Het werk is weinig uitdagend, het imago van de job laat te wensen over, de verloning is allerminst om over naar huis te schrijven. Welke arts wil zo nog schoolarts worden? Dokter Leen Verbraeken geeft toe dat sommige clichés kloppen, maar wijst er tegelijkertijd op dat schoolartsen meer in hun mars hebben dan velen denken. “Geef ons een grotere rol binnen de jeugdgezondheidszorg, zo vaart iedereen er wel bij: de kinderen én de schoolartsen zelf.”
Het werk is weinig uitdagend, het imago van de job laat te wensen over, de verloning is allerminst om over naar huis te schrijven. Welke arts wil zo nog schoolarts worden? Dokter Leen Verbraeken geeft toe dat sommige clichés kloppen, maar wijst er tegelijkertijd op dat schoolartsen meer in hun mars hebben dan velen denken. “Geef ons een grotere rol binnen de jeugdgezondheidszorg, zo vaart iedereen er wel bij: de kinderen én de schoolartsen zelf.”
Het werk is weinig uitdagend, het imago van de job laat te wensen over, de verloning is allerminst om over naar huis te schrijven. Welke arts wil zo nog schoolarts worden? Dokter Leen Verbraeken geeft toe dat sommige clichés kloppen, maar wijst er tegelijkertijd op dat schoolartsen meer in hun mars hebben dan velen denken. “Geef ons een grotere rol binnen de jeugdgezondheidszorg, zo vaart iedereen er wel bij: de kinderen én de schoolartsen zelf.”
nogal wat berichten over de tanende aan- trekkingskracht van het beroep van school- arts. Aanleiding was de masterproef (*) van dr. Leen Verbraeken(UGent), die ter afron- ding van haar ManaMa Jeugdgezondheids- zorg de jobaantrekkelijkheid van het werk als arts in een centrum voor leerlingen- begeleiding onder de loep had genomen. Onze plaats binnen de jeugdgezondheids- zorg is dringend aan een opwaardering toe wil- len we artsen warm blijven maken voor dit werk, zo luidde ze de alarmbel in haar scriptie. Oud versus jong Met 364 schoolartsen waren we vorig jaar in Vlaanderen, en dat was officieel voldoende, vertelt dr. Verbraeken, zelf schoolarts in Sint-Niklaas. Maar dat betekent niet dat de toekomst er rooskleurig uit- ziet, integendeel. Een kwart van de artsen is 55 jaar of ouder en stroomt binnen de tien jaar uit. Naar verwachting moeten we dus gemid- deld zon tien artsen per jaar vervangen. Iets wat allerminst eenvoudig wordt: de laatste jaren stromen gemiddeld slechts een zestal artsen per jaar mt het vereiste bekwaamheidsbewijs in. De stiel van schoolarts evolueert zo met rasse schreden richting een knelpuntberoep. In tegenstelling tot andere artsen in de jeugd- gezondheidszorg (zoals bijvoorbeeld artsen van Kind en Gezin) zijn schoolartsen verplicht om een volledige ManaMa Jeugd- gezondheidszorg af te leggen. En dat is voor veel collega-artsen een hele uitdaging. Het gaat over een tweejarige voltijdse academi- sche opleiding waarvoor je van de overheid 60 kalendermaanden de tijd krijgt, zo niet daalt je loon. Je moet de interuniversitaire oplei- ding bovendien zelf financieren en in je vrije tijd volgen. Zoiets valt niet zonder slag of stoot te combineren met een job en een gezin de meeste artsen die zich inschrijven voor deze ManaMa combineren werk, gezin n opleiding, spreekt Verbraeken uit eigen erva- ring. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat veel artsen afhaken. Onderbenutting De belangrijkste reden waarom ons beroep aan aantrekkingskracht inboet, is echter niet de stevige investering in die extra opleiding. Wat veel zwaarder doorweegt, is het gevoel dat we ons potentieel niet ten volle kunnen benutten, gaat de schoolarts uit Sint-Niklaas door. Als schoolarts hebben we minimum negen jaar gestudeerd maar op het werkveld krijgen we de kans niet om ons kennen en kunnen volop in te zetten. We zouden een veel grotere rol kunnen spelen binnen de jeugd(gezondheids)zorg. De scholen zijn een ideale toegangspoort tot deze doel- groep en daardoor is enorm veel mogelijk. We kunnen hele klassen tegelijk vaccineren; we krijgen op vaste tijdstip- pen alle kinderen over de vloer en zijn dus bij uitstek geplaatst om hen over een lange termijn op te volgen; als CLB begeven we ons in een schoolsetting waardoor we zicht hebben op de psycho- sociale context waarin jon- geren zich bewegen; enzovoort. En toch denkt niemand eraan om ons te betrekken bij het uitstippelen van het jeugdgezond- heidszorgbeleid. Alsof we niet bestaan. Wist je trouwens dat de Plannings commissie ons tot voor kort niet eens opnam bij de planning van het medisch aanbod? Gelukkig komt daar tegen eind dit jaar verandering in. Een vaak terugkerende opmerking is dat de job erg routinematig werk inhoudt. Het klopt dat wat wij doen, niet meteen specta- culair oogt toch niet voor de buiten- wereld, geeft Verbraeken toe. Maar ik ver- wijs in deze context graag opnieuw naar die onderbenutting. Het CLB-decreet legt ons twee kerntaken op: verplichte preventie in de vorm van medische onderzoeken en vacci- natiecampagnes; en daarnaast een stuk vraaggestuurde zorg waarbij we kin- deren en jongeren kunnen helpen in een multidis- ciplinaire setting. Jam- mer genoeg wordt onze agenda volledig bepaald door de planning van medische onderzoeken we moeten er soms tot 24 uitvoeren op een voormiddag waardoor er voor dat tweede luik amper tijd en ruimte overblijft. Meer dan nadelen Mijn scriptie mag je gerust beschouwen als een soort noodkreet. Ik wil er school- artsen een stem mee geven, de beleidsma- kers uitnodigen om beter gebruik te maken van onze competenties en collega-artsen oproepen om ons een volwaardige plek toe te dichten binnen het werkveld. Het kan niet dat sommige van mijn collegas in een gezel- schap niet eens durven te zeggen wat hun beroep is, sluit Leen Verbraeken haar relaas af. Aan de klaagmuur gaan staan, wil ik evenwel niet. Er zijn immers ook een pak voordelen verbonden aan onze job: doordat we grotendeels het schooljaar volgen, heb- ben we veel vakantieda- gen; met kinderen werken geeft een pak energie; en ons werk is minder stres- serend dan bi j v oor - beeld het werk dat huisartsen doen. Dat zijn toch argu- menten die van tel zijn. Vooral vrouwelijke artsen hechten belang aan deze factoren het werkveld bestaat dan ook voor 90% uit vrouwen. Tijs Ruysschaert * Dr. Leen Verbraeken, CLB-arts: hot or not? Een onderzoek naar jobaantrekkelijkheid. Integraal te raadplegen via www.opleiding-jgz.be > home page studenten > eindwer- ken > overzicht eindwerken > academiejaar 2013-2014. Als schoolarts hebben we minimum negen jaar gestudeerd maar op het werkveld krijgen we de kans niet om ons kennen en kunnen volop in te zetten 2 A C T U A L I T E I T ARTSENKRANT Vrijdag 10 oktober 2014 Nr. 2379 De planning van medische onderzoeken bepaalt onze agenda volledig, waardoor er voor vraaggestuurde zorg amper tijd overblijft, aldus dr. Leen Verbraeken. Schoolarts geeft uitleg bij noodkreet Het werk is weinig uitdagend, het imago van de job laat te wensen over, de verloning is allerminst om over naar huis te schrijven. Welke arts wil zo nog schoolarts worden? Dokter Leen Verbraeken geeft toe dat sommige clichs kloppen, maar wijst er tegelijkertijd op dat schoolartsen meer in hun mars hebben dan velen denken. Geef ons een grotere rol binnen de jeugdgezondheidszorg, zo vaart iedereen er wel bij: de kinderen n de schoolartsen zelf. Schoolartsen verdienen te weinig, zo wordt gezegd. Maar klopt dit wel? In tegenstelling tot wat vorige week in sommige media verscheen, verdienen we een pak meer dan 1.500 euro bruto per maand, vertelt Leen Verbraeken. Hoeveel precies valt gemakkelijk op te zoe- ken: de baremas zijn openbaar en wij worden verloond volgens barema 511. Op www.ond.vlaanderen.be vinden we die cijfers inderdaad gemakkelijk terug. Daar lezen we dat een beginnende schoolarts 3.827,49 euro bruto per maand verdient. Met 25 jaar ancinniteit op zak is dat 6.135,77 euro per maand. Slecht is dat niet, ook al omdat we via de Vlaamse over- heid een mooi pensioen opbouwen. En toch blijft de ver- loning een pijnpunt, zeker als het erop aankomt om nieuwkomers aan te trekken, vult Verbraeken aan. Velen vinden dergelijke bedragen aan de lage kant, zeker na negen jaar universitaire studies. Daar komt nog bij dat de meeste artsen via een zij-instroom in de job belanden na eerst enkele jaren elders te hebben gewerkt, bijvoorbeeld als huisarts. Van een regeling voor de erken- ning van relevante ervaring is echter geen sprake, waar- door zij ook aan het beginbarema starten T.R. Wat schuift dat?