Het liedje wat ik voor mijn luisteropdracht ga gebruiken is Carnaval Festival.
1. Luister naar het muziekstuk dat je wilt gebruiken en focus inhoudelijk op de diverse kwaliteitscriteria. Ga op zoek naar betekenis, vorm, klankaspecten en bepaal welke luisterstijlen gestimuleerd worden. In het muziekstuk dat je hoort, hoor je verschillende melodien. Dit muziekstuk roept bij mij vrolijkheid op en je begint eigenlijk gelijk mee te klappen op het ritme en ook is het makkelijk, want je hoort ook veel herhalingen in dit muziekstuk. Dit muziek is een muziekstuk uit de attractie van de Efteling en je hoort dus verschillende geluiden. De luisterstijlen die gestimuleerd worden in dit muziekstuk zijn de motorischeen ook creatief luisteren. 2. Vraag je af hoe kinderen luisteren en wat je de kinderen kunt laten ontdekken met dit muziekstuk. De kinderen kunnen emotioneel en motorisch luisteren. Als je bewegelijk ben doe je mee bewegen op de maat. Als je emotioneel luistert naar dit muziekstuk, zie je eigenlijk snel dat kinderen blij worden. Ik wil de kinderen laten ontdekken wat muziek met ze kunnen doe, hoe ze muziek in hun emotie kunnen gebruiken. Door vrolijke muziek te draaien dat ze vrolijk worden. 3. Bepaal welke opdrachten je wilt koppelen aan dit stuk. De opdracht die ik aan dit muziekstuk wil koppelen is dat de kinderen analytisch gaan luisteren naar het lied en dat ze gaan luisteren hoe vaak er een nieuw melodie in het stuk komt. Zo kijk je of kinderen goed op kunnen letten op de melodien. 4. Beschrijf wat de kinderen gaan doen. De kinderen gaan tijdens het lied naar de melodien luisteren en kijken hoe vaak het liedje van melodie veranderd. 5. Kies een didactische werkvorm voor de activiteit. Ik kies voor luistervorm als didactische werkvorm. De kinderen gaan luisteren naar de melodie van het stuk.
6. Bekijken of je gebruik kunt maken van coperatief leren.
Bij deze opdracht kan ik helaas geen gebruik maken van coperatief omdat het ene kind meer gevoel heeft voor muziek dan een ander kind, dus deze opdracht kan je moeilijk koppelen aan coperatief werken. 7. Zorg voor een goede verrassende opening van de opdracht. Ik zet het lied aan van een afstand (via een afstandsbediening) en dan terwijl het lied gespeeld word kan ik als een circusmedewerker de klas binnen lopen en daarna kijken naar de reactie van kinderen. Je moet wel opletten dat sommige kinderen bang kunnen zijn voor bepaalde figuren in het circus, bespreek dit wel voordat je deze opdracht ook echt op deze manier gaat uitvoeren! 8. Bepaal hoe je de opdracht wilt nabespreken. Je kijkt tijdens de les naar de kinderen wat het stuk met de kinderen doen. Daarna bespreek je eigenlijk wat de uitkomst was van de opdracht en aan de hand daarvan ga je afsluiten op de les door te evalueren. Hoe ging de les? Wat vonden de kinderen van de les? Zouden we vaker zon opdracht kunnen doen? Moet de opdracht wat moeilijker of makkelijker? En dat kan je allemaal bespreken met de kinderen.