
passende LegennaaLregelen worden geLroffen.
4.T.3.l Cebrulksfase
8ij de keuze van de naLerialen, de afwerking en
de consLrucLieve deLaillering noeL ervoor wor-
den gezorgd daL de consLrucLie nieL onnodig
problenen geefL bij heL schoonnaken en bij heL
Lechnisch onderhoud.
Zo zien we als voorbeeld in hguur 4.15 een
klinaaLgevel neL vasL dubbelglas aan de bui-
Lenzijde en een schuifraan aan de binnenzijde.
ln de brede spouw Lussen beide glasparLijen
bevindL zich de zonwering, Lerwijl een Leveel
aan zonnewarnLe door nechanische venLilaLie
van de spouw per verdieping aan de bovenzijde
wordL afgezogen. Aan de binnenzijde is een
schuifraan aangebrachL en nieL een vasL raan
ondaL de spouw Loegankelijk noeL zijn voor heL
ranenlappen, er wordL inners nieL-schone luchL
van onderop de spouw ingezogen ( :choon-
mddkondcrhoud). 1evens kan nen door heL ver-
schuiven van de beide ruiLen van heL schuifraan
eenvoudige nankenenLen aan de zonwering
genakkelijk verhelpen ( tcchni:ch ondcrhoud).
Cebouwen noeLen verder LoL op zekere hoogLe
aanpasbaar zijn on ook in de LoekonsL Le kun-
nen voldoen aan de dan gewensLe ruinLelijke
opzeL en inrichLing. ln kanLoorgebouwen wordL
diL bijvoorbeeld verLaald in verplaaLsbare schei-
dingswanden. ln woongebouwen neenL nen
neesLal de 'onverzeLLelijkheid' van de beLonnen
woningscheidende wanden voor lief, ondaL de
voordelen van een verzekerde geluid- en brand-
scheiding en de nindere kosLen verre opwegen
Legen heL gebrek aan exibiliLeiL.
Flguur 4.T5 Spouw klinaaLgevel Loegankelijk voor schoon-
naak en Lechnisch onderhoud
luchtafvoer
dubbele
beglazing
zonwering
luchtafvoer
luchtinlaat
schuiframen
luchtinlaat
06950505_Hfdst_04.indd 227 15-11-2005 15:52:08
22
Hergebrulk van gebouwen wordt besproken
ln deel T3 Beheren, hoofdstuk T0
4.T.4 conomlsche overweglngen
De gcbouwko:tcn worden voor een belangrijk
deel bepaald door de gevels en heL dak. Deze
nenen bij elkaar nornaliLer zo'n 25 a 50% van
de LoLale bouwson in beslag.
liguur 4.1 geefL een kosLenvoorbeeld aan de
hand van een 'nediun budgeL' kanLoorgebouw.
We zien daL in heL gegeven geval de 'afbouw'
40% uiLnaakL van de LoLale bouwson.
De uiLwendige scheidingsconsLrucLies (gevels en
dakafwerking) zijn heL belangrijksL: in heL gege-
ven geval 25%.
De kosLen van de uiLwendige scheidingscon-
sLrucLies kunnen zeer sLerk uiLeenlopen, afhan-
kelijk van heL soorL gebouw en heL genaakLe
onLwerp, in heL algeneen veel neer dan de ove-
rige kosLenconponenLen. DiL geldL ook voor de
insLallaLies, hguur 4.17.
Kan nen de kosLen van de gevels van een een-
voudige opslaghal globaal sLellen op C 75, per
n
2
gevel, dan noeL nen bij kanLoorgebouwen
rekenen op een bedrag daL 5 a 10 naal zo hoog
ligL, heLgeen in exLrene gevallen zelfs kan oplo-
pen LoL heL LwinLigvoudige of zo'n C 1.500, per
n
2
gevel.
DiL verschil is nieL alleen Le verklaren uiL de veel
hogere uLiliLaire eisen die nen aan gevels van
kanLoorgebouwen sLelL en aan de veel groLere
conplexiLeiL ervan in vergelijking LoL een sinpele
opslaghal, naar is ook in belangrijke naLe heL
gevolg van de bijkonende wensen Len aanzien
van de 'represenLaLiviLeiL' en de daarnee sa-
nenhangende consLrucLieve opzeL en naLeriaal-
keuze.
Flguur 4.T6 KosLenverdeling, LoegepasL op een niddel-
grooL kanLoorgebouw
8ron. 8ouwcn mct :tddl, nr. J27, nov/dcc J99S
Flguur 4.T7 lndicaLie variaLiegebied relaLieve
kosLen per kosLenconponenL
1 aanzicht gebouw
6
grond- en heiwerk + fundering
algemene projectkosten,
bouwplaatskosten en projectleiding
algemene kosten, winst en risico,
3 gevels en dakafwerking
binnenafbouw
w-installaties
e-installaties
lift installaties
andere installaties
verzekering
3 kostenelementen in %
9
10
6
8
7
5
4
2 kostencomponenten
draagconstructie 2
1
5
4
25
15
10
_____
100
9
8
17
23
7
3
3
40
17
afbouw
3
3
20
overhead
installaties
8
7
9
2
10
1
ruwbouw
100
goedkoop duur
0
50 300
relatieve kosten in %
150 250
overhead
200 350
installaties
inwendige scheidingsconstructies
draagconstructie
fundering
scheidingsconstructies
uitwendige
06950505_Hfdst_04.indd 228 15-11-2005 15:52:12
4 SCHElDEN 229
|uisL Len aanzien van de gevelconsLrucLies noeL
daaron goed worden nagedachL over de Le sLel-
len eisen en over de selecLie uiL heL bijna over-
sLelpende consLrucLieaanbod.
De verscheidenheid aan nogelijkheden voor de
consLrucLieve opbouw van de buiLenwand en heL
dak is de laaLsLe decennia sLerk gegroeid. NaasL
LradiLionele oplossingen worden Legenwoordig
allerlei nieuwe oplossingen aangeboden gekop-
peld aan nieuwe producLen en consLrucLie-
sysLenen. Denk in diL verband bijvoorbeeld aan
glas: gewoon glas naasL dragend glas, 'sLrucLural
glazing' enzovoorL.
1egelijkerLijd worden in veel gevallen sLeeds
hogere eisen aan de buiLenwand en heL dak ge-
sLeld. liguur 4.18 LoonL schenaLisch de essenLie
van deze consLrucLief-econonische afweging.
Denken op langere terml[n
Men zal bij de kosLenafweging nieL alleen noe-
Len kijken naar de direcLe kosLen bij heL LoLsLand-
brengen van heL gebouw, naar ook rekening
noeLen houden neL de effecLen op langere
Lernijn. Deze zijn deels goed uiL Le drukken in
kosLen (zoals de schoonnaak- en onderhouds-
kosLen, heL energieverbruik) en deels ook nieL
(zoals heL behoud c.q. verlies aan kwaliLeiL bij heL
uiLerlijk van heL gebouw).
liguur 4.1 LoonL van de kosLenafweging een
sinpel voorbeeld. We zien in deze hguur een
doorsnede over een opslaghal voor levensnid-
delen. De uiLwendige scheidingen besLaan uiL
cellenbeLon gevel- en dakplaLen, waarbij de
gevelplaLen aan de buiLenzijde bijvoorbeeld
zijn voorzien van een dunne regendichLe, doch
danpdoorlaLende pleisLerlaag en de dakplaLen
van een biLunineuze dakbedekking aan de bo-
venkanL. Worden de plaLen dikker uiLgevoerd,
dan heefL diL een nadelig effecL op de bouw-
kosLen, echLer een voordelig effecL op de ener-
giekosLen. Afhankelijk van de prijsverhoudingen
resulLeerL zo een econonisch opLinale dikLe d
voor de buiLenwanden en heL dak.
4.2 Ultwendlge scheldlngen:
functleanalyse
On aan alle funcLionele eisen Le kunnen voldoen
zal een uitwcndigc :chciding:con:tructic neesLal
uiL neerdere lagen noeLen worden opgebouwd,
waarbij elk der afzonderlijke lagen n of neer
speciheke funcLies krijgL Loebedeeld. Sons kan al
neL een enkele laag worden volsLaan.
Functles
We zullen in de konende subparagrafen de
volgende funcLies behandelen:
T neerslagkering,
2 windkering en luchLdichLing,
3 Lhernische isolaLie,
4 warnLeaccunulaLie,
5 vochLbeheersing,
6 geluidsisolaLie,
Flguur 4.T9 voorbeeld kosLenopLinalisaLie
Flguur 4.T ConsLrucLief-econonische afweging
Prestatie-
eisen
Prestatie-
vermogen
Construc-
tieve
kwaliteit
Prijs
Financile
middelen
Kosten
Aanbod
Vraag
Vraag
Aanbod
totale kosten
bouwkosten
energiekosten
( verwarming
en koeling )
d
d
i
k
t
e
dikte
optimale isolatie-dikte
economisch
opslaghal voor levensmiddelen;
stel gewenste ruimtetemperatuur
op 12% met als speelruimte 3%
_+
cellenbeton dak-
en gevelplaten
isolatie-dikte d
jaarbasis
kosten op
d
C C
06950505_Hfdst_04.indd 229 09-12-2005 10:51:45
230
7 geluidsabsorpLie,
daglichLLoeLreding en uiLzichL,
9 zonLoeLreding (a) en zonwering (b),
T0 beveiliging.
De funcLies 1, 2, 3, , a (zonwering) en 10 zijn
gerichL op heL bieden van bescherning, de func-
Lies 4, 5, en 7 op heL condiLioneren en de func-
Lies 8 en b (zonLoeLreding) op heL verbinden.
De neesLe funcLies zijn bouwfysisch van aard.
luncLie 10 is een verzanelbegrip voor heL
weren van bedreigingen van buiLenaf zoals in-
braakpogingen, heL inslaan van projecLielen en
blikseninslag. Deze funcLie is daaron fysisch-
nechanisch van aard. iLzichL (funcLie 8) is een
opLische funcLie gerichL op heL naar buiLen kun-
nen kijken.
Afhankelijk van heL gebruik van de binnenruinLe
zullen in sonnige gevallen ook ongewensLe
invloeden van binnenuiL noeLen worden Legen-
gehouden, zoals geluid-, sLank- en sLofproducLie,
verspreiding van kunsLlichL, uiLbraak van in be-
waring gesLelde personen en dieren en versprei-
ding van schadelijke sLoffen. We gaan hier nieL
verder op in.
Ulterll[k
ln aansluiLing op de genoende Lien funcLies be-
handelen we onder de noener uitcrlijk enige in-
werkingen van buiLen die belasLend zijn voor de
aanblik van de uiLwendige scheidingsconsLrucLie
(zoals door vervuiling en ruwe of zelfs bruLe on-
gang neL heL oppervlak), aangevuld door een
verkenning van de nogelijkheden on heL uiLer-
lijk Le beschernen en Le verfraaien.
OndaL de facLor uiLerlijk prinair is gerichL op
de kwaliLeiL van de scheidingsconsLrucLie als zo-
danig en nieL direcL op de beLekenis ervan voor
de achLerliggende ruinLe is diL aandachLspunL
nieL als nunner 11 aan heL rijLje van hierboven
Loegevoegd. HeLzelfde geldL voor de dragende
funcLie van de uiLwendige scheidingen volgend
uiL onder neer de neerslag- en windkerende
funcLie.
Vertallng ln lagen
van de hiervoor genoende funcLies kunnen
de neesLe goed worden verLaald in een aparLe
consLrucLieve laag neL een specihek doel. Zo
kunnen we spreken van de neerslagkerende laag,
de Lhernisch isolerende laag, de warnLeaccu-
nulerende laag, de geluidsisolerende laag en de
afwerklaag Ler bescherning en}of verfraaiing van
heL uiLerlijk.
ln de prakLijk kan de laagopbouw oplopen van
nininaal n laag voor een bescheiden pro-
granna van eisen LoL en neL vijf a zes lagen (en
Flguur 4.20 LiliLaire funcLies van buiLenwanden
uitzicht
zonlichttoetreding
daglichttoetreding
zonwering
warmte - accumulatie
vochtbeheersing
geluidabsorptie
geluidisolatie
beveiliging
1 functies van dichte delen
neerslagkering
windkering en luchtdichting
20
30
40
50
10
20
30
0
thermische
isolatie
2 aanvullende functies van transparante delen
06950505_Hfdst_04.indd 230 15-11-2005 15:52:15
4 SCHElDEN 23T
sons nog neer) voor een uiLgebreid en sLerk
gedifferenLieerd eisenpakkeL.
De consLrucLie kan enkelbladig worden uiLge-
voerd, naar ook dubbelbladig of neerbladig bij
Loepassing van n of neer luchLspouwen. Per
blad kunnen n of neer lagen worden Loege-
pasL. De lagen kunnen sLerk in dikLe varieren en
ook in sLijfheid, al naar waL funcLioneel-consLruc-
Lief heL besLe uiLkonL.
ln hguur 4.20 is heL principe van de funcLionele
laagopbouw uiLgewerkL voor de buiLenwand-
consLrucLie, de aanvullende funcLies van de Lrans-
paranLe delen zijn hierbij aparL in beeld gebrachL.
De naLe waarin de aangegeven funcLies van
beLekenis zijn, hangL per geval sLerk af van heL
gebruik van de achLerliggende binnenruinLe
(bijvoorbeeld: woonruinLe versus opslagruinLe)
en van de ongevende facLoren (voorbeelden:
bouwen aan zee neL een agressief klinaaL, nabij
een luchLhaven neL veel geluidhinder of aan een
drukke winkelsLraaL neL grooL risico LoL aanLas-
Ling van heL uiLerlijk).
8uiLenwanden en daken vervullen in principe
dezelfde funcLies en kunnen daaron gezanenlijk
worden behandeld. iL prakLisch oogpunL ligL
bij de konende funcLieanalyse heL accenL echLer
op heL verLicale scheidingsvlak: de buiLenwand.
AansluiLend wordL aparL nog even sLilgesLaan bij
heL dak, neL nane neL heL oog op de neerslag-
kerende funcLie van plaLLe daken. Anders dan
verLicale gevelvlakken en hellende daken noeLen
plaLLe daken nanelijk alLijd worden voorzien van
een volledige waLerdichLing on problenen door
inwaLering Le voorkonen.
liguur 4.21 geefL door niddel van een verken-
nend overzichL enig idee van de consLrucLieve
opbouwnogelijkheden van buiLenwanden.
Voor een meer technlsche benaderlng en ult-
werklng van de gebouwomhullende constructles
wordt verwezen naar de delen 4A, 4B en 4C
4.2.T Neerslagkerlng
Neerslagkering is een belangrijke en sons ook de
enige beschernende funcLie van de uiLwendige
scheidingsconsLrucLie.
Neerslag (regenwaLer, hagel en sneeuw) nag
nieL door de scheidingsconsLrucLie heendringen,
noch zichLbaar zijn aan de binnenzijde in de
vorn van naLLe plekken, leksporen en dergelijke.
Worden geen hoge eisen gesLeld aan de schei-
dingsconsLrucLie, dan zal een beperkLe wdtcr-
indringing vaak nog wel LoelaaLbaar zijn, niLs de
buiLenwand de vereisLe scheidende kwaliLeiLen
en besLendigheid blijfL behouden zonder be-
denkelijke achLeruiLgang van de warnLe-
isolerende werking, zonder verhoogd vorsL-
schaderisico en dergelijke, hguur 4.22-1.
ln heL algeneen is heL echLer beLer de neerslag
zoveel nogelijk buiLen de kernconsLrucLie Le
houden. DiL kan op eenvoudige wijze door de
buiLenzijde Le voorzien van een neerslagkerende
laag. ln principe is hiervoor een vliesdunne laag
al voldoende, bijvoorbeeld in de vorn van een
coaLing van laLexverf op een sLeenachLige onder-
grond, hguur 4.22-2.
LaaL de kernconsLrucLie relaLief genakkelijk
danp door, dan besLaaL er heL gevaar van vochL-
ophoping achLer de coaLing neL als nogelijke
schadelijke gevolgen onder neer blaasvorning
in de zoner en vorsLschade in de winLer. De
neerslagkerende laag noeL in zulke gevallen
daaron wel neerslagkerend zijn, naar nieL
danpdichL, Lenzij de kernconsLrucLie ook aan de
binnenzijde van een laag wordL voorzien die Len
ninsLe even danpdichL is (zie verder paragraaf
4.2.5).
verder noeL nogelijke scheurvorning in heL
gesloLen vlies worden Legengegaan on Le voor-
konen daL hierdoor henelwaLer naar binnen kan
sijpelen.
4.2.T.a 5pouw
Een volledig danpdichLe buiLenlaag behoefL
geen problenen neer op Le leveren als deze
wordL voorzien van een luchLspouw direcL
daarachLer. vochL daL vanuiL heL binnenblad
LoeLreedL, kan dan door venLilaLie neL de luchL
worden neegevoerd naar buiLen. HierLoe noeL
de spouw onder en boven in verbinding sLaan
neL de buiLenluchL door niddel van openingen
in heL buiLenblad, hguur 4.22-3.
Ook kunnen lekkages in de dichLe buiLenlaag
dan geen kwaad neer doen, niLs heL waLer daL
door heL buiLenblad binnendringL via de spouw
06950505_Hfdst_04.indd 231 15-11-2005 15:52:15
232
kan afdruipen on vervolgens aan de voeL van
de spouw Le worden afgevoerd naar buiLen.
Deze oplossing kan worden aanbevolen voor
een geneLseld buiLenspouwblad waarvan vooral
de sLooLvoegen lekgevoelig kunnen zijn, hguur
4.22-4a.
iLeraard is een goed verzorgde waLerafvoer
door de spouw zeker ook noodzakelijk bij Loepas-
sing van een neerslagkering neL open voegen,
hguur 4.22-4b.
HeL regenkerende buiLenblad wordL neesLal
door niddel van ankers gekoppeld aan of op-
gelegd op heL binnenspouwblad. Men noeL
er op Loezien daL de ankers geen brug kunnen
vornen waarlangs heL van buiLenaf in de spouw
dringende waLer kan doordringen naar heL bin-
nenblad.
Flguur 4.2T verkennend overzichL consLrucLieve opbouwnogelijkheden buiLenwanden
vertikaal dragend
stalen trogplaat
aluminium golfplaat
doorgaande isolatie
4 staal / aluminium
3 met gemetseld
buitenblad
1 massieve steenachtige constructies
rabat delen
3 houtskelet als drager
3 met houten
buitenbekleding
prefab element
met houten
stijlen als
verticale
dragers
1 gietbouw
1 stapelbouw
met blokken
1 metsel -
werk
natuursteen
cellenbeton
kalkzandsteen
beton
(gelijmd)
kalkzandsteen
baksteen
2 prefab
gevel-
element
sandwichpaneel
aluminium
2 spouw-
constructie
4 sandwich-
panelen
2 gelaagde constructies met steenachtige drager
4 dubbele beplating
met doorgaande
isolatie
stalen
4 dubbele beplating
met onderbroken
isolatie
2 pleisterwerk en
isolatie op drager
binnenblad eveneens
hangend aan dragend
met tegels, via isolatie
buitenblad van beton
spouwanker
van beton
a
b
c
a
b
c
meanderplaat
a
b
c
a
b
06950505_Hfdst_04.indd 232 15-11-2005 15:52:16
4 SCHElDEN 233
4.2.2 Wlndkerlng en luchtdlchtlng
ln de neesLe gevallen geldL als eis daL nen in
de binnenruinLe geen hinder nag ondervinden
van wind en evennin van LochL. DiL leidL LoL de
regel daL de buiLenkanL of heL buiLenblad van de
gevel noeL voorzien in de windkering en de bin-
nenkanL of heL binnenblad in de LochLdichLing of
luchLdichLing.
De windkering is bedoeld on de windbelasLing
die van buiLenaf op de gevel kan aangrijpen Le
weersLaan, de luchLdichLing dienL voor heL
conforL, Ler besparing van energieverlies en Ler
voorkoning van inwendige vochLophoping.
8ij Loepassing van een spouw zal heL wenselijk
zijn de spouw in open verbinding Le sLellen neL
de buiLenluchL. voorkonen noeL echLer wor-
den daL bij krachLige wind sLerke convecLie of
luchLsLroning in de scheidingsconsLrucLie kan
opLreden. DiL verninderL de warnLe-isolaLie (zie
paragraaf 4.2.3) en bevorderL de inwendige ver-
vuiling. Open sLooLvoegen en dergelijke noeLen
daaron nieL ruiner worden gedinensioneerd
dan gewensL voor de venLilaLie en de lekwaLer-
afvoer.
4.2.2.a Drukverval
On Le voorkonen daL waLer door openingen
in heL neerslagkerende buiLenblad naar binnen
wordL gezogen of gedreven, noeL ervoor
worden gezorgd daL bij winddruk van buiLenaf
in de spouw geen of slechLs weinig drukverval
Len opzichLe van de buiLenluchL kan opLreden.
HeL drukvcrvdl noeL daaron zoveel nogelijk
Flguur 4.22 Principeoplossingen neerslagkerende laag
binnen
glas
buiten
3 dampdicht buitenblad
met ventilerende spouw
bijvoorbeeld
afstand -
houder
4 lekwaterafvoer door spouw
a gemetseld buitenblad
(niet lekdicht)
openstootvoeg
voor lekwater
en ventilatie
lekwater
spouwanker
voor ventilatie
open stootvoeg
slabbe
buiten
bi buiten binnen
b buitenblad met
open voegen
draagbeugel
1 enkelvoudige wand
zonder neerslagkerende laag
van het materiaal
en absorptievermogen
hemelwaterbelasting
afhankelijk van
waterindringing
buiten binnen
scheur
2 enkelvoudige wand
met gesloten vlies aan de buitenzijde
a > gezonde situatie
buiten binnen
dampproductie
b > gevaren
buiten
lekwater
indringing
binnen
vochtophoping
damp
06950505_Hfdst_04.indd 233 15-11-2005 15:52:18
234
Lussen de spouw en de binnenruinLe plaaLsvin-
den. De binnenzijde van de spouw noeL dus in
principe alLijd beLer afsluiLen dan de buiLenzijde.
DiL sLrookL neL de bovengenoende regel: bui-
Lenzijde windkerend, binnenzijde luchLdichL.
On diL Le bereiken noeL worden gesLreefd naar
een goede luchLdichLing Lussen de spouw en de
binnenruinLe. liguur 4.23 LoonL de gewensLe
opzeL.
MeL de luchLdichLe laag wordL Levens voorko-
nen daL bij windzuiging op de gevel (geconbi-
neerd neL overdruk in de binnenruinLe) luchL
door de consLrucLie heen wordL gesLuwd, heL-
geen in de winLersiLuaLie bij sLerke afkoeling LoL
vochLproblenen in de consLrucLie kan leiden (zie
paragraaf 4.2.5).
4.2.3 Thermlsche lsolatle
De Lhernische isolaLie noeL ervoor zorgen daL
bij lage buiLenLenperaLuren geen onnodig
warnLeverlies uiL de beschuLLe ruinLe kan opLre-
den en daL bij hoge buiLenLenperaLuren de naar
binnen gerichLe warnLesLroon wordL Legen-
gegaan.
De Lhernische isolaLie noeL bovendien in de
winLer bijdragen in een hogere oppervlakLe-
LenperaLuur aan de binnenzijde van de buiLen-
wand on koudesLraling Le vernijden en on
oppervlakLecondensaLie Len gevolge van daling
van de LenperaLuur LoL onder heL dauwpunL Le
voorkonen.
1hernische isolaLie is dus enerzijds bedoeld on
de LenperaLuur in de binnenruinLe op heL ge-
wensLe peil Le houden en heL conforL Le verbe-
Leren en anderzijds on heL cncrgicvcrbruik Legen
Le gaan.
De naaLschappelijke beLekenis van diL laaLsLe
punL is in de afgelopen decennia sLerk gegroeid
vanwege heL bewusLzijn daL de fossiele energie-
bronnen nieL onuiLpuLLelijk zijn. DiL heefL geleid
LoL sLeeds zwaardere isolaLie-eisen.
4.2.3.a Warmtestroom
De warnLesLroon die per n
2
door een schei-
dingsconsLrucLie heenLrekL verloopL in sLaLionaire
LoesLand evenredig neL heL LenperaLuurverschil
T
c
Lussen heL buiLen- en binnenoppervlak en
ongekeerd evenredig neL de warnLeweersLand
R
c
van de consLrucLie:


warnLesLroondichLheid W}n
c
c
2

A
,

]
]
=
HeefL heL buiLenoppervlak een hogere Lenpera-
Luur dan heL binnenoppervlak, dan is de warn-
LesLroon uiLeraard naar binnen gerichL, in heL
andere geval is de warnLesLroon naar buiLen
gerichL. HeL laaLsLe geval leidL LoL warnLeverlies.
ln hguur 4.24 zijn Ler vergelijking drie sLeenach-
Lige buiLenwanden naasL elkaar gezeL: geval 1
neL een ongesoleerde luchLspouw, geval 2 neL
50 nn isolaLie als spouwvulling en geval 3 neL
100 nn isolaLie in de spouw (bijvoorbeeld
ninerale wol).
Flguur 4.23 CewensLe posiLie luchLdichLing bij spouw
+
- -
+
-
+
- - -
ongewenste
opening
(bijvoorbeeld
spleet of scheur)
luchtdoorgang
water wordt naar
binnen gezogen
fout
1 luchtdichting ter plaatse van buitenspouwblad
geen drukverschil
tussen buitenzijde
en spouw
2 luchtdichting ter plaatse van binnenspouwblad
atmosferische druk
luchtdrukverschil
tot 1 KN/m
~ 1% van de
10 cm waterkolom
=
~
^
_+
2
goed
wind
wind
06950505_Hfdst_04.indd 234 15-11-2005 15:52:19
4 SCHElDEN 235
ln de drie gevallen is als naaLgevend voor heL
warnLeverlies aangehouden een sLaLionair
(= langdurig onveranderlijk) verondersLeld Len-
peraLuurverloop in de consLrucLie neL aan de
buiLenzijde een T
e
van 10 C en een voor ver-
blijfsruinLen als gewensL aangenonen binnen-
luchLLenperaLuur T
i
van +20 C.
Kijkend naar de geLalswaarden zien we daL in
geval 1 de warnLesLroondichLheid q ruin drie-
naal zo hoog is als in geval 2 en bijna zesnaal
zo hoog als in geval 3.
4.2.3.b Warmteweerstand
On de warnLesLroon Le beperken is dus een
goede isolerende werking van de scheidings-
consLrucLie nodig. Cewoonlijk wordL hiervoor
een aparLe isolaLielaag aangebrachL.
iL hguur 4.25 blijkL daL naLerialen die speciaal
zijn bedoeld on Le isoleren zoals polysLyreen-
schuin en polyureLhaanschuin (kunsLsLof-
producLen), glaswol en sLeenwol (ninerale
producLen) een zeer hoog warnLe-isolerend
vernogen beziLLen in vergelijking LoL de overige
geLoonde naLerialen: houL, cellenbeLon,
Flguur 4.24 1hernisch gedrag spouwnuur in winLersiLuaLie
Flguur 4.25 WarnLegeleidingscoefhcienL en volunieke nassa van verschillende bouwnaLerialen
+20%
+12,5%
+5,0%
-2,5%
-7,7%
-10% -10%
+20%
-7,7%
-9,3%
+17,6%
+15,2%
-10%
-9,6%
-8,6%
+17,3%
+18,6%
+20% +20%
+12,5%
+5,0%
-2,5%
-7,7%
-10% -10%
+20%
-7,7%
-9,3%
+17,6%
+15,2%
-10%
-9,6%
-8,6%
+17,3%
+18,6%
+20%
18,3 10,4
0,35
2,89 [ m K/W ]
[ W/m K ]
[ W/m ]
2
2
2
2 geisoleerde spouw
met 50 mm isolatie
3 geisoleerde spouw
met 100 mm isolatie
( ) schaal 1:20
1 ongeisoleerde spouw
l
T
T
c
0,35
c
R
57,7
U
q =
=
= 1,92
0,52
=
105
50
10
105
1,64
0,61
1,47
pleisterlaag
[ m K/W ] 2,72
2
baksteen
kalkzandsteen
isolatie
R
c
U
q =
=
=
= R
c
U
q =
=
=
=
10
105 50
105 10
105 100
105
R R R
warmtegeleidingscoefficient [W/m K]
0,17 - 0,26 cellenbeton
0,03 - 0,05 isolatiemateriaal (steenwol, glaswol, PS - schuim, PUR -schuim, enzovoort)
3
volumieke massa [kg/m ]
(droog materiaal)
p
15 - 60
2700
7800
2000
2400
2500
1300 - 2100
400 - 750
550 - 800 0,14 - 0,17 hout
i
1,0 kalkzandsteen
0,45 - 0,8 baksteen
0,8 glas
beton
50 staal
1,8 gewapend
aluminium
200
06950505_Hfdst_04.indd 235 15-11-2005 15:52:24
236
baksLeen, glas, kalkzandsLeen, beLon, sLaal en
aluniniun die in deze volgorde in Loenenende
naLe slechLer presLeren op heL punL van de
warnLe-isolaLie. Ook is uiL de geLallen op Le
naken daL heL warnLe-isolerend vernogen
globaal genonen ongekeerd evenredig is neL
de volunieke nassa van heL naLeriaal.
De (speciheke) wdrmtcwccr:tdnd R
c
vdn dc
con:tructic is evenredig neL de dikLe d en on-
gekeerd evenredig neL heL warnLegeleidend
vernogen van de consLrucLie, uiLgedrukL in de
warnLegeleidingscoefhcienL i.
ln fornulevorn geefL diL voor een enkellagige
consLrucLie:

R
d
c

i
en voor een neerlagige consLrucLie:

R
d d d
c
+ + +.
1
1
2
2
3
3
i i i
voor de bepaling van de LoLale warnLeweer-
sLand 'luchL-op-luchL' R

noeLen hier nog de


warnLeovergangsweersLanden aan de buiLen- en
binnenzijde van de consLrucLie bij opgeLeld wor-
den, zodaL:

R

= r
e
+ R
c
+ r
i
OndaL de jaargeniddelden van de uiLwendige
en inwendige overgangsweersLanden kunnen
worden aangehouden op:

r
e
= 0,04 n
2
K}W (buiLenzijde)

r
i
= 0,13 n
2
K}W (binnenzijde)
wordL dus:

R

= R
c
+ 0,17 [n
2
K}Wj

4.2.3.c Warmtedoorgang
On de warnLeverliezen naar buiLen Le bereke-
nen werkL nen in de verwarningswereld veel
neL de wdrmtcdoorgdng:cocllcicnt U.
De U-waarde (= de vroegere k-waarde) is heL
ongekeerde van de warnLeweersLand luchL-op-
luchL:

U

= }n
2
1

]
K W
Zo wordL de wdrmtc:troom per n
2
:

q = AT

U [W}n
2
j
Door een oppervlakLe A van de scheidings-
consLrucLie gaaL dan als warnLesLroon:

d = AT

U A [Wj
4.2.3.d lsen aan de thermlsche lsolatle
HeL 8ouwbesluiL sLelL hoge eisen aan de Lherni-
sche isolaLie van uiLwendige scheidingsconsLruc-
Lies van verblijfsgebieden. voor alle verblijfs-
gebieden geldL ongeachL de gebruiksfuncLie een
warnLeweersLand van Len ninsLe:

R
c
= 2,5 n
2
K}W
ofwel:

R

= 2,87 n
2
K}W

DiL konL overeen neL een warnLedoorgang van
naxinaal:

U = 0,35 W}n
2
K
On deze waarde Le bereiken noeL nieL ninder
dan ongeveer 100 nn hoogwaardige isolaLie
worden LoegepasL.
NieL-LransparanLe scheidingen zijn neL een zeer
sLevige isolaLielaag goed warnLe-isolerend Le
naken. voor de LransparanLe delen is diL ech-
Ler bij lange na nieL heL geval, ook al geefL heL
8ouwbesluiL aan daL de ranen van dubbelglas
noeLen zijn voorzien als de uiLwendige schei-
dingsconsLrucLie aansluiL op een verblijfsgebied.
Cewoon blank dubbelglas heefL nanelijk slechLs
een R

van ongeveer 0,33 n


2
K}W en dus een
U-waarde van circa 3,0 W}n
2
K, vergelijk hguur
4.2. 8ij verwarnde ruinLen leidL diL LoL een
warnLeverlies daL per n
2
glasvlak bijna Liennaal
zo grooL is als bij een volgens de norn geiso-
leerde dichLe buiLenscheiding. MeL speciaal iso-
lerend glas kan onder neer door heL Loevoegen
van een reecLerende coaLing in de spouw de
isolaLieweersLand naxinaal nog ongeveer wor-
den verdubbeld, naar ook dan is heL warnLever-
lies Loch alLijd nog vijfnaal zo grooL.
4.2.3.e nergleprestatle
On energeLisch een aanvaardbaar resulLaaL af Le
dwingen en desondanks heL Loepassen van groLe
glasvlakken nieL onnogelijk Le naken, noeL
06950505_Hfdst_04.indd 236 15-11-2005 15:52:28
4 SCHElDEN 237
volgens heL 8ouwbesluiL Levens een zekere ener-
giepresLaLie worden geleverd.
Sinds decenber 15 geldL per gebruiksfuncLie
een bepaalde energiepresLaLie-eis, uiLgedrukL in
een energiepresLaLiecoefhcienL (EPC). Zo nag
bijvoorbeeld voor de woonfuncLie ( woningen
en woongebouwen) de EPC nieL boven de 1,0
uiLkonen (was 1,4), voor de kanLoorfuncLie nieL
boven de 1, (was 1,) en voor de bijeenkonsL-
funcLie nieL boven de 2,4 (was 3,4).
Zonder deze verder uiL Le werken geven we aan
daL de EPC kan worden berekend neL de for-
nule:

EPC
pres,LoL
g,verw verlies


Q

waarin:
EPC = energiepresLaLiecoefhcienL

pres,LoL
= LoLale energiegebruik (in M|)
A
g,verw
= gebruiksoppervlakLe daL wordL
verwarnd
A
verlies
= verliesoppervlakLe (onhullend
oppervlak)
HeL LoLale energiegebruik
pres,LoL
wordL berekend
door alle energieposLen voor verwarning, warn-
LapwaLer, bevochLiging, ponpen, venLilaLoren,
verlichLing en koeling bij elkaar op Le Lellen.
vergroLing van heL raanoppervlak heefL op zich
geen invloed op de facLor A
verlies
en dus evennin
op de noener van de fornule van EPC, naar
is wel nadelig voor heL LoLale energiegebruik in
de Leller door heL groLere warnLeverlies daL nu
opLreedL in vergelijking LoL een dichLe en goed
isolerende scheidingsconsLrucLie.
DiL zou voor een deel kunnen worden gecon-
penseerd door een verwaningssyLeen neL een
hoog rendenenL Le realiseren. Ook kan worden
gedachL aan een beLere benuLLing van de zon-
newarnLe of aan Loepassing van aangrenzende
serres en aLria die nieL of in veel nindere naLe
behoeven Le worden verwarnd.
verder zal nen bij een Leveel aan warnLe-
Loevloed door heL glas bij warn en zonnig weer
noeLen proberen de zonnewarnLe door reecLie
zoveel nogelijk buiLen Le houden of anders noe-
Len proberen deze door naLuurlijke venLilaLie Le
laLen afvloeien, gezien heL feiL daL kunsLnaLige
koeling veel energie kosL en dus zeer nadelig is
voor de EPC.
4.2.3.f Plaatsbepallng lsolerende laag
8ij nieL-LransparanLe gevels verdienL heL de voor-
keur de Lhernische isolaLielaag zoveel nogelijk
aan de buiLenzijde van de wandconsLrucLie Le
plaaLsen, direcL achLer de beschernende buiLen-
laag, dan wel direcL achLer de spouw.
De voordelen hiervan zijn onder neer:

heL hoofdbesLanddeel van de wand onder-


gaaL ninder groLe LenperaLuurverschillen, neL
als gevolg: ninder groLe uiLzeLLingen, ninder
hoge LenperaLuurspanningen en ninder kans op
schade,
Flguur 4.26 1hernisch gedrag glas in winLersiLuaLie
-3,2%
-2,3%
+20% +20%
-10% -10%
-6,4%
+7,7%
-5,9%
+8,2%
-10%
-8,2% -8,0%
+14,0% +14,2%
+20%
2 gewoon dubbelglas
0,33
3,0
0,16
1 enkelglas
0,005
c
R
171
U
q =
=
=
0,175
5,7
=
4
90
4 12
3 extra reflecterend dubbelglas
~ 45
~
~
~
4 4
2
2
[ W/m ]
[ W/m K ]
[ m K/W ]
[ m K/W ] 0,50
0,67
1,5
2
2
( ) schaal 1:2
12 4
~
~
~
~
q
=
=
U
= R
=
c
U
q
R
c
R R R
06950505_Hfdst_04.indd 237 15-11-2005 15:52:29
23

hangL de buiLenbekleding aan de binnen-


consLrucLie via bevesLigingspunLen die de isolaLie
doorbreken, dan geldL: hoe lichLer, hoe beLer,

de kern van de wand heefL op deze wijze een


grooL wdrmtcdccumulcrcnd vernogen daL kan
worden benuL voor de sLabiliLeiL van de binnen-
LenperaLuur.
Als nadelen kunnen worden genoend:

door de isolaLie direcL achLer de bescher-


nende buiLenlaag Le plaaLsen kan heL buiLen-
oppervlak bij zonbesLraling de warnLe ninder
genakkelijk afgeven aan de kern van de wand
waardoor de buiLenlaag nog sLerker in Lenpera-
Luur sLijgL afhankelijk van de dikLe, heL naLeriaal
en de kleur,

bij isolaLie aan de buiLenzijde van de wand


kosL heL neer Lijd en energie on een koude bin-
nenruinLe snel op Le warnen heLgeen nadelig
kan zijn bij ruinLen die slechLs korLsLondig en
incidenLeel worden gebruikL.
4.2.3.g Vorstlnwerklng
liguur 4.27 LoonL Lwee buiLenwanddoorsneden
neL daarin opgenonen heL LenperaLuurverloop
voor de winLersiLuaLie, waarbij de buiLenLenpe-
raLuur sLaLionair is gesLeld op 10 C. We zien
daL bij opbouwwijze 1 neL de isolaLielaag aan
de buiLenzijde de vorsLgrens in de isolaLielaag
ligL zodaL in daL geval de drager dus nieL wordL
blooLgesLeld aan vorsLinwerking, diL in LegensLel-
ling LoL opbouwwijze 2. MeL heL oog op noge-
lijke vorsLschade van de drager verdienL isolaLie
aan de buiLenzijde daaron de voorkeur.
De isolaLie en de afwerklaag dienen vorsLbesLen-
dig Le zijn.
4.2.3.h Temperatuurwerklng
liguur 4.28 LoonL dezelfde buiLenwand-
doorsneden als hguur 4.27, nu echLer inclusief
heL LenperaLuurverloop voor de zonersiLuaLie,
neL geLrokken lijnen voor een buiLenluchLLen-
peraLuur van +25 C (sLaLionair aangenonen) en
sLippellijnen voor oppervlakLeLenperaLuren van
+55 respecLievelijk +40 C als gevolg van een
bijkonende zonbesLraling (bij een nieL-sLaLionair
LenperaLuurverloop).
We zien daL de drager in geval 1 jaarlijks een
aanzienlijk ninder grooL LenperaLuurverschil
ondergaaL dan in geval 2. DiL is gunsLig voor
de LenperaLuurwerking. 8ij een ninder grooL
LenperaLuurverschil zal inners ook de Lenpe-
raLuuruiLzeLLing en -krinp kleiner uiLvallen waar-
door nogelijk opLredende LenperaLuurspan-
ningen neer beperkL blijven en bewegings-
voegen ninder gauw nodig zijn.
De buiLenbekleding bij geval 1 verkeerL daaren-
Legen in een ongunsLige posiLie en vraagL dus
exLra aandachL on nogelijke schade door de
groLe LenperaLuurwisselingen Le voorkonen. DiL
geldL zowel voor de jaarlijks opLredende Lenpe-
raLuurverschillen als voor de dagelijkse wisselin-
gen bij zonbelasLing.
Flguur 4.27 vorsLinwerking
Flguur 4.2 1enperaLuurwerking
-10%
20% 20%
-10%
vorstgrens
opbouwwijze 1
-10
0
20
10
30
c
opbouwwijze 2
%
-10%
20% 20%
-10%
25% 25%
T
1
T
2
c
30
20
10
0
-10
40
50
60
zonne-
hitte
%
opbouwwijze 1 opbouwwijze 2
06950505_Hfdst_04.indd 238 15-11-2005 15:52:30
4 SCHElDEN 239
4.2.3.l Koudebruggen
Een koudebrug is een lek in de isolaLie, in een
verder goed geisoleerde consLrucLie is daL een
punL, lijn of vlak neL een veel lagere warnLe-
weersLand dan de ongevende scheidings-
consLrucLie.
Meer dan heL energieverlies daL via een koude-
brug als thcrmi:ch lck kan plaaLsvinden, noeL de
nogelijke condensvorning op heL binnen-
oppervlak van de koudebrug in de winLersiLuaLie
als probleen worden beschouwd. ln de neer
ernsLige gevallen kunnen hierdoor leksporen
onLsLaan, kan heL verzanelde waLer gaaL druipen
en kan schinnelvorning opLreden. Per siLuaLie
noeL worden bekeken of de ernsL van de koude-
brug grooL genoeg is on naaLregelen Le noeLen
nenen.
liguur 4.2 LoonL enige voorbeelden van een
koudebrug.
Er zijn in heL algeneen gesproken Lwee principe-
oplossingen die de voorkeur verdienen als er zich
problenen voordoen:

isoleren: heL beschouwde deel aan de buiLen-


zijde voorzien van een isolaLielaag, hguur
4.2-1b,

dilaLeren: heL beschouwde deel Lhernisch


(zo goed nogelijk) loskoppelen van de binnen-
ruinLe, hguur 4.2-2b en 4.2-3c.
4.2.4 Warmteaccumulatle
De dagelijkse LenperaLuurbewegingen aan de
buiLenzijde van de gevel worden door de Lherni-
sche isolaLie geLenperd LoL LenperaLuur-
schonnelingen aan de binnenzijde.
De naLe waarin de LenperaLuurpieken worden
LeruggebrachL wordL dmplitudcdcmping
genoend.
NaasL de anpliLudedenping door de isolaLie is
er ook nog een bijkonende anpliLudedenping
door de warnLeaccunulaLie. DoordaL de wand
werkL als warnLebuffer wordL de LenperaLuur-
golf bovendien verLraagd doorgegeven en vlakL
deze Levens af. De verplaaLsing van de golf in
de Lijd wordL ld:cvcr:chuiving genoend, de
verplaaLsing en de uiLdijing neL exLra denping
Lezanen de LenperaLuurLraagheid.
4.2.4.a Temperatuurtraagheld
liguur 4.30 geefL een voorbeeld van heL verLra-
gende en denpende effecL van de warnLe-
accunulaLie. We zien Lwee LenperaLuurgolven
aan de binnenzijde van de gevel in respons op
de hefLig golvende buiLenoppervlakLeLenpera-
Luur: bij een zware wand is de faseverschuiving
veel groLer dan bij een lichLe wand (bijvoorbeeld
7 uur in plaaLs van 1 uur), Lerwijl ook de Lenpe-
raLuurdenping nog aardig waL LoeneenL. Flguur 4.29 Enige vornen van koudebruggen neL
oplossingsnogelijkheden
2 koppeling balkon - vloer
3 kozijnprofiel
3 hout
a
3 ongedeeld
aluminium profiel
kliklijst
doorkoppeling
balkondragende
b
3 gedeeld
aluminium profiel
c
drager
b gedilateerd
1 betonnen kolom
[ W/m K ]
~
~
~
~
U
U
2
0,35
3,0
1 ongeisoleerd
a
1 geisoleerd
a ongedilateerd
b
bi bu
dragend
deel
bu
"sierbeton"
bi
in orde ernstige koudebrug in orde
06950505_Hfdst_04.indd 239 15-11-2005 15:52:31
240
De LenperaLuurLraagheid wordL bevorderd door
de wdrmtccdpdcitcit van de laag ( W = p c)
en door de naLe waarin deze laag door isolaLie is
afgeschernd van heL buiLenoppervlak.
SLeenachLige naLerialen hebben een beLrekkelijk
groLe warnLecapaciLeiL door de bijdrage van de
nassa p in heL producL p c, naar opnerkelijk
genoeg scoorL bijvoorbeeld waLer in diL verband
aanzienlijk beLer door de veel hogere soorLelijke
warnLe c. DiL geldL in heL algeneen voor vloei-
sLoffen Len opzichLe van vasLe sLoffen, hguur
4.31.
Flguur 4.3T WarnLecapaciLeiL
De LenperaLuurLraagheid en daarnee Levens heL
warnLeaccunulerend vernogen is van belang
voor ruinLen waar hogere eisen worden gesLeld
aan de gelijknaLigheid van de binnenLenpera-
Luur en aan de behaaglijkheid.
De denpende en verLragende invloed heefL nieL
alleen beLrekking op de LenperaLuurgolf die
door de buiLenwand heenLrekL, naar ook op de
LenperaLuurveranderingen in de binnenruinLe
zelf. Zo zal bij een goed werkende warnLe-
accunulaLie bijvoorbeeld zoninsLraling LoL een
Lragere opwarning van de binnenruinLe leiden
en zal de ruinLe 's winLers ninder snel afkoelen
na heL uiLzeLLen van de verwarning. voor de
binnenruinLe naakL heL overigens nieL zoveel uiL
welke van de ruinLeonhullende vlakken warnLe-
accunulerend zijn, heLzij de buiLenwanden en
evenLueel heL dak, heLzij de binnenwanden en
de vloeren. 8elangrijk voor de sLabilisaLie van de
binnenruinLeLenperaLuur is slechLs daL overLol-
lige warnLe goed kan worden overgedragen op
en opgenonen door de accunulerende con-
sLrucLiedelen en daL bij een LekorL aan warnLe
deze weer in de juisLe uren wordL afgesLaan.
Een nadeel van een grooL accunulerend verno-
gen van de onhullende vlakken van de binnen-
ruinLe kan de Lraagheid zijn waarnee een onver-
warnde ruinLe bij heL aanzeLLen van de
Flguur 4.30 AnpliLudedenping en faseverschuiving
Factor c - c
Dlmensle kg/m
3
kj/kg K kj/m
3
K
WaLer 1.000 4,18 4.180
8eLon 2.400 0,2 2.208
SLaal 7.800 0,48 3.744
HouL 1.550 1,88 1.034
binnenzijde zware buitenwand
binnenzijde lichte buitenwand
temperatuur
0
3
tijd in uren
6 9 15 12 18 21 24
15
20
25
30
35
40
45
%
in C
z
w
a
r
e

c
o
n
s
t
r
u
c
t
i
e
l
i
c
h
t
e

c
o
n
s
t
r
u
c
t
i
e
t
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r
-
a
m
p
l
i
t
u
d
e
d
e
m
p
i
n
g
faseverschuiving lichte constructie
oppervlaktetemperatuur
faseverschuiving zware constructie
t
e
m
p
e
r
a
t
u
u
r
-
a
m
p
l
i
t
u
d
e
d
e
m
p
i
n
g
buitenzijde buitenwand
06950505_Hfdst_04.indd 240 15-11-2005 15:52:33
4 SCHElDEN 24T
verwarning weer op de gewensLe LenperaLuur
konL. NieLLenin kan de warnLeaccunulerende
laag warnLeLechnisch in heL algeneen
gesproken heL doelnaLigsL worden geplaaLsL aan
de binnenkanL van de warnLe-isolerende laag.
4.2.5 Vochtbeheerslng
vochLbeheersing kenL Lwee aspecLen:
T danprenning,
2 waLerdanpabsorpsie.
4.2.5.a Dampremmlng
8ij waLerdanpproducLie in de binnenruinLe
LreedL in de uiLwendige scheidingsconsLrucLie
waLerdanpdrukverval van binnen naar buiLen
op. lndien diL verval gelijk loopL neL of sneller
gaaL dan heL verval van de LenperaLuur is er
geen probleen. Zo nieL, dan besLaaL er gevaar
voor condcn:dtic binnen in de consLrucLie. DiL
gevaar wordL versLerkL bij ruinLen waarin een
klinaaLregeling wordL LoegepasL die een zekere
overdruk in de binnenluchL LeweegbrengL. ln
zulke gevallen kan een ddmprcmmcndc lddg aan
de binnenzijde vereisL zijn.
HeL gevaar van condensaLie door diffusie binnen
de consLrucLie is alLijd aanwezig in de winLer in-
dien op of nabij de buiLenzijde van de wand een
danprennende of -dichLe laag is aangebrachL.
Zoals we in paragraaf 4.2.1 zagen noeL hiervoor
neL nane worden opgepasL bij een dichLe neer-
slagkerende laag.
|nwcndigc condcn:dtic kan worden voorkonen
door de uiLwendige scheidingsconsLrucLie:

aan de buiLenzijde Le isoleren, waardoor hierin


geen lage LenperaLuren zullen opLreden en dus
wordL voorkonen daL heL dauwpunL in de con-
sLrucLie wordL bereikL,

goed Le venLileren on Le voorkonen daL de


consLrucLie verzadigd raakL,

Le voorzien van een danprennende laag aan


de binnenzijde on Le voorkonen daL vochL kan
doordringen naar de koude delen waar heL zou
kunnen condenseren.
liguur 4.32 LoonL een wand die aan de buiLen-
zijde is geisoleerd neL daaraan Loegevoegd drie
posiLies voor de danprennende laag.
vergelijken we de danpdrukdiagrannen neL
elkaar, dan zal duidelijk zijn daL de inwendige
vochLhuishouding er beLer op wordL naarnaLe
de danprennende laag neer naar binnen
wordL geschoven.
liguur 4.32-1 LoonL bij heL gegeven ddmp-
:pdnning:vcrloop condensaLie in de isolaLielaag.
Hierdoor gaaL de Lhernische isolaLie achLeruiL
(waardoor de LoesLand nog weer slechLer wordL)
en kan de consLrucLie nogelijk vorsLschade op-
lopen.
Flguur 4.32 lnvloed plaaLs danprennende laag op de vochLhuishuiding van de buiLenwand
2 dampdichte laag
aan binnenzijde isolatie
= aanwezige dampspanning
1 dampdichte laag
aan buitenzijde wand
= verzadigde dampspanning
dampdichte laag
100%
85%
0%
condensatie
100%
0%
65%
100%
85%
3 dampdichte laag
aan binnenzijde wand
aanwezige dampdruk
100%
dampdichte laag
= 100%
= 85%
se
p
p
e
verzadigings -
dampdruk
65%
temperatuur
verloop
100%
dampdichte laag
65%
p
i
=
+20
p
si
=
o
-10
o
-10
o
-10
o
+20
o
+20
o
06950505_Hfdst_04.indd 241 15-11-2005 15:52:34
242
Zeker bij ruinLen waar een blijvend hoge luchL-
vochLigheid valL Le verwachLen (bijvoorbeeld
een wasserij of overdekL zwenbad) noeL de
consLrucLie van hguur 4.32-1 dan ook worden
afgeraden. liguren 4.32-2 en 4.32-3 neL de
danprennende laag aan de 'warne' kanL van
de isolaLielaag hebben deze problenen nieL.
Men kan zich voorsLellen daL bij vrieshuizen (neL
inwendige LenperaLuren LoL 30C) precies heL
ongekeerde geldL en daL dan de danp-
rennende laag juisL aan de buiLenzijde van
de isolaLie noeL worden aangebrachL.
4.2.5.b Waterdampabsorptle
De neesLe bouwnaLerialen zijn poreus en kun-
nen een zekere hoeveelheid vochL opnenen
afhankelijk van heL naLeriaal en de rcldticvc voch-
tighcid (RV) van de luchL. ln sLaLionaire LoesLand
neenL een naLeriaal heL cvcnwicht:vochtgchdltc
aan daL behoorL bij de gegeven RV. DiL wordL
heL hygro:copi:ch vochtgchdltc genoend.
SLerk hygroscopische naLerialen, zoals kalkzand-
sLeen, beLon en houL, kunnen bij een zeer hoge
luchLvochLigheid van 5% veel vochL bevaL-
Len, nanelijk circa 10%, doordaL ze relaLief veel
kleine en open porien beziLLen.
CenenLpleisLer is naLig hygroscopisch en bak-
sLeen zelfs zeer weinig. Neen bijvoorbeeld
baksLeen van de kwaliLeiL 'rood' (= beLrekkelijk
zachL): deze heefL bij een RV van 5% een
hygroscopiciLeiL van slechLs 0,8-1,1%.
De hygroscopiciLeiL van isolaLienaLerialen is in
heL algeneen verwaarloosbaar klein, hguur 4.33.
HeL hygroscopisch vochLgehalLe kan van beLeke-
nis zijn voor de keuze van de wandafwerking
bij wisselend vochLige ruinLen zoals keukens en
badkaners ( 'naLLe ruinLen'). PasL nen in
zulke gevallen bijvoorbeeld ongeschilderd houL
Loe als binnenbekleding (naasL de buiLenwand
kan hierbij even goed worden gedachL aan de
binnenwanden en heL plafond), dan zal deze
bekleding bij een Lijdelijk sLerk verhoogde vochL-
producLie (door koken, douchen en dergelijke)
waLerdanp opnenen on daL naderhand weer
aan de ongeving af Le sLaan. DiL opnenen en
afgeven van waLerdanp door de bekleding heefL
een sLabiliserende invloed op de luchLvochLig-
heid van de ruinLe en verzwakL heL opLreden
van oppervlakLecondensaLie.
HeL Leveel aan geproduceerd vochL zal overigens
uiLeindelijk noeLen worden afgevoerd. DiL zal bij
voorkeur door venLilaLie noeLen plaaLsvinden.
4.2.6 Celuldslsolatle
De uiLwendige scheidingsconsLrucLie noeL heL
geluid van buiLen weren, zodanig daL diL binnen
nieL als hinderlijk wordL ervaren.
4.2.6.a Lucht- en contactgeluld
8ij luchtgcluid wordL geluid veroorzaakL door n
of neer geluidbronnen (afkonsLig van bijvoor-
beeld een rijdende auLo, hguur 4.34). Hierdoor
wordL de onringende luchL in Lrilling gebrachL.
Een gedeelLe van de Lrillingsenergie wordL over-
gebrachL op de buiLenwand die op zijn beurL de
Lrilling in verzwakLe naLe overdraagL op de luchL
binnen. Een persoon in de binnenruinLe vangL
vervolgens heL geluid op en ervaarL diL al dan
nieL als hinderlijk. De overdrachL van luchLgeluid
is dus als volgL:
bron

luchL

scheidingsconsLrucLie

luchL

waarnener
NaasL luchLgeluid kan geluid zich ook nanifes-
Leren als contdctgcluid. DiL is afkonsLig van een
bron die de consLrucLie rechLsLreeks in Lrilling
brengL, bijvoorbeeld regen of hagel op een
glazen dak.
RV 40% 65% 95%
KalkzandsLeen 2 4 812
8eLon 23 34 8
NaaldhouL 23 45 1215
CenenLpleisLer 0,5 1 4
8aksLeen (rood) 0,20,3 0,30,4 0,81,1
SLeenwol < 0,1 < 0,1 < 0,1
P.S.-schuin 0 0 < 0,2
Flguur 4.33 Hygroscopisch vochLgehalLe
H
in
volunepercenLage
06950505_Hfdst_04.indd 242 15-11-2005 15:52:35
4 SCHElDEN 243
Hiervan is de overdrachL als volgL:
bron

scheidingsconsLrucLie

luchL

waarnener
Maatregelen
Zware uiLwendige scheidingsconsLrucLies kunnen
over heL algeneen probleenloos de nininaal
gewensLe luchLgeluidsisolaLie bieden. 8ij nieL-
LransparanLe lichLe scheidingsconsLrucLies is diL
ook goed nogelijk, al noeL zorgvuldig worden
nagegaan of de gekozen consLrucLie in alle
frequenLiegebieden voldoende beanLwoordL aan
de gesLelde luchtgcluid:i:oldtic-ci:cn. De neesLe
aandachL vragen echLer de LransparanLe delen (de
ranen), ondaL de wens LoL LransparanLie slechL is
Le conbineren neL een goede geluidsisolaLie.
We zullen daaron waL langer noeLen sLilsLaan
bij de luchLgeluidsisolaLie van de uiLwendige
scheidingsconsLrucLie en de facLoren die hierop
van invloed zijn.
ConLacLgeluidsisolaLie speelL bij buiLenwanden
en daken in heL algeneen een veel ninder be-
langrijke rol. Waar zich nogelijk problenen neL
heL conLacLgeluid kunnen voordoen (zoals bij
galerijen: lopen op klonpen, bij daklichLen,
lichLe neLalen panelen en henelwaLerafvoeren:
gekleLLer en geroffel van regen en hagel) noe-
Len aanvullende naaLregelen worden geLroffen
zoals:

aanbrengen van zachLe afwerklagen,

aan de achLerzijde bekleden neL Lrilling-


denpende naLerialen (biLunen e.d.),

scheiden van de consLrucLiedelen die heL


geluid doorgeven (dilaLeren),

Loepassen van zwaardere consLrucLies die


ninder genakkelijk in Lrilling zijn Le brengen dan
lichLe consLrucLies.
voor een verdere behandeling van de contdct-
gcluid:i:oldtic verwijzen we naar paragraaf
4.3.3.b onder de inwendige scheidingen.
4.2.6.b Frequentle en geluld(druk}nlveau
Celuidgolven planLen zich voorL door niddel
van longiLudinale golfbewegingen. Hierbij Lre-
den zeer kleine luchLdrukverschillen op neL snel
wisselende verdichLingen en verdunningen van
de luchL. HeL aanLal wisselingen (Lrillingen) per
seconde noenL nen de lrcqucntic l, deze wordL
uiLgedrukL in herLz (Hz).
De gchoorgrcn: ligL bij een effecLieve geluidsdruk
van p
eff
= 2 10
-5
Pa. 8ij een p
eff
= 200 Pa, dus 10
7

naal zo hoog (= 2 nbar), wordL de pijngrens
bereikL en kan beschadiging van heL gehoor-
orgaan opLreden, zoals heL scheuren van heL
Lronnelvlies.
On een bruikbaar naaLsLelsel Le krijgen wordL
de geluidsdruk weergegeven in de gedaanLe van
heL gcluid:druknivcdu |
p
, uiLgedrukL in d8 (deci-
bel). Hierbij ligL de gehoordrenpel bij een fre-
quenLie van 2000 Hz op ongeveer 0 d8, Lerwijl
de pijngrens wordL bereikL nabij de 140 d8.
liguur 4.35 geefL een beeld van de verschillende
geluidsdrukniveaus zoals deze in de dagelijkse
prakLijk kunnen opLreden. Zo ligL van een nor-
naal gesprek op korLe afsLand heL geluidsdrukni-
veau op circa 0 d8 bij frequenLies Lussen de circa
Voorbeeld
Ter vergell[klng
HeL LoeLsenbord van een piano bevaL 7
ocLaven. De laagsLe Loon heefL een frequen-
Lie van 27,5 Hz. Een ocLaaf hoger ligL deze
op 2 27,5 = 55 Hz en 7 ocLaven hoger op
2
7
27,5 = 3520 Hz.
Flguur 4.34 voorbeeld luchL- en conLacLgeluid
luchtgeluid
bron bron
bron
contactgeluid
bron
ege
hagel
cheidigctuctie
waaee
badegeui
e
t lawaai
06950505_Hfdst_04.indd 243 15-11-2005 15:52:36
244
125 en 8000 d8 (spraakgebied), sLraaL-
lawaai konL op ongeveer 80 d8 bij frequenLies
die voornanelijk Lussen de 100 en 300 Hz liggen.
dB en dB(A}
HeL geluidsdrukniveau |
p
wordL, zoals we hier-
voor zagen, uiLgedrukL in d8.
De gevoeligheid van heL nenselijk oor is echLer
afhankelijk van de LoonhoogLe (de frequenLie).
Zo wordL bijvoorbeeld een Loon van 1000 Hz
neL een sLerkLe van 0 d8 ongeveer even luid
gevonden als een Loon van 50 Hz neL een
sLerkLe van 80 d8. ln hguur 4.35 is diL weergege-
ven door niddel van i:oloncn: lijnen van gelijke
luidheid. On in de prakLijk neL n frequenLie-
onafhankelijke waarde Le kunnen volsLaan, wordL
gewerkL neL heL gewogen geluidsniveau |
A
die
dichL aansluiL bij heL verloop van de isofonen.
|
A
wordL uiLgedrukL in d8(A), waarbij de Loevoe-
ging (A) sLaaL voor de A-weging, neL genorna-
liseerde correcLies Len opzichLe van heL geluids-
drukniveau bij 1000 Hz, afhankelijk van heL soorL
geluid. MeL hguur 4.3 kan nen de A-weging
per frequenLiegebied uiLvoeren.
g
e
l
u
i
d
d
r
u
k
n
i
v
e
a
u

p

[
d
B
]
g
e
l
u
i
d
d
r
u
k


[
P
a
]
frequentie [Hz]
gehoordrempel
pijngrens
0
100 50 10 1000 500 10000 Hz 5000
-10
10
20
40
50
80
100
120
30
40
70
90
110
130
140
0,00002
0,0002
0,002
0,02
0,2
2
20
200
120
100
80
60
40
20
0
sirene
Flguur 4.35 Celuidsdrukniveaus in de dagelijkse ongeving
Flguur 4.36 A-weging
frequentie (Hz)
dB/dB(A)
62.5 125 250 500 1000 2000 4000 8000
-10
0
+10
+20
+30
+26,2
+16,1
+8,6
+3,2
0
-1,2
-1,0
+1,1
niveau in dB
niveau in dB(A)
niveau in dB(A) + grafiekwaarde = niveau in dB
voorbeeld: 60 dB(A) is bij 125 Hz gelijk aan:
60 dB(A) + 16,1 = 76,1 dB
06950505_Hfdst_04.indd 244 15-11-2005 15:52:38
4 SCHElDEN 245
4.2.6.c Crlterla geluldbelastlng
van heL op een scheidingsconsLrucLie vallend
luchLgeluid wordL een deel LeruggekaaLsL of ge-
reecLeerd, een deel geabsorbeerd en een deel
doorgelaLen, hguur 4.37.
gereflecteerd
geluid
r
I
I
i
invallend
geluid
geabsorbeerd
I
a
geluid
doorgelaten
geluid
d
I
scheidings-
constructie
i
I = + + I
r
I
a
I
d
met = intensiteit geluid [ W/m ] I
2
Flguur 4.37 verdeling geluid daL op een scheidings-
consLrucLie valL
De luchLgeluidsisolaLie wordL gedehnieerd als heL
doorgelaLen geluid in verhouding LoL heL op de
scheidingsconsLrucLie vallend geluid.
ls de isolaLie bijvoorbeeld 20 d8, dan wordL
10
-2
= 0,01 deel = 1% van de invallende inLen-
siLeiL doorgelaLen. 8ij 30 d8 0,1%, bij 40 d8
0,01%, bij 50 d8 0,001% enzovoorL.
Zeer globaal gesLeld kan voor een uiLwendige
scheidingsconsLrucLie een isolaLiewaarde van
20 d8 als naLig LoL slechL worden gekwalih-
ceerd, 30 d8 als redelijk en 40 d8 als vrij goed.
van heL invallend geluid nag dus in feiLe naar
een zeer gering deel worden doorgelaLen (orde
van grooLLe 0,1% of ninder), wil nen van een
bevredigende geluidsisolaLie kunnen spreken.
On de benodigde geluidsisolaLie voor elk geval
afzonderlijk goed Le kunnen bepalen zal nen in
de eersLe plaaLs heL soorL gebruik van de bin-
nenruinLe noeLen kennen en de geluids-
onsLandigheden buiLen, zoals waL beLrefL de
soorL en zwaarLe van de geluidbelasLing waarop
noeL worden gerekend, de verdeling ervan over
de dag enzovoorL.
Crenswaarden aan het geproduceerde
geluld
Celuidhinder kan worden veroorzaakL door al-
lerlei soorLen bronnen. ln heL algeneen gelden
als belangrijke veroorzakers van luchtgcluidhindcr
van buiLenaf:

heL verkeer: weg-, spoorweg-, waLer- en luchL-


verkeer,

bedrijfsacLiviLeiLen: indusLrieen, disLribuLie-


cenLra en dergelijke,

recreaLieve voorzieningen: horeca, nachLelijk


uiLgaansleven, openluchLzwenbaden, canpings,
kernissen enzovoorL,

de 'buren': klussen op heL erf, runoerig


gedrag bij feesLjes in de Luin enzovoorL.
1en diensLe van heL algeneen belang zijn door
de overheid allerlei weLLelijke regelingen geLrof-
fen on de lawaaiproducLie Le beperken en}of
in Le dannen, zoals in heL kader van de WeL
Celuidhinder, WeL nilieubeheer, WeL op de
kuinLelijke Ordening, LuchLvaarLweL, Arbeids-
onsLandighedenweL (ArboweL) en WoningweL.
De lokale overheden kunnen diL verder aanvullen
neL plaaLselijke verordeningen.
liguur 4.38 geefL een overzichL van de grens-
waarden die worden gesLeld aan de geluidbelas-
Celuldbron

Voorkeurswaarde 5anerlngsgrens
8estoond Nleuw 8estoond Nleuw
lndusLrie 50 50 55 55
Wegverkeer sLad
1
50 50 0 55
Wegverkeer buiLen
1
53 50 58 55
kailverkeer
1
0 57 5 5
vliegverkeer
2
50 50 55 55

1
eLnaalwaarde in d8 (A)
2
in KosLen-eenheden (Ke)
Flguur 4.3 Crenswaarden geproduceerde geluidbelasLing |
eq
06950505_Hfdst_04.indd 245 15-11-2005 15:52:41
246
Ling, uiLgedrukL in |
Aeq
, heL equivalenLe geluids-
niveau, een soorL geniddelde van de in de Lijd
voorLdurend wisselende geluidbelasLing.
Op grond van deze bepalingen nag bij wonin-
gen voor heL onLwerp van de geluidsisolaLie van
de gevel ervan worden uiLgegaan daL de geluid-
belasLing 'aan de gevel' in heL algeneen nieL zal
uiLgaan boven de 50 d8(A).
Zeer gevoelig ligL de geluidhinder door lucht-
vcrkccr. De hierdoor veroorzaakLe overlasL dreigL
voorLdurend de vasLgesLelde zones en begrenzin-
gen aan de geluidbelasLing Le overschrijden, aller-
lei weLLelijke naaLregelen en bijsLellingen Len spijL.
Vllegtulglawaal
De lawaaibelasLing door vliegLuigen wordL
in Nederland uiLgedrukL neL behulp van heL
begrip KosLeneenheid Ke, genoend naar
prof.dr.ir. C.W. KosLen (113-17). De waar-
genonen Ke-waarde is gebaseerd op heL
aanLal over- en langskonende vliegLuigen,
heL geluidsniveau daL deze LoesLellen op heL
neeLpunL Leweegbrengen en de verdeling
over heL eLnaal, waarbij de avond en nachL
vanzelfsprekend zwaarder wegen dan de dag-
siLuaLie.
Als grenswaarde geldL nonenLeel de dosis-
naaL van 35 Ke. 8innen de 35 Ke-conLour
nag zich slechLs een beperkL aanLal woningen
bevinden (bij Schiphol ongeveer 10.000) die
noeLen voldoen aan sLrenge geluidsisolaLie-
eisen.
ln de LoekonsL zal binnen Europees verband
worden overgegaan op een nieuwe naaLsLaf:
de L
den
('Level, day, evening, nighL', uiL Le
spreken als 'el-den'). 1ussen de huidige Ke en
de LoekonsLige L
den
is geen eenduidig verband
Le leggen, heLgeen (nu al) leidL LoL sLrubbe-
lingen bij heL neLen en inLerpreLeren van de
geluidsbelasLing en heL handhavingsbeleid.
voor waL beLrefL de recreaLieve voorzieningen
kunnen door geneenLelijke verordeningen ver-
gelijkbare begrenzingen aan de geluidbelasLing
worden opgelegd c.q. Lijdelijke onLhefhngen
worden verleend.
OndaL de avondlijke en nachLelijke uren gevoe-
liger liggen voor heL gehoor noeLen de in hguur
4.38 aangegeven waarden voor de naxinaal
LoegelaLen geluidbelasLing 's avonds Lussen
1.00 en 23.00 uur neL 5 d8(A) worden vernin-
derd en 's nachLs Lussen 23.00 en 7.00 uur neL
10 d8(A).
Crenswaarden aan de waargenomen
geluldbelastlng van bulten
ln verblijfsruinLen nag nen in heL algeneen
geen hinder ondervinden van geluid van buiLen.
Hoewel de beleving van geluidhinder subjecLief
is, zijn hiervoor Loch wel richLlijnen Le geven.
Zo geldL voor de woonfuncLie een grenswaarde
van 35 d8(A). voor andere geluidgevoelige
funcLies, zoals in scholen, ziekenhuizen en ver-
pleeghuizen bedraagL de binnengrenswaarde
eveneens 35 d8(A), aangescherpL LoL 30 d8(A)
in ruinLen voor bijzonder geluidgevoelige acLi-
viLeiLen, zoals heL verrichLen van onderzoek en
behandelingen, heL lesgeven enzovoorL.
liguur 4.3 geefL in vergelijkbare zin de aan-
bevolen en naxinaal LoelaaLbare waarden voor
de geluidbelasLing die de waarnener onder-
vindL,
Aanbevolen Maxlmaal
8ioscoop
ConcerLzaal
Schouwburg
Ziekenhuis
Kerk
Leeszaal
vergaderzaal
Woningen binnen
1
Nk 20 Nk 30
KanLoor
OnLvangsLruinLe
Klein resLauranL
Woningen buiLen
1
Nk 30 Nk 40
CrooL resLauranL
SporLhal Nk 40 Nk 50
1
Zonder correcLie volgens hguur 4.40
Flguur 4.39 1oelaaLbare Nk-waarden waargenonen
geluidbelasLing van buiLen
06950505_Hfdst_04.indd 246 15-11-2005 15:52:41
4 SCHElDEN 247
Hoorbare zuivere Lonen 5
lnLerniLLerend geluid 5
1ijdsduur van 8-urige dag 5100% + 0
185% + 5
18% + 10
1,8% + 15
0,1,8% + 20
0,20,% + 25
< 0,2% + 30
Alleen overdag 0
Avond 5
NachL 10
Landelijke ongeving 0
8uiLenwijk + 5
WoonsLad + 10
Ongeving lichLe indusLrie + 15
8innensLad + 20
Ongeving zware indusLrie + 25
Flguur 4.40 CorrecLies op de LoelaaLbare Nk-waarden voor
woningen
uiLgedrukL in NR-waarden. liguur 4.40 vulL diL
aan neL nuancerende correcLies op de LoelaaL-
bare NR-waarde voor woningen.
HeL werken neL NR-waarden is een inLerna-
Lionaal aanbevolen norneringsneLhodiek voor
geluidhinder op basis van de zogeheLen Nk-
kronnen of Noi:c Rdting curvc:, hguur 4.41. HeL
verloop van deze kronnen konL enigernaLe
overeen neL de isofonen van hguur 4.35 en de
kronne van Nk 50 heefL LoL 1000 Hz de
gedaanLe van de A-weging volgens hguur 4.3.
Bepallng benodlgde geluldslsolatlewaarden
CeluidbelasLing wordL opgegeven en geneLen in
d8(A). De benodigde geluidsisolaLie die de schei-
dingsconsLrucLie noeL opbrengen on de geluid-
belasLing van buiLen naar binnen in voldoende
naLe Lerug Le brengen noeL echLer voor de ver-
schillende frequenLies of ocLaafbanden (3, 125,
250, 500 Hz enzovoorL) aparL worden berekend,
dus in d8. DiL konL ondaL de geluidsisolaLie-
behoefLe en -opbrengsL sLerk afhankelijk zijn van
de frequenLie, dus van de LoonhoogLe.
8ovendien is ook de geproduceerde geluid-
belasLing sLerk frequenLieafhankelijk. Deze laaLsLe
afhankelijkheid is voor een aanLal geluidsiLuaLies
vasLgelegd in een zogeheLen sLandaardspecLrun
neL een A-gewogen specLrale verdeling van heL
geluid. liguur 4.42 LoonL de herleidingswaarden
C
i
voor verschillende soorLen buiLengeluid per
aangegeven ocLaafband i.
Flguur 4.4T Nk-kronnen of Noise kaLing curves
A-gewogen relatleve spectrale verdellng 63 T25 250 500 Tk 2k 4k
Wegverkeer 2 14 10 4 7 14
kailverkeer 31 27 17 4 4 12
vliegverkeer 33 21 11 7 4 12
Flguur 4.42 Herleidingswaarden C
i
voor verschillende soorLen buiLengebied
31,5 63 125 250 500
0

10
1
20
2
0

60
6
70
7
80
8
90
9
100
10
110
NR 11
1000 4000 8000
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
g
e
l
u
i
d
d
r
u
k
n
i
v
e
a
u

p

[
d
B
]
middenfrequenties van de octaafbanden [Hz]
06950505_Hfdst_04.indd 247 15-11-2005 15:52:42
24
DiL alles geefL een noeilijk Le volgen verLaalslag
bij de onzeLLing van d8(A)-waarden naar d8-
waarden en ongekeerd. 1och is diL voor een
goede inLerpreLaLie en LoeLsing van de beno-
digde isolaLiewaarde noodzakelijk.
ln hguur 4.43 is geLrachL duidelijk Le naken
welke sLappen noeLen worden gezeL on de be-
nodigde geluidsisolaLie Le bepalen (in d8) aan de
hand van heL voorbeeld van wegverkeer neL een
LoLaal equivalenL geluidsniveau |
A,LoLaal
= 50 d8(A)
buiLen aan de gevel en een gewensLe LoelaaLbare
geluidbelasLing van 20 d8(A) = 20 Nk binnen.
We zien daL in heL gegeven geval bijvoorbeeld
bij een frequenLie van 1000 Hz een geluidsisola-
Lie R
1000
van circa 25 d8 noeL worden geleverd
en bij 125 Hz een R
125
van circa 12 d8. DiL zijn
waarden die worden bereikL door een glasplaaL
van 4 nn dik.
Flguur 4.43 voorbeeld sLappenplan bepaling benodigde geluidsisolaLie
0
f
62.5 125 250 500 1000 2000 4000 8000
frequentie
g
e
l
u
i
d
b
e
l
a
s
t
i
n
g

i
n

d
B
(
A
)
60
50
40
30
20
10
62.5
0
125
10
20
8000 1000 500 250
frequentie
2000 4000
f
30
40
g
e
l
u
i
d
b
e
l
a
s
t
i
n
g

i
n

d
B
(
A
)
50
60
62.5
0
125
10
20
8000 1000 500 250
frequentie
2000 4000
f
0
10
20
2000 250 125 62.5 500 1000 4000
frequentie
8000
f
30
40
g
e
l
u
i
d
b
e
l
a
s
t
i
n
g

i
n

d
B
50
60
g
e
l
u
i
d
b
e
l
a
s
t
i
n
g

i
n

d
B
30
40
50
60
L
A;totaal C
i
correctiewaarde
A - weging
van buitenaf opgedrongen
geluidbelasting
benodigde
geluidsisolatie
in binnenruimte
toelaatbare
geluidbelasting;
1 uitgangswaarde geluidbelasting op de
uitwendige scheidingsconstructie;
stel deze op = 50 dB(A)
A;totaal
L
2 bijpassende A-gewogen spectrale verdeling
voor wegverkeer
3 conversie naar spectrum in dB 4 confrontatie met toelaatbare geluidbelasting binnen;
stel deze op NR20
stel deze op: NR20
06950505_Hfdst_04.indd 248 15-11-2005 15:52:43
4 SCHElDEN 249
4.2.6.d Massa en frequentle
iLgaande van een plaaLvornige en honogene
wand (bijvoorbeeld van neLselwerk, beLon, sLaal
of glas) neenL de geluidsisolaLie volgens de
thcorcti:chc md::dwct bij verdubbeling van heL
gewichL van de wand Loe neL d8.
ln de prakLijk blijkL de Loenane ieLs Lrager Le
verlopen, nanelijk neL ongeveer 5 d8. Evenzo
neenL de geluidsisolaLie volgens de prdkti:chc
md::dwct bij verdubbeling van de frequenLie
(dus per ocLaaf hoger) Loe neL 5 d8.
Clobaal voorgesLeld is de relaLie van de luchLge-
luidsisolaLie R neL de nassa m en de frequenLie l
ongeveer zoals weergegeven in hguur 4.44.
liguur 4.45 laaL sLerk geschenaLiseerd heL wer-
kelijke verloop zien voor een spouwnuur, een
dunne sLeenachLige wand en enkelglas van
8 nn dik.
De overeensLenning neL de sLippellijnen
volgens de 'prakLische' nassaweL is voor de
zwaardere sLeenachLige consLrucLies vrij redelijk.
1ypisch is heL scherpe dal bij de glasplaaL in heL
frequenLiegebied rond de 2.000 Hz. DiL konL
door heL concidcnticvcr:chijn:cl.
4.2.6.e Concldentle
SLel daL geluid vanonder een hoek invalL
op een vlakke wand (plaaL) neL frequenLie l


hguur 4.4.
Celuid beweegL zich door de luchL neL de snel-
heid c

= 340 n}s. Hierdoor scheerL heL geluid


Flguur 4.44 LuchLgeluidsisolaLie R als funcLie van nassa m en frequenLie l
Flguur 4.45 verloop isolaLiecurve voor enige consLrucLies
0
f
62,5 125 250 500 1000 2000 4000 8000
10
20
30
40
50
60
l
u
c
h
t
g
e
l
u
i
d
i
s
s
o
l
a
t
i
e






[
d
B
]
R


frequentie [Hz]
50 kg/m
100 kg/m
200 kg/m
400 kg/m
2
2
2
2
'praktische massawet' :
___
R = 17,5 { log + log } + 3 dB m
500
f
massa
massa
massa
massa
0
f
62,5 125 250 500 1000 2000 4000
10
20
30
40
50
60
l
u
c
h
t
g
e
l
u
i
d
s
i
s
o
l
a
t
i
e






[
d
B
]
R
frequentie [Hz]
m
70
spouwmuur
2
= 400 kg/m
m
glas 8 mm
= 20 kg/m
2
steenachtige wand
= 80 kg/m m
2
volgens 'praktische' massawet
coincidentie
gebied
06950505_Hfdst_04.indd 249 09-12-2005 10:52:24
250
neL de snelheid
c


340
sin
n}s langs de plaaL.
De plaaL krijgL hierdoor een gedwongen buiggolf
opgedrongen neL dezelfde snelheid

340
sin
n}s en neL frequenLie l.

Een vergelijkbare lopende buiggolf neL dezelfde
frequenLie l kan in de plaaL worden opgewekL
door de plaaL bijvoorbeeld aan n kanL neL
de frequenLie l Lransversaal (in dwarsrichLing)
aan Le sLoLen. Hierdoor onLwikkelL zich een
zogeheLen vrije buiggolf neL een door de plaaL
'zelf gekozen' voorLplanLingssnelheid. Door bij
een bepaald naLeriaal de dikLe van de plaaL en
de frequenLie Le varieren kan nen de voorLpla-
Lingssnelheid van de vrije golfbeweging binnen
zekere grenzen veranderen. Een sLijvere plaaL
vergrooL de voorLplanLingssnelheid evenals een
hogere frequenLie diL bewerksLelligL, een groLere
nassa renL daarenLegen de snelheid af.
Op heL nonenL daL de c
plaaL
even grooL wordL
als de
c

sin sin

340
valL de vrije golfbeweging sanen
neL de gedwongen buiggolf en is er dus sprake
van coincidenLie (coincideren = sanenvallen).
DiL leidL binnen een bepaald frequenLiegebied
LoL een opnerkelijke vernindering van de
geluidsisolaLie, zoals we daL in hguur 4.45 voor
de glasplaaL zagen.
De posiLionering van heL coincidenLiegebied
wordL genarkeerd door de zogeheLen grens-
frequenLie l
g
. Deze ligL in de buurL van heL
laagsLe punL van heL coincidenLiedal.
CoincidenLie is van prakLische beLekenis als deze
ergens valL Lussen de 100 en 3000 Hz, neL nane
Lussen de 300 en 700 Hz waarbinnen vele bron-
nen hun geluid afgeven.
8ij sLeenachLige wanden neL een groLe dikLe en
buigsLijfheid, zoals bij sLeens neLselwerk, ligL
heL coincidenLiegebied in de lage frequenLie-
gebieden (voorzover al nerkbaar aanwezig) en
behoefL geen nadelige invloed van beLekenis Le
worden gevreesd.
8ij beLrekkelijk lichLe, sLeenachLige wanden neL
Loch nog een vrij groLe buigsLijfheid (zoals van
cellenbeLon, lichLbeLon, porisosLeen en dergelijke)
kan heL coincidenLie-effecL ongunsLig uiLpakken
indien wordL gekozen voor een kleine wanddikLe,
zeg Lussen de 50 en 80 nn dik. Een groLere
wanddikLe is in zulke gevallen heL besLe niddel
on heL nogelijke coincidenLie-euvel Le besLrijden.
8ij lichLe en buigslappe wanden van dun plaaL-
naLeriaal (zoals van sLaal en glas, naar ook
bijvoorbeeld van gipskarLon en spaanplaaL)
verschuifL de grensfrequenLie naar veel hogere
waarden. DiL is gunsLig.
8ij voorkeur noeL de grensfrequenLie boven de
circa 3.000 Hz liggen on geluidhinder door
coincidenLie Le vernijden.
Flguur 4.47 vergelijking geluidsisolaLiekarakLerisLieken
enkel- en dubbelglas
Flguur 4.46 Door geluidsgolf opgedrongen buiggolf in een
plaaL
+ + + + + + + + o
v
e
r
d
r
u
k
o
n
d
e
r
d
r
u
k
o
v
e
r
d
r
u
k
o
n
d
e
r
d
r
u
k
invallende geluidsgolven
gereflecteerde
geluidsgolven
doorgelaten
geluidsgolf
buiggolf

0
f
62,5 125 250 500 1000 2000 4000 8000
10
20
30
40
50
60
g
e
l
u
i
d
s
i
s
o
l
a
t
i
e






[
d
B
]
R
frequentie [Hz]
dubbelglas 4-100-4 mm
dubbelglas 4-6-4 mm
enkelglas 8 mm
enkelglas 4 mm
massa - veer
resonantiegebied
coincidentiegebieden
06950505_Hfdst_04.indd 250 15-11-2005 15:52:48
4 SCHElDEN 25T
8ij 4 nn glas ligL de l
g
op circa 3.200 Hz. ver-
dubbeling van de dikLe LoL 8 nn en dus ook
verdubbeling van de nassa zal weliswaar een al-
gehele verbeLering van de geluidsisolaLie bieden,
naar kan nabij en vlak boven de l
g
= 1.00 Hz
Loch nog een LeleursLellend resulLaaL opleveren
door coincidenLie, hguur 4.47.
Dubbelglas van 2 4 nn glas neL een Lussen-
liggende spouw heefL diL euvel nieL, al noeL nen
in daL geval vanwege de geringe spouwbreedLe
rekening houden neL spouwresonanLies.
iL de hguur valL ook op Le naken daL ver-
ruining van de spouw, zoals aangegeven LoL
bijvoorbeeld 100 nn, resulLeerL in een aan-
zienlijke isolaLiewinsL.
Dubbelglas neL ongelijke glasdikLen (bijvoor-
beeld 4-12-8 nn) leverL slechLs in de hogere
frequenLies, boven de circa 2000 Hz verschil
van beLekenis op en dus ook isolaLiewinsL Len
opzichLe van even zwaar dubbelglas neL gelijke
glasdikLen ( -12- nn).
4.2.6.f Resonantles
8ij spouwconsLrucLies kunnen zich in de lage
frequenLiegebieden md::d-vccrrc:ondntic: voor-
doen en in de hoge frequenLies :pouwrc:ondn-
tic:. Als de resonanLie zich goed kan onLwikkelen,
is de geluidsisolaLie zeer gering.
Een LheoreLische voorsLelling van deze resonan-
Lieverschijnselen geefL hguur 4.48.
T Md::d-vccrrc:ondntic
valL bij een spouwconsLrucLie geluid op n van
de beide bladen, dan wordL diL blad in Lrilling
gebrachL. DiL leidL LoL elkaar zeer snel opeen-
volgende drukverhogingen en -verlagingen in
de Lussengelegen luchLlaag waardoor de Lrilling
wordL overgebrachL op heL andere blad daL deze
weer overdraagL op de luchL van de onLvang-
ruinLe. ln nodelvorn kan deze blad-luchL-blad-
consLrucLie worden opgevaL als een nassa-veer-
nassasysLeen. ln heL algeneen biedL diL een
geluidweersLand die Len ninsLe gelijkwaardig is
aan die van een enkelwandige consLrucLie neL
dezelfde LoLale nassa. 8ij een bepaalde frequen-
Lie wordL diL sysLeen echLer genakkelijk in Lril-
ling gebrachL (de cigcntrilling geheLen) neL als
gevolg resonanLie en daarnee Levens een sLerke
vernindering van de geluidsisolaLie.
valL heL geluid loodrechL in, dan wordL de reso-
nanLie bereikL bij een frequenLie:


l
m m
m m b
0
1 2
1 2
0
1
=
+


waarin:
l
0
= resonanLiefrequenLie [Hzj
m
1
en m
2
= nassa's van beide spouwbladen
[kg}n
2
j
b = spouwbreedLe [nj
8ij schuine inval onder een (beperkLe) hoek

neL de nornaal wordL:

l
l

0
cos

Zware spouwconsLrucLies zullen geen probleen
leveren ondaL de resonanLiefrequenLie l
0
dan
een zeer lage waarde aanneenL.
Zo resulLeerL bijvoorbeeld voor een baksLenen
gevel neL een m
1
= m
2
= 150 kg}n
2
en een
b = 0,05 n een l
0
van circa 30 Hz.
Massa-veerresonanLie bij lichLe spouwconsLruc-
Lies zoals dubbelglas kan echLer zeer hinderlijk
zijn, neL nane als de l
0
in heL frequenLiegebied
konL Le liggen waarin heL verkeerslawaai naxi-
naal is (100 a 300 Hz). Dubbelglas 4-12-4 nn
heefL een l
0
= 250 Hz en wordL zodoende dus
problenaLisch.
Flguur 4.4 1heoreLische voorsLelling van de resonanLie-
verschijnselen
g
e
l
u
i
d
s
i
s
o
l
a
t
i
e
frequentie
dubbelwandige
f
0 1
f
2
f
3
f
constructie
spouwresonaties
massa - veerresonantie
enkelvoudige
constructie
met hetzelfde
gewicht
s s s
06950505_Hfdst_04.indd 251 15-11-2005 15:52:50
252
voor een goede geluidsisolaLie geldL als naaLsLaf:

l
0
< 80 Hz
Op grond van deze richLlijn zou dubbelglas neL
een spouw van Len ninsLe circa 80 nn noeLen
worden aanbevolen. Zo'n brede spouw is echLer
duur Len opzichLe van een snalle spouw en bo-
vendien wordL deze aanbeveling doorkruisL door
de andere vorn van resonanLie de spouw-
resonanLies die juisL bij een ruinere spouw
hinderlijk kunnen worden.
2 Spouwrc:ondntic:
SpouwresonanLies geven vernindering van de
geluidsisolaLie in de hogere frequenLies. Zij wor-
den veroorzaakL door heL opLreden van sLaande
golven in de spouw. Deze kunnen zich in de
breedLe van de spouw onLwikkelen als hierin
precies een halve geluidgolf pasL en eveneens de
neervouden daarvan, hguur 4.4.
b
= [Hz]
b
340
______
= [Hz]
340 ______
b
= [Hz]
______
b
enzovoort
1
2
340
2
1
1
geluidssnelheid 340 m/s

s
1

s
2

s
3
Flguur 4.49 lrequenLies waarbij zich spouwresonanLies
kunnen onLwikkelen
Zo wordL bijvoorbeeld voor een spouwbreedLe
van 12 nn als laagsLe rc:ondnticlrcqucntic
gevonden:

l
:
1
1
2
340
0 012
14 000

=
,
. Hz
voor een spouw neL een breedLe van 120 nn
wordL daarenLegen de laagsLe l
s1
= 1.400 Hz.
1reedL spouwresonanLie op, dan neenL de
geluidsisolaLie sLerk af. voor de resonanLie-
frequenLies noeL daaron eenzelfde grens wor-
den geLrokken als voor de grensfrequenLie bij
coincidenLie: beneden de 3000 Hz nogen er
geen spouwresonanLies kunnen opLreden. DiL
zou beLekenen daL de spouw nieL breder zou
nogen zijn dan 57 nn, heLgeen in Legenspraak
is neL de aanbeveling van zo-even on juisL een
brede spouw Le naken Leneinde hinder van
nassa-veerresonaLie Le voorkonen.
KiesL nen voor een brede spouw, dan noeL de
spouwresonanLie worden onderdrukL door den-
ping. 8ij nieL-LransparanLe consLrucLies kan diL op
uiLsLekende wijze door vulling van de spouw neL
bijvoorbeeld ninerale wol. 8ij LransparanLe glas-
consLrucLies zal nen zich noeLen behelpen neL
randabsorpLie langs de zijkanLen van de spouw.
4.2.6.g Zwakke plekken en geluldlekken
iLwendige scheidingsconsLrucLies bevaLLen vaak
gedeelLen neL glas. Deze delen hebben Len op-
zichLe van de gesloLen delen neesLal een zwakke
geluidsisolaLie en bepalen daaron in hoge naLe
de isolaLiekwaliLeiL van heL geheel.
Zo heefL een geneLselde spouwnuur een isola-
Liewaarde van ongeveer R
A
= 50 d8. 8rengen we
in deze wand glas aan neL een isolaLiewaarde
van ongeveer 25 d8, dan zakL bij 10% glas de
geneenschappelijke isolaLiewaarde neL circa
15 d8 Lerug naar 35 d8 en bij 30% neL circa
20 d8 naar 30 d8.
Flguur 4.50 8eeld Lerugval isolaLiewaarde gesloLen gevel
door gevelopening neL glas (1) en zonder glas (2)
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
% glas of gat
100% gat
10
20
2
glas
aanname: = 50 dB
100% gesloten wand
40
R
t
o
t
a
a
l

30

i
n

d
B
50
1
1
A
R
100% glas
= 25 dB
aanname:
R
A
2
gat
06950505_Hfdst_04.indd 252 15-11-2005 15:52:53
4 SCHElDEN 253
Kronne (1) van hguur 4.50 laaL de snelle Lerug-
val bij een klein glaspercenLage goed zien.
8ij openingen zonder glas is de Lerugval overeen-
konsLig kronne (2) nog veel sLerker.
Celuldlekken
Celuidlekken zijn zeer nadelig voor de geluids-
isolaLie. Zo noeL nen bij een vrije opening van
1% van heL scheidingsvlak (bijvoorbeeld door
een raanpje van 0,3 0,3 n
2
open Le zeLLen)
rekening houden neL een Lerugval in de orde
van 30 d8. 8ij een venLilaLieopening van 0,1
0,1 n
2
(= 0,1% van heL scheidingsvlak) kan nen
een Lerugval verwachLen in de orde van 20 d8.
Celuidlekken Lreden ook op in kieren, naden en
scheuren in de uiLwendige scheidingsconsLruc-
Lies. Wil nen een goede geluidsisolaLie bereiken,
dan noeL nen dus zorgen voor een goede kier-
dichLing. 8ij noodzakelijke venLilaLieopeningen
kan nen de Lerugval beperken door heL aan-
brengen van :u:kd:tcn.
4.2.7 Celuldsabsorptle
On de akoesLiek van de binnenruinLe Le regelen
en Le verbeLeren kan heL noodzakelijk zijn harde
ruinLeonhullende vlakken, zoals van beLon,
sLeen en glas, Le voorzien van een geluidsabsor-
berende bekleding. Alle ruinLeonhullende
vlakken kunnen hiervoor in aannerking konen.
CeluidsabsorpLie is dus geen speciheke funcLie
van de buiLenwand, naar kan neesLal even
goed en sons nog beLer worden vervuld door
de afwerking van de binnenwanden, heL plafond
en}of de vloer.
Op de werking van de geluidsabsorpLie en de
nogelijke naaLregelen on deze op effecLieve
wijze Le bereiken wordL uiLvoerig ingegaan bij de
inwendige scheidingen onder paragraaf 4.3.4.
4.2. Dagllchttoetredlng en ultzlcht
On in heL inLerieur daglichL Le kunnen onLvan-
gen zal (een deel van) de uiLwendige scheidings-
consLrucLie LransparanL noeLen worden uiLge-
voerd. DaglichL is een goedkope lichLbron.
MiLs de lichLdoorlaLende scheidingsconsLrucLie
(= 'heL raan') Lhernisch veranLwoord wordL uiL-
gevoerd, is heL aan Le bevelen van deze
naLuurlijke lichLbron gebruik Le naken. NaLuurlijk
daglichL is veelal ideaal voor de Le verrichLen
bezigheden en voor de kleurherkenning. HeL is
ook noodzakelijk voor heL nenselijk welbevinden.
voor de daglichLLoeLreding wordL neesLal de
voorkeur gegeven aan helder LransparanL glas of
een gelijkwaardige oplossing in kunsLsLof, zoals
'acrylglas' (PMMA) en polycarbonaaL (PC). Sons
is echLer een diffuse lichLLoeLreding gewensL.
visueel conLacL neL buiLen is naasL de daglichL-
LoeLreding de Lweede belangrijke funcLie van heL
raan. Hiervoor is in heL algeneen een zo glas-
helder nogelijke uiLvoering van de uiLwendige
scheidingsconsLrucLie gewensL.
De opLinale plaaLs, vorn en afneLingen van
heL raan, enerzijds voor de lichLLoeLreding en
anderzijds voor heL uiLzichL, hangen af van de
onsLandigheden buiLen, zoals de aard van de
ongeving, orienLaLie, belennerende bebou-
wing enzovoorL, en van de onsLandigheden
binnen, zoals de grooLLe en heL soorL gebruik
van de ruinLe en de plaaLs van waarnening in
heL inLerieur.
Sons kan inkijk gewensL zijn. ELalageruiLen zijn
hiervan een sprekend voorbeeld. Waar inkijk juisL
ongewensL is, kunnen aanvullende naaLregelen
noodzakelijk zijn, zoals viLrages, jaloezieen,
louvres en spiegelend glas.
4.2..a Verllchtlngssterkte
De verlichLingssLerkLe van heL naLuurlijke dag-
lichL zoals deze buiLen 'in heL vrije veld' op een
plaL horizonLaal vlak wordL onLvangen, hangL
in hoge naLe af van de weersonsLandigheden,
heL uur van de dag en heL seizoen. Zo kan deze
bij helder weer in de zoner oplopen LoL boven
de 100.000 lx, naar 's winLers bij sonber weer
blijven sLeken bij 5.000 lx (= opgevangen lichL-
sLroon per eenheid van oppervlakLe, ofwel lux).
Cegeven verllchtlngssterkte bulten
iL hguur 4.51 kan worden afgeleid welk per-
cenLage van de Lijd van heL jaar een bepaalde
verlichLingssLerkLe buiLen wordL overschreden
gedurende de aangegeven Lijdsduur van de dag.
KiesL nen bijvoorbeeld de periode Lussen 8.00
en 1.00 uur, dan blijkL de verlichLingssLerkLe
gedurende 0% van de Lijd boven de .000 lx
uiL Le konen en gedurende 73% van de Lijd
06950505_Hfdst_04.indd 253 15-11-2005 15:52:53
254
boven de 10.000 lx, zoals neL sLippellijnen in
de hguur is aangegeven.
Cewenste verllchtlngssterkte blnnen
voor heL gebruik van de binnenruinLe noeL
heL verlichLingsniveau Len ninsLe een bepaalde
sLerkLe beziLLen on de gewensLe oogLaken naar
voldoening Le kunnen verrichLen.
ln hguur 4.52 worden enige richLwaarden ge-
geven voor de aanbevolen verlichLingssLerkLe
1600
100%
2000
2400
2800
3200
3600
4000
4500
5000
5500
6000
6500
7000
8000
9000
10000
11000
12000
13000
1400
v
e
r
l
i
c
h
t
i
n
g
s
s
t
e
r
k
t
e


[
l
x
]
7500
90 80 70 60 50 40 30
percentage van de tijd dat de aangegeven
verlichtingssterkte wordt overschreden
6.00 - 18.00 u
7.00 - 17.00 u
8.00 - 16.00 u
9.00 - 17.00 u
Flguur 4.5T verlichLingssLerkLe in heL vrije veld
gerangschikL naar de aard van de werkzaan-
heden die worden verrichL. 8ij plaaLselijk gecon-
cenLreerd lichL kan de algenene verlichLings-
sLerkLe lager worden aangenonen.
4.2..b Dagllchtfactor
HeL daglichL daL binnen op een bepaald werk- of
kijkvlak of objecL valL heefL een zekere verlich-
LingssLerkLe
i
. De verhouding Lussen deze ver-
lichLingssLerkLe binnen en de verlichLingssLerkLe

e
die op heLzelfde nonenL aanwezig is op een
plaL horizonLaal vlak in heL vrije veld wordL de
daglichLfacLor genoend. Dus:
daglichLfacLor

]
]

8ij lichL van opzij hguur 4.53-2, zal nen een der-
gelijke waarde voor de daglichLfacLor alleen naar
kunnen bereiken in de buurL van heL raan waar
heL daglichL groLendeels rechLsLreeks op heL
werk- of kijkvlak valL. verder weg van heL raan,
van waaruiL de henelkoepel nieL of nauwelijks
zichLbaar is, zal in daL geval de ddgvcrlichting:-
:tcrktc voornanelijk of geheel noeLen worden
geleverd door reecLerend of indirecL daglichL.
ReHectles
keecLie of weerkaaLsing Legen vlakken en ob-
jecLen kan zowel buiLen als binnen plaaLsvinden,
zowel door enkelvoudige reecLie als door neer-
voudige reecLie (= intcrrclcctic).
Aard werkzaamheden Aanbevolen
Oricntdticvcrlichting

Waarnenen van groLe objecLen en beweging personen (opslagruinLe) 50 lx

Waarnenen van zeer groLe deLails en herkenning personen (gang, Lrappenhuis, parkeergarage) 100 lx
Wcrkvcrlichting

Waarnenen van grove deLails (grof consLrucLiewerk, werknagazijn) 200 lx

Lezen en schrijven en onderscheiden van vergelijkbare deLails en conLrasLen (kanLoor, leslokaal) 400 lx

Waarnenen van kleine deLails en zwakke conLrasLen (Lekenkaner, hjn nonLage werk) 800 lx
Spccidlc wcrkvcrlichting

Waarnenen van zeer hjne deLails op donkere achLergrond (hjn precisiewerk) 100 lx

Waarnenen LoL aan de grens van heL gezichLsvernogen (operaLieLafel) 3200 lx


Flguur 4.52 Aanbevolen geniddelde verlichLingssLerkLen
06950505_Hfdst_04.indd 254 15-11-2005 15:52:55
4 SCHElDEN 255
Flguur 4.53 DirecL daglichL
De intcrnc rclcctic: heefL nen groLendeels zelf in
de hand door de keuze van heL naLeriaal en de
kleur van de reecLerende vlakken in heL inLe-
rieur, zoals de binnenwanden, heL plafond en
de vloerbedekking. De cxtcrnc rclcctic: kan nen
afhankelijk van de onsLandigheden slechLs voor
een deel zelf bepalen, zoals bij een eigen Lerras
en de onderkanL van een balkon, naar is voor
heL overige Loch nieL of nauwelijks Le beinvloe-
den, zoals onder neer voor belendende bebou-
wing neesLal geldL.
Waar daglichL in heL inLerieur in ruine naLe
rechLsLreeks op heL neeLpunL kan vallen, over-
heersL dus de bijdrage van heL direcLe daglichL,
hguur 4.54. DiL wordL de hcmclcomponcnt ge-
noend. verder weg van heL raan neenL de bij-
drage van de henelconponenL snel af en wordL
de beLekenis van de reecLies verhoudingsgewijs
sLeeds groLer. MeL nane de inLerne reecLie-
conponenL speelL hierbij een belangrijke rol. De
exLerne reecLieconponenL is neesLal van on-
dergeschikLe beLekenis, naar kan sons ook van
viLaal belang zijn, zoals bij hoogbouw.
direct licht
externe reflecties
interne reflexties
meetpunt op
werk - of kijkvlak
d
f
a
c
t
o
r






[
%
]
d
a
g
l
i
c
h
t
-
externe reflextiecomponent
interne reflextiecomponent
hemelcomponent
afstand tot raam [m]
2
2
1
0
5 3 4 6
6
4
f
afstand tot raam
Flguur 4.54 Opbouw daglichLfacLor
HeL bepalen van de ddglichtldctor is een lasLige
zaak, vooral door de onzekerheden Len aanzien
van de beide genoende reecLieconponenLen.
Daaron wordL vaak als LussensLap de henel-
facLor gebruikL.
4.2..c Van hemelfactor naar
hemelcomponent
8ij een egaal heldere henel en 'open raan' is
de henelconponenL gelijk aan de zogenoende
hcmclldctor. De henelfacLor is in feiLe gewoon
heL percenLage van de henelkoepel daL vanuiL
heL neeLpunL kan worden waargenonen, hguur
4.55.
De lichLsLerkLe is echLer bij egaal bewolkLe henel
hoog in de luchL veel groLer dan aan de horizon
(LoL drienaal zo grooL).
Voorbeeld
ln een werkplaaLs wil nen gedurende 0%
van de Lijd Lussen 8.00 en 1.00 uur een
dagverlichLingssLerkLe
i
hebben van Len
ninsLe 300 lx.
Eerder zagen we al daL 0% van deze Lijds-
periode correspondeerL neL een
e
van
.000 lx.
ln de werkplaaLs is dan dus een daglichL-
facLor vereisL van:

]
]

5% is een hoge waarde voor de daglichL-


facLor. Deze kan relaLief goed worden bereikL
neL daklichLen bij een 'gaLpercenLage' van
zo'n 10% of neer. liguur 4.53-1 geefL hier-
van een voorbeeld.
meetpunt
2 via raam in de gevel
1 via daklichten
bebouwing
belendende
m.p.1
m.p.2
06950505_Hfdst_04.indd 255 15-11-2005 15:52:57
256
DiL verschil leidL LoL een correcLiefacLor c

afhan-
kelijk van de invalshoek , hguur 4.5.
verder noeL rekening worden gehouden neL
lichLverliezen door gedeelLelijke reecLie van heL
daglichL Legen heL glas ( c
r
) en door vervuiling
van heL glas ( c
v
). 8rengen we deze bijkonen-
de invloeden nede in rekening, dan wordL heL
verband Lussen de henelconponenL en de he-
nelfacLor:
d
h
= l
h
c c
r
c
v
of in woorden:
henelconponenL d
h
= henelfacLor l
h
correc-
LiefacLor invalshoek c

doorlaaLfacLor glas c
r

vervuilingsfacLor c
v
keecLie leidL bij enkel glas LoL een doorlaaLfacLor
c
r
= 0,85 a 0,0 en bij dubbelglas LoL c
r
= 0,70 a
0,80.
verlies door vervuiling leidL LoL een vervuilings-
facLor c
v
= 0,5 a 0,50 al naar de naLe van ver-
vuiling.
4.2..d xterne en lnterne reHectles
De bijdrage van de exLerne reecLieconponenL
d
re
hangL sLerk van de onsLandigheden af, naar
is neesLal klein (in de orde van enige Lienden
van procenLen).
De bijdrage van de inLerne reecLieconponenL
d
ri
kan sLerk varieren en is neL nane afhankelijk
van de verhouding van heL glasoppervlak LoL heL
vloeroppervlak en de naLe waarin de wanden,
heL plafond en de vloer heL lichL reecLeren
(= reecLiefacLor).
Zo leidL bijvoorbeeld de conbinaLie:

glas}vloeroppervlakverhouding = 20%,

reecLiefacLor:
circa 75% voor de wanden en heL plafond
(diL wil zeggen zeer lichLe afwerking),
circa 20% voor de vloer,
Flguur 4.56 lnvloed invalshoek op binnenvallend daglichL
Voorbeeld
SLel de geniddelde invalshoek van heL dag-
lichL daL rechLsLreeks door een raan in de
gevel naar binnen konL op
gen
= 15. Dan
wordL de henelconponenL voor een vrij
schone ruiL van dubbelglas:
d
h
= l
h
0,5 0,75 0, = 0,44 l
h
8ij een daklichL, eveneens van dubbelglas
neL een invalshoek van circa 0 en een vrij
sLerke vervuiling kan nen rekenen op:
d
h
= l
h
1,17 0,75 0,75 = 0, l
h
Flguur 4.55 Principe van heL bepalen van de henelfacLor
hemelkoepel
(halve bol)
meetpunt

gem.
1 verticale doorsnede
projectie van
het waargenomen
deel van de
hemelkoepel
breedte van de
raamopening
2 projectie op het horizontale vlak
formule: ~ 0,43 + 0,86 sin C
~

1 gem.
meetpunt
standaard-bewolkte
luminantieverdeling bij
2 gem.
hemel

invalshoek
_________
0%
15%
30%
42%
45%
60%
90%
1,03
1,29
1,17
1
0,86
0,65
0,43
correctiefactor
____________
C


06950505_Hfdst_04.indd 256 15-11-2005 15:52:59
4 SCHElDEN 257

lichLverliezen invallend lichL circa 30% (door


glas en vervuiling),
LoL een inLerne reecLieconponenL d
ri
van circa
1,0%.
vergroLing of verkleining van heL glaspercenLage
en}of de reecLiefacLoren leidL LoL een bijna
evenredige versLerking of verzwakking van de
inLerne reecLieconponenL. De ondergrens er-
van ligL uiLeraard op 0%, de bovengrens op circa
5%.
4.2..e qulvalente dagllchtoppervlakte
HeL is van belang daL in een verblijfsgebied vol-
doende daglichL LoeLreedL. Ook noeL vanuiL daL
gebied naar buiLen kunnen worden gekeken.
ln heL 8ouwbesluiL wordL de funcLionele eis van
voldoende daglichLLoeLreding ongezeL in de zo-
geheLen equivalenLe daglichLopening of -opper-
vlakLe waarvoor presLaLie-eisen kunnen worden
gesLeld.
voor woningen geldL als richLlijn daL heL equiva-
lenLe daglichLoppervlakLe Len ninsLe gelijk noeL
zijn aan 10% van heL verblijfsgebied, neL een
nininun van 0,5 n
2
.
ln hoofdsLuk 2 is de equivalenLe daglichLopening
al korL LoegelichL, hguur 2.12. Er is verwanLschap
neL de henelfacLor, naar de berekening van de
equivalenLe daglichLopening is waL eenvoudiger
en ook nieL afhankelijk van de posiLie van heL
neeLpunL in de binnenruinLe. liguur 4.57 LoonL
de wijze waarop de equivalenLe daglichLopper-
vlakLe A
e
kan worden bepaald als producL van
de oppervlakLe van de doorlaaL de belenne-
ringsfacLor de uiLwendige reducLiefacLor:

A
e
= A
d
c
b
c
u
De bepaling van de oppervlakLe van de doorlaaL
A
d
spreekL voor zich.
MeL hoek o worden de Legenoverliggende be-
lenneringen in rekening gebrachL. Een hoek
o kleiner dan 15 wordL gelijkgesLeld aan 15.
MeL hoek worden de belenneringen door
oversLekken in rekening gebrachL. 8eide hoeken
Lezanen bepalen de bclcmmcring:ldctor c
b
, zie
hiervoor heL grahekje van hguur 4.57-2. ls de
belennering nieL over de volle breedLe van heL
in aannerking konend gezichLsveld aanwezig,
dan is diL naLuurlijk gunsLig voor de c
b
. Hiervoor
kan nen dan in principe heL gewogen genid-
delde hanLeren.
Zonder exLra voorzeLwand, bijvoorbeeld voor
een serre, aLriun of galerij, kan de uiLwendige
reducLiefacLor worden weggelaLen, dan wel de
c
u
= 1.
MeL een Loegevoegde buiLenschil van enkel glas
plus een slank draagfrane kan worden gerekend
op een verliesfacLor van


neLLo
bruLo
4.2..f Ultzlcht
ln verblijfsruinLen zal nen in ziLhouding hori-
zonLaal naar buiLen noeLen kunnen kijken. HeL
dichLe deel van de gevel onder heL raan (de
'borsLwering') noeL daaron in woonkaners nieL
Flguur 4.57 8epaling equivalenLe daglichLoppervlakLe
c
b
c
u
hoogte licht-
doorlaat
0,60 m
=
>
d
A
formule: = c
b e
A A
d
c
u
tegenover-
belending
serre
(1)
(1)
o

raam
binnenruimte
1 grafische bepaling
A o
d
en
15% 0% 30% 45% 60% 75% 65%
15%
30%
45%
60%
75%
hoek o
h
o
e
k

en
2 belemmeringsfactor als functie
van belemmeringshoeken
b
c
o
afgeleid uit NEN 2057
daglichtopeningen van
gebouwen 1991
0,4
0,5
0,6
0,7
0,8
0,9
0,9
0,8
0,7
0,6
0,5
0,4
0,3
0
,
liggende
06950505_Hfdst_04.indd 257 15-11-2005 15:53:01
25
hoger reiken dan circa 0, n vanaf de vloer en
in werkkaners, kanLoren enzovoorL nieL hoger
dan circa 0, n, hguur 4.58-1. ln keukens en
dergelijke kan nen gaan LoL circa 1,2 n of nog
ieLs hoger.
Aan de bovenzijde noeL de daglichLopening (heL
glasvlak) Len ninsLe op een hoogLe van circa
1, n worden gesLeld on sLaande personen vrij
naar buiLen Le kunnen laLen kijken.
verder noeL nen zien Le voorkonen daL er
zich onnodige obsLakels bevinden op ziL- of
sLahoogLe, zoals Lussendorpels in heL glasvlak.
De precieze hoogLe van waL als hinderlijk wordL
ervaren en waL nieL hangL per geval af van de
ruinLelijke onsLandigheden, heL soorL gebruik
van de ruinLe en van de gebruikers (vergelijk
bijvoorbeeld heL raan van een kleuLerklas neL
daL van een klas voor niddelbare scholieren).
Wil nen doorkijk naar buiLen LoL op de vloer,
dan zal nen goed noeLen nadenken over de
verwarning. Ook de schoonnaak van heL raan
achLer de radiaLoren en de aanblik van buiLenaf
zal nen nauwleLLend noeLen bewaken. AanLrek-
kelijker zijn dan convecLoren en}of vloerverwar-
ning, hguur 4.58-2.
4.2.9 Zontoetredlng en zonwerlng
4.2.9.a Intensltelt
De inLensiLeiL van de zonnesLraling die op een
buiLenwand valL, kan afhankelijk van de orien-
LaLie oplopen LoL wel 00 W}n
2
. Op een plaL
dak wordL naxinaal ongeveer dezelfde waarde
bereikL. Als de zonnesLraling binnen kan konen,
geefL diL een zekere warnLeLoevoer in de bin-
nenruinLe. Deze zonne-energieLoevoer kan aan-
Lrekkelijk zijn en wenselijk voor de energiebespa-
ring in onsLandigheden daL er binnen behoefLe
besLaaL aan exLra warnLe. ln andere gevallen kan
diL echLer LoL ongewensLe verhiLLing van de bin-
nenruinLe leiden.
Een ander nadeel kan zijn daL bij felle zon binnen
Le groLe conLrasLen, Le sLerke silhoueLwerking en
verblinding kan opLreden waardoor heL kijken
wordL gehinderd.
ZonLoeLreding in heL inLerieur wordL nieLLenin
in heL algeneen door de nens zeer op prijs
gesLeld, zeker als deze regelbaar is on de onge-
wensLe bijverschijnselen Le kunnen neuLraliseren.
ln hguur 4.5 is voor vier zonneorienLaLies aan-
gegeven hoe heL verloop is van de inLensiLeiL van
de zonnesLraling over de uren van de dag in de
naand juli.
Flguur 4.5 iLzichL vanuiL verblijfsruinLen
2 doorzicht door 'borstwering'
2 met radiator ervoor
ledenradiator
2 zonder obstakel
vloerverwarming
convectorput
1 lage zithoogte
~


~

0
,
6

m
1 uitzicht
>=
~

0
,
3

m
~
1 normale zithoogte
~

0
,
7

m
~


~

0
,
9

m
>=~~

0
,
4
5

m
~
~

1
,
2

m
1 stahoogte
~

~

1
,
8

m
>=
~
~ ~

0
,
9

m
b c a
a b
06950505_Hfdst_04.indd 258 15-11-2005 15:53:03
4 SCHElDEN 259
6
0
100
klokuren (zomertijd)
2
200
300
400
500
600
700
800
900
8 10 12 14 16 18 20 22
maand juli
700
100
200
300
400
500
600
12
klokuren (zomertijd)
0
6 8 10 18 14 16
maand juli
20 22
300
200
100
12
klokuren (zomertijd)
0
6 8 10 18 14 16 20
maand juli
22
i
n
t
e
n
s
i
t
e
i
t

v
a
n

d
e

z
o
n
n
e
s
t
r
a
l
i
n
g

o
p

h
e
t

v
e
r
t
i
c
a
l
e

v
l
a
k

i
n

W
/
m
oostgevel westgevel
zuidgevel
noordgevel
directe straling
totale straling (direct + diffuus + gereflecteerd)
Flguur 4.59 lnLensiLeiL van de zonnesLraling Lijdens een
onbewolkLe dag in juli voor vier orienLaLies
NaasL de direcLe zonnesLraling dragen ook de
diffuse zonnesLraling (zonlichL daL door de aL-
nosfeer wordL versLrooid) en de via de grond
gereecLeerde sLraling bij in de inLensiLeiL. ln de
grahekjes kan nen de direcLe en de LoLale zon-
nesLraling aezen. Opnerkelijk is daL in juli de
inLensiLeiL op de oosL- en wesLgevel hoger is dan
op de zuidgevel. DiL konL doordaL de zon in die
naand sLeil op de zuidgevel invalL waardoor in
daL geval de inLensiLeiL per n
2
lager uiLkonL dan
bij de oosL- en wesLgevel, diL in LegensLelling LoL
de siLuaLie in sepLenber, hguur 4.0. De zuid-
gevel onLvangL dan door de lagere zonnesLand
een sLralingsinLensiLeiL die ninsLens zo grooL is
als die in juli, Lerwijl de voor de wesLgevel aan-
gegeven inLensiLeiL dan Loch wel aanzienlijk is
afgezwakL. DiL laaLsLe is heL gevolg van de lange
weg die de zonnesLralen inniddels bij de lage
naniddag-zon door de aLnosfeer noeLen aeg-
gen waardoor de zonnesLraling aannerkelijk aan
krachL inboeL.
OrienLaLies lopend van zuidwesL LoL wesL geven
de neesLe warnLeproblenen. De zonne-
inLensiLeiL is dan nog hoog, juisL Lijdens de uren
daL ook de buiLenLenperaLuur heL hoogsL is en
de ruinLe binnen inniddels al aanzienlijk is op-
gewarnd.
4.2.9.b Zontoetredlng
Aan de zonLoeLreding wordL in heL 8ouwbesluiL
geen speciheke eisen gesLeld. HeL is echLer van
belang daL in een woning heL hele jaar door een
zeker nininun aan zonlichL binnenvalL. Ook in
'werkgebouwen' zal nen neL nane gedurende
de pauzes in de daarvoor dienende ruinLen de
nogelijkheid noeLen hebben on van de zon Le
kunnen genieLen, heLzij in de pauzeruinLen zelf,
heLzij door goed zichL erop. DiL is neL nane bij
uiLzichLbelennerende onsLandigheden van be-
lang zoals in binnenhoven en aLria.
Een neLhode on de nininale zonLoeLreding Le
kwanLihceren is door de relaLieve bezonnings-
duur van een 'nornpunL' Le neLen en hier een
waardeoordeel aan Loe Le kennen.
Zo kan nen bijvoorbeeld een punL nenen nid-
den op de vensLerbank van een raan waar zon-
LoeLreding kan plaaLsvinden, on diL Le beoorde-
len neL:

als op 21 novenber en 21 januari (op n


naand verwijderd van de korLsLe dag) Lussen
en 15 uur heL neeLpunL gedurende ninsLens
3 uur (poLenLieel) door de zon wordL beschenen
geldL als kwalihcaLie: goed,

als op 21 okLober en 21 februari (op Lwee


naanden verwijderd van de korLsLe dag) Lussen
en 15 uur heL neeLpunL gedurende ninsLens
2 uur (poLenLieel) door de zon wordL beschenen
geldL als kwalihcaLie: naLig.
voor werkruinLen is in heL algeneen direcL zon-
lichL op de werkplek ninder gewensL. Hiervoor
worden regels gesLeld in de ArboweL en de
bijbehorende uiLvoeringsbesluiLen.
06950505_Hfdst_04.indd 259 15-11-2005 15:53:04
260
Over diL onderwerp zijn verder geen gedeLail-
leerde en algeneen aanvaarde richLlijnen be-
schikbaar, zodaL heL persoonlijk inzichL van de
onLwerper en}of opdrachLgever naaLgevend is.
4.2.9.c Zontoetredlngsfactor
Wanneer zonnesLraling op nornaal enkel glas
valL wordL ongeveer 15% hiervan gereecLeerd
en 10% geabsorbeerd. De resLerende 75%
wordL rechLsLreeks door heL glas doorgelaLen en
vervolgens binnen opgevangen door de vloer,
wanden, objecLen enzovoorL. Deze reecLeren
voor een deel de zonnesLraling (korLgolvig) en
voor heL overige wordL de sLraling door de vloer,
wanden enzovoorL geabsorbeerd neL als gevolg
daL delen van heL inLerieur opwarnen. vervol-
gens wordL deze warnLe weer deels afgegeven
in de vorn van warnLesLraling (langgolvig) en
convecLiewarnLe door sLroning van de luchL,
hguur 4.1. De warnLe die heL glas opneenL,
wordL groLendeels weer snel afgesLaan aan de
ongeving door sLraling en convecLie, deels aan
de binnenruinLe en deels aan de buiLenluchL.
van de opvallende sLralingssLroon d
0
wordL dus
in heL gegeven geval een grooL deel direcL door-
gelaLen (d
dir
) en een klein deel addiLioneel (d
ad
).
SLellen we d
ad
op de helfL van de geabsorbeerde
warnLe, zijnde 10%, dan wordL de LoLaal door-
gelaLen sLralingssLroon:
d
LoL
= d
dir
+ d
ad

d
LoL
= 75 + 5 = 80%
1en opzichLe van de d
0
leverL de d
LoL
een
verhoudingsgeLal, de (absoluLe) zonLoeLredings-
facLor ZTA geheLen.
Flguur 4.60 lnvloed van de zonshoogLe op
de inLensiLeiL die de uiLwendige scheidings-
consLrucLie onLvangL
Flguur 4.6T ZonLoeLreding
3 zuidgevel september
1 zuidgevel juli
4 westgevel september
2 westgevel juli
=
tot dir ad
+
straling
reflectie
warmte -
warmtestraling
r
convectie
convectie
straling
warmte-
ad
dir
tot
convectie
o

06950505_Hfdst_04.indd 260 15-11-2005 15:53:07


4 SCHElDEN 26T
voor enkel glas geldL dan:
ZTA = 0,75 + 0,05 = 0,80.
ln dezelfde zin geldL voor dubbelglas:
ZTA = 0,55 + 0,15 = 0,70.
8ij dubbelglas is de direcL doorgelaLen zonne-
sLraling als deelfacLor dus 0,20 lager dan bij
enkel glas, naar diL wordL voor de helfL weer
LenieLgedaan door de groLere addiLionele
warnLesLroon.
4.2.9.d Zonwerlng
ln veel gevallen zullen voorzieningen noeLen
worden geLroffen on de nadelen van overna-
Lige zonLoeLreding door ranen weg Le nenen.
Hierbij gaaL heL prinair on heL Legengaan van
een Leveel aan zonnewarnLe in de binnenruinLe,
naar ook kan heL wenselijk of noodzakelijk zijn
heL LoeLredend zonlichL Le Lenperen of Le weren.
On de binnenkonende zonnewarnLe Le beper-
ken kan nen de ranen kleiner naken of anders
orienLeren, respecLievelijk zorgen voor een lagere
zonLoeLreding door zonwerende naaLregelen.
Flguur 4.62 OverzichL zonweringen neL ZTA-waarden 8ron. S8 42. Zonwcring bij gcbouwcn J974
convectief binnenkomende warmte
warmtestraling naar wanden en vloeren (langgolvig)
direct doorgelaten zonnestraling (kortgolvig)
absorberend glas, glasdikte 6 mm (groen, brons of grijs)
kleur licht, lamelstand 45
-waarde
kleur licht, lamelstand 80
buitenjaloezieen
verticaal doekscherm aan buitenzijde
reflecterende dubbele beglazing
enkel blank glas met reflecterende folie aan de binnenzijde
markiezen
uitvalschermen
enkel blank glas
enkel blank glas met binnenjaloezieen
opvallende zonnestraling
dubbel blank glas met tussenjaloezieen
dubbel blank glas, glasdikte 2 x 6 mm
kleur licht, lamellen gesloten
spouw geventileerd met buitenlucht
jaloezie kleur licht, lamelstand 45
geen ventilatie van de spouw
jaloezie kleur licht, lamelstand 45
enklel blank glas met transparant reflecterend gordijn
enkel blank glas met balastores
j
enkel blank glas met open witte vitrage
kleur donker, lamelstand 45
kleur licht, lamelstand 45
0,1 0,3 0,2 0,4 0,8 0,5 0,6 0,7
enkel blank glas, dikte 6 mm
0,9 1,0
ZTA
o
o
o
o
o
o
(resultaat afhankelijk van soort reflectielaag)
(resultaat afhankelijk van soort reflectielaag)
06950505_Hfdst_04.indd 261 15-11-2005 15:53:20
262
voor de zonwering konen vele nogelijkheden
in aannerking. Per geval noeL blijken welke
oplossing(en) geschikL is of zijn.
liguur 4.2 biedL een overzichL van de neesL
gangbare zonweringen.
Zeer gebruikelijk zijn binncnjdlocziccn, neL nane
in de woningbouw, diL wil zeggen zonweringen
neL regelbare horizonLale lanellen aan de bin-
nenzijde van de ranen. Hebben deze een lichLe
kleur en sLaan ze in een goed reecLerende
sLand, dan kan de ZTA worden LeruggebrachL
naar een waarde van ongeveer 0,45.
1en opzichLe van dubbelglas zonder zonwerende
voorziening blijfL dan nog over:

0 45
0 70
100 4
,
,
% =
DiL percenLage kan ook als verhoudingsgeLal
worden weergegeven: 0,4.
DiL verhoudingsgeLal noenL nen de relaLieve
zonLoeLredingsfacLor ZTR. Een ZTA van 0,45 neL
een bijbehorende ZTR van 0,4 kan als resul-
LaaL LeleursLellend worden genoend. DiL konL
doordaL binnenjaloezieen de binnenkonende
zonnesLraling weliswaar aanvankelijk vrijwel ge-
heel Legenhouden, naar vervolgens Loch weer
groLendeels addiLioneel door warnLesLraling en
convecLie aan de binnenruinLe afgeven, hguur
4.3.
1ussenjaloezieen leveren een aanzienlijk beLer
resulLaaL, zeker als de spouw wordL gevenLileerd
neL buiLenluchL. HeL is dan nogelijk een ZTA Le
bereiken van 0,10 a 0,15 (en dus een ZTR van
0,14 a 0,21).
HeLzelfde geldL voor buiLenjaloezieen en Levens
voor andere vornen van regelbare zonwering
aan de buiLenzijde, zoals verLicaal doek, uiLval-
schernen en narkiezen.
vasLe zonwering buiLen, in de vorn van diep
Lerugliggende ranen, luifels en roosLers boven
de ranen en schernen zijdelings van de ranen
kunnen zin hebben en over heL geheel van de
dag gezien LoL redelijke ZTA-waarden leiden,
niLs de bouwkundige opzeL door een juisLe ori-
enLaLie van de ranen en dergelijke goed inspeelL
Flguur 4.63 8innen- en buiLenjaloezieen
Flguur 4.64 Schaduwwerking op diepgelegen raan gerichL
op heL zuiden
2 buitenjaloezieen
1 binnenjaloezieen
dir
ad

r
= 100%
o

= 100%
o

~ 5%
~ 0 - 10%
~ dir
~ ad
~ 0 - 10%
~ 40 - 60%
~
~
21 juni
61%
beschaduwing achterzijde lichtopening 2
23 september
22 december
21 maart/
13 uur
zonnestanden om 13.00 uur 1
16 uur
38%
21 maart/
23 september
22 december
14%
op 52%
10 uur
21 juni
NB
28'
32'
06950505_Hfdst_04.indd 262 15-11-2005 15:53:25
4 SCHElDEN 263
op de verschillende zonnesLanden gedurende
de dag en heL jaar, hguur 4.4.
Ook kan worden gedachL aan heL Loepassen van
zonwcrcnd gld:.
Er besLaan Lwee hoofdLypen zonwerend glas:
db:orbcrcnd gld: en rclcctcrcnd gld:. MeesLal
worden de ruiLen in diL verband uiLgevoerd als
dubbelglas neL heL buiLenblad van absorberend
glas of aan de binnenzijde voorzien van een re-
ecLerende laag en heL binnenblad van gewoon
blank glas.
MeL absorberend glas wordL slechLs een naLige
ZTA-waarde in de orde van 0,45 bereikL, reecLe-
rend glas konL veel verder neL een ZTA-waarde
die LoL onder de 0,20 kan reiken.
keecLerend glas geefL heL gebouw een sLerk
spiegelend karakLer, absorberend glas veroor-
zaakL slechLs een ieLwaL donkere aanblik van de
ruiLen.
ln heL doorzichL LreedL enig kleureffecL op,
hoewel nen diL bij de huidige zonwerende glas-
soorLen goed weeL Le beperken.
8ij glasparLijen beneden de 10 a 15 n kan ook
worden gedachL aan naLuurlijke zonwering door
bonen. HeL aardige van neL nane bladverlie-
zende loofbonen is daL deze alleen gedurende
de naanden nei LoL en neL sepLenber volop
schaduw geven, nin of neer parallel aan de
neesLe behoefLe LoL beperking van de zon-
LoeLreding. Ceschoren leilinden geven hierLoe
van oudsher al zeer bevredigende resulLaLen,
hguur 4.5.


Zonwerlngen worden behandeld ln deel 4c
Cevelopenlngen. hoofdstuk 20
4.2.9.e Reductle llchttoetredlng
Door de zonwerende naaLregelen wordL ook de
lichLLoeLreding in neerdere of nindere naLe be-
lennerd. Zoals de ZTA word gebruikL als naaL-
sLaf voor de zonLoeLreding, kan nen ook werken
neL de |TA, de lichLLoeLredingsfacLor.
Raamsysteem ZTA LTA
0
in W}n
2
K
Enkelglas,
onafgeschernd 0,80 0,84 5,7
Dubbelglas,
onafgeschernd 0,70 0,74 3,2
Dubbelglas,
binnenjaloezieen wiL 0,45 0,12 3,1
Dubbelglas,
buiLenjaloezieen 0,12 0,10 2,8
Dubbelglas,
uiLvalschernen 0,15 0,14 2,8
Dubbelglas,
naLig zonabsorberend 0,45 0,35 3,0
Dubbelglas,
sLerk zonabsorberend 0,25 0,10 3,0
Dubbelglas,
lichL zonreecLerend 0,45 0,5 2,5
Dubbelglas,
Hk++glas, 4-15-4 0,40 0,70 nin. 1.1!
Flguur 4.66 kichLwaarden voor ZTA, |TA en U
Flguur 4.65 Schaduwwerking leilinden
1 zomersituatie 2 wintersituatie
06950505_Hfdst_04.indd 263 15-11-2005 15:53:27
264
vaak sLreefL nen naar een lage Z1A geconbi-
neerd neL een zo hoog nogelijke L1A on een
sonbere doorkijk Le vernijden. DiL sLreven wordL
neL de nieuwsLe 'generaLies' zonreecLerende
glasproducLen sLeeds beLer bereikL, zoals uiL
hguur 4. blijkL voor Hk++ glas. 1evens blijkL
daL neL reecLerend glas de warnLedoorgang
LoL eenderde a eenvijfde is Lerug Le brengen Len
opzichLe van enkelglas, en LoL ninder dan de
helfL Len opzichLe van gewoon dubbelglas. voor
de warnLeweersLand geldL juisL heL ongekeerde
zoals we al eerder consLaLeerden in paragraaf
4.2.3.
4.2.9.f Benuttlng zonne-energle
1egenover heL weren van de zonnewarnLe sLaaL
heL benuLLen van de zonne-energie. Door Le zor-
gen voor een passende zonLoeLreding en gebruik
Le naken van de zonnewarnLe op de gewensLe
dagen van heL jaar en uren van de dag kan een
behoorlijke besparing op de sLookkosLen worden
bereikL. NaasL regelbare zonwering en dergelijke
kan ook neL een goede orienLaLie van de raan-
openingen van de verblijfsruinLen op de zon
een gunsLig effecL worden bewerksLelligd. Zo is
in heL algeneen gesproken een orienLaLie op heL
zuidoosLen verkieslijker dan op heL zuidwesLen,
ondaL dan eerder op de dag op naLuurlijke wijze
een behaaglijke LenperaLuur wordL bereikL en
deze vervolgens ninder genakkelijk doorschieL
naar een onaangenaan niveau.
Zonne- en daglichLsLralingsenergie kan ook
acLief worden opgevangen door zonnecol-
lecLoren on vervolgens Le worden opgeslagen
Leneinde deze energie zoveel nogelijk op de ge-
wensLe Lijden en naar behoefLe Le kunnen benuL-
Len voor warnLapwaLer, elekLriciLeiLsvoorziening
en ruinLeverwarning.
4.2.T0 Bevelllglng
NaasL de Lypisch bouwfysische funcLies zoals we
deze hiervoor hebben behandeld noeL de uiL-
wendige scheidingsconsLrucLie in vele gevallen
ook veiligheid bieden, veiligheid Legen allerlei
soorLen van bedreigingen van buiLenaf, hguur
4.7. Zo kunnen we in heL algeneen denken
aan:

inbraakpogingen,

binnendringen van dieren en insecLen,

vandalisne,

inslag van projecLielen, zowel naLuurlijke


(hagel) en onbedoelde (ballen, grind van een
hogergelegen dak), als opzeLLelijke (kogels,
sLenen enzovoorL),

blikseninslag,

radioacLieve sLraling,

brandoverslag.
ln een aanLal gevallen noeLen ook bedreigin-
gen van binnenuiL worden ingedand. DiL geldL
onder neer voor uiLbraakpogingen van gevan-
genen, gesLalde en gekooide dieren, opslag van
brand-, explosie- en sLralingsgevaarlijke sLoffen.
De ernsL van de Le Lreffen naaLregelen is sLerk
afhankelijk van heL soorL gebouw en de afzon-
derlijke ruinLen daarbinnen, de waarde en de
naaLschappelijke beLekenis van de invenLaris,
de ongeving (bebouwde kon of buiLengebied)
enzovoorL.
Flguur 4.67 Enige bedreigingen van
buiLenaf
inbraakpoging
baldadigheid
"ongedierte"
(muizen, mieren, enzovoort)
hagel
grind
bliksem
insecten
06950505_Hfdst_04.indd 264 15-11-2005 15:53:29
4 SCHElDEN 265
Een losse greep uiL de vele voorbeelden die in
diL verband kunnen worden genoend: gesloLen
heLsensLalling (inbraak), gevangenis (uiLbraak
personen), dierenverblijf (uiLbraak dieren),
schoolgebouw (baldadigheid, inbraak, brand-
sLichLing), nuseun neL kunsLschaLLen (inbraak,
brandoverslag), benzinesLaLion (gewapende
overval), kassen (hagelschade), opslag nucleair
afval (verspreiding radioacLieve sLraling), vuil-
verbrandingsinsLallaLie (verspreiding sLof, sLank,
lawaai en warnLe), kerkLoren (blikseninslag)
enzovoorL.
Alle bedreigingen kunnen in principe effecLief
worden besLreden neL bunker- of kluisachLige
consLrucLies van sLeen en neLaal. voor heL be-
waren van kosLbaarheden en de opslag van ge-
vaarlijke sLoffen kan diL heL geschikLe niddel zijn.
MeesLal verdraagL een dergelijke rigide oplossing
zich echLer nieL neL heL gebruik van heL gebouw
en sLaan de kosLen dan nieL neer in verhouding
LoL de risico's. Dus zal nen per geval noeLen
zoeken naar een goede balans Lussen heL Lreffen
van prevenLieve naaLregelen en voorzieningen
neL de bijbehorende kosLen enerzijds en de
baLen (schaderisicovernindering, verhoging
gevoel van veiligheid enzovoorL) anderzijds.
Zwakke plaaLsen in de uiLwendige scheidings-
consLrucLies zijn de breekbare delen, zoals glas,
en de delen die genakkelijk Le openen of weg Le
nenen zijn zoals ranen, deuren en dakkoepels.
Door inbraakwerende naaLregelen zoals veilig-
heidsbeglazing, veiligheidssloLen, deLecLie-
apparaLuur en hekwerken kunnen inbraak-
pogingen worden LegengewerkL.
8eveiliging Legen blikseninslag geschiedL neL
bliksenaeiders, beveiliging Legen radioacLieve
sLraling is alleen in bijzondere gevallen van Loe-
passing. We gaan hier nieL verder op in.
voor de wering van brandoverslag verwijzen we
naar paragraaf 2.3.
4.2.T0.a Velllgheld en bevelllglng bl[ glas
veiligheid en beveiliging zijn Lwee begrippen die
dichL Legen elkaar liggen. Passen we Ler illusLraLie
beide begrippen Loe op glas, dan kan veiligheid
worden gezien als de passieve bescherning
Legen nogelijke verwondingen door onveilig
gedrag of ongelukken. 8eveiliging is Le beschou-
wen als de acLieve bescherning Legen diverse
vornen van agressief en}of nisdadig gedrag,
zoals door vandalisne, snelle kraak (neL of zon-
der gereedschap), georganiseerde nisdaad (neL
gereedschap en Lijd Ler beschikking) en gewa-
pende overval (neL vuurwapens).
HeL veiligheidsaspecL noeL vooral onder ogen
worden gezien bij doorgangen (glazen deuren
en evenLuele glasvlakken daaronheen) en glas-
kappen, beveiliging vooral bij glasvlakken die
gevoelig zijn voor vandalisne (bushokjes, Lele-
fooncellen, winkelruiLen), inbraak (Loegangen
woningen en woongebouwen, winkels, nusea),
uiLbraak (gevangenissen) en gewapende over-
vallen (juweliers, banken, overheidsgebouwen
enzovoorL).
voor bescherning Legen verwonding kan vaak
worden volsLaan neL gehard glas. DiL is onge-
veer vijfnaal zo sLerk als nornaal glas en valL bij
breuk uiLeen in kleine en relaLief ongevaarlijke
korrels.
voor serieuze bescherning Legen inbraak noeL
worden gedachL aan gelaagd glas. DiL kan in
dikLe oplopen LoL wel 30 nn (bijvoorbeeld Ler
bescherning van kosLbaarheden).
vandalisne en baldadigheid kan sons nog heL
besLe worden besLreden neL kunsLglas (glas-
heldere polycarbonaaL en dergelijke).
4.2.TT Ulterll[k
4.2.TT.a Aandachtspunten
Aan heL uiLerlijk van gevels en sLeile daken wor-
den vaak hoge eisen gesLeld, deze bepalen in-
ners heL karakLer en de sLaLus van heL gebouw.
Aan plaLLe en auwhellende daken worden
neesLal nauwelijks visuele eisen gesLeld, Lenzij
deze als 'vijfde gevel' vanuiL een hogere posiLie
in ogenschouw kunnen worden genonen.
De aanblik van de gevel en heL (hellende) dak
noeL voldoen aan bepaalde verwachLingen Len
aanzien van de verschillende aspecLen die Leza-
nen heL uiLerlijk van de gebouwschil bepalen.
Zo kunnen we noenen: de naLeriaalinpressie,
kleur, sLrucLuuropzeL (naaLverhoudingen, voe-
genpaLroon enzovoorL), LexLuur (= oppervlakLe-
06950505_Hfdst_04.indd 265 15-11-2005 15:53:29
266
sLrucLuur: glad-ruw, vlak-reliefrijk, hard-zachL,
open-dichL, warn-koel, druk-rusLig enzovoorL),
prohlering, schaduwwerking, reecLiegraad
enzovoorL, hguur 4.8.
Flguur 4.6 voorbeeld van een zeer zorgvuldig opgezeLLe
conposiLie, vorngeving en naLeriaalbehandeling van de
onhullende consLrucLies
8edieningsgebouw OosLerhuis, Croningen, 14-15,
archiLecL: k. van Zuuk 8ron. dc Architcct, J996-2
De kwaliLeiL en de besLendigheid van de gekozen
naLerialen en onLworpen consLrucLies noeLen
naLuurlijk voldoen aan de gesLelde eisen. Ander-
zijds noeL ook de wcn:clijkc kwaliLeiL worden af-
gesLend op de voor de voorgesLelde naLerialen,
producLen en consLrucLies haalbare kwaliLeiL.
4.2.TT.b Kwallteltsbehoud
KwaliLeiLsbehoud is afhankelijk van een aanLal
facLoren:
besLendigheid,
vervuiling,
verkleuring en veroudering.
8c:tcndighcid
vooral de weersLand Legen aanLasLing en ver-
wering noeL bij de keuze en beoordeling van de
LoegepasLe naLerialen en consLrucLies Lerdege
worden neegewogen.
AspecLen die de besLendigheid of duurzaanheid
nadelig kunnen beinvloeden zijn:

oxidaLie van neLalen onder invloed van waLer


of waLerdanp,

sLukvriezen van poreuze naLerialen door


overgang van waLer in ijs neL de bijbehorende
voluneLoenane,

aanLasLing van poreuze organische naLerialen


door bacLerien en schinnels,

oplossing van nieL-gebonden kalk in neLsel-


werk, vezelcenenLplaLen en dergelijke in waLer
waardoor wiLLe uiLslag opLreedL aan heL opper-
vlak,

slijLage door sLof en zand, neegevoerd door


de wind (vooral aan zee),

aanLasLing van beschernende oppervlakLe-


lagen door luchLvervuiling, zure regen, waLerver-
vuiling, zeewaLer, chenisch agressieve sLoffen als
NaCl, SO
2
, CO
2
, in heL bijzonder aan zee, nabij
indusLriegebieden enzovoorL.
Vcrvuiling
8uiLenwanden vervuilen door aanhechLing van
sLofdeelLjes, neL nane waar zich genakkelijk
en vaak waLer verzanelL en heL buiLenoppervlak
lang naL blijfL, zonder daL echLer heL aanhech-
Lende vuil goed kan wegspoelen.
ln vele gevallen wordL onvoldoende rekening
gehouden neL heL vervuilingsaspecL. Door Le
zorgen voor een juisLe naLeriaalLoepassing en
een passende deLaillering kan hinderlijk zichLbare
(= ongelijknaLige) vervuiling effecLief worden
besLreden. liguur 4. geefL hiervan een paar
voorbeelden.
ln schaduwrijke ongeving kunnen buiLen-
wanden en daken groen worden door algen.
Cladde en weinig poreuze oppervlakken zijn nieL
gevoelig voor vuilaanhechLing en kunnen boven-
dien genakkelijk worden gereinigd, naar wens
periodiek en Legelijk neL heL glazenwassen.
kuwe en poreuze oppervlakken zijn daarenLegen
wl vervuilingsgevoelig. Zij kunnen nieL neL de
nornale niddelen van heL glazenwassen worden
neegenonen, naar vereisen speciale reinigings-
Lechnieken.
On de vervuiling Le beperken kan na heL
schoonnaken een waLerafsLoLende (hydrofobe)
coaLing op de buiLenkanL van de scheidings-
consLrucLie worden aangebrachL.
06950505_Hfdst_04.indd 266 15-11-2005 15:53:30
4 SCHElDEN 267
ln grafhLigevoelige siLuaLies (neLro-ingangen,
viaducLpeilers, Lunnels, blinde nuren van
woonblokken enzovoorL) noeL ervoor worden
gezorgd daL de verf zich nieL goed kan hechLen
op heL oppervlak en daL deze weer genakkelijk
kan worden verwijderd zonder sporen achLer Le
laLen.
Vcrklcuring cn vcroudcring
Door de inwerking van heL weer, dag- en zon-
lichL enzovoorL verkleuren vele naLerialen: houL
wordL grijs, verf wordL dof en eLs, kunsLsLoffen
worden dof en bros, koper wordL groen enzo-
voorL. Zo kunnen ook bevesLigingspunLen, kleine
reparaLies bij de oplevering, kiLvoegen enzovoorL
zich op den duur gaan afLekenen.
Wil nen de aanblik van heL gevelvlak onder con-
Lrole hebben en houden, dan zal nen zich van
diL soorL verschijnselen Lerdege bewusL noeLen
zijn.
4.2.TT.c Bekledlng
8ij een gelaagde opbouw kan een uiLwendige
scheidingsconsLrucLie worden voorzien van een
bekleding. Deze dienL Ler verfraaiing van heL
uiLerlijk en ook Ler bescherning van heL achLer-
liggende consLrucLiepakkeL. voor de bekleding
zijn vele oplossingen nogelijk. liguur 4.70 geefL
hiervan een overzichL voor buiLenwanden.
Checkllst
8ij de keuze en beoordeling van de bekleding
aan de buiLenzijde van de uiLwendige schei-
dingsconsLrucLie noeLen vele punLen in over-
weging worden genonen.
T Uitcrlijk

esLheLica,

herkenbaarheid,

oppervlakLesLrucLuur,

kleur,

reecLie,

vervuiling.
Flguur 4.69 voorbeelden Legengaan vervuiling
a geconcentreerde
vervuiling via
stuiknaad
b koppelstuk
1 daktrim (dakrandprofiel)
a lek- en vuilspoor
opzij van waterslag
b
(linkeronderhoek raamkozijn)
geringe vervuiling
sterke vervuiling
door stof + vocht
2 waterslag
c doorsnede raamkozijn
c doorsnede over
daktrim
speling 1 mm per m
1
06950505_Hfdst_04.indd 267 15-11-2005 15:53:31
26
2 Mcchdni:chc lunctic:

naLeriaal- en producLsLerkLe,

hechLing en bevesLiging,

slijLvasLheid, sLooLvasLheid, spijkervasLheid,

bal- en vandalisnebesLendigheid,

opnane windbelasLing.
3 8ouwly:i:chc lunctic:

henelwaLerkering,

bijdrage in de wind- en sLofkering,

bijdrage in de Lhernische isolaLie,

bijdrage in de geluidsisolaLie,

geluidsabsorpLie.
4 Duurzddmhcid

vornvasLheid bekledingsnaLeriaal,

besLendigheid Legen:
verwering, veroudering en verkleuring,
chenische en biologische aanLasLing,
vochL, vorsL en LenperaLuurwerking.
5 Ccdrdg bij brdnd

bijdrage in (heL Legengaan van):


brandbaarheid,
brandvoorLplanLing,
rookonLwikkeling.
6 Ondcrhoud cn bchccr

schoonnaakonderhoud,

Lechnisch onderhoud,

vervangbaarheid en veranderbaarheid,

vervangingswaarde.
7 Milicu

ecologische kwaliLeiL,

nogelijkheden LoL hergebruik.


NaasL de funcLionele kwaliLeiL speelL ook heL kos-
LenaspecL een belangrijke rol. leiLelijk gaaL heL
sLeeds on heL vinden van een juisLe balans
Flguur 4.70 8ekleding buiLenwanden
2 pleisters
4 platen
vlak
5 stroken
geprofileerd
gegolfd of
metselwerk
1 onbekleed (schoonwerk)
hout
beton
6 leien 7 tegels
3 muurverven
06950505_Hfdst_04.indd 268 15-11-2005 15:53:50
4 SCHElDEN 269
Lussen de kosLen en de verwachLe kwaliLeiL van
heL producL, ook bij de keuze van de bekleding.
Speciale aandachL verdienL de henelwaLerke-
rende funcLie. Als regen en vooral sLuifsneeuw,
aangewakkerd door wind, Loch nog kan door-
dringen LoL achLer de zichLbare oppervlakLelaag,
nag diL vochL geen verwoesLende werking
kunnen uiLoefenen op de achLerliggende con-
sLrucLie. 8ij buiLenwanden en hellende daken kan
heL lekwaLer geholpen door de zwaarLekrachL-
werking genakkelijk door niddel van eenvou-
dige consLrucLieve naaLregelen weer Lerug naar
buiLen worden afgevoerd. 8ij plaLLe en auwhel-
lende hellende daken noeL worden gezorgd
voor afdoende naaLregelen on heL lekwaLer nieL
Le laLen doordringen in de onderliggende con-
sLrucLie.
4.2.T2 Daken
4.2.T2.a Vorm, functle en constructle
ln de neesLe gevallen is ruinLelijk-funcLioneel
gezien een plaL dak (neL een nieL of nauwelijks
waarneenbare helling van circa 2% =1 : 50) of
een lichLhellend dak (neL een helling LoL 1 : 10 a
1 : ) de logische afsluiLing van een gebouw aan
de bovenzijde.
De ruinLe onder een hellend dak (neesLal onder
een helling van 30 a 45 = 1 : 1,5 a 1) is inners
alleen naar Le benuLLen voor ondergeschikLe ge-
bruiksfuncLies waarbij concessies kunnen worden
Flguur 4.7T Dakvornen
met dubbele kap
b
5
verdiepingbouw / hoogbouw
plat met dakopbouw
a
5
5
sheddak 2
plat dak met lichtstraat 1
tentdak met boog 4
boogdak 3
vrije combinatie 6
schakelwoningen met schuin dak
piramide dak 7
8
(zadeldak)
06950505_Hfdst_04.indd 269 15-11-2005 15:53:55
270
gedaan aan de vrije hoogLe, zoals bergruinLen
en zolders.
Hellende daken lenen zich bovendien nieL goed
voor onregelnaLige plaLLegronden: de aan-
sluiLing van de buiLen- en binnenwanden neL
de kap is in zulke gevallen geconpliceerd en
arbeidsinLensief en derhalve ook duur en schade-
gevoelig. ln vele gevallen leidL heL hellende dak
echLer LoL een beLere oplossing en spreekL diL
neer LoL de verbeelding. vooral diL laaLsLe is een
sLerk argunenL on van heL plaLLe dak af Le wij-
ken.
liguur 4.71 geefL een indruk van de vele dakvor-
nen die nogelijk zijn.
Functlonele analyse van het dak
Ook heL ddkpdkkct kan funcLioneel worden
geanalyseerd. liguur 4.72 geefL hiervan Lwee
uiLwerkingen, respecLievelijk van heL hellende
dak ( pannendak, hguur 4.72-1) en heL plaLLe
dak ( beLondak neL biLinineuze bedekking,
hguur 4.72-2). Per funcLie kunnen de eisen aan
en heL gedrag van de consLrucLie worden besLu-
deerd. ln algenene zin is deze verkenning in de
voorgaande paragrafen al voldoende aan bod
geweesL.
ln de konende alinea's zullen we ons richLen op
nog een aanLal karakLerisLieke punLen voor
daken. Deze houden voornanelijk verband neL
de henelwaLerdichLing.
Constructleve prlnclpeoplosslngen
Daken noeLen in de eersLe plaaLs bescherning
bieden Legen regen, sneeuw en wind. 8ij een
neerlaagse ddkopbouw wordL deze funcLie
vervuld door de dakbedekking.
On hierin Le voorzien konen verschillende
naLerialen en producLen in aannerking. Naar
de wijze van afdichLen kan in hoofdzaak onder-
scheid worden genaakL Lussen:
T schubvornig:

dakpannen: gebakken sLeen en beLon,

leien: naLuursLeen, gebakken sLeen, neLaal,


biLunineus,

dakspanen: houL.
2 sLengelvornig:

rieL en sLro.
3 plaaLvornig:

vlak, gegolfd en gekrond,

enkel-, dubbel- en neerwandig,

neLaal: sLaal, aluniniun, zink, koper en lood,

vezelcenenL en vezelbiLunen,

glas,

kunsLsLoffen: acrylaaL, polycarbonaaL, glas-


vezelversLerkL polyesLer enzovoorL.
4 baanvornig:

biLunenvlies en -weefsel,

kunsLsLof.
5 naadloos:

vloei-, sLrijk- of spuiLlaag op basis van biLunen


of kunsLsLof. Flguur 4.72 LiliLaire funcLies van daken
neerslagkering
windkering en
luchtdichting
thermische
isolatie
geluidsisolatie
beveiliging
warmte - accumulatie
vochtbeheersing
geluidsabsorptie
geluidsabsorptie
vochtbeheersing
warmte - accumulatie
luchtdichting
windkering en
neerslagkering
beveiliging
isolatie
thermische
geluidsisolatie
1 hellend dak
2 plat dak
30
0
30
50
40
20
10
20
10
20
30
0
30
50
40
20
06950505_Hfdst_04.indd 270 15-11-2005 15:53:57
4 SCHElDEN 27T
Open dakbedekkingen vereisen een nininale
dakhelling van circa 20 (dakpannen), circa 30
(leien) of circa 40 (rieL) on voldoende henel-
waLerkerend Le zijn. Seni-dichLe dakbedekkingen
(zoals golfplaaL) kunnen neL een helling van 10
a 20 Loe, afhankelijk van de overlap en de even-
Luele verdere dichLing Lussen de plaLen. volledig
dichLe dakbedekkingen kunnen in principe gaan
LoL 0, al verdienL een afschoL van nininaal circa
2 de voorkeur on een vloLLe henelwaLerafvoer
Le verzekeren en een hoge waLerbelasLing Le
voorkonen.
liguur 4.73 geefL een beeld van de verschillende
Lypen ddkbcdckking.
4.2.T2.b Het hellende dak
Hellende daken konen vooral voor bij kleinscha-
lige gebouwen zoals vrijsLaande of geschakelde
woningen. Zij kunnen ook funcLioneel passend
zijn in de uLiliLeiLsbouw (zoals bij veesLallen en
Lennishallen) of visueel gewild (zoals bij recre-
aLieve gebouwen). Ook de ongevingsfacLoren
spelen een belangrijke rol, zoals heL geval is bij
gebouwen in een landschappelijke ongeving of
in een hisLorische binnensLad. Sons kan zelfs de
hellingshoek van heL dak dwingend zijn voor-
geschreven.
De laaLsLe jaren wordL ook in de verdiepingbouw
sLeeds neer geexperinenLeerd neL heL hellende
dak, alLhans zodanig daL de aanblik van heL
sinpele plaLLe dak wordL verneden (sLadsvilla's,
kanLoorgebouwen enzovoorL).
Natuurll[ke voordelen van het hellende dak
ln heL algeneen gesproken heefL heL hellende
dak in de Nederlandse klinaaLonsLandigheden
een paar belangrijke naLuurlijke voordelen Len
opzichLe van heL plaLLe dak. Door de schuine
sLand van heL dakvlak zal heL regenwaLer daL op
een of andere wijze door de regenkering is heen-
gedrongen genakkelijk als lekwaLer naar de rand
van heL hellende dak kunnen afsLronen via een
secundaire waLerkering. Zo ook condenswaLer
daL onder de prinaire regenkering kan opLreden.
Hierdoor behoefL de prinaire regenkering nieL
absoluuL waLerdichL Le zijn en kan heL dak wor-
den afgedekL neL bovengenoende kleine sLeen-
achLige elenenLen die nieL volledig dichLend op
elkaar aansluiLen.
DiL zijn producLen die lang neegaan, weinig on-
derhoud vergen en waarbij weinig kans besLaaL
op schade.
voor heL doorslaande lekwaLer zal dus een veilig-
heidsvoorziening nodig zijn, bijvoorbeeld in de
vorn van een waLerondoorlaLend vlies of folie
evenwijdig aan de prinaire regenkering, hguur
4.72-1. HeL vlies behoefL als secundaire regen-
kering geen groLe nechanische sLerkLe Le beziL-
Len en behoefL ook nieL besLand Le zijn Legen
zonlichL.
De ruinLe onder de dakbedekking werkL als
een venLilerende spouw. DiL kan effecLief zijn bij
zonbesLraling van heL dakvlak, ondaL dan de
opwarnende spouwluchL van onderaf onhoog
sLroonL naar de noklijn on daar vervolgens Le
onLsnappen door speciaal aangebrachLe venLila-
Lieopeningen onder de nok.
Overigens is een sLerke venLilaLie onder de dak-
pannen ongewensL ondaL diL inners bij koud
weer en sLevige wind Len kosLe gaaL van de
warnLe-isolaLie.
Hellende daken worden behandeld ln deel 4a
0mhulllng, hoofdstuk 3 Hellende doken
4.2.T2.c Het platte dak
MeL de huidige bouwLechnieken is Legen-
woordig een kwaliLaLief hoogwaardig plaL dak
nogelijk. Maar ondaL een plaL dak de boven-
genoende voordelen van heL hellende dak nisL,
is heL wel gevoeliger voor onLwerp- en uiLvoe-
ringsfouLen. De gebruikelijke naLerialen (biLu-
nen, kunsLsLof, neLaal) zijn bovendien ninder
duurzaan dan de sLeenachLige die neesLal voor
heL hellende dak worden LoegepasL.
Hoewel heL dak de neesL prinaire funcLie van
heL gebouw vervulL in de bescherning Legen
heL buiLenklinaaL, krijgL heL plaLLe dak weinig
aandachL in heL onLwerpproces. ArchiLecLonisch
is heL bovenvlak van heL plaLLe dak neesLal nieL
of nauwelijks van beLekenis waardoor zowel de
archiLecL als de opdrachLgever weinig geinLeres-
seerd zijn in diL uiLwendige deel van heL gebouw.
vaak wordL de dakafwerking dan ook nin of
neer als sluiLposL beschouwd waardoor deze
zeer gevoelig is voor bezuinigingen als de
06950505_Hfdst_04.indd 271 15-11-2005 15:53:57
272
Flguur 4.73 1ypen dakbedekkingen

tengel
panlat
o
met haken: tot 90
o

o
~ 20 < < ~ 55
> ~ 30
o
> ~ 40
o
dakbeschot
> 10 a 20
o o
> 5 a 7
o o
> 5 a 7
o o
spuiten
strijken
gieten
> ~ 2
vloeien
o

1a schubvormig
pannendak
1b schubvormig
leiendak
2 stengelvormig
rietdak
3a plaatvormig
golfplaat
3b plaatvormig
metaaldak
3c plaatvormig
glasdak
4 baanvormig
bitumineuzedakbedekking
5 naadloos
> ~ 2
o
06950505_Hfdst_04.indd 272 15-11-2005 15:53:59
4 SCHElDEN 273
bouwkosLen Le hoog dreigen Le worden.
Hierdoor sLaaL zowel de naLeriaalkeuze als de
uiLvoeringskwaliLeiL onder druk.
NieLLenin zijn er voldoende argunenLen aan Le
voeren on neL de verlangde kwaliLeiL van de
afwerking van heL plaLLe dak nieL lichLvaardig on
Le gaan.
Bedrelglngen van het platte dak
T PlaLLe daken worden zwaar belasL door heL
buiLenklinaaL, zwaarder dan de gevels.
8ij nooi weer wordL een plaL dak langdurig
door de zon beschenen waardoor de opper-
vlakLeLenperaLuur hoog oploopL, vooral in de
zoner bij een hoge zonnesLand en een hoge
luchLLenperaLuur. 's NachLs daarenLegen zal
bij heldere henel heL dak warnLe afsLralen
naar de henelkoepel waardoor de oppervlak-
LeLenperaLuur LoL onder de luchLLenperaLuur
kan dalen. verder kunnen ploLselinge en snel-
verlopende LenperaLuurwisselingen opLreden,
bijvoorbeeld in de vorn van een LenperaLuur-
val bij een onweersbui op een heLe dag.
2 OnbedekLe biLunineuze en kunsLsLof-
producLen zijn verouderingsgevoelig, neL nane
door heL ulLravioleLLe deel van heL zonlichL.
3 MeLalen daken (van zink, sLaal, aluniniun,
koper en lood) zijn sLerk LenperaLuurgevoelig
(uiLzeLLing) waardoor relaLief groLe verschui-
vingen kunnen opLreden. DiL leverL proble-
nen op bij de voegen, de doorvoeren en de
bevesLigingspunLen.
4 PlaLLe daken zijn waLerdichL en daaron
in principe ook danpdichL. 8ij vochLige bin-
nenruinLen kan diL LoL inwendige condensaLie
direcL onder de waLerdichLe laag leiden als er
geen danprennende laag aan de binnen-
zijde van de isolaLie is aangebrachL (of als deze
nieL goed funcLioneerL) en hierdoor vochL in
de isolaLie kan LoeLreden.
8ij opwarning neenL de danpspanning van
heL opgesloLen vochL sLerk Loe waardoor in
geval van een biLunineuze of kunsLsLoffen
dakbedekking kans besLaaL op blaasvorning.
5 voor de LransparanLe delen wordL glas of
kunsLsLof LoegepasL.
Clas is qua verwering en duurzaanheid een
zeer besLendig naLeriaal, naar kweLsbaar voor
breuk.
Dus noeLen er bij glazen kappen naaLregelen
worden geLroffen on glasbreuk (of alLhans heL
neersLorLen van glasscherven) Le voorkonen.
1ransparanLe kunsLsLof (zoals acrylaaL en po-
lycarbonaaL) is veel Laaier dan glas, naar ook
veel slapper, LenperaLuurs- en verouderings-
gevoeliger. Dus noeLen in zulke gevallen weer
naaLregelen worden geLroffen on deze
nadelen Le conpenseren.
6 vaak is heL afschoL van heL plaLLe dak onvol-
doende gelijknaLig verdeeld waardoor plas-
vorning opLreedL en heL waLer langere Lijd op
heL dak blijfL sLaan. DiL waLer verdanpL, neL
als gevolg een hoge concenLraLie aan scha-
delijke sLoffen uiL de aLnosfeer op heL dak.
verder kan in de winLer waLer daL bevriesL no-
gelijk schade aanrichLen aan heL dak.
7 Een vochLig dak vervuilL snel en houdL
genakkelijk sLof vasL waardoor op heL dak
eerder begroeiing opLreedL. De worLels van
sonnige planLen zijn in sLaaL op Lernijn de
dakbedekking Le doordringen waardoor
lekkage onLsLaaL.
PlaLLe daken worden veelal op diverse
plaaLsen doorbroken door bijvoorbeeld kana-
len voor de luchLafzuiging en rookgasafvoer.
Ook worden vaak objecLen zoals sLeunpunLen
voor de gevelonderhoudsinsLallaLie op heL dak
geplaaLsL. Zulke versLoringen worden zelden
gedeLailleerd uiLgewerkL, heLgeen leidL LoL
inprovisaLie bij de uiLvoering en kweLsbaar-
heid in gebruik.
Evenzo geldL diL voor de dakranden en noei-
lijke aansluiLingen neL andere consLrucLie-
delen.
9 De gevolgen van lekkage bij een plaL dak
zijn groLer dan bij een hellend dak. Ook heL
lokaliseren van gebreken is door heL in de
dakconsLrucLie zijdelings weglopen van heL
lekwaLer vaak noeilijk.
Cevelonderhoudslnstallatles worden ln
hoofdstuk T3 van deel 4b Cevels besproken
06950505_Hfdst_04.indd 273 09-12-2005 10:53:13
274
1 geprofileerde stalen dakelementen sandwichpaneel 2
PE - profiel PE - profiel
waterkerende lagen, bijvoorbeeld twee-laags
gebitumeerd dakvlies vastgeplakt met bitumen
leislag
warmte-isolerende laag,
bijvoorbeeld minerale wol
triplexplaten (omgekeerd dak) 3 cellenbetonplaten 4
prefab betonbalk houten balk
ballastlaag (grind)
bijvoorbeeld polyurethaanschuim
warmte-isolerende laag, waterkerende lagen
waterkerende lagen
verankering
ter plaatse gestort beton op breedplaten 5
warmte-isolerende laag
waterkerende lagen
breedplaat massieve muur
stalen dakpaneel met polystyreenvulling
en PVC bekleding
lijmranden
strook PVC dakfolie
Flguur 4.74 Enkele vornen van laagopbouw bij plaLLe daken
06950505_Hfdst_04.indd274 15-11-200515:54:03
4 SCHElDEN 275
Opbouw van het platte dak
liguur 4.74 biedL vijf vornen van laagopbouw
voor heL plaLLe dak neL Lhernische isolaLie.
DiL geefL een indruk van de groLe verscheiden-
heid aan oplossingen die in de prakLijk voor-
konL.
WaL beLrefL de opnane en de afdrachL van de
belasLingen verdienL een lichL en dus nieL-sLeen-
achLig dak de voorkeur. ln bouwfysisch opzichL
en qua duurzaanheid is echLer in heL algeneen
een zwaardere, sLeenachLige consLrucLie aan Le
bevelen, afgedekL door een waLerkerende be-
schernlaag. Een zware sLeenachLige ondergrond
zal onder invloed van de veranderlijke belasLin-
gen en LenperaLuurwisselingen nanelijk ninder
vervornen en bewegen dan een lichLe onder-
grond zoals geprohleerde sLaalplaaL. verder is heL
warnLeaccunulerend vernogen van een zwaar
dak gunsLig voor heL sLabiliseren van de binnen-
LenperaLuur.
HeL afdekken van een biLunineuze of kunsL-
sLoffen dakafwerking door Legels of grind is
eveneens gunsLig. De dakhuid wordL zodoende
beschernd Legen de zon en kan door de ballasL
los op de ondergrond worden gelegd waardoor
deze ninder bewegingen opgedrongen krijgL.
1egenover een beLere consLrucLie sLaan in heL
algeneen hogere kosLen, zoals eerder gesLeld.
DiL geldL uiLeraard ook voor heL plaLLe dak zoals
uiL hguur 4.75 blijkL.
MeL dergelijke vergelijkingen zal nen per geval
de kosLen en de gewensLe kwaliLeiL Legenover
elkaar noeLen afwegen.
Temperatuurgedrag
liguur 4.7 geefL voor drie dakopbouwwijzen
heL verloop aan van de tcmpcrdtuur vdn dc
wdtcrkcrcndc lddg, hguur 4.7-1 geldL voor een
warne zonerdag en hguur 4.7-2 voor een
koude winLerdag, beide neL heldere henel, ook
's nachLs.
8ij een dakopbouw van heL Lype 1 ligL de wa-
LerdichLe laag onbeschernd op de isolaLielaag.
Hierdoor kan bij zonLoeLreding vrijwel geen
warnLe naar onderen worden afgegeven. De
LenperaLuur in de bovensLe laag wordL overdag
Flguur 4.75 lndicaLie kosLprijsverhouding Lussen verschillende dakconsLrucLies
100
tegels
tegeldragers/spouw
bit. dakbedekking
betonplaat
isolatie
0 50
golfplaat
betonplaat
bit. dakbedekking
bit. dakbedekking
isolatie
betonplaat
meanderplaat
dragende
isolatie
afdekplaat
bitumineuze
dakbedekking
isolatie
stalen meanderplaat
150 200 250%
06950505_Hfdst_04.indd275 09-12-200513:35:18
276
dan ook vooral bepaald door de warnLeafgifLe
aan de luchL. Zo wordL in heL gegeven geval bij
een warne en zonnige dag in de waLerkerende
laag een LenperaLuur van Legen de 50 C bereikL
en bij windsLil weer, wanneer de overgangsweer-
sLand heL grooLsL is, zelfs een LenperaLuur van
bij de 70 C. We zien daL de wisseling van de
LenperaLuur in een eLnaal zeer grooL kan zijn,
neL nane in de zoner (in heL voorbeeld circa
50 C verschil Lussen heL naxinun en nini-
nun), naar ook in de winLer (in heL voorbeeld
circa 30 C verschil).
1oevoeging van beLonLegels neL een kleine
luchLspouw daaronder (Lype 2) heefL een
beperkL naLigend effecL op de LenperaLuur-
wisseling: in de zonersiLuaLie Lerug naar circa
35 C verschil en in de winLersiLuaLie Lerug naar
circa 15 C verschil.
's NachLs is heL effecL van de Lhernische nassa
van de beLonLegels verhoudingsgewijs groLer
dan overdag. DiL konL ondaL overdag de Loe-
sLroon van warnLe door zonbesLraling zo grooL
is daL dan heL effecL van de Lhernische nassa
beperkL is, diL in LegensLelling LoL 's nachLs wan-
neer slechLs een kleine opwaarLse warnLesLroon
door uiLsLraling plaaLsvindL.
EchL drasLisch anders wordL heL beeld indien de
waLerkerende laag onder de isolaLielaag (gebal-
lasL door Legels of grind) wordL gelegd overeen-
konsLig Lype 3, heL zogeheLen ongekeerde dak.
ln daL geval gaaL de LenperaLuur van de waLer-
kerende laag vrijwel volledig gelijk op neL de
binnenLenperaLuur (lichL varierend aangenonen
rond de 20 C) en wordL deze nog naar heel
weinig beinvloed door heL buiLenklinaaL.
WaL beLrefL de waLerkerende laag is diL een zeer
gunsLige uiLkonsL.
Afschot
On Le voorkonen daL er waLer op heL plaLLe
dak kan blijven sLaan ( sLofaanhechLing en
planLonLwikkeling) en on Le vernijden daL heL
plaLLe dak een onnodig hoge waLerbelasLing Le
verduren krijgL (zo is 100 nn waLerhoogLe al
gelijk aan een nassa van 100 kg}n
2
= 1 kN}n
2
)
zal heL dak van een behoorlijk afschoL noeLen
worden voorzien. Hierbij noeL goed rekening
worden gehouden neL de sLijfheid van de dra-
gende consLrucLie. voorkonen noeL worden daL
deze onder invloed van de waLerbelasLing Leveel
gaaL doorbuigen waardoor plasvorning opLreedL
en in heL ergsLe geval zelfs insLorLing door waLer-
accunulaLie. ln paragraaf 3.4.2.e Stijlhcid:ci:cn
ddkcn is hier al de nodige aandachL aan besLeed.
Een afschoL van Len ninsLe 2% = 20 nn}n
wordL aanbevolen on zeker Le zijn van een
goede waLerafvoer. 8ij een dergelijk afschoL zal
heL waLer vloL wegsLronen en daarbij Levens
enig vuil kunnen neenenen.
Afstromlng
voor de waLerafsLroning van heL dak zijn vele
oplossingen nogelijk, afhankelijk van de
gebouwsoorL en heL dakoppervlak. Een aanLal
afsLroonnogelijkheden is weergegeven in hguur
4.77.
Flguur 4.76 1enperaLuurgedrag (geschenaLiseerd) van de waLerkerende laag bij drie dakopbouwwijzen
2
1
3
3
3
2
1
2
1
2 zomersituatie 1
0
0
10
20
6
50C
40
30
12 18 24uur
o
0
-20
-10
0
10
30C
20
o
wintersituatie
6 18 12 24uur
isolatielaag
waterker.laag
isolatielaag
betontegels
beton
beton
isolatielaag
waterker.laag
luchtlaag
betontegels
beton
waterk.laag
06950505_Hfdst_04.indd276 15-11-200515:54:07
4 SCHElDEN 277
Flguur 4.77 HenelwaLerafvoer plaLLe daken
aan buitenzijde
bakgoot en regenpijpen
onzichtbare goten
van buitenkant
6 inwendige afvoer via
inpandige kolommen
5 mogelijk afvoerregiem
bij dubbele zadeldakvorm
3 schilddakvorm
8 instroomprofielen
6 posities afvoer bij
inpandige kolommen
a
trechtervorm
afvoervullend
(onder afschot)
7 inwendige afvoer
via verzamelpijp
verzamelpijp
4 zadeldakvorm met verhoogde
opstanden ter maskering
van de dakvorm
opstand
wateropvang
1 plat dak
(glazen of metalen 'doos')
2 zadeldakvorm
gootstrook
rand-
en regenpijpen
afschot?!
overstort
"brievenbus"
06950505_Hfdst_04.indd 277 15-11-2005 15:54:10
27
Er besLaaL een zekere voorkeur on heL henelwa-
Ler buiLen de onhulling van heL gebouw Le hou-
den. Men vernijdL hiernee bij slechL onderhoud
lekkage in de binnenruinLe. 8ij groLe dakvlakken
is heL echLer neesLal aanLrekkelijker heL henel-
waLer (gedeelLelijk) binnendoor af Le voeren. Zo
voorkonL nen groLe hoogLeverschillen op heL
dak, benodigd voor heL afschoL. 8ij volledige
waLerafvoer binnendoor kan nen bovendien
afzien van de nodige dakranddoorbrekingen en
regenpijpen langs de gevels. DaarLegenover sLaaL
daL bij binnenafvoer hogere kwaliLeiLseisen noe-
Len worden gesLeld aan de afvoervoorzieningen
door heL exLra risico van waLerschade. 8ovendien
zal ervoor noeLen worden gezorgd daL de wa-
Lerinlopen nieL versLopL kunnen raken en noeL
worden voorzien in een oversLorL Ler voorkoning
van waLeraccunulaLie.
8alkons, galerijen en loggia's vereisen ook een
georganiseerde waLerafvoer. MeesLal gebeurL diL
buiLenon, van verdieping LoL verdieping naar
beneden afdalend. Sons vindL de afvoer ook
binnendoor plaaLs (of alLhans versLopL in heL ge-
velpakkeL), zeker als de vlakken nieL boven elkaar
zijn geprojecLeerd en nen de aanblik van regen-
pijpen nieL waardeerL.
ln de prakLijk wordL nieL alLijd voldoende zorg
besLeed aan heL onLwerp en de deLaillering van
henelwaLerafvoervoorzieningen. Menignaal
wordL dan ook de henelwaLerafvoer gezien als
een noodzakelijk kwaad daL nen heL liefsL zou
willen negeren.
liguur 4.78 geefL LoL sloL een voorbeeld van de
afvoerproblenaLiek neL enige nogelijke oplos-
singen.
Platte daken, met speclale aandacht voor de
dakbedekklng, worden behandeld ln deel 4a
0mhulllng, hoofdstuk 4 Plotte doken
Flguur 4.7 voorbeeld problenaLiek henelwaLerafvoer parkeerdak
betonpoer
bestrating
vooraanzicht 1 zijaanzicht,
rechte afvoer
zijaanzicht, afvoer
met bochtstukken
a
2
funderingspaal
2
b
zijaanzicht, met
verschoven
2
randbalk
c
T-T plaat
kolom
afvoerpijp
balustrade met rooster
van gietijzer
bochtstukken
afvoerput
HEA-profiel
h.w.a.
als randbalk
console
aangelaste
voor oplegging
UNP-profiel
als randbalk
TT-profielen
06950505_Hfdst_04.indd 278 15-11-2005 15:54:12
4 SCHElDEN 279
4.3 Inwendlge scheldlngen
van de vele funcLies die voor de uiLwendige
scheidingen volgen uiL de hoofdfuncLie van heL
beschernen blijven er voor de inwendige schei-
dingen slechLs beLrekkelijk weinig over, hguur
4.7. De belangrijksLe resLerende funcLies zijn:
heL weren van ongewensLe inkijk en heL onge-
wensL binnenLreden van personen, heL weren
van geluidsoverlasL uiL aangrenzende ruinLen,
heL evenLueel Legengaan van branddoorslag en
heL evenLueel Lhernisch isoleren bij aanzienlijke
LenperaLuurverschillen.
Door heL wegvallen van een aanLal 'zware' func-
Lies, beLrekking hebbend op de klinaaLscheiding
en de beveiliging, zijn de inwendige scheidingen
consLrucLief aannerkelijk ninder kriLisch dan de
uiLwendige scheidingen. DiL verschil wordL nog
eens versLerkL doordaL de verschijningsvorn van
de inwendige scheidingen neesLal weinig bijzon-
der is, behoudens represenLaLieve ruinLen.
Op de volgende punLen zullen we dieper ingaan:
T gebruik,
2 klinaaLbeheersing,
3 geluidsisolaLie,
4 geluidsabsorpLie,
5 bekleding.
Onder de noener van heL 'gebruik' nenen we
hier Levens de 'privacy' nee, diL wil zeggen de
bescherning Legen ongewensLe inkijk en
binnendringers.
PunL 5 (bekleding) beLrefL heL Loevoegen van
een of neer afwerklagen. 8ij wanden en pla-
fonds is de bekleding neesLal in de eersLe plaaLs
bedoeld on de achLerliggende consLrucLie Le
bedekken en Le beschernen, on de aanblik er-
van Le verfraaien en evenLueel ook on de akoes-
Liek van de ruinLe Le verbeLeren.
Flguur 4.79 LiliLaire funcLies van inwendige scheidingen
* bijdragen in het gewenste binnenklimaat
* bijdragen in de akoestiek
* ruimtelijke afbakening
* evt. indirecte dag- en zonlichttoetreding
* evt. doorkijk * openingen, doorgangen en doorvoeren
* visuele aanblik
* plaatsen van objecten en lopen, werken, rijden etc. (op horiz. vlakken)
* aanhangen van objecten ( vert. en onderzijde horizontale vlakken)
* tegen ongewenste temperatuurverschillen,
* tegen geluidsoverlast vanuit andere ruimten
* tegen ongewenste inkijk en ongewenst betreden van de ruimte
* tegen branddoorslag
* tegen stank en stofverspreiding
scheidingen
inwendige
e. gebruiken
a. beschermen
d. verbinden
c. conditioneren
b. begrenzen
* opvangen en overdragen van belastingen
f. dragen
vocht-, tocht-, en kunstlichthinder
06950505_Hfdst_04.indd 279 15-11-2005 15:54:14
20
8ij vloeren noeL de Loplaag prinair voldoen aan
de gebruiksvoorwaarden gekoppeld aan heL be-
lopen enzovoorL.
HeL voor de inwendige scheidingen belangrijke
aspecL van de brandwerendheid ( voorkonen
van branddoorslag bij de brandscheidingen) la-
Len we hier rusLen ondaL diL punL al voldoende
is behandeld in hoofdsLuk 2 (zie hiervoor neL
nane paragraaf 2.3.4.c).
4.3.T Cebrulk
Vloeren
vloeren noeLen vlak en horizonLaal worden af-
gewerkL on goed Le kunnen worden gebruikL
voor heL plaaLsen van neubels, kasLen en andere
invenLarisgoederen en voor heL belopen en be-
rijden ervan. De eisen Len aanzien van de vlak-
heid en sLijfheid van de vloer hangen sLerk af van
heL gebruik. Zo worden hoge eisen gesLeld aan
onder neer sporLhalvloeren en laboraLoriun-
vloeren, veel hoger dan bijvoorbeeld aan vloeren
van woningen.
Elke vloer noeL daarnaasL nininaal voldoen aan
de sLijfheidseisen volgens de 1C8-Algeneen:
8cld:tingcn cn vcrvormingcn (NEN 702). Hierop
is al uiLgebreid ingegaan in paragraaf 3.4.
Aan heL vloeroppervlak kunnen vele en gedeLail-
leerde eisen worden gesLeld. Deze worden voor-
nanelijk bepaald door heL gebruik.
Flguur 4.0 Enkele aansluiLnogelijkheden inwendige scheidingsconsLrucLies neL de hoofddraagconsLrucLie
4 als 3 met verlaagd plafond
7 stalen constructiedelen
weggewerkt in spouw
8 als 6 met verlaagd plafond
5 gentegreerde ligger met kanaal-
plaatvloer op stalen kolom
6 staalbetonligger met breedplaat-
vloer op stalen kolom
1 wandenskelet met vlakke
plaatvloer (gietbouw)
2 kolommenskelet met vlakke
plaatvloer (gietbouw)
3 kolommenskelet met balken en
breedplaatvloer
06950505_Hfdst_04.indd 280 15-11-2005 15:54:16
4 SCHElDEN 2T
Zo kunnen onder neer eisen worden gefornu-
leerd Len aanzien van:

vlakheid,

oppervlakLehoedanigheid:
LexLuur (oppervlakLesLrucLuur),
sLroefheid,
reecLiegraad,

hardheid}elasLiciLeiL, indrukweersLand en her-


sLel bij heL onLlasLen,

slijLvasLheid en duurzaanheid,

schoonnaak,

Lechnisch onderhoud.
ln paragraaf 4.3.5 gaan we nog ieLs verder op
deze gebruiksaspecLen in.
MeesLal is ook de visuele waarnening en waar-
dering belangrijk. ln zulke gevallen zullen er ook
eisen worden gesLeld aan heL uiLerlijk.
Wanden
Wanden noeLen doorgaans vlak, glad en neu-
Lraal worden opgeleverd.
vooral in de woningbouw wordL neesLal sLreng
vasLgehouden aan een sLrakke en vlakke wand-
afwerking van de verblijfsruinLen on de bewo-
ners zoveel nogelijk vrij Le laLen bij heL inrichLen
van de ruinLen. DiL is een belangrijke reden
waaron verplaaLsbare scheidingswanden neL
blijvend zichLbare naden Lussen de elenenLen,
zoals in de uLiliLeiLsbouw veel voorkonL, in de
woningbouw nieL geliefd zijn. liguur 4.80 LoonL
enkele aansluiLnogelijkheden van binnenwan-
den op de draagconsLrucLie. Hiervan konL in heL
algeneen gesproken slechLs nodel 1 in aanner-
king voor woningscheidende wanden.
Plafonds
WaL beLrefL de onderkanL van de vloer of heL
plafond is de vrijheid van vorngeving en afwer-
king veel groLer, al wordL ook dan neesLal de
voorkeur gegeven aan een vlakke en neuLrale
afwerking on heL plaaLsen en verplaaLsen van
wanden, heL posiLioneren van de arnaLuren en
dergelijke zo probleenloos nogelijk Le laLen
verlopen.
ln de woningbouw en de aanverwanLe secLor
van logiesgebouwen (hoLels en dergelijke) lijkL in
diL verband heL kosLenargunenL overheersend.
Hierdoor konL voor de 'plafonds' in diL soorL
gebouwen al sinds LienLallen jaren vrijwel slechLs
n oplossing in aannerking: die van de vlak
afgewerkLe vloer voorzien van een neuLraal wiLLe
spuiLlaag.
Vlsuele scheldlng
8escherning Legen inkijk en verlichLing vanuiL
naburige ruinLen kan op sinpele wijze worden
bereikL neL dichLe scheidingsconsLrucLies. Door-
schijnende naar nieL-doorzichLige scheidingen
kunnen worden LoegepasL waar lichLLoeLreding
wenselijk is, naar gedeLailleerd zichL op de ge-
beurLenissen aan de andere zijde van de schei-
ding ongewensL is.
Toegangsbelemmerlng
Aan de eis van heL weren van ongewensLe in-
dringers kan in de neesLe gevallen consLrucLief
genakkelijk worden voldaan. MeesLal zijn dan
ook geen exLra voorzieningen nodig als de ge-
luidsisolaLie en de brandwerendheid al in reke-
ning zijn gebrachL. ln sonnige gevallen gaan
de eisen verder en noeLen er aanvullende naaL-
regelen worden geLroffen on naasL de uiLwen-
dige ook de inwendige scheidingsconsLrucLies
inbraakwerend Le naken.
De zwakke plekken in de 'doneinbegrenzingen'
zijn evenwel de Loegangen, deze noeLen in-
ners de LegensLrijdige funcLies van enerzijds heL
verlenen van Loegang aan de gewensLe personen
en anderzijds heL verhinderen van Loegang aan
indringers neL elkaar verenigen.
4.3.2 Kllmaatbeheerslng
Thermlsche lsolatle
Aan de Lhernische isolaLie van de inwendige
scheidingen behoefL in heL algeneen nauwelijks
aandachL Le worden besLeed ondaL de Lenpera-
Luurverschillen Lussen de binnenruinLen neesLal
beLrekkelijk klein zijn en de warnLe die de schei-
dingen passeerL vaak nog wel nuLLig is voor de
aangrenzende ruinLen.
De Lhernische isolaLie en ook de LochLdichLing
zijn heL algeneen al neL beperkLe voorzieningen
LoL een bevredigend resulLaaL Le brengen.
Waar verblijfsruinLen grenzen aan koude,
onverwarnde ruinLen, zoals kelders, schuren,
parkeergarages enzovoorL zal nen nieLLenin
noeLen zorgen voor voldoende Lhernische iso-
laLie.
06950505_Hfdst_04.indd 281 15-11-2005 15:54:16
22
Flguur 4.T Massa en warnLeweersLand van enige binnenwand- en vloerconsLrucLies
vloer
+ afwerklaag
+ isolatie
180
+50
200 mm kanaalplaatvloer
+ afwerklaag
320
+50
d = 40 mm
d = 70 mm
d = 100 mm 3,0
2,2
1,3
massa
[kg/m ]
2
[m K/W]
warmteweerstand
2
c
constructie
+ afwerklaag
200 mm kanaalplaatvloer
+50
320
0,25
3,0
gipskartonplafond
houten vloer met
40 0,40
+50
200 mm gewapend beton
+ afwerklaag
480
0,12
46
metalstud wand met
dubbele gipskarton-
1,50
22
metalstud wand
met gipskartonplaten
0,30
400
spouwmuur
hardgrauw baksteen
0,50
450
steensmuur
kalkzandsteen
0,25
480 200 mm gewapend beton 0,10
platen en gedeeltelijke
spouwvulling van
minerale wol

5
0
1
2
0
d
{
(12,5 - 45 - 12,5)
(25 - 125 - 25)
+ isolatie
.
06950505_Hfdst_04.indd 282 09-12-2005 10:58:02
4 SCHElDEN 23
Zo wordL nieL alleen onnodig warnLeverlies Le-
gengegaan, naar wordL ook de behaaglijkheid
bevorderd (geen lasL van koudesLraling).
liguur 4.81 geefL van een aanLal wand- en vloer-
consLrucLies de nassa m en de warnLeweersLand
R
c
die de doorsnede leverL. 1er vergelijking zijn
ook Lwee voorbeelden van geisoleerde begane-
grondvloeren als scheidingen neL de onder-
grond in heL overzichL opgenonen.
Warmteaccumulatle
ln de sLabilisaLie van de binnenluchLLenpera-
Luur kunnen in principe alle onhullende vlakken
bijdragen (dus nieL alleen de uiLwendige schei-
dingsconsLrucLies, naar ook de inwendige schei-
dingsconsLrucLies) afhankelijk van heL vernogen
LoL warnLeaccunulaLie per gebouwdeel en de
nogelijkheid LoL warnLe-uiLwisseling van de
binnenluchL neL de ruinLeonhulling.
Wil nen bijvoorbeeld in een kanLoorgebouw de
warnLecapaciLeiL van de vloeren goed kunnen
benuLLen, dan zal nen op de gewensLe Lijden
circulaLieluchL langs de kale vloerconsLrucLie
noeLen laLen sLrijken, heLzij onderlangs bij ver-
laagde plafonds, heLzij bovenlangs bij verhoogde
vloeren. 8ij kanaalplaLen kan nen de luchL even-
Lueel ook door de kanalen heenvoeren, over-
dag on de warnLe van de binnenluchL aan de
kanaalplaLen Le laLen afgeven en 's nachLs koele
luchL van buiLen on de inniddels opgewarnde
plaLen weer Le laLen afkoelen.
Zie verder paragraaf 4.2.4.
4.3.3 Celuldslsolatle
De geluidsisolaLie is een zeer belangrijk aan-
dachLspunL bij de keuze van de naLerialen, de
dinensionering en de deLaillering van de inwen-
dige scheidingsconsLrucLies. Zowel aan de lucht-
gcluid:i:oldtic als aan de conLacLgeluidsisolaLie
worden hoge eisen gesLeld. Deze eisen noeLen
goed worden begrepen en geinLerpreLeerd on
geen LeleursLellende resulLaLen Le krijgen.
4.3.3.a Luchtgeluldslsolatle
voor heL aangeven van de benodigde en gerea-
liseerde luchLgeluidsisolaLie van binnenwanden
en vloeren wordL uiLgegaan van genorneerde
waarden voor heL geluidsdrukniveauverschil,
aangeduid neL de Lern D
n1
.
ln hguur 4.82 zijn de genorneerde waarden
voor D
n1
grahsch uiLgezeL voor de ocLaafbanden
neL niddenfrequenLies l
n
= 125, 250, 500,
1.000 en 2.000 Hz (geLrokken lijn).
ln de hguur sLaan Ler vergelijking ook de
geneLen waarden van een bepaalde scheidings-
consLrucLie aangegeven (sLippellijn).
normwaarden
beter
slechter
middenfrequentie octaafbanden in Hz
125 250 500 1000 2000
0
20
30
40
50
voorbeeld
60
70
34
43
50
53
54
[

d
B

]
l
u
c
h
t
g
e
l
u
i
d
s
i
s
o
l
a
t
i
e
D
n
T
f
m
40,5
42,5
57,0
63,0
65,0
gemeten waarden
Flguur 4.2 LuchLgeluidsisolaLie: nornwaarden woning-
scheidende consLrucLies en voorbeeld geneLen waarden
Isolatle-lndex
voor heL verschil Lussen benodigde en gerea-
liseerde luchLgeluidsisolaLie gebruikL nen heL
begrip isolaLie-index
lu
. Wijken de geneLen
waarden nieL af van de nornwaarden, dan
heefL de LoegepasLe consLrucLie volgens af-
spraak een
lu
-waarde gelijk aan 0 d8. ls heL
geniddelde van de geneLen waarden gelijk
aan heL geniddelde van de nornwaarden,
dan geldL eveneens:
lu
= 0. ls de geleverde
presLaLie beLer, dan wordL de
lu
posiLief,
anders negaLief.
d Ccmiddcld vcr:chil
ln ons voorbeeldgeval van hguur 4.82 is heL
geniddelde verschil gelijk aan:
1
}
5
(+ ,5 0,5 + 7,0 + 10,0 + 11,0) =
= +,8 d8 = +7 d8
OndaL heL geniddelde verschil van alle waar-
den door uiLschieLers van de neeLwaarden
nieL alLijd LoL een bevredigende uiLkonsL leidL,
noeL bovendien worden berekend:
06950505_Hfdst_04.indd 283 15-11-2005 15:54:19
24
b Ccmiddcldc vdn dc twcc klcin:tc i:oldticvcr-
:chillcn, vcrmccrdcrd mct 2 d8
1
}
2
( 0,5 + ,5) + 2 = +5 d8
c |lcin:tc i:oldticvcr:chil, vcrmccrdcrd mct 4 d8
(42,5 43) + 4 = +3,5 d8, of afgerond +4 d8
van de drie uiLkonsLen van a, b en c geldL
vervolgens de kleinsLe als naaLgevend.
Dus wordL hier:
lu
= +4 d8
Leggen we hguur 4.82 naasL hguur 4.3, dan
kunnen we hieruiL opnaken daL een
lu
van
0 d8 bij benadering overeenkonL neL een
vereisLe isolaLiewaarde R van 50 d8(A).
Karakterlstleke luchtgeluldslsolatle-
lndex
lu,k
De
lu
-waarde wordL evenals de D
n1
beinvloed
door de nagalnLijd in heL onLvangverLrek: in een
groLere ruinLe neenL de nagalnLijd Loe waar-
door de onLvanger neer geluid waarneenL. On
deze invloed Le verdisconLeren is de
lu,k
geinLro-
duceerd, de kdrdktcri:tickc luchtgcluid:i:oldtic-
indcx.
liguur 4.83 LoonL voor woningen en kanLoren
heL verschil Lussen de
lu,k
en de
lu
als afhankelijke
van de verhouding Lussen heL volune V van heL
onLvangverLrek en de oppervlakLe S van de schei-
dingsconsLrucLie Lussen zend- en onLvangruinLe.
iL de hguur kan worden opgenaakL daL in een
kleine onLvangruinLe de
lu
lager uiLvalL dan de

lu,k
(diL wil zeggen ninder nagaln leidL LoL een
lichLere geluidsisolaLie-eis) en in een groLe onL-
vangruinLe hoger (diL wil zeggen neer nagaln
leidL LoL een zwaardere isolaLie-eis).
lsen aan de
lu,k
De luchLgeluidsisolaLie van de inwendige schei-
dingsconsLrucLie Lussen Lwee binnenruinLen
noeL aan bepaalde eisen voldoen. ln heL 8ouw-
besluiL worden deze eisen 'opgehangen' aan de

lu,k
.
Deze zijn alsvolgL sanen Le vaLLen:


lu,k
> 0 d8 Lussen een besloLen ruinLe van
een woning}gebouw en een nieL LoL die woning
of daL gebouw behorend verblijfsgebied,


lu,k
> 5 d8 Lussen een besloLen ruinLe van
een woning}gebouw en een nieL LoL die woning
of daL gebouw behorende ruinLe, geen verblijfs-
gebied zijnde,


lu,k
> 20 d8 Lussen verblijfsruinLen in een
woning.
Als we ook sLellen daL
lu,k
= 0 d8 R = 50 d8(A),
noeLen woningscheidende wanden en vloeren
dus een isolaLiewaarde bieden van ongeveer 50
d8(A). DiL is een eis die wordL bereikL door bij-
voorbeeld een beLonwand van 175 nn dik. Een

lu,k
van 20 d8 kan vervolgens worden gelijkge-
sLeld aan een R van ongeveer 30 d8(A). DiL konL
in de buurL van de isolaLie die wordL bereikL door
bijvoorbeeld een glasplaaL van 8 nn dik.
Flguur 4.3 EffecL nagaln op luchLgeluidsisolaLie
3
6
= 3 1 V/S
V/S
v
e
r
s
c
h
i
l
-2
0
-4
-3
1 2

l
u
-1
0
l
u

;

k

-
2
1
4
in m
3 5
1
S
V
V/S 2 = 8
10 8 7 9
b:
lu
2
12 11 13

lu ; k
4
5

lu
woningen
= luchtgeluidsisolatie-index
lu

= karakteristieke luchtgeluidsisolatie-index
lu ; k

met als verband:


=
lu ; k lu
- 10 log
(
V
S T
1
ref
(
- 1
waarbij:
= volume ontvangvertrek V
= oppervlak scheidingsconstructie S
= referentie-nagalmtijd T
ref
met:
T
ref
= 0,5 sec voor woningen kromme a
= 0,8 sec voor kantoren kromme b
ref
T
kantoren
a:
06950505_Hfdst_04.indd 284 15-11-2005 15:54:21
4 SCHElDEN 25
liguur 4.84 laaL een Loepassing zien van de
gesLelde eisen op de plaLLegrond van een woon-
gebouw.
De eisen uiL heL 8ouwbesluiL noeLen worden
opgevaL als ninina. vooral als heL leef- en
werkpaLroon Lussen de verschillende bewoners}
gebruikers sLerk uiLeenloopL, kan er nog aanzien-
lijke hinder opLreden. OndaL geluidhinder van
de buren in de prakLijk zeer gevoelig ligL, is een
hogere isolaLie-eis sLerk aan Le bevelen.
Onderzoekingen hebben uiLgewezen daL voor
woningscheidende wanden en vloeren de grens-
waarde van de isolaLie-index voor luchLgeluid
neL +5 d8 zou noeLen worden opgeLrokken on
als 'redelijk' Le kunnen worden gekwalihceerd.
Dus kan voor woningscheidende wanden en
vloeren worden aanbevolen uiL Le gaan van een

lu,k
> +5 d8.
4.3.3.b Contactgeluldslsolatle
WordL een scheidingsconsLrucLie langs necha-
nische weg rechLsLreeks in Lrilling gebrachL, dan
onLsLaaL conLacLgeluid. Deze vorn van geluids-
overdrachL kan buiLengewoon hinderlijk zijn en
noeL daaron zeer kriLisch worden benaderd.
8eruchL is heL boren van gaLen in beLon in
woonaLs. Maar ook een dichLslaande deur,
lopen op een sLenen vloer en heL doorLrekken
van de wc bij de buren of heL dreunen van de
lifLnoLor kan als hoogsL irriLanL worden ervaren.
Kennerkend voor conLacLgeluid is daL plaaLselijk
veel energie op de consLrucLie wordL overge-
dragen waardoor de opgewekLe Lrillingen in de
vorn van vrije buiggolven LoL ver in de consLruc-
Lie kunnen doordringen en dus ook op groLe
afsLand waarneenbaar zijn (vergelijk heL Likken
van een radiaLor).
Contactgeluldslsolatle-lndex
co
De kwaliLeiL van de conLacLgeluidsisolaLie drukL
nen uiL in de conLacLgeluidsisolaLie-index, aan-
geduid neL
co
.
voor de bepaling van de
co
wordL een genor-
naliseerd hanerapparaaL gebruikL. Hiernee
neeL nen op gesLandaardiseerde wijze heL ge-
luidsdrukniveau |
co
in heL onLvangende verLrek.
DiL wordL afhankelijk van de nagalnLijd in de
onLvangruinLe ongezeL in de |
n1
.
voor de |
n1
zijn nornwaarden opgesLeld. Zijn de
geneLen waarden voor |
n1
gelijk aan de norn-
waarden, dan is
co
= 0 d8, bij een lagere uiL-
konsL wordL ninder conLacLgeluid doorgegeven
Flguur 4.4 Eisen aan de luchLgeluchLsisolaLie uiLgedrukL in
lu,k
, LoegepasL op een woongebouw
schappelijke ruimte
besloten gemeen-
verblijfsruimte B2
verblijfs-
ruimte B3
overige
ruimte
verkeers-
ruimte
woning B
buiten-
ruimte
lift
verblijfsruimte A2
verblijfsruimte B1
verblijfsruimte A1
verblijfs-
g
e
m
e
e
n
s
c
h
a
p
p
e
l
i
j
k
e
b
u
i
t
e
n
r
u
i
m
t
e

(
g
a
l
e
r
i
j
)
verblijfsruimte A3
verkeersruimte
ruimte A4
overige
ruimte
overige
ruimte
woning A
buiten-
ruimte
>
-5 dB
-5 dB
>
>
>
>
0 dB
-20 dB
-20 dB
06950505_Hfdst_04.indd 285 15-11-2005 15:54:22
26
en is heL resulLaaL dus beLer dan de norn, bij een
hogere uiLkonsL slechLer. liguur 4.85 LoonL de
nornwaarden voor de verschillende nidden-
frequenLies (geLrokken lijn) en een voorbeeld
van geneLen waarden (sLippellijn).
normwaarden
beter
slechter
middenfrequentie octaafbanden in Hz
125 250 500 1000 2000
0
80
90
40
50
voorbeeld 60
70
70
66
70
[

d
B

]
c
o
n
t
a
c
t
g
e
l
u
i
d
s
n
i
v
e
a
u
L
n
T
f
m
62
64
70
68
63
gemeten waarden
66
66
Flguur 4.5 ConLacLgeluidsniveau: nornwaarden en
voorbeeld geneLen waarden
De beoordeling beLer}slechLer gaaL bij de bepa-
ling van heL conLacLgeluidsniveau dus neL
anderson dan bij de luchLgeluidsisolaLie
(vergelijk hguur 4.82).
iL de vijf niveauverschillen wordL de conLacL-
geluidsisolaLie-index
co
bepaald, op eenzelfde
wijze als beschreven is voor de vijf luchLgeluids-
isolaLie-verschillen.
voor heL gegeven geval van hguur 4.85 leidL diL
LoL:
d:
1
}
5
(+ 8 + 2 4 2 + 7) = +2 d8
b:
1
}
2
(+ 2 2) + 2 = +2 d8
c: 2 + 4 = +2 d8

co
= + 2 d8
ln LegensLelling LoL de
lu
behoefL de
co
nieL Le
worden ongezeL in een
co,k
, ondaL heL con-
LacLgeluid daL wordL doorgegeven veel ninder
wordL beinvloed door de nagaln in heL onLvang-
verLrek.
volgens de huidige opvaLLing is een
co
= 0 d8
voor woningscheidende wanden en vloeren nieL
neer Loereikend. Daaron is in heL nieuwe 8ouw-
besluiL de norn voor conLacLgeluidsisolaLie-index
Lussen de verblijfsgebieden van Lwee gescheiden
woonfuncLies verhoogd LoL
co
= +5 d8.
4.3.3.c Prestatles scheldlngsconstructles
liguur 4.8 laaL als voorbeeld van een zware
sLeenachLige wand en van een lichLe scheidings-
wand zien neL hun presLaLies Len aanzien van de
luchLgeluidsisolaLie.
MeL een sLeenachLige consLrucLie kan op basis
van de 'prakLische nassaweL' (vergelijk hguur
4.44) een hoge geluidsisolaLie worden bereikL,
gewoon door een vrij groLe nassa in Le zeLLen.
Zo bereikL nen neL een nassieve sLenen of
beLonnen wand neL een nassa m = 430 kg}n
2

overeenkonsLig hguur 4.8-1 een geluidsisolaLie
R
500
van circa 50 d8 en een
lu,k
van circa +1 d8.
MeL een lichLe scheidingswand van gipskarLon-
of spaanplaLen op houLen of neLalen sLijlen kan
genakkelijk een
lu,k
van 20 d8 worden gehaald.
'MeLal sLud' sLijlen zijn relaLief buigslap en zijn
daaron gunsLiger voor de geluidsisolaLie dan
houLen sLijlen.
Door de spouw breed uiL Le voeren en Le vul-
len neL ninerale wol kan, zoals hguur 4.8-2
Voorbeeld
Celuldslsolatle-lndex versus
geluldslsolatle
Celuidhinder van de buren was in de volks-
woningbouw alLijd een Lopprobleen. Door
van overheidswege sLrenge eisen op Le leg-
gen aan de geluidsisolaLie van woningschei-
dende wanden en vloeren heefL nen diL
probleen aardig de kop weLen in Le drukken.
Als naaLsLaf werd de isolaLie-index ingesLeld,
gezeL op de waarde 0 d8, zowel voor luchL-
geluid als conLacLgeluid. 8egrijpelijk nis-
schien, naar nieL voor iedereen even genak-
kelijk Le vaLLen en Le onLhouden, ondaL in
heL gewone denken 0 d8 inners sLaaL voor
geen isolaLie. Men noeL zich daaron goed
bewusL zijn van heL verraderlijke onderscheid
Lussen de begrippen geluidsisolaLie-index
(zoals deze wordL gehanLeerd bij de inwen-
dige scheidingen) en geluidsisolaLie R (zoals
gehanLeerd bij de uiLwendige scheidingen).
Nu neL heL 8ouwbesluiL 2003 de basis-
waarde voor de conLacLgeluidsisolaLie voor
woningscheidende wanden en vloeren is
verzwaard LoL
co
= +5 d8, raakL bovendien
de grondslag voor de isolaLie-index neer en
neer uiL heL zichL.
06950505_Hfdst_04.indd 286 09-12-2005 10:58:56
4 SCHElDEN 27
aangeefL, goed een
lu,k
= 5 d8 worden bereikL.
voor een beLere presLaLie is een consLrucLie neL
gescheiden spouwbladen en een doorgaande
spouwvulling de aangewezen oplossing. Op
deze wijze kan bij een wandnassa van 50 a
100 kg}n
2
een
lu,k
worden bereikL LoL 0 LoL
+5 d8.
8ij een zware wand heefL Loepassing van een
vrije spouw nieL zoveel posiLief effecL als bij een
lichLe, buigslappe wand, alLhans nieL waL beLrefL
de luchLgeluidsisolaLie.
1en aanzien van de conLacLgeluidsisolaLie is bij
zware wanden een ankerloze spouw juisL wel van
viLaal belang, niLs ankerende geluidsoverdrachL
geen roeL in heL eLen gooiL.
voor vloerconsLrucLies kunnen vergelijkbare
consLaLeringen worden gedaan.
liguur 4.87 LoonL een aardig beeld van de
effecLen die kunnen worden bereikL neL de
Flguur 4.6 LuchLgeluidsisolaLie: presLaLies van een zware
en een lichLe wand
Flguur 4.7 lndicaLies geluidsisolaLie houLen vloer neL
Loegevoegde scheidingslagen
normwaarden
beter
slechter
middenfrequentie octaafbanden in Hz
125 250 500 1000 2000
0
20
30
40
50
60
70
34
43
50
53
54
[

d
B

]
g
e
l
u
i
d
s
i
s
o
l
a
t
i
e
D
n
T
f
m
2
1
180 mm dik
~
~
430 kg/m
2
m

lu
~
~
+ 1 dB
m
12,5 - 100 - 12,5 mm
lu

2
~
35 kg/m
- 5 dB
~
~
~
= ca -15 dB
= ca -20 dB
lu
co

lu
= ca -13 dB
co

= ca -12 dB
lu
= ca -5 dB
co

= ca -3 dB
lu
= ca -7 dB
co

= ca -8 dB
lu
co

> 0 dB
> 0 dB
m
2
1 = 35 kg/m
= 50 kg/m 2 m
2
= 55 kg/m 3 m
2
= 135 kg/m 4 m
2
vloerhout / plaat
rachelwerk
gipskartonplaat 9,5 mm
rachelwerk
dubbele gipskartonplaat
vloerhout / plaat
minerale wol
(2 x 12,5 mm)
vloerhout / plaat
minerale wol
dubbele gipskartonplaat
(2 x 12,5 mm)
rachelwerk
vrijhangend verlaagd
plafond
cementdekvloer
minerale wol,
vloerhout / plaat
houtvezelplaat
houten balklaag
(in het zicht)
= 165 kg/m 5 m
2
vrijhangend verlaagd
rachelwerk
(2 x 12,5 mm)
dubbele gipskartonplaat
minerale wol
plafond
cementdekvloer
houtvezelplaat
minerale wol,
vloerhout / plaat
06950505_Hfdst_04.indd 287 15-11-2005 15:54:27
2
aangegeven nogelijkheden on de naLige
geluidsisolaLie van een houLen vloer neL een
plafond van gipskarLonplaLen Le verbeLeren. 8ij
elke oplossing vindL nen naasL de
lu,k
nu ook een
opgave voor de
co
. ln de neesLe gevallen blijken
beide uiLkonsLen zeer dichL bij elkaar Le liggen.
iL de resulLaLen kan ook worden opgenaakL
daL bij een houLen vloerconsLrucLie slechLs op
een ingewikkelde (en dus ook dure) wijze kan
worden voldaan aan de geluidseisen voor een
woningscheidende vloer, diL in LegensLelling LoL
de sLeenachLige (beLonnen) vloer.
Vermlnderlng contactgeluldproductle
8ij vloeren kan de conLacLgeluidproducLie (gere-
gisLreerd in de vorn van geneLen waarden voor
|
n1
) aannerkelijk worden LeruggebrachL door
deze Le bedekken neL een zachLe vloerbedek-
king of Le voorzien van een 'zwevende' dekvloer.
liguur 4.88 laaL zo'n zwevende dekvloer zien
neL een plankhouLen afwerklaag op een be-
sLaande beLonvloer. De conLacLgeluidproducLie
wordL hierdoor vooral in de hogere frequenLies
sLerk LeruggebrachL, zoals uiL hguur 4.88-2b
blijkL. Door de nindere vooruiLgang in de lage
frequenLies blijfL de verbeLering van de
co
be-
perkL LoL 10 d8. voor de
lu,k
is winsL nog beschei-
dener: 4 d8.
Men kan ook een verhoogde vloer aanbrengen,
naar heL effecL hiervan voor de
co
noeL nieL
worden overschaL, zeker nieL als de pooLjes die
de dekvloer dragen zonder vcrcnd inLernediair
op de beLonnen ondervloer worden gezeL.
8ij wanden kunnen de hoge neeLwaarden voor
|
n1
(conLacLgeluidsniveau) bij harde sLeen of
beLon sLerk worden LeruggebrachL door over Le
sLappen op een zachLe sLeen, lichLbeLon, cellen-
beLon en dergelijke of door een spouwconsLruc-
Flguur 4. voorbeeld invloed Loevoeging zwevende dekvloer op luchLgeluidsisolaLie en conLacLgeluidsniveau van de vloer
normwaarden
beter
slechter
normwaarden
slechter
beter
frequentie ( Hz )
125 250 500 1000 2000
0
20
30
40
50
60
70
[

d
B

]
g
e
l
u
i
d
s
i
s
o
l
a
t
i
e
D
n
T
1000 500 250 125
c
o
n
t
a
c
t
g
e
l
u
i
d
s
n
i
v
e
a
u
0
30
[

d
B

]
n
T
L
50
40
60
2000
70
frequentie ( Hz )
80
volgens
NEN 1070
2 luchtgeluidsisolatie 2 contactgeluidsniveau
a b
betonvloer
alleen
met zwevende
dekvloer
vloerconstructie

lu
= + 3 dB
lu
= -1 dB
NEN 1070
= -4 dB
betonvloer
vloerconstructie
= + 6 dB
met zwevende
dekvloer
co

co
volgens
alleen
60 mm mineraalwoldeken of -plaat, niet verpakt
1 bestaande betonvloerconstructie met houten zwevende dekvloer
regels 45 x 80 mm
vloerdelen dik 20 mm (of triplex dik 19 mm)
bestaande betonvloer dik 150 mm
cocosvilt dik 20 mm
06950505_Hfdst_04.indd 288 15-11-2005 15:54:28
4 SCHElDEN 29
Lie Loe Le passen. Wil deze consLrucLie effecLief
zijn, dan noeL ankerende geluidsoverdrachL zo
goed nogelijk worden Legengegaan.
4.3.3.d Flankerende geluldsoverdracht
1oL nu Loe is slechLs de dircctc geluidsisolaLie c.q.
geluidsoverdrachL van de scheidingsconsLrucLie
Lussen Lwee binnenruinLen behandeld. Ccluid-
voortpldnting vindL echLer ook plaaLs via de aan-
liggende consLrucLievlakken.
De nogelijke voorLplanLings- of Lransnissiewe-
gen zijn aangegeven in hguur 4.8. Hierin zijn
naasL de direcLe Lransnissieweg (1) nog drie
ankerende Lransnissiewegen onderscheiden
(24, waarvan de wegen 2 en 3 nog weer zijn
verdeeld in a en b). Deze bijkonende wegen
waarlangs heL geluid zich kan voorLplanLen kun-
nen een sLerk nadelige invloed uiLoefenen op de
geleverde presLaLie.
MeL nane de in de woningbouw veel LoegepasLe
Flguur 4.9 DirecLe (1) en vornen van ankerende (2 4) geluidsoverdrachL
Flguur 4.90 Ondervanging ankerende geluidsoverdrachL bij lichLe sLeenachLige scheidingswanden
zendvertrek ontvangvertrek
1
4
3
3
2
2
a
b
a
b
1 luchtgeluid
4
3a
3 b
b 2
a 2
1
2 contactgeluid
ontvangvertrek
350 kg/m
2
verende aansluiting
550 kg/m
2
=
>
=
>
directe geluids-
overdracht
flankerende geluids-
overdracht
scheidingswand
2
< 170 kg/m
woningscheidende
vloer
500 kg/m
2
< 170 kg/m
2
500 kg/m
2
500 kg/m
2
> 170 kg/m
2
< 350 kg/m
2
a
b
c
1 door flankerende geluidsoverdracht via scheidingswanden
naar boven bereikt woningscheidende vloer
niet de kwaliteiten 0 dB en +5 dB
ondanks dat deze op zich voldoende zwaar is
lu;k
>
= co =
>
2 mogelijkheden tot het oplossen
van het probleem van 1

06950505_Hfdst_04.indd 289 15-11-2005 15:54:31
290
scheidingswanden van lichLe sLeen (cellenbeLon,
lichLbeLon, gips enzovoorL) kunnen de geluids-
reducLie van een zwaardere woningscheidende
consLrucLie, die op zichzelf in voldoende naLe
isoleerL, sLerk ondernijnen, hguur 4.0-1. On
diL Le voorkonen noeLen de lichLe wanden in
principe van de zware wanden worden onLkop-
peld door deze verend aan Le sluiLen. Ook kan
door verzwaring van de lichLe en}of zware wand
heL probleen van de ankerende geluidsover-
drachL worden Leruggedrongen, hguur 4.0-2.
Een vergelijkbaar voorbeeld van ankerende
geluidsoverdrachL is heL geval van een lichLe
gevel (bijvoorbeeld een houLen pui) die voor
een zware beLonvloer langs doorloopL. WordL de
pui onder de vloer in Lrilling gebrachL, dan planL
deze Lrilling zich via de sLijlen on de vloer heen
naar boven voorL waar deze vervolgens weer
wordL afgesLraald. De oplossing is in principe
eenvoudig: zorg voor een passende onder-
breking van de geluidvoorplanLende consLrucLie-
delen van de gevelpui bij de vloer.
Dragende spouwnuren als woningscheidende
wanden zijn prina voor de horizonLale geluids-
scheiding Lussen Lwee naasL elkaar gelegen wo-
ningen. 8ij boven elkaar gelegen woningen noe-
Len de beide spouwbladen Lezanen in daL geval
echLer zwaarder worden uiLgevoerd dan een
enkelvoudige wand on de ankerende geluids-
overdrachL naar boven of naar beneden Loe in
voldoende naLe Le kunnen besLrijden. vergelijk
hiervoor de gevallen 1 en 2 van hguur 4.1.
vanuiL geluidsLechnisch sLandpunL is heL aan Le
raden de spouw van onder LoL boven zoveel
nogelijk door Le zeLLen, nieL alleen bij de
vloeren, naar ook bij de fundering en heL dak.
4.3.3.e Omloopgeluld en geluldlekken
NaasL de ankerende geluidsoverdrachL noeL
nen ook rekening houden neL de nogelijkheid
van onloopgeluid en geluidlekken.
Onloopgeluid vindL plaaLs via aansluiLende
ruinLen, zoals de buiLenruinLe, verlaagde pla-
fonds, verhoogde vloeren, koven, leidinggoLen,
Flguur 4.9T Ankerloze spouw Lussen woningen neL de consLrucLieve consequenLies
woning 1 woning 2
woning 3 woning 4
woning 1 woning 2
woningscheidende
stenen wand
2 x 250 kg/m
=
> 2
150 kg/m
stenen vloer
ruimtescheidende
=
> 2

lu;k
co
>
=
>
=
0 dB
+5 dB
>
-20 dB
-20 dB
=
=
>
lu;k
co
>
0 dB
+5 dB
=
=
>
lu;k
co
2 x 350 kg/m
stenen wand
woningscheidende
=
> 2
500 kg/m
stenen vloer
woningscheidende
=
> 2
mogelijk doorzetten
spouw zoveel
vloer onderbreken
bij voorkeur gedilateerd met flexibele dichting
in pannendak
1 twee woningen naast elkaar 2 ontmoeting van vier woningen in een woongebouw
06950505_Hfdst_04.indd 290 15-11-2005 15:54:35
4 SCHElDEN 29T
cv-kasLen en luchLkanalen. Celuidlekken Lreden
op bij aansluiLingen, naden en kieren, leidingen,
ingebouwde conLacLdozen, scheuren en derge-
lijke. Een goede geluidsscheiding heefL weinig
nuL als er in ernsLige naLe sprake is van onloop-
geluid of als er zich duidelijke geluidlekken voor-
doen. Onloopgeluid buiLenlangs via draairanen
kan nen Legengaan door deze in dezelfde rich-
Ling Le laLen draaien, binnendeuren langs de
gang noeLen worden voorzien van een goede
kierdichLing, hguur 4.2.
gang
zend-
vertrek
ontvang-
vertrek
raam
Flguur 4.92 Onloopgeluid via ranen en deuren
ln kanLoren worden vaak verlaagde plafonds
en sons ook verhoogde vloeren LoegepasL. 8ij
verplaaLsbare scheidingswanden kan heL geluid
hierdoor genakkelijk boven- en}of onderlangs
onlopen naar zijdelings gelegen verLrekken.
Deze vorn van onloopgeluid kan op diverse
nanieren worden besLreden. HeL neesL voor
de hand liggend is heL aanbrengen van geluids-
schoLLen Ler plaaLse van waar de scheidings-
wanden (kunnen) worden geposiLioneerd,
hguur 4.3.
verhoogde vloer
dragende en
scheidende vloer
verlaagd plafond
met afgezogen
verlichtingsarmaturen
eventueel
geluidsschotten
te plaatsen
Flguur 4.93 Onloopgeluid bij verlaagd plafond en
verhoogde vloer
Celuldlekken
Celuidlekken via van heL ene naar heL andere
verLrek doorlopende koven, leidinggoLen en
dergelijke noeLen worden voorkonen door Ler
plaaLse van de scheidingsconsLrucLies schoLjes of
Flguur 4.95 AansluiLing gevelpui op scheidingswand
Flguur 4.94 Cevaar van geluidlek via luchLkanalen,
leidinggoLen en dergelijke
afdekplaat omhuld door veerkrachtig
2 voorstel tot verbetering
isolatiemateriaal
goed aansluitend
(minerale wol)
(cellenrubber o.d.)
dichtingsband
samendrukbare
materiaal
1 geluidlek en flankerende geluidsoverdracht
06950505_Hfdst_04.indd 291 15-11-2005 15:54:40
292
een vulling van bijvoorbeeld ninerale wol aan
Le brengen. 8eLer is heL langsdoorvoeren Le ver-
nijden en per verLrek overdwars vanuiL de gang
leidingen, en dergelijk in Le sLeken, hguur 4.4.
verder geven aansluiLdeLails vaak aanleiding LoL
allerlei geluidlekken. Ceval 1 van hguur 4.5
laaL een voorbeeld zien van een LekorLkonende
aansluiLing van een woningscheidende wand
en een lichLe gevelpui. Door heL Loepassen van
absorberende en afdichLende naLerialen volgens
geval 2 van hguur 4.5 en door bij de consLruc-
Lieve deLaillering op een juisLe wijze rekening Le
houden neL de werking van de naLerialen kan
heL geluidlek en kan ook de ankerende geluids-
overdrachL worden weggenonen.
4.3.4 Celuldsabsorptle
ln een kale woning die pas is opgeleverd, klinkL
heL geluid veel harder dan in een ingerichLe wo-
ning. Wil nen heL geluidsniveau van een 'harde'
ruinLe neL een onhulling van beLon, sLeen, glas
of neLaal verlagen, dan noeLen de wanden en}
of plafonds worden afgewerkL neL een geluidab-
sorberende bekleding. Ook sLofferingen, zoals
viLrages, gordijnen en LapijLen, en gesLoffeerde
neubels kunnen een goede bijdrage leveren in
de reducLie van heL geluidsniveau. 8ij een hogere
geluidsabsorpLie neenL Levens de nagalnLijd af.
4.3.4.a AbsorptlecoefHclent
Als rekeneenheid voor de geluidsabsorpLie ge-
bruikL nen de absorpLiecoefhcienL d. 8ij 100%
geluidsabsorpLie krijgL d de waarde van 1. DiL
is gelijk aan heL geval van een open raan waar-
door al heL geluid daL daarop valL naar buiLen
verdwijnL.
De absorpLiecoefhcienL van een bepaald opper-
vlak is nieL neL n waarde aan Le geven, ondaL
deze afhankelijk is van de frequenLie van heL
geluid.
Elk naLeriaal heefL een eigen absorpLiekarakLe-
risLiek. Deze wordL bepaald door facLoren als
de soorLelijke nassa, de porosiLeiL en de laag-
opbouw. liguur 4. geefL een indruk van de
Flguur 4.96 Enige waarden voor de akoesLische absorpLiecoefhcienL d
Materlaal
(maten ln mm}
Type
(zle Hguur 4.97}
AbsorptlecoefHclent o bl[ de mlddenfrequentles
T25 250 500 T000 2000 4000
CrindbeLon 1 0,01 0,01 0,02 0,02 0,03 0,04
CasbeLon 70 kg}n
2
1 0,14 0,1 0,24 0,32 0,41 -
AkoesLisch pleisLer 2 0,15 0,20 0,35 0,0 0, 0,5
SpaanplaaL ,4 kg}n
2
d = 8, : = 30 3 0,1 0,58 0,75 0,53 0,54 0,42
CipskarLon geperforeerd
d = ,5, S = 100, d = 30, % gaaLjes
5 0,3 0,81 0,8 0,44 0,25 0,20
HouLen laLLen
breed 85, LussenruinLen 25
d = 12, : = 200, d = 25 5 0,0 0,85 0,80 0,82 0,70 0,2
ParkeL, gelijnd op ondergrond 2 0,04 0,04 0,0 0,12 0,10 0,15
1apijL d = 5
neL onderlaag (8 nn vilL) 2 0,04 0,10 0,31 0,70 0,3 0,74
Clas 1 0,1 0,04 0,03 0,02 0,02 0,02
Cordijn, kaLoen, geplooid 3 : 1
: = 50, 0,4 kg}n
2
3 0,15 0,45 0, 0,1 1,0 1,02
06950505_Hfdst_04.indd 292 09-12-2005 11:00:20
4 SCHElDEN 293
absorpLiekarakLerisLiek voor verschillende naLeri-
alen en sanensLellingen.
iL de Label blijkL daL de geluidsabsorpLie zeer
gering is voor harde naLerialen en oppervlakken
zoals van beLon, glas en parkeL.
Hoge absorpLiewaarden kunnen worden bereikL
neL speciale akoesLische wanden en plafonds (in
de orde van 80%), naar ook gewoon neL Lapij-
Len en gordijnen zoals hguur 4. aangeefL.
ln de neesLe gevallen is de geluidsabsorpLie
aanzienlijk kleiner in de lage frequenLies dan in
de hoge. DiL kan worden verbeLerd door heL
akoesLische bekledingsnaLeriaal op enige afsLand
van de ondergrond aan Le brengen en de spouw
(deels) Le voorzien van een zachLe akoesLische
vulling. liguur 4.7 LoonL heL effecL van verschil-
lende opbouwwijzen, LoegepasL op een houLwol-
cenenLplaaL als bekledingsnaLeriaal en ninerale
wol als spouwvulling.
4.3.4.b Absorptlekarakterlstleken
Celuid kan worden gereecLeerd, geabsorbeerd
en doorgelaLen door de scheidingsconsLrucLie.
Zoals we al eerder zagen is heL aandeel van de
doorgelaLen fracLie bij een dichLe scheiding ver-
waarloosbaar klein, hoeveel geluidsoverlasL diL
nogelijk ook geefL aan de andere zijde van de
scheiding. 8lijven dus in feiLe over: reecLie en
absorpLie van heL geluid.
CeluidsabsorpLie van heL geluid kan op Lwee
nanieren plaaLsvinden:
T door wrijving in poreuze naLerialen,
2 door resonanLie.
T Ab:orptic in porcuzc mdtcridlcn
On geluid in een bepaald naLeriaal Le laLen
doordringen noeL diL poreus zijn. 8ovendien
noeL de luchLsLroningsweersLand voldoende
klein zijn on ervoor Le zorgen daL nieL Leveel
geluid wordL gereecLeerd bij de overgang van
luchL op heL naLeriaal, echLer ook weer nieL Le
klein ondaL anders onvoldoende inwendige
wrijving kan plaaLsvinden.
verder noeL voor een effecLieve absorpLie heL
naLeriaal ninsLens een kwarL golengLe
(
1
}
4
i) dik worden uiLgevoerd.
voor de lagere frequenLies vereisL diL een Le
groLe naLeriaaldikLe zoals uiL hguur 4.8 blijkL.
Door de akoesLische laag neL een spouw op vol-
doende afsLand van de harde ondergrond aan Le
Flguur 4.97 vergelijking akoesLische absorpLie voor
verschillende opbouwwijzen
3
2
1
5
4
1,0
opbouwwijzen 2
beschrijving
ondergrond
materiaal
op regelwerk
luchtspouw
gevuld met
akoestisch
buitenkant)
gedeeltelijke
spouwvulling
materiaal
met lucht-
onbekleed
materiaal
direct tegen
frequentie
opbouwwijze
a
d
s
als 3,
(tegen
5
spouw
als 3, 4
3
steen,
harde
2
1
absorptiegedrag
a
b
s
o
r
p
t
i
e
c
o
e
f
f
i
c
i
e
n
t

1
0
0,2
0,4
0,6
0,8
125 250
toepassing voor
houtwolcementplaat
dik = 25 mm
akoestische
hwc plaat = 25 mm
spouwbreedte
hwc plaat = 25 mm
spouwvulling
hwc plaat = 25 mm
bovenstaande grafiek
beton
d
= 30 mm
= 30 mm
= 50 mm
a
s
d
a
= 30 mm s
d
d
2000 1000 500
f
m
(Hz)
4000
06950505_Hfdst_04.indd 293 15-11-2005 15:54:42
294
brengen kan echLer een goed werkende schijn-
bare vergroLing van de laagdikLe worden bereikL
(vergelijk ook de gevallen 2 en 3 van hguur
4.7 neL elkaar). van diL effecL wordL dankbaar
gebruik genaakL bij verlaagde plafonds en bekle-
dingen van wanden op sLijl- en regelwerk.
1 = 2000 Hz =
340.000
2000
= 500 Hz 2 = 680 mm
= 680 mm = 500 Hz 3
2
1
1
2
40 150
= 170 mm
= 170 mm
4
1
= 42,5 mm
4
1
spouw
geluidabsorberend
materiaal
~ ~
Flguur 4.9 kelaLie golengLe en gewensLe laagdikLe
c.q. -posiLie van heL geluidabsorberende naLeriaal
2 Ab:orptic door rc:ondntic
2a Ongcpcrlorccrdc pldtcn
PlaaLnaLerialen zoals Lriplex, spaanplaaL en
neLaal kunnen geluidabsorberend werken als ze
worden aangebrachL op een luchLspouw.
NieL-geperforeerde plaLen volgens hguur 4.-1
vornen neL de erachLer gelegen luchLlaag een
nassa-veersysLeen. De eigen-frequenLies van
deze Lrillingen liggen Lussen de circa 50 en
500 Hz. DaarnaasL Lreden nog allerlei buiggolven
neL bijbehorende eigen-frequenLies op. WordL
de plaaL aangesLoLen door geluidgolven die
niet-geperforeerde 1
eventueel aan te brengen
absorberend
materiaal
geperforeerde plaat 2
plaat
Flguur 4.99 AbsorpLie door resonanLie
overeensLennen neL de eigenfrequenLies, dan
konL de plaaL genakkelijk in Lrilling. De hiervoor
benodigde energie wordL ongezeL in warnLe,
voornanelijk bij de bevesLigingspunLen.
HeL frequenLiegebied waarover ongeperforeerde
plaLen werkzaan zijn kan worden verbreed door
de spouw (deels) Le vullen neL absorberend
naLeriaal (ninerale wol), al daalL dan de absorp-
LiecoefhcienL d Legelijk wel van circa 0, naar 0,5
a 0,25.
2b Ccpcrlorccrdc pldtcn
8ij geperforeerde plaLen volgens hguur 4.-2
vornL de luchL in de gaaLjes een zekere nassa
die, hoe klein ook, kan Lrillen op de erachLer
gelegen luchLlaag die als een veer fungeerL.
Een dergelijk md::d-vccr:y:tccm werkL goed in
heL frequenLiegebied van circa 300 1.500 Hz.
voor de perforaLie is een percenLage van 5 a
10% gewensL.
5amenvattende vergell[klng
ln hguur 4.100 zijn de absorpLiekarakLerisLie-
ken van de hiervoor beschreven consLrucLie-
wijzen globaal aangegeven. HeL zal duidelijk
zijn daL een gelijknaLige absorpLie over heL
gehele frequenLiegebied slechLs kan worden
bereikL door een conbinaLie van verschillende
consLrucLiewijzen.
4.3.5 Bekledlng
8innenwanden en vloeren kunnen worden
afgewerkL neL een bekleding. vele argunenLen
kunnen hierbij een rol spelen, neL nane heL
beschernen en verfraaien van heL oppervlak, heL
wegwerken van leidingen en insLallaLies, heL glad
06950505_Hfdst_04.indd 294 15-11-2005 15:54:44
4 SCHElDEN 295
opleveren van de wanden en vloeren enzovoorL.
8ekleden heefL ook vaak LoL doel heL akoesLisch
verbeLeren van de ruinLe.
voor heL bekleden van binnenwanden en vloe-
ren worden in de prakLijk zeer vele oplossingen
aangeboden. 8ij de selecLie en beoordeling noeL
een grooL aanLal funcLionele aspecLen in
overweging worden genonen. Hiervoor kan
de checklisL worden gebruikL die we al hebben
aangelegd voor de bekleding van de uiLwendige
scheidingsconsLrucLies (paragraaf 4.2.11.c).
4.3.5.a Wandafwerklng
Wandafwerkingen vornen in de regel een vlakke
laag neL een glad of gesLrucLureerd oppervlak.
Naadloos zijn alleen de afwerkingen neL pleisLer-
werk of nuurverf. Alle overige afwerkingen zijn
nieL-naadloos. HeL afwerkvlak kan in die gevallen
besLaan uiL Legels, sLroken, plaLen of banen. De
naden kunnen open blijven of worden gedichL
neL voegvulling, door overlappen of lassen, of
'koud' Legen elkaar worden verwerkL. liguur
4.101 geefL van de verschillende nogelijkheden
een indruk.
Verschlllende soorten wandafwerklngen
worden besproken ln deel 5 Afbouw, hoofdstuk-
ken 4 Stukodoorswerk en 6 Afwerklng von blnnen-
wonden met tegels
Flguur 4.T0T Afwerking binnenwanden
2 pleisterwerk (stucwerk)
4 behang/wandbekleding
(baanvormig)
5 tegels
metselwerk
1 onbedekt (schoonwerk)
beton
blokken
7 platen 6 stroken
3 muurverf
cementlaag
gipslaag
Flguur 4.T00 AbsorpLiekarakLerisLieken
1
2
3
1,0
0,8
0,6
0,4
0,2
0
10 100 1000 10.000
frequentie (Hz)
m
a
b
s
o
r
p
t
i
e
c
o
e
f
f
i
c
i
e
n
t

1 niet-geperforeerde plaat
2 geperforeerde plaat
3 poreus materiaal
f
06950505_Hfdst_04.indd 295 15-11-2005 15:54:47
296
4.3.5.b Vloerafwerklng bovenzl[de
ln de neesLe gevallen is de dragende vloer van
beLon en wordL deze als zodanig ruw opgeleverd
on vervolgens Le worden voorzien van een vlak
afgewerkLe, horizonLale Loplaag, de dekvloer
geheLen. WordL op de dekvloer nog een exLra
afwerking of bekleding aangebrachL, dan is diL
de vloerbedekking.
Aan de vloerafwerking worden in de prakLijk zeer
uiLeenlopende eisen gesLeld die sLerk afhangen
van heL gebruik van de vloer.
liguur 4.102 geefL een indruk van de kwaliLeiL
van de eigenschappen van vloerafwerkingen die
in aannerking konen voor uLiliLaire bedrijfs- en
verkeersvloeren.
Per gebruikssiLuaLie zal nen noeLen nagaan of
de geleverde presLaLies voldoen aan de verwach-
Lingen. Zo zal nen bijvoorbeeld in een waslokaal
hoge eisen sLellen aan de sLroefheid van een
naLLe vloer. Dus zal nen dan overeenkonsLig de
waardering van de Label sLreven naar de waarde-
Flguur 4.T02 Eigenschappen nogelijke vloerafwerkingen van bedrijfsvloeren
Vloerafwerklng Weerstand tegen Andere elgenschappen
A
l
:
l
i
j
t
i
n
g
S
c
h
o
k
b
c
l
d
:
t
i
n
g
C
c
c
o
n
c
c
n
t
r
c
c
r
d
c

b
c
l
d
:
t
i
n
g
V
o
c
h
t
W
d
t
c
r
Z
u
r
c
n
A
l
k
d
l
i
c
n
Z
o
u
t
c
n
M
i
n
c
r
d
l
c

o
l
i
c
n
O
r
g
d
n
i
:
c
h
c

o
l
i
c
n
W
c
c
r
:
i
n
v
l
o
c
d
c
n
|
o
g
c

t
c
m
c
r
d
t
u
u
r
S
t
r
o
c
l
h
c
i
d

d
r
o
o
g
S
t
r
o
c
l
h
c
i
d

n
d
t
v
o
c
t
w
d
r
m
t
c
C
c
l
u
i
d
d
c
m
p
i
n
g
V
c
c
r
k
r
d
c
h
t
O
n
d
c
r
h
o
u
d
R
c
p
d
r
d
t
i
c

m
o
g
c
l
i
j
k
h
c
i
d
Ndddlozc vlocrcn
CenenLspecie
CenenLbeLon
SLaalvezelbeLon
CarborundunbeLon
1errazo}graniLo
CieLasfalL of sLrijkasfalL
KoudasfalL of biLuncenenL
LaLexcenenL
PolyvinylaceLaaL

lldtcn ol tcgcl: in mortcl


SplijLLegels
Dubbelhardgebakken Legels
8eLonLegels
CenenLLegels, LerazzoLegels
HardbeLonLegels
SLaalbeLonLegels
CarborundunbeLonLegels
MagnesieLLegels
SLanpasfalLLegels

verklaring: = zeer goed = goed = redelijk = naLig = slechL


06950505_Hfdst_04.indd 296 15-11-2005 15:54:49
4 SCHElDEN 297
ring 'goed' of 'zeer goed' neL beLrekking LoL de
eigenschap 'sLroefheid naL'. ln een pernanenLe
droge ruinLe, zoals een nagazijn, kan nen
daarenLegen voor dezelfde eigenschap wellichL
zonder bezwaar de kwalihcaLie 'naLig' of zelfs
'slechL' accepLeren.
ln verblijfsruinLen wordL de dekvloer bijna alLijd
voorzien van een vlocrbcdckking. De neesL
gebruikelijke soorLen zijn:

keranische Legels,

naLuursLeenLegels en -plaLen,

siergrind, Lerrazzo en graniLo,

houLen delen, parkeL, kopshouLen blokjes,

vinyl, linoleun en rubber,

kurkplaLen of -Legels, biezen naLLen, kokos-


naLLen en dergelijke,

LapijLen,

verf.
liguur 4.103 geefL een beeld van enige vloer-
afwerkingen.
voor heL in kaarL brengen van de beoordelings-
criLeria kan waL beLrefL de 'bedrijfsLechnische
eisen' de lijsL van eigenschappen van hguur
4.102 worden gebruikL.
Een bredere lijsL van aandachLspunLen biedL de
algenene checklisL van paragraaf 4.2.11.c.
8ij vloeren waaraan een verblijfsfuncLie is ver-
bonden, zoals in woningen, kanLoren, scholen,
winkelpassages, sLaLionshallen en hoLels, zal neL
nane ook heL visuele aspecL, diL wil zeggen heL
uiLerlijk van de vloer, sLerk neewegen in heL
LoLaal oordeel.
Dekvloer als ondervloer
voor de zojuisL genoende vloerafwerkingen
wordL neesLal een neL cenenL gebonden dek-
vloer als 'ondervloer' LoegepasL. 8ij droge vloe-
ren kan ook worden gedachL aan calciunsulfaaL-
gebonden dekvloeren.
CenenLgebonden dekvloeren besLaan uiL
cenenL als bindniddel en zand plus hjn grind
als LoeslagsLoffen, zodanig gegradeerd daL een
opLinale sLerkLe en dichLheid wordL verkregen
en een nininale krinp. De laag is neesLal zo'n
25 LoL 30 nn dik en kan oplopen LoL een dikLe
van 50 nn. DiL konL overeen neL een nieL Le
verwaarlozen gewichL van 0, a 1,0 kN}n
2
.
Flguur 4.T03 Enkele vornen van vloerafwerkingen
bovenzijde
De neesL LoegepasLe calciunsulfaaLgebonden
dekvloeren besLaan uiL synLheLisch anhydrieL als
bindniddel en zand als vulsLof. OndaL anhy-
drieL een gipsproducL is, wordL afgeraden diL Le
verwerken in vloeren van vochLige ruinLen of in
ruinLen waar veel neL waLer wordL gewerkL.
AnhydrieL dekvloeren kunnen vloeibaar en
terrazzo- of granitovloer
verhoogde vloer 4
2
anhydriet dekvloer
als ondervloer
zachte vezelplaat
parket
tegelvloer met vloerverwarming 1
systeemplaten
zand-cement dekvloer
terrazzo / granito
dragende vloer
met leidingen
vloertegels op
zand-cement
afwerklaag
isolerende
lijmlaag
parket (losgelegd) 3
dekvloer
houtvezelpaneel of
anhydrietvulling
stalen paneel met
vloerbedekking
stelvijzel
06950505_Hfdst_04.indd 297 09-12-2005 11:01:05
29
daaron neL weinig inspanning worden aange-
brachL, zij zijn bovendien spoedig beloopbaar,
neer voeLwarn en Laaier dan
cenenLbeLonvloeren. De laagdikLe is ongeveer
30 nn, heLgeen overeenkonL neL een gewichL
van circa 0, kN}n
2
.
ln de dekvloer kunnen evenLueel leidingen
voor elekLra en cv worden opgenonen en
weggewerkL, zonodig neL een aangepasLe dikLe
van de deklaag. DiL geldL ook voor vloerver-
warning.
MoeLen de leidingen Loegankelijk blijven voor
evenLuele aanpassingen, zoals in kanLoren nogal
eens gewensL wordL, dan valL een verhoogde
vloer Le overwegen neL dragende Legels op
sLaanders.
De LussenruinLe neL de vloer kan dan, indien
gewensL, Levens diensL doen voor de afzuiging
van gebruikLe luchL.
Vloerafwerklngen worden besproken ln deel
5 Afbouw, hoofdstuk 5 Dekvloeren en vloerbedek-
klngen
4.3.5.c Vloerafwerklng onderzl[de en
plafonds
ln verblijfsruinLen wordL een behoorlijke afwer-
king van de onderzijde van de bovenliggende
vloer- of dakconsLrucLie verlangd.
ln de woningbouw zijn de verdiepingvloeren
Legenwoordig neesLal van beLon neL een vlakke
onderkanL, alLhans de woningscheidende vloe-
ren. Deze worden bijna alLijd opgeleverd neL
een dunne spuiLlaag als afwerking. ElekLriciLeiLs-
leidingen en conLacLdozen worden daarbij in de
vloerconsLrucLie opgenonen.
Er zijn ook vele onsLandigheden, vooral in de
uLiliLeiLsbouw, waarbij plafonds gewensL zijn.
ArgunenLen hiervoor kunnen zijn:

opLische afsluiLing van de ruinLe naar boven


en verfraaiing van de aanblik,

verbergen van de ruwe vloerconsLrucLie, bal-


ken, cv-leidingen, lichLarnaLuren en dergelijke,

regulering van de akoesLiek,

verbeLering van de luchL- en conLacLgeluids-


isolaLie,

vergroLing van de brandveiligheid bij sLalen en


houLen consLrucLies,

verhoging van de Lhernische isolaLie,

verbeLering van de lichLval.


8ijkonende argunenLen voor een verlaagd
plafond kunnen zijn:

opLische verlaging van heL plafond,

vrije doorvoer van leidingen en kanalen onder


de vloer(balken),

behoud van de Loegankelijkheid en verander-


baarheid leidingen en andere insLallaLies.
liguur 4.104 geefL enkele voorbeelden van pla-
fonds die direcL neL de bovenliggende vloer zijn
verbonden, en hguur 4.105 van verlaagde pla-
fonds, vrijdragend respecLievelijk afgehangen.
Flguur 4.T04 voorbeelden plafonds
5 inkassingen
4 gipskarton-
platen
3 stroken of platen
op regelwerk
c.v. pijpen met
mantelbuizen
dekvloer
plafond-
contactdoos
1 spuitlaag
2 pleisterlaag
06950505_Hfdst_04.indd 298 15-11-2005 15:54:52
4 SCHElDEN 299
nkele aanvullende overweglngen
T voor een opLische afsluiLing behoefL heL
plafond nieL geheel dichL Le zijn. De achLerlig-
gende delen inclusief de insLallaLies kunnen
dan bijvoorbeeld effen zwarL of grijs worden
geschilderd on nieL hinderlijk zichLbaar Le
zijn. ln zo'n geval behoorL de ruinLe boven
heL plafond bouwfysisch LoL heL verLrek.
2 voor de regulering van de ruinLeakoesLiek
is heL plafond vaak heL neesL geschikLe opper-
vlak, ondaL deze weinig veranderlijk is, nau-
welijks door voorwerpen wordL afgedekL en de
nechanische sLerkLe ervan nieL grooL behoefL
Le zijn. Daaron is nen neL heL inrichLen van
heL plafond relaLief vrij in heL sLreven naar een
juisLe balans Lussen reecLie en absorpLie van
heL geluid over heL oppervlak van heL plafond.
3 verbeLering van de luchLgeluidsisolaLie door
heL plafond is gewensL indien heL gewichL van
de draagvloer inclusief de bovenafwerking
Le laag is en de gewensLe geluidsisolaLie nieL
wordL bereikL. ln daL geval kan een lichL en
buigslap plafond een belangrijke verbeLering
van de luchLgeluidsisolaLie geven. HeL effecL
hiervan hangL nede af van de veerkrachL van
de ophanging.
Op heL gevaar van onloopgeluid bij verlaagde
plafonds is al eerder gewezen, hguur 4.3.
4 De conLacLgeluidsisolaLie kan door heL aan-
brengen van een plafond slechLs in beperkLe
naLe worden verbeLerd, Lenzij deze los van de
vloer wordL opgehangen en ervoor wordL ge-
zorgd daL ankerende geluidsoverdrachL heL
effecL nieL weer LenieL doeL, hguur 4.87.
8eLer en veel zekerder is heL de bovenliggende
vloerconsLrucLie Lezanen neL de afwerking
aan de bovenzijde af Le sLennen op de ge-
wensLe conLacLgeluidsisolaLie.
5 Worden in de LussenruinLe insLallaLies ge-
legd, dan noeLen deze bereikbaar zijn voor
reparaLies of wijzigingen. HeL plafond noeL
dan op bepaalde plaaLsen of in zijn geheel
denonLabel zijn. 8ij sysLeenplafonds kan door
de wijze van leggen neesLal zonder proble-
nen (en zonder schade) aan deze eis worden
voldaan.
5ysteemplafonds worden besproken ln deel 5
Afbouw, hoofdstuk 3 Plofondconstructles
Flguur 4.T05 verlaagde plafonds
3 systeemplafonds
3 roosterplafond
e
3 lamellenplafond
3 strokenplafond
d
c
kanaal
3 cassetteplafond
3 panelenplafond
b
a
afdekvlies
ophangbeugel
2 afgehangen
plafond
1 vrijdragend plafond
06950505_Hfdst_04.indd 299 15-11-2005 15:54:54
300
4.4 5cheldlngen met de
ondergrond
8ehalve de uiLwendige scheidingen neL de bui-
LenluchL en de inwendige scheidingen binnen
heL gebouw of bouwwerk vornen de :chcidingcn
mct dc ondcrgrond een derde caLegorie neL een
eigen karakLerisLiek aan uLiliLaire funcLies.
ConcreeL gaaL heL bij deze scheidingen on
begane-grondvloeren (al of nieL voorzien van
een 'kruipruinLe') en kelderonhullingen. Sou-
Lerrains nenen als gedeelLelijk ondergrondse
kelders een LussenposiLie in. AansluiLend op heL
gebouw kunnen verder Lerrassen, sLoepen en
dergelijke worden genoend als scheidingen Lus-
sen de open luchL en de ondergrond.
liguur 4.10 geefL een overzichL van de funcLies
waarnee rekening noeL worden gehouden bij
heL onLwerp en de beoordeling van de scheidin-
gen. ln vergelijking LoL de uiLwendige scheidin-
gen is heL funcLionele progranna van de schei-
dingen neL de ondergrond over heL algeneen
zeer beperkL.
De belangrijksLe aandachLspunLen zijn Lypische
scheidingsfuncLies: de Lhernische isolaLie bij de
begane-grondvloeren ( beschernen) en heL
keren van grond en waLer bij de kelderonhul-
lingen ( beschernen en daarvan afgeleid dra-
gen). De overige funcLies worden voornanelijk
bepaald door heL gebruik van de ruinLen die op
de scheidingsvlakken aansluiLen.
We verwijzen voor de behandeling van deze
funcLies naar de voorgaande paragrafen.
Flguur 4.T06 LiliLaire funcLies van scheidingen neL de ondergrond
doorvoer leidingen
tegen binnendringen water en grond tegen doordringen water
tegen ongewenste temperatuurinvloed van grond en grondwater
bijdragen in de akoestiek
ruimtelijke afbakening
visuele aanblik
bijdragen in het gewenste binnenklimaat
plaatsen van objecten en lopen, werken, rijden etc. (op horiz. vlakken)
aanhangen van objecten ( vert. en onderzijde horizontale vlakken)
scheidingen
ondergrond
e. gebruiken
a. beschermen
d. verbinden
c. conditioneren
b. begrenzen
met de
opvangen en overdragen belastingen
f. dragen
06950505_Hfdst_04.indd 300 15-11-2005 15:54:55
4 SCHElDEN 30T
4.4.T Begane-grondvloeren
Thermlsche lsolatle
8egane-grondvloeren noeLen Lhernisch worden
geisoleerd als de ruinLe hierboven wordL ver-
warnd. 1en aanzien van alle verblijfsgebieden,
ongeachL de gebruiksfuncLie, wordL voor de
warnLeweersLand R
c
bij nieuwbouw dezelfde
nininuneis gesLeld als voor de scheidingen neL
de buiLenluchL:
R
c
> 2,5 n
2
K}W
voorbeelden van begane-grondvloeren neL een
Lhernische isolaLiedikLe van circa 100 nn die
hieraan voldoen, zijn opgenonen in hguur 4.81.
liguur 4.107-1 en 4.107-2 geefL de nogelijk-
Flguur 4.T07 PlaaLsingsnogelijkheden Lhernische isolaLie bij aansluiLing gebouw neL ondergrond
-25 en +35 C
temperatuur
ondergrond 6 - 9 C
o
o
temperatuur
warme ruimte
17 - 25 C
varierend tussen
luchttemperatuur
o
'warme' kruipruimte 2b
3c 'warme' kelder, maar met
'koude' kelderconstructie
'koude' kruipruimte
'warme' vloer
2a
1b
kruipruimte
detail A
'koude' vloer 1a
A
detail C
C
'warme' kelder 3b
detail B
'koude' kelder 3a
B
o
temperatuur
koude ruimte
6 - 12 C
06950505_Hfdst_04.indd 301 15-11-2005 15:55:00
302
heden voor de posiLionering van de Lhernische
isolaLie. MeesLal wordL gekozen voor een isolaLie-
laag direcL onder Legen de vloer (nogelijkheden
1b en 2a). De isolaLie is bedoeld on energie Le
sparen en on 'koude voeLen' Le voorkonen.
Vochtwerlng
verder noeL worden voorkonen daL opLrekkend
vochL door de vloer kan heendringen. Een goed
vochLdichLe vloer is hiervoor de oplossing. WordL
onder de begane-grondvloer een 'kruipruinLe'
LoegepasL, dan noeL deze bij houLen en andere
vochLgevoelige vloeren (zoals beLonplaLen waar-
van de wapening door onvoldoende dekking
dreigL Le corroderen) lichL worden gevenLileerd.
Krulprulmte
De kruipruinLe kan worden benuL voor heL
doorvoeren van leidingen. Wil nen hierin ver-
anderingen kunnen aanbrengen, dan noeL de
ruinLe redelijk Loegankelijk en begaanbaar zijn
(gebruiksfuncLie).
8ij Loepassing van een kruipruinLe zal de be-
gane-grondvloer vrijdragend noeLen worden
uiLgevoerd. MeesLal leidL diL LoL een consLruc-
Lieve oplossing in (gedeelLelijk) geprefabriceerd
beLon. volledig in heL werk gesLorL beLon heefL
heL bezwaar daL hiervoor een bekisLing nood-
zakelijk is die noeilijk uiL de kruipruinLe is Le
verwijderen.
SluiL de vloerconsLrucLie direcL aan op de on-
dergrond, dan kan deze de lasLen rechLsLreeks
hierop afgeven, afhankelijk van de draagkrachL
van de bovensLe grondlagen. 8ij ninder goed
dragende grond zal de vloer dan Loch als vrijdra-
gend noeLen worden beschouwd, ondanks daL
deze erop is gesLorL.
4.4.2 Kelderomhulllngen
4.4.2.a Functle-analyse
Kelderonhullingen noeLen in de eersLe plaaLs
grond- en waLerkerend zijn. DiL inpliceerL:

heL voorkonen van heL binnendringen van


grond en waLer in de kelderruinLe ( bescher-
ningsfuncLie),

heL weersLaan van de krachLen die volgen uiL


de grond- en waLerdruk ( draagfuncLie).
8ij een gelaagde opbouw van de kelderonhul-
ling kan de waLerdichLing evenLueel door een
andere laag worden verzorgd dan de dragende
laag.
Een Lweede bescherningsfuncLie is de Lherni-
sche isolaLie, afhankelijk van heL gebruik van de
kelder.
Flguur 4.T0 DaglichLvoorziening in ondergrondse
ruinLen
halfverdiept souterrain met vrij uitzicht
indirecte daglichtvoorziening via daklicht
6
5
6
met bovenlicht
5
koekoek of lichtkolk
talud 3
3
1
1
kelderuitbouw 4
4
lichtgang 2
2
06950505_Hfdst_04.indd 302 15-11-2005 15:55:02
4 SCHElDEN 303
ls heL nieL noodzakelijk of ongewensL de kel-
deronhulling Le isoleren, dan verschuifL de
Lhernische isolaLie naar een volgende overgang
neL een aanzienlijk LenperaLuurverschil (indien
aanwezig), bijvoorbeeld de begane-grondvloer
Lussen de kelder en de bovenbouw. Zie verder
hguur 4.107-3.
Cebrulk kelders
Kelders worden neesLal gebruikL voor heL opber-
gen van goederen, zoals archieven en levensnid-
delen, heL plaaLsen van apparaLuur en insLallaLies
en heL sLallen van heLsen en auLo's.
De gebruiksnogelijkheden kunnen worden ver-
beLerd en verruind als in een kelder daglichL kan
LoeLreden, van opzij of van boven, hguur 4.108.
CedeelLelijk verzonken kelders bieden de noge-
lijkheid LoL vrij uiLzichL over heL naaiveld.
ConsLrucLief is heL in heL algeneen aanbevelens-
waardig on de kelderverdieping onder de volle
plaLLegrond van de bovenbouw Le projecLeren
en on de kelderonhulling Le laLen sLroken neL
de buiLenwanden van de bovenbouw. Sons
kan diL ook beLer nieL, bijvoorbeeld wanneer de
buiLenonLrek van de bovenbouw grillig verloopL
neL in- en uiLsLulpingen (nissen en erkers) en
dergelijke. Men zal dan de kelderwanden in
LegensLelling LoL de bovengrondse buiLenwanden
sLrak doorLrekken.
Ook wanneer de ruinLebehoefLe beneden duide-
lijk afwijkL van de bovengrondse plaLLegrond zal
nen konen LoL een afwijkende plaLLegrondvorn
van de kelder.
Voorbeeld
Ondergronds bouwen
8eLrekkelijk nieuw is heL Lhena ondergronds
bouwen. Waar de grond schaars is en duur,
waar nen veel n
2
kwijL wil zonder de
hoogLe in Le gaan of waar nen de besLaande
ongeving nieL wil aanLasLen, konL heL bou-
wen onder heL naaiveldniveau sLeeds neer
in de belangsLelling Le sLaan.
WaL beLrefL de gebouwensecLor zal nen
hierbij in de eersLe plaaLs denken aan noge-
lijkheden als ondergrondse goederenopslag
en parkeergarages. Maar ook ondergrondse
winkelcenLra, discoLheken, bioscopen, nu-
ziekzalen, nusea en dergelijke konen sLeeds
nadrukkelijker als serieus Le nenen opLie
in beeld. Wel noeL in zulke gevallen goed
worden geleL op heL conLacL neL de boven-
wereld, zowel ruinLelijk-funcLioneel voor de
Loegankelijkheid van personen en de veilig-
heid, als visueel voor de LoeLreding van dag-
lichL en heL nenselijk welbevinden.
Flguur 4.T09 vornen van waLerbelasLing op de gebouwonhulling
opwaartse grondwaterdruk
normale
hoogste
laagste
grondwaterstand 3 zakwater
1 neerslagwater
2 oppervlaktewater
+
capillair water
4 grondwater-
spiegel
opspattend water
+
ad 2: sneeuwopstuwing
b.g. vloer
keldervloer
dak
kelderwand
buitenwand
zijwaartse grondwaterdruk
06950505_Hfdst_04.indd 303 15-11-2005 15:55:04
304
4.4.2.b Mogell[ke vormen van
waterbelastlng
Zoals hguur 4.10 LoonL, kan de onhulling van
een gebouw op verschillende wijzen door waLer
worden belasL:
T nccr:ldgwdtcr,
2 oppcrvldktcwdtcr, opspaLLend waLer en
sneeuwwaLer,
3 zdkwdtcr en cdpilldir wdtcr,
4 grondwdtcr.
De vornen 1 en 2 doen zich voor boven en op
heL naaiveldniveau: henelwaLer daL langs de
gevel naar beneden konL (en nisschien ook
deels eersL door heL geveloppervlak naar binnen
dringL) en oppervlakLewaLer daL Legen de gevel
aanloopL of daar Legen opspaL.
On Le voorkonen daL de ondersLe sLrook van
de gevel (de plinL) vaak en langdurig naL is, sLerk
vervuilL en gevoelig is voor verwering en vorsL,
noeL in de eersLe plaaLs ervoor worden gezorgd
daL deze plinLsLrook zo weinig nogelijk door heL
waLer van boven en van opzij wordL belasL. Mid-
delen hierLoe zijn bijvoorbeeld een lekdorpel bo-
ven de plinL en heL Loepassen van plaveisel neL
een behoorlijk afschoL van de gevel af. verder
nag de plinLconsLrucLie nieL vochL- en vorsL-
gevoelig zijn en noeL ervoor worden gezorgd
daL vervuiling nieL kan Loeslaan. DiL sLelL eisen
aan de naLeriaalkeuze, laagopbouw, bevesLiging
en deLaillering van de consLrucLie en de voeg-
verbindingen.
liguur 4.110 LoonL een uiLgewerkL voorbeeld
van de gevelvoeL neL daarbij aangegeven de
waLerkerende funcLie van de afzonderlijke con-
sLrucLiedelen.
4.4.2.c Weerstand tegen grond- en
waterdruk
1ussen heL grondoppervlak (heL 'naaiveld') en
de grondwaLerspiegel kan zakwaLer aanwezig
zijn en capillair opsLijgend waLer. 8eide zijn van
ninder beLekenis naarnaLe de grond beLer
draineerL. Een goede drainage is van belang on
heL waLer af Le voeren zodaL bij vorsL er ninder
kans is daL opgesloLen waLer bij bevriezing door
expansie druk gaaL uiLoefenen op de fundering
en aanleiding kan geven LoL opzwellen van de
grond (opvriezen).
De kelderonhulling vornL neesLal Legelijk de
funderingsconsLrucLie van de bovenbouw. 8ij
een dieper gelegen vasLe grondslag zal een
grondverbeLering of paalfundering als inLer-
nediair noeLen worden Loegevoegd als heL
draagvernogen van de Lussengelegen grond-
lagen onLoereikend is on heL gewichL van heL
gebouw ninus de uiLgegraven grond Le dragen.
8ij kelders die LoL onder de grondwaLersLand
reiken noeL bovendien rekening worden gehou-
den neL opwaarLse waLerdruk. ls de resulLanLe
van de gewichLsbalans negaLief, dan zal heL
gebouw zwaarder noeLen worden uiLgevoerd of
zal diL noeLen worden verankerd aan de grond,
bijvoorbeeld door niddel van Lrekpalen. 8ij een
diep in heL grondwaLer sLekende keldervloer
noeL worden gerekend op een groLe opwaarLse
waLerdruk, inners:
1 n waLerkolon = 1000 kg}n
2
= 10 kN}n
2
.
liguur 4.111 geefL een beeld van de gewichLs-
balans van een gebouw neL drie lagen boven-
gronds en een ondcrkcldcring waarbij de hoogLe
van de grondwaLersLand als variabele is in-
gevoerd.
De kelderwanden worden door heL waLer van
opzij belasL evenredig neL de diepLe beneden de
grondwaLerspiegel, en door de grond evenredig
neL de diepLe onder heL 'naaiveld'.
Flguur 4.TT0 voorbeeld waLerkering overgangsgebied
gevel-kelderwand
kerende kelderwand
grond- en water-
plintstrook
buitenspouwblad
waterkerende
slabbe en lekdorpel
neerslagkerend
onverwarmde kelder
binnenspouwblad
afwerklaag
(bijv. keramische tegels)
mogelijke zakking
0,6 a 0,8 m onder
vorstgrens tot
plaveisel
grondwaterpeil
thermische isolatie
begane-grondvloer
06950505_Hfdst_04.indd 304 15-11-2005 15:55:06
4 SCHElDEN 305
Flguur 4.TTT CewichLsbalans bij variabele grondwaLersLand
Flguur 4.TT2 WaLerdichLing bij sLorLnaad kelderwand op keldervloer

w
R
T
T T T T
grondwater-
stand
R
w
gewichtsbalans
situatie 3
kN/m
2 a 3 G
R
w ~
~
~
~
10 d
h kN/m
2
2
h 4 ~
~
d
2 gebouwgewicht wordt
weerstaan deels door
tegendruk grond en deels
door opwaartse waterdruk
1 gebouwgewicht wordt
weerstaan door tegen-
druk grond.
w
R
G G
h
4 tekort aan gebouwgewicht
wordt gecompenseerd
door trekpalen
3 gebouwgewicht en
opwaartse waterdruk
in evenwicht
G
d
G
trekkracht
gebouwgewicht
opwaartse waterdruk
~
~
R
gr
enige oplossingen 2
2
a
verspringende
stortnaad
stalen of rubber strip
in stortnaad
2
b
probleem (detail A)
oplegneus voor
het plaatsen van
de buitenkist
eventuele
1
stortnaad
kim
lekkage
stortnaad afplakken 2
c
2
d
bij gebleken lekkage
injecteren
injectiemortel
A
06950505_Hfdst_04.indd 305 15-11-2005 15:55:09
306
vooral bij diepergaande kelders noeL vanwege
de groLe waLerdruk zeer goed worden geleL op
de waLerdichLing. MeL gewapend beLon is in de
prakLijk goed aan de waLerkerende funcLie Le vol-
doen, evenals aan de dragende funcLie voor heL
opnenen van de zijdelingse druk bij de wanden
en de opwaarLse druk bij de vloer. Een zwak punL
in de waLerdichLing is gewoonlijk de sLorLnaad
Lussen de keldervloer en de opgaande wanden.
HeL lekrisico kan op diverse wijzen worden
besLreden zoals hguur 4.112 neL een paar
oplossingen LoonL.
WensL nen geen wdtcrindringing in heL beLon of
verLrouwL nen de waLerdichLing nieL volledig,
dan kan nen de 'buiLenkanL' van de kelder-
onhulling bekleden neL een aparLe waLerdichLe
laag, bijvoorbeeld biLunen. On Le voorkonen
daL door nogelijke scheurvorning in de kelder-
onhulling Loch nog weer lekkage opLreedL, zal
nen de biLunineuze laag noeLen wapenen,
bijvoorbeeld neL polyesLerweefsel.
Kelderconstructles worden besproken ln deel
2 0nderbouw, hoofdstuk 6
4.4.3 Terrassen en bestratlngen
1errassen en besLraLingen bieden buiLen heL
gebouw een geeffend gebruiksvlak waarop nen
goed kan verblijven (Lerrassen) en verkeren
(besLraLingen).
liguur 4.113 laaL een aanLal nogelijkheden voor
oppervlakLeafwerking zien.
HeL gebruiksvlak noeL onder alle weersonsLan-
digheden besLand zijn Legen geconcenLreerde
lasLen, ook bij zware regenval en bij neL waLer
verzadigde grond.
HenelwaLer noeL bij voorkeur vloL afsLronen
van heL geplaveide dek zonder daL er waLer-
plassen onLsLaan die slechLs langzaan indrogen.
Deze zijn sLerk vervuilingsgevoelig en slaan door
algengroei genakkelijk groen uiL.
WensL nen geen afschoL of funcLioneerL diL nin-
der goed (zoals bij keibesLraLing), dan zal heL
waLer via de voegen noeLen weglopen on
onder de deklaag zijdelings af Le sLronen of
noeLen draineren naar de ondergrond. Hierbij
nag de draagkrachL van de drainagelaag nieL
door verweking worden ondernijnd.
Kans op vorstschade
HeL goed kunnen wegsLronen van heL waLer
zonder daL diL opgesloLen kan raken in de dek-
laag, de voegen en de dragende lagen onder heL
plaveisel is zeer belangrijk on vorsLschade door
op- of wegdrukken van de oppervlakLelaag Le
voorkonen.
EssenLieel voor heL onLsLaan van vorsLschade is
de aanwezigheid van een Leveel aan waLer.
Flguur 4.TT3 Enige voorbeelden van sLeenachLige
afwerking van de boden in de openluchL
(gebakken)
8
7
6
5
gevaar voor losraken
inwerking
door thermische
werking en vorst-
hoeklijnomranding
natuursteentegels
betonplaten
(stelconplaten)
met stalen
keramische of
gelijmd op beton
dubbelhard
gebakken tegels
op beton (prefab)
asfaltbeton
geklopt puin
2
4
3
1
keibestrating
- betonsteen
- plavuizen
- natuursteen
- betonsteen
tegels
klinkerbestrating
- baksteen
- betonsteen
- natuursteen
afschot
grind, gravel, steenslag
op zandbed
kantstrook
anti-worteldoek
06950505_Hfdst_04.indd 306 15-11-2005 15:55:14
4 SCHElDEN 307
Overgang van waLer in ijs gaaL gepaard neL een
voluneLoenane van circa 10%. Als waLer bij
bevriezing opgesloLen raakL en nieL de kans krijgL
weg Le sLronen zal diL onvernijdelijk inwendige
druk Leweegbrengen. Als heL naLeriaal of de
laagopbouw hierLegen nieL opgewassen is LreedL
schade op. De schade kan plaaLsvinden in de
LoegepasLe producLen als deze nieL vorsLbesLen-
dig zijn (door desLrucLie van de poriensLrucLuur,
heL afschilferen van glazuurlagen enzovoorL).
De kwaal kan ook heL gevolg zijn van de op de
bouwplaaLs LoL sLand gekonen consLrucLieve
laagopbouw, heLzij door onLwerpfouLen (zoals
heL nieL voorzien in een afschoL waardoor wa-
Ler ruinschooLs de gelegenheid krijgL on in de
consLrucLie Le dringen), heLzij door een onzorg-
vuldige uiLvoering (slechLe lijnnaad en afwerking
van de voegen).
vorsLschade LreedL voornanelijk op in de zo-
genaande vorsLschadewinLers. Deze winLers
worden gekennerkL door n of neer zeer naLLe
perioden, abrupL gevolgd door perioden neL
relaLief sLrenge vorsL.
NaasL Lerrassen en besLraLingen en dergelijke
kunnen ook funderingen, gevelneLselwerk,
balkonnuurLjes en andere uiLsLekende nuur-
gedeelLen, Luinnuren, dakpannen en dergelijke
gevoelig zijn voor vorsLschade, afhankelijk van
de producLkeuze en de consLrucLie die wordL
LoegepasL.
4.5 Aanslultlngen
ln gebouwen konen zeer veel ddn:luitingcn voor.
AansluiLingen zijn punLen, lijnen en vlakken waar
de onderscheiden consLrucLiedelen elkaar onL-
noeLen. De belangrijksLe voorwaarde waaraan
noeL worden voldaan wordL bepaald door de
funcLie van de aansluiLing.
AansluiLingen kunnen op verschillende schaal-
niveaus worden beschouwd:

Lussen gebouwen of delen van een gebouw-


conplex of Lussen een gebouw en een ander
bouwwerk (bijvoorbeeld de aansluiLing neL een
luchLbrug),

Lussen ruinLen (bijvoorbeeld in de vorn van


een glazen scheidingswand neL doorgangen),

Lussen bouwdelen (bijvoorbeeld de onLnoe-


Ling van gevel en dak),

Lussen consLrucLiedelen (bijvoorbeeld de aan-


sluiLing van een dragend gevelelenenL neL de
vloer),

Lussen consLrucLieonderdelen (bijvoorbeeld de


aansluiLing van een ruiL op een kozijn).
Er zijn zeer veel aansluiLsiLuaLies Le geven neL
sLerk uiLeenlopende eisen afhankelijk van heL
soorL gebouw en de onsLandigheden. liguur
4.114 illusLreerL diL neL een voorbeeld beLrek-
king hebbend op de buiLenkanL van een vrij-
sLaande woning.
MaakL een aansluiLing deel uiL van een draag-
sysLeen, dan zal deze als verbinding Lussen de
dragende elenenLen noeLen zorgen voor een
passende krachLsoverdrachL.
Flguur 4.TT4 AansluiLsiLuaLies in de buiLenschil van een woning
06950505_Hfdst_04.indd 307 15-11-2005 15:55:16
30
ln paragraaf 3. Vcrbindingcn is al uiLvoerig inge-
gaan op de krachLswerking van de consLrucLieve
aansluiLingen. We laLen heL aspecL van de dra-
gende aansluiLing hier daaron verder rusLen.
4.5.T Functleanalyse
MaakL een aansluiLing deel uiL van een schei-
dingssysLeen, dan zal ook de aansluiLing noeLen
voldoen aan de scheidingsfuncLie(s) van heL
sysLeen.
4.5.T.a Ultwendlge scheldlngen
De aansluiLingen in de uiLwendige scheidingen
vragen de neesLe aandachL. De buiLenschil van
heL gebouw wordL door blooLsLelling aan heL
buiLenklinaaL neesLal zwaar belasL door Lenpe-
raLuurwisselingen en inwerking van zon, wind,
vochL en vorsL. Deze invloeden bewerken daL de
afzonderlijke consLrucLiedelen in heL buiLenvlak
van de uiLwendige scheidingen bij ongchindcrdc
vcrvorming voorLdurend kleine lengLe- en opper-
vlakLeveranderingen ondergaan. Hierdoor krijgen
aansluiLingen Lussen consLrucLiedelen opgedron-
gen vervorningen Le verwerken. DiL nanifesLeerL
zich in wisselingen van de voegbreedLe bij open
voegen en in rek}sLuik respecLievelijk afschuif-
vervorning bij gesloLen voegen, hguur 4.115.
voorkonen noeL worden daL een en ander leidL
LoL ongewensLe gevolgen, zoals Le groLe variaLies
in de voegbreedLe, waardoor deze bij verwijding
Le veel gaaL gapen of bij vernauwing bekneld
raakL.
ln heL laaLsLe geval is sprake van vcrhindcrdc
vcrvorming heLgeen kan leiden LoL scheuren
en breuk bij Le hoog oplopende spanningen.
Dezelfde problenen kunnen opLreden bij vasLe
verbindingen.
Zoals we in paragraaf 4.2 hebben gezien noeL
Len aanzien van de uiLwendige scheidingen
neL vele uLiliLaire funcLies rekening worden
gehouden. Onderscheid is genaakL Lussen de
funcLies die beLrekking hebben op heL bieden
van bescherning Legen ongewensLe invloeden
van buiLenaf (neerslagkering, windkering en
luchLdichLing, Lhernische isolaLie, zonwering en
geluidsisolaLie), funcLies die zijn gerichL op heL
condiLioneren van de binnenruinLe (warnLe-
accunulaLie, vochLbeheersing en geluids-
absorpLie), funcLies die zijn gerichL op heL verbin-
den (daglichLLoeLreding, uiLzichL en zonLoeLre-
ding) en funcLies die zijn bedoeld on de overige
bedreigingen van buiLenaf Le weersLaan (zoals
heL Legengaan van inbraakpogingen, weren van
insecLen en ongedierLe, voorkonen brandover-
slag en blikseninslag).
Aandachtspunten
De aansluiLingen vornen vaak de zwakke scha-
kels in de uiLwendige scheidingsconsLrucLies.
Daaron noeLen de aansluiLingen des Le kriLi-
scher worden onLworpen neL heL oog op heL
weren van ongewensLe doorgang van:

waLer, sneeuw en vochL,

wind en LochL,
Flguur 4.TT5 Enige principenogelijkheden aansluiLing Lussen Lwee plaLen neL LenperaLuurvervorning
maximale
voegbreedte
1
hoge
temperatuur temperatuur
open stootvoeg
lage
kitvoeg 5
voegbreedte
minimale
overlap 2
klemlijsten 6
rechte liplas 3
stompe lasnaad 7
met waterprofiel
druk trek
4
06950505_Hfdst_04.indd 308 15-11-2005 15:55:18
4 SCHElDEN 309

warnLe,

geluid,

luchL, geuren en gassen,

sLof en andere anorganische deelLjes,

sLuifneel, zaden en andere organische


deelLjes,

insecLen en ongedierLe,

rook en brand.
8ij de consLrucLieve uiLwerking noeL bovendien
worden geleL op:

heL aanzien van de aansluiLing voor zover


deze aan de buiLen- en}of binnenzijde in heL
zichL konL,

levensduur en duurzaanheid: heL bieden


van voldoende weersLand in Lijd en kwaliLeiL
Legen inwerkingen die de aansluiLing en de
onringende consLrucLiedelen kunnen belagen,
zoals door: LenperaLuurwisselingen, waLer,
(jachL)sneeuw, vorsL en ijs, vochL van buiLen en
vanuiL de binnenruinLe, dag- en zonlichL, vuile
luchL, nechanische, biologische en chenische
invloeden, brand,

naakbaarheid en evenLuele vervangbaarheid,

schoonnaak en onderhoud,

kwaliLeiL en kosLen.
Per siLuaLie noeL worden bekeken welke eisen
van Loepassing zijn en hoe sLreng er de hand aan
noeL worden gehouden.
5telregel
8ij een neerlaagse gevel- en dakconsLrucLie gel-
den voor de aansluiLingen in principe dezelfde
funcLionele eisen als voor de uiLwendige schei-
dingsconsLrucLie als geheel.
Ook Len aanzien van de aansluiLingen geldL dus
als algenene sLelregel:
neerslag- en windkering aan de buiLenkanL,
luchLdichLing aan de binnenkanL,
Lhernische isolaLie daarLussen.
Nccr:ldg- cn windkcring ddn dc buitcnkdnt
De neerslag- en windkerende laag aan de buiLen-
kanL behoefL bij sLaande en hellende vlakken (ge-
vels en hellende daken) nieL volledig waLerdichL
Le zijn als heL via de voegen of anderszins door-
slaande waLer door de zwaarLekrachLswerking
uiLeindelijk naar weer naar buiLen kan afsLronen
en nieL verder in de achLerliggende lagen kan
doordringen. DiL risico LreedL vooral op waar heL
lekwaLer nieL ongehinderd kan doorsLronen,
door obsLakels zoals opleggingen en ophangin-
gen van consLrucLiedelen. liguur 4.11 geefL
hiervan een voorbeeld.
1 traditioneel spouwanker
met waterhol
druppelvanger
klemschijf en
spouwanker met 2
Flguur 4.TT6 Ophefhng bedreiging spouwanker als door-
breking van secundaire regenkering
|uchtdichting ddn dc binncnkdnt
De luchLdichLing kan waL beLrefL de aansluiLin-
gen worden verLaald in heL zorgen voor een
goede kierdichLing. DiL is neL voegvullingen,
conpressieband, plaksLroken, deklijsLen en der-
gelijke neesLal nieL zo noeilijk Le verwezenlijken.
1och valL heL resulLaaL naderhand vaak Legen als
onvoldoende rekening wordL gehouden neL,
hguur 4.117:

vcrvormingcn door wi::clingcn in dc tcmpcrd-


tuur cn hct vochtgchdltc. afhankelijk van de con-
sLrucLieve opbouw en de LoegepasLe naLerialen
Lreden er inLerne vervorningen en bewegingen
op in de scheidingsconsLrucLie door Lenpera-
Luur- en vochLwisselingen. De LoegepasLe kier-
dichLingen noeLen hierLegen blijvend opgewas-
sen zijn,

vcrvormingcn door cxtcrnc bcld:tingcn. veran-


derlijke belasLingen zoals wind op de gevel en
waLer en sneeuw op heL dak leiden LoL buig-
vervorningen in de uiLwendige scheidings-
consLrucLies. Op de aansluiLnaden gaaL diL vaak
gepaard neL weliswaar zeer kleine, naar daaron
nog nieL zonder neer verwaarloosbare hoekver-
draaiingen en doorbuigingsverschillen,

vcrvormingcn vdn dc drdgcr. als de draagcon-


sLrucLie vervornL noeL de daarop rusLende of de
daarLegenaan bevesLigde scheidingsconsLrucLie
deze vervorning kunnen neenaken respecLieve-
06950505_Hfdst_04.indd 309 15-11-2005 15:55:19
3T0
lijk noeL er bewegingsvrijheid Lussen beide zijn
ingebouwd,

doorbrckingcn vdn dc luchtdichtc lddg. waar


oplegankers enzovoorL de luchLdichLe laag
doorkruisen noeL goed worden geleL op een
beLrouwbare, naar Levens voldoende genak-
kelijk uiL Le voeren afdichLing bij de aansluiLing.
De Le kiezen oplossingen noeLen goed worden
voorbereid en nieL aan heL Loeval worden over-
gelaLen,

ddn:luitingcn op ddglichtopcningcn. daglichL-


openingen, deuren enzovoorL in de gevel leiden
ook vaak LoL onvolkonenheden in de luchL-
dichLing bij de overgang op heL kozijn. MeL
sLraLegisch aangebrachLe dichLingsbanden,
klenlijsLen enzovoorL is diL euvel neesLal wel
voldoende redelijk Le verhelpen.
Flguur 4.TT7 Enige vornen van bedreiging voor de luchLdichLing
Thcrmi:chc i:oldtic dddrtu::cn
8ij de in hguur 4.117-1 L}n 4 afgebeelde aanslui-
Ling Lussen de gevelpanelen wordL nieL alleen de
luchLdichLing op verschillende wijzen bedreigd,
naar is ook de Lhernische isolaLie bij de aan-
sluiLing zwak geregeld. DiL kan vrij genakkelijk
worden verbeLerd, bijvoorbeeld neL behulp van
een nessing-en-groefverbinding, zoals in hguur
117-5 is aangegeven.
voor spouwen wordL de Lhernische isolaLie
neesLal geleverd in plaLen (bijvoorbeeld
0,8 1,2 n) en rollen (bijvoorbeeld 0, n).
8ij heL aanbrengen noeL goed worden geleL op
de aansluiLing van de plaLen en de uiLgerolde
dekens onderling en neL andere consLrucLie-
Flguur 4.TT AansluiLing ligger - kolon door buiLenwand heen
scheurt
kromtrekking 1 verkorting aansluitmodel 2
voor
plakstrook
sandwich-
3
scheurt trekt los
afschuiving 4 verbeterd aansluitmodel 5
en groef
messing
paneel
luchtdichting
compressie-
band
aanzienlijke
koudebrug
problematisch
dichting
minder
koudebrug
eenvoudig
dichting
mogelijke oplossing
buiten
sandwichpanelen)
probleemstelling 1
overdracht
belasting ?
buitenwand
(bijvoorbeeld
binnen
2
dichting !
doorsnijding buitenwand
3
3
b
3
a
platte console
- vormige console
06950505_Hfdst_04.indd 310 15-11-2005 15:55:22
4 SCHElDEN 3TT
onderdelen. Een slechLe dichLing van de sLuikna-
den zorgL in de prakLijk vaak voor een behoor-
lijke hoeveelheid energieverlies. MeL nane waar
passLukken noeLen worden aangebrachL bij be-
eindigingen, hoekongangen, aansluiLingen op
kozijnen en dergelijke noeL de neiging LoL een
slordige uiLvoering worden onderdrukL.
Sons konL nen voor een puzzel Le sLaan zoals
bij heL voorbeeld van hguur 4.118. We zien
hier een -ligger die door de gevel heen wordL
verbonden neL een buisvornige kolon aan de
buiLenkanL van de gevel.
Deze problenaLische opgave kan Loch nog vrij
sinpel worden opgelosL als nieL heL volle -pro-
hel, naar slechLs een plaLLe console voor de
overdrachL van de dwarskrachL door de gevel
heen wordL gevoerd en daarbij Levens wordL
opgenonen in een sLaande voeg Lussen de ge-
velpanelen. Zo wordL aanzienlijk ninder afbreuk
gedaan aan de onderscheiden funcLies van de
neerslagkering, de Lhernische isolaLie en de
luchLdichLing, al blijfL ook een dergelijke genini-
naliseerde geveldoorbreking een zorgenkind.
4.5.T.b Inwendlge scheldlngen
lnwendige scheidingen dienen in heL algeneen
vooral on bescherning Le bieden:

Legen inkijk en heL ongewensL beLreden van


de ruinLe vanuiL een andere binnenruinLe,

Legen geluiddoorgang,

on een gewensLe LenperaLuur Le bewaren,

Legen doorgang van vochL, LochL, sLank en


sLof,

Legen rookverspreiding en branddoorslag.


De aansluiLingen noeLen in overeensLenning
zijn neL deze scheidingsfuncLies. ln de prakLijk
is heL nieL noeilijk hieraan Le voldoen. Zwakke
schakels vornen per dehniLie de deuren, deze
noeLen inners de LegensLrijdige belangen van
enerzijds heL verlenen van doorgang en ander-
zijds heL scheiden in n consLrucLie verenigen.
Maar ook hiervoor zijn goede oplossingen Le
bedenken.
Een van de punLen die bij inwendige scheidin-
gen goed in de gaLen noeLen worden gehouden
is de vervorning door krinp van de scheidings-
consLrucLies waardoor aanvankelijk gesloLen aan-
sluiLnaden na verloop van Lijd gaan openLrekken.
Ook noeL nen zich goed rekenschap geven van
de nogelijke vervorningen die in de dragende
delen kunnen opLreden waardoor kieren en
scheuren kunnen onLsLaan in de consLrucLiedelen
die hierop rusLen en in de aansluiLing neL de
dragende delen.
4.5.T.c 5cheldlngen met de ondergrond
8egane-grondvloeren nogen nieL vochL- en
sLankdoorlaLend zijn en noeLen voldoende Lher-
nische isolaLie bieden. DiL zijn ook voor de aan-
sluiLingen de belangrijksLe funcLionele eisen Len
aanzien van heL scheiden. ln diL verband noeL
ook hier vooral worden geleL op heL blijvend
dichL zijn van de aansluiLingen. Deze nogen dus
nieL gaan scheuren, openLrekken en afschuiven
door de werking van de naLerialen en consLruc-
Lies (zoals door krinp in gewapend beLon en
kruipvervorning in voorgespannen beLon), door
ongelijknaLige zakkingen enzovoorL.
8ij kelders noeL vooral worden geleL op heL
voorkonen van lekkages. MeL de aansluiLings-
problenaLiek van de sLorLnaad Lussen de kelder-
vloer en -wand in hguur 4.112 gaven we hiervan
al een voorbeeld.
4.5.2 Toepasslngen
De konende hguren geven enige voorbeelden
van de dichLingsproblenaLiek rond de nccr:ldg-
kcring, thcrmi:chc i:oldtic en luchtdichting. Deze
voorbeelden hebben beLrekking op een drieLal
elenenLaire aansluiLsiLuaLies bij een 'LradiLionele'
eengezinswoning, respecLievelijk voor de voeL
van de woning, voor de dakvoeL en voor een
daglichLopening in de gevel.
4.5.2.a Aanslultlng gevel - onderbouw
liguur 4.11 LoonL drie oplossingen voor de
overgang van de gevel naar de onderbouw. De
gevel besLaaL uiL een sLenen spouwnuur neL
een exLra brede en zwaar geisoleerde spouw. De
vloer besLaaL uiL geisoleerde kanaalplaaLelenen-
Len voorzien van een afwerklaag. De begane-
grondvloer en alle overige bouwdelen dragen
hun lasLen af op balken die zijn geplaaLsL dwars
op de gevel. Deze dwarsbalken rusLen op funde-
ringspalen.
06950505_Hfdst_04.indd 311 15-11-2005 15:55:22
3T2
Neerslagkerlng
voorsLel 1 voldoeL heL ninsL goed aan de neer-
slagkerende funcLie. HeL is bezwaarlijk daL heL
lekwaLer aan de voeL van de spouw nieL wordL
weggehouden van de isolaLie, Leneer ondaL
nen ook rekening noeL houden neL valspecie
onder in de spouw. Aan diL bezwaar kan genak-
kelijk worden LegenoeLgekonen neL behulp
van een slabbe. Deze houdL de isolaLie en heL
binnenspouwblad vrij van naLLigheid en dwingL
heL in de spouw doorgeslagen waLer naar buiLen
af Le vloeien (aangegeven neL een sLippellijn in
voorsLel 2).
voorsLel 3 is in wezen heL neesL eenvoudig on-
daL heL lekwaLer gewoon verLicaal naar beneden
kan weglopen.
Een bijkonend voordeel van de voorsLellen 2 en
3 is daL hiernee de lekwaLerafvoer gescheiden
wordL van de venLilaLieLoevoer in de plinL van de
gevel.
Thermlsche lsolatle
voorsLel 1 heefL ook als belangrijk nadeel daL de
isolaLie rondon nieL doorloopL, naar lijnvornig
wordL onderbroken door de randbalk. ln voorsLel
3 is diL probleen radicaal uiL de weg geruind
door heL binnenspouwblad op de rand van de
vrijdragende vloer Le zeLLen zodaL de isolaLie on-
gehinderd kan worden doorgezeL.
voorsLel 2 doeL een sLapje Lerug, hier wordL de
isolaLie nanelijk onderbroken door punLvornige
ondersLeuningen van de vloerrand op de rand-
balk.
Luchtdlchtlng
Ook in diL opzichL is voorsLel 1 bedenkelijk.
OndaL de vrijdragende vloer door belasLing en
kruip zal doorbuigen, zal deze afschuiven Len
opzichLe van heL binnenspouwblad (in heL
nidden bijvoorbeeld
1
}
500
van de overspanning
10 nn). Deze afschuiving leidL LoL scheurvor-
ning in de voeg Lussen de vloer en heL binnen-
spouwblad die hierdoor naar verwachLing nieL
luchLdichL zal zijn. 8ovendien zal de aansluiLing
van de plinL neL de vloerafwerking gaan gapen.
DiL probleen is bij voorsLel 1 genakkelijk op
Le lossen door de vloerrand Lussen de randbalk
en heL binnenspouwblad Le schuiven zoals
in wezen ook is gedaan neL de punLvornige
LussenondersLeuning(en) bij voorsLel 2.
8ij voorsLel 3 kan de luchLdichLing van de aan-
sluiLnaad Lussen heL binnenspouwblad en de
vloer problenen oproepen ondaL heL binnen-
spouwblad in heL eigen vlak neesLal zeer vorn-
vasL is en daaron een evenLuele doorbuiging van
de vloer bij de aansluiLing nieL zal volgen. ln daL
geval wordL dus aan de vloer in de nabijheid van
de gevel een hoge sLijfheidseis opgelegd.
Flguur 4.TT9 SLudie aansluiLproblenaLiek gevel - onderbouw
binnenspouwblad op vloerrand
puntvormig ondersteund
1
van de bodem
panelenbouw)
(metselwerk, blokken- of
binnenspouwblad
kanaalplaat
mogelijke zetting
randbalk
geisoleerde spouwmuur op
randbalk met vrijdragende
geisoleerde vloer
zakking
door randbalk
randbalk
2
ventilatie
buitenspouwblad op grondkering
dragende vloer;
binnenspouwblad op vrij-
puntvormige
ondersteuning
van de vloer
funderingspaal
3
kering
grond-
af te voeren
slabbe om lekwater
(minder
vochtgevoelig)
trasraam
lekwater
dwarsbalken
of oplegging op
ophanging aan
06950505_Hfdst_04.indd 312 15-11-2005 15:55:23
4 SCHElDEN 3T3
Zakklng aanllggend terreln
8ij slappe boden en bodenophoging noeL
rekening worden gehouden neL nazakken van
de grond en heL Lerreinoppervlak. Deze nazak-
king kan langdurig plaaLsvinden en bij zeer
slechLe ondergrond sons een groLe waarde aan-
nenen (LoL neer dan 0,5 n) en vornL dan ook
Len aanzien van de aansluiLing van heL Lerrein en
heL plaveisel neL heL gebouw vaak een serieus
probleen. voorsLel 1 is ook in diL opzichL heL
neesL aanvechLbaar, ondaL in diL geval de rand-
balk al bij de ninsLe zakking van heL plaveisel
blooL konL Le liggen.
Een bijkonend hinderlijk fenoneen is in vele
gevallen de ongelijknaLige zakking die direcL aan
de gevel opLreedL door obsLakels of door onder-
spoeling.
ObsLakels zoals henelwaLerafvoeren opgehan-
gen aan de randbalk, oplegnokken en andere
uiLsLeeksels belenneren plaaLselijk heL neezak-
ken van de grond, heLgeen zich aan de opper-
vlakLe afLekenL door heL blijven 'hangen' van heL
plaveisel.
Onderspoeling geefL juisL heL ongekeerde beeld.
Zand (of grond) wordL in daL geval door heL
wegsijpelende regenwaLer neegenonen LoL
onder de randbalk (en sons zelfs nog verder) als
daar door heL zakken van de boden een open
ruinLe is onLsLaan (in hguur 4.11 aangeduid
neL een sLippellijn). On diL verschijnsel van heL
in versLerkLe naLe wegzakken van de grond nabij
de gevel, heL wegkanLelen van Legels enzovoorL
Legen Le gaan noeL de breedLe van de holLe
onder de balk zoveel nogelijk worden ingeperkL.
DiL vraagL on een schernachLige voorziening in
heL verlengde van heL buiLenoppervlak van de
gevel. voorsLel 3 voldoeL hieraan heL besL.
4.5.2.b Aanslultlng gevel ~ hellend dak
liguur 4.120 LoonL vervolgens voor dezelfde
woning Lwee uiLgewerkLe voorsLellen voor de
dakvoeL neL de overgang van de gevel op
heL hellend dak en de daarop aansluiLende
(zolder)verdiepingvloer.
De aangegeven dakpanelen zijn zelfdragend. Zij
overbruggen de afsLand Lussen de nuurplaaL en
de nokgording dus in n keer zonder Lussen-
gelegen gordingen. De nokgording rusL op de
woningscheidende dragende wanden dwars op
de gevel en heL dak, zo ook de beLonnen vloer
waarop de nuurplaaL is verankerd.
Op de deLaillering van hguur 4.120-1 valL veel
aan Le nerken, hguur 4.120-2 geefL op elk hier-
onder aangeroerd punL een verbeLerd voorsLel.
a Men noeL er op leLLen daL de vloer zijdelings
kan gaan sLeunen op heL binnenspouwblad van
de gevel. Wanneer diL nieL de bedoeling is, noeL
de vloer vrij worden gehouden van heL binnen-
spouwblad neL een exibele dichLing daar-
Lussen.
voorstel tot verbetering
overlap
detail
1
isolatie
tengel
panlat
foliemateriaal
dakpan
voorstel detaillering aansluitingen
bevestigd aan
dakspoor
gootbeugel
baksteen
zelfdragend
dakelement
basisplaat
dakelement
isolatie
2
dakelement
dwarsdoorsnede 3
plaatmateriaal
max. 10 mm.
schroot
vogel-
naad
plank
dampdoorlatende
dampremmende
minerale wol
dakelement
folie
hoger
folie
polyetheenband
muurplaatanker
compressieband
folie
polyetheen-
compressieband
aansluitlat
dampdoorlatende
folie
tengel
spoor
f
f
e
d
h
g
a
c
b
e
h
f
d
b
f
g
c
a
Flguur 4.T20 voorbeeld aansluiLproblenaLiek overgang gevel - hellend dak
06950505_Hfdst_04.indd 313 15-11-2005 15:55:25
3T4
Een aansluiLing neL exibele dichLing is ook
nodig als heL binnenspouwblad rusLend op de
daarondergelegen vloer een groLere zakking
ondergaaL dan de bovensLe vloer waardoor de
aansluiLnaad zou kunnen openLrekken.
b De bovenkanL van de onafgewerkLe vloer kan
in de hoogLe ongeveer 20nn varieren als gevolg
van onder neer een nieL-naaLvasLe opleghoogLe
en kronningen van de vloerplaLen. DiL beLekenL
daL de nuurplaaL nieL 'koud' op een vasLgesLelde
plaaLs op de onafgewerkLe vloer kan worden
bevesLigd, naar van een zekere sLelruinLe in de
hoogLe en}of breedLe noeL worden voorzien. Zo
wordL voorkonen daL nieL-vereffende naaL-
onnauwkeurigheden in de bovenkanL van de
vloer doorwerken in heL dakvlak.
Men dienL verder Le leLLen op de luchLdichLing
Lussen de nuurplaaL en de zoldervloer. Aan-
bevolen wordL de Lussengelegen voeg goed Le
dichLen neL bijvoorbeeld conpressieband of
Pk-schuin.
c 8ij slordige uiLvoering is de kierdichLing Lussen
de dakpanelen en de nuurplaaL nieL verzekerd,
diL geldL in heL bijzonder voor de aansluiLnaden
Lussen de dakpanelen bij de onLnoeLing neL
de nuurplaaL. Hierdoor kan deze aansluiLing
hinderlijk gaan LochLen, zeker wanneer ook de
gevelisolaLie slechL op de schuine onderkanL van
de dakpanelen aansluiL. liguur 4.120-2 biedL
daaron een neer beLrouwbare oplossing voor
de dichLing: een sLuiklaL + conpressieband op
een sLaande nuurplaaL.
d De secundaire waLerkering noeL danpdoor-
laLend zijn on Le voorkonen daL de buiLenzijde
van de dakpanelen neer danpdichL is dan de
binnenzijde. DiL kan bijvoorbeeld worden bereikL
neL folie van polyeLheen neL nicroperforaLie.
WaL beLrefL de aansluiLnaden Lussen de pane-
len onderling noeL er op worden geleL daL de
luchL}danpdichLing aan de binnenzijde wordL
geplaaLsL.
e De secundaire waLerkering druipL af achLer de
gooL. LekwaLer kan hierdoor beLrekkelijk genak-
kelijk op heL buiLenspouwblad LerechLkonen en
vervolgens ongeconLroleerd de spouw inlopen of
aan de buiLenzijde weglopen. 8ij lekkages (onder
neer Len gevolge van gebroken en verschoven
dakpannen) kan diL plaaLselijk een onwenselijk
groLe waLerbelasLing in de spouw geven. HeL is
daaron principieel beLer heL lekwaLer in de gooL
Le laLen vloeien en de gooLbeugel onder de
secundaire waLerkering op de dakpanelen Le
laLen aangrijpen. De overlap bij de overgang
naar de gooL noeL weerbesLendig en plaaLs- en
scheurvasL worden uiLgevoerd.

f De overgang van heL buiLenspouwblad naar
heL dakpaneel achLer de gooL volgens hguur
4.120-1 is zeer onverzorgd onLworpen, regen,
wind en (jachL)sneeuw hebben er vrij spel en
bovendien kan er genakkelijk sLofophoping op
de bovenkanL van heL buiLenspouwblad plaaLs-
vinden. verder is de open ruinLe achLer de gooL
uiLnodigend voor vogels en ander klein gedierLe.
ln hguur 4.120-2 wordL aan al deze bezwaren
LegenoeL gekonen door heL dakpaneel ieLs over
heL buiLenspouwblad Le laLen sLeken en aan de
onderzijde af Le werken neL een horizonLale
plank waarnee de ruinLe Lussen de gooL en heL
buiLenspouwblad neLjes kan worden afgedichL.
Zo is verder boven de ondersLe panlaL ook voor-
zien in een vogelschrooL.
vervolgens nog Lwee punLen die beLrekking heb-
ben op de sLijfheid en de vornvasLheid van de
consLrucLie:
g De bevesLiging van de gooLbeugels is in hguur
4.11-1 Le krap beneLen. Zo is heL nieL goed
nogelijk de beugels sLrak in n lijn Le plaaL-
sen en Le houden, Lerwijl deze nieL in sLaaL zijn
buigende nonenLen van enige beLekenis op Le
nenen waardoor de gooL bij belopen en andere
vornen van belasLing genakkelijk kan uiLzakken.
h De ribhoogLe van de zelfdragende dakelenen-
Len is blijkens de Lekening van hguur 4.120-1
slechLs ongeveer 10 cn. 8ij een schuine afsLand
Lussen de nuurplaaL en de nokgording van bij-
voorbeeld 5 n is de consLrucLiehoogLe inclusief
de plaaLbekleding aan de onderzijde en de Loe-
gevoegde Lengels aan de bovenzijde dus slechLs
ca.
1
}
40
van de overspanning. DiL is Le weinig on
de in de Lijd door kruip Loenenende en sLeeds
hinderlijker zichLbare holling in heL dakvlak uiL Le
sluiLen.
06950505_Hfdst_04.indd 314 15-11-2005 15:55:25
4 SCHElDEN 3T5
1en sloLLe wordL ook nog gewezen op de
geluidsisolaLie van heL dak:
l De luchLgeluidsisolaLie van een pannendak neL
vrijdragende dakpanelen zoals aangegeven in
hguur 4.120 heefL een geluidsisolaLiewaarde R
A

van ongeveer 30 d8(A) of neL daar boven. DiL is
vergelijkbaar neL de waarde die enkel glas neL
voorzeLruiL + goede kierdichLing bereikL.
ln de neesLe gevallen is diL voldoende. Sons wil
de gebruiker echLer een beLere geluidsisolaLie
of is deze noodzakelijk als buiLen de geluidsbe-
lasLing hoog is. Als eersLe noeL dan worden ge-
zorgd voor een uiLsLekende kierdichLing op alle
aansluiLnaden.
verder is heL gegeven daL de dakpanelen vrijdra-
gend zijn van nuurplaaL LoL nokgording gunsLig
voor de geluidsisolaLie. DaarnaasL hebben ook
een groLere spouw onder de dakpannen, Loepas-
sing van ninerale wol in plaaLs van Pk of EPS
als isolaLienaLeriaal en een zwaardere basisplaaL
een gunsLige invloed op de geluidsisolaLie. Deze
kan bovendien nog aanzienlijk worden verbeLerd
door Loevoeging van een exLra plafond onder de
kap op een Legen Lrillingen geisoleerd regelwerk.
Men kan daarnee een R
A
bereiken van 35 a 40
d8(A). Nog hogere waarden worden verkregen
neL een zwaar dak, bijvoorbeeld van (gas)beLon.
vergelijk hierLoe ook de hguren 4.44 en 4.45.
3.5.2.c Aanslultlng raamkozl[n ~ gevel
liguur 4.121 geefL vervolgens een voorbeeld van
de overgang van een raan neL dubbelglas als
daglichLvoorziening in aansluiLing op de gege-
ven zwaar geisoleerde spouwnuur. 8eschouwd
wordL de horizonLale doorsnede van de zijaan-
sluiLing.
ln hguur 4.121-1 sLaaL aangegeven hoe de be-
langrijksLe (bouwfysische) scheidingsfuncLies
in beginsel noeLen worden doorverbonden. ln
hguur 4.121-2 worden in anLwoord hierop drie
varianLen voorgesLeld bij Loepassing van een
houLen kozijn.
Luchtdlchtlng
ln alle gevallen wordL de luchLdichLing Lussen
heL kozijn en binnenspouwblad verzorgd door
een deklaL aan de binnenzijde. On een goede
dichLing neL de kopse kanL van heL binnen-
spouwblad Le bewerksLelligen is de laL voorzien
van conpressieband opgenonen in een groef.
Ook Lussen de deklaL en heL kozijnhouL is een
dichLingsband als inLernediair Loegevoegd hoe-
wel diL ninder noodzakelijk is ondaL een houL-
op-houLaansluiLing goed blijvend luchLdichL is Le
naken.
OndaL heL raan geopend noeL kunnen wor-
den is de aansluiLing van heL raankozijn aan
heL nonLagekozijn per dehniLie een zwak punL.
Hier konen in feiLe de luchLdichLing, Lhernische
isolaLie en regenkering in n kriLisch punL (bij
enkele aanslag) of Lwee kriLische punLen (bij dub-
bele aanslag) sanen. Ook waL beLrefL de geluids-
isolaLie is diL punL heL neesL kriLisch.
Flguur 4.T2T SLudie zijaansluiLing raankozijn neL gevel
glaslat
enige variantmogelijkheden bij toepassing van
een houten kozijn
2
c
folie tegen indringing doorslagwater
van de spouw
metalen lijst ter afdichting
naar binnen
draaiend raam
kozijn aan binnenspouwblad
metalen beugel ter bevestiging
aan binnenzijde
principe-opzet doorkoppeling scheidingsfuncties
b
a
1
glaslat aan buitenzijde
montagekozijn
stelkozijn
dichtingsbanden
deklijst met
raam
naar buiten draaiend
regen- en windkering
thermische isolatie
luchtdichting/geluidisolatie
te openen raam
06950505_Hfdst_04.indd 315 15-11-2005 15:55:26
3T6
De kierdichLing op de aanslag noeL daaron
zoveel nogelijk ononderbroken rondgaan en bij
heL sluiLen van heL raan voldoende sLrak kunnen
worden aangeLrokken (bijvoorbeeld neL een zo-
genaande knevelsluiLing). On kronLrekken van
heL raankozijn Le voorkonen noeL bovendien
worden uiLgegaan van nininaal LweepunLs-
sluiLingen (bij voorkeur bedienbaar in n
handeling).
Neerslagkerlng
Aan de buiLenzijde bevindL zich een open aan-
sluiLnaad Lussen buiLen spouwblad en kozijn.
De foliesLrook in de spouw zorgL ervoor daL heL
waLer daL door de kier Lussen heL kozijn en heL
buiLenspouwblad heendringL nieL kan doorLrek-
ken naar binnen.
Thermlsche lsolatle
HouLen kozijnen hebben heL voordeel daL heL
naLeriaal nieL al Le slechL isoleerL. 8ij lage bui-
LenLenperaLuren behoefL geen hinderlijke con-
densaLie aan heL binnenoppervlak Le worden ge-
vreesd. HouLen kozijnen kunnen daaron zonder
Lhernische brug worden uiLgevoerd.
Aluniniunprohelen geleiden echLer zeer goed
en noeLen daaron wel van een Lhernische
brug worden voorzien. 8ij aluniniun is diL geen
probleen ondaL neL heL exLrusieproces vrijwel
iedere gewensLe proheldoorsnede nogelijk is.
KunsLsLofprohelen worden ook geexLrudeerd,
naar noeLen voor heL vornbehoud van zwaar-
dere wanddoorsneden worden voorzien.
Boven- en onderaanslultlng
Oplossingsnodel 2c van hguur 4.121 is verder
uiLgewerkL in hguur 4.122. We zien in deze
hguur de boven- en onderaansluiLing van heL
raan neL de gesloLen sLenen gevel.
Elke deelaansluiLing is er op gerichL daL heL he-
nelwaLer daL Legen heL raan en de onkadering
slaaL geLrapL weer afvloeiL naar de buiLenzijde
van de gevel en nieL kan doordringen naar bin-
nen, ook nieL als heL hard waaiL. De noeilijksLe
opgave is in diL verband de aanslag van de on-
derregel van heL naar binnen beweegbare raan
op de vasLe onderdorpel. Zonder gebruiknaking
van in de prakLijk uiLgekiende oplossingen konL
nen er bijna nieL uiL.
luchtdichting
bewegingsvoeg met
dichtingsband
dichting
Flguur 4.T22 Mogelijke oplossing voor de aansluiLingen
boven- en onderzijde raanparLij
xtra lsolerende gevel
liguur 4.123 LoonL LoL sloL als voorbeeld van
de voorLschrijdende onLwikkelingen een experi-
nenLele opzeL van een gevel neL een exLra hoge
Lhernische isolaLie en een daglichLopening die
hier zo goed nogelijk nee in overeensLenning
is.
De in de voorgaande hguren geLoonde gevel
heefL een warnLeweersLand R
c
van ongeveer
3,0 n
2


K}W. ExLra-isolerend dubbelglas konL
gewoonlijk nieL verder dan een waarde van 0,5 a
1,0 n
2
K}W, evenzo geldL voor de kozijnonkade-
ring van heL glas.
MeL de gevel van hguur 4.123 wordL bij een
isolaLiedikLe van 150 + 50 nn een R
c
verkregen
van ongeveer 5,0 n
2
K}W. verder is de Lherni-
sche isolaLie van de daglichLopening zonder al
Le dure naaLregelen bijna verdubbeld door een
zeer brede spouw Loe Le passen neL dubbelglas
zowel aan de buiLenzijde als aan de binnenzijde
daarvan. HeL glas sluiL buiLen en binnen neL
nagneeLsluiLingen direcL op de kernisolaLie aan
zonder kozijn als inLernediair (denk Ler vergelij-
06950505_Hfdst_04.indd 316 15-11-2005 15:55:28
4 SCHElDEN 3T7
king aan de dichLing van de koelkasLdeur).
De aansluiLingen zijn zo sinpel nogelijk gehou-
den zonder afbreuk Le doen aan heL sLreven naar
een hoge bouwfysische kwaliLeiL.
Een prachLige, weldoordachLe consLrucLie dus.
Maar heefL deze ook enige kans van slagen7 De
prakLijk heefL in zulke gevallen heL laaLsLe woord.
Flguur 4.T23 ExperinenLele opzeL van een exLra isolerende
gevel en daglichLvoorziening
Ceraadpleegde en aanbevolen
llteratuur
1 H.k. de 8oer, Albouwcon:tructic: l-lv. DicLaLen
1 DelfL, 17-2003.
2 A.C. van der Linden, 8ouwly:icd. 1hieneMeu-
lenhoff, 2001.
3 A. van kanden e.a., Ccvcl cn Ddk. DicLaLen
bouwneLhodiek 1 DelfL.
4 Handboek
Cevels
Daken
8ouwgebreken
1en Hagen}SLan
5 Nederlandse 8ouw-DokunenLaLie, algenene
infornaLie (niveau 1) over: 8uiLenwanden, 8in-
nenwanden, Daken, Wandafwerkingen, Afwer-
king vloeren, Plafondafwerking.
PolyLechnisch Zakboekje.
7 PublicaLies S8k (SLichLing 8ouwresearch) be-
Lreffende de Lhena's
8ouwkundig deLailleren
vloeren, gevels en daken
kenovaLie, onderhoud en beheer
Duurzaan bouwen en nilieu
Normen
Zie hguur 2.14 in hoofdsLuk 2.
sierlijst
waterslag
magneetsluiting
met omgevouwen randen
dunne metaal- of kunststofplaat
kunststofschuim
spaanplaat
50 mm
minerale wol
sierlijst
150 mm
gipskarton
06950505_Hfdst_04.indd 317 15-11-2005 15:55:29
3T
06950505_Hfdst_04.indd 318 15-11-2005 15:55:29
5
Duurzaam Bouwen
ing. H.E. Bakker
Duurzaam bouwen is, gerekend vanaf het verschijnen van het NMP+
(Nota MilieubeleidsPlan plus, 1990) en de nota Duurzaam Bouwen
(1990), in enkele jaren een begrip geworden. Het raakt in snel tempo
ingeburgerd. Binnen afzienbare tijd zal in elk bouwplan in meer of
mindere mate sprake zijn van duurzaam bouwen. In al die plannen
gaat het dan om: het bewust treffen van maatregelen bij bouw,
verbouw, beheer en onderhoud of sloop van gebouwen, z dat het
milieu en de gezondheid worden ontzien, ook op de lange termijn. In
hoeverre ook werkelijk sprake is van minder milieubelastend ontwor-
pen, gebouwde, gebruikte en gesloopte gebouwen hangt sterk af van
de kennis, kunde en inspanning van alle betrokkenen.
In eerste instantie richtte de aandacht zich hoofdzakelijk op duurzaam
bouwen bij de nieuwbouw van woningen. De komende jaren gaat
de ontwikkeling verder op het gebied van beoordelingscriteria en
ontwerphulpmiddelen, de uitwerking van duurzame stedenbouw en
het in praktijk brengen van duurzaam beheer.
06950505_Hfdst_05.indd 319 15-11-2005 16:02:13
320
Inleiding
Duurzaam bouwen begint met de vertaling van
de milieuproblematiek naar de bouw. Om op
abstract niveau uitspraken te doen over die ver-
taling wordt gebruik gemaakt van schematische
voorstellingen; modellen van zowel het bouwen
als de milieuproblemen. Hieruit is de driestap-
penstrategie ontwikkeld, waarmee op kleine
schaal, bijvoorbeeld materiaalkeuze, maar ook
op grote schaal, bijvoorbeeld gebiedsontwikke-
ling de relatie tussen bouwen en milieu inzichte-
lijk wordt.
Duurzaam bouwen krijgt uiteindelijk vorm door
het uitvoeren van specieke maatregelen. Op
gebouwniveau wordt aandacht besteed aan
energiebesparing, materiaalgebruik, waterbespa-
ring, binnenmilieukwaliteit en afvalbeperking.
Op grotere schaal speelt ook de woonomgeving,
infrastructuur (verkeer en vervoer, water, riole-
ring, energievoorziening) en bestemming van
gebieden een rol. Duurzaam bouwen voegt mi-
lieuaspecten toe aan de bestaande bouwpraktijk.
Niet om afzonderlijk te worden bekeken maar
om te worden gentegreerd. Goede resultaten
worden slechts verkregen indien zeer uiteen-
lopende maatregelen samenhang vertonen. Dat
heeft invloed op het ontwikkelen van plannen,
het bouwen zelf en vooral ook de organisatie van
de bouw.
5.1 Uitgangspunten van duurzaam
bouwen

5.1.1 Bouwen en milieuproblemen
Met de instelling van het Milieu Beraad Bouw
(MBB) heeft de rijksoverheid begin jaren
negentig ook de bouwsector bij de aanpak van
de milieuproblematiek betrokken. In het MBB
voerde de overheid overleg met de partners in
de bouw. Het doel daarbij was te komen tot
afspraken waarbij de bouwsector stapsgewijs
bijdraagt aan het verminderen of voorkomen van
milieubelasting ten gevolge van de bouw. De
bouwkolom is hiermee een van de doelgroepen
geworden waarop het milieubeleid zich richt.
Milieuproblemen kunnen worden onderverdeeld
in primaire en de daaruit voortkomende
secundaire problemen.
1 Primaire milieuproblemen
Vervuiling
Verontreiniging van natuurlijke kringlopen
door een teveel aan chemische of fysische
bestanddelen.
Voorbeelden: water- en luchtverontreiniging
door industrie en gemotoriseerd vervoer.
Uitputting
Verbruiken van bestanddelen van het milieu
in grotere hoeveelheden dan door natuurlijke
kringlopen wordt aangevuld.
Voorbeelden: olie- en gaswinning, ongecontro-
leerde houtkap, afgraving van mergel.
Aantasting
Ingrijpen in het milieu waardoor de oorspronke-
lijke verschijningsvorm zodanig verandert dat dit
als verslechtering wordt ervaren.
Voorbeelden: verdwijnen van de ozonlaag, ver-
andering van rivierenlandschap door klei- of
grindwinning, verwoestijning van regenwouden
door kaalslag.
2 Secundaire milieuproblemen
Schade aan menselijke gezondheid
Hieronder vallen bijvoorbeeld verontreiniging
van water en lucht. Tevens verontreiniging van
het binnenmilieu in gebouwen, maar ook onge-
vallen in verkeer en productieprocessen.
Schade aan plant en dier
Duidelijk is het aantasten van de leefomgeving
bijvoorbeeld door houtkap maar ook door ver-
stening van de stedelijke omgeving.
Schade door functieverlies van apparaten en
gebouwen
Hiertoe behoort de aantasting van historische
bouwwerken door zure regen, uitspoeling van
bouwmaterialen naar oppervlaktewater.
De noodzaak van een aanpak van milieu-
problemen is hiermee wel duidelijk, de daartoe
te volgen werkwijze nog niet. Een hiervoor ont-
wikkeld hulpmiddel is de modellering van een
gebouw, wijk of stad door deze voor te stellen als
een black box. Om te kunnen functioneren is
een aanvoer noodzakelijk, bijvoorbeeld energie
en grondstoffen, hetgeen milieuproblemen kan
06950505_Hfdst_05.indd 320 15-11-2005 16:02:13
5 DUURZAAM BOUWEN 321
veroorzaken: uitputting en aantasting. Tijdens
het functioneren zelf ontstaat een uitstoot die
kan bestaan uit huishoudelijk afval, vuil water,
sloopafval: hierbij is sprake van vervuiling en aan-
tasting.
5.1.2 De driestappenstrategie
De wijze waarop kan worden bereikt dat de
omvang van stromen en dus de milieubelasting
wordt beperkt, is bekend als de driestappen-
strategie. Uitgangspunt bij het gebruik van
deze methode is dat de stroming IN en UIT het
systeem wordt beperkt. Dus geen snelle door-
stroming maar tegenhouden (minder IN) en
vasthouden (minder UIT), guur 5.1.
Als stromen die onder andere op gebouwen
betrekking hebben worden onderscheiden:

energie;

schoon water / vuil water;

materialen / grondstoffen;

afval.
tegen-
houden
IN
stad,
wijk of
gebouw vast-
houden
UIT
Figuur 5.1 Het driestappenmodel (ecodevice)
De uitwerking op hoofdlijnen van de driestap-
penstrategie ziet er als volgt uit:
IN-stroom:
1 Voorkom onnodig gebruik:

beperk de energievraag;

beperk de schoonwatervraag;

beperk materiaalgebruik;

voorkom afval.
2 Gebruik duurzame bronnen:

benut natuurlijke energiebronnen (zon, wind);

benut afvalwarmte;

benut afvalwater;

benut regenwater;

benut grondstoffen die de natuur aanmaakt


(schelpen, hout, vlas).
3 Gebruik eindige bronnen verstandig:

gebruik schone energie met zo hoog moge-


lijk rendement;

kies voor materialen en grondstoffen die niet


schadelijk zijn voor het milieu en de gezondheid;

overweeg toepassing van secundaire grond-


stoffen en materialen.
UIT-stroom:
1 Voorkom afval:

demontage, sloop en hergebruik van bouw-


materialen;

verlengen levensduur door onderhoud en


reparatie.
2 Hergebruik afval:

scheiden van afval, selectief slopen en


recycling;

toepassen van afval als bouwmateriaal.


3 Verwerk afval verstandig:

niet verbranden of storten, maar opslaan voor


later hergebruik.
Voor elke meer gedetailleerde uitwerking van
duurzaam bouwen is de driestappenstrategie
bruikbaar. Duurzaam bouwen: zo goed mogelijk
voldoen aan deze stappen en ze steeds zorgvul-
dig afwegen bij het nemen van beslissingen.
5.1.3 Milieueffecten op diverse schaal-
niveaus
De driestappenstrategie is als benadering van
duurzaam bouwen echter niet volledig. Voor het
maken van keuzes die een duurzame ontwikke-
ling bevorderen is een brede horizon nodig in
ruimte en tijd. De hiervoor besproken principes
zijn toepasbaar op verschillende schaalniveaus:
gebouw, wijk of stad. De wijze van wonen, wer-
ken en recreren benvloeden het milieu op aller-
lei niveaus en in heel verschillende tijdsperioden.
Gebieden, de ruimten waarin door te bouwen
woon-, leef- en werkplekken ontstaan, laten nog
een andere dimensie zien van de milieuproble-
matiek. Met het bouwen worden lokaal acties
ondernomen die interlokaal gevolgen kunnen
hebben.
06950505_Hfdst_05.indd 321 15-11-2005 16:02:14
322
Bij de lokale en regionale milieuproblemen speelt
de milieuschade zich dicht bij de bron af maar
op hogere niveaus is de afstand tussen de bron
en de uiteindelijke gevolgen groter. Daardoor
is de schade niet direct merkbaar en moeilijk te
saneren of terug te draaien. Bij gebieden zijn
dus de relaties door de schalen heen van belang,
guur 5.2.
woon-
werkplek
buurt stad stroom-
gebied
1 m 100 m 10 km 1000 km
detail gebouw wijk regio continent
0,1 m 10 m 1 km 100 km 10.000 km
klimaatverandering
bodemdaling/verzuring
verwarming
Figuur 5.2 Milieueffecten en schaalniveaus
Voorbeeld
Het verwarmen van een gebouw in Brabant
door het verbranden van aardgas, heeft
verzuring in de regio en bodemdaling in de
aardgasgebieden in Groningen tot gevolg en
klimaatverandering op wereldschaal, guur
5.2.
Duurzame bronnen, primaire en
secundaire grondstoffen
Het begrip duurzaam wordt in de
(vak)literatuur niet altijd eenduidig gebruikt.
Duurzame bronnen worden ook wel aan-
geduid met niet-eindig en vernieuwbaar.
Onder niet-eindige bronnen worden bij-
voorbeeld verstaan zon, wind, getijdenbe-
weging. Het zijn bronnen die van nature
beschikbaar zijn en blijven.
Vernieuwbare bronnen zijn bronnen die via
groeiprocessen regelmatig opnieuw ter be-
schikking komen. Voorbeelden hiervan zijn
vlas (vlaswol voor isolatie, lijnolie als grond-
stof voor verf), hout en kurk.
Grondstoffen worden onderscheiden in pri-
maire en secundaire. Primaire grondstoffen
zijn grondstoffen voor de bouw die na win-
ning uit de natuur en eventuele bewerking
worden toegepast als bouwmateriaal. Se-
cundaire grondstoffen zijn afvalproducten
uit de industrie, bouw of andere sectoren
die na eventuele regeneratie opnieuw te ge-
bruiken zijn als bouwmateriaal.
Hieronder noemen we nog enkele voorbeel-
den van de indeling in duurzame bronnen,
primaire en secundaire grondstoffen.
Vernieuwbaar en primaire grondstof:

hout, vlas, stro, riet, kurk (plantaardig);

bijenwas, beenderen, schelpen (dierlijk).


Niet-vernieuwbaar en primaire grondstof:

olie, gas, kolen, metaalertsen, ijzererts, zink-


erts (fossiele brandstoffen)

kalksteen, grind, zand (minerale grondstof-


fen).
Niet-vernieuwbaar en secundaire grondstof:

rogips, hoogovenslakken (industrieel


procesafval)

betonpuin, afvalhout (bouw- en sloopafval).


06950505_Hfdst_05.indd 322 15-11-2005 16:02:14
5 DUURZAAM BOUWEN 323
5.2 Duurzame stedenbouw
De relaties door de schalen heen illustreren dat
duurzaam bouwen niet ophoudt bij het gebouw.
Duurzaam bouwen is slechts een van de bouw-
stenen van een duurzame ontwikkeling. Op het
niveau van bouwplannen, herstructurering van
stedelijke gebieden en de invulling van VINEX-
locaties gaat het om een uitgebreider schaal-
niveau, de duurzame steden bouw. Het reali-
seren van een woonwijk, groot of klein, brengt
milieubelasting met zich mee. Bij winning van
grondstoffen, fabricageprocessen van materialen,
de realisering van gebouwen en de aanleg van
openbare ruimten vindt er continu een aanslag
op het milieu plaats. Voor fabricage en trans-
port worden grondstoffen en energie verbruikt,
tevens vindt er uitstoot van schadelijke stoffen
plaats. Bij productieprocessen blijven reststoffen
over. Ook het bouwen zelf kost energie en uit-
eindelijk resteren afvalstoffen. Ten slotte gaat het
ontwikkelen van een woonwijk ten kosten van
de natuurlijke omgeving de niet-bebouwde
plaatsen en daarmee heeft het zijn directe en
indirecte invloed op het bestaande ecologische
evenwicht, lokaal en mondiaal. Daar staat tegen-
over dat het creren van woon-, werkplekken
en openbare ruimte de opbrengsten zijn van de
bouwactiviteiten die er aan voorafgaan. Het in
balans houden of brengen van het ecologische
evenwicht is dan ook de uitdaging die er ligt.
5.2.1 Ontwerpprincipes
Tijdens het stedenbouwkundig ontwerp wordt
de kwaliteit van de woon- of werkomgeving
bepaald. In deze fase kunnen de verschillende
milieu-invalshoeken nader worden uitgewerkt,
gebruikmakend van bestaande landschappe-
lijke structuren of lokale natuurpotenties. Het is
hierbij overzichtelijk om de uitgangspunten of
ontwerpprincipes rond themas te rangschikken.
Veel gebruikte themas op het niveau van het
stedenbouwkundig ontwerp zijn:
landschap;
natuur;
water;
verkeer;
energie;
afval.
Landschap

benutten van bestaande landschapspatronen


en -elementen;

concentreren van natuurlijke groenelementen;

natuur gebruiken voor klimaatverbetering en


windkering;

vorming stedelijke biotopen;

voorkomen c.q. beperken van barrires;

werken met gesloten grondbalans.


Milieueffecten:

sparen van ecologische waarden;

bevordering natuurontwikkeling;

verbetering van het microklimaat en vorming


van nieuwe leefgebieden;

besparing op grondstoffen.
Natuur, guur 5.3-1

realiseren van groenvoorzieningen van enige


omvang;

aansluiten bij waternetwerk;

vermijden van snipper-groen;

aanwezige kwaliteiten van ora, fauna,


bodem, hydrologische situatie en landschap
benutten;

groenontwerp afstemmen op natuurvriende-


lijk beheer;

opnemen nestelvoorzieningen aan bebouwing


Milieueffecten:

realiseren van recreatiemogelijkheden;

verhogen belevingswaarde;

creren leefgebieden voor planten- en dier-


soorten;

tegengaan van stads-klimaat;

verbetering luchtkwaliteit.
Water, guur 5.3-2

realiseren van gesloten regen- en oppervlakte-


watersystemen;

aanleggen regenbergingen;

beperken van verhard oppervlak;

aanleggen voorzieningen ten behoeve van


gebruik regen- en oppervlaktewater;

aanleggen van zuiveringsmoerassen.


06950505_Hfdst_05.indd 323 15-11-2005 16:02:14
324
Milieueffecten:

tegengaan verdroging;

verbetering stedelijk microklimaat;

besparing op materialen en drinkwater;

bevordering natuurontwikkeling;

voorkomen inlaat vervuild water;

verminderen belasting rioolwaterzuivering.


Verkeer, guur 5.3-3

aanbrengen snelheidsbeperkende voorzienin-


gen voor autoverkeer;

concentreren van parkeerterreinen;

aanleggen dicht net van langzaamverkeer-


routes;

verdichten en concentreren van functies


rondom openbaar vervoer;

beperking infrastructuur.
Milieueffecten:

vermindering milieubelasting door auto-


gebruik;

verhogen verkeersveiligheid;

tegengaan korte verplaatsingen per auto;

minder geluidhinder;

bij gescheiden riolering minder vervuiling


oppervlaktewater;

bevorderen etsgebruik en gebruik openbaar


vervoer;

besparing op grondstoffen.
Energie, guur 5.3-4

compact, gelijkmatig en beschut bouwen;

zongeorinteerd verkavelen.
Milieueffecten:

besparing op gebruik fossiele brandstoffen.


Afval

ontwikkelen van een functioneel haal- en


brengsysteem voor afval;

ruimte reserveren nabij woningen voor inza-


meling.
Milieueffecten:

vermindering hoeveelheid onverwerkbaar


afval;

vergroten van het hergebruik.


Met voornoemde ontwerpprincipes worden
kansen geboden op beperking van de milieube-
lasting. Het gebouwontwerp moet daar echter
op meer gedetailleerd niveau op aansluiten om
ook optimaal van de mogelijkheden gebruik te
maken.
Voorbeeld van schaalniveaus
In woongebieden veroorzaakt autoverkeer
luchtverontreiniging, verkeersonveiligheid,
lawaai en stankoverlast. Binnen, rond en tussen
woon- en leefgebieden leidt het tot ruimte
beslag en boven lokale gevolgen zijn verzuring
en klimaatverandering door het broeikaseffect.
OIKOS
Tussen Enschede en de grensplaats Glaner-
brug ligt de Vinex-locatie De Eschmarke. De
plannen voor dit gebied voorzien in de bouw
van ruim vijfduizend woningen. Oikos, on-
derdeel van de Eschmarke, wordt een ecolo-
gische woonwijk met zeshonderd woningen,
ontworpen door negen verschillende architec-
ten. De stedenbouwkundige opzet is geheel
gebaseerd op de bestaande structuren van
groen en water en op de hoogteverschillen
in het landschap, guur 5.3. Daarnaast was
de noord-zuidorintatie een belangrijk aan-
dachtspunt bij het stedenbouwkundig plan.
De meeste woningen in Oikos liggen gunstig
voor het passief benutten van zonne-energie.
Stedenbouwkundige opzet:
In het stedenbouwkundig plan zijn twee
centraal gelegen groene zones opgenomen.
En daarvan, Het Veld, is een groot grasveld
met een multifunctioneel karakter. De andere
groene zone is een plein met bomen, De Brink
genaamd. Rond dit plein worden appartemen-
ten en enkele wijkvoorzieningen gebouwd. De
Brink is tevens het hoogste punt in de wijk.
Van de bestaande hoogteverschillen van het
gebied is gebruik gemaakt door Oikos in twee
deelwijken op te splitsen: Oikos-binnen, de
hoger gelegen wijk en Oikos-buiten, dat lager
ligt.
De structuur van het bestaande waterlopen-
systeem is belangrijk geweest voor de opbouw
van Oikos. Het uitgangspunt was om al het
06950505_Hfdst_05.indd 324 15-11-2005 16:02:14
5 DUURZAAM BOUWEN 325
regenwater in het eigen gebied te verwerken,
door middel van inltratie, zuivering en buf-
fering. Een duurzame oplossing hiervoor is
gevonden in het aanleggen van wadis.
In Oikos is de auto te gast; in de verkeersstruc-
tuur ligt de nadruk op langzaam verkeer en
openbaar vervoer.
Centraal door Oikos loopt een geasfalteerde weg.
Deze zal alleen worden gebruikt voor hoog-
waardig openbaar vervoer dat een snelle
verbinding met het centum van Enschede
mogelijk maakt.
Voor autos is er een ontsluitingsweg aan de
zuidkant. Parallel aan de centrale weg loopt
de hoofdetsroute. De woonclusters staan
hiermee in directe verbinding.
Figuur 5.3 Oikos Bron: Okios, een ecologisch verantwoorde wijk, Zandvoort Ordening en Advies, stedenbouwkundige G.J. Hellinga
Beek
Houtwal
Prive-tuin
Moestuincomplex
Centrale bomenlaan
Boomclusters
"Het veld"
Ecologische tuin
1 groenstructuur
De Glanerbeek
Afvoer naar rioolwaterzuiveringsinstallatie
Verzameltak wijkontwatering
Ontwatering tuin/terrein
Bufferplas met biezenveld
afvoer naar beek
Ontwatering v. d. straatjes
2 waterhuishouding
Vrije baan Hoogwaardig Openbaar Vervoer
Oversteekbaar deel van trace
HOV-halte
Hoofdontsluiting
Buurtontsluiting langzaam verkeer
Paadjes langzaam verkeer
3 vervoer
Z
Z.O. Z.W.
Z.O.O. Z.W.W.
4 zonorintatie
06950505_Hfdst_05.indd 325 15-11-2005 16:02:17
326
5.3 Besluitvorming rond Dubo
Vanuit het ministerie van VROM is in 1995 het
Plan van Aanpak Duurzaam Bouwen verschenen.
Hierin stelt de rijksoverheid dat duurzaam bou-
wen zover ontwikkeld is dat toepassing in de
brede bouwstroom inmiddels mogelijk is. Deze
constatering leidt echter niet op korte termijn tot
regelgeving in de vorm van aanpassing van het
Bouwbesluit.
Ondanks pogingen vanuit de bouwwereld orde
te scheppen in de veelheid van lokale dubo-
regelingen (initiatief tot het Nationaal Basispakket
Woningbouw) worden nog op velerlei manieren
afspraken over duurzaam bouwen vastgelegd.
De Stichting Bouwwinkel Zeeland heeft hiernaar
onderzoek gedaan en onderscheidt een negen-
tal overeenkomsten bij het bouwen waarbij op
verschillende wijze afspraken kunnen worden
gemaakt met betrekking tot duurzaam bouwen:
1 koopcontract: garanties, informatieverplich-
ting over materialen en gebouwprestaties;
2 samenwerkingsovereenkomst: afspraken met
betrekking tot (rand)voorwaarden en milieu-
prestaties;
3 Programma van Eisen: inhoudelijke kwali-
teitsbeschrijving van functionele, technische en
vormgevende eisen alsmede de gewenste milieu-
prestaties;
4 opdrachtverlening: schriftelijk of mondeling
aangegeven bijzondere wensen bijvoorbeeld
milieudoelstellingen en aanduiding van de ver-
antwoordelijkheden;
5 bestek en bestektekeningen: beschrijving van
het project, tekeningen, omschrijving van de wo-
ning, materiaal- en milieuprestaties;
6 bouwvergunning: wetgeving, bestemmings-
plan, welstandseisen en bouwbesluit;
7 subsidiebeschikking: extra milieueisen gekop-
peld aan nancile middelen;
8 aanneemovereenkomst: hierin worden meestal
geen afspraken vastgelegd, meer gebruikelijk is
het vastleggen van gemeenschappelijke afspra-
ken in de opdrachtbrief of het bestek;
9 huurcontract: wordt zelden of nooit gebruikt
voor nadere milieuafspraken.
In elk van deze overeenkomsten zitten al dan
niet afspraken over duurzaam bouwen beslo-
ten. De praktijk leert dat het tot op heden vaak
gemeenten zijn geweest die duurzaam bouwen
afspraken vorm hebben gegeven. Evenals dubo-
adviesbureaus werken zij vaak met een checklist
duurzaam bouwen, eventueel gekoppeld aan
een convenant en/of subsidieregeling.
De ontwikkeling van het Nationaal Pakket, waar-
van de delen Woningbouw en Utiliteitsbouw
(beide voor nieuwbouw en beheer), GWW en
Duurzame Stedenbouw zijn uitgebracht, is
een brede aanzet geweest tot uniformering van
maatregelen.
De toepassing van duurzaam bouwen wordt uit-
eindelijk bepaald door de rol die de verschillende
partijen spelen in het besluitvormingsproces. Los
van het ambitieniveau dat wordt nagestreefd,
kunnen de afspraken tussen partijen meerdere
vormen aannemen zoals:

inspanningsplicht: de contractant bindt zich


aan het zo goed mogelijk realiseren van de
voorwaarde, waarbij de toetsing van de inspan-
ningsplicht kan gebeuren door de contractant
achteraf verantwoording te laten aeggen over
zijn inspanning;

mededelingsplicht: er bestaat een verplichting


(bijvoorbeeld bij de verkoper) om informatie te
verstrekken;

onderzoeksplicht: een verplichting om door


een deskundige onderzoek te laten verrichten,
bijvoorbeeld naar milieueffecten;

prestatie-eis: deze geeft ondubbelzinnig aan


wat de minimumwaarde van de te leveren pres-
tatie is, alsmede hoe de waarde moet worden
bepaald.
Het is goed te beseffen dat, uitgaande van het
beleid van een opdrachtgever of gemeente, de
eerste drie gradaties niet zonder meer als vrij-
blijvender kunnen worden opgevat dan de pres-
tatie-eis. Er is veeleer sprake van het verleggen
van de verantwoordelijkheid voor de invulling
van duurzaam bouwen waar, als voordeel, een
grotere mate van vrijheid aan gekoppeld is. Het
niet-nakomen van eerder overeengekomen af-
spraken of lichtzinnig omgaan met bijvoorbeeld
de inspanningsplicht kan worden opgevat als
contractbreuk. Bovendien is duurzaam bouwen
voor veel partijen nog geen routine en zoeken
06950505_Hfdst_05.indd 326 15-11-2005 16:02:18
5 DUURZAAM BOUWEN 327
opdrachtgevers naar partijen waarmee ook in
vertrouwen kan worden samengewerkt. Het re-
sultaat hiervan verbetert indien de wijze waarop
duurzaam bouwen in detail wordt vormgegeven
in een vroegtijdig stadium tussen alle bij de
bouw betrokken partijen duidelijk is (zie ook pa-
ragraaf 5.8 Interdisciplinaire samenwerking). Niet
altijd echter zijn bij afspraken rond de ontwikke-
ling van bouwlocaties alle duurzaam-bouwenas-
pecten, die voor een van de betrokken partijen
van belang worden geacht, volledig gedetail-
leerd uitgewerkt.
5.4 Duurzaam bouwen op
hoofdlijnen
Wie kennis neemt van de publicaties rond het
thema duurzaam bouwen komt al gauw tot de
ontdekking dat eenduidigheid niet bestaat. Ver-
scheidenheid in begrippen is troef: energiezui-
nig, milieuvriendelijk, milieubewust, duurzaam,
biologisch, gezond, ecologisch en bio-ecologisch
bouwen. Tegelijk blijkt dat duurzaam bouwen
zich heeft ontwikkeld rond een aantal steeds
terugkerende onderwerpen.
Dat zijn voor de verschillende actoren in de
bouw overigens niet dezelfde. Locale overheden,
opdrachtgevers, ontwerpers en uitvoerders leg-
gen elk hun eigen accenten, guur 5.4.
Voorbeeld
Inspanningsplicht
Partijen kunnen zijn overeengekomen om op
het gebied van materialen bijzondere aan-
dacht te geven aan het bouwafvalprobleem.
Het gebruik van reststoffen is hierbij aan-
gegeven als een mogelijke invulling van de
inspanningsverplichting. In de praktijk kan
echter, bij een niet vooraf bepaalde keuze
voor een bouwsysteem, een anhydrietvloer
(inzet van rogips) als afwerkvloer minder
wenselijk zijn vanwege mogelijke vermin-
dering van de contactgeluidsisolatie ten
gevolge van het losleggen van de dekvloer.
Het kan dan tevens tot de onderzoeksplicht
van de aannemer behoren binnen het pro-
ject voorstellen te doen voor het op andere
wijze inzetten van reststoffen als bijdrage aan
duurzaam bouwen.
Prestatie-eis
Met name op het gebied van energie-
besparing worden dubo-afspraken veelal
gerelateerd aan de prestatie-eis uit het
Bouwbesluit, bijvoorbeeld het realiseren
van woningen met een EPC, 15% strenger
dan de geldende norm op het moment van
afgifte van de bouwvergunning (0,85 in
plaats van 1,0). Door deze formulering is de
afspraak eenduidig en controleerbaar.
Figuur 5.4 Associatie Duurzaam bouwen Bron VROM: duurzaam bouwen monitoring 19951999
Thema Gemeente Corporatie Ontwikkelaar Aannemer Installateur
Energiezuinig 89% 86% 88% 35% 27%
Milieuvriendelijke materialen 78% 79% 81% 62% 27%
Waterbesparing 51% 30% 41% 8%
Binnenmilieu 31% 31% 28%
Onderhoudsvriendelijk 59% 40% 53% 21% 16%
Inbraakwerend 15% 19% 22%
06950505_Hfdst_05.indd 327 15-11-2005 16:02:18
328
Dat tal van maatregelen inmiddels in de bouw
ook op grote schaal worden toegepast blijkt uit
het feit dat de kostprijs van die maatregelen is
gedaald. De milieueffecten die dit oplevert zijn
vaak niet direct zichtbaar, Op basis van model-
berekeningen verwacht het RIVM dat de blij-
vende aandacht voor duurzaam bouwen op mid-
dellange termijn een daling betekent van:

energieverbruik met 25%;

waterverbruik met 10%;

emissie vluchtige organische stoffen (VOS)


met 50%;

emissie metalen naar bodem en water met


15%.
Groene hypotheek
Duurzaam bouwen is op te vatten als investe-
ring in het milieu. Duurzaam bouwen brengt
dan ook vaak extra stichtingskosten met zich
mee. De overheid wil deze kosten drukken
om duurzame woningbouw te bevorderen.
Daarom kunnen duurzaam gebouwde wonin-
gen voor een deel voordelig worden genan-
cierd met een zogeheten groene hypotheek.
Een groene hypotheek is voordeliger dan een
gewone lening. Dat betekent dat de extra
kosten van een duurzaam gebouwde woning
voor een ink deel worden gecompenseerd
door de lagere rente die voor een groene
hypotheek wordt betaald.
Het geld voor groene hypotheken is afkomstig
uit door de overheid nancieel gesteunde
groenfondsen. Groenfondsen zijn scaal aan-
trekkelijk waardoor in het algemeen de rente
voor een groene hypotheek 1 2% lager is
dan de marktrente.
5.5 Uitwerking van Dubo
In deze paragraaf worden de volgende dubo-
maatregelen besproken:

binnenmilieukwaliteit;

energiebesparing;

afvalbeheersing;

waterbesparing;

materiaalkeuze.
5.5.1 Binnenmilieukwaliteit
5.5.1.a Dubo-kwaliteit
De kwaliteit van het binnenmilieu is binnen de
bestaande bouwregelgeving een gegeven dat
door meerdere aspecten van die bouwregel-
geving wordt benvloed. Te denken valt aan:

opstelplaats stooktoestel;

energieprestatie;

geluidwering / geluidsisolatie;

luchtdichtheid begane-grondvloer;

beperking emissie formaldehyde;

luchtverversing.
Binnen duurzaam bouwen is vaak sprake van
aanvullende voorschriften met betrekking tot het
binnenmilieu. In de bouwregelgeving worden
immers eisen geformuleerd op een bepaald mini-
mumniveau, bovendien alleen op onderwerpen
die de overheid noodzakelijk acht. De aanvul-
lende eisen zijn er veelal op gericht een gezon-
der leefklimaat in een gebouw te bereiken.
5.5.1.b Maatregelen
Gezond bouwen heeft betrekking op een breed
pakket maatregelen, dat niet beperkt blijft tot
een deelterrein zoals energie of materiaaltoepas-
sing. Veel voorkomende maatregelen zijn:

natuurlijke regeling binnenmilieu door:


vochtregulerende muurafwerking,
bijvoorbeeld leemstuc als pleisterwerk;
optimaal gebruik daglicht, bijvoorbeeld
daglicht in een trappenhuis;
gebruik stralingswarmte, bijvoorbeeld
wand- of vloerverwarming;

verhoogde geluidsisolatie:
ankerloze spouwmuur;
zwevende vloer;

verlagen emissie uit bouwmaterialen:


gebruik natuurlijke materialen, bijvoorbeeld
hout, kurk, cellulose;
beperking synthetische afwerklagen,
bijvoorbeeld natuurverf;

aandacht voor psychische aspecten:


vorm, kleur, materiaal, textuur.
5.5.1.c Aandachtspunten
In het algemeen geldt dat voor het gebruik van
onbekende materialen of het realiseren van ver-
hoogde eisen andere scholing, voorbereiding
06950505_Hfdst_05.indd 328 15-11-2005 16:02:18
5 DUURZAAM BOUWEN 329
en controle noodzakelijk is. In elke fase van het
bouwproces moet rekenschap worden gegeven
van:

het waarom: de achtergrond van de onge-


bruikelijke oplossing of bouwwijze;

het hoe: de aansluitdetails, verwerkingsvoor-


schriften, materieel;

het wanneer: de juiste volgorde van uitvoe-


ring.
Een gezond binnenmilieu is bovendien niet
alleen afhankelijk van de toegepaste materialen
en voorzieningen. Ook het feitelijk gebruik van
installaties (verwarming, ventilatie) bepaalt de
kwaliteit van het binnenmilieu. Gebruiks- en
onderhoudsvoorschriften zijn daarom evenzeer
van belang.
5.5.2 Energiebesparing
5.5.2.a Dubo-kwaliteit
Energiebesparing veronderstelt een referentie-
niveau ten opzichte waarvan die besparing
wordt gerealiseerd. Sinds 15 december 1995 is
dat de EnergiePrestatienorm. Energiebesparing is
feitelijk geen onderwerp dat exclusief moet wor-
den gekoppeld aan dubo.
Sinds de jaren tachtig is energiebesparing al
aan de orde geweest. Aanvankelijk werd de
betere energieprestatie uitgedrukt in een bere-
kend lager gasverbruik. Na het inwerkingtreden
van het Bouwbesluit kwam hierin verandering.
Analoog aan de daarin opgenomen prestatie-
eisen voor thermische isolatie was over het
algemeen sprake van een verhoogde R
c
-waarde
van de gebouwschil, meestal in combinatie met
een HR-ketel en een lage U-waarde voor de
beglazing.
Sinds de wijziging van het Bouwbesluit van de-
cember 1995 is veelal sprake van een formule-
ring in relatie tot de geldende EPC, bijvoorbeeld
een te realiseren Energieprestatie van: EPC-15%
(0,85 in plaats van 1,0). In de EPC-berekening
wordt de prestatie van het gebouw berekend
met als uitgangspunt een standaardbewoners-
gedrag (gemiddeld bewonersgedrag). Energie-
zuinig woongedrag wordt in de EPC niet extra
gewaardeerd. Mits daarvoor voorzieningen aan-
wezig zijn, is het echter mogelijk zuiniger met
een woning om te gaan dan voorzien vanuit de
EPC. Daarnaast geldt nog dat een verhoogde
thermische kwaliteit van de gebouwschil, in
tegenstelling tot installatie maatregelen, gedu-
rende de gehele levensduur van de woning van
invloed is op het energiegebruik.
5.5.2.b Maatregelen
In dubo-checklisten is daarom naast een ver-
laagde EPC veelal sprake van specieke maat-
regelen, zoals:

verhoogde thermische isolatie gebouwschil;

gesloten keuken;

toepassen zonneboiler;

ontwerpen op gebruik passieve zonne-ener-


gie;

speciale aandacht voor daglichttoetreding;

energiezonering binnen de woning;

lagetemperatuurverwarming eventueel in
combinatie met een warmtepomp.
5.5.2.c Aandachtspunten
Energiezuinig bouwen vraagt extra aandacht op
de volgende punten:

luchtdichtheid: een goede luchtdichtheid


heeft een positief effect op de EPC, waarmee
speciek rekening is gehouden in het ontwerp.
Denk in ieder geval aan de combinatie van geba-
lanceerde ventilatie met warmteterugwinning en
een verbeterde luchtdichtheid van de gebouw-
schil;

plaatsing van spouwisolatie strak tegen


het binnenspouwblad; als de isolatie los in
de spouw hangt, kan luchtstroming ontstaan
rondom het isolatiemateriaal, de R
c
-waarde van
de uitwendige scheidingsconstructie gaat in dat
geval drastisch omlaag;

beglazing met verschillende U-waarde; het


komt voor dat in ogenschijnlijk identieke wonin-
gen per woningtype beglazing met een andere
U-waarde is voorgeschreven, dit houdt verband
met de EPC-berekening;

oververhitting, uitvoering van zonwering;

concept voor de toe te passen energietech-


niek, in hoofdzaak elektra of gebaseerd op gas.
Door een aantal keuzen in de EPC-berekening
staat een lagere EPC niet altijd gelijk aan een
evenredig lagere CO
2
-emissie. Om misverstan-
den te voorkomen moet het uitgangspunt bij
afspraken tussen partijen eenduidig geformu-
leerd worden.
06950505_Hfdst_05.indd 329 15-11-2005 16:02:18
330
5.5.3 Afvalbeheersing
5.5.3.a Dubo-kwaliteit
De Nederlandse huishoudens produceren jaar-
lijks circa 5,5 miljoen ton afval. Als onderdeel van
dubo-maatregelen wordt daarom ook aandacht
besteed aan de scheiding van huishoudelijk afval.
In veel gemeenten is het gescheiden ophalen
van papier, groente/fruit- en tuinafval (GFT) en
overig afval reeds ingevoerd. Het stimuleren van
milieubewust bewonersgedrag sluit dan ook aan
bij het bouwen van dubo-woningen. De rijksover-
heid heeft het beleid voor het beheer van alle
afvalstoffen waarop de Wet milieubeheer van
toepassing is beschreven in het Landelijk afval-
beheerplan (LAP). Het geeft onder meer het be-
leid voor nuttige toepassing en voor het storten
en verbranden van afval.
Het belangrijkste doel is meer afval nuttig toe te
passen. In 2002 werd ruim 76 % van de afval-
stoffen nuttig toegepast, in 2012 moet dit 83%
zijn. Dit gebeurt door meer afvalstoffen te herge-
bruiken en door afvalstoffen die niet hergebruikt
kunnen worden, als brandstof te gebruiken. Dit
bespaart op het gebruik van brandstoffen als
kolen, olie en gas en draagt daarmee bij aan het
klimaatbeleid.
En van de prioriteiten in het afvalbeleid is afval-
preventie. In de planperiode van het LAP wordt
dit op de volgende wijze ingevuld:

verminderen van de milieubelasting van de


producten in de bouw, aan te pakken via de 5e
pijler van het Bouwbesluit;

stimuleren van afvalpreventie op de bouw-


plaats;

demontabel bouwen, te stimuleren via het


programma industrieel, exibel en demontabel
bouwen (Stuurgroep Experimenten Volkshuis-
vesting).
5.5.3.b Maatregelen
1 Huishoudelijk afval

duobak opnemen in de keuken;

kringloopkast: aparte kast met plaats voor tij-


delijk gescheiden opslaan van glas, kunststoffen,
blik, papier, klein chemisch afval, te plaatsen bin-
nen de woning bijvoorbeeld naast de meterkast.
2 Bouw- en sloopafval
De systematiek voor de afvalverwerking (schei-
ding in fracties en routing van de verwerking) is
weergegeven in guur 5.6. Uitgangspunt is te
komen tot een maximaal en hoogwaardig herge-
bruik. Scheiding van de ene afvalstoffenstroom
ten opzichte van de andere afvalstoffenstroom
is zinvol als ten minste n van de twee stromen
door het feit van scheiding aan de bron beter
(maximaler of hoogwaardiger) kan worden her-
gebruikt.
Uit voorgaande volgt dat minimaal de volgende
afvalfracties te onderscheiden zijn:
2a Bouwafval:

gevaarlijke afvalstoffen (Wet milieubeheer);

steenwol, mits > 1 m


3
per project (apart
recycleprogramma);

glaswol, mits > 1 m


3
per project (apart
recycleprogramma);

kunststof folies (apart recycleprogramma);

papier en karton (apart recycleprogramma);

restafval (goed scheidbaar bij sorteerbedrij-


ven).
Figuur 5.5 Achtergrondgegevens bouw- en sloopafval Bron: VROM, LAP 2002-2006
1 Belangrijkste afvalfracties beton (40%), metselwerk (25%), asfalt (26%)
2 Belangrijkste bronnen grond-, wegen- en waterbouw, utiliteitsbouw, woningbouw
3 Aanbod in 2000 (in Nederland) 19 Mton
4 Nuttige toepassing in 2000 94%
1
5 Verwijdering in 2000 6%
6 Verwacht aanbod in 2006 20 Mton
7 Verwacht aanbod in 2012 21 Mton
1
De doelstelling van 90% hergebruik in 2000 was reeds in 1999 gehaald, sindsdien is het % nuttige toepassing vrij constant
06950505_Hfdst_05.indd 330 15-11-2005 16:02:19
5 DUURZAAM BOUWEN 331
2b Sloopafval:

gevaarlijke afvalstoffen (Wet milieubeheer);

asbest en asbesthoudende materialen en pro-


ducten (Asbestbesluit);

elektriciteitskabels (verontreiniging overige


fracties);

grind (noodzaak tot reiniging dakgrind en


apart hergebruik in beton);

bitumineuze dakbedekking (noodzaak tot rei-


niging);

verontreinigd puin (noodzaak tot reiniging);

asfalt (apart recycleprogramma);

restafval (goed scheidbaar bij sorteerbedrij-


ven).
In het schema van guur 5.6 is de (kring)loop in
de verwerking van bouw- en sloopafval te zien.
Afvalstromen, die evengoed in een later stadium
kunnen worden gescheiden ten behoeve van
hergebruik en die geen of nauwelijks nadelig
effect hebben op de hergebruiksmogelijkheden
van andere afvalstromen waarmee ze integraal
zijn ingezameld en getransporteerd, kunnen zo-
wel als direct-herbruikbaar afval worden verwerkt
dan wel naar een sorteerinrichting worden afge-
voerd. Verplichte scheiding aan de bron hiervan
heeft immers, op dat moment, geen duidelijke
milieuvoordelen. In de praktijk kan het echter
voorkomen dat deze stromen vanuit kostenover-
wegingen al aan de bron gescheiden worden ge-
houden. Via de milieuvergunningen, stortverbod
en uiteindelijk certicering van sorteerbedrijven
houdt de overheid greep op de afvalstroom.
Afvalstoffen mogen in beginsel alleen worden
gestort als er geen stortverbod is opgelegd op
grond van het Besluit stortplaatsen en stortver-
boden afvalstoffen. Hierbij is een duidelijk onder-
scheid tussen brandbaar en niet brandbaar
afval belangrijk. Gebruik wordt gemaakt van de
systematiek die in de Wet belastingen op milieu-
grondslag is opgenomen, namelijk het hanteren
van een volumieke massa. Afvalstoffen met een
volumieke massa van minder dan 1100 kg/m
3

worden beschouwd als brandbare afvalstoffen en
boven 1100 kg/m
3
als niet-brandbare afvalstof-
fen.
5.5.3.c Aandachtspunten
Afval tijdens de bouw en tijdens het gebruik
vraagt de volgende aandachtspunten:

de plaats van afvalcontainers voor huishoude-


lijk gebruik: zowel de vormgeving en bereikbaar-
heid vanuit de woning, als de bereikbaarheid
vanaf de openbare weg;

inrichting bouw / sloopplaats met het oog op


de verplichte scheiding (afvalcontainers/zakken,
afvoer);

instructie van personeel ten behoeve van


afvalpreventie, gebruik voorzieningen en
bescherming bouwmaterialen;

afscherming bouwplaats (voorkomen zwerf-


vuil en verontreiniging met afval van derden).
5.5.4 Waterbesparing
5.5.4.a Dubo-kwaliteit
Het watergebruik in Nederland ligt hoog en gaat
daarmee gepaard met een aanzienlijk energiever-
bruik voor het verwarmen van tapwater. Figuur
5.7 laat de ontwikkeling van het watergebruik
van een gemiddeld huishouden zien over de
jaren 1992 tot 2001. Het huishoudelijk drink-
watergebruik is tamelijk constant en vertoont
Figuur 5.6 Afvalstromen
Direct
herbruikbaar
afval
Grondstoffen
Sorteren
Bewerken
Grondstoffen
Bouwen
S
t
o
r
t
e
n

o
f
v
e
r
b
r
a
n
d
e
n
D
i
r
e
c
t

o
n
b
e
w
e
r
k
t

t
o
e
p
a
s
s
e
n
S
t
o
r
t
e
n

o
f

v
e
r
b
r
a
n
d
e
n

v
a
n
h
e
r
b
r
u
i
k
b
a
a
r

a
f
v
a
l
Bouwafval
Slopen
Sloopafval
Gewenste materiaalstroom
Niet herbruikbaar bouw- en sloopafval
Niet toegestane materiaalstroom
a
f
z
e
t
-
f
a
s
e
b
e
w
e
r
k
i
n
g
s
-
f
a
s
e
s
c
h
e
i
d
i
n
g
s
f
a
s
e
p
r
e
v
e
n
t
i
e
-
f
a
s
e
06950505_Hfdst_05.indd 331 15-11-2005 16:02:19
332
slechts een lichte daling in de laatste jaren met
ruim 1%. Wel is de bijdrage van de verschillende
deelverbruiken behoorlijk veranderd.
Vermindering van het gebruik van drinkwater
levert het milieu verschillende voordelen op.
Het voorkomt mogelijke plaatselijke verdroging
als gevolg van het oppompen van grondwater.
Het vermindert de noodzaak van uitbreiding van
bestaande of de aanleg van nieuwe waterwin-
gebieden. Het beperkt de inzet van chemica-
lin en desinfectiemiddelen voor de zuivering.
Bovendien levert een minder gebruik van warm
water tevens een bijdrage aan de vermindering
van het verbruik van gas en elektriciteit.
5.5.4.b Maatregelen
Belangrijke maatregelen zijn:

waterbesparende douchekop;

waterbesparend toilet;

Gustavsberg toiletsysteem, guur 5.8;

doorstroombegrenzer;

aparte warmwaterleiding;

thermostatische mengkraan badkamer;

regenton (tuin/auto);

grijswatercircuit toiletspoeling.
5.5.4.c Aandachtspunten
Het belangrijke aandachtspunt bij de water-
besparing is het voorkomen van negatieve ge-
volgen voor de gezondheid bij het gebruik (in en
om de woning) van minder gezuiverd water.
Figuur 5.7 Waterverbruik per persoon per dag van een gemiddeld huishouden Bron: VEWIN
Aantal liters per persoon per dag
1992 1995 1998 2001
Bad 8,0 9,0 6,7 3,7
Douche 39,5 38,3 39,7 42,0
Wastafel 3,7 4,2 5,1 5,2
Toiletspoeling 42,7 39,0 36,2 34,8
Kleren wassen, hand 2,5 2,1 2,1 1,8
Kleren wassen, machine 23,2 25,5 23,2 22,8
Afwassen, hand 8,8 4,9 3,8 3,6
Afwassen, machine 0,7 0,9 1,9 2,4
Voedselbereiding 2,6 2,0 1,7 1,6
Kofe, thee en water drinken 1,5 1,5
Overig 3,3 8,2 6,1 6,7
Totaal 135,0 134,1 127,9 126,2
Figuur 5.8 Gustavsberg toiletafvoersysteem
A
B
06950505_Hfdst_05.indd 332 15-11-2005 16:02:20
5 DUURZAAM BOUWEN 333
Gustavsberg toiletsysteem
Het Gustavsberg Water Saving System (WWS)
gebruikt slechts vier liter per spoeling. Om
verstopping in horizontale leidingen te voor-
komen wordt een stroomvergroter geplaatst
die meerdere spoelingen verzamelt. Deze
stroomvergroter voert door onderdruk en
overheveling in een keer met kracht een grote
hoeveelheid water af. Door de hoeveelheid
water en de verhoogde afvoersnelheid spoelt
de liggende leiding geheel schoon. Op een
stroomvergroter kunnen meerdere woningen
worden aangesloten. Daardoor kan fors wor-
den bespaard op rioolaansluitkosten.
Werking van de stroomvergroter
1 Van meerdere toiletspoelingen wordt het
afvalwater verzameld in de tank, deze vult
uiteindelijk tot het overloopniveau (A).
2 Bij een volgende spoeling zorgt de sifon
voor een gedeeltelijk vacum in de verticale
buis tussen (A) en (B), deze vacuumwerking
zorgt nu voor een constante stroom water van
tank naar uitlaat.
3 De stroomvergroter is leeg en gereed voor
de volgende cyclus.
5.5.5 Materiaalkeuze
5.5.5.a Dubo-kwaliteit
Duurzaam bouwen bestaat voor een belangrijk
deel uit de materiaalkeuze en het gebruik van
grondstoffen. De aandacht hiervoor is ener-
zijds terecht: de bouw is een sector waarin veel
grondstoffen en materialen worden toegepast.
Aan de andere kant moet niet worden vergeten
dat een auto per jaar gemiddeld evenveel ener-
gie verbruikt als een woning. Materiaalkeuze is
altijd een onderwerp geweest waarin verschil van
inzicht de boventoon voerde. Onderlinge verge-
lijking van checklisten, convenanten, maat-
regelenpakketten en subsidievoorwaarden geeft
een zeer divers beeld. Er is sprake van gebods-
en verbodsbepalingen en tegelijk lijkt uiteindelijk
vrijwel alles toepasbaar. Materiaalkeuze is bij
uitstek een onderwerp dat kan worden benaderd
vanuit de driestappenstrategie.
5.5.5.b Materiaalkeuze
In het omgaan met materiaalkeuze zijn binnen
duurzaam bouwen twee stromen te onderschei-
den:
1 de subjectieve benadering;
2 wetenschappelijke modellen.
1 De subjectieve benadering
Als uitgangspunt geldt hierbij dat materiaalkeu-
zes in categorien worden ingedeeld. De geko-
zen indeling is noodzakelijkerwijs betrekkelijk
grof in termen als aanbevolen, omstreden, eerste
voorkeur, vermijden enzovoort. Bij de berede-
neerde indeling wordt gebruik gemaakt van de
driestappenstrategie waarbij gegevens over de
winning van grondstoffen, het productieproces,
transport, levensduur, uitputting, aantasting en
dergelijke worden gebruikt.
Voorbeelden van algemene uitgangspunten
behorende bij de beredeneerde materiaalkeuze:

bij materiaalkeuze en constructiewijze wordt


rekening gehouden met de milieubelasting bij
fabricage, tijdens verwerking, tijdens de levens-
duur en bij de uiteindelijke sloop;

materialen die in enig stadium de ozonlaag


aantasten of waarvan het gebruik leidt tot on-
herstelbaar verlies van natuurwaarden worden
vermeden;

materialen die gebaseerd zijn op hergebruik


van waardevolle grondstoffen of materialen
waarin op verantwoorde wijze afvalmateriaal
wordt verwerkt hebben een voorkeur;

toepassen van overwogen detaillering waarbij


rekening is gehouden met het beperken van de
hoeveelheid en de aard van het bouwafval.
2 Wetenschappelijke modellen
Deze tweede stroming gebruikt wetenschap-
pelijke modellen die met behulp van de basis-
gegevens over een bouwmateriaal of -product
een getalsmatige aanduiding geven van de
milieubelasting. Uitgangspunt voor dergelijke
modellen is de LCA-berekening, guur 5.9. In de
rekenmodellen wordt voor de invoergegevens
onderscheid gemaakt in levensfasen en milieu-
criteria, eventueel uitgebreid door toevoeging
van gezondheidscriteria. Door de weging van de
diverse milieuaspecten kan een eindcijfer worden
geproduceerd.
06950505_Hfdst_05.indd 333 15-11-2005 16:02:20
334
Op grotere schaal kan op deze wijze wellicht de
milieubelasting van een gebouw worden bere-
kend. Het gaat hierbij dan niet meer om alleen
de materiaalgegevens: ook het energiegebruik,
watergebruik, effect op de gezondheid en derge-
lijke worden gekwanticeerd en beoordeeld. De
uitkomst van de berekeningen is uiteraard afhan-
kelijk van de kwaliteit van de invoergegevens.
Milieugerichte levenscyclusanalyse
(LCA)
Een LCA is een instrument voor het systema-
tisch en kwantitatief inventariseren, beoorde-
len en evalueren van de milieueffecten van
een product gedurende de gehele levenscy-
clus. Kenmerkend hierbij is de multidiscipli-
naire en integrale aanpak. Een LCA beschouwt
niet een of meerdere deelaspecten, maar alle
milieueffecten die kunnen optreden. Een veel
gehanteerde methode is die welke door het
Centrum voor Milieukunde Leiden is ontwik-
keld, guur 5.8. Deze methode onderscheidt
zes levensfasen, waarin steeds acht aspecten
een rol kunnen spelen, die op hun beurt zijn
onderverdeeld in deelaspecten. Aldus ontstaat
een matrix waarin de milieueffecten worden
berekend. Het Nederlands Instituut voor
Bouwbiologie en Ecologie heeft dit model ver-
der uitgebouwd tot het TWIN-model waarin
ook de gezondheidsaspecten wordt beoor-
deeld.
Figuur 5.9 Modelschema bepaling milieugerichte levenscyclusanalyse (LCA)
Voorbeeld Resultaten Stappen
- verbeteropties
- productkeuze
- ontwerp
5 Toepassing
4 Interpretatie
3 Effectbepaling
of of
Milieuprofiel
- broeikaseffect
- uitputting van grondstoffen
- verzuring
- toxiciteit
etc.
Ingreeptabel Verzameling van data:
- grondstoffen
- energie
- emissies
- afval
- andere
"1 km riolering"
Product:
betonnen rioolbuizen
met productafhankelijke
materialen
Definitie van :
- doel en doelgroep
- functionele eenheid
- productsysteem
- systeemgrenzen
- allocatie
- data en datakwaliteit
. . . kg kalksteen
. . . kg grind
. . . MJ elektriciteit
. . . kg CO
2
. . . kg afval
etc.
Milieuprofiel
Eco-indicator
- grondstoffen
- energie
- emissies
- afval
- hinder
* Eco-indicator
methode
* MBB-systematiek
Eco-indicator
Milieumaten
Milieuprofiel * CML-methode
2 Inventarisatie
1 Doelbepaling en
afbakening
06950505_Hfdst_05.indd 334 15-11-2005 16:02:21
5 DUURZAAM BOUWEN 335
Het Nederlands Verbond Toelevering Bouw
(NVTB) heeft daartoe het project Milieurelevante
Product Informatie (MRPI) opgezet. Doel was
het ontwikkelen van een bouwbreed erkende,
uniforme, open systematiek van milieurelevante
productinformatie. Op basis hiervan kan de
bouwtoeleverende industrie op eenduidige weg
haar informatie communiceren met gebruikers.
Onder MRPI wordt verstaan: getoetste informa-
tie over milieuaspecten van een bouwmateriaal,
bouwproduct of bouwelement die op initiatief
van de producent(en) via een LCA is gegene-
reerd en die bruikbaar is voor communicatie met
specieke doelgeroepen.
De informatie die zo beschikbaar komt kan beho-
ren bij een product van een specieke producent
maar ook op dat van een branchevereniging.
De representativiteit van de gegevens is dan van
groot belang, maar daarnaast speelt ook de kwa-
liteit van de gehanteerde data een grote rol. De
beoordeling van datakwaliteit vindt plaats aan de
hand van indicatoren volgens guur 5.10.
De bovenstaande kwalitatieve beschrijving van
de datakwaliteit is door de stichting MRPI uit-
gewerkt tot een kwantitatieve methodiek. Deze
wordt denitief vastgesteld na een praktijkproef-
periode die loopt van 1 sept. 2003 1 sept.
2004.
5.5.5.c Aandachtspunten
Voor een deel is het gebruik van milieuvriende-
lijke materialen betrekkelijk nieuw. Dit betekent
dat aannemer, architect of opdrachtgever niet
altijd ervaring heeft met een bepaalde mate-
riaaltoepassing. Toepassing stuit dan, vaak ten
onrechte, op weerstand. Het is wel zo dat een
nieuw product ook als zodanig moet worden
benaderd, dus er moet aandacht worden gege-
ven aan:

productkennis/-informatie;

garantiebepalingen met betrekking tot ver-


werking van het product;

uitvoeringsvoorschriften;

levertijd/verkrijgbaarheid;

instructie/opleiding.
Figuur 5.10 Beschrijving datakwaliteit Bron: Stichting MRPI, Den Haag
Niveau Indicatoren
Stofniveau Precisie: de spreiding, variatie enzovoort van de gegevens, de mate van nauwkeurigheid en
de manier waarop gegevens zijn verkregen (gemeten, berekend of geschat).
Compleetheid: zijn alle input- en outputstromen bekeken, of is een selectie gemaakt?
Procesniveau Geograsche dekking: geograsch gebied waarvoor de gegevens geldig zijn (in ieder geval
voor de Nederlandse markt).
Tijdsperiodedekking: de tijdsperiode waarin de gegevens zijn verzameld en de tijdsperiode
waarvoor de gegevens geldig zijn.
Technologiedekking: zijn de data een gemiddelde van alle mogelijke technologien die wor-
den toegepast of zijn ze speciek voor een toegepaste technologie?
Representativiteit: geeft aan of de gegevens generiek zijn of speciek, en of de gegevens
representatief zijn voor het gewenste geograsche gebied.
Systeemniveau Consistentie: geeft aan hoe consistent de wijze van gegevensverzameling is binnen de studie.
Herleidbaarheid: geeft aan hoe en of het mogelijk is door derden de gegevens te herleiden.
Compleetheid: het aantal locaties waarvan gegevens zijn verkregen in verhouding tot de
gehele populatie van locaties waar het betreffende proces plaatsvindt, liefst uitgewerkt per
datacategorie per proceseenheid.
06950505_Hfdst_05.indd 335 15-11-2005 16:02:21
336
5.6 Maatregelenpakketten
In de praktijk blijken er in hoofdzaak twee
methoden te worden gehanteerd om duurzaam
bouwen in te vullen. De eerste methode bestaat
uit een beschrijving van de milieuproblematiek
in relatie tot de bouw in combinatie met een
totaallijst van mogelijke duurzaam-bouwenmaat-
regelen. Het ambitieniveau van de betrokkenen
bepaalt uiteindelijk de te realiseren maatregelen.
Het Nationaal Pakket Woningbouw is een inmid-
dels veelvuldig toegepast voorbeeld van zon
totaallijst.
Het pakket is opgezet rond een tweedeling van
mogelijke maatregelen:
1 vaste maatregelen, die zonder noemenswaar-
dige kosteneffecten in ieder bouwplan kunnen
worden toegepast of die snel worden terugver-
diend en een duidelijk aantoonbaar positief mi-
lieueffect hebben;
2 variabele maatregelen, waarvan het milieuef-
fect en de kosten afhankelijk (kunnen) zijn van
toepassing in een speciek project en/of een lan-
gere terugverdientijd kennen.
Figuur 5.11 Specicatieblad Beter binnenmilieu woning Bron: SBR, Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen, versie 5.0
Concept De beter binnenmilieu woning
Classicatie Thema: binnenmilieu
Toelichting De beter binnenmilieu woning is zodanig ontworpen dat er sprake is van een gezond en
comfortabel binnenmilieu. Om deze ambitie te realiseren, spelen de volgende vijf uitgangs-
punten een cruciale rol:
voorkom geluidsoverlast in de woning;
zorg voor een goede thermische behaaglijkheid;
zorg voor een goede luchtkwaliteit
zorg dat de woning goed en eenvoudig kan worden gereinigd;
zorg dat de woning bijdraagt aan het welzijn van de bewoners.
Literatuur Comfortklasse geluidsisolatie in woningen en woongebouwen, SBR, 1994.
Beleidsnotitie gebouwen en binnenmilieu, VROM, 1994.
Thermisch binnenklimaat, aanbevelingen, ISSO (publicatie 19), 1991.
Uitwerking In de matrix (guur 5.12) is op basis van maatregelen uit het Nationaal pakket een tweetal
uitwerkingen gegeven voor de realisatie van een beter binnenmilieu woning. Hierbij is on-
derscheid gemaakt tussen een basisambitieniveau en een extra ambitieniveau.
In deze woning is ter voorkoming van geluidsoverlast in de woning gezorgd voor een goede
geluidsisolatie binnen de woning en tussen de verschillende woningen; ook het installatiege-
luid is zoveel mogelijk beperkt.
Om te zorgen voor een goede thermische behaaglijkheid is gezorgd voor een verhoogde
tochtwering, benutting van zoninstraling in combinatie met een buitenzonwering en even-
tueel een serre en een lage-temperatuurverwarmingssysteem.
Ten behoeve van een goede luchtkwaliteit is gezorgd voor een goede ventilatie en een ma-
teriaalkeuze die de binnenlucht niet negatief benvloedt.
Om ervoor te zorgen dat de woning goed en eenvoudig kan worden gereinigd, kan een
gladde vloerbedekking worden toegepast en een stofarme detaillering.
Onder het extra ambitieniveau valt het toepassen van een hogere vertrekhoogte dan het
Bouwbesluit. Hiermee wordt een verhoging van de woningkwaliteit bereikt die bijdraagt aan
het welzijn van de bewoners.
06950505_Hfdst_05.indd 336 15-11-2005 16:02:21
5 DUURZAAM BOUWEN 337
De maatregelen zijn zoveel mogelijk beschreven
als prestatie-eis en bevatten een uitleg over het
milieueffect, de achtergrond van de maatregel
en de kostenconsequentie, guur 5.9. Voorts zijn
de maatregelen gericht op een drietal fasen van
een bouwplan:

initiatief, ontwerp en uitwerking;

productievoorbereiding en realisatie;

gebruik.
Als herkenbare milieuthemas zijn opgenomen:

energie;

materialen;

water;

binnenmilieu;

omgevingsmilieu.
De maatregelen in het pakket zijn vastgelegd op
specicatiebladen. Naast bladen met informatie
over een specieke maatregel bevat het pakket
ook een aantal concepten die zijn uitgewerkt
door samenvoeging van een aantal bij het con-
cept horende maatregelen, guur 5.11 en 5.12.
Figuur 5.12 Uitwerking toepasbare maatregelen bij de beter binnenmilieu woning van guur 5.11
Voorkom geluidsoverlast in het interieur
S007 Pas geen open trap in de woonkamer toe
S407 Pas een woningscheidende constructie met verhoogde geluidsisolatie toe X X
S408 Plaats installaties en trappenhuis binnen geluidskern X
S409 Zorg voor verbeterde geluidswering tussen verblijfsruimten X
S411 Beperk het geluidsniveau ten gevolge van installaties X X
Zorg voor een goede thermische behaaglijkheid
S009 Neem een tochtportaal op X
S011 Zet galerij, loggia of balkon dicht met (enkel)glas X
S016 Gebruik HR++ glas met U 1,2 W/mK in alle verwarmde ruimten X X
S019 Pas verbeterde kierdichting toe bij bewegende delen in kozijnen X X
S037 Pas een midden of lage temperatuurverwarmingssysteem toe X
S475 Voorkom temperatuuroverschrijdingen in de zomer X X
S733 Pas warmteregeling op ruimteniveau toe X
Zorg voor een goede luchtkwaliteit
S008 Bied de mogelijkheid voor gesloten keuken aan X X
S022 Isoleer kruipluik en zorg voor een goede afdichting X X
S054 Beperk de hoeveelheid en onderhoudsfrequentie van het schilderwerk X X
S066 Gebruik voor gipstoepassingen binnen: rogips of natuurgips X X
S267 Indien een dekvloer wordt toegepast, vervaardig deze dan van gips
(anhydrietvloer)
X X
S296 Gebruik voor voorbehandeling op steenachtige ondergrond: watergedra-
gen voorstrijk- of impregneermiddel
X X
S300

Indien muurverf buiten noodzakelijk is, gebruik minerale verf of water-
gedragen acrylaatdispersieverf
X X
S414 Gebruik uitsluitend spaanplaat met beperkte formaldehyde-emissie X X
S473 Pas zelfregelende ventilatieroosters toe X
Verhoog het welzijn van de bewoners
S730 Pas een vertrekhoogte toe die groter is dan de eis in het Bouwbesluit X
Ambitieniveau Basis Extra
06950505_Hfdst_05.indd 337 15-11-2005 16:02:21
338
Een tweede methode gaat uit van dubo-pakket-
ten die vooraf zijn vastgesteld, overeengekomen
of verplicht (bijvoorbeeld subsidievoorwaarde).
Dergelijke pakketten bevatten een aantal ge-
selecteerde dubo-maatregelen waarmee een be-
paald kwaliteitsniveau van een bouwplan wordt
beschreven. Een dergelijk vastgesteld pakket
biedt enerzijds vroegtijdig inzicht in maatregelen
en de consequenties die ze hebben, anderzijds
komen veel mogelijkheden niet aan bod. Een
voorbeeld vormt de lijst met maatregelen die
behoort bij de groennanciering waarbij uit een
voorgeschreven pakket mogelijke maatregelen
(met puntenwaardering) door eigen keuze een
minimaal aantal punten behaald moet worden.
Maatregelpakket en voorwaarden voor de groen-
nanciering voor nieuwbouw- en renovatie-
projecten zijn gepubliceerd in de Staatscourant
nr.1, datum: 2 januari 2002.
FSC-keurmerk
In de productiebossen wordt weliswaar na het
kappen weer opnieuw aangeplant, maar door
de eensoortigheid van het bomenbestand en
de mechanisatie van het kappen is voor
andere bomen en onderbegroeiing geen
plaats. Door internationale samenwerking van
natuurbeschermingsorganisaties, overheden
en houthandelaren is het Forest Stewardship
Counsil (FSC) ontstaan. Dit maakt zich sterk
voor behoud van bestaande bossen en wou-
den en de ontwikkeling van gemengde bossen
met wisselende beplantingen en open ruim-
ten, die zich goed kunnen aanpassen aan het
bestaande landschap en waarin de authen-
tieke ora en fauna zich weer kan ontwikkelen.
Door onder andere het Wereld Natuurfonds,
de Vereniging Milieu Defensie en Novib is in
een aantal punten vastgelegd wat duurzaam
bosbeheer inhoudt. Per productiebedrijf moet
aan de hand hiervan een beheersplan worden
opgesteld dat de natuur spaart en de mensen
in de houtproductie een redelijk bestaan ga-
randeert.
Onafhankelijke keurmeesters controleren
deze bedrijven en het hout uit deze bedrijven
wordt geleverd onder het FSC-certicaat.
De handelaren die zich in ons land hebben
gebundeld in de groep Hart voor Hout ver-
langen van hun leveranciers dit FSC-keurmerk.
Binnen niet al te lange tijd kan zo in de bouw-
sector, zeker voor tropische en subtropische
houtsoorten dit keurmerk worden geist. Ook
enkele bouwmarkten leveren thans tropisch
hardhout onder FSC-keurmerk.
Overigens wordt de bestaande Nederlandse
EKO-keur ondergebracht in het FSC-keurmerk.
5.7 Een dubo-project als voorbeeld
Regelmatig verschijnen in de literatuur voor-
beelden van duurzaam bouwen projecten die
met recht voorbeeldprojecten genoemd kun-
nen worden. Bijvoorbeeld door een vergaande
toepassing van ecologische uitgangspunten, een
zeer lage energieprestatiecofcint, of gebruik
van nieuwe of innovatieve toepassing van be-
staande technieken zoals grootschalige PV en/of
warmtepompen. Het gros van de projecten laat
zich echter op een minder opvallende wijze her-
kennen als normaal bouwplan waar meer zorg is
besteed aan het beperken van de negatieve in-
vloed op het milieu. Daarbij heeft dan niet alleen
de techniek meer aandacht gekregen maar is ook
genvesteerd in het proces.
Ligging bouwplan
Locatie: gemeente Den Haag, VINEX locatie
Wateringse Veld
Project: 27 woningen, in ontwikkeling vanaf
2000
Het bouwplan bestaat uit drie schiereilanden,
gelegen in de ecologische zone, guur 5.13. Bij-
zonder aan het plan zijn de vergaande ambities
op het gebied van energiezuinigheid, de toepas-
sing van duurzame energie en de afstemming
tussen bouwplan en openbare ruimte.
5.7.1 Ontwerpproces
Het duurzaam bouwen ambitieniveau is voor
deze locatie niet vooraf vastgesteld. Inzet van het
proces is het maximaal realiseren van kansen.
Deze doen zich voor op vele terreinen, bijvoor-
06950505_Hfdst_05.indd 338 15-11-2005 16:02:21
5 DUURZAAM BOUWEN 339
beeld de bijzondere ligging in de ecologische
zone, toevallige subsidieregelingen, kennis van
ontwikkelaar/architect en gemeentelijk beleid.
Het in beeld brengen van de kansen, de fase
van de technische haalbaarheid is stap 1 in het
proces.
Alle mogelijke belanghebbenden nemen deel
aan een workshop met als doel het gezamenlijk
opstellen van een lijst van technische mogelijk-
heden die, gelet op de locatie en de bouwop-
gave, kunnen bijdragen aan het realiseren van
een maximale duurzaam bouwen ambitie.
Als mogelijke belanghebbenden zijn daarbij
onder meer uitgenodigd: ontwikkelaar, archi-
tect, stedenbouwkundige, gemeente (bouw- en
woningtoezicht, groenbeheer, riolering, stads-
ecoloog, verkeer), brandweer, dubo-adviseur. De
workshop levert een matrix op met technische
mogelijkheden die passen bij een bepaald thema
(energie-extensivering, integraal ketenbeheer,
kwaliteitsbevordering) en bij een bepaald schaal-
niveau. De vaststelling van de matrix is het resul-
taat van stap 1, guur 5.14.
In de volgende stap, de fase van de economische
haalbaarheid, worden de technische mogelijk-
heden nader uitgewerkt en vastgesteld in hoe-
verre zij werkelijk realiseerbaar zijn. Aspecten die
daarbij aan de orde komen zijn: leverbaarheid,
garantie, te verkrijgen vergunningen, eventuele
juridische procedures, op het plan toegespitste
uitwerking van technieken en bijbehorende
prestaties en verkenning van alternatieve oplos-
singen voor een zelfde vraagstuk. De vaststelling
van een denitief plan is het resultaat van stap 2,
guur 5.15.
Daarna volgt nog de fase van de maatschap-
pelijke haalbaarheid, de besluitvorming waarbij
het plan denitief overeengekomen wordt. In
deze fase wordt (indien van toepassing) uit alter-
natieven gekozen en worden de afspraken rond
Figuur 5.13 Ligging bouwplan Bron: HTV Architecten BV, Den Haag
Tenniscentrum
LM
LM
LM
LM
LM
06950505_Hfdst_05.indd 339 09-12-2005 11:19:10
340
Figuur 5.14 Fase 1, technische haalbaarheid
Thema Aspect Producttype Toepassing Maatregel
Energie Besparing Bestaand Elektriciteit

gasstopcontact (gas wasdroger / wasmachine

hotll wasmachine

zonne-wasdroger

diffuus licht door dakraam

.
Warmte

EPC < 0,85

optimaal gebruik passieve zonne-energie

gebouwbeheerssysteem

warmtepomp

trombewand voor ventilatie

voorverwarming

energie funderingspaal


Innovatief Elektriciteit

laagspanningssysteem
Warmte

waterstof gasketel

waterterugwinning douchewater

geperforeerde isolatie / metalen dak / trans-


parante dakbedekking
Duurzaam Bestaand Elektriciteit

pv-paneel in combinatie met trombewand

kleine windmolen met kap


Warmte

zonnecollectoren (combi)

EPDM met PE-leidingen


Innovatief Elektriciteit

lichtstraat met pv-paneel

kunstobject (met pv of wind)


Warmte

zonnecollector / radiatorcombinatie

opslag warmte in zelfbouw

zonnecollector
Kringloop Water Bestaand Besparing

waterbesparingspakket

.
Reiniging

rietkraag langs weg


Materiaal Bestaand Laagwaardig

anhydriet gebonden afwerkvloer

toepassing betongranulaat

cellulose isolatie


Hoogwaar-
dig

metselen met schepkalk

kozijnloos bouwen

klittenband dakbedekking


06950505_Hfdst_05.indd 340 15-11-2005 16:02:24
5 DUURZAAM BOUWEN 341
Gezond Stadsklimaat

auto uit het zicht

compact bouwen

verticaal zoneren

stromend water in woonomgeving


Groen

vingers in het groen

aansluiting ecologische zone

tuin op het dak


Comfort/
veilig /
gezond

verhoogde geluidsisolatie tussen woningen

afschermen lichthinder tennisbaan

systematisch onderhoud ventilatie-


voorzieningen

lagetemperatuur-verwarming
Figuur 5.14 (vervolg) Technische haalbaarheid
Onderwerp Maatregel Gerealiseerd
Stedenbouwkundig
Regenwater

afvoer naar oppervlaktewater ja

helofytenlter nee

stromend water ja

grijswatercircuit nee
Collectieve voorzieningen

sociale veiligheid
ja

collectieve opzet openbare ruimte ja

gezamenlijke ruimte (kas) nee

speelplaats (afgeschermd van verkeer) ja

gezamenlijke afvalopstelplaats ja

auto uit het zicht ja

compact bouwen ja

verticaal zoneren nee


Hinder nabijgelegen tennisbaan

geluidscamouage door stromend water ecologische


zone
nee

voorkomen lichthinder nee


Waterbeleving

vingers in het groen ja

stromend water ja

aansluiting op ecologische zone ja


Woning
Energie

lage EPC (ca. 0,65), o.a. hoge R


c
-waarden ja

warmtepompen ja

windmolen nee

zonne-energie (PV en zonneboiler) ja

elektra-maatregelen nee
Thema Aspect Producttype Toepassing Maatregel
06950505_Hfdst_05.indd 341 15-11-2005 16:02:24
342
Figuur 5.16 Aanzicht geschakelde woningen Bron: HTV Architecten bv, Den Haag
de planontwikkeling afgerond. Daarna rest nog
slechts de bouw.
Uitgangspunt bij het gehele proces is de afspraak
dat besluiten (wel/niet realiseren, wel/geen
prioriteit) tussen belanghebbenden alleen wor-
den genomen op basis van argumenten en geen
der partijen overwegend bezwaar heeft.
Bovengenoemd proces heeft voor de ge-
meente opgeleverd een bouwplan dat past
binnen de ecologische zone (waterbeleidsplan/
groenbeleidsplan) met een zeer laag energiever-
bruik, met een zichtbare toepassing van duur-
zame energie (energiebeleid) en met een materi-
aalkeuze passend bij het gemeentelijk duurzaam
bouwen beleid. De ontwikkelaar realiseert een
project met het keurmerk Zonnewoning, dat
voldoet aan de voorwaarden voor groennan-
ciering en past bij de duurzaamheidslosoe van
het bedrijf, guur 5.16 en 5.17.
De (specieke) warmteweerstand van een
constructie R
c
wordt besproken in deel 4a
Omhulling, hoofdstuk 1 Prestatie-eisen
Materiaal

IFD-bouwen (high-tech) ja

functiewisseling ruimtes mogelijk gedeeltelijk

materiaalkeus met oog op ligging in ecologische zone gedeeltelijk

hout met FSC-keur ja


Water

waterbuffer op zolder
nee

waterbesparingspakket
ja
Onderwerp Maatregel Gerealiseerd
Figuur 5.15 Fase 2, economische haalbaarheid
06950505_Hfdst_05.indd 342 09-12-2005 11:21:11
5 DUURZAAM BOUWEN 343
5.8 Interdisciplinair samenwerken
Duurzaam bouwen ontstaat niet vanzelf. Het
maakt tot op heden geen deel uit van de bouw-
regelgeving. De realisatie van duurzaam bou-
wen vindt plaats via lokaal gemeentelijk beleid,
convenanten tussen diverse bouwpartijen, eigen
initiatieven van ontwikkelaars, opdrachtgevers
en aannemers. Elke partij ziet daarin voor zichzelf
mogelijkheden en belemmeringen.
Een specieke studie van TNO (Introductie van
milieuvriendelijke bouwmaterialen: inventarisa-
tie van knelpunten in de bouwpraktijk) laat een
scala aan belemmeringen zien, guur 5.18.
Hierin komt ook weer het beeld naar voren dat
aannemers voor de realisatie van duurzaam
bouwen zich veelal afhankelijk zien van overige
partijen en externe factoren. Circa 40% van
de genoemde belemmeringen voor duurzaam
bouwen kan echter door de aannemer worden
benvloed. Deze heeft hiermee de mogelijkheid
het eigen bedrijf te proleren op het terrein van
duurzaam bouwen.
Duurzaam bouwen kent overigens niet alleen
belemmerende factoren. In het bovengenoemde
TNO-rapport worden ook kansen gesignaleerd
die bevorderend zijn voor duurzaam bouwen,
guur 5.19. Onderzoek naar de ervaringen van
bouwers met de voorbeeldprojecten duurzaam
en energiezuinig bouwen (SEV) geeft eenzelfde
beeld. Bij kansen moet onder andere gedacht
worden aan besparing op onderhouds- en ge-
bruikskosten (energie, water), de kans het bedrijf
te proleren en aantoonbare winst voor milieu
en gezondheid.
Opvallende factor in de kans op succes van
duurzaam bouwen blijkt het bouwproces te
zijn. De integratie van bouwen en milieu
betekent dat aandacht nodig is voor onder-
werpen die niet van oorsprong bij het bouwpro-
ces hoorden of daarin van oorsprong geen echt
eigen plek hebben. Voorbeelden hiervan zijn:

watersystemen in de woning en de woonom-


geving;

de relatie verharding en rioleringssysteem;

de vormgeving van ophaalplaatsen voor het


gescheiden aanbieden van afval bij de woning.
Duurzaam bouwen vereist meer dan samenwer-
king tussen meerdere verschillende vakgebieden.
Er is veeleer sprake van interdisciplinair samen-
werken. Hierbij wagen de deelnemers zich over
de veilige grenzen van hun eigen vakgebied
heen en proberen af en toe vanuit de andere
vakgebieden te denken. Hiervoor is enig inzicht
in en waardering voor het andere vakgebied
noodzakelijk, guur 5.20.
Figuur 5.17 Doorsnede en materiaalaanduiding Bron: HTV Architecten bv, Den Haag
twee modules zonnecollector
HR++ glas
met PV-cellen
daklichtconstructie
met PV-cellen
glazen lamellen
HR++ glas
ventilatieroosters
zelfregulerende
HR++ glas
slaapkamer slaapkamer
vide
woonkamer
begane-grondvloer 4,5
dak 5,0 R
c
R
c
dak 5,0
R
R
c
gevel 5,0
gevel 5,0
c
R
c
06950505_Hfdst_05.indd 343 09-12-2005 11:21:11
344
Onderzoeksthema Belemmering Type
1 2 3 4 5
Bouwproces Afwijken van vastgesteld milieuvriendelijk ontwerp

Bouwproces Andere nauwkeurigheid/speciale behandeling nodig

Bouwproces Diversiteit aan actoren/belangen/opninies in de bouw

Bouwproces Geen bouwteam

Bouwproces Ontbreken standaardisering

Bouwproces Onvoldoende samenwerking

Bouwproces Standaardbestekken

Bouwproces Te late inschakeling in bouwproces

Bouwproces Technische problemen

Bouwproces Te veel mondelinge afspraken

Bouwproces Tijdsdruk

Bouwproces Traditionele wijze van samenwerken

Financieel/economisch Extra kosten door vertragingen bij de bouw

Financieel/economisch Kostenbegrenzing bij sociale woningbouw

Financieel/economisch Meerkosten door toevoeging van dubo aan standaard ontwerp

Financieel/economisch Ontbreken scale voorzieningen

Financieel/economisch Onvoldoende draagvlak voor investeringen

Financieel/economisch Onzekerheid kosten duurzame materialen en producten

Financieel/economisch Onzekerheid levensduur dubo

Financieel/economisch Onzekerheid over subsidies

Financieel/economisch Risico in kosten calculeren

Financieel/economisch Stortkosten afval

Juridisch/bestuurlijk Geen juridische grond voor eisen

Juridisch/bestuurlijk Geen milieu in UAV

Juridisch/bestuurlijk Geen milieukwaliteit in huurovereenkomsten

Juridisch/bestuurlijk Onduidelijke verantwoordelijkheid

Juridisch/bestuurlijk Ontbrekende milieu-bestek

Juridisch/bestuurlijk Ontbreken prestatiebestek

Juridisch/bestuurlijk Onvoldoende politieke draagvlak

Juridisch/bestuurlijk Strijdigheid Bouwbesluit

Juridisch/bestuurlijk Strijdigheid BWS

Juridisch/bestuurlijk Strijdigheid Europese regelgeving

Juridisch/bestuurlijk Strijdigheid stedenbouwkundig plan

Juridisch/bestuurlijk Strijdigheid welstand

Juridisch/bestuurlijk Te veel bureau-eisen dubo

Kennis/informatie Effecten van maatregelen moeilijk in te schatten

Kennis/informatie Gebrek aan verspreiding kennis/informatie

Kennis/informatie Gebrekkige productinformatie

Figuur 5.18 Belemmeringsfactoren
06950505_Hfdst_05.indd 344 15-11-2005 16:02:25
5 DUURZAAM BOUWEN 345
Figuur 5.18 (vervolg) Belemmeringsfactoren
Bron: TNO Introductie van milieuvriendelijke bouwmaterialen: inventarisatie van knelpunten in de bouwpraktijk
Toelichting bij guur 5.18
In het schema wordt onder technische belem-
meringen verstaan de onbekendheid met een
nieuw product of materiaal. Het betreft zaken
als de verwerking, toepassingsgebied, andere
dan gebruikelijke fysische eigenschappen
(bijvoorbeeld uitzettingscofcint). Organisa-
torische belemmeringen zijn hiervan vaak het
gevolg, planningsproblemen ten gevolge van
levertijden, verkrijgbaarheid en tegenvallende
bouwtijd. Hoewel het bouwproces een apart
thema is in het schema slaan veel belemme-
ringen vanuit andere themas hier op terug.
Duurzaam bouwen heeft nog niet een voor
iedereen herkenbare vaste vorm. Dit heeft
onder meer als mogelijk effect dat plannen
worden ontwikkeld vanuit een onheldere visie
of te vage afspraken. Tijdens de uitvoering
worden plannen via voortdurend overleg aan-
gepast en ingevuld om tot een gewenst eind-
product te komen. Algemeen bestuurlijke be-
lemmeringen zijn terug te voeren op het feit
dat duurzaam bouwen nog steeds betrekke-
lijk nieuw is. Hierdoor kan sprake zijn van on-
duidelijke eisen, stapeling van eisen tot een
hoog (onredelijk) kostenniveau, maar ook
lange procedures over veel schijven. Inhoude-
lijke belemmeringen lijken op technische
Kennis/informatie Moeilijk hanteerbare informatie

Kennis/informatie Moeilijke afweging diverse aspecten bouwmaterialen

Kennis/informatie Ontbreken toets/leidraad

Kennis/informatie Onvoldoende kennis bij uitvoerders

Kennis/informatie Te veel bureaucratie

Marktaspecten Beperkte keuzevrijheid gelijkwaardige oplossingen

Marktaspecten Beschikbaarheid/leveringsvoorwaarden/levertijd dubo

Marktaspecten Ontbreken garantieverklaringen

Marktaspecten Onvoldoende afstemming bestek/handelsmaten

Motivatie/houding Architectuur versus milieu
Motivatie/houding Beperkingen dubo-ontwerpen

Motivatie/houding Geitenwollensokken imago

Motivatie/houding Goed is goed genoeg

Motivatie/houding Milieu mag geen geld kosten

Motivatie/houding Negatieve ervaringen uit verleden

Motivatie/houding Onvoldoende gebruiksvriendelijkheid dubo-producten

Verklaring type: 1 = Belemmering technisch van aard, oplosbaar door vakkennis of benvloeding
productontwikkeling
2 = Belemmering is organisatorisch van aard, oplosbaar door aanpassing, scholing van het bedrijf
3 = Belemmering slaat op bouwproces, oplosbaar door interdisciplinaire
samenwerking
4 = Belemmering is algemmen/bestuurlijk van aard, oplosbaar door benvloeding politiek
5 = Belemmering is inhoudelijk van aard, oplosbaar door scholing, opdoen van
kennis en informatie
Onderzoeksthema Belemmering Type
1 2 3 4 5
06950505_Hfdst_05.indd 345 15-11-2005 16:02:26
346
maar gaan breder. Hieronder valt onbegrip en
onbekendheid over het hoe en waarom van
duurzaam bouwen uitgangspunten en
algemene kennis van de (duurzame) bouw-
materialen.
Onderzoeksthema Bevorderend
Bouwproces Positieve gevolgen arbeidsomstandigheden/veiligheid
Financieel/economisch Subsidies duurzaam bouwen
Financieel/economisch Geen meerkosten voor sommige maatregelen
Financieel/economisch Kostenbesparing door sommige maatregelen
Financieel/economisch Gunstig effect op arbeidsomstandigheden/gezondheid
Financieel/economisch Energiebesparing verdient zich terug
Juridisch/bestuurlijk Stellen van milieueisen/taakstelling
Juridisch/bestuurlijk Stimuleringspremie dubo
Juridisch/bestuurlijk Milieu-eisen in bestemmingsplan/gronduitgifte
Juridisch/bestuurlijk Convenanten
Juridisch/bestuurlijk Bouwverordening (scheiden van afval)
Juridisch/bestuurlijk Veiligheids/arbovoorschriften
Kennis/informatie Info gedifferentieerd naar levensfase, eigenschap en toepassing
Kennis/informatie Info van gezondheidseffecten van producten/materialen
Kennis/informatie Info van prijs, kwaliteit, milieueffecten
Marktaspecten Prijsdaling door groeiend marktaandeel
Marktaspecten Stimulerend overheidsbeleid voor duurzaam bouwen
Marktaspecten Aannemerskeuze op kwaliteit in plaats van prijs
Marktaspecten Bij krappe woningmarkt ruimte voor extra maatregelen
Marktaspecten Aantoonbare voordelen/neveneffecten
Motivatie/houding Goede ervaringen uit verleden
Motivatie/houding Milieubewustzijn bij betrokkenen
Motivatie/houding Gebruiksvriendelijkheid
Motivatie/houding Letten op gezondsheidsrisicos
Motivatie/houding Lange termijn milieubeleid
Figuur 5.19 Bevorderende factoren
Bron: TNO Introductie van milieuvriendelijke bouwmaterialen: inventarisatie van knelpunten in de bouwpraktijk
06950505_Hfdst_05.indd 346 15-11-2005 16:02:26
5 DUURZAAM BOUWEN 347
Duurzaam bouwen kan als uitkomst van co-
productie succesvol zijn, daarbij zijn vijf proces-
condities van belang:
1 commitment: coproductie staat of valt met
een actieve betrokkenheid van alle belangheb-
benden. Door de relevante interne en externe
partijen vroegtijdig bij de beleids- en planontwik-
keling te betrekken, wordt het kennisreservoir
optimaal benut en het maatschappelijk draagvlak
vergroot;
2 communicatie: een ruimhartige uitwisseling
van kennis en informatie is de basis voor copro-
ductie. Het bevordert dat iedereen op de hoogte
is van elkaars randvoorwaarden, mogelijkheden
wensbeelden en resultaatverwachtingen;
3 cordinatie: samenwerken vraagt om aanstu-
ring en onderlinge afstemming van initiatieven
en procedures, alsmede om een actief beheer
van middelen en informatie;
4 consistentie: het consequent volgen van een
voor alle partijen heldere lijn qua ambitie en sa-
menwerking vergroot de doelmatigheid;
5 continuteit: door te leren van successen en
missers en in te spelen op maatschappelijke ont-
wikkelingen en behoeften, wordt voortdurend
gewerkt aan de verbetering van de inhoudelijke
en procesmatige kwaliteit.
Figuur 5.20 Interdisciplinair samenwerken
Interdisciplinaire samenwerking is een van de
belangrijke voorwaarden voor duurzaam bou-
wen.
Geraadpleegde en aanbevolen
literatuur
1 Ir. D. Dicke en dr. ir. E.M. Haas (red.),
Handboek Bouwen en Milieu (losbladig). WEKA-
uitgeverij, 1997.
2 Gezond Bouwen & Wonen, vaktijdschrift voor
duurzame woning-, utiliteits- en stedenbouw.
Uitgeverij Westering.
3 Duurzaam bouwen, onafhankelijk vakblad over
milieu in het bouwproces. uitgeverij bele Kluwer.
4 Bouwen aan duurzaamheid, publicatiereeks van
VNG, SEV en NOVEM, VNG-uitgeverij. 1996.
5 Introductie van milieuvriendelijke bouwmateria-
len: inventarisatie van knelpunten in de bouwprak-
tijk. TNO rapport 95.041. juli 1995.
6 Oikos in Enschede, duurzaam bouwen in het
Twentse landschap. Uitgave gemeente Enschede,
september 1996.
7 Geld als Water, handleiding voor ontwerp en
gebruik van hemelwaterinstallaties. SEV, november
1996.
8 Duurzaam Bouwen, Nationaal pakket woning-
bouw. SBR, januari 1998.
9 Oikos Enschede, brochure (tekst: bureau Tekst
Plus te Beesd). maart 1998.
10 Duurzaam bouwen monitoring 19951999.
VROM, november 1999.
Opdracht-
gever
Ontwerper
Aannemer Consument
Overigen
Beheerder
Ontmoetingsveld
visies, ideen,
ervaringen
gemeente
woningcorporatie
belegger
ontwikkelaar
architect
stedenbouwkundige
adviseur
waterleidingbedrijf
electriciteitsbedrijf
gasbedrijf
bewoner
eigenaar
gebruiker
bouwbedrijf
onderaannemer
toeleverancier
sloopbedrijf
gemeente
woningcorporatie
belegger
particulier eigenaar
06950505_Hfdst_05.indd 347 09-12-2005 11:24:50
348
06950505_Hfdst_05.indd 348 15-11-2005 16:02:27
349 REGISTER
Register
A
aansluiting, daglichtopening
gevel 315
aansluiting, gevel onder-
bouw 311
aansluiting, gevel en dak 309,
313
aansluitingen 307
aansluitingen uitwendige
scheidingen 308
aardbevingen 94
absolute doorbuiging 143
absorberend glas 263
absorptiecofcint 292
absorptiekarakteristieken 293
afdracht trekcomponent 118
afschoring, ruimtelijke 159
afschot 276
afschuifvervorming 138
afspanning 117
afspanning, eenzijdige 102
afstroming 276
afvalbeheerplan 330
afvalbeheersing 330
afvalpreventie 330
aluminium, kritieke
temperatuur 67
amplitudedemping 239
analyse, functionele 11
ankertui 107
apparatuur 40
architectonische
vormgeving 218
aspectnorm 44
attest 45
attest-met-product-
certicaat 46
B
basisraster 19
bedreigingen van
binnenuit 264
bedreigingen van buitenaf 264
begane-grondvloer,
isolatie 301
begane-grondvloer,
vochtwering 302
begrenzingsfunctie 215
bekleding binnenwanden 294
belasting, nuttige 79
belasting, quasi-statisch 140
belasting, regenwater- 87
belasting, sneeuw- 87
belasting, wind- 89
belastingen 78, 221
belastingen, bijzondere 80
belastingen, permanente 78,
80
belastingen, veranderlijke 80
belastingen door
temperatuurverschillen 92
belastinggebieden 86
belastingscombinaties 96
belastingsfactoren 95
belasting op daken 86
belasting op vloeren 85
belemmeringsfactor 257
Beoordelingsrichtlijn 45
bepalingsmethoden 44
beproevingsmethoden 44
beschermingsfunctie 214
Besluit meldingplichtige
bouwwerken 26
bestendigheid constructie 226
bestratingen 306
betondruksterkte 175
betonstaal
kritieke temperatuur 65
beveiliging 264
beveiliging bij glas 265
bezwijkspanning 135
bijzondere belastingen 35
binnenscheidingen 6
binnenwanden, bekleding
van 294
blusmiddelen 58
bluswatervoorziening 63
bokconstructie 112
boogas 110
boogspant 108, 186
boogwerking 112
borstweringsstrook 163
bosbeheer, duurzaam 338
botsingen door voertuigen 94
bouwafval 330
Bouwbesluit 27
bouwconstructie 32
bouwconstructies 12
bouwfysische factoren 216
bouwkosten 10
bouwmethodiek IX
bouwvergunning 26
bouwwerken, naar
hoofdfunctie 2
bouwwerken,
meldingplichtige 26
bouwwerken,
vergunningplichtige 26
bouwwerken, vrije 26
bouwwetgeving 26
brand 35, 94
brand, standaard- 64
brandbestrijding, preventief 51
brandbestrijding, repressief 51
brandcompartimentering 53
branddeuren 69
branddoorslag 48, 55
branddoorslag, weerstand
tegen 57
brandduur, standaard 64
brandfase 50
brandmeldapparatuur 52
brandmuren 53
brandoverslag 48, 56
brandoverslag, weerstand
tegen 57
brandschade 47
brandscheiding, stabiliteit 62
branduitbreiding 53
brandveiligheid 26, 36, 47, 48
brandveiligheidseisen
versus gebruikseisen 49
brandveiligheidsniveau 36, 48
brandverzekeraar 48
brandvoortplanting 64
brandweer, toegankelijkheid 63
brandweerlift 63
brandweerstand 48
brandwerendheid 63
brandwerendheid, glas 68
brandwerendheid, lichte
scheidingswanden 68
brandwerendheid, ramen en
deuren 69
brandwerendheid, steenachtige
wanden 67
BRL 45
06950505_Hfdst_05.indd 349 15-11-2005 16:02:27
350
bronnen van brand 52
bruikbaarheidsgrens
toestand 94, 137
bruikbare vloeroppervlakte 31
buigend moment 98
buiging 177
buigspanning 178
buigstijfheid 181
buigstijve verbinding 200, 202
buis-in-buisconstructie 165
buitenwanden,
gebruiksfunctie 217
bijzondere belastingen 222
C
CE-merk 46
certicaat 45
certiceringsstelsel 45
condensatie 241
condensatie, inwendige 241
condensvorming 239
conditionerende functie 7
conditioneringsfunctie 215
conformiteitsverklaring 46
constructie 8
constructie, buis-in-buis- 165
constructie,
warmteweerstand 236
constructieonderdeel 32
constructieve
draaghirarchie 33
constructieve
overwegingen 219
constructieve schade 138
constructieve veiligheid 35
constructieve
verbindingen 198
contactgeluid 242
contactgeluidsisolatie 243,
285
contactgeluidsisolatie-
index 285
concidentieverschijnsel 249
D
daglichtfactor 254, 255
daglichtopening,
equivalente 257
daglichtoppervlakte
equivalente 39
daglichttoetreding 253
daglichtvoorziening 38
dagverlichtingssterkte 254
dak 269
dak, belastingen op 86
dak, hellend 271
dak, plat 271
dak, vouw- 128
dakbedekking 271
dakbegroeiing 273
daken, stijfheidseisen 145
dakopbouw 270
dakpakket 270
dampdrukdiagram 241
dampremmende laag 241
dampremming 241
dampspanningsverloop 241
dekvloer 297
dimensionering 195
dimensionering,
elementen 166
dimensionering overspannings-
constructies 195
dooffase 50
doorbuiging 142, 143
doorbuigingsgedrag 183
doorgang
vrije 39
draagfunctie 6, 72, 217
draaghirarchie
constructieve 33
dragend skelet 13
dragers, lineaire 73
dragers, massieve 75
dragers, vlakvormige 73, 75
drinkwatervoorziening 38
druk 172
drukkracht, werklijn 172
druklijn 172
druklijnengebied 110
drukspanten 108, 194
druksterkte, rekenwaarden 174
drukverval 233
dubbel gekromde schalen 126
Dubo 326
dubo-checklist 329
dubo-maatregelen 330
dubo-pakketten 338
dubo-woningen 330
duurzaam 72
duurzaambouwen-
maatregelen 336
duurzaamheid constructie 226
duurzaam bosbeheer 338
duurzaam bouwen 320
duurzaam bouwen,
materiaalkeuze 333
duurzaam bouwen,
belemmeringen 342
duurzaam bouwen,
procescondities 343
dynamische vervormingen 139
E
eenzijdige afspanning 102
eerste draagweg 137
eigentrilling 251
eisen, functionele 27
eisen, prestatie- 27
elpar 125
energiebesparing 329
energieprestatie 41, 236
energieprestatiecofcint 41
EnergiePrestatienorm 329
energieverbruik 234
energiezuinigheid 33, 40
energiezuinig bouwen 329
enkelvoudige
tui-ophanging 106
enkelvoudig gekromde
schalen 126
EPC 41, 237
equivalente
daglichtopening 257
equivalente
daglichtoppervlakte 39
ETA 47
ETG 46
Europese normen 46
Europese Technische
Goedkeuringen 46
evenwichtsvochtgehalte 242
exploitatiekosten 10
extensiekrachten 75
externe reecties 255
extreme waarde 85
extreme windbelasting 92
06950505_Hfdst_05.indd 350 15-11-2005 16:02:28
351 REGISTER
F
faseverschuiving 239
ankerende
geluidsoverdracht 289
exibel ontwerpen 11
frequentie geluid 243
functie, utilitaire 5
functie, conditionerende 7
functie, dragende 7
functie, maatschappelijke 5, 7
functie, ruimtelijke 6
functie, utilitaire 5
functie, verbindende 7
functie-analyse uitwendige
scheidingen 229
functiecombinatie 12
functies uitwendige
scheidingen 215
functie gebouw 5
functionele analyse 11
functionele eisen 27
functionele tekening 11
G
gasexplosies 94
gebouw, functie 5
gebouwkosten 228
gebouwomhullende vlakken 6
gebouwtypologie 2
gebruiksfase 227
gebruiksfunctie 28, 212
gebruiksoppervlakte 31
gebruiksveiligheid 35
gehard glas 69
gehoorgrens 243
geluid, contact- 242
geluid, lucht- 242
geluidbelasting 245
geluidbelasting,
grenswaarden 246
geluidhinder 245
bescherming tegen 37
geluidhinder door
luchtverkeer 246
geluidlekken 253, 290
geluidsabsorptie 253, 292
geluidsdrukniveau 243
geluidsisolatie 242, 283
geluidsisolatiewaarde 247
geluidsoverdracht,
ankerende 289
geluidvoortplanting 289
geluidwering 37
gerberliggersysteem 106
geschoorde raamwerken 158
getuide ligger 185
gevels, uiterlijk 265
gevels, bekleding 267
gevels, kwaliteitsbehoud 266
gevels, verkleuring 267
gevels, veroudering 267
gevels, vervuiling 266
gevelvlak, stijfheid 222
gewapend spiegelglas 68
gewelfwerking 59
gezondheid 36, 227
glas, brandwerendheid 68
glas, gehard 69
glas, termisch-isolerend 69
glas, absorberend 263
glas, reecterend 263
glas, veiligheidsaspecten 265
glas, zonwerend 263
glijoplegging 201
groeifase van brand 50
groene hypotheek 328
grond- en waterdruk 304
Gustavsberg toiletsysteem 333
H
hangdaken 115
hellend dak 271
hemelcomponent 255
hemelfactor 255
hemelwaterafvoer 38, 146,
278
hoedrand 128
hoekverdraaiing 143
hoofddraagconstructie 33,
221
hoogbouw 15
hoogbouw, stijfheid 164
hout, kritieke temperatuur 66
hygroscopisch
vochtgehalte 242
hypar 125
I
inklemming 121
instabiliteit, inwendige 150
instabiliteit, uitwendige 148
installatielawaai 37
instorting 151
interne reecties 255
inwendige condensatie 241
Inwendige instabiliteit 150
inwendige scheidingen 311
inwendige scheidingen,
gebruik 280
inwendige
stabiliteitsvoorzieningen 156
inwendige vormvastheid 156
isofonen 244
isolatie, thermische 40
isolatie, geluids- 283
isolatie, thermische 234, 281,
310
isolatie-index 283
isolatielaag,
plaatsbepaling 237
J
jaloezien 262
jukconstructie 112
K
kabelnetten 132
kantelen 148
kantelgevaar 154
karakteristieke luchtgeluids-
isolatie-index 284
kelderomhullingen 302
kelders 303
kieren, lekkende 139
kleefmagneten 55, 61
kleurreectiefactor 16
klimaat 7
klimaatbeheersing 281
kniespant 110
knikfactor 174, 176
knikgevaar 115
kniklengte 115
knooppunten 162
kolomconstructie 105
kolomkop 122
06950505_Hfdst_05.indd 351 15-11-2005 16:02:28
352
kolommenskelet 14, 76, 120,
163
kolomplaat 122
kolomverplaatsing 104
KOMO-keurmerk 45
koudebrug 239
krachtsafdracht schalen 127
krachtswerking 97
krachtswerking in
kruisverbanden 161
krachtswerking ligger 97
kritieke temperatuur,
aluminium 67
kritieke temperatuur,
betonstaal 65
kritieke temperatuur, hout 66
kritieke temperatuur, staal 66
kritieke temperatuur, steen 65
kritieke temperatuur,
voorgespannen beton 66
kruipruimte 302
kruisverband 159
kruisverband, krachtswerking
in 161
kwaliteitssysteem-
certicaten 46
kwaliteitsverklaring 44
kwaliteitsverklaringen 26
L
laagbouw 14, 15
landelijk afvalbeheerplan 330
LCA-berekening 333
lichte scheidingswanden,
brandwerendheid 68
lichtniveau 7
lichttoetreding, reductie 263
ligger 105
ligger, getuide 185
liggers 97
lijnvormige opleggingen 120
lineaire dragers 73
locatiekeuze 11
loopafstand naar de
uitgangen 59
luchtdichting 233, 309, 311
luchtdoorlatendheid 38, 41
luchtdraaghallen 133
luchtgeluid 242
luchtgeluidhinder 245
luchtgeluidsisolatie 283
luchtgeluidsisolatie-eisen 243
luchtgeluidsisolatie-index,
karakteristieke 284
luchtkwaliteit 7
luchtverversing 38
luifel 108
M
maatschappelijke functie 5, 7
massa-veerresonantie 251
massa-veersysteem 294
massawet, theoretische 249
massieve dragers 75
meetmethode 44
meldingplichtige
bouwwerken 26
membraanconstructies 132
middenopleggingen 122
middensteunpunts-
moment 105
milieubelasting, voorkomen
van 321
Milieurelevante Product
Informatie 335
model, ruimtelijk 8
modulaire maat 19
momentreductie 100
MRPI 335
muizen, bescherming tegen 38
N
Nationaal Pakket Woning-
bouw 336
NEderlandse Normen 26, 43
neerslagkering 231, 309, 311
NEN 26, 41
NEN 6702 78, 141, 280
netwerken 132
niet-besloten ruimte 32
niveauverschillen 39
noise rating curves 247
noodafvoeren 147
noodstroomvoorziening 36
normen 26, 41
normen, Europese 46
normen, wereld- 47
NR-waarden 247
nuttige belasting 79
O
omloopgeluid 290
ondergronds bouwen 303
onderhoud, schoonmaak- 227
onderhoud, technisch 227
onderkeldering 304
ongehinderde vervorming 308
ongeschoorde raam-
werken 157
ontruimingstijd 58
ontwerpen, exibel 11
ontwerpvariabelen 200
opdrijven 148
oplegging 121
oplegging, vrije 121
oplegging, glij- 201
oplegging, lijnvormige 120
oplegging, rol- 201
oplegging, scharnierende 201
oplegging, starre 201
oplegging, verende 201
opleggingen 201
overdrukventilatie 61
overspanningsconstructie 21
overspanningsconstructies,
dimensionering 195
P
paddestoelvloer 122
parkeerdak, hemelwater-
afvoer 278
pendelkolom 101
permanente belastingen 78,
80, 221
plaat 74
plaatwerking 121
plafonds 281
Plan van Aanpak Duurzaam
Bouwen 326
platen 120
platte daken,
gebruiksfunctie 217
plat dak 271
plat dak,
hemelwaterafvoer 277
06950505_Hfdst_05.indd 352 15-11-2005 16:02:29
353 REGISTER
plat dak, laagopbouw 275
plat dak, temperatuurgedrag
waterkerende laag 275
pneus 133
portaalwerking 100
prestatie-eisen 27, 43
procescerticaat 46
productcerticaat 46
productnorm 44
proelplaten 129
Programma van Eisen (PvE) 2, 3
Q
quasi-statische belasting 140
R
raamwerken, geschoord 158
raamwerken,
ongeschoorde 157
raamwerkgevelbuis 165
raatligger 191
ratten, bescherming tegen 38
reecterend glas 263
reecties, externe 255
reecties, interne 255
regenwaterbelasting 87
rekenmethoden 44
rekenwaarden druksterkte 174
rekenwaarden treksterkte 170
rekstijfheid 171
relatieve doorbuiging 143
relatieve vochtigheid 242
resonantie 251, 294
resonanties, massa-veer- 251
resonanties, spouw- 252
rioleringsstelsel 38
roloplegging 201
rook 50
rookbeheersing 54
rookcompartiment 53
rookdichtheid 65
rookkleppen 54
rookluiken 54
rookscheidende deuren 60
rooksluizen 61
rookverspreiding 50, 53
rookvrije vluchtroute 59
roosters 131
ruimtebegrenzingen 6
ruimtebehoefte 6
ruimtelijke afschoring 159
ruimtelijke functie 6
ruimtelijke
staafconstructies 130
ruimtelijk model 8
ruimtevakwerken 130
ruimtevakwerkrooster 131
S
schaal, dubbelgekromde 124
schaal, enkelvoudig
gekromde 124
schaalconstructies 124
schaalwerking 74
schade, constructieve 138
schadegevoeligheid
constructie 225
schadelijke stoffen 38
schade door brand 47
schalen, dubbel gekromde 126
schalen, enkelvoudig
gekromde 126
schalen, krachtsafdracht 127
schalen, vouw- 129
scharnierende oplegging 201
scharnierende verbinding 200
scharnieroplegging 201
scharnierspant 113
scheiden 212
scheiding, visuele 281
scheidingen, inwendige 311
scheidingen, met de
ondergrond 311
scheidingen, met de
ondergrond 300
scheidingen, uitwendige 214
scheidingsconstructie 212
scheidingsconstructies,
stijfheidseisen 147
scheurvorming 138, 183
schijven 74, 120, 122
schoonmaakonderhoud 227
schoorsteenwerking 55
schranking 141
schrankmechanisme 150
schrankvoorzieningen 157
skelet, dragend 13
skelet, kolommen- 76, 163
skelet, wanden- 76, 162
skeletvormen 14
sloopafval 330
sneeuwbelasting 87
sociale veiligheid 36
spanten 108
spatkracht 111
spiegeldraadglas 68
spiegelglas
gewapend 68
spouw 231
spouwresonanties 252
sprinklerinstallatie 58
sprinklers 54
staafconstructies,
ruimtelijke 130
staal, kritieke temperatuur 66
stabiliteit 135, 147
stabiliteit, stenen wand 65
stabiliteitsvoorzieningen,
inwendige 156
stabiliteitsvoorzieningen,
uitwendige 153
stabiliteitswanden 122
standaardbewoners-
gedrag 329
standaardbrand 63
standaardbrandduur 64
standvastigheid 148
starre oplegging 201
statische vervormingen 139
statisch onbepaalde ligger 105
stedenbouwkundig
ontwerp 323
steen, kritieke temperatuur 65
sterkte 134
steunpuntsmoment 100
stijfheid 135, 137
stijfheidseisen 142
stijfheid gevelvlak 222
stijfheid hoogbouw 164
stootbelastingen 224
straling 38
stralingsmodel 57
structuur 13
suskasten 253
systeem, begrip 13
06950505_Hfdst_05.indd 353 15-11-2005 16:02:30
354
T
technische eisen 31
Technische Grondslagen voor
Bouwconstructies, TGB
1990 136
technisch onderhoud 227
tekening, functionele 11
temperatuurswisselingen 223
temperatuurtraagheid 239
temperatuurverschillen,
belastingen door 92
temperatuurwerking 238
tentconstructies 132
Termisch-isolerend glas 69
terrassen 306
TGB 1990 136
TGB 1990 Belastingen en
vervormingen 78, 280
theoretische massawet 249
thermische isolatie 40, 234,
281, 310, 311
thermische isolatie, eisen 236
thermisch lek 239
toegangsbelemmering 281
toegankelijkheid 39
toegankelijkheidssector 39
trappenhuis 61
trek 168
trekboog 115, 116
trekcomponent, afdracht
van 118
trekkracht 117
trekspanning 169, 170
trekstang 102
trekstaven 168
treksterkte, rekenwaarden 170
trillingen 145
tui-ophanging,
enkelvoudige 106
tuibalans 107
tuiconstructie 135
tuien 107
tweede-orde-effect 149, 151
tweede draagweg 137
tweescharnierspant 113
U
uiterste grenstoestand 94
uitbuiging 140
uitgangen 59
uitgangen, loopafstand
naar 59
uitwendige instabiliteit 148
uitwendige scheidingen 214
uitwendige scheidingen,
aansluitingen 308
uitwendige
scheidingsconstructie 229
uitwendige stabiliteitsvoor-
zieningen 153
uitzicht 257
utilitaire functie 5
utiliteitsbouw 3
V
vakwerkgevelbuis 165
vakwerkligger 191
veerwerking 201
veilige vluchtgelegenheid 58
veiligheid 34, 94, 227
veiligheid, brand- 36
veiligheid, constructieve 35
veiligheid, gebruiks- 35
veiligheid, sociale 36
veiligheidstrappenhuis 32, 61
veiligheid van personen 47
veldmoment 101
vensterglas 68
ventilatie 38
veranderlijke belastingen 80,
222
verbindende functie 7
verbindingsfunctie 212, 216
verbinding, buigstijve 200,
202
verbinding, constructieve 198
verbinding, scharnierende 200
verblijfsgebied 32, 39
verblijfsruimte 32, 39
verbrandingsproces 49
verdiepingbouw 14
verdroging 332
verende oplegging 201
vergunningplichtige
bouwwerken 26
verhinderde vervorming 308
verlichtingssterkte 253
verschuiven 148
verstijvingsconstructie 116
vervolgkosten 10
vervorming,
ongehinderde 308
vervorming, verhinderde 308
vervormingen 137
vervormingen,
dynamische 139
vervormingsgedrag 181
vervuiling 266
vestigingsplaats 11
visuele scheiding 281
vlakke plaatvloeren 120
vlakvormige dragers 73, 75
vlamoverslag 50, 65
vlamuitbreiding 65
vloeigrens, staal 67
vloer, paddestoel- 122
vloer, vlakke plaat- 120
vloerafwerking 296
vloeren 280
vloeren, belasting op 85
vloeren, stijfheidseisen 142
vloeroppervlakte, bruikbaar 31
vluchtgelegenheid, veilige 58
vluchtroute, horizontale 60
vluchtroute, rookvrije 59
vluchtroute, verticale 61
vochtbeheersing 241
vochtgehalte, evenwichts- 242
vochtgehalte,
hygroscopisch 242
vochtigheid, relatieve 242
vochtoverlast 37
vochttoetreding 226
vochtwering
beganegrondvloer 302
vollewandligger 191
volumiek gewicht 81
voorgespannen beton
kritieke temperatuur 66
vormgeving,
architectonische 218
vormvastheid 132, 147
vormvastheid, inwendige 156
vorstinwerking 238
vorstschade 306
vouwdaken 128
vouwschalen 129
vouwwerk 127
06950505_Hfdst_05.indd 354 15-11-2005 16:02:30
355 REGISTER
vrije bouwwerken 26
vrije doorgang 39
vrije oplegging 121
vuurbelasting 35
W
waarde, extreme 85
waarde, momentane 85
wandafwerking 295
wanden 281
wandenskelet 14, 76, 162
warmteaccumulatie 239, 283
warmtecapaciteit 240
warmtedoorgang 236
warmtedoorgangs-
cofcint 236
warmtestroom 234
warmteweerstand 235
warmteweerstand
constructie 236
wateraccumulatie 146
waterbelasting 304
waterbesparing 331
waterdampabsorptie 242
waterindringing 231, 306
WBDBO 57
weerstand tegen branddoor-
slag en brandoverslag 57
wereldnormen 47
werklijn drukkracht 172
windbelasting 89, 222
windbelasting, extreme 92
windkering 233, 309
windvormfactor 90
windzuiging 222, 223
Z
zeeg 142
zonne-energie, benutting 264
zonnestraling,intensiteit 258
zontoetreding 258, 259
zontoetredingsfactor 260
zonwerend glas 263
zonwering 258, 261
ZTA-waarde 261
zuinigheid, doelmatige 9
06950505_Hfdst_05.indd 355 15-11-2005 16:02:30
356
06950505_Hfdst_05.indd 356 15-11-2005 16:02:30

You might also like