Elektriciteits Voorziening Nederland

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 658

DE

ELECTRICITEITSVOORZIENING
VAN

! NEDERLAND %

VREENIGING V A N DIRECTEUREN V A N ELECTRIC1TEITSBEDRI1VEN . N N E D E R L A N D .

DE ONTWIKKELING
V A N DE

ELECTRICITEITSVOORZIENING
VAN

NEDERLAND
TOT

H E T JAAR

1925

GEDENKBOEK
UITGEGEVEN NAAR AANLEIDING V A N HET
10-JARIG BESTAAN V A N DE VREENIGING
V A N DIRECTEUREN V A N ELECTRICITEITSBEDRIJVEN IN NEDERLAND.

AMSTERDAM -

P. N. V A N KAMPEN 6 ZOON
1926

E E N WOORD VOORAF.
Toen de dag naderde, waarop het tien jaar geleden zou zijn, dat de Vereeniging van
Directeuren van Electriciteitsbedrijven in Nederland werd opgericht, heeft het Bestuur overwogen
om dit feit feestelijk te herdenken. De gedenkdag, 4 October 1923, viel echter juist in den
tijd, toen de algemeene inzinking op econonsch gebied zoo sterk werd gevoeld en dientengevolge allerwege op bezuiniging werd aangedrongen.
Het Bestuur meende daarom geen onproductieve uitgaven te mogen voorstellen en gaf
aan de algemeene ledenvergadering in overweging, ter herdenking van het evengenoemde feit,
een beschrijving te doen samenstellen van de ontwikkeling van de electririteitsvoorziening
van ons land, in het bijzonder voorzoover de bedrijven der leden daartoe hadden bijgedragen.
Kostbaarder dan een feestelijke herdenking zou een dergelijk werk zeker zijn, maar het
Zou vooral op den duur een waarde krijgen, welke tegen de kosten opwoog.
De samenstdMng van dit boek heeft geruimea tijd geischt, hetgeen mede hierdoor werd
veroorzaakt, dat de medewerking van een groot aantal collega's en andere belangstellenden
moest worden gevraagd en vele gegevens, die reeds in het vergeetboek dreigden te geraken,
moesten worden opgezocht en gerangschikt. Kon hierdoor het werk niet meer in het jaar 1924
verschijnen, zoo werd het daardoor wel mogelijk om het overzicht van de geschiedenis onzer
electriciteitsvoorziening tot het jaar 1925 in het boek op te nemen. Dit overzicht is uit den aard
der zaak niet geheel volledig, omdat slechts van die bedrijven beschrijvingen zijn opgenomen, waarvan de directeuren lid der Vereeniging zijn. Het bevat echter, dienovereenkomstig,-toch de beschrijvingen van alle provinciale en van de grootste gemeentelijke bedrijven, benevens die van een
aantal gemeentelijke bedrijven van uiteenloopenden omvang, welke als voorbeelden voor de
overige kunnen gelden. De bedrijven, die in dit werk beschreven zijn, leveren 97 % van de
electriciteit, die ter distributie aan derden in ons land wordt opgewekt.
Uit de opgenomen bijdragen zijn de verschillende inzichten en opvattingen, die de bedrijfsleideis bij de uitvoering der hun gestelde opdracht, om een bepaald gebied van electriciteit
te voorzien, hebben laten gelden, voldoende te onderscheiden en het komt ons voor, dat die
bijdragen tezamen een vrijwel volledig beeld geven van de werkwijzen en constructies, welke
in ons land, ter zake der electriciteitsvoorziening, zijn toegepast.
De leden der Vereeniging hebben de beschrijving van hun bedrijf geleverd, terwijl wij,
mede ter wille van de objectiviteit, aan anderen gevraagd hebben om het een en ander omtrent
den algemeenen gang en den algemeenen stand van zaken te willen mededeelen.

EEN

WOORD

VOORAF.

Zeer in het bijzonder zouden wij den Minister van Waterstaat, onzen oud-collega, prof.
ir. G . J. VAN SWAAY, willen bedanken voor de welwillendheid, waarmede hij een inleidend woord
van het werk heeft willen schrijven, terwijl wij ook onzen hartelijken dank betuigen aan de
heeren I. VAN D A M , adviseur der Regeering inzake de levering van electrischen
stroom, N . M . H . DOPPLER, electrotechnisch adviseur der Arbeidsinspectie, prof. Dr. Ing.
ir. H . S . HALLO, hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delft en D r . Ing. A . C .
VAN ROSSEM, voorzitter van de Afdeeling voor Electrotechniek van het Koninklijk Instituut
van Ingenieurs, voor de bijdragen, die zij geleverd hebben en die een overzicht geven van
hetgeen de electriciteitsvoorziening voor ons land en onze Vereeniging voor de electriciteitsvoorziening geweest is.
Ten slotte zouden wij niet onvermeld willen laten, dat de samenstelling van het boek
onder leiding van den directeur van ons Centraal Bureau den heer ir. J . C . VAN STAVEREN
is geschied, terwijl Mej. E L L A RIEHERSMA er den band en de vignetten voor teekende.
Het

Bestuur:
J . G . BELLAAR SPRUYT, Voorzitter.

G.
L.
W.
A.
's-Gravenhage, 1925.

J . T . BAKKER, Secretaris.
M . A . BEEKMAN, Penningmeester.
LULOFS, Vice-Voorzitter.
BLOMHERT, 2e Secretaris.

Prof. ir. G . J. VAN SWAAY.


EEKELID DER VEREENIGING V A N DIRECTEUREN V A N ELECTRICITEITSBEDRIJVEN I N N E D E R L A N D .
MINISTER V A N WATERSTAAT.
OUD-DIRECTEUR DER N . V . PROVINCIALE NOORDBRABANTSCHE E L E C TRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.
O U D - L I D V A N DE EERSTE K A M E R DER S T A T E N - G E N E R A A L .
OUD-ADVISEUR DER REGEERING I N Z A K E DE L E V E R I N G V A N E L E C T R I SCHEN S T R O O M .
OUD-HOOGLEERAAR A A N DE TECHNISCHE HOOGESCHOOL TE D E L F T .

AAN
DE VEREENIGING VAN DIRECTEUREN VAN
ELECTRICITEITSBEDRIJVEN IN NEDERLAND.

O L G A A R N E voldoe ik aan het verzoek van het Bestuur Uwer Vereeniging, om


mijnerzijds een bijdrage te geven als inleiding voor het Gedenkboek, waarmede
Gij het tienjarig bestaan der Vereeniging wenscht te vieren. Het is mij des te aangenamer dat te doen, nu mij aldus de gelegenheid wordt geboden aan de belang~~* = ~^ stelling, die de Regeering zoo geruimen tijd voor de electriciteitsvoorziening van
het land koestert, uiting te geven. Die belangstelling dagteekent in zekeren zin reeds van 1904,
toen de Regeering een Staatscommissie instelde, onder voorzitterschap van mr. M . TYDEMAN JR.,
lid van de Tweede Kamer, met opdracht om te onderzoeken of er en zoo ja, welke wettelijke voorschriften gegeven of maatregelen genomen moeten worden met betrekking tot den
aanleg en het gebruik van electrische geleidingen, zoowel in het belang der openbare veiligheid,
als ter regeling van de rechtsverhoudingen, uit dien aanleg en dat gebruik voortspruitende.
Echter was toen voorwerp van onderzoek niet zoo zeer de electriciteitsvoorziening zelve
of wel het groote openbaar belang, dat door de electriciteitsvoorziening wordt gediend, maar
meer het groote belang, dat door aanleg en gebruik van electriciteitswerken zou kunnen worden
geschaad of althans bedreigd, het belang der openbare veiligheid.
Aan de electriciteitsvoorziening zelve gaf de Regeering eerst hare aandacht in 1911, toen
zij een Staatscommissie benoemde onder voorzitterschap van den toenmaligen Directeur-Generaal
van den Arbeid, den heer H . A . VAN IJSSELSTEYN, om van advies te dienen omtrent de vraag,
welke maatregelen genomen kunnen worden om te bevorderen, dat in de behoefte aan electrischen stroom, welke in verschillende streken des lands en met name ten plattelande bestaat,
op zoo doeltreffende en zoo economisch mogelijke wijze wordt voorzien.
In Maart 1913 is vervolgens door de toenmalige Regeering een ontwerp van wet, houdende
regeling inzake de electriciteitsvoorziening, ingediend. Het ontwerp heeft het Staatsblad niet
bereikt, doch als streven van de Regeering, om orde te scheppen in deze aangelegenheid, heeft
het stuk beteekenis. Het is van belang ook, dat die bemoeiing plaats had in hetzelfde jaar, waarin
Uwe Vereeniging werd opgericht. De eerste belangrijke poging van de Regeering tot regeling
der electriciteitsvoorziening van het land en de geboorte van Uwe Vereeniging vallen aldus in
denzelfden tijd; vanaf 1913 is, voor de hoogste Overheid en voor de electriciteitsbedrijven,
deze laatste in Uwe Vereeniging in sterk verband vereenigd, de electriciteitsvoorziening van
het land een voorwerp van aanhoudende zorg. Intusschen, Rijk en Vereeniging waren niet de
r

T>

BrTl

DE REGEERING

T-

a a n

e l e

ELECTRICITEITSVOORZIENING.

introkken. Reeds in 1911 hadden Groningen en Noordsteden I k ' T ^ T ^


*
^ro.n
en lang daarvr waren verschillende
steden alsook enkele partrcuheren tot de exploitatie van een electriciteitsbedrijf overgegaan.
Ook voorzoover zu geen verordeningen in het leven hadden geroepen, hadden de gemeenTn
w-

EN DE
e n h e i d

t e r 2

k e

nameTh Z ^
^
^
* *
^ooml^rS^Z
namen, hadden zi, die _
verband met de omstandigheid, dat zij de volstrekte beschikking
over het stratennet hadden - ten volle m handen. De bemoeiing der p r o v i n a ^ ^
meest belangrijke geworden, bepaaldelijk ook als gevolg van de omstandigheid, d l t ^ weeledig was; de provincies immers stelden regelen omtrent de electriciteitsvoorziening en daarbij
namen zij de stroomlevenng zelf ter hand. De algemeene wetgever heeft aan de gewesteTeen
belangrijken steun kunnen Heden door de wet van 26 April 1918 (Stbl. No. 276) tot opheffing
van belemmeringen, aan het totstandkomen en instandhouden vanelectriciteiiwerkeninden
weg gelegd. Deze wet is de eemge belangrijke algemeene regeling, die van het Rijk is uitgegaan
en deze regeling is daarbij nog maar een gedeeltelijke. Omtrent de eigenlijke electriciteitsvooTZiening geeft zx; geen voorschriften; deze laatste komen enkel voor in de provinciale verordeningen. Van de door de Kroon verleende concessies, van hoeveel belang die overigens Z ztl
spreek ik in dit verband niet, wijl deze geen algemeene regelen stellen, doch enkel een verhou-'
ding scheppen tusschen de Overheid en den concessionaris. Wel is door de vorige RegeerW
op de basis van het rapport van de Commissie Lely, een wetsontwerp bij de Tweede Kamer'
r^ff T?
!.
?
electnciteitsvoorziening, een ontwerp, dat bepaaldelijk
de strekking had om die voorziening voor een goed deel in n hand te brengen, maar dit voorstel is als bekend, door de Regeering weder teruggenomen. Die poging der Regeering heeft
gefaald, ondanks den krachtigen steun, dien zij daarvoor van verschillende leden Uwer Vereent
m

t 0

HtoJFf T^

611

r e g e l m

'

V a n

d e

u
'
C*^*
Voor Hoogspanningslijnen eenigen
tijd vr de indiening van het wetsontwerp uitgebracht, werd immers met klem van redenen het
nut van concentratie, m het bijzonder ook het voordeel van de koppeling, van het gebruik van
groote machine-eenheden, van de verbinding van de algemeene Z i J ^ o ^ ^
electrifica ie der spoorwegen, bepleit. Door die publicaties, ik stel er prijs op het hier te zeggen,
heeft de Vereeniging zich een blijvenden invloed op de electriciteitsvoorziening van het land
verzekerd. Aan de ontwikkeling daarvan heeft zij al jaren deel gehad en zal zij ook verder blijven
deelnemen en waar zij daarmede de welvaart van het land zal bevorderen, zal haar dit tot groote
voldoenmg strekken.
I n

d e

V C r S l a g e n

's-Gravenhage, December 1924.

d C

Dr.

Ing.

A. C. VAN ROSSEM N Z N .

EERELID DER V E R E E N I G I N G V A N D I R E C T E U R E N V A N ELEKTRICITEITSBEDRIJVEN I N NEDERLAND.


VOORZITTER V A N DE A F D E E L I N G VOOR E L E C T R O T E C H N I E K V A N HET
K O N I N K L I J K INSTITUUT V A N I N G E N I E U R S .
OUD-DIRECTEUR V A N HET GEMEENTE-ELECTRICITEITSBEDFIJF
ROTTERDAM.

AAN
DE VEREENIGING VAN DIRECTEUREN VAN
ELECTRICITEITSBEDRIJVEN IN NEDERLAND.
Vf"
Tif OEWEL
meer medewerkende aan de electriciteitsbelangen, welke door Uwe
JFj m-M Hl Vereeniging op zoo krachtige wijze worden behartigd, voel ik mij toch geen bui| \ I I / tenstaander en denk ik met genoegen terug aan hetgeen ik in Uw midden heb
1%
meegemaakt, zoodat ik thans gaarne dit schrijven tot Uwe leden richt.
ci.
E ijn zeker weinig vereenigingen, welke in zoo korten tijd een zoodanige
kracht hebben ontwikkeld en zich een zoo vooraanstaande positie hebben veroverd, als dit met
Uwe vereeniging het geval is. Uw ledental is niet groot en daarin schuilt m.i. een groot deel van
Uw kracht, doordat ieder Uwer leden een belangrijke positie bekleedt en een naam van beteekenis in de electriciteitswereld heeft.
Nu ik sedert eenigen tijd uit Uw midden ben, spreekt het nog duidelijker tot mij dan vroeger, welk groot maatschappelijk belang aan U is toevertrouwd en welke groote verantwoordelijkheid op U en op Uwe Vereeniging rust, en het verwondert mij thans niet, indien de druk
dier verantwoordelijkheid wel eens bezwaart, zij het misschien niet geheel bewust.
Het is wel een ernstige miskenning van Uw werk, indien buitenstaanders in U in de eerste
plaats den ingenieur zien, welke er voor zorgt, dat de turbines draaien en dat de leidingnetten
ongestoord hun dienst doen. Er zit heel wat meer vast aan de leiding van een electriciteitsbedrijf,
dan alleen die zorgen! Toch is het een drukkende zorg als men bedenkt dat bij een stagnatie
van de stroomlevering de handen van tienduizenden, zelfs honderdduizenden, als verlamd zijn.
De electriciteit dringt zoo diep in het maatschappelijke leven in, dat een dergelijke stagnatie niet
zooals voorheen een lastig ongerief, maar tegenwoordig een ernstige maatschappelijke storing
beteekent. Groot is dan ook de verantwoordelijkheid van hen, die aandringen op een te ver gaande
kapitaalbeperking en die daardoor het leven schenken aan gewaagde installaties, waarmee slechts
door allerlei ingewikkelde hulpmiddelen een practisch bedrijf kan worden gevoerd en waarbij
men op een vulkaan leeft, die elk oogenblik tot uitbarsting kan en eens ook zal komen. Het financieele voordeel waarnaar gejaagd is, zal door al de complicaties slechts klein zijn en kan zeker
niet in de schaduw staan van het risico van verminderde bedrijfszekerheid. En bovendien, hoeveel
kost de exploitatie van een dergelijken niet stabielen toestand en hoe staat het met den levensduur
en met de daaruit voortvloeiende afschrijving? Met een eenvoudige, mits solide installatie zal
op den duur een beter resultaat worden bereikt.
EENVOUD, ARBEID, ORGANISATIE heeft oud-burgemeester ZIMMERMAN eens gezegd, hoewel
m e t

DE VEREENIGING EN DE ELECTRICITEITSVOORZIENING.

III

in een ander verband, is hetgeen waarnaar gestreefd moet worden.Laat de EENVOUD uit Uwe fabrieken, kabelnetten enz. spreken. Over ARBEID behoef ik niet uit te weiden: men zie slechts de
groote uitgebreidheid die de netten en electriciteitsfabrieken in slechts korten tijd hebben gekregen en men leze slechts de publicaties Uwer Vereeniging. In de ORGANISATIE worden vele
Uwer, die een overheidsbedrijf beheeren, bemoeilijkt, doordat het werk niet zoodanig wordt
gewaardeerd, dat zij in staat zijn de prima krachten uit de vrije maatschappij tot zich te trekken,
welke zij voor hun onderneming noodig hebben. De ingenieurs, die meerdere levenservaring
hebben, en welke weten,dat elk technisch vraagstuk zijn economischen kant heeft en er bij het
nemen van een besluit, naast die technisch-economischen kant nog vele andere kanten te overwegen zijn, dergelijke economisch denkende mannen worden door de overheidsbedrijven te weinig
geapprecieerd. Als er naast de vele drukkende zorgen voor Uw bedrijf ook nog dergelijke zorgen
komen, zal dit Uw bedrijf schade doen en zal ook Uwe Vereeniging er op den duur onder
gaan lijden.
Tot Uwe hoogere belangen behoort zeker ook de samenwerking in Uwe Vereeniging,
hetgeen reeds zooveel vruchten voor de gemeenschap heeft afgeworpen. Maar van Uwe Vereeniging zou nooit zooveel kracht zijn uitgegaan, als Uw voorzitter BELLAAR SPRUIJT niet was, een
man die met bewonderenswaardige energie steeds de belangen van de electriciteitswereld voorstaat en wien geen inspanning te veel is, daarbij gesteund door een bureau, waarvan de naam
van den directeur ir. VAN STAVEREN, met eere moet worden genoemd.
Onder de leiding van BELLAAR SPRUIJT tot bloei gebracht, moge de Vereeniging van
Directeuren van Electriciteitsbedrijven in Nederland bij haar volgend lustrum met evenveel
trots op de dan afgeloopen periode terugzien, als thans op haar eerste decennium.
Rotterdam, December 1924.

KB

DE ONTWIKKELING DER ELECTRICITEITSVOORZIENING


VAN NEDERLAND EN HARE WETTELIJKE REGELING.
t
"* ( A N N E E R wij GALVANI met zijn kikvorsch laten rusten en in dit beknopt overI ^ L A M E zicht zelfs de namen niet vermelden van de vele groote mannen, op wier onderfa wW zoekingen en vindingen onze hedendaagsche electriciteitsvoorziening is opge[^L^^J^I bouwd, dan zouden wij een uitzondering willen maken voor FARADAY. Deze
was het, die de ontdekking deed, dat men door de beweging van een gesloten
geleider in een magnetisch veld een electrischen stroom kon verkrijgen en hiermede was het beginsel gevonden van machines, waarmede electrische energie op veel grooter schaal kon worden
opgewekt dan voorheen mogelijk was. Zonder den ontwikkelingsgang dier magneto-electrische
machines te volgen, zij aangestipt, dat in het jaar 1867 op de Parijsche wereldtentoonstelling
door WERNR SIEMENS voor het eerst een dynamo-electrische machine werd getoond, waarbij
de bekrachtigingsstroom der magneten door het anker werd geleverd.
Moeilijk was de weg, die moest worden afgelegd om te komen tot verwezenlijking van
het denkbeeld, hetwelk reeds SIEMENS voor oogen zweefde: electrische energie op goedkoope
.en eenvoudige wijze te produceeren, overal daar, waar men de beschikking had over mechanische
energie. Toen ter tijde waren vele natuurwetten, waarmede wij thans volkomen vertrouwd zijn,
nog onbekend; toestellen, waarmede de electrische energie en de daarmede verband houdende
grootheden konden worden gemeten, waren nog niet gevonden.
Werd door de eerste dynamo's gelijkstroom afgegeven, reeds spoedig had men ingezien,
dat door de vervanging van den commutator door sleepringen, de machine voor het leveren
van wisselstroom kon worden ingericht. Met de uitvinding der transformatoren deed het nphasige wisselstroomsysteem zijn intrede, hetwelk voornamelijk door de firma Ganz & Co.
te Budapest tot groote ontwikkeling werd gebracht, doch later vrijwel geheel door het draaistroomsysteem werdjpyerdrongen.
Het veld van toepassing van electrische verlichting was in den beginne nog zeer beperkt.
De door JABLOCHKOFF uitgevonden kaarsen konden niet anders dan in serieschakeling branden,
doch met de uitvinding van de differentiaalbooglamp door V O N HEFNER-ALTENECK werd dit
bezwaar opgeheven. Een nieuwe vinding kwam uit Amerika, de gloeilamp was door EDISON
geconstrueerd en hiermede was een verdeeling van het electrische licht mogelijk geworden. Bepaalde de toepassing van booglampen zich vrijwel uitsluitend tot verlichting van straten en
pleinen, de nieuwe lichtbron daarentegen kon ook in woonhuizen worden gebezigd. Op de in

10

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING

VAN

NEDERLAND.

IV

1881 te Parijs gehouden wereldtentoonstelling waren de Edison-gloeilampen inderdaad het


glanspunt; aan de uitbreiding der electrische verlichting was een belangrijke stoot gegeven.
De Edison-gloeilampen, waarbij verkoolde bamboesvezels, bedekt met een neerslag van
graphiet, in het luchtledige gloeiden, verbruikten 5 watt per N . K . Wetenschappelijke onderzoekingen en nieuwe vindingen hadden tengevolge, dat stap voor stap verbeteringen in de Edison-lamp werden aangebracht, waarmede werd beoogd het verkrijgen van een geringer stroomverbruik en een grooteren levensduur. Zoo bereikte SWAN met zijn kooldraadlamp een verbruik van 3 a 3,5 watt per N . K . , een cijfer, hetwelk door NEPNST met zijn lampen, waarbij gebruik werd gemaakt van de oxyden der zeldzame metalen, teruggebracht werd op 2,5 watt. In
1900 verscheen de osmiumlamp met een verbruik van 1,5 watt, in 1904 de tantaallamp met een
verbruik van 1,9 watt en in 1907 de tungsteenlamp, die de beide voorgaande versloeg met haar
verbruik van 1,4 watt, een verbruik, hetwelk weldra werd gereduceerd tot 1 watt bij gebruikmaking van een getrokken draad. Steeds trachtte men het rendement te verbeteren, totdat men
op het denkbeeld kwam den gloeidraad niet meer in het luchtledige, maar in een gas te laten
branden; hieraan hebben de tegenwoordige gasvullingslampen, veelal minder juist halfwatt-lampen genoemd, hun ontstaan te danken.
Reeds vroegtijdig had men ontdekt, dat de dynamo een omkeerbare machine was, d.w.z.
dat zij ook als motor kon werken; door die ontdekking werd de mogelijkheid geschapen om
electrische energie over groote afstanden te transporteeren en ter plaatse van het verbruik weer
in mechanische energie om te zetten. Voor het geboortejaar dier krachtsoverbrenging kan
1891 worden aangenomen, het jaar waarin, ter gelegenheid van de Frankforter tentoonstelling,
een hoeveelheid arbeidsvermogen van 300 pk onder een draaistroomspanning van 30 000 volt
getransporteerd werd van Lauffen naar Frankfort, een afstand van 175 km.
Hiermede was de zegetocht begonnen van de draaistroom-krachtsoverbrenging; steeds
grootere hoeveelheden electrische energie werden nU over steeds grootere afstanden vervoerd,
waarbij natuurlijk tal van moeilijkheden moesten worden overwonnen.
Om van de vele vraagstukken, welke om oplossing vroegen, er een enkel te noemen, zij
gewezen op de schakelaars, waarvoor een zoodanige constructie moest worden gevonden, dat
de bij kortsluiting optredende enorme stroomsterkten bedrijfszeker konden worden uitgeschakeld.
Het spreekt haast wel vanzelf, dat ook bij deze toestellen een geleidelijke ontwikkeling plaats
vond. Werden in het begin dezer eeuw schakelaars geconstrueerd, geschikt voor het uitschakelen
van stroomen van enkele honderden ampres, thans zijn er olieschakelaars, die een stroom van
meer dan 100 000 amp. veilig kunnen onderbreken. In den beginne baarden de doorvoeringen
dier schakelaars aan de porseleinfabrikanten groote zorg, doch ook dit bezwaar is overwonnen,
ja, in de laatste jaren heeft de hoogspanningstechniek zoodanige vorderingen gemaakt, dat het
Zelfs mogelijk is geworden geheele schakelstations in de open lucht te bouwen, blootgesteld aan
alle weersinvloeden. Het was in Amerika, waar die opstelling voor het eerst toepassing vond; in
Europa was de Maatschappij tot Verkoop van den Electrischen stroom der Staatsmijnen in
Limburg" een der eerste, die dat voorbeeld durfde navolgen. Die maatschappij heeft in de nabijheid van Maastricht een 50 000 volt-schakelstation in de open lucht opgesteld, welk station
sedert 1921 in bedrijf is, zonder dat zich een enkele storing heeft geopenbaard.
Ook de fabricage van hoogspanningskabels en bijbehoorende onderdeelen heeft in den
loop der jaren groote vorderingen gemaakt, zoodat nu de vervaardiging van bedrijfszekere draaistroomkabels voor spanningen van 50 000 volt mogelijk is geworden. Onder de thans nog zeldzame toepassingen wordt, zelfs in de buitenlandsche technische literatuur, meermalen gewag

IV

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING

VAN

NEDERLAND.

11

gemaakt van de in November 1923 door het Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noordholland
in bedrijf gestelde twee 50 000 volt-draaistroomkabels tusschen de centrale Amsterdam O o s t "
en een schakelstation te Diemen.
Hier en daar een greep doende uit de zoo menigvuldige toepassingen, die wetenschap
en techniek hebben weten tot stand te brengen, willen wij een oogenblik stilstaan bij den grooten
vooruitgang op het gebied der electriciteitsmeters. D e eischen, welke aan een deugdelijken
electriciteitsmeter moeten worden gesteld, zijn niet gering: juiste aanwijzing over het geheele
meetbereik, goedkoope prijs en een solide constructie. E e n leger van uitvinders heeft zich geworpen op dit blijkbaar aantrekkelijke vraagstuk; het aantal aangevraagde patenten, waaraan
de meest uiteenloopende principes ten grondslag liggen, loopt dan ook i n de duizenden. D e
eerste meter, die i n de practijk bleek te voldoen,wasdein 1899 door WRIGHT aangegeven en door
HATFIELD verbeterde kwikzilvermeter, een type, waarvan hier melding wordt gemaakt, daar
deze als m a x i m u m - a m p r e m e t e r thans nog door het gemeentelijke electriciteitsbedrijf te Rotterdam wordt gebezigd. Een zeer nauwkeurig aanwijzende meter, die ook hier te lande toepassing
heeft gevonden, werd i n 1884 door A R O N geconstrueerd, deze meter is echter vrijwel geheel
verdrongen door de veel eenvoudiger motormeters, die i n wissel- en draaistroomnetten nu bijna
uitsluitend worden gebezigd.
Toen de dynamobouw nog i n zijn kindsheid verkeerde, konden slechts machines van
gering vermogen worden vervaardigd; bij een toeneming van het stroomdebiet was de opstelling
van meerdere kleine typen noodig. Geleidelijk evenwel slaagde men er in, met een verbetering
van het rendement, het vermogen der dynamo's te vergrooten; hieraan was i n zekeren z i n geen
grens meer gesteld, toen de algeheele verdringing der voorheen gebruikelijke zuigerstoommachines door turbines had plaats gevonden. D e constructeurs van stoomturbines en dynamo's
gingen hand aan hand en de technische inrichting der electrische centralen werd steeds meer
geperfectionneerd.
In het ketelhuis moest de aanvankelijk gebezigde cylindrtsche ketel met grooten waterinhoud hei veld ruimen voor den waterpijpketel, die minder plaats innam en waarmede, wat de
stoomproductie betreft, een meer elastisch bedrijf kon worden verkregen. T e n einde de economie
van het stookproces te verbeteren, werden tal van vindingen toegepast, als: gebruikmaking van
oververhitten stoom, invoering van mechanische stookinrichtingen, toepassing van geforceerden
trek, maatregelen ter vermindering van de uitstralingsverliezen van ketels en stoomgeleidingen enz.
De bovenste grens van de spanning van den stoom bleef echter gedurende vele jaren
16 a 18 atmosfeeren, met een oververhitting tot ongeveer 375 C . Het op zich zelf niet nieuwe
denkbeeld, door verhoogden stoomdruk de economie te vergrooten, heeft eerst i n de laatste
jaren toepassing gevonden. Nadat proefnemingen geleerd hadden, dat op die wijze het warmteverbruik der turbine verlaagd kon worden en tevens bij gedeeltelijke belasting een grooter rendement verkregen kon worden, deed i n enkele buitenlandsche centralen de hoogedruk-stoomturbine
hare intrede. D e constructie van stoomketels voor deze hoogere stoomspanningen en temperaturen dan de tot n u toe gebruikelijke, leverde wel grootere bezwaren op dan die van hoogedruk-turbines, maar de verschillende moeilijkheden die zich ten deze voordeden, kunnen
thans grootendeels als opgelost worden beschouwd. Bij de toepassing van hoogedruk-stoomturbines bleven de Nederlandsche electrotechnici niet ten achter. Ditmaal is het de Utrechtsche
centrale, die hierin voorgaat en waarin een turbine, werkende met een stoomspanning van 35
atm. opstelling zal vinden.
Maar de techniek rust niet; voortdurend wordt er ook hier te lande naar gestreefd, het

12

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING

VAN NEDERLAND.

IV

rendement van het geheele proces van opwekking der electrische energie te verbeteren. In dit
verband stippen wij nog aan: de verwarming van het voedingswater met afgewerkten stoom der
hulpmachines of wel met aftapstoom, de voorwarming der verbrandingslucht met de spoellucht
der generatoren, de voorwarming der verbrandingslucht met de rookgassen en ten slotte het
stoken met poederkool. In Amerika en later ook in Frankrijk en Engeland 'is het mogelijk gebleken, met het verstoken van kolen in poedervorm een grooter rendement te verkrijgen en
voornamelijk een grootere flexibiliteit in de stoomproductie. Hier te lande was het de directeur van de Gemeente-Electriciteitswerken te Amsterdam, die een door hem gevonden
methode in toepassing bracht, welke in beginsel berust op een combinatie van poederkoolstoken
en het stoken op mechanische roosters.
* * #
Nu hiermede in het kort de ontwikkelingsgang is beschreven van de belangrijkste machines
en toestellen, die bij de electriciteitsvoorziening een rol spelen, mogen thans eenige beschouwingen omtrent de ontwikkeling dier voorziening zelve volgen.
Keeren wij hiertoe eerst weer tot de oudheid terug, dan moeten wij in stoffige kronieken
snuffelen om de eerste toepassingen van openbare stroomlevering hier te lande op te sporen.
Dan komen wij te weten, dat in het jaar 1884 de N.V. Electriciteitsmaatschappij Systeem de
Khotinsky" van het Gemeentebestuur van Rotterdam vergunning verkreeg, in een aan de Wijnhaven gelegen blok perceelen electrisch licht te leveren. De stroomvoorziening geschiedde door
middel van een accumulatorenbatterij, welke op een in de Wijnhaven liggende schuit was geplaatst. Later kreeg genoemde maatschappij vergunning voor het leggen van eenige kabels in
de Boompjes, zoodat ook andere huizenblokken van stroom konden worden voorzien; de exploitatie was echter blijkbaar niet winstgevend, althans in 1892 werd zij opgeheven.
In April 1886 werd te Kinderdijk door de firma Willem Smit & Co. een wisselstroomcentrale in werking gesteld, de eerste in ons land. In die centrale had een wisselstroomdynamo
opstelling gevonden en door een bovengrondsche geleiding werd, met tusschenschakeling van
een waterkabel, de stroom over een afstand van 1 km naar Krimpen aan de Lek gevoerd, waar
in een viertal transformatoren de spanning werd gereduceerd. Bovendien was nog in de centrale
een gelijkstroomdynamo opgesteld ten behoeve van de stroomlevering te Kinderdijk. Na een
eerbiedwaardigen leeftijd te hebben bereikt, is de centrale eenige jaren geleden opgeheven
en geschiedt sedert dien de stroomvoorziening van genoemde gemeenten door de centrale
te Dordrecht.
Het was in hetzelfde jaar 1886, dat in een gebouw van de Nijmeegsche Waterleiding
een dynamo werd opgesteld, dienende voor een deel der straatverlichting, waarvoor eenige
in serie geschakelde booglampen werden gebezigd. Bij de opening van de gemeentelijke electrische centrale te Nijmegen verdween de oude installatie.
In de hoofdstad des lands werd in het jaar 1888 door Electra", Maatschappij voor Electrische Stations in Amsterdam, een gelijkstroomblokcentrale ingericht, welke in een klein rayon
der binnenstad stroom leverde. Nadat de maatschappij een paar jaar later van het stedelijke Bestuur een concessie had verkregen voor stroomlevering in de geheele stad, werd aan den Haarlemmerweg een nphasige wisselstroomcentrale gebouwd, welke in het jaar 1892 in bedrijf
kon worden gesteld. In 1904 nam intusschen de gemeente Amsterdam de electriciteitsvoorziening binnen hare grenzen zelf in handen, waarop in 1913 de Electra-centrale met kabelnet,

IV

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING

VAN

NEDERLAND.

13

aansluitingen en alle toebehooren door de Gemeente werd overgenomen. Na het treffen van
de noodige voorbereidende maatregelen had, in den nacht van 30 Juni op 1 Juli van genoemd
jaar, de overschakeling van het Electra-net op het draaistroomnet der Gemeente-Elfctriciteitswerken plaats, waarmede na een glorieus bestaan Electra" ophield stroom te leveren;
haar machinegebouw aan den Haarlemmerweg kreeg later van de gemeente Amsterdam de
bestemming van . . . . lompenpakhuis. Vermelding verdient nog, dat de bedrijfsleider der
voormalige blokcentrale van Electra", de heer L . M . A. BEEKMAN, thans directeur is van
de N.V. Electriciteitsfabriek IJsselcentrale" te Zwolle en derhalve een der weinige mannen
in ons land is, die in de practijk alle phasen van ontwikkeling der hoogspanningstechniek
heeft medegemaakt.
Te 's-Gravenhage werd in Mei 1889 een centraalstation voor electrische stroomlevering
geopend, hetwelk gebouwd en gexploiteerd werd door de firma Siemens & Halske en waarbij
het gelijkstroom-drieleidersysteem toepassing had gevonden. In 1906 volgde de buitenbedrijfstelling dier centrale en de stroomverbruikers werden overgeschakeld op het net van het inmiddels opgerichte gemeentelijke electriciteitsbedrijf.
Het waren particulieren, die allengs in tal van kleinere plaatsen van ons land electrische
centralen deden verrijzen. Reeds in 1894 was op initiatief van den heer R. W. H. HOFSTEDE
CRULL te Borne een kleine electriciteitsfabriek opgericht, die, toegerust met een De Laval-stoomturbine-aggregaat van 30 pk, jarenlang dat plaatsje van stroom heeft voorzien. Al spoedig vond
dit voorbeeld navolging en slechts enkele jaren later werd door de inmiddels opgerichte firma
Hofstede Crull en Willink de latere Heemaf"een centrale te Eist en daarna een te Terborg
gebouwd. Bij deze laatste onderneming werd voor het eerst in ons land gebruik gemaakt van
wisselstroom onder hooge spanning. De op eenige kilometers van Terborg gelegen emailleerfabriek Vulcaansoord", die een dag- en nachtbedrijf uitoefende, had zich nl. bereid verklaard
de noodige kracht voor het opwekken van electriciteit te verstrekken en in verband daarmede
werd in genoemde fabriek een generator geplaatst voor 2000 V, welke door middel van een
bovengrondsche lijn, met het plaatselijke net in Terborg werd verbonden. Op verschillende
punten in dit net waren luchtgekoelde transformatoren opgesteld, die echter, daar vereuimd
was deze toestellen vooraf te drogen, reeds den eersten dag, tijdens de feestelijke opening, de
een na den ander den geest gaven.
De centralen, die nadien in tal van andere kleine plaatsen van ons land werden gesticht, hadden alle haar ontstaan te danken aan het particuliere initiatief, doch het was in
het begin dezer eeuw, dat de Gemeentebesturen de zorg voor de elertriciteitsvoorziening tot
Zich begonnen te trekken. Was Rotterdam reeds in 1895 voorgegaan, Groningen en Haarlem
volgden in 1902, Amsterdam in 1904, Utrecht in 1905, 's-Gravenhage in 1906, Arnhem en
Leiden in 1907, Nijmegen in 1908, Delft, Dordrecht en Gouda in 1910, Tilburg in 1911 en
Leeuwarden in 1912.
Dank zij de groote vorderingen der gloeilampentechniek, waardoor het mogelijk was
geworden, lampen met een steeds geringer stroomverbruik te vervaardigen, en dank zij de geleidelijke invoering van electromotoren voor de meest uiteenloopende doeleinden, nam het
aantal bij de centralen aangesloten lampen, motoren en later ook verwarmingstoestellen voortdurend toe. Hierbij kwam nog, dat in de meeste groote steden van ons land de paardentrams
gelectrificeerd werden, waarbij de benoodigde stroom van de ter plaatse aanwezige centralen
werd betrokken.
De toepassing van electrische tractie op tramwegen dateert in ons land van het jaar 1891,

14

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING

VAN

NEDERLAND.

IV

in welk jaar op een lijn van de Haagsche Tramweg Maatschappij, tusschen Het Plein en Scheveningen, accumulatorenwagens in gebruik werden genomen. De benoodigde batterijen werden
in een voor dit doel te Scheveningen opgerichte centrale geladen. In het jaar 1904 werd de accumulatorentractie opgeheven daar het besluit was genomen tot electrificatie van het geheele
Haagsche tramwegnet over te gaan; de benoodigde stroom zou door de inmiddels opgerichte
gemeentelijke electrische centrale worden geleverd.
Daar in ons land voor tractie algemeen het gelijkstroomsysteem met bovengrondschen
stroomtoevoer is gekozen, en de meeste gemeentelijke centralen voor draaistroomlevering zijn
ingericht, is f de opstelling van gelijkstroomdynamo's noodig, f wel de draaistroom moet door
tusschenkomst van motorgeneratoren of andere machines in gelijkstroom worden omgezet.
In de laatste jaren wordt voor dit doel gebruik gemaakt van kwikdampgelijkrichters, welke
berusten op de door Cooper Hewitt in 1901 ontdekte ventielwerking voor wisselstroom van een
vlamboog in kwikzilverdamp. Was aanvankelijk het vermogen dier gelijkrichters nog beperkt,
door gebruikmaking van ijzeren vaten, in plaats van die van glas, en door het aanbrengen van
meerdere verbeteringen is men er ten slotte in geslaagd, bedrijfszekere toestellen te vervaardigen
van een vermogen van zelfs meer dan 2000 kW.
Gelijkrichters vereischen weinig of geen onderhoud en bediening en kenmerken zich
daarbij door een hoog rendement, hetwelk binnen wijde belastinggrenzen ongewijzigd blijft.
Hier te lande zijn gelijkrichters voor het eerst in bedrijf genomen bij de gemeentelijke electrische centrale te Rotterdam. In 1921 werd in een der onderstations een bijna geheel automatisch
werkende gelijkrichterinstallatie opgesteld en sedert 1923 is in het onderstation Baan" een geheel automatisch werkende gelijkrichterinstallatie in exploitatie. Het geheele tram- en een gedeelte van het havenbedrijf wordt sedert enkele jaren gevoed door vier parallel geschakelde
gelijkrichters met een totaal vermogen van 2200 kW.
Het was niet alleen in de steden, maar ook op intercommunale tramlijnen, dat electrische
tractie werd ingevoerd. Onder die lijnen noemen wij de in 1899 aangevangen exploitatie van de
lijn HaarlemZandvoort, welke in 1904 gevolgd werd door de lijn AmsterdamHaarlem.
De Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg Maatschappij ging in 1911 over tot electrificatie van
hare intercommunale lijnen LeidenKatwijk en LeidenNoord wijk. Voorts noemen wij nog
de lijnen van Den Haag naar Delft en van Den Haag over Wassenaar naar Leiden van de
Haagsche Tramweg Maatschappij, de lijn UtrechtDe BiltZeist en de lijnen van de Ooster
Stoomtram Maatschappij, welke laatste nog niet alle in volledig bedrijf zijn gesteld.
In de provincie Limburg is den 1 November 1923 de voor electrische drijfkracht ingerichte lijn SittardHeerlen van de Limburgsche Tramweg Maatschappij geopend. Het ligt
in de bedoeling de lijn HoensbroekBrunssum, welke reeds in aanleg is, en de lijnen Heerlen
Kerkrade en SittardBeek eveneens voor electrische tractie in te richten. De stroomlevering
voor laatstgenoemde lijnen geschiedt door tusschenkomst van de Stroomverkoopmaatschappij
met een spanning van 1200 volt gelijkstroom, welke verkregen wordt door omzetting van draaistroom gedeeltelijk door middel van nankeromzettrs, gedeeltelijk door gelijkrichters.
Een afzonderlijke plaats bekleedt de gelectrificeerde lijn RotterdamDen HaagScheveningen van de Zuid-Hollandsche Electrische Spoorweg Maatschappij, daar hier van spoorwegtractiemoet worden gesproken. Voor de voeding van deze lijn is in het jaar 1908 te Leidschendam
een spoorwegcentrale in exploitatie genomen, waar nphase wisselstroom van 25 per./sec. met een
spanning van 10 000 volt wordt opgewekt. Intusschen is, overeenkomstig een in Juli 1921 door
een Commissie uitgebracht rapport, het besluit genomen, op het Nederlandsche-spoorwegnet,

IV

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING

VAN NEDERLAND.

]15

voorzoover dit voor electrificatie in aanmerking komt, het gelijkstroomsysteem met een spanning
van 1500 volt toe te passen, voor welk systeem ook bovengenoemde lijn der Z.H.E.S.M. zal
worden omgebouwd. Van de lijn AmsterdamRotterdam, welke het eerst voor electrische
drijfkracht zal worden ingericht, is het baanvak 's-GravenhageLeiden reeds voltooid; de
stroomlevering voor dit baanvak zal geschieden door de gemeentelijke electrische centrale te
's-Gravenhage en het ligt in de bedoeling, ook voor de overige baanvakken van de genoemde
lijn den benoodigden stroom van de bestaande, in de nabijheid der lijn gelegen centralen, te
betrekken.
Met een enkel woord hebben wij reeds melding gemaakt van de invoering van tal van verbeteringen bij de opwekking en de distributie van den stroom, welke ten gevolge hadden, dat
de electrische energie tegen steeds lager wordende eenheidsprijzen kan worden geleverd. In
onze dagen doet het vrmd aan, wanneer wij een vergeelde circulaire overlezen, welke in het jaar
1895 door Gonumssarissen van een stedelijke gasfabriek aan de ingezetenen dier stad werd gezonden, teneinde gegevens te verkrijgen voor het eventueel indienen van voorstellen aan den
Gemeenteraad omtrent het leveren van electriciteit. Aan het slot dier circulaire komt deze merkwaardige zinsnede voor: Tot naricht diene, dat de prijs van het electrische gloeilicht plm.
3 maal duurder zal zijn dan die van het gaslicht hier ter stede."
Bij de snelle toeneming van het debiet der electrische centralen was het niet te verwonderen,
dat de omliggende gemeenten eener stad, waarin zich een electrische centrale bevond, ook de
zegeningen van den electrischen stroom" deelachtig wenschten te worden. De betrokken gemeenten gaven aan die roepstem gaarne gevolg, zoodat thans verschillende gemeentelijke electrische centralen, voornamelijk die in Zuid-Holland, tal van buitengemeenten van stroom voorzien.
Ook de aanwezige districtscentralen strekten hun werkingssfeer al verder en verder uit,
waarvan als voorbeeld zij genoemd het Twentsch Centraal-Station voor Electrische Stroomlevering te Hengelo. In 1900 werd door deze onderneming een begin gemaakt met het leveren
van stroom en uit den aanvankelijk kleinen opzet is in 1923 een nieuwe centrale gegroeid met een
machinevermogen van 25 000 kVA, welke tal van plaatsen in het industrie-rijke Twente van stroom
voorziet. De in de naaste omgeving aanwezige kleine centralen, o.a. die te Enschede, Borne en
Haaksbergen, konden de concurrentie niet volhouden, waarvan buitenbedrijfstelling en overneming van haar debiet door het Twentsch Centraal-Station het gevolg was.
Het intercommunale karakter, dat de stroomvoorziening hiermede in het eerste decennium dezer eeuw aannam, leidde vervolgens tot inmenging der provinciale overheid, d,w.z.
tot de stichting der provinciale bedrijven. Waar dit feit ten nauwste samenhangt met de ontwikkeling der wettelijke bepalingen, verordeningen en administratieve regelingen, waaraan de
electriciteitsvoorziening werd onderworpen, moge thans een en ander hieromtrent volgen.

* * *
Het vraagstuk der electriciteitsvoorziening van ons land had vele jaren geleden reeds de
volle belangstelling der Regeering. Het was bij Koninklijke Boodschap van 22 Maart 1913,
dat bij de Staten Generaal een wetsontwerp werd ingediend, waarin, met betrekking tot den
aanleg en de exploitatie van inrichtingen en van werken tot het voortbrengen, geleiden, transformeeren, verdeelen of leveren van electriciteit, regelen werden gesteld. De hoofdstrekking
van het ontwerp was om voor den aanleg en de exploitatie van electriciteitsinrichtingen en werken
een door de Kroon verleende concessie verplichtend te stellen. Naast dit punt had het vraagstuk
der eigehdomsbeperking ten behoeve van den aanleg of de instandhouding van electriciteits-

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING

VAN NEDERLAND.

IV

16
werken regeling gevonden. Bij dit ontwerp van wet werd niet de geheele electriciteitsvoomenmg
m h a a r d e n omvang geregeld, maar werden slechts de meest noodige voorzienmgen getroffen,
waaTp
J L n e n worden voortgebouwd. Het lag dan ook in de bededag der Reree7ng,r ijner tijd een volledige wettelijke regeling tot stand te brengen, waarin ook die matene
fen plaats Zi vinden, waaromtrent de bij K . B . van 15 April 1904 No. 23 benoemde Staatecommiss voorTe electrische geleidingen hare voorhehting gaf. Het door deze Commissie *-
brTchte verslag bevat in hoofdzaak een ontwerp-dectricrteitswet en bi,behooreden maath e i v a l LtJ, alsmede een voorstel omtrent de vaststelling der benamingen van en voorschriften voor de electrische maateenheden en meetwerktuigen.
_
>
E e ^ e e d e Staatscommissie werd ingesteld bij K . B. van 14 Juh 1911 No. 60, met de taak
om van advies te dienen omtrent de vraag, welke maatregelen genomen kunnen worden om te
bTvoreren, dat in de behoefte aan electrische kracht, welke in verschillende smeken des lands
Tt namTten plattelande, bestaat, op zoo doeltreffende en zoo economisch mogeh,ke wijze worde
v ^ r S Kort v ^ r de benoeming dezer Commissie hadden de gewestehjke Besturen van NoordfiSt'en
van Gronmgen e c h L reeds verordeningen vastgesteld, houdende voorscheen
o m t " de excitatie v a l bedrijven tot productie en levering of enkel tot levering van electnsXnstroom binnen het gebied dier Provincies. Onmiddellijk na hare installatie: werd de Staatsc o m ^ ^ a n ooi geraadpleegd over de vraag, of de Regeering al dan niet hare goedkeuring
aTdTveroKemngen zou verleenen. Het resultaat van de ter zake gevoerde gedachtenw.selmg
w ^ dat b K . B. van 29 Mei 1912 No. 37 beide provinciale verordeningen werden goedgekeurd
Het door d f gewestelijke Besturen van Noord-Brabant en Groningen gegeven voorbeeld heeft
n a v o l g t gevoelen bij de Besturen der overige provincies, zoodat thans in alle gewesten pro-

2TLT
2

vineiafe electridteitsverordeningen bestaan.

vmciale etctt a

Zt^Gedeouteerde

v e r o r

n i n g c n

v o r d c r c n

. ...

d e voor de uitoefening van een electricite^-

Staten noodig is. Volgens de verordeningen van Noord-Brabant en van

L n f ^ r l l l ^ n is verklaard, dat die oprichting, exploitatie of uitbreiding * s t n t f


^ e t tt Semeen belang. Verschlende der verordeningen kennen op de beshssmgen^
g e e r d e Staten b e J p toe. Volgens de verordeningen
en Noord-Brabant kan hoogere voorziemng worden gevraagd aan de Kroon, terwijl ai
Noord-Holland en Zuid-Holland beroep op de Provinciale Staten geven
.
In het in 1914 uitgebrachte verslag der Staatscommissie van 1911 zn de redenenimt
gezet, wde volgZ hare meening pleiten voor een regeling der
rijksgezag. Bij haar verslag had zij gevoegd een ontwerp van
^
^
^
^
^
^
S t het^oortbrengen, geleiden, transformeeren en leveren va*.electrische
8

r c d c n e n u i t c e n

^^ZT^Z

Z^

v L ^ o v h \ r N c o r d - H o l l ^ n d met uitzondering van enkele gebieden. Deze concessie is bi, K . B .

IV

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING

VAN

NEDERLAND.

17

van 23 Januari 1918 No. 43 gesteld ten name van de provincie Noord-Holland, nadat de aandeelen van genoemde maatschappij in handen dezer Provincie waren overgegaan.
Gelijktijdig met de aan de Kennemer Electriciteits-Maatschappij verleende concessie,
werd, bij K . B . van 29 Augustus 1913 No. 58, aan de provincie Groningen een dergelijke concessie gegeven voor de stroomvoorziening dier Provincie en van een deel van Drenthe. Het
provinciale electriciteitsbedrijf van Groningen exploiteert nu een in de onmiddellijke nabijheid
der stad Groningen gelegen centrale met een uitgestrekt interlocaal hoogspanningsnet. Met
medewerking van de Provincie en van de Gemeenten is een N.V. Maatschappij tot Exploitatie
van Laagspanningsnetten" opgericht, ten doel hebbende, den aanleg en de exploitatie van laagspanningsnetten te bevorderen. Het is deze Maatschappij, die veel heeft bijgedragen tot de
snelle ontwikkeling der electriciteitsvoorziening in de provincie Groningen.
De provincie Noord-Brabant verkreeg bij K . B . van 14 Maart 1914 No. 34 een concessie,
welke bij K . B . van 21 November 1914 No. 54 is gesteld ten name van de N.V. Provinciale Noordbrabantsche Electriciteits-Maatschappij. Deze Vennootschap heeft een centrale gesticht te
Geertruidenberg; de aldaar geproduceerde stroom wordt door middel van bovengrondsche
lijnen met een spanning van 50 000 volt over de geheele Provincie gedistribueerd. Aan de provincie Gelderland werd bij K . B . van 25 September 1914 No. 27 een concessie verleend, welke
bij K . B . van 8 Mei 1915 No. 68 is gesteld ten name van de N.V. Provinciale Geldersche Electriciteits-Maa schappij. In het jaar 1921 werd door de Vennootschap, die niet in het bezit was
van een eigen centrale, de gemeentelijke electrische centrale te Nijmegen overgenomen. Een
paar jaren later wist de Vennootschap met de gemeente Arnhem een compromis tot stand te
brengen, waarbij o.a. overeengekomen werd, dat de centrale dier Gemeente niet meer zal worden
uitgebreid en dat in de verdere behoefte aan stroom door de Vennootschap zal worden voorzien.
De opwekking en de distributie van den stroom was nu voor een belangrijk deel in handen der provincies gekomen. Het was dan ook hoofdzakelijk op grond van de overweging, dat
het niet op den weg van het Rijk kon liggen den hoogst belangrijken arbeid, welken de provincies zoowel door hare wetgeving als door hare rechtstreeksche bemoeiingen met het electriciteitsbedrijf hadden verricht, op zij te zetten of ook maar voorbij te gaan, dat het bovengenoemde
wetsontwerp van 1913 den 16 Februari 1915 werd ingetrokken.
Het door andere provincies gegeven voorbeeld vond navolging bij Utrecht, aan welke
Provincie bij K . B . van 15 Juli 1916 No. 42 een concessie is uitgereikt, welke bij K . B . van 11
November 1916 No. 62 gesteld is ten name van de N.V. Provinciale Utrechtsche ElectriciteitsMaatschappij. Deze Vennootschap heeft zelf geen centrale opgericht, doch besloot, den electrischen stroom te betrekken van de gemeentelijke electrische centrale te Utrecht.
Wat de provincie Overijssel betreft, zij vermeld, dat de gemeenten Zwolle, Deventer
en Zutphen in 1911 het besluit namen tot oprichting van de N . V . Electriciteitsfabriek IJsselcentrale". Den lsten October 1917 werd echter het electriciteitsbedrijf dier drie Gemeenten
door de provincie Overijssel overgenomen met behoud van den vennootschappelijken vorm.
Wel was reeds aan de Provincie bij K . B . van 4 December 1914 No. 32 een concessie verleend, doch deze verviel; in haar plaats werd, bij K . B . van 13 Juni 1918 No. 54, concessie verleend aan de N.V. Electriciteitsfabriek IJsselcentrale" voor de stroomvoorziening van de geheele provincie Overijssel, alsmede van een deel der provincie Drenthe.
De provincie Friesland is niet in het bezit eener rijksconcessie. Daar heeft men een provinciaal bedrijf met een eigen electriciteitsfabriek verkregen door aankoop der centrale te Leeuwarden en van de netten van de Kabelmaatschappij Gebied Leeuwarden".
2

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING

18

VAN

IV

NEDERLAND.

De ontwikkeling der electrificatie van de provincie Zuid-Holland is gegaan in de richting eener vc^ening van uit de gemeentelijke electrische centralen te Rotterdam, 's-Gravenhage Leiden, Dordrecht, Delft en Gouda. De rayons, waarbinnen door deze centralen electrische energie wordt geleverd, omvatten thans bijna het geheele vasteland der provmae ZuidHolland-alsmede de eilanden Voorne-Putten, Rozenburg, IJsselmonde, de Hoeksche Waard
en het eiland van Dordrecht. Afgescheiden van het eiland Goeree-Overflakkee, dat, zoowel
door zijn gesoleerde ligging als door zijn geringe bevolkingsdichtheid, niet zonder groote bezwaren zal kunnen worden gelectrificeerd, wordt de geheele Provincie door de leveringsgebieden
der genoemde centralen bestreken.
Aan de provincie Limburg is bij K.B. van 4 October 1915 No. 26 een rijksconcessie verleend doch het is de Maatschappij tot Verkoop van denElectrischen Stroom der Staatsmijnen m
Limburg,diedeProvincievanstroomvoorziet.DieMaatschappijbetrektdenstroomvan de electrische centralen der Staatsmijnen, terwijl zij, ten behoeve van de stroomvoorziening der noordelijk
gelegen gemeenten, stroom betrekt van de gemeentelijke electrische centrale te Venlo envoor
het uiterste Noorden van de Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij. In de pro- .
vincie Limburg treft men den eigenaardigen toestand aan, dat de concessie is gesteld opnaam
der Provincie, terwijl de Provincie zich, door aankoop van het meerendeel der aandeelen
van de Stroomverkoopmaatschappij, van een overwegenden invloed op den gang van zaken
bij deze Maatschappij heeft verzekerd.
. .
Omtrent de wijze, waarop de electriciteitsvoorziening van de provincie Zeeland het
beste ware tot stand te brengen, werd door de Staten dier Provincie het advies ingewonnen
van prof. C. FELDHANN, die met zijnrijkeervaring ook de meeste andere gewestehjke besturen
van voorlichting had gediend. Door de Provinciale Staten van Zeeland werd in hun najaarsvergadering van' 1917 besloten, de electriciteitsvoorziening, ^
^
eener ri*sconcessie, vanwege de Provincie ter hand te nemen, voor welk doel de N.V. Provinciale
zTuwsche Electriciteits-Maatschappij werd opgericht. Deze
van de stroomvoorziening van Zeeuwsch-Vlaanderen een centrale te Westdorpe, nabi, Sas van
Seni! gestSit, doch omtrent de voorziening van het overige deel der Provincie is nog geen

^^tUZ^n ,

dei

blijkt, zijn tot nog toe door de Kroon alleen concessies verd
leend ten behoeve van de electriciteitsvoorziening door provincies en door die maatschappijen,
waarinde bTtrokken gewestelijke besturen een overwegenden invloed hebben. In de Memorie
vTToehchting van net reeds genoemde wetsontwerp van Maart 1913 znn door de Regeering
T r e i n e n i n g e z e t , die naar hare meening toen ter tijde voor de uitgifte van njksconcessie
pLSen Naar dit stuk inoge worden verwezen, alsmede naar de Memorie van Antwoord van het
wetsontwerp van Januari 1915, de latere wet van April 1918.
m deze wet van 26 April I918(Stbl. No. 276) is aan een ieder, die een zakelijk of persoonlijk
recht heeft ten aanzien van ongebouwde eigendommen, de verplichting opgelegd om dnaanvan efectrische werken en geleidingen te gedoogen. Deze verplichting
kan slechts worden opgelegd ten behoeve van de volgende werken:
1 Werken, door het Rijk of een provincie ondernomen;
I Werken door de Kroon of door een provinciaal bestuur krachtens de wet ^ >
fr Welen welke ingevolge een door of vanwege de Kroon verleende conce^ worden
tot stand gebracht, terwijl het openbaar belang daarvan door de Kroon is er
kend;

^tt^TS*

IV

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING

VAN

NEDERLAND.

19

4. Werken, welke door den raad eener gemeente zijn bevolen, terwijl het openbaar belang
door de Kroon is erkend;
5. Werken, waarvan het algemeen nut uitdrukkelijk bij de wet is erkend.
In het buitenland, met name in Duitschland, Engeland en Amerika, waren een tiental
jaren geleden meerdere stemmen opgegaan voor een concentratie der electriciteitsproductie,
stemmen, die ook hier te lande weerklank vonden. Het was ir. H . DOYER, die in 1916 in een
belangwekkende studie de voordeden uiteenzette van een stroomvoorziening van geheel Nederland door middel van drie op te richten rijkscentralen. Aangezien de schrijver uitgegaan is van
de premisse, dat ons land ten aanzien der electriciteitsvoorziening nog maagdelijk terrein was,
moet alleen reeds om die reden aan zijn studie, hoe verdienstelijk die overigens ook moge zijn,
een meer academische waarde worden toegekend.
Sedert zijn, inzake de concentratie der electriciteitsproductie, tal van verhandelingen verschenen, waaronder in de eerste plaats moge worden genoemd het in het jaar 1922 door de Commissie voor Hoogspanningslijnen" van de Vereeniging van Directeuren van Electridteitsbedrijven in Nederland" uitgegeven verslag omtrent het koppelen van electriciteitsfabrieken,
dat een onderdeel vormt van een meer uitgebreide studie, die inzake de electriciteitsvoorziening
van het land door genoemde Commissie is opgezet. Zonder op den inhoud van dit hoogst belangrijke verslag nader in te gaan, constateeren wij slechts, dat het stelsel van koppeling van
electrische centralen hier te lande weinig of geen toepassing heeft gevonden. Een meer of minder
beperkte samenwerking tusschen electricittsbedrijven is in enkele gevallen verkregen, waarvan de volgende mogen worden genoemd.
Na langjarige onderhandelingen hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen in het voorjaar van 1924 besloten hunne medewerking te verleenen bij het tot stand
brengen eener koppelleiding tusschen de centralen van het gemeentelijke en het provinciale
electriciteitsbedrijf. Een voorloopige regeling, inzake het leveren van stroom aan het gemeentelijke electriciteitsbedrijf door de provincide centrale, was reeds eerder getroffen.
Ook was in 1916 door het provinciale electriciteitsbedrijf van Groningen een overeenkomst
voor gedeeltelijke stroomlevering aangegaan met de Electriciteits-Maatschappij Veenkolonin",
een onderneming, welke reeds geruimen tijd Veendam, Wildervank, Oude- en Nieuwe Pekela
van stroom voorziet vanuit een in eerstgenoemde plaats aanwezige centrde.
In de provincie Overijssel is men er tot nog toe niet toe overgegaan de centrde te Zwolle
en die te Hengelo onderling te koppelen. De samenwerking heeft zich hier bepaald tot het sluiten eener overeenkomst, waarbij eerstgenoemde centrde stroom koopt van die te Hengelo, voor de
stroomvoorziening van gemeenten, gelegen buiten het gebied, hetwelk door de Hengelosche
centrale wordt bestreken.
De definitieve regeling der in Noord-Holland verkregen samenwerking tusschen de
Provincie en de gemeenten Amsterdam en Haarlem is op zoovele moeilijkheden gestooten, dat
zij tot op heden nog niet haar beslag heeft gekregen. Naast de gemeentelijke electriciteitsbedrijven
van Amsterdam en van Haarlem en naast het provincide electriciteitsbedrijf van Noord-Holland is een vennootschap opgericht, de Provincide en Gemeentelijke Electriciteits-Maatschappij
(P.E.G.E.M.), aan welke de zorg is opgedragen voor de opwekking van den stroom.
Het in Noord-Holland gegeven voorbeeld heeft navolging gevonden in de provincie
Utrecht, waar een overeenkomst gesloten is tusschen het gewest en de hoofdstad. Voor
het opwekken van den stroom is een provinciale en gemeentelijke maatschappij, de
P.E.G.U.S., tot stand gekomen. De Provincie en de Gemeente bouwen gezamenlijk een

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING

20

VAN NEDERLAND.

IV

nieuwe centrale, waaruit dan beide vennooten stroom zullen betrekken tegen kos^rijs.
Volledigheidshalve kan nog worden aangeteekend, dat het Gemeentelijk Electrisch Bedrijf te 's-Gravenhage in 1920 is aangevangen met het leveren van stroom aan dat te Delft
Het standpunt der Regeering, met betrekking tot de concentratie der electriateiteproductie, kan blijken uit het den 26 Juli 1920 bij de Staten Generaal ingediende wetsontwerp.
De strekking van dn ontwerp is neergelegd in art. 1, hetwelk luidt als volgt:
De stre^mg v
P
^ ^ ^ . ^ ^
voortbrengen van
electriciteit, welke voor anderen beschikbaar zal worden gesteld het
primaire hoogspanningsleidingen en het transformeeren m onderstations, die rechtsteefc op
het primairTneTzijn aangesloten, wordt een naamlooze vennootschap Het Nederlandsche
e n

w e r k e n

t o t

h e t

^ B i , " ' S l ^ v a n art. 1 zouden aandeelhouders van die vennootschap alleen


kunne* z t d e S t a a t , provincies of in plaats van deze, maatschappen welke electricUeitsv ^ e n m g en dL hebben en waarin provincies of gemeenten overwegenden invloed hebben,
Z e e n t e n en verdere bedrijven, welke door de Kroon zijn aangewezen of toegelaten
Dit wetsontwerp was grootendeels geschoeid o de leest van het rapport eener Commissie, ^IkTSj beschikking fan 16 April 1919 van den Minister van
^
^
^
^
met d taak van voorlichting te dienen omtrent de wijze, waarop het denkbeeld zou kunnen
worden verweTnlijkt, de opwekking van electrische energie en de voortgeleiding daarvan onder
Vinnop snannine van rijkswege te concentreeren.

^ ^ J ^ r L ^ i n , Tweede Kamer ondervond het


kanting: den 5 April 1921 volgde de intrekking, na aanneming van een door de leden^van Bere
stTw en Merchant ingediende motie, waarin de Kamer als haar oordeel uitspreekt dat een
S S ^ g S n o o t o k e l i i k is om de electriciteitsvoorziening met de geringste kosten^voo
1 deelen van hef land te verzekeren; dat de Kamer nog niet beschikt over de
om thans reeds vast te stellen, dat het gestelde doel door monopohseering der electnciteits
productie in handen van n gecentraliseerd
* taj. = bereiken,
Na de intrekking van het wetsontwerp is bij K . B . van 30 M e i l W Staatscommissie benoemd, met opdracht, de Regeering van
de electriciteitsvoorziening van het land. Deze Staatscommissie heeft, b j het
artikel, haar verslag nog niet uitgebracht, doch verwacht wordt, dat zulks bmnenkort zal ge
g

h 0

g e

SChiCdC

0;erziende de door de Regeering getroffen maatregelen, verband houdende met de

in onze hedendaagsche samenleving onmisbare electriciteit.

J ^

DE VEREENIGING VAN DIRECTEUREN VAN ELECTRICITEITSBEDRIJVEN IN NEDERLAND.


*" ?

^ ^ ^ k g geduurd, voordat onze Vereeniging tot stand is gekomen. Leiders


van electriciteitsbedrijven dulden niet gaarne inmenging in hun zaken en aan2 S Itj eensluiting brengt onvermijdelijk mede, dat de aaneengeslotenen zich ten minste
wK^iir^i>oi eenigszins naar elkander moeten schikken.
De eerste poging om samenwerking tusschen de directeuren van electriciteitsbedrijven te krijgen is van wijlen den heer N . J . SINGELS, toenmaals directeur van het
Gemeentelijk Electrisch Bedrijf te 's-Gravenhage, uitgegaan; dat was, naar ik meen, in 1902.
Het resultaat was poover, maar het samenzijn van de vijf deelnemers was buitengewoon genoegelijk en het deed hen besluiten om dergelijke informeele bijeenkomsten nog eens meer te houden.
Eigenlijk hadden de bedrijven in dien tijd niet zoo heel veel gemeenschappelijke belangen.
Er bestonden slechts electriciteitsbedrijven, welke elk binnen de grenzen eener bepaalde gemeente stroom leverden en ieder van de leiders kon, onafhankelijk van de anderen, doen wat
hem goed dacht, zonder dat hij daarmede een der anderen kon hinderen. Dat men er niettemin
toch over dacht om een vereeniging op te richten, was dan ook meer om te voorkomen, dat de
directeuren op elkanders daden critiek zouden uitoefenen, die voor de getroffenen moeilijkheden
zou kunnen veroorzaken, dan om de bedrijven gelijkvormig te maken en daardoor tot aaneensluiting
samenwerking te brengen. Voor het verkrijgen van een betere verstandhouding was
het echter voldoende van tijd tot tijd eens bijeen te komen en het duurde dan ook ongeveer
tien jaren, voordat deze bijeenkomsten tot het oprichten van onze Vereeniging leidden. Niettemin
werd er ook in dien tijd reeds op verschillende punten overleg gepleegd, welk overleg dat door
de steeds beter wordende verstandhouding ook steeds meer resultaten gaf er o.a. toe leidde,
dat als geschiktste spanningen voor de verdeeling van electriciteit over ons land erkend werden
3 x 220/380 volt voor laagspanningsnetten, 3 x 10 000 volt voor intercommunale verdeelnetten
en 3 X 50 000 volt voor de groote voedingslijnen. Deze spanningen zijn, op enkele uitzonderingen
na, mettertijd algemeen toegepast.
Het eigenlijke besluit, om tot het oprichten eener vereeniging over te gaan, werd genomen
op een zomerschen dag in het einde van Mei 1913, toen een groot aantal directeuren en ingenieurs
van electriciteitsbedrijven uit ons land en eenige andere belangstellenden, die deelnamen aan
de jaarlijksche vergadering, welke de Vereinigung der Elektrizitatswerke dat jaar in Trier hield,
op de raderkast van een stoomboot de Moezel opvoeren, om een der waterkrachtcentralen van
die streek te gaan bezichtigen. Het geheele gezelschap, waarvan de meeste leden elkander reeds
e e

fB^Jf^

e n

22
22

DE

VEREENIGING.

kenden, bevond zich in de stemming, zooals die bij de streek en den wijn, welke er wordt voortgebracht, past en zooals die noodig is om wat goeds voor den dag te brengen. Al pratende bleek,
dat de meeste deelnemers aan de excursie van oordeel waren, dat de Nederlandsche bedrijven,
die zich langzamerhand meer en meer over het geheele land begonnen te verspreiden en ook
het platteland van stroom te voorzien, ten minste evenveel gemeenschappelijke belangen
hadden als de Duitsche, en het dan ook voor de Nederlandsche bedrijfsleiders meer dan tijd
was geworden, om regelmatig met elkander overleg te plegen, ten einde er voor te zorgen, dat
later een engere samenwerking tusschen de bedrijven en een aaneensluiting van de netten mogelijk
zou zyn.^
^
besprekingen is geweest, dat op 4 October 1913 de constitueerende
vergadering onzer Vereeniging te 's-Gravenhage werd gehouden. Als eerste voorzitter werd
gekozen de heer N. J. SINGELS, directeur van het GemeentelijkElectrisch Bedrijf te's-Gravenhage.
Tot goed begrip van de verdere geschiedenis der Vereeniging zou ik er aanstonds op
wlen wijzen, dat reeds in deze eerste vergadering werd begrepen, dat een behoorlijk overleg
slechts mogelijk zou zijn tusschen betrekkelijk weinig menschen en het dus aanbeveling zou
verdienen, de vertegenwoordigde bedrijven te beperken tot die, welke ook op den duur bij de
samenwerking belang zouden hebben. In verband hiermede werd besloten om in de statuten
- die in de vergaderingen van 29 November 1913 en 10 Januari 1914 werden vastgesteld e i
waarop 14 Maart 1914 de Koninklijke Goedkeuring werd verleend te bepalen, dat het lidmaatschap slechts, op uitnoodiging kon worden verkregen. Sedert was het een stilzwijgende
overeenkomst tusschen de leden, dat hun aantal het getal dertig niet te boven zou gaan. Overeenkomstig deze zienswijze werden steeds de leiders van de groote bedrijven uitgenoodigd om
lid te worden, terwijl van de kleinere bedrijven er enkele werden gevraagd, opdat in de vergaderingen de gelegenheid zou bestaan hebben, ook de bezwaren en wenschen van die categorie van belanghebbenden bij de electriciteitsvoorziening te hooren.
Voorts had het vraagstuk der tarieven voor stroomlevering aan de grootindustrie reeds
dadelijk de aandacht der eerste vergadering, zoodat - zooals het een goede^vereeniging betaamt
- voor de bestudeering van dit onderwerp een commissie in het leven werd geroepen (de Commissie voor de Grootverbruikerscontracten), die aldus de eerste werd van een rij van zusteren,
die haar nog zouden volgen.
;
Ten slotte werd reeds in deze eerste vergadering dewenschelijkheid erkend om te trachten,
herziening te verkrijgen van de installatievoorschriften, vastgesteld door het Koninklijk Instituut
van Ingenieurs, welke voorschriften beschouwd werden als niet meer geheel in overeenstemming te zijn met de nieuwere inzichten.
. , '
,
In de tweede vergadering, die 29 November 1913 werd gehouden, vormde het werk
van de Staatscommissie Van IJsselsteyn" - ingesteld in 1911 met de opdracht :om van advies
te dienen omtrent de vraag, welke maatregelen genomen kunnen worden om te bevorderen
dat in de behoefte aan electrische kracht, welke in verschalende streken des lands en met name
ten plattelande bestaat, op zoo doeltreffende en zoo economisch mogelijke wijze wordt voorzien, - naast de vaststelling der statuten het hoofdonderwerp der besprekingen.*).Het rapport
van die Commissie verscheen weliswaar eerst in 1914, maar reeds vroeger had zij aan de Re geering
medegedeeld, dat h.i. de electriciteitsvoorziening het beste geregeld zou kunnen worden^door
hei verkenen van concessies, terwijl ook de voorwaarden, waarop de Kennemer Electriateits-Maat1) m deze Staatscommissie hadden oa. de leden F. P. G . van Loenen Martinet, ir. H . Lohr en
prof. ir. G . J. van Swaay zitting.

DE

VEREENIGING.

23

schappij concessie zou krijgen om in Noord-Holland stroom te leveren, bekend waren geworden.
Bij de besprekingen bleek, dat men een wettelijke regeling omtrent het gebruik der wegen
enz., wenschelijk achtte, maar overigens op zoo gering mogelijke staatsinmenging zou willen
aandringen.
In dezen tijd, waarin de j onge Vereeniging zich begon te vormen, waarin men nader tot elkaar

Ir. N . J . SINGELS, f
IN LEVEN VOORZITTER DER VEREENIGING (19131914),
DIRECTEUR VAN HET GEMEENTELIJK ELECTRISCH BEDRIJF TE 's-GRAVENHAGE.
(Overleden 20 September 1914).

kwam en begon in te zien, hoeveel werk er te doen was en overlegde over de wijze, waarop het
gedaan kon worden, hadden wij op 20 September 1914 het zware verlies te betreuren van onzen
voorzitter, den heer N . J. SINGELS, die op zijn collega's een groot overwicht had en daardoor,
juist in dezen eersten tijd, zoo uitnemend geschikt was om de Vereeniging te leiden.
Toen ik SINGELS als voorzitter opvolgde, vond ik een goed georganiseerd geheel en allerlei
werk, dat nog verdere voorbereiding eischte. Dit gold vooreerst het standpunt, dat de Vereeniging t.o.v. het verslag van de bovengenoemde Staatscommissie Van IJsselsteyn", dat inmiddels
was verschenen, zou innemen. Voorts wachtte de kwestie der Veiligheidsvoorschriften op een
oplossing en moest ook een beslissing worden genomen omtrent het voortbestaan van de Statistiek

24

DE

VEREENIGING.

der Electridteitsbedrijven,clie tot toen toe was uitgegeven door het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, dat echter de uitgave, met het oog op de kosten, wenschte te staken. Bovendien was het
te voorzien, dat de inmiddels uitgebroken wereldoorlog allerlei moeilijkheden zou veroorzaken, die tijdig onder het oog moesten worden gezien.
Voor een groot deel kon al dat werk niet door de leden zelf worden verricht. Nu is onze
Vereeniging een vereeniging van de directeuren, dus niet van de electridteitsbedrijven zelf, en
zij is op deze wijze opgezet, omdat wij vertrouwelijke besprekingen wenschten onder collega's.
Het gevolg hiervan is geweest, dat wij steeds slechts een matige contributie hebben kunnen heffen,
waaruit ten hoogste de kosten van vergaderingen e.d.m. konden worden bestreden. Waar van dt
leiders der electriciteitsbedrijven niet verwacht mocht worden, dat zij persoonlijk groote sommen
zouden opbrengen voor het doen uitvoeren van werk, dat niet voor hen persoonlijk doch voor hun
bedrijven van belang zou rijn, moest ten deze naar een andere oplossing worden omgezien.
Deze werd van den aanvang af hierin gevonden, dat voor het werk der Vereeniging door de bedrijven der leden finandeele steun werd verleend. Toen het bv. voor de beoordeeling van het
wetsontwerp, dat de meergenoemde Staatscommissie had ingediend, noodzakelijk bleek juridischen bijstand in te roepen, werd het bedrag, dat noodig was om dien te bekostigen, door
de bedrijven van enkele der leden ter beschikking van de Vereeniging gesteld. Op dezelfde wijze
is de Vereeniging ook verder in staat gesteld haar productieven arbeid te bekostigen. Steeds
zijn verschillende bedrijven, het eene in meerdere, het andere in mindere mate, bereid gevonden
om voor dergelijk werk bijzondere bijdragen te geven. Sommigen deden dit vrijwel geregeld,
uitgaande van de gedachte, dat een goede ontwikkeling der electririteitsvoorziening aan alle
bedrijven en ook aan dat van henzeive ten goede moest komen; andere gaven in die gevallen,
waarin het werk voor hun eigen bedrijf speciaal van belang werd geacht, maar op welke wijze dan
ook, het geld, dat noodig was om met behulp van het personeel der bedrijven allerlei werk uit te
voeren, werd, zij het dan ook niet in overmaat, steeds gevonden.
Reeds in de vierde vergadering, die op 170ctober 1914 werd gehouden, kwam een aantal
der bovengenoemde punten ter sprake. Zoo betoogde de heer VAN ROSSEM de wenschelijkheid
van het voortbestaan der statistiek, eventueel met finanrieelen steun der Vereeniging, terwijl
de heer LOHR een inleiding hield over het rapport der Staatscommissie Van IJsselsteyn", waarvan hij o.a. de wordingsgeschiedenis schetste. Deze uiteenzetting gaf aanleiding tot het instellen
van een Commissie inzake de Electricitdtswetgeving, aan welke commissie werd opgedragen,
een prae-advies over het voorgestelde wetsontwerp uit te brengen en een onderzoek in te stellen
naar de wenschelijkheid van een Electridteitsraad voor ons land en zoo die wenschelijkheid
zou blijken te bestaan, naar den werkkring, de samenstelling en de bevoegdheid, die een dergelijke Raad zou moeten hebben.
Bij de uitvoering van haar taak verzocht en verkreeg de Commissie de medewerking
van mr. dr. J. G . STENFERT KROESE, die sedert voortdurend met onze Vereeniging in relatie
is gebleven. Herhaaldelijk heeft hij naderhand in samenwerking me' dr. E. A. SCHOON
bij vraagstukken, waarbij rechtskundige kennis te pas kwam en bij het beoordeelen van de verschillende wetsontwerpen, die sedert zijn ingediend, de Vereeniging met raad ter zijde gestaan
en wel steeds op een wijze, die boven mijn lof verheven is.
Ofschoon in de ledenvergadering op 22 October 1915 reeds een uitvoerig verslag over
de werkzaamheden der Commissie werd uitgebracht, duurde het tot 1916, voordat het prae-advies
der Commissie inzake de Electridteitswetgeving verscheen. De bespreking van dit prae-avies
vormde de hoofdschotel der achtste, bijna voltallige vergadering, die op 28 en 29 April 1916 te

DE

25

VEREENIGING.

Maastricht werd gehouden. Het rapport vond toen algemeen instemming en werd met het stenografisch verslag der discussie gedrukt, waardoor het de eerste uitgave werd van een lange reeks
publicaties, die sedert vanwege de Vereeniging zijn verschenen. )
* * *
1

Intusschen waren wij in de moeilijke tijden beland, waarin de oorlog ons land en daarmede
ook onze electriciteitsvoorziening had gebracht. Er kwamen door die tijden voortdurend vraag-

Dipl. Ing. J. G . BELLAAR SPRUYT.


VOORZITTER (sedert 1915).
DIRECTEUR DER MAATSCHAPPIJ TOT VERKOOP VAN DEN ELECTRISCHEN
STROOM DER STAATSMIJNEN IN LIMBURG. MAASTRICHT.

stukken van direct practisch belang aan de orde, die vaak onmiddellijk ingrijpen eischten. Zoo
waren, in verband met de toenemende kolenschaarschte, reeds in het begin van 1915, kort na
de instelling der rijkskolendistributie, besprekingen gehouden omtrent deelneming in een op
te richten Kolen-Reserve-Maatschappij, die later door onderhandelingen over gemeenschappe1)

Electriciteitswetgeving P. N. van Kampen & Zn., Amsterdam herdrukt in 1922.

26

DE

VEREENIGING

lijken kolenaankoop werden gevolgd. Deze pogingen hadden echter nog niet tot een resultaat
geleid, toen in 1917 het Rijksverrekenkantoor voor brandstoffen werd ingesteld. Door verschillende leden hiertoe in staat gesteld, werd door de Vereeniging in deze vennootschap voor een
bedrag van 10 000, aan aandeelen genomen, waartegenover haar een zetel in den Raad van
Beheer werd ingeruimd.
Ofschoon dus hiermede in de kwestie van den kolenaankoop was voorzien, was aldus
het vraagstuk van het coperatief inkoopen van materialen naar voren gekomen en waar zich
de schaarschte ook op ander gebied dan dat der brandstoffen deed gevoelen, werden in 1916
met verschillende fabrieken onderhandelingen aangeknoopt over de levering van installatiematerialen, koper, olie e.dan. aan de Vereeniging. Tot de instelling van een eigen inkoopbureau
is het echter niet gekomen. Immers, hangende de daartoe strekkende plannen, was de Coperatieve Inkoopvereeniging van Metaal-Industrieelen (de Coopra) opgericht, en samenwerking met
die Vereeniging leek een eenvoudiger wijze om het doel te bereiken, dan het vormen van een
nieuw lichaam. De besprekingen leidden er toe, dat aan de Coopra een afdeeling voor Electrotechniek werd toegevoegd, terwijl een aantal leden aandeelen nam. Aan deze afdeelmg werd
later een Commissie van Advies voor het Inkoopbureau verbonden (ingesteld 26 Maart 1918).
Deze Commissie is er, het zij hier met erkentelijkheid geconstateerd, in geslaagd, de bedoelde
afdeeling tot grooten bloei te brengen en haar in hooge mate in het belang der leden werkzaam
te doen zijn. Sedert 1919 is een der leden der Commissie tevens Commissaris der Coopra.
Een vraagstuk van geheel anderen aard, dat, evenals dat van het eigen inkoopbureau,
het eerst op de in April 1916 te Maastricht gehouden vergadering te berde werd gebracht, betrof
het vormen van een basis voor de tarifieering van de stroomlevering aan gemeenten. Deze kwestie
werd, staande de vergadering, in handen eener Commissie gesteld, aan welke Commissie
voor d Kostprijsstatistiek de volgende opdracht werd verleend:
1 Uit de tot nu toe verkregen bedrijfsresultaten van de verschillende electriciteitsbednjven
hier te lande een vergelijkingsbasis voor een algemeen tarief te vormen en een kromme
op te zetten, ten einde aan de hand daarvan de gewenschte eenheid in de tarieven voor
electriciteit te brengen.
. .
2. Zoo nauwkeurig mogelijk te bepalen, tegen welken prijs de electrische energie in de verschillende Nederlandsche electriciteitsbedrijven in den loop der jaren 1910 tot heden
is voortgebracht, daarbij uitsluitend rekening houdende met de werkelijk verkregen cijfers,
incl. de mee- en tegenvallers, die de bedrijven in den loop der jaren hebben gehad.
3. De resultaten voor ieder jaar door grafieken, die de gemiddelde cijfers aangeven, voor te
stellen.
,
. . . . .
Deze Commissie heeft sedert telken jare een verslag uitgebracht, waarin zij - m den
vorm van een tweetal, en later van een drietal, lijnen - de gemiddelde bedrijfsresultaten der
Nederlandsche centralen heeft vastgelegd. Dank zij haren onvermoeiden arbeid, beschikt onze
Vereeniging thans over een aantal stelsels kostprijslijnen, die een betrouwbaren grondslag vormen
voor de tarieven der stroomlevering aan gemeenten en bovendien een juist beeld geven van
het verloop der gemiddelde kostprijzen van het jaar 1910 af tot op heden ).
Tot de kwesties, die in verband met de economische moeilijkheden rezen, behoort ook
voorts die van den zomertijd. Toen de Regeering in het begin van 1916 van haar voornemen
deed blijken om ook in ons land den zomertijd in te voeren, gaf dit weldra tot oppositie aanleiding
1) Gemiddelde kosten van opwekking van electrischen stroom Eduard IJdo, Leiden.

BESTUURSLEDEN

DER

VEREENIGING.

Ir. G . J. T. BAKKER,
'SECRETARIS.
DIRECTEUR VAN HET GEMEENTELIJK
ELECTRISCH BEDRIJF 'S-GRAVENHAGE.

L . M . A . BEEKMAN,
PENNINGMEESTER,
DIRECTEUR DER N.V. ELECTRICITEITSFA3RIEK IJSSELCENTRALE", ZWOLLE.

Ir. A . BLOMHERT,
2 ; SECRETARIS.
DIRECTEUR VAN HET GEMEENTEELECTRICITEITSBEDRIJF 'DORDRECHT.

Dr. Ing. W. LULOFS,


VICE-VOORZITTER,
DIRECTEUR
VAN DE GEMEENTEELECTRICITEITSWERKEN AMSTERDAM.

27

DE VEREENIGING.

28

en in den breede werd betoogd, dat door de invoering dezer tijdwijziging geen noemenswaardige kolenbesparing kon worden verkregen, wel daarentegen een belangrijke winstderving
moest worden gevreesd. Bij dit standpunt is de Vereeniging sedert gebleven en nog in dit jaar
f1924) heeft zij daarvan aan den secretaris der Tijdcornmissie mededeehng gedaan.
Dat anderzijds de Vereeniging in die oorlogsjaren een open oog had voor het groote
belang, dat aan elke rationeele kolenbesparing moest worden toegekend, volgt wel uit de omstandigheid, dat zij kort' na het uitbreken van den oorlog de zg. Kolencommissie in het leven riep,
m e d e opdracht, de maatregelen te bestudeeren, die ten behoeve van de kolenbesparing door
de verschillende bedrijven genomen dienden te worden en die met de njkskolendistributie te
bespreken.

Door het werk, dat onze Vereeniging in dezen oorlogstijd verrichtte - overleg over het
aanschaffen van materiaal o.a. met het Rijkskoperbureau, over de maatregelen, die bi, gebrek
aan bepaalde materialen, als turbine- en transformatorolie, genomenmoestenworden e.d.m oegon j reeds een zekere positie in te nemen, hetgeen er toe leidde, dat de Regeermg herhaal
defiik haar oordeei vroeg, zoowel over het uitvoeren van werken, de electrificatie van het land
mStregelen, welke de Regeering dacht te nemen. Tot dat
weinig bijgedragen door den stand, dien de Vereeniging op de eerste Jaarbeurs te Utrechtm
h T L
917 gehad had en waar zij, naast haar publicaties, grafische vertellingen omtrent
de ontwikkeling der electriciteitsvoorziening ten toon had gesteld, benevens een model o
van een hoogspanningsaansluiting voor een fabriek en een aantal toepassingen

tet^L ^oL
troont,
^ *Zi^

de hooge onderscheiding, dat de Koningin, de Prins der Nederlanden, de Koningin-Moeder, het geheele Ministerie, bijna alle Comnussarissen der Koningm
en een groot aantal andere autoriteiten haar stand bezechten en van meer dan gewone bekngsTellmg blijk gaven, terwijl de ten toon gestelde gegevens op verzoek van den Minister van Waterstaat en op kosten der Regeering werden gepubliceerd ).
Ernst en luim wisselen elkander in het leven eener vereeniging even goed af als in dat
harer leden en in dat van menschen in het algemeen, en deze eerste Jaarbeurs, waaraan wn op
i ^ t ^ ^ t o e n n u d i g lid, den heer ir. P. G . F . T . FEHMBRS, hadden deelgenomen, leverde
1

^ D v r S e i d begon al voordat wij tot deelneming aan de Jaarbeurs werden toegelaten.


Het Bestuur van de Jaarbeurs meende nl. dat de Jaarbeurs er slechts was om waren te verkopen en dat slechts die waren" ten toon gesteld mochten worden. Het

tegen onze deelneming, toen het uit een gesprek met mijn Amsterdamschen collega LULOFS
^ m l k t e dat de Vereeniging niet het product van de bedrijven der leden maar^ hee andere
dingen w 1de laten zien. Dit werd mij door dr. LULOFS ter kennis gebracht in een telegram,
waar n j mij verzocht om ter bespreking der gerezen moeilijkheid naar Utrecht te komen en
r r S o w a t t u u r mede te brengen, ten einde dat als monster aan het J - * " " * " ^
kijken. Nu pleegt een bedrijf alle kilowatturen, die het produceert, o n a d e l l i j k te verkoopen,
SoS er geen gelegenheid was om er een voor het Jaarbeursbestuur uit den cirkelgang te redden
cScho^nik d u n i e t aan het verzoek kon voldoen, zwichtte het Jaarbeursbestuur toch voor ons
C

".
'.

c~,.,> ^tt'ctierhe
P. N. van Kampen & Zn., Amster1) Elcctricit^tsvoorziemng.
Eenige
Srtastiscne Geeevens.
gegevens. r.
dam 1917.
v

DE

VEREENIGING.

29

argument, dat wij werkelijk iets" verkochten en dat wij, zoo wij dat iets" ook al niet konden
laten kijken, toch wel in staat waren om te laten zien, wat met dat iets" tot stand kon worden
gebracht, waarbij de heeren met eenige verbazing vernamen, dat die kilowatturen ook in warmte
konden worden omgezet, zelfs z, dat het mogelijk zou wezen om daarmede de geheele Jaarbeurs op een hoogere temperatuur te brengen.
Van het een tot het ander komende werd ten slotte van de zijde der Vereeniging het
voorstel gedaan om die verwarming werkelijk op die wijze uit te voeren, wat niet alleen een goede
reclame was voor het electriciteitsverbruik, maar ons tevens in staat stelde om een deel van de
kosten voor onzen stand, die niet gering waren en die wij nog niet bij elkander hadden, op de
Jaarbeurs te verhalen.
De geheele Jaarbeurs hebben wij niet verwarmd, want toen de plannen aan den directeur
der Utrechtsche gasfabriek ter oore kwamen, bood ook hij aan, de stands te verwarmen, met het
gevolg, dat dit voor de eene helft met electriciteit, voor de andere helft met gas geschiedde.
Een groote reclame is de electrische verwarming toch geweest, want de tochtige kamertjes der
eerste Jaarbeurs, die een deur hadden, welke onmiddellijk in de buitenlucht uitkwam, waren
slechts met stralende warmte eenigermate te verwarmen. Onze electrische kachels gaven die
stralende warmte en het geheel functionneerde tot groot genoegen van het Bestuur der Jaarbeurs en van de exposanten.
De moeite, die wij ons voor de inrichting hadden te getroosten en de verhalen van de wijze,
waarop de zaak tot stand was gekomen, gevoegd bij een diner, dat de leden ten slotte, om de
verzoening te vieren, aan het Bestuur der Jaarbeurs aanboden, droegen er niet weinig toe bij
om den band tusschen de leden onderling sterker te maken, zoodat ook in dit opzicht van deze
eerste Jaarbeurs een goede werking uitging.
De Vereeniging beeft nog tweemaal aan de Jaarbeurs deelgenomen en het succes, dat
zij de eerste maal gehad had, leidde er wel toe, dat de noodige geldmiddelen door de verschillende bedrijven beschikbaar werden gesteld, maar zij kreeg niet meer de belangstelling, die zij
den eersten keer had gevonden en ik geloof, dat dit voor een groot deel daaraan toegeschreven
moet worden, dat wij de beide laatste keeren onder te gemakkelijke omstandigheden en met te
ruime geldmiddelen wrkten, waardoor het persoonlijke element en het enthousiasme om een
bijna onmogelijke zaak te doen slagen, op den achtergrond kwamen.

** *
Wanneer ik wat lang over onze deelneming aan de eerste Jaarbeurs heb uitgeweid, is dat
hoofdzakelijk, omdat bij die gelegenheid de grondslagen der Vereeniging zoo zeer werden bevestigd. Het was niet alleen de tentoonstelling op de Jaarbeurs en de belangstelling, die zij ondervond, maar het waren ook, en ik geloof vooral, de punten, die op een ter gelegenheid van die
tentoonstelling te Utrecht gehouden vergadering ter sprake kwamen, welke hiertoe bijdroegen.
Een der belangrijkste dier punten betrof de kwestie der meest economische wijze van electriciteitsvoorziening voor het geheele land. Er werd in dien tijd nl. zeer veel gesproken over het
voordeel van concentratie van de electriciteitsproductie, zoo zelfs, dat er een voorstel geweest
was om het geheele land van n centrale uit, die dan wel in Utrecht gebouwd zou moeten worden,
van stroom te voorzien. Nu waren onze leden er zich zeer wel van bewust, dat de in totaal benoodigde electrische energie in een klein aantal fabrieken met groote machine-eenheden voordeeliger kan worden opgewekt dan in een groot aantal fabrieken met kleine machine-eenheden,

DE

30

VEREENIGING.

maar het algemeene oordeel was toch, dat het voordeel der concentratie voor de toestanden, zooals
wij die in ons land vinden, niet zoo groot was als men algemeen scheen te denken.
In het begin van het jaar 1917 was een brochure verschenen van de hand van den heer
ir H DOYER, waarin berekend werd, dat de meest economische opwekking van electriciteit
in' ons land zou kunnen geschieden in drie groote electririteitsfabrieken, die den stroom m een
uitgebreid net voor 100000 volt zouden leveren. Met dat net zouden dan ca. 200 transformatorstations worden gevoed, welke op hun beurt de 10 000 volt-netten, die in de provincies aangelegd zouden worden en gedeeltelijk ook reeds waren aangelegd, van stroom zouden voorzien.
De algemeene opvatting der vergadering was, dat dit plan veel te ver ging en waar de
schrijver, vooral in regeeringskringen, groot gezag had, meende men de brochure ook in het
openbaar niet onbesproken te moeten laten. Op voorstel van dr. W. LULOFS werd een Commissie
ingesteld onder den naam van Commissie voor Hoogspanningslijnen, met de opdracht:
1. Een studie te maken van een bovehgrondsch net van hooge spanning, met wat daartoe behoort, ter voorziening van het geheele land met electriciteit.
2
Het vraagstuk onder de oogen te zien, hoe de regeling dient te zijn, die getroffen moet
worden tusschen de bedrijven, die stroom in dat net leveren en die, welke stroom er aan
3.

ontleenen.
, .
Zich op de hoogte te stellen en te houden van alles, wat t.o.v. hoogspanningsleidingen in

het land wordt geprojecteerd en uitgevoerd.


Belanghebbenden van advies te dienen.
Niettegenstaande deze vrij omvangrijke opdracht meende men, en daartoe had de brochure
van den heer D O Y E R wel eenigszins aanleiding gegeven, dat de Commissie haar taak binnen
betrekkelijk korten tijd zou kunnen volbrengen. Wel zag men in, dat onze argumenten goed gefundeerd zouden moeten zijn en veel berekeningen zouden eischen, maar welke taak feitelijk
aan de Commissie was opgedragen, besefte toen nog niemand.
Wij beschikten, zooals ik boven reeds meermalen heb opgemerkt, met over veel geldmiddelen, maar wij meenden, dat wij de berekeningen, waarop het oordeel van de Commissie zou
moeten rusten, met behulp van de ingenieurs der bedrijven gemakkelijk binnen een jaar zouden
kunnen uitvoeren. Wij maakten er ons slechts ongerust over, hoe wij het geld zouden.moeten vinden
om het rapport te doen drukken. Wij hadden echter langzamerhand goede relaties met de Regeering gekregen en ik herinner mij nog zeer wel, hoe mijn collega LULOFS en ik naar den Minister
van Waterstaat gingen om aan Zijne Excellentie een subsidie van 1500 - te vragen, ten einde
de drukkosten te dekken. De Regeering heeft steeds groot belang in de electriateitsvoorzienmg
gesteld en het aangevraagde bedrag werd gracieuselijk toegestaan onder de voorwaarde, dat
aan het Departement van Waterstaat 300 exemplaren gratis beschikbaar zouden worden gesteld.
Wij begonnen ons werk, en het eerste gedeelte, waarin uitgerekend werd, welke voedingsiijnen voor de provinciale netten noodig waren, kostte alleen reeds 1000,- aan drukkosten.
Sedert zijn nog zes gedeelten verschenen, benevens een aanvulling op het eerste gedeelte, met
tezamen 608 bladzijden druks, 142 figuren en 33 kaarten en uitslaande platen, terwijl nog drie
gedeelten ontbreken*). Het materiaal voor deze gedeelten ligt gereed en wacht er slechts op
om persklaar te worden gemaakt, waartoe echter in de laatste twee jaren geen gelegenheid is
geweest.

4.

1) Electriciteitsvoorziening - Een Hoogspanningsluchtnet voor Nederland 6de, 7oe en 8ste Gedeelte. P. N. van Kampen & Zn, Amsterdam. 1917-1923.

1ste, 2de, 3de, 4de,

DE

VEREENIGING.

31

Het rapport vormt een der mijlpalen op den weg der Vereeniging; het behandelt successievelijk alle belangrijke technisch-economische kwesties, die zich bij de electrificatie van het
land voordoen en wel zulks geheel aan de hand van eigen onderzoek. Niettemin werd nimmer
verzuimd, ook de meening der ter zake meest bekende binnen- en buitenlandsche deskundigen
te vragen, wier mededeelingen als regel afzonderlijk door de Vereeniging zijn uitgegeven. Ik
noem slechts de voordrachten en uiteenzettingen van Mr. HUNTER en Prof. LICHTENSTEIN
over hoogspanningskabels, van Mr. LYDALL en Prof. REICHEL over spoorwegelectrificatie, van

Ir. A. C. Loos. f
OUD-LID DER VEREENIGING.
I
IN LEVEN DIRECTEUR VAN HET PROVINCIAAL ELECTRICITEITSBEDRIJF VAN
GRONINGEN.
(Overleden 19 December 1924).
de heeren HUYSER en van DOODEN over de defensie, van prof. FELDMANN en den heer BUSSMANN

over het parallelbedrijf van centralen en van vele anderen ).


Natuurlijk kon het werk, dat in het rapport der Commissie voor Hoogspanningslijnen
is neergelegd, en dat, wat sommige gedeelten betreft, ook in het buitenland groote waardeering
1

1) High-Tension Cables, by P. V. Hunter (1919)


. . . . . . . . . .
Ueber einige neuere Versuche und Erfahrungen mit Hochspannungskabeln, von f
Prof. Dr. L . Lichtenstein (1920)
fP.N. van Kampen & Zn.
Electrification of railways and its relation to the general power supply, by (
Amsterdam.
F. Lydall (1920)
/

32

DE VEREENIGING.

gevonden heeft, niet meer door de leden, zelfs bijgestaan door de ingenieurs hunner bedrijven,
geschieden. Wij hadden dat na het verschijnen van het tweede gedeelte al ingezien en van onze
bevinding mededeeling gedaan aan de Regeering, die de Vereeniging ook thans weder behulpzaam was door haar voor het jaar 1919 een subsidie van 25 000 - in het vooruitzicht te stellen.
Dit groote bedrag leek ons noodig, omdat wij begrepen, dat men, om een dergelijk omvangrijk
werk te kunnen uitvoeren, de beschikking moest hebben over personeel, dat zich geheel aan die
taak kon wijden. De gevraagde subsidie, die de Regeering kort hierop aan de Commissie voor
Hoogspanningslijnen verleende, stelde deze Commissie dan ook in staat om een ingenieur te
benoemen, waarvoor zij, in den persoon van den tegenwoordigen directeur van het Centraal
Bureau der Vereeniging, den heer ir. J. C. VAN STAVEREN, een bij uitstek geschilde kracht vond.
Nadat hij reeds in het eind van 1918 en in het begin van 1919 eemg voorbereidend werk had
verricht, trad de heer V A N STAVEREN op 1 Februari 1919 in dienst der Commissie.
Ofschoon het werk nu geregeld - en beter gedocumenteerd - kon worden voortgezet,
bleek toch weldra, dat uitbreiding van het perscneel noodzakelijk moest worden geacht, wilde
men het vele rekenwerk behoorlijk doen vlotten. In den zomer van het jaar 1919 werden dan ook
nog een ingenieur, een mathematicus, een middelbaar technicus en een typiste benoemd, waardoor dus een geheel studiebureau werd gevormd, dat onder toezicht der Conimissie voor Hoogspanningslijnen werd gesteld. De directeur van het bureau hield bi, Zijn arbeid voortdurend
voeling en rekening met de meening van de leden dier Commissie, waartoe in den eersten tijd
veelvuldig vergaderingen werden gehouden. Naarmate de directeur zich meer in de te behandelen stof had ingewerkt, werd het directe contact met de Commissie voor Hoogspanmnph>en i l d e r , Zr daartegenover werd het contact met ieder van de leden der Vereeniging
afzonderlijk veel nauwer, omdat de te verwerken stof medebracht, dat het bureau yan de toestanden in de verschillende bedrijven cp de hoogte was. Dit had wederom tot gevolg, dat verschillende bedrijven aan het bureau verzochten, allerlei kwesties te bestudeeren, waartoe hun
ingenieurs, naast hun gewone werk, weinig gelegenheid hadden.
*

Ik kom op deinrichting en werkwijze van het Bureau der Commissie vcor Hoc^spanmngslijnen nog nader terug en zou nu nog even enkele andere punten willen aanstippen, welke de
vergadering van 1917 in Utrecht zoo belangrijk maakten.
vergadermg v ^
^
^
^
,
centraalstation
heeft bij het leveren van stroom aan een vreemd distributiebedrijf, tegen betaling van den
2 * k o 2 u h a prijs. Deze uiteenzetting, die met de daaropvolgende discussie in druk is verf c h e r , trok zeer de aandacht en l i j k m i j van aanmerkelijken invloed te Zijn geweest zoowel
op de wijze, waarop de electriciteitsbedrijven naderhand getracht hebben tot samenwerking
te komen, als op de samenstelling van het rapport der Hoogspannmgscommissie.
Een volgend punt, dat in die vergadering ter sprake kwam, gold het invoeren van eemg
onderwijs in de electriciteit op de Lagere School, in hoofdzaak ter bestrijdmg van de gevaren,
d T t L a s s i n g van electriciteit kan brengen. Het heeft lang geduurd voordat het denkbeeld,
dat a r T e r sprake werd gebracht, kans op verwezenhjking kreeg. Wel zijn bij herhaling schoolS t e n o n m o S n maar waar het aan behoorlijke paedagogische voorlichting bleef ontbreken,
moSen d l z e ^ d s weer in portefeuille worden gehouden In delaa.te
tan.
echter verbetering gekomen en dank zij de medewerking van den heer C. L . VAN B A L E N , directeur
der^^Semeentehjke Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen te Amsterdam en van
o m t r e n t

mam-

v o o r d e e l

HBB

d a t

e n

Ir.

OUD-LEDEN

P.

G.

T.

VEREENIGING.

33

FEHMERS.

Ir. S. C . VAN DORSSER S . C Z N .

OUD-DIRECTEUR
DER GEMEENTE
GAS - E N ELECTRICITEITSFABRIEKEN
TILBURG.

OUD-DIRECTEUR DER G E M E E N T E L I J K E LICHTflEDRIJVEN Z A A N D A M .

OUD-DIRECTEUR DER STEDELIJKE


F A B R I E K E N V A N GAS E N E L E C T R I CITEIT L E I D E N .

F.P.G.V.LOENENMARTINET.

R . W . H . HOFSTEDE

OUD-DIRECTEUR DER F A B R I E K E N
V A N GAS E N ELECTRICITEIT E N DE
WATERLEIDING
DER G E M E E N T E
DELFT.

OUD-DIRECTEUR V A N H E T
TWENTSCH
CENTRAAL-STATION
VOOR ELECTRISCHE S T R O O M L E V E RING. HENGELO (O.).

Ir.

F.

DER

J . J . FELS.

OUD-DIRECTEUR DER G E M E E N T E ELECTRICITEITSWERKEN N I J M E G E N .

Ir.

R.

VAN A M M E R S .

CRULL.

34

DE

VEREENIGING.

den heer JAN TEDERS, is thans een schoolboekje met bijbehoorende schoolplaten in bewerking,
die in woord en beeld een uiteenzetting geven geschikt voor de Lagere School van de
opwekking, voortgeleiding en toepassing der electriciteit. Deze leermiddelen dienen tevens
ter voorbereiding van het bezoek, door de leerlingen der Lagere Scholen te brengen aan paedagogische electriciteitstentoonstellingen, die op initiatief van den heer TEDERS in een groot
aantal plaatsen van ons land zullen worden gehouden en waarop ook films, die op de opwekking,
de voortgeleiding en de toepassing van electriciteit betrekking hebben, zullen worden vertoond.
Op het oogenblik wordt een groote propagandacampagne voorbereid voor het invoeren van de
bovengenoemde leermiddelen op de Lagere School, die, als de voorteekenen niet bedriegen,
wel succes zal hebben.
Een volgende kwestie, die in Utrecht ter tafel kwam, betrof de iristalktievoorschriften.
Reeds meermalen was over deze zaak gesproken, zonder dat evenwel een voorstel tot wijziging
der bestaande Instituutsvoorschriften was uitgewerkt. Besloten werd een Commissie voor
de Installatievoorschriften in te stellen, met de opdracht te trachten, de Installatievoorschriften
beter te doen aanpassen aan de eischen, die door de practijk worden gesteld en meerdere eenheid
te brengen in de in verschillende plaatsen geldende voorschriften, welke veelal vrij uiteenloopende
eischen bevatten. De taak dezer Commissie bleek niet gemakkelijk. Wel viel het niet moeijk, de
gebreken der verschlende bestaande voorschriften aan te wijzen, maar het vinden van algemeen
bruikbare oplossingen voor die geschilpunten stootte op groote bezwaren. Niettemin werden
door deze Commissie onlangs een aantal aanvullingen op en wijzigingen van de Instituulsvoorschriften geformuleerd, die van zeer ver strekkende beteekenis zijn. Erkennende de algemeene
behoefte om in huisinstallaties ook voor andere dan voor verlichtingsdoeleinden gebruik te
maken van electriciteit en ziende de gevaren, die bij het gebruik van leidingen van onvoldoende
koperdoorsnede hieruit voor de veiligheid kunnen voortspruiten, besloot de Commissie, op
initiatief van dr. LULOFS, voor te stellen om voor alle hoofd- en groepsleidingen in huisinstallaties
het gebruik van leidingen met een koperdoorsnede van ten minste 2,5 mm voor te schrijven.
Zij zag dit voorstel alsmede een aantal hiermede samenhangende bepalingen aangenomen, waardoor ons land het eerste werd, waarin maatregelen zijn genomen, die een veilig gebruik van
electriciteit voor alle doeleinden, waarvoor zij in de huishouding kan werden toegepast, waarborgen. Hiermede was de taak der Commissie natuurlijk geenszins afgesloten; zij werkt dan
ook geregeld aan de samenstelling van geheel nieuwe voorschriften door, en wel sedert kort
in samenwerking met een door de Hoofdcommissie voor de Normalisatie in Nederland ingestelde veigheidsvocrschriftencommissie (R ), voor welke Commissie zij, op verzoek der genoemde
Hoofdcommissie, een prae-advies te dezer zake uitwerkt.
Een dergelijke wijze van samenwerken, op het gebied van normalisatie, met de Hoofdcommissie voor de Normalisatie beeft, van de oprichting dier Commissie af, steeds in de bedoeling
gelegen, en -is ook door een derde Commissie, die in de vergadering te Utrecht m het leven
werd geroepen, in practijk gebracht. Deze Normaliseeringscommissie werd mgesteld met
de opdracht te trachten, zooveel mogelijk eenheid te brengen in het door verschlende bedrijven
gebruikte materiaal, door het plegen van overleg met alle leden, en de zoo verkregen gegevens
te verwerken op teekenkamer en calculatiebureau. Het belangrijkste werk, dat deze Commissie
verrichtte, bestond in de opstelling van normen voor de constructie, de afmetingen en de beproeving van laag- en hoogspanningskabels. Ook deze normen werden in een prae-advies aan
de Hoofdcommissie voor de Normalisatie uitgebracht en door de betreffende NormalisatieCommissie (M) verder behandeld. Het zijn in het bijzonder de keuringseischen voor hoogspan2

DE

VEREENIGING.

35

ningskabels, die een onderwerp van studie onzer Normahseeringscomniissie hebben uitgemaakt
en die berusten op de erkenning van het groote belang, dat aan de kennis van de dilectrische
eigenschappen van isolatiematerialen moet worden toegekend. Het mag wel worden verwacht,
dat de betreffende Normalisatie-Commissie (M) deze voorstellen zal overnemen. In dat geval
Zal Nederland het eerste land zijn, dat keuringsvoorschriften voor hoogspanningskabels zal
bezitten, gebaseerd op de kennis, die, mede dank zij het werk van Nederlandsche onderzoekers, in
de laatste jaren op het gebied der kabel-isolatiematerialen is verkregen. Op het aandeel, dat veleleden
en enkele andere instellingen der Vereeniging in deze zaak hebben gehad, kom ik nog nader terug.
Een tweede onderwerp, waaromtrent de Normaliseermgsconimissie de bovenomschreven procedure volgend een prae-advies uitbracht, was de normalisatie van spanningen,
die sedert een voldongen feit is geworden.
Ten slotte zij nog vermeld, dat op de Utrechtsche vergadering de heer SMIT KLEINE een
mededeeling deed over de vraag, waarom Staatscentralen te verkiezen zijn boven Gemeentecentralen, welke mededeeling later in volgende ledenvergaderingen tot uitvoerige discussies
omtrent het voor en tegen van Staatselectrificatie aanleiding heeft gegeven.
Ik zou hiermede thans van de zoo belangrijke Utrechtsche vergadering van 1917 willen
afstappen en enkele gebeurtenissen willen memoreeren, die zich in het volgende jaar afspeelden.
Op de vergaderingen, die begin van dat jaar gehouden werden, kwamen herhaaldelijk crisiszaken aan de orde. Zoo werd o.a. in de vergadering van 4 en 5 Juli 1918 een rapport uitgebracht
over de prijsreguleering van den stroom in verband met de crisis. Dit rapport, dat o.a. het vraagstuk der kolen clausule behandelt, is in druk verschenen ).
Een zeer belangrijk onderwerp werd in de vergadering van 17 en 18 October 1918 door
den heer SMIT KLEINE te berde gebracht, toen hij zijn voorstel formuleerde tot het invoeren
vaneen uniforme boekhouding en bedrijfsstatistiek voor de gemeentelijke electriciteitsbedrijven,
di op de provinciale netten zijn aangesloten. Dit voorstel leidde, staande de vergadering, tot
het instellen van een Commissie voor de Bedrijfsstatistiek, die de opdracht kreeg te onderzoeken,
of en hoe het mogelijk zou zijn, voor alle electriciteitsbedrijven in Nederland een uniforme
boekhouding en bedrijfsstatistiek in te voeren.
Het is deze Commissie eerst in den allerlaatsten tijd mogen gelukken nadat in 1924
door de Vereeniging werd besloten tot het uitgeven van een statistiek, betreffende de electriciteitsbedrijven harer leden, over te gaan haar taak, die op haast onoverkomelijke bezwaren
bleek te stuiten, tot een begin van uitvoering te brengen. Vooral de kwestie der publiciteit,
waarover ook met betrekking tot het werk der Kostprijscommissie herhaaldelijk werd gesproken,
vormde een moeilijkheid, waarvoor nog geen oplossing is gevonden.
1

*
Om een juisten indruk te geven van hetgeen in de nu volgende jaren in en door de Vereeniging is geschied, is het noodig, nog eens op het Bureau van de Commissie voor Hoogspanningslijnen terug te komen. Zooals ik boven reeds heb gezegd, werd dat bureau hoe langer hoe
meer betrokken in bijzondere vraagstukken, welke zich bij verschillende bedrijven voordeden.
Eenerzijds maakte dit het werk, dat voor de Commissie voor Hoogspanningslijnen te doen was,
1) Reguleering van den prijs van electrischen stroom in verband met de crisis. P. N. van Kampen
& Zn., Amsterdam 1918.

36

DE

VEREENIGING.

gemakkelijk, anderzijds kreeg het bureau daardoor een ander karakter. Het waren wel niet
adviezen in den eigenlijken zin'des woords, die het bureau gaf, maar er werden aan die instelling
vraagstukken ter oplossing voorgelegd en inlichtingen gevraagd, welke ten slotte ver uitgingen
boven of afweken van de taak, die aan de Commissie voor Hoogspanningslijnen gesteld was.
Bovendien bleek het noodig om een orgaan te hebben, dat het secretariaat der verschlende
Commissies van de Vereeniging kon waarnemen en er voer kon zorgen, dat aan de besluiten
dier Commissies uitvoering werd gegeven. De Vereeniging besloot daarom, het bureau ook
officieel niet slechts ter beschikking van de Commissie voor Hoogspanningslijnen te stellen,
maar het te maken tot een bureau der Vereeniging zelf, en het werd dan ook, in de vergadermg
van 1 October 1921, onder den naam van Centraal Bureau van de Vereeniging van Directeuren
van Electriciteitsbedrijven in Nederland, onder direct toezicht van het Bestuur geplaatst.
Stelden de opdrachten, welke de bedrijven aan het bureau gaven, het bureau eenerzijds in
het bezit van een groot aantal gegevens, zoo werden zij anderzijds ook om fmancieele redenen
van groot belang, toen de Regeering, nadat zij - het zij hier met groote erkentelijkheid gememoreerd - voor 1919 25 000,- voor 1920 10 000,- en voor 1921 15 0 0 0 - dus in totaal
50 000 - ter beschikking had gesteld - in 1922 ieder subsidie deed ophouden en het bureau,
dat steeds afzonderlijk geadministreerd is geworden, derhalve van dat jaar af geheel op eigen wieken
of liever op die van de bedrijven moest drijven. Weliswaar gaven een aantal bedrijven ook toen
reeds belangrijke bijdragen, maar het totaal dier inkomsten was niet voldoende om de uitgaven
- die in den laatsten tijd ca. 30000 - per jaar hebben bedragen - te bestrijden Ruim de
helft van genoemd bedrag moest dan ook worden verkregen door het aanvaarden van afzonderlijk
betaalde opdrachten, waarvan het bureau er sedert een groot aantal uitvoerde, maar die ak regel
slechts hare kosten dekten. Als voorbeelden van dergelijk werk, noem ik hier de onderzoekingen
en berekeningen, die het bureau met betrekking tot de aarding van netten, het parallelbedrijt
van centralen, de beveiliging en constructie van netten en toestellen, het tariefwezen, de statistiek,
de spoorwegelectrificatie, de samenwerking tusschen bedrijven, de reclame e.d m uitvoerde.
De onmogelijkheid om voor dat werk afzonderlijk personeel aan te nemen, maakte het noodig
om er het aanwezige personeel voor te gebruiken, dat daardoor onttrokken werd aan het werk,
noodig omhet rapport der Commissie voor Hoogspanningslijnen te voltooien De werkzaamheden
werden daardoor, zeer vertraagd en ook nu is het rapport nog niet geheel voltooid Het uitgeven
van dat rapport is echter een eereschuld tegenover de Regeering, die, zooals ^ ? > * * ging voor dat werk met zeer belangrijke bedragen heeft gesteund. Weliswaar zijn die bedragen
ook reeds voor het werk gebruikt, maar dat neemt niet weg, dat op de Vereeniging de plicht
rust, om, zoodra de omstandigheden dit toelaten, ook de ontbrekende deelen te doen verschijnen
Ofschoon dus ook na het intrekken van het rijkssubsidie de noodige middelenjonden
werden om het bureau in stand te houden en de moeijke strijd om het bestaan dien het bureau
sedert voortdurend gevoerd heeft, een onmiskenbare goede werking op de verkregen resultaten
gehad heeft, zou het onder de tegenwoordige omstandigheden zeker van groot nut W

de vrijwillige bijdragen, waartegenover geen directe prestaties worden geeischt, algemeen en
d

ruimer werden verleend.


,
t,-ft
Om voorbeelden te noemen van het werk, dat het bureau ten algemeenen
verricht en nog bezig is te verrichten, zou ik, afgezien van de rapporten der Commrssie voor Hoog
spanningslijnen, vooreerst willen wijzen op de nieuwste voorschriften betreffende
waaraan lijnen voor zeer hooge spanning moeten voldoen. Deze voorschriften werden, op mimtirf
der Vereeniging, geheel herzien door de Commissie voor de Buitenleidingen - ingesteld door het

LEDEN

Ir. J . N . BLAAUW.
DIRECTEUR
V A N DE G E M E E N T E LICHTBEDRIJVEN LEEUWARDEN.

Ir. H . H . EHRENBURG.
DIRECTEUR

V A N HET GEMEENTE-

ELECTRICITEITSBEDRIJF
DAM.

ROTTER-

DER

VEREENIGING.

Dipl. Ing. J . BOELEN.


DIRECTEUR
V A N DE G E M E E N T E BEDRIJVEN MIDDELBURG.

Dipl. I n g . M . F . H . J.H.ERENS
DIRECTEUR

V A N HET GEMEENTE-

ELECTRICITEITSBEDRIJF

ARNHEM.

37

E . VAN DIJK.
DIRECTEUR V A N H E T P R O V I N C I A A L ELECTRICITEITSBEDRIJF
IN
FRIESLAND. LEEUWARDEN.

Ir. E . B . VAN DOESBURGH.


DIRECTEUR V A N H E T G E M E E N T E LIJK! ELECTRICITEITSBEDRIJF
GRONINGEN.

38

DE

VEREENIGING.

Koninklijk Instituut van Ingenieurs voor welke Commissie het bureau het secretariaat waarnam.
Ik zou verder willen wijzen op de uittreksels uit de tarieven van de bedrijven der leden,
die door het bureau zijn gemaakt en worden bijgehouden, Op de voorschriften voor huisinstallaties, welke thans bij dat bureau in bewerking zijn en op den Keuringsdienst, die, naar ik hoop,
spoedig geheel formeel en op andere wijze dan thans geformeerd zal kunnen worden.
Het onstaan van dezen Keuringsdienst is een voorbeeld van de wijze, waarop het gemeenschappelijke werk van de leden der Vereeniging zich telkens ontwikkelt en ik noem het een voorbeeld, omdat er een aantal soortgelijke gevallen zijn voorgekomen, zij het dan ook, dat die niet
den omvang hebben aangenomen, dien ik verwacht, dat de Keuringsdienst krijgen zal.
De oorsprong van dezen dienst dateert reeds van 1921, toen het zesde gedeelte van het
verslag van de Commissie voor Hoogspanningslijnen, dat over het transport van electrische
energie door middel van kabels voor zeer hooge spanning handelt, werd samengesteld. Hierbij
diende men natuurlijk ook de eischen onder het oog te zien, waaraan dergelijke kabels moeten
voldoen, wil men een voldoende bedrijfszekerheid mogen verwachten. Het overleg, dat dienaangaande in de Commissie werd gepleegd, bracht den directeur van het bureau tot een bestudeering
van hetgeen de literatuur over het bepalen der dilectrische verhezen van hoogspanningskabels
bevat en tot het voeren van besprekingen met verschillende kabelfabrikanten over de vraag,
of de resultaten van dergelijke onderzoekingen voor het beoordeelen van kabels zouden kunnen
worden gebruikt. In het bijzonder vond hij bierbij groote belangstelling en medewerking bij de
Nederlandsche Kabelfabriek te Delft, waar de onderdirecteur, de heer ir. C. F . PROOS, baanbrekende onderzoekingen op dit gebied uitvoerde.
De resultaten van deze onderzoekingen, welke de heer PROOS in de ledenvergadering
van 1 October 1921 voor het eerst wereldkundig maakte en die sedert door de Vereeniging in
druk zijn uitgegeven, ondervonden overal groote belangstelling en gaven aanleiding tot het
opstellen van voorloopige keuringseischen voor 10 000 volt-kabels, die door de Normaliseeringscommissie ter toepassing werden aanbevolen ). Waar in de eerste jaren na den oorlog de kwaliteit
van vele kabelleveranties zeer te wenschen overliet, vonden een aantal bedrijfsleiders hierin
gereede aanleiding om hunne kabelleveranties op de aangegeven wijze door het'Centraal Bureau
te doen onderzoeken, waardoor dit bureau gelegenheid werd gegeven, bij een groot aantal kabelfabrieken de onderzoekingen op verschillende wijzen en op verschillend materiaal te herhalen.
De resultaten van deze beproevingen waren van dien aard, dat de nieuwe methode van onderzoek
in ons land een groot vertrouwen kreeg, en dat een steeds grooter wordend aantal kabelleveringen
onder controle van het Centraal Bureau der Vereeniging werd gesteld.
Bij dezen gang van zaken zal het geen verwondering wekken, dat ook voor andere metingen,
welke in de practijk niet veelvuldig voorkomen, de medewerking van het bureau werd ingeroepen. Het uitvoeren van deze onderzoekingen bracht echter in sommige gevallen bezwaren
met zich mede, zoodat het Bestuur het wenschelijk achtte, aan prof. dr. H . S. HALLO te vragen,
als adviseur van het bureau te willen optreden, waartoe het Zijn Hooggeleerde bereid mocht
vinden.
Toen de afdeeling voor keuring van materiaal van het bureau eenmaal zoo ver was, lag
het voor de hand om te trachten, haar ook te belasten met het toezicht op de levering van materiaal,
dat in den kleinhandel verkrijgbaar is en dat dikwijls in kwaliteit zeer te wenschen overlaat
1

1) Eenige beschouwingen omtrent de dilectrische verliezen van hoogspanningskabels door ir. C. F.


Proos. P. N. van Kampen & Zn., Amsterdam 1921.

LEDEN

Ir. J. M . GOSLINGS.
DIRECTEUR DER NEDERLANDSCHINDISCHE GAS-MAATSCHAPPIJ. ROTTERDAM.

A. LENGTON.
DIRECTEUR DER GEMEENTELIJKE
ELECTRISCHE BEDRIJVEN ENSCHEDE.

DER

VEREENIGING.

39

Prof. ir. F . K . T H . V. ITERSON.

Ir. F. B. C. E. M . JANSEN.

DIRECTEUR

DIRECTEUR

DER

STAATSMIJNEN

IN LIMBURG. HEERLEN.

DER GEMEENTE-ELEC-

TSICITEITSWERKEN NIJMEGEN.

Ir. G . A. VAN KLINKENBERG.

Dipl. Ing. D. L . JONKER.

DIRECTEUR DER STEDELIJKE F A BRIEKEN VAN GAS EN ELECTRICITEIT LEIDEN.

DIRECTEUR
DER
N.V.
PROV.
NOORDBRABANTSCHE
ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.
's-HERTOGENBOSCH.

40

DE

VEREENIGING.

waardoor het gevaar voor de verbruikers oplevert. Wel oefent ieder bedrijf afzonderlijk een zekere
controle op dit materiaal uit, maar het is uiterst moeilijk om dat consequent te doen, zoodat
aan een algemeene* keuring met toekenning van een keuringsteeken zeker de voorkeur moet
worden gegeven.
i Voor een gedetailleerde uiteenzetting betreffende den Keuringsdienst, dien de Vereeniging
in het leven geroepen heeft en dien zij op den duur in overleg met andere belanghebbenden
verder zou willen drijven, verwijs ik naar de bijdrage, die de adviseur van dien dienst, prof. dr.
H. S. HALLO, tot dit gedenkboek heeft gegeven. Ik vermeldde hier den loop van zaken slechts
om aan te geven, hoe de resultaten van een onderzoek er toe kunnen leiden, dat nieuwe werkzaamheden noodig blijken, welke niet achterwege gelaten .kunnen worden zonder dat de electriciteitsvoorziening ernstig wordt geschaad.
*

In de jaren 1920 tot 1922 waarin zich, als boven omschreven, het Centraal Bureau vormde
maakten, naast de onderwerpen, welke de economie en de veiligheid van de bedrijven betreffen
(arbeidswet, gebruik van spoorweggrond, regeling werktijd en opleiding personeel e.d.m.),
ook de verschillende pogingen van de Regeering, om tot een definitieve wettelijke regeling
der electriciteitsvoorziening te komen, telkens wanneer daartoe aanleiding bestond, in de ledenvergaderingen punten van beraadslaging uit. Ik vermeldde reeds het prae-advies der Commissie
inzake de Electriciteitswetgeving, dat in de vergadering van 1916 werd uitgebracht en toen
algemeene instemming vond.
Opnieuw kwam de electriciteitswetgeving ter sprake toen het wetsontwerp, dat door de
Staatscommissie Van IJsselsteyn" (1914) was opgesteld, ingetrokken werd en het ontwerp werd
ingediend, dat in 1918 tot wet werd verheven (Wet tot opheffing van belemmeringen, aan de
totstandkoming en de instandhouding van electriciteitswerken in den weg gelegd).
Vraagstukken welke met de wettelijk regeling der electriciteitsvoorziening verband
hielden, vormden het onderwerp eener improvisatie, die in de ledenvergadering van 26 ^aart
1918 door prof. VAN BLOM werd gehouden, welke voordracht later op schrift werd gebracht
en door de Vereeniging gepubliceerd ).
Daarna volgde in de ledenvergadering van 3 en 4 Maart 1919 een voordracht van mr.
dr. STENFERT KROESE, waarin hij, op verzoek der Commissie inzake de Electriciteitswetgeving,
een uiteenzetting gaf omtrent de wenschelijkheid en samenstelling van een Electriciteitsraad.
Deze voordracht is sedert in druk verschenen ).
Reeds in de vergadering van 20 Mei d.a.v. volgde opnieuw een bespreking over dit onderwerp n wel werd, naar aanleiding van de opdracht aan de Ministerieele Commissie Lely"
verstrekt, de vraag behandeld, waar bij de beoogde staatselectriciteitsvoorziening de scheidingslijn tusschen de staats- en de gewestelijke bemoeiingen zou moeten worden getrokken ).
Het rapport der Ministerieele Commissie Lely", dat reeds in 1920 verscheen, gaf in
de vergadering van 13 Februari 1920 opnieuw aanleiding tot langdurige en geanimeerde beraadslagingen, welke er ten slotte toe leidden, dat de Vereeniging zich tot de Regeering wendde met
1

1) Electriciteitswetgeving, door prof. D. van Blom. P. N. van Kampen & Zn., Amsterdam, 1918.
2) Over de inrichting van een Electriciteitsraad, door mr. dr. J. G. Stenfert Kroese. P. N. van
Kampen & Zn., Amsterdam, 1919.
3) In deze Ministerieele Commissie hadden o.a, de leden prof. ir. G. J. van Swaay en dr. W. Lulofs
zitting.

LEDEN

J . VAN OLDENBORGH.
DIRECTEUR VAN HET PROV. ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN NOORD-

HOLLAND. BLOEMENDAAL,

DER

VEREENIGING.

Ir. J . A . REUS.
DIRECTEUR

VAN HET GEMEENTE-

ELECTRICITEITSBEDRIJF HAARLEM.

41

Ir. H. LOHR.
DIRECTEUR DER N.V. PROV. G E L DERSCHE
EIECTRIC1TEIIS-MAATSCHAPPIJ. ARNHEM.

F . A . SMIT KLEINE ing. lec.

Dipl. Ing. H. STREEFKERK.

DIRECTEUR VAN HET PROV. ELECTRICITEITSBEDRIJF VAN NOORDHOLLAND. BLOEMENDAAL.

L . C H . PABON e. i.

DIRECTEUR DER N.V. PROV. ZEEUWSCHE ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ. MIDDELBURG.

DIRECTEUR VAN HET TWENTSCH


CENTRAAL-STATION VOOR ELECTRISCHE STROOMLEVERING. H E N GELO (O.).

42

DE

VEREENIGING.

het verzoek om te willen bevorderen, dat, voor het geval een wet, zooals die door de Commissie
was voorgesteld, werd aangenomen, een afzonderlijke Electriciteitsraad zou worden ingesteld
en het algemeene toezicht op de electriciteitsvoorziening niet zou worden opgedragen aan den
Raad van Beheer van het voorgestelde Staatselectriciteitsbedrijf. Dit verzoek is een van de weinige
officieele uitingen van de Vereeniging op het gebied der electriciteitswetgeving geweest of liever,
als ik mij wel herinner, de eenige. Immers men kon in den boezem der Vereeniging, afgezien
van het prae-advies van 1916, nooit komen tot eenstemmigheid en het is in de Vereeniging een
ongeschreven wet, dat zij zich niet naar buiten uit, wanneer ook slechts n der leden daartegen
ernstige bezwaren heeft. Nu zijn in de Vereeniging verschillende belangen vertegenwoordigd
en het lijkt mij goed, dat dit zoo is. Het samenzijn van de directeuren der provinciale bedrijven
met die der gemeentelijke bedrijven leidt tot een wederkeerigen invloed, welke op den duur
slechts goede gevolgen kan hebben en het zou een groote fout zijn, wanneer, zooals dat wel
eens besproken is, de directeuren van de provinciale bedrijven en die der gemeentelijke bedrijven
afzonderlijk zouden vergaderen en hun meeningsverschillen in het publiek zouden uitvechten.
De belangen toch loopen niet zoover uit elkaar; naast een groep, welke speciaal voor de belangen
der provinciale bedrijven opkomt en naast een, welke speciaal de belangen der gemeentelijke
bedrijven behartigt, staat een groep, welke zoowel directeuren van provinciale bedrijven als van
gemeentelijke bedrijven bevat, die steeds bemiddelende voorstellen heeft, hetgeen voor het
onderling overleg zeer bevorderlijk is.
Ook in de latere jaren, nadat het wetsontwerp, gebaseerd op het rapport Lely", was ingetrokken en de Staatscommissie van Lynden van Sandenburg" was benoemd, kwam de kwestie
der electriciteitswetgeving nog meermalen aan de orde ); het eerst in de vergadering van 6 en
7 Januari 1922, waarin het verzoek dier Staatscommissie aan de Vereeniging werd besproken,
om twee of meer leden aan te wijzen, die bereid zouden zijn haar van voorhchting te dienen,
ten aanzien van:
1. het verkenen van vergunning tot stroomlevering door industrieele ondernemingen aan
anderen,
2. het aanbrengen van wijzigingen in de bestaande rijksconcessie.
Daarna volgde, in de vergadering van 22 en 2 3 Mei, een bespreking aan de hand van
een herdruk van het prae-advies der Commissie inzake de Electriciteitswetgeving, dat reeds
in de Maastrichtsche vergadering van 1916 ter tafel was geweest. In de vergaderingen van 14
Maart 1923 en van 14 en 15 Maart 1924 volgen dan opnieuw beraadslagingen over dit onderwerp
en wel aan de hand van een tweetal rapporten, door de rechtskundige adviseurs der genoemde
Commissie, de heeren STENFERT KROESE en SCHOON, ingediend. Een dezer rapporten behandelt
de vraag, met welke werkzaamheden een eventueel in te stellen Electriciteitsraad zou moeten
worden belast en hoe die Raad zou moeten worden samengesteld; het tweede betreft de kwestie
der electriciteitswetgeving zelve.
* * *
1

In de vergaderingen van de Vereeniging kunnen slechts zelden zuiver technische onderwerpen worden besproken. Wel worden, wanneer nieuwe ideen of nieuwe constructies opduiken,
autoriteiten op het betreffende gebied uitgenoodigd om voordrachten te houden, maar voor
1) In deze Staatscommissie hadden o.a. de leden prof. ir. G. J. van Swaay (later vervangen door ir,
C. Noome) ir. H . Lohr, dr. A. C. van Rossem en J. G. Bellaar Spruyt zitting.

LEDEN

J. J.

L.

DER

VEREENIGING.

SMITS.

43

Dipl. Ing. F . J . SWARTWOUT

DIRECTEUR V A N H E T G E M E E N T E L I J K ELECTRICITEITS- E N T R A M BEDRIJF U T R E C H T .

DE

HOOG.

DIRECTEUR DER F A B R I E K E N V A N
GAS E N ELECTRICITEIT E N DE W A T E R LEIDING DER GEMEENTE DELFT.

Ir.

J.

C . VAN STAVEREN.

DIRECTEUR V A N H E T C E N T R A A L
B U R E A U DER V . D . E . N . M A A S TRICHT.

Ir. P . G . VIERVANT T U K K E R .
DIRECTEUR V A N DE M A A T S C H A P PIJ TOT A A N L E G E N EXPLOITATIE
VAN LAAGSPANNINGSNETTEN.
' GRONINGEN.

Ir.

J. P .

VADER.

DIRECTEUR
D E R GEMEENTELIJKE
LICHTBED RIJVEN Z A A N D A M .

DE

44

VEREENIGING.

gedetailleerd overleg omtrent technische vraagstukken is slechts zelden gelegenheid. Ten einde
in deze leemte te voorzien, heeft de Vereeniging bijeenkomsten van bedrijfsingenieurs georganiseerd, welke ook door de leden zelf worden bijgewoond en waarin de technische kwesties worden
behandeld. De gehouden voordrachten en de daarop gevolgde discussies zijn nagenoeg alle
geheel of in uittreksel in Sterkstroom" afgedrukt, terwijl die van de heeren BUSSMANN, directeur
van het R . W . E . te Essen en ROSSKOPF, directeur van Smit's Transformatorenfabriek te Nijmegen,
afzonderlijk zijn gepubliceerd ).
Deze bijeenkomsten, die door een Contactcommissie, waarin onder voorzitterschap van
een der Bestuursleden een viertal bedrijfsingenieurs zitting hebben, worden voorbereid, zijn
van groot nut gebleken en hebben bereids tot het instellen van verschillende onderzoekingen
geleid. Zoo werd o.a., nadat reeds eind 1917 door de heeren KORTLANDT, onderdirecteur der
Stroomverkoopmaatschappij, en van WESTRIENEN, destijds hoofdingenieur der GemeenteElectriciteitswerken te Amsterdam, een studie over de beveiliging van netten en machines was
samengesteld, die door de Vereeniging in druk was bezorgd, in de bijeenkomst van 16 Januari
1923 de zg. Beveiligingscommissie ingesteld, met de opdracht:
1. Het opstellen van eischen, waaraan beveiligingsinrichtingen, die in alle opzichten aan de
Nederlandsche toestanden zijn aangepast, moeten voldoen.
2. Bestaande beveiligingsinrichtingen aan die eischen te toetsen.
3. Zoo mogelijk wegen en middelen aan te geven, waardoor men tot verbetering dier beveiligingsinrichtingen zou kunnen geraken.
Deze Commissie is met haar omvangrijken arbeid nog niet gereed, maar formuleerde
reeds een aantal bepalingen betreffende de eischen, waaraan relais moeten voldoen, die reeds
herhaaldelijk door den Keuringsdienst zijn toegepast.
De goede resultaten, die met het afzonderlijk organiseeren van bijeenkomsten van bedrijfsingenieurs werden bereikt, hebben er toe geleid, dat onlangs overwogen is, of dergelijke onderafdelingen niet ook zouden kunnen worden gesticht ter opneming van die directeuren van electriciteitsbedrijven, welke, met het oog op de noodzakelijke beperking van het ledental, niet in
de Vereeniging zelve konden worden opgenomen. Weliswaar werd in de vergadering van Mei
1

1922 door de heeren SMITS, V A N DOESBURGH en ERENS voorgesteld, de statuten der Vereeniging

zoodanig te herzien, dat het lidmaatschap voor alle directeuren van electriciteitsbedrijven zou
worden opengesteld, maar deze voorstellen vonden geen sympathie, omdat men vreesde, dat
een aanzienlijke vermeerdering van het ledental niet in het belang der Vereeniging zou zijn.
Ook het overleg dat, met betrekking tot het oprichten eener afzonderlijke onderafdeeling,
met enkele directeuren van niet in onze Vereeniging vertegenwoordigde bedrijven werd gevoerd,
leidde niet tot een gunstig resultaat.
* * *
Ik kom thans tot het einde van het eerste decennium, dat met de vergadering, die 28 en
29 September 1923 te Hengelo werd gehouden, werd afgesloten. Reeds in een vorige vergadering was er de aandacht op gevestigd, dat de lijnen der Kostprijscommissie, tengevolge der
voortschrijdende concentratie, in de laatste jaren slechts betrekking hadden op vrij groote centralen, zoodat zij voor de tarifieering der stroomlevering aan kleinere gemeenten minder bruik1) Dar Parallelbatrieb von Elektrizitatswerken, von Dipl. Ing. H. Bussmann, Essen. Over de eigenschappen van meettransformatoren en in het bijzonder van stroomtransformatoren, door ir. Th. Rosskopf. P. N.
van Kampen & Zn., Amsterdam, 1922.

DE

VEREENIGING.

DE DEELNEMERS A A N DE EXCURSIE DER V . D . E . N . NAAR ZWEDEN, I N DEN STATOR


V A N EEN GROOTEN GENERATOR, TE MIDDEN HUNNER ZWEEDSCHE GASTHEEREN.

45

46

DE

VEREENIGING.

baar waren geworden. In verband hiermede werd besloten, een Commissie voor de Kleine
Centralen in te stellen met de opdracht:
1. Zoo nauwkeurig mogelijk te schatten, tegen welken prijs electrische energie in kleine electriciteitsfabrieken (met maximum belasting tusschen 300 en 2000 kW) zou kunnen worden
voortgebracht, daarbij uitgaande van een schatting der exploitatie-cijfers van te ontwerpen
electridteitsfabrieken, rekening houdende met mee- en tegenvallers, zooals die zich in de
practijk voordoen en de aldus verkregen cijfers aan te passen aan de resultaten van nog
bestaande kleine electriciteitsfabrieken.
2. De resultaten van ieder jaar, te beginnen met 1922, door grafieken voor te stellen.
Deze Commissie kwam reeds in 1923 met haar werk gereed, dat evenwel niet is gepubliceerd, doch waarvan de resultaten op aanvrage voor de leden bij het Centraal Bureau verkrijgbaar werden gesteld.
* * *
Een volledig overzicht van de geschiedenis der Vereeniging kan van mij niet verwacht
worden en zou hier ook te ver voeren. Ik heb getracht een indruk te geven van de gestie der
Vereeniging, van haar bedoelingen en van de verkregen resultaten, zonder naar volledigheid
der feiten te hebben willen streven, maar ik zou toch meenen een verzuim te begaan, wanneer
ik niet zou wijzen op de relaties, welke de Vereeniging met soortgelijke buitenlandsche vereenigingen onderhoudt en die tot gevolg hebben gehad, dat zij in de gelegenheid is om in alle beschaafde landen der wereld iedere gewenschte inlichting van de meest competente autoriteit
te krijgen. Ik heb den indruk, dat door de wijze, waarop deze dienst georganiseerd is, weinig
landen z op de hoogte zijn van hetgeen in het buitenland geschiedt als het onze en dat de
bedrijven van die kennis groot profijt trekken. Die relaties zijn aangeknoopt gedeeltelijk op de
groote internationale congressen, zooals de Confrence Internationale des Grands Rseaux
Electriques k trs Haute Tension te Parijs, de jaarvergaderingen der Vereinigung derElektrizitatswerke en de World Power Conference, gedeeltelijk door den omgang met buitenlandsche
leveranciers, gedeeltelijk door het organiseeren van bezoeken van buitenlanders aan ons land
en van excursies van de leden der Vereeniging naar het buitenland. Zoo vaak dergelijke bezoeken
aan ons land gebracht werden, hebben zoowel de Regeering, als de Provinciale en Gemeentelijke
Besturen steeds,blijk gegeven, het belang van dergelijke relaties in te zien en hebben zij medegewerkt om die ontvangsten zoo goed mogelijk te doen slagen. Zoo mochten wij, behalve een
aantal bezoeken van geringen omvang, in 1919 een aantal Engelsche ingenieurs, afgevaardigden
van The Institution of Electrical Engineers, en in 1920 een aantal Zweedsche collega's,, leden
der Svenska Ekktrititetsverlsfreningen, door het land leiden. Beide gezelschappen genoten
de hooge onderscheiding door H . M . de Koningin op Het Loo te worden ontvangen en waren
voorts van tal van autoriteiten de gast. Zoowel de Engelsche als de Zweedsche Vereeniging
noodigden onze Vereeniging hierop uit, om een deputatie te zenden, aan welke uitnoodigingen
in 1921 gevolg werd gegeven. Een aantal onzer leden maakte toen een onvergetelijke reis door
Engeland en Zweden, die hen in staat stelde, door eigen aanschouwing de electrotechnische
werken in die landen te leeren kennen en de onovertroffen gastvrijheid van de bewoners dier
landen te leeren waar deer en.
In Mei 1924 bracht een aantal afgevaardigden der Union des Syndicats de rElectricit
en in September van dat jaar van de Vereinigung der Elektrizitatswerke een bezoek aan ons land,
Waardoor de betrekkingen met die landen niet weinig werden versterkt.

DE FRANSCHE GASTEN DER V . D . E . N . BIJ DE ONTVANGST DOOR DE LEDEN TE MAASTRICHT.

DE
VEREENIGING

A c h t e r s t e rij v a n l i n k s naar

rechts:

KORTLANDT, P A B O N , K L I J N E N , DESAULTY, LAUWEREINS DELORTHE, KESSLER, B A K K E R , MT. SCHOON, DARRIEUS, DOPPLER, VIF.L, ERENS.
V.

STAVEREN, FENOUILLET,

M i d d e l s t e rij v a n links naar rechts*


F O Y , DE CHAMBURE, H O U B E N , P R O F . V . ITERSON, DAGUERRE, DE LASSS, LAUCAGNE, ROSENWALD,

li
J
i- ,
,
COMPRE, V . E C K .
Z i t t e n d v a n links naar rechts:
BELLAAR SPROYT, M r . V A N OPPEN, GLASER, M e v r . BELLAAR SPRUYT, M r . B n . V . HVELL TOT WESTERFLIER, M e v r . KORTLANDT,
D R O U I N , VEDOVELLI, M O U L U N , ROELOFSZ.

47

48

DE

VEREENIGING.

Ook in het eigen land wordt een goede samenwerking met tal van vereenigingen op aanverwant gebied, als het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, het Nederlandsch Electrotechnisch
Comit en de Hoofdcommissie voor de Normalisatie in Nederland, onderhouden, terwijl onze betrekkingen tot de verschillende overheidslichamen steeds van den meest aangenamen aard zijn geweest. In het bijzonder denk ik hierbij aan de medewerking, die wij steeds van het Departement
van Waterstaat en van de regeeringsadviseurs, aanvankelijk de heeren VAN SWAAY en VAN
DAM, later de heer VAN DAM alleenmochten ontvangen en aan de vruchtdragende wijze, waarop
wij steeds met de Arbeidsinspectie en met name met haren electrotechnischen adviseur, den
heer DOPPLER, hebben mogen samenwerken.
De Vereeniging heeft in de eerste twaalf jaren van haar bestaan getoond, nuttig te werken.
Zij heeft veel arbeid verricht. Weliswaar heeft zij weinig directen invloed uitgeoefend, maar
naar het mij voorkomt een zeer grooten indirecten invloed, die nog zal toenemen, zoodra, zooals dat in de bedoeling ligt, de Vereeniging over een orgaan zal beschikken, waarin zij meer geregeld van haar werk kan doen blijken. Wanneer onze electriciteitsvoorziening gezien mag worden, niet alleen wat den omvang betreft, maar ook wat betreft de wijze, waarop de werken zijn
uitgevoerd, dan is dat voor een niet gering deel te danken aan het onderlinge overleg, dat de leden
in de Vereeniging hebben gepleegd en aan de maatregelen, die door de samenwerking in de
Vereeniging genomen konden worden. Wanneer ik warm voel voor de Vereeniging, dan is het,
omdat ik haar belang voor de electriciteitsvoorziening, die al onzen leden zoo zeer ter harte
gaat, in den loop der jaren steeds meer heb leeren waardeeren.
Het uitgeven van een boek, zooals dat, waarin deze bijdrage is opgenomen, is op zichzelf
reeds een teeken van samenwerking en van kracht. Het zal zijn volle waarde eerst krijgen na verloop van jaren, wanneer men er de geschiedenis in lezen kan.
Laten wij hopen, dat de Vereeniging, wanneer zij haar 25-jarig bestaan viert, op een gelijke
wijze kan laten zien, wat in dien tusschentijd ten opzichte van de electriciteitsvoorziening is
geschied en wat zij zelve daartoe heeft bijgedragen.
Maastricht, December 1924.

J . G. BELLAAR SPRUYT.

DE KEURINGSDIENST VAN DE VEREENIGING VAN DIRECTEUREN VAN ELECTRICITEITSBEDRIJVEN IN NEDERLAND.


E noodzakelijkheid om, bij de constructie van electrische toestellen, gebruik te

xsuiducxaaienaai, oeteeKent voor de betrokken takken van


nijverheid een niet te onderschatten moeilijkheid. Eenzelfde soliditeit als bij
de constructies, die uitsluitend uit iizer.* staal,/ t-"t
fcotw K c
A u .
_.

ucaiddii, is niet
te bereiken. Deze omstandigheid rechtvaardigt echter in geenen deele het
betreurenswaardige
feit. dat in de elecf-mtPrhn.^V,, U~u*
J
....
.
.
.
.
- ,
"m.v.in, v t w iinucrwaaraig werK geleverd
V

werd en ten deele nog wordt.


severa
Hoe menigmaal hoort men niet de verzuchting slaken, dat de betrokken firma's wel degelijke gasfitters naar hunne klanten zenden, maar voor de montage van electrische geleidingen
met toebehooren m particuliere huizen veelal slechts jongens sturen, die somtijds zelfs dezen
naam nog nauwelijks verdienen. En hoe bijna ongelooflijk slecht zijn niet vele der stopcontacten
fittingen enz., die m den handel zijn, om niet van de duurdere toestellen,als keteltjes,stjkijzers
haardrogers, kookplaten e.d. te spreken.
,"^"jers,
r
t* wn
^ *

,
~
a * * * ~ deze ongewenschte toestand
te wijten aan de groote inzinking op industrieel gebied, die tengevolge van den oorlog welke
Europa zoo zeer geteisterd heeft, optrad en er ook verschillende electrotechnische fabrieken toe
bracht, waren van inferieure kwaliteit te vervaardigen. In zooverre is het reeds aanstonds te be7u producten
"****
verwordingsproces - reeds na korten
tijd de allerslechtste
van zich wist af te schuiven.

Cer g r

0 t

SdT

g e

d e d t C

m e d e

n i C t

d C

d u p e

V a n

d i t

Het groote publiek kent deze feiten maar al te goed, want wie heeft niet persoonlijk de
r 3
rr
'*
^ v
^mik
sied*^L,matenaal van slecht geconstrueerde electrische huishoudelijke toestellen enz. Maar wat het
groote publiek wellicht minder bekend zal zijn, is, dat ook de electriciteitsbedrijven, ondanks
de dekundigheidhunnerleiders,in sommige gevallen het slachtoffer geworden zijn van bovengenoemde inzinking Het is met name de kabelindustrie geweest, die niet alleen geen gelijken tred
heeft kunnen houden met de steeds hoogere eischen, die de zich voortdurend uitbreidende
ekcttiateitsvoorziening stelde, maar, mede door het ontbreken van goede Amerikaansche olin
en narsen, zelfs belangrijke schreden achteruit deed.
Hierdoor werd juist ons land in bijzondere mate gedupeerd. De kolennood, die zich
gelijk met de industrieele inzinking ten onzent ontwikkelde, deed nl. de electrificatie, met name
ten plattelande, snel voorwaarts schrijden en bij de groote uitbreiding, die daarbij aan de hooge

g e n m k t

e h e t

h e t

v a n

50

DE KEURINGSDIENST

DER

VI

KZXEJV.

spanningsnetten moest worden gegeven, werden, zooals later blijken zou, betrekkelijk veel
kabels van onvoldoende kwaliteit verwerkt.
Men zal zich wellicht afvragen, of het dan niet beter geweest ware, de electrificatie in
een langzamer tempo voort te zetten en kabels van minder goede kwaliteit te weigeren.Dit laatste
was echter niet mogelijk, omdat men destijds met in staat was, door keuringen vooruit vast te
stellen, of de kabels in het bedrijf ook op den duur zouden voldoen. Een onderzoek volgens de
toenmalige keuringseischen bood, zooals dikwijls ervaren werd, geen voldoende waarborgen,
zoodat bij het koopen van kabels grootendeels op de reputatie der betrokken fabriek moest worden afgegaan. De teleurstellingen, die tengevolge van dezen stand van zaken in de na-oorlogsche
jaren allerwege werden ondervonden, deden een sterk streven ontstaan om tot een betrouwbaarder keuringsmethode te komen en het is te begrijpen, dat van de zijde van de Vereeniging
van Directeuren van Electriciteitsbedrijven in Nederland, de V.D.E.N., een krachtig initiatief
in deze richting uitging.
Om echter de wordingsgeschiedenis der nieuwe keuringsmethode voor hoogspanningskabels in het juiste licht te zien, moeten wij thans nog een anderen factor, die daarbij een groote
rol heeft gespeeld, wat nader beschouwen. In September 1914 werd met de vervaardiging Van
door papier gesoleerde kabels ook in ons land, en wel in de Nederlandsche Kabelfabriek te Delft,
begonnen. Deze jonge fabriek, die niet steunen kon op een vroeger verworven reputatie en toch
toonen wilde, wat zij tot stand kon brengen, had bijkans een nog grooter belang bij de ontwikkeling van een methode om de kwaliteit van hoogspanningskabels vooruit te kunnen bepalen,
dan de electriciteitsbedrijven. De oorlogstoestand heeft haar zonder twijfel krachtig gesteund
in hare pogingen om de vooroordeelen te overwinnen, die nu eenmaal tegen een nieuweling"
op een zoo moeilijk gebied als dat der constructie van electrische kabels bestaan, maar dit verandert niets aan de verdiensten van den toenmaligen hoofdingenieur, thans onderdirecteur,
den heer ir. C . F . PROOS, die daartoe door zijn verziende directie in staat gesteld geen
moeite gespaard heeft om de factoren, die op de eigenschappen en de kwaliteit van kabels invloed uitoefenen, te leeren kennen, ten einde kabels te kunnen vervaardigen, die aan de hoogste
eischen der practijk voldoen.
Het is dus alweer isolatiemateriaal, dat onze bijzondere aandacht vraagt en het zou
indien het ons hier niet te ver zou voeren niet moeilijk zijn om aan te toonen, dat de ontwikkeling van het moderne technisch-wetenschappelijke onderzoek duidelijk aantoont, dat van een
nauwkeurige bestudeering der dilectrische verhezen in isolatiemateriaal in het algemeen inderdaad een belangrijke verhooging der bedrijfszekerheid van electrische hoogspanningsinstallaties
verwacht mag worden.
De allereerste pogingen om de dilectrische verhezen te meten, met het doel hierdoor
de kwaliteit van een kabel te kunnen beoordeelen en de fabricage te kunnen verbeteren, zijn al
van vrij vroegen datum. Het is reeds meer dan 15 jaar geleden, dat de heer J. F . WATSON der
Callender's Cable and Construction Co. Ltd." op de gedachte was gekomen, dat de kwaliteit
van een kabel ook afhangt van de hoeveelheid lucht, welke zich in de gempregneerde papierisolatie bevindt, en dat hiermede ook de grootte der dilectrische verhezen moest samenhangen ).
Ook in Amerika werd het onderzoek naar de dilectrische verhezen van hoogspanningskabels van veel belang geacht en hier verschenen al dadelijk na den oorlog eenige zeer belangrijke
1

publicaties van de hand van W . S. C L A R K , G . B. SHANKLIN en J . J . MATSOU ).


8

1) P . V. Hunter M.I.E.E. High Tension Cables" voordracht op 30 Oct. 1919 te Amsterdam voor de
V.D.E.N. gehouden. Uitgave P . N . van Kampen & Zn., Amsterdam 1919.
2) W. S. Clark en C. B . Shanklin, Insulation Caracteristics of High Voltage Cables, P.A.I.E.E.1919
blz. 663. G. B . Shanklin en J. J. Matsou Ionisation of ocduded gases in high tension insulation. P.A.I.E.E.
1919 blz. 163.

VI

DE KEURINGSDIENST

DER

V.D.EJV.

51

Toen dan ook in 1921 het kabelrapport van de Commissie voor Hoogspanningslijnen"
van de V.D.E.N. verscheen ), kon reeds met nadruk de aandacht gevestigd worden op het groote
belang, dat aan het dilectrische onderzoek voor het keuren van kabels voor hooge spanning
moest worden toegekend. Ook de Delftsche Kabelfabriek had, hare onderzoekingen voortzettende, belangrijke resultaten verkregen, die op een voordracht, welke ir. PROOS op 3 0 September
1921 te Amsterdam voor de V . D . E . N . hield, wereldkundig werden gemaakt )
Dit alles was oorzaak, dat enkele leden der V J X E . N . , die ongunstige ervaringen met
kabels hadden opgedaan, aan het Centraal Bureau opdroegen, de door hen bestelde hoogspanningskabels te keuren, welk Bureau deze opdracht uitvoerde door vergelijkende metingen te
doen omtrent de grootte en het verloop, met de spanning en de temperatuur, der dilectrische
verhezen in een groot aantal hoogspanningskabels van verschillend fabrikaat. Die metingen
gaven weldra de overtuiging, dat langs dezen weg groote verschillen in kwahteit konden worden
vastgesteld. De Normahsatiecommissie uit de V.D.E.N. vond hierin aanleiding om, in haar voorstellen tot de normalisatie van de keuringseischen voor kabels, een onderzoek naar de dilectrische verhezen op te nemen en aan de hand van haar voorstellen, die in Juni 1921 aan de leden
der Vereeniging werden rondgezonden, werd sedert door het Centraal Bureau een groot aantal
kabelkeuringen verricht. Dit is de oorsprong geweest van den keuringsdienst, die zich al spoedig
verder zou uitbreiden.
1

Bij de eerste hierboven besproken onderzoekingen was het hoofddoel, een nieuwe keuringsmethode te ontwikkelen. Toen deze pogingen succes bleken te hebben, ging men ook behoefte gevoelen aan een verbetering der meetmethode. De eerste metingen werden uitgevoerd
volgens de zg. wattmeter-methode, waarbij van een astatischen wattmeter met bandophanging
gebruik gemaakt werd, welke wattmeter bij een arbeidsfactor van 0,03 reeds den vollen uitslag
vertoonde. Deze methode is echter alleen voor groote kabelstukken bruikbaar en geeft ook dan'
nog bij lage spanningen ( 5 - 1 0 000 V) vrij onbetrouwbare (te kleine) aflezingen. Door prof
SCHERING, van de Physikaksch-Technische Reichsanstalt te Berlijn, werd een nieuwe brugmethode ontwikkeld ), welke methode aanvankelijk alleen voor het verrichten van metingen
aan korte kabelstukken geschikt was, maar later ook voor groote lengten bruikbaar werd gemaakt.
Wanneer men echter bedenkt, dat men, bij de onderzoekingen naar de dilectrische verhezen, vermogens moet meten van slechts enkele watts bij een spanning van bv. 2 5 0 0 0 V en
een arbeidsfactor van 0,01, dan begrijpt men, dat hierbij licht fouten worden gemaakt, omdat
men bu deze metingen de grens der grootste gevoeligheid nadert, welke tot nog toe bij technische wisselstroommetingen bereikt is kunnen worden.
Bij verschillende keuringen, welke door den directeur van het Centraal Bureau der V
D . E . N . - den heer ir. J. C. VAN STAVEREN - in kabelfabrieken werden uitgevoerd, bleek dan
ook, dat vele meettechnische moeilijkheden overwonnen dienden te worden, alvorens van een
algemeene toepassing van het nieuwe keuringsvoorschrift sprake zou kunnen zijn. Dit was oorzaak, dat de heer J. G . BELLAAR SPRUYT, voorzitter der V.D.E.N., zich in September 1923 tot
3

1) ,.Het transport van electrische energie door middel van kabels van e r hooge spanning," 6 e gedeelte
van Een hoogspanningsluchtnet voor Nederland". Uitgave P. N. van Kampen & Zn. te Amsterdam.
2) Ir. C.F.Proos, ,,Eenigeb2schouwingen omtrent de dilectrische verliezen van hoogspanningskabels".
Uitgave P. N. van Kampen & Zn. 1921.
3) Archiv. fr Elektrotechnik 1920 Bd. IX, blz. 29.

VI

52

schrijver dezes wendde met de vraag, of het niet mogelijk zou wezen, de verschillende methoden
tot het meten van dilectrische verliezen aan een critisch, vergelijkend onderzoek te onderwerpen
en de oorzaken op te sporen en te elimineeren, die tot moeilijkheden bij deze metingen aanleiding
gaven. Naar aanleiding van dit verzoek werd, in het onder mijn leiding staande hoogspanningslaboratorium van het Natuurkundig en Electrotechnisch Laboratorium der Technische Hoogeschool te Delft, een uitvoerig technisch-wetenschappelijk onderzoek begonnen, dat nog steeds
wordt voortgezet en waarvoor de V . D . E . N . met groote bereidwilligheid het benoodigde materiaal,
zooals kabels, transformatoren e.d., ter beschikking stelde.
Het is mij inderdaad mogen gelukken, de factoren, welke tot foute bij het meten volgens
de brugmethode van prof. SCHERING aanleiding kunnen geven, op te sporen en tevens te elimineeren ). Ook van andere zijde werden dergelijke studin uitgevoerd, zoodat thans wel mag worden gezegd, dat alle vooraanstaande kabelfabrieken geen moeilijkheden meer hebben met het
verrichten van dilectrische verhesmetingen. Van de uitvoering van dit onderzoek werd door
verschillende leden der V . D . E . N . gebruik gemaakt om een groot aantal kabels in het genoemde
laboratorium te laten onderzoeken en ook hierbij werd weer bevestigd, dat uit het verloop der
dilectrische verliezen, als functie van de spanning en de temperatuur, met vrij groote zekerheid
kan worden vastgesteld, hoe een kabel zich in de practijk zal gedragen. Vooral belangwekkend
waren de resultaten, die verkregen werden aan stukken van opgegraven kabels, welkejaren in
bedrijf geweest waren, waarbij een goede overeenstemming tusschen de bedrijfservaringen en
de resultaten van het dilectrische onderzoek werd geconstateerd. Deze uitkomsten stemden overeen met die, welke inmiddels in de practijk werden verkregen en neergelegd zijn in een rapport,
1

dat door de heeren F . A . SHIT KLEINE, ir. C. F . PROOS en ir. J . C. VAN STAVEREN op de tweede

Confrence Internationale des Grands Rseaux Electriques werd aangeboden ).


Het zal bij dezen stand van zaken geen verwondering wekken, dat de keuringsvoorschriften
voor 10 000 V-kabels, die door de Normahsatiecommissie der V . D . E . N . werden geformuleerd
en die grootendeels gebaseerd zijn op het onderzoek naar de dilectrische verhezen, zij het eenigszins gewijzigd, door de Hoofdcommissie voor de Normalisatie in Nederland werden overgenomen.
Ik ben wat lang blijven stilstaan bij het onderzoek van hoogspanningskabels, omdat
door dit onderzoek eigenlijk de stoot is gegeven tot de ontwikkeling van een afdeeling voor keuring
van electrotechnische materialen van het Centraal Bureau der V.D.E.N. Immers de omstandigheid, dat talrijke kabelkeuringen door het Bureau werden uitgevoerd, leidde er vanzelf toe,
dat ook andere keuringen en onderzoekingen aan dit Bureau werden opgedragen. In sommige
gevallen werd wederom overleg met schrijver dezes gepleegd en zoodoende ontstond ook ten
aanzien van andere vraagstukken een vruchtbare samenwerking. Zoo werd bv. de vraag onder
de oogen gezien, hoe de hoogere harmonische stroomen, die bij aarding van het sterpunt van een
generator door de aarde kunnen vloeien, het best kunnen worden onderdrukt, en werd ten deze
in het laboratorium der Technische Hoogeschool een nieuwe methode, door schrijver dezes
aangegeven, onderzocht ).
2

1) Ervaringen nut de brug van Schering voor het meten van dilectrische verliezen in hoogspanningskabels". Tijdschrift voor Electrotechniek, 1 Augustus en 1 September 1924.
2) F. A. Smit Kleine, ir. C. F. Proos en ir. J. C. van Staveren Nouvelle mthode d'preuve des cables
a haute tension." Rapport, ingediend bij de Confrence Internationale des Grands Rseaux Electriques" 1923.
3) Ned. Octrooiaanvrage No. 26934.

KEURINGSDIENST DER V.D.EJV.

53

A v TT
? ? gfte'ktok een nieuwe tak van werkzaamheden van het Centraal Bureau
der V . D . E . N . ontwikkeld had, meende het Bestuur der V . D . E . N . , dat het oogenbhk gekomen
was om een organisatie te scheppen, waarmede langzamerhand het geheele in ons land nog
braakliggende keunngsgebied zou kunnen worden ontgonnen. In den aanvang van dit artikel
vestigde ik er reeds de aandacht op, hoe, op het zoo omvangrijke en belangrijke gebied der installatiematenalen, huishoudelijke toestellen e.d., nog zoo veel minderwaardige producten op
de markt worden gebracht. Men besloot, vooral op dit punt, handelend op te treden en zoowel
door het formuleeren van de eischen, waaraan dergelijke producten moeten voldoen, als door
het verrichten van keuringen, het vervaardigen en het gebruik van goede en doelmatige toestellen
te bevorderen.
Dientengevolge werd door de ledenvergadering der V . D . E . N . in October 1924 besloten
aan het Centraal Bureau een afdeeling voor keuring van electrotechnische materialen toe te voegen,
welke afdeehng zich, behalve met de beproeving van leveranties voor de electriciteitsbedrijven,
ook met de keuring van toestellen, waarmede het publiek in aanraking komt, zooals schakelaars,
smeltveihgheden, kachels e.d., zou belasten. Deze keuringsdienst werd geplaatst onder het toeZicht van een speciale Commissie, bestaande uit de heeren J . G . BELLAAR SPRUYT, dr. W. LULOFS
en ir. ri. H . EHRENBURG, terwijl de Vereeniging zich hierbij ook de medewerking verzekerde van
oe neeren i . VAN DAM, Regeeringsadviseur inzake electriciteitsvoorziening, N . M . H . DOPPLER
fclectrotechnisch Adviseur der Arbeidsinsoectie en n n H ^ p t ^ ^
Indien een onderzocht toestel niet alleen voldoet aan de minimumeischen, welke met het oog op de veiligheid jegens personen en goederen
moeten worden gesteld, maar ook aan billijke eischen, betreffende levensduur, doelmatigheid en economie, kan aan den vervaardiger het recht
worden verleend, voor bedoeld toestel het keuringsteeken der Vereeriging
te voeren, welk teeken hiernaast is afgebeeld.
Op dit punt
bestaat er een 1
nrinnni<>1 v*rcs4i<i m f A
\T1
i
1
. Twow.il w
M S J I C.1 U d l l U
Deutscher Elektrotechniker", dat duidelijk blijkt uit 1 der Duitsche beproevingsvoorwaarden, welke als volgt luidt:
6

Die von der Prfstelle des V.D.E. vorgenommenen Prfungen haben lediglich den
Zweck, elektrotechnische Waren auf ihr Verhaltnis zu den V.D.E.-Bestimmungen zu prfen
also daraufhin, ob sie den V.D.E.-Bestimmungen in jeder Hinsicht entsprechen. Eine Pr,*mg auf sonstige Eigenschaften und auf Brauchbarkeit der Waren wird nicht vorgenommen'* V
Het ^inngsteeken van den V.D.E. biedt dus geen waarborg omtrent bruikbaarheid, levensduur
e.a. iJe V.D.E.N. heeft gemeend dezen weg niet te moeten inslaan, maar achtte het wenschelijk
me haren keuringsdienst het pubhek niet ten halve voor te lichten, maar ten volle te orinteeren*
omtrent de kwaliteit der electrische toestellen, welke van het keuringsteeken zijn voorzien. Daarin
ngt ook ma. juist het belangrijkste gedeelte van de taak van den nieuwen keuringsdienst, welke
Zienswijze in principe gedeeld wordt door de Fransche Union des Syndicats de 1'Electricit
die eveneens beoogt een keuringsteeken in te stellen.
Een tweede verschil met de Duitsche regeling, betreft de uitoefening eener marktcontrdle
op de van het keuringsteeken voorziene waren. Bij de Nederlandsche regeling ligt het nl in de
bedoeling om, wanneer aan een fabrikant het recht tot het voeren van het keuringsteeken is verleend, door den keuringsdienst een geregelde controle op de met het keuringsteeken voorziene
1) Die Prfsteller des Verbandes Deutscher Elektrotechniker, Dr. Ing. G. Dittmar. E.T.Z. 1920 Heft 48.

54

DE KEURINGSDIENST

DER

VJD.EJV.

VI

producten te doen uitoefenen, ten einde na te gaan, of de genoemde artikelen werkelijk overeenkomen met het aanvankelijk door den keuringsdienst onderzochte exemplaar. Een dergelijke
marktcontrle ontbreekt in Duitschland.
Zooals vanzelf spreekt, doet zich bij het keuringswerk zeer sterk de behoefte gevoelen
aan vernieuwing en uitbreiding der bestaande keuringsvoorschriften. Ook hieraan wordt door
de V . D . E . N . in hare Commissies hard gewerkt, waarbij ook de heer N . M . H . DOPPLER zijn
medewerking verleent. Men zou zich de vraag kunnen stellen, of het formuleeren van installatie- en keuringsvoorschriften niet tot het gemeenschappelijke arbeidsveld van het Nederlandsen Electrotechnisch Comit en de Hoofdcommissie voor de Normalisatie in Nederland
behoort. Dit is zonder twijfel het geval, maar het zou voor genoemde lichamen zeer moeilijk
zijn, binnen den vereischten korten tijd voorschriften vast te stellen, welke het geheele gebied
der electrotechnische toepassingen omvatten.
Er blijft dan ook wel geen andere oplossing over, dan dat in de dringende behoefte aan
voorschriften, welke rekening houden met de voortschrijdende ontwikkeling der electriciteitsvoorziening, voorloopig door de V J D E . N . wordt voorzien. Te dien einde worden de plaatselijke
bepalingen, die de bedrijven naast de Veihgheidsvoorschriften van het Kon. Instituut van Ingenieurs hebben vastgesteld, verzameld en door de V . D . E . N . tot nieuwe, voorloopige voorschriften
vereenigd. Bij een latere behandeling dezer kwesties in de subcommissies der Hoofdcommissie
voor de Normalisatie in Nederland zullen dan deze voorschriften ongetwijfeld een vruchtbare
basis voor de besprekingen kunnen vormen. Een treffend voorbeeld hiervan zijn de reeds boven
uitvoerig besproken keuringsvoorschriften voor kabels.

* * *
Het Bestuur der V . D . E . N . meent, nu de nieuwe afdeeling voor keuring van materialen
zich zeer snel ontwikkelt en in een door de industrie en het publiek gevoelde behoefte blijkt
te voorzien, bij de getroffen regehng niet te mogen blijven stilstaan. Er zijn dan ook plannen
aanhangig om een afzonderlijke Naamlooze Vennootschap tot Keuring van Electrotechnische
Materialen op te richten; te dien einde zou de V . D . E . N . zich tot alle Nederlandsche vereenigingen op electrotechnisch gebied willen wenden met de vraag, of deze vereenigingen bereid
zouden zijn deel te nemen in de genoemde N.V., waarvan de aandeelen in handen zouden zijn
van verschlende belanghebbende vereenigingen zoowel als particulieren op electrotechnisch
gebied. Met enkele dezer vereenigingen zijn reeds voorloopige besprekingen over deze zaak
gevoerd en die doen vermoeden, dat een dergelijke organisatie binnen betrekkelijk korten tijd
tot stand zal kunnen komen, welke organisatie dan het werk van de afdeeling voor keuring van
materialen van het Centraal Bureau zal overnemen en op denzelfden voet zal voortzetten. Het
ligt in het voornemen, om, gezien het groote landsbelang, dat aan een dergelijken keuringsdienst is verbonden, zich ook tot de Regeering om medewerking te wenden er. haar te verzoeken,
de Naamlooze Vennootschap onder rijkstoezicht te plaatsen. Ook zal met het College van Curatoren der Technische Hoogeschool en de betrokken hoogleeraren nog nader overleg worden
gepleegd, in hoeverre een samenwerking tusschen den Keuringsdienst en de genoemde Hoogeschool mogelijk zal zijn.
Moge de nieuwe dienst bij zijn lofwaardig streven aller medewerking ontvangen en het
zijne bijdragen tot een rationeele toepassing der electriciteit.
Delft, December 1924.

Dr. H . S. HALLO.

DE VEILIGHEID DER ELECTRISCHE STERKSTROOMINSTALLATIES IN NEDERLAND.


V ^ ^ > f r - IJ de herdenking van het tienjarig bestaan van de Vereeniging van Directeuren
f
citeitsbedrijven in Nederland zij het mij vergund, een blijk te mogen
ij U IV *
" " i n groote belangstelling voor al het goede en belangrijke werk, dat
JSj^^ff
deze Vereeniging in het eerste decennium van haar bestaan op het gebied der
electrotechnische wetenschap en hare practische toepassingen gedaan heeft.
De voorname plaats, die zij zich daardoor in Nederland veroverd heeft, moet te meer
gewaardeerd worden, omdat hare geheele geste nooit het karakter aannam van die van een autoritair lichaam. Integendeel, steeds zocht zij de innigste voeling met buiten haar staande lichamen
en organen, en zoo werd een toestand geschapen, die aan alle partijen door een gelukkige wisselwerking ten goede kwam.
Om in dit verband een enkel voorbeeld te noemen, wil ik wijzen op de nog recente herziening van de Voorschriften betreffende de eischen, waaraan bovengrondsche electrische
lijnen voor zeer hooge spanning moeten voldoen". Deze voorschriften werden indertijd samengesteld door een Commissie van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, waarin, naast vertegenwoordigers van dat lichaam en van de Vereeniging, ook die van andere daarvoor in aanmerking
komende staats- en particuliere organen zitting namen.
Het initiatief om tot een herziening van de oude voorschriften over te gaan, ging uit van
de Vereeniging, die dan ook in verband hiermede van den Minister van Waterstaat het verzoek
ontving een dergelijke herziening te willen voorbereiden. Uit het feit nu, dat zij, met goedvinden
van den Minister, de zaak aanstonds in handen stelde der Instituuts-commissie waarin zij
nochtans geenszins een meerderheid van stemmen bezat en bovendien al het omvangrijke
werk, dat aan de samenstelling der nieuwe voorschriften verbonden was, verrichtte, blijkt de
geest, die bij de Vereeniging voorzit, nl. om niet alln, maar steeds in samenwerking met anderen
te trachten resultaten te bereiken, die daardoor dan ook het kenmerk krijgen van hooge, practische
waarde.
Die geest nu van samenwerking, van het onderhouden van goede betrekkingen met derden, van waardeering van het werk van anderen, zijn bij al de handelingen van het Bestuur der
Vereeniging de drie voorname factoren, die gemaakt hebben, dat haar aanzien, invloed en kracht
zulk een merkwaardige vlucht hebben kunnen nemen, en dat hare plaats een zoo vooraanstaande
is geworden.
v a n

Electri

e v e n

v a n

56

DE VEILIGHEID DER

STERKSTROOMINSTALLATIES.

VII

Deze factoren komen ook tot hun volle recht bij de betrekkingen, die de Vereeniging
onderhoudt met den Electrotechnischen Dienst der Arbeidsinspectie. Dit stemt te meer verheugend, omdat uit den aard der zaak juist hier door samenwerking zooveel valt te bereiken.
Inderdaad, het zou dezen dienst veelal niet mogelijk zijn geweest, bij de uitvoering van electrische
installaties in fabrieken en werkplaatsen preventief op te treden, wanneer niet de directies der
electriciteitsbedrijven samenwerking hadden gezocht en omtrent de te nemen maatregelen
overleg hadden gepleegd.
Vele dezer directies, waaronder die der meeste groote bedrijven, bevorderen dit preventief overleg zoo krachtig mogehjk en daar de te treffen voorzieningen in hoofdzaak steunen
op de bestaande voorschriften, die zoowel voor de leden der Vereeniging als voor den Electrotechnischen Dienst der Arbeidsinspectie gelden, komen op deze wijze als regel installaties tot
stand, welke ter zake van de veiligheid aan hooge eischen voldoen en die ook door het herhaalde
toezicht van de Arbeidsinspectie ten genoegen en ten voordeele van alle partijen aan die eischen
blijven voldoen.
Naast de aldus verkregen verbetering van het installatie wezen in het algemeen mag niet
verzuimd worden, er melding van te maken, dat op allerlei speciaal gebied, ook door verschillende leden der Vereeniging individueel, veel is tot stand gebracht. Op initiatief van de directie
der Maatschappij tot Verkoop van den Electrischen Stroom der Staatsmijnen in Limburg
kwamen de bekende gedrukte boekjes tot stand, welke veiligheidsinstructies bevatten voor
de monteurs in ruimten voor hooge spanning. Deze boekjes, waarin tevens een leidraad is opgenomen betreffende het verleenen van eerste hulp bij ongevallen door den electrischen stroom,
dragen de monteurs steeds bij zich. Zij moeten voor ontvangst er van teekenen en worden er in
aangewezen als deskundigen in den zin van het Veiligheidsbesluit. Na de Stroomverkoopmaatschappij hebben ook spoedig andere electriciteitsbedrijven, zooals de Gemeente-Electriciteitswerken te Amsterdam, de Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij, de Provinciale
Utrechtsche Electriciteits-Maatschappij, het Twentsch Centraal-Station voor Electrische Stroomlevering, e.a. dit voorbeeld gevolgd. Dat bij een en ander de medewerking van den Electrotechnischen Dienst der Arbeidsinspectie werd ingeroepen, wordt door den ondergeteekende met
erkentelijkheid vermeld.
Het steeds toenemende aantal ongevallen, veroorzaakt door bovengrondsche netten voor
lage spanning, deed de vraag rijzen, of hiertegen niet iets te doen zou zijn. Het was weer de
directie der Stroomverkoopmaatschappij, die zich deze aangelegenheid het eerst aantrok, en
maatregelen beraamde en uitvoerde, om hieraan paal en perk te stellen. Zij verzocht ten slotte
den ondergeteekende, om zich met het toezicht op hare laagspanningsnetten te belasten. Daarna
zijn nog overeenkomstige verzoeken gedaan o.a. door den directeur der Provinciale Geldersche
Electriciteits-Maatschappij, het Twentsch Centraal-Station voor Electrische Stroomlevering,
en de Provinciale Zeeuwsche Electriciteits-Maatschappij. Voor zoover zijn overige werkzaamheden hem zulks veroorloven, heeft de ondergeteekende gemeend hieraan te moeten voldoen.
De bovenstaande voorbeelden kunnen nog met andere worden aangevuld. Zoo zijn in
samenwerking met de directie der Gemeente-Electriciteitswerken te Amsterdam voorschriften
ontworpen voor het electrisch soldeeren op daken en dergelijke. Ook wordt thans met de genoemde
directie de mogelijkheid onderzocht, om de gevaren, verbonden aan het electrisch lasschen,
te beperken. Eenige besprekingen met de directie der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit
te Leiden voerden tot de samenstelling van ontwerp-voorschriften betreffende de opstelling van
moderne gelijkrichters. Dergelijke voorbeelden toonen voldoende aan, dat het den directies

VII

DE VEILIGHEID DER

STERKSTROOMINSTALLATIES.

57

der electriciteitsbedrijven ernst is, wanneer het het nemen van maatregelen betreft, die geacht
moeten worden in het belang der veiligheid noodig te zijn.
Onder de middelen, die krachtig in het belang der veiligheid werkzaam kunnen zijn,
bekleeden ook de normalisatie van electrotechnisch materiaal en de beproeving en marktkeuring
daarvan een voorname plaats. Aan het belangrijke werk der normalisatie neemt de Vereeniging
Zoowel direct als indirect deel en wat de beproeving en marktkeuring aangaat, indien de teekenen
met bedriegen, zal in de naaste toekomst de Vereeniging op dit gebied een verhoogde activiteit
gaan ontwikkelen. Dit streven verdient zeer zeker de krachtigste ondersteuning, aangezien tot
dusverre in ons land een instelling, die zich daarmede heeft kunnen of willen belasten, steeds
heeft ontbroken. Het gevolg hiervan was, dat ondeugdelijk electrotechnisch materiaal onbelemmerd zijn .weg tot den consument kon vinden en niet bij de bron kon worden achterhaald. Op
bescheiden schaal is op dit gebied wel het een en ander gedaan door de voormalige Commissie
voor de Veihgheidsvoorschriften van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, doch deze Commissie beschikte niet over de noodige hulpmiddelen en hare leden evenmin over den noodigen
tijd, om zich daarmede op den duur en bij het toenemende aantal aanvragen om beproeving en
keuring te kunnen blijven belasten. Zal een dergelijke werkzaamheid succes hebben, dan moet
daarvoor beschikt worden over een permanent bureau en moet een volledig laboratorium ter
beschikking staan, terwijl ook de noodige fondsen niet mogen ontbreken om dit alles te bekostigen.
Zoowel de keuring en beproeving van materiaal, als het normaliseeren daarvan zijn gebieden, waarop de Electrotechnische Dienst der Arbeidsinspectie niet ingericht is; de daartoe
benoodjgde hulpmiddelen en het vereischte personeel ontbreken hiervoor geheel. Daar anderzijds bij het brengen van nieuw materiaal op de markt de belanghebbenden zich veelal tot den
genoemden Dienst wenden, met de vraag dat nieuwe materiaal te mogen gebruiken, werd juist
door het ontbreken van een instituut voor keuring van electrotechnische materialen deze dienst
vaak zelf verplicht, om aan de vraag van belanghebbenden zooveel mogelijk te voldoen, daar
toch de veiligheid van electrische installaties met het gebruik van goede toestellen in direct
verband staat. De moeilijke toestand, die hieruit ontsproot, kon dikwijls alleen opgelost worden
door de welwillende medewerking van een der electriciteitsbedrijven waarbij dat van Rotterdam wel met erkentelijkheid mag genoemd worden of van een andere inrichting, die belangeloos aan mijn verzoek wilde voldoen. Duidelijk blijkt hieruit, hoe de Arbeidsinspectie een instituut voor keuring en beproeving van materiaal noodig heeft en hoe ook weer op dit gebied
de Vereeniging en de Electrotechnische Dienst elkaar kunnen aanvullen.
In verschillende landen heerscht de opvatting, dat wettelijke voorschriften, waaraan
de electrische installaties hebben te voldoen, en welke door een door de overheid ingesteld orgaan worden gehandhaafd en gecontroleerd, niet alleen onnoodig zijn, doch zelfs nadeehgen
invloed zouden hebben op de electriciteitsvoorziening. Wanneer in die landen op onbevredigende
toestanden in het installatiewezen wordt gewezen en de wenschelijkheid van een centraal overheidslichaam wordt betoogd, dan wordt van de zijde van electriciteitsbedrijven of van groote
fabrieken dikwijls krachtig daartegen gereageerd. Met nadruk waarschuwt men dan voor het
gevaar van ambtelijke eenzijdigheid bij de uitlegging der voorschriften; men wijst op de belemmering, die van het samenpersen der electrotechniek in een stel wettelijke voorschriften op de
ontwikkeling daarvan moet uitgaan, op de onaangenaamheden van een eventueel ingrijpen
van de rechterlijke macht enz. Dat de practijk hier te lande leert, dat het met deze schrikbeelden
nogal meevalt, is echter voor een niet gering deel te danken aan de opvatting, die steeds bij de
leden der Vereeniging heeft overheerscht, nl. dat op het gebied der veiligheid voor de overheid een

58

DE VEILIGHEID DER

STERKSTROOMINSTALLATIES.

VII

taak is weggelegd, dat daarnaast ook door de electriciteitsbedrijven voor de veiligheid kan en
moet worden gezorgd, en dat door samenwerking van beide de beste resultaten zullen worden
verkregen.
Wat mij het schrijven van dit opstel dan ook zoo aangenaam maakt, is het feit dat de
leden Uwer Vereeniging in het algemeen en Uwe Vereeniging als zoodanig in het bijzonder,
zich steeds op het standpunt hebben gesteld, dat een wettelijk toezicht de electrificatie niet tegenhoudt, doch juist bevordert. Zij heeft in de Arbeidsinspectie in de eerste plaats een lichaam
gezien, dat haar bij haar streven slechts van grooten dienst kan zijn. Steeds, wanneer zij het gebied van de bevordering der veiligheid van electrische installaties betrad, of als zij meende nieuwe
gezichtspunten op dit gebied te hebben of nieuwe studies daarover meende te moeten maken,
dan betrof in den regel de eerste stap, dien zij daartoe ondernam, het zoeken van samenwerking
met den Electrotechnischen Dienst der Arbeidsinspectie. Het is mij aangenaam, op deze plaats
te kunnen verklaren, dat ook bij mij steeds de overtuiging heeft gegolden, dat de steun van de
electriciteitsbedrijven van onmiskenbare beteekenis is voor den genoemden Dienst en voor de
verkregen resultaten terzake van de veihgheid onzer sterkstroominstallaties.
Ideale toestanden vindt men nergens, en zoo zal er ook in ons land nog wel het een en
ander bestaan, dat voor verbetering vatbaar is. Indien echter de instellingen, die op dit gebied
invloed kunnen uitoefenen, elkaar blijken te hebben gevonden, mag de toekomst met gerustheid
worden tegemoet gezien, en dezerzijds zal dan ook niet nagelaten worden om in die gevallen, die
daartoe aanleiding geven, een beroep te doen op het oordeel van de Vereeniging van Directeuren
van Electriciteitsbedrijven in Nederland.
Ik eindig deze bijdrage met het uitspreken van den wensch, dat het genoemde Vereeniging gegeven moge zijn, om op het gebied eener doelmatige en voortgezette electrificatie van
Nederland nog vele jaren werkzaam te kunnen zijn, en dat daarbij de veihgheidstechniek, evenals
nu, altijd op hare belangstelling zal kunnen blijven rekenen.
Een afzonderlijken gelukwensch veroorloof ik mij nog te richten tot haren voortvarenden
voorzitter, den heer J . G . BELLAAR SPRUYT, die door zijn organiseerende eigenschappen en zijn
rusteloozen arbeid de Vereeniging van Directeuren van Electriciteitsbedrijven in Nederland
geleid heeft tot het aanzien en de plaats, die zij op het oogenblik zoowel in het binnen- als in het
buitenland met eere inneemt.
's-Gravenhage, December 1924.

N . M . H . DOPPLER,
Electrotechnisch Adviseur bij de Arbeidsinspectie.

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE GEMEENTE


AMSTERDAM.

'fT^n>'

" g
electrischen stroom in een deel van de gemeente Amsterdam door
fj B " \ Pi
uitsluitend daarvoor bestemd centraalstation dateert van Februari 1889,
| M jf \
"Electra", Maatschappij voor Electrische Stations te Amsterdam, ontstaan
nJ^^jM
vloed van de maatschappij Helios" te Keulen, in de Kalverstraat een
hchtcentrale in bedrijf stelde, die voor het centrum der stad gelijkstroom en wisselstroom leverde. Het gelijkstroomsysteem, waarbij de stroom door blanke leidingen, gespannen over de daken der huizen, werd voortgeleid, had een vermogen van 2000 lampen van 16
kaars ). Het wisselstroomsysteem, waarbij de stroom ondergronds onder hooge spanning (2000
volt) werd verdeeld en in tien transformatiepunten op 55 volt omlaag werd getransformeerd,
was bestemd voor 1000 lampen van de genoemde sterkte.
Nadat door het Gemeentebestuur het concessiegebied van Electra tot de geheele stad
was uitgebreid, werd een nieuwe centrale gebouwd aan den Haarlemmerweg, welke centrale
in Juli 1892 in bedrijf kwam. Een afbeelding van deze centrale toont fig. 1. Het blokstation
in de Kalverstraat werd toen, wegens de veel hoogere exploitatiekosten, stop gezet; de gelijkstroomklanten waren inmiddels reeds allen op wisselstroom overgezet.
De concessie van Electra voor de stroomlevering in Amsterdam hep tot uiterlijk 1918,
maar was geen uitsluitende; in artikel 2 der concessie werd uitdrukkelijk bepaald, dat de Gemeente zich het recht voorbehield om zelf electrischen stroom te leveren en ook anderen tot dat
doel concessie te geven. In de concessie werd voorts een aantal bindende bepalingen opgenomen,
waarvan die, welke het tarief betreffen, in groote trekken hier mogen volgen. Als electriciteitseenheid was voorgeschreven een hoeveelheid van 1000 volt-ampre-uren; de prijs daarvan
mocht hoogstens 46 cent bedragen, tenminste voor zoover de bedrijfstijd van het maximale
verbruik een waarde van 750 uren niet overschreed. Bij een grooteren bedrijfstijd zou de prijs
voor de meerdere eenheden het tweederde deel van den eenheidsprijs der eerste eenheden moeten
bedragen. Bovendien moest een zoogenaamd vast jaarlijksch recht worden betaald, dat hoogstens mocht bedragen ca. 50, per jaar voor installaties met een maximum verbruik van n
eenheid per uur, afnemend tot ca. 25, per eenheid voor installaties, die maximaal 25 eenheden
per uur gebruikten. Meterhuur mocht met in rekening worden gebracht.
l e v e

v a n

e e n

t o e n

n d e r

in

Hoewel in de concessie ook met de mogelijkheid van stroomlevering voor industrieele


1) Kooldraadlampen met een verbruik van 3 a 4 watt per kaars.

60

doeleinden rekening was gehouden, leverde het centraalstation aan den Haarlemmerweg toch
voornamelijk energie voor verlichting. In het jaar, volgende op dat van inbedrijfstelling, werd
dan ook nagenoeg de geheele productie van 570 000 eenheden voor dit doel verkocht. Dat dit
verbruik niet grooter was het aantal inwoners van Amsterdam was toen al het half milhoen
gepasseerd moet hieraan worden toegeschreven, dat de toepassing van electrisch licht, vergeleken bij de andere groote steden van Europa, in Amsterdam slechts langzaam ingang vond.

De electrificatie van de stadstram en de havenoutlage, die omstreeks 18981899 een


economische noodzakelijkheid was geworden, zou echter aldra den stoot geven tot een
zeer sterke vergrooting van het verbruik, ook voor andere doeleinden. Omstreeks dezen tijd
werd nl. aan den heer A . W . RESSING, later directeur van de Gemeente-Electriciteitswerken,
opgedragen, een rapport uit te brengen inzake de electriciteitsvoorziening der stad, welk rapport in April 1900 verscheen. Iri dit rapport is, aan de hand van uitgebreid statistisch materiaal
vooral van vele plaatsen in het buitenland, waarvan een groot aantal op een studiereis werd
bezocht vooreerst een onderzoek ingesteld naar den vermoedehjken omvang der stroomlevering en wel a. voor het toekomstige tramnet en b. voor andere doeleinden. Tot deze laatste
groep werd niet alleen gerekend het eigen verbruik voor de verlichting van straten, pleinen, bruggen, handelsterreinen, gemeentegebouwen en voor de beweging van kranen, lieren en liften der
havenoutlage, van bruggen, pompen enz., doch ook het verbruik van particulieren, met inbegrip van electrische installaties voor eigen stroomopwekking, welke als een gevolg der omstandigheden in vrij groot aantal waren ontstaan. Reeds hieruit volgt dus, dat het rapport de levering
van electriciteit voor de geheele Gemeente en voor alle doeleinden als .n geheel beschouwde.
Vervolgens is in het rapport nagegaan, hoe in de behoefte aan electriciteit voor de tram en voor
verlichting en beweegkracht op de meest doelmatige wijze kon worden voorzien, m.a.w. welk
systeem van stoomlevering, in verband met de grootte van het electriciteitsverbruik en den
omvang van het te verzorgen gebied, de meeste aanbevehng verdiende en welke plaats voor het
te bouwen centraalstation het meest geschikt was. Daarna is de verhouding tot de bestaande
centrale van de maatschappij Electra besproken, waarna ten slotte de financieele resultaten zijn
geschat.
In het verslag, dat een warm pleidooi bevat, zoowel voor de electrificatie van de tram
en de havenoutlage als voor het beschikbaar steUen van electriciteit voor andere doeleinden,
als licht en kracht, wordt het gebruik van draaistroom aanbevolen, behalve voor de tram en de
havenoutlage, waarvoor aan gelijkstroom de voorkeur wordt gegeven. Samenwerking met
Electra wordt ontraden, en wel voornamelijk omdat dit bedrijf te zeer verouderd was om een
winstgevende exploitatie mogelijk te maken. Tegenover het nphase-wisselstroomsysteem met
enkel een hoogspanningsnet (2000 volt) en transformatie in de woning op de verbruiksspanning,
zooals dit door Electra werd toegepast, wordt aanbevolen het draaistroomsysteem met hoogen laagspanningsnet, waarbij dus de transformatie op lage spanning voor een groote groep van
verbruikers tegelijk plaats vindt. Ook de ligging der centrale van Electra (ten Westen van de
stad, aan den Haarlemmerweg) wordt niet gunstig geacht, vooral met het oog op de stroomlevering aan de outillage der toen bestaande havens, die zich bij het oostelijke gedeelte der stad
bevonden. De toekomstige gelijkstroomcentrale zou dus in elk geval in het oostelijke stadsdeel
moeten komen, terwijl ook voor de tram deze ligging gunstig wordt genoemd. Waar verder
van opwekking van den gelijkstroom en den draaistroom in n gemeenschappelijke centrale

VIII

GEMEEN TE-ELE C TRI Cl TEITS WERKEN

AMSTERDAM.

61

groote voordeden worden verwacht boven opwekking dezer beide stroomsoorten in twee gescheiden stations, wordt geadviseerd, aldaar ook den draaistroom te doen opwekken. Een terrein, dat zoowel voor aanvoer te land (spoorwegaansluiting) als ter zee geschikt gelegen is, zou
in het Oosten der stad wel kunnen worden gevonden. Naasting van Electra wordt niet aangeraden, terwijl de verwachting wordt uitgesproken, dat Electra zich niet meer belangrijk zal
uitbreiden en dat de concurrentie met het moderner ingerichte gemeentelijke opwekkings- eri
distributiebedrijf, dat bovendien door de combinatie met de levering aan de tram onder bijzon-

Fig.

1.

DE VOORMALIGE
DEN

CENTRALE V A N D E MAATSCHAPPIJ

HAARLEMMERWEG.

ELECTRA A A N

(Naar een ets).

der gunstige omstandigheden zal verkeeren, op den duur niet mogelijk zal blijken. Er wordt in
het verslag nog nadrukkelijk op gewezen, dat het aantal installaties met eigen stroomopwekking,
zoowel gemeentelijke als particuliere, voortdurend toeneemt, wat mede als een gevolg wordt
aangezien van de hooge stroomprijzen, die door Electra worden bedongen. De meeste van deze
installaties zullen door het op te richten gemeentelijke bedrijf wel kunnen worden bediend.
Het verslag eindigt ten slotte met een aanbeveling aan het Gemeentebestuur om in principe
te besluiten:

62

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

VIII

Het bestaande tramnet van 30 km lengte met 50 km enkel spoor, met toekomstige uitbreiding
tot 120 km enkel spoor, in te richten voor electrische tractie volgens het Trolley-systeem. ),
onder voorbehoud dat voor het centrum der stad een ander systeem, bv. dat van Diatto ),
wordt toegepast, indien dit zoowel voor het bedrijf als voor het gewone straatverkeer voldoende veilig blijkt te zijn.
Een electriciteitsbedrijf voor verlichting en beweegkracht op te richten volgens het draaistroomsysteem, met hoog- en laagspanningskabelnet, voorloopig met een vermogen, vol1

Fig. 2.

GEZICHT OP DE ZUID-WESTZIJDE VAN DE CENTRALE AAN DE HOOGTE KADIJK,


VOORDAT HET ADMINISTRATIEGEBOUW WERD GEBOUWD.

doende voor 25 000 gelijktijdig brandende, resp. 60 000 aangesloten, normaallampen ), met
8

1) De eerste gelectrificeerde tramlijn is inderdaad met het Trolley-systeem uitgevoerd en van 1900
tot 1903 in bedrijf geweest. Het systeem voldeed echter niet en in 1903 werd de lijn voor het beugelsysteem
ingericht, dat ook bij de groote uitbreidingen van het electrische tramnet, die dat jaar in exploitatie kwamen,
en bij alle latere uitbreidingen werd toegepast.
2) Da. een verouderd systeem, volgens hetwelk de stroom wordt afgenomen van contactknoppen, die
tusschen de rails zijn aangebracht en pas onder spanning komen te staan, als de tram zich er boven bevindt.
3) Onder normaallampen werden verstaan kooldraadlampen van 16 kaars.

VIII

GEMEENTE-ELECTRIC1TEITSWERKEN

AMSTERDAM.

63

toekomstige uitbreiding tot een vermogen, geschikt voor 80 000 gelijktijdig brandende,
resp. 200 000 aangesloten, normaallampen.
3. Als plaats voor het gemeenschappelijke centraalstation ten behoeve van de stroomlevering
aan de tram en de havenoutillage eenerzijds en voor verlichting en beweegkracht anderzijds, te bestemmen het terrein op het oude entrept ten Noorden en ten Oosten van de
panden Lente", Zomer", en Herfst"; aldaar een centraalstation te bouwen voorloopig
voor 8000 pk, waarvan terstond op te stellen 6000 pk, met gelegenheid voor toekomstige
uitbreiding tot 12 000 pk.

Fig.

3.

D E MACHINEZAAL DER CENTRALE A A N DE HOOGTE KADIJK, IN


OORSPRONKELIJKE

HARE

GEDAANTE.

4. Tezamen voor beide werken in den voorloopigen omvang, exclusief rails en wagens voor de
tram, havenoutillage en installatie voor straatverhchting, en onder voorbehoud van wijzigingen bij de gedetailleerde uitwerking der plannen en van verandering der materiaalprijzen, een ere die t van vier milhoen gulden toe te staan.

* *^ *
Het voorstel, vervat in bovengenoemde punten, werd door het Gemeentebestuur aanvaard en i n November 1900 besloot de Gemeenteraad tot het stichten van een electrische een-

64

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

VIII

trale. De werkzaamheden geschiedden onder leiding van den heer A . W . R E S S I N G , die later
tot directeur werd benoemd. Einde 1903 konden de machines in bedrijf worden gesteld en kon
met de stroomlevering door het gemeentelijke electrische bedrijf worden aangevangen. Het ketelhuis en het machinehuis, de kolenbergplaats en de losinrichting waren toen zoo goed als gereed;
het administratiegebouw, waarin tevens werden ondergebracht de afdeelingen voor het beproeven
van machines, kabels en apparaten, de meterafdeeling en de afdeeling voor het onderzoek van
kolen, voedingswater, olin enz., kon
echter eerst begin 1905 definitief in
gebruik worden genomen. Fig. 2 geeft
een gezicht op de Zuid-Westzijde der
centrale, voordat tot den bouw van
het administratiegebouw werd overgegaan.
Wat de machinale inrichting
betreft, waren voor de aandrijvende
werktuigen horizontale compoundmachines met condensatie en stoomverdeehng door kleppen gekozen,
die bij 107 omwentelingen per minuut een maximaal vermogen van
1000 pk konden ontwikkelen. Twee
dezer machines waren gekoppeld
met gelijkstroomdynamo's, die onder
een spanning van 600 volt stroom
leverden aan de tram, de havenoutillage, het eigen bedrijf enz.; twee
andere waren gecombineerd met
draaistroomvhegwieldynamo's en leverden stroom onder een spanning
van circa 3000 volt voor verhchting
en beweegkracht. Een vijfde machine
van hetzelfde vermogen, die niet
alleen met een gelijkstroom- maar
ook met een draaistroomdynamo, elk
van het volle vermogen der stoomFig. 4. D E V E R B I N D I N G V A N E E N GROOT A A N T A L KABELS machine, was gekoppeld, vormde de
MET MOFFEN E N TUSSCHENSTUKKEN.
reserve zoowel voor het gelijkstroomals voor het draaistroomgedeelte.
Voorts waren opgesteld: een accumulatorenbatterij voor de tram en een voor de veldopwekking,
hulpmachines voor het laden dezer batterijen enz. Van de oorspronkhjke inrichting der machinezaal geeft fig. 3 een duidelijk beeld.
Aan ketels waren bij of kort na het inbedrijfstellen twaalf stuks gecombineerde Cornwallvlampijpketels voor 10 a 11 atm. overdruk aanwezig, elk van 250 m verwarmend oppervlak
en met een oververhitter van 52 m ; voorts was er een kolenbergplaats voor 3000 ton kolen.
Met de kabellegging voor het hoog- en laagspanningsdraaistroomnet en voor het ge2

VIII

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

65

lijkstroomneten met het plaatsen der transformatoren was men eind 1903 zoover, dat op 28 December 1903 de provisorische locomobielcentrale in de tramremise aan de Brouwersgracht, die sedert
1900 gelijkstroom voor de tram opwekte, kon worden stopgezet, evenals een centrale in het
oostelijke havengebied op het terrein der Handelsinrichtingen, die sedert het jaar 1900 door de
Gemeente werd gexploiteerd en zoowel voor licht en kracht (electrische kranen) als voor een
tramhjntje stroom leverde. De voorziening van de tram en de havenoutillage geschiedde na 28
December 1903 dus geheel vanuit de nieuwe centrale aan de Hoogte Kadijkj twee dagen later
kon worden begonnen met het successievelijk inschakelen van het draaistroomnet (den 30en December 1903) en op 1 Januari 1904
met het leveren van stroom voor licht
en kracht. In verband met de vele
werkzaamheden aan het net, die vaak,
Zooals fig. 4 doet zien, met eigenaardige moeilijkheden gepaard gingen,
werd voorloopig alleen gedurende
een deel van het etmaal stroom
geleverd; op 1 Februari 1904 was het
geheele kabelnet, dat bijna de gansche
stad bestreek, ingeschakeld en kon
de stroomlevering verder onafgebroken dag en nacht plaatsvinden.
Overeenkomstig het advies
van den heer RESSING was een hoogen een laagspanningsdraaistroomnet
aangelegd. In tegenstelling met het
door Electra toegepaste systeem, volgens hetwelk bij iederen klant de
hoogspanning van ca. 2000 volt in
het huis werd ingevoerd en omlaag
werd getransformeerd, werd dus door
het gemeentelijke bedrijf alleen lage
spanning in de huizen gebracht.
Daarentegen paste dit bedrijf een verbruiksspanning toe van 220 volt tusFig. 5. HET TRANSPORT VAN EEN CONDENSOR VOOR DE
schen de aders, welke spanning dus
belangrijk hooger was dan de secun- UITBREIDING VAN DE CENTRALE AAN DE HOOGTE KADIJK.
daire spanning van Electra, die bij
de gewone hchtklanten 55 of 72 of 110 volt bedroeg.
Aangezien reeds in Juli 1903 een tarief voor de stroomlevering door den Raad was vastgesteld, dat belangrijk lagere prijzen inhield dan die, welke door de maatschappij Electra evenals door de meeste andere electriciteitsbedrijven in ons land werden bedongen, kwam er spoedig
een groote vraag om aansluiting, zoodat reeds einde 1903 een vermogen van 1680 kW was aangemeld, waarvan ongeveer de helft voor electromotoren en de helft voor diverse soorten gloeilampen en booglampen. Ook leverde het bedrijf al spoedig stroom voor de openbare verlichting,
vooreerst alleen op het Stationsplein, het Beursplein en de Amstelbrug, spoedig daarna ook
5

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

66

AMSTERDAM.

VIII

in de Kalverstraat, de Reguliersbreestraat, op het Sophiaplein (Muntplein) en het Rembrandtplein, terwijl regelmatig verdere uitbreiding volgde. Deze verlichting geschiedde oorspronkelijk
met vlambooglampen.
Ter vergelijking van de prijzen der beide concurreerende bedrijven diene, dat de gemiddelde ontvangst per opgewekte kWh voor Electra in 1904 ca. 17 cent bedroeg en in 1912 gedaald
was tot ca. 12 cent per kWh, terwijl het gemeentelijke bedrijf een gemiddelde ontvangst per
opgewekte kWh had van 7,5 cent in 1904 en van ca. 7 cent in 1912. Bovendien waren de verhezen

Fig. 6.

BEGIN VAN DEN BOUW VAN HET TWEEDE GEDEELTE VAN HET KETELHUIS DER
CENTRALE AAN DE HOOGTE KADIJK.

in het Electra-net veel grooter (ruim 30 %, tegen ruim 10 % in het gemeentelijke net), wat
vooral veroorzaakt werd, doordat in elk huis een transformatie moest geschieden. Uit een en
ander blijkt, dat de tarieven van Electra, hoezeer deze ook onder den invloed van het gemeentelijke bedrijf waren gedaald, gemiddeld zeer veel hooger waren. Het behoeft dan ook geen verwondering te wekken, dat het nieuw gestichte bedrijf een zeer sterk toenemende belasting kreeg,
die weldra uitbreiding van de centrale en van het kabelnet noodig maakte. Vooral de levering voor
licht en kracht nam snel toe, hoewel ook de tramstroomlevering een geleidelijke stijging vertoonde.
De eerste uitbreiding van het machinevermogen omvatte, behalve een zesde compound-

VIII

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

67

machine met gelijk- en draaistroomgenerator en enkele ketels, een draaistroomturbine van


3000 pk, die 18 October 1906 in bedrijf kwam, nadat provisorisch een kleinere (van 1200 pk)
sinds 14 November 1905 aan de stroomlevering had deelgenomen. Ook in de centrale van Electra
werd omstreeks dien tijd een turbine geplaatst en wel een van 1100 kW, die in November 1906
m bedrijf kwam. Afgezien van enkele kleine uitbreidingen (met een ketel en enkele km kabel)
en van eenige veranderingen aan de ketels is dit bedrijf daarna echter niet meer vergroot

Fig. 7.

BOUW VAN HET TWEEDE GEDEELTE VAN HET KETELHUIS DER CENTRALE
AAN DE HOOGTE KADIJK, IN EEN VERDER STADIUM.

De steeds toenemende belasting der centrale maakte het Weldra noodig, dat de gebouwen
der centrale aan de Hoogte Kadijk tot de dubbele grootte werden uitgebreid. Dit werk, waarvan
in de fig. 5,6, 7 en 8 afbeeldingen zijn gegeven, kwam in 1908 gereed. Er waren toen in het nieuwe
gedeelte opgesteld twee draaistroomturbines, elk van ca. 4000 kW, benevens de noodige ketels
enz., terwijl er plaats was voor nog vier machines van 6000 a 9000 kW met bijbehoorende ketels.Dmstreeks denzelfden tijd werden ook het kolentransport en de stookinrichtingen gemechaniseerd. De zuigerstoommachines werden steeds minder gebruikt, ook die voor de gelijkstroomlevering, en wel omdat het doen opwekken van den gelijkstroom door omzetters, die met draai-

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

68

AMSTERDAM.

VIH

stroom werden gevoed, veel economischer bleek te zijn. Als omzetters werden gebruikt motorgeneratoren, samengesteld uit de voorhanden zijnde aaneengekoppelde, langzaam loopende
gelijkstroom- en draaistroomdynamo's, waarvan het draaistroomgedeelte als motor werkte.
Er werden vier van dergelijke omzetters samengesteld, die ook thans nog in de centrale aan de
Hoogte Kadijk bedrijfsklaar staan en zoo nu en dan dienst doen. De stoommachines werden
successievelijk alle verkocht, de laatste in den oorlogstijd, waarmede de laatste stoomreserve
voor de gehjkstroomproductie, die, naar toen gebleken was, voldoende bedrijfszeker door om-

Fig. 8.

VERGROOTING DER MACHINEZAAL IN HET JAAR 1908. DE DOORBRAAK VAN HET OUDE
NAAR HET NIEUWE GEDEELTE IS JUIST GESCHIED.

zetting kon geschieden, verdween. Voordien was trouwens het omzettervermogen vergroot door
het aanschaffen van twee cascade-omzetters van 1000 kW, terwijl later successievelijk nog vter
nankeromzetters, elk van 1000 kW, werden bijgekocht. De uitbreiding van het tramnet
bracht overigens mede, dat dit ook op andere punten van de stad moest worden gevoed waarvoor ingericht werden: 1. het provisorische onderstation Lexdsche Boschje (in 1918) in het
Westen der stad; 2. het onderstation Obrechtplein (in 1920) in het Z.W. der stad. In elk
station is een vermogen van 2 X 1000 kVA aan omzetters opgesteld.

VIII

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

69

Behalve doordat de uitbreiding van het gebouw der centrale aan de Hoogte Kadijk gereed
kwam (ie fig. 9), is het jaar 1908 van belang, doordat in dat jaar voor het eerst stroom geleverd
werd aan de industrie ten Noorden van het IJ, waarvoor de benoodigde waterkabels door het
IJ in 1907 werden gelegd. Voorloopig betrof het een tweetal fabrieken, nl. de constructiewerkplaatsen der firma D u Croo & Brauns en de Kromhout Motorenfabriek van D . Goedkoop Jr.
De verwachting, dat er spoedig meerdere aansluitingen zouden volgen, speciaal voor grootere
industrien, is niet beschaamd. De levering van electriciteit voor krachtdoeleinden nam trouwens

Fig. 9.

GEZICHT OP DE CENTRALE NA DE VOLTOOIING DER UITBREIDINGSWERKEN.


RECHTS HET ADMINISTRATIEGEBOUW.

toch al een steeds meer overheerschende positie in, zoodanig dat, afgezien van de levering aan
de tram, de krachdevering in het jaar 1910 voor het eerst de lichtlevering overtrof. Op den duur
kwam de kracht nog veel meer op den voorgrond en in het jaar 1924 was het totaal aantal kWh,
dat voor kracht (exclusief de tram) werd geleverd, ca. 58 X 10 , tegen 47 x 10 voor licht, 18
X 10 voor diverse huishoudelijke doeleinden en 14 x 10 voor de tram. De gemeente Zaandam
en het P. E . N . , beide verbruikers van licht zoowel als van krachtstroom, namen nog 37 x 10*
kWh af, zoodat in totaal 174 x 10 kWh werden geleverd.
6

70

GEMEEN TE-ELE C TRI Cl TEITSWERKEN

AMSTERDAM.

VIII

Het behoeft geen betoog, dat de ontwikkeling van het krachtverbrtiik een buitengewoon
gunstigen invloed had op het geheele bedrijf, zoowel wat de grootte als wat het aantal bedrijfsuren van de maximale belasting betreft. Beide factoren werkten samen om een aanzienlijke verlaging der opwek- en distributiekosten per afgeleverde
eenheid te verkrijgen, waarvan
de lichtklanten en de kleinere
krachtverbruikers mede profiteerden. Het mag dan ook geen
verwondering verwekken, dat
er alles op werd gezet om de
grootindustrie te winnen. Behalve dat daartoe de tarieven
zoo laag mogelijk werden gesteld en zelfs soms levering
onder den kostprijs in het belang van het bedrijf werd geacht, maakte men het den fabrikanten zoo gemakkelijk mogelijk om op het net der Gemeente aan te sluiten. Zoo
werd bv. bij velen van hen,
die hever een eigen installatie
in bedrijf hielden, tegen zeer
geringen prijs een aansluiting
gemaakt, met de bedoehng, dat
die eventueel als reserve zou
kunnen worden gebruikt. A l
spoedig ging de fabrikant er in
de meeste gevallen toe over om
van deze reserve gebruik te
maken op tijden van zeer lage
belasting, bv. des nachts of
op Zon- en feestdagen. Op
deze wijze bleken de groote
voordeelen, aan de aansluiting
'7 '6
'O *0 * * '*3
op het G . E.-net verbonden,
en werd van die aansluiting
Fig. 10. DE TOENEMING VAN HET KRACHTVERBRUIK
steeds meer gebruik gemaakt.
IN DE JAREN 19041924.
Gewoonlijkleidde dit er dan toe,
dat, wanneer een uitbreiding
of een geheele of ge deeltehjke vernieuwing van de eigen installatie noodig werd, die uitbreiding of
vernieuwing werd nagelaten, waardoor dan de betreffende fabriek al spoedig een geregelde klant
werd en de rollen in zooverre waren omgekeerd, dat nu de eigen installatie, voor zoover nog aanwezig, in reserve werd gehouden voor de aansluiting op het net der Gemeente-Electriciteitswerken.

VIII

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

71

Ter illustratie van de resultaten, die hiermede werden bereikt, geeft fig. 10 een beeld
van het krachtverbruik i n de jaren 1904 tot en met 1924, gesplitst over de categorien van verbruikers, die een jaarverbruik hebben van 0 tot 10 000 k W h , van 10 000 tot 40 000 k W h , van
40 000 tot

100 0 0 0 k W h en van meer dan

100000

kWh.

Dat door dezen geweldigen groei van het verbruik zoowel de centrale als het net steeds
meer moesten worden uitgebreid, spreekt vanzelf. Werd de eerste kruising van het IJ i n 1908
met twee 3000 volt-kabels uitgevoerd, weldra volgden er meer. In verband met de groote te
overbruggen afstanden werden de kruisingen later voor een spanning van 10 000 volt uitgevoerd. Zeer aanzienlijke verzwaringen van de kabelcapaciteit, die de beide IJ-oevers verbindt,
hadden plaats, nadat i n het jaar 1918 ten Noorden van het IJ een nieuwe centrale, de centrale
I

Fig.

11.

HET LEGGEN VAN TIEN KABELS DOOR HET IJ IN H E T JAAR

il

1920.

N o o r d " , i n bedrijf was gekomen (zie fig.11). Einde 1924 lagen dan ook door het I J , behalve
enkele 3000 volt-kabels, telefoon- en proefdraadkabels, een negentiental 10 000 volt-kabels van
3 x 95 m m . In een niet zeer verre toekomst zal ook dit echter niet voldoende blijken; wellicht
Zal dan met een hoogere spanning worden gewerkt.
2

** *
Ook i n het centralebedrijf weerspiegelde zich de groote vlucht, die het verbruik van
electriciteit nam en i n de i n 1908 gereedgekomen gebouwen werden dan ook steeds meer machines
en ketels geplaatst, al naar de maximale jaarbelasting verder ophep.
Intusschen verwisselde het bedrijf twee keer van directeur. In 1910 verhet de heer RES-

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

72

AMSTERDAM.

VIII

SING het bedrijf; hij werd op 1 Januari 1911 opgevolgd door den heer H . C . J . GRITTERS, die

VERKLARING.

LEVERIH<3S@.BIE0

DER

(sBf0,WHHRRINNEJt
NlET AEELEG.TRIf'ICE.E.RB

Fig.

12.

AtlSirEfiOAtl.

KRACHT'EJUa &ZO/*OE/tE
VKTtt*ufiti*il*<- HOOTV
HET PEfr. HORDT
<mni*Ti*rt*ucjro
<SS/0.

'

HET VERZORGINGSGEBIED DER GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN.

nog geen jaar na de aanvaarding van deze betrekking overleed. In zijn plaats werd benoemd dr.
W . LULOFS, onder wiens leiding het bedrijf thans nog staat.

VIII

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

73

De maatschappij Electra, die nog steeds de concurrentie met het gemeentelijke bedrijf
had volgehouden en wier concessie eerst in het jaar 1918 afliep, wendde zich in het jaar 1913
tot het Gemeentebestuur met het verzoek om haar centrale en het bijbehoorende distributienet
over te nemen. Nog in datzelfde jaar werd overeenstemming verkregen en in den nacht van
30 Juni op 1 Juli 1913 werd de stroomlevering aan de voormalige Electra-klanten door de centrale aan de Hoogte Kadijk overgenomen en de centrale aan den Haarlemmerweg, die toen
onafgebroken 23 jaar lang had gewerkt, stopgezet.
g

Fig.

13.

BOUW VAN HET NIEUWE GEDEELTE VAN HET ADMINISTRATIEGEBOUW.

Voorloopig moest het systeem van distributie van Electra worden aangehouden, waarvoor een provisorisch transformatorstation in de nabijheid van het Stationsplein (hoek Singel
en Brouwersgracht) werd opgesteld, waarin de draaistroom der gemeentelijke centrale in nphase-wisselstroom werd omgezet. Met den grootst mogelijken spoed werd echter gewerkt aan
den ombouw van het Electra-net, die zoodanig geschiedde, dat de 2000 volt-nphase-kabels,
voor zoover mogelijk, als laagspanningsnphase-kabels werden gebruikt en op de laagspanningszijde der draaistroomtransformatoren werden aangesloten. Hierbij diende er dus speciaal op te
worden gelet, dat de verschillende aansluitingen gelijkmatig over deze kabels werden verdeeld.

GEMEENTE-ELE

74

C TRICITEITSWERKEN

AMS TERDAM.

VIII

Een groot deel der Electra-kabels werd echter ook opgegraven en naderhand voor diverse doeleinden gebruikt.
Den hchtverbruikers werd de keus gelaten om f een afzonderlijken transformator in
bruikleen te krijgen, die de netspanning van 220 volt op de door Electra toegepaste spanning
van 72 volt transformeerde, f hun lampen te verwisselen. De motoren waren in het algemeen
op 110 volt aangesloten en konden dus ook heel goed onder een spanning van 127 volt werken.
Voor zoover de krachtinstallatie dus niet zoo groot was, dat zij in aanmerking kwam voor directe

Fig.

14.

HET VOLGEBOUWDE NIEUWE GEDEELTE DER MACHINEZAAL MET DOORKIJK


NAAR HET OUDE GEDEELTE.

aansluiting op het gemeentelijke hoogspanningsnet, werd zij geschakeld tusschen n phase van
het 220 volt-laagspanningsnet en de aarde. De bedoelde omschakelingen waren op 24 September
1915 alle gereed, waarmede dus het verouderde en oneconomische systeem van distributie, dat door
Electra werd toegepast, geheel vervangen was door het meer moderne en aan hoogere economische
eischen beantwoordende systeem van het gemeentelijke bedrijf. Geleidelijk verdwenen de installaties met afzonderlijke transformatoren van 220 op 72 volt en die met op 127 volt aangesloten motoren geheel, zoodat er na verloop van eenige jaren nog slechts weinige over waren.
Gaf de overname van Electra een, zij het ook niet zoo groote, sprongsgewijze toeneming

VHI

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

75

van het debiet, de normale uitbreiding van het afzetgebied hield ook gestadig aan. In het jaar 1914
werd voor het eerst ook buiten de Gemeente stroom geleverd en wel vooreerst aan de toenmalige
Kennemer Electriciteits-Maatschappij (de K.E.M.) het latere Provinciale Electriciteitsbedrijf
van Noordholland (het P.E.N.) die voor de stroomlevering aan de gemeente Broek-in-Waterland, niettegenstaande zij zelf te IJmuiden een eigen centrale exploiteerde, den stroom inkocht
bij het Amsterdamsche bedrijf. Voorts werd in genoemd jaar stroom geleverd aan Zaandam en
Nieuwendam, welke laatste gemeente echter later bij Amsterdam werd ingelijfd. Door de stroomlevering aan de gemeente Diemen en het aanvaarden van concessies voor de gemeenten Landsmeer, Oostzaan en Westzaan in welke laatste- gemeente krachtens bijzondere overeenkomst
door het P.E.N. stroom wordt geleverd kreeg het verzorgingsgebied der Gemeente-Electriciteitswerken ten slotte de gedaante, die in fig. 12 is aangegeven.
Voor deze leveringen naar buiten was
de spanning van 3000 volt niet hoog genoeg, in
verband waarmede bij de centrale de machinespanning van ca. 3000 volt op 10 000 volt werd
getransformeerd. Oorspronkelijk geschiedde dit
met transformatoren van 2000 kVA; later
werden deze vervangen door een type van
4000 kVA, welk type ook voor de transformatie
in de groote onderstations steeds meer in
gebruik kwam, vooral toen de nieuwe centrale
aan de overzijde van het IJ, die den stroom
direct onder 10 000 volt opwekte, het grootste
deel van de levering aan de stad op zich ging
nemen.

*
De uitbreiding van het net stond in de
eerste helft van het jaar 1916 in sterke mate onder
invloed van den watersnood in Noord-Holland.
Fig. 15. HET KETELHUIS DER CENTRALE
Zoo werd bv. daardoor aanstonds uitvoering
AAN DE HOOGTE KADITK.
gegeven aan de reeds lang bestaande plannen om
het IJ bij de Oranjesluizen met 10000 voltkabels te kruisen en op die wijze een afzonderlijke 10 000 volt-voeding van het gebied ten N.O.
van Amsterdam te scheppen. In verband hiermede verrees er een transformatorstation voor
optransformatie van 3000 op 10 000 volt nabij de Oranjesluizen (bij het einde van den Cruquiusweg). Het vermogen van dit station (1000 kVA) bleek echter voor de opgestelde bemalingswerktuigen niet voldoende, aan welk bezwaar door waterkoehng, geforceerde ventilatie, spanningsverhooging enz. nog juist kon worden tegemoetgekomen. Droeg dus het kabelnet gedurende
vrij langen tijd in niet geringe mate bij tot het bezweren van de noodlottige gevolgen van de
overstrooming, ook het opwekkingsbedrijf verleende assistentie. Zoo bv. werden enkele der
hulpwerktuigen uit de centrale tijdelijk overgebracht naar de overstroomde gebieden, om daar
aan de bemaling der ondergeloopen polders deel te nemen.
* * *

GEMEEN TE-ELEC TRICITEITSWERKEN

76

AMS TERDAM.

VIII

Nadat in het jaar 1915 een uitbreiding der administratiegebouwen gereed was gekomen
(zje fig. 13), werd in 1916 het in 1908 voltooide machine- en ketelhuis geheel volgebouwd, althans
wat de machines betreft. In de machinezaal, die in fig. 14 is voorgesteld, waren toen aan turbogeneratoren opgesteld: twee stuks van 2000 kW, twee van 4000 kW, n van circa 6000 kW en
drie van 9000 kW maximaalvermogen, in totaal dus 45 000 kW. Wat de omzetters betreft, stonden er toen vier motorgeneratoren van 750 kW elk en twee cascade-omzetters van 1000 kW.
In het ketelhuis, waarvan fig. 15 een afbeelding geeft, stonden voorts 28 ketels van uiteenloopende
grootte en verschillend type en met in totaal ongeveer 10 000 m verwarmend oppervlak. De veranderingen, die naderhand nog in de centrale aan de Hoogte Kadijk plaats hadden, bleven be2

Fig.

16.

DE GEMEENTELIJKE VUILVERBRANDINGSINRICHTING N DE IN AANBOUW ZIJNDE CENTRALE

N O O R D " AAN DE OVERZIJDE VAN HET IJ, MET DE STOOMLEIDING

VAN

DE

VUILVERBRANDING

NAAR DE CENTRALE.

perkt tot het bijplaatsen van enkele nieuwe ketels, gedeeltelijk in ruil voor het oudste en minst
economisch werkende deel der ketelinstallatie, het overbrengen van een machine naar de later
te bouwen centrale ten Noorden van het IJ, en het vervangen van deze machine door een grootere.
Het spreekt vanzelf, dat, nadat de centrale aan de Hoogte Kadijk was volgebouwd, plannen werden gemaakt voor den bouw van een nieuwe centrale, die in 1916 in uitvoering werden
genomen. De nieuwe centrale werd geprojecteerd aan de overzijde van het IJ, naast de omstreeks
dienzelfden tijd opgerichte vuilverbrandingsovens, waarvan de stoom aan het electriciteitsbedrijf zou worden verkocht en aldaar voor de opwekking van electriciteit zou worden gebruikt.
De kwestie der vuilverbranding was reeds eerder ter sprake gekomen. In het jaar 1907
werd nl. door den toenmahgen directeur der Stadsreiniging voorgesteld, om de tramstroom-

GEMEENTE-ELEC TRI Cl TEITS WERKEN AMS TERDAM.

VIII

77

levering door een te bouwen vuilverbrandingsinstallatie, met de noodige ketelbatterijen, te doen


plaats hebben en dus i n een afzonderlijke centrale onder te brengen. Tegen dit voorstel werd
door den heer RESSING, die toen nog directeur was van het gemeentelijke electriciteitsbedrijf,
i n een afzonderlijke studie, gericht aan B . en W . , krachtig stelling genomen. H i j betoogde, dat
het voorstel oneconomisch was, en wel voornamelijk omdat bedoeld voorstel geheel brak met
het beginsel, o m de opwekking van stroom voor licht en kracht en van stroom voor de tram i n
n bedrijf te concentreeren, terwijl juist de toepassing van dit beginsel er veel toe had bijgedragen
om het gemeentelijke electriciteitsbedrijf zoo snel te doen groeien. Tegenover het voorstel om

Fig.

17.

GEZICHT OP DE CENTRALE N O O R D " ; HET EERSTE KETELHUIS IS VOLTOOID.

de vuilverbranding en de tramstroomlevering te combineeren stelde hij een ander plan, n l . o m


den stoom der vuilverbranding wel te gebruiken voor de opwekking van electriciteit, maar i n
een hulpcentrale, die electrisch gekoppeld zou moeten worden met de centrale aan de Hoogte
Kadijk, en i n een bestaand of toekomstig centrum van verbruik zou moeten liggen. Hierdoor
Zou n l . de verbinding met de hoofdcentrale nooit zeer zwaar behoeven te worden belast en dus
evenredig lichter kunnen worden gedimensionneerd. A l s een bijzonder geschikte plaats werd
door den heer RESSING de overzijde van het I J genoemd, daar reeds ten tijde dat hij zijn
rapport schreef, te voorzien was, dat zich daar op den duur een voldoend groot centrum van

78

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

VIII

belasting zou ontwikkelen. Hierdoor zou dus toch een voedingslijn naar den noordelijken oever
van het IJ noodig zijn, die dan tevens als koppellijn zou kunnen worden gebruikt. Inderdaad
werden, zooals gezegd, reeds het volgende jaar (1908) een tweetal kabels door het IJ gelegd en
voor de voorziening der industrie ten Noorden van het IJ in gebruik genomen.
Het plan tot oprichting eener nieuwe centrale, dat in het jaar 1916 tot uitvoering kwam,
week dus slechts in zooverre van het oorspronkelijke plan van den heer RESSING af, dat er nu
ten Noorden van het IJ een centrale zou worden gebouwd, waarin, behalve met den stoom van de
vuilverbrandingsinrichting, bovendien nog met in de centrale zelf geproduceerden stoom elec-

Fig. 18.

GEZICHT OP DE CENTRALE NOORD" MET GROOTE KOLENBOOT.


HET TWEEDE KETELHUIS IS VOLTOOID.

trische energie zou worden opgewekt. Beslissend voor de plaats van de nieuwe centrale waren
dan ook, behalve de nabijheid der vuilverbrandingsinrichting, de aanwezigheid van een groote
hoeveelheid goed koelwater en de hgging aan diep vaarwater, waardoor de kolen onmiddellijk
vanuit groote zeeschepen op de opslagplaats zouden kunnen worden gebracht.
De nieuwe centrale zou verder voor een stoomspanning van 15 atm. worden ingericht
en zou den stroom onmiddellijk onder een spanning van 10 000 volt opwekken. In de fig. 16,
17 en 18 zijn van de verschillende opeenvolgende stadia van den bouw afbeeldingen gegeven.
Door de ongunstige prijsverhoudingen in den oorlogstijd moest het project der nieuwe
centrale (de centrale Noord") belangrijk worden vereenvoudigd, terwijl ook het werk er niet

VIII

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

79

200 snel door vlotte als oorspronkelijk werd verwacht. Hoewel het gebouw toen nog niet geheel
onder de kap was, kon toch in October 1918 reeds de stroomlevering vanuit de nieuwe centrale
een aanvang nemen en wel voorloopig onder 3000 volt, met een uit de centrale aan de Hoogte
Kadijk (centrale Oost") overgebrachte machine van 2000 kW. Behalve van stoom van de vuilverbranding werd toen ook reeds van in de centrale zelf geproduceerden stoom gebruik gemaakt.
Spoedig werd er een nieuwe machine van 9000 kW bijgeplaatst, waarna in 1919 een tweede
dergelijke machine volgde. De 2000 kW-machine werd later omgeruild voor een 6000 kW-machine
uit de centrale Oost", welke machine, evenals haar voorgangster en in tegenstelling met de

Fig.

19.

KOLENTRANSPORTBAAN VAN DE CENTRALE NOORD".

andere in Noord" opgestelde eenheden, den stroom onder 3000 volt opwekt. Een afzonderlijke
transformatorengroep voor transformatie van 3 op 10 kV brengt de koppehng tot stand tusschen
de 10 000 en de 3000 volt-rails; op de 3000 volt-rails is het grootste deel van het eigen verbruik
der centrale en de belasting van een aantal fabrieken ten Noorden van het IJ in de nabijheid
der centrale aangesloten.
De centrale Noord", die oorspronkelijk niet was opgezet voor een zeer groot vermogen,
werd toch al spoedig belangrijk uitgebreid. Behalve door de belastingstijging werd een en ander
ook in de hand gewerkt door de mogelijkheid, om in Noord" belangrijk goedkooper te produ-

80

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

VIII

ceeren dan i n O o s t " . T o t de oorzaken hiervan dienen vooral te worden gerekend de betere
koelwatercondities,de betere kolenaanvoer, de hoogere stoomspanning en de modernere machines,
waarmede deze jongere centrale uitteraard kon worden uitgerust. E e n overzicht der kolentransporrinrichting biedt fig. 19, terwijl de fig. 20 en 21 onderscheidenlijk een gezicht i n het ketelhuis

en i n d e machinezaal geven. Behalve de 3000 volt-machine van O o s t " van 6000 k W en de beide
10 000 volt-machines van 9000 k W zijn i n deze machinezaal successievelijk vijf groote eenheden
i n bedrijf gekomen, zoodat thans eind 1924 het genstalleerde vermogen bestaat uit de volgende
10000 volt-turbogeneratoren:

VIII

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

81

een 13 500 kW-machine voor 3000 omwentelingen per minuut,


twee 9 000 kW-machines voor 3000 omwentelingen per minuut,
een 15 000 kW-macbine voor 3000 omwentelingen per minuut,
een 10 000 kW-machine voor 1500 omwentelingen per minuut,
een 16 000 kW-machine voor 3000 omwentelingen per minuut,
een 15 000 kW-machine voor 3000 omwentelingen per minuut,
terwijl nog een volgende turbogenerator van 13 500 kW gemonteerd wordt.
Ten slotte geven de figuren 22 en 23 nog een gezicht op de voltooide centrale. Verdere

Fig.

21.

OVERZICHT DER MACHINEZAAL IN DE C E N T R A L E

NOORD".

uitbreidingen zijn nog geprojecteerd, waartoe ook plannen behooren om een veel hoogere stoomspanning (45 atm.) toe te passen.
Dat de nieuwe centrale inderdaad spoedig een groot deel der stroomopwekking overnam,
blijkt uit de volgende cijfers: In 1919 werden in Noord", van de totale opwekking ad 111 X
10 kWh, 31 x 10 kWh opgewekt, in 1924, van de totale opwekking ad 211 x 10 kWh echter
reeds 207 x 10 kWh. De centrale Oost" wordt, zooals uit deze cijfers blijkt, van piekcentrale
steeds meer reservecentrale.
* * *
6

82

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

VIII

Overgaande tot den invloed, dien de oorlog op het bedrijf der Gemeente-Electriciteitswerken heeft uitgeoefend, moet vooreerst worden opgemerkt, dat, hoewel deze invloed natuurlijk van zeer ingrijpenden aard was, hij toch, afgezien van een algemeene stijging van het prijsniveau, geen groote blijvende gevolgen heeft gehad. Het duidelijkste spreekt dit, wanneer men
bv. nagaat, hoe de maximale belasting der centrale in den loop der jaren is gestegen (zie tabel
2 en fig. 57). Weliswaar is er in de oorlogsjaren een belangrijke inzinking waar te nemen, maar
na den oorlog herstelt de vroegere toeneming der maximale belasting zich weer. Dit herstel is
zelfs van dien aard, dat de lijn der maxima na den oorlog vrijwel in het verlengde ligt van deze
lijn, zooals ze voor den oorlog verliep. Ook de andere grafische voorstellingen toonen, voor

Fig. 22.

GEZICHT OP DE CENTRALE NOORD" IN HAAR HUIDIGEN TOESTAND.

zoover daarin de invloed van den oorlog is te onderkennen, een dergelijk terugkeeren tot het
normale verloop van voor den oorlog.
Intusschen is hiermede niet gezegd, dat in de oorlogsjaren niet terdege in alle mogelijke
opzichten met de bijzondere toestanden rekening moest worden gehouden. Wat dit betreft, kan
in het algemeen worden gezegd, dat vlak na het uitbreken van den oorlog een groote terughoudendheid der afnemers viel te bemerken, die echter vrij spoedig verdween. Eerst in het jaar
1917, onder invloed van de distributiemaatregelen en de rantsoeneering, werd het verbruik
belangrijk minder, wat echter in geringe mate ook aan den in het jaar 1916 voor het eerst mgevoerden zomertijd moet worden toegeschreven.
De aanschaffing van materialen leverde al spoedig bijzonder groote moeilijkheden op,

VIII

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

83

niet alleen door de geweldige prijsstijgingen en prijsfluctuaties, maar ook doordat veel materialen
door het buitenland niet meer of slechts in zeer beperkte hoeveelheden werden geleverd. Zooveel
mogelijk werden bestellingen dus in het eigen land geplaatst, wat bv. ten aanzien van de kolen
wel mogelijk bleek; voor andere artikelen (kabels, meters enz.) moest de nationale industrie
echter nog belangrijk worden uitgebreid, zoodat er vaak momenteel een groot tekort was. Met
het reeds aanwezige eigen materiaal werd natuurlijk zoo zuinig mogelijk omgegaan. Zoo werden
bv. de gelijkstroomkabels, die door de inrichting van een tweede omzetterstation voor de tram
zie fig. 24 vrijkwamen en die een zeer aanzienlijk kopergewicht vertegenwoordigden, opgenomen en gesloopt. Ook de meeste kabels van Electra, die in het bestaande net geen dienst
meer konden doen, benevens eenige eigen kabels, die door nieuwen aanleg, omschakelingen

Fig. 23.

GEZICHT OP DE CENTRALE NOORD" (MIDDEN), DE VUILVERBRANDING (RECHTS),


EN HET 50 000 V-STATION VOOR VOEDING VAN DE PROVINCIE (LINKS).

e.d. vrij waren gekomen, werden opgegraven, hoewel daaraan veelal vrij hooge kosten waren
verbonden. Het koper, dat op deze wijze werd verkregen, werd grootendeels naar de Nederlandsche Kabelfabriek te Delft gezonden, om daar tot nieuwe kabels voor het bedrijf te worden
verwerkt. Een gedeelte van het koper werd echter ook door de Hollandsche Draad- en Kabelfabriek ter vervaardiging van installatiedraad gebruikt, terwijl ten slotte een ander deel werd
toegepast in de bovengrondsche netten der omliggende gemeenten, waarvan in dezen tijd verscheidene werden gelectrificeerd. De loodmantels der opgegraven kabels werden voorts ten
deele gebezigd om daaruit koelwaterbuizen te vervaardigen voor de nettransformatoren. De
vergrooting van de transformatorcapaciteit kon nl. ook niet snel genoeg geschieden, met het gevolg, dat in den winter van 1918 op 1919 veel transformatoren boven hun nominaal vermogen

84

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

VIII

moesten worden belast. Kunstmatige koeling was dan ook noodzakelijk en bij gebrek aan koper
werden de koelhuizen van lood gemaakt. Het koelsysteem werd op de waterleiding aangesloten
en op deze wijze gelukte het, de wintercampagne zonder ernstige storingen door te komen.
Het volgende jaar was de transformatorcapaciteit zoover aangevuld, dat de gemproviseerde
koeling geen tweeden winter behoefde door te maken. Ten slotte zij nog medegedeeld, dat zelfs
de bewapening der opgegraven kabels een bestemming vond; het bandijzer werd nl. gebezigd
om er installatiebuis van te vervaardigen, terwijl de ijzerdraadarmeering gebruikt werd als
bewapening van betonwerk in de centrale Noord", die, zooals gezegd, in dien tijd in aanbouw was.
Met de kolenvoorraden moest ook zeer voorzichtig worden omgegaan. Toch heeft het

Fig. 24.

HET ONDERSTATION LEIDSCHE BOSCHJE", HOOFDZAKELIJK INGERICHT

VOOR OMZETTING VAN DRAAISTROOM IN GELIJKSTROOM VOOR DE VOEDING VAN


DE TRAM.

bedrijf nooit gebrek aan brandstof gehad, waartoe, behalve de lichtrantsoeneermg, ook diverse
bezuinigingsmaatregelen, als het stoken van turf en olie, het uitbreiden van het bedrijfslaboratorium en de controle op het stookproces, het inrichten van cursussen voor het stokerspersoneel
enz., het hunne bijdroegen. Toch was op het einde van het jaar 1917 de kolenvoorraad geslonken
tot op 40 % van den voorraad in het begin van dat jaar. Niet alleen de hoeveelheid kolen, ook
de qualiteit liet vaak te wenschen over, terwijl het aantal verschillende kolensoorten zeer groot
was. Verbouwingen aan de roosters hadden meermalen plaats, waardoor er zooveel mogehjk
voor werd gezorgd, dat elke kolensoort op een voor die bepaalde soort meest geschikt rooster
werd verstookt^ Ook voor het verstoken van turf werd een rooster ingericht. De afdeeling Bedrijfseconomie" hield zich niet alleen met deze werkzaamheden bezig, maar onderzocht ook

VIII

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

85

verschillende fabrikaten vuurvaste steen, terwijl zij na opheffing der rijkskolendistributie, i n


Januari 1921, de dagelijksche zorg voor het afwikkelen der brandstoffeninkoopen, de verdeeling
der brandstoffen over de beide centralen en het verdere beheer der brandstofvoorraden toegewezen kreeg. Verder onderzocht zij ook geregeld de diverse kolensoorten en ging zij na, welke
mengsels het beste i n het bedrijf konden worden toegepast.
Ondanks de genoemde maatregelen was het toch niet te vermijden, dat i n het jaar 1918
enkele malen de stoomcapaciteit der centrale niet tegen de zeer snel opkomende lichtbelasting
bleek te zijn opgewassen, wat aan de slechte kwaliteit der kolen en de noodzakelijke zuinigheid
moet worden toegeschreven.
Intusschen waren de jaren 1917 en 1918 ook de ongunstigste; i n 1919 waren de moeilijk-

F i g . 25.

DE CENTRALE AAN DE HOOGTE KADIJK MET DE CENTRALE KEUKEN.

heden minder groot. N a den wapenstilstand i n November 1918 werd het weer minder bezwaarlijk om materialen uit het buitenland, vooral uit Engeland, te betrekken, maar de levertijden waren
zeer lang en vaak was de levering onzeker. D e prijzen bleven voorts hoog, zoodat de moeilijkheden na het sluiten van den wapenstilstand nog geenszins waren opgeheven. Zoo bv. had zich,
als overal elders, i n den oorlogstijd de noodzakelijkheid voorgedaan, om i n de verschillende
stroomleveringscontracten een kolenclausule op te nemen. De prijstoeslag, door deze clausule
verkregen, was vaak zeer belangrijk, wat ook niet te verwonderen valt, als men bedenkt, dat de
gemiddelde kolenprijs over het jaar 1920 50, per ton en de maximale kolenprijs 71,50 per
ton bedroeg, welke prijzen vergeleken moeten worden met die van 7, tot 9, per ton van
vr den oorlog. N a den oorlog verdween deze toeslag echter lang niet onmiddellijk. Terwijl
n l . de gemiddelde verkoopprijs vlak voor den oorlog 7 k 8 cent per k W h bedroeg, werd deze

86

GEMEENTE-ELEC

Fig.

28.

TRI Cl TEITSWERKEN

AMS

TERDAM.

ELECTRISCH DUBBELCOMFOOR, BAKOVEN EN BRAADPAN.

VIII

VIII

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

87

prijs verhoogd met een kolentoeslag, die niet alleen in het


jaar 1918, maar ook in de jaren 1919 en 1920 maximaal nog
ruim 6 cent per kWh bedroeg. Eerst vanaf het jaar 1922
was de toeslag ingevolge de kolenclausule weer veel minder
en wel hoogstens nog slechts ca. 0,5 cent.
Mede als een gevolg van den oorlog moet worden
beschouwd het feit, dat men in de centrale Oost" overging tot het stoken van olie onder sommige ketels, waarvoor
deze speciaal moesten worden ingericht. Gedurende den
tijd van brandstoffenschaarschte, die ook na den oorlog
nog aanhield, gaf
dit een vergrooting
van de totale stoomcapaciteit der centrale, die zeer welkom was, omdat de
bouw van de centrale Noord" door
de bijzondere omstandigheden niet
zoo snel vlotte als
oorspronkelijk was Fig. 29. ELECTRISCHE STOFZUIGER.
gedacht. Ook thans
gaat men in Oost"
door met het stoken van olie, omdat daarmede in deze
reservecentrale in den kortst mogelijken tijd een groot
stoomvermogen ter beschikking kan worden gesteld.
Fig. 30.
ELECTRISCHE BROODROOSTER.
Tot de mobilisatiemaatregelen, waarbij de Gemeente-Electriciteitswerken betrokken waren, behoort
voorts nog het oprichten van een centrale keuken vlak bij de electrische centrale, waar voor het
koken der spijzen stoom uit de centrale werd gebezigd. Een afbeelding
dezer keuken is in fig, 25 gegeven. Ook werd overgegaan tot het
organiseeren van een gemeentelijke warmwatervoorziening.
Merkwaardigheidshalve. zij nog vermeld, dat in den oorlogstijd
de centrale Oost" tegen luchtaanvallen werd beschermd door drie
op het dak opgestelde machinegeweerposten.
De personeelkwestie gaf vooral in den aanvang der mobilisatie groote moeilijkheden, omdat een groot deel der hoogere en
lagere ambtenaren onder de wapenen werd geroepen. Later, toen
steeds meer bijzondere verloven werden verleend, verbeterde de toestand eenigszins, maar toch was het noodig een aantal genterneerde
Belgische militairen tijdelijk in dienst te nemen, speciaal voor bijzondere werkzaamheden, die in den mobilisatietijd wenschelijk
waren gebleken, als het ombouwen van de openbare verlichting Fig. 31. ELECTRISCH
van gas op electriciteit, waartoe in 1917 werd besloten e. d. m. Toen
THEELICHTJE.

GEMEEN TE-ELE C TRI Cl TEITSWERKEN

88

AMS

VIII

TERDAM.

de demobilisatie begon, kon echter weer geheel met


eigen personeel worden volstaan.
*

Fig. 32.

ELECTRISCH INGERICHTE BAD-

KAMER MET 100

L-RESERVOIR, ZONNE-

STRAAL- EN WANDKACHEL.

Tot de maatregelen, die onafhankelijk van het


uitbreken van den oorlog zijn genomen, maar waarvan de uitvoering in sterke mate door den noodtoestand werd beheerscht, behoort de invoering van
het muntmetersysteem, gecombineerd met het verwerken van de kosten der gratis ter beschikking te
stellen installaties met maximaal acht lichtpunten in
den kilowattuurprijs. Oorspronkelijk was het de bedoeling om alleen de arbeiderswijken op deze wijze
te voorzien, maar weldra ging men er toe over om
in dezen ruimere opvattingen te huldigen en kon
iedere gegadigde een dergelijke installatie gratis ter
beschikking krijgen. In het jaar 1918 werd besloten
om zooveel mogelijk alle nog niet aangesloten perceelen volgens dit systeem te electrificeeren, en wel
omdat het in de voorafgaande jaren bewezen had,
levensvatbaar te zijn en zelfs zeer goede resultaten
op te leveren. Deze maatregel, die tengevolge van
de toen heerschende schaarschte aan petroleum en
lichtgas algemeenen ingang vond, bleek dan ook weldra
van overwegend belang te zijn voor het electriciteitsbedrijf. Wel was het verbruik per woning in vele der

nieuw gelectrificeerde buurten vrij gering, maar juist in die


buurten (meerendeels arbeiderswijken) was de dichtheid van
bewoning zoo groot, dat de resulteerende belasting per straat
er vaak grooter bleek te zijn dan in de woonbuurten, die
vroeger waren gelectrificeerd en waar de meer gegoeden
woonden. De bedrijfstijd van de belasting in de arbeiderswijken was natuurlijk niet zoo gunstig; in hoofdzaak bepaalde
het verbruik zich tot hchtverbruik en er was dus een vaak
zeer hooge belasting in de avonduren en een lage belasting
overdag en 's nachts.
De inrichting van muntinstallaties ging in het jaar
1918, tengevolge der bovengenoemde bedrijfspohtiek, z
snel, dat niet tijdig een voldoend aantal muntmeters beschikbaar was, zoodat tijdelijk zoogenaamde meterlooze of nhchtsinstallaties ter beschikking van de verbruikers moesten worden
gesteld. De verbruiker kreeg dan niet meer dan n lichtpunt
en betaalde daarvoor een vast maandelijksch bedrag, dat door
schatting werd bepaald. Dit noodsysteem gaf natuurlijk vrij
veel aanleiding tot ontduiking, waarom, zoodra weer voldoende

Fig. 33.

ELECTRISCHE

THEESTOOF.

VIII

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

89

meters beschikbaar waren, deze installaties van


een meter werden voorzien en tot gewone
muntinstallaties (nu met maximaal vier lichtpunten) werden gemaakt en als zoodanig behandeld. Einde 1919 waren er geen meterlooze
installaties meer over.
De electrificatie van Amsterdam
werd op deze wijze
practisch geheel voltooid, zoodat reeds
in het jaar 1920 Amsterdam de meest intensief gelectrificeerde stad ter wereld kon
worden genoemd; inderdaad zijn sedert Fig. 34. ELECTRISCH FORNUIS.
het jaar 1922 woningen zonder een electrische installatie uitzonderingen geworden.
Toen na den lichtnood de redenen, die tot invoering van het
algemeene muntmetersysteem hadden geleid, kwamen te vervallen,
werd in het jaar 1922 besloten om voor nieuw te electrificeeren woningen
(nieuwbouw) geen gratis installaties meer te leveren. Het aantal dergelijke installaties was toen tot ruim 100 000 gestegen, terwijl het
aantal eigen installaties 20 a 30 000 bedroeg. Gezien vanuit een algemeen economisch standpunt moet deze groote vermeerdering van het
aantal aansluitingen echter niet in de eerste plaats aan de bijzondere
prijsverhoudingen tusschen petroleum, gas en electriciteit tijdens den
oorlog worden toegeschreven. Wel is daardoor het proces der electrificatie versneld, maar als de voornaamste oorzaak moet toch de invoering van de gratis huisinstallatie beschouwd worden.
Dat bij de geschetste vergrooting van het aantal aansluitingen
de belasting der centrdle na de periode der lichtrantsoeneering geweldig
steeg, behoeft geen betoog. Ofschoon deze belastingvermeerdering in
hoofdzaak door het meerdere lichtverbruik werd veroorzaakt, traden
Fig. 35.
BELASTINGtoch ook andere invloeden op, die al spoedig blijken zouden van het
KROMME,
OP
EEN
grootste belang te zijn. Inderdaad hield te toepassing van electriciteit in
KOUDEN WINTERDAG,
de woningen, anders dan voor licht en kracht, dus bv. voor verwarming
VAN EEN TRANSFORvan vertrekken, strijken en andere huishoudelijke bezigheden, verwarMATOR IN EEN BUURT
ming van water enz., die in den oorlogstijd was begonnen en wellicht gunMET VEEL HUISHOUDELIJK VERBRUIK. DE BE- stig was benvloed door de toen heerschende noodtoestanden, zich na
den oorlog niet alleen staande, maar veroverde zelfs meer terrein. Het
LASTING IS OVERDAG
was dus zaak om zoo spoedig mogelijk een oordeel te krijgen over
PRACTISCH EVEN HOOG
den invloed, dien dit huishoudelijke verbruik op de centrale en het net
ALS 'S AVONDS.

90

Fig.

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

36.

E L E C T R I S C H E S T R I J K M A C H I N E , ZOOALS E R IN D E N O O R -

LOGSTIJD O N G E V E E R 150
RIAAL

ZIJN

M E T IJZERDRAAD ALS W E E R S T A N D S M A T E -

GENSTALLEERD.

HIERVAN

ZIJN E R N O G V E L E M E T

HETZELFDE MATERIAAL IN

die installaties waar reeds lichtverbruik is, maakt daarentegen,


mede i n verband met den ten
opzichte van het lichtverbruik
langeren duur van het maximum, slechts relatief onbelangrijke uitbreidingen noodig, terwijl het technische en administratieve beheer er ook zoo goed
als niet voor behoeft te worden
uitgebreid. D i t heeft dus tengevolge, dat i n het tarief op de een
of andere wijze het lichtverbruik
en het overige verbruik gescheiden dienen te worden gehouden.
T o c h is ingevolge den tweeden
eisch (o.a. geen bijzonder groote
extra kosten) een systeem met
dubbele meting en dubbele
leiding reeds uitgesloten. D e be-

Fig.

BEDRIJF.

37.

AMSTERDAM.

VIII

zou hebben en daarna om een


geschikt tarief te ontwerpen.
Aan den eenen kant
zou dit tarief zoo goed mogelijk moeten aansluiten aan de
werkelijke kosten, die het huishoudelijke verbruik voor het
bedrijf veroorzaakt, terwijl anderzijds het tarief ook eenvoudig moest zijn en zonder veel
extra onkosten moest kunnen
worden ingevoerd. D e eerstgenoemde eisch houdt i n , dat
de stroom voor huishoudelijk
verbruik vrijwel geheel tegen
belangrijk lageren prijs moet
worden beschikbaar gesteld
dan die voor het lichtverbruik.
Immers, voor de lichdevering
werd indertijd een kostbaar
distributienet aangelegd en
een zeer omvangrijk technisch
en administratief beheer georganiseerd. Het verbruik voor
huishoudelijke doeleinden i n

H E T ELECTRISCH SOLDEEREN V A N DAKBEDEKKING


LEVERT GEEN BRANDGEVAAR O P .

VIII

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

91

doeling zat namelijk voor om ook bij de kleinere verbruikers, met een lichtverbruik van bv.
slechts ca. 70 k 100 kWh per jaar, toepassing van electriciteit voor huishoudelijke doeleinden mogelijk te maken, terwijl bij deze groep van verbruikers een dergelijk systeem niet rendabel zou zijn.
Verschillende wijzen van verrekening zijn geprobeerd en na een proefstadium onvoldoende gebleken. Zoo werden bv. gedurende eenigen tijd kachels verkocht, die met klokken
waren gecombineerd, waardoor bij de afrekening het verbruik van de kachel kon worden berekend
en volgens een afzonderlijk tarief kon worden betaald.
Een andere manier om het electriciteitsverbruik voor huishoudelijke doeleinden tegen
een afzonderlijk tarief te berekenen, was het toepassen van muntmeters met een zg. krachtdraad.
Het bijzondere van deze meters bestond hierin, dat de stroom, afgenomen op bepaalde daarvoor
aangegeven stopcontacten, door middel
van een afzonderlijken krachtdraad"
door een extra meterstroomspoel van
geringer aantal windingen werd gevoerd.
Hierdoor werd een verbruik geregistreerd, dat kleiner was dan het werkelijke
verbruik, wat op hetzelfde neerkomt,
alsof het betreffende verbruik tegen een
lageren prijs werd geleverd dan het verbruik voor verlichting. Dit systeem, dat
vooral voor strijken gedurende eenigen
tijd nogal veel werd toegepast, had bepaalde bezwaren, waaronder de groote
kans op fraude, die maakten, dat het vrij
spoedig weer werd afgeschaft.
De tariefvorm, die ten slotte bevredigende resultaten afwierp, was het
sedert zeer populair geworden vastrechttarief, dat ook door verscheidene andere
bedrijven, met min of meer groote afwijkingen in de details, werd nagevolgd.
Dit tarief berekent alle te leveren kWh
volgens eenzelfden prijs en wel volgens
den prijs, die eigenlijk alleen voor het
meerdere verbruik boven het verbruik
ELECTRISCHE DISTILLEERKETEL,
voor verlichting kan worden gevraagd. Als
compensatie voor het te weinig ontvangene voor het verbruik voor verlichting wordt dan nog een vaste maandelijksche toeslag geheven.
De gevolgen van de invoering van dit tarief waren voor het bedrijf van zeer verstrekkenden
aard. Op allerlei huishoudelijk gebied bleek de mogelijkheid van electrificatie te bestaan en electrische toestellen voor de meest uiteenloopende doeleinden werden met grooter of kleiner succes
gepropageerd. Naast strijkijzers, kachels en stofzuigers waren het o.a. de comforen, waterketels,
snelkokers, haardrogers, ventilatoren, broodroosters, voetstoven, theelichtjes, warmwaterreservoirs e. a. m., die veel in gebruik kwamen. Afbeeldingen van deze toestellen, zooals die in de
jaren 1923 en 1924 in grooten getale in gebruik kwamen, zijn in de fig. 26 t/m 34 gegeven.
K

>

92

GEMEEN TE-ELE C TRI Cl TEITSWERKEN

AMS TERDAM.

VIII

Bijzondere aandacht moest worden geschonken aan de levering van deugdelijke toestellen.
Over het algemeen lieten de toestellen, die in den handel waren, veel te wenschen over. Eenerzijds
werd de markt nl. overvoerd met goedkoop oorlogsmateriaal, dat veel aanleiding gaf tot storingen
en een laag rendement had, waardoor de toepassing van electriciteit onpopulair dreigde te worden,
terwijl aan den anderen kant de goede toestellen overdreven duur waren en dus niet voldoende
bekend werden. De constructie van electrische toestellen
was trouwens nog een jonge
tak van industrie en er waren
dus de meest uiteenloopende
uitvoeringen, wat zoowel bij
den kooper als bij den verkooper, welke laatste ook
meestal technisch onvoldoende
onderlegd was, verwarring
stichtte. De electrische toestellen vonden daardoor niet dien
aftrek, dien zij bij een goede
constructie en een verstandige
prijsstelling zouden hebben gehad. Het spreekt vanzelf, dat
daardoor zoowel bij het publiek
als bij de installateurs de belangstelling voor den verkoop
van electrische toestellen niet
voldoende op peil bleef en dat
door laatstgenoemden te weinig
aandacht werd geschonken aan
de propaganda, die bovendien
door de te geringe speciale
technische kennis niet doeltreffend kon worden gevoerd.
Een ander bezwaar, dat
zich ernstig deed gevoelen,
was, dat de installatievoorschriften niet waren aangepast
aan de nieuwe toestanden. De
Fig.
39.
ELECTRISCHE BANKETOVEN.
wijze van beveiliging, de onderverdeeling der huisinstallatie in groepen e.d.m. moesten alle worden gewijzigd, wilde men vermijden, dat door de
toepassing van electriciteit in de huishouding de veiligheid der installaties in gevaar werd
gebracht.
De eerstgenoemde bezwaren bleken alleen effectief uit den weg te kunnen worden geruimd door aan het bedrijf zelf een afdeeling te verbinden, die zich met de keuring en den verkoop van toestellen bezig hield. Reeds langen tijd werden geregeld toestellen voor de verbruikers

VIII

GEMEEN TE-ELEC

TRI Cl TEITS WERKEN

AMS

TERDAM.

ai

gerepareerd en beproefd, terwijl ook in eigen beheer toestellen werden vervaardigd. Voor de
installateurs werd nu de gelegenheid opengesteld om met de Gemeente-Electriciteitswerken
samen te werken en naast het gemeentelijke bedrijf de goedgekeurde apparaten in verkoop te
brengen. Vele firma's zagen het voordeel hiervan in en lieten zich door het bedrijf inlichten.
Met de fabrieken ontstond ook een nauwe samenwerking, waarbij er steeds naar werd gestreefd
om te komen tot de constructie van
eenerzijds solide en anderzijds niet te
dure apparaten met een zoo hoog mogelijk rendement.
De herziening der installatievoorschriften werd ook krachtig ter
hand genomen, wat mede het uitvoeren
van verschillende proeven, o.a. ten aanzien van de verwarming van op verschlende wijze gemonteerde leidingen, inhield.
De gevolgen van deze en dergelijke maatregelen bleven niet uit; het
publiek kreeg meer vertrouwen in de
electriciteit en maakte gaarne gebruik
van de voorlichting, die door het bedrijf
werd verstrekt. De toestellenverkoop
door het gemeentelijke bedrijf en door
de installateurs nam snel toe en het
electriciteitsverbruik in de huishouding
steeg in dezelfde verhouding. Het
aantal afgesloten vastrechtcontracten
onderging na het jaar 1919 dan ook
een snelle toeneming, wat uit het volgende staatje moge blijken:

J "*
331

1919
1920
1921
1922
1923
1924

Aantal afgesloten vastrechtcontracten.

713
1 633
4 300
9 845
20 189
30 417

Fig.

40.

TOESTEL VOOR H E T ELECTRISCH


PASTEU RISEE R E N V A N M E L K .

Een overzicht van de electrische toestellen, die werden toegepast, levert het volgende
staatje, waarin voor 288 willekeurig uitgezochte vastrechtverbruikers is aangegeven het aantal
toestellen, dat bij hen in de eerste helft van het jaar 1923 in gebruik was.

94

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKN
Het zijn de volgende toestellen:
322 kachels
41 comforen
252 strijkijzers
35 haardrogers
148 stofzuigers
21 melkkokers
112 waterketels
12 ventilatoren
50 broodroosters
8 thermokranen

AMS TERDAM.

VIII

3 bedkruiken
2 theelichten
1 6 1-reservoir
1 geyser
1 waschmachine.

Opgemerkt zij nog, dat, overeenkomstig de Verwachting, de bedrijfstijd van het huishoudelijke verbruik
zeer gunstig bleek te zijn, zooals door
fig. 35 wordt gellustreerd.
Behalve voor gewone woonhuizen vond het vastrechttarief ook toepassing voor winkels, waardoor speciaal
de talageverhchting na het sluitingsuur
werd bevorderd, terwijl verder ook de
toepassing van lichtreclames door het
vastrechttarief zich belangrijk uitbreidde.
Ingeval voor electrische verwarming zeer groote hoeveelheden stroom
noodig waren, werd tegen een speciaal
verwarmingstarief geleverd, waardoor
het o.a. voor vele groote kantoren
mogelijk is geworden om electrische
verwarming in te voeren. Ook de zg.
industrieele verwarming geschiedde
steeds meer electrisch en wel werden bv.
de navolgende toestellen electrisch ingericht: banket-, brood- en beschuitovens, laschtoestellen, loodsmeltpotten
voor drukkerijen, strijkmachines, broedstoven, suikerpannen, plisse er machines, bordenwanners, naphtalinesmeltketels, warmwatertoestellen enz. Van
een aantal dezer toestellen zijn in de
Fig. 41.
VERKEERSAGENT OP ELECTRISCH
fig. 36 t/m 39 afbeeldingen gegeven.
VERWARMDE VOETPLAAT.
Interessante toepassingen der electrische
verwarming vormen het toestel voor
het pasteuriseeren van melk '(zie fig. 40) en de electrisch verwarmde voetplaten voor verkeersagenten en voor marktverkoopers (zie fig. 41 en 42), terwijl ten slotte nog dient te worden
vermeld, dat ook steeds meer kerken en scholen van electrische verwarming werden voorzien
(zie fig. 43 en 44) en in chemische laboratoria en ziekenhuizen vele nieuwe speciale toepassingen daarvan werden ingevoerd (zie fig. 45).

VIII

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

95

Terugkeeren.de tot het opwekkingsbedrijf, valt in de eerste plaats te vermelden, dat in


het jaar 1920 voor het eerst de centrale Noord" de totale behoefte aan energie op Zondagen,
's nachts, en 's zomers ook overdag op werkdagen, kon dekken. De centrale Oost" kon op die
tijden dus worden stopgezet, wat een besparing op het bedieningspersoneel mogelijk maakte.
Sedert dien is er steeds naar gestreefd de belasting van de centrale Noord" zoo hoog mogelijk
op te voeren, met het gevolg dat de centrale Oost" steeds minder in bedrijf kwam. Hiertoe
heeft in de centrale Noord" in het jaar 1924 nogmaals een uitbreiding van de machinezaal
met bijbehoorende koelwateraan- en
afvoerkanalen plaats gevonden.
In de centrale Oost" hadden
voorts proeven plaats met het stoken
van stofkool, met de bedoeling om dit
procd eventueel in de centrale
Noord" in te voeren. Deze proeven,
begonnen in het jaar 1920, hebben
tot gevolg gehad, dat thans ook in de
centrale Noord" ketels met stofkool
worden gestookt en wel met zeer veel
succes. Een afbeelding van de opstelling der stofkoolmolens geeft fig. 46.
Van groot belang voor de
electriciteitsvoorziening van geheel
Noord-Holland was de oprichting van
de Provinciale en Gemeentelijke Electriciteits Maatschappij (de N . V .
P.E.GJE.M.), die gevormd werd door
de opwekkingsbedrijven der gemeenten Amsterdam en Haarlem en dat
van de Provincie zelf. De bedoehng,
die bij de stichting van deze N . V .
heeft voorgezeten, was, om te komen
tot een nauwer verband tusschen de
stroomproducenten, waarvan een vermindering van de productiekosten
werd verwacht. Zoo kan bv. de productie in gemeenschappelijk overleg
op de meest economische wijze over Fig. 42. EEN GELECTRIFICEERDE HARINGKAR, WAARBIJ
de centralen worden verdeeld, terwijl DE STANDPLAATS DER KOOPLIEDEN VOORZIEN IS VAN
ELECTRISCH VERWARMDE VOETPLATEN.
uitbreidingen daar kunnen plaats vinden, waar ze inderdaad het meest
rendabel zijn. Tot tijdelijk of voortdurend stopzetten van een centrale zal gemakkelijker
kunnen worden besloten; zoo zijn bv. de centralen van het provinciale bedrijf te Naarden en
te IJmuiden thans practisch niet meer in bedrijf. De P.E.G.E.M. levert stroom aan de distributiebedrijven van de gemeenten Amsterdam en Haarlem en van de Provincie, aan welke drie
zelfstandige bedrijven gelijke eenheidsprijzen in rekening worden gebracht. De directeuren

96

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

Fig.

44.

ELECTRISCH VERWARMD

AMSTERDAM.

SCHOOLVERTREK.

VIII

VIII

GEMEENTE-ELECTRICITE1TSWERKEN

AMSTERDAM.

97

dezer drie bedrijven, die vr de stichting van de P.E.G.E.M. elk aan het hoofd van een eigen
opwekkingsbedrijf stonden, vormen nu tezamen de directie van de P.E.G.E.M., Aangezien alle
formaliteiten, verbonden aan de stichting der N.V., einde 1924 nog niet hadden plaatsgevonden,
moge hier met het bovenstaande worden volstaan. Alleen zij nog vermeld, dat de P.E.G.E.M. ook
stroom inkoopt en wel van het hoogovenbedrijf te IJmuiden, waartoe einde 1923 voor het eerst
proeven werden genomen, speciaal in verband met de technische mogelijkheid dier levering bij
de bestaande kabelverbindingen. Over
het jaar 1924 werd in totaal ruim 20
rnilhoenkW hingekocht bij een maximale
belasting van 5000 a 6000 kW. De laatste
maanden van 1924 bedroeg de inkoop
tot 2,5 a 3 x 10 kWh per maand, terwijl
wordt verwacht, dat, na het nemen van
eenige maatregelen ter verbetering van
de electrische koppeling der hoogovencentrale met de P.E.G.E.M.-centralen,
dit bedrag tot 3 a 4 milhoen kWh per
maand zal kunnen worden opgevoerd bij
dezelfde maximale belasting.
6

** *
Wat de distributie betreft, mogen
hier nog de volgende feiten worden gememoreerd. In het jaar 1919 kwam de
10 000 volt-ring tot stand, die de beide
centralen onderling en met de verschillende onderstations voor transformatie
van 10 op 3 kV verbindt. De bouw van
dit ringnet maakte de toepassing van
speciale selectieve beveiligingssystemen
noodzakelijk, terwijl bovendien de vele
beveiligingsinrichtingen in het net en in
de centralen steeds meer zorg vereischten; in verband hiermede werd in het
jaar 1920 een afzonderlijke beveiligingsFig. 45.
TOEPASSINGEN VAN ELECTRISCHE VERWARdienst ingesteld. De bedoelde ring werd
MING IN HET LABORATORIUM.
in den loop der jaren steeds meer verzwaard, zoodat einde 1923 de centralen
Noord" en Oost" door zes kabels van 3 x 95 mm waren gekoppeld. De centrale Noord"
voedt voorts door negen kabels van 3 x 95 mm in de richting van het onderstation Westerpark
(zie fig. 47), dat in het N.W. der stad, ten Zuiden van het IJ ligt, en door vier kabels van 3 x 95
mm naar het nieuwe onderstation Nieuwmarkt (in het centrum der stad), waaraan einde 1924
nog werd gebouwd en dat toen nog slechts gedeeltelijkin bedrijf was. De verbinding van het onderstation Westerpark met het onderstation Obrechtplein (zie fig. 48), in het Z.W. der stad, heeft
plaats door middel van vier kabels van 3 X 95 mm , terwijl ten slotte de centrale Oost" met het
7
2

98

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

VIII

onderstation Obrechtplein door twee dergelijke kabels is verbonden. Deze laatste kabels doen
hoofdzakelijk dienst als reserve, terwijl de eerstgenoemde trajecten normaal steeds voor het
energietransport worden gebruikt.
Voor de transformatie op de verbruiksspanning is in de stad een groot aantal transformatorhuisjes gebouwd (zie fig. 49), terwijl ook zeer veel fabrieksaansluitingen tot stand kwamen,
waarvan de fig. 50 en 51 voorbeelden geven. Het spreekt vanzelt, dat
voor contrle en onderhoud van het
uitgebreide kabelnet met detallooze
aansluitingen bijzondere diensten in
het leven moesten worden geroepen.
Zoo ontstond bv. een persdienst",
die met behulp van de toestellen,
voorgesteld in fig. 52, het hoogspanningskabelnet en de daarop aangesloten toestellen regelmatig onderzoekt. Voorts werd een uitvoerige
meter-contrledienst ingesteld, die,
zooals fig. 53 doet zien, over een
ruim laboratorium beschikt.
Voor de voeding van de Provincie werd tot een hoogere spanning
dan 10 000 volt overgegaan, waartoe
bij de centrale Noord" en bij de
centrale Oost" een station voor optransformatie van 10 op 50 kV verrees, respectievelijk voor voeding in
de richting Wormerveer en die in
de richting Naarden. Het station bij
de centrale Noord" (zie fig. 54)
kwam in het jaar 1922 gereed, terwijl
het station bij de centrale Oost" in
het jaar 1923 in bedrijf kon worden
gesteld. Beide stations ressorteeren
onder de N . V . P.E.G.EM. die ook
een eventueel aan te leggen speciale
Fig. 46. STOFKOOLMOLEN.
koppelverbinding tusschen de centralen der P.E.G.E.M. onder haar
beheer zou krijgen.
De annexatie der gemeente Sloten in het jaar 1921 vergrootte het net der GemeenteElectriciteitswerken met een vrij uitgestrekt laagspanningsnet voor 380 volt met nulleider,
zulks in tegenstelling met het 220 volt-systeem zonder nulleider, dat in het overgroote deel van
de stad werd toegepast. De gemeente Watergraafsmeer, die in hetzelfde jaar werd geannexeerd,
paste voor de distributie gelijkstroom toe, wat, nadat haar eigen machines buiten bedrijf waren
gesteld, een extra omzetting met behulp van nankeromzetters noodig maakte. Later kwam
f

VIII

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

hiervoor een
directe
voeding met draaistroom
van het inmiddels voor
3 x 380 volt met n u l leider omgebouwd gelijkstroomnet
in
de
plaats.
Ook voor de b u i tenwijken der stad ging
men meer en meer over
tot het gebruik van 3 X
380 volt met nulleider.
Door de steeds grooter
wordende afstanden in de
Gemeente zelve kwamen trouwens nog andere vraagpunten naar
voren, bv. betreffende
de spanning, waaronder
de energie aan de laag-

F i g . 47.

AMSTERDAM.

99

HET ONDERSTATION WESTERPARK VOOR TRANSFORMATIE

VAN 10 OP 3 KV.
spannin gstransf ormatiepunten zou
moeten
worden toegevoerd. T o t nog toe was daarvoor meestal 3000 volt gebruikt, op welke spanning
de spanning van 10 000
volt, waarmede de onderstations werden gevoed, eerst omlaag werd
getransformeerd.
De
vraag deed zich nu dus
voor, of niet voor de
nieuwe wijken direct
een transformatie van
10 k V op de verbruiksspanning
voordeehger
zou zijn. D e beantwoording van deze vraag
wordt, behalve door
technische
factoren,
vooral ook door economische factoren bepaald, evenals het probleem van het meest
gewenschte
laagspanningssysteem (380 of
F i g . 48. HET ONDERSTATION OBRECHTPLEIN VOOR TRANSFORMATIE
220 volt). Vele andere
VAN 10 OP 3 KV.

100

Fig. 49.

GEMEEN

TE-ELEC

TRI Cl TEITSWERKEN

AMS

TRANSFORMATORHUISJE AAN DEN AMSTEL VOOR TRANSFORMATIE VAN 3000 OP 220 VOLT.

TERDAM.

VIII

problemen met een min


of meer duidelijk geprononceerd
economisch
aspect sluiten zich hierbij aan. Zoo bv. de
kwestie van den onderlingen afstand der transformatiepunten en van
de uitvoering er van
(huisjes of zuilen), de
stroomdichtheid, die bij
voorkeur in de kabels
dient te worden toegelaten, de meest gewenschte belasting van
transformatoren,
de
kwestie van het uitschakelen van transformatoren bij lagere belastingen, enz. Een aantal van deze problemen
was reeds voor en tijdens

de oprichting der centrale en in de eerste


bedrijfsjaren bestudeerd
door den heer G . DE
GELDER, ingenieur

bij

het bedrijf, die in 1907


den graad van doctor in
de technische wetenschappen behaalde op
een proefschrift, getiteld: De berekening,
de bouw en het bedrijf
van het kabelnet der
gemeente Amsterdam".
De behandeling van
sommige problemen is
daarin echter niet aangepast aan de werkelijk
optredende verhoudingen, terwijl bovendien
de toestanden zich sedert z hebben gewijzigd, dat vele nieuwe

Fig. 50.

DE TRANSFORMATORRUIMTE BIJ DE STOOMMEELFABRIEK


HOLLAND.

VIII

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

101

vraagstukken op den voorgrond zijn getreden. Aangezien de groote omvang, die het bedrijf had
aangenomen, de instelling van een afzonderlijk bureau voor de berekening van het kabelnet

Fig. 51.

DE TRANSFORMATORRUIMTE BIJ DE CACAO- EN CHOCOLADE-

FABRIEK DER GEBRS. SICKESZ. BOVEN DEN TRANSFORMATOR EEN AUTOMATISCHE SCHAKELAAR TER BESPARING VAN IJZERVERLIEZEN.

rechtvaardigde, werd besloten, om de verschillende economische problemen door een afzonderlijke onderafdeeling van den dienst van het kabelnet te doen bestudeeren. Deze afdeeling,
die geleidelijk is ontstaan uit samenwerking met het Centraal Bureau van de Vereeniging van

102

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

VIII

Directeuren van Electriciteitsbedrijven in Nederland, houdt


zich niet alleen bezig met algemeene onderzoekingen, bv. betreffende den mst economischen onderlingen afstand der
voedingspunten, de meest gewenschte onderlinge verhouding
der koper- en ijzerverhezen van
transformatoren enz., maar ook
met het zooveel mogelijk berekenen van alle nieuwe uitbreidingsplannen, het vergelijken van verschillende desbetreffende mogelijkheden, enz.
Dat in de laatste jaren,
evenals in alle andere industrien^
Fig. 52. APPARATEN VOOR HET BEPROEVEN VAN HOOGSPANmeer dan ooit de bezuiniging op
NINGSKABELS EN TOESTELLEN MET GELIJKSTROOM VAN HOOGE
den voorgrond treedt en de
SPANNING.
economische zijde der verschlende maatregelen zorgvuldig
onder het oog wordt gezien, blijkt
ook uit de belangrijke vermindering van personeel, die in alle afdeelingen plaats heeft gehad,
terwijl voorts zooveel mogelijk afdeelingen werden gecombineerd. Als een belangrijke
bezuinigingsmaatregel
moet bv. worden aangemerkt, dat de muntmeters met meer per
maand, maar om de twee
maanden worden opgenomen, terwijl ook de
mechanisatie der administratie hiertoe moet
worden gerekend.
Het 25-jarig regeeringsjubileum van
H . M . de Koningin (in
het jaar 1923) heeft voor
het bedrijf belangrijke
extra werkzaamheden
meegebracht, o.a. het
medewerken aan de inrichting van een feestverlichting door de geheele stad en het orgaFig. 53.
EEN HOEKJE VAN DE METERKAMER IN DE CENTRALE OOST*

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

VIII

103

AMSTERDAM.

niseeren van een kleine


tentoonstelling in een
der zalen van het toen
bijna voltooide gebouw
van het Koloniaal Instituut aan de Linnaeusstraat. Van dit zaaltje
is in fig, 55 een afbeelding weergegeven.
De nu volgende
tabellen en grafieken
mogen ten slotte het
beeld van de ontwikkeling van het bedrijf
nog vervolledigen.

Fig.

54.

H E T 50

000

VOLT-TRANSFORMATORSTATION

BIJ' D E

CENTRALE N O O R D " .

Fig.

55.

E E N GEDEELTE V A N D E N S T A N D DER G . E . W . OP D E J U B I L E U M T E N T O O N S T E L L I N G
I N S E P T E M B E R 1923.

104

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van het hoogspanningsnet.


Aanlegkosten der
centralen
., ,
X iooo,.
*

Jair.

1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

1 683
1 838
2 024
2 629
3 727
4143
4 243
4 521
4 653
4 882
5 143
6 000
6 800
8 000
10 131
12 800
16 400
19 309
21 115
23 541
24 652

Aanlegkosten van I Boekwaarde der


het net
centralen
.
,
^
x iooo,.
x iooo,.
...
I
w m

2 306
2 518
2 840
3 037
3 221
3 425
3 643
3 883
4 149
5 462
6 202
7 650
9053
10 602
13 000
16 707
24 021
27 696
29 326
31726
32 646

Tabel 1 (fig. 56).


Boekwaarde van
het net
x iooo,.

1636
1706
1774
2 248
3191
3 426
3 307
3 357
3 235
3 204
3 413
4 160
4 900
5 600
7 300
9 300
13 400
14 498
15 157
16 382
16 911

2 206
2 275
2 417
2 412
2 387
2 406
2 428
2 457
2 498
3 498
3 867
4 790
5 420
6 516
8 244
11 147
16 000
18 469
18 040
18 069
17 509

Gegevens betreffende het verzorgingsgebied en de stroomopwekking.


.
laar.

1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

~r .. i
. i
Totaal aantal m .
weners der aange
,
*
sloten gemeenten.
555000
561000
567 000
572 000
577 000
582 000
587 000
592 000
597 000
603 000
635 000
643 000
654 000
667 000
671000
675000
705 000
716 000
725 000
735 000
742 000

-Ti
i
T-......
_
Totaal aangeslo1 otaal aantal aan
....
ten vermogen i n
sluitingen.
, , . .. .
.
k W (incl. tram).
'
v

812
1 320
1 806
2 231
2 546
3 020
3 560
4 245
5150
6 566
10 677
27 421
42 806
61 392
100 139
112 050
118 544
123 190
134 639
143 540
153 881

3 230
10 070
12 880
16 030
18 790
21 530
22 400
25 515
32 980
39 350
51 100
57 310
61400
65 500
69 600
74 440
81390
85 870
93 990
105 260
117 030

VIII

lengte van het


hoogspanningsnet
tot en met
.
,
i o ooo V i n k m .

100
121
133
149
157
169
175
185
204
253
266
293
312
324
347
449
476
498
535
608

Tabel 2 (fig. 57).


Totaal aantal door Maximale belas. .
__.i_.j--r
u .
i
het opwekbednif tuig van net opwek
, ,
. m.
L ~r i m V
i
afgeleverde k W h bedrijf i n k W (mcl

.
'
.
- vix
x iooo. *)
eigen verbruik) . ).
r

tr

4 730,0
8 291,0
11388,0
13 466,0
14 984,6
17 773,0
21 567,0
26 554,2
28 879,6
41422,9
45 874,1
54 026,9
74160,6
66 512,7
79 824,3
104123,8
128 927,6
147 764,6
171 701,8
191 727,0
194 545,7

2 060
3 260
4 295
4 955
6 370
7 730
8 720
10 670
13 250
18 200
16 650
22 700
29 000
26400
32 700
46 400
49 000
58700
62 311
71 270
73982

1) D u s inclusief de belasting van het provinciale bedrijf. D e drie laatste jaren behooren de centralen
tot de N . V . P J B . G . E . M .

25

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

AMSTERDAM.

Verkochte
kWh
voor
l i c h t en huishoudelijke
doeleinden

I otaal aantal
' Bedrijfsinhetnetatge-,
. i
j
leverde k W h | , . , . ,
. .
a " - " '

X 1000.
(incl. tram).
| b

Jaar.

H i

1904
1905
1906
1907
1908
1909
910

4 730,0
8 291,0
11 388,0
13 446 0
14 984,0
17 773 0
21 567 0
26 554 2
28 8 7 9 *
41 422,9
45 864 1
5 3 950,3
71 997,5
64 199,4
75 415,7
9 3 568,4
111 352,9
117 040 5

1911

9 2
1913
914
1915
1917
1916
1918
1919
1920
1921
92
1923
1924
>)

SSS'j

148 821,9
164 668,1

1 906
3 015
3 974
4 584
5 894
7 150
8 065
9 866
12 250
16 840
15 400
21 100
I 2 6 000
2 3 700
2 8 000
38 9 0 0
3 9 500
i
43 500
500
< 54 559
j 5 8 247

2 500
2 750
2 880
I 2 930
! 2 550
2 500
2 650
2 700
2 350
I 2 460
2 980
2 550
2 760
I
2 710
2 700
,
2 400
! 2 800
I
2 700
2970
2 720
|
2 830
;

Verkochte
k W h voor
grootindustrie ')

Verkochte
k W h voor
kleinindustrie
X looo.

looo.

669
1 753
2 896
3 734
4 210
5132
5 992
6 703
7 877
10 2 2 7
13 561
16 522
20 300
15 270
2 2 060
2 8 220
34 4 5 0
38 239
45 360
55 490
64 341

24

Tabel 3 (fig. 58)

Gegevens betreffende het verbruik der G . E .

395
3
95
887
887
1 3351
51
1
1 886
1
886
2 0
000
2
00
425
22 425
740
22 740
31
10
00
0
3
3
911
3 911
4
560
4 560
4 088
088
4
4 775
775
4
5 350
350
5
5 164
5
64
6
125
6 125
8 665
665
8
8 725
725
8
8
875
8 875
10 390
390
10
10
100
10 100
-_ .

|
j

|
,

Verkochte
k W h voor
tractie

X iooo.

iooo.

150
150
369
369
651
651
9
94
45
5
1 347
347
1
45
56
6
22 4
760
33 760
4 600
600
4
5 912
5
912
8
762
8 762
111 306
306
15 748
748
15
22
580
2
2 580
26
26 245
245
25 730
730
25
29
655
2
9 655
37
725
37 725
41 185
185
41
45 150
150
45
4
9
700
4 9 700
-

I
|
i

^
|j
!

Verbruik
voor licht en
huishoudelijke doeleinden per
aangesloten
hoofd
in k W h .

'
I
,
,
\
!
!|
|,
1

,
,!

3 429
429
3
4 411
411
4
5 441
441
5
55 893
893
6 61188 0
0
66116633
984
66 984
9 051
051
9
9
9 8840
40
1
1
2
1 1 2 7799
110
8
1 5
058
10
452
0 452
12
094
12 094
99 579
579
10
031
0 031
11
1 6635
35
12
2 2240
40
12 550
550
12
113
3 9950
50
13
788
3 788
114
4 4441
41

22
21
20
19

165
266
317
335
330
335
336
316
306
312
255
120
95
50
44
50
58
62
68
77
83

j
;

i
,

23

18
17

O n d e r groot- resp. k l e i n i n d u s t r i e te verstaan de k r a c h t v e r b r u i k e r s b o v e n resp. onder 4 0 0 0 0 k W h p e r jaar

Financieele
'inancieele gegevens (exploitatie)
(exploitatie).
_ ,
,
Totale opwek-

Taar

1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1911
9 2
1913

llll

.f '
xTio - M

k o s t e n

~
349
443
568
667
646
743
528
853
977

889

1915
1916
1917

1 225
1 810
2 591

1919
920
1921
1922
1923
1924

8113
9 654
7 063
6 056
6 599
6 010

1918

llll

! distributiekosten
X/iooo.>).

,
;

733

1 002
1 280
1 602

640
731
971
1 070
1 123
1 290
1 300
1446
1 676

2 227
3 090
4 193

8 403

11 530
14 388
12 9 0 8
11 004
11 636
11 698

_,
,
Totale
ontvangsten
X IOOO.- ).
1

*
I

1 622

2 376

3 417
4 734
5 845
4 948
5 037
5 688

uitgaven
X iooo.<).

291
288
403
407
477
547
772
593
699

Tabel 4 ((fig9' 59)

_
I

fi

i n

, i), |

c t s

394
642
902
098
1235
368
596
1 778
2 098
2 736

7,5
7,7
7,3
7,2
6,8
6,3
6,0
4,9
5,0
4,1

3,5

8,8

3 701
4 665
4 783

4,1
4,2
6,3

7,9
7,5
8,2

9 171

12 292
17 099
15 752
4 593
5 971
16 546

5 9

3 523

Totale uitgaven |
Totale
het net af- ontvangsten per
q
k W h I verkochte k W h
. i).
i n cts
8,5
8,7
8,8
8,9
8,0
8.7
8,2
7,7
7,6
7,5

10.0

11,0
11.2
8,6
8,2
7,8
7,1

3,4
|
,

13,9
5.4
2.0
2,6
2,4
11,4

0
0
0
0
0
01 O l CU Ol O l

2^!^!
Ol
o>

ui

"?

ai

oi

oi

cri<_r.cr\0;CK

cn

oi

o>

oi

oi

ai

^ 2 2 2 2 2

2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2

i)

T o t en met 1921 is de l e v e r i n g a a n het p r o v i n c i a l e bedrijf mede i n deze

de centralen a a n de N . V . P E G E M niet meer.

cijfers

verwerkt;

n a overdra

dl
O

r<

2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3

2^^^^'-*

F i g . 59.
F i g . 56.

Fig. 58.

F i g . 57.

T o t a a l a a n t a l i n h e t n e t a f g e l e v e r d e k W h X 10 .
M a x i m a l e belasting v a n het concessiegebied m k W A
7

van

^ 2 2

A a n l e g k o s t e n d e r c e n t r a l e X 2 0 0 0 000.
A a n l e g k o s t e n v a n h e t n e t X 2 000 000.
B o e k w a a r d e der centrale
X 2 000 000.
B o e k w a a r d e v a n h e t n e t X 2 0 0 0 000.
L e n g t e v a n h e t h o o g s p a n n i n g s n e t t / m 10 000 V i n k m X 5 0 .

T o t a a l a a n t a l i n w o n e r s d e r a a n g e s l o t e n g e m e e n t e n X 5 0 000.
T o t a a l a a n t a l a a n s l u i t i n g e n X 10 000.
T o t a a l a a n g e s l o t e n v e r m o g e n i n k W X 5 000.
T o t a a l a a n t a l d o o r h e t o p w e k b e d r i j f a f g e l e v e r d e k W h X 10 .
M a x i m a l e b e l a s t i n g v a n h e t o p w e k b e d r i j f i n k W X 5 000.

Bedrijfstijd
Z.
Verkochte
,.+_+_+-+-+-+ V e r k o c h t e
Verkochte
+++
****** *
+ + + + + + + + t

i n uren X
k W h voor
k W h voor
k W h voor

200.
. , _ y
7
l i c h t e n h u i s h o u d e l i j k e d o e l e i n d e n A iu .
k l e i n i n d u s t r i e X W.
grootindustrie X 10'.
1 0

V e r k o c h t e k W h v o o r tractie X 10 .
V e r b r u i k voor licht e n huishoudelijke
hoofd i n k W h X20.
7

ndesloten
p e r aangesloten
a a

doelexnden

Totale
Totale
Totale
Totale
Totale
Totale

o p w e k k o s t e n e n / o f s t r o o m i n k o o p X 1 000 000.
d i s t r i b u t i e k o s t e n X 1 000 000.
u i t g a v e n X 1 000 000.
o n t v a n g s t e n X 1 000 000.
_
uitgaven p e r i n het net afgeleverde k W h in cts.
ontvangsten per verkochte k W h i n cts.

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE
GEMEENTE ZAANDAM.
" ^ ^ B E eerste besprekingen over de electridteitsvoorziening van Zaandam dateeren reeds
I | If
1909. Bij de toen door het College van Burgemeester en Wethouders met de
I
I H Kennemer Electriciteits-Maatschappij gevoerde onderhandelingen was steeds
JM sprake van levering aan de geheele Zaanstreek, waarop vooral door de Zaanlandsche Kamer van Koophandel sterk werd aangedrongen.
Het College van Burgemeester en Wethouders bleek echter op den duur meer te voelen
voor aansluiting aan een naburige gemeente, dan voor het aangaan eener verbintenis met een
particuliere maatschappij, als hoedanig het ook de Kennemer Electriciteits-Maatschappij beschouwde. Toen dan ook op 28 November 1910 door Zaandam ernstige pogingen in het werk
werden gesteld om tot een electriciteitsvoorziening te geraken, geschiedde dit door aansluiting
te vragen aan de gemeente Amsterdam, en wel alleen voor de eigen Gemeente.
Niettemin duurde het tot 4 April 1912 alvorens in den Raad voor het eerst in het openbaar, op een vraag van n der leden, werd medegedeeld, dat Zaandam met Amsterdam in
onderhandeling was getreden, waarop van verschlende zijden, het meest van de latere grootverbruikers, op een spoedige totstandkoming der stroomlevering werd aangedrongen.
Ondanks de verschlende pogingen van de gemeentebesturen van omliggende gemeenten
en van de Zaanlandsche Kamer van Koophandel om een gezamenlijke levering van electrische
energie aan de geheele Zaanstreek te verkrijgen, werkte de gemeente Zaandam hiertoe niet
mede, omdat zij meende, dat een contract voor haar alleen met Amsterdam gunstiger zou zijn.
Na tallooze conferenties en briefwisselingen werd eindelijk in de raadszitting van 2 September 1913 het College van Burgemeester en Wethouders door den Raad gemachtigd, met
Amsterdam een contract te sluiten, betreffende de levering van electrische energie aan de gemeente Zaandam, welk contract 24 October 1913 tot stand kwam.
Het is vooral de heer J . E . W . DUYS geweest, die zich als wethouder voor de totstandkoming van dit contract veel moeite heeft gegeven, waarbij hij zeer krachtig gesteund werd
door den adviseur der Gemeente, den heer ir. H . LOHR, directeur van de Gemeente-Electriciteitswerken te Nijmegen.
In de raadszitting van 29 December 1913 werd aan Burgemeester en Wethouders een
crediet verleend, voor het doen in teekening brengen der electrische leidingen en voor de aanstelling van een tijdelijk ingenieur, waartoe op dien datum benoemd werd de heer ir. S. C. VAN
v a n

06

GEMEENTELIJKE

LICHT BEDRIJVEN

ZAANDAM.

LX

DORSSER, die dan ook op 15 Januari 1914 in functie trad. Na ernstige voorbereidingen en verschillende besprekingen, werd op 17 December 1914 door den Raad een Bedrijfsverordening
voor het gemeentelijk electriciteitsbedrijf" vastgesteld en werd in diezelfde raadszitting de
tijdelijk aangestelde ingenieur tot directeur van dit bedrijf benoemd.
Het met de gemeente Amsterdam gesloten stroomleveringscontract bleek, in verband
met den voorgeschreven langen duur van den spertijd, voor de stroomlevering aan de grootindustrie rninder geschikt te zijn, zoodat dan ook op 13 October 1914 eer belangrijke wijziging
tot stand kwam, waarbij de spertijd aanmerkelijk werd verkort.
Zoo spoedig mogelijk nadat het contract was afgesloten, werd aangevangen met het
ontwerpen van het kabelnet en van een transformatorstation, zoodat nog in het voorjaar van
1914 aan den bouw van dit station kon worden begonnen. Ofschoon oorspronkelijk het plan
had bestaan om het transformatorstation te combineeren met een kantoor- en magazijngebouw,
werd voorloopig alleen overgegaan tot den bouw van het station, dat het meest urgent was in
verband met de bedrijfszekerheid van de stroomlevering. Bovendien wilde ook de Kennemer
Electriciteits-Maatschappij het station gedeeltelijk gebruiken ten behoeve van haar kabels,
die van hieruit verder noordwaarts zouden gaan. Aan dezen wensch tegemoetkomende, werd
bepaald, dat hiervoor een jaarlijksche huursom zou worden betaald, terwijl verder werd overeengekomen, dat de K J E . M . het medegebruik zou krijgen van den voedingskabel AmsterdamZaandam tegen betaling der kosten, die hiervoor door de gemeente Zaandam, krachtens overeenkomst, aan de gemeente Amsterdam waren verschuldigd.
Op 18 April 1914 had de aanbesteding van het transformatorstation plaats en 13 Mei
d a.v. werd de eerste proefpaal geslagen. De eerste steenlegging geschiedde op 20 Juni 1914 en
bij die gelegenheid waarbij tegenwoordig waren, behalve het dagehjksch Bestuur der gemeente Zaandam, de vertegenwoordigers van polder- en waterschapsbesturen en van gemeenten
uit den omtrek alsmede van de Zaanlandsche Kamer van Koophandel - bleek tut een rede
van den heer DYS, welke moeilijkheden men had moeten overwinnen, alvorens de electriciteitsvoorziening tot stand kon worden gebracht. Zoo memoreerde hij de tegenwerking der Regeering, die niet had willen toestaan dat de kabels door het Noordzeekanaal werden gelegd,
waarom men ze dan ook door het IJ had moeten projecteeren, en wees hi) er op, dat deze weigering van overheidswege - waarvan reeds 30 December 1912 door dr. W . LULOFS, directeur der
Gemeente-Elertrititeitswerken te Amsterdam, aan het College van Burgemeester en Wethouders
van Zaandam mededeeling werd gedaan - voor een groot deel ook de reden was, waarom geen
uitvoering kon worden gegeven aan het oorspronkelijke plan om, gelijk met Zaandam, de geheele Zaanstreek van electriciteit te voorzien.
Op 6 April 1914 werd door de G.E.W. te Amsterdam aangevangen met het leggen van
twee voedingskabels van 3 X 50 mm' voor 10000 volt in de dijken van de polders Oostzaan
en Waterland; begin Mei 1914 werd aansluiting verkregen op de door Zaandam gelegde eigen
kabels, terwijl 12 Mei een tijdelijk transformatorstation bereikt werd. Op 8 Juli 1914 werd begonnen met het maken der huisaansluitingen.
Op 1 Augustus 1914 werd door de militaire autoriteiten verzocht, het militaire vliegkamp
van electrisch hcht te voorzien. Door met alle beschikbare krachten zoo hard mogelijk te werken,
was het mogelijk, reeds op 4 Augustus 1914 aan dit verzoek te voldoen. De voeding geschiedde
voorloopig onder een spanning van 3000 volt, waartoe een 10 000/3000 volt-transformator werd
geplaatst aan de werf Conrad", gelegen aan den noordelijken IJ-oever te Amsterdam.
Op 10 Augustus werd de spanning op 10 000 volt gebracht, waarna onmiddellijk met de

LX

GEMEENTELIJKE

LICHTBEDRIJVEN

ZAANDAM.

107

eigenlijke stroomlevering werd aangevangen. Nog op dienzelfden dag kon de electrische installatie van de stoomgortpellerij der firma Zwaardemaker, welke firma reeds herhaaldelijk op
spoed had aangedrongen, in bedrijf kon worden gesteld.
Door den intusschen ingetreden oorlogstoestand werd het moeilijk, de verschillende
materialen op tijd te verkrijgen. Dat toch de stroomlevering op den vastgestelden datum kon
aanvangen, is voor een zeer groot deel te danken geweest aan de groote hulpvaardigheid van
enkele electriciteitsbedrijven, die zoo bereidwillig waren, het jonge bedrijf aan materiaal en
transformatoren te helpen.
Was tot op dat oogenbhk nog slechts door de Oostzijde van de gemeente Zaandam een
kabel gelegd, op 13 Augustus werd begonnen met de electrificatie van den Westkant
der Gemeente, waarna hier reeds op 19
Augustus de eerste aansluitingen in bedrijf
kwamen.
De aanvangsperiode van het bedrijf
viel zeer ongunstig samen met de mobilisatie, waarom dan ook velen, die reeds
tot aansluiting besloten hadden, met het
oog op de kosten der installatie hiervan
weer afzagen. Ware de oorlog een paar
maanden later uitgebroken, 'dan zou zeer
Zeker het aantal direct aangeslotenen veel
grooter zijn geweest.
De eerste zending meters arriveerde
31 Augustus, de tweede zending 5 September. Spoedig waren alle voorradige
meters geplaatst, terwijl verdere zendingen
uitbleven, zoodat niet alle aangeslotenen
een meter konden krijgen. Het verbruik der
piet van een meter voorziene aansluitingen
Werd getaxeerd, doch uit den aard der zaak
Was deze taxatie buitengewoon moeilijk en
gaf zij gereede aanleiding tot misbruik.
"

F i g <

HET ADMINISTRATIEGEBOUW

DER

G.E.W.

T E ZAANDAM.

Voor een groot deel moet het dan ook


hieraan worden toegeschreven, dat de verhouding tusschen de cijfers van den stroom in- en verkoop gedurende de eerste maanden van
het bedrijf zoo ongunstig is geweest.
In de raadsvergadering van 22 April 1915 werd besloten tot den bouw van een definitief
kantoor met magazijn, waarmede 23 Juni 1915 werd aangevangen, en dat geheel voltooid werd
jopgeleverd op 5 April 1916. Door de ingebruikneming van dit gebouw, waarvan fig. 1 een afbeelding geeft, werd het totaal ongeschikte oude schoolgebouw, waarmede het bedrijf zich tot
Idien had moeten behelpen, voorgoed verlaten. Belendend aan het nieuwe kantoorgebouw werd
een hoogspanningsstation ingericht, dat einde 1916 gereed kwam, zoodat een destijds provisorisch
ingerichte zuil (door Amsterdam in bruikleen afgestaan) kon worden gedemonteerd. Een kijkje
in dit station geven de fig. 2 en 3.

108
108

GEMEENTELIJKE

LICHT BEDRIJVEN

ZAANDAM.

IX

In de tweede helft
van 1915 werden verschillende wijzigingen gebracht
in den onderlingen samenhang van het net, door dit,
zoowel wat betreft het
hoogspannings- als het
laagspanningsnet, in diverse districten onder te verdeelen. Afgezien van de
zuil, die, ten behoeve van
de aansluiting der Artillerie- Inrichtingen aan de
Hembrug, nabij de begraafplaats op den Zuiddijk
werd opgesteld, werden
nog enkele steenen transformatorhuisjes gebouwd,
waarvan de fig. 4 en 5
Fig. 2.
DE INRICHTING VAN HET HOOFDSCHAKELST AT ION.
voorbeelden geven.
Het totaal aantal
transformatorstations steeg hierdoor tot acht, waarvan er enkele uitsluitend voor de voeding
van het laagspanningsnet dienst deden en de overigen tevens voor de aansluiting van grootindustrien dienden (zit fig. 6). De spanning van het laagspanningsnet bedroeg 220 volt tusschen
phase en nulleider en 380
volt tusschen de phasen
onderhng.
De oorlog deed den
toevoer van installatiemateriaal zeer sterk afnemen en
waar de prijzen zeer snel
omhoog liepen, werd voor
een groot deel der burgerij
de aanleg van een eigen installatie onbetaalbaar, waarom dan ook zooveel mogelijk muntmeterinstallaties
werden aangelegd; hieraan
is het dan ook zeer zeker te
wijten, dat inwoners, die
krachtens hunne financieele positie in gewone omstandigheden voor een
muntmeterinstallatie met
in aanmerking zouden zijn

Fig.

3.

DE INRICHTING VAN HET HOOFDSCHAKELSTATION.

IX

GEMEENTELIJKE

LICHTBEDRIJVEN

ZAANDAM.

109

gekomen, door het bedrijf op die wijze toch aan electrisch licht werden geholpen.
De watersnood, die in de eerste maanden van 1916 een groot deel van Noord-Holland>
en niet in het minst de gemeente Zaandam, teisterde, veroorzaakte veel herstellingswerk; vooral
bleek de uitwisseling van huisaansluitkasten en meters noodzakelijk.
Op 7 December 1916 werd een rantsoeneering van het verbruik ingevoerd, hetgeen
met het oog op den door den oorlogstoestand heerschenden kolennood noodzakelijk was
geworden; zoowel deze rantsoeneering als de watersnood waren oorzaak, dat over 1916
minder stroom werd afgeleverd dan anders het geval zou zijn geweest.
Waren de gevolgen van den watersnood al spoedig overwonnen, zoo ontstond daartegenover opnieuw een belangrijke vermindering van den stroomafzet, toen verschillende fabrieken
bij gemis aan grondstoffen hun bedrijf moesten stilleggen en enkele contractanten billijkheidshalve niet tot de door
hen gegarandeerde minimum
stroomafname konden worden genoodzaakt.
De op 7 December
1916 ingevoerde rantsoeneering werd verscherpt met
ingang van 8 December 1918
en aan deze verscherpte rantsoeneering werd streng de
hand gehouden.
In den loop van 1918
deelde het Gemeentebestuur
van Amsterdam mede, dat
het zich genoodzaakt zag,
door de stijging der kolenprijzen, de tarieven betreffende de electriciteitslevering
te wijzigen, waardoor krachtens contract

ook Zaandam

Fig. 4.

TRANSFORMATORSTATION NABIJ HET GEMEENTELIJKE

verplicht was de tarieven te


LYCEUM.
verhoogen. Natuurlijk werden
ook de abonnementen van de
aangeslotenen zonder meter verhoogd, maar ondanks dezen maatregel kwam bij de hoogere
eenheidsprijzen nog slechts te duidelijker aan het licht, dat de hoeveelheid stroom, die in de
abonnementsinstallaties werd verbruikt, belangrijk grooter was dan de raming, die aan de vaststelling dezer abonnementen ten grondslag was gelegd.
Met ingang van 1 Februari 1918 werd aan den heer ir. S. C. VAN DORSSER op zijn verzoek eervol ontslag verleend hij bleef nog tot 1 December 1918 als adviseur aan het bedrijf
verbonden waarna met ingang van 1 November 1918 de tegenwoordige directeur, de heer
ir. J. P. VADER, tevens directeur der gasfabriek, als hoofd van het bedrijf optrad.
Door de benoeming van n directeur voor de beide bedrijven werd de samenwerking
tusschen de administraties van de Gemeente-Gasfabriek en de Gemeentelijke Electriciteitswerken sterk bevorderd, zoodat dan ook met 1 Januari 1919 besloten werd om die twee admini-

GEMEENTELIJKE

110

LICHT BEDRIJVEN

IX

ZAANDAM.

straties te vereenigen en den administrateur, kassier en enkele andere titularissen voor beide
bedrijven gezamenlijk te doen optreden.
Het hoogspanningsstation, waarvan de tweede verdieping nog steeds niet geheel was
afgemonteerd, werd in 1918 geheel gereed opgeleverd. In ditzelfde jaar werden in opdracht
van den Raad groote complexen woningen in eigen beheer genstalleerd en werd tevens een groot
gedeelte van de openbare verlichting gelectrificeerd. Te betreuren is het dat juist toen, tengevolge van de duurte, niet kon worden overgegaan tot de invoering van een automatische ontsteking van de straatverlichting.
Mochten in 1919 de scherpe rantsoeneeringsbepalingen zijn opgeheven, de Zaandamsche
industrie bleef toch gedoemd tot geheelen of

Fig.

5.

TRANSFORMATORSTATION

BIJ

DE

__ _ . . .

M E E N T E L I J K E GASFABRIEK T E Z A A N D A M .

__

gedeeltelijken stilstand, tengevolge van het


niet kunnen verkrijgen van de voor de Zaanstreek zoo noodige grondstoffen; de stroomafzet bleef dan ook zeer laag, zoodat er met
verhes moest worden gewerkt. Bovendien
oefenden ook de verhooging van de loonen
en salarissen en de stijging van de materiaalprijzen een ongunstigen invloed op de bedrijfsresultaten uit, omdat zij bij de loopende
contracten niet op de stroomafnemers konden
worden verhaald, terwijl tevens de hooge inkoopsprijs (veroorzaakt door den hoogen
kolenprijs) niet direct gedekt werd door de
lichttarieven.
Na den oorlog kwamen de meters in
zoo'n groot aantal ter beschikking, dat het
mogelijk wrd om alle aangeslotenen van een
meter te voorzien en de abonnementen op te
heffen. Waar hierdoor echter de meters zeer
sterk in aantal toenamen, werd besloten, de
me ter controle en ijking zelf ter hand te
nemen, zoodat op 15 December 1919 werd
overgegaan tot het huren van een afzonderlijk
gebouw, waar een meterijkinrichting en

GE-

' .

'

laboratorium werden ondergebracht en tevens


5

een werkplaats kon worden ingericht, waar


alle reparaties voor het bedrijf konden geschieden en tevens opdrachten voor andere gemeentebedrijven konden worden uitgevoerd.
Door het wederom verkrijgbaar worden van diverse materialen kon aan alles, wat provisorisch was gemaakt, in 1919 een definitief karakter worden gegeven.
In 1919 werd het, ten einde de exploitatierekening sluitend te kunnen maken, door den
Raad noodig geoordeeld, de tarieven te herzien. Reeds in 1920 werden hierop de tarieven nogmaals aan een herziening onderworpen, waarbij het verschil tusschen den prijs voor stroom,
geleverd over een muntmeter en dien, geleverd over een gewonen meter, aanzienlijk werd ver-

LX

GEMEENTELIJKE

LICHTBEDRIJVEN

ZAANDAM.

111

hoogd, en gebracht werd op 5 cent per kWh; tevens werd het aantal gratis lichtpunten, dat in een
muntmeterinstallatie mocht worden aangelegd, aanzienlijk verminderd.
Langzamerhand is na 1920 de positie van het bedrijf gunstiger geworden, doordat de
Zaandamsche industrie weer grondstoffen kon krijgen en er Weer contracten met nieuwe gegadigden werden afgesloten. Met de daling van den kolenprijs ging dan ook een sterke toeneming van
het electriciteitsverbruik van verschillende consumenten gepaard; ofschoon ook thans de groote
rijst- en gortpellerijen, die op het Zaandamsche net zijn aangesloten, nog niet de capaciteit hebben bereikt van voor den oorlog, is toch de afname bevredigend. Vele kleine ondernemers hebben na 1919 een fabriek geopend, maar slechts weinigen daarvan hebben het hoofd boven water
weten te houden, waardoor in enkele gevallen het bedrijf zelfs de aansluitkosten nog niet heeft
kunnen goed maken.

Fig. 6.

TRANSFORMATORSTATION, INGERICHT VOOR VIJF TRANS-

FORMATOREN, BIJ DE N.V. ZWAARDEMAKERS HANDEL & INDUSTRIE


MAATSCHAPPIJ TE ZAANDAM.

Het goede voorbeeld voor oogen hebbende van Amsterdam, heeft ook de gemeente
Zaandam gemeend, electrische verbruiksartikelen a contant en in huurkoop te moeten verstrekken.
Vooral in 1920 en 1921 is een vrij belangrijk deel der inkomsten uit meergenoemden verkoop
verkregen.
In 1921 werd voor het eerst winst gemaakt, die sedert jaarlijks aanzienlijk is toegenomen,
zoodat dan ook de tarieven, die in 1920 hun maximum hebben bereikt, nadien weer verlaagd
zijn en wel voor licht met 9 cent per kWh en voor klein-krachtverbruik met 7 cent per kWh.
In 1922 werd een groote verbetering aangebracht in het kabelnet, door het leggen van een
kabel door de Zaan bij de spoorbrug in het baanvak ZaandamPurmerend, waardoor de verbinding van Oost- en Westkant tot stand kwam, zoodat voeding over twee zijden kan plaats
vinden, hetgeen vooral bij storing van belang is.

112

GEMEENTELIJKE

LICHT BEDRIJVEN

ZAANDAM.

IX

In 1922 werd, voorloopig bij wijze van proef, het vastrechttarief ingevoerd, dat echtei
nog niet beschikbaar werd gesteld voor winkeliers. Bij dit vastrechttarief werd, voor zoovei
mogelijk, als maatstaf aangenomen het gemiddelde verbruik over de laatste drie jaren; waai
dit niet kon, werd het verbruik getaxeerd.
Met ingang van 1 Januari 1923 werd het vastrechttarief definitief ingevoerd en me
ingang van 15 December 1923 werd een soortgelijk vastrechttarief ook voor winkeliers verkrijgbaar gesteld.
Voor dit laatste tarief werd als jaarverbruik aangenomen driemaal het verbruik over di
maanden November en December, tenzij het gemiddelde jaarverbruik over de laatste drie jarei
hooger was. In dit geval werd het gemiddelde jaarverbruik aangehouden.
Het vastrechttarief bleek heel goed te voldoen; tot dusverre is de prijs 8 cent per kW!
boven een bepaald aantal kWh, dat tegen den normalen prijs moet worden afgenomen. Reed
in het jaar 1923 was het verbruik van hen, die het vastrechttarief hadden gekozen, 80 % groote
dan de hoeveelheid, die vroeger door hen werd afgenomen.
Einde 1924 waren vier voedingspunten uitsluitend voor het net in bedrijf, terwijl bij 1
grootverbruikers transformatoren waren opgesteld en ook bagspanningsruimten waren gen
stalleerd, dienende voor netvoeding.
De belasting van den voedingskabel vanuit Amsterdam is thans zoo groot geworden, <k
aan de twee 10 000 voltkabels 3 X 50 mm een derde kabel als reserve zal worden toegevoegc
Door den Raad zijn in 1924 de tarieven als volgt vastgesteld:
A. voor verlichting:
voor de eerste 2500 kWh
f 0,27 per kW
volgende 2500 ,

2500
>

2

25

23

B. voor beweegkracht en andere doeleinden, behalve verlichting:


voor de eerste
2500 kWh
volgende 2500
2500

/ 0,19 per kW

"
>

18

16

C. Voor verhchting, beweegkracht en andere doeleinden:


1. van 4 uur 's namiddags tot 6.30 's namiddags, gedurende de tijdperken van 1 Januari tot en met 15 Februari en van 15 October tot
en met 31 December van elk kalenderjaar, uitgezonderd Zaterdags
en Zondags
/ 0,27 per kW
2. voor alle overige tijden van het kalenderjaar:
voor de eerste 2500 kWh
/ 0,16 per kW
volgende 2500 ,


1 4

D. Voor muntmeterinstallaties

0,33

In verband met de financieele hulp door het Rijk aan Zaandam geboden, moeten deze t;
rieven aan de goedkeuring van de Regeering worden onderworpen; deze goedkeuring was einc
1924 nog niet binnengekomen.
Uit de bijgevoegde tabellen 1 t/m 4 (zie fig. 7 t/m 10) moge de groei van de GemeenK
1 2 1 T7i^r,v,-tP,-tc rWpti t * Zaandam noe nader bliiken. De in tabel 1 aangegeven aanlegkoste
WP

IX

GEMEENTELIJKE

LICHTBEDRIJVEN

ZAANDAM.

113

van het net bestaan uit: a. Voedingskabel vanaf de centrale Amsterdam naar het transformatorstation te Zaandam; b. transformatorstation met electrische inrichting; c. hoogspanningsnet
m de gemeente Zaandam; d. de transformatoren; e. de electrische inrichting van de hoogspanmngsruimten. De vermindering der aanlegkosten van het net in 1918 is het gevolg van het
afvoeren van n der voedingskabels. De lengte van het hoogspanningsnet bedroeg op 31 December 1924 19,25 km, die van het laagspanningsnet 42,82 km. De totale kabellengte, inclusief
25,312 km huisaansluitkabels, bedroeg 87,382 km. Het net had een kopergewicht van 10 201,8
kg (hoogspanningskabels), 38 401,0 kg (laagspanningskabels), 4701,8 kg (huisaansluitkabels),
totaal 53 304,6 kg.
Van de in tabel 2 aangegeven capaciteit der aangesloten transformatoren waren van de
50 transformatoren, met een totaal vermogen van 6240 kVA, 7 transformatoren, met een totaal
vermogen van 2250 kVA, opgesteld bij de Arterie-Inrichting aan de Hembrug.
Onder de in tabel 3 aangegeven maximale belasting is te verstaan de maximale belasting
(kwartier-gemiddelde), opgetreden in den spertijd. Van 1914 tot 1918 is het aantal verkochte
kWh voor hcht en huishoudelijke doeleinden, voor kracht en voor kleinindustrie niet afzonderlijk
gehouden, vanaf 1919 is deze splitsing doorgevoerd. Tevens zij nog vermeld, dat het aantal
ingekochte kWh, met inbegrip van transformator- en netverliezen, in 1924 bedroeg: 7 377 521 kWh.
Ten slotte zijn onder de totale uitgaven (tabel 4) opgenomen alle lasten van het bedrijf
t.w. loonen, onderhoudskosten, onkosten, rente, afschrijving en recognitin voor het hebben
van kabels in gemeentegrond.

7114
77

GEMEENTELIJKE L1CHTBEDRIJVEN ZAANDAM.

Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van het net.


Taar
1

A^egkostenvan I Boekwaarde van


het net
het net
X iooo,-.
X /iooo-.


171,0
196,3
255,3

1915
1916
1917
1918

1919
920
1021
922

'

IOOI

.SS

200

230,8
292,9
311 4
3223

7.OQ %

i a n e

iMX
0,609
2,185
6,620

'

n'858
17,858
20,214
22,085

!fSJ

204,2
258,8
267,3
^
26^4
2*6

3^,0

Tabel
' 1 (fig.
' 7).
''

sluitingen
"
Totaal aantal
]^h sluitingen
Jaar. inwoners der
. voor kleingemeente. ejKeaoei
Heliike doel- ^ fy ak,\,
einden.
A

g n

a a n

h u i s h o u

k r a c h t

Utt

1914 1

26 576

91

?9$
1918

27 591
2 8117
28 372

37?
S
1 642

1919

28 352

2 103

2 7

1920
1921
1922
1923
19241

28 884
28 965
29 180
29 549
29 925

2 605
2 843
2 909
3 471
3 758

e n

tV

22
|
67
19

151
88
188
208
213

2276
2,276
3,511
6,705

SS

16,693
18,584
17,700
18,209
18.427
19^50

4 822

30,058.
32,568
35,323
37,953

41,330

42,820

4,2Z
18,555
20,582
2 ,957
zo,oy*
25,312

Tabel 2 (fig. 8).

Gegevens betreffende het verzorgingsgebied.

v o o r

Lengte van het I Lengte van het I L a j ^ ^


hoogspanningsnet
laagspanningsnet huisaansluitkabels
t/m iQ ooo Vin km. |
m km.
|
m km.

*
168,0
188,7
242,3

219 7

Aantal aansluitingen
jjein.
industrie.

v o o r

3
32
74
17

34
1
118
127

Aantal aan- pariteit der


sluitingen
aangesloten
oor groot- transforma- |
industrie.
toren in
|

Totaal aan
gesloten, vej
mogen in
kW.

I
'
1

3
13
17
22

26
29
29
45
51

270
!

551

2 495
2 810
'flO

3 394
4 292
3 g

3 500

4208

4 400
5 415
5 445
5 975
6 240

5 142
5 391
5 931

GEMEENTELIJKE

LICHT BEDRIJVEN

Tabel 3 (fig. 9)

Gegevens betreffende het verbruik.

Jaar.

(Maximale
Totaal aantal: belasting
inhetnetafge- van het
leverde
geheele
kWh
bedrijf
Xiooo ).
in k W .

Bedrijfstijd
in uren.

1914 |
1915 |
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924 1

115,8
1 172,9
1296,8
2 190,3
1 713,0
2 451,5
3 218,0
3 632,1
3 922,1
4 329,6
5 468,2

!
|

242
520
1 260
1439
640
871
1003
1420
1 045
1083
1 280

480
2 260
1 030
1 520
2 680
2 810
3 200
2 550
3 750
4 000
4 270

Verkochte < Verkochte


k W h voor
k W h voor
Verkochte I Verkochte
licht en huis- kleinkrachtk W h voor j k W h voor
houdelijke
en
kleinindustrie grootindustrie
doeleinden
lichtverbruik
X iooo. ! X iooo.
X 1000.
X 1000.
I

329,2
414,0
466,0
534,4
613,4
678,4

~l4fi~
105,1
209,6
309,0
434,3
40,8
46,3
51,5
56,0
47,9
44,1

I
I
i

217,7
253,4
230,2
208,4
164,2
161,2

101,0
1 067,8
1 087,2
1 881,3
1 258,7
1 604,2
2 421,6
2 800,0
| 3 055,2
I 3 442,2
4 512,2

Verbruik
,. , ^ .
, ! ,:^ ~
, ^ )
doeleinden per
, ?9 "
jhoofd in k W h .
v o

c h t

u d

Financieele gegevens (exploitatie).

1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

distributiekosten
X 1000.-.

<* <=
uitgaven
X/.oco.-.

44,6
129,3
245,9
393,8
327,7
391,0
198,3
172,1
180,7
202,1

27,5
40,9
67,7
151,8
169,5
228,3
273,7
261,7
287,3
266,4

72,2
170,2
313,6
545,6
497,3
619,6
471,9
433,8
468,0
468,6

|
I
!

25

24

24

23

23

23

22

22

a a

e s

k e

22

21

21

21

20

20

20

19

19

19

18

18

18

17

17

17

16

16

16

15

15

15

14

14

14

13

13

13

12

12

12

11

11

11

10

10

10

t e

11,5
14,4
16,1
18,3
20,8
22,7

!
|
I
j

Tabel 4 (fig- 10)

S t e n e'n of
sTroominkooD
XfTooo
x r 1000. .

T o t a l e

25

24

l s

Exclusief het verbruik der Artillerie Inrichtingen Hembrug en met inbegrip van de openbare verlichting.

a a n

25
ZAANDAM.

al

Totale
ontvangsten
X 1000...

48,8
171,4
303,8
525,2
460,4
612,5
482,3
475,4
506,8
510,3

f
l^^f
^
. V a n g s t e n per
het net afgeleverde
verkochte
j k W h in cts.
k W h in cts.
T o t a l e

5,96
3,73
4,65
10,59
12,55
14.14
9^27
8,13
7,35
6,78

3,88
3,76
4.52
10,17
11,61
13,97
9,47
8,91
8,98
7,39

3-10
:S
CT* CT

h 00 . 01 o
z ? : 2 i r ' - < M
C\
Ol
0\
Ol
L

<-i oi
N
N
Q>

N
O*

M
CTt

F i g . 7.

Aanlegkosten van het net X 100 000.


Boekwaarde van het net X 100 000.
Lengte van het hoogspanningsnet t/m 10 000
volt in km X 10.
Lengte van het laagspanningsnet in k m X 10.
Lengte van de huisaansluitkabels in km X 10.

1
* i o \ o i > o o a N O

^
IT"
T
<^
<N
Cft CTi Cfl CTi CTi W
1

Cri

0\

CM

CM

Ol

oo >*

IN
Ol

CM

F i g . 8.

Totaal aantal inwoners der gemeente X 10 000.


. Aantal aansluitingen voor licht en huishoudelijke doeleinden X 1 000.
Aantal aansluitingen voor klein kracht- en
lichtverbruik X 10.
Aantal aansluitingen voor kleinindustrie X 10.
Aantal aansluitingen voor grootindustrie X 10.
Totale capaciteit der aangesloten transformatoren in k V A .
Totaal aangesloten vermogen in k W .

*
lO
f>
00 Cfi
? J ~ : ^
^ ' ul
O
<J\ O V Os (J\
l

O
rH
CM 00 -"f
? C M O I C M
CT\
CTi CTi
<7\ CTl
,

F i g . 9.

Totaal aantal in het net afgeleverde k W h


X 500 000.
Maximale belasting van het geheele bedrijf in
k W X 1 000.
Bedrijfstijd in uren X 200.
Verkochte k W h voor kleinindustrie, licht en
huishoudelijke doeleinden X 500 000.
Verkochte k W h voor licht en huishoudelijke
doeleinden X 500 000.
Verkochte k W h voor kleinkracht- en lichtverbruik X 500 000.
Verkochte k W h voor kleinindustrie X 500 000.
Verkochte k W h voor grootindustrie X 500 000.
Verbruik voor licht en huishoudelijke doeleinden per aangesloten hoofd in k W h X 10.

lO

oi

>0

l>

J5 ~
oi oi

00 CTi O
^
CM

oi

o>

H
N

oi

N
M

F i g . 10.

Totale opwekkosten en/of stroominkoop


X 100 000.
Totale distributiekosten X 100 000.
Totale uitgaven
X 100 000.
Totale ontvangsten
X 100 000.
Totale uitgaven per in het net afgeleverde
k W h in cts.
Totale ontvangsten per verkochte k W h in cts.

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING V A N D E G E M E E N T E
HAARLEM EN ENKELE OMLIGGENDE GEMEENTEN.
Augustus 1902 werd met de stroomlevering in de gemeente Haarlem
m aangevangen door de inbedrijfstelling van een electrische centrale, gelegen aan het
) U Noorder Buitenspaarne, op een terrein, aangekocht ten behoeve van de lichtfe^lM
fabrieken voor deze Gemeente. De afstand van de centrale tot het centrum van
"
( Groote Markt) bedraagt ca. 1600 m. Deze kleine centrale (fig. 1),
waarin opgesteld waren twee verticale compoundstoommachines, elk gekoppeld aan een
gelijkstroomdynamo van 200 kW vermogen, diende in de eerste plaats voor stroomlevering
aan de gasfabriek, op hetzelfde terrein gelegen, en tevens voor stroomlevering aan een 40-tal
installaties in de Gemeente, met een aansluitwaarde van 164 kW. Parallel aan de dynamo's
(fig. 2) werkte een accumulatorenbatterij van 2 x 145 cellen, met een capaciteit van 900 ampre-uren bij ontlading in drie uren. In het ketelhuis waren aanvankelijk opgesteld drie Lancashire-ketels, elk van 90 m verwarmend oppervlak en met een stoomspanning van 10 atm.
Geleverd werd gelijkstroom met een spanning van 2 x 220 volt; het net werd als drieleidernet
uitgevoerd met een hoofdvoedingspunt, gelegen in het centrum der stad, dat door ware hoofdvoedingsleidingen met de centrale was verbonden.
d e n

fcr-^^j

e e r s t e n

pj

d e

s t a d

d e

Deze gelijkstroomcentrale werd uitgebreid met een verticale Stork-Stumpf-stoommachine,


gekoppeld met twee gelijkstroomdynamo's van resp. 600 en 300 kW, terwijl aan het ketelhuis
nog een kleine uitbreiding werd gegeven.
In het jaar 1911 nam het Gemeentebestuur van Haarlem het besluit, de gemeente-lichtfabrieken te splitsen in een gemeente-gasbedrijf en een gemeente-electrititeitsbedrijf, zoodat
met het jaar 1912 een nieuw tijdperk intrad.
Door de steeds toenemende vraag naar stroom werd het nu noodig om zoowel aan de
centrale als aan het net een afdoende uitbreiding te geven. De directie gaf daarom het Gemeentebestuur van Haarlem in overweging een nieuwe draaistroomcentrale te bouwen, ingericht voor
opwekking van den stroom onder een spanning van 6000 volt. Met den bouw van deze nieuwe
draaistroomcentrale werd in het jaar 1911 begonnen.
*

: i'v'.

Ook aan den netbouw werd thans volle aandacht geschonken en alhoewel een oogenblik
gedacht werd aan den bouw van een omzetterstation in het centrum van de Gemeente, werd

116

GEMEEN TE-ELE C TRI Cl TEITSBEDRIJF

HAARLEM.

ELECTRISCHE CEHTRALE HAARLEti I 9 Q 2

Fig. 1.

Fig. 2.

PLATTEGROND DER CENTRALE I N

1902.

DE BEIDE OORSPRONKELIJKE STOOMDYNAMO'S V A N 200 K W .

GEMEEN

TE-ELEC

TRI Cl TEITSBEDRI

JF HAARLEM.

U7
117

na rijp beraad besloten de gelijkstroomnetten niet verder dan hoog noodzakelijk uit te breiden.
Voor de verdere stroomvoorziening werd een draaistroomringnet voor een spanning van 6000
volt rondom de gemeente Haarlem aangelegd, waaruit de stroom, noodig voor de buitenwijken

Fig. 3.

VERDEELSTATION MET DRIE TRANSFORMATOREN, ELK VAN

400 KVA.

van de gemeente Haarlem, voor de gemeente Schoten en de gemeente Heemstede en een deel
van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude, kon worden betrokken, terwijl een diagonaalkabel werd gelegd voor levering van draaistroom naar het centrum van de Gemeente. De

118

GEMEEN TE-ELE C TRI Cl TEITSBEDRI JF

Fig. 4.

HET

6000

HAARLEM.

VO L T - H O O G S P A N N I N G S K A B E L N E T .

GEMEENTE-ELECTRICITEITSBEDRIJF

HAARLEM.

119

hooge spanning van 6000 volt werd voor verdere distributie getransformeerd op een spanning
van 220 volt voor lichtdoeleinden en van 380 volt voor krachtdoeleinden. Een afbeelding van een
der daarvoor benoodigde transformatorstations geeft fig. 3.
Op bijgaand kaartje (zie fig. 4) is het 6000 volt-hoogspanningskabelnet aangegeven.
Door den aanleg van de hoogspanningsdraaistroomnetten is de gelijkstroom in de gemeente
Haarlem feitelijk ten doode opgeschreven en worden de gehjkstroomnetten successievelijk
vervangen door draaistrcomnetten.

Fig. 5.

GEZICHT OP DE NIEUWE CENTRALE.

In de nieuwe centrale (zie fig. 5), waarvan de bouw gereed kwam in het jaar 1912, werd
als eerste machine geplaatst een turbine met een vermogen van 1000 kW, waaraan gekoppeld
een draaistroomgenerator van 1000 kW en een gelijkstroomdynamo van 350 kW; tevens werden,
als gevolg van het aangaan van een overeenkomst tot stroomlevering aan de Hollandsche IJzeren
Spoorweg Maatschappij ten behoeve van hare tramlijnen, twee motorgeneratoren, elk met een
vermogen van 250 kW, aangeschaft en in bedrijf gesteld. Deze omzetters leveren gelijkstroom

120

GEMEEN TE-ELEC TRICI TEITSBEDRIJF

HAARLEM.

met een spanning van ca. 1100 volt aan de tramnetten van de H . I J . S. M . T e n einde over v o l doenden stoom voor de turbines te kunnen beschikken, werd i n het jaar 1913 een nieuw ketelhuis gebouwd, waarin geplaatst werden vier Stirling-ketels met een gezamenlijk verwarmend
oppervlak van ca. 1200 m .
Door het aangaan van overeenkomsten tot levering van stroom aan de Electrische Spoorweg-Maatschappij waardoor ook het i n fig. 6 afgebeelde omzetterstation noodig werd aan
de Eerste Nederlandsche Electrische Tramwegmaatschappij en aan de gemeente Heemstede,
werd het al spoedig opnieuw noodzakelijk, de turbinecapaciteit van de centrale uit te breiden;
2

F i g . 6.

OMZETTERSTATION VAN DE ELECTRISCHE SPOORWEG-MAATSCHAPPIJ.

besloten werd tot aanschaffing van een turbine-aggregaat met een maximale capaciteit van 2600
k W bij 6500 volt. D i t aggregaat werd i n den winter van het jaar 1913 i n bedrijf gesteld.
Alhoewel de gelijkstroomnetten niet verder werden uitgebreid, hield de vraag naar gelijkstroom voor de oude netten aan, zoodat een cascade-omzetter met een capaciteit van 800 k W
moest worden bijgeplaatst. T e n slotte werd i n het jaar 1915 nog een nankeromzetter met een
normaal vermogen van 600 k W aan de gelijkstroomcentrale toegevoegd; hiermede bereikte
het beschikbare gelijkstroomomzettervermogen zijn huidige grootte.
Het derde turbine-aggregaat, met een capaciteit van 3000 a 4000 k W , werd i n October

GEMEEN TE-ELEC TRICI TEI TSBEDRIJF

HAARLEM.

121

1915 in gebruik genomen, waardoor de capaciteit van de Haarlemsche centrale werd verhooed
tot maximaal 8500 kW.
In het jaar 1917 werd voor de levering van stroom aan de provinciale netten een transformatorstation gebouwd, waarin, met behulp van een transformator van 1000 kVA, de Haarlemsche centralespanning van 6000 volt tot de provinciale netspanning van 10 000 volt werd
verhoogd. Reeds spoedig daarna werd besloten tot aanschaffing van een transformator van
2000 kVA voor ditzelfde doel, waaraan eenige jaren later nog een derde transformator van gelijk
vermogen werd toegevoegd.

Fig. 7.

DE MACHINEZAAL IN

1924.

Daar de centralecapaciteit in het jaar 1920 weder uitbreiding behoefde, werd in Februari
1920 door den Gemeenteraad van Haarlem besloten tot aankoop van een turbogenerator met
bijbehoorende twee waterpijpketels van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noordholland.
Dit vierde turbine-aggregaat, met een capaciteit van 6000 kW en een bedrijfsspanning
van 10 000 volt, werd, nadat de uitbreidingen van het turbinegebouw en het ketelhuis hadden
plaats gevonden, gemonteerd en in bedrijf genomen, waardoor het vermogen, opgesteld in de

122

GEMEENTE-ELEC

TRICITEITSBEDRIJF

HAARLEM.

Haarlemsche centrale, op 14 500 kW werd gebracht. Hiermede werd de huidige toestand der
machinezaal, als afgebeeld in fig. 7, bereikt.
De opstelling van de twee waterpijpketels, systeem Babcock & Wilcox, elk met een verwarmend oppervlak van 420 m , had eveneens plaats in het jaar 1921; deze ketels werden einde
1921 in bedrijf gesteld. De stoomspanning bedraagt 12 atm.
Het suppletiewater wordt verkregen uit eenige Nortonwellen, die een goede kwaliteit
2

Fig. 8.

PLATTEGROND DER CENTRALE IN

1922.

water leveren, zoodat geen last van ketelsteen wordt ondervonden. Het koelwater, aan het Noorder Buitenspaarne onttrokken, is zoet water en van een zoodanige kwaliteit, dat de onderdeden van
pompen en condensorpijpen hiervan geen schadelijke gevolgen ondervinden. Een plattegrond van
de opstelling der machines en ketels en van de verschlende gebouwen is in fig. 8 aangegeven.
Wat het kolentransport betreft, kan worden medegedeeld, dat dit binnenkort geheel
automatisch zal worden ingericht. Tot nu toe werden de kolen alleen door den kolentransporteur
(zie fig. 9) uit het schip op den wal onder de transportbaan gelost; de verplaatsing van hier naar

GEMEENTE-ELECTRICITEI

TSBEDRI JF HAARLEM.

123

het ketelhuis geschiedde tot nu toe met behulp van kipwagens. De ketelhuizen zijn voorzien
van een doelmatige vliegaschtransportinrichting.
Ter illustratie van de resultaten, op thermisch gebied verkregen, is hieronder een tabel
afgedrukt, aangevende de kolencijfers over de jaren 1912 t/m 1924. Uit deze cijfers blijkt duidelijk,
hoe de bedrijfseconomie gedurende deze jaren steeds beter werd, en dat zij zeker den toets
met andere bedrijven kan doorstaan.

Fig.

Jaar.

1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

9.

DE KOLENTRANSPORTEUR.

ka; kolen per opgewekte kWh:

1,39
1,39
1,13
1,00
0,95
0,95
0,89
0,92
0,92
0,90
0,95
1,00
0,88

6100 cal.
6000 cal.
6450 cal.

Gemiddelde stookwaarde
per kg kolen.

124

GEMEEN TE-ELE C TRICI TEI TSBEDRI JF

HAARLEM.

Met het bedrijfsjaar 1922 werd weder een nieuw tijdperk geopend; dit jaar toch kan
worden genoemd het eerste P.E.G.E.M.-bedrijfsjaar, d.w.z. dat de gemeente Haarlem gedurende dit jaar voor het eerst met de provincie Noord-Holland en de gemeente Amsterdam
tezamen hare electrische huishouding voerde (nl. voor zoover betreft de opwekking van den
stroom).
Tengevolge van den voorgenomen inbreng van de Haarlemsche centrale in de N . V .
P.E.G.E.M. kan weinig worden gezegd omtrent toekomstige uitbreidingen van deze fabriek; wel
is het mogelijk om met met te groote kosten de capaciteit van deze centrale uit te breiden tot
25 000 kW vermogen. Alleen zij nog opgemerkt, dat de centrale te Haarlem gelegen is aan groot
vaarwater, het Noorder Buitenspaarne, en voorzien is van een spoorwegverbinding en van ruime
kolenterreinen, zoodat zij haar reden van bestaan, zoowel door hare ligging als om verschillende
andere hier niet nader te noemen redenen, wel zal blijven behouden.

* * *
Wat de tarifieering betreft, diene, dat de stroom aan particulieren wordt geleverd volgens
de volgende tarieven:
1. enkeltarief;
2. dubbeltarief;
3. huishoudtarief en winkeltarief;
terwijl de stroomlevering aan grootverbruikers overeenkomstig speciale voorwaarden geschiedt.
Het huishoudtarief zoowel als het winkeltarief zijn tarieven welke het mpgelijk maken
den electrischen stroom voor verschlende doeleinden te gebruiken. In de huishouding is de
toepassing van diverse electrische toestellen reeds onontbeerlijk geworden, terwijl het winkeltarief den winkelier in staat stelt, een ruim gebruik te maken van den electrischen stroom, zoowel voor reclame als voor allerlei andere doeleinden.
Zooals uit de hierachter opgenomen tabel 3 en de fig. 13 blijkt; wordt ca. 66 % van den
afgegeven stroom geleverd aan grootverbruikers en wel voornamelijk voor kracht- en tractiedoeleinden. Daarnaast wordt echter ook door de industrie nog voor vele andere doeleinden
van den electrischen stroom gebruik gemaakt.
Een typisch voorbeeld van een dergelijke toepassing toont fig. 10, waarop het electrische
lasschen van een frame van een groote locomotief, op de reparatiewerkplaatsen der Nederlandsche Spoorwegen te Haarlem, is voorgesteld. Het electrisch lasschen wordt zoowel door de
groot- als door de kleinindustrie toegepast en vormt n van de vele werkzaamheden, die zeer
practisch electrisch kunnen worden verricht.
Het Gemeente-Electriciteitsbedrijf van Haarlem bevordert het algemeen gebruik van
electriciteit door den aanleg van muntmeter- en huurinstallaties.
Betreffende de openbare verhchting in de gemeente Haarlem kan nog worden opgemerkt,
dat de hoofdstraten zijn verlicht door electrische lampen van groote lichtsterkte, terwijl in de
nieuwe woonwijken uitsluitend electrische straatverlichting wordt toegepast. In een gedeelte
van de oude stad zorgt de gasfabriek nog voor de straatverlichting.
De gemeente Haarlem levert, behalve binnen hare eigen grenzen, ook stroom aan de
bewoners van de gemeente Schoten en aan de bewoners van een deel van de gemeente Haarlemmerhede en Spaarnwoude, terwijl zij aan de gemeente Heemstede den stroom engros verkoopt, die door deze Gemeente zelf wordt gedistribueerd.
Voor verdere gegevens omtrent de ontwikkeling van het bedrijf moge naar de hierachter

GEMEEN TE-ELE C TRI Cl TEI TSBEDRIJF

HAARLEM.

125

volgende tabellen en de fig. 11 t/m 14 worden verwezen, waarin omtrent de volgende punten,
gerekend vanaf de oprichting van het bedrijf, gegevens zijn verzameld.
Tabel 1 en fig. 11 vermelden de aanlegkosten en boekwaarden resp. van de centrale
en het net, en de lengte van het 6000 volt-hoogspanningsnet.
Tabel 2 en fig. 12 geven aan het totaal aantal inwoners der aangesloten gemeenten, het
aantal aansluitingen zoowel voor licht en huishoudelijke doeleinden, als voor kracht, terwijl
ook het totaal aangesloten vermogen in kW is opgenomen.

Fig.

10.

HET ELECTRISCH LASSCHEN.

Tabel 3 en fig. 13 geven een overzicht van het aantal in het net afgeleverde kWh en van
het aantal verkochte kWh, resp. voor licht en huishoudelijke doeleinden, voor kracht en voor
tractie; voorts bevatten zij een opgave van de maximale belasting en van het verbruik voor licht
en huishoudelijke doeleinden per aangesloten hoofd.
Tabel 4 en fig. 14 vermelden ten slotte de totale opwekkosten en distributiekosten en
de jaarlijksche uitgaven en ontvangsten, zoowel in totaal als per afgeleverde resp. verkochte kWh.

126

GEMEENTE-ELECTRICITEITSBEDRIJF

HAARLEM.

Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van het hoogspanningsnet.

Tabel 1 (fig. 11).

Jaar.

Aanlegkosten der
centrale
X / iooo,.

Aanlegkosten van
het net )
x iooo,.

Boekwaarde der
centrale
X iooo,.

Boekwaarde van
het net )
X iooo,.

Lengte van het


hoogspanningsnet
(6ooo V) in*km.

1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

288,2
295,4
439,8
445,8
464,3
553,8
675,4
853,7
1045,0
1175,1
1142,8
1211,2
1230,0
1290,6
1893,8
2293,7
2426,6
2446,4
2458,0

319,9
342,0
356,1
372,4
391,6
467,0
516,4
614,4
746,5
799,5
872,8
930,3
1032,8
1521,9
2123,2
2627,2
2960,0
3231,9
3570,7

250,3
263,4
398,8
391,2
389,6
463,5
553,9
698,8
884,6
886,9
874,3
887,0
837,7
804,3
1361,2
1692,6
1707,8
1635,4
1526,4

301,2
314,8
317,9
322,5
329,3
391,4
422,5
492,6
562,0
629,8
672,0
688,4
738,8
1208,7
1699,0
2081,7
2286,1
2355,2
2531,5

0,450
0,570
5,230
15,124
16,257
18,401
19,081
22,342
25,152
30,434
34,707
37,183
40,295
45,729

1) Excl. het net van de gemeente Heemstede.


Gegevens betreffende

het verzorgingsgebied.

Tabel 2 (fig. 12).

GmeentJn Haarlem en Schoten.


Jaar.

1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Totaal aantal in- ~


woners der aangesloten gemeenten.

aansluitin- T~. 77.


h t en Aantal aansluitin- Totaal aantal aan^^tri??""
sluitingen.
doeleinden ).

e c n

69 000
69 700
70 100
70 300
70 300
69 600
80 300
81 200
91 200
92 700
93 800
95 200
97 300
98 000
99 100
100 800
103 900
107 100
112 700

v o o r

uc

Ttaal aangesloter
vermogen in kW.

h u i s h o u d c h j k c
1

170
225
255
285
355
520
700
850
970
1 225
1 425
1 720
1 980
3 200
4 745
6 280
8 330
9 800
11 220

1) Excl. aantal aansluitingen kleinindustrie.

27
35
43
44
46
49
53
58
63
66
67

205
263
302
338
416
610
826
1037 1 177
1457
1 693
2 015
2 347
3 753
5 609
7 403
9 811
11 727
13 397

1 001
1 171
1 291
1 401
1 569
2 095
2 678
3 740
4 090
6 791
7 069
7 793
9 135
10 279
11 809
14 342
15 528
16 798
18 328

GEMEENTE-ELECTRICITEITSBEDRIJF
Gegevens betreffende het verbruik. )

Jaar.

25

24

Totaal aantal Maximale bein het net afge- lasting van het
leverde k W h geheele bedrijf
X iooo.
in k W .

25

HAARLEM.

24

Tabel 3 (fig. 13)

Bedrijfstijd
in uren.

Verkochte
k W h voor
licht en huishoudelijke
doeleinden
X iooo. )

Verkochte
k W h voor
kracht
X iooo. )

Verkochte
k W h voor
tractie
X 1000.

Verbruik voor
licht en huishoudelijke doeleinden per aangesloten hoofd
in k W h )

23

23

22

22

21

21

20
1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924
1
3

)
)

500,5
809,5
808,9
859,4
1 117,3
1 326,4
1815,8
2 708,4
4 636,0
7 009,4
7 542,5
5 964,3
7 452,8
8 828,8
10 367,1
11 607,4
12 778,3
14 030,0
15 073,6

298
454
393
420
737
735
1332
1328
2 380
3 300
3 320
3 600
4 300
5 550
5 855
6 013
6 830
6 247
6 625

E x l . de levering aan de provincie.


In de gemeenten Haarlem en Schoten.

1 680
1780
2 050
2 050
1520
1800
1360
2 035
1940
2 125
2 275
1 655
1 740
1590
1770
1930
1870
2 246
2 275

1 040,6
1 331,8
1275,1
878,7
1 186,9
1 652,1
2 294,7
2 687,2
3 080,1
3 575,6
4 008,8

1 694,7
2 730,3
3 212,6
2 632,6
2 944,3
3 694,3
4 344,7
5 100,0
5 369,1
6 161,8
6 735,9

_
_
_
_
_
228,9
1 672,9
2 577,0
2 754,8
2 181,5
2 993.5
3 055,9
3 229,0
3 379,1
3 599,2
3 448,7
3 547,0

_
_

207,0
201,0
159,0
90,0
106,0
89,7
84,0
74,0
63,0
62,5
62,3

20

19

19

18

18

17

17

16

16

15

15

14

14

13

13

12

12

11

11

10

10

In de gemeenten Haarlem, Heemstede en Schoten

8
7

Financieele gegevens (exploitatie) ').

Tabel 4 (fig. 14)


6

a a r

ko e ? o f
stroomtokooo
fTn n
I
' 'ooo..
P

distributiekosten
X/.ooo.-.

Totale
uitgaven
X iooo.-.

Totale
ontvangsten
X/iooo._.
'

74,0
93,0
97,0
109,0
110,4
118,6
174,0
222,0
260,0
354,0
405,0
450,2
752,4
942,8
1279,7
1 188,0
1 151,7
1 276,3
1291,6

69,2
94,0
102,2
108,0
125,6
141,5
188.0
255.0
321,0
430,0
497,0
435,2
832,4
1 073,8
1457,9
1 480,5
1401,2
1578,3
1669,4

,
.

ontvangsten
" ' ' ^ f T
y 8 ? per
het net afgelever- verkochte k W h
de k W h in cts. |
in cts.
T

o n t

a n

t a l e
s t e

5
4

1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1

44,0
61,0
61,4
70,8
69,5
76.0
102,0
142,0
170,0
247,0
283,0
310,2
570,4
622,8
775,2
587,0
607,2
651,5
609,2

25,0
28,0
29,0
30,4
31,1
33,6
52,0
58,0
63,0
77,0
94,0
106,0
136,0
227,0
274,2
373,9
373,3
394,1
433,0

Excl. de levering aan de provincie.

14,8
11,5
12,0
12,7
9,9
8,9
9,6
8,2
5,6
5,0
5,3
7,5
10,1
10,7
12,3
10,2
9,0
9,1
8,6

15,3
12,7
14,0
14,1
12,4
11,6
11,4
10.4
7,3
6,5
6,8
7,6
11,7
12,8
14,8
13,2
11,6
12,0
11,7

3
2
1

vo

i>

00

0 0 0

01

i-t

.-I

.-l

ra
.-<

* l / 5 * > t ^ . o O C T l O
.-I
CM
CO
J v S ^ I ^ ^ ' - I C M C M C M C M C M

g
r~ S
J O n o i r a t i n i o r - o o t j o
--i C M co -nO O O O r t r H ^ r H r t r H r t r H r H ^
C M C M C M C M C M
o
> o
oi
o i o i o i o i o i o i o i o i o i o i o i S
oi S
S
S

Fig. 11.

Aanlegkosten der centrale X 500 000.


Aanlegkosten van het net X 500 000.
Boekwaarde der centrale
X 500 000.
Boekwaarde van het net X 500 000.
Lengte van het 6 000 volt net in k m X 10.

Fig. 12.

Totaal aantal inwoners der aangesloten gemeenten X 10 000


Aantal aansluitingen voor licht en huishoudelijke doeleinden
X 1 000.
Aantal aansluitingen voor grootindustrie X 1 000.
Totaal aantal aansluitingen X 1 000.
Totaal aangesloten vermogen in k W X 2 000.

, ^ r ^ n n
T , O i - l C M C O * ' 5
O r ~ - O O C r i O
r - l C M C O - J S S S o ^ r - I r H r - I r H r H r H r t j H r H e M C M C M C M C M
,

t
O

oo
O

C M co

g \ O r i c M c o T i - i o y 3 i > o o c T \ o
O . I r - 1 , - H r H , t r H

r H r - I r H r H C M

CM CM CM

-*

CM

Fig. 14.

Fig. 13.

Totaal aantal i n het net afgeleverde k W h X 10 .


Maximale belasting van het geheele bedrijf i n k W X 1 000.
Bedrijfstijd i n uren X 200.
Verkochte k W h voor licht en huishoudelijke doeleinden X 10".
Verkochte k W h voor kracht X 10 .
Verkochte k W h voor tractie X 10 .
Verbruik voor licht en huishoudelijke doeleinden per aangesloten hoofd in k W h X 10.
6

Totale
Totale
Totale
Totale
Totale
Totale

opwekkosten of stroominkoop X 100 000.


distributiekosten X 100 000.
uitgaven
X f 100 000.
ontvangsten
X 100 000.
uitgaven per in het net afgeleverde k W h i n cts.
ontvangsten per verkochte k W h in cts.

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE PROVINCIE


NOORDHOLLAND.
" V - ^ * * ^ E geschiedenis van de electriciteitsvoorziening der provincie Noordholland
j8T\ A h
splitsen in drie perioden, namelijk:
1 l j van Augustus 1899 tot 14 Mei 1904: Periode van de Eerste Nederlandsche Elecff MS'IM triciteits-Maatschappij (E.N.E.M.).
f * * W f r r ^ l van 14 Mei 1904 tot 10 Juni 1914: Periode van de Kennemer ElectriciteitsMaatschappij (K.E.M.).
van 10 Juni 1914 tot heden: Periode van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noordholland (P.E.N.).
De eerste periode neemt een aanvang op het oogenbhk, waarop de E . N . E . M . haar bedrijf
begon met een zeer kleine, door een locomobiel gedreven centrale ter verlichting van het villapark Duin en Daal" te Bloemendaal, en omvat het tijdperk gedurende hetwelk de E . N . E . M .
het steeds groeiende bedrijf exploiteerde.
De tweede periode is onder te verdeden in twee rgimes, nl. van 14 M d 1904 tot September 1911, toen Labouchre Oyens & Co's Bank een overheerschenden invloed had, en in de
periode van September 1913 tot Juni 1914, toen, door overneming van het meerendeel der aandeelen door Gebr. Stork en de Twentsche Bank, deze instellingen de meeste zeggenschap in
het bedrijf kregen. Deze overgang was intusschen vrij gelddelijk, daar verschillende heeren van
het oude bestuur in het nieuwe bestuur behouden werden. Zoo was het ook met den daarop
volgenden overgang van het bezit der aandeden van Gebr. Stork en de Twentsche Bank in
handen van het gewest Noordholland. Ook toen bleven eenige heeren van het vroegere bestuur
zitting houden in den Raad van Toezicht op de provinciale bedrijven. Van 10 Juni 1914 tot 1
Januari 1917 oefende de provinde Noordholland reeds een overheerschenden invloed op het
bedrijf uit, ofschoon dit nog niet omgezet was in een zuiver overhddsbedrijf, hetgeen eerst zijn
beslag kreeg op 1 Januari 1917 en heeft voortgeduurd tot op heden.
De directie bestond achtereenvolgens uit de heeren: J. A . RITTERSHAUSEN (gedurende de
v a

t e

E.N.E.M.-periode); C. J. VAN SLUIJS en F . A . SMIT K L E I N E (gedurende de K.E.M.-periode le

deel); F . A . SMIT KLEINE (gedurende de K.E.M.-periode 2e deel en de P.E.N.-periode tot


1 Juni 1923); F . A . SMIT K L E I N E en J . VAN OLDENBORGH (gedurende de P.E.N.-periode van
1 Juni 1923 tot op heden).
In de eerste periode, die der E.N.E.M., werden in 5% jaar tijds 1,5 millioen kWh opge-

128
YZ6

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN NOORDHOLLAND.

wekt, of per jaar gemiddeld 272 000 kWh. In de tweede periode, die der K . E . M . , werden in 10
jaar tijds 8,073 millioen kWh aan het net afgegeven, of per jaar gemiddelde 807 300 kWh. In
de derde periode, die van het P.E.N., werden in 10 y jaar tijds (tot en met 1924) 295,443 millioen
kWh aan het net afgeleverd, of gemiddeld per jaar 28 millioen kWh, terwijl in het jaar 1924 58,166
millioen kWh in het net werden gezonden.
Hoewel dus de KJ.M.-periode reeds een aanmerkelijken vooruitgang vertoonde ten opzichte van de E.N.E.M.-periode, heeft toch het PJS.N., daartoe in staat gesteld door het Provinciale Bestuur van Noordholland, den grootsten stoot gegeven aan de debietsvermeerdering.
Vergelijkt men de 1,5 millioen kWh in de 5/4 jaar der E.N.E.M.-periode (18991904), met de
ca. 58 millioen kWh in het afgeloopen jaar (1924) der P.E.N.-p'eriode, dan beseft men eerst, hoe
snel het debiet gestegen is en van welke beteekenis de electriciteitsvoorziening van het platteland
is geworden.
Het aantal nuttig afgeleverde kWh bedroeg in 1924: 55,478 millioen en was als volgt
verdeeld:
2

Gemeenten (dus hcht en kleinkracht)


18,040 millioen kWh
Grootindustrie .
30,467

Waterschappen
3,362

Stroomlevering aan huis (dus hcht en kleinkracht in die gemeenten,


waar het P.E.N. energie aan huis levert)
3,609

Totaal

55,478 millioen kWh

Opmerkelijk is, dat de beteekenis van de gemeenten en waterschappen samen, in kWh


althans, die van de industrie nog niet nabij komt. De energielevering voor waterschappen is
ondertusschen nog lang niet zoo groot mogelijk. Berekeningen toonen aan, dat hier alleen nog
een 10 millioen kWh per jaar zijn te verkrijgen. Ook de industrie biedt nog vele gelegenheden
tot debietsvermeerdering, terwijl het toenemende gebruik van electriciteit in de huishouding
ook het electriciteitsverbruik nog krachtig kan opvoeren.

*
HET EERSTE TIJDPERK (AUGUSTUS 1899 TOT MEI 1904;

E.N.E.M.).

Het eerste tijdperk kenmerkte zich door een bescheiden poging, in 1899, tot verlichting
van het Villapark Duin en Daal" (gemeente Bloemendaal) met behulp van een locomobiel
met dynamo.
Dit bedrijfje bleek levensvatbaarheid te bezitten en, daarop steunende, was het de Maatschappij tot Exploitatie van de D e Laval-Stoomturbine", die de stichting eener electrische
centrale te Bloemendaal wist te bewerkstelligen. Zoo werden dan in Augustus 1899 in de voormalige garenfabriek van den heer BISPINCK, aan de Korte Kleverlaan te Bloemendaal, waar ook
thans nog de hoofdadministratie van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noordholland
(P.E.N.) gevestigd is, twee De Laval-stoomturbinesin werking gesteld, die door middel van tandraderen met gelijkstroomdynamo's van 66 kW waren gekoppeld (zie fig. 1).
Iedere dynamo had twee ankers, die elk 150 ampre bij 220 volt konden leveren. Het stroomsysteem was gelijkstroom onder een spanning van 2 X 220 volt met geaarden nulleider. De span-

XI

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN

NOORDHOLLAND.

129

ning kon verhoogd worden tot 300 volt, om een batterij met een capaciteit van 432 ampre-uren
te kunnen opladen.
De benoodigde stoom werd geleverd door twee Babcock & Wilcox-waterpijpketels, met
een verwarmend oppervlak van 80 m en voor een stoomdruk van 10 atm. Verder werd in later
jaren nog opgesteld een nankeromzetter, die gelijkstroom van 440 volt kon omzetten in tweephasen-wisselstroom van 300 volt perphase. Dit laatste aggregaat diende om, na optransformatie
2

Fig.

1.

DE BEIDE EERSTE DE LAVAL-TURBOGENERATOREN VAN 66 KW, OPGESTELD IN DE

CENTRALE TE BLOEMENDAAL (1899).

van den tweephasen-stroom van 300 volt tot tweephasen-stroom van 5000 volt per phase, het
parallelbedrijf met de nader te beschrijven centrale te IJmuiden mogelijk te maken.
Aangemoedigd door het succes te Bloemendaal, ging de E . N . E . M . (Eerste Nederlandsche
Electriciteits-Maatschappij) in het midden van 1900 over tot den bouw van een centrale te
IJmuiden, op een terrein, gelegen aan de Zuidzijde van het Noordzeekanaal en in de onmiddellijke nabijheid van de spoorlijn VelsenIJmuiden. Reeds in April 1901 kon deze centrale in
bedrijf worden gesteld.
9

130
13C

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN NOORDHOLLAND.

XI

In de machinekamer was plaats voor drie De Laval-turbogeneratoren, waarvan er aanvankelijk twee werden opgesteld, elk van 100 kW. Ook deze aggregaten hadden twee ankers, die
echter niet zooals te Bloemendaal in een gemeenschappelijk huis waren ondergebracht (zie fig.
1), maar, zooals uit fig. 2 blijkt, elk van een stator waren voorzien. Met het oog op de uitgestrekt-,
heid van het te verzorgen gebied werd besloten, tot de opwekking van tweephasen-wisselstroom
van 50 per ./sec. over te gaan, en wel werden de tweephasen-wisselstroomgeneratoren gedimensionneerdvoor 210 ampre bij 300 volt en cos <p = 0,8. Door statische transformatoren werd de
tweephasen-stroom van 300 volt per phase opgetransformeerd tot tweephasen-stroom van 5000
volt per phase.
Het ketelhuis bevatte een Babcock & Wilcox-waterpijpketel met een verwarmend oppervlak van 102 m en een Piedboeuf-ketel met een verwarmend oppervlak van 115 m .
Het 5000 volt-net bestond gedeeltelijk uit drie-aderige kabels van 3 x 16 mm , gedeeltelijk
uit bovengrondsche lijnen voor enkel circuit met dubbelklokisolatoren. De leiding zelf was van
hard getrokken rood koperdraad terwijl er een geaard vangnet over de geheele lengte onder de
leidingen was aangebracht. Het distributiesysteem bestond uit nphase-transformatoren van
5000/1 x 150 volt met geaarden nulleider. In Mei 1901 werden twee 5000 volt-kabels door het
Noordzeekanaal gelegd, ten einde ook de streek benoorden dit kanaal, behoorende tot de
gemeente Velsen, van hcht te kunnen voorzien.
Het bedrijf had het min of meer gemoedelijk karakter, dat met die tijden overeenkwam.
Storingen waren vrij talrijk en des Zondags werd overdag het net eenvoudig stroomloos gemaakt,
ten einde het machinekamerpersoneel in de gelegenheid te stellen, Zondagsrust te genieten.
Niettemin breidde het bedrijf zich geregeld uit. Weldra werd Zandvoort door middel
van een bovengrondsche leiding door de duinen op de centrale te IJmuiden aangesloten,
terwijl in deze centrale een Parson-turbine-aggregaat werd opgesteld. De twee generatoren, door
deze turbine gedreven, waren electrisch in serie geschakeld en wekten tweephasen-wisselstroom
van 50 per ./sec. op onder een spanning van 2600 volt per generator, dus van 5200 volt per phase.
De electrische energie, door dezen turbogenerator geleverd, behoefde dus niet opgetransformeerd
te worden.
Dit geheele eerste tijdperk, omvattende ongeveer 5% jaar, kenmerkte zich ten eerste
door een vrij onrustig zijn van het bedrijf, ten tweede door het bijna uitsluitend toepassen van de
opgewekte energie voor verlichting met kooldraadlampen en ten derde door een betrekkelijk
langzame toeneming van het debiet.
De financieele resultaten van de E.NJ2.M. waren ondertusschen over het geheel slecht,
zoodat men het gewenscht achtte, het best rendeerende deel Bloemendaal, Velsen en Zandvoort
vanaf 14 Mei 1904in afzonderlijk beheer te geven aan de daartoe op dien datum.opgerichte Kennemer Electriciteits-Maatschappij (KJ2.M.).
*
*
a

HET TWEEDE TIJDPERK (HEI 1904

TOT JUNI 1914;

KJE.M.).

Het belangrijkste gebeuren in dit tijdperk is de verwisseling van bestuur in 1911; waar
vr dien Labouchre Ovens & Co's Bank de contrle had, ging toen, door overneming der aandeelen, die contrle over op een combinatie van Gebr. Stork met de Twentsche Bank. Hiermede
werd een tijdperk ingeleid van relatief snelle uitbreiding, zoowel op centrale- als op netgebied.
Van 1904 tot 1906 was de debietstoeneming vrij gering te noemen. In 1905 evenwel deed
de metaaldraadlamp haar intrede op electrisch verhchtingsgebied. Het jaarverslag over 1906

XI

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN NOORDHOLLAND.

1131

vermeldt hieromtrent dat: deze zuinig brandende lampen, welke meer en meer worden toegepast, een tijdelijke daling in de af te leveren kWh veroorzaakten, doch dat verwacht kan worden,
dat een meer algemeen gebruik van electrisch hcht deze daling in een stijging zal doen overgaan".
Bij het klimmende debiet werd het centralevermogen weldra te klein en er moest dus uitgezien worden naar nieuwe energiebronnen. Reeds toen streefde men naar concentratie van de
productie, om zoodoende meer economisch te kunnen opwekken. Dienovereenkomstig werd

Fig.

2.

D E BEIDE D E L A V A L - T U R B O G E N E R A T O R E N V A N 100
CENTRALE T E IJMUIDEN

K W , OPGESTELD IN DE

(1901).

getracht, omstreeks het einde van 1910, om een stroomleveringscontract met de gemeente Haarlem
af te sluiten. Dit mislukte door de exorbitante prijzen, die Haarlem vroeg, en die inderdaad nog
hooger waren dan de eigen, toch zeer kostbare opwekkosten met de kleine De Laval-turbines.
Het was op dit oogenbhk, dat de combinatie Gebr. Stork Twentsche Bank zich voor de
K . E . M . begon te interesseeren en het is aan haar krachtigen steun te danken, dat reeds in 1911
besloten werd, om de centrale te IJmuiden te verbouwen en daarin twee turbogeneratoren van
1500 pk ieder op te stellen, en om de centrale te Bloemendaal in te richten tot een onderstation

M
132

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN NOORDHOLLAND.

XI

van de centrale te IJmuiden, waarvoor een crediet van 343 0 0 0 - werd toegestaan. Nadat
dit besluit gevallen was, kon de electrificatie van het gewest Noordholland een vasteren vorm
aannemen. Het lag in de bedoeling, het stroomleveringsgebied om de Noorduit te breiden tot
Alkmaar en om de Oost tot Wormerveer, waar een krachtige industrieele afname verwacht werd.
Onderhandelingen met de gemeente Heemstede hadden geen resultaat, daar de gemeente
Haarlem door lagere aanbieding dezen klant verwierf.
Bij deze pogingen tot expansie stuitte de KEM. in het begin van 1912 op den tegenstand
eener nog op te richten Westfriesche combinatie, waarvoor de plannen waren opgemaakt door
het Electrotechnisch Adviesbureau en Laboratorium B . A . J. v. D. HEGGE-ZIJNEN te Utrecht.
Deze plannen omvatten een klein project voor de stroomvoorziening van 36 gemeenten met
totaal 50 000 inwoners, en een grooter project, waarbij 53 gemeenten met 112 000 inwoners van
electrische energie zouden voorzien worden.
De geprojecteerde centrale zou aanvankelijk een vermogen van 2650 kW, resp. 3000 kW
bezitten, terwijl het aantal op te wekken kWh op twee, resp. zes millioen werd begroot.
Als plaats der centrale werd een terrein benoorden Alkmaar gekozen, gelegen aan het
NoordhoUandsche kanaal, vanwaar de 10 000 volt-draaistroom zou worden getransporteerd
naar drie hoofdvoedingspunten, die te Schagen, Kwadijk en Nibbixwoud waren
Als tusschenspanning werd 5000 volt gekozen. Het distributienet zou bestaan mt 80 km 10 000
volt-leiding, 380 km 5000 volt-leiding en 220 km laagspanningsleiding, terwijl 152 transformatoren van diverse capaciteit voor de aftransformatie op de gebruiksspanning zouden dienen.
Noodzakelijkerwijze ontstond een belangenconflict, waarbij van weerszijden dapper om
de zege gevochten werd. Het concrete punt, waarom het ging, was de stroomvoorziening van
Alkmaar. Eenerzijds kreeg Alkmaar een stroomlevermgsofferte van de - staat van ^gording
verkeerende Westfriesche combinatie, anderzijds een offerte van de K . E . M . Na rijp.beraad
en veel heen en weer geredeneer, verkoos Alkmaar het stroomlevenngscontract met de K . E . M . ,
waarmede het pleit voor de K . E . M . gewonnen was en waarna de eene gemeente na de andere
zitih uit de Westfriesche combinatie terugtrok.
In 1912 werden voorts ontwerpen gemaakt voor de electrificatie van de Zaanstreek,
terwijl een rijksconcessie werd aangevraagd voor de voorziening met electrische energie der
gemeenten Beverwijk, Wijk aan Zee, Heemskerk, Uitgeest Castncum,
^ } ' ^
maar, Bergen, Egmond, Krommenie, Wormerveer, Assendelft, Koog aan de Zaan, Zaandijk
Zaandam en Westzaan. Voorts werd uitgezien naar een voeding van het Zaangebied van tut
he^Oosten, waartoe onderhandelingen werden geopend met de G.E.W. Amsterdam over energielevenngaan * j ^ - M . ^ ^
ij
e n in gebruik worden genomen. Zij
bleek uitstekend te voldoen en werkte zeer economisch voor een centrale van die grootte. De
generatoren van de beide aggregaten te IJmuiden leverden den stroom ^
J^J
van 3000 volt, welke spanning door middel van transformatoren voor 3000/10 000 j o h op de
distributiespanning van 10 000 volt werd verhoogd. Alle meuwe uitbreidingen naar Alkmaar
S r e e k warden uitgevoerd met drie-adenge 10 000 volt-kabels. * * ^ < * *
gebruiksspanning had plaats op de gewone wijze, met ttansformatoren voor 10'
Het oude 5000 volt-tweephasen-net der E.NJSM. werd gevoed door middel van Scottsche
transformatoren, die den driephasen-stroom van 10 000 volt omzetten in tweephasen-stroom van
VO
5000 j^^ldperk
1914, dus practisch genomen vlak vr den grooten
d i g d t
U

t e

1 0

m u i d

XI

PROVINCIAAL ELECTRICITEITSBEDRIJF VAN NOORDHOLLAND.

133

oorlog. De centrale IJmuiden werd intusschen in het laatst van 1914 nog uitgebreid met een
turbine-aggregaat van 4000 kVA en met het daarbijbehoorende ketelvermogen.

HET DERDE TIJDPERK. (JUNI 1914

TOT HEDEN; P.E.N.).

Het derde tijdperk, vanaf Juni 1914 tot op heden, valt wederom te splitsen in twee perioden,
namelijk in de eigenlijke oorlogsperiode tot November 1918 en in de na-oorlogsche periode.
De eigenlijke oorlogsperiode kenmerkte zich door de stormachtige aansluitingsbeweging
en de velerlei moeilijkheden, die zich met betrekking tot de aanschaffing der benoodigde materialen voordeden. De na-oorlogsche periode kenmerkte zich hoofdzakelijk door het langzamerhand
verdwijnen van deze moeilijkheden en door het optreden van eenige verslapping in de aansluitingsbeweging. Een opmerkelijk verschijnsel van het jaar 1919 was het afkomen, in groote hoeveelheden, van bestelde materialen, die gedurende den oorlog waren gefabriceerd, hetgeen een tijdelijke
opstopping in de magazijnen tengevolge had.
Gedurende het geheele derde tijdperk verstrekte de Provincie de benoodigde gelden
voor de uitbreidingswerken, hoewel het zuivere overheidsbedrijf pas op 1 Januari 1917 werd
ingesteld.
Gelijken tred houdende met de krachtige aansluitingsbeweging, werd het net zoodanig
uitgebreid, dat het op 31 December 1924 omvatte:
28,6 km 50 000 volt-kabel,
69,6 km 50 000 volt bovengrondsche leiding,
780,4 km 10 000 volt-kabel,
256,8 km 10 000 volt bovengrondsche leiding,
10,1 km 5 000 volt-kabel, en
73 000 kVA aan transformatorvermogen.
Een overzicht van de configuratie van het huidige hoogspanningsnet is op bijgaande uitslaande netkaart aangegeven, waaruit tevens blijkt, dat, behalve de gemeenten Terschelling, Warmenhuizen, Nieuwe Niedorp, Winkel, Bovenkarspel, Jisp, Wijde Wormer, Katwoude, Marken,
Spaarndam, Oostzaan, Weesperkarspel, Ankeveen en Kortenhoef, practisch genomen geheel
Noordholland is gelectrificeerd. Wat de in het net opgestelde 10 000 volt-transformatorstations betreft die, met name in de Zaanstreek, niet alle op de kaart konden worden aangegeven
zijn in de fig. 3, 4 en 5 de meeste gebruikelijke typen afgebeeld.
Van de bijzondere gebeurtenissen in de oorlogsperiode verdient hier zeker de watersnood
van 14 Januari 1916 afzonderlijke vermelding. Tengevolge van aanhoudende noordwestelijk
en daarop volgende noorder stormen stroomde in den nacht van 13 op 14 Januari 1916 het door
opvolgende vloeden opgestuwde water der Zuiderzeekom over de dijken nabij de van Ewijcksluis, Katwoude en Uitdam. Geheel Waterland, de Oost-Zomerpolder, de Katwouderpolder en
een aanzienlijk deel van den Anna-Paulowna-Polder werden dientengevolge overstroomd.
Het gold nu plannen te beramen om het ingestroomde water zoo spoedig doenlijk weer
kwijt te raken. Voor de Anna-Paulowna werd besloten tot de opstelling van hulp-Diesel gemalen,
die door Werkspoor werden geleverd. Voor den Katwouder polder en Waterland besloot de hoofdingenieur-directeur van den Provincialen Waterstaat, Jhr. C . J. A. REIGERSMAN, gebruik te maken
van een aanbieding van het P.E.N. om hier het water met provisorische electrische gemalen te
verwijderen.
In de eerste helft van Februari werd met de opstelling der bemalingswerktuigen een aan-

134
134

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN NOORDHOLLAND.

XI

vang gemaakt, waarbij eenige Zaansche grootindustrieelen aan het P J 2 . N . hunne electromotoren i n huur of bruikleen afstonden, terwijl Werkspoor en de werf C o n r a d " zorgden voor de
levering der plaatijzeren centrifugaalpompen.
E r werden i n totaal genstalleerd: een electrisch gemaal met een capaciteit van 400 m
per minuut nabij Monnikendam, een electrisch gemaal, bestaande uit meerdere pompaggregaten
met een gezamenlijke capaciteit van 1000 m per minuut nabij U i t d a m (zie fig. 6), benevens
een kleiner electrogemaal nabij Katwoude (zie fig. 7). ) Reeds op 24 Maart waren de gaten i n de
dijken zoover gedicht, dat met afspuien kon worden begonnen. O p 31 Maart kon een aanvang
gemaakt worden met de bemaling; 10 Juli daaropvolgend was alles weer droog, exclusief de kleinere
binnenmeren, waarvan het water eerst moest Worden uitgeslagen op Waterland en vandaar op
3

F i g . 3.

10 000

ONDERGRONDSCHE

VOLT-TRANSFORMATORSTATION
HOOGSPANNINGS- E N

T E SCHOORL, VOOR

BOVENGRONDSCHE

LAAG-

SPANNINGSAANSLUITING.

zee moest worden geloosd. In Waterland was ca. 100 millioen m* water binnengedrongen.
Het meest riskante punt bij deze uitmahng vormde de kabelverbinding. Vr de overstrooming was reeds een kabel gelegd van Nieuwendam via Zunderdorp, Broek i n Waterland
en Monnikendam naar E d a m . Deze kabel n u lag op enkele punten 6 m onder water en vormde
den eenigen stroomtoevoer naar de gemalen, terwijl de eindsluitingen van dezen kabel i n de
transformatorhuisjes onder water stonden. Onder leiding van de heeren W . L . C . BRUNINGS
en G . O . B o o n , hoofdingenieurs bij het P . E . N . , werden de eindsluitingen Zoo hoog i n de onder
water staande huisjes opgevoerd, tot inwatering niet meer kon plaats hebben, terwijl een ringnet
gevormd werd door bijlegging, over den Waterlandschen dijk, van een kabel, waarvoor een partij
1)

De clich's der fig. 6 en 7 werden welwillend door Werkspoor afgestaan.

XI

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN NOORDHOLLAND.

135

werd gebruikt, die bestemd was voor het traject Hoorn-Grootebroek en klaar lag in West-Friesland om op dit traject gelegd te worden. In der haast werd deze kabel over zee vervoerd en vanaf
Schellingwoude over den Zuiderzeedijk naar Monnikendam gelegd.
Behalve deze werken werden nog meerdere kleinere electrische bemalingen genstalleerd, terwijl een verlichtingsinstallatie werd gebouwd nabij Monnikendam voor het nachtwerk
aan de beide groote dijkdoorbraken.
Het uitnemende werk, dat de electromotor bij deze gelegenheid verrichtte, kwam niet al-

Fig.

4.

10 000

VOLT-TRANSFO RMATORSTATION TE

Fig. 5.

10 000 VOLT-TRANSFO RMATORSTATION IN DE

AKERSLOOT, VOOR BOVENGRONDSCHE HOOG- EN LAAG-

HAARLEMMERMEER, VOOR ONDERGRONDSCHE HOOG-

SPANNINGSAANSLUITING.

EN LAAGSPANNINGSAANSLUITING.

leen ten goede aan den omzet in kWh, maar vormde tevens een krachtige propaganda voor de
electrische polderbemaling.

* * *

In verband met de wenschelijkheid om een zoo volledig mogelijk overzicht der electrificatie van dit gewest te geven, is het hier de plaats, enkele woorden te wijden aan de Hollandsche
Electriciteits-Maatschappij te Hilversum. Deze Maatschappij was opgericht op 19 Januari

Fig.

6 en

7.

TIJDELIJKE
(400

P O M P G E M A L E N , RESP. BIJ U I T D A M (1000

M / M I N . ) E N NABIJ KATWOUDE
3

M / M I N ) , VOOR HET U I T M A L E N V A N WATERLAND.


3

XI

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN NOORDHOLLAND.

137

1899 met een kapitaal van 500 000,, terwijl een obligatieleening van 300 000, werd uitgegeven, welke tegen 80 % werd toegewezen aan de Socit Internationale d'Entreprises .et
d'Exploitations Electriques" en aan de firma Geveke & Co. te Amsterdam.
In November 1902 had de eerste reorganisatie plaats. Het kapitaal werd teruggebracht
op 250 000, waarvan 150 000, werd uitgegeven en volgestort. Als directeur werd benoemd

Fig. 8.
VERDEELSTUK MET DRIE EENPHASE-EINDSLUITINGEN
VAN DEN 50 000 VOLT-DRIEPHASEN-KABEL NAAR
DIEMEN (CENTRALE OOST" AMSTERDAM).

de heer D E KOCK VAN LEEUWEN. Daar de bestaande gelijkstroomcentralen in Hilversum en


Naarden zich voor uitbreiding minder leenden, werd tevens besloten, tot den bouw van een
nieuwe draaistroomcentrale over te gaan. Hierdoor zouden meerdere Gooische gemeenten kunnen
worden aangesloten en dientengevolge de stroomprijs verlaagd en het debiet vergroot kunnen
worden.
Vr dat tot verwezenlijking van deze plannen kon worden overgegaan, werd contact

138
138

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN NOORDHOLLAND.

XI

verkregen met een nieuwe combinatie, gevormd door enkele Twentsche industrieelen, gerepresenteerd door de Hengelosche Electrische en Mechanische Apparatenfabriek te Hengelo (O.).
Deze combinatie vond de oude aandeelhouders bereid, al hunne aandeelen aan haar te verkoopen
voor een bedrag van 81 000, welk bedrag werd voldaan door afgifte van 81000, 4% %
obhgatin ten laste der Hollandsche Electriciteits-Maatschappij, terwijl de Heemaf zich per contract verbond, voor genoemd bedrag nieuwe machinerien te leveren. Alsnu werd de nieuwe
draaistroomcentrale te Naarden gebouwd en wel op hetzelfde terrein, waarop ook de oude gelijkstroomcentrale zich bevond. Op 26 April 1915 waren de bezittingen der H . E . M . aangegroeid
tot ongeveer 416 000,.
Het was in dezen tijd, dat het Bestuur van het gewest Noordholland er over begon te

Fig. 9.

DRIE IN STER GESCHAKELDE EENPHASE-TRANSFORMATOREN VAN


DE 50 000

10 000/50 000

VOLT VOOR

VOLT-VOEDING NAAR HET GOOI (CENTRALE OOST" AMSTERDAM).

denken, ook de electriciteitsvoorziening van het Gooi tot zich te trekken en om hiertoe te geraken,
deden Gedeputeerden in October 1916 een voorstel aan de Provinciale Staten van Noordholland, om hen te machtigen tot het overnemen van de aandeelen der HJ5.M. tegen een koers
van 115 %. Op 1 Januari 1918 werd hierop de H . E . M . definitief opgenomen in het bedrijf van het
PJE.N., nadat successievelijk alle aandeelen van de H . E . M . in het bezit der provincie Noordholland waren overgegaan.
Bij de steeds en snel toenemende debietsvermeerdering in het derde tijdperk bleek weldra
de capaciteit der P.E.N.-centralen onvoldoende om in de energiebehoefte te kunnen voorzien.
Het was dus zaak, hetzij deze centralen uit te breiden, hetzij energie van andere centralen te
betrekken. Reeds in het begin van 1917 raadde de toenmalige directie het Provinciale Bestuur

XI

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN NOORDHOLLAND.

139

van Noordholland aan, om te trachten, een belangengemeenschap te scheppen tusschen het P.E.N.,
de G.E.W. Amsterdam en het G.E.B. Haarlem, ten einde te geraken tot een gemeenschappelijke opwekking der gezamenlijk benoodigde electrische energie. De ontwikkeling van dit denkbeeld heeft tengevolge gehad de stichting van de Provinciale en Gemeentelijke Electriciteits
Maatschappij (PJ3.G.E.M.), welke Naamlooze Vennootschap op den 23 April 1920 werd opgericht. Het doel dier vennootschap wordt in art. 2 der statuten als volgt aangegeven:
Het doel der vennootschap is de exploitatie van electrische centralen, de opwekking

Fig. 10.

IJZEREN AFSPANMAST IN DE 50 000 VOLT-

LIJN VAN WORMERVEER NAAR OTERLEEK.

Fig.

11.

VAARTKRUISING IN DE 50 000 VOLT-LIJN

VAN WORMERVEER NAAR OTERLEEK NABIJ KNOLLENDAM.

en aflevering van electrischen stroom en alles wat in den ruimsten zin daarmede verband houdt."
De P.E.G.E.M. levert de electrische energie tegen kostprijs aan ieder der drie participanten,
zoodat deze vennootschap nimmer winst kan maken of verhes kan lijden. De participanten
brengen voorts in de vennootschap in hunne centralen of, juister uitgedrukt, alle middelen,
die dienen tot opwekking en aflevering van de energie in de netten.

140
Als belangrijk technisch moment" valt gedurende dit tijdperk te vermelden de bouw
van de 50 000 volt-lijnen van de centrale Amsterdam Oost" (Hoogte Kadijk) naar de centrale
Naarden, en van de centrale Amsterdam Noord" naar Oterleek.
De eerste geleiding bestaat voor het gedeelte van Amsterdam Oost" naar Diemen uit
twee parallelle 50 000 volt-kabels met een koperdoorsnede van 3 X 95 mm , die geleverd werden
door de Britsche firma Callender". Deze kabels, die bij een spanning van 50 000 volt tusschen
de aders sinds November 1923 in geregeld bedrijf zijn, gaven tot dusverre geen enkele aanleiding
tot moeilijkheden.
Te Diemen gaan de kabels in een opstijgstation, tevens 10 000 volt-station, over in een
bovengrondsche 50 000 volt-lijn met dubbelcircuit. Evenals voor de aansluiting op de rails
2

in de centrale Oost" wordt hiertoe elke driephasen-kabel eerst gesplitst in drie nphase-kabels,
die elk van een eindsluiting zijn voorzien (zie fig. 8).
De bovengrondsche lijn is gemonteerd op houten masten, uitgezonderd daar waar het
trac van de leiding een hoek maakt of daar waar vaarten en rivieren gekruist warden. Behalve
de beide 50 000 volt-circuits bevindt zich nog een 10 000 volt-circuit op dezelfde palen. De afstand der palen bedraagt 100 m, terwijl voor de geleidingen bij alle drie circuits koperdraad van
3 X 3 X 35 mm doorsnede is gebruikt.
De optransformatie te Amsterdam heeft plaats door middel van drie nphase-transformatoren (zie fig. 9), die in ster zijn geschakeld. Ook voor de aftransformatie te Naarden is hetzelfde systeem toegepast. Het sterpunt is te Amsterdam, zonder tusschenschakeling van weerstanden of smoorspoelen, direct aan aarde gelegd.
De leiding, van de centrale Amsterdam Noord" uitgaande, bestaat uit vier nphase2

XI

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN NOORDHOLLAND.

141
141

kabels voor 50 000 volt met een aluminiumdoorsnede van 1 X 150 mm . Deze kabels, die door
Siemens Schuckert zijn geleverd, loopen van Amsterdam Noord" naar het onderstation
Wormerveer en vandaar naar het opstijgstation Nauerna. Van deze vier nphase-kabels doen
er steeds drie dienst, terwijl er n in reserve blijft. Ook deze Siemens-kabels zijn van November
1923 af in regelmatig bedrijf en houden zich zeer goed, daar tot dusverre geen enkele storing
in het geheele kabelcomplex voorkwam.
In Nauerna gaan de kabels over in een bovengrondsche lijn op houten palen met een
onderlingen afstand van 150 m. Ook hier is een 10 000 volt-circuit op dezelfde palen gelegd
en ook hier zijn overal ijzeren mastconstructies gebruikt, waar de leiding een hoek maakt
of waar vaarwaters gekruist worden. Een afbeelding van een ijzeren afspanmast toont fig. 10,
terwijl in fig. 11 een waterkruising is afgebeeld.
1

Fig.

13.

50 000

VOLT-TRANSFO RMATORSTATION TE OTERLEEK.

De optransformatie heeft plaats te Amsterdam Noord" door middel van driephasentransformatoren, waarvan het ster punt rechtstreeks is geaard. Te Wormerveer en Oterleek zijn
onderstations gebouwd, waarin de spanning op 10 000 volt wordt afgetransformeerd en waarin
tevens deze laatste spanning door middel van draaitransformatoren wordt geregeld. Fig. 12 stelt
het 50 000 volt-transformatorstation te Wormerveer voor, terwijl in fig. 13 een afbeelding is
gegeven van het 50 000 volt-transformatorstation te Oterleek, waarvan de fig. 14 en 15 resp.
de 50 000 en 10 000 volt-bedieningsgang vertoonen. In fig. 16 zijn ten slotte nog enkele doorsneden en bovenaanzichten, benevens een schema van het 50 000 volt-transformatorstation te
Naarden aangegeven, waaruit de algemeene opbouw en inrichting der Noordhollandsche
stations voldoende duidelijk moge blijken.
Samenvattende is in de derde periode en voornamelijk in de tweede helft van deze periode

42
142

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN NOORDHOLLAND.

XI

het bedrijf geconsolideerd en in bedrijfstechnisch opzicht aanzienlijk verbeterd; voorts ontwikkelde


het debiet zich zeer krachtig en werd er meer en meer toe overgegaan, alle werken zooveel mogelijk
aan te besteden en niet meer in eigen beheer uit te voeren, ten einde het aantal ambtenaren zooveel mogelijk te beperken.
* * *

Fig. 14.

BEDIENINGSGANG

(50000

VOLT-ZIJDE) IN

HET TRANSFORMATORSTATION TE OTERLEEK.

Fig. 15.

BEDIENINGSGANG

(10 000

VOLT-ZIJDE) IN

HET TRANSFORMATORSTATION TE OTERLEEK.

- Alvorens thans eenige gegevens van statistischen aard te laten volgen, moge nog een enkel
woord worden gezegd over de financieele resultaten van het bedrijf. De hier volgende staat geeft
daarvan een overzicht.

XI

PROVINCIAAL ELECTRICITEITSBEDRIJF VAN NOORDHOLLAND.

143
142

BEDRIJFSRESULTATEN VAN HET PROVINCIAAL ELECTRICITEITSBEDRIJF VAN NOORDHOLLAND.

Jaar.

Gemiddeld kapitaal tusschen


i Jan.31 Dec.

Jaaroverschot
na afschrijvingen doch zonder dividend- of rentebetaling van het kapitaal

.
.
.
bij het oude afschrijvingssysteem
bij het nieuwe afschrijvingssysteem
i ; f
;
.
In % van het
.
In % van het
bedrag
e . kap.
9
|
getn. kap.
B e d a

1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

960 000
1 100 000
1 100 000
1 100 000
4 060 000
5 635 000
9 180 000
14 625 000
18 725 000
19 566 000
19 854 000
20224000

85 451
92 059
86 043
88 721
113 271
85 459
-44 627
113 939
581 500
746 512 )
599 345 )

8,9
8,4
7,8
8,1
2,8
1,5
-0,5
0,8
3,1
3,8
3,0

1
1

89 351
113 359
116 743
13^)021
163 771
158 959
60 373
303 939
887 500
1 134 512 )
1 068 199 )
1 175 363
1

9,3
10,3
10,6
11,8
4,0
2,8
0,7
2,1
4,7
5,8
5,4
5,8

Dezelfde getallen worden voor de jaren 1922, 1923 en 1924 inclusief de bijdrage van de
Provincie:
1922 I
1923
1924

19 566000
19 854 000
20224 000

986 512
839 345

5,0
4,2

1 374 512
1308 199
1415 363

7,0
6,6
7,0

De jaren 1899 tot 1913 zijn in dezen staat niet vermeld, aangezien over deze jaren geen
voldoende gegevens beschikbaar zijn; medegedeeld kan echter worden, dat in de jaren 1899
tot 1904 steeds met verlies werd gewerkt, terwijl de jaaroverschotten over de jaren 1904 t/m
1912 evenals die in de kolommen 4 en 6, uitgedrukt in procenten van het gemiddelde in het
betreffende jaar genvesteerde kapitaal resp. bedroegen in 1904: 0,6 %; in 1905: 0,9 %;
in 1906: 0,4 % ; in 1907: 1,3 %; in 1908: 5,6 %; in 1909: 6,6 %; in 1910: 8,7 %; in 1911:
7,1 %; en in 1912 7,3 %.
Deze jaaroverschotten zijn, evenals die vermeld in de kolommen 3 en 4 van bovenstaanden
staat, berekend na aftrek der afschrijvingen, welke laatste sinds 1912 gebaseerd zijn op de afschrijvingspercentages van de rijksconcessievoorwaarden van 1913, en vr 1912 op percentages,
die gemiddeld vrijwel met die der rijksconcessievoorwaarden van 1913 overeenstemmen. De
aangegeven bedragen zijn dus die, welke bij een naamlooze vennootschap ter verdeeling beschikbaar zouden komen, zoodat zij, uitgedrukt in procenten van het gemiddelde kapitaal, aangeven, welk dividend uitgekeerd zou kunnen worden. Bij de PJ.N.-jaren (vanaf 1915) is de
aan de Provincie te betalen rente dus buiten beschouwing gelaten.
Uit de gegeven cijfers blijkt, dat de eerste KJS.M.-jaren niet gunstig waren; daarin werd
1) Exclusief de Bijdrage van de Provincie ingevolge besluit der Staten dd. 26 April 1923" van/240 000,
Deze bijdrage van de Provincie beoogt,het P.E.N. schadeloos te stellen voor de mindere ontvangsten voor stroomlevering aan die gemeenten, welke niet bereid zijn het tarief te betalen aan het PJS.N., dat door hun eigen Vereeniging (de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten) in verband met de gewijzigde tijdsomstandigheden
als billijk is aanvaard om in de plaats gesteld te worden voor de nog loopende stroomleveringscontracten.

144
144

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN NOORDHOLLAND.

XI

dan ook geen dividend uitgekeerd. Sinds 1907 valt evenwel een sterke vooruitgang waar te nemen,
welke tot en met 1916 bleef aanhouden. D e gevolgen van den oorlog en de i n verband daarmede
gevoerde snelle uitbreidingspolitiek, laten zich eenige jaren na den aanvang duchtig voelen en
werken dan ook na het einde van den oorlog nog eenigen tijd na. Daarna is evenwel weder een
vrij belangrijke vooruitgang waar- te nemen.
Het van 1 Januari 1923 af, i n verband met de nieuwe rijksconcessievoorwaarden, toegepaste gewijzigde afschrijvingssysteem, met over het algemeen lagere afschrijvingspercentages
oefent op de financieele resultaten een vrij belangrijken invloed uit, zooals uit een vergelijking
van de kolommen 3 en 4 met 5 en 6 van bovenstaanden staat genoegzaam moge blijken.

F i g . 16.

BOVENAANZICHTEN EN DOORSNEDEN VAN HET 50 000 VOLT-STATION TE NAARDEN


MET SCHAKELSCHEMA.

T e n slotte mogen hier nog eenige tabellen (zie de tabellen 1 t / m 4) en de daarbij behoorende grafische voorstellingen (zie de fig. 17 t / m 20) worden toegevoegd, welke een duidelijk
beeld van de ontwikkeling van het bedrijf geven. Hierbij zij nog op het volgende gewezen.
De i n tabel 1 (fig. 17) gegeven aanlegkosten der centralen bereikten i n 1919 hun maximum, hetgeen een gevolg was van het feit, dat geen verdere uitbreidingen der centralen meer
plaats vonden, daar vanaf dat jaar geleidelijk met de stopzetting der eigen energie-opwekking
werd aangevangen.
Blijkens tabel 2 (fig. 18) vertoont het aantal inwoners van het verzorgingsgebied eenige
schommelingen, hetgeen ten deele te verklaren is uit de annexatie van enkele omliggende gebieden

XI

PROVINCIAAL ELECTRICITEITSBEDRIJF VAN NOORDHOLLAND.

145

door de gemeente Amsterdam, alsmede uit den invloed, weiKen de mooiiisatie uitoeiende.
Verder zij er hier nog op gewezen, dat bij de kleinindustrie zijn ingedeeld die industrieelen,
die jaarlijks minder dan 40 000 kWh afnemen. Ten slotte dient vermeld te worden, dat in
1916 extra afschrijvingen werden gedaan, waardoor de uitgaven gelijk werden gemaakt aan
de ontvangsten (zie tabel 4 en fig. 20). De fluctuaties in de ontvangsten per verkochte kWh
zijn voor een groot deel te wijten aan de schommelingen in de kolenprijzen. Opmerkelijk is, dat
de ontvangsten per kWh in 1922, 1923 en 1924 lager zijn dan die in 1913, ondanks het feit, dat
de kolenprijzen in deze jaren hooger waren dan in het laatstgenoemde jaar en het geheele
prijsniveau aanmerkelijk was gestegen.

10

146

PROVINCIAAL ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN NOORDHOLLAND,

Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van het hoogspanningsnet.


Jaar.

1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

. . .
IA
t f_
Aanlegkosten
Aanlegkosten
der centralen
van het net
X /iooo,. | X / r o o o - .

425
540
771
780
875
1390
1400
1400
1 400
1 400
1 400
1400

1 362
1 637
1 901
2 505
3 420
5 025
7 898
13 269
15 766
17 470
18 035
18 688

i-. i
Boekwaarde
der centralen
X iooo, .

i
Boekwaarde
van het net
X iooo,.

424
520
728
699
758
1 110
1045
945
880
815
858
837

919
1 121
1 358
1 776
2 604
3 842
6 550
11 640
13 586
15 495
17 265
17 544

XI

Tabel 1 (fig. 17).

Lengte van het Lengte van het


_
.
/
hoogspanningsy
^
net in km.

h o o g s p a n n i n g s
n

i n

200
210
378
490
500
510
521
775
918
977
1 032
1 047

Gegevens betreffende het verzorgingsgebied.

98
98
98
98

Tabel 2 (fig. 18).


Totale transfer*

Jaar.

Totaalaantal
inwoners van
hg erzorgingsgebied.
t

Totaal aantal Aantalaanslui- Aantalaanslui- Aantalaansluiinwoners der tingen voor licht


tingen voor
tingen voor
aangesloten ge- en huishoude- kleinindustrie en grootindustrie
meenten.
Iijke doeleinden
polders.
en polders.

^ " ^ j
gemeenten
J?
'

j
O O T I N D U S T R

d e r s

I E

kW.

1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

461000
466 000
468 000
470 000
481000
471829
456 921
466 649
469 587
478 401
487 000
499 131

171
196
197
254
264
337
349
414
416
426
455
469

300
600
800
000
336
246
747
567
588
084
252
795

12 000
15 000
15 500
22 500
25 500
39 386
43 089
51 985
59 766
66 352
72 543
75 750

1005
1 363
2 232
3 158
3 558
4 075
4 530

50
55
58
69
88
105
105

1 800
2 500
3 250
8186
9 502
20 000
24 500
26 617
31 957
37 548
41 954
44 907

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN

Gegevens
iegevens betreffende het verbruik.
Totaal aantal Maximale bein het net afge- lasting van het
leverde kWh geheele bedrijf
X 1000.
in kW.

Jaar.

1913
2 415,9
925
1914
3 236,7
1 207
1915
4 311,2
1863
1916
8 398,2
3 265
1917
9 882,1 I 4 044
1918
18 867,1 \ 7 397
1919
29 626,8
12 614
1920 1 37 610,1
12 944
1921
38 999,5
13 650
1922 : 46 567,9
15 433
1923
55 720,8
17 436
1924
58 166,3
17 793

Tabel 3 (fig. 19).

Bedrijfstijd
in uren.

2 600
2 720
2 320
2 560
2 440
2 550
2 350
2 900
2 860
3 020
3 200
3 260

25

NOORDHOLLAND.

Verkochte
kWh voor
licht en huishoudelijke
doeleinden
X 1000.

5 074,2
, 9 384,8
11274,5
11809,0
14 432,2
15 792,5

Verkochte
kWh voor
kleinindustrie
en polders
X 1000.

_
_
_
_
_
3 760,0
4 187,7
3 807,7
4 049,9
4 589,1
6 122,2

Verkochte
Verbruik voor
kWh voor
licht en
grootindustrie huishoudelijke
en polders
doeleinden per
x 1000.
aangesloten
hoofd in kWh.

_
_
_
_
_
7 278,2
. 12 350,6
19 308,4
20 837,7
23 344,9
28 890,3

_
_
_
26
44
44
40
44
43

24
23
22
21
20
19
18
17
16
15
14
13
12
11
10
9

Financieele gegevens (exploitatie).


Totale uitgaven
X 1000 .
1 9 1 3

1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

210,2
291,1
375,1
565,3
864,6
2 2.01,1
3 617,7
4 974,0
4 397,2
3 909,0
4 105,4
4 082,6

Tabel 4 (fig. 20).

Totale ontvangsten
X 1000. .

239,8
320,7
396,8
565,3
823,0
2 000,2
3 147,4
4 362,4
3 852,7
3 656,6
4 047,3
4 086,8

Totale uitgaven
per in het net afgeleverde
kWh in cts.

8,75
8,99
8,70
6,73
8,75
11,68
12,40
12,70
11,28
8,40
7,38
7,02

Totale ontvangsten
per verkochte
kWh in cts.

9,92
9,91
9,20
6,73
8,33
10,60
10,62
11 59
9,90
7,85
7,26
7.02

8
7
6
5
4
3
2

0 0 " 3 - l O V O l - 0 0 O \
O l f l l O l O O I O l O l O

CM CO
C\

CT>

CT>

c o t j - i r j k o r ^ o o c j i o
Cfl

Fig. 17.
Aanlegkosten der centrale X 1 000 000.
Aanlegkosten van het net X 1 000 000.
Boekwaarde der centrale X 1 000 000.
Boekwaarde van het net X 1 000 000.
Lengte van het hoogspanninsgnet t/m 10 000
volt in km X 50.
Lengte van het 50 000 volt-hoogspanningsnet
in km X 50.

S J ^ S

E<

CM:

C M co
CMCM CM

CM

25

25

24

24

23

23

22

22

21

21

20

20

19

19

18

18

17

17

16

16

15

15

14

14

13

13

12

12

11

11

10

10

C O T j - v O k O t ^ O O C T i O

to

O i O l O l O l O I O l O l O i

O*

Ui

o\

o>

Fig. 18.
Totaal aantal inwoners van het verzorgingsgebied X 20 000.
Totaal aantal inwoners der aangesloten gemeenten X 20 000.
Aantal aansluitingen voor licht en huishoudelijke doeleinden X 5 000.
Aantal aansluitingen voor kleinindustrie en
polders X 5 000.
Aantal aansluitingen voor grootindustrie en
polders X 10.
Totale transformatorcapaciteit der aangesloten
gemeenten, grootindustrie en polders in kW
X 2 000.

Fig. 19.

X
X

<

rH

rH

<t<

T-H

Fig.

Totaal aantal in het net afgeleverde kWh X 5.10".


Maximale belasting van het geheele bedrijf in
kW X 1 000.
Bedrijfstijd in uren X 200.
Verkochte kWh voor licht en huishoudelijke doeleinden X 5.10.
Verkochte kWh voor kleinindustrie en polders
5.10 .
6

Verkochte kWh voor grootindustrie

c o i - u " 5 k o r ^ o o a \ o

en polders

5.10.

Verbruik voor Hcht en huishoudelijke doeleinden


per aangesloten hoofd in kWh X 10.

,I

CM

'

CM

C M co
CM

CM CM

20.

Totale uitgaven
X 2 0 0 000.
Totale ontvangsten X 2 0 0 000.
Totale uitgaven per in het net afgeleverde kWh
in cts.
Totale ontvangsten per verkochte kWh in cts.

OVERZICHTSKAART
VAN DEN

STAND DER ELECTRIFICATIE


IN D E P R O V I N C I E

NOORD-HOLLAND
OP 31 DECEMBER 1924

E
URK *

VERKLARING.
Centrale.
50 k V onderstation.
Transformator- of schakelstation
mm

50 k V net in bedrijf.

50 k V net geprojecteerd.

10 k V net in bedrijf.

10 k V net in aanleg of geprojecteerd.

6 k V net in bedrijf.
Provinciale grens.
Gemeente grens.

Spoorwegen.

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE GEMEENTE


DELFT EN OMGEVING.
1 IJ schrijven van 15 Juli 1908 No. 1263 werd dr. ir. G. DE GELDER, onderdirecteur
der Gemeente-Electriciteitswerken te Amsterdam, door het College van Burgemeester en Wethouders van Delft uitgenoodigd, een onderzoek in te stellen naar
de levensvatbaarheid van een gemeentelijke inrichting tot levering van electriciteit,
* zoowel voor de openbare verlichting als voor particuliere doeleinden.
In het bijzonder werd gevraagd na te gaan:
1. het stroomdebiet, waarop in de eerste jaren kon worden gerekend;
2. het stelsel van stroomopwekking en stroomgeleiding, dat in verband met de plaatselijke
omstandigheden en met het bedoelde debiet verkozen zou moeten worden;
3. den prijs, waarvoor de electrische energie aan particulieren, aan winkels, aan fabrieken, aan
publieke en private lichamen zou moeten worden geleverd.
Bovendien zou de invloed van de aansluiting van de gebouwen der Technische Hoogeschool moeten worden onderzocht.
Nadat dr. DE GELDER van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam toestemming
tot het uitvoeren van die taak had ontvangen, werd hem daartoe den eisten September 1908 officieel opdracht verstrekt. In zijn uitvoerig rapport, dat reeds kort daarop door hem werd uitgebracht en dat tevens een voorontwerp voor de centrale en het kabelnet bevatte, adviseerde
dr. DE GELDER B. en W. van Delft als volgt:
1. een overeenkomst aan te gaan met het Rijk, ten einde de stroomlevering aan de Technische
Hoogeschool in handen te brengen van de Gemeente.
2. een eigen electrische centrale voor verlichting en beweegkracht te bouwen, volgens het
draaistroomsysteem, met hoog- en laagspanningsnet, voor een totaal vermogen van 900 kW,
met toekomstige uitbreiding tot ca. 1500 kW.
3. als plaats voor het centraalstation aan te wijzen het terrein, gelegen tusschen de gasfabriek
en het bacteriologische laboratorium, ter grootte van ca. 2000 m .
4. voor den bouw van het centraalstation en het kabelnet in den voorloopigen omvang een
crediet toe te staan van 500 000,.
Tot de mogelijkheden, welke door dr. DE GELDER onder de oogen werden gezien, behoorde
ook aansluiting op het electriciteitsnet van de gemeente 's-Gravenhage. Hij meende echter dit
niet te moeten aanbevelen, omdat het naar zijn meening groote bezwaren zou opleveren, zoowel
2

FABRIEKEN

148

VAN GAS EN

ELECTRICITEIT

XII

van adininistratieven als van publiekrechtelijken aard, om een gemeente als Delft, met een aantal
inwoners van toenmaals 34 000, wat de stroomvoorziening betreft, afhankelijk te doen zijn van

Fig.

1.

GEZICHT OP DEN ZUIDGEVEL DER OORSPRONKELIJKE CENTRALE.

een andere, grootere gemeente, op ca. 8 a 10 km afstand gelegen. Voorts achtte hij het niet geraden, in deze aangelegenheid, waarbij de publieke belangen zoo sterk betrokken zijn, eemg risico

XII

EN DE WATERLEIDING DER GEMEENTE

DELFT.

149

te aanvaarden, noch ook de zelfstandigheid der Gemeente prijs te geven. In technischen zin
meende hij, dat stroomlevering door de gemeente 's-Gravenhage eenerzijds wel niet gelijkwaardig
Zou zijn aan die door een eigen centrale, doch anderzijds niet op onoverkomehjke bezwaren

Fig. 2.

DOORSNEDETEEKENING EN PLATTEGROND DER


OORSPRONKELIJKE CENTRALE.

behoefde af te stuiten. Het is, in dit verband, wel aardig hier even op te merken, dat in latere
jaren, onder verschillende invloeden, toch een verbinding met de Haagsche centrale tot stand
is gekomen.
Reeds in 1909 werd met den bouw der centrale aangevangen; na het ontgraven van den

150

FABRIEKEN

VAN

GAS

EN

ELECTRICITEIT

XII

fundeeringsput werd daarin een 2,40 m dikke ongearmeerde betonplaat gestort, waarop de gebouwen werden geplaatst. Hierna werd met den bovenbouw begonnen en reeds in bet begin
van het jaar 1910 kon het gebouw, waarvan in fig. 1 een der gevels is afgebeeld, glas-en waterdicht worden opgeleverd.
.
Inmiddels waren op 1 Januari 1910 ook de plannen voorde calorische en de electrische
inrichting der centrale gereed gekomen en nog in diezelfde maand werden de bestekken uitgezonden. De levering en de opstelling hadden met behoorlijke snelheid plaats, zoodat reeds op

Fig. 3.

GEZICHT IN DE MACHINEZAAL (1911).

den 2en November 1910 des namiddags te 7.30 uur voor het eerst stroom in het stadsnet kon
worden geleverd.
.
,
, .... ^_
Zooals uit den plattegrond (zie fig. 2) blijkt, werden in de centrale aanvankelijk twee
turbogeneratoren en drie ketels opgesteld. In afwijking van het voorloopige pknvandr. DE GELDER werd het vermogen der machines, die door de A . E . G . werden geleverd, op 600 kW per aggregaat bepaald, terwijl de ketels, die door de firma SteinmUer werden gebouwd, met een verwarmend oppervlak van 202 m werden uitgevoerd. Twee dezer ketels werden van een mechamschen

XII

EN DE WATERLEIDING

DER

GEMEENTE

DELFT.

151

rooster voorzien. Fig. 3 geeft een gezicht in de machinezaal, terwijl in fig. 4 de daaronder gelegen
condensatiekelder is afgebeeld. De achterzijde van het in fig. 3 zichtbare hoofdschakelbord is
in tig. 3 atzonderlrjk voorgesteld.
De schakelruimte werd ingericht volgens
het dubbel-railssysteem. De beide stellen rails
werden verbonden door zg. koppelrails, waarin
de hoofdmeters waren geplaatst. Door dus de
machines op het eene en de uitgaande kabels op
het andere systeem aan te sluiten, kon alle uitgaande energie worden gemeten. In geval van
storing of reparatie konden machines en kabels
op hetzelfde systeem worden geschakeld en de
koppelrails buiten bedrijf worden gesteld.
In overeenstemming met het project van
dr. DE GELDER werd een hoogspanningsnet in
de stad aangelegd voor een spanning van 3 x
Fig. 4. DE CONDENSATIEKELDER.
2750 volt, welk hoogspanningsnet door vier voedingskabels vanuit de centrale werd gevoed,
terwijl van elk voedingspunt meetdraden naar de centrale teruggingen voor spanningsmeting. De
bouw van de centrale en het kabelnet had plaats onder leiding van dr. DE GELDER, met assistentie van den heer ir. H . H . EHRENBURG.
Op 29 Juli 1910 werd tot directeur van het electriciteitsbedrijf benoemd de heer F. P. G . VAN
LOENEN MARTTNET e j . , die begin September in functie trad.
*
*
Zooals hierboven reeds werd vermeld, was de centrale geplaatst op een betonplaat van 2,40 m dikte, die niet
onderheid was. Deze constructie heeft in den loop der jaren
tot vele moeilijkheden aanleiding gegeven. Reeds vr het
gebouw geheel gereed was, ontstonden er in de betonplaat
scheuren, terwijl bovendien bleek, dat het geheel ging
zakken. Waar de kolenloods, die tegen de centrale was
aangebouwd (zie fig. 2), op normale wijze op palen was
gefundeerd en derhalve het zakken van het gebouw niet kon
volgen, werd deze al spoedig a.h.w. van het gebouw afgescheurd. Hierdoor kwam de bevestiging van de Jacobsladder welke, zooals fig. 2 doet zien, diende om de kolen uit
de kolenloods omhoog te brengen naar de bunkers in de centrale in het gedrang, zoodat werd besloten gebouw en
Fig. 5. DE ACHTERZIJDE VAN
kolenloods geheel te scheiden en de Jacobsladder op
HET HOOFDSCHAKELBORD.
bijzondere wijze te ondersteunen.
Een tweede gevolg van het verzakken der betonplaat
was, dat de vloeren in de hoogspanningsruimte en in den
condensatiekelder moesten worden verhoogd, omdat men daar last kreeg van het grondwater.
Aanvankelijk werd hiervoor eenvoudig zand, door tegels afgedekt, gebruikt, doch al spoedig

152
.
,
i
~;o+ -.ffWnde was
Doordat het buitenwater herhaaldelijk boven
bleek, dat deze oplossing^ niet afdoende
dan weer werd opgezogen door de
vloerhoogte steeg, werd nl. het zand nat, nm*^
^ ^
^
.
d

g e m a a k t

De vloer van de hoogspanningsruimte wem


thans opgemetseld en alle celwanden werden van
een gemetselden voet voorzien.
Ten slotte leidde de betonplaatconstructie
in November van het eerste jaar ook nog tot
een onaangename storing. Tengevolge van de
scheur in genoemde plaat was nl. het slingerwater van de luchtpomp van een der turbines
in aanraking gekomen met het buitenwater,
waardoor de luchtpomp vervuilde en moest
worden gedemonteerd.
Nog waren hiermede de kinderziekten
Fig. 6. GEZICHT IN DE MACHINEZAAL (1913). der centrale niet geheel overwonnen. Reeds na
n jaar bedrijf bleken de rookkanalen zoo vol
BOVEN HET SCHAKELBORD IS DE ACHTERZIJDE
roet te zitten, dat een ijzeren hulpschoorsteen
DER 10 000 VOLT-SCHAKELRUIMTE ZICHTBAAR
penlaatst. ten einde het mogelijk
te maken, zonder de ketels buiten bedrijf te
steUen, de rookkanalen te reinigen en de daarin ontstane scheuren te dichten.
Wat het bedrijf der centrale Deircn ^ u .
meld, dat vooral de groote veranderhjkheid in de hardheid
van het buitenwater, dat tusschen 10-58 van de Fransche
hardheidschaal varieerde, in de eerste jaren bezwaren opleverde en een voortdurende contrle noodig maakte.
Reeds in 1911, het eerste bedrijfsjaar, werden verschlende grootverbruikers aangesloten, zooals Van Deventer's Glasfabrieken, de H . IJ. S. M . , de waterleiding en
voorts de gemeenten Hof van Delft en Vrijenban. Daarna
werd in 1912 een aanvang gemaakt met de stroomlevermg
aan verder liggende buitengemeenten en kwam op 8 September een overeenkomst met Pijnacker tot stand, waarbij
deze gemeente aan Delft concessie tot stroomlevermg
verleende. Hoewel reeds in beginsel was besloten, de
stroomlevering aan de buitengemeenten onder een spanning
van 10 000 volt te doen geschieden, waren de daarvoor benoodigde inrichtingen in de centrale echter in 1912 nog met
gereed, zoodat de 10 000 volt-kabel, die naar de m het dorp
Pijnacker opgestelde transformatorzuil werd gelegd, vooril O- O U l
. i 7 W wJt
in bedriif' werd gesteld.
Si m e i "
*
In het volgende jaar (1913) werd echter met de in5

Fig. 7.

TRANSFORMATORHUISJE

MET GEOPENDE BEDIENINGSLUIKEN.

XII

EN DE WATERLEIDING

DER GEMEENTE

DELFT.

153

tegenover de centrale gelegen arbeiderswoningen, terwijl in de voormalige magazijnruimte


twee transformatoren, elk van 500 kVA, voor 2750/10 000 volt opgesteld werden. Zooals uit
een vergelijking van de fig. 3 en 6 blijkt, werd
hierdoor ook het aspect der machinezaal eenigszins gewijzigd.
In hetzelfde jaar werd ook de tweede
buitengemeente, nl. Berkel, aangesloten, terwijl
voorts nog met zes andere buitengemeenten
stroomleveringsovereenkomsten tot stand kwamen.
In de gemeente Berkel werd o.a. een
straatverhchtingsnet gebouwd van 11 km lengte,
dat vanuit n punt bedienbaar moest zijn; hiertoe werd het gesplitst in secties van 1,5 km lengte,
waarvan de eerste door middel van een schakelaar werd bediend, terwijl de volgende secties
Fig. 8. DE STO RK-ZOELLY-TU RBINE IN DE
door middel van door de voorgaande bekrachFABRIEK TE HENGELO.
tigde relais werden ingeschakeld.
De zuil te Pijnacker werd thans ook met
10 000 volt gevoed, doch met de opstelling van verdere zuilen in het 10 000 volt-net werd
niet voortgegaan, aangezien men tot het plaatsen van steenen gebouwtjes met ijzeren luiken
overging, welke van^buitenaf bedienbaar waren. (Zie fig. 7).
De uitbreiding der stroomlevering maakte het noodig,
tot bestelling van een derde machine over te gaan, waartoe
gekozen werd een Stork-Zoelly-turbine van 16002400 kW,
gekoppeld aan een generator van 2000 kVA, geleverd door
de N . V . Electrotechnische Industrie voorheen Willem Smit
te Slikkerveer. Een afbeelding dezer turbine geeft fig. 8,
terwijl fig. 9 nog een afzonderlijk loopwiel vertoont.
Tengevolge van de mobilisatie op 1 Augustus 1914
werd de aflevering echter belangrijk vertraagd, zoodat het
nieuwe aggregaat eerst 12 December van dat jaar in bedrijf
kwam. De wijze van opstelling is in fig. 10 aangegeven, die
beschouwd in verband met fig. 3 tevens doet zien, dat
hiermede de bestaande machinezaal geheel was gevuld.
Ook de uitbreiding naar de buitengemeenten hep niet
Zoo vlot van stapel als verwacht was; de stroomlevering te
Fig. 9.
EEN LOOPWIEL DER
Schipluiden kwam eerst op 30 December in bedrijf.
STORK-ZOELLY-TURBINE.
Intusschen waren de hoogspanningskabels naar de
gemeente Berkel (via Pijnacker) en die in den Rotterdamscheweg tot een ring gesloten en wel door een verbinding te maken tusschen het oostelijke punt
van laatstgenoemden kabel en het eindpunt van den eerstgenoemden kabel in den Hoogen
Schieveenschen polder. Voorts werd de hoogspanningskabel naar Schipluiden verlengd tot in

FABRIEKEN

154

VAN GAS EN

XII

ELECTRICITEIT

de gemeente Maasland, en voorzien van een aftakking naar de gemeente De Lier. Deze
uitbreidingen van het hoogspanningsnet kunnen op de hierbijgaande uitslaande netkaart
gemakkelijk worden gevolgd.
. . .
De laagspanningsnetten in bovengenoemde Gemeenten werden in eigen beheer gebouwd
en al het ijzerwerk, zoomede de geconstrueerde masten, in eigen werkplaats vervaardigd. Afbeeldingen dezer netten vertoonen de fig. 11 en 12.
Toen zich in 1915 de eerste moeilijkheden met de kolenvoorziening voordeden en het
noodig bleek, zich voor geruimen tijd te dekken, werden te Poortershaven en Rotterdam terreinen gehuurd voor kolenopslag. De kolenschaarschte werkte er toe mede, dat verschlende
giootverbruikerscontracten konden worden afgesloten, terwijl de petroleumschaarschte het hare

Fig.

10.

DE MACHINEZAAL NA DE EERSTE UITBREIDING MET EEN


STORK-SMIT-TURBO GENERATOR.

er toe deed om het aantal hchtaansluitingen te vermeerderen, zoodat het stadsnet geleidelijk
moest worden uitgebreid.
. . .
\ A u
Het spreekt vanzelf dat ook, hoewel in mindere mate, de kolennood zijn invloed in
de buitengemeenten deed gelden. Vooral echter deed deze zich gevoelen bi, de polders/relke er
hierdoor te eerder toe overgingen om electrisch te gaan malen. Een achttal polders werd dan
ook in deze jaren gelectrificeerd, welk aantal in de na-oorlogsche jaren tot vijftien werd vern o

' i n de buitengemeenten kwam een overeenkomst tot stand met de N V Stoomtouwslagerij en Spinnerij, voorheen firma T. v. d. Lely, thans opgenomen in de ^ V . Vereemgde
Touwfabrieken; voorts met de gemeente Maassluis en vervolgens met de Eerste Westlandsche
h 0

XII

EN DE WATERLEIDING

DER GEMEENTE

DELFT.

155

Electriciteits-Maatschappij, voor stroomlevering aan Hoek


van Holland (gemeente Rotterdam), 's-Gravenzande en
Monster, waardoor het aantal contracten met industrien,
polders en gemeenten tot 38 steeg.
Hadden vorige bedrijfsjaren nog steeds een nadeehg
saldo op de winst- en verliesrekening gegeven, dit jaar werd
voor het eerst een winst gemaakt ten bedrage van ruim
15 000,.
De uitbreiding van het machinevermogen had ook
vergrooting van de ketelcapaciteit noodig gemaakt, waartoe
aan Gebr. Stork & Co te Hengelo de levering van een ketel
in opdracht was gegeven van het systeem Babcock & Wilcox,
met automatischen rooster en met een V . O. van 461 m . Deze
ketel (No. IV) kwam in 1916 in bedrijf en was een ware uitkomst, gezien de bezwaren, die telkenjare werden ondervonden met de kettingroosters van de bij de oprichting der
centrale geplaatste ketels.
Evenals in het Oosten een hoogspanningskabelring
Fig. 11. IJZEREN CONSTRUCTIEtot stand was gebracht, werd ook in het Westen naar dat
MAST EN HOOGSPANNINGSSTATION
doel gestreefd. De kabel, welke inmiddels tot Maassluis was
AAN DEN DRIESPRONG PIJNdoorgetrokken, werd verlengd tot Hoek van Holland en
ACKERBERKELZEGWAARD.
kwam via 's-Gravenzande en Monster terug tot Wateringen.
Weliswaar had men hierbij eenige moeilijkheden ondervonden bij het kruisen van de baan der Westlandsche Stoomtramweg Maatschappij, doch deze
hadden niet tot belangrijke stagnatie geleid. Anders was dit waar de gemeente Wateringen
moest worden gepasseerd, hetgeen met groote bezwaren gepaard ging. Na bijna een jaar onderhandelen gelukte het eindelijk in 1917, met die Gemeente
tot overeenstemming te komen en kon thans de kabelring,
zooals op bijgaande uitslaande kaart van het hoogspanningsnet is aangegeven, door het Westland tot op Delft terug,
worden gesloten.
Ook de gemeenten Zoetermeer en Zegwaard werden
tot aansluiting gebracht, terwijl bovendien met verschillende
polders en grootverbruikers stroomleveringscontracten konden worden afgesloten.
De belangrijke toeneming van het st roomdebie t maakte,
dat reeds twee jaar na opstelling van den derden turbogenerator over uitbreiding van het machinevermogen moest
worden gedacht. Een vierde machine kon niet in het bestaande gebouw worden ondergebracht, terwijl het bestaande
ketelhuis geen gelegenheid tot bijplaatsing van een ketel
meer bood.
Waar bovendien zoowel de 2750volt- als de lOOOOvoltFig. 12. BOVENGRONDSCH LAAG
hoogspanningsruimten geheel bezet waren, werd door de
SPANNINGSNET TE BERKEL.
toenmalige directie overwogen of het geen aanbeveling zou
2

FABRIEKEN

156

VAN GAS EN

ELECTRICITEIT

XII

verdienen, het nog steeds zakkende gebouw geheel te verlaten en op een


V^^?T*
Rotterdatnseleweg en de Sehie een nieuwe centrale te
van een geheel nieuwe inrichting niet veel grooter - d e ^ n
^ v a ,

^^^^Sm

r/n

DOORSNEDE

PLATTE

n - B

CiRO

Fig. 13. PLATTEGROND EN DOORSNEDE VAN DE EERSTE


UITBREIDING (MACHINEZAAL) DER GEBOUWEN; HET BESTAANDE GEDEELTE IS GEARCEERD, HET NIEUWE GEHEEL
ZWART AANGEGEVEN.

tedrijfminofmesrbelane^
1914 aan he

**rf*t**0!-*-*}

waar men in dit laatste geval, voor


de aansluiting van het nieuwe, onderheide aan het oude zakkende gedeelte, zeer kostbare maatregelen
zou moeten nemen.
Het Gemeentebestuur van
Delft meende evenwel tot uitbreiding van het bestaande gebouw te
moeten besluiten en de daartoe benoodigde plannen werden, voor
zoover betrof de uitbreiding van de
machinekamer en den bouw van een
pompenlkaal, in 1916, en voor het
overige gedeelte in 1917 definitief
vastgesteld. Een plattegrond van het
nieuwe gedeelte der machinekamer
en van het pompenlkaal is in fig.
13 aangegeven,terwijl die van de uitbreiding van het ketelhuis in fig. 14
is voorgesteld.
Nog voor met de uitvoering
der verbouwingen werd begonnen,
werd een Ljungstrm-turbine van
2000 tot 2800 kW besteld, op dat
oogenbhk de zuinigst werkende turbine voor een dergelijk vermogen
en tevens de eerste van dit systeem
infNederland.
^
Op 1 September 1917 werd
de directie van het gas- en waterleidingsbedrijf gelegd in handen van
den

heer VAN LOENEN MARTINET,

directeur van het electritittitsbedrijf,


opdat door de combinatie van de
drie bedrijven een meer economische
Wriifsvoerine mogelijk zou worden.
Behalve deze voor het electriciteits-

^J^^Sltt

XII

EN DE WATERLEIDING

DER GEMEENTE

DELFT.

157

mogelijk maatregelen moesten worden genomen eenerzijds om kolen te sparen, anderzijds om


ook met kolen van slechte kwaliteit te kunnen werken.
Met het oog op den kolennood werd
DOORSNEDE A-B
een eigen veenderij onder Pijnacker in exploitatie genomen, terwijl, ten einde de verkregen turf alsmede minderwaardige brandstoffen te kunnen verwerken, de ketels I, II
en III voorzien werden van een onderwindinrichting, systeem Asselbergs. Bovendien
werd korten tijd daarna een overeenkomst
aangegaan voor turflevering met Gebr.
Houwehng, verveners te Hlegersberg.
De kleine turbines werden gedemonteerd, daar door het afbreken van enkele
schoepen van turbine I gebleken was, dat het
schoepenmateriaal een verkeerde samenstelling had, waarop besloten werd, de hoogedrukwielen van een nieuwe beschoeping te
voorzien.
Nadat in 1917 de turbinezaal was
uitgebreid en de nieuwe hoogspanningsruimten ter zijde van het oude gedeelte der
machinekamer op zoodanige wijze waren geplaatst, dat er tevens ruimte gevonden werd
voor het onderbrengen van drie groote transformatorcellen (zie fig. 13), werd met den
bouw van het nieuwe gedeelte van het ketelhuis aangevangen. Zooals fig. 14 doet zien,
moest voor deze verbouwing waardoor
ruimte voor vijf ketels van het type van
ketel IV werd verkregen de geheele buitenmuur van het oude ketelhuis worden
weggenomen en dit zoowel in de breedte als
in de lengte worden vergroot.
Vele moeilijkheden moesten bij de
aansluiting van het nieuwe aan het oude
ketelhuis worden overwonnen; niet alleen
Fig. 14.
PLATTEGROND EN DOORSNEDE VAN DE
toch moest het nieuwe gedeelte los van het
TWEEDE UITBREIDING (KETELHUIS) DER GEBOUWEN;
oude blijven staan, omdat immers dit laatste
HET BESTAANDE GEDEELTE IS GEARCEERD, HET
nog steeds eenigszins zakkende was, doch
NIEUWE GEHEEL ZWART AANGEGEVEN.
bovendien stak de betonplaat van ca. 2,40 m
dikte rondom onder het oude gebouw uit,
Zoodat de daartegen aansluitende muren op, over de betonplaat heenreikende consoles, moesten
worden geplaatst.
De geheele verbouwing werd volgens eigen plannen uitgevoerd, nadat die, in verband

158

FABRIEKEN

VAN GAS EN

ELECTRICITEIT

XII

met de bovenaangehaalde moeilijkheden, gecontroleerd waren door het bouwkundig bureau


Delfland te 's-Gravenhage.
Het pompenlkaal, dat op een uitstekend gedeelte van de betonplaat was geplaatst, werd
reeds bij de uitbreiding der machinezaal naar een ander gedeelte van het ketelhuis overgebracht,
(vergelijk fig. 3 met fig. 13), waarna voor de inrichting van het nieuwe ketelhuis dit uitstekende
gedeelte van de betonplaat moest worden verwijderd. Dit geschiedde door een te Hoek van
Holland geplaatst detachement der Genietroepen, dat het 122 m* groote betonblok laag voor laag
door springmiddelen deed uiteenspringen. De fig. 15 en 16 geven een beeld van dit moeizame maar
interessante werk. Ten slotte is in fig. 17 nog een voorstelling gegeven van het nieuwe ketelhuis,
zooals dat er na de verbouwing uitzag.

Fig.

15.

HET BOREN VAN GATEN IN HET TE VERWIJDEREN DEEL


VAN HET BETONBLOK.

In verband met den kolennood werd de groote schoorsteen, die de rookgassen van de
ketels I, II en III afvoerde, voorzien van een zuigtrekinrichting, terwijl ketel IV met een onderwindinstahatie werd uitgerust.
De kettingroosters van ketel II en III, die steeds meer bezwaren opleverden, werden
vervangen door vaste roosters, hetgeen niet alleen de bedrijfszekerheid, en de stcokresultaten ten
goede kwam, doch bovendien de ketels ook voor het stoken met turf geschikt maakten.
De Ljungstrm-turbine kwam, nadat vele moeilijkheden waren overwonnen inzake
het verkrijgen van de voor de opstelling en de electrische aansluiting benoodigde materialen,
in het voorjaar van 1918 in bedrijf en bleek zeer goed aan de verwachting te beantwoorden.

XII

EN DE WATERLEIDING

DER GEMEENTE

DELFT.

159

Dat voor deze machine, welke, zooals gezegd, de eerste van dit systeem in Nederland
was, veel belangstelling bestond, behoeft zeker niet te worden vermeld. Een afbeelding dezer
machine toont fig. 18.
In het pompenlkaal werden de oude plunjerpompen niet meer opgesteld. Zij werden door
een stoomturbinepomp met een opbrengst van 25 m per uur vervangen, terwijl daarnaast de in
het oude pompenlkaal aanwezige electrische pomp van 10 m werd geplaatst. Ook de oude Steinmller-watermeter werd niet weder
8

opgesteld, doen vervangen door een


Lea-watermeter, welke door zijn
eenvoud en zijn gering aantal bewegende deelen uitmunt. Deze
watermeter heeft evenwel dit belangrijke bezwaar, dat hij lucht in het
voedingswater brengt.
Na lang aandringen van de
directie werd wegens de voortdurende stijging der kolenprijzen en
de gedurig hooger wordende bedrijfskosten door den Raad eindelijk
besloten tot het invoeren van een
duurte toeslag (kolenclausule).
Reeds kort na de opstelling
van de Ljungstrm-turbine bleek,
dat de toeneming van de belasting
van dien aard was, dat weldra
wederom tot uitbreiding van het
vermogen zou moeten worden besloten. De levertijden van machines
en ketels waren echter zeer lang,
zelfs meer dan n jaar, en de prijzen
uitermate hoog. Daarom werden de
onderhandelingen reeds vroeger
door het Gemeentelijk Electrisch
Bedrijf te 's-Gravenhage ingezet
heropend, ten einde eventueel tot
stroomlevering van Den Haag aan

Fig. 16.

DE LADING ONTPLOFT.

Delft te geraken. Deze besprekingen


voerden in het einde van 1919 tot
overeenstemming, waarna nog in hetzelfde jaar een stroornleveringscontract tusschen beide
Gemeenten werd afgesloten.
Nog vr deze overeenkomst tot stand was gekomen, bleek reeds, van hoeveel waarde
die in de toekomst, als vergrooting der reserve zou zijn, daar de Ljungstrm-turbine defect
raakte, tengevolge van een montagefout bij de revisie door een Zweedschen monteur, na afloop
van den garantietermijn verricht.
Waar deze catastrophe vlak vr de winterbelasting plaats vond, moest deze laatste door

FABRIEKEN

160

VAN GAS EN

ELECTRICITEIT

XII

de kleinere, minder gunstig werkende machines worden opgenomen, hetgeen met een belangrijke overbelasting van ketels en turbines gepaard ging. De gevolgen bleven dan ook met uit
en herhaaldelijk moesten lekke waterpijpen worden vervangen.
Ware ketel V, die reeds een jaar te voren was besteld, toen opgesteld geweest, dan zou
dit zeker vele moeilijkheden hebben bespaard. Evenwel was de aflevering opgehouden, omdat,
in verband met de onderhandelingen met Den Haag, overwogen werd, den ketel niet op te stellen. Waar deze onderhandelingen meer tijd vereischten dan oorspronkelijk was F * ^ J
eerst in December 1919, - na gepleegd overleg met den inmiddels nieuw benoemden directeur

Fig.

17.

HET NIEUWE KETELHUIS? DE OUDE SCHOORSTEEN STAAT BINNEN HET GEBOUW.

- m e t de opstelhng worden begonnen, waarna de ketel een half jaar later in bedrijf kwam. Deze
ketldfe no^in den tijd van den grootsten kolennood was besteld, was uitgerust met een vasten
S e r en w |
e n en van achteren met de hand gestookt. Ofschoon deze ketel, evenak
k ^ IV e ^ V.O. van 461 m* had, werden met de bediening van dezen rooster, die bij met al
tfslecht'e brandstoffen gemakkelijk door twee man kon geschieden, niet de minste bezwaren
ondervonden.^ ^
^ ^ ^
^
^
rd v a

vor

fc

o p

Q p

XII

EN

DE WATERLEIDING

DER GEMEENTE

DELFT.

161

betonconstructie, waarin ook de aschtrechters zijn opgenomen, waardoor in den aschkelder aan
ruimte wordt gewonnen.
In het begin van het jaar hadden inmiddels de heeren VAN LOENEN MARTINET en ir. THIE-

RENS hun ontslag genomen en verliet de eerstgenoemde het bedrijf op 31 Juli, de laatste op 31
December 1919. Met ingang van 1 October 1919 werd door den Raad benoemd tot directeur van de
Fabrieken van Gas en Electriciteit en de Waterleiding de heer F. J. S WART WOUT DE HOOG e.i.,

directeur Van de Gemeente Lichtfabrieken te Gouda, terwijl met ingang van 1 Januari 1920

Fig. 18.

DE LJUNGSTRM-TURBINE.

ir. J . S. VAN HELOMA, ingenieur der centrale, den heer ir. THIERENS als adj. directeur opvolgde.
In het laatst van 1919 werd nog overeenstemming verkregen met de Nederlandsche
Gist- en Spiritusfabriek en de Nederlandsche Oliefabriek voor stroomlevering tot een totaal
vermogen van ten hoogste 2500 kVA. Voor deze voorziening moest een transformatorstation
worden gebouwd, dat dan tevens het stadsnet zou kunnen voeden. Dit station dat voor een
vermogen van 4000 kVA is geprojecteerd en waarin de stroom, die onder een spanning van
10 000 volt door de centrale wordt geleverd, wordt getransformeerd tot een spanning van ca.
11

162

FABRIEKEN

VAN GAS EN

XII

ELECTRICITEIT

3000 volt werd geplaatst nabij den watertoren in het


Kalverbosch. In de fig. 19 en 20 zijn afbeeldingen
van dit station gegeven.
Doordat de totstandkoming van de stromleveringsovereenkmst tusschen de gemeenten Delft en
Den Haag veel tijd vorderde, werd ook de bestelling
van de benoodigde kabels voor de verbinding dier
centralen vertraagd, zoodat deze eerst werden gelegd,
nadat de heeren ROODENBURG en HAGENAAR, resp. als

ingenieur van het kabelnet en van de centrale, op 1


Mei 1920 in dienst waren getreden.
De verbinding voor de stroomlevering van
's-Gravenhage bestaat uit twee kabels van 3 X 70 mm ,
twee beveihgingskabels van 4 x 4 mm en n telefoonkabel; deze kabels werden echter niet rechtstreeks
tusschen de centralen gelegd, doch brachten een
verbinding tot stand tusschen de centrale te Delft en
het onderstation Oost" in de gemeente 's-Gravenhage, dat vanuit de centrale door drie kabels van 3 X
95 mm met differentiaalbeveihging wordt gevoed. De
Fig. 19. STATION KALVERBOSCH
stroomlevering, die onder een spanning van ca. 10 000
(GESLOTEN).
volt olaats vindt, ving omstreeks 1 November 1920 aan.
Waren belangrijke uitbreidingen van het net
in de laatste jaren niet tot stand gekomen, in 1921 werd de eigen centrale van het electriateitsbedrijf te Naaldwijk opgeheven en een aansluiting tot stand gebracht op het 10 000 voltkabelnet van de gemeente Delft.
.
.
Ook met de gemeenten Stompwijk en Veur werd overeenstemming verkregen uizake
stroomlevering en in verband daarmede werd ca. 20 km hoogspanningskabel in noord-oostehjke
richtins gelegd, waarmede de derde ring
over Nootdorp, Veur, Stompwijk, Zoetermeer, Zegwaard en Pijnacker werd gesloten (zie bijgaande uitslaande netkaart).
Met de gemeente KethelenSpaland .
werden de onderhandelingen, die tengevolge van het uitbreken van den oorlog in
1914 waren afgebroken, weder opgevat; in
het laatst van 1922 kwam ook met deze
.Gemeente een overeenkomst tot stroomlevering tot stand. Een afbeelding van het
transformatorstation, dat in deze Gemeente werd gebouwd, toont fig. 21.
De sinds 1919 opgetreden nieuwe
directie meende, gezien de daarbij opgedane ervaringen, niet voort te moeten gaan
Fig. 20. STATION KALVERBOSCH (GEOPEND).
met het systeem van stroomlevering bij
2

XII

EN DE WATERLEIDING

DER GEMEENTE

DELFT.

163

concessie, doch stelde zich op het standpunt, aan andere


gemeenten alleen stroom en gros" te moeten leveren. De
vorenbedoelde stroomleveringscontracten waren dan ook alle
en gros-contracten".
Tevens werd het type der hoogspanningshuisjes
gewijzigd, en wel werden de hierin opgestelde apparaten
zoodanig in cellen geplaatst, dat zij vanuit de daarlangs
loopende gang bedienbaar waren.
De Haagsche Tramweg Maatschappij, die in verband
met hare concessie tot electrificatie van de lijn Den Haag
Delft moest over gaan, had reeds in het begin van 1922 de
onderhandelingen omtrent de levering van gelijkstroom geopend en, nadat men het omstreeks Juli over de hoofdvoorwaarden was eens geworden, kwam in October van dat jaar
de definitieve overeenkomst tot stand.
Ingevolge deze overeenkomst werden besteld n gelijkrichter voor 1200 volt gelijkstroom bij 240 kW en n
nankeromzetter van hetzelfde vermogen. De levering van
den gelijkrichter werd opgedragen aan de firma Electro- Fig. 21.
TRANSFORMATORSTAstoom te Rotterdam, als vertegenwoordigster van d Brown- TION IN DE GEMEENTE KETHEL
Boveri A . G . te Baden (Zwitserland), welke de bij haar
E N SPALAND.
bestelde installatie prompt op tijd afleverde, zoodat reeds
in den nacht van 1 op 2 Mei en later nog eens van 24 op
25 Mei 1923 kon worden proefgereden tusschen de remise aan den Haagweg en Rijswijk.
Zoowel tengevolge van de Roerbezetting als om andere redenen ondervond de aflevering
van den nankeromzetter belangrijke vertraging, evenals de van de
bij de firma Merrem en L a Porte
te Amsterdan, als vertegenwoordigster van Krupp te Essen, bestelde
Krupp-gelijkstroomsnelschakelaars.
Eerst op 28 Januari 1924' kon
ook met den nankeromzetter en de
snelschakelaars worden proefgedraaid; daarbij bleken de gelijkstroommaximaalsnelschakelaars
van Krupp bijzonder goed te voldoen. De wijze van opstelling van
den kwikdampgelijkrichter en van
den omzetter is in fig. 22 aangegeven. De electrificatie van de lijn Den
HaaeDelft ondervond aanvanfcctiik

Fig. 22.
DE

NANKEROMZETTER E N GELIJKRICHTER VOOR

STROOMLEVERING

AAN

DE

HAAGSCHE

MAATSCHAPPIJ.

TRAMWEG

vertraging, ingevolge moeilijkheden


met verschillende openbare lichamen,
doch in de tweede helft van 1924

164

FABRIEKEN

VAN GAS EN

ELECTRICITEIT

XII

kon toch, ij het met een provisorisch gebouwde bovenleiding, langs de oude straatroute, electrisch worden gereden.
Was iri 1921, voor het eerst sedert 1915, weer door omstandigheden met verlies gewerkt,
over 1923 waren de resultaten gelukkig wederom gunstiger en kon een winst van rond 65 000,
aan de Gemeente worden uitgekeerd, daarna vermeerderde het winstcijfer weer geleidelijk,
om over 1924 een bedrag van 199 000, te bereiken.

Fig. 23.

DE OUDE MACHINEKAMER IN HARE


HUIDIGE GEDAANTE.

Het electriciteitsbedrijf te Delft, dat thans een belangrijk deel van de provincie ZuidHolland van electriciteit voorziet, levert stroom aan verschiUende belangrijke mdustrien, waaronder de Nederlandsche Gist- en Spiritusfabrieken en de Oliefabriek Calv-Delft, de fabriek
te Maassluis van de N . V . Vereenigde Touwfabrieken, gevestigd te Rotterdam, de Nederlandsche
Kabelfabriek, de Machinefabriek Reineveld", Van Deventer's Glasfabrieken en vele amfcre,
verder aan 17 polders, en aan een 16-tal omliggende gemeenten. Wat deze laatsten betreft, is
de juiste stand der electrificatie in het Delftsche stroomleveringsgebied op 31 December 1924

XII

EN DE WATERLEIDING

DER GEMEENTE

DELFT.

165

op de hierbijgaande uitslaande kaart aangegeven; ook bevat deze kaart een voorstelling van het
hoogspanningsnet in zijn huidige gedaante.
Ten slotte mogen thans nog een aantal tabellen en grafische voorstellingen, waarin de ontwikkeling van het bedrijf nader is aangegeven, volgen. De tabellen 1 t/m 4 en de grafische
vooretellingen (fig. 24 t/m 27) spreken voor zich zelf, zoodat hier met een verwijzing daarnaar
moge worden volstaan.

FABRIEKEN

VAN GAS EN

Jaar.

1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Aanlegkosten der
centrale
X iooo,.

Aanlegkosten vi
het net
X iooo,.

330
357
386
463
470
566
598
1 364
1 440
1 680
2 014
1 978
2 036
2 103

Boekwaarde der
centrale
X /iooo,.

200
237
362
528
689
796
1 070
1 649
1 793
1 999
2 412
2 558
2 651
2 717

Boekwaarde van
het net
X / iooo,.

313
323
333
391
374
446
439
1 1S3
1 195
1367
1619
1488
1443
1402

189
215
327
482
609
683
921
1 447
1 515
1 620
1 921
1 932
1 895
1 830

1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Totaal aantal inwoners der aangesloten


gemeenten.

32 000
35 000
39 000
42 000
48 000
64 000
88000
90 700
92 000
95 300
96 200
113400
114 300
121 200

Aantal aansluitingen
voor licht en huishoudelijke doeleinden.

278
395
624
942
1348
1 711
2 819
4 744
7 186
7 758
8 070
8 566
. 8 925
9 537

Tabel 1 (fig. 24)


Lengte van het
hoogspanningsy

n e t

I 0

i n

0 0 0
k

v o l t

13,0
16,6
35,0
65,0
83,0
111,0
121,0
126,0
133,0
136,0
169,5
170,5
172,3
173,0

Tabel 2 (fig. 25).

Gegevens betreffende het verzorgingsgebied.


Jaar.

XII

ELECTRICITEIT

166
Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van het hoogspanningsnet.

Aantal aansluitingen
kracht.
v o o t

6
13
16
25
35
42
54
55
53
54
56
60
54
51

Totaal aangesloten
vermogen in kW.

285
410
641
974
393
1 764
2 886

5 359

186
7 826
8 385
8 971
9 617
7

1 0 2 5 4

EN DE WATERLEIDING
Gegevens betreffende

'

1911 |
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923 ;
1924

DELFT,

het verbruik.

Totaal aantal
in het net afgeleverde k W h
X 1000.

'

DER GEMEENTE

Bedrijfstijd
in uren.

405
585
700
1 160
1600
2 100
2 325
3 000
4 300
4 000
4 300
4 300
4 150
4 800

780
1 098
1573
1 331
2 495
3 158
2 800
2 600
2 358
2 806
2 163
2 266
2 520
2 626

Verkochte k W h
voor licht, huis- Verkochte k W h
houdelijke doel- !
voor
einden en
grootindustrie
kleinindustrie
X 1000.
X 1000.
176,8
286,5
392,
339,7
558,9
335,7
663.2
721,3

1 863,7
2 292,2
2 724,4
2 878,3

,
.kosten en/of
stroom inkoop
X 1000.. |

1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919 I
1920
1921
1922
1923
1924

58,5
68,4
77,7
83,5
138,2
182,1
279,1
612,7
841,3
1 134,9
843,9
492,3
511,8
499,7

Totale

Totale
u i t
X

29,3
39,2
42,1
63,7
77,2
107,8
149,5
265,6
294,6
163,9
239,3
258,6
294,1
290,8

24

24

23

23

22

22

126
146
121
72
83
40
47
31
_
_
46
54
59
60

21

21

20

20

19

19

18

18

17

17

16

16

15

15

14

14

13

13

12

12

11

11

10

10

Tabel 4 (fig. 27)

d i s t r i b u t i e k o s t e n

j Verbruik voor
licht, huishoudelijke doeleinden
j en kleinindustrie
; per aangesloten
| hoofd in k W h .

139,8
355,8
708,8
1 205,9
2 665,8
4 994,7
4 565,9
5 747,6

7 438,5
7 421,5
7 736,2
9 726,5

Financieele gegevens (exploitatie)


Jaar.

25

Tabel 3 (fig. 26)

Maximale
belasting van het
geheele bedrijf
in k W .

375,6
731,0
1 241,2
1 776,9
3 842,3
6 393,0
6 251,2
7 819,6
10 140,6
11 867,1
10 572,9
10 986,2
11 187,5
13 295,6

25

iooo.-.
'
87,8
107,5
137,5
170,1
236,7
331,2
491,8
923,9
1374,7
1 730,1
1524,4
1 156,7
1 184,9
1 179,3

Totale
ontvangsten
X iooo..
^

^*/-

Totale utgaven
Totale
e
nt a

o n t
P,
geleverde k W h verkochte k W h
incts.
in cts.
e

42,2
81.0
119,9
163,3
251,8
364,7
535,0
1 020,5
1 381,9
1 775,6
1480,8
1 224,8
1 289,4
1378,1

I n

23,4
14,6
11,9
9,1
6,2
5,2
7,9
11,8
13,5
14,6
14,4
10.5
10,6
8,9

rf ,T

13,4
12,4
10,9
10,6
7,8
6.8
10,2
15,8
16,1
16,9
15,9
12,6
12,3
10,9

r - i c N c O ' i - i r t v o r ~ o o c ^ o
,_,,_,,_(
i-l
rH
i-H
,-(
rH
rH CM
cricftdcficyi
01
o\ 01 01

I-H CM co *
CM <M CM
<y\ o\ cr* er

CM

i-l

CM CO

o\

<y\ o\

cyi

CTI

cy>

o
o\ o

-H

CM

CM
CM

o> o>

co

CM
Cl

CM
Ol

i - l C M O O T t - l O ^ O r - O O C T i
i - l C M C O ^ rH
rH
rH
rH
rH
rH rH rH rH CM CM CM CM
CM
O l C T C h O I O l O l O l O l ^ C f l C n C J l O l C f t

r - i c M c o ^ - i r j v o r ^ o o c y i O
rH CM co
l
i( T-<
rH rH rH rH CM CM CM CM

Tl

CM

i
F i g . 24.

Aanlegkosten der centrale X 5 0 0 000.


Aanlegkosten van het net X 5 0 0 000.
Boekwaarde der centrale X 5 0 0 000.
Boekwaarde van het net X 5 0 0 000.
Lengte van het hoogspanningsnet t/m 10
volt in km X 10.

F i g . 25.

Totaal aantal inwoners der aangesloten gemeenten X 10 000.


Aantal aansluitingen voor licht en huishoudelijke doeleinden X 1 000.
Aantal aansluitingen voor kracht X 10.
Totaal aangesloten vermogen in kW X 2 000.

F i g . 26.

F i g . 27.

Totaal aantal in het net afgeleverde kWh


X 10 .
Maximale belasting van het geheele bedrijf
in kW X 1 000.
Bedrijfstijd in uren X 200.
Verkochte kWh voor licht, huishoudelijke
doeleinden en kleinindustrie X 10 .
Verkochte kWh voor kracht X 10 .
Verbruik voor licht, huishoudelijke doeleinden en kleinindustrie per aangesloten
hoofd in kWh,
8

Totale opwekkosten en/of stroominkoop


X 100 000.
Totale distributiekosten X 100 000.
Totale uitgaven
X 100 000.
Totale ontvangsten
X 100 000.
Totale uitgaven per in het net afgeleverde
kWh in cts. X 2.
Totale ontvangsten per verkochte kWh in
cts. X 2.

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE GEMEENTE


DORDRECHT EN OMGEVING.
^ r ^ X h g P den 16den September 1908 werd de heer ir. J. N . VAN DER LEY, die tevoren tot
% M at * directeur van het op te richten electriciteitsbedrijf was benoemd, door den GemeenI B I I teraad van Dordrecht belast met het maken der voorbereidende plannen voor
1
\ den bouw van een centrale en den aanleg van een kabelnet met transformator^
P n r - ^ J ^ zuilen in de stad. Nadat het door hem uitgewerkte project door den Raad was
goedgekeurd, werd onmiddellijk met de uitvoerende werkzaamheden begonrien, zoodat reeds
op 28 Juli 1910 met de geregelde stroomlevering in de Gemeente een aanvang kon worden
gemaakt.
In het ketelhuis werden drie waterpijpketels opgesteld, systeem Babcock & Wilcox, die
ieder een verwarmend oppervlak hadden van 250 m en in normaal bedrijf 4000 kg, bij geforceerd
bedrijf 6000 kg stoom van 12 atm. spanning, per uur konden leveren. Met de ketels waren
oververbitters samengebouwd, ieder van 71 m verwarmend oppervlak, waarin de stoom door de
rookgassen tot 350 C. kon worden verhit, terwijl achter de ketels voldoende ruimte werd gelaten
om later nog een economiser bij te plaatsen.
In de machinezaal werden opgesteld: twee stoomturbines, van het fabrikaat der Gebr.
Stork te Hengelo, elk met een vermogen van ruim 900 pk, aan de turbine-as gemeten, bij 3000
omwentelingen per minuut, een stoomdruk van 11 atm. en een stoomtemperatuur van 325 C.
Zij waren direct gekoppeld met draaistroomgeneratoren der S.S.W. te Berlijn, van 750 kVA
vermogen, bij een spanning van 6000 volt en 50 per ./sec.
De afbeeldingen 1 en 2 geven onderscheidenlijk een kijkje in het oude ketelhuis en in
de oude machinezaal. In den kelder onder de machinezaal werden de condensatie-inrichtingen
voor de beide turbines, elk bestaande uit een oppervlakcondensor met luchtpomp en circulatiepomp, en de keteJvoedingspompen ondergebracht, terwijl de hoogspanningsruimte, voor het
opnemen van alle hoogspanningstoestellen en van de transformatoren, ingericht werd in een
aan den machinekelder belendend gedeelte. De bediening van deze apparaten, alsmede het
aflezen der verschlende instrumenten, geschiedde op het hoofdschakelbord, hetwelk in de
machinezaal was opgesteld.
Voor het verkrijgen van koelwater in voldoende hoeveelheid, ten behoeve van den condensatie-aanleg, werden twee zuigleidingen van 250 mm inwendige middellijn naar het Wanty"
gelegd, waar zij in een zuighaven uitmondden, die door roosters van de rivier werd afgesloten.
2

168

GEMEENTE-ELEC

TRICI TEI TSBEDRI JF

DORDRECHT.

XIII

Een derde leiding, van 425 mm inwendige middellijn, die op een andere plaats in de rivier de
Merwede uitmondde, zorgde voor afvoer van het verwarmde water.
Aan het einde van het oprichtingsjaar waren 255 installaties aangesloten, terwijl in de
centrale en in verschillende in de stad opgestelde transformatorzuilen 18 transformatoren, met
een totaal vermogen van 575 kVA, waren geplaatst.
Aan den heer ir. J. N . VAN DER L E Y werd met ingang van 1 Apr 1911, tengevolge van
Zijn benoeming tot leider der afdeeling Electriciteit van den Dienst voor Waterkracht en Electriciteit in Nederlandsch-Indi, op zijn verzoek eervol ontslag verleend als directeur; als zoodanig

Fig. 1.

HET OUDE KETELHUIS.

werd met ingang van 1 Juni 1911 benoemd de heer ir. C . NOOME, ingenieur der Electriciteitsmaatschappij Electra te Amsterdam. In het daartusschen gelegen tijdperk werd de heer H . R.
DE BREUK, directeur der Gemeente Gasfabriek, tijdelijk met de leiding van het electriciteitsbedrijf belast.

* **
De gestadige toeneming van het aantal aansluitingen te Dordrecht en in de inmiddels
aangesloten gemeente Zwijndrecht maakte het noodzakelijk in 1912 maatregelen te nemen tot
uitbreiding van de beschikbare macbinecapaciteit. In Mei 1913 werd een nieuwe turbine der
Gebr. Stork te Hengelo, gekoppeld met een generator der Elertrotechnische Industrie te Slikker-

XIII

GEMEEN TE-ELECTRICI

TEI TSBEDRIJF

DORDRECHT.

169

veer, met een vermogen van normaal 1250 k W en maximaal 1500 k W , i n geregelden dienst
genomen.
In den aanvoer van steenkolen, die de eerste twee jaren geschiedde door aandragen i n
Zakken, werd verbetering gebracht door den bouw van een mechanische transportinrichting
(zie fig. 3), waarvan de levering werd opgedragen aan de firma Schenck te Darmstadt, i n
verbinding met de Hollandsche Maatschappij tot het Maken van Werken i n Gewapend
Beton, aan welke maatschappij tevens de bouw werd opgedragen van een kolenbergplaats
van gewapend beton. Langs de hangbaan beweegt zich een loopkat met grijper, ter grootte
van 1,25 m . De bedienende man rijdt met de loopkat mede. D e capaciteit is 15 ton per uur.
3

F i g . 2.

DE OUDE MACHINE ZAAL.

T e n einde het rendement der ketels te verbeteren, werd tot vorverwarming van het
voedingswater met behulp der rookgassen overgegaan en i n het ketelhuis een Green's economiser
bijgeplaatst, met een verwarmend oppervlak van 360 m .
Daar de belasting steeds bleef toenemen en bovendien met 12 buitengemeenten overeenstemming inzake de stroomlevering werd bereikt, het het zich aanzien, dat het beschikbare
machinevermogen spoedig niet meer toereikend zou zijn. In 1914 werd dan ook besloten om tot
het opstellen van een 3000 kW-turbogenerator over te gaan, waarvan de turbine door G e b r .
Stork te Hengelo, en de generator door de S . S . W . te Berlijn werd geleverd. Hiermede ging
gepaard de aanschaffing van een nieuwen ketel van het fabrikaat Babcock & Wilcox, voor 10 000,
2

170
170

GEMEENTE-ELE

C TRICI TEI TSBEDRI JF DORDRECHT.

XIII

maximaal 12 000 kg stoom per uur. Door deze laatste uitbreidingen werd de beschikbare ruimte
in het machine- en ketelhuis geheel ingenomen.
De invloed van den oorlog deed zich in 1915 en de daarop volgende jaren in zijn vollen
omvang gevoelen in de geweldige stijging van den prijs der steenkolen. Daarbij ging de kwaliteit
der steenkolen geleidelijk achteruit, zoodat, ondanks de stijgende productie, het benoodigde
kwantum kolen per afgeleverde kWh steeg. Bovendien ging met het slechter worden der brandstoffen een sterke vermeerdering der onderhoudskosten, in het bijzonder van de roosters en gewlven der ketels, gepaard. Aangezien het moeilijk werd onder deze omstandigheden de stijgende
machinebelasting met de bestaande ketelinstaUatie te beheerschen, werd overgegaan tot het in-

Fig.

3.

DE OUDE KOLENTRANSPORTINRICHTING.

bouwen van een ventator voor het vergrooten van den trek. De bij den economiser uittredende
gassen werden met behulp van dezen ventilator in het rookkanaal naar den schoorsteen geperst,
zoodat ook de trek van dezen laatsten nog ten volle werd gebruikt.
Met het oog op de groote afstanden, welke voor het aansluiten der gemeenten in de Alblasserwaard waren te overbruggen, werd voor dit gedeelte van het verzorgingsgebied en voor
toekomstige uitbreidingen benoorden de rivier de Lek een bedrijfsspanmng van 12 500 volt
voor de verdeelkabels gekozen. Aangezien de bestaande schakehnstaUae voor deze hoogere
spanning niet ingericht was en de spanning der generatoren 6000 volt bedroeg, werd op het
terrein der centrale een transformatorstation gebouwd, waarin twee transformatoren, van 500

xin

GEMEEN

TE-ELEC

TRICI TEI TSBEDRIJF

DORDRECHT.

171

kVA vermogen elk, een plaats vonden en gebruikt werden voor het transformeeren der machinespanning van 6000 volt op 12 500 volt.
De toenemende maximale belasting, welke in 1915 met 93 % tot een waarde van 2700
kW was gestegen, en het afsluiten van enkele contracten met grootindustrieelen stelden een belangrijke stijging van de belasting voor de volgende jaren in uitzicht, zoodat het opnieuw noodzakelijk werd, een vergrooting van de capaciteit der centrale voor te bereiden. Waar de bestaande
gebouwen verdere uitbreiding niet toelieten, werd besloten, tot een vergrooting der fabriek
over te gaan. De daartoe ontworpen plannen werden door den Gemeenteraad van Dordrecht
op 23 November 1915 aangenomen, terwijl op 12 December d.a.v. met de werkzaamheden
werd begonnen.
Het nieuwe gebouw werd ontworpen voor twee turbogeneratoren, elk met een vermogen
van 7500 kVA, en vier ketels voor hooge verdamping, met een normale stoomproductie van
18 000 kg stoom per uur en per ketel. Naderhand zou blijken, dat het mogelijk was in de nieuwe
machinezaal een belangrijk grooter vermogen onder te brengen. Van de geprojecteerde machines
en ketels zou zoo spoedig mogelijk een turbo-aggregaat, benevens een ketel worden opgesteld.
Reeds in de tweede helft van 1916 bleek, dat de bestaande ketelbatterij, ondanks de aangebrachte zuigtrekinstallatie, in den winter niet voldoenden stoom voor de steeds stijgende
belasting zou kunnen leveren, te meer, omdat, zooals gezegd, tengevolge van den oorlog verschillende zendingen steenkolen van slechte hoedanigheid waren. Daar de aflevering van den inmiddels bestelden ketel vermoedelijk met op tijd zou kunnen geschieden, werden twee gebruikte
Lancashire-ketels aangekocht, die in de buitenlucht werden opgesteld en ingemetseld en door
een 5"stoomleiding met de hoofdstoomleiding van het ketelhuis werden verbonden. Deze ketels
hadden beide een verwarmend oppervlak van 75 m , waren voorzien van kunstmatigen luchttoevoer en leverden tezamen, Zooals uit proefnemingen bleek, 7000 kg stoom van 12 atm. met een
maximale temperatuur van 350 C. Zij beantwoordden daarmede geheel aan de gestelde verwachtingen. In den zomer van 1921 werden zij opgeruimd, toen op afdoende wijze in de stoomproductie was voorzien.
In den loop van 1916 werd de heet ir. C. NOOME benoemd tot directeur der N . V. Provinciale Utrechtsche Electriciteits-Maatschappij, in verband waarmede hem op 31 December
1916 op zijn verzoek eervol ontslag werd verleend. Den 21en November benoemde de Gemeenteraad in zijn plaats den heer ir. A. BLOMHERT, onderdirecteur van het Gemeentelijk Electriciteitsen Trambedrijf te Utrecht, die op 1 Januari 1917 zijn nieuwe functie aanvaardde.
De bij Walther & Co. te Delbrck bestelde Hochleistungs" ketel voor 15 atm. stoomdruk,
benevens de nieuwe turbogroep van de B.B.C. te Baden, met een vermogen van 7500 kVA,
konden in den loop van 1917 in het nieuwe gebouw in bedrijf worden genomen.
2

* **
Alvorens thans de ontwikkeling van het bedrijf verder te vervolgen, moge hier eerst een
meer nauwkeurige omschrijving van de nieuwe fabriek worden gegeven. In afwijking met hetgeen
bij den bouw der oude centrale was geschied, werden de afmetingen der nieuwe gebouwen zoodanig gekozen, dat zoowel de ketels als de turbogeneratoren in een richting, loodrecht op die der
bestaande ketels en turbogeneratoren, konden worden geplaatst. Fig. 4 geeft een beeld van het
nieuwe ketelhuis thans geheel bezet door de vier geprojecteerde ketels terwijl fig. 5 duidelijk doet uitkomen, dat bij de gewijzigde opstelling de lengte-assen der turbogeneratoren evenwijdig met die der machinezaal werden geplaatst. Aan deze gewijzigde ligging van machines en

172

GEMEENTE-ELECTRIClTEITSBEDRIJF

DORDRECHT.

XIII

ketels werd de voorkeur gegeven, omdat ketel- en niachinehuis daardoor in lengte aan elkaar
gelijk konden worden gehouden. De keldeiruimte onder het ketelhuis wordt ingenomen door
den aschtrechter en de ventilatoren der inrichtingen voor geforceerden trek. Met behulp van een
Tacobsladder wordt de uit de ketels aangevoerde asch naar den beganen grond vervoerd. Het
verdere transport geschiedt met kipwagens op smalspoor naar het achtergelegen aschterrein.
De brancbtoffenvoorziening geschiedt vanuit een reeds eerder opgestelden mengbunker,
met behulp van een Jacobsladder. Nadat de weeginrichting gepasseerd is, wordt de verdeeling

Fig. 4.

HET NIEUWE KETELHUIS.

over de ketelbunkers tot stand gebracht, door middel van een over de geheele breedte van het
ketelhuis boven de stookplaats loopenden transportband.
,
De onder de machinezaal *ch bevindende kelderruimte biedt voldoende plaats voor
het onderbrengen van de condensatie-inrichtingen der turbo-aggregaten, terwijl hierin tevens
ziin opgesteld de benoodigde ketelvoedingspompen.
Voor de koelwatervoorziening der machines, die in het nieuwe gebouw zullen worden
ondergebracht, werd een afzonderlijke 125 m lange leiding, bestaande uit twee ronde buizen
v1130 mm middellijn, vanaf het haventje op ca. 6 m diepte onder het terrein gelegd Eer, nume
ontvangput met drie rijen uitneembare binnenroosters werd aan den ingang gemaakt. De e put
Z

XIII

GEMEENTE-ELECTRICI

TEI TSBEDRIJF

DORDRECHT.

173

werd met een rooster van verticale spijlen van de haven gescheiden. In de leiding werden tegen
den putwand schuifafsluiters aangebracht. In het midden der leidingen werd een ruimput gplaatst en aan het einde een groote zuigput aangebracht. Het haventje werd tot op gemiddeld
3 m onder N.A.P. uitgebaggerd. De zuigput werd met twee ijzeren buisleidingen van 85 en 65
cm middellijn met den machinekelder in verbinding gebracht. De afvoer van het koelwater
kon langs de oude afvoerleiding geschieden.
Evenwijdig aan de asrichting der nieuwe turbines verrees aan de andere zijde van de
machinezaal het drie verdiepingen hooge schakelhuis. Het onderste gedeelte van den wand

Fig. 5.

DE NIEUWE MACHINEZAAL.

tusschen het schakelhuis en de machinekamer werd over de geheele lengte gereserveerd voor
de schakelpaneelen der generatoren, uitgaande kabels en transformatoren.
De onder het schakelhuis liggende kelderverdieping werd verdeeld in vijf brandvrij gemetselde cellen, die plaats bieden voor een viertal transformatoren, elk van 2000 kVA vermogen,
voor de omzetting der machinespanning van 6000 volt op 12 500 volt, ten behoeve van de stroomlevering aan de buitengemeenten.
Begonnen werd met de aanschaffing van twee dezer transformatoren, die in de nieuwe
cellen werden geplaatst. Het zich op het terrein bevindende schakelstation van beton verloor
hierdoor zijn oorspronkelijke bestemming en kon dus voor andere doeleinden worden bestemd.

174

GEMEEN TE-ELECTRIC1

TEI TSBEDRI JF

XIII

DORDRECHT.

De vijfde cel dezer kelderruimte wordt gebruikt voor de plaatsing der eigenbedrijf transformatoren, vier in getal, met een totaal vermogen van 900 kVA.
Het in vergelijking met zijn lengte smalle gebouw voor de nieuwe schakehnstallatie
wordt aan de korte zijden geflankeerd door trappenhuizen, welke, beneden toegang gevende
tot de machinezaal, op de verschillende verdiepingen gelegenheid bieden de gangen langs de
schakelcellen te betreden. Deze gangen zijn door branddeuren afgesloten.
In de ruggelings tegen elkaar gebouwde ceUen bevinden zich aan de machinezaalzijde de
6000 volt- en aan de straatzijde de 12 500 volt-schakehnstallaties. De hoogste verdieping wordt
ingenomen door twee stel dubbele verzamelrails, nl. voor 6000 en 12 500 volt. Op de tweede
verdieping bevinden zich de 6000 voltmachine-, tranformator- en voedingskabel-oheschakelaars,
benevens de oheschakelaars der koppelkabels, welke de verbinding tusschen de nieuwe en de
oude schakelinrichting tot stand brengen. De eerste verdieping bevat de oheschakelaars der
12 500 volt-kabels, benevens die der transformatoren van 2000 kVA. Gelijkvloers met de machinezaal, achter de schakelpaneelen, bevinden zich de eindsluitingen van alle uitgaande kabels en
het overgroote deel der voor de meting benoodigde hoogspanningsapparaten.
De geheele schakehnstallatie werd geleverd en grootendeels gemonteerd door de S.S.W.
te Berlijn. Door gebrek aan koper kon in 1917 slechts een gedeelte van de schakehnstallatie
in bedrijf worden genomen.

* ^*
Kt

Tengevolge van de moeilijkheden, verbonden aan den invoer van brandstof uit het buitenland was de Nederlandsche industrie gedurende de laatste oorlogsjaren steeds meer aangewezen
op het product der Hollandsche mijnen. Aangezien het overgroote deel dezer inheemsche brandstof uit magere steenkolen bestond, werd in 1918 de Walther-ketel voorzien van een onderwindinstallatie der firma Asselbergs en Nachenius te Breda. Aan de firma Gebr. Stork werd de levering van een dergelijke installatie opgedragen voor den in bestelling zijnden C.TJW.-ketel
van Babcock & Wilcox en voor de ketels van het oude ketelhuis.
Nadat Gebr. Stork verzekerd hadden, dat er geen bezwaar tegen bestond om de door
hen voor een bedrijfespanning van 12 atm. geleverde turbines in de oude machinekamer met
stoom van 15 atm. te drijven, werden de vier oude Babcock-ketels in 1918 door het stoomwezen
achtereenvolgens aan een onderzoek onderworpen en voor dien verhoogden werkdruk goedgekeurd. Voor de tijdelijk opgestelde Lancashire-ketels kon een vergunning tot drukverhooging
niet worden verkregen.
i u A-::t
Ook in dit jaar kon de schakehnstallatie niet worden afgewerkt. Om haar toch in bedrijl
te kunnen nemen, werden tijdelijk ijzeren rails aangebracht.
.
j nur
De belasting onderging geen noemenswaardige wijziging, zoodat ook in 1918 de b.b.u.turbine nog niet vol belast behoefde te werken.
Aan het einde van 1919 kon de nieuw bestelde C.T.M.-ketel, welke evenals de ketel der
firma Walther voorzien is van een afzonderlijken economiser, zuigtrekinrichtuig en onderwindinstallatie, in bedrijf worden genomen. Ook de onderwindinstallaties der oude ketels kwamen
in dit jaar alle gereed. Hierdoor verminderde het onderhoud der roosters, dat bij het gebruik
der minderwaardige brandstoffen zeer belangrijk was toegenomen.
De montage van den nieuwen schakelaanleg werd in den loop van dit jaar voortgezet
en beindigd. De ijzeren rails konden inmiddels door koperen worden vervangen,
en ^ J f ^ d o o T d e .
.
transformatoren van 2000 kVA, 6000/12 500 volt,
l r t 1

&

g c l e v e r d e

XIII

GEMEENTE-ELEC TRICI TEI TSBEDRIJF DORDRECHT.

175

voor voeding van het net in de Alblasserwaard, konden na grondig uitkoken der olie eindelijk
in bedrijf worden gesteld. Als bijzonderheid zij vermeld, dat de beveiliging dezer transformatoren afwijkt van de gebruikelijke differentiaalbeveiliging met de tegen elkaar geschakelde
stroomtransformatoren in de primaire en secundaire stroomketen.
Zooals door Bauch, van de S.S.W., is aangegeven, wordt gebruik gemaakt van de eigenschap, dat bij een hoogspanningsfout het evenwicht van het draaistroomsysteem verbroken
wordt, tengevolge waarvan het nulpunt van den transformator spanning gaat voeren. Door
het vormen van een kunstmatig nulpunt aan de 6000 volt-zijde, met behulp van een buiten
den hoofdtransformator opgestelden driephasen spanningstransformator, worden twee nul-

Fig. 6.

PLATTEGROND VAN DE CENTRALE, DE BEIDE KOLENTRANSPORTINRICHTINGEN


EN OPSLAGPLAATSEN.

punten verkregen, die bij een fout in den hoofdtransformator een spanningsverschil zullen
aanwijzen. Dit verschil wordt met behulp van een nphase spanningstransformator overgegebracht op een stelsel relais, welke op hun beurt de gelijkstroomketen der uitschakelmagneten,
van de zoowel aan de 6000 volt- als aan de 12 500 volt-zijde geplaatste oheschakelaars, sluiten
en deze laatste dus tot uitschakeling brengen. Door middel van contactthermometers worden,
bij het optreden van niet toelaatbare temperatuursstijgingen in de hoofdtransformatoren, de
olieschakelaars eveneens uitgeschakeld. De hier geschetste beveiligingsinrichting is met het oog
op de groote kortsluitstroomen, welke kunnen optreden, zeer robust uitgevoerd.
De geleidelijk toenemende belasting maakte het in 1920 noodzakelijk te meer waar

nKMF.RNTE-ELECTRIClTEITSBEDRIJF

176

Fig. 7.

DORDRECHT.

XIII

DE K1E0WE KOLENTFANSPOBTINRICHTING MEI KOLENBERGPLAATS EK HAVEN.

e n , r a n s ' ^ V g S -

W a a s ondervonden. Nabij de bestaande W


Reeds in 1917 werd daarom ui.gez.en naar een meuw

S T i ^ n g l e tas noodfg en moes, *

J ^ .

"

be, betelbnis, een

XIII

GEMEEN TE-ELE C TRICI TEI TSBEDRIJF

DORDRECHT.

177

in 1920 tot de afbraak dezer huizen en tot het bestellen van een nieuwe transportinrichting
kon worden overgegaan.
Op deze wijze werd een bergruimte voor ca. 8000 ton kolen verkregen, welke hoeveelheid
voor meer dan drie maanden voldoende was, terwijl in de haven schepen Van ca. 600 ton konden
worden gelost. De dubbele transportinrichting maakte tevens een snellere berging en een
vlotteren toevoer naar de ketelhuizen mogelijk. De -nieuwe inrichting werd weder bij de firma
Schenck te Darmstadt besteld, terwijl het geheel zoodanig werd geprojecteerd, dat met behulp
van een wissel van de oude naar de nieuwe transportbaan kan worden gereden.
De werkzaamheden voor den aanleg van de nieuwe baan, i n September 1921 begonnen,
moesten al spoedig wegens vorst gestaakt worden. Daarna vorderde, tengevolge van de abnormale toestanden in Duitschland, het werk slechts langzaam, zoodat, op den luchtwissel na, de
volledige indienststelhng eerst aan het einde van het volgende jaar kon plaatsvinden. Een beeld
der complete opstelling met inbegrip van de kolenbergplaats en de haven geeft fig. 7.

* *^. *
Ten behoeve van de stroomlevering aan de buitengemeenten in het 12 500 volt-gebied
werd in 1922 vooreerst een derde transformator van 2000 kVA, van het fabrikaat der S.S.W.,
in de centrale bijgeplaatst. Daar de maximale belasting aan het einde van 1921 gestegen was
tot 7700 kW, moesten vervolgens in den loop van het jaar 1922, met het oog op de beschikbare
machinereserve, voorbereidingen getroffen worden tot vergrooting van het machinevermogen.
Bij het uitwerken der plannen bleek de overgebleven ruimte in de machinezaal en in
den kelder voldoende plaats te bieden voor de opstelling van een turbo-aggregaat van 12 500
kVA. Het vermogen van totaal 15 000 kVA, waarvoor de machinezaal was geprojecteerd, werd
hierdoor met 5000 kVA overschreden.
Aan de firma Brown Boveri & Co, te Baden, werd de levering dezer turbine opgedragen;
met de opstelling werd in November 1922 begonnen. Daarnaast werd aan de firma Stork &
Co. de levering gegund van een C.T.M.-ketel voor 18 000 kg stoom per uur. Met de opstelling
van dezen ketel, waarmede in September van dat jaar werd begonnen, was ook het nieuwe
ketelhuis geheel volgebouwd.
De goede werking der Soot-blowers, welke in het vorige jaar aan twee der ketels, nl.
aan den Walther-ketel en aan een C.T.M.-ketel, waren aangebracht, gaf aanleiding om ook den
derden en den nieuw bestelden C.T.M.-ketel van een dergelijke reinigingsinrichting te voorzien.
Ten einde een wetenschappelijke contrle op het brandstoffenverbruik mogelijk te maken,
werden, naast de bestaande controle-instrumenten voor de bepaling van de hoedanigheid der
rookgassen, voor iedren ketel van het nieuwe ketelhuis een Leacoal-meter en een registreerende
stoommeter van het fabrikaat der G.E.C. aangebracht.
In verband met de opstelling van de nieuwe turbine moest de voedingswatertank, welke
oorspronkelijk in den machinekelder was ondergebracht, verplaatst worden. De opstelling
van twee nieuwe tanks boven den vloer van het ketelhuis kwam in 1922 gereed.
De chemische verontreinigingen van het voedingswater gaven in de laatste jaren aanleiding tot corrosie, zoowel van de turbineschoepen als van de waterpijpen der ketels. Ten einde
de alkaliteit van het water te verhoogen, werden koelwaterbakken in de vedingswaterreservoirs
geplaatst. De agressiviteit van het voedingswater ten opzicht van ijzer, als gevolg van de aanwezigheid van een te groote hoeveelheid opgeloste zuurstof, werd zooveel doenlijk opgeheven,
12

178

GEMEEN TE-ELC

TRI Cl TEITSBEDRIJF

DORDRECHT.

XIII

door het plaatsen van ijzerkrullen en cokesfilters in de tanks. Door een en ander werd inderdaad
een groote verbetering verkregen.
Voorts werd nog overgegaan tot de aanschaffing van een automatische verdampingsinrichting in combinatie met de nieuwe turbogroep, waarop tevens ook de afgewerkte stoomleiding van de hulpturbine der 7500 kVA-machine werd aangesloten, ten einde zoowel bij gebruik
van de 12 500 kVA- als van de 7500 kVA-machine steeds over gedistilleerd suppletiewater te
kunnen beschikken.
Toen ten slotte in den aanvang van 1923 de nieuwe turbine in bedrijf werd genomen
en eenige maanden daarop ook de verdampingsinrichting gereed kwam, werd tevens besloten

Fig. 8.

VOOR- EN ZIJAANZICHT DER CENTRALE IN DEN HULDIGEN TOESTAND.

over te gaan tot het zg. gesloten voedingssysteem, waardoor een afdoende vermindering van
het zuurstofgehalte van het voedingswater werd verkregen. De zooveel mogelijk lucht dichtafgesloten voedingswatertanks zijn thans verbonden met een nieuw gelegde buisleiding, welke
een directe verbinding tot stand brengt tusschen de perszijde van de condensaatpomp en de
zuigzijde van de ketelvoedingspomp.
In verband met de verhooging van de kortsluitstroomsterkte der centrale, waarop ingevolge de opstelling van de nieuwe turbine moet worden gerekend, werd tot verzwaring en
moderniseering van de oude schakehnstallatie besloten. De blanke koperleidingen werden verzwaard, de verbindingen op meer deugelijke wijze tot stand gebracht, terwijl alle schakelvelden
voorzien werden van kortsluitzekere stroomtransformatoren en nieuwe oheschakelaars van groo-

GEMEENTE-ELEC

TRICI TEI TSBEDRIJF

DORDRECHT.

179
179

tere mtschakelcapaciteit. De ruimte hiervoor werd verkregen door verplaatsing van de velden
Zwijndrecht en Ridderkerk naar de nieuwe schakehnstallatie en door het aanbrengen van afzonderlijke deuren, toegang gevende naar de bedieningsgangen, waardoor de doorloop kon
worden gebruikt. Voor elk veld kwamen op deze wijze twee der vroegere cellen beschikbaar.
Deze ingrijpende wijziging, aan het einde van 1923 begonnen, kwam in het begin van het volgende jaar gereed.
Ten slotte is in fig. 8 nog een overzicht gegeven van de gebouwen, zooals zij er thans
uitzien.

* * *
Reeds in het eerste jaar der stroomlevering was men er op bedacht, de centrale niet alleen voor Dordrecht, maar ook voor de omliggende gemeenten te doen dienen. Een gunstige
omstandigheid daarvoor was voorzeker de onmiddellijke nabijheid van vele plaatsen, waar belangrijke industrien waren gevestigd, maar aan den anderen kant bracht de ligging van Dordrecht, op een eiland, omgeven door breede rivieren zonder vaste bruggen, eigenaardige moeilijkheden mede, die met alleen bij den aanleg verhoogde kosten doch vooral ook bij de
exploitatie werden ondervonden.
In 1910 werd met de Internationale Guano- en Superphosphaatwerken te Zwijndrecht
een tienjarige overeenkomst voor stroomlevering gesloten, waarvoor twee kabels boven de spoorbrug over de rivier werden gelegd, zoodat in October 1910 aan die fabrieken stroom afgegeven
kon worden. Het duurde tot Februari 1912, voordat overeenstemming met de gemeente Zwijndrecht zelve werd bereikt voor een uitsluitende concessie tot stroomlevering. Nabij het Pontveer werd een nieuwe hoogspanningskabel met telefoonkabel door de rivier gelegd. Volgens het
afgesloten contract liet de gemeente Zwijndrecht de geheele voorzieningin handen van de gemeente
Dordrecht, die niet alleen den aanleg, doch ook de geheele exploitatie en het volledige beheer
op zich nam. Dit principe werd later ook voor bijna alle andere gemeenten aangehouden, zoodat thans van de 45 gemeenten, die stroom ontvangen, er 40 zijn, waarin rechtstreeks door het
Dordtsche bedrijf electriciteit wordt geleverd.
Uit den aard der zaak vereischt dit systeem belangrijk meer kapitaal en personeel dan
een stroomlevermg en gros", die alleen voor de gemeenten Ridderkerk, Sliedrecht, Krimpen
a.d. IJssel, Capelle a.d. IJssel en Gorinchem toepassing gevonden heeft.
In 1913 werd aan eenige particulieren te Hendrik-Ido-Ambacht stroom geleverd, terwijl de voorziening in die Gemeente, volgens concessie-overeenkomst, eerst Januari 1915 tot
stand kwam.
In November 1914 was de levering en gros" in Ridderkerk begonnen. Na het uitbreken
van den oorlog bleken verschillende andere gemeenten stroom te begeeren; zoo werden in het
eerste oorlogsjaar contracten gesloten met Papendrecht, Alblasserdam, Nieuw-Lekkerland en
Streefkerk, alle gelegen in de Alblasserwaard.
Voor deze voorziening was een nieuwe waterkabelverbinding noodig, die in Juni 1915
tot stand kwam en uit drie hoogspanningskabels en twee telefoonkabels was samengesteld.
Een hoogere spanning, en wel van 12 500 volt, werd voor het nieuwe net gekozen met het oog
op de groote afstanden, die bij bediening van de geheele Alblasserwaard zouden moeten worden
overbrugd. Later zou eerst volledig blijken, dat deze keuze bijzonder gelukkig is geweest, omdat,
vergeleken met de meer gebruikelijke 10000 volt-netten zonder noemenswaardige hoogere kosten
met 12 500volt-kabels, bij gelijke koperdoorsneden, belangrijk meer energie kan worden verdeeld.

180

GEMEEN

TE-ELE C TRI Cl TEI TSBEDRIJF

XIII

DORDRECHT.

In de eerste jaren van den oorlog waren de materialen nog niet zoo moeijk verkrijgbaar
en kostbaar als in de latere jaren, zoodat achtereenvolgens tot stand kwam de stroondevermg:
in 1915 aan Papendrecht, Alblasserdam en Nieuw-Lekkerland; in 1916 aan Streefkerk, Dubbeldam, Groot-Ammers, Sliedrecht, IJsselmonde, Barendrecht, Heerjansdam en Hardmxveld.
In 1917 ontstond er materiaalgebrek en werden het steenkolen- en het hchtverbruik
gerantsoeneerd, maar desondanks begon de electridtdtevoorziening toen eerst tot flinke ontwikkeling te komen. Was aan het einde van het jaar van inbednjfnemmg, 1910, het aantal aansluitingen 241, einde 1916 was het gestegen tot 3427. Reeds in den loop van 917 g *
aantal aansluitingen tot 6054 aan, in 1918 tot 11 072 en zoo vervolgens in 19 9tot^15867>m
1920 tot 18 791 in 1921 tot 21 836, in 1922 tot 24 886, in 1923 tot 27 195 en in 1924 tot 28 877.
De sterke Ontwikkeling der electtiteitsvoorziening blijkt dus duidelijk uit de abnormale
omstandigheden te zijn voortgevloeid en vooral in de jaren
1917, 1918 en 1919 tot stand
te zijn gekomen. In die jaren
kon er dan ook niet van het
aansluiten van nieuwe gemeenten sprake zijn. Wel
werden verschillende contracten met nieuwe gemeenten
tot stand gebracht, waardoor
dadelijk na het einde van den
oorlog de voorziening naar
buiten voortgang kon vinden.
Achtereenvolgens werden aangesloten: in 1918
Giessendam, in 1920Krimpen
a.d. IJssel, Capelle a.d. IJssel,
Gorinchem, Puttershoek en
Lekkerkerk, in 1921 GiessenNieuwkerk, Peursum, OuderFig. 9. SCHAKELSTATION IN DORDRECHT, WAARVAN IN 1920 HET
kerk a.d. IJssel en Krimpen
OPPERVLAK WERD VERDUBBELD.
a.d. Lek, in 1922 Nieuwpoort,
Langerak, Ottoland, Molenaarsgraaf, Brandwijk, Ameide en Hoornaar, in 1923

Strijen

Mijnsheerenland, West-

m ^ f Zuid-Beijerland, Tienhoven, in 1924 Maasdam, Meerkerk, Leerbroek, Nieuwland, Asneren, Noordeloos en Oud-Alblas.
Het hoogspanningsnet, zooals het er thans uitziet, is voorgesteld op de hierachter opgenomen uitslaande netkaart der provincie Zuid-Holland, die bovendien den stand
z^ken
betreffende de stroomlevering aan de buitengemeenten aangeeft. De fig. 9, 10, 11 en 1/
eeven een beeld van verschillende schakelstations.
Gaf de kolennood, zooals hierboven gezegd, aanleiding tot een sterke debietstoenermng,
zoo was hij ook de oorzaak van de verandering der bestaande straatverhchting door gas in Dordr^It in eenelectrischeverhchting.ToenindenzomervanI917 de
nood geheel gedoofd moest blijven, werd een begin gemaakt met een electrische noodverlichting,
v

^ ^ ^ ^ t T

XIII

GEMEEN TE-ELEC

TRICI TEI TSBEDRIJF

DORDRECHT.

181

die aanvankelijk uit een dertigtal, lampen bestond, welke


cp de hoeken der hoofdstraten
werden aangebracht en derhalve als geleidelichten dienst
deden. Langzamerhand werd
deze verlichting uitgebreid,
zoodat in het geheel ca. 400
noodlampen hebben gebrand)
In dezen tijd werden, in verband met de hooge prijzen,
die voor oud gietijzer werden
besteed,vele oude gaslantaarns
weggenomen en verkocht.
Zoodra de gelegenheid
daartoe open kwam, werd met
den aanleg van de definitieve
straatverlichting begonnen,
Zoodat in 1920 reeds een dui- Fig. 10. SCHAKELSTATION IN ZWIJNDRECHT, WAARVAN IN 1921
HET OPPERVLAK WERD VERDUBBELD.
zendtal electrische lantaarns
in gebruik was, een even groot
aantal als waarover de gasverlichting in den zomer van 1917 beschikte. Door de uitbreiding der stad Dordrecht was het
aantal electrische lantaarns aan het einde van 1924 tot 1381 gestegen.
Hoewel het groote vertrouwen, dat het pubhek in
tijden van nood in de zekerheid van de electrische verlichting bleek te stellen, zonder
twijfel een gunstige factor
voor de ontwikkeling der electriciteitsvoorziening is geweest, veroorzaakte anderzijds de sterke uitbreiding,
in de tijden van materiaalgebrek en van schaarschte
aan geoefend personeel, toch
buitengewone moeilijkheden.
Alleen met de grootste krachtsinspanning en met behulp
van vereenvoudigingen in de
werkwijze konden de verkregen resultaten bereikt worden.
Fig. 11. TYPE VAN EEN HOOFDVERDEELSTATION IN DE BUITENOok uit een financieel
GEMEENTEN.
oogpunt brachten de moeilijke

182

GEMEENTE-ELECTRICITEITSBEDRIJF

DORDRECHT.

XIII

tijden groot gevaar voor het bedrijf met zich mede; in vroegere jaren waren nl. nagenoeg
alle contracten voor stroomlevering aan de industrie zonder kolenclausule afgesloten, waardoor bij de stijging der kolenprijzen groote tekorten dreigden. Nadat voor het eerste jaar,
dank zij de tegemoetkomende houding der industrie, een oplossing was gevonden, werden
later, met steun van de rijkskolendistributie, in de contracten met de grootafnemers alsnog
kolenclausulen opgenomen, die het bedrijf tegen de gevolgen der hooge kolenprijzen hebben
gevrijwaard. Door wijziging der tarieven, die door den Gemeenteraad werden vastgesteld,
konden ook de kleinkracht- en de hchtprijs aan de verhoogde kosten worden aangepast.
In den oorlog was ook het gebruik
van electriciteit voor huishoudelijke doeleinden sterk naar voren gekomen, in verband waarmede in 1920 een tarief werd
ingevoerd, dat deze toepassing der electriciteit vergemakkelijkte en dat gegrond
was op een normaal verbruik voor verlichting per m woningoppervlak.
Vooral in die buitengemeenten,
waar geen gas beschikbaar is, ligt op dit
gebied voor het G . E . B. Dordrecht nog
een groot arbeidsveld open, dat geleidelijk
zal worden bewerkt,
2

* #- *
In het kort samengevat, moge ten
slotte de ontwikkeling van het bedrijf uit
de navolgende cijfers blijken. De volledige
gegevens hiervoor komen in de tabellen en
grafieken, die hier achter zijn opgenomen,
voor.
De totale aanlegkosten stegen van
545 000, in 1911 tot 1 892 000 in
1916 en tot 7 443 000, in 1924. Het
totale net had einde 1924 een lengte van
461 km ondergronds en 479 km bovenFig. 12.
TYPE VAN EEN TRANSFORMATORSTATION,
gronds; einde 1916 bedroegen deze lengGEBOUWD AAN DEN BUITENKANT VAN EEN DIJK.
ten resp. 150 en 192 km, terwijl einde
1911 slechts 42 km kabel en geen bovenleiding aanwezig was. Het aantal transformatoren bedroeg, einde 1924, 277; einde 1916, 154
en einde 1911, 19 stuks, met een aangesloten vermogen van resp. 41 382 kW, 11 103 kW en
1660 kW. Deze vermogens waren in 1924 verdeeld over 28 877 aansluitingen in een gebied
met 208 823 inwoners, terwijl deze laatste cijfers bedroegen, voor 1916: 3427 aansluitingen,
verdeeld over 124 800 inwoners, en voor 1911: 326 aansluitingen, verdeeld over 47 300
inwoners.
Per tienduizend inwoners krijgt men dus de volgende cijfers, die een goed beeld geven
van den groei van het bedrijf.

XIII

GEMEENTE-ELECTRICITEITSBEDRIJF

Aantal transformatoren
Aangesloten vermogen
Aantal aansluitingen .

1911
4
350 kW
69

DORDRECHT.
1916
12
890 kW
275

183
1924
13
1975 kW
1328

De hoeveelheid afgeleverde stroom steeg van 1 722 090 kWh in 1911, tot 14 297 250 kWh
in 1916 en 36 503 280 kWh in 1924, d.w.z. dat per inwoner van het verzorgde gebied werden
afgeleverd: in 1911, 36,5 kWh} in 1916, 115 kWh; in 1924, 175 kWh.
Wat de buitengemeenten betreft, stond de gemeente Zwijndrecht met hare groote
fabrieken in 1924 met een verbruik van 1109 kWh per inwoner bovenaan. Het laagste cijfer,
van 6,5 kWh per inwoner, bereikte Zuid-Beijerland, dat evenwel eerst in October 1923 was
aangesloten en dus nauwelijks een jaar was gelectrificeerd.
Hoewel in de moeilijke oorlogsjaren van groote winsten geen sprake is geweest, kon toch
steeds worden gezorgd, dat buiten de verschuldigde rente en afschrijving nog een winst overbleef; in 1917 bedroeg deze 59 830,58; in 1918, 7 912,77; in 1919, 51411,99; in
1920, 271 666,60% buiten en behalve 96 825, kabehetributie; in 1923, 313 917,60%winst
en 108 640, kabelretributie, en in 1924, 495 563,55 winst en 118 439, retributie.

GEMEENTE-ELECTRICITEITSBEDttlJF

184

Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van het hoogspanningsnet.


Aanlegkosten der Aanlegkosten van
centrale
het net
x iooo,.
X iooo.

Taar
'
1910
1911
912
193
1914
1915

Si?
1917
918
1919
920
1921
1922
1923
1924

323
381
455
512
608
667
1 264
1359
1 524
1 627
1 896
2 179
2 607
2 666

Boekwaarde der
centrale
x iooo,.

222
255
312
400
799
1 225
1 568
1924
2 551
2 947
3 625
3 986
4 429
4 777

Gegevens betreffende het

323
381
455
497
502
515
1 062
1059
1 072
1 118
1262
1405
1 678
1 550

XIII

DORDRECHT.

Boekwaarde van
het net
X iooo,.

222
254
311
391
745
1 135
1 427
1 709
2 293
2 492
3 116
3 186
3 417
3 535

Tabel 1 (fig. 13).


Lengte van het
hoogspanningsnet
t/m 12 500 Vin km.

19
24
29
36
72
101
116
122
141
175
224
235
295
333

Tabel 2 (fig. 14).

verzorgingsgebied.

.Jaar.

Totaal aantal inwoners der


aangesloten gemeenten.

Totaal aantal aansluitingen.

Totaal aangesloten vermogen in kW.

1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

46 900
47 300
55 700
60 900
73 100
88 600
124 800
131 000
135 000
135 100
166 600
178 100
187 200
196 300
208 800

241
326
444
591
726
2 079
3 427
6 054
11 072
15 867
18 791
21 836
24 886
27 195
28 877

1 660
2 339
4 261
5 281
8 145
11 103
12 928
18 982
20 396
26 703
32 201
35 661
37 986
41 382

25
GEMEENTE-ELECTRIC1TEITSBEDRIJF

DORDRECHT.

Totaal aantal
in het net afgeleverde k W h
X 1000.

1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Maximale belasting van het


geheele bedrijf
in k W .

266,4
1 722 1
2 2153
3 651,8
5 550,1
8 433,0
14 297,3
15 023,6
12 569,2
17 446 2
22 273,1
24 676,2
29 544,7
31 039,7
36 503,3

520
750
1 300
1400
2 700
4 600
4 600
3 960
6 700
8 350
7 700
9 000
9 000
11000

Bedrijfstijd
in uren.

3 311
2 954
2 809
3 964
3 119
3 108
3 266
3 174
2 604
2 667
3 204
3 283
3 448
3 318

Verbruik voor
Verkochte k W h Verkochte k W h licht en huisvoor kracht
voor licht en
houdelijke doelhuishoudelijke en licht en kracht einden per aanover n meter
doeleinden
gesloten hoofd
X 1000.
X 1000.
in k W h .

'
141,0
241,6
286,0
328,5
452,9
694,1
615,6
1 230,3
1 862,2
2 079,0
2 386,7
2 693,7
3 057,0
3 297,9

1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
199.4

Totale opwekkosten en / of
stroom inkoop
X / iooo..

28
39
54
64
109
229
371
728
1 060
1450
979
708
671
632

Totale
distributiekosten
X

1000.>

18
22
31
31
32
77
65
109
105
190
179
194
224
254

1 225,0
1 492,6
2 671,2
4 315,5
6 919,0
11 468,4
11849,3
9 735,5
13 272,8
17 028,4
19 143,6
22 890,2
23 607,7
28 175,2

432
544
484
452
218
202
102
111
117
111
110
109
112
121

23
22
21
20
19
18
17

Tabel 4 (fig- 16)

Financieele gegevens (exploitatie).


Jaar.

24

Tabel 3 (fig. 15)

Gegevens betreffende het verbruik.

Totale uitgaven
incl. rente en
afschrijving
X iooo. .

74
82
130
160
262
477
689
1 214
1 643
2 333
1 961
1 817
1904
1 923

Totale
ontvangsten
X iooo..

77
116
170
235
341
564
756
1 202
1 693
2 601
2 344
2 202
2 216
2 417

Totale
Totale
uitgaven per in
ontvangsten
hetnetafgelever- per verkochte
de k W h in cts. , k W h in cts.

4,3
3,7
3,6
2,9
3,1
3,4
4,6
9,5
9,4
10,4
8,0
6,2
6,1
5,2

5,6
6,6
5,7
5,0
4,6
4,6
6,0
11,0
11,2
13,6
10,9
8,6
8,3
7,7
Fig. 13.

Fig. 14.

Fig. 16.

Fig. 15.
Totaal aantal in het net afgeleverde k W h X 2.10 .
Maximale belasting van bet geheele bedrijf in
k W X 1 000.
Bedrijfstijd in uren X 200.
Verkochte k W h voor licht en huishoudelijke
doeleinden X 2.10 .
Verkochte k W h voor kracht en voor licht en
kracht over n meter X 2.10 .
Verbruik voor licht en huishoudelijke doeleinden
per aangesloten hoofd in k W h X 50.
6

Aanlegkosten der centrale X 500 000.


Aanlegkosten van het net X 500 000.
Boekwaarde der centrale X 500 000.
Boekwaarde van het net
X 500 000.
Lengte van het hoogspanningsnet t/m 12 500 volt
in km X 50.

Totaal aantal inwoners der aangesloten gemeenten X 10 000.


Totaal aantal aansluitingen X 5 000.
Totaal aangesloten vermogen in k W X 2 000.

Totale opwekkosten en/of stroominkoop


X 100 000.
Totale distributiekosten X 100 000.
Totale uitgaven X 100 000.
Totale ontvangsten X f 100 000.
Totale uitgaven per in het net afgeleverde
k W h in cts.
Totale ontvangsten per verkochte k W h in cts.

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE GEMEENTE


LEIDEN EN OMGEVING.

A D A T in 1898 de Stedelijke Gasfabriek te Leiden haar 50-jarig bestaan had gevierd,


overwogen Commissarissen dezer fabriek de wenschelijkheid tot oprichting eener
stedelijke electriciteitsfabriek. Zij deden aan het Gemeentebestuur het voorstel
om hun uit het voordeelige saldo der Stedelijke Gasfabriek over het jaar 1899 een
som van 5000, ter beschikking te stellen, ten einde plannen met opgaaf van
kosten te verkrijgen voor het bouwen en exploiteeren eener electrische centrale. *) Bij raadsbesluit dd. 25 Januari 1900 werd dit verzoek ingewilligd en Commissarissen droegen het nadere
onderzoek op aan den heer N . W . VAN DOESBURGH c.i., directeur der Stedelijke Gasfabriek
te Leiden, en aan den heer H . DOYER W. i . , hoofd van een electrotechnisch bureau te Delft.
Genoemde deskundigen brachten over het onderwerp in Maart 1901 een uitvoerig rapport met kostenberekening uit. Hun conclusie was om zoo spoedig mogelijk over te gaan tot
stichting van een gemeentelijke electriciteitsfabriek op het terrein der gasfabriek en als systeem
van stroomlevering te kiezen: draaistroom. Zij adviseerden gasfabriek en electriciteitsfabriek
onder n beheer te brengen, omdat dit o.a. leiden zou tot een besparing der administratie- en
exploitatiekosten der fabriek en omdat de directie der gasfabriek het best in staat werd geacht
vraagstukken betreffende hchtverdeehng te beoordeelen, een reden, die thans in verband met de
gewijzigde toestanden niet meer op den voorgrond zou treden.
Interessant is het, een oogenbhk stil te staan bij de in het rapport opgesomde motieven,
waarom de adviseurs met alle klem er op aandrongen het draaistroomsysteem te kiezen. De
denkbeelden en redenen, omtrent deze kwestie in het rapport opgesomd, zijn en dit kunnen
wij thans uit de ervaring getuigen inderdaad juist geweest. Den bhk gericht op een verdere
toekomst (stroomlevering naar buiten) en met de zekerheid, dat Leiden als industriestad later
veel electrische kracht zou vragen, verklaarden de rapporteurs, dat zij beslist aan draaistroom
de voorkeur moesten geven, ongeacht het feit, dat vele deskundigen zulks in dien tijd een misvatting en een waagstuk noemden. Weliswaar zouden bij de keuze van een gelijkstroomcentrale
de baten in de eerste jaren beter vloeien, maar een draaistroomcentrale beloofde een grooter
debiet en een debiet van grooter verscheidenheid, waardoor mogelijke winstderving van den
eersten tijd in latere jaren ruimschoots zou worden vergoed.
Hoewel het rapport van de heeren VAN DOESBURGH en DOYER door de Gascommissie
1) Verslag Gemeenteraad van Leiden 1900, Ingek. stuk No. 14.

186

STEDELIJKE

FABRIEKEN

VAN

GAS EN ELECTRICITEIT

me.totennningwerd ontvangen, kon de*, sicn niet

LEIDEN.

XIV

benoemen een Commissie ad hoe, bestaanoe uit VIJI icuc ,


Commissie werd
i te stellen naar de levensvatbaarheid van een dectnsche
^ ^ " ^
een
den 19en November 1903 benoemd. Zy adviseerde in Juh 1904 tot opneming
chaal 1:60*

gemeentel
ton

rnrTririTrmr-nMi U r n

^dcT^ct^^^^^
o n d e r

voorzittcr

s c h a p van Burgemeester mr.

1) VersUgGemeentcraad van Leiden 1903, Ingek. stuk No. 336.

XIV

STEDELIJKE FABRIEKEN VAN GAS EN ELECTRICITEIT LEIDEN.

187

het draaistroomsysteem durfde te kiezen. Ook andere centralen hebben later dit systeem
moeten aanvaarden.
In Mei 1905 sanctionneerde de Raad een uitgaaf van 10 000, voor het opmaken
van definitieve plannen en werd de electrotechnische ingenieur F . A . HOLLEMAN in tijdelijken
dienst der Gemeente aangesteld, om deze opdracht ten uitvoer te brengen. Den 6en December
d.a.v. diende de heer HOLLEMAN een beredeneerd project bij Commissarissen in en den len
Maart 1906 werd dit door den Gemeenteraad goedgekeurd. Spoedig volgde nu ook de bouw
der fabriek, bestaande uit ketelhuis met steenen schoorsteen, machinezaal, werkplaats, laboratorium, wasch-, kleed- en schaftlokaal, volgens het project, waarvan fig. 1 een afbeelding geeft.
De fabriek werd gebouwd aan de Langegracht te Leiden, op het terrein der gasfabriek, naast de
toenmalige directeurswoning. Een afbeelding van den zijgevel langs genoemde gracht geeft fig. 2.
Terwijl tegen het einde van 1907 het gebouwencomplex zijn voltooiing naderde, organiseerde de Afdeeling Leiden van de Maatschappij van Nijverheid in de Stadsgehoorzaal een
groote tentoonstelling op het gebied
van electriciteit, ten einde den ingezetenen van Leiden en omliggende gemeenten bekend te maken met de toepassing van de nieuwe licht- en krachtbron. Den 15en October 1907 werd
genoemde tentoonstelling geopend en
begon de centrale stroom te leveren
op de uren, waarop men de tentoonstelling kon bezoeken. Na afloop van
deze tentoonstelling op 3 November
1907 werd het bedrijf onafgebroken
voortgezet. Ook begon omstreeks dien
tijd de levering van stoom aan de
gasfabriek, hetgeen bij de oprichting
der electriciteitsfabriek was beoogd.
*

ELECTRICITEITSFABRIEK AAN DE LANGEGRACHT

D E

BIJ HARE OPENING.

Thans gekomen aan het tijdstip,


waarop de electriciteitsfabriek werkelijkheid is geworden, verlaten wij het terrein der voorgeschiedenis om een kijkje te nemen in en buiten de fabriek, zooals zij direct na de stichting
was. Daarna zullen wij haar groei en uitbreiding nagaan, den tegenwoordigen toestand
bespreken, en vermelden welke plannen tot vergrooting wederom aanhangig zijn gemaakt.
Toen de electriciteitsfabriek haar bedrijf begon, stonden in het ketelhuis opgesteld:
drie Babcock & Wilcox-waterpijpketels, V . O. 166 m , met oververhitters van 46 m V . O. en
voor een maximalen stoomdruk van 11,5 kg/cm (zie fig. 3).
In de machinezaal stonden: twee AJE.G.-Curtis-draaistroomturbogeneratoren, elk 300
kW, 3000 volt, 50 per./sec, twee oppervlakcondensors van 130 m koelend oppervlak, een
De Laval-draaistroomturbogenerator 67 kW, 3000 volt, 50 per./sec. (zie fig. 4).
De Laval-turbogenerator was aangeschaft om bij lage belastingen overdag en 's nachts
met gunstiger rendement te werken en daardoor de directe productiekosten laag te houden.
Verder stond in de machinezaal een waterreiniger, systeem Reisert, voor de zuivering
2

188

STEDELIJKE

FABRIEKEN

VAN

GAS

EN ELECTRICITEIT

LEIDEN.

XIV

van het grachtwater met kalk en bariet (thans kalk en soda), omdat het Uidsche grachtwater
WCgtllO

Jivvi..v^.

niet direct voor ketelvoeding


geschikt was.
De"schakelinstallatie,
geleverd door Heemaf, bestond uit vijf paneelen,
t.w. drie machinevelden en
twee aftakvelden; bovendien
nog eenige grootere en kleinere toestellen, die bier wel.
onopgemerkt kunnen worden voorbijgegaan.
Van de bij de oprichting geplaatste toestellen en
machines is weinig meer
over. Een der drie waterpijpketels is nog aanwezig en
in gebruik; van de drie turFig. 3. HET KETELHUIS IN 1907.
bogeneratoren geen enkele
meer, van de schakelinrichting niets. Alles werd in den loop der jaren door grootere machines en apparaten vervangen,
zooals uit het volgende (waarin alleen hoofdgegevens vermeld worden) zal blijken.
Reeds in 1909 moesten bijgeplaatst worden: een A.E.G.-turbogenerator van 500 kW en
een Babcock & Wilcox-waterpijpketel van 166 m V. O.
Ook werd een economiser
aangeschaft van 178 m V . O.
voor de voorwarming van
hef ketelvoedingswater met
verloren warmte uit de rookgassen.
Niet zoodra was deze
uitbreiding tot stand gekomen of een volgende, nog
grootere, bleek noodzakelijk.
De snelle toeneming van het
debiet en de steeds grooter
wordende vraag naar krachtstroom, alsmede een overeenkomst voor gelijkstroomlevering gesloten met de
Fig. 4.
DE MACHINEZAAL IN 1907.
N . Z . H . Tramweg-Mij.,
waren
dat
waren oorzaak,
uuis^uut, u
i tegen het
,
.,
einde van 199 een verdubbeling van de geheele centrale werd voorbereid.
2

XIV

STEDELIJKE

FABRIEKEN

VAN GAS EN ELECTRICITEIT

LEIDEN.

189

Het jaar 1910 werd besteed


aan den bouw dezer uitbreiding, bestaande uit een nieuw gedeelte ketelhuis en machinetaal alsmede een
steenen schoorsteen van 65 m hoogte.
Gedurende 1911 werden in
de nieuwe gedeelten bijgeplaatst:
twee* Babcock & Wilcox-waterpijpketels elk van 242 m V . O.,
een A.E.G. turbogenerator van
1000 kW,
twee* synchrone motorgeneratoren
en een asynchrone motorgenerator,
elk van 350 kW, spanning 1000/1200
volt, fabrikaat Feiten & GuilleaumeLahmeyerwerke.
(Laatstgenoemde
machines voor gelijkstroomlevering
aan de tram).
Intusschen was de De Lavalturbogenerator uit de machinezaal
verwijderd, aangezien deze, wegens
zijn geringe capaciteit, geen waarde
meer voor het bedrijf had. De waterreiniger, tot nu toe opgesteld in
de machinezaal, werd daaruit wegFig. 5.
DE ELECTRICITEITSFABRIEK IN
1914.
genomen, verbouwd en zijn capaciteit
vergroot van 3 op 6 m per uur;
daarna werd hij geplaatst op het terrein achter de centrale. Ook werd in 1911 een nieuwe
hoogspanningssehakelinrichting volgens^het schakelwagensysteem gebouwd.
In 1912 kwamen opnieuw belangrijke uitbreidingen tot stand.
Een A.E.G.-turbogenerator van 2000
kW werd bijgeplaatst en als gevolg
daarvan moest het aantal ketels vermeerderd worden. De keuze viel Op
twee Petry-Dereux-waterpijpkefels
elk van 297 m V . O., voorzien van
kettingroosters voor automatische
stookwijze. De beide bestaande B . &
W.-ketels van 242 m V . O. werden
tegelijkertijd uitgerust met twee
Underfeed-travelling-grate" stokers
(kettingroosters met onderwind).
2

Fig. 6.

TURBOGNERATOR STORK-ZOELLY

6000 K W .

V . O. werd aangeschaft, gevolgd in

190

STEDELIJKE

FABRIEKEN

VAN GAS EN ELECTRICITEIT

LEIDEN.

XIV

1913 door een derde, van 245 m V . O.


Bij de in 1911 in gebruik genomen omzetters voor de tram trad
tengevolge van het zeer intensief
trambedrijf herhaaldelijk rondvuur
op, dat zelfs in 1912 bedenkelijke
afmetingen aannam en beschadigingen aan de machines toebracht. Ten
einde dit euvel te verhelpen werden
in dat jaar'zwaardere gelijkstroomautomaten, voorzien van snellere uitschakehnrichting en dempweerstanden, aangebracht, terwijl de hulppolen der omzetters van lamellen
werden voorzien.
De schakelinstallatie volgens
het schakelwagensysteem voldeed
2

Fig.

7.

DE MACHINEZAAL IN

niet aan de oorspronkelijk gekoesterde verwachtingen. Dientengevolge werd in 1914 de schakehnstallatie geheel verbouwd en werden
in het nieuwe drie verdiepingen
hooge schakelhuis 3000 en 10 000
volt-verzamelrails en schakeltoestellen opgesteld. De geheele inrichting
werd volgens de destijds nieuwste inzichten op dat gebied door de A . E . G .
genstalleerd, waarbij de grootst
mogelijke voorzorgen tegen bedrijfsstoringen werden genomen.
De schakelinrichting is als
volgt gegroepeerd: Op de bovenste
verdieping van het schakelhuis bevinden zich de verzamelrails der
draaistroominstallane, een verdieping lager zijn de oheschakelaars,
elk in een afzonderlijke brandvrije
cel, benevens de meetinstrumenten
aangebracht; op den beganen grond
bevinden zich de transformatoren en
de accumulatorenbatterij, alsmede
de stroom- en spanningstransformatoren voor de machines; ook is daar
opgesteld het eigen-verbruiksbord.
Groote ruimte werd beschikbaar

1922.

Fig. 8.

HET NIEUWE KETELHUIS IN

1922.

XIV

STEDELIJKE

FABRIEKEN

VAN GAS EN ELECTRICITEIT

LEIDEN.

191

gehouden voor te verwachten uitbreidingen. Voor de bediening werden op een verhoogd schakelbordes in de centrale een hoofdschakelbord en een schakellessenaar, bestaande uit zeven
velden, opgesteld, waardoor de schakelbordwachter een goed overzicht over de machinezaal
verkreeg.
In de nieuwe transformatorruimte werd een 300 kVA- en een 600 kVA-transformator
3000/10 000 volt opgesteld, voor de stroomlevering aan de buitengemeenten. Deze transformatoren werden eenige malen door andere van grootere capaciteit vervangen; thans zijn
aanwezig drie transformatoren van resp. 1500, 1400 en 1500 kVA. Op de plaats, waar de oude

Fig.

9.

DE HANGBAAN.

schakehnstallatie gestaan had, werd een nieuwe gelijkstrcwmschakelinstallatie aangebracht en


tegen het einde van 1914 in bedrijf gesteld.
Fig. 5 geeft een beeld van de centrale na de verbouwing en uitbreiding van 1910/1911
en 1914.
In 1915/1916 werden de twee kleine ketels, Babcock & Wilcox, 166 m V . O.,
alsmede de beide 300 kW-turbogeneratoren en die van 500 kW verwijderd, terwijl een Brown
Boveri & Co-turbogenerator van 3000 kW vermogen werd aangeschaft. Het machinevermogen
kwam hierdoor op 6000 kW totaal, hetgeen in 1920 wederom verdubbeld werd door het
opstellen van een Stork-Zoelly-turbogenerator van 6000 kW (fig. 6). Na deze veranderingen
vertoonde het inwendige der machinezaal het beeld, in fig. 7 afgedrukt.
Voor de vierde maal bleek uitbreiding van de ketelinstallatie noodzakelijk, waarom
a

192

STEDELIJKE

FABRIEKEN

VAN GAS EN ELECTRICITEIT

LEIDEN.

XIV

in 1922 een geheel nieuw ketelhuis (fig. 8), voorzien van twee machinaal gestookte ketels
fabrikaat Babcock & Wilcox, type C . T . M . , werd bijgebouwd.
Omtrent deze ketelinstallatie mogen nog de volgende bijzonderheden volgen.
Elke ketel heeft een verwarmend oppervlak van 492 m met oververhitters van
177 m V . O., een economiser van 382 m V . O., zuigtrekinstallatie enz. Als stoomdruk
2

Fig.

10.

OPSTELLING DER KETELHUISINSTALLATIE.

voor de nieuwe ketels werd gekozen 14,5 kg/cm . De oververhitting werd bepaald op
2

400 C . maximum.
i
,
, , ,
Bijzonder overleg vorderden het stookbedrijf en de daarmede samenhangende kolentoevoer. Het oude ketelhuis is voornamelijk voor handbedrijf ingericht; zelfs werden gedurende
den oorlog twee Babcock & Wcox-ketels (waaronder oud model Underfeed-stokers, die door
onvoldoende ruimte niet goed konden worden bediend) voorzien van gewone met de hand
gestookte roosters. Het handstken met onderwind had tot dusverre goede resultaten gegeven.

XIV

STEDELIJKE FABRIEKEN VAN GAS EN ELECTRICITEIT LEIDEN.

193

Zuinig kolenverbruik, weinig onderhoudskosten, bedrijfszeker beheerschen der stoomproductie


en groot aanpassingsvermogen gedurende de periode der kolendistributie.
Voor het nieuwe ketelhuis was evenwel het handbedrijf niet meer het juiste te achten*
Het zou dan noodig zijn geweest de roosters voor en achter te stoken, het personeel zou
belangrijk moeten worden uitgebreid, terwijl ook de kolentoevoer niet gemakkelijk was te
segelen. Om deze redenen werd besloten, mechanische roosters met onderwind toe te passen.
De keuze viel op de Underfeed-stokers met dubbelroosters van 19,5 m , voorzien van aangebouwde motoren en ventilatoren (self-contained). In overleg met Underfeed werd overeengekomen de ketels drie voet hooger op te stellen dan volgens de destijds normale Engelsche
a

Fig.

11.

D E SIEMENS S C H U C K E R T - GELIJK R I C H T E R S .

practijk. Aangezien waarde werd gehecht aan een hoog souterrain, en de menging der kolen
boven in het ketelhuis zou geschieden, kwam het dak van het ketelhuis 18 m en het dak
van den bunkerzolder zelfs 25 m boven het terrein te liggen.
De minder gunstige ligging van de kolenopslagplaats noopte in 1923 tot het aanleggen
van een hangbaan (zie fig. 9). Deze hangbaan, fabrikaat Stork-Hijsch, heeft een lengte van
465 m en brengt 30 ton kolen per uur van schip naar ketelhuis. De kolen kunnen uit schip
of wagon worden gelost met twee grijperkatten, elk van 1,5 ton inhoud. De kolen worden
gestort in twee voorbunkers en omhoog gevoerd door een conveyor (fabrikaat Bleichert)
naar de vijf bovenbunkers. Onder deze bunkers bevindt zich de menginrichting, waarnaar
de toevoer geregeld wordt door draaiende trommels met verstelbare snelheid en doorlaat.
De menginrichting is een eenvoudige sleepkettingtransporteur. Uit dezen transporteur vallen
13

194

STEDELIJKE

FABRIEKEN

VAN GAS EN ELECTRICITEIT

LEIDEN.

XIV

de kolen in twee automatische weegtoestellen, fabrikaat Libra, en van daar door de kolentrechters in de hoppers en dan op de roosters. De slakken worden afgetapt in kipwagens.
De eene ketel werd in bedrijf gesteld in het najaar van 1922, de andere in het voorjaar
van 1923. In datzelfde jaar kreeg een der ketels een vuurbrug of slakkenstuwer van Steinmller.
De oorspronkelijke door Underfeed geleverde motoren werden vervangen door motoren met

Fig.

12.

DE ELECTRICITEITSFABRIEK IN 1924;

OP HET NIEUWE KETELHUIS DE ROOKGASREINIGER.

luchttoevoer van buiten het ketelhuis. In het algemeen voldoet de installatie goed en werkt
economisch.
Ter nadere toehchng is in fig. 10 de opstelling der niuwe ketelhuisinstallatie in
beeld gebracht.
Thans volge nog een kort woord over de uitbreidingen van den jongsten datum.
Begin 1924 werden in de machinezaal bijgeplaatst twee Siemens Schuckert-geUjkrichters

XIV

STEDELIJKE

FABRIEKEN

VAN

GAS

EN

ELECTRICITEIT

LEIDEN.

195
195

Behaal 1 a 200

Fig.
DE LEIDSCHE VUILVERBRANDING.

15.

DE K L O K K E N C E N T R A L E DER ELECTR.

TIJDAANWIJZING.

196

STEDELIJKE

FABRIEKEN

VAN GAS EN ELECTRICITEIT

LEIDEN.

XIV

voor 1200 volt gelijkstroomspanning, elk van 600 kW vermogen (zie fig. 11). De aanschaffing
dezer installatie was noodig door uitbreiding van de gelijkstroomlevering aan de tramlijnen.
Tezamen met de reeds eerder genoemde omzetters beschikt de Leidsche electriciteitsfabriek
thans over een gehjkstroomvermogen van 2250 kW.
Tusschen de beide ijzeren schoorsteenen van het nieuwe ketelhuis werd eenige maanden
geleden een rookgasreiniger, fabrikaat Stork, gemonteerd (zie fig. 12), omdat de nieuwe
stookwijze verontreiniging veroorzaakte van de dichtbewoonde omgeving, waarin de fabriek
gelegen is. De werking van dit apparaat is zeer eenvoudig. De asch en roetdeeltjes worden
door middel van watersproeiing uit de rookgassen afgescheiden (zie fig. 13). Het aldus
van vu verzadigde water worat aigevoerd naar een bezinkingsput, waaruit
het bezonken vuil van tijd tot tijd verwijderd wordt.
De hiervoren besproken uitbreiding
van de ketelcapaciteit zal binnenkort door
een nog grootere worden gevolgd.
Eind 1924 werden besteld twee
Babcock & Wilcox-Stork-waterpijpketels,
type C . T . M . , ieder met een verwarmend
oppervlak van 873 m , en oververhitters
a 150 m V . O. Het ligt in de bedoeling,
deze nieuwe ketelinstallatie uit te voeren
zonder economisers, doch met luchtvoorwarmers van 1540 m V . O. per ketel.
Of de ketels voorzien zullen worden
van mechanische roosters dan wel ingericht zullen worden voor het stoken van
poederkool is nog niet beslist.
Tevens worden nadere plannen ontworpen ter vergrooting van de machinecapaciteit der centrale.
2

Fig.

16.

HET KABELNET IN 1907.

*
Tot de electriciteitsfabriek behoort feitelijk nog een derde ketelhuis, nl. dat van de gemeentelijke inrichting voor vuilverbranding (zie fig. 14). Hier zijn opgesteld twee waterpijpketels, type Burkhardt, elk met 100 m V . O. en twee ovens, elk voor 2 a 2,5 ton vu per uur.
Van de oprichting (1914) af wordt de vuilverbranding door de electriciteitsfabriek gexploiteerd. Gedurende 1924 verbrandde de inrichting 11 388 ton vuil, waarmede, met behulp van
222 ton hulpbrandstoffen, totaal 8444 ton stoom werd geproduceerd. Deze hoeveelheid stoom
is niet hoog, omdat het Leidsche vuil een lage verbrandingswaarde bezit. De in de vuilverbranding geproduceerde stoom wordt afgegeven in de hoofdstoomleiding van de centrale en
dient dus mede voor aandrijving der turbogeneratoren.
Ook exploiteert de fabriek een electrisch klokkennet. In Leiden zijn 88 electrische
klokken geplaatst, waarvan 12 openbare. Verscheidene fabrieken, werkplaatsen, inrichtingen
van onderwijs en particulieren profiteeren van deze gemakkelijke en nauwkeurige tijdaanwijzing.
2

XIV

STEDELIJKE

FABRIEKEN

VAN GAS EN ELECTRICITEIT

LEIDEN.

197
197

In de klokkencentrale (zie fig. 15) is een accumulatorenbatterij opgesteld, welke in staat is den
noodigen stroom te leveren voor de bediening van 300 klokken. Een even groote batterij dient
als reserve. In de eigenlijke klokkenkamer staan twee hoofdklokken; n van deze maakt telkens
contact voor den stroom aan de nevenklokken, de andere klok dient voor reserve en loopt in
normale omstandigheden mede zonder contact te maken.

Tot zoover over de inrichting van de fabriek. Thans eenige cijfers met betrekking tot
de distributie en de commeraeele resultaten van het bedrijf.
Bij de oprichting der electriciteitsfabriek was het hoogspanningskabelnet 11,5 km lang en het laagspanningskabelnet
16,1 km. Een voorstelling van dit net geeft fig. 16. Het
aantal hoogspanningsschakelinrichtingen in het net bedroeg
24, het aantal transformatoren 30 en het aantal enkel- en
dubbeltariefmeters 140 in totaal. Begonnen werd met 91
aansluitingen voor hcht en kracht, met een totaal vermogen
van 215 kW. Gedurende het eerste bedrijfsjaar (1908) werden
338 000 kWh in het net afgeleverd en op het einde van dat
jaar bedroeg het aantal aansluitingen reeds 240.
De electriciteitsfabriek is veel sneller gegroeid dan bij
den opzet verwacht werd. Niet alleen, dat elk jaar het aantal
aansluitingen voor hcht en kracht belangrijk vermeerderde,
maar vooral het verkrijgen van nieuwe groepen verbruikers en
nieuwere soorten verbruik waren oorzaak van zoo snellen vooruitgang. In 1908 werd begonnen de straatverlichting van B^SHfw*r^^t^^P!
:
Leiden gedeeltelijk te electrificeeren. Ook breidde de stroom- E^^^^f^^ 1|P^p^S^S
levering zich uit tot de gemeenten Leiderdorp en Oegstgeest,
p^g 27.
in 1910 gevolgd door Noordwijk en Voorhout en in 1911 door
VUURTOREN TE NOORDWIJI
Zoeterwoude.
Met Noordwijk begon de stroomlevering onder 10 000 volt op groote schaal aan c
buitengemeenten.
Een groote verandering in de toepassing van electriciteit voor licht bracht in 191
de invoering van de halfwatt-lampen. Deze stroombesparende lampen deden het gebruik va
electrisch hcht algemeen worden. Fig, 17 geeft een afbeelding van den vuurtoren te Noordwij!
welke is voorzien van een bijzonder type halfwatt-lamp, de zg. Brandarislamp, als typiscl
toepassing van electrische verlichting.
Werd er van de oprichting der centrale af met succes voor geijverd om de electricite
ook toepassing te doen vinden in de huishouding, klein- en grootindustrie, ten einde de belastir
overdag te verhoogen, een vruchtbaar afzetgebied waren ook de polders rondom Leiden. E
eerste groote polder, nl. de Hazerswoudsche Droogmakerij, werd in 1914 aangesloten. Deze poldt
heeft een oppervlakte van 1880 ha en werd vr 1914 door 18 windmolens bemalen. In plaa
hiervan kwamen in 1914 drie electrische gemalen met totaal 400 pk. Thans worden 9312 1
electrisch bemalen (zie fig. 18) en worden onderhandelingen gevoerd om meerdere polders i
Rijnland en Schieland te electrificeeren,
D E

* .. *

198
198

STEDELIJKE

FABRIEKEN

VAN GAS EN ELECTRICITEIT

LEIDEN.

XIV

In 1912 begon de levering van electriciteit in Hazerswoude en Alkemade en in 1913


werd het net uitgebreid met de gemeenten Koudekerk, Noordwijkerhout, Alphen aan den Rijn
en Woubrugge. Na deze uitbreiding had het oostelijke 10 000 volt-net twee uidoopers,
nl. n naar Alphen via Alkemade-Woubrugge en n naar Koudekerk en Hazerswoude.
De voordeelen, die een ringnet, ingeval van storingen bv., biedt, waren aanleiding om in 1914
deze beide uidoopers te sluiten door het leggen van een kabel tusschen Alphen en Koudekerk.
De wereldoorlog in 1914
bracht wel geen achteruitgang
in het debiet van de electriciteitsfabriek, doch van 1914 tot
begin 1917 had geen uitbreiding
naar buiten plaats. Eerst in Mei
1917 werd de stroomlevering
naar een deel van Warmond
aangevangen en werden de gemeenten Wassenaar en Leimuiden op het net aangesloten. In
1920begon de stroomlevering in
Voorschoten en werd een overeenkomst met Katwijk gesloten,
terwijl in 1921 het aantal
buitengemeenten vermeerderde
met Valkenburg. In 1922 was
de aanwinst van debiet het
grootst. In dat jaar toch begon
de stroomlevering in de gemeenten Zevenhuizen, Zevenhoven, Ter Aar, Nieuwkoop,
Nieuwveen,
Waddingxveen,
Hillegom, Lisse, Sassenheim
en Rijnsaterwoude. In fig. 19
is de geleidelijke aanwinst dezer
gemeenten in beeld gebracht.
IwiLT E L L C T H I S O H L * M A C H I N A L E . BE.M A L I N G

Met de gemeente MoerFig.

18,

POLDERBEMALING

STED.

ELECTR.

FABR.

ng.
v/ stroomleveringscontract afgesloten, terwijlkapelle
werd eenigen
geleden eveneens
een
sinds December
1924 tijd
stroom
wordt geleverd (via Alphen a.d. Rijn) aan 3/4 gedeelte van de gemeente Zwammerdam.
Thans wordt i n 30 gemeenten (ind. Leiden) stroom geleverd uit de Leidsche centrale.
Het verzorgingsgebied is 600 km groot en beslaat ongeveer / van Zuid-Holland (zie fig. 20).
Op de bijgaande Overzichtskaart van den stand der electrificatie in de provincie
Zuid-Holland, treedt nog duidelijker naar voren hoe de Leidsche electriciteitsfabriek gesitueerd
is ten opzichte van de geheele Provincie.
Hierbij zij echter opgemerkt, dat de overzichtskaart een ander onderscheid maakt
tusschen geelectrificeerde en niet-gelectrificeerde gemeenten, en van een andere opvatting
uitgaat omtrent de gemeenten, waarmede over aansluiting wordt onderhandeld.
2

XIV

STEDELIJKE

FABRIEKEN

VAN GAS EN ELECTRICITEIT

LEIDEN.

199

Bezien wij de kaart nauwkeurig, dan komen daarop o.a. voor: Koudekerk en Voorschoten, als gemeenten, waarmede onderhandelingen worden gevoerd, terwijl hiervoren gezegd
is, en ook uit fig. 20 blijkt, dat er in die Gemeenten reeds stroom verkocht wordt. Bovendien
komt de gemeente Valkenburg er op voor als een niet gelectrificeerde gemeente, ofschoon
daar sedert 1921 electriciteitslevering plaats vindt.
Tot goed begrip van
deze verschillen diene, dat
inderdaad in Koudekerk, Voorschoten en Valkenburg aan
verschillende aldaar gevestigde
bedrijven electriciteit geleverd
wordt via hoogspanningsaansluitingen, doch dat met de
betreffende Gemeentebesturen
nog geen overeenkomst is tot
stand gekomen voor het maken
van laagspanningsnetten. Over
die kwestie nu wordt met de gemeenten Koudekerk en Voorschoten onderhandeld; met
Valkenburg is nog geen overleg
gepleegd.
Verder zij er op gewezen,
dat genoemde Gemeenten,
hoewel niet of niet geheel
gelectrificeerd, ingevolge de
bepalingen van de met deze
Gemeenten gesloten gasleveringsovereenkomsten met de
gemeente Leiden tot het verzorgingsgebied van de electriciteitsfabriek zijn te rekenen.
Verder zijn nog de volgende bijzonderheden te vermelden.
De uitgestrektheid van
het verzorgingsgebied gaf bij
Fig. 19.
AANGESLOTEN GEMEENTEN.
eventueele storingen diverse
bezwaren. Zoo moesten alle storingen van Leiden uit verholpen worden. Het bleek noodzakelijk, in eenige verafgelegen hoogspanningsdistricten der buitengemeenten permanent een
monteur gestationneerd te hebben; ten eerste om de reeds genoemde redenen, ten tweede om
daar alle voorkomende werkzaamheden voor het bedrijf te verrichten, klachten af te handelen
en aansluitingen te maken. Deze maatregel heeft tot dusverre goed voldaan en bespaart veel
tijd, moeite en ksten. In dit verband zij nog opgemerkt, dat door gebrek aan rechtstreeksche
eigen telefonische verbinding met de districtsmonters overeengekomen werd met den Rjksv

200
200

STEDELIJKE

FABRIEKEN

VAN GAS EN ELECTRICITEIT

LEIDEN.

XIV

telefoondienst om dag en nacht telefonische gemeenschap met de buitengemeenten mogelijk te


maken. Tot heden zijn 9 van dergehjke zg. doorverbindingen met diverse buitendistncten
tot stand gebracht.
In 1921 werd het woonhuistarief ingevoerd. Dit tarief is van het vastrecht type en
stelt de aangeslotenen in de gelegenheid, tegen gereduceerden prijs electriciteit te verbruiken voor
huishoudelijke doeleinden. In 1923 werd de tramhjn Haagsche-SchouwDen Haag (onderdeel
van de lijn LeidenWassenaarDen Haag van de H . T . M.) in gebruik genomen en begin

Fig. 20.

VERZORGINGSGEBIED DER STEDELIJKE LICHTFABRIEKEN.

1924 de tramlijn LeidenVoorschoten-VeurDen Haag van de N . Z . H . T . M . Hierdoor


opende zich voor het bedrijf een nieuw afzetgebied van gelijkstroom voor tractie. Op 2
Januari 1924 begon de Leidsche centrale voor het eerst de levering van stroom aan een textielfabriek in hare nabijheid en voerde zij dus een nieuw product ten verkoop aa derden in.

Ten slotte werd in September 1924 voor het pubhek de mogelqkheid geschapen om
goedkoop electriciteit te betrekken uitsluitend voor verwarming van vertrekken. De stroom

XIV

STEDELIJKE

FABRIEKEN

VAN GAS EN ELECTRICITEIT

LEIDEN.

201
201

daarvoor wordt geleverd over een afzonderlijken meter, aangesloten op het laagspanningsnet, tot 5 kW per aansluiting, zonder eenige bijzondere voorwaarde, dan den zeer
gereduceerden prijs per kWh.
Bijna honderd groote fabrieken ontvangen heden uit de electriciteitsfabriek tegen speciale
tarieven de kracht voor hunne bedrijven. In ruim 3000 woningen werkt dagelijks de stofzuiger

i,* vu i.s.n,nsuwp ie uc^cr bieue passen ae electriciteit voor


onderzoekingen en behandeling toe. De lengte van het hoogspanningskabelnet (zie fig. 21) is
thans 236,8 km en het laagspanningskabelnet telt 182 km, tezamen 418,8 km.
Circa 55 km tramweg worden door de centrale van gelijkstroom van 1200 volt spanning
voorzien. Het aantal transformatorstations en schakelkasten bedroeg op 1 Januari 1925, 272,
en het aantal aansluitingen 18 360, met een vermogen van 24 807 kW. In 1924 was de'netto
afgeleverde hoeveelheid draaistroom 15 479 700 kWh, terwijl voor tractie werd gebruikt 2 959100
kWh. Als hoogste belasting trad in dat jaar op 8000 kW.
0

202

STEDELIJKE

FABRIEKEN

Fig. 22.
TOONKAMER DER STEDELIJKE FABRIE-

VAN GAS EN ELECTRICITEIT

LEIDEN.

XIV

Ter populariseering van het gebruik van electriciteit


bezitten de fabrieken een toonkamer met modelkeuken
(zie fig. 22). De permanente tentoonstelling van electrische
apparaten, de inlichtingen en demonstraties, die daar
het pubhek steeds gegeven worden, zijn een voortdurende
reclame en bevorderen krachtig den electriciteitsverkoop.
Ook het gestadig verspreiden van reclamebrochures en
-platen heeft er veel toe bijgedragen om een ieder met
de electriciteit vertrouwd te maken.
Zoo verscheen bij de opening in 1907 een gellustreerde brochure, waarin, voorafgegaan door een stukje
geschiedenis van de oprichting en den bouw der centrale,
de voordeelen werden uiteengezet van het gebruik van
electriciteit als licht-, kracht- en verwarmingsbron; eenige
jaren later werd uitgegeven een werkje De electriciteit
in woning en bedrijf". In 1911 verscheen een uitvoerige
brochure over de electrische tijdaanwijzing, terwijl in
1912 een polder-brochure van 128 pag. groot formaat het
hcht zag. Ook andere soorten reclame werden in den loop
der jaren in ruime mate verspreid.

KEN VAN GAS- EN ELECTRICITEIT.

Fig.

23.

PANORAMA VAN DE STEDELIJKE FABRIEKEN VAN GAS EN ELECTRICITEIT TE LEIDEN.

XIV

STEDELIJKE

FABRIEKEN

VAN GAS EN ELECTRICITEIT

LEIDEN.

203

Ten slotte moge deze verhandeling worden besloten met eenige statistische gegevens
en grafieken (zie fig. 24, 25, 26 en 27), waaromtrent nog het volgende valt op te merken.
Aangezien de centrale pas op het einde van het jaar 1907 in bedrijf is gegaan,
zijn over dajt jaar ook niet alle cijfers bekend (zie tabel 3 en 4). De in tabel 2 voorkomende
aantallen aansluitingen, gesplitst naar licht", huishoudelijke doeleinden" en kracht",
kunnen door het bedrijf ook niet precies worden opgegeven, omdat die splitsing nimmer
is gemaakt in verband met de geheel eigen tariefpolitiek en indeeling der categorien.
Datzelfde geldt ook voor de in tabel 3 opgegeven verkochte kWh voor licht en huishoudelijke doeleinden" en voor kracht". In de administratie worden de verkochte kWh
gesplitst volgens de aanwijzingen der enkel- en dubbeltariefmeters enz. Echter zijn de cijfers
nauwkeurig opnieuw opgezet en het resultaat getoetst aan de werkelijkheid, zoodat de gegevens
alleszins betrouwbaar zijn voor vergelijking met andere bedrijven.
Een beschouwing der aan het slot afgedrukte grafieken levert een goed beeld van den
groei van het bedrijf. De oorlog heeft onmiskenbare sporen achtergelaten in den gang der ontwikkeling (zie vooral fig. 26), doch gelukkig zien wij in de grafieken na 1920 een geleidelijk
normaal worden van de toestanden. In het algemeen kan geconstateerd worden, dat de groei
van het electriciteitsbedrijf onafgebroken is doorgegaan en dat het zich nog steeds bevredigend
blijft ontwikkelen.

204

STEDELIJKE FABRIEKEN VAN GAS EN ELECTRICITEIT LEIDEN. XIV

Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van het hoogspanningsnet.


Aanlegkosten
der centrale
x iooo,-

Taar
J a a r

'

7g\7
908
909
m0
1911
9i2
1913
19141)
1915
96
1917
1918
1919
1920
1001
1Q09

9!

1924

Aanlegkosten
van het net
X iooo,-.

274,7
275,7
340 8
M,9
694,2
884 1
996,4
931,8
942,4
884 3
888,3
888,3
1 291,0
1 682,0
1 70K R
981 4
1 935*)
964 2

189,9
2398
304,0
42?,7
550,2
789,0
1 039,3
1 168,3
1 208 6
1289;
1 527,4
1 713,9
2 020,7
2 318,2
9 799 9
3 002 9
3

3i?1&

3 403^

Boekwaarde
der centrale
x/xooo>-.

274,7
275,7
334,9
418,6
656,4
826,3
911,5
799,9
792,7
713,3
675,2
633,0
972,3
1 277,2
1 302,9
395 5
1 102 53)
1 078,0

Tabel 1. (fig. 24).

Boekwaarde
van het net
X iooo,-

189,9
239,8
298,1
405,0
516,6
726,9
948,1
1 014,9
1 0 7,9
1047,2
225,2
1336,2
537,5
1 69 ,2
1 941,0
1 999,1
! 976,8)
2 058,7

1) Nieuwe boekhouding, andere verdeeling.


2) Aanlegkosten opnieuw gewaardeerd.
3) Extra afschrijving ten laste van het vernieuwingsfonds.

1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
915
1916
1917
98
1919
1920
mi
1922
1923
1924

Totaal aantal inwoners der aangesloten gemeenten.

57 600
60 200
65 100
74 700
79 400
89 100
103 800
105 200
106 400
107 800
119 700
128 400
129 100
148 600
150 700
193 300
197 100
202 800

Aantal aansluitingen Aantal aansluitingen


voor lichten huishouvoor kracht.
delijke doeleinden.

65
171
309
450
636
895
1 540
2 045
2 325
2 885
4 020
6 370
7 430
8 850 .
9 940
13 920
15 410
17 510

11,5
4,6
6
32,1
4/,4
76,8
7,2
18,5
20,4
137,4
138,3
37,8
213,3
218,0
236,8

Tabel 2 (fig. 25).

Gegevens betreffende het verzorgingsgebied.


Jaar.

#?Whhoogspanmngsnet t/m
25Q0Q V " ! km.

La

26
69
15
153
20
271
380
460
490
525
620
670
650
690
710
780
820
850

Totaal aangesloten
vermogen in kW.

215
913
1 324
2 591
3 346
5 678
6 473
7 079
0 270
2 631
3 275
14 237
5 258
7 875
19 501
24 807

cTvnvTTTKJ?
Genevens betreffende

a a r

KAnmKKEN

VAN

1907 )
1908 ]

305

1 140

1909

877,8

512

1910

1 257,5

680

1911

1 760,9

1 130

1912

2 934^3

1 500

1913

3 933^5

1 650

LEIDEN.
Tabel 3 (fig. 26)

338,0

EN ELECTRICITEIT

het verbruik.

Totaal aantal Maximale bein het net afge- lasting van het Bedrijfstijd
leverde k W h geheele bedrijf
in uren.
X 1000.
in k W .

'

HAK

Verkochte
k W h voor
licht en huishoudelijke
doeleinden
X 1000.

Verkochte
k W h voor
kracht
X 1000.

Verkochte
k W h voor
tractie
(gelijkstroom)
X 1000.

Verbruik voor
Hcht en huishoudelijkedoeleinden per aangesloten hoofd
in k W h .

185,0

123,0

~~

1 705

453,4

300,4

1 850

482,6

577,4

1 555

666,7

640,5

1 950

688,5

1 089,2

778,3

154

2 380

871,8

1 429,4

1 049,2

112

217
292
215

164,1

209

1914

4 573,8

1 880

2 430

982,7

1 893,8

1 040,3

96

1915

5 644,1

2 100

2 680

1 128,7

2 518,5

1 249,5

97

1916

6 462,6

2 400

2 700

1 220,2

3 004,9

1 449,5

84

1917

8 251,7

3 200

2 575

1 292,3

4 773,9

1 107,3

64

1918

9 846^3

3 700

2 600

1 545,1

5 985,4

986,8

48

1919

10 952,4

4 600

2 380

1 847,9

6 618,6

1 108,8

50

1920

12 905,1

5 000

2 575

2 088,1

7 946,5

1 230,0

47

1921

14 285,0

5 550

2 575

2 256,3

9 064,4

1 178,6

45

1922

16 056,2

6 000

2 680

2 616,3

10 241,9

1 190,0

38

1923

18 930,2

6 900

2 740

2 885,6

11 951,9

1 825,4

37

1924

20 741,7

8 000

2 590

2 980,4

12 499,3

2 959,1

38

"
)

1907 niet als bedrijfsjaar beschouwd; cijfers zijn dus niet bekend.
1908 Nuttig afgeleverd" slechts bekend; alle cijfers zijn geschat.

Financieele aecrevens (exploitatie).

Totale opwekkosten en/of


1 trnominkooo

a a r

1907 )
1908
1

X / Too "

28,1

77

,
7
d lmtiekosten

Tabel 4 (fig. 27)


T

t a

istri

X / 1000

12,1

uitgaven

X ioo.-

48,1

Totale
.
,
ontvangsten

X iooo.-.

uitgaven per in ontvangsten per


f ,
. verkochte k W h

h e t

n e t

g e

e v e r

c t a

cts.

41,8

12,0

10,5
10,0

1909

39,9

18,5

78,5

87,7

6,6

1910

53,5

30,2

109,6

130,3

6,6

10,8

1911

82,3

31,9

150,5

169,7

6,5

12,0

1912

105,1

56,8

207,7

256,3

5,5

9,0

1913

168,2

88,3

323,2

327,7

6,5

8,6

1914

203,3

110,6

412,8

369,9

6,9

8,2

1915

209,0

108,6

430,5

445,1

5,6

7,8-

1916

248,7

132,5

503,8

535,5

5,9

8,3

1917

357,1

180,4

702,6

796,9

6,5

10,0

1918

665,9

291,6

1 206,0

1 257,0

9,7

13,2

1919

825,9

303,5

1 482,9

1 564,2

10,3

14,4

1920

1 099,9

373,7

1 853,9

2 010,9

11,4

15,9

1921

909,9

379,3

1 628,7

1 808,0

9,0

12,6

1922

673,4

364,4

1 551,8

1 745,7

6,5

10,4

1923

826,4

386,8

1 652,9

1 859,9

6,4

9,5

1924

767,4

435,8

1 756,5

1 972,1

5,8

8,9

Niet als bedrijfsjaar beschouwd.

Fig. 24.
Aanlegkosten der centrale X 500 000.
Aanlegkosten van het net X 500 000.
Boekwaarde der centrale X 500 000.
Boekwaarde van het net X 500 000.
Lengte van het hoogspanningsnet t/m 10 000 volt X 10 km.

Fig. 25.
Totaal aantal inwoners der aangesloten gemeenten X 10 000,
Aantal aansluitingen voor licht en huishoudelijke doeleinden
X 1 000.
Aantal aansluitingen voor kracht X 1 000.
Totaal aangesloten vermogen in kW X 2 000.

Fig. 27.

Fig. 26.
Totaal aantal in het net afgeleverde kWh X 10 .
Maximale belasting van het geheele bedrijf in kW X 1 000.
Bedrijfstijd in uren X 200.
Verkochte kWh voor iicht en huishoudelijke doeleinden X 10".
Verkochte kWh voor kracht X 10 .
Verkochte kWh voor tractie X 10".
Verbruik voor licht en huishoudelijke doeleinden per aangesloten hoofd in kWh X 100.
6

Totale
Totale
Totale
Totale
Totale
Totale

opwekkosten en/of stroominkoop X 100 000.


distributiekosten X 100 000.
uitgaven X f 100 000.
ontvangsten X 100 000.
uitgaven per in het net afgeleverde kWh in cts.
ontvangsten per verkoche kWh in cts.

DE NEDERLANDSCH-INDISCHE GAS-MAATSCHAPPIJ.
B T ^ i ^ j E dNedcrlandsch-Indischc
Gas-Maatschappij werd in 1863 opgericht met het doel
en
bow/r en de exploitatie van gasbedrijven in Nederlandsch-Indi ter hand te
^ '
'
electriciteitsbedrijf ontstaan, dat den concurren^P*lpd tiestrijd met haar aanbond en wel met haar grootste bedrijf, nl. dat te Batavia.
tJ^=ljm2 Het jonge electriciteitsbedrijf, dat zich bepaalde tot stroomlevering in de voornaamste wijken van het Europeesche stadsdeel Weltevreden, bleek op den duur tegen de financieel veel krachtiger Gasmaatschappij, die bovendien alle wijken van Weltevreden, benevens de
oude stad Batavia, Meester Cornelis enz. van gas voorzag, niet opgewassen, waarbij de geringe
economie der toen nog gebruikelijke kooldraadlampen een groote rol speelde. Na een kommervol
bestaan van tien jaren gaf het in 1905 den strijd op. Het mag den directeur O. S. KNOTTNERUS
van de Nederlandsch-Indische Gas-Maatschappij als een bewijs van een breeden kijk op zaken
worden aangerekend, dat hij in die dagen, toen niets nog wees op de vlucht, die de electriciteitsbedrijven in latere jaren zouden nemen en toen in Ned. Indi nog slechts een heel enkel plaatselijk
electriciteitsbedrijf een kwijnend bestaan zonder vooruitzichten leidde, het aandurfde het
Bataviasche electriciteitsbedrijf aan te koopen en de exploitatie voort te zetten.
Sedert is ook in Ned. Indi veel veranderd en de Nederlandsch-Indische Gas-Maatschappij
heeft zich in de latere jaren meer en meer op het gebied der electriciteitsvoorziening bewogen,
zoodat zij thans houdster is van neglen concessies voor gas- en vijf voor electriciteitsvoorziening.
Deze vijf concessies omvatten de gemeenten Batavia en Meester Cornelis op Java, Medan en
Palembang op Sumatra en Makassar op Celebes, terwijl eerlang een distributiemaatschappij voor
West-Java onder directie van de Gasmaatschappij zal worden opgericht, die het surplus der
Gouvernementswaterkrachtcentralen, welke ten behoeve van de electrificatie der spoorwegen
werden opgericht, in dat deel van Java zal plaatsen.
Van bovenvermelde concessies stamt die voor Palembang uit den allerlaatsten tijd; met
de uitvoering der daarvoor benoodigde werken moet nog worden begonnen. De definitieve centrale te Makassar is in aanbouw en nadert haar voltooiing, zoodat zij binnenkort het werk van de
tijdelijke centrale, die daar ingevolge den wereldoorlog werd gebouwd en met oude machines
uit Batavia in bedrijf werd gebracht, zal kunnen overnemen. De overige concessiegebieden
zijn alle sedert langer of korter tijd in exploitatie. Een beschrijving van de electriciteitsbedrijven
te Batavia, Makassar en Medan, waarvan het eerste tevens voor de stroomvoorziening van Meester
Cornelis zorgt, moge hier thans volgen.

raBJSy

illB^ij

n e m

I n

1 8 9 5

z a g

z i

h e t

e e r s t e

^
206

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAATSCHAPPIJ.

XV

A. HET ELECTRICITEITSBEDRIJF TE BATAVIA.


Het belangrijkste electriciteitsbedrijf van de Gasmaatschappij is dat te Batavia. Zooals
reeds eerder is vermeld, werd de oorspronkelijke centrale in 1895 gebouwd. Zx, werd voorzien
v a f d r t vocale com^toonrnxachines, direct gekoppeld met
chines voor 2000 volt en 50 per./sec. Elke eenheid had een vermogen van ca. 200
.Htetel
b e v a t t e drie StemmUer-waterpiipkctels, elk met een V.O. van 182 m* zonder ovei^erhittexs
TvZ een bedrijfsdruk van 8 atm. Een houten schakelbord met uiterst primitieve schakel- en
SnX-iStrumenten, diende voor de schakeling van deze machines op een enkd-radsysteem,

v d ^ T v i e ^ a l voedingskabels voor de hoogspanningsdistributie was aangesloten. Na


T X l e jlren weS de inrichting der centrale met een vierde gelijk machme-aggregaat en een
erf in het centrum van Weltevreden in den Zuid-Oosthoek van het Koningsplein aan de mierde
T ^ong waarover toentertijd nog de aanvoer van brandstof mogen* was en die -imschoote
koelwTer voor de condensatie verschafte. Ook thans nog, dus welhaast dertig jaar later, heeft
deze p k l nog niets van hare geschiktheid verloren. Hoewel gelegen in de onmiddellijke nabuheS van denloorweg, is het echter nimmer mogen gelukken van de autoriteiten toestemming
^ S l 2 a aanleg van een aansluitspoor tot op het terrein der centrale^ Het Wntfwa.
gehe fop de levering van stroom voor verhchtingsdoeleinden ingesteld, zoodat de centrale alleen
des avonds en des nachts in werking was. Overdag was geen stroom verkrijgbaar.
Sfaat deGasmaatschappij de exploitatie in 1905 op zich had genomen en verscheidene
hooest noodzakelijke technische verbeteringen had aangebracht, ging ZU ook weldra over tot de
S
g
^
7d eTer dat men met het bestaande stroomsysteem en het beperkte kabelnet nimmer tot een
boeiend bedrijf zou kunnen geraken. In 1912 werd derhalve besloten de stroomvoorzienmg over
d e ^ k ^ n ^ e Batavia uit te breiden en tot draaistroom over te gaan. Nadat, na langdunge
ondeandSngen met het Gouvernement en de Gemeente, in 1913 een nieuwe concessie voor
2 jTrrtaTverkregen, waarin een uitsluitend recht werd gewaarborgd werden verbouw r n f ^ uitbreiding met kracht ter hand genomen en ontstond een electriateitsfabnek voorzien
Boveri-turbogeneratoren voor 7000 volt en 50 pensee met
1875 kVA bij cos* = 0,8, drie Babcock & Wcox-stoomketels van 272 m* V.O. voor oververhitten
stcLm vfn13
en 325 C. met Greens-economiser en een geheel modern ingerichte schakel .li-*.-. T nrtnher 1914 werd voor het eerst draaistroom afgeleverd.
"
^
^
^
^
^
^
bedroeg toen nauwehjks 500 kW doch dank
zi, het sterk
01
y t r ^ ^ ^ ^ ^ ^ *
rf* **
waarvoor
was verkregen, en het zich sterk ontwikkelende stroomverbruik van dehaven
T a n d d e stroomnet en daarmede ook de maximale belasting snel toe, z o ^ m g

Z^lto:*
Z.
T552^

~ZIZ

i c h

w e l d r a

O V C f

e e s t c r

p *^,

XV

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAATSCHAPPIJ.

207

minderd toenam, werd wederom tot uitbreiding besloten, terwijl de drie te klein geworden Babcock & Wilcox-stoomketels type W . L F . voor Makassar bestemd werden en het ketelhuis van drie
stoomketels van hetzelfde fabrikaat type C . T . M . elk van 420 m V.O. met opgebouwde economisers werd voorzien. Deze uitbreiding en verbouwing kwam in het begin van 1924 gereedfde
centrale beschikt thans over vier turbo-aggregaten, nl. twee stuks fabricaat Brown Boveri van
2

Fig.

1.

DE MACHINALE INRICHTING DER CENTRALE TE BATAVIA.

1875 kVA, een Stork-Siemens-aggregaat van 5000 kVA en een A.E.G.-aggregaat eveneens van
5000 kVA. Fig. 1 geeft een blik in de ruime machinezaal.
Als brandstof wordt reeds sedert vele jaren petroleumresidu gebruikt, dat per tankwagen
op het zijspoor aan het Koningsplein wordt aangevoerd en vandaar naar de beide tanks, die een
inhoud hebben van ruim 300 ton, wordt gepompt. Geschiedde het stoken der W.I.F.-ketels door
middel van branders met stoomstraalverstuiving, zoo is thans bij de C.T.M.-ketels een dubbele

208

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAATSCHAPPIJ.

XV

inrichting aangebracht voor verstuiving onder druk. De persinrichting gecombineerd met de


voor- en nafilters, de voorwarmers en het tweetal Weirs-stoompompen met windketels, dat den

Fig. 2.

HET KETELHUIS MET DE PERSINRICHTING VOOR HET VERSTOKEN VAN


PETROLEUMRES1DU.

druk onderhoudt, is op fig. 2 geheel rechts duidelijk zichtbaar. Elke ketel heeft elf branders en

XV

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAATSCHAPPIJ.

209

is voorzien van inrichtingen voor geforceerden trek; twee ketels zijn bovendien met onderwindinstallaties uitgerust Voor de contrle van het C 0 en het C O gehalte der rookgassen zijn zoowel direct aanwijzende als registreerende toestellen volgens het Cambridge" systeem in aanleg.
Hen afbeelding van het schakelbordes der centrale toont fig. 3.
Met de haven Tandjong Priok werd in 1913 een 25-jarig contract voor stroomlevering
afgesloten, waarbij werd bepaald, dat de Gasmaatschappij in het aldaar op te richten ottderstation
draaistroom onder hooge spanning zou leveren, terwijl de havenautoriteit zelf voor de hoog- en
laagspanningsdBtributie op het haventerrein zou zorgen. Hoewel de haven slechts een jaarverbruik van 100 000 kWh wilde garandeeren, werd het toch raadzaam geoordeeld er reeds van
den aanvang af voor te zorgen, dat ook belangrijk grootere energiehoeveelheden zouden kunnen
2

Fig.

3.

H E T SCHAKELBORDES DER C E N T R A L E TE

BATAVIA.

worden overgebracht. De kabelverbinding met Priok werd daarom uitgevoerd met kabels en
apparaten voor 12 000 volt, zoodat door het omschakelen van driehoek in ster van de hoo s anmngswikkehng der transformatoren te Priok, de primaire spanning bij gelijkblijvende secundaire
spanning zoo noodig van 7000 volt tot 12 000 volt zou kunnen worden verhoogd
In het begin van 1921 maakte de sterk stijgende belasting van Tandjong Priok het verhoogen der spanning tot 12 000 volt inderdaad noodzakelijk. Dit vereischte in de centrale de
tus chenschakehng van transformatoren 7000/12 000 volt, waarop bij den bouw van den scfcfelg

S e C U n d a i f e

ffiir :

Twee

transf

*- - *

625kvA

14

210

NEDERLANDSCH-INDISCHE

Fig.

5.

GAS-MAA

TSCHAPPU^

ONDERSTATION TE TANDJONG PRIOK.

XV

XV

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAATSCHAPPIJ.

211

Het oude nphase-net te Weltevreden voorzag een stadsdeel van stroom, waarzich zoo
goed als geen industrie had gevestigd. Daar voor Hchtstroomlevering dit net nog zeer voldoende
was en bij ombouw op draaistroom het geheele primaire verdeelnet met transformatoren waardeloos zou worden, werd besloten de bestaande nphase-distributienetten, met uitzondering van
enkele uidoopers, voorloopig te handhaven. Deze verdeelnetten werden te dien einde in twee
helften verdeeld met ongeveer gelijke belasting en door middel van twee transformatorgroepen
7000/2000 volt in Scottschakeling op de 7000 volt-draaistroomaanleg aangesloten. Voor deze
stroomlevering staan bovendien nog twee wisselstroomgeneratoren, aangedreven door horizontale Stork-Stumpf-gelijkstroomstoommachines, in reserve.
Het geheele stroomverzorgingsgebied is in zeven districten verdeeld, waarvan n het

Fig. 6.

HET TRANSPORT VAN EEN KABELTROMMEL.

wellicht later op draaistroom om te bouwen nphase-net omvat, twee bestemd zijn voor voeding
met 12 000 volt en vier voor voeding met 7000 volt. Voor elk rayon werd een afzonderlijke hoofdvoedingskabel geprojecteerd, die zich verder naar behoefte vertakt. Deze kabelgroepen zijn in
normaal bedrijf onderling op bepaalde punten verbonden.
De beide 12 000 volt-kabelgroepen verzrgen de stroomvoorziening van de oude stad
Batavia (benedenstad) op ca. 6 km en Tandjong Priok op ca. 13 km van de centrale gelegen. In
beide centra werd een onderstation gebouwd, waarvan meerdere hoogspanningskabels straalsgewijs uitloopen (zie fig. 4 en 5).
Ook in de nieuwe verzorgingsgebieden wordt, zooals van het ontstaan van het bedrijf af
steeds is geschied, het hoogspanningsverdeelnet ondergronds, dus als kabelnet, het laagspannings-

212

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAATSCHAPPIJ.

XV

net bovengronds met blanke leiding op stalen masten uitgevoerd. De secundaire verdeelnetten,
die met nulleider zijn uitgevoerd, brengen de energie onder 3 X 220/127 vo t bu de verbruikers;
in het oude nphase-net op Weltevreden is de spanning echter nog 110 volt. De nulleider van
het draaistroomnet is geaard, terwijl van het nphase-laagspanningsnet en der beide polen
aan aarde is gelegd. Te Priok wordt bovendien draaistroom onder een spanning van 500 volt
voor de havenkranen verdeeld.
.
.
Tot nu toe geschiedt - behoudens voor de straatverlichting - de stroomlevermg uitsluitend over meters, waarvan aan het eind van 1924 - gerekend over het geheele verzorgingsgebied met uitzondering van Tandjong Priok, waar de distributie door het havenbeheer geschiedt
12 100 stuks waren aangesloten.

Fig. 7.

HET OPSCHIETEN VAN EEN ACHT MET INLANDSCH PERSONEEL.

Het hoogspanningsnet, de transformatorstations en de laagspanmngsvrdeelnetten werden


geheel in eigen beheer aangelegd, evenals de latere uitbreidingen. Hierbij wordt o n d e ^ Z i c h t
van enkele Europeesche opzichters uitsluitend gebruik gemaakt van inlandsche werkkrachten,
die voor dat doel zeer bruikbaar zijn (zie fig. 6). Hun geringe physieke kracht maakt, dat de
werkploegen zeer talrijk worden (zie fig. 7), doch daar het loon laag is (ca. 0,80 per dag), wordt
dit bezwaar niet bijzonder gevoeld.
Het geheele hoogspanningskabelnet is thans 123,437 km lang en als volgt verdeeld,
nphase-wisselstroom 2000 volt 16,530 km
rlraa.Wonm

draaistroom

7 000

12 000

55,207

51,700

XV

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAATSCHAPPIJ.

213

Van deze laatste hoeveelheid ligt 12,106 km op


het haventerrein Tandjong
Priok.
De ruime bouwwijze
der Indische steden maakt
het mogelijk voor de transformatorstations uitsluitend
gebruikte maken van steenen
gebouwtjes, die tevens dienst
doen als kabelaftakpunten.
Het kleinste type is 3,40 m
in het kubiek en bevat plaats
voor n transformator-en drie
kabelschakelaars, benevens
voor twee transformatoren en
voor de schakelaars en zekeringen van vier uitgaande
secundaire leidingen (zie fig.
Fig. 8.
TRANSFORMATORHUISJE (KLEIN MODEL) IN HET NET
TE BATAVIA.
8). Een volgend type van
transformatorstation is 3,40 x
4,40 x 3,40 m groot, waardoor er nog voor twee kabelaftakkingen meer plaats is. Een derde type
heeft een afzonderlijke laagspanningsafdeehng, waardoor de aansluiting van een groot aantal
secundaire leidingen mogelijk is (zie de fig. 9, 10 en 11).

Fig. 9.

TRANSFORMATORHUISJE (GROOT MODEL) IN HET NET


TE BATAVIA.

Totaal zijn op het distributienet aangesloten 124


transformator- en schakelstations, tezamen met 10978
kVA transformatorvermogen,
waarvan op het haventerrein
te Priok 3345 kVA.
De afbeelding (zie
fig. 12) van de aansluiting
der landsdrukkerij geeft een
denkbeeld van' de wijze, waarop de hoogspanningsinrichtingen in de transformatorstations zijn uitgevoerd. De
transformatoren zijn alle van
olieconservator voorzien, hetgeen in het vochtige Indische
klimaat steeds is aan te bevelen.
De spoorwegwerkplaatsen op Manggarai te Meester

214

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAATSCHAPPIJ.

XV

Cornelis kregen een meer uitgebreid transformatorstation, dat in fig. 13 is afgebeeld en waarin
beneden de hoogspanningsaanleg met de transformatoren en boven de laagspanningsverdeelooraen van uu uciauguj&c
7RANSF0RMAT0RENHUIG

etablissement zijn opgesteld.


Werd tot nu toe alle
electrische energie, die uit
de verdeelnetten der Gasmaatschappij wordt betrpkken, opgewekt in de centrale
aan het Koningsplein, binnenkort zal daarin een belangrijke verandering komen. Met het,oog op de
electrificatie van de spoorlijn BuitenzorgBatavia
Tandjong Priok bouwt de
Ned. Indische Regeering
twee waterkrachtcentralen,
Fig. 10.
DOORSNEDEN EN PLATTEGROND VAN EEN TRANSFORMAnl. de centrale Oebroeg aan
TORHUISJE (GROOT MODEL) IN HET NET TE BATAVIA.
de Tji Tjatih en de centrale
Kratjak aan de Tji Anten,
resp. ten Zuiden en ten Westen van Buitenzorg. De eerste dezer beide centralen nadert haar

Fig.

11.

LAAGSPANHTNGSVERDEELBORD IN EEN TRANSFORMATORHUISJE.

voltooiing en zal in het begin van 1925 in bedrijf worden gesteld. Langs een ruim 100 km
lange transportlijn zal de energie in den vorm van draaistroom van 50 per./sec. onder een

XV

NEDERLANDSCH-INDISCHE

Fig. 13.

HOOGSPANNINGSVOEDINGSSTATION

GAS-MAATSCHAPPIJ.

V A N DE SPOORWEGWERK-

PLAATSEN OP MANGGARAI TE MEESTER CORNELIS.

215

216

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAA

TSCHAPPIJ.

XV

spanning van 70 000 volt naar de onderstations worden geleid, waar zij in gelijkstroom van
1500 volt zal worden omgezet. Ook Buitenzorg, waar binnenkort een electriciteitsbedrijf zal
worden opgericht, zal van deze hoogspanningslijn uit worden gevoed evenals t.z.t. de uitgestrekte
landstreken in West-Java voor welker electriciteitsvoorziening in de naaste toekomst een distributiemaatschappij in het leven zal worden geroepen.
Eensdeels met het oog op tekorten aan water in droge tijden en op mogelijke bedrijfsstoringen in de waterkrachtcentralen en transportlijnen, anderzijds met de bedoehng om het
surplus der waterkrachtcentralen in normale tijden af te zetten, opende de Regeering besprekingen met de Gasmaatschappij om te komen tot een koppeling met de calorische centrale te Batavia
en tot afsluiting van een contract voor wederzijdsche stroomlevering. Deze besprekingen leidden
tot de overeenkomst van 18 Januari 1924.
Op het terrein van de centrale der Gasmaatschappij aan het Koningsplein te Weltevreden

Fig.

14.

LIGGING DER CENTRALE TE BATAVIA AAN DE TJILIWONG.

wordt thans een 70 000/7000 volt-transformatorstation ingericht, dat aan de 7000 volt-zijde
met de centrale der Gasmaatschappij wordt verbonden (zie fig. 14). In eersten aanleg bevat dit
station twee transformatoren met een normaal vermogen van 2350 kVA. De 70 000 volt-leiding
voor de aansluiting van dit station wordt door een deel van de bebouwde kom van Weltevreden
gevoerd. Zoodra de koppehng tot stand zal zijn gebracht en een bedrijfszekere samenwerking der
centralen is gewaarborgd, zal het bedrijf van de calorische centrale belangrijk worden ingekrompen en zal de stroomlevering in de distributienetten der Gasmaatschappij gedurende de avonden nachturen aan de waterkrachtcentralen worden overgelaten.
De organisatie van het bedrijf te Batavia omvat tevens een instaatie-afdeehng, belast
met den aanleg van installaties, den verkoop van electrische toestellen en electromotoren, die
desgewenscht ook in huur of in huurkoop worden gegeven. Het ontstaan van particuliere installatiebureaux is echter steeds zooveel mogelijk in de hand gewerkt, waaraan voor een niet gering deel
de snelle toeneming van het electriciteitsverbruik is te danken. Te Batavia bestaan thans zooveel

XV

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAATSCHAPPIJ.

217

^ * i e b e d n j v e n , dat in het afgeloopen jaar niet meer dan 12 % van de nieuwe


Z ',
^ e e h n g werd aangelegd. Deze afdeeling van ons b e Z f
Zou derhalve thans als overbodig kunnen worden beschouwd, ware het niet, dat zij zoo noo* g
prnsregelend kan optreden en het opdrijven der mstallatiekosten kan tegenhouden DTsyZm
dat ook m de andere plaatsen, waar de Gasmaatschappij concessies heeft, wordt toegepast Ts
tot nu toe doeltreffend gebleken zoowel voor de stroomverbruikers als
^ToeZ^S
0nZ

e i g e n

l n s t a l l a t i

B.
Den

H E T ELECTRICITEITSBEDRIJF TE MAKASSAR.

19 Juli 1915 verleende de Nederlandsch-Indische Regeering een electriciteits-

S ^ T Q I ^ ^ T ^ S
:
verdracht werd bij gouvernementsbesluit van
5 Juni 1916 goedgekeurd. De tijdsomstandigheden maakten het echter niet mogelijk binnen den
0 V e

Fig.

15.

d r

e g ;

d e 2 e

D E TIJDELIJKE C E N T R A L E O P H E T H A V E N T E R R E I N T E M A K A S S A R .

m de concessie vastgestelden tijd van drie jaren een moderne centrale met de benoodigde verdeehietten gereed te krijgen en in bedrijf te stellen. Daarom werden met de Regeering onderhandehngen^geopend over uitstel van den datum van in bednjfneming en over de oprichting
van een voorloopig krachtstation van beperkt vermogen, in afwachting van betere tijden.
De Regeering maakte van deze gelegenheid gebruik gewijzigde inzichten omtrent elec-

218

NEDERLANDSCH-INDISCHE

Fig.

16.

GAS-MAATSCHAPPIJ.

XV

DE MACHINALE INRICHTING DER TIJDELIJKE CENTRALE


TE MAKASSAR.

tririteitsvergunningen door den concessionaris te doen aanvaarden. Deze wijzigingen betroffen


in hoofdzaak beperking van het uitsluitend recht" en wel in dier voege, dat voortaan dit recht

Fig.

17.

EEN DER VERTICALE COMPOUNDSNELLOOPERS VAN 100 KW.

XV

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAATSCHAPPIJ.

219
219

zou vervallen, wanneer een onderneming voor verdeeling en levering van electrischen stroom
op groote schaal zou worden tot stand gebracht voor een streek, waarin het gebied der onderhavige concessie is gelegen. De wensch van het Departement van Burgerlijke Openbare Werken
om de concessie niet te doen gelden voor het haventerrein, bracht verder belangrijke vertraging
doch werd ten slotte met vervuld, zeer i n het belang zoowel van de haven zelf en de Gemeente
als van den concessionaris. Onder dagteekening van 19 Januari 1920 werd ten slotte de eerste
ELECTRISCHE CENTRALE

F i g . 18.

MAKASSAR.

LIGGING DER NIEUWE CENTRALE NABIJ SOENGOEMINASSA

concessie ingetrokken en een nieuwe gewijzigde concessie verleend voor den tijd van 40 jaren
met recht tot naasting door de Regeering na verloop van 12 jaren.
D e aanleg van een voorloopig krachtstation was intusschen geheel voorbereid, zoodat
hiermede onverwijld kon worden begonnen. D e ijzerconstructie voor het gebouw werd op Java
vervaardigd. U i t de centrale te Batavia werden buiten bedrijf gestelde ketels en machines over-

NEDERLANDSCH-INDISCHE

220

Fig.

19.

GAS-MAATSCHAPPIJ.

XV

DE SMALLE GEUL TIJDENS DEN OOSTMOESSON IN DE BEEEDE


BEDDING DER BERANGRIVIER.

gebracht en draaistroomgeneratoren werden op Java aangekocht, zoodat onmiddellijk een aanvang


kon worden gemaakt met de stroomvoorziening van het haventerrein en de aangrenzende wijk
der stad. Deze tijdelijke centrale kon in Januari 1921 in bedrijf worden gesteld en is ook op dit

Fig. 20.

HET UITGEZOCHTE TERREIN VOOR DEN BOUW DER NIEUWE CENTRALE NABIJ
SOENGOEMINASSA.

XV

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAATSCHAPPIJ.

221

oogenbhk nog in werking; zij werd op het haventerrein opgericht (zie fig. 15) en voorzien van
twee Steinmuller-stoomketels elk met 181 m* V.O. en voor 8 atm. druk en van twee vertikale
comrwundstajmnuchines, die met riemoverbrenging elk een 100 kW-draaistroomgenerator van
230 volt drijven (zie fig. 16 en 17). Reeds spoedig was de opstelling van een derde machineaggregaat noodzakelijk, en wel toen een deel van het hoogspanningskabelnet voor het definitieve
bedrijf was aangelegd en met behulp van draaistroom onder hooge spanning ook verder afgelegen
wijken der stad van stroom moesten worden voorzien; daartoe werden in de centrale transforma-

Flg. 21.

PERSONEELSWONINGEN AAN DEN TOEGANGSWEG NAAR DE CENTRALE.

W a a r i D

S P a n n i n g

m 3 C h i n e S

i 2 3 0 V )

o p de voor dit net vereischte hoogte

hr L ^
A
!?
omgeving nergens voldoende zoet water beschikbaar is voor de condensatie, moeten de met injectiecondensatie voorziene machines met zeewater
als koelwater werken. Buiten den natten moesson, wanneer voldoende regenwater kanZZ
opgevangen, moet het voedingswater voor de ketels worden ontleend aan de inrichtingen, dL de
d C

d M a k a s s a r

e n

i n

d e

n a a s t e

Ti^V^TTT',
met hare verouderde ketels en machines
V

r2ien

omstandigheden en
geen economische stroomproductie mogelyk maakt,

d e 2 C

t i j d d i j k e

C 6 n t r a l e

n d e r

d e z e

222

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAA

TSCHAPPIJ.

XV

behoeft geen nadere verklaring. Zij is dan ook voorbestemd, om nog in den loop van 1925 buiten
bedrijf te worden gesteld.
Voor de definitieve centrale was in de stad Makassar en in de naaste omgeving slechts een
plaats te vinden, wanneer met zeewater of brak water voor de condensatie genoegen werd genomen. De grondprijzen waren daar echter zeer hoog, terwijl over het algemeen het. terrein als
bouwgrond minder geschikt was. Daarom werd besloten naar een passend terrein om te zien aan
de Berangrivier nabij Soengoeminassa in het landschap Goa. Op ongeveer 9 km van Makassar
werd een bij uitstek gunstige plaats gevonden tusschen de Berangrivier en den grooten weg,
waarlangs ook de spoorweg MakassarTakalar loopt (zie fig. 18). De Berangrivier, gedurende den

Fig. 22.

DE DIRECTEURSWONING.

Westmoesson van respectable breedte, neemt gedurende den drogen tijd zijn loop door een smalle
geul in de breede rivierbedding (zie fig. 19) welke geul onmiddellijk langs den oever van het uitgezochte terrein loopt (zie fig. 20), zoodat daar te allen tijde koelwater beschikbaar is. Nadat de
Staatsspoorwegen zich bereid hadden verklaard hier een zijspoor aan te leggen en bij onderzoek
was gebleken, dat de grond een vaste zandgrond is, waarop zonder grondverbetering of onderheiing kan worden gebouwd, terwijl het terrein ook bij de hoogst bekende banjirs droog blijft,
werd een grondstuk van ca. 21 000 m aangekocht en een bouwplan ontworpen voor een compleet
emplacement, omvattende centrale, directeurswoning en woningen voor de machinisten, hulpmachinisten en het inlandsche personeel.
Het zwaar begroeide terrein moest allereerst worden schoongemaakt en gegaliseerd,

XV

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAATSCHAPPIJ.

223

waarbij waardevolle vruchtboomen en andere mooie boomen zooveel mogelijk werden gespaard.
Fig. 21 toont den toegang van het emplacement, waarop van links naar rechts de woningen
van den directeur, van de machinisten en de hulpmachinisten zichtbaar zijn, terwijl in fig. 22
de comfortabele en koele directeurswoning nog afzonderlijk is weergegeven.
Het lag voor de hand, nu ook te Soengoeminassa, de standplaats van een Assistent-Resident
en verschillende Europeesche gouvernementsambtenaren, met een drukken passar en het pompstation van de Makassaarsche waterleiding, electriciteit te distribueeren. Een daartoe strekkende

Fig. 23.

GEZICHT OP DE NIEUWE CENTRALE VANAF DEN LINKEROEVER DER BERANGRIVIER.

concessie werd aangevraagd en op 11 Juli 1923 werd deze verleend voor een landstreek ten Zuiden
van Makassar en zich uitstrekkende tot even voorbij Soengoeminassa. Langs den hoofdweg door
deze landstreek Z;m de voedingskabels van de centrale naar Makassar gelegd, die in het schakelstation aan den Matoeanginweg eindigen en daar het hoogspanningskabelnet van de hoofdstad voeden
Het gebouw voor de centrale (zie fig. 23 en 24) verrees dicht bij den oever der rivier Het
bestaat uit twee hallen, elk 16 m breed en 32 m lang. Het aansluitspoor loopt tot in het gebouw,
zoodat zware machinedeelen enz. tot onder de loopkranen kunnen worden gereden. In de
machinezaal is plaats voor drie turbogeneratoren. Voorloopig worden opgesteld twee turbo-aggregaten met een normaal vermogen van 1000 kW, fabrikaat Bergmann (zie fig. 25). Zonder dat

224

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAA7'SCHAPPIJ.

XV

daartoe uitbreiding van het gebouw noodig is, kan nog een derde grooter aggregaat worden opgesteld. In deze zaal bevindt zich tevens de hoogspanningsschakehuimte, waarboven het schakelbordes, op gelijke hoogte als de turbinevloer en daarmede door een breede loopbrug verbonden.
Twee loopbruggen verbinden den turbinevloer met den stookvloer in het ketelhuis, waar
drie Babcockc Wilcox-ketels type W.I.F. elk met 220 m V.O., afkomstig uit de centrale Batavia,
worden gemonteerd. Achter de ketels wordt een Greens-economiser en buiten het ketelhuis een
plaatijzeren schoorsteen opgesteld, beide eveneens van de centrale Batavia afkomstig. Zooals uit
fig. 23 blijkt is deze schoorsteen echter nog niet gemonteerd. In het ketelhuis is verder een lokaal
2

Fig. 24.

NIEUWE CENTRALE TE SOENGOEMINASSA.

voor de voedmgspompen, watermeters enz., een transformatorruimte en een kleine werkplaats


voor loopende reparaties ondergebracht.
Met het oog op de sterk wisselende waterstanden in de rivier, die dikwijls zeer laag zijn,
wordt aan den oever een pompgebouwtje gezet, waarin twee electrisch gedreven laag opgestelde
centrifugaalpompen met verticale as worden geplaatst. Op de gemeenschappelijke persleiding
dezer pompen zijn de condensors aangesloten, vanwaar het koelwater naar de rivier wordt teruggevoerd. Pijpleidingen en condensors vormen een hevelsysteem, zoodat bij eiken waterstand
slechts de weerstand in dit pijpsysteem behoeft te worden overwonnen.
Evenals in de andere centralen der Nederlandsch-Indische Gas-Maatschappij zijn ook te

XV

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAA TSCHAPPIJ.

225

Soengoeminassa de turbines geconstrueerd voor een stoomdruk van 12 atm. en een stoom*mperatuur van 325 G a a n den hoofdafsluiter, terwijl de generatoren draaistroom ^
^
4
"
"
met een spanning van 7000 volt. De afstand van de centrale tot Makassar maakt het wenscheSk

T ^ T
g

Ud

hoofdstad !
^ ^ ^
'
de stijging van het stroomverbrul in de
hoofdstad toepassing van hoogere spanning voor de overbrenging noodzakelijk maakt Het
6

, !f " *7

met^oTT

<* n spanning van 12 000 volt, hoewTh een*


met 7000 volt zal worden gevoed. Blijkt later deze spanning te laag te worden, dan wordt aan de
centrale de spanning tot 12 000 volt opgetransformeerd, terwijl te Makassar de aangeslotenTrans

Fig. 25.

TURBINEZAAL DER CENTRALE TE SOENGOEMINASSA.

hlijke
^ secundaire
H ^ spanning
^ t^

220/127 volt geven


r

vonttebSt^r?
A n
,
S

S t C r

r d e n

f^

d e D S

h t

b e d n , f

om

geschakeld en aldus weder de oorspronkeoorspronice

C o n d e n s o r s
d

h e l f t

v a n

d e n

t g-phtste watertoe- en afvoer


condensor kan worden geopend en

^SmZ^
JSTTT7Z2
ZiTml
r te Medan is uitgerust.
systeem, waarmede
de condensor

>^toS
' *> h spoelt

nvierwatersterksllbhoudendis

C n

b e t e r

h e e f t

v o l d a a n

De temperatuur van het rivierwater varieert tusschen 26 C. in den regentijd en 32' C in


dendrogenmoesson.Evenalsindeanderecentralezijndecondensa e^
ti

15

226

Fig. 26.

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAA

lo

XV

y^tiAffij.

om bij een 75-voudige waterhoeveelheid van 32 C. een


vacum van 90 % bij vollast
der turbine te onderhouden.
Bij elk turbo-aggregaat
is een electrisch gedreven
pompinrichting opgesteld.
Deze bevat naast de condensaatpomp nog een waterpomp,
welke laatste het water levert
voor de waterstraalluchtafzuiging. Bovendien is als
reserve voor beide aggregaten
een stoomstraaUuchtafzuiger
opgesteld. De afgewerkte
stoom van dit apparaat wordt
neergeslagen in een voorwarmer, die door het condensaat wordt gekoeld. Dit
TRANSFORMATORHUISJE IN HET NET TE MAKASSAR.
stoomstraalapparaat kan tevens worden gebruikt om
,
. . . . 1 . . . uj_;:f u~+ w i w a t p r vnnr de circulatieoomoen aan te zuigen.

na stilstana van nei ucuuji.

, u

~~\A

-1
,1<> Ar

De pompen der condensatie-inrichtingen worden, zooals reeds bovenvermeld, alle door


electromotoren gedreven. Ten einde te verhinderen, dat deze motoren stroomloos worden wanneer
de turbineschakelaar tijdens het bedrijf uitvalt, worden de motoren van elk turboaggregaat gevoed door een
eigen transformator, die direct
aan de klemmen van den generator is afgetakt. Bij het
aanzetten van een aggregaat,
levert een hulptransformator
den benoodigden stroom,
totdat de generator is gesynchroniseerd en op de rails is
aangesloten. Dit systeem is
ook te'Batavia toegepast en
heeft daar zeer goed voldaan.
De stoomketels zullen,
evenals dit te Batavia het
geval is, met petroleumresidu
worden gestookt, voorloopig
met een stoomstraalverstuivingssysteem, later vermoedelijk met drukvrstuiving.
Fig. 27.
TRANSFORMATORHUISJE IN HET NET TE MAKASSAR.
Binnen de stad M a -

NEDERLANDSCH-INDISCHE GAS-MAA TSCHAPPIJ.


^

227

hoogspanningskabelnet compleet, dat voor de stroomvoor-

De laagspanningsdistributie met 220/127 volt geschiedt door middel van een bovengrondsch vterletderverdeelnet met geaarden nulleider. Met het oog op de
^efootdetdjngen m de vele nauwe straten en wegen is een groot Jedeelte
weerbestendig gefleerde draad op Mannesmann-masten uitgevoerd. Voor de v o e d 71

ZtnZnlZZ
vTtotS-

noTnZ^Z

'

C n

g C h e d

d e

- a v i a omschreven

Evenals bij de andere Indische bedrijven is aan het Makassaarsche bedrijf een installatie611
^
^
P van verhrSSSenten
fn 1 h H
l u
"
histahLebureaux
n t e nk*
goede h T l o n T ^ ^
^
* ^riciteitverbruik s l e c ^ t n

dltltTo^ ' *5
W

In h

i n S t a l l a t i e s

d t C C h t e r

C n

V e r k 0

n t S t a a n V a n

C
11

v e r k 0

~
s

voorloopig
nog gevestigd
geiegen
t e t in een gehuurd perceel

l 0 k a a l

H E T ELECTRICITEITSBEDRIJF T E M E D A N .

r ^^

rW h

d e n

-*

P
cen

- ^JSS'

e n

P a r t i c u l i e r e

01

g a d i n g e n voor electrische verhchtine


der hoofdplaats Medan werd op 4 Januari 1897 aan een partictufer aldaar v t a ? d f e t ^
bracht bu de oprichting der N.V. Electriciteits-Maatsclippij Medan" op 15 J u l T 9 8 ^ ze
concessie was beperkt tot een aantal hoofdwegen binnen de stad en gold aeen
b T d e n T ; * ^ V * < * > - h werd in 1906 uitgebreid tot ee'n aant"LuwetgeTcue
bi, den geleidelijken groei der stad waren ontstaan, terwijl in 1911 eveneens v e r g o m , werd
verleend tot het leveren van krachtstroom.
vergunning werd
3 3 1 1 1 6 8

C n

h e t

g e b r u i k

v a n

Zr dfLfrZ
8

Ll ? Tw' T
'
" " aanleg uitgerust met De
L ^ t o o m t u r b i n e s die met riemoverbrenging n i r W W h t r o o n r f j L i n S r ^ e
panning van 1000 volt en met 100 per./sec. aandreven. Na eenige jaren schijntTchter de behoefte
aan economischer stroomproductie de aanleiding te zijn geweest tot een
waarbij de stoominstahatie plaats moest maken voor DFeselmotoren m e r r i ^ b ^ S '
St oomsysteem en spanning bleven gehandhaafd. Daar men met de buiten

diC

d e

D d l r i v i e r

W e t d

g e b o u w d

w e r d

i n

e e r s

aJSS
bzsi^^Zl

7*

gem akT

^
<*
*****
^korttln
gemaakt: na demontage der waardevolste deelen werd de rest in de rivier achter
"
%

^aZSZ*

) a f e n

ssif
a.1

b e d r i , f

m e t

e c h t

^ ^

i j 2 e r S C h a a r S C h t e

-gme^TruTk!

f ^ - ort^tzszz

, e
o t o r eten heeft e
echter
i
tmvioed
n
fe
n al evenmin
pden tot een
v loonende exploitatie
d e

D i e s e l m

meer of minder grooten omvang en duur waren aan de orde van den dag, zoodanig zelfs dat OD
verzoek van den Gemeenteraad de Regeering ingreep en de maatschappij &

228

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAA

TSCHAPPIJ.

XV

bedrijf dwong. Een andere oorzaak werkte echter mede om de electriciteitsmaatschappij tot
moderniseering harer inrichtingen te brengen. De Gemeenteraad had, de vele moeijkheden met
de electriciteitsvoorziening moede, gegadigden opgeroepen voor verzorging van de straatverlichting en de Nederlandsch-Indische Gas-Maatschappij opende hierop, na een onderzoek ter
plaatse te hebben ingesteld, onderhandelingen met den Gemeenteraad. Hoewel bij openbare
inschrijving de aanbieding voor een gasstraatverhchting voor de Gemeente de gunstigste voorwaarden bood, werd aan de Nederlandsch-Indische Gas-Maatschappij slechts de helft der verELECTRISCHE C E N T R A L E

Fig. 28.

MEDAN.

LIGGING DER CENTRALE TE MEDAN AAN DE DELIRIVIER.

hchting opgedragen, daar de Electriciteits-Maatschappij Medan" had laten weten, dat Zi)
waarschijnlijk zou ten onder gaan, als zij de straatverlichting verloor. De Nederlandsch-Indische
Gas-Maatschappij nam met deze halveering genoegen en verplichtte zich tot den bouw van een
gasfabriek. De Electriciteits-Maatschappij had intusschen begrepen, dat zij Zich aan de modernere
toestanden moest aanpassen en was in een klein deel van haar net tot levering van draaistroom
overgegaan en stelde deze ook gedurende de daguren beschikbaar. In het overgroote deel van
het net bleef zij echter nphase-wisselstroom 110 volt 100 per./sec. leveren en dan nog slechts
gedurende de avond- en nachturen.

XV

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAATSCHAPPIJ.

229

Het gasbedrijf werd November 1919 geopend en begon onmiddellijk den concurrentiestrijd, die echter weldra tot onderhandelingen leidde met het resultaat, dat in Maart 1920 de
gezamenlijke aandeelen der Electriciteits-Maatschappij Medan" werden overgedragen aan de
Nederlandsch-Indische Gas-Maatschappij, die daarbij de directie dier maatschappij op zich nam
en onmiddellijk het ontwerp voor een geheel nieuw krachtstation en verdeelnet ter hand nam.
De Electriciteits-Maatschappij Medan" is thans in liquidatie en de concessie tot levering

Fig.

29.

GEZICHT OP DE CENTRALE TE MEDAN VANUIT HET ZUIDWESTEN.

van electriciteit werd op 5 Maart 1922 op naam van de Gasmaatschappij overgeschreven, die
vanaf 1 Januari 1923 het electriciteitsbedrijf voor hare rekening voert.
Ten einde het Medanbedrijf in opzet uniform te maken met de overige electriciteitsbedrijven der Gasmaatschappij, werd besloten over te gaan tot opwekking van draaistroom
7000 volt 50 per./sec, voortgeleiding daarvan onder dezelfde spanning later eventueel verhoogd tot 12 000 volt en distributie bij de verbruikers onder 220/127 volt.
De nieuwe centrale werd ontworpen op het zeer ruime terrein der gasfabriek op Gloegoer

230

NEDERLANDSCH-INDISCHE

Fig. 30.

Fig. 31.

GAS-MAA

XV

TSCHAPPIJ.

DE M A C H I N A L E INRICHTING DER CENTRALE TE M E D A N .

DE M.A.N.-SIEMENS SCHUCKERT-TURBOGENERATOR V A N 1000

KW.

XV

NEDERLANDSCH-INDISCHE

Fig.

32.

KABELLEGGING

GAS-MAA

TSCHAPPIJ.

231

DOOR DE DELIRIVIER.

(zie fig. 28) op ca. 4 km van de stad en nabij de halte Poeloe Brayan van de spoorlijn Medan
Belawan met welke lijn het door een zijspoor is verbonden. Voor de uitvoering van dit project
was het echter noodzakelijk, dat een aanvullende concessie werd verkregen voor een aan de stad

Fig.

33.

KABELLEGGING

DOOR DE DELIRIVIER.

232

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAATSCHAPPIJ.

XV

Medan aansluitend gebied, waarin het fabrieksterrein en het trac der verbindingskabels is gelegen. Dit gebied werd zoodanig gekozen, dat het ook Poeloe Brayan en de niet ver daar vandaan
gelegen belangrijke werkplaatsen der Deli-Spoorweg M y . omvat. Deze concessie werd 17 Maart
1920 verleend.
Het gebouw der centrale (zie fig. 29) bestaat uit twee hallen van ijzerconstructiewerk met
metselwerkvulling, elk lang 40 m en breed 16 m. De eene hal is als machinezaal, de andere als
ketelhuis ingericht. Het aansluitspoor loopt door beide hallen, waardoor zware machine- en
ketelonderdeelen direct onder de loopkranen kunnen worden gebracht. In
de machinezaal is het schakellokaal, in
het ketelhuis zijn een transformatorruimte, een pomplokaal en een kleine
werkplaats ondergebracht.
Als turbinecentrale ontworpen
werd de fabriek toch vooreerst uitgerust met twee Diesel-aggregaten uit de
oude centrale der voormalige Electriciteits-Maatschappij Medan" (zie fig.
30). Later werd een turbo-aggregaat
bijgeplaatst, zoodat zich thans in de
machinezaal bevinden: n M . A . N . Siemens Schuckert-turbo-aggregaat
van 1000 kW en twee Werkspoor-Smit
Dieselaggregaten van 375 kW.
De turbine (zie fig. 31) is evenals die in de andere centralen der
Nederlandsch-Indische Gas-Maatschappij gebouwd voor stoom van 12
atm. en 325 C. aan den hoofdafsluiter,
terwijl de condensatie-inrichting is
berekend op het onderhouden van een
vacum van 90 % bij vollast der turbine en bij een 75-voudige koelwaterhoeveelheid van 32 C .
Op de daarvoor beschikbare
plaats
wordt
thans een 1500 kW B.B.C.
Fig. 34. TRANSFORMATORHUISJE IN HET NET TE MEDAN.
turbo-aggregaat uit de centrale Batavia
opgesteld, dat daar door de koppeling
met de gouvernementswaterkrachtcentralen gemist kan worden. Het bedrijf met de Dieselaggregaten is te onzeker gebleken om met n turbo-aggregaat te kunnen Volstaan.
In het ketelhuis staan twee Garbe-ketels elk met een V.O. van 200 m en voor 13 atm.
en 375 C. met opgebouwden economiser. Zij zijn ingericht voor het stoken van petroleumresidu
zoowel als van steenkolen en hout. Van deze laatste brandstof ziet men in fig. 29 een stapel op
den verhoogden stookvloer hggen.
De schakelinrichting is eenigszins gecompliceerd, omdat met drie verschillende span2

XV

NEDERLANDSCH-INDISCHE

GAS-MAA

TSCHAPPIJ.

233

ningen moest worden gerekend; de turbogeneratoren leveren draaistroom van 7000 volt, de
Dieselaggregaten (overgebracht uit de oude centrale der Electriciteits-Maatschappij Medan")
draaistroom van 3000 volt, terwijl voor de toekomst moest worden gerekend op voortleiding van
den stroom onder 12 000 volt. Boven de schakelinrichting bevindt zich het schakelbordes met
de schakellessenaars der generatoren. Dit bordes ligt op gelijke hoogte met den bedieningsvloer
der turbines en is hiermede door een breede loopbrug verbonden.
De circulatiepompen trekken het koelwater direct uit de Delirivier. Weldra bleek echter
door de vervuiling van deze rivier, vooral in den Westmoesson, de inbouw van een draaienden
rooster noodig te zijn, die ter plaatse werd aangemaakt.
Evenals in de andere electriciteitsbedrijven der Nederlandsch-Indische Gas-Maatschappij
geschiedt de hoogspanningsdistributie ondergronds, de verdeeling der laagspanning door een

bovengrondsch net en met een spanning van 3 X 220/127 volt met geaarden nulleider. Alle netten
zijn in eigen beheer aangelegd; dat dit soms met eigenaardige moeilijkheden gepaard gine
toonen de fig. 32 en 33.
'
Voor de hoogspanningsdistributie is de stad Medan in drie deelen verdeeld. Vanuit het
onderstation aan den Boolweg, waar de voedingskabels uit de centrale binnenkomen, loopt naar
elk dezer drie deelen een hoofdkabel, die naar behoefte is vertakt.
De laagspanningsnetten worden van transformatorhuisjes uit gevoed, waarvan een tweetal
m de fig. 34 en 35 zijn voorgesteld; afmetingen en inrichting dezer huisjes zijn dezelfde als te
Batavia en Makassar en evenals daar zijn de secundaire leidingen, die uit blanke koperleidingen
bestaan, op Mannesmann-palen gemonteerd. De hoofdzekeringen der secundaire leidingen
in de transformatorhuisjes zijn door middel van luiken van buiten af bereikbaar, zoodat het voo
5

NEDERLANDSCH-INDISCHE

234

GAS-MAATSCHAPPIJ.

XV

het personeel, belast met het onderhoud en de reparatie der laagspanningsnetten, niet noodig is
de transformatorhuisjes binnen te gaan.
In fig. 36 is het kantoor voorgesteld, waar de technische administratie van het gas- en
electriciteitsbedrijf wordt gevoerd. Op den achtergrond zijn de machinistenwoningen zichtbaar.

Fig.

36.

HET GEBOUW VAN DEN ADMINISTRATIEVEN DIENST VAN HET GAS- EN


ELECTRICITEITSBEDRIJF TE MEDAN.

Op het terrein der oude centrale in de Poloniawijk te Medan nadert thans het nieuwe
aciministratiegebouw voor beide bedrijven zijn voltooiing; in dit gebouw wordt tevens een ruim
verkooplokaal voor verbruiksartikelen voor gas en electriciteit ingericht. Evenals bij de andere
Indische bedrijven is ook aan dat te Medan een instaUatiebedrijf verbonden, dat in concurrentie
met particuliere installateurs electrische installaties aanlegt.

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE GEMEENTE


ROTTERDAM EN OMGEVING.

S S E T is in onze goede stad geen gewoonte om het gereedkomen van een, zij het ook
nog zoo belangrijk, werk met uitbundig vreugdebetoon te vieren. HW arr^t*
. publiek heeft dan ook nauwelijks opgemerkt, dat reeds op den lsten November
rl van dit jaar de electriciteit n voor beweegkracht n ter verlichting op een groot
~ . geueene van oen unieer Maasoever werd beschikbaar gesteld; evenmin zal het
waarschijnlijk een grooten indruk maken, indien, zooals verwacht wordt, hetzelfde den 15en
Januari voor een deel van den rechter rivieroever het geval zal zijn. En toch is het gereedkomen
der electrische instaatie een belangrijk feit in de geschiedenis onzer stad. Niet alleen, dat
Rotterdam dan de vele voordeden zal genieten, die aan een ruime verspreiding der electridteit
n voor beweegkracht, n voor verlichting verbonden zijn, doch tevens zal zij er zich op kunnen beroemen, een der eerste steden van ons werelddeel te zijn, waar op groote schaal de beide
toepassingen der electrische kracht op rationeele wijze vereenigd zijn."
Met deze woorden begon een artikel van ir. H . A . VAN IJSSELSTEYN in de Nieuwe Rotterdamsche Courant in November 1894, getiteld De electrische installatie voor verlichting en
krachtsoverbrenging te Rotterdam", waarin een uitvoerige beschrijving van deze eerste gemeentelijke electriciteitsvoorziening in Nederland werd gegeven. In die beginjaren van de electrotechniek kostte de totstandkoming van een dergelijke installatie veel voorbereiding, te meer waar
men te Rotterdam niet alleen stond voor de levering van electridteit voor verlichting, maar
ook voor electrische krachtsoverbrenging voor havenwerktuigen.
De eerste toepassing van electriciteit voor verlichting te Rotterdam dateert van 1882,
toen een Wokstation door een Belgische maatschappij werd opgericht ter verlichting van de'
Passage en omgeving, welke kleine centrale door haar vele gebreken evenwel slechts een kort
leven had. In 1883 werd door de Electriciteits-Maatschappij Systeem de Khotinsky" een klein
centraalstation opgericht voor de verlichting van eenige gebouwen aan de Boompjes en de Wijnhaven. De daartoe benoodigde electridteit werd geleverd in geladen accumulatoren, die dagelijks
met een schuit werden afgehaald om weer te worden geladen. Spoedig werd van systeem
veranderd en werden leidingen naar de verbruikers gelegd, totdat de Maatschappij, na een
kwijnend bestaan, in 1895 werd opgeheven en de verbruikers op het inmiddels tot stand gekomen
Gemeente-Electridtdtsbedrijf werden overgeschakeld.
Behalve deze beide pogingen om tot een min of meer centrale voorziening te geraken,

236

GEMEEN TE-ELECTRICI

TEI TSBEDRI JF

ROTTERDAM.

XVI

ontstond een groot aantal particuliere installaties voor de eigen voorziening van hotels, caf's,
winkels, rangeerterreinen enz., welke later geleidelijk alle naar het Gemeente-Electnateitsbedrijf
Zn overgegaan.
. . .
.
.
In 1882 kwam de mogelijkheid eener gemeentelijke electriateitsvoorziemng voor het
eerst in den Gemeenteraad aan de orde, toen zou worden beslist of de Gemeente de particuliere
gasvoorziening in eigen beheer zou nemen, waartoe werd besloten. Het vraagstuk bleef eenige
jaren rusten, totdat in 1889 een opdracht werd verleend aan den directeur der gasfabriek,
dr T H VAN DOESBURGH, voor het ontwerpen van een plan in overleg met den heer G . J. DE
TONGH, directeur van Gemeentewerken. Dit eerste ontwerp omvatte de opnchtrng van een vi,fal kleine centraalstation met gasdynamo's en stroomlevering volgens het gehjkstroom-dneleidersysteem. Daar er ernstig werd gevreesd, dat de gasfabriek nadeel zou ondervinden van een
eventueele electridtdtsvoorriening, werd als voordeel van dit ontwerp aangevoerd, dat de gasfabriek geen schade zou lijden, daar het gas door haar aan de gasdynamo s zou worden geleverd.
Tijdens de verdere studie over dit ontwerp kwamin datzelfde ,aar de outillage voor een
nieuw havencomplex aan de orde. Tot dusverre werden ten deze alleen hydrauhsche innchtingen
en stoomkranen toegepast; electrische havenkranen bestonden toen (in 1890) in Europa
nog niet. Aangezien men zich in Rotterdam veel van de toepassmg van electnateit voor havenoutlage voorstelde, werd besloten een proefkraan te bestellen, voor welke proef kraan de stroom
door de Staatsspoorwegen beschikbaar werd gesteld. Toen deze proefneming een succes bleek
(hoewel de kinderziekten niet uitbleven), werd besloten om aanbiedingen te vragen voor den
aanleg van een volledige electrische verlichting en krachtsoverbrengmg in stad en haven, waarvoTgenle firma5 werden uitgenoodigd: Siemens & Halske Berlijn; Kommandit _GeseUschaft Schuckert& Co., Neurenberg; Crompton & Co., Londen; Compagnie Continentale
E d ^ n ! ^ P ^ s ; Soat pour la Transmission de la force par 1'dectridt, Parijs; Thomson
Houston International Electric Cy., New York.
Als voorwaarde werd gesteld de oprichting van n centraalstation en wel op het terrein
der gasfabriek aan den Oost-Zeedijk, het oprichten van twee accumuktoremUtions, nl. n
aan de Coolvest, bedoeld voor de verlichting der binnenstad en n op de Wilhelnnnakade
pedaal voor de levering van kracht voor de havenoutillage. Men was dus teruggekomen van het
^ e ^ k b e e l d va/de oprichting van meerdere centralen, hetgeen een
nadere bestudeering van enkele electridteitsbedrijven in het buitenland. Van de ingekomen
^uze op die van Siemens & Halske te Berlijn, aan welke firn ingevolge
besluit van den Gemeenteraad van 15 Juni 1893 de opdracht voor een bedrag van 700 0 0 0 -

f k e u z e van het stroomsysteem was in die dagen bijzonder moeijk, aangezien over
draaistroom niet kon worden beschikt en nphasige wisselstroom weinig in aanmerking kwam
te k r ^ e v e r i n g het hoofddoel was. Er bleef dus practisch alleen gelijkstroom over, waarvan
tZ S f h ^ z w a a r ' d e r lage spanning geducht voelde Immers kondenjoeilampen toen
nog voor geen hoogere spanning dan voor 110 volt worden gemaakt, zoodat men dus aan
een sparing van hoogstens 2 X 110 volt was gebonden. Bij dezen stand van zaken was het
virfleTd^steem van lemens & Halske een uitkomst, omdat dit de mogelijkheid opende om
het centraalstation naar de onderstations (2 re*p. 3 km) met 440ivo t te
doen g e S e Z waarbij de spanning m de cen^^^
en voor verlichting toch met 110 volt te distribueeren, terwijl voor kracht 440 volt werd geleverd.
Met den bouw werd zoodanige voortgang gemaakt, dat de stroomlevering aan particu-

W C r d

fSSSSi

XVI

GEMEENTE-ELECTRICI

TEI TSBEDRIJF

ROTTERDAM.

237

lieren op den linker Maasoever reeds op 1 November 1894 en op den rechter Maasoever op
15 Januari 1895 aanving.
Reeds in de eerste bedrijfsjaren bleek het moeilijk om de vier groepen van 110 volt voldoende gebalanceerd te houden. Toen de gloeilamptechniek in 1898 zoover was gevorderd, dat
goede bruikbare lampen voor 220 volt konden worden geleverd, werd direct begonnen met den
geleidelijken overgang van het vijfleidersysteem 4 x 110 volt tot het drieleidersysteem 2 x 220
volt, hetgeen geen wijziging der installatie noodig maakte en eenvoudig tot stand werd gebracht
door parallelschakeling der vrijkomende kabels met de nul- of met de buitenleiders.
Het centraalstation (zie fig. 1) op het terrein der gasfabriek aan Men Oost-Zeedijk werd
geleidelijk uitgebreid, zoodat aldaar in 1905 totaal zes stoomdynamo's van 100 tot 350 kW en

Fig.

1.

GEZICHT IN DE VOORMALIGE ELECTRICITEITSFABRIEK AAN DEN


OOST-ZEEDIJK.

een stoomturbine van 350 kW waren opgesteld, in dat jaar nog vermeerderd met een provisorium
van 300 kW voor tramsttoom. De geregelde uitbreiding van de stroomlevering, vooral aan de
Rotterdamsche Electrische Tramweg Mij., had het intusschen noodig gemaakt plannen te
ontwerpen voor een tweede electriciteitsfabriek, welke op een terrein aan de Schiehaven, gelegen
aan diep water en met spooraansluiting, werd gebouwd en 29 September 1906 in bedrijf kwam.
Deze electriciteitsfabriek Schiehaven" werd ingericht voor de levering van draaistroom
van 5000 tot 5500 volt en voor levering van gelijkstroom van 600 volt voor de tram en voor de
havenoutlage. Tot opstelling kwamen vier turbo-aggregaten, elk van 1700 kW, terwijl werd
aangenomen, dat de fabriek tot een opgesteld vermogen van hoogstens 13 500 kW zou kunnen
worden uitgebreid. De vooruitgang van de techniek maakte het evenwel mogelijk om in den loop

238
238

GEMEEN TE-ELEC TRICI TEI TSBEDRI JF ROTTERDAM.

XVI

der jaren 38 800 kW op te stellen; in 1925 zal het vermogen nogmaals en wel tot 50 000 k 55 000
kW worden vergroot. Plannen voor een nieuwe electriciteitsfabriek zijn thans in studie.
*
De voorziening der onderstatins Coolvest" en Whelminakade" vanuit de oude centrale Oost-Zeedijk", werd overgezet op de electriciteitsfabriek Schiehaven". De geleverde
draaistroom werd met behulp van motorgeneratoren, later aangevuld met cascade-omzetters
en kwikdampgehjkrichters, in gelijkstroom omgezet terwijl in 1923 een geheel automatisch
werkend onderstation ,?Baan", ter ondereteuning der beide oude stations, werd ingericht.
De centrale Oost-Zeedijk" deed van 1912 af slechts als piekcentrale dienst, totdat zij
in 1922 geheel werd veranderd in een onderstation en de stoominstallatie werd verwijderd.
In 1912 werd een gemeentehjke inrichting voor vuilverbranding aan den haJser Maasoever opgericht. Ter benutting van de overblijvende warmte werd door het electriciteitsbedrijf,
naast die inrichting, een turbine-installatie (electriciteitsfabriek Maashaven") opgesteld, eerst
met n turbo-aggregaat van 1400 kW, later in 1915 uitgebreid met een aggregaat van 1700
kW, dat overgeplaatst werd uit de fabriek Schiehaven" en in 1924 door een nieuw aggregaat
van 3500 kW werd vervangen.
In 1926 zal nog een dergelijke kleine electriciteitsfabriek in bedrijf komen en wel bij de
gasfabriek Keilehaven", eveneens om afvalwarmte nuttig te gebruiken, waarvoor een turboaggregaat van 1250 kW zal worden opgesteld.
De fabriek Maashaven" levert draaistroom van 5000 tot 5500 volt en loopt parallel
met de fabriek Schiehaven" op het algemeene kabelnet; ook de fabriek Keilehaven" zal op
die wijze bedreven worden.
Bij de indienstneming van de electriciteitsfabriek Schiehaven" in 1906 werd besloten
in de buitenwijken draaistroom van 3 x 220 volt toe te passen, terwijl tevens sommige uidoopers
van het gelijkstroomnet op draaistroom werden overgezet.
Reeds in 1910 werd begonnen met stroomlevering aan buitengemeenten en wel het eerst
aan Hillegersberg, spoedig gevolgd door Overschie, Vlaardingen, Schiedam, Schiebroek, verder
aan Voorne en Putten en het westelijke gedeelte van het eiland IJsselmonde, aan welke laatste
gebieden de stroom onder 25 000 volt werd toegevoerd, en ten slotte aan Bergschenhoek en
Bleiswijk, In totaal wordt thans vanuit Rotterdam aan 27 andere gemeenten stroom geleverd,
welke tezamen met Rotterdam 674 000 inwoners hebben. Een voorstelling van de begrenzing van
het verzorgingsgebied is op de netkaart der provincie Zuid-Holland, die aan dit werk is toegevoegd,
gegeven. Deze kaart spreekt voor zichzelf; alleen zij opgemerkt, dat in de gemeente Overschie,
die in 1912 aan het Rotterdamsche bedrijf een concessie verleende, thans door het G. E. B. Delft
stroom wordt geleverd aan een electrisch gemaal, terwijl omtrent de stroomvoorziemng der gemeenten Oud-Beierland, Nieuw-Beierland,Kershen Goudswaard nog geen beslissing is genomen.
Speciale vermelding verdient nog de in 1913 tot stand gekomen stroomlevering aan het
waterschap de drooggemaakte polders van Bleiswijk en een gedeelte van Hillegersberg", welke
bemaling, met vijf pompstations van elk 100 pk, n der eerste electrische polderbemahngen
in ons land was.
*
Op 1 Januari 1914 werd Hoek van Holland bij Rotterdam gevoegd, in welk gebied de
Eerste Westlandsche Electriciteits-Maatschappij een concessie had, welke Maatschappij daarvoor den stroom van Delft betrok. Op 30 December 1921 ging de stroomlevering over in handen
van Rotterdam, met behoud van stroominkoop van Delft. In de eerstvolgende jaren zal een

XVI

GEMEENTE-ELECTRIC1TEITSBEDRIJF

ROTTERDAM.

239

verdere uitbreiding van de electriciteitsvoorziening vanuit Rotterdam plaats vinden, doordat


dan stroom zal worden geleverd aan de Nederlandsche Spoorwegen voor een gedeelte van de
beide spoorlijnen, welke Rotterdam met 's-Gravenhage verbinden.

Bij de oprichting van het electriciteitsbedrijf in 1894 ressorteerde dit onder de Fabrieken
voor Gas en voor Electriciteit", onder directie van dr. T H . V A N D O E S B U R G H , die op 1 Januari
1895 werd opgevolgd door den heer D . J . C R A M E R . Als onderdirecteur, meer speciaal belast
met de afdeeling Electriciteit", trad de heer P. V A N C A P E L L E op, die 11 November 1895
overleed en 1 Mei 1896 werd opgevolgd door ir. A . W . R E S S I N G . Laatstgenoemde vertrok in

Fig. 2.

D E B O U W P U T D E R C E N T R A L E S C H I E H A V E N " (1904).

1899 en werd 15 December van dat jaar opgevolgd door ir. H . C . J . G R I T T E R S . De directeur,
de heer C R A M E R , overleed 3 Augustus 1906.
Op 24 Januari 1907 werden de Fabrieken voor Gas en Electriciteit" gesplitst en 21
Februari werd ir. H . C . J . G R I T T E R S tot directeur van het Gemeente-Electriciteitsbedrijf"
benoemd. Op 1 Januari 1911 verliet deze het bedrijf en werd op dien datum opgevolgd door
dr. A . C . V A N R O S S E M N Z N . , welke deze functie tot 1 October 1924 bekleedde en met ingang
van dien datum door ir. H . H . E H R E N B U R G werd opgevolgd;
In dienst van het electriciteitsbedrijf zijn thans 723 personen, waarvan in de fabriek
Schiehaven" 174, fabriek Maashaven" 6, de onderstations 32, de kabelafdeeling 166, meterafdeeling 121, voor werk voor derden 62, voor boekhouding en stroomadministratie 140.

Fig.

Fig.

4.

3.

DE BOUWPUT DER UITBREIDINGSWERKEN (1920).

GEZICHT OP DE ELECTRICITEITSFABRIEK SCHIEHAVEN" (1923).

XVI

GEMEENTE-ELEC

TRICITEITSBEDRIJF

RO TTERDAM.

241
241

Electriciteitsfabriek Schiehaven".
In verband met de gesteldheid van den bodem, hoewel deze bij het gekozen terrein beter
is dan in het algemeen in Rotterdam het geval is, zijn de gebouwen op een doorloopende plaat
van gewapend beton van 0,5 tot 1,6 m dikte opgericht. Onder deze betonplaat zijn 11 374
palen van 14 tot 16 m lengte ingeheid, terwijl de palen onder de beide schoorsteenen zelfs 18
m lang zijn. Fig. 2 geeft aan, hoe de bouwput er uit zag, toen met den bouw in 1904 werd begonnen (op den achtergrond een sindsdien afgebroken suikerfabriek). Er werd toen soms met

Fig. 5.

DE MACHINEKAMER VAN DE FABRIEK SCHIEHAVEN".

negen heimachines tegelijk gewerkt. Fig. 3 geeft een dergelijke voorstelling van de uitbreiding
in 1920.
6

De fabriek in haar tegenwoordigen vorm is in fig. 4 afgebeeld, terwijl de fig. 5 en 6 het


inwendige van de machinekamer resp. van het nieuwe gedeelte van het ketelhuis weergeven.
De algemeene inrichting dezer fabriek blijkt uit fig. 7, waarop een gedetailleerd over
voorkomt. Er zijn acht turbo-aggregaten opgesteld met vermogens
van 1700 tot 10 000 kW, totaal 38 800 kW, waarvan de meest moderne 50% overbelastbaar
Zijn. Van de 20 opgestelde stoomketels zijn zestien van het land-type met een verwarmend opperg 6 h e e I e

1 1 1 8 1 3 1 1 3 0 6

16

W
242

GEMEENTE-ELECTRICITEITSBEDRIJF

F i g . 6.

ROTTERDAM.

XVI

KETELHUIS II DER FABRIEK SCHIEHAVEN

vlak van 333 tot 496 m ' en vier van het marine-type van 523 m*. Alle ketels zijn voorzien van
S ,
waarbij versehlende typen zijn toegepast. D e stoomdruk aan de turbines be
8/
stoomtemperatuur 300 tot 350 C O p de naast turbine N o , 8

dWW*

c m 2

XVI

GEMEENTE-ELECTRICITE1TSBEDR1JF

ROTTERDAM.

243

beschikbare ruimte zal in 1925 een turbo-aggregaat van 16 000 kW worden opgesteld. In dat
jaar zal ook het ketelhuis II met 2 ketels van 650 en 2 van 790 m V. O. worden gecompleteerd;
deze installatie zal gedeeltelijk met poederkool worden gestookt en van luchtvoorwarming
worden voorzien.
De voor het eigen bedrijf in. de fabriek en voor tram en havenoutillage noodige gelijkstroom van 600 volt wordt geleverd door een synchronen motorgenerator van 800 kW, een
cascade-omzetter van 1500 kW en vier kwikdampgelijkrichters van totaal 2200 kW (zie fig. 8),
terwijl nog een cascade-omzetter van 2500 kW in bestelling is. Parallel met het eigen bedrijf
staat een accumulatorenbatterij, welke 1300 kW gedurende 1 uur kan leveren.
De aanvoer van kolen geschiedt met kleine zeeschepen of lichters, die met behulp van
twee kranen (3 tons grijpers) worden gelost, of per spoor, waarvoor een speciale losinrichting
2

Fig. 8.

VIER KWIKDAMPGELIJKRICHTERS MET EEN TOTAAL VERMOGEN

VAN 2200 KW.


en hangspoor met verdere transportinrichting (zie fig. 9) aanwezig is, die ook voor den afvoer
van asch wordt gebruikt. De capaciteit van de geheele installatie bedraagt in het practische
bedrijf gemiddeld 75 ton per uur.
Voor het koelwater zijn twee toevoerkanalen vanaf de Schiehaven aanwezig, terwijl
de afvoer door eenige leidingen naar de St. Jobshaven geschiedt. In verband met het groote
niveauverschil tusschen eb en vloed, dat tot 5,15 m bedragen kan, is het maken van deze toevoerkanalen in den Rotterdamschen bodem een moeilijk werk. Fig. 10 geeft een beeld van n
der toevoerkanalen in aanbouw.
De electriciteitsproductie dezer fabriek bedroeg in 1924 84,1 millioen kWh draaistroom
van 5000 tot 5500 volt en 9,4 millioen kWh gelijkstroom van 600 volt. De maximumbelasting
bedroeg 38 700 kW.

GEMEENTE-ELECTRICITEITSBEDRIJF

244

F i g . 9.

ROTTERDAM.

XVI

L0SINRICHTING EN HANGSPOOR VOOR TRANSPORT VAN KOLEN


EN ASCH.

F i g . 10.

IN AANBOUW ZIJNDE TOEVOERKANALEN VOOR HET KOELWATER.

D e exoloitatie-uitgaven dezer fabriek (zonder rente en afschrijving) daalden voor den

oorlog

MSTbStaa i n 1915 een minimum van 1,25 cent per uit de fabnek afgegeven

ml

GEMEENTE-ELECTRICITEITSBEDRIJF

ROTTERDAM.

245

kWh. Vooral door de hooge kolenprijzen steeg dit daarna tot het maximum van 6,44 cent in
1920, om daarna weer te dalen tot 1,87 cent in 1924.
*
Electriciteitsfabrieken Maashaven" en Keilehaven".
In eerstgenoemde electriciteitsfabriek, die den stoom verwerkt, welke de inrichting
voor vuilverbranding levert, is een turbo-aggregaat van 1400 kW opgesteld, terwijl een tweede
aggregaat van 1700 kW in den loop van 1924 werd vervangen door een van 3500 kW. Fig. 11
geeft het inwendige van de machinekamer weer, zooals die vr de omwisseling was. In 1924
produceerde deze fabriek 8,4 millioen kWh, met een maximumbelasting van 1750 kW.

Fig.

11.

DE MACHINEKAMER VAN DE FABRIEK MAASHAVEN" VR DE


PLAATSING VAN HET

3500

KW-AGGREGAAT.

De electriciteitsfabriek Keilehaven" is in aanbouw en wordt voor een gelijksoortig


doel opgericht, nl. voor het verwerken van afvalstoom, welke door de gasfabriek Keilehaven"
zal worden geleverd. De machine-installatie zal voprloopig bestaan uit slechts n turbine
van 1250 kW.
*
* *
Onderstations.
Het onderstation Coolsingel" (zie fig. 12 en 13) bevat vijf synchrone motorgeneratoren,
elk van 600 kW, en een cascade-omzetter van 1500 kW. Aangezien dit onderstation in de toekomst, in verband met den voorgenomen bouw van een nieuwe beurs, zal moeten verdwijnen, is
een nieuw onderstation aan de Delftschevaart in aanbouw, waarin voorloopig twee cascade-omzet-

ntrMRF.NTE-ELECTRICITEITSBEDRIJF

246

Fig.

12.

GEZICHT OP H E T ONDERSTATION

COOLSINGEL".

dc machinekamer. De in dit onderstation aanwezige


batterij heeft een capaciteit van 470 kW bij drie-unge
ontlading; i n verband met de zeer groote stroomstooten van havenkranen en dergelijke, zal deze
batterij, in tegenstelling met die der andere onderstations, niet worden opgeheven.
Het onderstation Oost-Zeedijk" bevat twee
cascade-omzetters elk van 1500 kW (zie fig. 15)
en een gelijkrichter van 450 kW. Dit onderstation
is ontstaan uit de vroegere electriciteitsfabriek
Oost-Zeedijk", maar hiervoor is slechts een klem
Kdeelte gebruikt. De ruimte, waarin de vroeger
aanwezige batterij was geplaatst, is, evenals het
voormalige ketelhuis, voor magazijn ingericht.
Het automatische onderstation Baan (zie
fig. 16), [dat in 1923 in bedrijf kwam, bevat een
gelijkrichterinstaUatie (zie fig. 17) met twee cyhnders voor totaal 850 kW, benevens een cascadeomzetter van 1000 kW. Dit station levert stroom
in een afgelegen gedeelte van het gelijkstroomnet
en werkt automatisch, dus geheel zonder bediening.
De totale productie van de vier onderstations tezamen bedroeg in 1924 21,9 millioen kWh,
met een maximale belasting van 12 330 kW.

* *. *

ROTTERDAM.

Fig. 13.
REN

IN

XVI

ters elk van 2500 kW zullen


worden opgesteld. De in het
onderstation Coolsingel"
aanwezige batterij zal geleidelijk worden opgebruikt, terwijl
geen nieuwe batterij in het
onderstation Delftschevaart"
Zal worden opgesteld.
Het onderstation Wilhelminakade" (zie fig. 14), dat
hoofdzakelijk stroom levert
voor havenoutillage, bevat
twee asynchrone motorgeneratoren van 400 kW en twee
synchrone van 600 kW, be
nevens twee buffer-motorgeheratoren van 50 kW voor het
trambedrijf. Fig. 14 geeft een
beeld van het inwendige van

DE SYNCHRONE
HET

MOTORGENERATO-

ONDERSTATION

COOLSINGEL".

XVI

GEMEENTE-ELEC

Fig.

14.

TRICI TEI TSBEDRIJF

ROTTERDAM.

247

DE MACHINEKAMER VAN HET ONDERSTATION


WILHELMINAKADE".

Fig.

15.

DE MACHINEKAMER VAN HET ONDERSTATION


OOST-ZEEDIJK",

Kabelnet.
Het gebied van Rotterdam met de aangrenzende gemeenten is verdeeld in zeven draaistroom- en twee gelijkstroomdistricten, welke vanuit de fabriek Schiehaven" met draaistroom
van 5000 volt worden gevoed en onderling niet verbonden zijn. Naar de verder afgelegen

248
248

GEMEENTE-ELEC TUI Cl TEI TSBEDRIJF ROTTERDAM.

Fig.

Fig.

17.

16.

HET AUTOMATISCHE ONDERSTATION

BAAN".

DE GELIJKRICHTERINSTALLATIE V A N HET ONDERSTATION BAAN".

XVI

XVI

GEMEENTE-ELECTRICITEITSBEDRIJF

ROTTERDAM.

249
249

gemeenten geschiedt de toevoer met draaistroom van 25 000 volt, en wel voor de levering aan
Voorne en Putten sedert 1923 en voor die aan Vlaardingen sedert 1924, de laatste Gemeente
werd vrdien met 5000 volt gevoed. Een voorstelhng van het net is op de bijgaande netkaart
der provincie Zuid-Holland aangegeven.
Voor de transformatie der hooge spanning op 3 x 220 volt zijn 250 ) transformatoren
met een vermogen van 28 285 kVA opgesteld, terwijl voor de transformatie van 5000 volt in
gelijkstroom 2 x 220 volt in de onderstations een totaal vermogen van 12 155 kW opgesteld is.
Speciale vermelding verdient een in 1909 gelegde zinker, van 1100 m lengte, dwars door
de Nieuwe Maas en de St. Jobshaven, bestaande uit 10 kabels van 3 x 50 mm voor 5000 volt
en een meetkabel. Een tweede zinker door de Nieuwe Maas werd in 1924 gelegd; deze bestaat
uit totaal ongeveer 16 kabels, nl. van 3 x 50 mm voor 25 000 volt, van 3 x 70 mm voor 5000
volt en twee meetkabels. De totale lengte van het kabelnet (exclusief dat der buitengemeenten,
1

Fig.

18.

HET SCHAKELSTATION NOORD" MET BIJKANTOOR.

aangezien die haar netten zelf exploiteeren) bedraagt thans 1918 km, met een kopergewicht van
ruim 1837 ton.
Het hoogspanningsnet had, zooals tabel 1 en fig. 20 aangeven, einde 1924 een lengte
van 432 km. Een nadere beschouwing dezer figuur doet ook den remmenden invloed, dien de
wereldoorlog op de uitbreiding van het kabelnet heeft gehad, duidelijk uitkomen. De overige
op fig 20 voorkomende hjnen, welke de aanlegkosten, resp. de boekwaarde van de electriciteitsfabrieken en van het kabelnet voorstellen, spreken voor zichzelf.
*

Schakelstations en Bijkantoren.
Op verschillende punten binnen en buiten de stad zijn schakelstations opgericht, waarvan verschillende, welke met een bijkantoor worden gecombineerd, nog in aanbouw zijn. Fig. 18
1)

Binnen Rotterdam.

250

GEMEEN TE-ELECTRICI

TEI TSBEDRIJF

ROTTERDAM.

XVI

geeft het bijkantoor Noord" met bijgeplaatst schakelstation weer, terwijl fig. 19 een beeld
geeft van een kleiner schakelstation, dat gecombineerd is met een openbare toiletgelegenheid
en voor het oog een goed geheel vormt.

* * *
Stroomverkoop.
De stroomverkoop ontwikkelde zich in de eerste jaren van het bestaan van het bedrijf
zeer regelmatig; het waren vooral winkels, caf*s en groote woonhuizen, welke werden aangesloten. Geleidelijk werd de kring van verbruikers grooter en begon ook de industrie zich meer
en meer aan te sluiten, hetgeen vooral in de jaren vr den oorlog groote afmetingen aannam.
Tabel 2 en fig. 21 geven een duidelijk beeld van deze ontwikkeling. Is reeds in de jaren 1917

Fig.

19.

TRANSFORMATORHUISJE GECOMBINEERD MET EEN


OPENBARE TOILETGELEGENHEID.

en 1918 een sterke toeneming van het aantal verbruikers merkbaar, in de laatste jaren is dit
tempo nog aanmerkelijk versneld. Zoo bedroeg bv. de toeneming van het aantal verbruikers
van 1921 op 1922 17 000 en van 1922 op 1923 13 000, hetgeen nog steeds in een dergelijk tempo
doorgaat. Op het oogenblik zijn 74 361 verbruikers aangesloten, waarvan 11 910 in de buitengemeenten.
Een vergelijking van de roode en groene lijn van fig. 21 doet echter zien, dat de toeneming
van het aangesloten vermogen geen gelijken tred houdt met die van het aantal aansluitingen,
m.a.w. dat het gemiddeld aangesloten vermogen per aansluiting zich in den loop der jaren m
dalende richting heeft bewogen. In de eerste jaren bedroeg dit omstreeks 7 kW, en in 1924
slechts 1,8 a 2 kW.
Het aantal verkochte kWh voor verlichting en vemarming steeg m de laatste jaren zeer
belangrijk en wel met 25 a 35 % per jaar, een gevolg van de algemeene electrificatie der woon-

XVI

GEMEENTE-ELECTRIClTEITSBEDRIJF

ROTTERDAM.

251

huizen, welke in een buitengewoon snel tempo geschiedt. De verkoop van stroom voor deze
doeleinden bereikte in 1924 een cijfer van 34 millioen kWh.
Het algemeene verloop van den stroomverkoop blijkt uit tabel 3 en fig. 22. Na een grooten
achteruitgang in de jaren 1917 en 1918, als gevolg van de rantsoeneeringsmaatregelen, welke door
de brandstofschaarschte noodzakelijk waren, herstelde het verbruik zich zeer snel, zoodat de
stroomverkoop reeds in 1920 ruim het dubbele bedroeg van 1914 en in 1924 met 88 millioen
kWh het 4-voudige van 1914 bereikte.
De algemeene malaise is oorzaak, dat de verkoop van krachtstroom de laatste jaren met
niet meer dan 5 a 10 % toenam. Vrijwel de geheele industrie toch is op het electriciteitsbedrijf
aangesloten, zoodat het stroomverbruik een directe maatstaf vormt voor den omzet van de industrie. Echter is over 1924 ook hierin wel verbetering merkbaar; het verbruik van krachtstroom
bedroeg in dat jaar 45 millioen kWh, terwijl bovendien nog ruim 9% millioen kWh aan de tram
werd geleverd.
De ontwikkeling van den stroomverkoop hangt natuurlijk ten nauwste samen met de
gevolgde tariefpolitiek. Zoo is de toetreding op groote schaal van industrieele verbruikers in
de jaren vr den oorlog zeker een gevolg van de in die jaren herziene stroomprijzen voor grote
krachtverbruikers, terwijl de buitengewone toeneming van de levering van stroom voor verlichting en verwarming gedurende de laatste jaren nauw samenhangt met het groote succes van
de woonhuisabonnementen.
De gemiddelde opbrengst van den verkochten stroom daalde vr den oorlog regelmatig
en bedroeg bv. in 1904 ongeveer 20 cent per kWh, in 1914: 8,9 cent per kWh, steeg in de oorlogsjaren tot een maximum van 15,8 cent in 1920, om daarna weer te dalen tot 10,8 cent. In fig. 23
en tabel 4 wordt het verloop hiervan sinds de oprichting aangegeven.
De uitgaven per kWh en de bedragen voor rente en afschrijving daalden eveneens, zoodat
deze over 1924 totaal 5,8 cent hebben bedragen, aldus een voordeehg saldo van 5 cent per verkocht kWh overlatende.
Omtrent het in het bedrijf vastgelegde kapitaal zijn in tabel 1 en fig. 20 verschillende
gegevens samengesteld.
Het voordeehge saldo, dat in de gemeentekas kon worden gestort, is vrij regelmatig
toegenomen en bedroeg over het jaar 1924 ruim 4 400 000, gulden. Bij het 30-jarig bestaan
van het bedrijf zal in totaal een bedrag van ruim 26 millioen gulden aan de gemeentekas zijn
afgedragen.
*

Stroomprijs.
Het is interssant om bij een electriciteitsbedrijf, dat reeds bijna 30 jaar bestaat, na te
gaan hoe de verkoopprijzen van den stroom in den loop der jaren zijn veranderd.
Reeds bij de eerste vaststelling van het tarief in 1894 werd naast een metertarief voor licht,
a 40 cent per kWh, en kracht, a 25 cent per kWh, een lichtabonnement ingevoerd. Dit abonnement gold voor alle aanwezige lampen en kostte 18, per jaar per lamp van 16 kaars, waarvoor
men tot 's avonds 10 uur mocht branden, resp. 's Zaterdags tot 11% uur. Er waren ambtenaren,
die controleerden of de lampen met te laat werden uitgedraaid.
Dit systeem werd in 1897 aldus verbeterd, dat de brandtijd werd vrijgelaten, doordat
werd vastgesteld, dat 1500 branduren voor 18, werden toegestaan en dat bij overschrijding
evenredig moest worden bijbetaald. Tevens werd een krachtabonnement ingesteld, nl. a 120,

252
252

GEMEENTE-ELECTRICITEITSBEDRIJF

ROTTERDAM.

XVI

per opgesteld kW, eveneens recht gevende op 1500 gebruiksuren, met evenredige bijbetaling
bij overschrijding.
.
In 1903 werd van de lamp van 16 kaars" als eenheid afgestapt en de kW ingevoerd.
De abonnementsprijzen werden voor hcht 270 - per kW en voor kracht 120,- per kW,
beide recht gevende op 1200 gebruiksuren, met bijbetaling van 8 cent per kWh bij overschrijding.
Een groote verbetering in het tarief was in 1908 mogelijk, toen door de Reason Manufacturing Company te Brighton, een maximummeter in practische en betrouwbare uitvoering m den
handel werd gebracht, waardoor kon worden overgegaan van het opgestelde tot het werkelijk gebruikte vermogen. Bij de tariefwijziging in Juli 1908 werd de metertariefprijs van 40 cent resp.
25 cent per kWh gehandhaafd, terwijl het abonnement voor verlichting nu werd gebaseerd op het
gemeten maximum der installatie, waarvoor per kilowatt voor hcht 2 1 0 - v o o r kracht j 1 2 0 werd vastgesteld, recht gevende op 1200 gebruiksuren, terwijl bij overschrijding een prijs van
6 cent per kWh in rekening werd gebracht.
Met verbruikers, die een jaarverbruik van 20 000 kWh of meer konden garandeeren,
werden bijzondere overeenkomsten afgesloten volgens stroomprijzen, welke van geval tot geval
werden vastgesteld, maar waaruit in den loop der jaren toch een leidraad is ontstaan als basis
voor de onderhandelingen. Deze leidraad bevat zoowel maximum- als dubbeltaneven van verschillenden vorm, zoodat van geval tot geval kan worden beoordeeld, welke tariefvorm en welke
prijzen in aanmerking komen. Met het oog op het belang van geheinmouding voor de industrie
wordt de inhoud dezer overeenkomsten en dus ook de stroomprijs als vertrouwelijk beschouwd,
zoodat daaromtrent geen mededeeling kan worden gedaan.
In den vorm van het indertijd vastgestelde tarief is tot op heden geen wijziging gekomen;
wel waren in de oorlogsjaren verschlende noodmaatregelen noodzakelijk, maar deze werden
nadien aUe weer geleidelijk afgeschaft.
Voorts werden de prijzen meermalen gewijzigd. Op het oogenbhk is het tarief als volgt.
Licht: 30 cent per kWh, resp. abonnement 240 - per maximum kW, recht gevende op 1000
verbruiksuren, terwijl de stroomprijs bij overschrijding 6 cent per kWh bedraagt (verhoogd met een kolenclausule, indien de kolenprijs boven 15, stijgt).
Kracht: 18 cent per kWh, resp. abonnement 144 - per maximum kW, recht gevende op 1000
verbruiksuren, terwijl de stroomprijs bij overschrijding 6 cent per kWh bedraagt (verhoogd met kolenclausule).
Verwarming: In 1919 werd ook hiervoor een tarief vastgesteld, nl. 6 cent per kWh ( verhoogd
met kolenclausule).
Aangezien de vaststelling van de grootte van een abonnement met behulp van een maximummeter voor woonhuizen niet tot bruikbare resultaten leidde, werd de vaststelling van
abonnementen voor woonhuizen in 1918 speciaal geregeld. Als basis werd nl. met meer de aanwijzing van een maximummeter genomen, maar de grootte werd berekend uit de oppervlakte
van het huis.
,...
,
Het-woonhuisabonnement luidt thans als volgt: per 10 m gezamenlijke oppervlakte (alle
verdiepingen tezamen) is de prijs 3,12 per jaar, waarvoor 13 kWh mogen worden verbruikt;
bij overschrijding, evenals bij gewone abonnementen, 6 cent per kWh, met kolendausule. He
kleinste abonnement is voor 60 m, boven 300 m* wordt slechts half gerekend. Van de totaal
60000 electriciteitsverbruikers in Rotterdam betrekken er reeds 22 000 volgens het woonhuisabonnement.
.
.
,.
.

De toepassing van electriciteit in woonhuizen is door de instelling van dit tarief reeds

XVI

GEMEENTE-ELECTRIC1TE1TSBEDRIJF

ROTTERDAM.

253

belangrijk gestegen en naarmate men de voordeden van electrische verwarming, warmwatervoorziening, koken, enz. meer zal gaan appredeeren, zal deze stroomlevering verder toenemen,
waardoor een groote stijging van den stroomverkoop in den loop der jaren verwacht kan worden.
Tabel 4 en fig. 23 geven ten slotte een overzicht van het verloop der verschillende stroomprijzen, zoowel als van de totale ontvangsten en uitgaven van het bedrijf. Opmerkelijk is het,
hoe, vooral in de eerste jaren, tengevolge van de stijging van het debiet, de kostprijs per kWh
zeer sterk is gedaald. In 1917 en volgende jaren trad echter tengevolge van de exorbitant hooge
kolenprijzen en algemeene stijging van loonen en salarissen wederom een aanmerkelijke stijging
der productiekosten in. In de laatste jaren bewegen deze zich echter weder in dalende richting,
tengevolge van lagere kolenprijzen en het zuiniger stoomverbruik van grootere machines, welke
tot opstelling kwamen.
Dank zij het feit, dat in de tarieven voor grootverbruik een zg. kolenclausule" voorkwam
en mede door tijdig ingevoerde tariefwijzigingen, bleven de gemiddelde ontvangsten echter
aan den sterk wissdenden kostprijs aangepast.
Zooals ten slotte blijkt uit de lijnen, welke de totale ontvangsten en uitgaven voorstellen,
mag het bedrijf zich in een voortdurenden groei verheugen. Binnen afzienbaren tijd zal dan ook
in Rotterdam en in de op haar net aangesloten gemeenten in elke woning van het gerief van
de electriciteit geprofiteerd worden.

Tabel 1 (fig. 20).

Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van het hoogspanningsnet.


Aanlegkosten der
centrale
X /iooo,.

Jaar.

Aanlegkosten van
het net
X /iooo,.

\Vt

1895

SIS

1896

1897

253

400
474
500
516
578

J031
1178
1333
1 483
529

1898

1899
1900
1901
1902
1903

Boekwaarde der
centrale.
X iooo,-

tl

12

1905

1906
1907
1908
1909
1911

2 502
2 756
2 903
2909
UM
3 320

1 9 1 2

1913

?v i
3069

\Z
3 889

2t

iS?

4344

1915
1916

3077
3300

1 9 1 0

1896
1897
1898
1899
1900
1901
1902
1903
1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1911
1 9 1 2

1913
14
11
99
12
54
1916
1917
1918
1919
1920
1921
19

1 9 2 2

1923

-S

975

2 306
2 306
-20

4386

276 000
286 000
298 000
309 000
320 000
332 000
341 000
348 000
357 000
370 000
379 000
390000
403000
412 000
418000
430 000
439 000
478 000
525 000
541 000
65
70
40
5
00000
559000
573 000
574 000
580 000
593 000
643 000
655 000
662 000

Lengte van het


hoogspanningsnet
tjn. 25 ooo V
in km.

1618
"42

18
^

<W

3 6

? 9

2*55

97

2 996

176
^

3 158
3 047

185
189

2143

1 9 5

Tabel 3 (fig. 21)


2407
3 020
195
2 407
2 332
2Z70
2 713
^
4 470
^
5 860
6 311
480
[
|_
Tabel 3 (fig. 21
230
300
Totaal aangesloten vermogen
380
i ^ t a l 44
verbruikers.
0
460^
Z553800
650
680
^
790
19
1
910
10
22
30
13020
90
13850
50
440
1960
^
2446
30
0
353
20
40
458
20
50
680
5000
579
70
00
^
696190
0
0
2
000
86
24
90
0
11
20
56
50
0

11
56
1 397600
22
30
0
321043
301
2400
48
2050
61400
754030601
5 700
6 690
600
12 040
15 660
22 370
31030
010
61 000
2 0 6

2 6 G

3 2 3

33

1894
1895

822

2 1 4 3

19" betreffende het verzorgingsgebied.


1^2J
Gegevens
1918
3883
4 689
1919
3 988
4 900
1920
4 110
5546
1921
4 743
7 574
1922
6 708
9 213
1923
7 778
10 540
1924
8 689
|
H 383
!
~"~
Gegevens betreffende het verzorgingsgebied.
= ^ ^ ^
^ ^ ^ ^ ^
'
Totaal aantal inwoners van
J **
het verzorgingsgebied.
=

501

235
235

1 699
1 699
1 85*
1826
1J69
2 257
2 257

9^9

1 889
2105
2140
2145

2795

169

361
8
9
0
461
UW

1l

1904

Boekwaarde van
het net
X / iooo,.

T o t a a

4 3 2

i n

k W >

620

G G 0

2 6 Q

1 ? 2 5 0

2 2

2 ?

3 9

4 4 1 4 0

25
GEMEENTE-ELECTR1C1TE1TSBEDRIJF
Gegevens betreffende het verbruik.
Ijegevens pecreuenue

*"^"

X iooo.

1894
1895

para

1 8 9 6

140
^
410
470
520
650
810
920
1 110
1 430
1 660

3 2 8

1897
1898
1899
1900
1901
902
1903
1904
905

n J -c
Bednjfs-

464
659
791
1 015
1 210
411
774
2 269
2 882

'VerkochtekWh
|
v Q o r

in k W .

160

24

Tabel 3 (fig- 22)

, L>
, u
Totaal aantal I Maximale be-

>-.

ROTTERDAM

1140
!??n
1130
1400
1520
1560
1500
1530
1600
1590
1740

U c h t

e n

iooo.

verkochte

23

Verkochte

Totaal
verkochte

22

i r-r* i . w S x .
V

21

20

150
^
352

1Q

18

4 7 4

=40

681
789
1 006
1 252

in

R 4 1

307
487
642
762

988
276
1 765
2 439

117
425

16

1 I I 1 II 1 i I
SS il s 1 I 1 I
sS S 1 I
IS
9?0

2 913
14 987

IQII

1918
1919
1970

4 670
5 630

33 886
46 706
61 265

11 240
17 600
23 400

b
ss
;a ,sss s

2760
2660

3 493
4 038

2740
2650
2620

4 689
8 534
12 835

2 569
3 174

4 362
4 6^3

17 638
23 953
30 550

4 722
5 372
6 587

Totale uitgave^
iSoof-.

Jaar.

12
10
9
8

11
sss

Tabel 4 (Ag- 23)

! Totale ontvangsten
X iooo.-.

JLO

z/o
37 859
49 9/2

rtnanneeie gegevens i c ^ i u i i o i ^ j .

14

0 415
1865

| | !| |
|
sas ss ; s

ro

1 C

I Totale uitgaven per in het j Totale ontvangsten per


net afgeleverde k W h in cts. j verkochte k W h m cts.

5
A

~L

1 8 9 4
1 8 9

1 8 9 6

1897
1898
1899
1 9 0 0

1901
2
9

1 9 0 3

1904
1 9 0 5
1 9 0 6

1907
1908
1909
1910
1 9 1 1

1912

1 3
91

1914
1915
916
1917
19 8
1919
1920
921
922
1923
1924

64
I

9 4

H7

4(T
43

%
,99

253

J S

169

134
^
210
246
Vr?o
302
355
^
754
812
830
882
^

159
235
235

J6.9
73

951

1 615

1 0 6 0

1 134
H85
1 396
1 567
2 619
3 432
5 472
4 249
4 059
4 858
5 211

259

351
351
425
846
846
939

031
173
5

i?i

2 126
2 362
2 769
2 524
3 714
5 482
7 925
6 575
7 353
8 490
9 540

28J

28i2
<
294
29,4

3
1

28 '0
8

CM C*3

74
33
^
2,3
92

26,2
20i0

7,4
21
'

U
U

8,1
7,4
6,8
49

M
0'|

'

$7

3,7
3,4
3,6
5,0
7,2
7,4
8,9
6,4
5,4
5,6
5,0

89
.9

8,5
8,8
9,8
J3.6
4,4
,
,8

JU

|1.|
10.

g g g g S S S c ^ g 2 2 S 2

2 2 2 2

CT.

S S o>

Fig. 20.
Aanlegkosten der centrale X 500 000.
Aanlegkosten van het net X 500 000.
Boekwaarde der centrale X 500 000.
Boekwaarde van het net X 500 000.
Lengte van het hoogspanningsnet t/m 25 000 volt m km X 50.

2 2 2 2
Fig. 22.

Fig. 21.
Totaal aantal inwoners der aangesloten gemeenten X 50 000.
Totaal aantal aansluitingen X 50 000.
Totaal aangesloten vermogen in k W X 5 000.
I

Totaal aantal in het net afgeleverde k W h X S ^ S ^ O O O .


Maximale belasting van het geheele bedrijf in kW A
Bedrijfstijd in uren X 200.
i;den X 5 000 000
Verkochte k W h voor licht en huishoudelijke doeleinden A
Verkochte k W h voor kracht X 5 000 000.
Verkochte k W h voor tractie X 5 000 000.
Totaal verkochte k W h X 5 000 000.

Fig. 23.
Fig. 22.
Fig. 21.
Totaal aantal inwoners der aangesloten gemeenten X 50 000.
Totaal aantal aansluitingen X 50 000.
Totaal aangesloten vermogen in kW X 5 00U.

Totaal aantal in het net afgeleverde kWh X 51000 000


Maximale belasting van het geheele bedrijf m k W A i uw.
Bedrijfstijd in uren X 200.
. ,
= nnn 000
Verkochte kWh voor licht en huishoudelijke doelemden X 5 000 OUU
Verkochte kWh voor kracht X 5 000 000.
Verkochte kWh voor tractie X 5 000 000.
Totaal verkochte kWh X 5 000 000.
v

+++++++++++

_
_

Totale uitgaven X 500 000.


Totale ontvangsten X 500 000.
,
Totale uitgaven per in het net afgeleverde kWh m cts X 2.
Totale ontvangsten per verkochte kWh m cts X l.

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE GEMEENTE


'S-GRAVENHAGE.
electrititeitsvoorziening der gemeente 's-Gravenhage dateert reeds van het
A W^k m
8 . In 1885 werd nl. aan de firma Siemens & Halske te Berlijn tot weder'/ 1 1 opzeggens toe concessie verleend voor stroomlevering in een gedeelte der Ge4 .^dj
t e , gelegen binnen een rayon van 500 m, te rekenen vanaf de te bouwen
centrale. In 1888 werd met stroomlevering uit deze blokcentrale", die aan den
toenmahgen Hofsingel (thans Hofweg) verrees, aangevangen en wel werd uitsluitend gelijkstroom
onder een spanning van 2 x 110 volt opgewekt en verdeeld. De centrale had een machinevermogen van 600 kW en stond aanvankelijk onder leiding van den ingenieur SINGELS,
terwijl later de ingenieur HUYGENS als directeur optrad.
In den aanvang van 1902 gaf het Gemeentebestuur aan den ingenieur SINGELS opdracht
om een rapport uit te werken in zake de oprichting van een gemeentelijk electriciteitsb drijf
en aan dat rapport projecten voor de te maken werken toe te voegen. Aan het eind van hetzelfde
jaar werd dit rapport met de bijbehoorende projecten bij het Gemeentebestuur ingediend en
in 1903 besloot de Gemeenteraad, overeenkomstig de uitgewerkte voorstellen, tot oprichting van
het Gemeentelijk Electrisch Bedrijf.
Tot overname van het centraalstation van de firma Siemens & Halske aan den Hofsingel
kon niet worden overgegaan, aangezien de aanleg- en bedrijfskosten van de nieuwe centrale
daardoor niet onbelangrijk zouden worden verhoogd. Er moest dus voor het jonge bedrijf, dat
onder leiding van den heer SINGELS werd geplaatst, een nieuwe centrale worden gebouwd, waartoe een terrein in het zg. Kleine Veentje werd uitgekozen. Dit terrein wordt ten Z.O. begren?d
door de West-Singelgracht en ten Z.W. door het Afvoerkanaal naar Scheveningen. Het is echter
van het Afvoerkanaal gescheiden door den stoomtramweg der H.IJ.S.M., die van het station
's-Gravenhage naar Scheveningen loopt.
In het begin van 1906 werd met de stroomlevering aangevangen, en wel van draaistroom
onder een spanning van 208/120 volt voor hcht en krachten van gelijkstroom onder een spanning
van 600 volt voor het trambedrijf.
Fig. 1 geeft de situatie aan van de fabriek in eersten aanleg. Zooals uit deze figuur blijkt,
werd het koelwater aan de West-Singelgracht onttrokken en op het Afvoerkanaal geloosd, terwijl
voor den kolenaanyoer over een raccordement van den stoomtramweg naar Scheveningen werd
beschikt. In fig. 2 is voorts een plattegrond van de eerste inrichting der centrale gegeven, terwijl
E

1 8 8

m e e n

GEMEENTELIJK

256

ELECTRISCH

BEDRIJF

'S-GRAVENHAGE.

XVII

in fig. 3 het uitwendige der geheele fabriek met haar beide 45 m hooge schoorsteenen van het
Zuiden uit gezien is uitgebeeld.
De electriciteitsfabriek had aanvankelijk een machinevermogen van 2100 kW voor draaistroom en 1400 kW voor gelijkstroom.
In de machinezaal waren opgesteld (zie fig. 2) twee compoundstoommachines van 1000
pk, elk gekoppeld met een gehjkstroomdynamo van 700 kW, twee compoundstoommachines
van 1000 pk, elk gekoppeld met een draaistroomdynamo van 720 kW, en n compoundstoommachine van 1000 pk, gekoppeld zoowel met een gelijkstroomdynamo als met een draaistroomdynamo van 700 kW. Deze laatste machine kon dus zoowel voor de draaistroom-als voor de
gehjkstroomopwekking worden gebruikt, waardoor aan reserve kon worden bespaard. De stoom-

Fig. 1.

SITUATIE DER ELECTRICITEITSFABRIEK IN EERSTEN AANLEG.

machines werkten met tot 320 C . oververhitten stoom van 11 atm. en maakten 107 omwente
W e n oer minuut. Een vooretelling van het inwendige der machinezaal geeft fig. 4.
hTtetelhuis waren opgesteld twaalf Lancashire-stoomketels van 75 m* verwarmend
oppervk Het voedingswater voor de ketels werd voorgewarmd door twee Greensche economixers ieder van 450 m* verwarmend oppervlak.
'
M h e t projecteeren van het bedrijf werd uitgegaan van de veronderstelling, dat 60 000
k o o l d r a X o e i L p e n van 16 N . K . zouden worden aangeslotenDe metaaldraadlamp was toen
o ^ n T e t f f i na den aanvang van het bedrijf deed deze echter haar intrede en bracht
S e d e e e n omkeerinde verhchtingstechniek teweeg. Van een betrekkelijke luxe werd de elecg

1) Het verbruik van een kooldraadlamp kan op ca. 3 watt per kaars worden gesteld.

XVII

GEMEENTELIJK

ELECTRISCH

BEDRIJF

'S-GRAVENHACF.

257

curreeren. Het gevolg hiervan was natuurlijk, dat het debiet van de gemeentelijke electriciteitsfabriek zeer snel toenam, zoodat deze reeds een jaar na de inbedrijfstelling met een^aSne

Fig.

2.

PLATTEGROND VAN DE EERSTE INRICHTING

DER ELECTRICITEITSFABRIEK:.

s ^ n l n ^ l Z r non T f***'

P-doommachine van 2000 pk, die weer met het oog op de reserve zoowel met een draaistroomdynamo als met een gelijkstroomdynamo, ieder van 1500 kw! rStst^eks w a l g t
eS

rd

d e Z e

m a c h i n c

e c n

c o m

17

258

GEMEENTELIJK

ELECTRISCH

BEDRIJF

'S-GRAVENHAGE.

XVII

koppeld. Zij was dc grootste compoun&toonmiachine, welke ooit in ons land is opgesteld.
In 1907 werd het ketelhuis uitgebreid met de meer moderne en meer economische waterbuisketels, ingericht voor automatisch stoken en kunstmatigen trek. Opgesteld werden twee
Babcock & Wilcox-ketels ieder van 292 m verwarmend oppervlak. In 1911 werden opgesteld
twee Stirling-ketels van 434 m verwarmend oppervlak.
In 1910 deed de stoomturbine haar intrede in de electriciteitsfabriek en wel werd in dat
jaar een turbogenerator van 1500 kW opgesteld, welke in 1913 gevolgd werd door eenivan
2000 kW. Zoo was in zeven jaar tijds het machinevermogen van de fabriek met 5000 kW of
rond 140 % vermeerderd.
a

Fig. 3.

DE OORSPRONKELIJKE ELECTRICITEITSFABRIEK.

Bedroegen in het eerste jaar de totale uitgaven per in het net afgeleverde kWh 7,4 cent
per kWh, in 1915 waren zij tot 4,6 cent gedaald. Na 1915 begonnen deze kosten te stijgen. Dit
werd voornamelijk veroorzaakt door de hoogere kosten van kolen en materiaal, die tengevolge
van den wereldoorlog moesten worden betaald. Later kwam hierbij als een zeer belangrijke
factor nog de verhooging van de salarissen en de loonen, waardoor het cijfer in 1920 een maximum van 13,6 cent bereikte, om over 1921, tengevolge van de afnemende kolenprijzen en de
lagere algemeene- en onderhoudskosten, op 10,2 cent terug te loopen. Over 1922, 1923 en 1924
daalde het cijfer verder en wel bedroeg het over de genoemde jaren resp. 9,3, 8,4 en 7,5 cent
per kWh.

XVII

GEMEENTELIJK

ELECTRISCH

BEDRIJF

'S-GRAVENHAGE.

259

Het jaarhjksche bedrijfssaldo, dat aan de Gemeente uitgekeerd kon worden, was van
rond 100 000 in 1907 opgeloopen tot rond 600 000 in 1913. In 1922 werd het jaarhjksche bedrijfssaldo gesplitst; aan de Gemeente werd een bedrag van 1 292 957, uitgekeerd
en een bedrag van 775 641, in het reservefonds gestort. Deze bedragen beliepen in 1923
1 659 358 - resp. 1 016 423 - en in 1924 2 232 331 - resp. 289 4 8 0 , - . Er mag dus geconstateerd worden, dat het bedrijf niet alleen steeds rendabel is geweest, maar ook zeer snel
in bloei is toegenomen.

Fig. 4.

DE EERSTE INRICHTING DER MACHINEZAAL.

i u ? u
g van het debiet maakte het in 1914, nadat zoowel de machinezaal
als het ketelhuis der oorspronkelijke centrale waren volgebouwd, noodzakelijk, met het bouwen
van een nieuwe fabriek te beginnen. De plannen hiertoe werden nog gedeeltelijk uitgewerkt
onder leiding van den heer SINGELS, die echter in September 1914 overleed en kort daarna door
den heer ir. G . J . T H . BAKKER als directeur van het bedrijf werd opgevolgd.
De nieuwe centrale werd zoodanig geplaatst, dat zij den Z.O. gevel van de bestaande
tabnek met deze gemeen kreeg.
C

o n t w l k k e l i n

260
260

GEMEENTELIJK

ELECTRISCH

BEDRIJF

'S-GRAVENHAGE.

XVII

De wereldoorlog heeft zeer belemmerend op den bouw van de nieuwe fabriek gewerkt,
zoodat eerst aan het eind van 1915 een der beide in deze fabriek opgestelde turbodynamo's van
4000 kW in gebruik kon worden genomen. Het gebouw was toen nog met geheel voltooid. Fig.
5 geeft een overzicht van de oude machinezaal met een doorkijk naar de nieuwe, waarin de twee
turbodynamo's van 4000 kW nog juist zichtbaar zijn.
De in de nieuwe fabriek opgewekte eenheden kostten 25 % minder aan kolen, hetgeen
te meer van belang was, daar de kolenprijzen hoog en nog steeds stijgend waren.

Fig. 5.

OVERZICHT DER OUDE MACHINEZAAL MET DOORKIJK NAAR DE NIEUWE.

Bij de oude fabriek was de as van het ketelhuis evenwijdig aan de as van de machinezaal
geplaatst. De hoeveelheid stoom, die per strekkenden meter ketelhuis met de Lancashire-ketels
kon worden geproduceerd, kwam overeen met de hoeveelheid stoom, die per strekkenden meter
machinezaal noodig was. De opstelling van de zuigermachine van 1500 kW bracht m deze verhouding wijziging, aangezien toen meer stoom per strekkenden meter machinezaal noodig was;
deze verhouding werd nog ongunstiger door de opstelling van de beide turbines van 1500 en
2000 kW Dat de noodige stoomketels toch in het bestaande ketelhuis konden worden geplaatst,
is te danken aan het feit, dat in plaats van de zeer eenvoudige en betrouwbare Lancashire-ketels

XVII

GEMEENTELIJK

ELECTRISCH

BEDRIJF

'S-GRAVENHAGE.

261

de destijds betrekkelijk nieuwe waterpijpketels gekozen werden, welke een veel grooter productievermogen per m? grondoppervlak hebben dan de Lancashire-ketels.
Door turbogeneratoren van een vermogen van 4000 kW wordt echter naar verhouding
zoo weinig oppervlakte in beslag genomen, dat het zelfs niet meer mogelijk is, met een dubbele
rij waterpijpketels evenwijdig aan de machinezaal uit te komen. Daarom is er bij het nieuwe
ketelhuis toe overgegaan, de as van het ketelhuis loodrecht te plaatsen op de as van de machinezaal. Aanvankelijk werd n ketelhuis gebouwd op de helft van het beschikbare stuk grond. In
dit ketelhuis zijn opgesteld acht waterpijpketels, marine-type (Babcock & Wilcox), voorzien
van automatische stookinrichting en kunstmatigen trek, met opgebouwden economiser, voor een

Fig. 6.

w
a r T / lucht
l u t h fonder
T i de roosters.
warme
6

DE NIEUWE MACHINEZAAL IN

k e t e I s

1924.

" - o e r van

In 1921 kwam ook het tweede nieuwe ketelhuis gereed, waarin thans opgesteld zijn vier
waterpijpketels, marine-type (Babcock & Wilcox), voor een stoomproductie van 22 000 tot
27 000 kg per uur per ketel, voorzien van inrichtingen voor automatisch stoken, kunstmatigen
trek en toevoer van warme lucht onder de roosters. De verwarming van deze lucht wordt verkregen door een verwarmingsinstallatie van het fabrikaat der firma Prat Danil te Parijs
In de machinezaal werden in 1919/1920 twee turbogeneratoren, elk van 8000* kW
opgesteld, welke uitbreiding in 1923 gevolgd werd door de opstelling Van een turbogenerator

262

GEMEENTELIJK

ELECTRISCH

BEDRIJF

'S-GRAVENHAGE,

XVII

van

16 000 kW. Fig. 6 geeft een overzicht van de thans volgebouwde nieuwe machinezaal.
De schakelaanleg van de oude fabriek was voorzien van het voor die dagen nieuwe
systeem van schakelwagens, welke de voor iedere machine noodige instrumenten en schakelaars
bevatten. Voor het verdeelbord werd hetzelfde systeem toegepast. De veel grootere vermogens,
waarop de schakelaanleg van de nieuwe fabriek berekend moest zijn, stelden uit den aard der
zaak geheel andere eischen, zoodat het wagensysteem hier werd losgelaten en tot vaste montage
der toestellen in betoncellen werd overgegaan.
De schakelinrichting der nieuwe fabriek, geprojecteerd voor 40 000 kW, is uitgevoerd
volgens het dubbel-railssysteem, hetgeen, zooals bekend is, boven het ringsysteem voordeden
heeft Waar een verdere uitbreiding van het vermogen in overweging was genomen, werd, mede
met het oog op de bij mogelijke kortsluitingen optredende krachten, besloten, de hoofdrads

Fig. 7.

PLATTEGROND DER ELECTRICITEITSFABRIEK NA DE UITBREIDING.

zeer zwaar te maken en den ouderlingen afstand der ondersteuningen op ca. 50 cm te brengen
Van de hoofdrails, waarvan normaal n stel in bedrijf is, takken alle verbindingen - hetzi, voor
machines of voor voedingsgroepen - af door middel van oheschakelaars, waarvan elke in staat
TSkcenttdecapacLit te onderbreken. Ook deze oheschakelaars worden met het oog
op verdere uitbreiding/successievehjk door zwaardere vervangen De ruimte
keiaars innemen, is vrij groot en om bovendien niet te veel schakelaars op de hoofdrads aan te
s l u n , Zijn de voedings kabels groepsgewijze achter deze oheschakelaars
de transformatoren, welke tot een gezamenlijk (geprojecteerd) vermogen v a r L ^ ^
.
de stroomvoorziening aan de onderstations, de spanning optransformeeren van 3000 tot 10000
volt S n o e ^ e transformatoren zijn met de bijbehoorende schakehnrichtingen ondergebracht
na een gebouw, dat van 1918 dateert en beschouwd kan worden als een voortzetting van de
Leretfdrie verdiepingen van het schakelhuis. Het nieuwe schakelluus heeft vier verdiepingen;

XVII

GEMEENTELIJK

ELECTRISCH

BEDRIJF

'S-GRAVENHAGE.

263

de bovenste hiervan is de bedieningsruimte, waar de schakelbordwachter zich bevindt. Deze


heeft van zijn plaats vr de bedieningsborden en lessenaars een goed overzicht over de machinezaal.
Wat de schakelinrichting betreft, zijn die instrumenten en toestellen, welke voor de
bediening onmiddelhjk en voortdurend noodig zijn, ondergebracht op de liggende schakellessenaarsvelden, terwijl de apparaten van secundair belang op de staande velden van de schakellessenaars en op de schakelborden aan den wand zijn gemonteerd. De overige schakelbordpaneelen bevatten de instrumenten en apparaten voor de kabel- en transformatorgroepen, voor
de parallelschakeling van beide railssystemen en voor de beide voedingsgroepen van de schakelinrichting, welke voor de stroomlevering aan de draaistroom-gehjkstroomomzetters en de

Fig. 8.

DOORSNEDE OVER DE NIEUWE MACHINEZAAL EN SCHAKELINRICHTING.

motoren en transformatoren van het eigen bedrijf dient. De beide uiterste paneelen zijn als signaalvelden ingericht, waarop de stand der oheschakelaars van de voedingsgroepen automatisch
wordt aangegeven. De verdieping onder de bechenmgsruimte wordt uitsluitend gebruikt voor
verzamel- en verdeelrails. Men vindt hier achtereenvolgens:
1. de 3000 volt-hoofdrails en de scheidingsschakelaars, waarmede de oheschakelaars naar
verkiezing met een der beide railssystemen kunnen worden verbonden.
2. de kabelgroepenrails, drie in getal, en daartegenover de transfbrmatorgroepenrails, eveneens
drie in getal.
Er is een voorziening getroffen, dat ieder der zes stel groepenrails met twee der zes
voedingsgroepen onmiddellijk in verbinding gebracht kan worden door middel van scheidings-

264

GEMEENTELIJK

ELECTRISCH

BEDRIJF

'S-GRAVENHAGE.

XVII

schakelaars. Deze inrichting maakt het mogelijk, om ieder der olieschakelaars, welke de
groepenrails van stroom voorzien, spanningloos te maken en na te zien, zonder dat hiervoor
een abnormale schakeling noodig is of zelfs maar twee stel rails door een olieschakelaar
gevoed moeten worden.
3. in het later aangebouwde gedeelte, het 10 000 volt-dubbel-railssysteem. Onder ieder dezer
beide systemen zijn de scheidingsschakelaars aangebracht, welke de kabel- en transformatoroheschakelaars met de rails verbinden.
Op deze geheele verdieping is dus geen enkel apparaat aangebracht, dat bij storing de
schakelinrichting zou kunnen beschadigen, zoodat de hoofdrails altijd intact bhjven.
Op de verdieping hieronder, de oheschakelaarverdieping, is al het brandbare materiaal

Fig. 9.

VERTICALE DOORSNEDE OVER HET DERDE KETELHUIS.

van de schakelinrichting vereenigd. Zij is dan ook geheel, wat de gebouwonderdeelen betreft, brandvrij uitgevoerd. Verder is deze verdieping in horizontale richting nog verder onderverdeeld. Hierdoor ontstaan luchtdichte compartimenten, zoodat in geval van storing de fout
tot een betrekkelijk klein onderdeel van de geheele centrale kan worden gelocalieerd, terwijl
het ongestoorde gedeelte in bedrijf kan bhjven.
Op de onderste verdieping eindigen alle kabels; aan den eenen kant de machinekabels,
aan den anderen kant de stadskabeis en in het later aangebouwde gedeelte de voedingskabels der
onderstations.
In fig. 7 is de plattegrond van de nieuwe en de oude fabriek, alsmede van de kolenopslagplaats, aangegeven, terwijl fig. 8 een dwarsdoorsnede over de nieuwe machinekamer en fig. 9

XVII

GEMEENTELIJK ELECTRISCH BEDRIJF 'S-GRAVENHAGE.

265

een langsdoorsnede over het derde ketelhuis vertoonen. Fig. 10 geeft ten slotte nog een overzicht
van het geheele complex.
A^r A
. ? f f h w i n g van fig. 7, mede in vergelijking met fig. 1, moge blijken, was
door de verschillende uitbreidingen der gebouwen het beschikbare terrein vrijwel geheel in beslag genomen. Hierdoor was het noodig, met het oog op de brandstofvoorziening bijzondere
maatregelen te treffen.
Z 0 0 a k

e e

bes

t u,
? f
f
P g<>n aangevoerd en in verband daarmee is zoowel voor
ketelhuis II, als voor ketelhuis III een wagonkipper geplaatst (zie fig. 7 en 11). Nadat de kolen
met den wagon gewogen zijn, worden zij door den kipper in den vultrechter van den bijbehooD e

e e

t e

k o I e

w o r d e n

e r

wa

renden conveyor gestort (zie fig. 9), waarna de wagon wederom gewogen wordt. Uit het verschil
dezer twee wegmgen is dus nauwkeurig bekend het gewicht der kolen, die aan de transporttnchting zun afgeleverd. Elk der beide conveyors kan de kolen direct teengen in de
de bunkers van het betreffende ketelhuis; zij kunnen echter ook de kolen lossen in een specialen bunker, van waar uit de wagens van het luchtspoor, dat naar de kolenbergplaats voerfgevuld worden (zie fig. 9 en 11). De bunkers in het ketelhuis hebben een z grooten inhoud dat

tl"'

WClkC aa

? '
k

men

difCCt d 3 a r h e e n k u n n e n W o r d e n

X^nTz^^ol

doen?
doende kolen bevatten voor drie dagen normaal bedrijf. Slechts met het oog op mogelijke onregelvan en ^
\ ^ ^ , e r v e v o o r r a a d , met het daaLnverbondendubteL
transport van en naar de kolenbergplaats, noodzakelijk. Moeten de kolen naar de bergplaats

266
266

GEMEENTELIJK

ELECTRISCH

BEDRIJF

'S-GRAVENHAGE.

XVII

worden gebracht, dan wordt er gebruik gemaakt van het luchtspoor en van een kolenkraan, welke
boven de bergplaats loopt (zie fig. 7). De rads van het luchtspoor zijn tot in dezen kolenkraan
doorgetrokken, terwijl een aanslag in langsrichting over deze kolenkraan verstelbaar is. Door

Fig.

11.

DE KOLENTRANSPORTBAAN MET DE BEIDE KETELHUIS-CONVEYORS.

het veranderen van de plaats van dezen aanslag en door het veranderen van de plaats van de
kolenkraan kan het luchtspoorwagentje op ieder willekeurig punt van de kolenbergplaats gelost
worden. Moeten omgekeerd de kolen naar het ketelhuis worden gevoerd, dan kan de kolenkraan

XVII

GEMEENTELIJK

ELECTRISCH

BEDRIJF

'S-GRAVENHAGE.

267
267

uit ieder willekeurig punt van de bergplaats kolen grijpen. Deze kolen worden dan gelost in een

Fig.

12.

HET PLAATSEN VAN EEN FILTER IN DE KOELWATERREINIGINGSINRICHTING.

plaatijzeren bunker op de kolenkraan, van waar uit ze weer kunnen worden geladen in de luchtspoorwagentjes. Van deze luchtspoorwagentjes komen ze dan weder in een der beide plaat-

168

GEMEENTELIJK

ELECTRISCH

BEDRIJF

'S-GRAVENHAGE.

XVII

ijzeren bunkers, waarvan er een boven eiken conveyor is aangebracht. Door middel van dezen
laatste kunnen de kolen dan verder naar den gewenschten bunker in het betreffende ketelhuis
worden gebracht. De grijperkraan is op een zoodanige plaats op de kolenkraan aangebracht,
dat ook uit schepen, welke voor den loswal hggen, kan worden gegrepen, zoodat hiermede tevens
is verklaard, op welke wijze kolen worden behandeld, die te water worden aangevoerd. De tweede
bunker, welken men in fig. 9 boven den conveyor ziet, wordt gebruikt voor het mengen van
verschillende kolensoorten, hetgeen voor ketelhuizen met kettingroosters een zeer belangrijke
zaak is.
De geheele conveyor wordt gespannen gehouden door een wagen, waarop tevens de aandrijfmachine staat. Het behoeft wel geen betoog, dat alle veihgheidsinrichtingen, als bv. voor
stroomafsluiting bij breuk van de kettingen of gevuld zijn van de bunkers, aanwezig zijn.
EsfDe capaciteit van de transportinrichting voor een ketelhuis is 45 ton per uur; die
inrichtingen, welke voor de twee ketelhuizen dienst doen, dus de kolenkraan en het luchtspoor,
hebben 50 ton per uur capaciteit.
Zijn de kolen in de bunkers aanwezig, dan worden ze voor het verbruik in de stookinrichting afgetapt. Aan den bunkeruitlaat zit een automatisch weegtoestel, zoodat er bij iedere
vulling nauwkeurig 200 kg kolen uit de bunkers loopt. Van de vulling wordt aanteekening
gehouden door een slagteller, welke buiten het bereik van den stoker ligt.
Bij het aschtransport wordt gebruik gemaakt van kipkarretjes, welke op draagbaar spoor
onder de aschhoppers van den ketel loopen. De groote hoeveelheden koelwater, welke voor de
turbines noodig zijn, hebben eveneens zeer bijzondere voorzieningen noodig gemaakt. Om het
water, dat in het koelwaterkanaal stroomt, te reinigen, was het noodig, de monding van dit kanaal in de gracht zeer breed te maken. Deze monding is over een lengte van ca. 23 m in zes
vakken verdeeld, waarin uitneembare roosters geplaatst zijn. Waar het grachtwater dikwijls
zeer vuil is en o.a. veel groenteafval bevat, was het noodzakelijk, in de uren van groote
belasting voortdurend de waterroosters met handkracht te reinigen. De bezwaren, die hiervan
allengs werden ondervonden, hebben in 1923 geleid tot het opstellen van e?n inrichting, waarbij de roosters mechanisch gereinigd worden. Fig. 12 toont een rooster op het oogenblik, dat
deze in de reinigingsinrichting geplaatst wordt.
Toen de turbines in de nieuwe fabriek in gebruik genomen waren, werd de oude fabriek
teruggebracht tot reservefabriek en werd overgegaan tot verkoop van de oude zuigermachines.
Slechts de beide gecombineerde machines en de turbines zijn thans (eind 1924) nog in de oude
fabriek aanwezig. In verband met de groote uitbreiding, die de gelijkstroomlevering gekregen
heeft, zijn in de oude machinezaal twee nankeromzetters van 2 000 kW opgesteld en is er een
nieuwe gelijkstroomschakelaanleg gebouwd. Uit het oude ketelhuis werden de Lancashireketels verkocht.
Werd tengevolge van den wereldoorlog veel stagnatie ondervonden bij den bouw en
de inrichting der nieuwe fabriek, ook de aanschaffing van brandstof en andere bedrijfsbenoodigdheden leverde groote moeilijkheden op.
De zorgelijke vooruitzichten omtrent de kolenvoorziening waren aanleiding, dat op
30 April 1917 door den Gemeenteraad besloten werd tot het bouwen van een tijdelijke vuilverbrandingsinrichting, ter besparing van brandstoffen. Deze inrichting werd ondergebracht in
het Noordwestelijke gedeelte van het oude ketelhuis; de beide in dit ketelhuis aanwezige Babcock &
Wcox-ketels, alsmede een der Stirhng-ketels werden voor dit doel naar de andere zijde van het
ketelhuis verplaatst, terwijl op het nog beschikbare terrein ten N.W. van de fabriek de voor

XVII

GEMEENTELIJK

ELECTRISCH BEDRIJF 'S-GRAVENHAGE.

269

den aanvoer van het vuil noodige inrichting werd gebouwd. Einde 1917 werd de geheele installatie in gebruik genomen en gedurende het eerste jaar werd reeds 4600 ton kolenmenesel
kostende f 40, per ton, bespaard.
In 1918 bereikten de moeilijkheden, waarmede het bedrijf te kampen had, haar hoogtepunt. Schier eiken dag moesten bijzondere maatregelen getroffen worden om in de behoefte
aan materialen enz. te voorzien.
De vuilverbrandmgsinrichting, die in den tijd der kolenschaarschte en zeer hooge kolenprijzen goede diensten had bewezen, was in 1920 door de groote verlaging van de kolenprijzen
en arbeidsloonen voor het electriciteitsbedrijf niet economisch meer. Aangezien echter de gemeentelijke reinigingsdienst het voor den afvoer van het straatvuil niet meer buiten deze inrichting
kon stellen, bleef zij in bedrijf en ging zij in het beheer van dezen dienst over.

Is in het voorafgaande de ontwikkeling van het G. E. B. als productiebedrijf geschetst


Zoo mogen thans eenige cijfers en mededeelingen volgen, die meer speciaal op het distributiebedrijf betrekking hebben.
Toen in 1906 het bedrijf begon, waren ruim 16 km hoogspanningsvoedingskabel, 28 km
hoogspanningsverdeelkabel en 72 km laagspanningsverdeelkabel gelegd. Er waren 73 transformatoren opgesteld in 53 ijzeren transformatorzuen en 9 huisstations. Het hoogspanningsnet
is volgens het dneleidersysteem uitgevoerd voor 3 x 3000 volt, het laagspanningsnet volgens
het vierleidersysteem voor 208/120 volt. Aan het einde van het eerste bedrijfsjaar waren 372

tTiiT^V^uu^
g e t s t , terwijl in totaal een vermogen
van 1840 kW op het kabelnet was aangesloten, voor hcht, kracht en straatverlichting tezamen.
e n

7 0

m e t C r S

V O O t

k f a c h t

ro^dl^L
^
rond 2 486 000 tf
kWh voor tramstroom
verkocht.
,aar

W C r d C n

V 0 0 f

l i c h t

'

k r a c h t

e n

straatverlichting en

In 1907 liep de concessie van de firma Siemens & Halske ingevolge opzegging van de
Zijde der Gemeente ten einde en werden de op haar bedrijf aangesloten lichtvegersdoor het
Gemeentelijk Electrisch Bedrijf overgenomen. In 1908 werd de gemeente Loosduinen aangesloten. In 1918 had de aansluiting van de gemeenten Voorburg en Rijswijk plaats (zie de
kerbi, gevoegde Overzichtskaart van den stand der electrificatie in de provincie ZuidHolland ). In 1919 werd in het Oosten van de stad een onderstation gebouwd, waar de energie

^tV
T"

S g verbindingskabels van de
centrale wordt aangevoerd en weder op de normale netspanning wordt getransformeerd. In dit
60

11118

V 3 n

1 0

0 0 0

V O h

V e r

S p e d a a l

d a a r v o o r

e l c

d e

onderstation waren aanvankelijk twee transformatoren van 4000 kW opgesteld. In 1920 werd
van dit onderstation uit een verbinding tot stand gebracht met de centrale der gemeente Delft.
Door deze verbinding werd een uitbreiding der centrale Delft vermeden en kan deze Gemeente
op de tijdstippen van hooge belasting, en overigens zoo dikwijls zij dit noodzakelijk acht, stroom
van s-Oravenhage betrekken.
Het bovengenoemde station, dat irt verband met de duurte van materialen en loonen
niet volgens het oorspronkelijke plan werd gebouwd, was slechts van bescheiden afmetingen.
Sdeli,k trakter
*
De geheele bouw droeg een
W C f d

V C e l

m o g e l i j k

* !923 met de Nederlandsche Spoorwegen een stroomleveringsovereenkomst


werd aangegaan, werd het wenschelijk geacht, de 10 000 volt-inrichtingen van het oude station
naar het nieuwe over te brengen. Dit niet alleen omdat in het oude station geen voldoende uitT

270
270

GEMEENTELIJK

ELECTRISCH

BEDRIJF'S-GRAVENHAGE.

XVII

brcidingsniimte aanwezig was, maar ook ter verkrijging van meer bedrijfszekerheid door een
andere wijze van montage.
Met de oprichting van het nieuwe verdeelstation werd gecombineerd de bouw van een
omzetterstation, van waaruit gelijkstroom onder een spanning van 1200 volt wordt geleverd
aan de lijnen Den HaagLeiden en Den HaagDelft der Haagsche Tramweg Maatschappij.
Opgesteld werden een kwikdampgelijkrichter van 400 kW en een nankeromzetter van
450 kW. De bediening van de omzetters en voedingskabels geschiedt geheel automatisch.
Het station bestaat uit een gelijkvloers-gedeelte, waarop n verdieping. In het gelijkvloersgedeelte is aan de achterzijde de 10 000 volt-verdeehnrichting ondergebracht en aan de voorzijde

Fig.

13.

MACHINEZAAL MET OMZETTERS EN SCHAKELBORDES.

bevinden zich de cellen, waarin de transformatoren en de overige bij de omzetters behoorende


toestellen zijn geplaatst. In n der cellen zijn twee inductieregulateurs ondergebracht, waarmede de spanning wordt geregeld, waaronder de stroom aan de gemeente Delft wordt toegevoerd. Deze regulateurs worden door middel van drukknoppen van de centrale uit bediend.
Op de verdieping bevindt zich boven de ioooo volt-inrichting de gelijkstroomschakelaanleg en boven de transformatorcellen de machinekamer, waarin de omzetters geplaatst zijn.
Fig. 13 geeft een afbeelding van de machinezaal met de omzetters en schakelborden.
De tarieven warn zoodanig, dat voor stroom voor verlichting gemiddeld 15 cent
per kWh werd betaald en voor kracht 9 cent, welke laatste prijs tengevolge van de

XVII

GEMEENTELIJK

ELECTRISCH

BEDRIJF

'S-GRAVENHAGE.

271

tanefveriagingen in 1913 op 6 cent was gekomen. In 1915 werd het dubbeltarief ingevoerd
Waren tot nog toe de kosten van aanleg van de huisinstallatie voor bewoners van huurhuizen een beletsel geweest om tot electrische verlichting over te gaan, in 1916 werd dit bezwaar
weggenomen door de invoering van het tarief voor de levering van stroom over muntmeters
waarbi, de binnenleiding door de Gemeente wordt aangelegd en de verbruiker, ak vergoeding
voor rente en afschrijving daarvan, maandelijks een vast bedrag in den meter stort
De invoering van dit tarief deed het debiet in zeer sterke mate toenemen. De verkoop
van draaistroom steeg over 1916 tot ruim 12 millioen kWh. In 1917 echter verminderde dit
bedrag tengevolge van de rantsoeneering van het stroomverbruik, die in verband met de kolenschaarschte moest worden ingevoerd, weer tot ruim 10 millioen, niettegenstaande de capaciteit
van de aangesloten installaties tot ruim 5500 kW was toegenomen.
Steeds grooter werden de moeilijkheden met betrekking'tot de aanschaffing van materialen, enz. Hiertegenover stond een zeer sterke toeneming van de aansluitingen aan het electrisch net, tengevolge van de beperkte hoeveelheid gas, welke voor verlichting beschikbaar werd
gesteld. Toen bi, ministerieele aanschrijving aansluiting van de lichtlooze gezinnen werd
verlangd, werden in zes weken tijd ruim 2900 perceelen aangesloten.
De hooge prijzen van de kolen en materialen en de stijging van de loonen en salarissen
eenerzijds en de geringe stroomafgifte tengevolge van de rantsoeneering anderzijds hadden een
zeer slechten invloed op de financieele resultaten, zooals uit de tabel 4 en de fig. 17 duidelijk

o> *JJ? ,.
n

het

eind

1 9 1 8 bCSl

0t d a a r

m de Raad

'

de

on
*M*e tariefverhooging van
20 % op 40 % te brengen en later op 80 a 100 %.
Toen in 1919 de rantsoeneering werd opgeheven, gaf dit een zoo sterke stijging van de
belasting, dat de bedrijfeinrichtingen daartegen nauwelijks opgewassen waren. Daarom werd in
October van dat jaar een beroep gedaan op het pubhek om gedurende de uren van hoogste belasting niet meer licht te ontsteken dan noodig is. Dank zij de vrijwillige medewerking van het
pubhek in dezen is de belasting toen niet gestegen boven het vermogen, dat de fabriek kon afgeven.
De daling der kolenprijzen opende de mogelijkheid, de tarieven weer te verlagen, zoodat
Zi, thans ongeveer weer dezelfde zijn als vr den oorlog. In 1919 werd het oppervlaktarief
ingevoerd, waardoor het gebruik van stroom voor huishoudelijke doeleinden in de hand gewerkt
werd Ter demonstratie van den grooten bloei van het bedrijf sedert de oprichting mogen verder
nog de volgende cijfers, alsmede de tabellen 1 t/m 4 en de grafieken (fig. 14 t/m 17) dienen
Het kabelnet heeft thans een totale lengte van 658 km, tegenover 116 km in 1906, terwijl
het aantal transformatoren 400, tegenover 73 in 1906 bedraagt (excl. Rijswijk en Voorburg)
In 1906 werden afgeleverd 387 000 kWh draaistroom en 2 486 000 kWh gelijkstroom
voor het trambedrijf. In 1924 waren deze getallen resp. 43 008 500 kWh draaistroom en 7 977000
kWh tramstroom. De tabel 3 en fig. 16 geven een beeld van de toeneming van het debiet.
De opbrengst van den stroom bedroeg in 1906: 227000 en in 1924: 7832500
De tabel 4 en fig. 17 laten het verloop van de totale baten en lasten zien, het verschil
tusschen deze hjnen geeft dus het winstcijfer aan. Men merke in deze grafiek ook op, hoe in de
jaren van groote duurte deze lijnen elkaar zeer dicht naderen.

il

k t

S P
442 electriciteitsmeters en aan het eind van 1924
rond 84 100 zoodat de tijd niet ver meer is, dat in alle woningen in 's-Gravenhage electrisch
hcht gebrand wordt. Nagenoeg de geheele industrie betrekt haar stroom van het bedrijf, terwijl
ook de electrische verwarming reeds in vele woningen wordt toegepast.
De openbare verlichting van ca. 9300 lampen is thans bijna geheel electrisch.
A

V a n

1 9 0 6

w a r e n

l a a t s t

272

GEMEENTELIJK

ELECTRISCH

BEDRIJF

'S-GRAVENHAGE.

Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van het hoogspanningsnet.


Jaar.

1906
1907
1908
1909
1910
1Q11
9 2
1913
19 4
1915
9 6
19 7
19 8
1919
1920
1921
1922
1923
924

Aanlegkosten der
centrale
X /iooo,.

1 534,0
1553,4
1 625,9
1633,5
1 691,8
17567
1 821 9
1 940 0
2 171 0
2 862 3
2 9414
3 206 7
3 653,3
4 701 1
5 769 1
6 346 2
6 859i9
7 390,0
7 119,6

Aanlegkosten van
het net
X iooo,.

Boekwaarde der
centrale
X iooo,.

763,0
897,5
1 007,4
U14,8
1 231,5
1 361,0
1 510,9
1 684,0
1 859,1
2 006,6
2 714 6
3 752,6
4 837 0
7 624,5
10 154,8
11 631 3
13 139 5
14 955,2
160704

Tabel 1 (fig. 14).

701,0
867,9
937,2
998,4
1 063,0
1 134,1
1 197,8
1 274,3
1340,6
1 367,4
1 944,2
2 800,3
3 631,2
6 090,5
8 112,4
8 874,8
9 530,3
10 468,9
10 701,6

1906
1907
908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
923
924

52,9
61,4
66,6
71,3
75,0
81,3
88,3
92,0
100,0
102,3
105,0
H3,9
20,0
146,5
171,8
180,0
183,0
216,0
233,0

Tabel 2 (fig. 15).

Gegevens betreffende het verzorgingsgebied.

Jaar.

Lengte van het


hoogspanningsnet
t/m ioooo Vin km.

Boekwaarde van
het net
X iooo,.

1 484,0
1497,1
1 504,8
1 444,1
1 437,8
1 431,1
1 39^6
1 402,0
1 517,1
2 099,8
2134,4
2 371,1
2 619 6
3 415,2
4 146,1
4 766 9
4 938 1
5 186,8
4758,4

XVII

Aantal aanTotaal aantal Totaal aantal


Totaal aangeAantal aaninwoners van inwoners der sluitingen voor Aantal aanlicht
en huis- sluitingen voor sluitingen voor sloten vermoaangesloten
het verzorbuitengemeen- houdelijke doel- kleinindustrie. grootindustrie. gen in kW.
gingsgebied
einden.
ten X 1000.
X 1000.

257,9
262,2
266 3
278 6
287 9
295 9
302 1
309,5
320 3
330,2
342 3
361 2
368 8
3861
379,8
387 2
394 1
403 2
414,4

6,9
7,1
73
7,4
7,3
7,3
7,4
7,6
7,9
8,1
8,2
16,5
16,7
24,4
24,8
25,6
27,7
20,6
23 0

372
1004
1 434
2 037
2 709
3 399
4 249
5 247
6 275
7 536
12 134
19 380
27166
36 700
45 451
52 841
60 557
70 364
77 909

70
153
222
326
421
566
702
870
000
131
1 247
377
1482
1 703
2 074
1 976
2 275
2 578
2 765

21
24
27
47
46

1 840
4 980
6 350
8 000
9 800
2 480
4 310
18 050
20 875
23185
27 350
32 250
38 200
44 490
54 450
62 625
70 135
76 200
84 400

GEMEENTELIJK

ELECTRISCH

BEDRIJF

Tabel 3 (fig. 16)

Gegevens betreffende het verbruik.

Totaal
Maximale
Verkochte Verkochte Verkochte | Verkochte Verkochte
^ ^ " t
aantal in
belasting
kWh
kWh
kWh
kWh
kWh
; .
het net af- I van het I Bedrijfs- voor licht
voor
voor
voor
aan
boudelijke
geleverde ! geheele
tijd
en huiskracht
openbare
tractie
buitendoeleinden
kWh
bedrijf
in uren. houdelijke ! X iooo. verlichting X iooo. gemeenten
X 1000.
in kW. ,
doeleinden I
X iooo.
X iooo.
X

|
in kWh.
V

Jaar.

25

25

24

24

23

23

22

22

21

21

20

20

19

19

18

18

17

17

16

16

15

15

14

14

13

13

12

12

11

11

10

10

'S-GRAVENHAGE.

h u

a a n s l u i t i n g

I O O

1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

3 064.4
5 817,9
7 542,6
8-398,2
8 844,4
10 298,7
11 881,1
14 217,2!
15 018,8 ,
16 975,0
17 903,6 j
15 349,1
22 470,0
30 370,2!
36 526,2,
42 014,0
43 146,3
48 839,61
56 362,1

1 970
2 960
3 530
3 620
4 050
4 880
5600
6 350
5 980
7 025
8 800
7 000
10 150
14 500
17 300
18 500
19 900
22 500
25 000

I 1 760
2 140
j 2 300
2 480
i 2 340
, 2 230
2 230
2 340
2 680
2 570
2 160
2 260
2 310
2 240
2 270
2 360
2 300
2 280
2 340

I
327,7
I 1 429,6
, 2 358,6
2 885,6
| 3 418,5
4 003,8
! 4 707,7
j 5 532,1
I 5 818,7
| 6 472,8
| 7 411,1
i 4 784,4
i 6 852,5
10 485,2
13 531,9
15 290,6
17 533,3
20 733,3
22 429,9

43.4
240,4
502,8
721,6
937,1
1 325,5
1 812,6 1
2 161,2 1
2 992,8
3 626,7
3 996,0 !
4 642,8
6 997,4
9 408,1
10 780,5
13 418,0
12 576,9!
12 682,0;
15 712.9
I

15,7
160,7
212,3
256,7
279,2
281,6
289,0
299,7
244,3
173,7
211,2
184,5
631,8
979,9
1 366,8
1 968,6
2 193,7
2 442,2
2 800,1

2 485,6
3 567,0
3 848,5
3 841,1
3 458,5
3 722,3
4 006,4
4 428.2
3 920,9
4 415,6
4 533,1
3 434,2
3 535,9
4 376,5
4 848,6
5 274,5
5 520,3
6 303,0
7 977,0
:

74,9
85,3
95,3
113,3
149,9
158,1
204,7
320.3
464,0
650,2
1 060,9
737,0
1 491,6
2 744,2
1 559,0
2 298,4
2 065,6

laar.

1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924
^

~, . ,

148,0
269,0
334,0
336,0
349,0
359,8
435,3
453,8
456,6
520,5
650,8
754,2
1 650,0
2 678,5
3 391,9
2 530,5
2 120,4
2 228,2
2 194,2
-

,
, .,
distributiekosten
X f 1000. .
79,0
143,0
165,0
173,0
153,0
171,6
209,0
225,5
246,8
266,0
329,8
453,0
619,2
1 015,6
1 580,3
1 748,5
1 905,9
1 865,4
2 026,6
_

T W ,

uitgaven
X 1000.-. ,
227,0
413,0
501,0
511,0
532,6
567,2
687,9
742,4
769,4
857,4
1 070,7
1 397,4
2 799,0
4 340,0
5 741,5
5 250,9
4 944,4
5 116,9
5 310,7

.
.
ontvangsten
X f 1000,

Totaal uitgaven
Totaal
per in het net af- ontvangsten per
i,> u v W h w r k n r h t p k W h
^
cL
rr
flekv

7,4
7,1
6,6
6,1
5,7
5,2
5,4
4,8
4,7
4,6
5,5
7,9
10,1
12,2
13,6
10,2
9,3
8,4
7,5
-

7
6

kWh

227,0
510,0
698,0
787,0
882,3
1 016,3
1 154,9
1 338,0
1 411,6
1 572,3
1 800,0
1 806,5
2 978,3
4 407.2
6 590,9
7 110,4
7 013,0
7 792,7
7 832,5

9
8

Tabel 4 (fig. 17)

Financieele gegevens (exploitatie


Totaal opwekkosten en/of
.
. ,
X /Too -

880
1420
1 645
1 420
1 260
1 180
1 110
1 055
930
860
610
246
250
286
298
290
290
294
288

7,9
9,0
9,6
9,8
10,4
10,4
10,1
10,3
10,6
10,0
10,3
11,7
12,6
14,5
18,2
16,09
15.59
15,2
13,2

5
4
3
2
1

g 2 ^

o c ^ c n c *

2 2 i S S 2 2 S S S
S
01
01
a
2 2 2 2 2 22 22
N

e
h
oo
O
O
O
OCTtCft

o > O r t c < i o O ' j - i o i o r ~ o o c r i O


0 , - l - H . - l , - l i - l T - l . - < , - < r H r - I C M
0\
<J\ <J\ <J\ 0\
0\
<J \

oo
N
CTt

h 5 l S 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2

N
CT*

_ _ _ _
+

______

Totaal aantal inwoners van het verzorgingsgebied X 20 000.


Totaal aantal inwoners der aangesloten buitengemeenten
X 20 000.
Aantal aansluitingen voor licht en huishoudelijke doeleinden X 5 000.
Aantal aansluitingen voor kleinindustrie X 500.
Aantal aansluitingen voor grootindustrie X 10.
Totaal aangesloten vermogen in kW X 5000.

Fig. 17.

Fig. 16.

Fig. 15.

Fig. 14.
Aanlegkosten der centrale X 1 000 000.
Aanlegkosten van het net X 1 000 000.
Boekwaarde der centrale X 1 000 000.
Boekwaarde van het net X 1 000 000.
Lengte van het hoogspanningsnet t/m 10 000 volt in
km X 10.

CM
N
N
0 \ O

Totaal aantal in het net afgeleverde kWh X 2.10 .


Maximale belasting van het geheele bedrijf in kW X 1 000.
Bedrijfstijd in uren X 200.
Verkochte kWh voor licht en huishoudelijke doeleinden
X 2.10 .
Verkochte kWh voor kracht X 2.10".
Verkochte kWh voor openbare verlichting X 2.10 .
Verkochte kWh voor tractie X 2.10 .
Verkochte kWh aan buitengemeenten X 2.10 ,
Verbruik voor licht en huishoudelijke doeleinden per aansluiting in kWh X 100.
8

+*++**+

Totale
Totale
Totale
Totale
Lotje
Totale

opwekkosten n/of stroommkoop X 500 000.


distributiekosten X {500 000.
uitgaven
M^OOOO
ontvangsten
X / 500 000.
uitgaven per in het net ^ l e v e r d e kWh in cts.
ontvangsten per verkochte kWh in cts.

DRUK G U Z B DORDRECHT.

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE
PROVINCIE ZEELAND.
g^ona van een m April 1917 door prof. C. FELDMANN uitgebracht rapport be|
r "
a l e Staten van Zeeland in hun winterzitting van datzelfde jaar
I f de electriateitsvoorziening vanwege de Provincie te doen plaats hebben, terwijl
^Jf over den vorm waarin dit zou geschieden en de verdere wijze van uitvoering
^ " ^ nader zou worden beslist.
Zooals reeds uit dit besluit blijkt en zooals^ok overigens in den aard der zaak ligt, behoorde
na deze pnnapieele uitspraak
allereerst een beslissing te worden genomen oveTde vraag welke
P
,ou worden gekozen D i ^ m
r

t e

d e

P r o v i n

^J2 rr!

Z ^ ^ t ^ ^ X ^ ^

kS

* ' ^ o w e l bij aanneming van den


eenen als van den anderen bedrijfsvorm waren concessies te doen, namelijk in het eerste eeval
van commeraeelen aard en in het tweede geval met betrekking to het b ^ ^ ^ h d *
exploitatie, dat dan minder volkomen zou kunnen worden gehandhaafd
A
^egen aameming van den pubhekrechtehjken vorm, waarbij de Provincie zelf onmiddellijk, door haar Bestuur en haar daaronder werkende ambtenaren, den 3 e
der n "X
werken en de exploitane van het bedrijf op zich zou nemen, bestonden verschalende be^ar" n
In verband hiermede werd dan ook van den pubhekrechtehjken vorm afgeven en nadat^no^ven
6 6 1 1

p n v a a t r e c h t e l l

3 een naamlooze vennootschap,


werd aan den laatstgenoemden vorm de voorkeur gegeven, omdat deze
h LTaal d e l i r e ^
en arbtSers
richten en

1161

tJTLTZ '

P
* te zullen geven,
^
*
^ de beambten
werkzaamheden dikwijls zonder contrle zouden moeten verd C

d l g e

W i

e n

s o e

e l h e

t e

g e v e n

c. een gemakkelijken overgang naar den pubhekrechtehjken bedrijfsvorm moeehk maakte


mdien de gekozen bedrijfsvorm in de practijk niet mocht voldoen
*
'
m

^oi^tl^^
!
& vrees te bestaan, dat de overheidsexploitatie al te zeer in het gedrang zou komen, daar in de statuten der naamlooze vennootschap
W j

d C 2 e t

18

i j
274

PROVINCIALE

ZEEUWSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XVm

een bepaling zou kunnen worden opgenomen, dat een bepaald aantal commissarissen tevens
Ud

~ ^ ^ 5 ? 9

Maatschappij.

otericbt de N. V . Provinciale Zeeuwscbe Electriciteits* # *

Door de Zeeuwsche stroomen wordt de Provincie Zeeland in een drietal vrijwel geheel
van elkander gesoleerd liggende gebieden verdeeld, t.w.:
phiwiand
de noordgroep, bestaande uit de eilanden Schouwen-Dmveland, Tholen en S t . j ^ P ^
de n^ddengroep, bestaande uit de eanden Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland en
de zuidgroep, bestaande uit Zeeuwsch-Vlaanderen.
Bij Tze^erdeehng sloot prof. FELDMANN zich aan, toen hi, in zijn hierboven 4. g^noemd
Pro^mcie in drie afzonderlijke voorrieningsgemeden sphtste fci a^ijking
2 L 3 > r t werden de eerste plannen der Vennootschap gebaseerd op een indeehng^der
P^vmde^^
rrS-P-eSrische^centrale te Middelburg te stichten en de noordgroep van stroom
A - , H,r ti te betrekken van de Noordbrabantsche centrale.
V
J aanbesteding van de centrale e Mddeiburg en van he,

ptrde

" ^ L '
?

van den l a a d van Commissarissen goedgekeurd, zoodat toen tot aanbesteding hadl kunnen

* Z _ verenen rappor, van de hierboven bedoelde S t a a e


as
de a n e van Zeeland soo v a * da. de J ^ J g ^ ^ ^ t a .
da, deriikeleo.nd.ei.svoomen^.nervc^oop* ^ ^ - d * - d .
_
Verschillende pogmgen werden dan ook gedaan om ae gevr_

J*

' " " T a a r t ^ n s t e / ^ v a n prof. F E L D H A H N n volgens he, doo, de V e n n e p


Woordgroep vanui, de cen,rale ,e
a ^ d
J
TO
P

on o^r ,

XVIII

PROVINCIALE

ZEEUWSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

275

moesten worden afgebroken, daar de Vlissingsche maatschappij zich niet langer aan haar offerte
wilde houden.
Ten slotte werd na lang wachten (half April 1920) van de Regeering de mededeeling ontvangen, dat zij haar medewerking tot het oprichten eener electriciteitsfabriek te Middelburg
ter voc4Sening van de midden- en de zuidgroep niet kon verkenen. Als voornaamste bezwaar
tegen de plannen der Vennootschap voerde zij aan de naaf hare meening onvoldoende bedrijfszekerheid der Scheldekabels, terwijl zij verklaarde haar medewerking wel te willen verkenen
voor de electrificatie van Zeeland op de basis van het plan van prof. FELDMANN, dat, zooals ge2,cgu, ruerup neerKwam, aar ae miaaen- en de

Zuidgroep afzonderlijk zouden worden voorzien.


In verband hiermede besloot toen de
Raad van Commissarissen der Vennootschap
tot den bouw van een electrische centrale
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.

* * *

Alsnu werd allereerst getracht om in


samenwerking met verschillende fabrieken te
komen tot een zoo goedkoop mogelijke wijze
van stroomopwekking. Ook werd moeite gedaan om voor de electriciteitsopwekking de
beschikking te verkrijgen over de gassen van
het cokesovenwerk te Sluiskil, maar de desbetreffende onderhandelingen zijn ten slotte afgestuit op den onwil van de directie dier onderneming.
Waar ook combinatie met andere industrien niet mogelijk bleek, moest tot de stichting
eener zelfstandige electriciteitsfabriek worden
overgegaan.
Het vinden van een terrein voor deze
centrale was geen gemakkelijke taak, aangezien,
behalve op een geschikte ligging met betrekking
tot den kolenaanvoer en de koelwatervoorziening, ook op den prijs en op de eventueel aan
te brengen kunstwerken moest worden gelet.
Daar Sas-van-Gent als industrieplaats en eenigermate als zwaartepunt van het verbruik het
meest in aanmerking kwam voor de plaatsing van de centrale, werd hoofdzakelijk daar naar geschikt
terrein gezocht. De prijzen van de terreinen, die daar in particulier bezit zijn, waren echter zoo
hoog, dat bezwaarlijk tot aankoop kon worden overgegaan. Hierop is toen geconfereerd met het
Gemeentebestuur van Sas-van-Gent, dat de Vennootschap een geschikt terrein in de kom van
de Gemeente tegen een billijken prijs aanbood. Bij onderzoek bleek dit terrein echter ongeschikt
te zijn, zoodat er ten slotte niets anders overbleef dan een terrein te zoeken aan den ouden kanaalarm, zuidelijk van Sluiskil, daar op deze plaats geen dure kunstwerken langs het kanaal gemaakt
behoefden te worden. De Vennootschap is er toen in geslaagd noordelijk van het huis Drie-Kwart

276
276

PROVINCIALE

ZEEUWSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XVIII

een geschikt terrein te vinden, dat gekocht werd, op voorwaarde, dat de grond zou blijken voor
het beoogde doel geschikt te zijn.
Nadat in de vergadering van den Raad van Conurussanssen van 4 Februari 1921, ae
bestekken voor de inrichting van de centrale en van de schakel- en transformatorstattons en voor
den aanleg van het net waren vastgesteld, hadden op 12 Februari <La.v. de aanbestedingen plaats.
Daar in Zeeuwsch-Vlaanderen geen waterleiding aanwezig is, die het voedingwater voor
de ketels zou kunnen leveren, moest alsnu gezocht worden naar goed water. Hiertoe werd een
diepboring uitgevoerd, die echter niet het gewenschte resultaat opleverde. Op een diepte van
oiep ui
111 m werd wehswaar een weinig
zouthoudend water, gevonden doch in
onvoldoende hoeveelheid. Er werd
toen besloten geen nieuwe boring te
doen plaats hebben, maar de watervoorziening zooveel mogelijk te doen
geschieden met behulp van regenwater waartoe groote bakken
gemaakt zijn en een eventueel
tekort aan te vullen door distillatie
van het beschikbare brakke water of
door aanvoer van zoet water, dat bij
behoefte kan worden verkregen van
de Zeeuwsch-Vlaamsche TramwegMaatschappij, die geregeld met een
eigen schip water van de Zuid-Bevelandsche waterleiding betrekt.
B

Fig. 2.

GEZICHT IN HET KETELHUIS.

Met het graafwerk voor den


bouw der centrale werd einde October 1921 begonnen. Door het ongunstige weer kon met den bouw pas
laat in het voorjaar van 1922 worden
begonnen. De bouw vorderde toen
naar wensch, zoodat gedurende de
maand Februari 1923 het proefbedrijf
kon plaats hebben, terwijl met de regelmatige stroomlevering in Apr van
dat jaar een aanvang kon worden gemaakt. Het gebouw, dat zooals fig. 1

doetzieninmodernenstijlwerdopgetrokken^
In het ketelhuis zijn twee waterpijpketels van het systeem Babcock & Wilcox
ieder met een verwarmend oppervlak van 400 m*. In deze ketels, waarvan fig. 2 een afbeelding
geeftXn ondTeen over/uk van 16 atm. normaal 10000 kg stoom per uur worden, geprod u c t r d ' r w i j l de temperatuur door oververhitting op 350 C . gebracht
warming van het voedingswater is bij eiken ketel een Greens economiser geplaatst. Elke econo-

XVIII

PROVINCIALE

ZEEUWSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

277
277

miser heeft een verwarmend oppervlak van 250 m . Verder is elke ketel voorzien van een kunstmatige zuigtrekinrichting volgens het directe systeem; de mechanische stookinrichting is uitgerust met kettingroosters volgens het Babcock-systeem.
In het ketelhuis is ruimte gereserveerd voor een derden ketel.
Er zijn twee ketelvoedingspompen opgesteld; de een wordt door een stoomturbine, de
ander door een electromotor aangedreven.
Verder is er een verdamper opgesteld, die echter niet aan de gestelde eischen voldoet.
In het machinehuis zijn twee turbogeneratoren, ieder met een normaal vermogen van
1600 kW bij cos <p =.0,8, geplaatst, terwijl ruimte is gereserveerd voor een derde aggregaat.
2

Fig. 3.

DE OPSTELLING VAN HET HOOFDSCHAKELBORD LANGS DEN WAND


VAN HET MACHINEHUIS.

De turbogeneratoren zijn geleverd door de A . E . G . te Berlijn. De turbines worden geregeld


door het bij- en afzetten van straalpijpen en door het smoren van den stoomtoevoer.
De afgewerkte stoom van de turbines wordt neergeslagen in oppervlakcondensors, die
onder de turbines opgesteld zijn. De pompaggregaten voor de condensatie worden aangedreven
door stoomturbines.
De generatoren zijn in ster geschakeld en geven een gekoppelde spanning van 6000 volt,
terwijl de spanning der bekrachtigingsdynamo 125 volt bedraagt.
Iedere generator is rechtstreeks met een transformator van hetzelfde vermogen verbonden
die de spanning van 6000 op 10 000 volt brengt. In het schakelhuis, waarin deze transformatoren
Zijn opgesteld, is ruimte gereserveerd om, wanneer dit noodig mocht worden geoordeeld, den

278
278

PROVINCIALE

ZEEUWSCUE

E^CTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XVIII

aanleg zodanig uit te breiden, dat de eene generator den transformator van den anderen genehootoieschakelaars der generatoren *$ in elke phase voorzien van een secuncbir

r a t 0 f

''^T^^^X^

-___2*1S_d.

Fig. 4.

voo, de omgaande leidingen en e ; de^prijn eveneens driephasig van een secundane . ^ - d b e veihgmg voorzien.
De overspanningsbeveiging worat gevormd door drie hoornbhksemafleiders, die over
een weerstand aan aarde liggen. Bovendien
werd het nulpunt van de twee transformatoren 6000/10 000 volt aanvankelijk over een
olieweerstand geaard. Deze oheweerstanden
zijn echter door weerstanden met luchtkoehng
vervangen. De geheele schakelinrichting wordt
bediend vanaf een hoofdschakelbord, dat
zooals fig. 3 doet zien, langs een der wanden
van het machinehuis is opgesteld.
m

WEGKRUISING MET DRIEVOUDIGE


OPHANGING.

Ie.
2e.
3e.
4e.

Vanuit de centrale gaan vier voedingsleidingen naar verschillende richtingen.


Wegens de belangrijkheid van deze voedingsleidingen en in verband met het feit, dat
kabels minder last ondervinden van uitwendige invloeden en daardoor voor de transformatoren in de centrale minder gevaarlijk
zijn dan luchtlijnen, zijn deze leidingen ondergronds uitgevoerd. De trajecten, waarlangs
deze kabels loopen, zijn op de bijgaande uitslaande netkaart aangegeven en kunnen als
volgt worden aangeduid:

centrale Terneuzen.
centrale Drie-SchouwenHulst.
centrale PhippineIJzendijke.
centrale Sas-van-Gent.
.
. 1 1

Vlaand?"
Me',

i,-. A*\

"elV^ ^l *~

den'S. genoegd o n L

verder bovengronds is uitgevoerd.

uit van een rine in Oost-Zeeuwsch* f "? "

3e,^"~f^"^~ZZZ

XVIII

PROVINCIALE

ZEEUWSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

279

Voor de isolatiedikte der 10 000 volt-kabels werd, zooals uit onderstaande tabel moge
blijken, een grootere waarde gekozen, dan normaal het geval pleegt te zijn.
K a b e l 3 x 35 m m , 5,2 m m isolatiedikte;

3 x 25 , 5,4

3 x 16 , 5,9

i
3 x 10 , 6,4

Door het gebruik van deze zwaardere isolatie kon het aantal overspanningsbeveiligingen
verminderd en de bedrijfszekerheid van de kabels met het oog op overspanningen verhoogd
2

F i g . 5.

SCHAKELSTATION MET
DIENSTWONING.

F i g . 6.

SCHAKELSTATION ZONDER
DIENSTWONING.

worden. [De voor de twee kruisingen van het kanaal NeuzenGent toegepaste waterkabels
zijn bovendien voorzien van een profieldraadbewapening van 2,5 m m .
Zooals hierboven reeds werd aangestipt, is het overige gedeelte van het hoogspanningsnet
bovengronds uitgevoerd. In hoofdzaak is hiertoe overgegaan, omdat vanuit een bovengrondsch
net een groepje boerderijen met behulp van een masttransformatorstation goedkooper kan worden
aangesloten dan vanuit een ondergrondsch net. Bovendien biedt een bovengrondsch net het
voordeel, dat niet altijd de openbare wegen gevolgd behoeven te worden, waardoor het trac
i n den regel aanmerkelijk kan worden bekort.
Het bovengrondsche net is gemonteerd op bereide houten palen. Ter afspanning van de

280
280

PROVINCIALE

ZEEUWSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XVIII

lijn en op de punten, waar het trac een zoo grooten hoek maakt, dat de daarbij optredende trekkrachten niet meer door houten paalconstructies kunnen worden opgenomen, alsmede bij kruisingen van wegen le klas, spoor- en tramwegen, zijn ijzeren masten gebezigd, Een voorbeeld
van een dezer kruisingen geeft fig. 4. De toppen van deze ijzeren masten zijn verzinkt, zoodat
het voor het schderen der masten niet noodig is de hoogspanningslijn uit te schakelen. Al het
ijzerwerk, dat voor de houten steunpunten werd gebruikt, is eveneens verzinkt. Ter onderhnge
verankering van de steunpunten, alsmede ter beveiliging van het net tegen electrisch-atmosferische invloeden, is over de toppen der steunpunten een staaltouw aangebracht.
Het montagebeeld van de drie spanningvoerende geleiders is een gelijkzijdige driehoek
met zijden van 80 cm. Als maximum paalafstand is een lengte van 70 m aangehouden.
Later zijn, ter besparing van kosten, bij telefoon- en tramkruisingen niet altijd meer ijzeren
masten gebruikt, doch worden veelal ook
houten paalconstructies toegepast.
Als isolatoren zijn oorspronkelijk deltaisolatoren van het type I 1383 toegepast.
Hoewel hiermede tot nu toe geen moeijkheden zijn ondervonden, zijn deze niet meer
gebruikt, zoodra de weitscbirm'-isolatoren in
den handel kwamen; deze isolatoren hebben
nl. een grootere overslagspanning en zijn
derhalve beter geschikt voor het vochtige
Zeeuwsche klimaat, waarbij vaak zware mist
voorkomt. Zelfs worden in verband met deze
omstandigheden thans geregeld weitschirmisolatoren van het type W 20 toegepast, die
normaal voor een bedrijfsspanning van 20 000
volt zijn bestemd. Met deze isolatoren zijn tot
nu toe goede resultaten bereikt. De totale
lenete van het 10 000 volt-hoogspanningsnet
x bedroeg op 31 December 1924 136 km t.w.
Fig. 7. TRANSFORMATORSTATION (GROOT TYPE)
VOOR

KABELAANSLUITING

TER VOORZIENING

VAN GEMEENTEN.

* *

Op verschillende punten in het net zijn


schakelstations opgesteld, waarvan de fig. 5 en 6 typische voorbeelden geven. D e i n - en uitgaande hoogspanningslefdingen zijn in deze stations beveiligd met secundaire onafhankelijke
maximaaltijdrelais, fabrikaat Brown Boveri. De oheschakelaarruimte is brandvrij van het
overige gedeelte van het station afgesloten. Alleen in de stations te IJzendijke, Terneuzen,
Hulst en Phihppine is een overspanningsbeveiliging toegepast, waarvoor de zg. steineisenwiderstande" van de Land & Seekabelwerke zijn gebezigd.
De schakelstations zijn met spouwmuren uitgevoerd, die behalve in een enkel geval,
bevredigende resultaten hebben opgeleverd.
Wat de inrichting der transformatorstations betreft, waarvan de fig. 7, 8 en y typiscne

XVIII

PROVINCIALE

ZEEUWSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

281
281

uitvoeringen vertoonen, zij vermeld, dat de hoogspanningslijn over een driepoligen scheidingsschakelaar en FB-patronen met den transformator is verbonden. Overspanningsbeveihging
komt hier aan de hoogspanningszijde niet voor, wel zijn de transformatoren voorzien van versterkte aanvangswinidingen.
De stations zijn uitgevoerd met n-steens-muren. Met de stations voor bovengrondsche
hoogspanningsaansluiting (zie fig. 9) zijn hiermede minder goede ervaringen opgedaan, daar
bijna zonder uitzondering de muren aan de windzijde bij flinke aanhoudende slagregens water
doorlaten. Proeven hebben bewezen, dat bepleisteren van de buitenzijde der muren een
afdoend middel is.
Opgemerkt zij nog, dat in het net ook
masttransformatoren zijn opgesteld, die over
uitschakelbare zekeringen (fabrikaat S.S.W.)
en een mastschakelaar zonder eenige verdere
beveiliging met de hoogspanningslijn zijn
verbonden. De hefboomschakelaars en laagspanningsveiligheden, benevens de meters
bevinden zich in een dubbelwandige houten
kast en kunnen vanaf den beganen grond bediend worden. Van de isolatoren der mastschakelaars zijn enkele malen de koppen afgesprongen, hetgeen een gevolg is geweest van
het op ondeugdelijke wijze opkitten der ijzeren
kappen op de porceleinen isolatoren. Overigens
hebben de maststations tot nog toe geen
moeilijkheden opgeleverd.
Het totaal in het net genstalleerd transformatorvermogen bedroeg op 31 December
1924: 900 kVA.
* * *
Het is van her hpan'n af aan At> rmt

weest, om den stroom en gros aan de gemeenten


* '
~ > M ^ T O R S T A T I O H (KLEIN TYPE)
te leveren, die dan zelf voor de distributie

G TER VOORZIENING VAN
zouden hebben te zorgen. Deze gedragslijn is
LANDBOUWBEDRIJVEN.
dan ook tot nu toe steeds gevolgd. Alleen in
een enkel geval, waarin de betreffende gemeente met het oog op haar gasfabriek, niet bereid
was stroom te betrekken, is zonder tusschenkomst van de gemeente tot stroomlevering en
detail overgegaan. Ook wordt in enkele gemeenten rechtstreeks stroom geleverd aan verschillende landbouwbedrijven, die te ver verwijderd hggen van het laagspanningsnet der betreffende
gemeente om daarop te worden aangesloten.
Het tarief, volgens hetwelk de gemeenten het stroomverbruik moeten betalen, is gebaseerd op de opgetreden maximale belasting in kilowatt en het totale verbruik in kilowatturen.
Bedoelde maximale belasting wordt geregistreerd gedurende de avonduren van de vier wintermaanden November, December, Januari en Februari.
F l g

T B A

282
282

PROVINCIALE

ZEEUWSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XVIII

Ter bevordering van de dagbelasting wordt voor het vermogen, dat overdag meer wordt
afgenomen dan in de avonduren van de genoemde wintermaanden, een zeer laag bedrag per
kilowatt berekend. Voor de levering en detail rechtstreeks aan de verbruikers wordt zoowel
het enkel- als het dubbeltarief toegepast. Met andere tariefvormen zooals het vastrechttarief
e.a. zijn nog geen proeven genomen.
Het aantal aansluitingen neemt voortdurend toe.
Geleidelijk gaan hoe langer hoe meer gemeenten tot aansluiting over, zoodat het er wel naar
uitziet, dat binnen met ai te langen uja geneei
Zeeuwsch-Vlaanderen zal zijn gelectrificeerd.
Een overzicht van den nuidigen toestand is op
bijgaande uitslaande netkaart opgenomen,
waarop zoowel de aangesloten en niet aangesloten gemeenten, als die, waarmede nog wordt
onderhandeld, zijn aangegeven.
Opgemerkt zij nog, dat het gemiddelde
lichtverbruik per aansluiting wel wat beneden
de verwachting is gebleven; daarentegen loopt
het aantal krachtaansluitingen nogal op, vooral
in gemeenten als St. Jansteen en Koewacht,
waar electromotoren worden gebezigd voor het
aandrijven der zwingelmolens ten dienste van
de vlasbewerking. Ook de industrie gaat langzamerhand tot aansluiting over.
#

Fig. 9.

TRANSFORMATORSTATION VOOR BOVEN-

GRONDSCHE HOOGSPANNINGSAANSLUITING TER


VOORZIENING VAN GEMEENTEN.

Hiermede moge de beschrijving van


de ontwikkeling der provinciale Zeeuwsche
electriciteitsvoorziening als voltooid worden
beschouwd. Uit den aard der zaak kan die
ontwikkeling nog niet in cijfers van statistischen
aard worden vastgelegd, aangezien daartoe het
bedrijf nog te korten tijd in werking is. Bovendien zouden dergelijke cijfers uitsluitend betrekking hebben op Zeeuwsch-Vlaanderen, daar
tot op heden nog geen oplossing voor de midden- en noordgroep is gevonden. Wel zijn,

behoudens de gemeenten Vlissingen en Middelburg, die stroom van de S. A . des Tramways


a Vapeur de Flessingue-Middelbourg betrekken, tal van gemeenten in deze groepen zooals
op bijgaande netkaart is aangegeven op min of meer provisioneele wijze gelectrificeerd,
maar van een algemeene stroomvoorziening mag hier nog niet worden gesproken. Inmiddels
laat het zich wel aanzien, dat ook hierin spoedig verandering zal komen en binnenkort met
behulp der Provinciale Noordbrabantsche Electrititeits-Maa schappij in de behoefte aan stroom
zal worden voorzien.

OVERZICHTSKAART
V A N DEN

STAND DER ELECTRIFICATIE


IN

DE

PROVINCIE

ZEELAND

OP 31 D E C E M B E R 1924

S C H A A L 1 a 200 000
VERKLARING.

+ + + +++++++++
.

Centrale.
Transformator- of schakelstation
10 kV net in bedrijf.
3 kV net in bedrijf.
Rijksgrens.
Provinciale grens.
Gemeentegrens.
Spoorwegen
Gelectrificeerde gemeenten, aangesloten op het net van
de P Z E M .
Gelectrificeerde gemeenten, niet aangesloten op het net
van de P Z E M .
Niet gelectrificeerde gemeenten.
Gemeenten, waarmede over aansluiting op het net van
de P Z E M wordt onderhandeld.

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE GEMEENTE


UTRECHT.
L'

*"

T R E C H T behoort niet tot de steden, waar reeds in het laatste decennium van
I r de vorige eeuw de behoefte aan electriciteit voor verlichting en beweegkracht
f zich sterk deed gevoelen. Met uitzondering van de vooruitstrevende eigenaars
enkel koffiehuis en van eenige winkels, die zich de weelde van kleine eigen
E - K L . 9 installaties konden veroorloven, waren de inwoners van Utrecht op gas voor verlichting aangewezen.

_J_JLJ

v a n

e e n

Langzamerhand en misschien wel in navolging van Amsterdam en Den Haag, waar particuliere centralen in werking waren, en van Rotterdam, waar de gemeente met de stichting van
een gemeentelijke electrische centrale was voorgegaan, blegk ook in Utrecht de noodzakelijkheid
van het meer algemeen verkrijgbaar stellen van electriciteit. Op de begrooting voor 1901 werd
dan ook een bedrag uitgetrokken voor de kosten van onderzoek inzake de oprichting van een
centraalstation voor de verschaffing van electriciteit, terwijl op 27 December 1900 een Raadscommissie benoemd werd, die het Gemeentebestuur van advies te dienen had bij het beoordeelen
van eventueel in te dienen plannen en ontwerpen.
Deze Commissie, waarin benoemd werden de heeren A . W . MEES, J . K O L , H . L . A .
VAN DE W A L L BAKE, C. VAN STRAATEN en mr. dr. D . A . P . N . KOOLEN, heeft hare omvangrijke

taak zeer spoedig voltooid. Met uitzondering van den heer mr. dr. D . A . P . N . KOOLEN, voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, zijn de leden dezer Commissie, wier overlijden
Utrecht in den loop der jaren te betreuren had, helaas niet meer getuige geweest van den tegenwoordigen bloei van het electriciteitsbedrijf.
Voor hetgeen door hen in het belang der Utrechtsche centrale gedaan werd, zij hier een
eerbiedig woord van hulde gebracht.
In November 1901 gaf het Gemeentebestuur van Utrecht aan den heer J . J . L . SMITS
opdracht, plannen en begrootingen uit te werken voor de oprichting van een electrische centrale,
waarbij tevens met den aanleg van een electrische tramlijn om de binnenstad resp. met den aanleg van een volledig tramnet rekening moest worden gehouden. Bij den lagen prijs, waarvoor
in Utrecht lichtgas verkrijgbaar was, zou toch, volgens het toenmalige Gemeentebestuur, een
electrische centrale hoogstwaarschijnlijk geen levensvatbaarheid hebben, indien zij uitsluitend
voor verlichting en niet in de eerste plaats voor het leveren van beweegkracht aan trams bestemd
Zou zijn. Zelfs al zouden er minder gunstige resultaten van te verwachten zijn geweest, dan nog
Zou de oprichting van een centrale in overweging zijn genomen, omdat de ontwikkeling van het


4
284

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-

EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

XIX

tramverkeer een zaak van algemeen belang geacht werd, die door den bouw van een electrische
centrale ten zeerste bevorderd kon worden. Inderdaad heeft in de eerste jaren na de inbedrijfstelhng de stroomlevering aan het tramnet er toe bijgedragen, dat de financieele uitkomsten
van het electriciteitsbedrijf van den aanvang af gunstiger geweest zijn dan aanvankelijk verwacht
* De voorbedoelde ontwerpen waren in Mei 1902 gereed. Door den Raad der Gemeente
werd daarop in zijn zitting van 29 December 1902 besloten om tot de oprichting eener electrische
centrale en tot den aanleg van een ringlijn over te gaan.
De centrale (zie fig. 1) werd gebouwd op een terrein in het Sterrenbosch, welk terrein
gelegen is in de onmiddellijke nabijheid van den Catharijnesingel en van den spoorweg, waardoor het mogelijk was, zonder bezwaar een spooraansluiting te verkrijgen, ter vergemakkelijking
van den aanvoer van de voor den aanleg
benoodigde machinedeelen en later voor den
aanvoer van de benoodigde kolen.
In October 1905 werd met de stroomlevering aangevangen en wel werd opgewekt
gelijkstroom van 2 X 220 volt voor verlichting
en beweegkracht en van 550 volt voor het
trambedrijf.
Aanvankelijk had de centrale een
machinevermogen van 792 kW. In de machinezaal (zie fig. 2) waren opgesteld: drie
liggende compound tandemmachines.elk van
400 epk, voor oververhitten stoom van 10
atm. overdruk n 250 C , waarvan twee direct
gekoppeld met gehjkstroomdynamo's van
264 kW en een met twee gelijkstroomdynamo's elk van 132 kW; verder n voorspancompensatie-aggregaat voor het laden van de
accumulatorenbatterij en het compenseeren
Fig. 1. GEZICHT OP DE UTRECHTSCHE CENTRALE
van een ongelijke belasting in de beide netIN HARE OORSPRONKELIJKE GEDAANTE.
helften, bestaande uit twee dynamo's elk met
een vermogen van 540 ampre bij 75 a iuu
volt, direct gekoppeld met twee gelijkstroommotoren van 60 pk voor 250 volt.
In het ketelhuis (zie fig. 3) waren opgesteld: drie gecombineerde Cornwall-ketels
met een verwarmend oppervlak van 180 m* per ketel, elk voorzien van een oververhitter met
een verwarmend oppervlak van 37 m; voorts een Greens economiser, bestaande uit 192
buizen met een verwarmend oppervlak van 170 m". Voor de voedingspompen (zie fig. 4)
werden compoundstoompompen, systeem Worthington, gekozen.
In de accumulatorenruimte was opgesteld een accumulatorenhchtbatten, van 264 cellen,
met een capaciteit van 864 ampre-uren (zie fig. 5). De bakken
gekozen, dat de batterij door het bijplaatsen van platen ongeveer op de dubbele capaciteit kon
worden gebracht. Bovendien was voor het trambedrijf een batterij opgesteld van 175 ampere-

^f^^^^

U r C n

'

Het hoofdschakelbord (zie fig. 6) met schakelaars, volt-en ampremeters, automaten en

XIX

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-

EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

285

veiligheden, was met de voorzijde i n den scheidingsmuur tusschen de machinezaal en het voorgebouw geplaatst. In een ruimte achter het hoofdschakelbord waren het verdeelbord en de cellenschakelaars voor de accumulatorenbatterij aangebracht (zie fig. 7). Bij het projecteeren van
dezen aanleg was uitgegaan van de veronderstelling, dat de aangesloten capaciteit 900 k W
zou bedragen, gelijkstaande met 18 000 kooldraadgloeilampen van 16 N K .
Daar de electrische centralen i n ons land aanvankelijk i n hoofdzaak waren aangewezen
op de levering van electriciteit voor verlichting, is het verklaarbaar, dat van den vooruitgang
der lampentechniek een uitbreiding van het debiet der centralen het gevolg was. D i t werd ook
i n Utrecht ondervonden en reeds i n 1907 werd door den Raad der Gemeente besloten om tot de

F i g . 2.

VOORMALIGE INRICHTING VAN DE MACHINEKAMER.

htbreiding der electriciteitsfabriek met een stoomturbodynamo van 750 k W en twee stoomletels, elk. met een verwarmend oppervlak van 180 m , over te gaan. Deze uitbreiding kwam
n den loop van 1908 gereed, zoodat i n den winter van dat jaar de nieuwe machines en ketels
n bedrijf genomen konden worden.
2

Langzamerhand won ook het gebruik van electriciteit voor beweegkracht veld, zoodat
eeds i n 1911, mede door het aansluiten van enkele groote fabrieken, gelegen aan de grens der
jemeente, bleek, dat wederom tot uitbreiding zou moeten worden overgegaan. Daar ook met de
nogelijkheid tot levering van stroom aan buitengemeenten rekening moest worden gehouden,
verd i n 1912 besloten, met opwekking van draaistroom te beginnen.

286

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-

EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

XIX

cascade-omzetter van 1000 kW, een cascade-omzetter van 500 kW en een waterpijpketel, type
Walther, met een verwarmend oppervlak van 460 m , met economiser, oververhitter en
inrichting voor kunstmatigen trek. De stoomspanning werd op 15 kg/cm , de stoomtemperatuur op 350 C. bepaald. Voorts werd een conveyor voor het transport der kolen naar de
ketels geprojecteerd. De schakelinrichting moest.uit den aard der zaak geheel worden gewijzigd;
het hoofdschakelbord werd verplaatst, terwijl de bedieningstoestellen voor de generatoren,
omzetters en uitgaande kabels op schakellessenaars werden aangebracht.
In den zomer van 1913 kwamen de nieuwe machines en inrichtingen in bedrijf.
Door de voortdurende snelle toeneming van het aantal aansluitingen waaronder zeer
belangrijke van groote fabrieken en watergemalen moest wederom tot uitbreiding worden overgegaan. Deze uitbreiding, bestaande uit een 4000 kW-stoomturbogenerator en een Walther-ketel
met 460 m verwarmend oppervlak met economiser, overhitter en mechanische trekinrichting,
kwam in den loop van 1915 gereed. Ook
voor dezen ketel bleef de stoomspanning
nog bepaald op 15 kg/cm , de stoomtemperatuur op 350 C.
Om een betere reiniging van het singelwater te verkrijgen, werd in 1917 een mechanische waterreiniger, systeem J. J. L . Smits,
in de toevoerleiding van het koelwater naar
de condensors geplaatst.
De toeneming van het aantal aansluitingen maakte in 1918 wederom een uitbreiding van het vermogen der centrale noodzakelijk. Deze uitbreiding kwam in den loop van
1920 gereed en bestond uit een stoomturbogenerator van 6000 kW, een waterpijpketel
met een verwarmend oppervlak van 522 m
voor een stoomspanning van 15 kg/cm
en een stoomtemperatuur van 350 C , met
a

iwiAmici>r
-

Fig.

3. HET KETELHUIS MET DE OORSPRON-

rw^fwprVii'ttpr

. , .

m^i^hamcrrip rn>k,

inrichting enz., en een cascade-omzetter van


KELIJKE CO RN WALL-KETELS.

'

_ . .

1000 kW. Om zonder vergrooting van net


bestaande gebouw plaats te krijgen voor de
nieuwe machines, werden twee CornWall-ketels en twee der eerstgeplaatste stoommachines verwijderd.
Inmiddels was, in verband met de levering van stroom aan de Provincie en aan meerdere
groote fabrieken, waaronder ook het op te richten Staalwalswerk van de firma de Muinck Keizer,
in November 1919 door den Gemeenteraad besloten, de bestaande centrale te verplaatsen naar
het Merwedekanaal, waarbij dan tevens het vermogen aanmerkelijk uitgebreid zou worden,
welk besluit echter, naar aanleiding van het bij de Regeering aanhangige wetsontwerp betreffende de electriciteitsvoorziening van Nederland, bij Kon. Besluit van 1 December 1919 geschorst en 2 Augustus 1920 vernietigd werd. Gedurende de 8 maanden, die tusschen de schorsing
en de vernietiging verhepen, heeft de Gemeente, gesteund door talrijke industrieelen, tevergeefs getracht de Regeering te overtuigen, dat het raadsbesluit niet kn zijn in strijd met het

XIX

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-

EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

287
287

algemeen belang. Na de vernietiging werd van Z. Ex. den Minister van Waterstaat de toezegging
ontvangen, dat er van de zijde der Regeering geen bezwaar tegen gemaakt zou worden, indien

Fig. 4.

HET POMPENLKAAL MET DE WORTHINGTON-STOOMVOEDINGSPOMPEN.

de bestaande centrale met een 6000 kW-turbogenerator zou worden uitgebreid, terwijl tevens
gewezen werd op de mogelijkheid, door middel van een hoogspanningsleiding electriciteit uit

288

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-EN

TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

XIX

de centrale te Amsterdam te betrekken. Op een vergadering, op verzoek van den Minister aan
het Departement van Waterstaat den 30sten December 1920 gehouden, werd besloten, de mogelijkheid van stroomlevering uit de centrale te Amsterdam eerst nader onder de oogen te zien,

Fig.

5.

D E AC CU M U L A T O R E N R U I M T E .

nadat het bij de Staten-Generaal in behandeling zijnde Wetsontwerp betreffende de electriciteitsvoorziening van Nederland zou zijn aangenomen. Tot uitbreiding van de bestaande centrale
met een 6000 kW-turbine en vier stoomketels werd inmiddels door den Raad der Ge meente besloten.

XIX

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-

EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

289
289

Door de vertraging, die de uitvoering der plannen door de schorsingen de vernietiging


van het betreffende raadsbesluit had ondervonden, moest in 1920 in de maanden van de hoogste
belasting zonder eenige reserve worden gewerkt. Voor de tot 9500 kW opgeloopen belasting
moesten alle voorhanden ketels ook gedurende den dag voortdurend overbelast worden. In dit
opzicht is het als een gelukkige omstandigheid te beschouwen, dat de voltooiing van het walswerk
en van den electrostaaloven van de firma de Muinck Keizer langer op zich het wachten dan oorspronkelijk gedacht werd. Ware dit niet het geval geweest, dan zou het onmogelijk geweest zijn
de benoodigde hoeveelheid electriciteit op te wekken en "zou het "noodzakelijk geweest zijn
r

Fig.

6.

VOORZIJDE V A N H E T V O O R M A L I G E

SCHAKELBORD.

Utrechts industrie gedurende de uren van de hoogste belasting van het net af te schakelen
Dat het gelukt is de electriciteitslevering ongestoord te doen plaatsvinden, is uitsluitend toe te
schrijven aan den ijver en de plichtsbetrachting van het personeel der centrale.
Van de voorgenomen uitbreiding der centrale kon nog in November 1921 een der vier
ketels in bedrijf genomen worden, waardoor het tekort aan ketelcapaciteit geringer werd Hetzelfde was het geval met den cascade-omzetter van 1500 kW, waardoor een voldoende levering
van gelijkstroom gewaarborgd werd.

* * *

19

290

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-EN

TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

XIX

Nadat in de vergadering van de Tweede Kamer, gehouden op 4 Maart 1921, een gewijzigde motie van orde van de heeren VAN BERESTEIJN en MARCHANT aangenomen was, waarbij
de Regeering verzocht werd, het aanhangige wetsontwerp inzake de electriciteitsvoorziening in
nadere overweging te nemen, behoefde er geen rekening meer mede gehouden te worden, dat
een besluit der Gemeente om tot den bouw van een nieuwe centrale aan het Merwe de kanaal
over te gaan, wederom zou blijken te zijn in strijd met het algemeen belang. In de zitting van
den Gemeenteraad van 17 Maart 1921 werd daarop besloten de inmiddels in uitvoering zijnde
plannen tot uitbreiding der bestaande centrale, voor zoover dat met de bedrijfszekerheid in over-

Fig. 7.

ACHTERZIJDE VAN HET VOORMALIGE SCHAKELBORD.

eenstemming gebracht zou kunnen worden, zooveel mogelijk te vereenvoudigen, met welke
vereenvoudiging door de aannemers der aanbestede werken en leveringen, na onderhandeling,
genoegen genomen werd.
De geheele, vereenvoudigde uitbreiding kwam in het najaar van 1922 gereed. De stoomturbogenerator heeft een vermogen van 8000 kW. De stoomturbine werd voor aftap van stoom
in het lage-drukgedeelte ingericht, waarmede het condensaat tot een temperatuur van ca. 60 C.
kan worden verwarmd. De stoomspanning der ketels (zie fig. 8) bedraagt 22 kg/cm , de temperatuur van den oververhitten stoom is ca. 375 C. De turbine heeft een gunstig stoomver2

XIX

GEMEENTELIJK

ELEC TRICI TEI TS- EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

291
291

bruikscijfer, hetgeen uit den aard der zaak mede een zeer belangrijken invloed op het kolenverbruik gehad heeft. N a voltooiing der laatstgenoemde uitbreiding (zie f i g . 9 en 10) zijn i n de
centrale aan de N i c . Beetsstraat opgesteld:

F i g . 8.

GEZICHT IN HET KETELHUIS MET DE NIEUWE KETELS VOOR 22 ATM.

1 stoommachine van
1 gelijkstr. turbogenerator van
1 draaistr.

264 k W
750
1
2 000
4000
6 000
8 000

Totaal
Het bedrijfszekere vermogen bedraagt 13 000 k W ,

21014 k W .

292
292

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-

EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

XIX

De ketelcapaciteit is in onderstaand overzicht aangegeven:


?

inbedrijfstelling.
J

Aantal.
3
2
1
3

Fig. 9.

1905
1913/15
1920
1921/22

T
Type.

R^r, ,,
Fabrikaat.
t

Cornwall
Stork
waterpijpketels Walther

Stork

Babcock Wilcox

Verwarmend oppervlak in m*.

Stoom- Stoomtemspanning peratuurui


in kg per graden
totaal.
cm .
Celsius.

per ketel
180
480
520
570

540
960
520
1 710

10
15
15
22

250
350
350
375

DE MACHINEZAAL IN HARE HUIDIGE GEDAANTE; VOORAAN OP HET VERHOOGDE GEDEELTE

HET A.E.G.-AGGREGAAT VAN 6000 KW.

De bovenstaande samenstelling der voorhanden ketels is, gezien de verschillende stoomspanningen en stoomtemperaturen, die er in voorkomen, uit een geschiedkundig oogpunt belangwekkend. Wel zeer duidelijk wordt hier de ontwikkeling der keteltechniek gedemonstreerd. Bedrijfstechnisch is de aanwezigheid van verschillende stoomspanningen en stoomtemperaturen na-

XIX

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-

EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

293

tuurlijk ongewenscht. T o c h werden hiermede moeilijkheden, van welken aard ook,niet ondervonden.
Dat bij de voornoemde uitbreidingen van het electrische en het thermische gedeelte der
electriciteitsfabriek ook het oorspronkelijke gebouw, zoomede de pijpleidingen, pompeninstallatie,
wateraan- en afvoerleidingen enz. uitgebreid en gewijzigd werden, spreekt vanzelf.
Het kolentransport werd i n 1920 verbeterd door het aanschaffen van een verrijdbare
kolenkraan, waarmede zoowel het transport van de kolen uit den wagon naar de stapelplaats
als van de stapelplaats naar een kolentoren en de kolenbergplaats geschiedt. Het transport van
den kolentoren naar de vuren geschiedt door middel van een sleepketting, terwijl het transport
uit de bergplaats naar de vuren door den i n 1913 aangeschaften conveyor plaats vindt.
Voor de omzetting van draaistroom i n gelijkstroom werden, zooals reeds opgemerkt,
i n 1912 twee cascade-omzetters aangeschaft, resp. van 1000 en van 500 k W . De toenemende

F i g . 10.

GEZICHT OP DE TURBOGENERATOREN VAN 2000, 4000 en 8000 KW.

belasting, ook van het gelijkstroomnet, maakte het noodig i n 1915 een cascade-omzetter van 1000
k W bij te bestellen, die i n den loop der volgende jaren nog werd gevolgd door een van gelijk
vermogen en een van 1500 k W , terwijl een kwikdampgelijkrichter van een vermogen van 500
k W weldra i n bedrijf zal worden genomen.

294

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-EN

TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

XIX

D e groote belasting i n de binnenstad maakte de inrichting van een omzetterstation, zooveel mogelijk i n het hart van dit gebied, noodzakelijk. D i t station, waarin voorloopig twee der
voorhanden cascade-omzetters zullen worden geplaatst, werd i n den loop van 1924 i n bedrijf
genomen. E e n betere regeling van de gelijkstroomspanning en verminderde netverliezen zijn
hiervan het gevolg geweest.
Het spreekt vanzelf, dat de verschillende uitbreidingen der centrale met herhaalde wijziging en vergrooting van den schakelaanleg gepaard gingen. De omstandigheid, dat zoowel

F i g . 11.

EEN AANTAL CASCADE-OMZETTERS.

draaistroom als gelijkstroom werd opgewekt, dat een vrij groot vermogen aan omzetters is opgesteld, (zie fig. 11), dat draaistroom zoowel van 6000 volt als van 10000 volt en gelijkstroom
zoowel van 2 x 220 volt als van 550 volt spanning moet worden afgegeven, maakt, dat de schakelinrichting vrij samengesteld is. Zij bestaat i n hoofdzaak althans uit de volgende onderdeelen: voor den draaistroom van hooge spanning is een afzonderlijke ruimte op de eerste verdieping ingericht, waarin een dubbel-railssysteem, oheschakelaars en meettransformatoren voor
de generatoren, omzetters, transformatoren voor de Prov. U t r . Electr. M i j . , uitgaande kabels

XIX

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-

EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

295

en overspanningsbeveiliging, i n 4 rijen van totaal 72 cellen zijn ondergebracht (zie fig. 12 en


fig. 13). Voor de schakelaars en verzamelrails van de gelijkstroomzijde der omzetters is een afzonderlijke ruimte i n den kelder gebruikt, waarin tevens is geplaatst het gelijkstroomverdeelbord
voor 18 stel uitgaande kabels, en waarin verder de re gelweerstanden der verschlende generatoren en omzetters zijn opgesteld. De schakelaars en meetinstrumenten, noodig voor de bediening
en contrle van de i n beide bovenbedoelde ruimten opgestelde apparaten, bevinden zich op den

F i g . 12.

SCHAKELCELLEN; VERZAMELRAILS M E T SCHEIDINGSSCHAKELAARS.

beganen grond, gedeeltelijk op een schakellessenaar (zie fig. 14) gedeeltelijk op het oorspronkelijke schakelbord (zie fig. 15), dat inmiddels met eenige paneelen werd uitgebreid. D i t bord
bevat verder de schakelaars en meetinstrumenten voor de nog aanwezige gelijkstroomgeneratoren, de batterij en de uitgaande tramkabels, terwijl ook de snelregulateurs der draaistroomgeneratoren daarop zijn gemonteerd.

* * *

296

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-

EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

XIX

Met het oog op de omstandigheid, dat de afmetingen van het terrein vergrooting der
gebouwen niet toebeten, terwijl ook het aanvoeren van voldoende koelwater niet mogelijk bleek,
was een verdere uitbreiding der centrale niet wel uitvoerbaar en bleef de bouw van een nieuwe
centrale noodig. Het Gemeentebestuur kwam tot de overtuiging, dat het gewenscht zou zijn,
indien de Provincie, als belangrijkste stroomafneemster, haar medewerking bij het tot stand
komen dezer plannen zou verleenen, waarbij zij als direct belanghebbende invloed op de pro-

Fig.

13.

SCHAKELCELLEN M E T OLIESCHAKELAARS.

ductie der voor haar benoodigde electriciteit zou kunnen uitoefenen. Met het Provincide Bestuur
werden daartoe onderhandelingen gevoerd, waarbij bleek, dat het aangaan van een belangengemeenschap tusschen Provincie en Gemeente mogelijk geacht werd. Besloten werd de oprichting van een naamlooze vennootschap voor te bereiden. Het doel dezer vennootschap zou zijn
electrischen stroom op te wekken en af te geven aan de provincie en de gemeente Utrecht.
In de zitting van den Gemeenteraad van 21 April 1922 en die van 22 Juni d.a.v., en in
de zitting van de Prov. Staten van 23 Mei 1922 werd het besluit tot het oprichten dezer naam-

XIX

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-

EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

297

looze vennootschap onder den naam N. V . Provinciaal en Gemeentelijk Utrechtsch Stroomleveringsbedrijf" (P.E.G.U.S.) genomen en werden de statuten vastgesteld. De Koninklijke
goedkeuring der statuten werd op 3 Augustus 1922 verkregen; de oprichting zelf vond 22
Augustus 1922 plaats. Besloten werd, dat het eerste bedrijfsjaar geacht zou worden te zijn ingegaan op 1 Januari 1922. Van dien datum af hield het gemeentelijke electriciteitsbedrijf op
stroomproducent te zijn; het is dus sedert alleen distributiebedrijf.

Fig.

14.

SCHAKELLESSENAAR.

De bouw der nieuwe centrale is inmiddels bijna voltooid. Het is zonder meer duidelijk, dat
hierbij geprofiteerd zal worden van de vorderingen, die in den laatsten tijd in de techniek
op het gebied van economische opwekking van electriciteit gemaakt zijn. Een turbogenerator van
8000 kW en een ketel met een stoomspanning van 22 atm. zullen uit de centrale in de Nic.
Beetsstraat naar de centrale aan het Merwedekanaal worden overgebracht. De oude centrale,

298

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-

EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

XIX

die voor de stroomlevering aan de binnenstad en aan het trambedrijf als onderstation onmisbaar is, zal verder als verwarmingscentrale blijven dienst doen.

* * *
V a n den aanvang van het bedrijf af is aan de brandstofeconomie de grootste aandacht
geschonken, waarbij getracht werd het kolenverbruik per k W h zoo gering mogelijk te doen zijn.
V a n de gunstige resultaten van dit streven geven de onderstaande cijfers het bewijs.
Kolenverbruik
J

3 3 1

'

Totaal

1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922 )
1923 )
1924 )
1

1 187 720
2 038 015
2 420 144
2 924 754
3 017 723
3 423 048
4 168 968
5 427 802
6 855 933
8 910 919
10 625 712
8 479 031
10 239 203
13 884 436
18 492 556
22 875 758
25 369 000
29 238 500
32 246 509

e r

in kg.

P ! k kWh.
incl. opstoken.
ewe

te

1.98
1,65
1,45
1,44
1,437
1,456
1,439
~ 1,338
1,305
1,20
1,10
1,01
0,877
0,953
0,874
0,842
0,79995
0,735
0,6906

per nuttig afgegeven


kWh.
2.13
1,84
1,61
1,59
1,597
1,619
1,614
1,581
1,605
1,43
1,29
1,16
1,003
1,069
0,955
0,920
0,81339
0,75
0,695

Van den groei van het bedrijf getuigen de volgende cijfers: het aantal verkochte k W h ,
dat i n 1906 slechts 498 402 bedroeg, steeg tot 26 031 973 i n 1924; de maximale belasting van
428 k W tot 11 230 k W , het aantal aansluitingen van 206 tot 24 902, het aangesloten vermogen
van 1239 k W tot 36 457 k W .
Wat de overige gegevens en de financieele uitkomsten van het bedrijf betreft, moge verwezen worden naar de tabellen en grafische voorstellingen, die aan het eind dezer beschrijving
Zijn opgenomen.
U i t het vorenstaande moge blijken, dat de electriciteitsfabriek, waarvan men bij de oprichting slechts zeer bescheiden verwachtingen koesterde, sindsdien haar bestaansrecht overtuigend heeft bewezen en thans, zoowel voor de Gemeente, als bron van inkomsten, als voor de
ingezetenen onmisbaar is geworden. Natuurlijk hebben de crisisjaren zoowel als de rantsoeneering
ook op het Utrechtsche electriciteitsbedrijf hun belemmerenden invloed doen gelden; aan
i) Eerste, tweede resp. derde bedrijfsjaar der N . V. P. E. G. U . S.

XIX

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-

EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

299

den anderen kant echter hebben deze jaren er veel toe bijgedragen, dat de electriciteit voor
verlichting meer algemeen werd toegepast en dat vele fabrieksdirecties, door zuinigheidsoverwegingen of kolennood gedwongen, tot toepassing van electriciteit als drijfkracht of tot opheffing van eigen inrichtingen besloten en aansluiting vroegen aan het gemeentelijke kabelnet.
Werd i n den aanvang slechts gelijkstroom opgewekt, i n 1913 ging men, zooals^reeds
vermeld, tot opwekking van draaistroom over. Opgewekt werd draaistroom van 6000 volt

F i g . 15.

HET SCHAKELBORD IN ZIJN NIEUWE GEDAANTE.

spanning, die gedeeltelijk als laagspanningsstroom van 208/120 volt, gedeeltelijk als hoogspanningsstroom van 6000 volt en sinds 1920, voor stroomlevering aan de Provincie, als hoogspanningsstroom van 10 000 volt gedistribueerd werd.

* * *
N u hiermede de ontwikkeling der stroomopwekking i n groote trekken is beschreven,
moge thans wat het kabelnet en de distributie betreft, het volgende worden medegedeeld.

300

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-

EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

XIX

B i j de gestadige uitbreiding van het kabelnet bleek al spoedig, dat het oorspronkelijk
gekozen systeem met ondergrondsche kasten, waarin de veiligheden voor de voedings- en ver-

mi

F i g . 16.

GELIJKSTROOMVOEDINGSKAST.

deelkabels waren aangebracht, niet voldeed. Toen dan ook tot den aanleg van een draaistroom'
kabelnet moest worden overgegaan, stond het vast, dat van bovengrondsche verdeelkasten gebruik zou worden gemaakt, terwijl tevens tot de geleidelijke vervanging van de ondergrondsche

XIX

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-

EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

301

gelijkstroomkasten door bovengrondsche werd besloten (zie fig. 16). De verdeelpunten van het
hoogspanningsnet, tevens transformatorstations, zijn, voor zoover het de belangrijke knooppunten betreft, waar meerdere kabels samenkomen, ondergebracht in steenen gebouwtjes (zie
fig. 17 en 18), voor minder belangrijke knooppunten van hoogspanningskabels worden hoogspanningsverdeelkasten toegepast (zie fig. 19). Overigens worden in het Utrechtsche
kabelnet plaatijzeren transformatorhuisjes (zie fig. 20) gebruikt, terwijl in de buitengemeenten

Fig.

17.

HOOGSPANNINGSSCHAKELSTATION.

eenige transformatorhuisjes zijn geplaatst als afgebeeld in de fig. 21 en 22.


Het spreekt vanzelf, dat de grootverbruikers direct op het hoogspanningsnet zijn aangesloten. Voor de belangrijkste, w. o. het Staalwalswerk der firma de Muinck Keizer en Werkspoor, wordt de aansluiting zoodanig uitgevoerd, dat bij storing in een der voedingskabels automatische omschakeling op een andere plaats vindt (zie fig. 23).
Het aantal transformatoren, geplaatst in zuilen, stations en hoogspanningsruimten bij

302

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-

EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

XIX

particulieren, bedroeg op 31 December 1924 186 stuks, met een totale capaciteit van 18 560 k V A .
A a n het eind van 1906 bedroeg het aantal geplaatste electriciteitsmeters 208; op 31 December
1924 was dit aantal gestegen tot 25 981.
T e r bevordering van het gebruik van electriciteit als beweegkracht voor de kleinindustrie
werd door den Gemeenteraad op 20 November 1913 besloten om tot het i n huurkoop verstrekken
van electromotoren over te gaan, terwijl op Augustus 1917 besloten werd om ook lichtinstallaties

F i g . 18.

INRICHTING HOOGSPANNINGSSCHAKELSTATION.

i n huurkoop te verstrekken, ten einde ook de minder gegoeden i n de gelegenheid te stellen,


hunne woningen met electriciteit te verlichten.
Sinds 1 Januari 1922 worden van gemeentewege lichtinstallaties aangelegd, die het
eigendom van de Gemeente blijven en waarvoor jaarlijks een gering bedrag aan huur
wordt geheven.
Vanaf dienzelfden datum is ook het woonhuis-abonnementstarief ingevoerd, om

XIX

GEMEENTELIJK

ELEC TRICI TEI TS- EN TRAMBEDRIJF

het gebruik van electriciteit voor huishoudelijke


vorderen.

doeleinden

en

* * *

F i g . 19. HOOGSPANNINGSVERDEELKAST.

UTRECHT.

303
303

voor verwarming te be-

304
304

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-

EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

XIX

De tarieven zijn zooals overal elders vele malen gewijzigd. Gingen zij eerst door de
gunstige resultaten van het bedrijf omlaag, door de voortdurende stijging van kolen- en materiaalprijzen, later ook door de stijgende arbeidsloonen, moesten zij weder verhoogd worden. In

Fig. 20.

PLAATIJZEREN TRANSFORMATORHUISJE.

Maart 1921 konden zij weder worden verlaagd, terwijl ook in 1924, gezien de gunstige
resultaten van het jaar 1923, wederom tot een verlaging is overgegaan; bovendien is een

XIX

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-

EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

305
305

speciaal tarief voor winkelverlichting door den Gemeenteraad aangenomen, welk tarief op
1 September 1924 in werking is getreden.

Fig. 21.

TRANSFORHATORHUISJE MET BOVENGRONDSCHE LAAGSPANNINGSAANSLUITING.

Met afnemers van belangrijke

hoeveelheden

electriciteit, zoowel

voor

verhch20

306
306

GEMEENTELIJK

ELE C TRI Cl TEI TS- EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

XIX

ring als voor beweegkracht, zijn van den aanvang af bijzondere contracten afgesloten.
In September 1913 is een aanvang gemaakt met de stroomlevering aan buitengemeenten;

Fig. 22.

TRANSFORMATORHUISJE IN EEN DER BUITENGEMEENTEN.

een zestal gemeenten in de onmiddellijke nabijheid van Utrecht wordt van gemeentewege van
electriciteit voorzien, terwijl tot aan den dag, waarop de centrale overging aan de N . V . Prov.

XIX

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITS-

EN TRAMBEDRIJF

UTRECHT.

307
307

en Gem. Utr. Stroomleveringsbedrijf, ook de N . V . Prov. Utr. Electr. Mij., voor de voorziening
der Provincie, den stroom uit de gemeentelijke centrale van Utrecht betrok.
In den aanvang werden slechts enkele der voornaamste verkeerswegen in de stad van

Fig. 23.

FABRIEKSAANSLUITING MET AUTOMATISCHE OMSCHAKELING.

electrische straatverlichting voorzien; in Maart 1921 besloot de Gemeenteraad tot de algeheele


electrificatie der openbare verlichting, welk werk in den aanvang van 1923 geheel voltooid was.
Op 31 December 1924 waren 2731 lampen der openbare verlichting aangesloten.

i308
08

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEIT

EN TRAMBEDRIJF

Financieele gegevens (kapitaal).

J "*
3

1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Aanlegkosten der
centrale X iooo
453
527
623
670
674
675
785
1 027
1 105
1 224
1 243
1298
1 558
1 635
2 419
3 740
- )
- )
)
1

Aanlegkosten van
het net X iooo,
275
297
309
328
362
391
450
552
658
772
877
987
1 121
1 459
2 010
2 617
3 198
3 616
4 191

Boekwaarde der eentrale X / iooo,


436
502
556
581
559
525
573
738
775
887
841
831
1025
1213
1906
3 077
- )
1

UTRECHT.

XIX

Tabel

1 (fig. 24)

Boekwaarde van het


net X / iooo,
267
284
287
296
321
340
381
471
561
653
731
812
923
1213
1707
2 239
2 719
2 993
3 378

1) Sinds i Januari 1922 is het opwekkingsbedrijf gekomen onder de N. V.Prov.en Gem. Utr. Strooi
leveringsbedrijf.

Tabel

Gegevens betreffende het verzorgingsgebied.


Jaar.

Aantal inwoners der


aangesloten gemeenten.

1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

114 694
114 888
116 783
119 006
120 208
121 325
122 850
124 415
132 848
135 967
142 367
145 124
146 673
148 972
151 547
155 579
158 654
161 919
162 830

Aantal aansluitingen
licht en huishoudelijk
huishoudelijke doeleinden.
149
196
252
340
438
544
693
866
1033
1 256
1 645
2 410
3 654
5 379
6 862
9 674
16 249
20 862
23 476

Aantal aansluitingen
voor kracht.
52
90
19
150
178
211
287
355
384
477
577
611
679
758
919
1 040
183
282
1426

1) Exd. het bij de N. V. Prov. Utr. Electr. Mij. aangesloten vermogen.

2 (fig. 2

Totaal aangesloten
vermogen in kW. )
1

1239
1 997
2 644
3 174
3 692
4 319
5 151
6 386
7 885
10738
1 790
3 081
6 034
17 988
21 731
28 874
32 103
33 469
36 457

25
GEMEENTELIJK
Gegevens betreffende

a a r

ELECTRICITEITS-

1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922 )
1923 )
1924 )
1

')

543,7
1 154,8
1 547,4
1 807,6
1 899.9
2 167,0
2 677,9
3 485.5
4 376,1
6 327,8
8 569,6
7 427,3
10 107,7
13 812,1
20 406,0
26 395,7
19 723,8
24 839,7
28 736,9

UTRECHT.

Tabel 3 (fig. 26)

het verbruik

Totaal aantal Maximale bein het net afge- lasting van het
leverde k W h geheele bedrijf
X iooo.
in k W .

EN TRAMBEDRIJF

Verkochte
k W h voor
Verkochte
licht en huis- 1 k W h voor
houdelijke j
kracht
doeleinden
X iooo.
X iooo.

Bedrijfstijd
in uren.

428
579
757
880
1 016
1 187
1 386
1 620
1 890
2 800
3 485
3 200
3 970
5 700
9 520
9 840
8 945
10 735
11 230

1402
2 138
2 191
2 164
1 977
1 920
2 029
2 411
2 666
2 561
2 711
2 540
2 700
2 555
2 223
2 760
2 300
2 400
2 636

203
301
431
523
610
718
880
1 099
1 129
1 288
1446
997
1 533
2 345
2 723
3 338
4 283
5 703
6 484

Verkochte
k W h voor
tractie
| X iooo.

55
112
140
180
224
327
486
783
1 408
2 684
4 255
2 159
5 707
7 906
14 126
19 009
12 136
14 916
17 569

240
672
895
985
932
964
1 096
1 167
1 166
1 338
1 536
1 164
1 188
1 643
1 500
1 603
1 673
1 786
1 919

a a r

Totale opwekkosten en /of


stroominko'op
Tooo X

1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

305
341
380
366
309
293
282
282
243
228
195
92
93
97
88
77
59
61
61

25

24

24

23

23

22

22

21

21

20

20

19

19

18

18

17

17

16

16

15

15

14

14

13

13

12

12

11

11

10

10
9

Electriciteit gekocht van de N . V . Prov. en Gem. Utr. Stroomleveringsbedrijf.

Tabel

Financieele gegevens (exploitatie).

Verbruik voor
Hcht en huishoudelijke doeleinden per aangesloten hoofd
in k W h .

25

60
82
102
95
97
111
146
137
177
240
309
365
686
1 000
1 564
1 222
--*)
- )
*j
1

. ,
,
,
'
distributiekosten
-T

l o t a

1 C

28
34
39
36
39
45
54
52
65
80
100
120
162
251
377
437
553
627
723

T t\c
lotaie
uitgaven
-~
n

1 O 0

88
116
141
131
136
156
190
189
242
320
409
485
848
1 251
1 941
1 659
1 471
1 618
1 839

(fig. 27)

Tnt*\o
Totale
Totale
luidie
uitgaven per in ontvanqsten per
ontvangsten

.
htekWh
^de k W h in cts.
in cts.

h e t

n e t

a f q

e v e r

v e i k o c

I O

74
135
168
180
187
206
253
302
323
412
510
508
1 086
1577
2 562
2 214
1 981
2 488
2 739

17.66
10,71
9,62
7,74
7,68
7,79
8,14
6,20
6,54
6,02
5.65"
7,67
10.00
10,51
10,58
6,92
8,13
7,22"
6,40
3

;;

5
4

14,81
12.47
11,49*
10,65
10,61
10,24*
10,20
9,91=
8,73 '
7.76
7,05
8,04
12,88
13,26
13,41
9,24
10,94
11,10'
10,52*

vor-oo
O O O

c r i O r t < M c o ^ - m ^ o r - ~ o o c T i O
iH
i-l , H <-l rH
r-l rH rH rH N

H
N

N
N

*
N

is
0

h
0

oo
0

c r i O r t ( N C O ' * - i o i o r - o o o i O

SS S2 3;

5 l 5 ; a 2 2 2 2 2 2 2 2

2 2 2 2

r H r H r H r H r H r H r H r H r H r H C M C M C < I C N 2

F i g . 27.

F i g . 25.

F i g . 24.

F i g . 26.

!) Vanaf 1 Januari 1922 is het stroomopwekkingsbedrijf gekomen onder de N . V . Prov. en Gem. Utr. Stroomleveringsbedrijf.

Aanlegkosten der centrale


Aanlegkosten van het net
Boekwaarde der centrale
Boekwaarde van het net

X
X
X
X

500 000.
500 000.
500 000.
500 000.

Totaal aantal inwoners der aangesloten gemeenten X 10 000.


Aantal aansluitingen voor licht en huishoudelijke doeleinden
X 1 000.
Aantal aansluitingen voor kracht X 1 000.
Totaal aangesloten vermogen in k W X 2 000 (excl. het bij de
P. U . E . M . aangesloten vermogen).

Totaal aantal in het net afgeleverde k W h X 2 000 000.


Maximale belasting van het geheele bedrijf in k W X 1 000.
Bedrijfstijd in uren X 200.
Verkochte k W h voor licht en huishoudelijke doeleinden X 2,10".
Verkochte k W h voor kracht X 2.10".
++++++++++++ Verkochte k W h voor tractie X 2.10,
Verbruik voor licht en huishoudelijke doeleinden per aangesloten hoofd in k W h X 20.

Totale
Totale
Totale
Totale
Totale
Totale

opwekkosten en/of stroominkoop X 200 000.


distributiekosten X 200 000.
uitgaven X f 200 000.
ontvangsten X 200 000.
uitgaven per in het net afgeleverde k W h in cts.
ontvangsten per verkochte k W h in cts.

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE PROVINCIE


UTRECHT,

fl/5p^lfl

n I

l i

bemoeiingen van het Provinciale Bestuur van Utrecht met de electriciteitse r e n van het jaar 1914, in welk jaar door Gede-

V O O r 2 i e n m g

M M-JI]

P U T E E R D E

%ymmuf^T

V 3 n

v a n

S T A T E N

d i t
3

g e w e s t

R O F

date

- - FELDMANN opdracht werd gegeven tot het uitbrengen


C

aangelegenheid, welk rapport verscheen in Mei 1914


Naar aanleiding daarvan werd in een bijzondere zitting der Staten van October
1914 een provmciale verordening, betreffende de voortbrenging en levering van electrischen
stroom vastgesteld welke verordening Gedeputeerde Staten gelegenheid gaf, den gewenschten
invloed op de verdere ontwikkeling der electriciteitsvoorziening uit te oefenen.
Hierop volgde een tweede rapport van prof. FELDHANN in Juni 1915, met nader uitgewerkte voorstellen en daarop werd in een buitengewone zitting in Mei 1916 het besluit genomen- 1 vanwege de Provincie een rijksconcessie te vragen en te aanvaarden voor het geheele
gebied der Provincie;
E

R A

PP

R T

O V E R

D E

2 over te gaan tot de oprichting van de N . V . Provinciale Utrechtsche ElectriciteitsMaatschappij met een aandeelenkapitaal van 500 0 0 0 , - , waarin door de Provincie voor ten
worden

estort

E N

W E L K

K A

I T A A L

voorloopig 20% zou

.
..
^opvolgende zomerzitting werden Gedeputeerde Staten gemachtigd, de door
het Ruk aan de Provincie verleende concessie aan de Vennootschap over te dragen, terwijl in de
tweede helft van het jaar de oprichting een feit werd en de directie werd benoemd
Alvorens de geschiedenis van de Vennootschap te vervolgen, moet hier melding worden
gemaakt van de omstandigheid, dat in het gebied der provincie Utrecht op het terrein der electnciteitsvoorziemng reeds allerlei was geschied, waarvan het voornaamste hier moge volgen:
October 1897
De gemeente Baarn verleent concessie voor de levering van electriciteit aan
de Industneele Maatschappij te Baarn.
Mei 1898.
Maarssen en Maarsseveen verleenen concessie aan de Accumulatorenfabriek
te Maarssen, directie C . E . WOLFF
September 1898. Abcoude-Proostdij en Abcoude-Baambrugge verleenen concessie aan de
Accumulatorenfabriek te Maarssen, directie C . E . WOLFF
December 1898. De gemeente Driebergen verleent concessie aan Hofstede Grull & Willink
te Borne, welke concessie echter weldra werd overgedragen aan de Industneele Maatschappij te Amsterdam.
I n

d e

310
310

PROVINCIALE

UTRECHTSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XX

Februari 1899.

De gemeente Doorn verleent concessie aan Hofstede Crull & Willink, welke
concessie eveneens na korten tijd werd overgedragen aan de Industrieele
Maatschappij te Amsterdam.
Voor Driebergen en Doorn werd een gemeenschappelijke centrale gesticht.
Mei 1905.
De gemeente De Bilt verleent concessie aan de Electriciteits Maatschappij
De Bilt".
1905.
Oprichting van het Gemeente Electriciteitsbedrijf te Utrecht,
December 1910. De gemeente Rhenen verleent concessie aan de Electriciteits Maatschappij
Rhenen",
1912.
Oprichting van het Gemeente Electriciteitsbedrijf te Zeist.
September 1912 De gemeente Soest, welke oorspronkelijk een eigen electriciteitsbedrijf had
en Juni 1913.
gexploiteerd, verleent concessie voor levering van draaistroom aan de Hollandsche Electriciteits Maatschappij te Hilversum.
October 1913.
De gemeente Eemnes verleent concessie aan de Hollandsche Electriciteits
Maatschappij voornoemd.
April 1914.
De gemeente Amersfoort sluit een contract voor levering en gros met de Hollandsche Electriciteits Maatschappij voornoemd.
September 1914. De gemeente Utrecht sluit een overeenkomst met de gemeenten Haarzuilns,
Vleuten en Oudenrijn voor stroomlevering direct aan de ingezetenen.
AUe voorzieningen, waarvan hier sprake was, tot aan het jaar 1910 toe, betreffen gehjkstroominrichtingen. Daarna vangt de ontwikkeling der draaistroomcentralen aan. In Zeist werd
dit systeem onmiddellijk gekozen. Utrecht ging er later toe over, terwijl ook de Hollandsche
Electriciteits Maatschappij dit systeem van den aanvang af heeft toegepast.
Het was niet het eenvoudigste deel van de taak der nieuwe provinciale vennootschap om
het aldus historisch gegroeide in haar systeem op te nemen en tot een technische en administratieve eenheid te verwerken. Voor zoover de bestaande netten voor het gelijkstroomsysteem
waren ingericht moest een kostbare ombouw voor draaistroom geschieden, terwijl de inventaris
der kleine centralen op korten termijn moest worden afgeschreven.
Bij de oprichting der Vennootschap werden tot Commissarissen benoemd:
mr. M . W . L . A . BILDERDIJK, lid van Gedeputeerde Staten van Utrecht; ir. F . A . R. A .
BARON VAN ITTERSUH, lid van Gedeputeerde Staten van Utrecht; mr. J . B . L . C . C . B A R O N
DE WIJCKERSLOOTH DE WEERDESTEYN, lid van Gedeputeerde Staten van Utrecht; mr. J . C. GRAAF

VAN RANDWIJCK, Burgemeester der gemeente Amersfoort; mr. dr. W. A . VAN ZIJST, Wethouder
der gemeente Utrecht en F . H . FENTENER VAN VLISSINGEN, directeur der Steenkolen-Handelsvereeniging te Utrecht, waarvan de beide eersten respectievelijk als voorzitter en als secretaris
fungeerden, terwijl deze beiden met den heer FENTENER VAN VLISSINGEN den Raad van Toezicht

De heer BILDERDIJK ontviel reeds in het jaar 1917 door overlijden aan de Vennootschap
en werd opgevolgd door mr. dr. F . A . C. GRAAF VAN L Y N D E N VAN SANDENBRG, toenmaals
Commissaris der Koningin in de provincie Utrecht.
Gedurende de eerste moeilijke jaren der Vennootschap heeft deze de functie van voorzitter vervuld tot in den aanvang van 1924. Voor de wijze, waarop hij zijn taak opvatte en
vervulde, is de Vennootschap hem blijvend dank verschuldigd.
Bij zijn heengaan werd hij vervangen door den tegenwoordigen Commissaris der K o ningin, mr. H . T H . S' JACOB; thans is het bestuur als volgt geconstitueerd:

r m

XX

PROVINCIALE UTRECHTSCHE

iL* ^
1

WEERD,

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

311

j'
'
issaris der Koningin; Jhr. W. E. BOSCH VAN O U D A M E L I S lid van Gedeputeerde Staten; F . H. FENTENER VAN VLISSINGEN, directeur dersSj A C O B

Comm

^
v tJ.nH . ^T H .rO .iKETTLITZ,r hd
; van
V Gedeputeerde
f ^
Utrecht,
tC Utre

^ van Utrecht;
P * ~ *mr.Staten
van
Staten
T. C . GRAAF

1 M

G e d e

IZ B^nik! '
^ ^ dr. W. J. VAN BEECK CALKOEN, Burgemee^r
In den aanvang van 1917 werd overgegaan tot aankoop van het perceel Bregittenstraat 20
waar de zetel der Maatschappij gevestigd is geweest tot 1921, in welk jaar de beschikk Twerd
StaaZo
r
;
*
/ > voordien in gebruik bij de administratie der
Staatsspoorwegen. De daar aanwezige ruimte is zoodanig, dat het niet waarschijnlijk is, dat ooit
naar meerdere ruimte zal behoeven te worden omgezien.
'
"
De eerste jaren van werkzaamheid der Vennootschap vielen samen met de moeilijke tijden
in het laatst van en onmiddellijk na den wereldoorlog.
~,,
.
T
g e n worden gevoerd en voorbereidingen worden geJCK

B u r g e m e e S t C r

O V C r

V 3 n

A m e r s f

k
n C a t h a r i

t O C n

e s i n g e l

32

33

o n d e r h a n d e l i n

we^ns'd^
"
^
^

^
overgegL
wegens den hoogen prijs, respectievelijk het ontbreken der daartoe benoodigde materialen.
Tot aan het einde yan 1918 werden, gedurende den zoogenaamden hchtnood", slechts
enkele geleidingsnetten gebouwd en wel in de gemeenten Mijdrecht, Wilnis en Vinkeveen in
aansluitmg aan het geleidingsnet van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noordholland
te Uithoorn; te Breukelen en Zuilen, in aansluiting aan een geleiding, welke onder p r o v S e
m t V

C r i n g

W r k e n

e e n i g n

m V 3 n g

k 0 n

n i e t

2
T fT
,
Z^S*
^t Maarssen, teneinde de gehjkstroomcentrale aldaar te kunnen stilzetten; te Bunschoten en Spakenburg, in aansluiting aan den kabel
8

d e geme

ente U t r e c h t w a s

W
^!

HWbndsche Electriciteits Maatschappij in


het bezit van de provincie Noord-Holland was overgegaan.
Daarnaast werd in drie gemeenten, t.w. Loenen, Nigtevecht en Kockengen, een tijdelijke
centrale gesticht, die in de behoefte aan stroom moest voorzien, totdat de aansluiting aan he
provinciale net zou kunnen volgen.
k e

r t

t e V

r e n

V a n

d e

Reeds spoedig werden met het Bestuur der provincie Noord-Holland onderhandelingen
gevoerd omtrent overneming van het in de provincie Utrecht liggende deel van het geleidingsnet
Sa?^
-triciteits Maatschappij. Deze onderhandelingen leidde n"
L I

gduurde echter nog eenigen tijd vr de betrokken


zkhjh was
S ^ner kolenclausule, die destijds zeer noodH

t 0 t

U a n d s c h e

V e r e e n s t

E1

t 0 e s t e m d e n

vang

J^mtt

d C Z e r

m m i n

l n

H e t

d e

g e l d d i n g e n

h e f f i n

d e

bootschap ving daardoor eerst in den aan-

Daar inmiddels met het Gemeentebestuur van Utrecht overeenstemming was verkregen
omtrent stroomlevering uit de Utrechtsche centrale voor een tijdvak van zes jaar en de Vennootschap er in was geslaagd een gunstig gelegen terrein aan de Croeselaan te Utrecht, geschikt
voor den bouw van magazijnen, werkplaatsen, garage enz. in eigendom te krijgen, kon
vanaf d* jaar met kracht aan de uitvoering van de gemaakte plannen worden bennen!
De stroomlevering vanuit de Utrechtsche centrale ving aan op 21 November 1918. De dismeten Baarn^Soest-Amersfoort en Mijdrecht-Wilnis-Vinkeveen, die voorloopig vanuit
het geleidingsnet van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noordholland werden gevoed

overirSSMd'
1

6 0

t C

U i t h

r n

'

W C r d e n

S C P t e m b e r

1 9 2 0

P d e

Uttec

htsche centrale'

312
312

PROVINCIALE

UTRECHTSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XX

Een systematische voltooiing van het geleidingsnet werd ten zeerste bevorderd door de
omstandigheid, dat het in den loop van 1919 gelukte overeenstemming te verkrijgen met:
1 de gemeente Zeist omtrent stopzetting van de gemeentehjke centrale en levering van
de benoodigde electriciteit door de Vennootschap;
2 de aandeelhouders van de N . V . Electriciteits Maatschappij De Bt" omtrent overname der aandeelen dezer maatschappij door de Vennootschap;
3 en 4 de Industrieele Maatschappij te Amsterdam en C . E . WOLFF te Maarssen, omtrent overname van eigendommen en rechten te Baarn, Driebergen en Doorn, resp. te Maarssen,
Maarsseveen, Abcoude-Baambrugge en Abcoude-Proostdij.
Met uitzondering van die te Rhenen konden daardoor alle kleinere centralen worden stilgezet en tot concentratie der electririteitsopwekking in de gemeentehjke centrale van Utrecht
worden overgegaan. Aldus was aan het einde van 1921 het overgroote deel der Provincie in de
gelegenheid, electriciteit van de Vennootschap te betrekken.
Het daarbij gevolgde systeem was overwegend zoo, dat de laagspanningsnetten werden
gebouwd voor rekening der gemeenten door de Vennootschap, terwijl ook de exploitatie, administratief zoowel als technisch, door personeel der Vennootschap geschiedde.
Hierdoor werd een versnippering in tal van kleine bedrijfjes vermeden, wat Vooral in
Utrecht met de vele kleine gemeenten tot minder gewenschte toestanden zou hebben geleid. Het
bleek echter reeds betrekkelijk spoedig, dat ook bij de boven aangegeven inrichting nog met
alle moeilijkheden werden voorkomen en dat het veel juister zou zijn, als de geheele exploitatie
tot aan den verbruiker toe in handen der Vennootschap zou berusten.
Met het oog daarop werden aan de Gemeentebesturen voorstellen gedaan om de geleidingsnetten in hun geheel aan de Vennootschap over te doen; in bijna alle gevallen vond dit
voorstel een gunstig onthaal.
'
'
Met uitzondering van de gemeenten Amersfoort, Zeist en Veenendaal zal thans spoedig
in het geheele verzorgingsgebied de levering aan de particulieren door de Vennootschap direct
geschieden. De practijk heeft reeds geleerd, dat daarmede een groote vereenvoudiging, een belangrijke bezuiniging en een snellere behandeling van zaken gepaard gaat, zoodat het bedrijf zich
gelukkig acht dit systeem op zoo ruime schaal te hebben kunnen doorvoeren, ondanks de omstandigheid, dat de oorspronkelijke opzet op geheel andere wijze was geschied.
Reeds werd melding gemaakt van de omstandigheid, dat met de gemeente Utrecht een
inkoopcontract voor de door de Vennootschap benoodigde electriciteit werd afgesloten met een
duur van zes jaren. Tijdens dezen contractsduur werden in den loop van het jaar 1921 besprekingen gevoerd tusschen de Besturen van Provincie en Gemeente, omtrent een eventueele belangengemeenschap inzake de opwekking van electriciteit. Deze besprekingen leidden tot overeenstemming en in het jaar 1922 werd voor het eerst de stroom verkregen van de N.V. Provinciaal en Gemeentelijk Utrechtsch Stroomleveringsbedrijf (P.E.G.U.S.), welke Vennootschap
door de beide openbare lichamen werd opgericht met het doel, de electriciteit tegen kostprijs
te leveren aan het Gemeente Electriciteitsbedrijf te Utrecht en de N . V . Provinciale Utrechtsche
Electriciteits-Maatschappij.
. .
Deze nieuwe Vennootschap heeft een kapitaal van 2 068 000 waarvan Provincie en
Gemeente elk de helft hebben verstrekt.
Het bestuur bestaat uit een Raad van Commissarissen van negen leden, waarvan twee
uit het College van Gedeputeerde Staten, twee uit dat van Burgemeester en Wethouders der Gemeente, terwijl twee worden gekozen door het personeel.

XX

PROVINCIALE

UTRECHTSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

313
313

Tot n u toe is de directie gevoerd door twee personen, de directeuren van de distributiebedrijven van Provincie en Gemeente, die tegelijkertijd directeur zijn van de N . V . P . E . G . U . S .
De nieuwe Vennootschap heeft den bouw ter hand genomen van een nieuwe centrale
aan het Merwedekanaal, waarvoor de plannen oorspronkelijk reeds door het gemeentelijke
bedrijf waren opgezet.
Op deze wijze is het mogelijk geworden, dat voor het gebied der provincie Utrecht volkomen centralisatie i n de opwekking mogelijk is geworden. D e eenige afzonderlijke kleine centrale, die nog over is, n l . die te Rhenen, zal op 1 M e i 1926 worden stilgezet.
De ervaringen, die tot nu toe met de bovenomschreven belangengemeenschap zijn verkregen, hebben geheel beantwoord aan de verwachtingen.
Ten slotte moge worden vermeld, dat het geleidingsnet der Vennootschap op 31 December
1924 omvatte: 388 k m 10 000 volt-kabel, 75 k m 10 000 volt-luchtleiding, 55 k m laagspanningskabel, 433 k m laagspanningsluchdeiding, en dat i n 55 gemeenten electriciteit wordt geleverd
tot een hoeveelheid, welke i n nevensgaande tabel chronologisch is gerangschikt.
Het hierbij afgedrukte kaartje geeft een overzicht van het 10 000 volt-geleidingsnet.

314

PROVINCIALE

UTRECHTSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van het hoogspanningsnet.


: ' v?"
:J

J *
aar

Aanlegkosten van het net


x iooo,.

Boekwaarde van het net


X iooo,.

77,6
475,0
1 495,2
2 489,7
3 026,3
3 323,5
3 590,8

75,3
470,1
1475,6
2 419,6
2 855,4
3 053,9
3 218,6

1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924
1)

X X

Tabel 1 (fig. 1).

Lengte van het io ooo volthoogspanningsnet in km.


Ondergr.

Bovengr.

26
46
154
257
304
330
388

26
40
65
73
88
75 *)
75

13 km uit bedrijf.

Gegevens betreffende het verzorgingsgebied.


Jaar.

Totaal aantal inwoners van het verzorgingsgebied.

_
.
.
Totaal aantal inwoners der aangesloten
gemeenten.

1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

187 919
190 283
195 036
199 730
204 504
211291
215 913

62 752
89 043
130 314
167 042
185 259
193 850
215 366

Tabel 2 (fig. 2).


Aantal aansluitingen
huishou-

v o o r

d e l i j k e

l i c h t (

d o e l e i n d c n

c n

kleinindustrie.

5 820
9 386
13 714
17 745
20115
23 476

Aantal aansluitingen
grootindustrie.

v o o r

3
10
29
52
70
74

25
PROVINCIALE

UTRECHTSCHE

Totaal aantal

24

Tabel 3 (fig- 3)

Gegevens betreffende het verbruik.

24

24

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

23

23
23

22

22

. .
Maximale

Verkochte k W h
voorlicht,
v

Verkochte k W h Verkochte k W h
t r a c t i e

22

21

21
21

20

20
X

I 0 0

in K W .

20

1208,4

19

19
19

18

18

1365,5

1919 !

2 030,2

1351,35

1435

1 873,0

60,5

1Q90 !

5 752 7

2 573,29

2 240

4 302,8

1 101,3

94 0

296335

2 680

4433,3

2 594,5

481,8

3 598,25

2 697

5 311,3

3 240,3

540,4

2 945

1918 !

921

410,00

1922

9 717 3

923

12 319 0

4 170 49

2 955

6 439,0

4 230,7

587,6

924 |

154 92

531140

2918

7 686,5

5219,9

1246,7

17

17

10

15

15

14

1 A

13

13

12

12

11

11

10

10
9

7
Financieele
gegevens (exploitatie).
iaiH-H--l- V j V , ^ ^ . .
,
/
1 _
,
. f
Totale opwekTotale
laar \
'
' distributiekosten
]aar.
> "stroominkoop :
o..
| X iooo- j
X

k o s t e n

e n

dc

I 0 0

|
Totale
!
uitgaven
! X iooo..
I

Tabel 4 (g. 4)

37,1

M ^ g M

_
,
1 otale
ontvangsten
X iooo.
.

9t9

212 9

[920

524,1

230l5

L921

419,8

447,1

L922

326,6

795,2

L923

355 1

928,5

1 283,6

1343,0

1924

392,8

1 180,0

1572,8

1 666,6

I
i

111

I Totale uitgaven
Totale
i
f . ontvangsten per
d
k W h verkochte k W h
in cts.
!
i n

q e l e v e r

i Q

h e t

n e t

c t s

250,0

239,8

12,5

754,6

778,1

13,1

866,9

862,7

0,9

1.40

1 121,8

1063,1

1,5

,70

10,4
10,2

8,84

11,80

14.40

11,90

-3

2
o,
rH

01

rH

8
g
o,
rH

rH

Fig.

I5 1
2 S
2
rH

rH

OO

C\

O,
ril
Ol

O
rH
CM CM

Ol

CM

1
a

CO ^ "
CM CS

o\

OO
rH

Ol
rH

O
CM

CS

N
Ol

tO
*
CM CM

a a 0

00

01

Cft

Ol

rH

o H
CM co
rH CM CM CM CM
O,

o>

Cft

CM

Ol

rH

1.

Aanlegkosten van het net X 500 000.


Boekwaarde van het net X 500 000.
Lengte v a n het 10 000 volt-kabelnet m
km X 50.
Lengte van het 10 000 volt-bovengrondsch
net in k m X 50.

Fig.

Fig.

2.

Totaal aantal inwoners van het verzorgingsgebied X 10 000.


Totaal aantal inwoners der aangesloten
gemeenten X 10 000.
Aantal aansluitingen voor licht, huishoudelijke doeleinden en kleinindustrie
X 1 000.
Aantal aansluitingen voor grootindustrie
X 10.

Fig.

3.

Totaal aantal i n het net afgeleverde k W h


X 10 .
Maximale belasting van het geheele bedrijf i n k W X 1 000.
Bedrijfstijd i n uren X 200.
Verkochte k W h voor licht, huishoudelijke
doeleinden en kleinindustrie X 10 .
Verkochte k W h voor grootindustrie X 10".
Verkochte k W h voor tractie X 10 .
6

4.

Totale opwekkosten en/of stroominkoop


X 1 0 0 000.
Totale distributiekosten X 100 000.
Totale uitgaven
X 100 000.
Totale ontvangsten
X 100 000.
Totale uitgaven per in het net afgeleverde
k W h in cts.
Totale ontvangsten per verkochte k W h
in cts.

DRUK GEL'ZE DORDRECHT

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE GEMEENTE


NIJMEGEN.
E electriciteitsvoorziening van de gemeente Nijmegen dateert van het jaar 1908.
Toen er in het jaar 1907 van verschillende zijden op werd aangedrongen ook voor
de gemeente Nijmegen na te gaan of het mogelijk zou wezen tot de oprichting
van een eigen electriciteitsbedrijf te geraken, besloot de Raad voor het maken
der voorloopige plannen en berekeningen tut te. nnr>Hiorn i r T-T T n u n . .
tijd adjunct-directeur aan de Gemeente-Electririteitswerken te Amsterdam. Het gevraagde rapport werd op 31 Augustus 1907 aan den Raad aangeboden, waarna op 26 October van datzelfde
jaar de voorstellen, om tot de oprichting van een electriciteitsbedrijf over te gaan, door den
Raad werden aangenomen. In de daaropvolgende raadszitting van 9 November 1907 werd
ir. H. LOHR tot directeur van het nieuwe bedrijf benoemd en werd hem de uitvoering der plannen
opgedragen.
Was in het oorspronkelijke plan het vermogen van de centrale gesteld op 750 kW en wel
verdeeld over drie machines elk van 250 kW, zoo bleek reeds tijdens het maken der definitieve
plannen de wenschelijkheid dit vermogen aanzienlijk te vergrooten. De reden hiertoe hield verband met de vestiging te Nijmegen van een groot particulier bedrijf, waarvan de directie zich
genegen verklaarde, alle door haar voor licht en kracht benoodigde energie in den vorm van
electriciteit van de Gemeente te betrekken, mits de benoodigde stroom tegen een zeer laag tarief
ter beschikking kon worden gesteld. Een dergelijke stroomlevering bleek alleen mogelijk vanuit
een centrale, welke over grootere machine-eenheden beschikte dan die, waarmede in het oorspronkelijke plan was gerekend. Inmiddels werd ook voor de gemeenten Ubbergen Beek
en Berg en Dal een overeenkomst tot stroomlevering met een aldaar reeds gevestigde electriciteitsmaatschappij afgesloten, terwijl tevens de mogelijkheid niet uitgesloten bleek, dat in de
naaste toekomst ook in andere aangrenzende gemeenten stroom zou kunnen worden geleverd
Ook het hoogspanningsnet, hetwelk oorspronkelijk volgens de toentertijd algemeen geldende opvatting voor dnephasen-wisselstroom met een spanning van 3000 volt was geprojecteerd
werd in verband met de grootere uitgestrektheid van het verzorgingsgebied anders uitgevoerd
en wel voor een bedrijfsspanning van 6000 tot maximaal 6500 volt. Dat hiermede een zeer gelukkige greep werd gedaan, is in de latere bedrijfsjaren duidelijk gebleken.
Het volledige kabelnet werd, in verband met de lage noteering van de kopermarkt, zoo snel
mogelijk aanbesteed en op 24 December 1907 aan de firma Feiten & Guilleaume, Lahmeijerwerke te Kln-Mlheim gegund.

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

316

NIJMEGEN.

XXI

Voor de machines en ketels werden tweeledige aanbiedingen gevraagd en wel ten eerste
voor machines van de oorspronkelijk geprojecteerde grootte en ten tweede voor dubbel zoo groote
aggregaten. U i t het resultaat der inschrijving bleek, dat, mede door de verkregen besparing op
de kosten van het kabelnet, zonder aanzienlijke overschrijding der uitgetrokken bedragen overgegaan kon worden tot bestelling van drie AJE.G.-turbogeneratoren, elk met een vermogen
van 500 k W en drie Steinmller-waterpijpketels met handstookinrichting elk met een V . O . van
216 m , een R . O . van 6,16 m en een stoomdruk van 12 atm. overdruk, geschikt voor een stoomproductie van normaal 4000 kg en maximaal 5000 kg per uur.
De levering van de stoomleidingen met toebehooren werd gegund aan de fabriek L . & G .
Steinmller te Gummersbach, die ook opdracht kreeg voor het aanbrengen van het voedingswaterreinigingstoestel en den economiser, type Green. D e levering van den completen electrischen schakelaanleg werd op2

gedragen aan de Allgemeine


Elektricitats Gesellschaft te
Berlijn, welke voor de uitvoering het toentertijd allernieuwste op dit gebied in toepassing
zou brengen.
Met
het oog op een
gemakkehjken en goedkoopen
aanvoer der kolen en i n verband met de noodzakelijkheid
om voor de turbines over voldoend koelwater te kunnen
beschikken, was het zeer gewenscht voor de centrale een
terrein uit te kiezen, dat door
zijn ligging aan de rivier de
Waal aan deze beide voorwaarden voldeed. D e keuze viel op
F i g . 1.

DE VOORMALIGE WAALHAVEN TER PLAATSE WAAR ZICH

THANS DE ELECTRICITEITSFABRIEK BEVINDT.

het

Waalplein,

dat

aan

de

Waalkade vlak naast de spoorb r u g i n de


benedenstad
was gelegen. Aangezien zich

vroeger daar ter plaatse een haven had bevonden (zie fig. 1), die indertijd met grond van
zeer willekeurige samenstelling was gedempt, was de veronderstelling gewettigd, dat het
maken der fundeering groote omzichtigheid zou vorderen, hetgeen door proefboringen dan
ook werd bevestigd. O p 27 A p r i l 1908 werd met het uitgraven van de oude havenkom aangevangen, de zoo ontstane fundeeringsput werd daarna met zuiver rivierzand gedeeltelijk volgespoten, waarna op dit zand zware platen van gewapend beton werden gelegd. Reeds den 9den
Juli d.a.v. waren deze betonwerken gereed, zoodat op 27 Juli kon worden aangevangen met
het metselen van het gebouw, hetwelk op 29 October van datzelfde jaar glas- en waterdicht
werd opgeleverd.
F i g . 2 geeft een beeld van de situatie der electriciteitsfabriek, terwijl fig. 3 den N o o r d en Westgevel van het oorspronkelijke gebouw vertoont, gezien vanaf de Waalzijde, met gezicht

XXI

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

NIJMEGEN.

317

op de machinezaal en het daar achtergelegen ketelhuis. F i g . 4 geeft den Oostgevel; rechts op deze
at beelding ziet men de directeurswoning.
Ter verkrijging van het benoodigde koelwater voor de turbines werd i n de Waalkade
dus langs de rivier de Waal, een draineerleiding gelegd, welke op 12 m diepte onder den beganen
grond moest worden aangebracht; dit werk, waarvoor 12000 m* grond moesten worden uitgegraven, leverde zeer vele moeilijkheden op.
Nadat op 4 November 1908 i n tegenwoordigheid van Burgemeester en Wethouders van
Nijmegen het eerste vuur onder de ketels was gelegd, kon op 23 November van datzelfde jaar
Tl

* g ^ het kabelnet worden aangevangen. D a t de toenmalige


bedrijfsleiding nog met vele moeilijkheden te kampen had, behoeft wel geen nadere toelichting
vooral als men bedenkt, dat eerst op 20 September 1909 het gebouw i n alle onderdeden gereed
kwam en alle nog ontbrekende deelen van de mechanische en electrische inrichting i n bedrijf
konden worden genomen.
'
s t r o o n J e v e r i

F i g . 2.

Lfa* '

Fig 5

SITUATIE DER ELECTRICITEITSFABRIEK.

f
P den voorgrond zijn twee der kleine turbines
Zichtbaar, rechts ziet men de schakeltribune, waarvan fig. 6 een afzonderlijke voorstelling geeft.
Cft

d C

in fi. 7^
? \ f
"
g
" r a l e bleken de handstookinrichtingen, welke
i n fig. 7 duidelijk zichtbaar zijn, niet te voldoen; de zware rookzuilen, die uit den 65 m hoogen
schoorsteen opstegen, gaven aanleiding tot klachten van omwonenden, terwijl ook het kolencijfer
met aan de verwachtingen beantwoordde. Aangezien de belasting der centrale en daardoor ook
n

b e d r

f n e n u n

c e i

tn ZTr
* '
overgegaan zou kunnen worden tot het inbouwen van automatisch werkende roosters, waarop bij den bouw van het ketelhuis
reeds was gerekend, werden achtereenvolgens dergelijke roosters voor de drie ketels besteld
waarvan de laatste i n begin 1912 i n bedrijf kon worden genomen.
t C l S

L X

IOSS

g S t e

e n

d a t

gg
e p e n , werd i n Maart 1910 een
kaSnlrt
^
,
S
^omtn, terwijl i n Juli van het jaar 1911 een mechanische
ko entransportinrichtmg, met een capaciteit van 20 ton per uur, i n bedrijf kwam. D e kosten van
het transport der kolen uit het schip tot op het terrein daalden hierdoor van 85 ct. tot rond 38
oi

g e d

e V e n

k r a a n

i n

U i t

e b r u i k

e n d e

s c

318

GEMEENTE-ELEC

Fig.

3.

TRICI TEI TSWERKEN

NIJMEGEN.

XXI

DE NOORD- EN WESTGEVEL DER OORSPRONKELIJKE CENTRALE.

Einde 1911 werd een vierde ketel, eveneens van het fabrikaat Steinmller, in bedrijf gesteld;
deze ketel met een V.O. van 364 m , een R.O. van 12,32 m en een stoomdruk van 12 atm. overdruk,
was geschikt voor een stoomproductie van normaal 10 000 kg, maximaal 12 000 kg per uur.
2

Fig.

4.

DE OOSTGEVEL, RECHTS DE DIRECTEURSWONING.

XXI

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

NIJMEGEN.

319

D e indertijd gemaakte draineerleiding voor het koelwater der condensors voldeed niet
aan de gestelde verwachtingen; zelfs kon bij den lagen waterstand i n den zomer van 1911 geen
voldoende hoeveelheid koelwater worden verkregen, zoodat de turbines enkele weken met hoogen
tegendruk moesten loopen. Besloten werd, deze draineerleiding i n open verbinding met de rivier
te brengen en wel aan haar oostelijk uiteinde door middel van twee buizen elk van 50 cm diameter,
en aan haar westelijk uiteinde door n buis van 60 cm diameter (zie fig. 2). In deze nieuwe buisleidingen werden schuiven aangebracht, teneinde bij hoogen rivierstand, wanneer het Waalwater
sterk slibhoudend is, de buizen te kunnen afsluiten en zoodoende verzanding te voorkomen..
D e steeds stijgende belasting van de centrale, welke van 450 k W i n 1909 tot 1200 k W i n
1911 opliep, deed het nuttig opgestelde vermogen van 2 X 500 = 1000 k W te gering worden,

F i g . 5.

DE MACHINEZAAL MET DE OORSPRONKELIJKE TURBINES.

zoodat de opstelling van een vierde machine noodzakelijk werd. M e t het oog op de gestadige
aangroeiing van het aantal verbruikers en tevens i n verband met de te verwachten belasting door
de gemeentelijke electrische tram, kon op het binnen korten tijd optreden eener maximale belasting van 2000 k W worden gerekend. D e nieuwe machine werd dan ook eveneens bij de
A . E . G . besteld voor een vermogen van 2500 k V A bij cos <p = 0,9 en kon i n Januari van 1912
m bedrijf worden genomen. Opmerking verdient hierbij het enorme prijsverschil tusschen deze
machine en de eerste drie kleine machines van 500 k W ; terwijl deze laatste n l . 75, per k W
kostten, bedroeg de prijs voor de nieuwe machine slechts 26, per k W .
In 1911 werd met de stroomlevering aan de Gemeentetram begonnen; hiervoor werden
in de centrale twee cascade-omzetters elk van 300 k W opgesteld, terwijl i n 1912 nog een nankeromzetter eveneens van 300 k W i n het onderstation te Beek i n bedrijf werd genomen.

320

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

NIJMEGEN.

XXI

Behalve* wat de uitbreiding van het machinevermogen betreft, was het jaar 1912 ook uit
anderen hoofde bijzonder belangrijk en wel werd in dit jaar om zoo te zeggen de eerste steen
gelegd voor de interlocale stroomlevering. Hoewel de belasting van de centrale van de in gebruikneming af steeds stijgende was geweest, zoo trad nl. allengs toch gedurende de zomermaanden
een daling in het debiet op, welke daling, naarmate het bedrijf langer bestond, sterker werd gevoeld, doordat de afname van het gebruik voor verlichting gedurende deze maanden i n steeds
mindere mate gecompenseerd werd door de toeneming van de productie voor nieuwe, groote
krachtaansluitingen. Wel oefenden de aansluitingen Van de Gemeentewaterleiding en het Slachthuis een invloed ten goede uit, doch tevens deden zij nog duidelijker uitkomen, dat het een
noodzakelijke eisch was naar verbruikers om te zien, die juist gedurende de zomermaanden

goede afnemers zouden zijn. In de eerste plaats kwamen daarvoor in aanmerking de steenfabrieken, welke uit den aard van haar bedrijf juist in die maanden electriciteit voor krachtdoeleinden
kunnen gebruiken. Einde 1912 gelukte het met een viertal dezer fabrieken, in de nabijheid van
Nijmegen gelegen, een contract af te sluiten en hiermede was dus de eerste schrede op den weg
van stroomlevering buiten de Gemeente gezet.
Daar besloten werd de stroomlevering naar buiten onder een spanning van 10 000 volt
te doen geschieden en de opgewekte spanning 6 000 volt bedroeg, was het noodzakelijk een transformatorstation op het terrein van de centrale in te richten. Ten einde groote kosten te vermijden,
werd dit station voorloopig ondergebracht in een lokaal van de remise der Gemeentetram, grenzende aan het opslagterrein van de centrale. Hierin werden opgesteld twee transformatoren voor

XXI

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

NIJMEGEN.

321

6 000/10 000 volt, elk van 750 kVA, terwijl vanuit deze ruimte, welke met n 6 000 volt-voedingskabel met de centrale verbonden was, n 10000 volt-kabel gelegd werd naar het onderstation
van de Gemeentetram te Beek en een tweede naar het Westen in de richting van Beuningenop dezen kabel werden de bovengenoemde vier steenfabrieken aangesloten. Merkwaardig is het'
dat deze voorloopige opstelling, hoewel in den loop der komende jaren eenigszins gewijzigd
en uitgebreid, door den drang der omstandigheden tot in 1922 is blijven bestaan.
Zeer duidelijk was in de vier afgeloopen bedrijfsjaren gevoeld, dat het, wilde men de electricitet aan de grootindustrie
tegen redelijke prijzen kunnen
leveren, een eerste en voornaamste voorwaarde zou zijn
om machines en ketels aan te
schaffen, die het door een
hoog rendement
mogelijk
zouden maken, de opwekkosten tot een minimum te beperken. Bedroeg bv. het
kolenverbruik bij de oorspronkelijke installatie in 1909 nog
2,24 kg per verkochte kWh,
Zoo daalde dit na de uitbreiding en verbetering der ketelinstallatie en het in bedrijf
nemen der nieuwe 2500 kVA
machine tot gemiddeld 1,52
kg over 1912. Zelfs bij lage
gemiddelde belasting bleek
het veel voordeehger te zijn
de groote turbine het geheele
etmaal te laten doorloopen
dan voor de geringe belastingen de kleine turbines in
werking te stellen.
Deze omstandigheden
leidden er toe, dat in 1913
besloten werd een der kleine
aggregaten te verwijderen en
daarvoor in de plaats een

Fig. 7.

DE OUDE KETELBATTERIJ MET DE HANDSTOOKINRICHTINGEN.

nieuwen turbogenerator van3500kVAbij cos <p 0,9 op te stellen. Deze machine, welke door de
ftrma Stork in combinatie met Brown Boverie & Co werd geleverd, kon begin 1914in normaal bedrijfgenomen worden. Voorts werd tezelfdertijd in principe besloten om de ketelhuisinstallatie uit te
breiden met twee Babcock & Wilcox C.T.M.-ketels van het allergrootste toentertijd gefabriceerde
type. bik dezer ketels zou nl. worden uitgevoerd met een V . O . van 505 m , een R. O van 20 8 m en
geschikt zijn voor een stoomproductie van normaal 20 000 kg maximaal 22 500 kg/uur. De stoomdruk
zou 12 atm. overdruk bedragen, terwijl beide ketels zouden worden voorzien van kunstmatigen trek.
2

21

^22
322

GEMEENTE-ELEC

TRI Cl TEI TS WERKEN NIJMEGEN.

XXI

Ten einde deze ketels te kunnen plaatsen, was echter een groote verbouwing van het
bestaande ketelhuis noodzakelijk. Al het terrein ten Zuiden van het oude gebouw gelegen, zou
bij het nieuwe ketelhuis moeten worden getrokken (zie fig. 2), waardoor de kap een spanwijdte
van 31 m zou verkrijgen. Voor een dergelijk omvangrijk werk deinsde men aanvankelijk terug,
omdat men zich afvroeg of het debiet van Nijmegen alln mede gelet op het wisselvallige in
de aansluiting der grootindustrie met haar beperkt aantalwel voldoende geacht kon worden
om het dan beschikbaar komende machinevermogen naar behooren te belasten. Dit was dan
ook de reden, dat in Mei 1913 stappen gedaan werden, om een concessie tot levering van electriciteit buiten de grenzen van Nijmegen te verkrijgen. Met nadruk werd er toentertijd op gewezen,
dat hoewel de Gemeente door een dergelijke stroomlevering groote kapitalen in haar electnateitsbedrijf vastlegde, zonder dat daardoor, oogenschijnlijk, directe gemeentebelangen gediend
werden, het bedrijf hiertoe wel gedwongen was, wde het zijn prijzen voor den electrischen
stroom binnen voor de grootindustrie aannemelijke grenzen brengen.
Den 5en Juni 1913 werd aan de Kroon concessie gevraagd tot.het electrificeeren van het
gedeelte van de provincie Gelderland gelegen ten Zuiden van den Rijn en de Lek en ten Oosten
van den IJssel. Deze concessie werd echter in verband met een besluit van de Provincie om zelf
de exploitatie van het intercommunale net ter hand te nemen, niet verleend. Wel werd op 8 November 1913 een tijdelijke vergunning van den Minister van Waterstaat verkregen tot een partieele
uitvoering der in de concessie-aanvrage uitgewerkte plannen en wel voor de tracs NijmegenGeldermalsen en Nijmegen-Didam. Begin 1914 werd begonnen met de: kabellegging bij
Druten, waar het eerstgenoemde trac aansloot op den reeds vroeger voor de steenfabrieken
gelegden kabel, terwijl in Mei d.a.v. de geheele kabel tot Geldermalsen onder spanning gezet
kon worden.
. . . ,
i
In de richting Didam kon helaas, tengevolge van den inmiddels ingetreden oorlogstoestand, niet zoo voorspoedig worden gewerkt; eerst in Juli 1915 kon stroom aan de gemeenten
Zevenaar, Millingen en Herwen-Aerdt worden geleverd.
Ondertusschen was door het stopzetten van de centrale te Eist ook voor deze Gemeente
een aanvrage tot stroomlevering ingekomen, welke aansluiting einde 1914 tot stand kwam.
Bij den opzet der interlocale stroomlevering was de verwachting uitgesproken, dat hierdoor
een gunstigere belastingtoestand en wel met name een betere bedrijfstijd zou worden verkregen.
Deze verwachting werd reeds in het eerste exploitatiejaar (1914) bewaarheid. Immers, niettegenstaande het totaal aangesloten vermogen in dat jaar met 1044 kW toenam, steeg de maximale belasting van de centrale slechts met 150 kW, nl. van 1500 op 1650 kW. Deze geringe belastmgvermerdering maakte het mogelijk de voorgenomen uitbreiding van het ketelhuis voorloopig
tot het jaar 1915 uit te stellen, een omstandigheid, waarvan onder den druk der tijden een dankbaar gebruik werd gemaakt. Moeijk kon toen worden voorzien, dat dit uitstel door den langen
duur van den oorlog weinig voordeel, ja eerder nadeel zou opleveren.
Ook op de exploitatierekening der centrale was de gunstige invloed van het mterlocale
net duidelijk merkbaar; het debiet steeg in de maand Mei 1914 tot 19 000 kWh per dag, terwijl
het maximum in den voorafgaanden winter slechts 17 000 kWh had bedragen. Het kolenajfer,
dat vroeger gedurende de zomermaanden op de werkdagen 1,5 kg per kWh bedroeg, hep terug
L n i d d e l s was aan den directeur ir. H . LOHR op zijn verzoek door den Gemeenteraad
op 27 Maart 1915 ontslag verleend en werd als zoodanig benoemd ir. J . J . FELS.
Met het oog op de stijgende belasting van het interlocale net, was het in 1915 met meer

t 0 t

1,0

XXI

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

NIJMEGEN.

323

mogelijk de uitbreiding van de ketelinstallatie langer tegen te houden. Het oorspronkelijke gebouw moest vrijwel geheel worden afgebroken, terwijl eveneens een verplaatsing van de kolentransportinrichtmg op het terrein noodzakelijk was. Het werk vorderde in den aanvang slechtm de eerste plaats kostte het sloopwerk zelf veel meer tijd dan verondersteld was, terwijl bovendien het maken der fundeering en verder de slechte aflevering van de benoodigde materialen
groote vertraging veroorzaakten.
Eerst midden 1916 kon met de montage der nieuwe ketels worden begonnen, welke achtereenvolgens in Januari en Maart 1917 in bedrijf konden worden genomen. De geheele
uitbreiding kwam in Juni 1917 gereed. Het zou te ver voeren in dit korte bestek alle moeihjk-

Fig. 8.

DE MACHINEZAAL IN

1921.

heden op te sommen, welke tijdens deze verbouwing moesten worden overwonnen, ten einde een
regelmatige stroomlevering te verzekeren. Even zij slechts de aandacht gevestigd op het ketelbedrijf, dat met de vier opgestelde kleine eenheden te midden van de chaotische wanorde van
den aanbouw moest worden volgehouden, waarbij nog kwam, dat - daar de nieuwe ketels niet
voor den winter van 1916 gereed kwamen - deze oude ketels van September af bijna voortdurend
m bedrijf moesten blijven. Neemt men hierbij nog in aanmerking de buitengewoon slechte kwaliteit der kolen, waardoor de roosters en gewelven enorm te lijden hadden, dan kan men zich
voorstellen, dat een zucht van verlichting geslaakt werd, toen eindelijk de groote ketels, al was
het eerst nog zonder overkapping, in bedrijf konden worden genomen

324
324

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

NIJMEGEN.

XXI

Moesten in het oude ketelhuis de kolen van het opslagterrein met wagentjes voor de ketels
gereden wrden, 300 konden in het nieuwe ketelhuis de kolen van het terrein door middel van
een conveyor boven in de bunkers worden gebracht, van waaruit zij, na automatisch te zijn gewogen, in de hoppers van de nieuwe ketels terecht kwamen.
In 1915 werd besloten ook de beide laatste kleine machines van 625 kVA uit de centrale
te verwijderen en daarvoor in de plaats een turbogenerator van 3500 kVA bij cos <p = 0,9, eveneens
een Stork-B3.C. combinatie, op te stellen. Deze machine kon echter eerst in het begin van 1918
in bedrijf genomen worden.
Fig. 8 geeft een beeld van de machinezaal, zooals deze in 1921 was.
Reeds eerder werd met een enkel woord de aandacht gevestigd op de moeilijkheid om zuiver en tevens voldoende circulatiewater voor de machines te vedrrijgen. Door de voortdurende
vergrooting van het machinevermogen nam ook de benoodigde hoeveelheid circulatiewater
sterk toe, zoodat dit water met vrij groote kracht uit de rivier werd aangezogen. Het gevolg hiervan
was een sterke verontreiniging der condensors. Ten einde hierin verbetering aan te brengen,
werd in Augustus 1919 overgegaan tot het bouwen van een geheel nieuwe koelwaterinrichting.
Ook bij deze nieuwe inrichting wordt het water direct uit de rivier betrokken, en wel door drie
buizen elk van 1 m diameter; door deze buizen komt het water in een verzamelbak, waartegen
in langsrichting een groote, in drie compartimenten verdeelde put aansluit (zie fig. 2). Uit dezen
put, waarin zoo noodig filters geplaatst kunnen worden, wordt het water voor de condensors
opgezogen.
Het overzicht zou niet volledig wezen, wanneer nog niet een oogenblik werd stilgestaan
bij de groote moeilijkheden, waarmede het centralebedrijf gedurende de oorlogsjaren te kampen had.
Bedroeg de gemiddelde prijs der verstookte kolen franco voor den wal over de eerste
bedrijfsjaren rond 7,60 tot 10 per ton, zoo liep deze tijdens de oorlogsjaren op tot 22,35 in
1917 en tot 54,65 in 1918, om in 1920 met 62,70 per ton het hoogtepunt te bereiken. Ook de
kwaliteit der kolen liep sterk achteruit. Wel was het verstoken van magere kolen, welke door de
Rijkskolendistributie in hoofdzaak werden toegewezen, voor de roosters zeer nadeelig, doch
aanvankelijk was dit niet van ernstigen aard. Toen echter einde 1918 niet alleen de kwaliteit
nog meer daalde, maar bovendien door de hoogere belasting de ketels meer geforceerd moesten
worden, werd de toestand in het ketelhuis hoogst bedenkelijk. Gelukkig brachten de onderwindinstallaties, welke achtereenvolgens onder alle ketels werden aangebracht, in zooverre uitkomst,
dat de verbranding op de roosters beter werd, terwijl de aantasting van de roosterstaven aanzienlijk verminderde. De uitgaven voor het onderhoud van ketels en stookinrichtingen bleven
echter hoog.
_
Zoo naderde het jaar 1920, waarin de onderhandelingen met de sedert 24 Maart 1915
opgerichte N.V. Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij" (P.G.E.M.) over de overdracht van de centrale werden geopend en waarop later nader zal Worden teruggekomen.
Is in het vorenstaande hoofdzakelijk de ontwikkeling van het productiebedrijf nagegaan,
zoo moge thans nog een beschrijving van het distributiebedrijf volgen.
Uit de zich in de centrale bevindende hoogspanningsruimte liepen in eersten aanleg
acht hoogspanningskabels straalsgewijze de stad in. Behalve de oheschakelaars voor deze kabels
bevonden zich in die ruimte de drie oheschakelaars voor de machines, twee oheschakelaars voor

XXI

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

F i g . 9.

NIJMEGEN.

325
325

HET SCHAKELSCHEMA DER CENTRALE.

de i n de machinetaal opgestelde cascade-omzetters en later de olieschakelaars voor de tot een


drietal vermeerderde voedingskabels van de 10 000 volt-ruimte i n de remise, van waaruit de

F i g . 10.

DE OPSTELLING DER BEIDE RAILSSYSTEMEN.

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

326

NIJMEGEN.

XXI

stroomlevering aan het interlocale net plaats vond. Oorspronkelijk waren zoowel de machines
als de uitgaande kabels beveiligd door afhankelijke overstroomrelais, de machines hadden bovendien nog terugwattrelais. Later werd eerst de geheele beveiliging voor de machines weggenomen,
daarna zijn echter wederom de terugwattrelais ingebouwd.
Van den in den jare 1910 hoogst modernen schakelaanlegwaarvan het electrische schema,
hoewel in een eenigszins later stadium, in fig. 9 is aangegeven vertoont fig. 10 het dubbelrailssysteem, dat evenals het overige gedeelte van de installatie voor de eerste maal in ons land met
rondkoper en concentrische klemverbindingen werd uitgevoerd.

Fig.

11.

DE BEDIENINGSGANG.

Fig.

12.

EEN DER HOOGSPANNINGSCELLEN.

Fig. 11 laat de bedieningsgang voor de oheschakelaars zien, terwijl fig. 12 een detail geeft
van de cellen, waarin de olieschakelaars zijn gemonteerd.
De bediening der oheschakelaars geschiedt vanaf het hoofdschakelbord in d machinezaal met behulp van gelijkspanning van 110 volt, welke door een accumulatorenbatterij, waarop
tevens de noodverlichting is aangesloten, wordt geleverd.
De spanning van het hoogspanningskabelnet bedraagt in de stad 6000 volt; deze spanning
wordfvia de transformatoren, welke geplaatst zijn in transformatorzuilen of in de hoogspanningsruimten van grootverbruikers, omgezet in laagspanning van 125/220 volt en wl 125 volt voor
verhchtings- en 220 volt voor krachtdoeleinden.

XXI

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

De meeste transformatoren zijn uitgevoerd met ster-zigzagschakeling, hetgeen het


voordeel biedt, dat bij onsymmetrische belasting
aan de laagspanningszijde toch een vrij gelijkmatige verdeehng der belasting over de verschillende phasen van het hoogspanningsnet wordt
verkregen; hierdoor blijft dus ook het spanningsverhes in alle phasen van dit net vrijwel
gelijk.
Fig. 13 geeft een beeld van een hoogspanningszuil. Zooals deze fig. toont, zijn alle
onder hooge spanning staande organen in gesloten ijzeren kasten ondergebracht; de binnenkomende kabels kunnen door middel van
messen, welke aan het deksel dezer kasten
gesoleerd bevestigd zijn, afgeschakeld worden
door eenvoudig dit deksel open te trekken.
Oorspronkelijk werden in de hoogspanningskasten porceleinen isolatoren toegepast; aangezien deze echter bij het openen der deksels
dikwijls braken en ook door andere oorzaken
veelal stuk sprongen, werden zij later met goed
gevolg vervangen door speciaal voor dit doel

Fig.

14.

HET PLAATSEN VAN EEN TRANSFORMATORZUIL.

13.

327

GEOPENDE TRANSFORMATORZUIL.

vervaardigde pertinaxisolatoren. Ook de laaespanningszijde is met behulp van kasten uitgevosrd, de smeltveihgheden, welke tevens als
schakelmessen dienst doen, zijn in de deksels
aangebracht.
Fig. 14 geeft nog een afbeelding van het
plaatsen van den mantel eener zuil op het
vooraf gereed gemaakte betonblok.
Fig. 15 geeft een beeld van het inwendige der grootste hoogspanningsruimte bij een
der grootverbruikers nl. de N.V. Papierfabriek
Gelderland." De electrische inrichting is uitgevoerd met een dubbel-railssysteem; opgesteld
zijn twee transformatoren, elk van 600 kVA,
terwijl op bijplaatsing van nog twee transformatoren is gerekend. Totaal komen in deze
ruimte binnen vijf hoogspanningskabels, waarvan er twee nl. een voedingskabel van 3 x 75
mm en een reservekabel van 3 x 35 mm
rechtstreeks naar de centrale loopen. Met
uitzondering van deze beide kabels, welke
alleen via scheidingsschakelaars met de rails
2

Fig.

NIJMEGEN.

328

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

NIJMEGEN.

XXI

kunnen worden verbonden, zijn alle kabels benevens de transformatoren voorzien van olieschakelaars met opgebouwde primaire relais.
Fig. 16 laat de inrichting van een normale hoogspanningsruimte zien; tot een opgesteld
transformatorvermogen van 100 kVA worden voor de beveiliging van den transformator hoogspanningssnu ltveiligheden (F.B. patronen) gebruikt; boven 100 kVA worden olieschakelaars
toegepast, met primaire onafhankelijke overstroomrelais. Bij vermogens grooter dan 200 kVA
worden afzonderlijke transformatorcellen gebouwd. De benoodigde plaatsruimte voor een normale hoogspanningsinstallatie bedraagt 3 x 3 x 3 meter.
Overeenkomstig bovenstaanden regel werden aanvankelijk ook alle transformatoren opgesteld in zuilen, met F.B. patronen beveiligd; aangezien hierdoor reeds in 1910 een ernstige be-

Fig. 15.

HET INWENDIGE VAN DE HOOGSPANNINGS RUIMTE BIJ


DE N.V. PAPIERFABRIEK GELDERLAND".

drijfsstoring ontstond, werd besloten alle smeltveihgheden uit de zuilen te verwijderen en in


plaats daarvan oheschakelaars met primaire relais aan te brengen.
* * *
Op 1 Januari 1909 bedroeg de lengte van het hoogspanningsnet 22,8 km, die van het laagspanningsnet 22,5 km; opgesteld waren 21 transformatoren met een totale capaciteit van 840 kW,
terwijl het aantal aansluitingen 119 bedroeg. Aan het einde van het eerste bedrijfsjaar was het
aantal aansluitingen tot 348 gestegen, het aantal opgestelde transformatoren tot 42 met een
totale capaciteit van 1240 kW, het aangesloten vermogen bedroeg toen 1463 kW en wel 721 kW
voor hcht en 742 kW voor kracht. In dit jaar werden afgegeven 1 181 547 kWh bij een maximum
belasting van 450 kW.
Bij het meerendeel der lichtverbruikers werden reeds toentertijd de juist in den handel
gebrachte nieuwe metaaldraadlampen toegepast, de beoordeeling daarover hep in den aanvang

XXI

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

NIJMEGEN.

329

sterk uiteen, hetgeen voornamelijk te wijten was aan de omstandigheid, dat door enkele firma's
lampen van slechte kwaliteit op de markt waren gebracht.
Ten einde het gebruik van electriciteit voor verhchting binnen het bereik van een breedere
schare der bevolking te brengen, werd in 1914 overgegaan tot het invoeren van zg. muntinstallaties. De binnenleiding van deze installaties werd door de Gemeente bekostigd, terwijl de verbruikers als vergoeding voor rente en afschrijving daarvan een zekeren toeslag per verbruikte
kWh betaalden. Om te voorkomen, dat hierdoor een directe en schadelijke concurrentie met
de bestaande gasfabriek zou ontstaan, werd bepaald, dat dergelijke electrische muntinstallaties
met aangelegd mochten worden in perceelen, waarin een muntgasinstallatie aanwezig was, terizij
de verbruiker eerst de kosten dezer gasinstallatie aan de Gemeente vergoedde. Het succes was

Fig. 16.

INRICHTING VAN EEN NORMALE HOOGSPANNINGSRUIMTE.

groot; onder de in 1915 aangesloten installaties ten getale van 762 waren 578 muntinstallaties,
terwijl einde 1916 reeds 1397 aangeslotenen van electridteit over een muntmeter gebruik maakten!
Vooral toen in 1918 de kolenvoorziening voor de wintermaanden ernstig gevaar hep,
zoodat met gerekend mocht worden op een voldoende gaslevering, steeg het aantal aanvragen
enorm. In het geheel werden dat jaar 1335 nieuwe installaties op het net aangesloten, het totale
aantal steeg hierdoor tot 4927. Te betreuren was, dat wegens gebrek aan instaUatiemateriaal een
groot deel dezer installaties met snoerleidingen van in elkaar gedraaid N . G . A.-draad moest
worden uitgevoerd.
Door de groote uitbreiding van het aantal woningen, vooral in de arbeiderswijken, welke
^ oon
^ "
"
<*en voorzien, steeg het in de munt" vastgestelde kapitaal
van/21 0 0 0 , - 1914 tot 316 5 0 0 , - i n 1921. De vergoeding door de verbruikers betaald bedroeg slechts 2 et. per kWh; was dit in 1914 bij een prijs van 18 ct. per kWh voor verhchting
als voldoende te beschouwen, zoo werd dit in 1921, toen het hchttarief door de tijdsomstandig6 6 n t e l 1

i n

, s t a

a t i e s wer

330

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

NIJMEGEN.

XXI

heden tot 35 ct. moest worden opgevoerd, bij lange na niet genoeg om de rente en afschrijving
van het in deze installaties gestoken kapitaal te dekken. Vandaar dat in 1921 besloten werd om
van gemeentewege geen muntinstallaties meer aan te leggen in woningen welke na 23 Februari
van dat jaar werden gebouwd. Opgemerkt dient nog te worden, dat hoewel in den beginne muntmeters werden toegepast, deze in de jaren der groote uitbreidingen niet meer konden worden
geplaatst. Aangezien de aanschaffings- en onderhoudskosten van deze meters vrij hoog zijn, werd
ook later hier niet meer toe overgegaan, doch werden zelfs de nog aanwezige muntmeters in
gewone meters veranderd; moeilijkheden met betalingen werden hierdoor niet ondervonden.
Dat inmiddels ook het aantal eigen installaties, zoowel voor hcht als voor kracht, gestadig
toenam, behoeft wel geen nadere toelichting. Het lichtdebiet was in 1916 tot 1 212 740 kWh
gestegen, toen in 1917 in verband met verschlende ministerieele aanschrijvingen betreffende
beperking van het stroomverbruik, maatregelen ter rantsoeneering moesten worden genomen,
waardoor het verbruik in dat jaar tot 720 805 kWh terugliep.
Toen in 1919 de rantsoeneering werd opgeheven, bleken verschillende transformatoren
voornamelijk in de binnenstad te zwaar belast te zijn, door vroegtijdig ingrijpen en het in bedrijf
nemen van een provisorische transformatorruimte in de onmiddellijke omgeving van een der
hoofdstraten, gelukte het de stroomafgifte zonder incidenten gaande te houden.
Met de stroomafname voor kracht was het anders gesteld; wel ondervonden vele industrien grooten last van de rantsoeneefingsbepalingen, doch de afgifte, welke in 1916 tot 3 563 138
kWh was gestegen, bleef door den abnormalen groei en de vestiging van nieuwe fabrieken gestadig toenemen. Eerst in 1921 werd hier de inzinking merkbaar en daalde het debiet van 5 446 755
kWh tot 4 884 864 kWh om zich echter in 1922 wederom te herstellen.
Wegens de steeds grooter wordende moeilijkheden bij het verkrijgen van kabels moest
tot 1919 de uitbreiding van het kabelnet zooveel mogelijk worden beperkt, waardoor verschillende
gedeelten de grens van overbelasting naderden. Ook werden in de buitenwijken, ten einde de aldaar
wonende lichtlooze" gezinnen te helpen, enkele bovengrondsche leidingen aangelegd, welke
echter geleidelijk voor het grootste deel wederom door kabels zijn of zullen worden vervangen.
Met de levering van het benoodigde aantal electriciteitsmeters was het eveneens treurig gesteld,
zoodat een deel der lichtaansluitingen tijdelijk zonder meter in bedrijf werden genomen.
Was het oorspronkelijk de gewoonte geweest, elk perceel via een afzonderlijken aansluitkabel met den hoofdkabel te verbinden en de drie phasen met den nulleider in de huizen binnen
te voeren, zoo werd allengs hiervan voor de kleine huizen afgeweken en werden meerdere aangrenzende huizen door middel van binnenleidingen op n huisaansluitkast aangesloten. Elk
perceel behoudt hierbij zijn eigen hoofdsmeltveihgheid, terwijl de nominale stroomsterkte der
veiligheden in de aansluitkast al naar gelang het aantal gemaakte aftakkingen, hetwelk normaal
ten hoogste vier bedraagt, wordt gekozen .Voor de nieuwe woningblokken in de arbeiderswijken;
wordt dit systeem nog op uitgebreider schaal toegepast. Dat hierdoor een niet onbelangrijke
besparing in aansluitkosten wordt verkregen, behoeft geen nadere toelichting.
Een zeer belangrijke principieele wijziging onderging het kabelnet in 1919. Tot dien tijd
was het geheele hoog- zoowel als laagspanningsnet gekoppeld; het gevolg hiervan was, dat bij
een optredende storing in n der hoogspanningskabels, niet alleen een groot aantal veiligheden
in het laagspanningsnet doorsmolten, doch ook transformatoren in de zuilen automatisch werden
afgeschakeld, ja zelfs meerdere oheschakelaars van hoogspanningsvoedingskabels in de centrale
uitvielen. Ten einde dit te voorkomen, werd het laagspanningsnet in districten verdeeld en elk
district gevoed door n bepaalden hoogspanningskabel. Valt nu een hoogspanningskabel uit,

MEENTE-ELECTRICITE1TSWERKEN

GE

NIJMEGEN.

331
331

dan komt daarmede alleen het betreffende deel van het laagspanningsnet buiten spanning, het
overige gedeelte van het net blijft echter onaangetast. Deze netsplitsing, welke in L loop der
jarenzeergoedheeft voldaan, werd zoodanig uitgevoerd, dat de laagspanningskabels over het algemeen van twee of meer zijden gevoed worden. Hiervoor was het echter noodig verschlende
laagspanningsverdeelkasten of zuiltjes te plaatsen, waardoor tevens een wlekeurige schakeling
van het laagspanningsnet in combinatie met het hoogspanningsnet mogelijk werd
Niet onvermeld mag ten slotte blijven, dat vooral in verband met de stroomlevering aan
de werken van het toekomstige Maas-Waalkanaal in de laatste jaren nog een vrij groote uitbreiding
aan het hoogspanningskabelnet werd gegeven. Hierdoor werd het tevens mogelijk het gedeelte
van de Gemeente, bekend onder den naam Hatert, hetwelk vrij ver van de eigenlijke stadskom
is gelegen, van stroom te voorzien.
Wat de straatverhchting betreft, waren aanvankelijk (1909) slechts 25 booglampen van
\7fl f 1
g n - Medio 1917 besloot de Raad echter in verband met denoodzakelijke kolenbesparing, de gasstraatverhchting in die straten, waar zich het laagspanningsnet
uitstrekte, in een electrische straatverhchting te veranderen. Onmiddelhjk werd met kracht aan
dit werk begonnen, zoodat op het einde van dat jaar in alle straten een voldoende - zij het dan
ook in verband met de bezuiniging spaarzame - verhchting was verkregen. Ten einde de verhchting op den rijweg te verbeteren, werden in vele straten de bestaande lantaarns vervangen door
ampen die in het midden der straat waren opgehangen. Met de uitbreiding d e r l L a t v e r lichttng werd geleidelijk voortgegaan, zoodat einde 1924 totaal 1540 lichtpunten waren aangesloten, waarmede vrijwel de geheele openbare verlichting was gelectrificeerd.
Verschillende proeven met automatische ontsteking door middel van schakelklokken
zoowel voor lantaarns afzonderlijk als voor centrale bediening via afzonderlijke kabels, werden
genomen. Deze wijze van ontsteking werd echter zoowel op grond van het dikwerf weigeren der
klokken, als van de vn, hooge onderhoudskosten niet ingevoerd. Daarna werd een proef in een
nieuwgebouwde wijk genomen met centrale handbediening door de gemeentepolitie; deze slaagde
zoo goed dat geleidelijk tot dit systeem zal worden overgegaan. Het spreekt vanzelf, dat de
lantaarns hierbij op een afzonderlijk straatverhchtingsnet moeten worden aangesloten. Voor de
straatverhchting werden in 1924 totaal 531 965 kWh afgegeven
e n

***
De interlocale stroomlevering, waarvan in het vorenstaande in verband met de versch-

bTtlfrln 7
m

T"" "
!
* g " * ^ werd, wat de distributie
betreft op 1 Januari 1916 overgedragen aan de inmiddels opgerichte N . V . Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij (P.G.E.M.). De lengte van het interlocale hoogspanningsnet
6

C C n t r a

ulivTlT^

r C e d S

m e e r m a l e n

vaf

transformatoren met een tofaTe capaciteit


van 1185 kVA, het verbruik in dit net bedroeg over 1915 - het laatste jaar, dat de Gemeente
dit net exploiteerde - 474 899 kWh bij een maximum belasting van 800 kW; aangesloten waren
acht gemeenten en vijftig grootverbruikers. Met de P.GJS.M. was einde 1915een stroomleverings-

Tlt^Tl

P g e S t d d

W a r C n

3 2

'
'. ^
oo^onkehjk geen kolenclausule
in dit contract was opgenomen, in 1918 werd gewijzigd; tevens werd van deze wijziging gebruik
gemaakt om de op de Gemeente rustende verplichting de centrale uit te breidenf zoo
verband met de stroomlevering aan de P . G . E . M . noodzakelijk mocht worden, te doen vervaUen.
riet aldus gewijzigde contract opende de mogelijkheid om met de P.G.EJVT. te onderhandelen
over de meest gewenschte wijze van verdere samenwerking, terwijl, ingeval deze onderhandeg e S l

t e n

W d k e

V e r b a n d

m C t

h 6 t

f d t

d a t

dfc

332

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

NIJMEGEN.

XXI

lingen niet tot een resultaat mochten leiden, de Gemeente zich het recht voorbehield het contract op te zeggen, of, zoo dit laatste niet in haar belang mocht worden geacht, de centrale door
de P.G.EM. te laten naasten, tot welke naasting de Vennootschap zich contractueel verbond. Als
tijdstip, waarop deze onderhandelingen zouden moeten worden geopend, werd in verband met
het opgestelde vermogen vastgelegd, het tijdstip, waarop de maximale belasting der centrale
5000 kW zou te boven gaan.
Waarschijnlijk eerder dan oorspronkelijk was gedacht nl. reeds in het jaar 1920
werd een maximale belasting van 4700 kW bereikt, zoodat het tijdstip voor het openen der besprekingen bepaald werd op 1 December 1920. Het zou te ver voeren in dit korte bestek een
uitgebreid overzicht te geven van de daaropgevolgde onderhandelingen, zoodat volstaan zal
worden met slechts enkele der belangrijkste punten even te belichten.
In de eerste plaats werd nagegaan of wellicht een oplossing gevonden kon worden door
een uitbreiding van de centrale ten behoeve van de P.GJ2.M. en welke gevolgen daaraan voor
beide partijen verbonden waren. Hierbij drong zich als eerste vraag naar voren, of een centrale
als de Nijmeegsche in haar bestaanden vorm passen zou in het kader der algeheele electriciteitsvoorziening van ons land, zooals die in het algemeen werd gedacht. Deze vraag werd ontkennend
beantwoord, terwijl tevens een zoodanige wijziging der bestaande inrichtingen, dat deze in het
Zg. ultrahoogspanningsnet zouden kunnen worden opgenomen, in verband met de enorme
sommen, welke deze verbouwing en moderniseering zouden vergen, voor de Gemeente als niet
verantwoord werd geacht. Bovendien diende hierbij in oogenschouw te worden genomen, dat
wellicht over eenige jaren wederom een uitbreiding noodig zou zijn, zoodat dan opnieuw zou
moeten worden onderhandeld, waarbij het dan echter zeer de vraag zou wezen of de Gemeente
wederom in een zelfde sterke contractueele positie t.o.v. de P . G . E . M . zou komen te staan.
Vervolgens werd nagegaan of het mogelijk zou wezen, tot het oprichten van een Naamlooze Vennootschap te geraken, waarbij de Gemeente haar centrale inbracht, terwijl de stroomlevering aan beide partijen tegen kostprijs zou geschieden. Waar ook in dit geval de Gemeente
een groot deel van het risico bleef dragen, terwijl bovendien het gevaar bestond, dat op den duur
de belangen van, beide partijen zoodanig zouden uiteenloopen, dat een dergelijke vennootschap
in de practijk tot minder aangename verhoudingen aanleiding zou kunnen geven, wrd ook in
deze richting geen oplossing gevonden.
Ten slotte bleef voor de Gemeente geen andere keus over dan f hare centrale volgens
het contract te laten naasten, f het contract op te zeggen. Na uitvoerige becijferingen bleek,
dat naasting van de centrale voor de Gemeente verreweg het voordeehgste was, waarna dan de
stroomlevering aan de Gemeente door de P . G . E . M . zou geschieden. Bij de vaststelling van het
tarief voor deze stroomlevering werd uitgegaan van het standpunt, dat de Gemeente in geen
geval meer zou mogen betalen dan den prijs, waarvoor zij zelf in een voor haar behoefte ingerichte
centrale den benoodigden stroom zou kunnen produceeren.
In de raadsvergadering van 6 April 1921 werd deze voor de Gemeente zoo hoogst belangrijke oplossing aanvaard en de datum .van naasting vastgesteld op 1 Januari 1921.
Gedurende de ruim twaalf jaren, dat de centrale door de Gemeente werd gexploiteerd,
steeg de maximum belasting van 450 kW in 1909 tot 4700 kW in 1920; de totale hoeveelheid
door de machines afgegeven energie steeg van 1 257 191 kWh in 1909 tot 13 560 280 kWh in 1920.
Op 15 Juli 1921 werd aan ir. J. J. FELS. op zijn verzoek eervol ontslag als. directeur der
Gemeente-Electriateitswerken verleend en werd als zoodanig benoemd ir. F . B. C. E. M . JANSEN.

XXI

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

NIJMEGEN.

333

Zooals vrijwel elk onderdeel van het bedrijf sedert de oprichting verandering onderging,
Zoo werden ook de tarieven herhaaldelijk gewijzigd.
Oorspronkelijk bestond voor de kleinverbruikers slechts een enkel hcht- en krachttarief
maar reeds in 1911 werd dit speciaal met het oog op de kleinindustrie aangevuld met een zg!
dubbeltarief. In 1916 was het noodzakelijk in verband met een ministerieele aanschrijving betreffende de bezuiniging op steenkolen de elertriciteitsprijzen, voor het verbruik boven 70 %
van het normale, aanmerkelijk te ver'hoogen. De steeds hoogere prijzen van kolen en materialen,
alsmede de stijging van loonen en salarissen, dwongen gedurende de volgende jaren tot verdere'
verhoogingen der stroomprijzen en scherpere handhaving der rantsoeneering, zoodat zelfs prijzen
van 50 ct. tot 1, per kWh bij overschrijding van het toegestane verbruik in rekening werden
gebracht.
Hoewel einde 1919 de rantsoeneering werd opgeheven, bleven de eenheidsprijzen tot
1920 stijgen; pas einde 1923 kon tengevolge van de daling der kolenprijzen tot tariefverlaging
worden overgegaan. In dienzelfden tijd werden eenige nieuwe tarieven ingevoerd, nl. het oppervlakte-of zg. vastrechttariefalleen voor particuliere woonhuizen het verwarmingstarief en het
spertarief, terwijl tevens voor winkels, htels enz., de mogelijkheid geopend werd tot het afsluiten
van speciale vastrechtcontracten over te gaan. De vastrechttarieven, welke ten doel hebben het
stroomverbruik ook buiten de uren van het noodzakelijke lichtverbruik zooveel mogelijk te bevorderen, mogen zich in een vrij groote belangstelling van de zijde der afnemers verheugen.
Bedroeg het aantal vastrechtverbruikers inde 1923 458, zoo was dit einde 1924 reeds tot 1288
gestegen, waaronder 253 zg. vastrechtcontracten. Ten einde den invloed van dit nieuwe tarief
op het stroomdebiet te kunnen beoordeelen, is voor deze vastrechtverbruikers nagegaan, hoe
groot de totale jaarafname was vr en na de toepassing van het vastrechttarief. Hieruit bleek,
dat volgens het normale hchttarief, door deze categorie verbruikers over 1923 afgenomen werden 303 079 kWh, tegen 391 457 kWh over 1924 na toepassing van het vastrechttarief.
De gemiddelde toeneming van het verbruik door het vastrechttarief bedroeg derhalve
arca 30 %, waarbij men nog in aanmerking dient te nemen, dat dit percentage eigenlijk nog iets
gunstiger zal zijn, doordat ten eerste een deel dezer verbruikers reeds over d laatste twee maanden van 1923 vastrechtverbruiker waren, terwijl ten tweede een groot gedeelte der overige afnemers eerst in den loop van het jaar 1924 tot dit nieuwe tarief zijn overgegaan. Het spertarief,
hetwelk speciaal werd ingevoerd voor stroomlevering gedurende de nachturen aan warmteaccumulatoren, warmwaterreservoirs e.d. zal zeer zeker, zoodra deze toestellen een meer algemeen
bekendheid hebben verworven, meer en meer ingang vinden.

Ten slotte mogen nog, ten einde een beeld te geven van den groei van het bedrijf, enkele
tabellen en daaruit afgeleide grafieken volgen.
De beide lijnen in fig. 17 (tabel 1), aangevende de aanlegkosten, resp. boekwaarde der
centrale, eindigen in verband met de overdracht van de centrale aan de P . G . E . M . in 1920. De
overige lijnen, welke na 1914 uitsluitend op de gemeente Nijmegen betrekking hebben, vertoonen
een regelmatige stijging. De lijnen, aangevende de aanlegkosten resp. boekwaarde van het net
vertoonen na het jaar 1914 een knik, welke veroorzaakt wordt door de overdracht van het interlocale net aan de P . G . E . M . De lengte van het hoogspanningsnet bedroeg in 1909 26,718 km,
die van het laagspanningsnet 26,016 km, opgesteld waren 42 transformatoren, einde 1924 waren deze
cijfers: hoogspanningsnet 91,893 km, laagspanningsnet 119,062 km, opgesteld 168 transformatoren.

334

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

NIJMEGEN.

XXI

Fig. 18 (tabel 2) geeft een overzicht van de stijging van het aantal inwoners der Gemeente
en van het gebruik, dat door hen van electriciteit wordt gemaakt. Zooals uit de lijnen blijkt,
is het aantal aansluitingen voor hcht en grootindustrie gedurende de laatste jaren sterk toegenomen; onder grootindustrie zijn alleen die fabrieken gerekend, welke meer dan 40 000 kWh per
jaar afnemen. Onder kleinindustrie zijn niet opgenomen de aansluitingen voor kleine motoren,
geplaatst bij bakkers, slagers, kruideniers e.d., deze zijn gerekend bij het aantal aansluitingen
voor licht en huishoudelijke doeleinden.
Fig. 19 (tabel 3) geeft een beeld van het verbruik; de lijn, die het totaal aantal in het net
afgeleverde kWh aangeeft, vertoont een sterke daling na 1920, hetgeen een gevolg is van de overdracht der centrale aan de P.G.E.M. De lijn van het verbruik voor verhchting laat een geregelde
stijging zien; de inzinking in 1917 is een gevolg van de rantsoeneering, maar werd in de navolgende jaren tengevolge van de sterke stijging van het aantal aansluitingen voor hcht vrij spoedig
overwonnen. Het verbruik voor krachtdoeleinden vertoont van 1918 tot 1920 een zeer sterke
stijging, een gevolg van de zeer gunstige conjunctuur voor de industrie; daarna trad de malaise
in, waarop de lijn overeenkomstig reageert.
De bedrijfstijd, welke over het algemeen bevredigend genoemd mag worden, was in den
aanvang zeer hoog, hetgeen veroorzaakt werd door een belangrijken grootverbruiker met vrij
regelmatige dag-en nachtbelasting, die tegenover het betrekkelijk nog geringe aantal aansluitingen
sterk naar voren trad; de daling in 1919 wordt veroorzaakt door het groote aantal nieuwe aansluitingen voor verhchting met gering verbruik, zoowel in de Gemeente als in de Provincie
als gevolg van het gebrek aan gas en petroleum. Waar men somtijds de vrees hoort uiten, dat het
vastrechttarief een ongunstigen invloed zou kunnen uitoefenen op den bedrijfstijd, zoo is het
wellicht hier de plaats er even op te wijzen, dat van een dergelijken nadeeligen invloed over het
jaar 1924 niets is bemerkt. De bedrijfstijd bedroeg nl. over dat jaar 3048 uren, of zoo men den
bijzonder gunstigen invloed van de stroomlevering aan de werken van het toekomstige Maas
Waalkanaal nog buiten beschouwing wenscht te laten, 2940 uren tegen 2885 uren over 1923.
Instede van een daling, valt hier dus zelfs in het meest ongunstige geval nog een stijging
van den bedrijfstijd te constateeren. Dat het verbruik voor verhchting per aangesloten
hoofd sedert 1913 zeer sterk is gedaald, komt doordat in den beginne hoofdzakelijk de beter
gesitueerden tot electrische aansluiting overgingen, langzamerhand, en voornamelijk na de invoering der muntinstallaties in 1914, vond echter de electrische verhchting in vrijwel alle lagen
der bevolking toepassing. Het spreekt evenwel vanzelf, dat hiermede het verbruik per aangesloten
hoofd daalde, aangezien het overgroote deel dezer nieuw aangeslotenen, in verband met hunne
maatschappelijke positie, tot spaarzaamheid gedwongen waren. Ook de invloed der rantsoeneering komt in deze lijn tot uiting.
Ten slotte geven tabel 4 en fig. 20 nog een overzicht van de financieele resultaten van het
bedrijf. Duidelijk is in de verschlende lijnen de invloed van de overdracht der centrale aan de
P . G . E . M . in 1921 merkbaar, ook de sterke stijging der kolen- en materiaalprijzen, loonen en
salarissen treedt na 1916 duidelijk aan het hcht. De stijging van de ontvangsten per verkochte
kWh in 1921 is een gevolg van een extra vergoeding van de P.G.E.M. bij de overname der centrale
voor kolentoeslag, welke volgens het voor dien tijd bestaande stroomleveringscontract niet geheel
in rekening kon worden gebracht. Uit de hjnen voor de totale uitgaven en ontvangsten kan de
winst resp. het verhes worden afgeleid.
Hieruit blijkt, dat gedurende de jaren 1917, 1918 en 1919 een verhes werd geleden, hetwelk echter in het jaar 1921 wederom uit de inkomsten van het bedrijf zelf kon worden bestreden.

XXI

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

NIJMEGEN.

335

Over 1924 werden afgegeven 10 684 987 kWh tegenover 1 181 547 kWh in 1909, de opbrengstjan den stroom in die jaren bedroeg 1 084 145, resp. 76280,.
Einde 1924 waren 10 233 meters voor lchttarief geplaatst tegenover rond 340 in 1909daar het totaal aantal woningen rond 14 500 bedraagt en het aantal aansluitingen vooral in de
laatste jaren sterk toeneemt, al de tijd, dat vrijwel alle woningen van electrische verhcnting.2iin
voorzien, niet ver meer af zijn.

336
336

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

NIJMEGEN.

Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van het hoogspanningsnet.


Aanlegkosten der
centrale
X iooo,.

Jaar.

1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Aanlegkosten van
het net
X iooo,.

266,0
459,3
508,2
583,6
667,1
698,4
794,0
854,7
1033,2
1 252,2
1 373,4
1 467,6
1 566,2

_
,
,
Boekwaarde
centrale
X iooo,

170,4
237,4
320,3
378,8
446,7
536,4
951,2
637,8 )
743,6
837,3
977,7
1 206,3
1 458,9
1706,0
1 947,5
2 120,1
2 248,7

Tabel 1 (fig. 17).

j
I T> ,
J
der
Boekwaarde van
het net
.
|
X iooo,.

266,0
450,8
477,6
513,5
566,4
540,9
599,2
587,6
748,2
988,9
1 040,6
1 058,0
1 084,3

XXI

Lengte van het


hoogspanningsnet
( t Q t

170,4
232,5
307,6
353,6
406,5
478,8
872,7
536,6 )
614,6
675,0
777,4
957,5
1 148,1
1 321,2
1 452,2
1 519,7
1 549,5

(^JJ

22,8
26,7
34,0
38,6
51,0
53,5 )
59,1 *)
61,4
63,8
65,8
66,9
68,7
72,1
77,1
83,7
89,2
91,9
2

i
1)
2)
3)

Interlocale kabels overgedragen aan de N . V . P . G J 3 . M .


D e lengte v a n het interlocale kabelnet is hierin niet opgenomen.
Centrale overgegaan i n handen der N . V . P . G . E . M .

Gegevens betreffende het verzorgingsgebied.


T o t a a l aantal i n Jaar.

1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924
1)

^^ooTSt^a

aansluitin-

woners der aange-

huishoudelijke

sloten gemeenten )

doeleinden ).

54 735
55 825
56 027
57 119
58 390
59 147
60 515
61 790
64 699
66 479
66 438
66 861
67 819
68 426
69 798
71 514
73 245

A l l e e n gemeente N i j m e g e n .

110
303
483
616
781
943
1 349
2 093
2 839
3 397
4 723
5 504
6 196
6 966
7 864
9 072
10 097

Tabel 2 (fig. 18).

t.
1

7
35
50
70
81
94
106
118
133
149
153
160
181
179
177
175
186

A a n t a l aansluitingen

industrie ).

VOOT

groot-

2
10
15
18
19
24
25
30
35
46
51
55
57
65
74
81
83

) .

industrie ).

376
1 463
2022
3 552
4 986
5 915
6 959
7 223
7 856
8 854
9 567
10 025
10 694
11 368
12 055
12 837
13 490

GEMEENTE-ELECTRICITEITSWERKEN

NIJMEGEN.
Tabel

Gegevens betreffende het verbruik.

Jaar.

1908 1

1909 I 1257,2
1910
2 107,7
1911
3 344,5
1912
4 852,3
1913
5 421,8
1914 i 5 837,4
1915
6789,3
1916
7 632,2
1917
8 028,9
1918
9 168,1
1919
10 232,0 !
1920
13 560,3
1921
8 360,6
1922
9 190,8
1923
9 700,9
1924
11302,5 !

450
800
1 200
1440
1 500
1 650
2 160
2 600
2 500
3 050
4 000
4 700
2 833
3 031
3 363
3 708

Verkochte
k W h voor
tractie
X 1000.

Verbruik
voor licht en
huishoudelijke
doeleinden
per aangesloten hoofd
in k W h .

2 793
2 648
2 787
3 370
3 641
3 537
3 143
2 935
3 211
3 006
2 558
2 885
2 950
3 000
2 885
3 048

Verkochte
k W h voor
interlocaal
net
X 1000.

Verkochte
k W h voor
kracht
X 1000.

Verkochte
k W h voor
Bedrijfslicht en huistijd
houdelijke
in uren.
doeleinden
] X tooo.

Totaalaantal Maximale
in het net af- belasting
van het
geleverde
geheele
kWh
bedrijf
X 1000.
in k W .

3 (fig. 19)

880,1
1 454,0
2 181,1
2 784,5
3 092,9
3 217,8
3421,2
3 563,1
3 913,5
4 144,1
4 728,6
5 446,8
4 884,9
5 473,2
5 685,3
7 170,9

25

24

24

23

23

22

22

21

21

24
23
22
21
20

20

20

19

19

19

301,4
535,5
617,5
794,2
896,5
879,5
1 119,1
1212,7
720,8
967,4
1 356,2
1 769,6
1 909,3
2 084,3
2 344,0
2 661,1

25

25

18

317,2
474,9
1430,3
2 028,9
2 736,0
2 858,4
4 545,7
- )

192,1
472,7
782,8
794,1
863,0
893,6
708,3
778,1
725,4
793,2
801,7
901,7
860,2
853,0

200
222
200
203
190
130
107
85
43
41
49
57
55
53
52
53

18

18

17

17

17

16

16

15

15

14

14

13

13

12

12

11

11

10

10

Centrale overgegaan in handen der N . V . P G E M , vanaf dit jaar zonder interlocale stroomlevering.

8
T a b e l 4 (fig. 20)

Financieele gegevens (exploitatie).

a a r

Totale opwekkosten en/of


,
,nominkooD
X Too
!

"

i
1909 !
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

I O

uitgaven
'
-~'
0 0 0

Totale
.
.
ontvangsten

I O

uitgaven per in ontvangsten per


afgelever- verkochte k W h
de k W h in cts. '
in cts.
T

fa

19,9
43,5
42,0
48,5
55,2
74,6
76,7
88,4
106,9
112,7
184,0
231,4
350,3
377,6
377,5
396,2

) extra afqeschreven 7695,


2)

18985,)
"

1297,")
"

21029,
1

60,9
105,0
136,6
151,5
195,3
175,7
247,9
324,2
3953
806s9
960,7
1 272,1
481,1')
417,5
443,7
473,7

d i s t r i b u t I e k o s t e n

80,8
148,5
178,6
200,0
250,5
250,3
324,6
412,7
502,3
919,7
1 144,7
1 503,5
831,4
795,0
821,2
869,9

)
)
)
)
)
)

6,43
7,04
5,34
4,10
4,58
4,29
4,78
4,25
6,25
10,00
11,19
11,09
9,90
8,65
8,46
7,70

) extra afqeschreven 622,


)

24755,) Centrale overgedragen aan de N . V . P G E M .

5
6

80,8
148,5
191,6
237,5
273,1
308,6
386,9
456,1
477,5
886,6
1 024,9
1 519,9
1 022,8
1 070,9
1 146,8
1 191,2

6,43
7,04
5,73
4,89
5,72
5,93
6,58
6,43
6,48
10,28
10,60
12,11
13,47
12,64
12,90
11,15

3
2

oo
>

cn o

o\

rH

CM

co 5
o> oi

>o vo r> oo cn
CN

a o a oi a

>

N
^<

n
2

~ J , _ ( , - - | r H r H r H r H r H r H r H r H r H r H r H r H r H r H

*
2

oo

cn

rH

Cft

o\

IN

CO

cn

r> oo cn O
ri r H rH CM
cn cn cn cn cn

rH
CM

CM
CO
*
CM CM CM

cn cn

g 2 ^

100
100
100
100
t/m

000.
000.
000.
000.
10 000 volt

cn cn

Totaal aantal inwoners der gemeente X 10 000.


Aantal aansluitingen voor licht en huishoudelijke doeleinden X 1 000.
. _4._4._4_4~ Aantal aansluitingen voor kleinindustrie X 10.
Aantal aansluitingen voor grootindustrie X 10.
Totaal aangesloten vermogen in k W X 2 000.
+

2 2

S S S S

c n c n c n c n c n c n c n c n c n o j o j o j c n c n c n c n c n

oo cn
o
cn cn cn cn Cn
cn cn

,
_ ,_ _ _ _4._
4

Totaal aantal i n het net afgeleverde k W h X 10,


Maximaal belasting van het geheele bedrijf in k W X 1 000.
Bedrijfstijd in uren X 200.
. Verkochte k W h voor licht en huishoudelijke doeleinden
X 10.
Verkochte k W h voor kracht X 10.
. Verkochte k W h voor interlocaal net X 10 .
. Verkochte kWh voor tractie A llr.
Verbruik voor hcht en huishoudelijke doeleinden per
aangesloten hoofd in k W h X 10.
6

JIJ

rH

rH

rH

rH

rH

rH

r-i

r-,

Fig. 20.

Fig. 19.

Fig. 18.

Fig. 17.

Aanlegkosten der centrale X


Aanlegkosten van het net X f
Boekwaarde der centrale
X f
Boekwaarde van het net X f
Lengte van het hoogspanningsnet
X 10 km.

Totale
Totale
Totale
Totale
Totale
Totale

opwekkosten en/of stroominkoop X 100 000.


distributiekosten X f 100 000.
uitgaven X
fontvangsten X / 100 000.
uitgaven per in het net afgeleverde k W h in cts.
ontvangsten per verkochte k W h in cts.

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE GEMEENTE


ARNHEM.

A D A T in sommige groote steden van het binnen- en buitenland electriciteitsbedrijven met succes in werking waren gebracht, besloot het Dagelijksch Bestuur
der gemeente Arnhem op voorstel van mr. H . P. DE WILDE in 1901 het advies
te wagen van een deskundige over de eventueele levensvatbaarheid van een dergelijk bedrijf te Arnhem. Het eerste advies werd uitgebracht in Februari 1902
door den heer N J . SINGELS, toen electrotechnisch en werktuigkundig ingenieur te 's-Gravenhage. Dit advies kwam hierop neer, dat die levensvatbaarheid in een stad als Arnhem geenszins
questieus was, dat het echter aanbeveling verdiende op bescheiden schaal te beginnen! en wel
door het terrein van de gasfabriek een centrale te bouwen en daarin drie zuigerstoommachines,
elk aandrijvende een gelijkstroomdynamo van 130 kW, te plaatsen. Voor het geval het bedrijf
zou opnemen kon de machinecapaciteit uitgebreid worden met nog twee aggregaten
o

Dit advies werd om nader bericht gezonden aan de heeren F. C. SCHAAP en W. NIERMEYER
dttecteur resp. van Gemeentewerken en van de Gasfabriek, die adviseerden, in plaats van stoommachines krachtgasmotoren op te stellen en deze te plaatsen in de machinekamer der gasfabriek.
Geen dezer beide adviezen vond echter bijval; de aanbevolen plannen werden althans niet uitgevoerd.
A
,

> die toentertijd hoofdzakelijk op het gebied der openbare


en der winkelverhchting bestond, deed zich echter steeds dringender gevoelen. De Raad van de
gemeente Arnhem besloot daarom een electrotechnisch ingenieur te benoemen en hem opdracht
e geven: Gepreciseerde plannen voor den bouw eener electrische centrale op te maken en eventueel de uitvoering er van te leiden." In deze functie werd benoemd de heer M . F . H 1 H ERENS
^S^LT
* * * * * ' a g e , die op 1 Maalt 1904 zijn
D

b e

h o e

f t e

a a n

l e c t r i c i t e i t

In het rapport, uitgebracht in Maart 1905, werd betoogd, dat een electrisch bedrijf rendabel zoude zijn en werd voorgesteld: Een gemeentelijke centrale te bouwen op den oever
van den Rijn aan de oostzijde der stad; de stroomopwekking en stroomver deeling te doen plaats
hebben volgens het gehjkstroomsysteem met een gebruiksspanning van 2 x 220 volt, met mogelijkhetd om later ook wisselstroom in verafgelegen verbruiksplaatsen te leveren; den bouw der cendis
^iLZ e nT
^
^
P*t" * aangegeven in de bij het rapport gevoegde
plannen. De plaats voor de centrale op den oever van den Rijn aan de oostz^de der stad"
i n

h 0 0 f d

m e t i

e n

e n

22

338

GEMEENTE

ELECTRICITEITSBEDRIJF

TE

ARNHEM.

XXII

was zoodanig gekozen, dat, welke grootte de centrale ook ooit zou mogen verkrijgen, steeds overvloedig koelwater ter beschikking zoude staan.
Het ingediende rapport en het daarbij behoorende project werden door den Gemeenteraad zonder eenige wijziging goedgekeurd en de bovengenoemde ingenieur kreeg bij raadsbesluit No. 615 van 31 Juli 1905 de opdracht, de noodige werken volgens de door hem uitgewerkte
voorstellen uit te voeren.
.
Op grond der toenmalige ervaringen werd de aansluitwaarde voor verhchting geraamd
op 12 kW per 1000 inwoners; voor Arnhem, dat destijds 65 000 inwoners telde, gaf dit dus in
totaal 12 X 65 = 780 kW, waarbij dan nog op 150 pk, overeenkomend met 140 kW, voor motoren gerekend moest worden. Verder werd voor de tram en de gasfabriek tezamen een belasting
van 205 kW verwacht. Overeenkomstig dezen opzet bestond de eerste aanleg der centrale uit:
twee aggregaten elk van 250 kW en een accumulatorenbatterij van 170 kW gedurende 3 uren.
De bijbehoorende drie ketels waren van het zg. gecombineerde type en hadden elk een verwarmend oppervlak van 160 m* bij 12 atm. druk en een stoomtemperatuur van 300 C. Het voor
condensatie noodige koelwater werd ontleend aan een put, welke door een diepliggend riool
in verbinding stond met den Rijn.
Op het tijdstip der aanbesteding was de strijd tusschen stoomturbine en zuigerstoommachine nog niet uitgestreden; wel waren reeds gunstige ervaringen met stoomturbines speciaal
voor de aandrijving van electrische generatoren opgedaan, maar deze hadden betrekking op
grootere eenheden dan hier in aanmerking kwamen. Daarbij kwam, dat voor machmes van
deze grootte het stoomverbruik van zuigermachines gunstiger was dan dat van turbines. Onder
deze omstandigheden werd besloten op te stellen n turbodynamo van 250 kW bi) 3000 toeren,
te leveren door Brown Boveri & Co. te Baden (Zwitserland) en n Lentz-zuigerstoomdynamo
van 250 kW, te leveren door Gebr. Stork & Co. te Hengelo tezamen met de firma Siemens
Schuckert De firma Stork garandeerde toen, dus in 1906, voor hare levering van .ketels, stoommachine en dynamo een kolenverbruik van 1,05 kg per opgewekte kWh, welk cijfer zelfs thans
nog voor dergelijke kleine stoommachines niet ongunstig mag worden genoemd. Dit ajter was
trouwens belangrijk gunstiger dan dat van de stoomturbine, waarvoor bij gelijk vermogen
een stoomverbruik van 9,3 kg per kWh, overeenkomende met een kolencijfer van 1,15 kg per
kWh, gegarandeerd werd.

* * *

De centrale werd gebouwd in 1906 en wel, voor wat het bouwkundige gedeelte betreft,
onder medewerking van de architecten G . VERSTEEG en F. C. SCHAAP; een gezicht op den vooren zijgevel geeft fig. 1, terwijl de plattegrond van den eersten aanleg in ftg. 2 is voorgesteld.
Zooals gezegd, werd de centrale ingericht voor de levering van gelijkstroom van 2 X
volt en wel volgens het driegeleidersysteem met gesoleerden nulleider, die alleen in de centrale geaard werd. Deze keuze hield verband met de omstandigheid, dat de ervaringen, met dit
systeem in steden van gelijke grootte opgedaan, vooral in Engeland, algemeen gunstig waren.
Een uitgebreidheid van het leidingnet tot op een afstand van ca. 3 km van de centrale achtte
men voldoende, aangezien daarbij in de geheele stad op economische wijze stroom kon worden
geleverd. Dit was ook dan nog het geval, wanneer de bebouwing een belangrijke uitbreiding
zou ondergaan.
.
i ,
. ,.
.
Niettemin werd van den aanvang af de mogelijkheid voorzien, dat de ontwikkeling der
electriciteitsvoorziening het in latere jaren wenschelijk zou kunnen maken, ook over grootere af-

XX"

GEMEENTE

ELECTRICITEITSBEDRIJF

TE ARNHEM.

339
339

standen dan 3 km stroom te leveren. Met het oog hierop werd er bijden bouw der centrale rekening
mede gehouden, dat men later tot het draaistroomsysteem zou kunnen overgaan; te dien einde
werd o.a. een ruimte van 11 x 11 meter voor een eventueele hoogspannmgsschakehnrichting
gereserveerd (zie fig. 2). Deze maatregel is later gebleken zeer doelmatig te zijn geweest, want
in 1912 werd de geheele schakelinrichting voor 3 x 10 000 volt in deze ruimte ondergebracht,
zonder dat hiervoor eenige verbouwing behoefde plaats te hebben. De toepassing dezer hooge*
spanning bleek op genoemd tijdstip (1912) noodig, omdat de behoefte aan stroom in naburige

Fig.

1.

GEZICHT OP DE GEMEENTELIJKE CENTRALE TE ARNHEM.

gemeenten zich sterk deed gevoelen. Daar hierbij afstanden van 20 a 25 km te overwinnen waren
werd het 3 x 10 000 volt-systeem gekozen, voor welke spanning de techniek toen reeds bedrijfszekere kabels kon leveren. Een tweede motief om de hooge spanning te bepalen op 3 x 10000
volt was, dat andere bedrijven (o.a. de Stroomverkoopmaatschappij in Limburg) deze spanning
reeds gekozen hadden; na onderling overleg, dus zonder dwang van hooger hand, werd ingezien
dat aan een uniformiteit der hooge spanning in ons land voordeden waren verbonden.
Wanneer men nu terugbhkt op de ontwikkeling van het bedrijf, dan is het wellicht interessant even stil te staan bij de vraag, of in 1905 de keuze van het gelijkstroomsysteem een stap

340
340

GEMEENTE ELECTRICITEITSBEDRIJF

TE ARNHEM.

SITUATIE VAN DE
ELECTRISCHE CENTRALE TE ARNHEM
IN HET JAAR 1907.
1 VEREFFENINGSAGGREGAAT
2
TURBO 250 KW
S
LENTZ - MACHINE 250 KW
4 HOOFDSCHAKELBORD,
i m KETELS IGOM'.V.O

Fig. 2.

XXII

XXII

GEMEENTE

ELECTRICITEITSBEDRIJF

TE ARNHEM.

341
341

m de verkeerde richting is geweest. Voor de beantwoording dezer vraag moet men den stand
der electrotechniek op genoemd tijdstip beschouwen. In groote steden, als Straatsburg, Frankfurt am Mam e.a. en in 1903 ook te Amsterdam en 's-Gravenhage, had men het draaistroomsysteem reeds toegepast. Voor middelgroote steden had echter het gelijkstroomsysteem verreweg het grootste succes. Had men voor Arnhem, met het oog op de toekomst, het draaistroomsysteem gekozen, dan zou de hooge spanning zeker niet hooger dan 3 x 3000 volt en de
lage spanning waarschijnlijk op 3 x 125 volt zijn aangenomen. Ook in 's-Gravenhage waren
enkele jaren te voren deze spanningen aanvaard, terwijl voor Nijmegen nog in 1908, met het
oog op de lampen, een spanning van 125 volt werd gekozen. Waar men dan later toch voor de
stroomlevering aan Wageningen de hooge spanning op 3 x 10 000 volt zou hebben moeten
brengen, zou men dan twee hooge spanningen hebben gekregen, terwijl men en dit zou een
nog grooter nadeel zijn geweest voor altijd aan de lage spanning van 125 volt zou hebben vastgezeten. Daarentegen heeft men nu n hoogspanningsnet voor 3 x 10 000 volt en, behalve in
het centrum der stad, overal een draaistroomlaagspanningsnet voor een spanning van 3 x 380/
220 volt. Tegenover het nadeel, dat de verhezen in de omzetters en in de gelijkstroomvoedingskabek voor het centrum der stad betrekkelijk groot zijn welke verhezen trouwens in totaal
niet zoo heel veel verschillen van de geleider- en transformatorverhezen van het draaistroomnet
staan dus de voordeden, die aan de toepassing der hoogere draaistroomspanningen zijn verbonden. Ook a posteriori blijkt dus, dat de keuze van gelijkstroom met latere toevoeging van
draaistroom van 3 x 10 000/3 x 380/220 volt juist is geweest en voordeden heeft geboden
boven die van draaistroom van 3 x 3000/3 x 125 volt met latere bijvoeging van 3 x 10 000 volt
Het gehjkstroomnet in de binnenstad heeft thans 17 jaren aan de gestelde eischen voldaan en wordt nu langzamerhand te licht. In plaats van dit net te verzwaren door bijlegging
van gehjkstroomkabels, worden geleidelijk in de hoofdstraten draaistroomkabels gelegd, waarop
de nieuwe installaties worden aangesloten en ook sommige groote verbruikers worden overgegeschakeld. Het gelijkstroomdebiet blijft hierdoor vrijwel constant.
*

Evenals bij alle andere centralen, welke hier te lande gebouwd werden, bleek de eerste
opzet spoedig te klein. Reeds in 1908, dus een jaar na de opening, werden een turbine met een
driemaal grooter vermogen, nl. 750 kW en twee waterpijpstoomketels, elk van 300 m* V O
besteld, welke machine en ketels reeds in 1909 in bedrijf werden genomen. Voor de turbine'!
eveneens van het reactie-type en geleverd door Brown Boveri & Co., werd een stoomverbruik
van 7,8 kg per kWh gegarandeerd, hetgeen een aanmerkelijke verbetering was tegenover het
bovenvermelde cijfer (9,3 kg per kWh) der eerst opgestelde turbine. Deze tweede turbine werd
aanvankelijk slechts met een dynamo van 375 kW gekoppeld, zoodat een gedeelte van haar
vermogen gereserveerd bleef voor een tweede dynamo van 400 kW, die voor de stroomlevering
aan het tramnet waarvoor de plannen allengs een vasteren vorm hadden aangenomen eerlang noodig zou zijn. Het duurde evenwel nog tot 1911 alvorens de stroomlevering voor tractie
(gelijkstroom onder een spanning van 700 750 volt) tot stand kwam, in welk jaar de tweede
dynamo werd geplaatst. De 750 kW-turbine, die 2400 omwentelingen per minuut maakt, was dus
sedert dien rechtstreeks gekoppeld met n dynamo voor het stadsdebiet, van 375 kW bij 500
volt, en n dynamo voor de tram, van 400 kW bij 750 volt, alsmede met een opwekdynamo.
Niettegenstaande deze combinatie een totale lengte had van 13 meter, werd hiervan, dank zij
de nauwkeurige afwerking, nooit eenige last ondervonden.

GEMEENTE

342

ELECTRICITEITSBEDRIJF

TE

ARNHEM.

XXII

De maximale belasting voor licht, kracht en tractie steeg in 1912 tot 1000 kW, waardoor
het noodig wefd opnieuw tot uitbreiding over te gaan. Besteld werd n turbine van 1250 kW,
gekoppeld met een gehjkstroomdynamo van 750 kW en met een draaistroomgenerator van
1250 kW. Deze laatste machine was bestemd voor de stroomlevering in de buitengemeenten d.w.z.
op afstanden van 20 a 30 km, waarvoor de reeds eerder nader gemotiveerde spanning van
3 x 10 000 volt werd gekozen. Daar men de belangrijke verhezen, die in step-up" transformatoren optreden, beslist wilde vermijden, werd besloten den draaistroom direct onder de aan-

Fig, 3.

HET LEGGEN VAN TWEE WATERKABELS DOOR DEN RIJN, SPANNING 10 000

VOLT,

KOPERDOORSNEDE 3 X 50 M M .
2

gegeven spanning op te wekken. De eenige firma, welke op genoemd tijdstip bereid was een
machine voor deze spanning te bouwen, was de firma Brown Boveri & Co, welke dan ook
leverancier werd van het nieuwe aggregaat. Nog in hetzelfde jaar (1912) kwam de nieuwe
machine in bedrijf, waardoor het Arnhemsche electriciteitsbedrijf het eerste werd m Nederland,
hetwelk draaistroom onder een spanning van 3 X 10 000 volt opwekte.
Door de invoering van draaistroom van hooge spanning werd het mogelijk de stroomlevering over het geheele grondgebied van de gemeente Arnhem uit te breiden. In 1913 werd
daartoe in het gedeelte van de Veluwe, behoorende tot de gemeente Arnhem, nl. de wijk Schaars-

XXII

GEMEENTE

ELECTRICITEITSBEDRIJF

TE ARNHEM.

343
343

bergen", een bovengrondsch laagspanningsnet gebouwd, waarop spoedig vrijwel alle aldaar
gelegen huizen werden aangesloten. De stroomlevering strekte zich daarmede uit tot den Kemperberg, die op een afstand van ca. 9 km van de centrale is gelegen.
In het jaar 1912 werd een contract gesloten met de gemeente Wageningen tot stroomlevering en gros aan deze Gemeente. Hierop werd een 10 000 volt-kabel naar Wageningen
gelegd, die in 1917 door de Provincie werd genaast. Van een in 1914 verleende concessie tot
het leggen van een hoogspanningskabel van 3 x 50 mm in oostelijke richting naar Westervoort, Duiven en Zevenaar werd geen gebruik gemaakt, omdat de provincie Gelderland in datzelfde jaar een eigen bedrijf, aanvankelijk alleen ter distributie van electriciteit, oprichtte. Wel
werden ten behoeve der stroomlevering aan den overkant van den Rijn in het begin van 1915
door deze rivier twee 10 000 volt-waterkabels gelegd (fabrikaat Callender), elk met een doorsnede van 3 x 50 mm . Een afbeelding van de uitvoering dezer kabellegging is in fig. 3 gegeven.
Daar de temperaturen van de lucht en het water in Februari 1915 laag waren, nl. 5 C , werden
de drie aders voor de legging verwarmd met een stroom van 120 ampre.
2

Waar, zooals gezegd, het provinciale bedrijf zich vooreerst niet met de productie van
electriciteit bezig hield, werd op advies van prof. C. FELDMANN in December 1915 ook met de
provincie Gelderland een stroomleveringscontract gesloten, waarbij de gemeente Arnhem
zich verplichtte, den stroom onder een spanning van 10 000 volt in haar centrale ter beschikking der Provincie te stellen.

** *
Ondertusschen was ook de stroomlevering aan de grootindustrie in de eigen gemeente
sterk in beteekenis toegenomen en wel werden o.a. aangesloten in 1912 de N. V. Nederlandsche
Kunstzijdefabriek en in 1914 de N. V. Arnhemsche Stoomsleephelling. Het mag dan ook geen
verwondering wekken, dat het ingevolge deze verschillende debietsverruimingen in 1914 opnieuw noodig was tot uitbreiding der machinecapaciteit over te gaan. Besloten werd een turbogenerator van 3500 kVA bij 3000 omwentelingen op te stellen op de plaats van de 250 kW
Lentz-zuigerstoommachine. Aan deze vervanging werd de voorkeur gegeven, omdat daardoor
een uitbreiding der machinekamer kon worden vermeden. De turbine, van het ZoeUy-type,
werd geleverd door Gebr. Stork & Co., welke firma den generator betrok van de Siemens-Schuckertwerke. De firma Stork garandeerde voor deze machine een stoomverbruik van 6 kg per kWh
bij 11,5 atm. en 300 C. De machine werd in 1915 gemonteerd en begin 1916 in bedrijf gesteld.
De pompen voor de condensatie-inrichting dezer machine, met straalapparaat vr luchtafzuiging, worden aangedreven door een hulpstomturbine, waarvan de afgewerkte stoom dienst
doet in het lage-drukgedeelte der hoofdturbine. Als reserve voor het straalapparaat is een
stoomstraalluchtpomp aangebracht, waarvan de afgewerkte stoom gebruikt wordt voor voorwarming van het condensaat, hetwelk daardoor van ca. 25 C. op 50 C. gebracht wordt. Een
verdere bijzonderheid van deze machine is, dat reeds sedert 1916 de verwarmde lucht, welke
uit den generator komt en een temperatuur heeft van 45 a 55 C , gebruikt wordt als onderwind
onder de ketels, waardoor dus de warmte, die zich in deze koellucht bevindt, niet verloren gaat.
Tengevolge van den oorlog ging het stroomverbruik in 1914 iets minder sterk vooruit
dan in de. voorafgaande jaren, om daarna in 1915 en 1916 weer normaal te stijgen (zie fig. 13
der hierachter opgenomen uitslaande plaat). Evenwel trad in 1917 en in het begin van 1918
een inzinking in, die door de invoering van rantsoeneeringsmaatregelen en door het
geringe verbruik der grootindustrie werd veroorzaakt. Na den oorlog, d.w.z. reeds in den winter

344
344

GEMEENTE

ELECTRICITEITSBEDRIJF

Fig. 4.

TE ARNHEM.

XXII

XXII

GEMEENTE

ELECTRICITEITSBEDRIJF

TE ARNHEM.

345
345

van 1918/1919 ontwikkelde zich een sterke stijging van het verbruik, waardoor het noodig
werd maatregelen te treffen om de capaciteit der centrale opnieuw uit te breiden. Aanvankelijk
werd alleen de aanschaffing van een stoomketel beoogd, doch toen in November 1921 eenige
bednjfsstormgen ontstonden, die - tengevolge van het feit, dat het bedrijf niet over een reservemachine beschikte - een ernstig karakter aannamen, werd ook een nieuwe turbogenerator m het uitbreidingsplan opgenomen.
Voor de bepaling van het vermogen van deze uitbreiding was het noodig van nieuwe gezichtspunten uit te gaan De ervaring, met name die, na den oorlog opgedaan, had geleerd, dat
het verbruik van electriciteit steeds sneller toenam en in 5 a 6 jaren kon verdubbelen. Men moest
er dus op rekenen, dat binnen een klein aantal jaren een debiet van zegge 20 millioen kWh be-

Flg. 5.

DE MONTAGE VAN DEN HANOMAG-STOOMKETEL; STOOMVERMOGEN

20 000

KG PER UUR.

re^kt zou kunnen worden Ook al bleef het afzetgebied beperkt tot de eigen gemeente, dan
nog diende een dergelijk debiet als maatstaf te worden aangenomen. Er moest dus niet alleen
een groote ketel (bv. voor 20 ton6 stoom per uur) worden opgesteld, maar bovendien moest
P
'
betrekkelijk groote machine, bv. van 8
a 10 000 kW worden aangeschaft. Deze machine diende met het oog op het debiet in de eerste
jaren ook bi) de lagere belastingen een gunstig stoomverbruik te hebben. Het 2,75 ha groote
aan den Rijn gelegen terrein, is ruimschoots voldoende voor een centrale van 30 000 a 40 000

rfnnt,

T?

r o d u c t i e

e e n

T
g * B e ketels en machines
geen bezwaren bestonden. Bovendien zou bij uitbreiding met groote eenheden de mogelijkheid
worden geschapen, dat de centrale later zou kunnen deelnemen aan de stroomlevering ten ben h

f d e

t C g e n

d e

0 p S t e U i n g

v a n

d e r

c l i

346
346

GEMEENTE

ELECTRICITEITSBEDRIJF

TE ARNHEM.

XXII

hoeve van den spoorweg van Utrecht via Arnhem naar de Duitsche grens, die wellicht in afzienbare n tijd gelectrificeerd zou worden.
Bovenstaande overwegingen leidden ten slotte in de eerste plaats tot opstelling van een
ketel van het zg. Stirling-type geleverd door de Hanomag te Hannover met een verwarmend oppervlak van 520 m en een normaal vermogen van 18 000 a 20 000 kg stoom per uur,
bij een druk van 16,5 kg/cm en een temperatuur van 350 C. Voor het opstellen van dezen
ketel moest het ketelhuis worden uitgebreid; het nieuwe gedeelte werd nu zoo geprojecteerd,
a

Fig. 6.

DE BERGMANN-TURBOGENERATOR MET EEN N O R M A A L VERMOGEN V A N

8000

K W BIJ

3000

OMWENTELINGEN PER MTNUT.

dat de as niet, zooals die van het oude ketelhuis, parallel met, doch loodrecht op de as der machinekamer kwam te staan. De breedte van het nieuwe ketelhuis bedraagt 30 meter, zoodat in
deze breedte twee ketels, elk van 500 a 600 m V . O., tegenover elkaar geplaatst kunnen worden.
Van dit ketelhuis is voorloopig een derde gedeelte gebouwd, zoodat na voltooiing in het geheel
zes dergelijke ketels geplaatst kunnen worden (zie fig. 4). De nieuwe ketel werd tegelijk met het
nieuwe ketelhuis gemonteerd (zie fig. 5) en in October 1921 in bedrijf gesteld; aan de gestelde
garantie-eischen werd ruimschoots voldaan.
2

XXII

GEMEENTE

ELECTRICITEITSBEDRIJF

TE ARNHEM.

347
347

In de tweede plaats werd in 1921 een turbogenerator besteld, met een'vermogen van
8000 kW, die in September 1922 in bedrijf werd gesteld. Deze machine (zie 'fig. 6) geleverd
door de Bergrnann-Elektrizitatswerke te Berlijn, heeft een stoomverbruik van 5,0 kg per kWh,
bij 15,5 atm, en maakt 3000 omwentelingen per minuut. Met het oog op de economie had het
geen doel het vermogen grooter te kiezen, daar voor turbo's van 10 000 en 12 000 kW en 3000
omwentelingen geen noemenswaardig lager cijfer gegarandeerd kon worden. Voor de opstelling

Fig. 7.

EEN ELECTRISCHE LOCOMOTIEF VOOR ZANDTREINEN VAN 150 TON; LOCOMOTIEFGEWICHT 30 TON, VERMOGEN 2 X 53 PK.

dezer machine bleek het voordeehger het gebouw der machinekamer niet uit te breiden, doch
de benoodigde
plaats te vinden door de tandemgehjkstroomturbine van 750 kW, welke afgeschrer,LWi5,0P u
>
"*te was groot genoeg voor plaatsing der
8 000 kW-turbine. Met het oog op het groote gewicht van enkele onderdeden dezer machine
was de oorspronkelijke loopkraan met een draagvermogen van 10 000 kg niet meer voldoende
en leverde de firma Gebr. Stork & Co. een nieuwe loopkraan met een draagvermogen
van 45 000 kg.
D

l u e r d

v r i

k o m e n d e

348
348

GEMEENTE

ELECTRICITEITSBEDRIJF

TE ARNHEM.

XXII

Vermeld dient nog te worden, dat de in 1907 in bedrijf gestelde accumulatorenbatterij


omstreeks 1920 geheel vernieuwd werd en daardoor de vroegere capaciteit weer geheel hersteld
werd. De levensduur der eerste batterij bedroeg dus 13 jaren.

Fig. 8.

DEZELFDE ELECTRISCHE LOCOMOTIEF ALS VOORGESTELD IN FIG. 7 MET ZIJWAARTS


UITSTAANDEN

STROOMAFNEMER.

ontwikkelen. Tot de groote werken, waarvoor het Arnhemsche bedrijf de noodige drijfkracht
leverde, behoorde o*. de aanleg van industrieterreinen in het zg. Arnhemsche Broek. De hier
gelegen lage weanden moesten daartoe met zand, dat van de heuvels der Veluwe moest worden
gehaald, worden opgehoogd, waarbij electrisch getrokken zandtreinen werden toegepast
De figuren 7 en 8 geven een voorstelling der gebruikte electrische locomotieven van 30
ton, voorzien van twee motoren van 53 pk, die door de Siemens-Schuckertwerke werden
geleverd. Deze locomotieven kunnen zandtreinen van 150 ton vervoeren en zijn zoowel van

XXII

GEMEENTE

ELECTRICITEITSBEDRIJF

TE

ARNHEM.

349

een normalen beugel met dubbel sleepstuk als van een zijwaarts uitstaanden stroomafnemer
voorzien. Door deze laatste inrichting wordt het laden der treinen zeer vereenvoudigd, terwijl
bovendien de hoogte der rijdraadmasten zeer wordt beperkt, zoodat deze gemakkelijk met
het spoor tot een geheel konden worden vereenigd en gelijk daarmee worden omgeschift.
Fig. 9 toont het laden van een zandtrein, terwijl in fig. 10 het kippen der zandwagens op het stort
is afgebeeld. Vervoerd werden 2,9 millioen m zand, voor welk transport rond 2,5 millioen kWh
draaistroom geleverd werden.
De nieuwe terreinen dienen in de eerste plaats voor den aanleg van een emplacement
voor een nieuw goederenstation der Nederlandsche Spoorwegen, en leenen zich voorts bij
3

Fig. 9.

HET LADEN VAN EEN ZANDTREIN.

uitstek voor de vestiging van industrien, welke laatste ook voor de ontwikkeling van het
Gemeente Electriciteitsbedrijf van groote beteekenis kunnen worden.
De snelle ontwikkeling van het debiet der centrale werd intusschen in het jaar 1923
tijdelijk gestoord, en wel omdat in dat jaar voor het eerst geen stroom meer aan de N . V . Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij werd geleverd.
Na de opstelling van den laatstgenoemden Bergmann-turbogenerator van 8 000 kW werd
dan ook in de centrale alleen nog maar een nieuwe stoomketel bijgeplaatst, welke in Februari
1924 in bedrijf werd gesteld. Deze ketel heeft een verwarmend oppervlak van 550 m , een roosteroppervlak van 22,5 m en een economiser van 468 m ; hij is van hetzelfde type als ketel no. 6
en werd geleverd door de Hanomag te Hannover. Het vermogen bedraagt normaal 20 000 kg
2

350
350

GEMEENTE

ELECTRICITEITSBEDRIJF

TE ARNHEM.

XXII

en maximaal gedurende 2 uren 24 000 kg stoom per uur, onder een druk van 22 kg/cm.
Door den stoomdruk aan den hoofdafsluiter der 1250 kW-turbine van Brown Boven & Co.
van 11 5 atm. op 15 atm. te verhoogen en de schoepen van het actiewiel dienovereenkomstig
te veranderen, is het mogelijk gebleken deze turbine normaal te belasten tot 1 700 kW. Dit ver-

Fig.

10.

HET KIPPEN T>ER ZANDWAGENS.

mogen kan door de generatoren gemakkelijk opgenomen worden, omdat deze turbine, zooals
bovenvermeld, gekoppeld is met n gelijkstroomdynamo van 750 kW en n draaistroomgenerator van 1250 kVA.
. . .
< j
Resumeerend, bestond de aanleg der centrale op 31 December 1924 uit de volgende
ketels en machines:

XXII

GEMEENTE

ELECTRICITEITSBEDRIJF

TE ARNHEM.

351

Stoomketels:
Stoomdruk
in atm.

W t

p p

12
12
12
12
12
16,5
22

Oververhitter m'.

1
2
3
4
5
6

Ppervlak m .

R o o s t e r o

160
160
160
300
300
520
550

3
3
3
6
6,6
21
22,5

45
45
45
94
94
165
200

Economiser
m.

Stoomproductie in kg.

Normaal.

)
/

2 400
2 400
2 400
5 000
5 000
18 000
20 000

500

)
390
468

Maximaal.
3 000
3 000
3 000
6 500
6 500
20 000
24 000

Turbogeneratoren:
Vermogen van
Nos.

Stoomdruk.

4
5
6

15
15
15,5

de turbines.

de generatoren.

1 700
3 500
8 000

1250+750
3 500
8 000

Spanning in volt.

10 000 resp. 500


10 000
10 000

Omzetters:
N o s

Gelijkstroom.

Type.

Vermogen in kW.
II
III
V
VI

nanker
cascade
nanker
nanker

Spanning in volt.

_
Omwentelingen per
nunuu .

750
500
750
500

1 500
500
1 500
750

400
1000
500
1000

Het volgende staatje geeft een overzicht van den vooruitgang i n de economie van de opgestelde stoomturbodynamos:

Nos.

T
. \ ...
Jaar van bestelling.

Normaal vermogen
^

Omwentelingen per
minuut

2
3
4
5
6

1906
1908
1912
1915
1922

250
750
1 250
3 500
8 000

3 000
2 400
1 500
3 000
3 000

&

Gegarandeerd stoomverbruik (incl. condensatie) per kWh.


9,3 kg.
7,8
7,3
6,0
5,0

352

GEMEENTE

ELECTRICITEITSBEDRIJF

TE ARNHEM.

XXII

Hieruit blijkt, dat het stoomverbruik van de het laatst opgestelde turbine tot op
bijna de helft van dat der het eerst geplaatste turbine gedaald is. Een bijna analoge verhouding
bestaat tusschen het kolenverbruik per opgewekte kWh gedurende het eerste exploitatiejaar en
het jaar 1922, welke beide cijfers resp. bedroegen 1,58 en 0,92 kg per kWh.
Uit voorgaande lijst, aangevende het vermogen der opgestelde machines en ketels,
blijkt, dat het nuttig vermogen bedraagt 1700 + 3500 + 170 = 5370 kW. Hierbij is dan aangenomen, dat de grootste machine in reserve staat, terwijl het vermogen der batterij op 170 kW
is gesteld. Waar in 1924 de maximale belasting 4000 kW heeft bedragen en de normale stijging
op ongeveer 400 kW per jaar kan worden geschat, mag worden aangenomen, dat over 3 a 4 jaren
het nuttig vermogen zal worden bereikt, waarna het vermogen opnieuw uitgebreid zou moeten
worden.
Met het oog hierop hebben Burgemeester en Wethouders van Arnhem het noodig geoordeeld, een overeenkomst met de Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij te sluiten,
waarbij wordt overeengekomen, dat de centrale niet meer zal worden uitgebreid en dat de belasting
boven 4800 kW (nog lager dan het nuttig vermogen van 5370 kW) aan laatstgenoemde Maatschappij zal worden ontleend. Hierdoor is de waarde der grootste machine van 8000 kW feitelijk
gelijk geworden aan die eener machine van 3500 kW. Verder wordt in het contract bepaald,
dat over het op eenig tijdstip aan de P. G . E . M . ondeende vermogen een gebruiksduur van
2000 uren per jaar moet worden gegarandeerd.
*
*
Nu hiermede de ontwikkeling van de centrale en het net als voldoende beschreven kan
worden beschouwd, mogen thans nog enkele toehchtingen tot de hierachter volgende tabellen
worden gegeven. In de tabellen 1 tot en met 4 zijn een aantal cijfers opgenomen, welke een overzicht geven over de ontwikkeling van het bedrijf sedert het eerste voUe bedrijfsjaar 1908 tot
en met 1924. Uit deze tabellen en uit de. grafische voorstellingen hiervan, die op de eveneens
bijgevoegde uitslaande plaat zijn verzameld, moge blijken, dat de ontwikkeling van het bedrijf
tot nu toe gunstig is geweest.
Tabel 1 vermeldt de aanlegkosten en boekwaarden resp. van de centrale en het net.
Deelt men de boekwaarde der centrale in 1908 en 1924 door het in die jaren genstalleerde vermogen in kW, dan vindt men, dat de boekwaarde per genstalleerde kW daalde van 687,
op 104,. Dit laatste cijfer is laag, ook vergeleken met belangrijk grootere centralen. De cijfers
van tabel 1 zijn grafisch voorgesteld in de lijnen van fig. 11 (zie bijgaande uitslaande plaat). Het
verschil tusschen de lijnen der aanlegkosten en boekwaarden geeft een beeld van de afschrijvingen.
Tabel 2 en fig. 12 geven aan, hoe in Arnhem het verbruik per inwoner is toegenomen.
Het in 1924 behaalde cijfer van 111 kWh per inwoner is nog buitengewoon laag, vergeleken met
hetgeen in andere steden werd bereikt, zoodat het debiet nog gemakkelijk op het 5 a 6-voudige
van het tegenwoordige zal kunnen stijgen.
Tabel 3 en fig. 13 geven een overzicht van de aan het net afgegeven en van de verkochte
kWh. Afgezien van de kleine daling in het oorlogsjaar 1917, is het debiet tot 1924 steeds gestegen.
De daling van ca. 22 % in het jaar 1923 is, zooals hierboven reeds gezegd, een gevolg van het feit,
dat de Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij sedert Februari 1923 geen stroom
meer van de Arnhemsche centrale betrekt.
Tabel 4 en fig. 14 vermelden de jaarlijksche uitgaven en ontvangsten zoowel in totaal

XXH

GEMEENTE

ELECTRICITEITSBEDRIJF

TE ARNHEM.

353

als per kWh. Bovendien zijn van het jaar 1914 af de uitgaven nog gesplitst in opwek- en distributiekosten. Een beschouwing der lijnen 3,4,5 en 6 van fig. 14 doet zien, in hoeverre de bedrijft
leiding door tijdige tariefwijziging er in geslaagd is de ontvangsten aan te passen aan de (vooral
in de oorlogsjaren) sterk wisselende uitgaven.
Ten slotte moge hier nog worden gewezen op den ongunstigen invloed, dien het verlies
van de Provincie als grootverbruiker, welke nagenoeg een derde gedeelte van het totale debiet
afnam, op het kolenverbruik van het bedrijf heeft gehad. In 1923 werd aan de Provincie 3 327 000
kWh minder geleverd dan in 1922; daar het debiet der stad echter steeg, werden in 1923 slechts
2 610 000 kWh minder opgewekt. Het kolenverbruik was in 1922 totaal 11 164,8 ton; in 1923,
bedroeg het 10 139,6 ton (beide hoeveelheden omgerekend op kolen van 7500 cal. per kg)/
of wel 1025, 2 ton minder dan in het eerstgenoemde jaar. Dit komt dus hierop neer, dat het minder opwekken van 2 610 000 kWh slechts ca. 0,40 kg per kWh aan kolen heeft bespaard. Hierbij
dient te worden opgemerkt, dat in 1922 de gebruiksduur van de levering aan de Provincie 3019
uren bedroeg, terwijl het overeenkomstige cijfer der geheele centrale in genoemd jaar op 2826
uren moet worden gesteld.

23

354
354

GEMEENTE

ELECTRICITEITSBEDRIJF

TE ARNHEM.

Tabel 1 (fig. 11)

Financieele gegevens (kapitaal)

Jaar.
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Aanlegkosten der cen- Aanlegkosten van het Boekwaarde der cen- Boekwaarde van hei
net X iooo,.
trale X iooo,.
net X / iooo,.
trale X iooo,.
479,2
529,9
544,0
616,1
659,3
825,5
740,2
808,2
801,5
813,4
874,0
909,8
1 123,6
1 600,8
1 773,7
1902,2
1 947,9

282,1
289,0
300,5
361,5
341,2
383,3
524,1
548,1
605,9
577,9
632,7
718,8
884,0
062,1
164,5
327,3
328,4

459,4
490,4
476,9
520,5
534,6
666,0
556,3
585,2
539,2
506,8
525,4
518,3
688,3
1 114,4
1 237,3
1 387,6
1 372,1

290,5
305,9
326,2
396,7
387,6
441,5
599,0
641,4
717,8
708,6
784,6
894,2
1 086,8
1 296,3
1 437,8
1 642,3
1 674,3

Gegevens betreffende het verzorgingsgebied.

Jaar.
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

XXII

Totaal aantal inwoners der gemeente Arnhem.


63987
64019
64 168
64 634
64823
65 018
66129
67 096
68 621
70 663
70 543
71 104
71 599
72 536
73176
74 382
75 000

Tabel 2 (fig. 12)

Totaal aantal aan- Aantal aansluitin- Totaal aangesloten


sluitingen
" vermogen in kW.
'
industrie.
% t ! a

306
392
492
579
689
952
1 118
1272
1 481
2 030
2 594
3 133
4167
5 293
6 461
7 943
9 190

v o o r

g r o o t

1
2
2
4
5
8
9
10
9
9
9
ij
12

! IS
440
J873
3 541
3 817
4112
4467
5 235
5 978
7 265J
8 76g)
0 975J
6 50
7 170J
8 002/)
5 546
16 928

Afgegeven kWh
per inwoner.
\l
10
13
20
II
33
35
39
49
44
50
53
66
79
96
06
111

1) De aansluitwaarde van den door de gemeente Arnhem aan het provinciale gebied geleverden stroom
is geschat op 3 maal de maximale belasting der P. G. E. M .

GEMEENTE
Gegevens betreffende

ELECTRICITEITS-BEDRIJF

a s t i n q

B e d r i

i n

f s t i
u r e n

e x c

1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

484,1
681,3
825,3
1 299,1
1 730,2
2 134,7
2 319,0
2 705,7
3 481,0
3 377,8
3 964,6
4 371,1
6 042,5
8 579,7
10 728,2
8 217.7 )
8 394,8 )
1

333
425
524
760
997
1 152
1 056
1 429
1 715
1 445
1 777
2 480
3 435
4 489
4 227
3 745
3 780

25

25

24

24

24

23

23

22

22

Tabel 3 (6g. 13)

ae

25
ARNHEM.

het verbruik.

Maximale be- '


Totaal aantal i
het
in het net afge- h e l e bedrijf
leverde k W h j [ j,oofd
X 1000.
bedrijf)inkW

laar
'

TE

)
-

Verkochte
k W h voor
licht en huishoudelijke
doeleinden
X ioco.

1 675
1 745
1 735
1 910
1 880
2 145
2 522
2 157
2 200
2 409
2 377
1 854
1 907
2 183
2 826
2 493
2 499

320,6
405,1
451,5
529,1
587,1
635,4
670,5
806,5
866,5
486,0
629,8
966,9
1 170,4
1 322,4
1 536,1
1 946,1
2 091,9

Verkochte
k W h voor
kleinindustrie
X icoo,

Verkochte
k W h voor
grootindustrie
X iooo.

Verkochte
k W h voor
tractie
X iooo.

21

137,8
200,4
300,7
367,8
380,0
455,2
522,9
711,3
892,1
705,5
779,1
871,9
1 203,5
1 332,2
1 574,9
1 761,0
1 834,2

57,2
69,3
264,2
309,2
333,9
784,6
1 337,0
1 581,5
1 514,4
2 495,2
4 255,6
5 347,8
2 359,2
2 393,5

_
_

255,5
598,1
663,4
581,4
637,9
696,0
656,6
799,1
813,4
850,5
1 266,9
1 972,3
2 075,2
1 759,2

Financieele gegevens (exploitatie).

1908
1909
1910
1911 :
1912
1913
1914 !
1915 |
1916
1917
1918
1919
1920
1921:
1922:
1923
1924!
;

T o t a l e

134,5
159,0
199,1
252,6
465,2
543,8
731,9
702,9
619,3
611,6
494,7

41,9
47,3
43,6
41,5
54,8
59,7
82,4
153,0
171,6
260,2
294,1

t ^
uitgaven
1000.-.
T

60,9
73,7
87,8
110,7
149,4
176,0
187,0
217,9
260,8
316,0
543,6
645,3
864,4
912,3
857,2
932,8
950,1

Totale
ontvangsten
X 1000.-.
^

"
.
T "
hetnetafgeleverde k W h in cts.

58,9
88,8
108,3
151,8
189,2
211,6
213,6
253.8
301,7
283,9
530,5
679,7
991,4
1 044,5
1 097,9
1 100,3
1 051,6

7,6
7,6
6,9
8,7
13,1
13,8
13,5
10,0
7,4
10,6
9,4

17

16

16

15

15

14

14

13

13

12

12

11

11

10

10

9
8
7

'

18

17

f
i T ^ l ^
verkochte k W h
in cts.
T

19

18

Tabel 4 (fig. 14)

l f
i
posten en/of
distributiekosten
; stroominkoop |
| X / 1000.. I
!

20

19

Deze daling is een gevolg van den minderen verkoop aan de P. G. E . M . welke in 1922 3,7 millioen k W h bedroegAfgezien van de debietsvermindering voor zandvervoer bedraagt detoename 15 %.

Jaar.

21

20

12,3
14,0
13,6
11,8
10,9
10,0
9,7
9,7
8,7
8,2
13,3
15,0
16,1
11,8
9,8
12,7
11,6

6
5
4
3
2
1

00

O
C>

01 o

(M

O r H i - t ! - < i - < r - < r - l


Ol Ol 0\ CJ\ Ol Os Ol

vor>ooc?io

i-H
i-t
0\ 0\ Ol

iH
O
0\ Ol

N
0\

!N
Ol

F i g . 11.

Aanlegkosten der centrale


Aanlegkosten van het net
Boekwaarde der centrale
Boekwaarde van het net

N
M
CTtCTt

OO

CTt

S ! '

i <

O
-

CM

OO

' "

iO
H

V>

>

00

r-1

1)

CM

CM

CM

OO

CM

CM

co
a\

cn o r-i CM co rt- u-j >o o co cr. o


O r H r H r ( ^ H T - H T (
r H t ( . H r - I C N
o\ o\ o\ o\ o\ o\ er 01 01 01 o\ a\

F i g . 12.
X
X
X
X

100 000.
100 000.
100 000.
100 000.

Totaal aantal inwoners der gemeente X 10 000.


Totaal aantal aansluitingen X 1 000.
Aantal aansluitingen voor grootindustrie X 10.
Totaal aangesloten vermogen in kW X 2 000.
Verbruik in kWh per inwoner X 10.

CM 00
CM
CN
CM CM
o\ o\ crtcr

OO

CTi

. <

CM CO

Fig. 14.

F i g . 13.

Totaal aantal in het net afgeleverde kWh X 10".


Maximale belasting van het geheele bedrijf in kW X 1 000.
Bedrijfstijd in uren X 200.
Verkochte kWh voor licht en huishoudelijke doeleinden
X 10.
Verkochte kWh voor kleinindustrie X 10 .
Verkochte kWh voor grootindustrie X 10 .
Verkochte kWh voor tractie X 10".
6

Totale
Totale
Totale
Totale
Totale
Totale

opwekkosten en/of stroominkoop X 100 000.


distributiekosten X f 100 000.
uitgaven X 100 000
ontvangsten X f 100 000
uitgaven per in het net afgeleverde kWh in cts.
ontvangsten per verkochte kWh in cts.

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE PROVINCIE


GELDERLAND.
n G ^ s D / l N de zitting der Provinciale Staten van Gelderland dd. 28 Juli 1914 werd besloten
JM
KL
*
g
den aanleg en de exploitatie van werken tot het geleiden,
y\
whi transformeeren, verdeelen en leveren van electriciteit in genoemd gewest en werKjl- JA
Gedeputeerde Staten gemachtigd, al het noodige te verrichten om te komen
'
' tot oprichting der N.V. Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij".
De rijksconcessie werd bij Koninklijk Besluit van 25 September 1914 aan het gewest verleend
en op 8 Mei 1915 overgedragen aan genoemde Vennootschap, welke inmiddels was opgericht.
De keuze van den vennootschapsvorm voor de nieuwe provinciale onderneming werd door
Gedeputeerden voor Provinciale Staten aldus verdedigd:
Wat den vorm betreft, waarin het provinciale bedrijf moet worden gegoten, meenen
wij, na rijp beraad, U te moeten voorstellen, en zulks op het voetspoor van Noord-Brabant,
daarvoor te kiezen den vorm der Naamlooze Vennootschap.
Zooals uit de hierbij overgelegde ontwerp-statuten blijkt, wenschen wij de aandeelen
Zoo goed als geheel in het bezit der Provincie te doen blijven en zal de medewerking van enkele
gemeentebesturen worden ingeroepen om aan de wettelijke bepalingen te voldoen.
De keuze dier gemeenten stellen wij U voor aan ons over te laten.
Het denkbeeld om den vorm te kiezen van een provinciaal bedrijf en de zaak te beheeren
gelijk gemeentebesturen hunne bedrijven doen, hebben wij wel zeer ernstig overwogen, maar
niettemin moeten loslaten. Naar onze meening is de Provinciale Wet niet op het kiezen van
zoodanig een bedrijfsvorm ingericht. Zij kent noch de invoering van bedrijfsbegrootingen,
noch het in het leven roepen van commissin van bijstand, en in de bepaling dat de Staten
slechts, tweemaal in het jaar samenkomen, tenzij telkens in buitengewone zitting vergaderd,
zien wij mede een overwegend bezwaar om aan een bedrijf, dat zoozeer heeft te rekenen met
oogenbhkkelijke eischen en behoeften, de noodige vrijheid van beweging te verzekeren. De
hoofd- en verantwoordelijke leiding van het bedrijf zal blijven berusten bij de aan Uw College
verantwoordelijke Gedeputeerde Staten. Zij zullen n in den Raad van Commissarissen n
in den Raad van Toezicht overwegenden invloed moeten uitoefenen."
Voordat de Provincie zich had ingelaten met de electriciteitsvoorziening, hadden reeds
de gemeenten Nijmegen en Arnhem intercommunale kabels gelegd. Nijmegen had kabels gelegd in westelijke richting tot Tiel en Geldermalsen, in oostelijke richting tot Zevenaar en Didam; Arnhem had een kabel gelegd tot Wageningen. Aangevangen werd derhalve met onderc o n c e s s

d e n

e t e

v r a

e n

v o o r

356
356

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XXIII

handelingen om tot overdracht van deze intercommunale kabels te geraken, welke de basis
zouden vormen van het provinciale net. De Nijmeegsche kabels werden op 1 Januari 1916, de
Arnhemsche kabel op 1 Maart 1917 door het provinciale bedrijf overgenomen.
Het was de bedoeling oorspronkelijk niet over te gaan tot den bouw van een centrale,
doch stroom te betrekken van de beide groote Gemeenten, waar reeds in de jaren 1907 en 1908
centralen waren opgericht. De gewestelijke onderneming zou zich dus uitsluitend belasten
met de distributie van stroom en gros onder een spanning van 10 000 volt aan de overige
gemeenten van Gelderland. Dit leveren en gros geschiedde in navolging van hetgeen vrijwel
elk intercommunaal bedrijf in die dagen deed, en ook door Nijmegen en Arnhem reeds was gedaan. Dat deze beide Gemeenten met hare intercommunale netten den stroom en gros hadden
verkocht aan de buitengemeenten, is te begrijpen; afgescheiden van het zooveel grootere kapitaal, dat zij in de onderneming zouden hebben moeten steken en van het meerdere risico, dat
Zij zouden hebben moeten aanvaarden, wanneer zij tot eigen exploitatie van de plaatselijke netten
in die buitengemeenten waren overgegaan, zou het in Gelderland voor de groote gemeenten
ook niet mogelijk zijn geweest om de exploitatie van plaatselijke electriciteitsbedrijven in zustergemeenten zelf ter hand te nemen, omdat deze laatste zich hiertegen verzet zouden hebben.
A l spoedig na de oprichting der provinciale vennootschap wijzigden zich de inzichten
van de gemeenten. Stelde men zich vroeger, toen het interlocale net nog in handen was van
Nijmegen en Arnhem, op het standpunt, dat de stroomleverancier niets te maken mocht hebben
met het plaatselijke net, stond men toen dus als kooper tegenover verkooper, al spoedig zag
men in, dat dit inzicht gewijzigd diende te worden, nu de algemeene electriciteitsvoorziemng
in handen van de Provincie was gekomen.
De reeds gelectrificeerde gemeenten ondervonden moeilijkheden met de exploitatie der
nieuwe plaatselijke electritititsbedrijven en vroegen het provinciale bedrijf om hulp bij die
exploitatie; de nieuwe gemeenten, d.w.z. de nog niet van electriciteit voorziene, zagen met in,
waarom ze voor den bouw van de plaatselijke netten een adviseur moesten nemen en vroegen,
of de P. G . E . M . niet de zorg voor den bouw dier netten op zich kon nemen; de ondervinding
met particuliere adviseurs in de vroeger reeds gelectrificeerde gemeenten opgedaan, was met
altijd gunstig geweest.
Inderdaad werd hierop met den bouw van plaatselijke netten begonnen, waarna al spoedig
de bemoeiingen van het provinciale bedrijf met de gemeentehjke bedrijven een verdere uitbreiding kregen. Na den bouw der netten werd namelijk op verzoek der gemeenten ook de exploitatie door de Provincie ter hand genomen, die zich ten slotte zelfs met de uitvoering van huisinstallaties belastte. In verband met al deze werkzaamheden werden provinciale magazijnen
opgericht, van waaruit alle materialen werden verstrekt, die hetzij voor den bouw, hetzij voor
de exploitatie der netten noodig waren. Steeds verder strekten zich de bemoeiingen met de interne aangelegenheden van de gemeentebedrijven uit en men meende, dat werkelijk een vorm
gevonden was, welke in elk opzicht tot tevredenheid van de zijde der gemeenten zou leiden.
Ook van de zijde der Provincie werd de gang van zaken ten zeerste toegejuicht en stelde
men het zeer op prijs, dat de meeste gemeenten reeds dadelijk in den aanvang uit eigen beweging
toenadering zochten. A l werd wel begrepen dat zich nog talrijke moeilijkheden zouden voordoen, toch hoopte men de gemeenten te kunnen overtuigen van de eerlijke bedoelingen en het
ernstig streven der P. G . E . M . om de electriciteitsvoorziening van het gewest te bevorderen,
zonder welke moeite en welk werk ook te schuwen. Wel zag dit bedrijf in, dat niet enkel en alleen het belang van de gemeenten gediend werd door de bemoeiing met de laagspanmngsexploitatie, doch dat het ook voor zijn eigen welzijn, of liever voor de verwezenlijking van het alge-

XXIII

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

357

meene plan van electrificatie van gewicht was, dat de plaatselijke netten een onafscheidelijk geheel
Zouden vormen met het provinciale net. Het vroegere intercommunale net van Nijmegen was
heel klein, vergeleken met den omvang van het tegenwoordige net wat toen in die dagen niet
Z hinderlijk was, de zelfstandigheid der plaatselijke netten in de aangesloten gemeenten,
gescheiden van het intercommunale net, zou op den duur werkelijk tot onverkwikkelijke moeilijkheden geleid hebben, wanneer de Provincie niet tijdig had ingegrepen, wanneer het geluk haar
niet had gediend en niet van de gemeenten zelf in den aanvang de drang was uitgegaan tot samenwerking. Was het bedrijf in die dagen niet meegegaan met de wenschen van de gemeenten, dan
zou Gelderland voor dezelfde bittere gevolgen hebben gestaan als menig ander gewest.

Zooals gezegd, meende de P. G . E . M . zes jaar geleden de oplossing gevonden te hebben;


zij meende gekomen te zijn tot een hechte samenwerking met de meeste gemeenten, welke tot goede
resultaten moest leiden, ook al bleven de plaatselijke netten het eigendom van de gemeenten. Helaas
was daarbij niet gerekend op de eigenaardige toestanden, die zich in vele gemeenten voordoen.
Het was altijd weer dezelfde geschiedenis, die zich in de gemeenten afspeelde: in den
aanvang is de verstandhouding tusschen Provincie en gemeente zeer goed, d.w.z. bij den opzet
van het nieuwe gemeentebedrijf, bij den bouw van het plaatselijke net, waarbij gaarne gebruik
wordt gemaakt van de hulp, door de Provincie geboden. Is echter het net eenmaal gereed gekomen
en aangesloten op het provinciale net, dan komen de moeilijkheden. In de buitenkommen, die
voorloopig nog niet voorzien werden van een net, wordt aangedrongen op aansluiting. Ook
Zelfs wanneer burgemeester en wethouders overtuigd zijn, dat die kostbare uitbreidingen in de
eerste jaren de verhezen nog zullen verhoogen, zijn zij in den regel niet bij machte in te gaan
tegen den drang, welke van den Raad uitgaat, om tot onrendabele uitbreidingen over te gaan,
vaak tegen het advies van het provinciale bedrijf in. De tekorten van de eerste jaren worden grooter;
er moeten garanties gevraagd worden van veraf gelegen verbruikers, waartegen deze zich verzetten en ten slotte dreigen de nadeehge saldi drukkend te worden voor de belastingbetalers.
Al deze klachten komen in den Raad tot uiting en het gevolg is, dat gezocht wordt naar de reden
van de ontevredenheid, welke niet geweten wordt aan eigen, vaak wispelturige beshssingen, welke
niet van commercieel inzicht getuigen, doch aan de Provincie: en dan is het altijd weer het tarief,
waarvoor stroom aan de gemeenten geleverd wordt, dat te hoog zou zijn, of het plaatselijke net,
door de Provincie gebouwd, dat te duur moet zijn, of ook de exploitatie van het plaatselijke net
door de Provincie, die te kostbaar gevonden wordt.
De voorgestelde regeling bleek dus op den duur niet te beantwoorden aan de gestelde
verwachtingen. De Provincie had den gemeenten tot op dat tijdstip haar eigen beschikkingsrecht
gelaten en had slechts de behulpzame hand geboden bij de exploitatie dier gemeentebedrijven.
In plaats van hiervoor eenige waardeering te ontvangen, werden moeilijkheden en teleurstellingen
op haar afgeschoven en dreigde men toch weer tot de oude verstandhouding te geraken van den
kooper staande tegenover den verkooper, iets wat de P. G . E . M . juist met zooveel moeite had
pogen te voorkomen.
Inmiddels waren ongeveer de helft der gemeenten van Gelderland gelectrificeerd en
de vraag rees, wat nu te doen. Moest, na de opgedane ervaring, op denzelfden weg worden voortgegaan? Dit was niet raadzaam, doch een andere oplossing was niet meer te vinden, tenzij de
gemeentelijke autonomie werd aangetast en in het vervolg de plaatselijke netten voor rekening
der provinciale Vennootschap werden gebouwd en dan werden gexploiteerd. Deze mogelijkheid
werd met enkele van de grootste der nog te electrificeeren gemeenten besproken en toen bleek,

358
358

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XXIII

dat zij niet ongenegen waren de geheele electrificatie aan de P . G . E . M . over te laten, wrd het
plan tot een voorstel gemaakt, dat Provincialen Staten in de zomerzitting van 19 Juli 1922 werd
voorgelegd en met algemeene stemmen werd aangenomen.
Wat bij de nieuwe regeling het meest valt toe te juichen, is het vervallen van het tusschentarief tusschen de gemeenten en de Provincie, de bron van veel misverstand. Er is nu eenmaal
geen rationeel tarief te ontwerpen voor stroomlevering aan de gemeenten, dat rekening houdt
met de bijzondere plaatselijke omstandigheden; terwle van de uniformiteit moet worden uitgegaan van eenzelfde tarief voor alle gemeenten, terwijl de resultaten van dit voor alle gemeenten
gelijke tarief zeer verschillend zijn en sterk afhangen van den bouw der gemeenten. Kleine
aaneengesloten netten met een groot aantal aansluitingen in een kleine kom zullen gemakkelijk rendabel zijn, terwijl uitgestrekte gemeenten vaak voor groote financieele moeilijkheden komen te
staan. Bij de samenstelling van het verrekentarief tusschen de Provincie en de gemeenten werd
uitgegaan van den kostprijs bij eigen opwekking; maar het is juist de distributie, de uitgestrektheid van het plaatselijke net, welke beslissend is voor de rentabiliteit en daardoor levert het tarief,
gepaard met gemeentelijke bemoeiing als tusschenhandel, velerlei teleuretelling. De verbruikers
Zijn de belanghebbenden, die geholpen moeten worden; aan de verbruikers moet stroom tegen
een zoo uniform mogelijk tarief verstrekt worden, niet aan de gemeenten.
In plaats echter van alle aandacht te wijden aan de verbruikers, werden deze overgelaten
aan de zorg van de gemeenten, omdat men meende, dat op deze wijze de belangen van beide
partijen het best zouden kunnen worden gediend en dat de gemeenten elk voor zich beter
plaatselijk zouden kunnen waken voor de belangen van de ingezetenen dan het groote provinciale
bedrijf dit zou kunnen doen. De ervaring heeft in de meeste gevallen het tegendeel bewezen.
Inderdaad, de splitsing en versplintering van het groote provinciale laagspanningsnet in
plaatselijke netjes van zoo verschlend karakter heeft duidelijk aan het hcht gebracht, dat de
electridteitsvoorziening van een uitgestrekt gewest moet beschouwd worden als n groot geheel;
zonder dat zullen de goede deelen van het gebied met aaneengesloten bevolking profiteeren,
terwijl juist die deelen, waar de electridteit zoo'n dringende behoefte is tot verhooging van
den algemeenen welstand, stiefmoederlijk worden bediend.
Werd in den aanvang dit bezwaar niet zoo gevoeld, op den duur werd het echter steeds
duidelijker merkbaar; immers de gemeenten moeten zich houden aan hare grenzen, waardoor,
naarmate de electrificatie voortschrijdt, steeds scherper tegenstellingen ontstaan tusschen de
condities, waaronder de verbruikers in verschlende gemeenten stroom ontvangen. Bovendien
is in den regel het tarief te hoog; in de gemeenten met uitgestrekte netten, omdat de kosten van
die netten te hoog zijn; in de goede" gemeenten, omdat de plaatselijke electridteitsvoorziemng
wordt beschouwd als een bron van inkomsten voor de gemeentekas.
Behalve de nog niet van electridteit voorziene gemeenten kwamen al spoedig na het
Statenbesluit de reeds gelectrificeerde tot het provinciale bedrijf met het verzoek om de voorwaarden te mogen vernemen, waarnder dit bedrijf de reeds aanwezige plaatselijke netten
wenschte over t nemen ). Langzamerhand zijn ook de meeste dier reeds gebouwde netten aan de
1

1) Men begrijpe dus goed den stand van zaken. Het bewuste Statenbesluit had enkel en alleen betrekking
op nieuw te electrificeeren gemeenten, een 50-tal; aan die gemeenten zou geen keuze meer gelaten worden,
daar zouden in het vervolg de plaatselijke netten door de provinciale onderneming aangelegd en gexploiteerd worden, zonder de tusschenkomst van gemeentebesturen. Het Statenbesluit beoogde echter geen
dwang of eenige pressie op de reeds gelectrificeerde gemeenten, een 54-tal, waarmede contracten voor
stroomlevering en gros waren afgesloten; die contracten zouden natuurlijk geerbiedigd bh)ven. Nooit was
in die dagen zelfs aan de mogelijkheid gedacht, dat al spoedig die gemeenten tot de Provincie zouden
komen om te spreken over de overdracht van bestaande netten.

XXIII

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

359

P . G . E . M . overgegaan, zoodat geleidelijk in Gelderland n laagspanningsnet tot stand komt, dat


gelijktijdig met het hoogspanningsnet door de Provincie wordt gexploiteerd.
De P. G . E . M . ziet in den nieuwen koers, welken zij thans uitgaat, de navolgende voordeelen:
1. Het laagspanningsnet, als n geheel beschouwd, kan veel goedkooper aangelegd worden
dan de honderd kleine op zichzelf staande gemeentelijke netjes, omdat voor de voorziening van
de buitenkommen niet meer, wegens de grillige gemeentegrenzen, naar gewrongen en noodeloos
dure oplossingen behoeft te worden gezocht. Er is bijna geen Geldersche gemeente of er zijn
kommen in, die grenzen aan of in de onmiddellijke nabijheid liggen van kommen in naburige
gemeenten; dergelijke kommen nu kunnen met n gemeenschappelijk laagspanningsnet geholpen
worden, dat op een en dezelfde aftakking van het hoogspanningsnet wordt aangesloten, hetgeen
tot nu toe niet mogehjk was.
2. De groote verschlen in de huidige tarieven voor volkomen gelijksoortige en gelijkwaardige verbruikers, die vlak bij elkaar wonen, zullen verdwijnen. Wel zal het groote provinciale
laagspanningsnet bestaan uit goed rendabele deelen, daar waar de industrie geconcentreerd is,
en minder rendabele deelen, waar men in hoofdzaak landbouw vindt; wel zullen de hchttarieven
niet dadelijk overal van den aanvang af volkomen gelijk kunnen zijn, doch deze verschlen
zullen klein zijn en geleidelijk verdwijnen.
3. De Provincie spaart den gemeenten de verliezen, welke f in de eerste jaren f bij algeheelen uitbouw van het plaatselijke net vaak blijvend op de belastingbetalers komen te drukken.
Het zijn die verliezen op de exploitatie der plaatselijke netten, die het, tezamen met de huidige
hooge tarieven, waarvoor de gemeenten den stroom uit het provinciale net betrekken, voor de
kleinere gemeenten onmogelijk maken, rationeele lage tarieven in te voeren en de plaatselijke
netten uit te breiden.
Prijzen van 50 en 60 cent en zelfs hooger per kWh, zijn nu eenmaal met meer te handhaven.
De provinciale onderneming beschikt over de noodige reserves om, mits met al te overhaast
te werk gaande, de verhezen, optredende in de eerste bedrijfsjaren van nieuw aangesloten
netten, te dekken.-Er is dus een grootere waarborg, dat, nu de bouw van het laagspanningsnet in
handen is van een groote onderneming, de algemeene electriciteitsvoorziening, d.w.z. de
voorziening van practisch eiken gegadigde tegen blijke tarieven, sneller tot stand zal komen
dan vroeger.
4. Door het vervallen van het menigmaal bezwarende tusschntarief, waarvoor de gemeenten den stroom inkoopen van de Provincie, is het mogelijk ook in de kleine gemeenten
voor de verbruikers de lage moderne vastrechttarieven in te voeren, welke in de groote steden
algemeen toepassing hebben gevonden en waardoor het electriciteitsverbruik voor huishoudelijke doeleinden zoo sterk gestegen is. Met deze tarieven kan bij normaal verbruik stroom voor
verhchting worden geleverd tegen 25 tot 30 cent per kWh, prijzen, welke toch zeker niet hoog
zijn voor een net van zoo groote uitgestrektheid.
5. De invoering van deze nieuwe tarieven voor de verbruikers zal een aanzienlijke stijging
van het debiet tengevolge hebben, m.a.w. de nieuwe koers zal de algemeene toepassing van de
electriciteit sterk bevorderen.
6. Door het vervallen van de gemeentelijke bemoeiingen behoeft het provinciale bedrijf
niet meer voor elke gemeente afzonderlijk boek te houden, niet meer jaarlijks voor elke gemeente
op te maken een jaarverslag, afrekening, begrooting, balans en winst- en verkesrekening. De
besparing voor het provinciale bedrijf, door het vervatten van de bemoeiingen met de laagspanningsexploitatie en van al het werk, dat verricht moest worden voor de gemeente-administratie
ten behoeve van de afzonderlijke gemeentebedrijfjes, beliep over 1924 reeds ruim 70 000,-*-

360
360

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XXIII

aan administratief personeel Hier staan niet tegenover eenige meerdere kosten van technisch
personeel, omdat het provinciale bedrijf in Gelderland zich immers van den aanvang af belast
had met de technische exploitatie van de gemeentebedrijven en dus toch reeds ter plaatse alle
technische werkzaamheden verrichtte.
7. Na anderhalf jaar werken is gebleken, dat een steeds betere verstandhouding ontstaat
tusschen de verbruikers en de Vennootschap. Gaf het vroegere gemeentelijk bezit van de plaatselijke netten en het betrekken van stroom en gros van de Provincie maar al te vaak, zooals boven
reeds werd aangestipt, aanleiding tot een verhouding tusschen partijen als die van verkooper
tegenover kboper, had menigmaal een verkeerd begrijpen van de gestie der P . G . E . M . wrijving
tot gevolg, was een minder gunstig bedrijfsresultaat voor een gemeente de reden tot teleurstelling, tot het uiten van grieven en zelfs van beschuldigingen tegen de provinciale onderneming, zoo wijzigde die vaak zoo moeilijke verstandhouding zich onmiddellijk na de overdracht
der netten. Zeker, het bedrijf pleegt nog vaak overleg met de gemeentebesturen, geheel uitgeschakeld worden zij allerminst, op voorlichting blijft de Vennootschap prijs stellen en aan billijke wenschen wordt zooveel mogehjk voldaan; de toon echter, waarop thans onderhandeld
wordt, is een geheel andere dan die vroeger pleegde te wezen
Uit het bovenstaande moge bhjken, dat de thans gevolgde wijze van werken het natuurlijke
gevolg is geweest van alles wat aan hare invoering vooraf is gegaan; steeds zijn de bemoeiingen
met de gemeentebedrijven uitgebreid, op aandrang van het meerendeel der gemeenten zelf;
ten slotte lag het in de lijn, met de geheele verantwoordelijkheid ook de bedrijven zelf over
te nemen.
Dat de overdracht der plaatselijke netten, met het prijsgeven van alle verdere zeggenschap over ondernemingen van zoo ingrijpend belang voor de inwoners, niet Zonder leedwezen
van de zijde van menig gemeentebestuur geschied is, is te begrijpen. Er is nu eenmaal geen
vorm te vinden, waarbij die zeggenschap behouden zou kunnen bhjVen over iets dat men met
alle baten en lasten aan een ander heeft afgestaan. En dan, mag niet verwacht worden en de
Provincie is overtuigd hierbij geen aanleiding te zullen geven tot teleurstelling dat van de zijde
der gemeenten eenig vertrouwen worde gesteld in de wijze, waarop de provinciale onderneming
haar taak opvat?
Natuurlijk zou ook de P . G . E . M . niets hever gedaan hebben dan stroom verkoopen tegen
de vroegere gangbare lage prijzen van voor den oorlog; toen waren de kosten der plaatselijke
netten belangrijk lager dan tegenwoordig, evenzoo de kosten van exploitatie dier netten en de
kosten van stroomopwekking, zoodat zelfs in kleine gemeenten baten uit het electrische bedrijf
in de gemeentekas vloeiden. Die tijden zijn echter lang voorbij. Toch staan tegenover de zooveel hoogere uitgaven van thans, verkoopprijzen van den stroom, zoowel voor hcht als voor
beweegkracht, die steeds meer dalen en spoedig die van vroeger zullen naderen. Het gevolg is,
dat onder de huidige omstandigheden de marge tusschen den opwekkingsprijs en dien, welken
de verbruikers te betalen hebben, lang niet meer zoo groot is als vroeger; het bedrijf is derhalve
genoodzaakt op alles te besparen en dan is de thans ingeslagen weg niet anders dan een aanzienlijke vereenvoudiging en bezuiniging door uitschakeling van de gemeentelijke bemoeiingen.
*
*
De moeflijkheden, die in de eerste jaren werden ondervonden, bleven niet beperkt tot de
distributie van stroom; ook het betrekken van stroom van de beide gemeenten Nijmegen en Arnhem
gaf al spoedig aanleiding tot wrijving en reeds in het eerste jaarverslag van 1916, dus nauwelijks een jaar na de oprichting der provinciale onderneming, werd in de volgende bewoordingen

XXIII PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

361
361

getornd aan den oorspronkelijker! opzet: Het bezwaar, dat aan de voorloopige regeling in dit
gewest kleeft, is dit, dat electriciteitsopwekking (centrale) en verdeeling (leidingnet), de twee
groote onderdeden van elk electridteitsbedrijf, in plaats van innig aan elkander gekoppeld te
Zijn en n geheel te vormen, thans in handen zijn van twee partijen, die elkander als contractueele tegenstanders beschouwen."
Terwijl Groningen en Noord-Brabant zelfstandig bleven en dadelijk overgingen tot
den bouw van eigen centralen voor de voorziening der concessiegebieden, besloot Gelderland
zooals hierboven reeds werd aangestipt, op hetzelfde tijdstip, om niet tot den bouw eener eigen
centrale over te gaan, doch stroom te betrekken van de aanwezige gemeentelijke centralen in
Arnhem en Nijmegen. Deze Gemeenten koesterden groote verwachtingen van den stroomafzet aan het provinriale bedrijf, doch het was te voorspellen, dat die verwachtingen op een
teleurstelling moesten uitlopen. Immers het noodzakelijke gevolg van een dergelijke groote
en domineerende stroomlevering uit betrekkelijk kleine centralen moest wel dit zijn, dat op den
duur groote uitbreidingswerken zouden moeten worden gemaakt, die wel eens te machtig zouden
kunnen worden voor die Gemeenten.
Toen dan ook de Nijmeegsche centrale in December 1920 volbelast raakte en uitgebreid
moest worden en de Gemeente inzag, dat die uitbreiding ten eerste ongeveer \% millioen
kapitaal zou vorderen, ten tweede toch feitelijk in hoofdzaak noodig zou zijn voor de Provinde,
terwijl ten derde de Provinde niet de minste waarborg kon geven, dat zij met haar debiet bij de'
Gemeente zou blijven, toen deinsde Nijmegen terug voor een stap, welke aan een roekelooze
speculatie zou doen denken en werd de vraag overwogen, of het niet op den weg lag van de Provinde om die uitbreiding voor hare rekening te nemen, al moest dan ook de heele oude centrale
mee overgedragen worden, mits de stad steeds en ten alle tijde de absolute waarborg zou hebben,
dat zij in de toekomst stroom van de Provincie zou kunnen betrekken tegen geen hooger prijs'
dan waarvoor zij de benoodigde energie bij eigen productie zou kunnen opwekken.
De onderhandelingen werden geopend en leidden tot het raadsbesluit dd. 6 April 1921,
waarbij de centrale werd overgedragen aan de Provincie.
Minder eenvoudig was het, tot een compromis te geraken met de gemeente Arnhem.
De groote moeilijkheid, die zich ten deze voordeed, vond haar oorsprong in de geographische
ligging van deze twee steden. Deze toch zijn nauwelijks 16 km van elkaar verwijderd en hadden elk een centrale, die geen van beide totflinkeuitbreiding konden komen, omdat nu eenmaal
het totale debiet van het gewest te gering was om twee centralen tot gezonde ontwikkeling te
brengen. De overdracht van de Arnhemsche centrale aan de Provincie zou alleen zin gehad
hebben, wanneer de centrale stop gezet kon worden en dit was economisch al heel bezwaarlijk,
omdat die centrale nog juist voor ongeveer een millioen uitgebreid was. Werd de centrale echter
met stil gezet, dan zou zij even goed in bedrijf kunnen blijven bij de Gemeente als bij de Provinde,
Dit leidde echter tot andere moeilijkheden.
|Degemeente Arnhem hadinmiddels groote sommen gelds besteed aan de inrichting van uitgestrekte industrieterreinen en hoopte op vestiging van de industrie binnen haar gebied. Zij zagin,
dat zij daarbij door het provindale bedrijf, dat uit den aard der zaak met tal van industrieelen in
aanraking komt, krachtig zou kunnen worden gesteund, maar dat het daartoe noodig zou zijn,
dit bedrijf op eenigerlei wijze te interesseeren bij de te verwachten stroomlevering aan de industrien, die zich op dat terrein zouden vestigen. Dit belang, dat de gemeente Arnhem bij een
onderling samengaan had, voerde ten slotte tot een compromis, waarbij bepaald werd, dat de
centrale m handen der Gemeente zal blijven, voor de stroomlevering binnen hare grenzen,
maar dat zij niet meer zal worden uitgebreid. Bij overschrijding van het thans beschikbare nuttige'

362
362

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

vermogen (4800 kW) zal de verder vereischte stroom van de Provincie worden
betrokken, hetgeen dus beteekent, dat het
verbruik van de grootindustrie op de
nieuwe terreinen op den duur door de
P. G . E . M . zal worden geleverd, die dus
op deze wijze thans ook bij uitbreiding der
Arnhemsche industrie belang heeft. Het
compromis is derhalve te beschouwen als
de eenige logische oplossing, waartoe onder
de gegeven omstandigheden te geraken
was en is daarom toe te juichen.
Behalve voor wat de stroomlevering
uit de Arnhemsche centrale betreft, die in
de toekomst tot het verbruik van hcht en
kleinkracht binnen Arnhem's grenzen beperkt zal blijven, is dus hiermede ook de
electriciteitsopwekking evenals de distributie
grootendeels zelfs tot aan huis toe
in Gelderland in n hand, die der Provincie,
gekomen.

Alvorens thans tot een beschrijving


der technische werken over te gaan, moge
nog even de aandacht worden gevestigd
op het groote belang, dat aan de electrificatie van het platteland, opgevat op de
wijze als dit ook door de provincie Gelderland geschiedt, moet worden toegekend.
Een dergelijke vergaande voorziening van
uitgestrekte gebieden door de provinciale
overheid was voor Nederland iets nieuws;
wel waren enkele kleine particuliere ondernemingen tot stand gekomen in deelen
van het land, waar de rentabiliteit vrijwel
verzekerd was, doch die ondernemingen
hadden niet den omvang van de huidige
provinciale electriciteitsvoorziening. De provinciale ondernemingen toch namen a priori
de verplichting op zich, om niet alleen
de rendable doch ook mede de minder
voordeehge, in vele gevallen zelfs blijvend
onvoordeehge deelen van het aanvaarde
concessiegebied, van stroom te voorzien

XXIII

XXIII

PROVINCIALE

Fig.

LANGS- E N DWARSDOORSNEDE OVER HET NIEUWE GEDEELTE DER ELECTRICITEITSFABRIEK

2.

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

TE NIJMEGEN. SCHAAL 1 ; 400

363
363

364
364

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XXIII

cn dit was een geheel nieuw punt van uitgang. Ook al werd aanvankelijk door de provinciale
bedrijven het voetspoor gevolgd van de vroegere, weliswaar soortgelijke doch feitelijk op geheel
andere leest geschoeide particuliere ondernemingen, zoo is toch door de provinciale
inmenging langzamerhand een toestand ontstaan, die duidelijk doet zien, hoe groot het verschil
is tusschen de vroegere en de huidige electrificatie. Het gevolg hiervan is een strijd, die in ons

Fig.

3.

DE MACHINEZAAL, GEZIEN VAN HET OUDE NAAR HET NIEUWE GEDEELTE.

land overal daar ontbrandt, waar het historisch gewordene, dat zich wil bestendigen, in botsing
komt met de nieuwere opvattingen, die aan de jonge provinciale ondernemingen ten grondslag
zijn gelegd.
* * *
Onmiddellijk na overdracht van de Nijmeegsche Centrale werd overgegaan tot uitbreiding
en binnenkort zal geen machine, buisleiding of schakeltoestel van den oorspronkehjken opzet
in het gebouw meer aanwezig zijn. Oorspronkelijk, in 1907, was de centrale uitgerust met drie
machines, elk van 500 kW, en met een rij van drie waterpijpketels met handstookinrichtingen;
achtereenvolgens werden deze machines en ketels vervangen en aangevuld door grootere eenheden, in plaats van de drie turbogeneratoren werden in 1912, 1914 en 1918 resp. aggregaten van 2300, 3200 en 3200 kW opgesteld; in 1914 werd het ketelhuis verbreed voor de

XXIII

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELEC TRICI TEI TS-MAA TSCHAPPI.

365
365

opname van een rij Babcock-ketels voor 24 a 26 ton stoom per uur. In dien toestand werd de centrale aan de P.G.E.M. overgedragen. Machine- en ketelhuis moesten nu worden uitgebreid
voor de plaatsing van twee groote turbogeneratoren van 12 500 en 14 000 kW en vier bijbehoorende ketels, elk met een vermogen van 26 000 kg stoom per uur. Een overzicht van de ketels
en machines, die thans in de centrale zijn opgesteld, is in de volgende tabellen aangegeven.

Fig. 4.

DE MACHINEZAAL, GEZIEN VAN HET NIEUWE NAAR HET OUDE GEDEELTE.

Opgestelde ketels in de Nijmeegsche centrale.


^rv^r
N

1
2
3
4
5
6
7
8

Oververhitt

505
505
649
649
649
649
649
649

22,3
22,3
27,5
27,5
27,5
27,5
27,5
27,5

'

226,5
226,5
215
215
215
215
215
215

Economiser
m

Stoomdruk

'

" " ^

Normaal

Maximaal

391
391
472
472
472
472
472
472

23
23
23
23
23
23
23
23

22 000
22 000
24 000
24 000
24 000
24 000
24 000
24 000

24 000
24 000
26 000
26 000
26 000
26 000
26 000
26 000

366
366

PROVINCIALE

Fig. 6.

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

HET HOOFDSCHAKELBORD MET DEN SCHAKF.LLESSENAAR, V A N TERZIJDE GEZIEN

XXIII

XXIII

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

367

Opgestelde machines i n de Nijmeegsche centrale.


Turbine No.

Vermogen in kVA.

Spanning in volt
'

Maximale Stroomsterkte in ampre.

1
2
3
4
5

3 500
3 500
2 500
12 500
15 650

6 000
6 000
6 000
10 000
10 000

340
340
241
800
910

F i g . 7.

Aantal omwentelingen
per minuut.
3 000
3 000
3 000
3 000
3 000

DE OPSTELLING DER VOEDINGSPOMPEN IN DE


NIEUWE MACHINEKAMER.

F i g . 1 geeft een plattegrond der centrale, terwijl f i g . 2 een langs- en een dwarsdoorsnede der fabriek vertoont. Beide figuren tezamen geven een vrij volledig overzicht van de
wijze van opstelling der machines en ketels en van de indeehng en ligging der gebouwen,
Zoodat voor verdere bijzonderheden hieromtrent naar deze figuren moge worden verwezen.
D e fig. 3 en 4 geven een kijkje i n de machinezaal, die uit een oud en een nieuw gedeelte
bestaat. D e groote boogconstructie vormt de afscheiding tusschen deze beide gedeelten. Het
schakelhuis met de transformatoren is tegen de nieuwe machinekamer aangebouwd en i n drie
verdiepingen uitgevoerd (zie fig. 2).
Zoowel het oude als het nieuwe gedeelte der machinezaal bevatten elk een hoofdschakelbord met schakellessenaar. D i e i n het oude gedeelte zijn i n fig. 3 rechts duidelijk zichtbaar,

368

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XXIII

terwijl die in het nieuwe gedeelte in de fig. 5 en 6 afzonderlijk zijn voorgesteld. Zooals fig. 1
doet zien werd mede in verband met de beschikbare ruimte van de inrichting eener af=
zonderlijke pompenkamer afgezien en werden de voedingspompen, die voor de eene helft uit
stoom- en voor de andere helft uit motorpompen bestaan, in het nieuwe gedeelte der machinezaal geplaatst. De wijze van opstelling dezer pompen en van de bijbehoorende voedingswatertanks is in fig. 7 aangegeven.
Voorts geeft fig. 8 een blik in het ketelhuis, terwijl fig^ 9 een afbeelding vertoont van het

Fig. 8.

GEZICHT IN HET NIEUWE KETELHUIS, OP DEN VOORGROND EEN DER NIEUWE


KETELS, VOOR 24 TON STOOM PER UUR.

laboratorium, waarin o.a. regelmatig onderzoekingen omtrent de kwaliteit der geleverde kolen
worden uitgevoerd en van waaruit de contrle op het stookbedrijf wordt geleid.
Opgemerkt zij nog, dat het in de bedoeling ligt ook de drie kleine turbines van 3200
kW te vervangen door twee groote turbine-aggregaten van 15 000 kW, zoodat de aldus volgebouwde centrale een veilig maximumvermogen zal verkrijgen van ruim 40 000 kW en derhalve
geschikt zal zijn voor een jaarlijksche productie van 100 a 120 milhoen kWh. Dat het bereiken
van een dergelijk debiet niet tot de onmogelijkheden behoort, moge blijken uit de volgende tabel, waarin de toeneming van de productie der centrale in den loop der jaren is aangegeven.

XXIII PROVINCIALE GELDERSCHE ELEC TRI Cl TEI TS-MAA TSCHAPPIJ.

369
369

Opgewekte energie in de Nijmeegsche centrale.


Bedrijfsjaar. | Opbakt, energie in

1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916

1 366 000
2 218 000
3 481 000
4 920 000
5 463 000
5 866 000
6 799 000
7 633 000

Fig. 9.

j Opgewekte energie in

1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

8 031 000
9 335 000
10 620 000
13 835 000
15 867 000
21 036 000
30 806*000
39 139 000

0 p m e r k i n g e n

Overdracht der Cen


trale.

GEZICHT IN HET LABORATORIUM DER CENTRALE.

Deze tabel doet duidelijk zien, hoe snel het debiet steeg, toen de Provincie na 1919 met
kracht den aanleg van het uitgestrekte gewestelijke net ter hand nam. Het karakter van de centrale veranderde geheel; oorspronkelijk opgezet om te voorzien in de behoefte van een betrekkelijk
kleine gemeente en hare onmiddellijke omgeving, werd al spoedig dit oorspronkelijke debiet
bijzaak en viel dit in het niet tegenover de zooveel omvangrijkere eischen van het gewest. Het
mag dan ook wel worden verwacht, dat het tijdstip, waarop de centrale volbelast zal zijn, binnen
5 of 6 jaar zal aanbreken, waarna in de verdere behoefte aan stroom voor het gewest op andere
wijze moet worden voorzien.
*
*
24

370

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XXIII

Uit de centrale wordt rechtstreeks stroom geleverd onder een spanning van 10 000 volt
aan Nijmegen en de directe omgeving; verder wordt alle opgewekte energie door vier waterkabels (3 x 120 mm ) onder dezelfde spanning overgebracht naar de overzijde van de Waal te Lent,
waar de spanning wordt getransformeerd op 50 000 volt waarmee het ultra-hoogspanningsnet
wordt gevoed. Van dit net is voorloopig aangelegd een dubbele hjn met 50 mm koperdoorsnede
in noordelijke richting van Lent over Arnhem naar Apeldoorn. Later zal dit net uitgebreid
worden met een aftakking in westelijke richting LentTiel en een aftakking in oostelijke richting,
van Arnhem uitgaande naar den Achterhoek, tot Doetinchem en Bredevoort. Behalve door
het hoofdstation bij de centrale te Lent, zal dus in de toekomst het provinciale 10 000 volt-net
a

Fig. 10.

HET PROVISORISCHE

10 000/50 000

VOLT-TRANSFO RMATORSTATION

TE LENT BIJ NIJMEGEN.

gevoed worden door de 50 000 volt-stations te Arnhem, Tiel, Apeldoorn, Doetinchem en Bredevoort (zie bijgaande uitslaande netkaart).
Voor de 50 000 volt-stations werd het openlucht-systeem gekozen, niet zoozeer om
de besparing in kosten (welke tegenover een gesloten station nauwelijks 10 a 15 % bedraagt),
doch om de navolgende redenen;
1. Het openluchtstation laat zich in zijn geheel overzien, wat niet het geval is met een schakelinstallatie, ondergebracht in een gebouw met meerdere verdiepingen. Vergissingen in schakelingen worden hierdoor voorkomen.
2. Moet aan een deel van het station gewerkt worden, zoo ziet het personeel de openstaande

XXIII

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

371

scheidingsschakelaars en kan het met een oogopslag constateeren, dat de sectie, waaraan het zijn
bezigheden moet verrichten, inderdaad spanningloos is. Ook is het niet mogelijk op een andere
verdieping scheidingsschakelaars in te zetten en rails in te schakelen, welke spanningloos moeten
blijven, wat in een gesloten gebouw wel kan voorkomen. Het overzichtelijke van het geheel
bevordert derhalve de veiligheid van het bedienende personeel.
3. Een openluchtstation kan bij gedeelten, in secties, opgebouwd worden, terwijl een gebouw reeds dadehjk in zijn geheel opgetrokken moet worden. Een openluchtstation
laat zich later altijd wijzigen, uitbreiden of
inkrimpen, laat derhalve in de toekomst
mogelijkheden, welke een gesloten station
nooit bieden kan.
4. De eindstations en aftakstations,
waar geen ingewikkelde schakelingen vereischt worden, zijn als openluchtstations
zeer eenvoudig en weinig kostbaar, vergeleken bij gesloten stations.
5. Met toestellen voor opstelling in
de open lucht kan men in korten tijd met
geringe kosten provisoria bouwen; dat
dit voor Gelderland van groot belang is,
blijkt wel uit het feit, dat de lijn Nijmegen
ArnhemApeldoorn, in afwachting van
den definitieven bouw der complete
stations, thans ongeveer een jaar ih
bedrijf is met twee provisorische transformatorstations, waarin alleen de definitieve transformatoren en enkele schakelaars
zijn opgesteld. Fig. 10 geeft een overzicht
van het provisorium te Lent, terwijl fig. 11
nog nader doet uitkomen, hoe zelfs met
behulp van een aantal eenvoudige houten
bokpalen een behoorlijke opstelling kan
Fig. 11. DE 50 000 E N 10 000 VOLT-AANSLUITINGEN
worden verkregen.
DER TRANSFORMATOREN TE L E N T .
6. Bij kortsluitingen of explosies in
schakelaars of transformatoren zijn de
gevolgen in een gesloten gebouw tataal en kunnen zij een groot deel van de installatie verwoesten,
terwijl zij bij openluchtstations beperkt blijven tot het toestel, waar het euvel optreedt, naburige
deelen van den schakelaanleg niet schaden en snel verholpen kunnen worden.
7. De ingewikkelde inrichtingen, die bij de opstelling van olie bevattende toestellen in gesloten ruimten moeten worden aangebracht (olie-afvoer, ijzeren luiken, ventilatie-inrichtingen,
enz.) vervallen geheel.
8. De afmetingen der toestellen voor opstelling in de open lucht worden gewoonlijk veel
ruimer genomen, terwijl ook de afstanden tusschen de stroomvoerende deelen onderling gemakkelijk wat grooter kunnen worden gemaakt; hierdoor zullen dus defecten niet zoo spoedig optreden.

372

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XXIII

Tegenover deze voordeelen wordt door de aanhangers der gesloten stations gewezen
op de moeilijkheden, die het uitvoeren van herstellingen in de open lucht bij slecht weer meebrengen. Hiertegen zij opgemerkt, dat men in Nederland niet den zwaren sneeuwval en de hevige
vorst kent, die bv. in Zwitserland en in Amerika voorkomen, waar deze weersinvloeden de technici toch niet weerhouden hebben algemeen tot den bow van openluchtstations over te gaan
en daarbij te blijven. Dat het voortdurend vochtige klimaat in Nederland bezwaren zou opleveren, welke men in genoemde landen niet zou kennen, is evenmin door de opgedane ervaring
bewezen. Immers, zoowel de' openluchtstations in Zuid-Limburg als de provisoria in Gelder-

Fig. 12.

HET

10 000/50 000

VOLT-TRANSFORMATORSTATION

TE APELDOORN.

land zijn reeds sedert jaren bij elke weersgesteldheid in bedrijf, zonder dat tot nu toe iets merkbaar is geweest van eenigen nadeeligen invloed der vochtigheid. De toestellen zijn alleszins
ruim van afmeting, zwaar gesoleerd (zie fig. 11) en werden alle beproefd met een spanning
van 150 000 volt tegen aarde.
Voor de openluchtstations werden nphase-transformatoren gekozen, en wel zulks
met het oog op het gemakkelijkere transport en de zooveel eenvoudigere en deugdelijkere uitvoering der toestellen. Zij zijn alle van een gelijk vermogen van 1700 kVA. Het toepassen van
nphase-transformatoren maakte het mogelijk, in de stations voorloopig met twee transformatoren in V-schakeling te werken, waarvan elke groep een vermogen heeft van 3400 kVA,
dat later door bijplaatsing van een derden transformator tot 5100 kVA verhoogd kan worden.
Zooals gezegd, wordt voorloopig gewerkt met provisoria, in afwachting van de gereedkoming der definitieve stations. Dat ook hier variatie mogelijk is, bewijst het station te Apel-

XXIII

Fig.

13.

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

373

SITUATIE VAN HET IN AANBOUW ZIJNDE OPENLUCHT-TRANSFORMATORSTATION TE LENT.

doorn (zie fig. 12), waaraan, in tegenstelling met het station te Lent, een minder tijdelijk
karakter werd gegeven (vergelijk fig. 10 en 11 met fig. 12).
Het definitieve station te Lent wordt op het oogenblik gebouwd en zal in het begin van
1925 in bedrijf komen. In fig. 13 is de situatie van dit station aangegeven, terwijl in fig. 14 een
bovenaanzicht en enkele doorsneden zijn opgenomen. Deze teekeningen spreken voor zich
zelf, zoodat hier voor verdere bijzonderheden omtrent de inrichting van dit station met een
verwijzing naar deze figuren mag worden volstaan.

* * *
Van Lent uit loopt de 50 000 volt-hj'n voorloopig alleen in noordelijke richting via Arnhem naar Apeldoorn. In fig. 15 is een afbeelding van het toegepaste draagmasttype gegeven,
terwijl de slechts weinig afwijkende vorm der afspanmasten uit fig. 10 moge blijken. De lijn is
gebouwd overeenkomstig de voorschriften, die in het jaar 1918 door het Kon. Instituut van
In genieurs werden vastgesteld en het mag wel worden gezegd, dat zij diensvolgens aan de hoogste

374
374

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

50 000-VOLTSTATION TE LENT.
SCHAAL 1:250

BOVENAANZICHT.'

Fig. 14.

DOORSNEDE C-D

BOVENAANZICHT H E T HORIZONTALE E N VERTICALE DOORSNEDE V A N HET


OPENLUCHT-TRANSFORMATORSTATION

TE L E N T .

XXIII

XXIII

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

375

eischen van veiligheid voldoet. Voor de isolatie werden hangisolatoren gebruikt van het fabrikaat
Hewlett en Ohio Brass en wel werden bij de afspanningen ketens van vijf schalen toegepast,
terwijl op het overige gedeelte van de lijn ketens van vier schalen werden gebruikt. Tegen
overspanning of bliksemslag is geen beveiliging aangebracht, behalve een aarding van het nulpunt over een inductieven weerstand in het
station te Lent.
Na via Eist de Betuwe te hebben
doorloopen, wordt oostelijk van Arnhem de
Rijn gekruist in een vrije overspanning ter
lengte van 295 m; de doorhang van de bronsdraden, bij een belasting van 8 kg per mm ,
bedraagt 30 m, de vrije door laat hoogte bij
hoogst en waterstand is 31 m, zoodat de masten
70 m hoog werden. Elk van de Rijnkruisingsmasten heeft een totaal ijzergewicht van
30 000 kg en een fundeering van gewapend
beton, met een inhoud van 148 resp. 250 m .
Fig. 16 en 17 vertoonen resp. een schematische teekening en een fotografische reproductie van den uitgevoerden mast, die door
zijn eigenaardigen vorm reeds herhaaldelijk
ie aandacht heeft getrokken ).
Onmiddellijk na de Rijnkruising doormijdt de lijn een terrein, dat door het bedrijf
's aangekocht en waarop t.z.t. het 50 000 voltitation voor het district Arnhem zal worden
jebouwd. Van hier loopt de lijn door het zg.
\rnhemsche Broek, waar de fundatie der
nasten groote moeilijkheden heeft opgeleverd.
De bodem bleek hier zoo week te zijn, dat de
setonfundamenten der masten in sommige
gevallen met niet minder dan 100 palen van
5,50 m lengte moesten worden onderheid.
v'an het Arnhemsche Broek, waar reeds
:nkele voorzieningen zijn getroffen om t.z.t.
ie lijn naar Bredevoort te kunnen doortrekken,
oopt de lijn over de Veluwe naar Apeldoorn,
Fig. 15.
N O R M A L E DRAAGMAST.
vaar zij in het provisorische transformatorstation (zie fis. 121 eindist.
2

Het 10 000 volt-verdeelnet is nagenoeg geheel ondergronds uitgevoerd. De hiervoor


gebruikte kabels hebben een doorsnede van 3 X 16 mm voor de korte aftakkingen en van 3
2

1) De mast werd ontworpen en uitgevoerd door de N.V. ConsUuctieTWerkplaats Limburg" te Hoensbroek, dir. B. F. van Malsen.

RUN KRUISING BU ARNHEM.

376

MAST 70 M .

PROVINCIALE

Afstand hart op hart mast=294.,9 M .

GELDERSCHE

Hoogte onderste draad boven


hoogste waterstands 31 M
Onderlinge draadafstand=
3 M X 3 = 9 M.
Doorhang der draden
= 30 M.
= 7 0 M.
Totaal hoogte mast

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

W = W i n d op mast.
T = Trek d e r draden.
0 = W i n d op draden.

16.

0 0

XXIII.

U
Fig.

SCHEMA VAN DEN RIJNKRUISINGSMAST TE ARNHEM.

Fig.

17.

DE RIJNKRUISINGSMAST

TE ARNHEM.

XXIII

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

377

X25 tot 3 x 50 mm voor het hoofdnet, terwijl in n geval 3 X 70 mm kabel werd gelegd.
De gedaante van het 10 000 volt-verdeelnet is, evenals die van het 50 000 volt-voedingsnet, op
bijgaande uitslaande kaart aangegeven. Een beschouwing dezer kaart doet zien, dat het verdeelnet, waarvan de lengte op 31 December 1924 ca. 1100 km bedroeg, nagenoeg over de geheele
Provincie is vertakt en dus de inwoners van slechts weinig gemeenten nog niet in de gelegenheid
zijn stroom te betrekken. Deze laatste gemeenten, alsmede de om andere redenen nog niet
gelectrificeerde gemeenten, en die, welke door anderen van stroom worden voorzien, zijn op
de kaart afzonderlijk aangeduid. Van enkele typen der in het net gebouwde 10 000 volt-transformatorstations geven ten slotte de fig. 18 en 19 een beeld.
2

Fig.

18.

TYPE VAN EEN TRANSFORMATORSTATION VOOR GROOT VERMOGEN.

De^ electriciteitsvoorziening van Gelderland was economisch een moeilijk probleem.


Feitelijke centra van grootindustrie vindt men er, zelfs in den oostelijken Achterhoek niet.
Slechts de steenindustrie, die met 48 fabrieken op het net is aangesloten, geeft een weliswaar
fraaie zomerbelasting van ca. drie milhoen kWh, doch dit seizoenbedrijf, dat beperkt blijft tot
een 100 dagen van het jaar, is niet te vergelijken met wat men verstaat onder het continue verbruik van de eigenlijke grootindustrie. Ook aan polderbemahngen is Gelderland arm. Het is
de landbouw welke domineert en hiervan is althans voorloopig weinig electtititeitsverbruik
te verwachten. Laat men de groote gemeenten Arnhem en Nijmegen buiten beschouwing,
dan zijn er groote deelen van de Provincie, waar het electtititeitsverbruik betrekkelijk gering
is; men denke slechts aan de uitgestrekte Veluwe met haar schaarsche bevolking, aan de Betuwe

378
378

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XXIII

en het Maas- en Waalland met hunne vruchtencultuur en aan de Zuiderzee-streek om te begrijpen, dat oorspronkelijk geen der beide genoemde groote Gemeenten van Gelderland, die toch
in het bezit waren van centralen, de verplichting op zich zou hebben genomen, elk voor de
helft de Provincie van stroom te voorzien. Het wsis niet te verwachten en ook niet te verlangen van die Gemeenten, dat zij het voetspoor zouden volgen van de Zuidhollandsche
gemeentehjke bedrijven. Een hoogere overheid moest hier dus ingrijpen en het is zeer toe te

Fig.

19.

T Y P E V A N EEN TRANSFORMATORHUISJE VOOR


KLEIN VERMOGEN.

juichen, dat de Provincie voor deze taak niet is teruggedeinsd, ook al leek aanvankelijk de
verwezenlijking van het probleem economisch al heel moeilijk.
Wanneer desniettemin de verkregen resultaten de verwachtingen overtreffen, wanneer het in den loop der jaren mogelijk bleek voor de onderneming aan hare financieele
verphchtingen tegenover de geldschieters te voldoen, dan is zulks in hoofdzaak toe te
schrijven aan het langzame tempo, waarmede tot den bouw van het provinciale net werd overgegaan; heel geleidelijk werd voortgewerkt, gedurende den oorlog werd weinig gedaan en
feitelijk eerst na 1919 werd systematisch aangevangen met de uitvoering van groote perken.
Dat bij een dusdanigen gang van zaken menig technisch werk eerst eenigen tijd werd

XXIII

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

379

uitgesteld, is te begrijpen. Het was niet de vraag, de electrificatie van het gewest binnen
korten tijd te maken tot een technisch volmaakt ingenieurswerk, doch in de allereerste plaats
hoe het mogelijk zou zijn tot een geheel te komen, dat straks aan de strengste eischen van de
techniek zal voldoen, zonder dat gedurende den bouw en aanleg het economische evenwicht verstoord werdl Liever zich voorloopig nog behelpen met hetgeen er is, al is dit nog niet
volmaakt, provisorisch of zelfs onvoldoende, dan voort te gaan met uitbreidingen, wanneer
de financin zulks niet gedoogen.
Hier kwam nog een moeilijkheid bij, nl. de groote omvang van het personeel als gevolg
van de ingrijpende bemoeiingen met de plaatselijke netten, van den aanvang af. A l spoedig
bleek het onmogelijk, het geheele bedrijf in Arnhem, waar de heer ir. H . Lohr de directie voert,
te centraliseer en; er waren tal van kleine ondergeschikte detailwerken, welke direct ter plaatse
afgedaan moesten worden. De Provincie werd verdeeld eerst in drie en later in vier districten,
elk met een ingenieur, teekenbureau, eigen administratie en boekhouding. Het bedrijf werd dus
van den aanvang af gedecentraliseerd en men is hiermee steeds verder gegaan. Tegenover het
alleszins groote bezwaar van het omvangrijke personeel staat echter het feit, dat de P. G . E. M .
de algeheele electriciteitsvoorziening van het gewest hecht in handen heeft; zij is op de hoogte van
alle kleine details en was dit zelfs toen de plaatselijke netten nog in handen waren van de gemeenten; het bedrijf was toen reeds beter op de hoogte van alles wat er op het gebied der stroomvoorziening voorviel dan de gemeentebesturen en dit is wel de hoofdreden, waarom later de
overdracht der netten zoo vlot van stapel liep. Den gemeentebesturen werd noch de tijd, noch
de gelegenheid gegeven zelfstandig met hunne bedrijfjes te manipuleeren, wat synoniem is met
tegenover de Provincie te gaan staan. Op het personeel in de districten, voor de exploitatie der
plaatselijke netten, werd nooit bespaard, ook niet in tijden, toen er wel eens een wanverhouding
is geweest tusschen dat groote personeel en den omvang van het bedrijf. Tot bezuiniging aan
personeel werd eerst overgegaan, toen de gemeenten hare netten aan het bedrijf hadden overgedragen; toen bleek eerst, vooral bij de administratie, hoeveel nutteloos werk werd gedaan
door de tusschenschakeling der gemeenten. Dank zij het personeel, dat over de geheele Provincie verspreid is, is het mogelijk met kracht de toeneming van het debiet te bevorderen; elke
verbruiker is aan het bedrijf bekend, dat steeds direct contact met zijn afnemers heeft gehad,
ook toen deze, zooals gezegd, nog direct door de gemeenten werden geholpen.
Ten slotte zij er op gewezen, dat de plaatselijke netten nagenoeg alle waren aangelegd
door het provinciale bedrijf en wel in eigen beheer, terwijl den gemeenten in rekening werd gebracht de kostprijs, verhoogd met een klein percentage voor directie en administratie. Die netten
waren dus heel goedkoop aangelegd, ook die welke in oorlogstijd waren gebouwd. Het gevolg was,
dat, bij de overdracht dier netten aan het gewest, aan de gemeenten het volle kapitaal kon worden
terugbetaald, dat zij in de plaatselijke distributiebedrijven hadden genvesteerd, zonder hierop
ooit behoeven af te dingen en zonder dat de P. G . E. M . bij de overneming der netten overmatig belast werd met kapitaal.
Op ultimo December 1924 was gelegd 1063 km hoogspanningsleiding, waarvan 42 km
van een dubbele 50 000 volt-leiding. Het totale kopergewicht der hoogspanningsgeleidingen is
949 ton. Het telefoonnet heeft een lengte van 747 km. Het total vermogen der opgestelde transformatoren bedraagt 25 613 kVA, waarvan 11 360 kVA voor de gemeenten en kleinverbruikers
en 14 253 kVA. voor de grootindustrie. Om een overzicht te verkrijgen van de bedrijfsresultaten,
moge naar de hierachter volgende tabellen 1 t/m 4 met de daarbij behoorende grafische voorstellingen (zie fig. 20 t/m 23) worden verwezen.

380
380

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XXIII

Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van het hoogspanningsnet.


Tabel 1 (fig. 20)
=^=^^=^^=^=
-^^=^^=!
Lengte van het Lengte van het
Aanlegkosten
Aanlegkosten
Boekwaarde
Boekwaarde
hoogspannings- hoogspanningsjaar,
der centrale
van het net
der centrale
van het net
boven
X / iooo,.
X iooo,.
X iooo,. X /iooo, . 33 pop y in km. 25 000 V in km.
n c t

1916
1917
1018
1919
1920
1921
1922
1923
1924

_
1 578,5
1 592 6
3 798,4
4 927,0

637~5
773 5
811,1
1 518,2
2 495,3
3 828,9
9 136,5
13 282,7
15 675,0

- ~

1 503,0
1440,5
3 591,3
4 519,6

621,8
737,6
750,1
1430,4
2 376,6
3 629,9
8 815,0
12 754,6
14 832,8

t Q t e n

m e t

155,1
180,6
183,1
274,6
373,2
511,1
72,8
941,8
1062,6

Jaar.

1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

707 897
723 437
727 165
726 391
734 503
741 711
741 220
747 336
767 183

Aantal aansluitinTotaal aantal in- gen voor licht en Aantal aansluitingen grootindushuishoudelijke
woners der aangetrie.
sloten gemeenten. doeleinden en voor
kleinindustrie.
68 801
93 763
104 596
123 310
228 650
386 023
419 066
543 116
615 861

1) Deze getallen zijn geraamd.

42
42
42

T a b e l 2 (fig. 21).

Gegevens betreffende het verzorgingsgebied.

Totaal aantal inwoners van het


verzorgingsgebied.

n e t

1519
3 623
6 076
7 163
11430
24 297
30 358
38 111
46 310

27
36
48
55
69
92
124
141
143

Totaal aangesloten
vermogen in kW.

2 874
4 887
5 726
6 987
11 352
36 903 )
46 671 )
55 175 )
70 923 )
1

PROVINCIALE

GELDERSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

Gegevens betreffende het verbruik.

Jaar.

Totaal aantal
Maximale
in het net afge- belasting van het
leverde k W h geheele bedrijf
X 1000.
in k W .

Tabel 3 (fig. 22)

Bedrijfstijd
in uren.

1 441,8
2 296,3
3 186,9
3 519,2
5 891,9
17 943,8
24 255,8
30 414,6
39 827,8

604
924
1 197
1560
2 807
6 539
8 551
11512
13 321

l i c h t i

e n

p e r

1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Verkochte k W h
Verbruik voor
h ht, huis- Verkochte k W h ;
huisboudehoudelijke doelj lijke doeleinden
einden en
grootindustrie
kleinkracht
kleinindustrie
X iooo.
i

2 387
2 485
2 662
2 256
2 099
2 744
2 837
2 642
2 990

X 1000.

316,3
622,5
1 026,6
1 376,9
2 243,0
6 850,7
8 452,3
9 436,5
12 081,2

736,2
1246,0
1 714,9
1683,5
2 769,3
9 386,7
12 083,2
14 840,6
19 678,4

Financieele gegevens (exploitatie).


Jaar.

1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Totale uitgaven
X iooo

72,4
144,3
309,9
400,1
765,3
1629,0
1 813,8
2 327,1
2 769,1

hoofd in k W h .

41
34
30
38
39
56
56
50
52

Tabel 4 (fig- 23)


Totale ontvangsten
X iooo

'
9 ven
per in het net afgeleverde
n cts.

84,1
190,5
357,3
458,4
911,6
1723,8
1 911,1
2 429,6
2 986,6

5,02
6,30
9,73
11,38
12,97
9,08
7,48
7,64
6,95

t a

u i t

Totale ontvangsten
per verkochte k W h
in cts.

7,99
10,20
13,02
14,97
18,19
10,61
9,31
10,00
9,40
10
TH

00 <r> o
.<

r-i

Fig.

C*3

'-"t^SSS;
CM

(M

Fig.

20.

Aanlegkosten der centrale X 1 000 000.


Aanlegkosten van het net X 1 000 000.
Boekwaarde der centrale X 1 000 000.
Boekwaarde van het net X 1 000 000.
Lengte van het 10 000 volt-hoogspanningsnet in
km X 50.
Lengte van het 50 000 volt-hoogspanningsnet i n
km X 50.

21.

Totaal aantal inwoners van het verzorgingsgebied

SU UUU.

Totaal aantal inwoners der aangesloten gemeenten X 50 000.


Aantal aansluitingen voor licht, huishoudelijke
doeleinden en kleinindustrie X 5 000.
Aantal aansluitingen voor grootindustrie X 10.
Totaal aangesloten vermogen i n k W X 5 000.

Fig. 22.

Fig. 23.

Totaal aantal in het net afgeleverde k W h X 2.10".


maximale

Deiastmg

van net

geneeie

berijt

k W X 1 000.
Bedrijfstijd i n uren X 200.
Verkochte k W h voor licht, huishoudelijke doeleinden en kleinindustrie X 2.10 .
Verkochte k W h voor grootindustrie X 2.10 .
Verbruik voor licht, huishoudelijke doeleinden en
kleinkracht per aangesloten hoofd i n k W h X 10.
6

Totale uitgaven X 200 000.


l otale ontvangsten X J 200 000.

Totale uitgaven per i n het net afgeleverde


k W h in cts.
Totale ontvangsten per verkochte k W h i n cts.

DRUK GEUZE DORDRECHT.

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE PROVINCIE


NOORD-BRABANT.

C^^""^Q P

den 8sten M e i 1913 werd door het Provinciale Bestuur van Noord-Brabant
| V besloten, de electriciteitsvoorziening van dit gewest ter hand te nemen. OverI m wegingen met betrekking tot de wenschelijkheid om het te stichten bedrijf en zijn
admimstratie volgens commercieele beginselen i n te richten, hebben er toe geleid
^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ voor deze nieuwe provinciale onderneming den vorm eener naamlooze vennootschap te kiezen. D e statuten werden vastgesteld i n de op 23 October 1913 gehouden buitengewone zitting der Provinciale Staten van Noord-Brabant, op welke statuten bij Besluit van
20 Januari 1914 de Koninklijke Bewilliging werd verleend. D e akte van oprichting werd gepasseerd op 25 Juni 1914.
Als grootste aandeelhoudster trad de Provincie op; buitendien werd aan de gemeenten
gelegenheid gegeven aandeelen te nemen, waarvan de gemeenten Bergen op Zoom, C u y k , E i n d hoven, Helmond, 's-Hertogenbosch, Roosendaal, T i l b u r g , Waalwijk en later ook Breda gebruik
maakten.
De door de K r o o n i n 1914 aan de Provincie voor haar gebied verleende concessie voor
den aanleg en de exploitatie van inrichtingen en van werken tot het voortbrengen, geleiden,
transformeeren, verdeden en leveren Van electriciteit werd i n datzelfde jaar aan de P . N . E . M .
overgedragen. D e concessievoorwaarden werden i n 1923 gewijzigd.
Voordat met de stroomlevering vanuit de groote centrale, welke te Geertruidenberg gebouwd werd, kon worden begonnen, geschiedde de stroomvoorziening van de gemeenten E i n d hoven, Helmond, Geldrop, Deurne en Mierlo voorloopig door provisorische installaties, die te
Eindhoven en Helmond werden gesticht. Voorts werd de gemeente Goirle tijdelijk op de gemeentehjke electriciteitsfabriek van T i l b u r g aangesloten, terwijl door een combinatie van fabrikanten
te Waalwijk aldaar een provisorium werd gebouwd, ter voorziening i n de behoefte aan electrischen stroom tot het tijdstip, dat deze vanuit de electriciteitsfabriek te Geertruidenberg zou
kunnen worden geleverd.
M e t het oog op een tijdige stroomlevering ten dienste van het Wilhelminakanaal moest
ten slotte ook te Oosterhout nog een provisorium worden opgericht.
De groote wereldoorlog had mede tengevolge, dat de werkzaamheden, verbonden aan
den bouw der centrale en aan dien der hoogspannings- en distributienetten, langer duurden
dan i n normalen tijd het geval zou zijn geweest. In tal van kleine gemeenten, zooals Etten|
1 M

382

PROV. NOORDBRABANTSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XXIV

Leur, Cuyk, Loon op Zand, Terheijden, Volkel, Fijnaart, Made, Asten, Budel en Erp werd
daarom wegens den lichtnood tijdelijk electriciteit uit provisoria betrokken. Deze provisoria
werden successievelijk opgeheven, toen de centrale te Geertruidenberg en de geleidingsnetten
Zoover gereed waren, dat desbetreffende gemeenten aan het provinciale bedrijf konden worden
aangesloten,
~ ^i*,.?!- i

r*

{*

afCHAALVAN 100 M.

f I T U A T I E DLB CLECTPIClTClTJrASBIElK.

f Y T 1 ' i T

TEL QELOTPUIDrlNi&ELRQ.
vBWCMfrjUU'SA.

Fig. t.
De electriciteitsfabriek te Geertruidenberg werd onder de directie van prof. ir. G. J.
VAN SWAAY in den Brouwerspolder aan het Noordergat van de Donge gebouwd.
De fabriek moest kunnen beschikken over:
1. voldoend circulatiewater,
2. een goeden loswal aan groot scheepsvaarwater,
3. een spooraansluiting,

XXIV

PROV. JSIOORDBRABANTSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

383

terwijl een ligging i n het Noordwesten der Provincie de voorkeur verdiende met het oog op een
mogelijke stroomlevering door de Staatsmijnen, welke stroomlevering dan uit den aard der
Zaak vanuit het Zuidoosten der Provincie zou geschieden.
A a n al deze vereischten voldeed het gekozen terrein te Geertruidenberg. A a n den zuidkant
loopt de rivier de Donge, zoodat overvloedig circulatiewater aanwezig is, terwijl kolenschepen
van de grootste afmetingen voor den wal kunnen komen. A a n den noordkant van het terrein,
dat ca. 4,5 ha groot is, is een raccordement gemaakt, dat het terrein geheel vrij, dus zonder k r u i sing met openbare wegen en dergelijke, met het stationsemplacement Geertruidenberg verbindt.
F i g . 1 geeft den plattegrond van de centrale weer. Het langs de Donge gelegen kolenter-r

F i g . 2.

DE ELECTRICITEITSFABRIEK TE GEERTRUIDENBERG GEZIEN VANUIT HET ZUIDEN.

rein is ruim 100 m lang en 120 m breed. Bij een gemiddelde hoogte van 6 m biedt dit dus berging
voor rond 75 000 ton kolen.
In de centrale zijn thans opgesteld n turbogenerator van 6000 k W en twee turbogeneratoren van 12 000 k W , welke zonder meer gedurende drie uur belast kunnen worden tot resp.
7500 k W en 15 000 k W , bij cos <p = 0,8. Rekening werd gehouden met de opstelling van nog
een dergelijke machine van 15 000 k W , zoodat de fabriek geprojecteerd werd voor een totaal
nuttig vermogen van 37 500 k W , met een turbo van 15 000 k W als reserve. D e afmetingen van kolenterrein, ketelhuis, machinekamer, schakelgebouw enz. zijn zoodanig, dat bijplaatsing van machines, ketels, schakelapparaten enz. zonder eenige verbouwing tot voornoemd
vermogen kan geschieden. T e n slotte is de plaatsing op het terrein zoodanig geschied en het pro-

384 PRO V. NOORDBRABAN

TSCHE ELEC TRICI TEI TS-MAA TSCHAPPI.

XXIV

fiel der fabriek zoodanig gekozen, dat precies eenzelfde fabriek tegen de thans bestaande zal
kunnen worden aangebouwd, indien dit in de toekomst noodig zou blijken te zijn.
De fabriek, waarvan fig. 2 een afbeelding toont, levert draaistroom onder een spanning
van 10 000 volt zoowel als van 50 000 volt tusschen de phasen. Het lag dus voor de
hand een machinespanning van 10 000 volt te kiezen, welke spanning opgetransformeerd wordt
tot 50 000 volt. Voor de opstelling der 10 000 volt-apparaten werd een afzonderlijk 10 000 voltschakelhuis ingericht, terwijl voor de 50 000 volt-apparaten een, geheel van het 10 000 voltschakelhuis gescheiden, 50 000 volt-schakelhuis werd gebouwd.
Aansluitend aan het kolenterrein, evenwijdig aan de Donge, ligt het ketelhuis, waarin
plaats is voor tien ketels, waarvan acht den benoodigden stoom kunnen leveren voor een vermogen
van 37 500 kVA. De ketels zijn in twee rijen van vijf opgesteld en iedere ketel afzonderlijk
gefundeerd tusschen de kolommen van het ketelhuis, loodrecht op de lengte-as van het ketelhuis.
Thans zijn in bedrijf vier Walther-ketels, waterpijpketels van het scheepsketel-type, elk met
een maximale stoomproductie van 22 ton stoom van 15,5 atm. en 400 Celsius per uur, twee
Babcock & Wilcox C. T . M.-ketels van ongeveer hetzelfde vermogen, een Babcock & Wilcox
C. T . M.-ketel en een Schelde" ketel, elk geschikt voor een maximale productie van ca. 28 ton
stoom per uur.
Alle ketels zijn voorzien van inrichtingen voor automatisch stoken en kunstmatigen trek
en van economisers van zoodanige afmetingen, dat voedingswatertemperaturen van 120 Celsius
aan den inlaat verkregen kunnen worden. Iedere ketel vormt met zijn oververhitter, economiser
en ventilator met schoorsteen een aparte eenheid, die geheel los van het gebouw is opgesteld.
De ketels worden gevoed met het condensaat van de turbines, terwijl voor suppletiewater uitsluitend gedistilleerd water wordt gebezigd, waartoe Dongewater wordt gedistilleerd in een op een
der turbines aangesloten vacuum-distilleerapparaat.
Achter het ketelhuis, tusschen dit en de machinezaal in gelegen, bevindt zich de pompenen reservoirruimte, waar de voedingspompen, de voedingswaterreservoirs en nog eenige hulpwerktuigen zijn ondergebracht.
Op het pompenlkaal volgt de machinezaal, waarin de turbogeneratoren met hun condensors en condensatiegroepen zijn opgesteld.
Vanuit de machinezaal komt men in het 10000 volt-schakelgebouw, terwijl hierachter
het 50 000 volt-schakelgebouw ligt. Beide schakelgebouwen hebben een gemeenschappehjk
trappenhuis.
Tegen het ketelhuis is aan de zuidzijde een aanbouw van twee verdiepingen geplaatst
(zie fig. 2), waarin zijn ondergebracht de voor het bedrijf noodzakelijke laboratoria, sanitaire
inrichtingen, badkamers, douchekamers, schaft- en kleedlokalen enz., de machinebankwerkerij
en de smederij.
Over het kolenterrein loopt, evenwijdig met de rivier, een kraanbrug, welke van een
mantrolley met zelfgrijper is voorzien.
De brug heeft een uithouder, waardoor de mantrolley boven een voor den loswal komend
schip kan worden gebracht. De uit een schip gegrepen kolen kunnen dus door deze inrichting
op ieder punt van het kolenterrein gedeponeerd worden. De grijper heeft een capaciteit van 4 m
kolen of ca. 3700 kg; de verschillende snelheden zijn zoodanig, dat per uur 50 ton kolen op den
wal gebracht kunnen worden. In dezen tijd is begrepen de automatische weging van iederen
greep kolen, zoodat steeds onmiddellijk de uit ieder schip geloste hoeveelheid is af te lezen.
Onder het kolenterrein zijn vier betonnen kanalen, waarin twee conveyorstrengen loopen,
8

XXIV

PROV. NOORDBRABANTSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

385

welke de kolen van het kolenterrein brengen i n de bunkers boven de ketels. M e t behulp van een
vulmachine, die men op verschillende daartoe bestemde plaatsen i n de betonnen kanalen boven
de conveyorstrengen (en onder de kolen) kan aanbrengen, kan men, door het openen van een
schuif, kolen aftappen van elke soort, die op het kolenterrein is opgeslagen. D e vulmachine
zorgt er dan voor, dat de kolen precies i n de bakjes van de streng vallen, terwijl men tevens
de mate van vulling kan regelen tusschen n u l en den maximuminhoud van ieder bakje (ca. 150
kg). Door nu op verschillende punten gelijktijdig meerdere vulniachines i n werking te stellen,
kan men steeds die menging van soorten en hoeveelheden verkrijgen, welke men wenscht. D e
aldus i n de conveyors van het kolenterrein afgetapte kolen worden naar boven gebracht en ge-

F i g . 3.

SPOORWEGKRUISING NABIJ ROSMALEN.

Stort i n de bunkers foven de ketels. O p deze wijze brengt iedere conveyor 36 ton kolen per uur
naar boven.
Voorts werd op het kolenterrein een stortput gemaakt, waar overheen een spoor is gelegd, zoodat per wagon aankomende kolen eenvoudig i n dezen put geschoven of gekipt kunnen
worden. Onder dezen put loopt eveneens een conveyorstreng, zoodat ook deze kolen naar
behoefte over het opslagterrein kunnen worden verdeeld, dan wel rechtstreeks naar de bunkers
kunnen worden gebracht.
D e bedoelde spiraalconveyors hebben slechts weinig kracht noodig. Iedere streng wordt
aangedreven door een motor van 20 pk.
Twee tegenover elkaar liggende ketels hebben een gemeenschappelijken bunker, welke
i n gewapend beton is uitgevoerd. D e bedieningsman van de ketels kan nu uit de bunkers de
25

386

PROV. NOORDBRABANTSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XXIV

benoodigde kolen aftappen in de hoppers, waarbij de afgetapte kolen weer automatisch gewogen
.worden, zoodat het verbruik per ketel juist is vast te stellen.
De asch van de kettingroosters valt in op den beganen grond staande kipwagens, waarvan de inhoud bij het verlaten van het ketelhuis automatisch gewogen wordt, zoodat in het
ketelhuis een afdoende brandstoffencontrle verkregen is.
In het pompenlkaal zijn opgesteld voor de ketelvoeding een stoomturbovoedingspomp
van 120 m opbrngst per uur, een electrische pomp van 75 m en een van 150 m . Een tweede
stoomturbovoedingspomp met een capaciteit van 150 m is in bestelling. Zoowel in het pompenlkaal als in het ketelhuis wordt een uitgebreide controle over het waterverbruik door
middel van watermeters, registreerende thermometers enz. uitgeoefend.
8

Fig. 4.

KANAALKRUISING NABIJ OOSTERHOUT.

De hoofdstoomleiding is als ringleiding uitgevoerd, terwijl in twee knooppunten dezer


ringleiding zg. stoomvaren zijn. aangebracht, waarop de afgaande, lodingen naar de turbines,
pompen enz. zijn aangesloten. Op deze wijze is een zeer groote bedrijfszekerheid verkregen en
kan door iederen ketel of iedere groep van ketels langs twee verschlende wegen stoom naar de
verbruiksplaatsen geleverd worden.
De turbo's zijn met hunne lengte-assen loodrecht op die van het machinehuis opgesteld,
de condensors welke onder de turbogeneratoren zijn geplaatst, hggen evenwijdig met de lengte-as
van het machinehuis, terwijl de pompengroepen evenwijdig aan de condensors staan. Tusschen
de pompengroepen en condensors loopen nn, evenwijdig hiermede, hoofdverzamelleidingen
voor het circulatiewater enz. De circulatiepompen brengen het koelwater in de verzamelleiding

XXIV

PROV. NOORDBRABANTSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

387

vanwaar het naar de condensors wordt afgetapt. Hierdoor wordt dus ook hier een wederzijdsche
reserve verkregen.
De condensors zijn in tween gedeeld, zoodat de helft van iederen condensor onder het
bedrijf kan worden schoongemaakt* Iedere condensatiegroep kan zoowel electrisch als door
stoom worden aangedreven.
Het circulatiewater wordt uit de Donge aangevoerd door een betonnen tunnel van 5 m
hoogte en 3,50 m breedte. Het afvoerkanaal is kleiner, ca. 2 x 2 m en mondt ca. 15 m van het
aanvoerkanaal in de Donge uit (zie fig. 1).
Een soort inlaatsluis met de noodige zeeframen en schuiven zorgt voor het tegenhouden
van drijvend vuil uit de Donge, terwijl tevens een inrichting is aangebracht om in den winter,

Fig. 5.

KRUISING DER DONGE NABIJ GEERTRUIDENBERG.

bij sterke ijsvorming in de Donge, een gedeelte van het afvloeiende circulatiewater achter de
nlaatschuiven terug te voeren, zoodat de zeefinstallatie ten alle tijde ijsvrij gehouden kan worden.
De geheele turbo-aanleg en ook de geheele hoogspanningsaanleg zijn geleverd door de
firma Brown Boveri & Co te Baden.
Ten dienste van de montage is in de machinekamer een electrische loopkraan aanwezig,
met een hefvermogen van 60 ton. Voorts eindigt in het machinehuis een aftakking van het
spoorwegraccordement, zoodat spoorwagens met zware stukken in eens onder de loopkraan
kunnen worden gereden.
Tusschen de condensors en den binnenmuur van het 10 000 volt-schakelgebouw bevindt
Zich het koude-luchtkanaal, waardoor de spoellucht voor de generatoren wordt aangevoerd.

388
388 .PROV. NOORDBRABANT

SCHE ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XXIV

De uit de machines komende warme spoellucht wordt naar een verzamelraimte gebracht onder
het schakelpodium, vanwaar deze lucht f door twee schoorsteenen naar buiten, f door vier
kanalen naar de verschlende verdiepingen van de schakelhuizen gebracht kan worden, zoodat
deze des winters op goedkoope wijze verwarmd kunnen worden.
De geheele 10 000 volt-schakelaanleg is met het oog op de groote kortsluitstroomen,
overspanningen enz., welke op kunnen treden, twee serin grooter gekozen dan volgens de normalin vereischt was, en wel is alles volgens serie V voor 35 000 volt uitgevoerd.
De schakelaanleg is volgens het dubbel-rassysteem gebouwd, waarbij het volgende valt
oo te merken.
,
..
, .
Het eene railsysteem is U-vormig om het andere railsysteem heen aangebracht, zoodat

Fig. 6.

KRUISING DER DIEZE NABIJ ORTHEN.

twee bedieningsgangen tusschen railsysteem I en II ontstaan. Men kan er nu voor zorgen dat
aUe naar de rails gaande leidingen in de eene bedieningsgang uitkomen, en aUe van de rails algaande leidingen door de andere bedieningsgang den schakelaanleg verlaten. Door nu de benoodigde scheidingsschakelaars onder de rails aan te brengen, verkrijgt men op deze_wi,ze hetj.oordeel, dat steeds de bij elkaar behoorende stellen scheidingsschakelaars van een leiding-benoodigd om deze f op het eene, f op het andere railsysteem te kunnen aansluiten - v ak tegenover
elkaar in dezelfde bedieningsgang komen te zitten, waardoor vergissingen vrijwel uitgesloten
Zijn. Bovendien wordt aldus de lengte van den schakelaanleg tot op de J ^ t gereduceerd.
De 10 000 volt-aanleg is berekend op acht uitgaande kabels, de 50 000 volt-aanleg op
zes uitgaande voedingslijnen. De bediening van de oheschakelaars kan met de hand ter plaatse

XXIV

PROV. NOORDBRABANT

SCHE ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

389

geschieden, waarbij er op gerekend is dat de bedieningsman, met het oog op explosies, steeds
een muur tusschen zich en den olieschakelaar heeft. Meestentijds geschiedt de bediening echter
van het schakelpodium langs
electrischen weg.
De scheidingsschakelaars worden uitsluitend ter
plaatse met de hand bediend.
Evenals de stand van de oheschakelaars door roode en
groene lampen op het hoofdschakelbord wordt aangegeven,
kan ook de stand van de
scheidingsschakelaars
door
middel van gele en blauwe
lampen op het schakelpodium
afgelezen worden. Bovendien
is bij iederen scheidingsschakelaar een lamp aangebracht,
welke brandt over de uitschakelcontacten van den bijbehoorenden oheschakelaar, zoodat, wanneer deze lamp ontstoken is, de bedieningsman
de zekerheid heeft, dat de bij
den scheidingsschakelaar behoorende oheschakelaar uitstaat
en dat dus eerstgenoemde
schakelaar zonder gevaar kan
worden bediend.
Het 10 000 volt-schakelgebouw heeft drie verdiepingen, op de middelste waarvan de verzamelrails zijn ondergebracht; het aangrenzende
5 0 000 volt-schakelgebouw
heeft vijf verdiepingen, waarvan ook hier de middelste voor
de opstelling der beide 50 000
volt-railsystemen is gebruikt.
Fig. 7. TYPE VAN EEN KRUISINGSMAST VOOR BEVAARBARE
De stroomloop door dit
WATEREN; HOOGTE 40 M .
gebouw is geheel in n richting. Op den beganen grond
(verdieping I) zijn de transformatoren met waterkoeling geplaatst, welke de spanning van 10 000
op 50 000 volt verhoogen. Opgesteld zijn twee transformatoren van 6000 kVA en twee van 7000
kVA. Op de hierboven liggende verdieping (verdieping II) zijn ondergebracht de oheschakelaars

390
390

PROV. NOORDBRABANT

SCHE ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XXIV

voor de 50000 volt-zijde dezer transformatoren, benevens een smoorspoel in elke phase, om eventueel nog op de 50 000 volt-rails komende overspanningen buiten de transformatoren te houden.
Op de volgende verdieping (III) bevinden zich de beide railsystemen met de benoodigde scheidmgssehakelaars; hierboven (verdieping IV) de oheschakelaars voor de uitgaande 50 000 witlijnen met den koppelschakelaar voor de beide railsystemen. Op deze verdieping zijn ook ondergebracht de aardingssmoorspoelen voor het afvoeren van statische ladingen en voor de meting
van den isolatieweerstand van het 50 000 volt-net. Op de bovenste verdieping (V) verlaten
de lijnen het gebouw en bevinden zich de stroomtransformatoren voor de meting
n per
phase de scheidingsschakelaars, de aardingsschakelaars om iedere lijn desgewenscht aan

Fig. 8.

HET 501900 VOLT-TRANSFORMATORSTATION TE ROOSENDAAL.

aarde te kunnen leggen benevens de overspannmgsbevil^npinrichtirigen, wlke ieder


bestaan uit een hoornbliksemafleider met drie waterweerstanden per phase.
Boven op deze verdieping bevindt zich ca. 24 m boven den grond nog het waterreservoir, van waar uit de watertoevoer plaats vindt naar het ketelhuis, de transformatoren,
de bad- en waschgelegenheden enz.
Op den beganen grond is verder, grenzend aan de 50 000 volt-transformatorruimte een
speciale werkplaats gebouwd voor het onderhoud en de herstelling van transformatoren; voorts
zijn eenvoudige inrichtingen aanwezig voor het transport dezer transformatoren van de cellen
naar de werkplaatsen.

XXIV

PROV. NOORDBRABANT

SCHE ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

391

Alle olieschakelaars, transformatoren enz. zijn explosie-zeker opgesteld boven betonnen


bakken, van waar eventueel brandende olie direct buiten het gebouw geleid wordt door speciale
buisleidingen.
Naast het 10 000 volt-schakelhuis is nog een transformatorruimte gebouwd, waarin de
transformatoren voor het eigen bedrijf zijn ondergebracht en wel n van 500 kVA en drie van
250 kVA voor 10 000/500 volt voor het eigen krachtnet, en twee van 30 kVA voor 10 000/208/120
volt voor het hchtnet.
Aan de andere zijde van het 10 000 volt-schakelgebouw is op den beganen grond opgesteld
een accumulatorenbatterij van 1500 ampre-uren bij 120 volt, voor hchtreserve en voor levering
van den stuurstroom voor den schakelaanleg. Deze batterij wordt geladen door een synchronen

Fig. 9.

HET 50 000

VOLT-TRANSFO RMATORSTATION TE TILBURG.

'^omzetter van 60 kW, welke zoo noodig ook energie in het draaistroomfabrieksnet kan terugzenden,
.zoadat zelfs bij de ernstigste bedrijfsstoringen de allernoodzakelijkste deelen, zooals de kettingroosters enz., in beweging kunnen worden gehouden.
Een punt van groot belang is de seininstallatie in de fabriek. In het ketelhuis, het pompenlkaal, de reservoiriruimten, de machinekamer en de schakelgebouwen zijn tal van contacten
aan vlotters, thermometers, manometers, overspanningsbeveiligingen, voltmeters enz. aangebracht, welke ten doel hebben, het bedienende personeel op onregelmatigheden opmerkzaam
te maken. Alle bij elkaar behoorende alarminrichtingen zijn in groepen ondergebracht. Wordt
ergens een contact gesloten, dan weerkhnkt op verschlende punten een geldsignaal; gekleurde gloeilampen geven dan aan, van welke groep de waarschuwing uitgaat, en op een

392 PROV. NOORDBRABANTSCHE


392

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XXIV

bij de groep behoorend nummertableau kan worden afgelezen, welk contact gewerkt heeft.
Behalve deze algemeene seininrichting is in het ketelhuis nog een bord aangebracht,
waarop in electrische hchtcijfers steeds de momenteele belasting der centrale wordt aangegeven;
voorts bevindt zich hier een electrische aanwijzer, waarmede vanaf het schakelbord bevelen
naar het ketelhuis kunnen worden overgebracht.

*
Voor de verdeeling van de electrische energie is de Provincie gesplitst in acht districten,
met als middelpunten de plaatsen: Geertruidenberg, 's-Hertogenbosch, Uden, Helmond, Eindhoven, Breda, Tilburg en Roosendaal. Zooals op bijgaande uitslaande kaart van het net is aange-

Fig.

10.

TYPE VAN EEN 10 000

VOLT-TRANSFO RMATORSTATION

(GROOT MODEL).

geven, is met uitzondering van het district Geertruidenberg, waarin de stroom direct van
uit de centrale onder een spanning van 10 000 volt wordt verdeeld in elk district een 50 000
volt-onderstation opgericht, waarin de spanning van 50 000 op 10000 volt getransformeerd
wordt.
De overbrenging van den electrischen stroom vanuit de centrale naar deze 50000 voltonderstations geschiedt door bovengrondsche hoogspanningslijnen van gevlochten roodkoperen
kabels, rustend op steunisolatoren, welke gedragen worden door ijzeren vakwerkmasten.
De lijnen GeertruMknberg's-HertogenboschUdenHelmondEindhoven, en GeertruidenbergRoosendaal zijn zg. dubbellijneh; op dwarsarmen is aan weerszijden van de
masten een driephasen-leiding gemonteerd van 3 X 50 mm doorsnede. De afstand der masten
bedraagt bij deze lijnen normaal ca. 130 m, de masthoogte 12,2 m boven den grond. De eerstr
2

XXIV

PROV. NOORDBRABANT

SCHE ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

393

genoemde lijn tot Helmond kwam in November 1919, het stuk HelmondEindhoven in
den zomer van 1920 en de dubbele lijn GeertruidenbergRoosendaal in September 1921
in bedrijf.
De lijnen GeertruidenbergTilburgEindhoven en GeertruidenbergBreda bestaan
uit n driephasen-leiding van 3 X 95 mm doorsnede, welke gemonteerd is op ijzeren masten
met normaal 220 m onderlingen afstand en 20 m hoogte (boven den grond). Ook voor de lijn
2

Fig.

11.

TYPE VAN EEN 10 000

VOLT-TRANSFOR-

MATORSTATION (KLEIN MODEL).

BredaRoosendaal zijn dergelijke masten gekozen, waarop voorloopig een leiding van
3 X 50 mm doorsnede is gespannen.
De lijn GeertruidenbergTilburgEindhoven kwam in Mei 1921 en de lijn Breda
Roosendaal in den nazomer van 1922 in bedrijf.
De totale lengte van het 50 000 volt-net bedraagt 337 km, waarvan 122 km als dubbele
hjn is uitgevoerd.
Voor de isolatie werden steunisolatoren gekozen en wel zijn de lijnen Geertruidenberg
Roosendaal en Geertruidenberg's-HertogenboschUdenHelmond van Bullers" en
2

394

PROV. NOORDBRABANT

SCHE ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XXIV

Hermsdorf", de lijnen GeertruidenbergTilburgEindhovenHelmond en GeertruidenbergBredaRoosendaal van Ohio Brass" en Schomburg" isolatoren voorzien, terwijl bij
wegkruisingen en op afspanmasten meestal hangisolatoren gebezigd zijn. De isolatoren van Ohib
Brass en Schomburg zijn van het breede (Weitschirm) 80 000 volt-type.
Over de toppen van de ijzeren masten, welke alle met een bijzonder groote zekerheid
zijn uitgevoerd, is een aarddraad aangebracht, die niet alleen voor beveiliging tegen atmosferische
ontladingen dient, maar ook voor een goed geleidende verbinding van alle masten onderling
dus ter verkrijging van een zoo goed mogelijke aardverbinding.
Bij de hjnen met kleinere mastafstandn is iedere vijfde mast voorzien van een
verzinkt ijzeren aardplaat, welke tot beneden den grondwaterstand is ingegraven, terwijl
bij de hjnconstructie met groote mastafstandn elke mast van een aardplaat is voor-

Fig.

12.

TRANSFORMATORSTATION MET GEARMEERDE SCHAKELINRICHTm (SYSTEEM COQ) VOOR 10 000

VOLT.

zien. Buitendien zijn in het grootste gedeelte van het net op alle -masten bliksemafleiders
aangebracht.
Gezien de moeilijkheden bij het verven van de dwarsarmen der masten op de dubbele
lijnen, werden de toppen en dwarsarmen van de laatst gebouwde lijnen van verzinkt ijrr
vervaardigd, hetgeen jarenlang aan het weer blootgesteld kan worden, zonder dat het behoeft
te worden geverfd.
In het geheel zijn in het 50 000 volt-hoogspanninsgnet 15 paar hooge wate'rkruisingsmasten
/geplaatst en wel 8 paar van 35 m hoogte, 1 paar van 40 m hoogte, 1 paar van 44 m hioogte en

XXIV

PROV. NOORDBRABANT

SCHE ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

395
395

5 paar van 45 m hoogte *). Afbeeldingen van enkele dezer masten zijn in d fig. 3, 4, 5, 6 en 7
gegeven, die gedeeltelijk ook de uitvoering der hoogspanningslijnen zelf doen zien.
* * *
Zooals hiervoor reeds werd vermeld, bevinden zich in het net zeven onderstations, waarin
de spanning van 50 000 op 10 000 volt getransformeerd wordt. Deze stations zijn gebouwd te
's-Hertogenbosch (Orthen), Uden, Helmond, Eindhoven, Tilburg, Breda en Roosendaal. Zij
Zijn in twee groepen te verdeelen: naar het oorspronkelijke type, waarbij voor het schakelen de
electrische afstandsbediening gekozen werd, hetgeen uit den aard der zaak hooge aanschaffingskosten met zich bracht, en naar het nieuwere type, waarbij handbediening is toegepast, en dus
de aanlegkosten belangrijk minder waren. Tot het eerste type (zie fig. 8) behooren de onder-

Fig.

13.

GEARMEERDF

10 000

VOLT-SCHAKELINRICHTING

VOOR

AFTAKKABELS.

Stations 's-Hertogenbosch, Uden, Helmond, Eindhoven en Roosendaal, terwijl de stations in


Breda en Tilburg volgens het nieuwere type (zie fig. 9) uitgevoerd werden.
In alle stations is ruimte voor opstelling van drie transformatoren van 50 000 op 10 000
volt, elk met een vermogen van 4000 kVA.
Van de vijf oudere onderstations zijn er drie uitgevoerd voor vier uitgaande 50 000 voltlijnen en twee voor drie dergelijke lijnen. De later gebouwde stations te Breda en Tilburg zijn
slechts voor twee uitgaande 50 000 volt-lijnen ingericht. In alle oudere stations is ruimte voor
acht, in de nieuwe stations voor zes uitgaande kabels van het ondergrondsche 10 000 volt-net.
1) De masten werden pntwbrpen en uitgevoerd door de N, V. Constructie-Werkplaats LimburjV
te ;Hoensbroek, dir. B. F. van Malsen.
. t

396
396

PROV. NOORDBRABANTSCHE

ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

XXIV

Eind 1924 waren de volgende transformatoren in de 50 000 volt-stations opgesteld:


's-Hertogenbosch
1 a 3000 en 1 a 2000 kVA.
Uden
1 a 1000 en 1 a 2000
Helmond
2 a 3000
Eindhoven
2 a 3000 en 1 a 4000
Tilburg
1 a 1000 en 1 k 2000
Breda
1 a 2000 en 1 a 3000
Roosendaal
2 a 1000 en 1 a 2000
Het vermogen van enkele dezer stations zal echter in het volgende jaar vergroot moeten
worden.
Bij de stations met electrische afstandsbediening is een accumulatorenbatterij met motorgenerator opgesteld, welke batterij tevens de noodverlichting van die stations bedient; voor de
normale verhchting staat wisselstroom ter beschikking, in verband waarmede een kleine transformator voor 10 000/380/220 volt voorhanden is.
In de twee nieuwere stations is voor de signaalinrichting en de noodverhchting een kleine
accumulatorenbatterij aanwezig, welke met behulp van een gloeidraadgelijkrichter kan worden
geladen. In alle stations is electrische verwarming mogehjk.
Alle onderstations zijn onderling met de centrale te Geertruidenberg en het hoofdkantoor
te 's-Hertogenbosch verbonden door een bedrijfstelefoon. Voor het geval deze eigen telefoonlijn
gestoord mocht zijn, kan men bovendien elk onderstation nog langs de interlocale rijkskjnen
bereiken.
Bij elk onderstation zijn twee wachterswoningen gebouwd (zie fig 8 en 9), welke door
een signaalkabel met het onderstation in verbinding staan.
In het onderstation te Roosendaal is een automatische schakelinrichting voorhanden,
welke in geval van bedrijfsstoring de eerste en meest noodige schakelingen verricht. Een
dergehjke inrichting is ook in het onderstation te Eindhoven in bedrijf. Vooral 's avonds en
's nachts, wanneer geen bediening in het station aanwezig is, is deze inrichting van groot nut.
Een alarmschel in de wachterswoningen zorgt er voor, dat in geval van onregelmatigheden
het wachthebbende personeel gewaarschuwd wordt, zoodat het kan nagaan, wat er heeft
plaats gevonden; de meest noodige schakelingen zijn dan echter reeds automatisch geschied.
*
Van de hiervoor omschreven onderstations gaan, wat de vijf oudere typen betreft, acht
10 000 volt-ondergrondsche kabels uit, terwijl in de twee nieuwere typen te Breda en Tilburg
zes kabels het 10 000 volt-kabelnet voeden. Dit ondergrondsche net, met een totale lengte van
1019 km, bestaat hoofdzakelijk uit kabels van 35 m doorsnede, terwijl ook enkele gedeelten een
doorsnede hebben van 70 of 16 mm ; deze laatste zijn aftakkingen.
Het 10 000 volt-kabelnet voedt de transformatorstations voor de stroomlevering aan de
gemeenten en aan de grootindustrie. Deze transformatorstations zijn eigendom der P.N.E.M. en
werden grootendeels door haar gebouwd en genstaUeerd. Zij zijn naar een genormaliseerd
systeem uitgevoerd. In deze transformatorstations wordt de verdeelspanning van 10 000 volt
op de verbruiksspanning getransformeerd, welke in de gemeenten 220/380 volt bedraagt. De
fig. 10 en 11 vertoonen afbeeldingen van typische uitvoeringen dezer stations, terwijl in de
fig. 12 en 13 voorstellingen van gearmeerde schakelinrichtingen (systeem Coq) zijn gegeven.
In het geheel zijn 269 transformator- en schakelstations voor de aansluiting van ge2

XXIV

PROV. NOORDBRABANT

SCHE ELECTRICITEITS-MAATSCHAPPIJ.

397

meenten en grootindustrien opgesteld. Hierin zijn niet begrepen de transformatorstations in


de gemeenten, die eigen hoogspanningsdistributienetten hebben. Een overzicht van den huldigen stand der electrificatie is op bijgaande uitslaande netkaart gegeven, waaruit duidelijk
blijkt, dat vrijwel alle gemeenten in de gelegenheid zijn, stroom te betrekken, en zulks ook doen.
Tot begin 1924 leverde de P.N.E.M. den stroom aan de gemeenten uitsluitend en gros,
terwijl de gemeenten zelf voor de verdere distributie zorg droegen. Een groot aantal dezer gemeenten hebben echter het technische en administratieve beheer harer distributiebedrijven
aan het provinciale bedrijf opgedragen. Onlangs zijn enkele dezer gemeentelijke distributienetten
door de P.NJ2.M. overgenomen, zoodat dit bedrijf thans ook stroom direct aan huis levert.
De ontwikkeling van het bedrijf, dat sedert 1 Mei 1922 onder directie staat van den
heer ir. D. L . JONKER moge ten slotte uit bijgaande tabellen en grafische voorstellingen blijken.

398
398

PROV. NOORDBRABANT SCHE ELECTRICITEITS MAATSCHAPPIJ.

Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van het hoogspanningsnet.


laar.

Aanlegkosten
der centrale
X /iooo,-.

Aanlegkosten
van het net
X /iooo,-.

Boekwaarde
der centrale
X iooo,-.

1920
1921
1922
1923
1924

2 967,0
4 078,3
4 487,3
4 962,0
5 369,2

9 692,9
14 636,4
16 232,1
16 833,7
17 194,4

2 923,1
3 986,2
4 343,9
4 727,4
5 037,5

XXIV

Tabel 1 (fig. 14).

Boekwaarde ^
,
van het net ^ s P ^ n f hoogspanningsX iooo,-.
.(V)
net (50000 V)
in km.
in km.
e n g t e

9 669,1
14 556,3
16 072,9
16 566,8
16 809,6

v a n

h e t

414
747
912
953
1019 '

L e n g t e

v a n

h e t

102
179
215 )
215 )
' 215)
1

1) Hieronder zijn begrepen 133 km dubbele leiding, zoodat de totale lengte 337 km bedraagt.

Gsgevens betreffende het verzorgingsgebied.


jaar.

Totaal aantal in. ^


woners van het
.. .
verzorgingsgebied,

1920
1921
1922
1923
1924

678 530
684 004
696935
697 433
710 438

T
1

Tabel 2 (fig. 15).

Totaal aantal in.

Aantal aansluitin- ~. . .
.
.
Aantal aangesloten
.
Totaal aangesloten
woners der aangegen voor grootin . TV,
, "
gemeenten.
.
vermogen in kW.
sloten gemeenten.
dustrie *).
6

576 070
581 736
656 122

37
84
113
112)
120
1

36
46
48
59
71

25 698
30 223
34 124

1) In 1923 werden eenige gemeenten samengevoegd.


2) Grootindustrie, die niet rechtstreeks op het net is aangesloten, maar de benoodigde energie van de
gemeente ontvangt, is in deze tabel niet begrepen.

63

PROV. NOORDBRABANTSCHE

24

ELECTRICITE1TSMAATSCHAPP1J.

borroffpnde het verbruik.

23

Tabel 3 (fig. 16)

22
J

a a r

Totaalaantal
inhetnetafgeleverde k W h
X 1000.

1920
1921
1922
1923
1924 j

b e l a s t i n g

het aeheele be
. vannet geneeie De

")
|
d

15 319,2
19 486,4
30 688,0
39 091,9
50 284,0

i n

Bedrijfstijd
uren.
i n

6 300
8 900
12 100
13 600
17 400

S ^ a
aan de aangesloten gemeenten
X 1000.

2 432
2 189
2 536
2 874
2 890

Verkochte k W h
grootindustrie
^
o

20
I

3 319,7
6148,0
9 127,3
12 080,3
14 542,7

21

19

9 173,0
10 426,8
16 471,7
20 776,8
28 897,8

18
17
16
15

:. .

Financieele gegevens (exploitatie).

'

a a r

'

Totale opwek; kosten en / of


1 stroom inkoop
X

1920
1921 |
1922
1923 |
1924

1000..

1359,5
1 069,8
1063,3
1313,1
1375,4

] Totale uitgaven
Totale
j
hetnetafontvangsten pr
i r d e k W h | verkochte k W h
!

Totale
distributiekosten !
,

X f

1000.

405,2
802,5
1 145,4
1379,4
1410,0

Totale
uitgaven
X /

totale
ontvangsten

1000.-.

1764,7
1872,3
2 208,7
2 692,5
2 785,4

X 1000.-.

1715,7
1804,1
2 105,7
2 637,2
2 953,7

in

a e

e v e

y
j

11,5
9,6
7,2
6,9
5,5

13,7
10,9
8,2
8,0
6,8

0
CM

01

-1
CM
CM CM

Ol

O
CM

co
5;
CM
J

Ol

o>

Fig. 15.

Fig. 14.

Aanlegkosten der centrale X 1 000 000.


Aanlegkosten van het net X 1 0 0 0 000.
Boekwaarde der centrale X 1 000 000.
Boekwaarde van het net X 1 000 000.
Lengte van het 10 000 volt-hoogspanningsnet in km X 50.
Lengte van het 50 000 volt-hoogspanningsnet i n k m X 50.

-H
CM CO <*
CM CM CM CM
Ol
Oi
Ol

(J\

Totaal aantal inwoners van het verzorgingsgebied X 50 000.


Totaal aantal inwoners der aangesloten
gemeenten X 50 000.
A a n t a l aangesloten gemeenten X 10.
4 , ( ! a a n s l i i i t i n d e t i voor drootindustrie
X 10.
Totaal aangesloten vermogen i n kW
X 2 000.
n

O
CM

o\

O
CM
0\

-H
CM CO
CM CM CM CM

a\

a\

o\

*-
CM
CO
CM CM CM
CM
Ol Ol C7\
0\

o\

Fig. 17.

Fig. 16.

Totaal aantal i n het net afgeleverde


k W h X 2.10 .
Maximale belasting van het geheele bedrijf i n k W X 1 000.
Bedrijfstijd in uren X 200.
Verkochte k W h aan de aangesloten gemeenten X 2.10 .
Verkochte
k W h voor
grootindustrie
X 2.10.
6

Totale opwekkosten n/of stroominkoop


X 2 0 0 000.
Totale distributiekosten X 2 0 0 000.
Totale uitgaven
X 2 0 0 000.
Totale ontvangsten
X 2 0 0 000.
Totale uitgaven per in het net afgeleverde
k W h in cts.
Totale ontvangsten per verkochte k W h
in cts.

DE ELECTRICITEITSOPWEKKING DER STAATSMIJNEN


IN LIMBURG.
| H ^ _ * T P E E D S in het einde van de vorige eeuw was aan verschillende maatschappijen
| E een aantal concessies verleend voor de ontginning van de diverse vindplaatseh
V I van kolen in Zuid-Limburg; tol 1893 echter werden slechts twee mijnen gexH ^ ^ J j Ploiteerd, nl. de Domaniale Mijn te Kerkrade en de mijn Neuprick te Bleyerjexploitatie geschiedde door particuliere maatschappijen met hoofdzakelijk buitenlandsch kapitaal en gaf een totale productie van ca. 100 000 ton per jaar.
De overige concessievelden bleven echter onaangeroerd; de Regeering verklaarde in 18901892
dan ook negen van deze concessies wegens het niet nakomen van de concessievoorwaarden
vervallen. Hierop volgde in 1893 van particuliere zijde de aanleg van twee schachten in het
concessieveld Oranje Nassau, welke thans de ontginningszetel van de mijn Oranje Nassau I
vormen. Aangewakkerd door deze werkzaamheden volgde spoedig een groot aantal exploratieboringen. De geheele Z . O.-hoek van Limburg, van Kerkrade tot bij Sittard, werd afgeboord;
vele boringen hadden succes, wat ten gevolge had, dat in den tijd van twee jaar, 1898 en 1899,
ca. 25 concessie-aanvragen werden ingediend.
In April 1899 besloot de Regeering, ten einde de abnormaal hooge deehiemingvan buitenlandsch kapitaal in de nieuw aangevraagde concessies te beperken, een Commissie voor de Mijnen" te benoemen, met opdracht na te gaan, of het niet meer aanbeveling zou verdienen, de betreffende terreinen van staatswege te ontginnen. In tegenstelling met het advies van deze Commpsie, hetwelk luidde een gedeelte voor staatsexploitatie, en de rest voor particuliere concessies", deed de Regeering den Staten Generaal het voorstel, het geheele toen ter tijde bekende
Zuid-Limburgsche steenkolenbekken, voor zoover het nog niet aan particulieren was geconcedeerd, te reserveeren ten behoeve van exploitatie door den Staat. Een gevolg was de wet vaii
24 Juni 1901, waardoor de Staat de beschikking kreeg over 16 719 ha, waarvan echter slechts
ca. 2/3 gedeelte voor ontginning geschikt is. Vanaf dit moment dateert dus de oprichting vaii
hetstaatsmijnbedrijf h e i d e

Intusschen werden door particulieren de exploratieboringen voortgezet; hierop volgden


opnieuw zeven concessie-aanvragen, waarvan zes voor de streek SittardBeekUrmond,
de zg. Maasvelden", en n voor een gebied, dat zich uitstrekte van Schinveld tot Waubach
langs de oostelijke grens van Zuid-Limburg, en den naam droeg van Eendracht". De oppervlakte van deze zeven velden bedroeg 10 494 ha waarvan ook weer ca. 2/3 gedeelte voor ontginning m aanmerking komt. De Staat achtte het echtfer wenschelijker, het staatsmijnveld uit

400

STAATSMIJNEN

IN LIMBURG.

XXV

te breiden. Te dien einde werden onderhandelingen met de concessie-aanvragers aangeknoopt,


hetgeen tot het resultaat voerde, dat deze in 1911 en 1912 hun aanspraken en rechten aan den
Staat afstonden, hetgeen den Staat op een uitgave van 2 300 000, kwam te staan. Het geheele

Fig.

1.

HIJNDISTRICT VAN ZUID-LIMBURG.

voor staatsexploitatie gereserveerde terrein, dat zoodoende een oppervlakte van 27 213 ha
verkreeg, is in fig. 1 aangegeven.
Na een algemeene verkenning der terreinen, aangewezen volgens de wet van 24 Juni

XXV

STAATSMIJNEN

IN

LIMBURG.

401

1901, volgde bij Kon. Besluit van 8 Januari 1903 de aanwijzing van het eerste ontginningsveld.
De eerste schacht werd aangelegd op een terrein, omringd door de particuliere mijnen Willem,
Oranje Nassau I, Oranje Nassau II, Laura en de Domaniale Mijn. Hiermede was het begin
gemaakt van de Staatsmijn Wilhelmina", welke 1 Januari 1909 in bedrijf kwam. De tweede
staatsmijn werd geprojecteerd op een terrein nabij Hoensbroek, welk terrein werd aangewezen
bij Kon. Besluit dd. 24 October 1906, en later werd uitgebreid bij Kon. Besluit van 12 Augustus
1916. Deze tweede mijn, die den naam draagt van Staatsmijn Emma", kwam 1 Januari 1914 in bedrijf. Bij Kon. Besluit van 8 Augustus 1910 werd voor de derde staatsmijn, Staatsmijn Hendrik",
een terrein aangewezen, later uitgebreid bij Kon. Besluit van 4 October 1919. De ontginningszetel van deze mijn, die op 1 Januari 1918 in bedrijf kwam, werd gevestigd in de gemeente Brunssum. De vierde staatsmijn, die den naam draagt van Staatsmijn Maurits", met haar ontginningszetel in de gemeente Geleen nabij het station Lutterade, werd aangewezen bij Kon. Besluit van
12 Maart 1915, gewijzigd bij Kon. Besluit van 15 Mei d.o.v. Zij is geprojecteerd voor een grootere
productie dan die van de mijnen Emma" en Hendrik". D aanleg van de mijn Maurits"
is in een langzamer tempo voortgeschreden, dan die der drie andere mijnen. Oorzaak hiervan
was niet slechts de diepere ligging van de vaste steenkolenrots, maar ook de vele moeilijkheden,
verbonden aan het betrekken van verschillende grondstoffen en onderdeelen tengevolge van den
wereldoorlog. Gevolg hiervan was, dat bij de mijn Maurits" eerst na ca. 8 jaren de eerste kolen
boven kwamen, terwijl dit bij het eerste drietal mijnen reeds na 3 a 5 jaren het geval was. De
aanleg van de mijn Maurits" verkeert thans in een ver gevorderd stadium. Ten slotte werd
het voor staatsexploitatie gereserveerde gebied bij de wet van 27 September 1920 uitgebreid
met een terrein bij Vlodrop, dat bij die wet tevens ter ontginning is aangewezen. Van den aanleg van een mijn aldaar is echter voorloopig afgezien.
Ten einde van de productie en van het afzetgebied eenig idee te geven, mogen hieronder
eenige gegevens worden vermeld. Uit onderstaande tabel blijkt de productie van elk der vier
m bedrijf zijnde mijnen en de totale productie.
NETTO PRODUCTIE IN TONNEN (k 1000 KG).

Jaar. |

1906

1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Wilhehnina.

3 172

31 371
78 693
141 829
192 049
246 031
315 709
358 164
382 428
450 298
437 997
488 632
562 228
548 359
547 403
523 388
616 958
631 685
689 395

Emma.

591
9131
59 688
164 329
333 156
455 033
557 237
661 032
626 247
803 679
854 279
896 458
1010 563
1 185 869

Hendrik.

_
_
_
_

503
6 767
46 459
179 013
301 690
421 128
477 694
572 512
828 283
1 067 454

Maurits.

Totaal.

_
_
_
_
_
_
_
_

1 769
17 760

TTJT

*7*
70593
7 1

192 049
246 622
324 840
417 852
546 757
783 957
899 797
1 092 328
1402 273
1476 296
1 772 210
1855 361
2 085 928
2 472 300
2 960 478
26

402

STAATSMIJNEN

IN

LIMBURG.

XXV

Uit vorenstaande tabel moge blijken, dat de ontwikkeling van de mijnen Emma" en
Hendrik" zeer snel is gegaan. Reeds na zes bedrijfsjaren, in 1916, overvleugelde de Emma"
de mijn Wimelmina" in productie, terwijl de mijn Hendrik" in 1924 de productie van
de mijn Emma" reeds ernstig opzij streefde.
Een plotselinge tijdelijke vermindering in de toeneming der productie had plaats bij het
uitbreken van den wereldoorlog, toen ruim 19 % van het geheele personeel onder de wapenen
werd geroepen. Door mdienstoeming van nieuw personeel gelukte het, niet alleen de productie
spoedig op peil te brengen, maar deze zelfs belangrijk te doen stijgen. In den loop der jaren
1914 tot 1917 is de totale productie nagenoeg verdubbeld.
Hoewel het steeds het streven van de directie der Staatsmijnen is geweest de werkgelegenheid aan de mijnen voor Nederlanders ruim te houden, moesten evenwel in 1914 bij het uitbreken van den wereldoorlog in verband met de behoefte aan ervaren mijnwerkers op beperkte
schaal vreemdelingen in dienst worden genomen. Dit aantal nam na den wapenstilstand af, om
daarna in 1920 als gevolg van den economischen toestand in het binnenland, waardoor het
niet mogelijk was een voldoend aantal Nederlandsche arbeiders te verkrijgen wederom toe
te nemen. Sedert is het echter blijvend verminderd.
Vanaf het oprichtingsjaar 1902stond aan het hoofd van het geheele staatsmijnbednjf
als directeur-generaal de heer H . J. E . WENCKEBACH, wien in verband met zijn benoeming
tot directeur, chef van het departement der gouvernementsbedrijven in Nederlandsch-Indi
-r bij Kon. Besluit van 9 December 1907 met ingang van den dag zijner aankomst op Java
op zijn verzoek eervol ontslag werd verleend.
Volgens Kon. Besluit van 26 September 1907 was vanaf 1 October 1907 de ingenieur
der Staatsmijnen, de heer J . C. F . BUNGE tijdelijk met de directie belast, terwijl bij Kon. Besluit
van 9 December 1907 tot leden van de directie, met den titel van directeur, zijn benoemd: de
de hoofdcommies bij het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel, mr. dr. W . F . J .
FROWEIN, tevens voorzitter, en de ingenieurs bij de Staatsmijnen in Limburg, de heeren J . C . F .
BUNGE en ir. R. DE K A T . Bij Kon. Besluit van 25 Augustus 1913 werd aan den heer R. DE K A T ,
met ingang van 27 September 1913 eervol ontslag verleend, terwijl bij datzelfde Kon. Besluit
met ingang van dienzelfden datum de heer prof. ir. F . K . T H . VAN ITERSON in zijn plaats benoemd
werd.
De geproduceerde hoeveelheid kolen werd deels in Nederland, deels in het buitenland
afgezet, terwijl voorts een betrekkelijk klein gedeelte voor eigen gebruik werd aangewend. De
verdeeling van den kolenafzet over binnenland, buitenland en eigen gebruik volgt uit de volgende
tabel, waarin vollfedigheidshalve nog de prijs per ton afgezette kolen is opgenomen.
(Zie

de 1ste tabel volgende pagina).

In de kolom totale afzet" van deze tabel zijn vanaf 1916 ook begrepen de kolen,
gebruikt voor het vervaardigen van briketten, zoowel industrie- als eierbriketten. Van dit product
begon de aanmaak en aflevering in 1916; de hier volgende tabel laat voor elk jaar de vervaardiging en afzet van briketten in tonnen zien.
(Zie de 2de tabel volgende pagina).

XXV

STAATSMIJNEN

IN LIMBURG.

403

KOLENAFZET IN TONNEN.

Jaar.

1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Binnenland.

13 023
42 483
67 439
80 782
104 618
161 042
206 249
377 789
756 283
879 254
1 024 526
1 377 150
1455 325
1 747 573
1 694 936
1 712 638
1 726 189
2 395 536

Buitenland.

Eigen gebruik.

Totale afzet.

Gemiddelde prijs
per ton in guldens

11 006
32 147
70 378
106 422
143 406
163 110
202 740
166 792
21 151
5 425

118 748
389 082
724 838
496 195

6 786
5 549
4190
1 642
679
1 149
8 299
1 739
3125
8 537
18 611
28 955
18 516
16 661
16 590
8 854
9 277
37 387

30 815
80 179
142 007
188 846
248 703
325 301
417 288
546 320
780 559
893 216
1 043 137
1 406 105
1 473 841
1 764 234
1 830 274
2 110 574
2 460 304
2 929 118

6,56!)
7,44
7,35
6,97
6,78
7,19 )
7,76
7,98
9,41
12,20
15,32
20,27 )
22,81
28,61
20,33
16,40
18,93
13,62

1) Van 1907 tot 1912 werden alln Whelnna-kolen afgezet.


2) Van 1912 tot 1918 werden Wilhelmina- en Emma-kolen afgezet.
3) Van 1918 tot 1924 werden Wilhelmina-, Emma- en Hendrik-kolen afgezet.

VERVAARDIGING EN AFZET VAN BRIKETTEN IN TONNEN.

Jaar.

1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Vervaardigd.

27 739
120 776
139 945
239 964
259 387
202 681
248 860
198 274
225 651

Afzet.
'

Binnenland Buitenland.

26 955
117 982
137 015
235 321
257 217
194 821
211 053
175 994
211 913

4 769
37 124
20 354
4 873

igen ge
bruik.

564
2 607
2 864
4 262
2 532
3 044
724
699
723

Prijs per ton in guldens.


1
In ustric
ter
Gemiddeld.
briketten. briketten.

14,70
23,13
24,40
27,32
31,01
26,25

12,61
16,95
24,13
27,06
31,
21,58

13,50
19,23
24,22
27,15
31,
23,72
17,10
21,31
14,30

De productie en de verkoop van cokes en bijproducten, waarvoor alleen de Staatsmijn


Emma" zorgt, dagteekent van 1919. Uit de volgende tabel mogen de productie en de afzet
blijken.

STAATSMIJNEN

404

XXV

IN LIMBURG.

PRODUCTIE EN AFZET VAN COKES EN BIJPRODUCTEN IN TONNEN.

|
A f z e t

Jaar.
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Prodtictie.
25
138
228
247
267
450

940
987
605
315
639
934

Binnenland.
25
138
120
129
144
186

Buitenland.

678
458
652
639
057
590

103 880
114 790
122 822
263 306

"
Eigen gebruik.

Gemiddelde prijs
per ton cokes incl.
bijproducten in
guldens.

3 581
2 903
426
532

38,12
55,15
35,75
33,59
39,83
26,82

;/j

Een belangrijk bijproduct, dat afkomstig is uit de wasscherij, vormt het kolenshk. Dit
kolenslik wordt hoofdzakelijk voor eigen gebruik aangewend, zooals blijkt uit onderstaande
tabel, waarin de winning en afzet van kolenslik is aangegeven.
WINNING EN AFZET VAN KOLENSLIK IN TONNEN.

_
Jaar.

Afzet.

Prijs per ton


in guldens.

Gewonnen.

Binnenland.

~ ~"
Eigen gebruik.

Buitenland.

1908

9 700

2 860

6 570

1,5c)

1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

8 767
13 187
17 958
21254
29 335
44482
70 096
70 106
71 940
94 741
131385
177 503
270 320
225 577
218 999
193 333

4 447
4 935
4 601
4 183
7 914
11 121
23 895
21 623
15 408
17 378
70 955
153 466
109 998
98 212
74 393
71 448

135

922
733

4 542
8 302
13 457
16 571
20 936
32 751
45 466
46 418
58 698
75 858
53 969
16 294
142312
149 470
141 988
124 930

0,%
1,25
1,13
1,09
0,99*)
1,33
1,79
1,88
2,33
5,45 )
11^22
20,80
6,75
2,68

Mi

1) Van 1908 tot 1913 werd alleen Wilbelmina-kolenslik afgezet.


2) Van 1913 tot 1918 werd Wilhelmina- en Emma-kolenslik afgezet.
3) Van 1918 tot 1924 werd Wilhelmina-, Emma- en Hendrik-kolenslik afgezet.

Ter completeering van deze algemeene inleiding mogen thans eenige financieele
gegevens vermeld worden; in de hier volgende tabel is vooreerst een overzicht gegeven van
het kapitaal, dat in het bedrijf van elk der Staatsmijnen en in het totale staatsmijnbedrijf werd
gestoken.

XXV

STAATSMIJNEN

IN LIMBURG.

405

KAPITAAL.

T
J

'

1902
1903
1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Algemeen Wilhelmina
Emma
X iooo,. X/iooo,. X/iooo,.

Hendrik
Maurits
Vlodrop
X/iooo,. x iooo,. X/iooo,.

Totaal
X iooo,.

4,7
6,6
19,1
85,2
175,8
227,7
272,6
776,9
783,9
1 365,6
3 425,0
3 784,0
4 619,7
3 642,8
4 036,8
6 686,0
11 667,0
15 825,0
21 761,0
26 605,0
26 876,0
26 279,0
26 432,0

80,9
415,6
1 326,8
2 453,4
3 167,9
4 077,3
5 718,7
8 594,0
11 172,0
13 212,0
13 956,0
15 497,0
17 002,0
17 449,0
18 025,0

109,3
242,3
671,4
1231,1
1 910,4
2 952,1
3 923,4
5 558,2
7144,5
8 922,2
13 150,3
16 864,3
19 727,1
21 762,3
26 431,7
34 826,0
49174,0
61 166,0
76 547,0
88 940,0
94 714,0
98 431,0
108 418,0

104,6
235,7
634,3
1 041,8
1 561,7
2 520,9
2 961,1
3 234,2
3 835,2
4 056,9
4 089,8
4 173,5
4 269,6
4 377,1
4 726,8
5 098,0
5 782,0
6 932,0
8 181,0
8 599,0
8 599,0
8 587,0
9 054,0

18,0
104,1
172,9
203,5
689,7
1 547,2
2 444,5
3 084,1
4 308,7
6 453,4
7 669,9
8 211,5
9 793,0
11 812,0
15 840,0
17 777,0
22 811,0
26 460,0
28 737,0
30 652,0
32 631,0

1453,6
2 156,4
2 636,0
4 713,0
7 420,0
9 649,0
11 394,0
12 831,0
14 705,0
21 517,0

189,0
384,0
669,0
759,0
758,0

De vermindering der aanlegkosten Algemeen" over het jaar 1915 wordt verklaard door
overboeking in dat jaar van een aanzienlijk bedrag op Staatsmijn Maurits".
Het saldo per 31 December 1924 bedroeg na aftrek van de in alle jaren gedane afschrijvingen voor:
Algemeen
Wilhelmina"
Emma"
Hendrik"
Maurits"
Vlodrop"

20 176 005,12
2 831097,
17 306129,
11 769 081,
21 196 405,18
758 487,88
Totaal 74037205,18

Ten slotte mogen hier nog de aan den Staat uitgekeerde winstsaldi worden vermeld.
Dit winstsaldo bedroeg over 1910:
1911:
1912:
1913:
1914:

111 100,
231 100,
300 000,
300 000,
400000,

4oe

STAATSMIJNEN
Dit winstsaldo bedroeg over 1915:
1916:
1917:
1918:
1919:
1920:
1921:
1922:
1923:
1924:

IN LIMBURG.

XXV

1 000 000,
1 500 000,
1 500 000,
2 000 000,
3 000 000,
3 900000,

1 000 000,
6 240 000,
2 340 000,

Nu hierboven in groote trekken het ontstaan, de productie en de afzet van de Staatsmijnen is weergegeven en daarmede de ontwikkeling der Staatsmijnen is gedemonstreerd, moge
thans een beschrijving volgen van de inrichting van elke mijn op zich zelf. Waar echter een beschrijving van mijnbouwkundigen aard te veel ruimte zou eischen en bovendien niet in het
kader van dit gedenkboek zou passen, is hier alleen volstaan met een beschrijving van de inrichting van het bovengrondsche bedrijf en in het bijzonder van dat gedeelte, dat betrekking heeft
op de electriciteitsproductie.

DE CENTRALE DER STAATSMIJN WILHELMINA*'.

In verband met het voornemen om de opwekking der beweegkracht aanvankelijk


voor het afdiepen van de schachten en voor het pompen vereischt voor het geheele mijnbedrijf zooveel mogelijk te centralis eeren, werd besloten electrische beweegkracht te kiezen. Op
grond van dit besluit werd dan ook reeds aanstonds overgegaan tot den bouw van de definitieve
centrale, voorloopig echter slechts uitgerust met een deel der op den duur benoodigde machines.
Deze installatie, bestaande uit twee draaistroomgeneratoren van 300 pk elk, benevens
een gelijkstroomturbodynamo van 50 pk (Laval-turbine) met de bijbehoorende stoomketels
(drie Lancashire-ketels van 120 m V . O.) en een volledige schakelinrichting met toestellen en
apparaten, werd in den loop van het jaar 1904,in het inmiddels voltooide machinegebouw met
aangebouwde schakelruimte opgesteld.
Een en ander werd den 25en November 1904 in gebruik genomen; de opgewekte stroom
werd gevoerd naar het onderstation voor de bediening van de electrische schachtpompen, pomplieren, afdieplieren enz., en naar een transformator, waarop een werkplaats, een leemmolen
voor de steenbakkerij en de buitenverlichting werden aangesloten. De centrale was geregeld
met n draaistroommachine, en van tijd tot tijd met den gelijkstroomturbogenerator, in bedrijf.
Na 1 October 1906 behoefden voor het stoken der ketels geen kolen meer van elders te
worden betrokken, aangezien toen in de mijn Wilhelmina", bij de werkzaamheden tot verkenning en blootlegging der lagen, reeds een hoeveelheid kolen van ca. 3200 ton gewonnen
werd. Door den gestadigen voortgang van het delven der mijn werd het noodzakelijk om voor de drooghouding en luchtverversching eenige pompen en ventilatoren in bedrijf te stellen. Deze werktuigen werden grootendeels electrisch gedreven en bediend vanuit
een op 162 m diepte ingerichte machinekamer, waarin o.a. werd opgesteld een electrisch hoog2

XXV

STAATSMIJNEN

IN

LIMBURG.

407

spanningsverdeelstation, dat door twee zware 2 000 volt-kabels met de centrale was verbonden.
In de centrale werden in 1906 twee motorgeneratoren van 60 resp. 110 kW opgesteld,
ter omzetting van den opgewekten draaistroom in den voor het bedrijf benoodigden gelijkstroom.
Eveneens werd in hetzelfde jaar een houten koeltoren opgericht, bestemd tot herkoeling van
het koelwater voor de condensors van de twee inmiddels bestelde draaistroomturbogeneratoren
van 840 kW bij 2000volt, systeem Zoelly, die in den loop van het volgende jaar door de firma
Gebr. Stork & Co. te Hengelo werden geleverd en bedrijfsklaar werden gemonteerd. Deze
koeltoren werd in 1907 gevolgd door een tweede, vervaardigd door de firma Dijkerman en Buizerd te Breda. In datzelfde jaar werd de bestaande ketelbatterij vergroot met een drietal stoomketels met oververhitters (Olifant-ketels), elk van 250 m V.O., waarvan de levering mede aan de
Gebr. Stork & Co. was opgedragen.
Voor het ophaalbedrijf werd einde 1907 de definitieve electrisch gedreven ophaalmachine
systeem Ilgner-Siemens-Schuckert met bijbehoorenden tusschen te schakelen vhegwielbelastingsregelaar, in een speciaal machinegebouw opgesteld en in bedrijf genomen. Het electrische
gedeelte van het werktuig werd door de Siemens-Schuckertwerk te Berlijn, het mechanische
gedeelte door de firma Gebr. Stork & Co. te Hengelo vervaardigd.
Aangezien de behoefte aan electriciteit zich ook bij de in aanbouw zijnde mijn deed gevoelen, werd in 1908 begonnen met het leggen van hoogspannings- en telefoonkabels naar de
Staatsmijn Emma" en naar de mijn Laura" der Maatschappij tot Exploitatie der Steenkolenmijnen Laura en Vereeniging". Deze laatste kabels dienden voor wederzijdsche reserve in
geval van nood. Ook met het inrichten der benoodigde transformatorstations met schakelaanleg werd een aanvang gemaakt. In den loop van het jaar 1909 kwam deze krachtsoverbrenging
gereed en op den 2en Augustus van dat jaar werd zij in bedrijf gesteld. Voor deze krachtsoverbrenging werd een spanning van 10 000 volt gekozen, waartoe de generatorspanning van 2000
volt werd opgetransformeerd.
En der beide in de electrische centrale aanwezige tandem-zmgerstoommachines van 300
pk, voor het drijven van een draaistroomgenerator, werd gedemonteerd, om plaats te maken
voor een turbogenerator van 2000 kW; tevens werd de ketelbatterij met drie ketels (Olifant-ketels),
elk van 250 m V . O., vergroot. Voor deze ketelbatterij werd een voedingswatervoorwarmer
gemonteerd. Voor het vervoer van asch en sintels uit dit ketelhuis werd een electrisch gedreven
lift opgesteld. De gedemonteerde zuigerstoommachine werd in de aangebouwde verlenging
van de electrische centrale wederom opgesteld en gekoppeld aan een luchtcompressor met
een vermogen van 2900 m aangezogen lucht per minuut bij 7 atm., voor het leveren van samengeperste lucht aan het ondergrondsche boorbedrijf en aan eenige bovengrondsche inrichtingen.
In het jaar 1910 werden in den schakelaanleg der centrale eenige wijzigingen aangebracht,
noodig voor de aansluiting van de kabels der Stroomverkoopmaatschappij. Met deze maatschappij, die zich ten doel stelt de provincie Limburg van stroom te voorzien, was kort te
voren een stroomleveringsovereenkomst afgesloten. Op 1 Juli was de Stroomverkoop" gereed
om electrischen stroom in ontvangst te nemen en werd met de geregelde stroomlevering aan
de gemeente Maastricht en enkele andere gemeenten een aanvang gemaakt.
Hiermede betraden de Staatsmijnen dus het gebied der algemeene electriciteitsvoorziening, waarop zij zich tot op heden zijn blijven bewegen. Zoo werd o.a. in Januari 1914 een
aanbieding tot levering van electrischen stroom aan de provincie Noord-Brabant gedaan, waarbij was gerekend met een afgifte van ca. 21 000 000 kWh.
In verband met deze plannen moge hier nog gewezen worden op het rapport inzake de
2

408

STAATSMIJNEN

IN

LIMBURG.

XXV

electriciteitsvoorziening van Nederland, uitgegeven in 1917 door het Ministerie van Waterstaat
en samengesteld door de heeren G . J . VAN SWAAY en I . VAN D A M , regeeringsadviseurs inzake
de levering van electrischen stroom. Op grond van de door deze heeren in dit rapport gegeven
beschouwing komen zij tot de overtuiging, dat de economische voordeelen verbonden aan den
aanleg van een 100 000 volt-transportleiding van uit het Limburgsche mijngebied vooralsnog
zoo twijfelachtig zijn, dat een kapitaalsuitgave, als daarvoor vereischt, niet voldoende zou zijn
gemotiveerd. Meer voor de hand liggend lijkt hun, de centrale in het mijngebied mede te doen

Fig. 2.

STAATSMIJN WILHELMINA".

dienen voor de voeding van het 50 000 volt-hoogspanningsnet, hetwelk, naar vermoed wordt,
binnen afzienbaren tijd in Nederland tot uitvoering zal komen. Hierdoor toch zal het mogelijk
worden, belangrijke hoeveelheden electriciteit, opgewekt door de Staatsmijnen, dienstbaar te
maken aan de electriciteitsvoorziening ook buiten de provincie Limburg, terwijl de toekomst
7^1 moeten leeren, of het bouwen van een transportlijn voor 100 000 volt naar verschillende deelen
van ons land te eeniger tijd reden van bestaan zal hebben.
De afgegeven hoeveelheid energie aan de Stroomverkoopmaatschappij bedroeg in het

XXV

STAATSMIJNEN

IN LIMBURG.

409

eerste jaar reeds 280 000 kWh, en zooals de hierachter opgenomen tabel 1 doet zien, is deze
door de centrale Wilhelmina" afgeleverde hoeveelheid geregeld vooruit gegaan, totdat in
1913 de centrale van de Staatsmijn Emma" een gedeelte der stroomlevering overnam.
Genoemde tabel laat tevens voor alle volgende jaren de productie in kWh en de maximale belasting van de centrale der Staatsmijn Wimelmina" zien. De geringere stroomlevering in 1914
is een gevolg van de grootere deelneming door de centrale der Staatsmijn Emma" aan de totale stroomvoorziening der Staatsmijnen en van het geringere stroomverbruik van de Staatsmijn
Hendrik", in verband met den stand der werkzaamheden aldaar.
Wat de opwekmiddelen der centrale Wilhelmina" betreft, moge verder nog het volgende
worden vermeld. In 1914 kwam een derde koeltoren gereed, terwijl in het ketelhuis een waterreiniger voor het circulatiewater van decondensatie-inrichtingwerd opgesteld In het jaar 1915
werd tevens een pneumatische inrichting tot het afzuigen van vhegasch en sintels gemonteerd,
terwijl de bestaande ketelbatterij in 1917 uitgebreid werd met twee waterpijpketels, die in 1920
wederom gevolgd werden door twee nieuwe waterpijpketels; eveneens werd een vierde koeltoren gemonteerd. In datzelfde jaar werd de machine-installatie uitgebreid met een turbogenerator van 2000 kW, terwijl in de centrale een turbocompressor, van 10 000 m aangezogen lucht
per uur, en een hooge-drukcompressor werden opgesteld; een electrisch aangedreven compressor
van 6000 m aangezogen lucht per uur werd van de Staatsmijn Emma" overgenomen en in de
centrale der mijn Wimelmina" geplaatst. Ditzelfde was het geval met een turbogenerator van
2000 kW, waardoor het totaal opgestelde vermogen tot ca. 6000 kW steeg. Wat de productie der
centrale betreft, moge hier naar de hier achter opgenomen tabellen 1 en 2, waarin een aantal
gegevens zijn verzameld omtrent de opgewekte en afgeleverde electrische energie en omtrent
de uitg aven, die aan de productie per kWh verbonden waren, worden verwezen.
Ten slotte moge hier in fig. 2 nog een afbeelding in vogelvlucht worden gegeven van de
Staatsmijn Wilhelmina", waarop de verschillende gebouwen duidelijk zijn waar te nemen.
3

*
DE CENTRALE DER STAATSMIJN EMMA".

Zooals reeds in het begin van dit overzicht is vermeld, was met de voorbereidende werkzaamheden voor den aanleg van de Staatsmijn Emma" in 1908 een aanvang gemaakt. Reeds
aanstonds deed zich de behoefte aan electriciteit voor drijfkracht en verhchting gevoelen, weshalve nog in datzelfde jaar een kabelverbinding tot stand gebracht werd van de Staatsmijn Whelmina" naar de Staatsmijn Emma". Op het terrein der mijn werd een transformatorstation
met schakelaanleg gebouwd, voor het in ontvangst nemen en verdeelen van den electrischen
stroom der Staatsmijn Wilhelmina". Geleidelijk werd een groot aantal electromotoren voor
het drijven van de gereedschaprnachines in de werkplaatsen de aanvankelijk gebezigde locomobiel werd buiten werking gesteld van de centrifugaalpompen voor de watervoorziening,
van de koelinrichting ten behoeve van het schachtafdiepen volgens de bevriesmethode, van de
afdieplieren, ventilatoren en luchtcompressoren in bedrijf genomen. Tengevolge van het gestadig toenemen van de benoodigde electrische energie en van het feit, dat ook in de Staatsmijn Emma" reeds een kleine hoeveelheid kolen werd gewonnen, werd in 1911 besloten, tot
den bouw eener electrische centrale over te gaan. Ten behoeve van het electrische bedrijf werden
verder twee turbogeneratoren van 2000 kW elk, acht stoomketels met voedingspompen en pijpleidingen, de benoodigde koeltoren enz. gemonteerd. In den loop van het jaar 1912 werden de.

410

STAATSMIJNEN

IN LIMBURG.

XXV

De installatie was begin 1913 zoover gevorderd, dat n der turbines in bedrijf kon worden
gesteld, en wel werd den 2en Januari voor het eerst stroom geleverd. Aan het einde van hetzelfde

XXV

STAATSMIJNEN

IN LIMBURG.

411

jaar kwam de geheele bouw der centrale, zooals deze was opgezet, gereed, terwijl eveneens de
montage van het schakelstation in de centrale voltooid werd. In de machinekamer werd een elec-

trisch gedreven luchtcompressor voor 2300 m aangezogen lucht opgesteld, die in 1914 gevolgd
werd door een hooge-drukcompressor voor 175 atm., ten behoeve van de ondergrondsche loco3

412

STAATSMIJNEN

IN

XXV

LIMBURG.

motieven met samengeperste lucht, en een luchtcompressor voor 6000 m en voor 6 atm. In hetzelfde jaar werd een derde transformator van 2000/10 000 volt opgesteld en aangesloten. Tot
de verbruikstoestellen behooren vooreerst de electrische ophaalmachines (zie fig. 3) en voorts
de wasschrijmachines, de ventilatoren voor de luchtverversching en de centrifugaalpompen
voor de waterbemaling. Een afbeelding van een ondergrondsche pompenkamer is in fig. 4 gegeven.
De belasting van de centrale nam in zoo sterke mate toe, dat reeds in 1916 het machinevermogen moest worden uitgebreid, terwijl het schakelstation moest worden vergroot. In dit
3

Fig. 5.

STAATSMIJN EMMA".

jaar werd dan ook een turbogenerator van 6000 kW voor 10 000 volt spanning opgesteld, terwijl
tevens nog een turbocompressor en een hooge-drukcompressor werden gemonteerd en in bedrijf
genomen. Daar hierdoor de centrale volgebouwd was, werd een aanvang gemaakt met de uitbreiding der machinezaal, terwijl het ketelhuis zoodanig vergroot werd, dat hierin 24 ketels
plaats konden vinden. In den loop van het jaar 1918 was de uitbreiding van de centrale gereed
en werden tevens acht waterpijpketls geplaatst, terwijl in de machinezaal nog twee hoogedrukcompressoren en n turbocompressor werden bijgeplaatst. In verband met de uitbreiding

XXV

STAATSMIJNEN

IN LIMBURG.

413

der centrale werden nog twee koeltorens gebouwd, benevens een schoorsteen. In het geheel
leverden tot 1918 zestien ketels den benoodigden stoom op 13 a 16 atm., oververhit tot 320 C.
Twee dezer ketels waren bij wijze van proef Voorzien van een automatische stookinrichting.
In de machinezaal waren inmiddels wederom twee hooge-drukcompressoren en twee turbocompressoren geplaatst, terwijl voor de dectririteitsopwekking twee turbogeneratoren, met een
vermogen van 6800 kW resp. 7200 kW, in 1919 in bedrijf werden gesteld, eveneens voor 10 000
volt spanning.
Waar men inmiddels was gereed gekomen met den bouw van een cokesoven-batterij,
bestaande uit 120 ovens, en deze batterij in bedrijf was gekomen, kreeg men de besdukktng
over een groote hoeveelheid gas. Dit gas werd voor het stoken der ketels gebruikt, waartoe ge-

Fig. 6.

STAATSMIJN HENDRIK".

leidehjk twaalf ketels werden voorzien van gasbranders. De hoeveelheid verbruikt gas bedroeg
in 1919 3 991 000 m , welk verbruik toenam tot ca. 65 millioen m in 1924. De bestaande ketelbatterij werd uitgebreid met vier Babcock & Wcox-ketels, terwijl twee der oudere ketels van
een mechanische stookinrichting werden voorzien. In 1921 werd een vierde koeltoren bijgeplaatst, die in het volgende jaar door een vijfde werd gevolgd. Bovendien werden de twee schoorsteenen van het ketelhuis tot 110 m hoogte opgetrokken.
Zooals reeds hierboven vermeld, werden in 1920 resp. 1921 een turbogenerator van 2000
kW en een lage-drukcompressor uit de centrale van de Staatsmijn Emma" naar de centrale
der Staatsmijn Wimelniina" overgebracht. Op de hierdoor vrijgekomen plaatsruimten werden
nu een nieuwe turbocompressor van 20 000 m en een hooge-drukcompressor geplaatst, terwijl
3

414

STAATSMIJNEN

IN LIMBURG.

XXV

een turbogenerator van 10 000 kW een plaats in de machinezaal vond. Ten slotte werd de
serie compressoren nog gevolgd in 1922 door een tweeden turbocompressor van 20 000 m
aangezogen lucht.
Zooals hierboven reeds werd medegedeeld, kreeg men door het oprichten van een cokesoven-batterij, die geleidelijk door meerdere batterijen gevolgd werd, de beschikking over een
groote hoeveelheid gas. Besloten werd, dit gas niet geheel onder de ketels te verstoken, maar
gedeeltelijk ook door middel van gasmachines in electrische energie om te Zetten. In 1920
Werden dan ook de fundamenten gelegd voor een gascentrale met zuiverhuis, welke gebouwen
in het volgende jaar gereed kwamen. Sedert 1923 nemen in deze gascentrale vier gasmotoren
met een totaal vermogen van 2400 kW aan de electriciteitsproductie deel.
Nu hierboven in het kort de machme-installatie van de Staatsmijn Emma" is beschreven,
mogen thans eenige gegevens volgen omtrent de opgewekte en afgeleverde electrische energie,
benevens omtrent de uitgaven, die aan de productie per kWh verbonden waren (zie de hierachter
opgenomen tabellen 3 en 4). Ten slotte geven de fig. 5 en 6 nog een af beelding van het geheele
gebouwencomplex der Staatsmijn Emma" resp. van dat der Staatsmijn Hendrik".
3

* * *
Waar de voorbereidende werkzaamheden voor de oprichting der Staatsmijn Maurits"
eerst dateerden vanaf het jaar 1916, valt uit den aard der zaak over de electrische mrichting
uiterst weinig te vermelden. Voor een beschrijving der inrichting van de mijn Maurits" moge
verwezen worden naar een artikel van de hand van den heer ir. C . A . VAN GOUDOEVER DE JONGH,
voorkomend in de Ingenieur No. 9, 1921 blz. 165.
*

Ten slotte zij hier over het electrische bedrijf in het algemeen nog het volgende vermeld. Zooals uit het voorgaande bhjkt, beschikken de Staatsmijnen thans over twee electrische
centralen: de centrale aan de mijn Wimelmina" en de centrale aan de mijn Emma", terwijl
binnenkort een derde centrale, aan de mijn Maurits", aan de electriciteitsvoorzienmg zal
deelnemen. Van Augustus 1905 tot Augustus 1909 werd alle in de Wimelmina-centrale opgewekte energie op die mijn verbruikt. Nadien betrokken, zooals uit de hier achter opgenomen
tabellen 5 en 6 bhjkt, de mijnen Emma" en Hendrik" een zeker kwantum energie en vanaf
1917 ook de mijn Maurits".
In Januari 1913 kwam de centrale der mijn Emma" in bedrijf, die reeds m het eerste
jaar ca. 35 % van de belasting overnam. De vlugge ontwikkeling van het kolenwinningsbedrijf
der mijn Emma" en voorts de gunstigere ligging ten opzichte van de mijn Hendrik", in vergelijking met de mijn Wilhelmina", zijn de voornaamste factoren geweest, die hebben bijgedragen tot de zoo snelle ontwikkeling der centrale aan de mijn Emma". Zij leverde reeds m
het tweede jaar van haar bestaan ca. 53 % van het totaal, terwijl dit percentage thans tot ca.
85 % is gestegen.
Naast de energie, die aan de mijnbedrijven en voor verhchting en verwarming der woningen der Staatsmijnen wordt afgegeven, wordt een belangrijke hoeveelheid electriciteit aan
derden verkocht door tusschenkomst van de Stroomverkoopmaatschappij. Deze hoeveelheid
bedroeg in het begin der stroomlevering aan deze maatschappij, ca. 45 % van de totaal geleverde
energie; zij is thans tot ca. 30 % gedaald.
De beide centralen zijn voorzien van een dubbel-rassysteem voor 10 000 en 2000 volt.

XXV

STAATSMIJNEN

IN LIMBURG.

415

De spanning van 10000 volt wordt uitsluitend gebezigd voor overbrenging van energie over
grooten afstand; 2000 volt is de gebruikelijke spanning voor de grootere motoren, (pompen,
ventilatoren, ophaalmachines enz.). Voor de aansluiting der kleinere motoren is op elke mijn
een 500 volt-net aanwezig, terwijl voor verlichtingsdoeleinden spanningen van 220 en 120 volt
worden gebezigd. Door het opwekken van deze spanningen, voorzoover zij niet overeenkomen
met die van de machines, is in elk der centralen een aantal grootere en kleinere transformatoren
opgesteld.
De ligging der kabels, waarmede de electrische energie over grooteren afstand wordt

Fig. 7. SCHEMATISCH OVERZICHT VAN DE ONDERLINGE LIGGING DER KABELS IN HET MIJNGEBIED.

overgebracht, is m fig. 7 schematisch aangegeven. De getrokken lijnen stellen hierin voor


de kabels, die m eigendom aan de Staatsmijnen toebehooren, terwijl de streep-hjnen die
der Stroomverkoopmaatschappij en der particuliere mijnen aangeven. Door het aanleggen van
een afzonderlijk telefoonkabelnet zijn de vier mijnen (centralen en schakelstations) ook telefonisch met elkaar verbonden.
De beide centralen Emma" en Wilhelrnina" werken normaal parallel en vullen elkander
voor zooveel noodig ook bij de stroomlevering aan derden aan, terwijl sinds December 1924
ook geregeld parallel gewerkt wordt met de centrale der Oranje-Nassau-mijn te Heerlen.

STAATSMIJNEN

416

IN

XXV

LIMBURG.

Tabel 1.
.Overzicht van de geleverde en geproduceerde energie in kWh en van de maximale belasting
der Staatsmijn ^Wilhelmina".
'
Jaar.

St.Mijn
"f
mina .
1 _

1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

3 340
4 147
4 710
5 200
4 626
4 982
5 809
7 103
7 95
7 579
7 494
7 777
9 984
8 926
12 408

Aantal kWh X iooo geleverd aan:


Wonn^
St.Mijn * ^
Emma". '3*
scholen
"
dril .
en
[kerkend
n

2 580
1 364
1 632
66
83
22

2
305
1 975
36
339
479
622
853
78

25
31
27
47
71
96
96
96
113
131
145

(S.V.M.).

280
865
1 869
2 732
2737
3 697
911
4 693
6 230
8 658
10 275
9125
2 662
3 861
176

Aantal
Totale
kWh
productie
betrokken
der
Maximale
van de
St^Mijn belasting

'

,
Emma
mina
"
X iooo. X iooo. |
t a a l

6 200

6 378

8 516

9 973

7 507

9 070

7 226

12 465
1 325
15 104 1000
16 411
4 306
17 865
9 661
16 998
5 322
12 759

12 918

12 729

6 200 1 600
6 378
1 900
8 516
2 200
9 973 2 200
7 507 2 100
9 070
2 000
7 226
2 400
11 140 2 500
14104 2 500
12 105
2 500
8 204
3 700
11 676 4 000
12 759
4 500
12 918
4 200
12 729
4 000

1) De levering van electriciteit aan scholen en kerken begon in 1920.

Tabel 2.
Uitgaven voor het electrische bedrijf der Staatsmijn Wilhehnina"

Jaar.

Brandstof.

Smeer en poetsmateriaal.

Onderhoudskosten.

Loonen centrale
en ketelhuis.

Totaal

1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

1,003
0,621
0,675
0,642
0,689
0,510
0,669
1,115
1,031
2,217
3,252
3,919
1,605
0,461

0,031
0,015
0,012
0,012
0,010
0,007
0,009
0,025
0,021
0,022
0,036
0,042
0,033
0,014

0,152
0,267
0,181
0,343
0,215
0,349
0,432
0,918
0,666
0,664
0,717
0,935
0,890
0,519

0,467
0,318
0,380
0,312
0,233
0,301
0,289
0,360
0,303
0,366
0,524
0,864
0,616
0,428

1,653
1,221
1,248
1,309
1,147
1,167
1,399
2,418
2,021
3,269
4,529
5,761
3,144
1,422

'

XXV

STAATSMIJNEN

IN LIMBURG.

417

Tabel 3.
Overzicht van de geleverde en geproduceerde energie in kWh en van de maximale belasting
der Staatsmijn Emma".
Aantal kWh X iooo geleverd aan:
[Spoorweg e l e v e r d e
Nuth- g
Maximal.
St.Mijn St.Mijn St.Mijn ^ der
St. Mijn
?
belS
* Wilhel- Hen- Mau' ^ ' \
Cotal
duceerde
' mina". drik.
rits". scholen (S.V.M.). fabriek.
j^.'
kWh
'
Hen- X
kerken).
|
^
w

W o

Jaar.

M ; i n
m

E m m a

T o t a a l

T~

n g e p

S t

tfEmm

e n

1913

3 879

341

1202

1914

5 171

461

1283

121

k W

I 0 0

117

5 539

1 800

39

1 433

8 387

2 300
4 500

1915

7 856

801

54

3 488

12 3 2 0

1916

11 3 9 6

2 065

105

6 760

20 326

5 800

1917

11 9 9 5

1 325

5 658

165

4 573

23 719

7 000
10 2 0 0

1918

15 6 4 7

1000

10 7 5 0

88

346

7 740

88

35 659

1919

15 5 1 1

4 306

16 2 6 2

3 493

479

11 4 3 3

424

51 9 0 9

12 6 2 5

1920

15 2 4 7

9 661

24 655

4 817

546

18 8 6 9

1599

75 394

14 1 0 0

1921

15 0 5 8

5 322

27 687

5 238

547

17 6 4 4

1 898

73 395

14 8 0 0

1922

16 2 4 5

18 7 3 3

1 937

572

28 6 0 0

1 857

205

68 149

16 8 0 0

1923

16 6 3 7

22 522

2 494

650

27 724

2 084

190

72 302

16 4 0 0

1924

17 0 2 9

35 018

5 661

733

32 611

4 616

224

95 892

18 5 0 0

1) De levering van electriciteit aan scholen en kerken begon in 1920.

Tabel 4.
Uitgaven voor het electrische bedrijf der Staatsmijn Emma"
zonder algemeene onkosten, per kWh, in centen.
T
Jaar.

o
. .
Brandstof.
c

Smeer- en poets_ . i
materiaal.

Onderhoudsi
kosten,

Loonen centrale
i n en ketelhuis.

_
Totaal
'
l u l < 1 , u

1914

0,381

0,006

0,053

0,230

0,670

1915

0,485

0,004

0,136

0,195

0,820

1916

0,750

0,003

0,098

0,146

0,997

1917

1,413

0,003

0,311

0,176

\,$03

1918

1,928

0,012

0,606

0,242

2,788

1919

1,633

0,015

0,386

0,304

2,338

1920

2,101

0,005

0,365

0,322

2,793

1921

0,969

0,011

0,514

0,341

1,835

1922

0,423

0,018

0,314

0,290

1,044

1923

1924

27

STAATSMIJNEN

418

IN

XXV

LIMBURG.

Tabel 5.
Opwekking electrische energie.
Wilhelmina" -centrale.
a a f

'

Maximale belasting in kW.

1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Emma"-centrale.

Opgewekte energie
in kWh X iooo.

1 600
1 900
2200
2200
2 100
2 000
2 400
2 500
2 500
2 500
3 700
4 000
4 500
4 200
4000

Maximale belasting in kW.

6 200
6 378
8 516
9 973
7 507
9 070
7 226
11 140
14 104
12 105
8 204
11 676
12 759
12 918
12 729

1800
2 300
4 500
5 800
7 000
10 200
12 625
14 100
14 800
16 800
16 400
18 500

Totaal.

Opgewekte energie Opgewekte energie


in kWh X iooo. in kWh X iooo.

5 539
8 387
12 320
20 326
23 719
35 659
51909
75 394
73 395
68 149
72 302
95 892

6 200
6 378
8 516
15 512
15 894
21 390
27 552
34 859
49 763
64 014
83 598
85 071
80 908
85 220
108 621

Tabel 6.
Afgeleverde electrische energie in kWh X 1000.
_.
,
Eigen gebruik

J^r.

St.Mijn
Whel

- .SnrnL".
s

M i j n

mina".

1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

3340
4 147
4 710
5 541
5 087
5 103
5 809
7 103
7 950
7 579
7 494
7 777
9 984
8 926
12 408

2580
1 364
1 632
3 945
5 254
7 878
11 396
11995
15 647
15 511
15 247
15 058
16245
16 637
17 029

St.Mijn
*
drik .
Z3Z
2
305
3177
1 319
1 140
2 544
6 280
11 603
16 340
24 655
27 687
18 733
22 522
35 018

_ _..
St.Mijn
rits .

3
88
3 493
4 817
5 238
1 937
2 494
5 661

Spoorweg
Nuth_ .
St.Mijn
Derden
Cokes' . . i

. , , . . Emma , Totaal.
(S.V.M.). fabriek.
'
en kerken
Hendrik".
Woningen der
c. nji
at. M . ,

s c h o l e n

64
85
132
212
417
575
642
643
685
781
878

280
1 865
1869
2 849
4170
7 185
7 671
9 266
13 970
20 091
29144
26 769
31262
31585
32 787

88
424
1 599
1 898
1 857
2 084
4 616

205
190
224

6 200
6 378
8 516
15 512
15 894
21391
27 552
34 859
49 763
64 013
83 598
.85 070
80 908
85 219
108621

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE
PROVINCIE LIMBURG.
I L ^ ^ - S J f E Maatschappij tot Verkoop van den Electrischen Stroom der Staatsmijnen in
| H | W
g of wel de Stroomverkoop, zooals deze onderneming in het dagelijksche
j\ 1 / \\
genoemd wordt, werd opgericht op 3 September 1909 en wel op initiatief
^L^J^ van den heer R. W. H. HOFSTEDE C R U L L , die onder medewerking van de Heemaf,
'
- Stork & Co. en de Twentsche Bank, het noodige kapitaal van
300 000,gevonden had om daarmede een begin te maken met het net, dat op den duur heel
Limburg zal overspannen.
Tot president van het College van Conimissarissen werd de heer D. W. STORK benoemd,
tot technisch adviseur prof. C. FELDMANN, en tot directeur de heer J . G . BELLAAR SPRUYT^
die tevens belast werd met de vertegenwoordiging voor Limburg van de Heemaf, welke de
noodige werken in regie zou uitvoeren en tot 1914 ook uitgevoerd heeft.
De oorspronkelijke bedoeling was geweest om nabij een van de mijnen in Zuid-Limburg
een centrale te bouwen en daar den stroom met minderwaardige brandstof op te wekken, maar
ten slotte werd een contract voor een vermogen van 4000 kW met de Staatsmijnen in Limburg
gesloten, doch niet dan nadat een contract met de gemeente Maastricht de zekerheid had gegeven,
dat de onderneming kans van slagen zou hebben.
Het bedrijf begon met twee kabels te leggen, die van de centrale der Staatsmijn
Wilhelmina" af, langs verschillende wegen naar Maastricht loopen (zie de bijgaande uitslaande kaart van Limburg) en waarop reeds dadelijk enkele der langs die wegen gelegen
dorpen werden aangesloten.
Als spanningwerd 10 000 volt draaistroom gekozen, en dit met het oog daarop, dat die spanning zonder verdere transformatie gebruikt zou kunnen worden voor de verdeeling onder hooge
spanning in de gemeenten. Wanneer het project in den tegenwoordigen tijd was gemaakt, zou
misschien een hoogere spanning gekozen zijn, maar toentertijd werd 10 000 volt als hooge spanning voor distributie in gemeenten, vooral met het oog op de transformatorstations, reeds rijkelijk hoog gevonden.
De gemeente Maastricht kocht den stroom van de Maatschappij in het groot en distribueerde dien aan de ingezetenen onder een spanning van 220/127 volt. Dezelfde wijze van doen
is door de meeste andere gemeenten gevolgd, alleen hebben bijna alle andere gemeenten de voorkeur gegeven aan een verdeelspanning van 380/220 volt, die het aansluiten van motoren op
L i m b u r

l e v e n

d e

f i r m a

G e b r

420

S TROOMVERKOOPMAA TSCHAPPIJ-LIMBURG.

XXVI

grooteren afstand der voedingspunten mogelijk maakt. Slechts in enkele gemeenten, welke
langs het kabelnet der Maatschappij gelegen zijn en waarvan het Gemeentebestuur opzag tegen
het risico vaneen eigen electriciteitsbedrijf, had de Maatschappij een concessie aanvaard en
levert zij dus den stroom direct aan huis.
De onderneming gaf reeds vrij spoedig bevredigende financieele resultaten, wat wel in
hoofdzaak daaraan toegeschreven moet worden, dat de stroom gekocht werd van een voor dien tijd
betrekkelijk groote centrale tegen een prijs, die geacht werd overeen te komen met de gemiddelde
kosten van opwekking. De winst, die de Staatsmijnen zich voorstelden te behalen, zou nl. gevonden worden in een aandeel in de winst, welke de Stroomverkoop maakte en in de verlaging
der kosten van opwekking van den stroom, welke voor het mijnbedrijf zelf noodig was en die in
een grootere centrale uit den aard der zaak goedkooper kan worden opgewekt dan in een kleinere.
De niet ongunstige financieele resultaten hadden tot gevolg, dat het mogelijk werd het
net geleidehjk over het zuidelijke deel van Limburg tot aan Echt toe uit te breiden, terwijl
de Maatschappij ook niet ongenegen was, om nog verdere uitbreidingen, en wel tot Venlo toe,
te maken, maar daarin door de Regeering werd verhinderd, welke meende, dat midden-Limburg
beter bediend zou kunnen worden door een in de Peel te bouwen centrale, waartoe de N . V .
Peelcentrale" plannen had gemaakt.

Intusschen waren de provincies zich hoe langer hoe meer met de electrificatie van het
platteland gaan bemoeien en in 1915 vroeg ook de provincie Limburg een rijksconcessie aan,
terwijl zij onderhandelingen met de Stroomverkoop aanknoopte, met het doel in die Maatschappij een groote zeggenschap te krijgen om zich daardoor een voldoenden invloed op de
electriciteitsvoorziening van het gewest te verschaffen.
Waar de prijzen van materialen in dien tijd echter zeer wisselden, bleek het niet mogelijk een overeenkomst te treffen, die eenerzijds aan de Provincie de zekerheid gaf, dat de Stroomverkoop de uitbreidingen zou maken, welke de Provincie mocht wenschen en anderzijds niet
aan de Maatschappij waarin volgens den opzet der onderhandelingen het particuliere kapitaal
nog voor een aanzienlijk deel zou blijven deelnemen een te groot risico oplegde. Het slot was,
dat het door beide partijen beter werd geoordeeld, dat de Provincie zou trachten een zoo groot
mogehjk deel van het aandeelenkapitaal in handen te krijgen, wat haar feitelijk volkomen zeggenschap over de gestie van het bedrijf zou geven.
In 1917 bood de Provincie daarom den aandeelhouders aan de aandeelen over te nemen
tegen een koers van 138% %, van welk aanbod door bijna alle aandeelhouders gebruik werd
gemaakt.
De raad van Cornmissarissen, die nu feitehjk door Gedeputeerde Staten werd aangewezen, onderging na de overdracht der aandeelen eenige wijziging, omdat dat College daarin
uit den aard der zaak vertegenwoordigers der Provincie opgenomen wenschte te zien. Aan eenige
der Commissarissen, die deze functie tot dusver hadden vervuld, werd echter verzocht zitting
te blijven houden, terwijl de Commissaris der Koningin in de provincie Limburg tot voorzitter werd aangewezen, welke functie werd bekleed door den heer Jhr. mr. G . L . M . H . Rinrs
DE BEERENBROUCK, van April 1918 tot 17 Mei 1918, door den heer Jhr. mr. C H . J. M . RUYS DE
BEERENBROUCK van 1 Juli 1918 tot 16 September 1918 en door den heer mr. E . O. J . M . Baron
VAN HVELL TOT WESTERFLIER sinds 28 November 1918.

Door de moeilijke tijdsomstandigheden was het echter ook na het overnemen der aan-

XXVI

S TROOMVERKOOPMAA TS CHAPPIJ-LIMBURG.

421

deelen niet mogelijk m het net op de gewenschte wijze uit te breiden en de Maatschappij plaatste
zich, met instemming van Gedeputeerde Staten van het gewest, op het standpunt, dat uitbreidingen slechts gemaakt konden worden, wanneer de kosten voor zoover die de prijzen in vredestijd te boven gingen door de belanghebbenden werden gedragen. Dezelfde moeilijke tijdsomstandigheden maakten echter, dat het aantal aansluitingen op het bestaande net zoowel voor hcht als voor drijfkracht zeer sterk toenam, waardoor het tot aan de grens toe, of
liever wel wat daarboven, belast werd. Toen het dan ook na den wapenstilstand weer mogelijk
werd om materiaal in voldoende hoeveelheid te krijgen, werd uitvoering gegeven aan het plan,
dat reeds te voren had bestaan en waartoe in het begin van den oorlog reeds betrekkelijk groote
hoeveelheden materiaal waren aangeschaft, nl. dat van het leggen van een voedingslijn van de
centrale der Staatsmijn Emma" naar Maastricht.
Tegelijkertijd kwam het plan, tot uitbreiding van het 10 000 volt-net in noordelijke richting,
tot uitvoering, zoodat thans stroom wordt geleverd in vrijwel geheel Limburg ten Zuiden van
Venlo en aan een paar dorpen in het noordelijke deel, waarvoor de benoodigde electriciteit betrokken
wordt uit de centrale te Nijmegen van de Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschapij, welke
de Stroomverkoop bij het regelen van die levering in alle opzichten ter wille is geweest.

* * *
Het kapitaal, waarvan, zooals in den aanhef vermeld, aanvankelijk 300 000, geplaatst
was, werd intusschen tot het volle bedrag van 1 000 000,*, dat in de statuten was vastgesteld,
uitgegeven. Bovendien had de Twentsche Bank een belangrijk blanco crediet geopend, en hadden verschlende gemeenten bedragen aan de Stroomverkoop geleend, om daarmede werken
uit te voeren, die voor de stroomlevering aan of in die gemeenten van belang waren.
Op 31 December 1918 waren voor een bedrag van ruim 1 400 000,werken aangelegd,
terwijl uit den aard der zaak verdere middelen noodig waren geweest voor magazijngoederen,
vervoermiddelen, meubilair e.d.m. en voor bedrijfskapitaal. De omvang der sedert gemaakte
uitbreidingswerken blijkt wel daaruit, dat op 31 December 1924 de aanschaffingswaarde der
werken rd./6 600 000, bedroeg, terwijl bovendien de 50 000 volt-lijn HoensbroekMaastricht
voor rekening der Provincie gebouwd was, en aan de Stroomverkoop in beheer gegeven.
De grootere middelen zijn gevonden uit een door de provincie Limburg verstrekte leening en uit een blanco crediet, dat de Twentsche Bank onder garantie dier Provincie aan de
Stroomverkoop verleende. Het ligt echter in de bedoeling om het aandeelenkapitaal te verhoogen zoodra een wijziging der statuten dat zal hebben mogelijk gemaakt en om de verdere
behoefte aan middelen te gelegener tijd, grootendeels door het uitgeven eener obligatieleening,
te dekken.
*
Met het net, gemaakt tegen de boven aangegeven kosten, werd op 31 December 1924
stroom geleverd aan of in 82 gemeenten, van welke er 68 het bedrijf zlf voerden dus den
stroom in het groot van de Stroomverkoop inkochten terwijl in 14 gemeenten de levering
door de Maatschappij direct aan de afnemers geschiedde.
Op het net waren op genoemden datum 307 transformatoren aangesloten met een gezamenlijk vermogen van ruim 21 500 kVA, waarmede stroom geleverd werd aan ca. 37 000 installaties, die tezamen ca. 4500 motoren met een totaal vermogen van ca. 26 000 kW, ca. 260000 lampen
met een totaal vermogen van rd. 12 000 kW en ca. 2000 kW aan verwarmingstoestellen bevatten.

Ni

S TROOMVERKOOPMAA TSCHAPPIJ-LIMBURG.

XXVI

In totaal werd in 1924 31,5 mdlioen kWh afgeleverd, bij een hoogste belasting van ca. 7700 kW.
De op het net der Stroomverkoop aangesloten gemeenten hadden op het einde van 1924
een totaal aantal inwoners van ca. 350 000 en worden door 78 000 gezinnen bewoond, waarvan
dus een kleine 50 % van electriciteit gebruik maakt.
De geheele Provincie had aan het einde van 1924 ongeveer 480 000 inwoners, zoodat
ca. 73 % der bevolking de gelegenheid heeft om door de Stroomverkoop te worden bediend.
Bovendien wordt een achttal gemeenten op andere wijze van electriciteit voorzien, en wel
Venlo, die een eigen gemeentehjke centrale heeft, Neer, Haelen en Graethem, die door watermolens van electriciteit vrzien worden, Ubagh over Worms, Nieuwenhagen en Eygelshoven,
waar de stroom geleverd wordt door de mijn Laura, en Kerkrade, die reeds sedert lang een
contract heeft loopen met de Rheinische Elektrizitats- und Kleinbahnen Aktiengesellschaft,
en die den stroom uit de centrale dier maatschappij te Kohlscheid ontvangt.
De bovengenoemde acht gemeenten tellen tezamen ca. 65 000 inwoners, gevende met de
350 000 inwoners der gemeenten, die op het net der Stroomverkoop aangesloten zijn, een totaal
van 415 000 of ca. 87 % van het aantal inwoners der geheele Provincie.
Beter dan dat in een beschrijving mogelijk is, kan de ontwikkeling eener onderneming in
grafische voorstelhngen worden gegeven. Er zijn daarom aan dit opstel eenige grafieken (fig.
1417) toegevoegd. Aan de bespreking dier grafieken zouden wij echter een en ander vooraf
willen laten gaan over de wijze, waarop de stroom wordt gekocht en verkocht, en verder eenige
technische bijzonderheden over de werken der Stroomverkoop.

* * *
Zooals reeds vroeger gezegd, was in 1909 met de Staatsmijnen een contract gesloten
voor de levering van ten hoogste 4 000 kW, welke levering betaald werd naar de hoogste belasting
en de geleverde hoeveelheid electriciteit. De grens van 4000 kW was in het contract opgenomen,
om de Staatsmijnen niet tot ongelimiteerde hoeveelheden aan een vast bepaalden prijs te binden,
maar het lag in de bedoeling om die grens zij het ook onder gewijzigde voorwaarden voor de
levering naar gelang van behoefte te vergrooten.
In den loop van het jaar 1918 werd het vermogen van 4000 kW overschreden. Er bestond
toentertijd een verschil van meening over de vraag, of de Staatsmijnen voor speciale doeleinden
niet een extra vermogen ter beschikking hadden gesteld, maar de verhooging der belasting maakte,
dat het reeds spoedig buiten twijfel was, dat een vermogen grooter dan het oorspronkelijk gecontracteerde, vermeerderd met het voor speciale doeleinden benoodigde, ter beschikking van de
Maatschappij moest staan. Over de voorwaarden, waarop dat vermogen ter beschikking gesteld
zou worden, hebben langdurige onderhandelingen plaats gevonden, welke niet weinig bemoeilijkt
werden, doordat de prijs voor den volgens het oorspronkelijke contract te leveren stroom
vaststond, en het gecontracteerde vermogen met de daarbij behoorende kilowatturen door de
Stroomverkoop eveneens tegen vaste prijzen aan de gemeenten en aan de grootindustrie
verkocht was, welke niet bereid gevonden werden om een toeslag te betalen, die, in verband
met de zeer veranderde prijzen, billijk geacht moest worden.
Onder medewerking van een Commissie van Arbitrage, bestaande uit de heeren mr.
A. R. ZIMMERMAN, ir. H . DOYER en dr. P. M . VERHOECKX, aan wier uitspraak de Staatsmijnen
zich echter niet geheel wenschten te houden, kwam ten slotte een voorloopige regeling tot stand,
die weliswaar niet ideaal was, maar die toch verder werken mogelijk maakte.
Het beschikbaar gestelde vermogen werd op 8000 kW gebracht, terwijl aan de Stroom-

XXVI

STROOMVERKOOPMAA

TSCHAPPIJ-LIMBURG.

423

verkoop de vrijheid welke zij te voren miste gegeven werd om ook op andere wijze dan door
aankoop bij de Staatsmijnen in haar behoefte aan electriciteit te voorzien.
Bij de voortgezette onderhandelingen omtrent een definitieve overeenkomst bleek, dat
de Staatsmijnen ofschoon voor den stroom een prijs betaald werd, die uit de gemiddelde
kosten van opwekking in de electriciteitsfabrieken van Amsterdam, Den Haag en Rotterdam werd
afgeleid niet bereid waren om zonder meer de uitbreidingswerken te maken, die voor een grootere stroomlevering noodig zouden zijn.
Dit maakte, dat het voor de Stroomverkoop noodzakelijk werd om uit te zien naar een
andere wijze van voorziening in haar behoefte aan electriciteit. Reeds te voren was dit in speciale
gevallen en met de toen nog vereischte toestemming van de Staatsmijnen geschied en wel door
den stroom, noodig voor de voorziening van midden-Limburg van de gemeentehjke centrale
te Venlo te betrekken, terwijl, zooals vroeger reeds gemeld, voor enkele dorpen aan de noordpunt der Provincie electriciteit van de Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij werd
gekocht. Deze leveringen waren echter niet van zoodanigen omvang, dat zij invloed konden
hebben op de maatregelen, die voor het verkrijgen van stroom ter voorziening van het geheele
gewest, genomen zouden moeten worden.
In verband met die voorziening werden verschillende plannen overwogen, en wel het
bouwen van een eigen centrale; het combineeren van de electriciteitsfabrieken van verschillende
mijnondernemingen, waardoor een niet onaanzienlijk vermogen ter beschikking zou komen;
het vergrooten van het vermogen der electriciteitsfabrieken van de Staatsmijnen en het betrekken
van stroom uit het buitenland.
Het stichten eener eigen centrale en het vergrooten van het machinevermogen der Staatsmijnen op kosten der Maatschappij, welk laatste eveneens door het bouwen eener nieuwe centrale
Zou moeten geschieden, hadden het bezwaar, dat het opwekken van het gedeelte van het vermogen boven de 8000 kW, waarvoor reeds met de Staatsmijnen gecontracteerd was vooral
in den aanvang zeer hooge kosten, zoowel per kilowatt als per kilowattuur zou veroorzaken.
Deze kosten zouden door het bedrijf moeilijk kunnen worden opgebracht, omdat de financieele
resultaten, vooral door de algemeene malaise, welke juist na het gereedkomen der groote
uitbreidingen optrad, niet zeer gunstig waren.
Weliswaar is er reeds verbetering waar te nemen, en gaven de resultaten over 1923 en 1924
aan Commissarissen aanleiding om een dividend van 5 % resp. 6,5 % over deze jaren voor te
stellen, maar de lage afschrijvingen, welke over deze jaren gedaan waren, de noodzakelijkheid
om in de naaste toekomst de stroomprijzen te verlagen en de mogelijkheid dat voor de voorziening van het midden van Limburg nog kostbare werken gemaakt zullen moeten worden,
gevoegd bij de onzekerheid omtrent de toekomst, welke toch nog in het algemeen bestaat,
maakten, dat de Maatschappij huiverig was om een groot kapitaal vast te leggen, dat eerst na
een aantal jaren vruchten zou afwerpen.
De aandacht werd daarom speciaal gewijd aan de mogelijkheid van een behoorlijke samenwerking tusschen de electriciteitsfabrieken der verschlende mijnen, waarin ook een subcommissie uit de Staatscommissie inzake de electriciteitsvoorziening van het land, 1921" haar belangstelling toonde, en aan het betrekken van stroom uit het buitenland.
Verder werd de mogelijkheid onder oogen gezien om daarnaast nog eenig vermogen en
een betrekkelijk groote hoeveelheid electriciteit te verkrijgen door het stichten Van een kleine
centrale op een der bruinkolenvelden en door het bouwen eener waterkrachtcentrale aan de
stuw in de Maas bij Linne. Het vermogen, dat op die wijze beschikbaar zou komen, zou welis-

424

STROOMVERKOOPMAA

TSCHAPPIJ-LIMBURG.

XXVI

waar kostbaar zijn, maar daartegenover zouden de eigenlijke productiekosten zeer laag worden,
waardoor de grondbelasting tegen lagen prijs zou worden verkregen.
Waar het, gezien de economische ontwikkeling der laatste jaren, niet te verwachten is,
dat het benoodigde vermogen met groote sprongen zal toenemen, bieden deze beide laatste
mogelijkheden het voordeel om op economische wijze kleine uitbreidingen tot stand te brengen,
zonder daardoor vooruit te loopen op de uitvoering van een definitief plan voor de opwekking
van den stroom in Limburg, welk plan eerst gemaakt zou kunnen worden zoodra de algemeene
toestand meer gestabiliseerd is en een beter overzicht zal zijn verkregen.
Tijdens de uitwerking der bovengenoemde plannen, werden echter ook de onderhandelingen met de Staatsmijnen voortgezet en deze zijn thans zoover gevorderd, dat vermoedelijk
binnenkort een gewijzigde overeenkomst met dat lichaam zal worden gesloten, waarbij de Stroomverkoop, desgevraagd, een grooter vermogen dan 8000 kW ter beschikking kan krijgen, en wel
in trappen van 4000 kW en waarbij voor iederen trap de kapitaalslasten eener uitbreiding met
het genoemde vermogen jaarlijks door de Maatschappij gedragen zullen moeten worden, onafhankelijk van de wijze, waarop zij van het beschikbaar gestelde vermogen gebruik maakt. De
stroomlevering zal dan, onder verantwoordelijkheid van de Staatsmijnen door verschillende
mijnondernemingen geschieden, die daarvoor de uitbreidingen, welke: zij ten behoeve van haar
eigen bedrijven in haar centralen noodig zullen hebben, wat ruimer zullen nemen, zoodat er een
zeker overschot voor levering aan derden, in dit geval dus aan de Stroomverkoop, blijft.
Deze regeling biedt zonder twijfel voordeden tegenover die, welke vroeger met de Staatsmijnen besproken werd, en zij kan in het algemeen bevredigend worden genoemd; zij sluit
echter niet uit, dat het wenschelijk blijft om het bouwen eener waterkrachtcentrale te Linne
en het aansluiten op een groote centrale in het buitenland verder te overwegen; en wel het eerste
in het algemeene belang om de natuurlijke krachtbronnen van ons land zooveel mogelijk aan de
welvaart dienstbaar te maken; het tweede om een grootere veiligheid van het bedrijf zooals
die uit het koppelen van centralen volgt te verkrijgen.

Wat het verkoopen van den stroom betreft, werd reeds in den aanhef vermeld, dat dit als
regel in het groot aan de gemeenten geschiedt. Deze zorgen dan voor de distributie aan haar ingezetenen,terwijl de Stroomverkoop zich bij de contracten met de gemeenten het recht voor heeft behouden om over leveringen voor drijf kracht, welke een bepaald vermogen te boven gaan, zelf met de
gegadigden te onderhandelen. Is zij met een afnemer tot overeenstemming gekomen, dan heeft zij
echter het contract aan de betreffende gemeente ter overname aan te bieden, zoodat de gemeenten ook de grootere afnemers zelf bedienen kunnen, voor zoover zij daarin voordeel mochten zien.
De contracten worden aangegaan voor een tijdvak van 30 jaar, zoodat de gemeenten zoowel
als de Stroomverkoop de gelegenheid hebben om de installaties binnen den contracttermijn af
te schrijven.
De tarieven zijn gebaseerd op betaling, zoowel voor de opgetreden grootste belasting
als voor de geleverde hoeveelheid stroom. Voor den wereldoorlog, en ook nog in den aanvang
daarvan, werden vaste prijzen overeengekomen voor den geheelen termijn van de contracten,
echter slechts voor een in ieder contract genoemd beperkt vermogen. De verkoop werd dan door
den inkoop volgens het contract met de Staatsmijnen gedekt, terwijl ook de kapitaalslasten
voor de leidingen eh inrichtingen voor het overbrengen van de gecontracteerde vermogens,
nauwelijks risico medebrachten.

XXVI

STROOMVERKOOPMAA

TSCHAPPIJ-LIMBURG.

425

Toen de prijzen en arbeidslonen stegen was het nadeel, dat de Maatschappij daarvan
ondervond, dan ook betrekkelijk gering, want het werd alleen veroorzaakt door hoogere kosten
van bediening en beheer van het net.
Eenigen tijd na den oorlog, toen de financieele resultaten van de Maatschappij zeer aanmerkelijk slechter werden, gaf deze verhooging van kosten voor bediening en beheer van het:
net naar echter aanleiding om aan de gemeenten, die vaste prijzen gecontracteerd
hadden, een toeslag op deze prijzen te
vragen ter dekking van de ontstane
hoogere kosten. Hoewel dit verzoek
aanvankelijk zeer weinig resultaat had,
heeft het grootste deel van de betreffende
gemeenten thans in het betalen van de
gevraagde verhooging toegestemd en
waarschijnlijk zullen binnenkort zoo goed
als alle daarvoor in aanmerking komende
gemeenten den gevraagden toeslag betalen.
Ook in de gemeenten, waar de electriciteit
direct door de Maatschappij aan de verbruikers tegen vr-oorlogsche tarieven
geleverd werd, zijn sedert korten tijd
eenigszins hoogere prijzen vastgesteld,
waartoe de gesloten overeenkomsten de
mogelijkheid openlieten.
De verhoogingen zijn ook hier zoodanig vastgesteld, dat de hoogere kosten
van bedieningen beheer der netten er door
gedekt worden.
De tarieven, die in de grootindustriecontracten opgenomen zijn, zijn, voor
wat de groote leveringen betreft, in het
algemeen eveneens gebaseerd op betaling
Zoowel voor de grootste belasting als
voor de geleverde hoeveelheid stroom, terwijl de kleinere leveringen, vooral wanneer
gedurende de lichturen geen stroom afgenomen Wordt, in het algemeen slechts,
Fig. 1. DRAAGMAST VAN DE 50000 VOLT-LJJN
volgens de geleverde hoeveelheid stroom
HOENSBROEK-MAASTRICH.
berekend worden.
Daar de duur der grootindustriecontracten bijna zonder uitzondering op ca. 10 jaar vastgesteld is, werden de meeste
prijzen reeds in overeenstemming gebracht met het tegenwoordige prijsniveau, terwijl de
contracten, welke nog nadeel opleveren, binnen enkele jaren afgeloopen zullen zijn.
* * *

426

S TROOMVERKOOPMAA TS CHAPPIJ-LIMBURG.

XXVI

Zooals reeds werd vermeld, werd na het sluiten van den wapenstilstand begonnen met den
bouw van de voedingshjn van de Staatsmijn Emma" naar Maastricht. De Staatsmijnen hadden
in den loop der jaren het grootste gedeelte van de productie van electrische energie overgebracht
naar de centrale op de evengenoemde mijn en de voedingshjn zou niet alleen het net ontlasten,
maar bovendien een aanmerkelijk grootere bedrijfsveiligheid geven. De lijn werd, zoowel op
grond van berekeningen, die voor het geval zelve gemaakt werden, als op grond van het overleg

Fig. 2.

SPOORWEGKROTSING NABIJ MEERSSEN.

met de leiders van andere bedrijven, die soortgelijke lijnen te bouwen hadden, voor 3 X 50 000
volt ingericht.
Voor haar constructie werden voor het eerst in ons land hangisolatoren toegepast. Fig. I
geeft een afbeelding van een normalen draagmast, terwijl fig. 2 twee lmusingsmasten behoorende
tot de spoorwegkruising nabij Meerssen laat. zien. Fig. 3 vertoont een der beide masten,
die gebruikt zijn voor de kruising van een stationsemplacement en wel dat te Nuth ). Deze
beide laatste figuren doen duidelijk uitkomen welke hooge kosten het maken van dergelijke hjnen
1

1) De masten werden ontworpen en uitgevoerd door de N.V. Constructie-Werkplaats Limburg" te


Hoensbroek, dir. B. F. van Matsen.

XXVI

S TROOMVERKQOPMAA TSCHAPPIJ-LIMBURG.

427
427

veroorzaakt, wanneer de voorschriften omtrent de veiligheid te bezwarend worden gesteld.


De optimistische stenuning, die na den oorlog heerschte en die bij de Maatschappij een

Fig. 3.

KRUISINGSMAST BIJ H E T SPOORWEGEMPLACEMENT TE N U T H


(HOOGTE 53

M.).

S TROOMVERKOOPMAA TSCHAPPIJ-LIMBURG*

428

XXVI

aantal aanvragen voor aansluiting van groote industrien deed binnen komen, maakte dat er toe besloten werd, om, in afwijking van het oorspronkelijke plan, ook reeds dadelijk de 10 000/50 000
volt-transformatorstations te bouwen, welke als eerste dergelijke constructie in Europa als openluchtstations werden uitgevoerd, en waarvan fig. 4 een afbeelding geeft.
Om de evengenoemde reden werden ook de bij die openluchtstations behoorende 10 000
volt-verdeelstations reeds dadelijk gebouwd, waartoe eenerzijds de overweging bijdroeg,
dat het wenschehjk was, om bij de centrale Emma" onafhankelijk van het staatsmijnbedrijf met
het net te kunnen manipuleeren, anderdeels, dat de gemeente Maastricht wenschte te beschik-

Fig. 4.

OPENLUCHT-TRANSFORMATORSTATION VOOR 10000/50 000

VOLT.

ken over het terrein, dat zij oorspronkelijk aan de Maatschappij voor het bouwen van een schakelstation had afgestaan.
Fig. 5 geeft een afbeelding van het nieuwe 10 000 volt-schakelstation te Maastricht, terwijl dat te Hoensbroek op soortgelijke wijze is uitgevoerd. De constructie is zoodanig gemaakt,
dat de bedieningsgang door brandvrije muren is afgesloten van de cellen welke de apparaten
bevatten, welke cellen slechts van buitenaf toegankehjk zijn.
Er zij hier nog vermeld, dat het station te Hoensbroek, dat onmiddellijk bij de centrale
der Staatsmijn Emma" ligt, uitgevoerd is met een zeer versterkte bevestiging der verzamelrails,
waarvan fig. 6 een afbeelding geeft, en dat de 10 000 volt-verdeelleidingen, die van dat station

XXVI

S TROOMVERKOOPMAA TSCHAPPIJ-LIMBURG.
429
uitgaan ter voorkoming
van het gebruik van zeer
groote schakelaars voor ieder
van die leidingen aftakken
van afzonderlijke rails, welke
met de hoofdrads van het
station verbonden zijn door
tusschenschakeling van inductiespoelen, zooals die in
fig. 7 zijn voorgesteld en die,
naar men meent, in dit station
voor het eerst in ons land op
deze wijze zijn toegepast.
Zooals reeds gezegd,
was tegelijkertijd met het
bouwen van de 50000 voltFig. 5.
HET 10 000 VOLT-SCHAKELSTATXON TE MAASTRICHT.
lijn en de daarbij behoornde
stations om gevolg te geven aan de bedoeline. waarmede de P m v i n n V nVti t , invloed op het bedrijf had verschaft een uitbreiding van het 10 000 volt-net in
noordelijke richting geprojecteerd en uitgevoerd. Het had
in de bedoeling gelegen om
reeds vrij spoedig van de cen-

Fig. 6.

VERSTERKTE RAILBEVESTIGING IN HET 10 000


SCHAKELSTATION TE HOENSBROEK.

VOLT-

Fig. 7.

INDUCTTESPOELEN.

430

STROOMVERKOOPMAAT SCHAPPIJ-LIMBURG,

XXVI

trale Emma", naar een punt, gelegen tusschen Venlo en Roermond, eveneens een 50 OOOvolt-lijn
te bouwen ter voeding van de evengenoemde uitbreiding en
zulks, niet zoo zeer omdat in midden-JUmburg een groote
belasting werd verwacht, dan wel omdat de afstanden betrekkelijk groot zijn, en ook het betrekkelijk kleine benoodigde
vermogen slechts dor zware 10 000 volt-kabels zou kunnen
worden overgebracht. Bovendien meende men, dat een dergelijke lijn op den duur toch noodig zou zijn, eventueel ook
voor het overbrengen van stroom naar het Oosten van Brabant,
waarom men van het leggen van zware 10 000 volt-kabels
liever afzag. Tijdens de uitvoering van het noordelijke deel
van het net bleek echter, dat de gemeente Venlo de gelegenheid
had om haar centrale nog wat te vergrooten en bereid was
om een vermogen ter beschikking van de Maatschappij te
stellen, waarmede de stroomlevering van de Staatsmijnen
op zoodanige wijze zou kunnen worden ondersteund, dat de
voorziening voor de eerstvolgende jaren voldoende geacht kon
worden.
Fig. 8. T R A N S F O R M A T O R H U I S J E .
-breiding naar het Noorden, die <. op de hierachter opgenomen kaart te zien is, biedt op zich zelf weinig
afwijking ten opzichte van hetgeen overal elders in ons land is
gemaakt. Ter vergelijking met soortgehjke werken in andere provincies is in fig. 8 een der
transformatorhuisjes voorgesteld, zooals die in een groot aantal gemeenten zijn geplaatst. Vr
den oorlog geschiedde de transformatie algemeen in zuilen,
waarvan fig. 9 een afbeelding geeft, maar de zeer gestegen
ijzerprijzen gaven aanleiding tot de even genoemde verandering in de constructie. In het gebruik bleken de transformatorhuisjes gemakkelijker te bedienen en overzichtelijker
te zijn dan de zuilen, terwijl het tegen de verwachting in
niet moeilijk bleek om er overal de noodige plaats voor te
vinden. Tengevolge van een en ander, en mede omdat de
huisjes het landschap minder ontsieren, worden ook nu de
toestanden weder normaler geworden zijn veelal nog huisjes
voor het plaatsen der transformatoren gebruikt.
Een van de constructies, die, in afwijking van wat elders
gebruikelijk is, in de nieuwe uitbreiding van het net gemaakt
werden, is die van het schakelstation te Sittard, waar voor het
eerst op het vaste land van Europa een geheel beschermde
inrichting, afkomstig uit de fabriek van A . Reyrolle & Co. L t d .
te Hebburn-on-Tyne, werd geplaatst.
De aanleiding tot de keuze van die constructie is
geweest, dat kort voor het maken van het plan van de 10 000 Fig. 9. T R A N S F O R M A T O R Z U I L .
volt-stations te Hoensbroek en Maastricht, in enkele schakelstations van electriciteitsfabrieken met groot vermogen ongevallen waren voorgekomen tengevolge van te zwakke bevestiging der hoofdstrippen en geleidingen.
D

XXVI

STROOMVERKOOPMAA

TSCHAPPIJ-LIMBURG.

431

Het geheel beschermde systeem, waarbij strippen en geleidingen in isoleermassa gebed zijn,
biedt te dien opzichte natuurlijk groote zekerheid, maar men wilde die constructie voor de
groote stations toch niet toepassen, voordat men daarmede eenige persoonlijke ervaring, ook
wat de totale kosten betreft, had opgedaan. Het station te Sittard werd dus besteld als proef
voor de later te bouwen groote stations, maar doordien de levering tengevolge van moeilijk-

Fig. 10.

GEARMEERDE

10000

VOLT-SCHAKEL-

INRICHTING TE SITTARD (ZIJAANZICHT).

Fig. 11.

CHARMEERDE

10 000 VOLT-SCHAKEL-

INRICHTING TE SITTARD (VOORAANZICHT).

P. inkomende kabel. I. contactinrichtingen afgesloten door kleppen. H . oheschakelaar. A . rails.


N . signaallampen. L . meters.

heden met de werklieden in Engeland te laat plaats vond, kwam het niet tijdig gereed om
vrdat tot de uitvoering van de groote stations overgegaan moest worden, een defimf oordeel
over bnnTrbaarheid en kosten te kunnen krijgen.
wraeei
Het station te Sittard heeft in de practijk zeer goed voldaan. De figuren 10 en 11 stellen onderdeelen van de m dat station opgestelde apparaten voor, waaruit de geheele constructie te Zn L

432

S TROOMVERKOOPMAA T SCHAPPIJ-LIMBURG.

XXVI

Naast groote bedrijfszekerheid heeft die cxinstructie ook het voordeel van zeer weinig
plaats in te nemen, wat wel blijkt, uit den plattegrond van dat station, die in fig. 12 is
voorgesteld. Bovendien laten dergelijke stations zich, zooals fig. 13 toont, gemakkelijk met
wachterswoningen combineeren.
De tabellen 1 t/m 4 en de grafieken, voorgesteld in de fig. 14 t/m 17, geven een beeld van de
technische en financieele ontwikkeling der Maatschappij, welk beeld aanleiding geeft tot de
volgende opmerkingen:

I H00G5P ANNING5 SCHRKELRUJWTCf


| TRANSFORMATOREN RUIMTE
m REGULATEURS.
E&ATTERU

Fig. 12.

PLATTEGROND VAN HET

V OMVORMER:
SI KANTOORTJE.
SUMAGAZUNTJC.
m fcERGPLRATS

10000

VOLT-

SCHAKELSTATION TE SITTARD.

Fig. 14 geeft de lengte van het net in km aan. Hierbij zij vermeld, dat het geheele hoogspanningsdistributienet als ondergrondsch net is uitgevoerd. Wel is het maken van bovengrondsche 10000 volt-leidingen overwogen, maar daarvan werd afgezien, niet alleen op
grond van de bedrijfsveiligheid, maar ook, omdat de kosten van Ondergrondsche leidingen, mt
inbegrip van het onderhoud, niet zooveel hooger waren, dat daarvoor de grootere last in den
koop genomen kon worden. Deze wijze van uitvoering van het net houdt ook wel daarmede
verband, dat de Maatschappij gedurende de jaren van zeer hooge prijzen, toen bovengrondsche leidingen aanmerkehjk goedkooper waren dan kabels, nauwelijks uitbreidingen heeft
gemaakt.

XXVI

S TROOMVERKOOPMAA TSCHAPPIJ-LIMBURG.

433

Tevens geeft deze figuur een verstelling van het vastgelegde kapitaal, waaruit te
Zien is, dat onmiddellijk na den oorlog groote uitbreidingen zoowel ter verzwaring van het
net, als voor de uitbreiding van het gebied gemaakt zijn. Het verschil tusschen de lijn, die de
totale aanlegkosten aangeeft, en die, welke de boekwaarde voorstelt, geeft een beeld van de
afschrijvingen, welke zijn gedaan, waarbij voor het goede begrip vermeld dient te worden,
dat de Maatschappij den stroom tegen hare normale voorwaarden levert in haar hoofdkabels, en
dat dus de aftakkabels en de hoogspanningsnetten in de gemeenten, welke in de bedragen

Fig.

13.

HET SCHAKELSTATION TE SITTARD.

voor de totale aanlegkosten zijn opgenomen, grootendeels door de gemeenten zijn betaald, welke
betaalde bedragen onmiddellijk zijn afgeschreven. Tot het jaar 1922 zijn de afschrijvingen
geschied volgens vaste percentages, terwijl van 1922 af afschrijvingen volgens het annuteitensysteem zijn toegepast zooals dat is aangegeven in de in het jaar 1923 herziene rijksconcessies.
Het ligt in de bedoeling om, zoodra de financieele resultaten veroorloven, naast zulks
deze afschrirvmgen bedragen te reserveeren, om het daardoor mogelijk te maken, werken,
welke binnen den daarvoor aangenomen termijn mochten blijken onbruikbaar of onnoodig
28

^4

434

S TROOMVERKOOPMAA T SCHAPPIJ-LIMBURG.

XXVI

te zijn te wijzigen of te vervangen zonder voor dat doel nieuw kapitaal op te nemen.
Fig 15 geeft een voorstelling van het gebruik, dat de bevolking van electriciteit maakte,
terwijl, ter beoordeeling van de op die grafiek vermelde gegevens, tevens de stijging van het
aantal inwoners der Provincie is vermeld.
Deze laatste lijn vertoont'in het jaar 1921 een daling, welke het gevolg daarvan is,
dat gedurende den tijd van kolennood, een groot, aantal werklieden voor het delven van
kolen en bruinkolen in Limburg te werk gesteld waren, die langzamerhand overbodig werden.
Het algemeen verloop der lijn wijst er echter op, hoe sterk de stijging der bevolking m onze
zuidelijkste Provincie is.
.
Ten slotte is in deze figuur een lijn opgenomen, die het vermogen voorstelt, dat in de verschlende jaren van het bestaan der Maatschappij op het net was aangesloten.
Uit deze hjn blijkt, dat de stijging van het aangesloten vermogen zeer sterk vooruitgeloopen
is oo de stijging van de lengte van het net, wat in verband met hetgeen vroeger reeds werd medegedeeld, daarop wijst, dat het net tot aan het einde van den oorlog zeer sterk overbelast:
aan welke overbelasting tegemoet gekomen werd, niet aeen door het bijleggen van de 10 000
volt-kabels,maar vooral door het maken der 50 000 volt-hjn tusschen Hoensbroek en Maastricht,
waarvan de lengte in fig. 14 is aangegeven.
.
.
De lijn in fig. 16 aangegeven voor het totale verbruik van hcht, vertoont in het jaar 1917
geen stijging, wat toegeschreven moet worden aan de rantsoeneering van het hchtverbruik.
Het volgende jaar geeft reeds weder een stijging tengevolge van het groote aantal aansluitmgen,
dat gemaakt werd, toen er bijna geen petroleum te krijgen was. Het verbruik per hoofd van de
aangesloten gezinnen vertoont een geleidelijke daling, die er op wijst, dat in den aanvang slechts
de beter gestelden van electriciteit gebruik maakten, terwijl langzamerhand het gebruik van
electrisch hcht voor alle lagen van de bevolking een behoefte is geworden, zoodat vele gezinnen
Zijn aangesloten, waarin de behoefte aan hcht niet alleen geringer is, maar die bovendien geen
overdadige verhchting kunnen betalen.
. . .
J
i - i , U<,\A
Het gemiddelde gebruik per aansluiting der kleinindustrie vertoont een dergelijk beeld
en dat nog wel in sterkere mate dan het verbruik voor licht per hoofd van de bevolkmg. Ook
Wenut U?kt, dat de kleinere werkplaatsen meer en meer van electriciteit gebruik maken, wat
^"otTontwikkeling van de nijverheid op het platteland bijdraagt terwijl een verdere^oorzaak gelegen is in het aansluiten van een groot aantal motoren ten behoeve van den landbouw,
w^lke gedeeltelijk haar oorzaak vindt in een grootere waardeering van de electrische drijfkracht,
g ^ d e e l t ^ ^ stijging van de Iconen en de moeilijkheid om voldoende arbeiders voor de
het t r t n k per aansluiting van de grootindustrie vertoont in de laatste jaren een
daling, d daaraan toegesd*even moet worden dat de fabrieken, welke in den
t aangesloten zijn, gemiddeld een kleiner gebruik hebben, dan die welke reeds tevoren op het net
hepen Om een goed beeld te geven van het verloop van het stroomverbruik voor de grootind S z T v e r m e l l d a t i n 1918 de mijn Wlem-Sophia op het net
gesloten, van welke het verbruik, dat in den loop van de jaren tot ca. 10 000
is gestegen. De stijging tusschen de jaren 1917 en 1920 is echter niet mtsluitend toe te schnrven
i f de aanfluiting van de genoemde mijn. De industrie kon zich in dien tijd zeer moeilijk dnjfZct
en een groot aantal fabrieken en werkplaatsen van nnddelba^ vermogen
Zijn in dien tijd tot aansluiting overgegaan. De geringe moeite die het in dienttjdkostte om
afnemers te vinden, heeft in de latere jaren wel eenige moeijkheden gegeven, omdat toen, zoo-

STROOMVERKOOPMAA

TSCHAPPI]-LIMBURG.

435

als dat vroeger ook het geval was, weer eer groote inspanning noodig was en vooral de oliemotor
een concurrent bleek te zijn, waarmede met het stellen der tarieven deugdelijk rekening moest
worden gehouden.
Uit fig. 16 blijkt eveneens, dat de bedrijfstijd vooral in de laatste jaren buitengewoon
hoog was, hetgeen veroorzaakt wordt door eenige groote langloopende bedrijven en door de
tariefpolitiek, die er vooral op gericht is om bij een zoo groot mogelijk debiet de maximale belasting zooveel mogelijk te beperken.
Ten slotte geeft fig. 17 een voorstelling van de financieele resultaten der Maatschappij.
Deze figuur doet den grooten invloed van de hooge kolenprijzen in het einde van de oorlogsjaren zeer duidelijk uitkomen, maar ook, nadat die invloed opgehouden had te werken
vertoonen de lijnen der inkomsten een stijging. De gemiddelde prijzen per kilowattuur zijn laag,
hetgeen m zeer sterke mate geldt voor de leveringen aan de grootindustrie, wat veroorzaakt
wordt door den grooten bedrijfstijd van deze groep van afnemers en de zeer lage prijzen, welke
voor sommige afnemers gelden en die vr of in het begin van den oorlog gecontracteerd waren.
De lijn, die de distributiekosten aangeeft, is samengesteld uit algemeene kosten en onderhoud, rente en afschrijving der bedrijfsmiddelen en uit diversen". De algemeene kosten en het
onderhoud zijn, tengevolge van de stijging van den prijs van materiaal en van de kosten van levensonderhoud, langzamerhand zeer aanmerkelijk gestegen. De rente en afschrijving vertoonen
na het jaar 1921 een verlaging, die veroorzaakt wordt, doordien de afschrijving, zooals reeds
vermeld, vanaf 1922 volgens een ander systeem geschiedt. De uitgaven voor diversen" zijn
m het jaar 1918 en eenige verdere jaren na den oorlog zeer aanmerkelijk gestegen, grootendeels
als gevolg van het feit, dat op de materialen, welke tegen zeer hooge prijzen zijn gekocht, afschrijvingen hebben moeten plaats vinden, ten einde het bedrijf niet te belasten met de bedragen,
die uitgegeven zijn voor materiaal, dat in een duren tijd was gekocht.
Ten slotte kan uit de lijnen van fig. 17 van de totale uitgaven en ontvangsten de winst
resp het verlies afgeleid worden. Uit die lijnen blijkt, dat in de jaren 1921 en 1922 verliezen
werden geleden, maar dat aan het einde van 1922 het keerpunt werd bereikt, zoo, dat de Maatschappij in de gelegenheid is geweest om niet alleen haar verlies af te schrijven, maar bovendien
wedr dividend uit te keeren. Ook de dividenden, die in de achtereenvolgende jaren werden
uitgekeerd, zijn in tabel 4 en fig. 17 aangegeven.

436
436

S TROOMVERKOOPMAA

TSCHAPPIJ-LIMBURG.

Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van het hoogspanningsnet.


Jaar.

1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Aanlegkosten van
het net
X iooo,.

288,8
331,3
403,8
751,1
989,1
1068,8
1 157,5
1 279,1
1 478,6
1 882,4
4 006,8
4 841,9
6 249,2
6 462,8
6 603,3

Boekwaarde van
het net
X iooo,.

Lengte van het hoogspanningsnet


(io ooo V) in km.

286,3
317,2
368,2
688,3
895,8
946,3
998,9
1027,0
1 066,5
1 403,0
3 189,7
3 684,1
4 885,8
4 968,0
4 902,5

XXVI
Tabel 1 (fig. 14)
Lengte van het hoogspanningsnet
(50000 V) in km.

60
70
100
136
165
165
170
179
185
300
320
380
416
445
459

20
20
20
20
20

Gegevens betreffende het verzorgingsgebied.


_
,
,
Totaal aantal
Taar. "oners van
httverzorgingsgebied.

1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

340053
348 467
358 409
370 207
382 882
392 543
409 022
430 489
442 783
450 012
457 679
450 968
459 620
470 648
482 520

M. ,
_i
Aantal aansluiTotaal aantal
inwoners der
.
aangesloten gemeenten.
den.

Tabel 2 (fig. 15).

g n

y 0 0 r

h u i s

h o u d e h j k e

. ,

A a n t a l

^
kleinindustrie.
v o o f

^
t i

aanslui- Totaal aangevermogen in kW.


v o o r

s l o t e n

grootindustrie.

d o e l e m

53 341
68 565
93 271
110 870
126 160
131 593
144175
168 839
181 590
196 502
243 364
284 627
315 191
334 588
347 458

365
1 080
1 720
2 649
3 154
4136
5 097
7 521
11 762
13 983
18 579
23 607
28 340
34 028
37 053

22
91
149
246
314
412
508
750
1 173
1 395
1 854
2 357
2 830
3 400
3 800

1
2
4
9
14
19
18
25
28
32
35
35
42
47
48

412
1 413
2 638
3 828
5 972
7 760
8 542
10120
12 620
17 358
21361
24 257
28 598
37 687
41 125

25

25
STROOMVERKOOPMAATSCHAPPIJ-LIMBURG.

24

24
Gegevens betreffende het verbruik.

T a b e l 3 (fig. 16)
,

,
'

T o t a a l aantal
Maximale bei n het netafgelasting v a n het
leverde
k W h geheele bedrijf |
X

1910
I
1911 j
1912
1913
1914
1915
1916
1917 :
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

1000.

Bedrijfstijd
i nuren.

Verkochte
k W h voor
i cht en huishoudelijke

in k W .

276,3
864,3
1 867,7
2 846,2
3 797,5
6 945,5
7 672,1
8 462,8
12 995,6
18 862,6
25 674,9
26 797,1
29 556,4
32 215,7
34 232,3

doeleinden

117
329
730
1 180
1 634
2 042
2 466
2 896
4 519
5 876
6 193
6 885
7 265
7 733
7 689

2 400
2 600
2 600
2 400
2 300
3 400
3 100
2 900
2 900
3 200
4 200
3 900
4 100
4 200
4 400

I
|
j Verkochte
j Verkochte
j k W h voor
j k W h voor
j kleinindustrie grootindustrie
1

1000.

Verbruik voor
licht e n huishoudelijke doeleinden per a a n gesloten

1000.

in

40
200
400
635
690
825
1 100
1 130
1 740
2 146
2 806
3 091
3 358
4 000
4 300

1000.

10
80
350
500
700
1 000
1 100
1 300
1 700
2 300
2 600
3 000
3 200
3 600
3 900

23

hoofd

k W h .

161
397
731
1 157
1 694
4 088
4 338
4 709
7 908
11 748
16 246
16 905
18 808
20 365
21 575

22

20

25
41
52
53
49
44
48
34
33
34
34
29
26
26
26

19

22

1
1
1

21

19
18

15
14

12

1
t

/
/
y

11
10
_-

laar
'

10
1911
1912
1913
1914
1915 !
1916
1917
1918 i
1919
1920
1921 '
1922
1923
I994 |

1 9

1000.. i X /

6,2
19,7
34,5
68,0
78,0
133,0
134,0
150,0
221,0
433,0
1 105,0
755,0
768,0
839,0
788,0

\
i

1000. .

25,3
43,6
71,0
77,5
103,9
122,2
137,0
169,3
309,0
312,0
523,0
810,0
798,0
693,0
924,0

|
|

T a b e l 4 (fig. 17)

'

31,5
63,3
105,5
145,5
181,9
255,2
271,0
319,3
530,0
745,0
1 628,0
1 565,0
1 566,0
1 532,0
1 712,0

. 1
totale
lontvangsten

Totale uitI
Totale
. , .
.
.
gaven per in het j ontvangsten
net a geleverde , p e r v e r k o c h t e

j
\

'

16,4
52,5
121,7
163,0
200,7
277,3
316,6
381,3
634,0
823,0
1 689,4
1 440,0
1 441,0
1 659,0
1 779,0

k W h i n c t s .

11,4
7,3
5,7
5,1
4,8
3,9
3,5
3,8
4,1
3,9
6,3
5,8
5,3
4,7
5,0

7,8
7,8
8,2
7,1
6,5
4,7
4,8
5,3
5,6
5,1
7,8
6,3
5,7
5,9
6,0

i
/ /
; /

,
,
Uitqekeerde

y
d

k W h in cts.

2,0
6,25
6,5
6,0
6,0
7,0
7,5
8,5
7,0
6,5

5,0
6,5

r~

/
/

r-x-zf-

12

T , 1
totale
uitgaven

/
i\
l-X-

13

13

Totale
.
"
kosten

16
0

10

1
,

ix^-

17
1

11

Totale opwek,
^
,
. ^ '
stroominkoop

.,

20

18

Financieele gegevens (exploitatie).

/
/

11
II

4
y

3
2
1

Or-i<NCO'<i-irji>t>ooCTiO
G\ Os
<y> o\ o\ C\
o>
Ol Ol

G\

<N

o\

G\

n
01

J;
01

F i g . 14.

Aanlegkosten van het net X 500 000.


Boekwaarde van het net X 500 000.
Lengte van het 10 000 volt-hoogspanningsnet
in km X 50.
Lengte van het 50 000 volt-hoogspanningsnet
in km X 50.

O r - i o i o o - 3 - i r > v o r - o o c r i O

BB
F i g . 16.

F i g . 15.

Totaal aantal inwoners van het verzorgingsgebied X 20 000.


Totaal aantal inwoners der aangesloten gemeenten X 20 000.
Aantal aansluitingen voor licht en huishoudelijke doeleinden X 5 000.
Aantal
aansluitingen
voor
kleinindustrie
+-+-+-+-+-+X 5 000.
Aantal aansluitingen voor grootindustrie X 10.
Totaal aangesloten vermogen in k W X 2 000.

^ ^ ^ ^ ^ ^ 1 ^

::::==::-^

Totaal aantal in het net afgeleverde k W h X 2.10 .


Maximale belasting van het geheele bedrijf i n k W
X 1000.
Bedrijfstijd in uren X 200.
Verkochte k W h voor licht en huishoudelijke doeleinden X 2.10 .
-+.+-+-+-+_+- Verkochte k W h voor kleinindustrie X 2.10 .
Verkochte k W h voor grootindustrie X 2.10 .
Verbruik voor, licht en huishoudelijke doeleinden per
aangesloten hoofd i n k W h X 10.
6

Totale opwekkosten en/of stroominkoop X 100 000.


Totale distributiekosten X 100 000.
Totale uitgaven X 100 000.
Totale ontvangsten X 100 000.
Totale uitgaven per in het net afgeleverde k W h in cts.
Totale ontvangsten per verkochte k W h i n cts.
Uitgekeerde dividenden i n %.

DRUK GEUZB

DORDRECHT.

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE GEMEENTE


ENSCHEDE.
1 MD

IT adres AA. fi
svuwtli

Juni

IfitKoi.^.

1
DU1C!

i- i
. . . .
JU" a.a.v. werd door de heeren ARNOLD

I J nr

>

< te Arnhem aan den Raad verzocht/hun


/
te verleenen, met recht tot overdracht, voor de oprichting
"
ctnsche centrale en den bouw van een daarbij behoorend kabelnet en
.
.
pporr aa. ^o uctober 1896 doen B . en W. aan den Gemeenteraad het voorstel om aan de genoemde heeren concessie te verleenen tot het stichten
van een of meer centraalstations voor het opwekken van electrischen stroom en voor het leggen
verleggen en hebben van electrische geleidingen in en over den openbaren grond
In jn zmjng van 18 Februari 1897 besloot de Raad, het verzoek om concessie af te
wzen en een Comnussxe te benoemen met de opdracht te onderzoeken, of het Scheut
zou c n electriciteit m de Gemeente verkrijgbaar te stellen en zoo ja, welke weg in deze dan zou
moeten worden gevolgd. Op 1 Maart 1897 werden tot leden dezer Commissie" vooT o n o Z o e
Ut

li

JU
M

5^ j

".

m t s

l m t < a i d

e n

e c h t

e e n e r

ele

w m 6 1 1

c c n

ra

benoemd: de heeren C. ROESINGH, J . BEUKERS en H . J . E . VAN HEEK

u? u?-r / l
3l

mh r

onaerzoek

lur
e rapport uit, waarvan de conclusie luidde* !
^
*****
-P*^
W n g * mtbreidingmoetond rgaan,'
om aan de geregelde aanvragen voor verlichting te kunnen voldoen, dan beveelt de Commissie
den Raad aan de oprichting eener electrische centrale, die evenals de gasfabriek van gemeentewege worde gexploiteerd".
gemeente
b l l ) k C

d a t

b r a d l t

d 6 Z e

C o m m i s s i

d C

Wat de te verwachten bedrijfsresultaten betreft, rapporteerde zij als volgtOmtrent de fmancieele uitkomsten eener dergelijke inrichting kan natuurlijk met zekerheid
mete worden medegedeeld,01maar om toch Uwen Raad eenigszins een voorstelling T g e v e t
^
^
toestanden veronder-

S aSSi^

h e f t

C O m m i S S i e

d r i C

a. een toestand over bv 2 jaren, wanneer verondersteld wordt aangesloten te zijn: 1000 gelijktndtg brandende of 1500 genstalleerde gloeilampen, 20
een vermogen van 6 pk in bedrijf is;
geregeia

b L ^ ^ ^ ^ J ^

b. een toestand over bv 5 jaren, wanneer verondersteld wordt aangesloten te zijn: 1500 gelijktijdig brandende of 2250 genstalleerde gloeilampen, 30 booglampen, terwijl gefegeld
een vermogen van 12 pk in bedrijf is;
BBU

438
c.

GEMEENTELIJKE

ELECTRISCHE

BEDRIJVEN

ENSCHEDE.

XXVII

een toestand over bv. 10 jaren, wanneer verondersteld wordt aangesloten te zijn: 3000 ge-

lijktijdig brandende of 4500 genstalleerde gloeilampen, ou Doogiampwi,


* B W ~
een vermogen van 24 pk in bedjf is."
Tevens wees deze Commissie er toen reeds op, dat wanneer men er m de toekomst in
mocht slagen, het stroomverbruik van een gloeilamp te verminderen, waardoor dus met
hetzelfde vermogen een grooter aantal gloeilampen kan worden bediend, zulks een totale
ommekeer, teweeg zou brengen in de exploitatiekosten en in de winstafwerping van de elect r is chc centrale
Op 9 Februari 1898 werd dit commissorale rapport ter tafel gebracht in den Raad en m
handen gesteld van B. en W. ter fine van advies.
Op 12 Juli 1898 werd door B. en W. aan onderstaande firma's verzocht, een plan met
begrooting van kosten aan hen in te zenden voor het bouwen van een electrische centrale, oa.:
1 De firma Hofstede Crull & Willink te Borne;
2. De Haarlemsche machinefabriek v/h Gebrs. Fige te Haarlem;
3. De firma Groeneveld, van der Poll & Co. te Amsterdam;
4. De firma Mijnssen & Co. te Amsterdam;
5. De electriciteitsmaatschappij Phaeton" te Nijmegen;
6 De firma Siemens & Halske te Berhjn, filiaal Den Haag.
Deze firma's zonden alle projecten in, terwijl nadien nog een ontwerp werd ontvangen
van de Mij. Helios" te Amsterdam.
...
De plannen voor den bouw eener electrische centrale met bijbehoorend kabelnet die
door de firma Hofstede Crull & Willink, ingenieurs te Borne, einde 1898 werden ingezonden,
waren van een toelichting voorzien, waaraan hier, mede omdat zij een goeden ki,k geven op den
stand der electrotechniek in die dagen, het een en ander als volgt moge worden ondeend. Deze
toelichting dan begint met de mededeeling, dat voor een stad ter grootte van Enschede twee
systemen van electrische verhchting in aanmerking komen en wel het wisselstroom en het gelijkstroomsysteem.
,
, .... ,
Het zou aanbeveling verdienen wisselstroom te nemen, wanneer het wenschehjk was de
electrische centrale ver buiten de kom der Gemeente te leggen, bv. wanneer daar een natuurlijke
waterkracht voorhanden was, of wanneer het niet mogelijk zou zijn de centrale m het centrum
op te richten met het oog op gebrek aan plaats. Bij wisselstroom heeft men nl. het groote voordeel,
dat men zonder draaiende toestellen den stroom van hoogen druk" m dien van lagen druk
kan veranderen, zoodat men de electriciteit onder hoogen druk naar de plaats, waar ze gebruikt
zal worden, kan leiden, haar daar in stroom van lagen druk kan veranderen en dezen zoo aan
de verbruikers kan leveren.
.
Men heeft dan dus slechts zeer dunne geleidingen noodig om deze hoogspanningsstroomen voort te leiden en is minder van afstanden afhankelijk.
De nadeelen echter zijn:
.. .
,
j n,u-w;
1. De hoogspanningsstroomen zijn bij aanraking doodehjk; dit is echter meer een denkbeeldig
dan een werkelijk gevaar, daar de draden hoog in de lucht gespannen cn en maatregelen
kunnen getroffen worden, om bij draadbreuk de geleidingen onmiddellijk stroomloos te
maken, zoodat deze dan zonder gevaar aangeraakt kunnen worden.
2. De toestellen, die den stroom van hoogen druk in dien van lagen druk veranderen Zg.
transformatoren,gebruiken onafgebroken energie; of ze n lamp of duizend lampen voeden,
men verliest toch altijd 3 a 4 % van de grootste belasting waarvoor de transformator is ingeb

XXVII

GEMEENTELIJKE

ELECTRISCHE

BEDRIJVEN

ENSCHEDE.

439
439

richt. Dit verlies in energie drukt dan, vooral in de zomermaanden als de inkomsten der
inrichting toch al gering zijn, op de rentabiliteit.
Men kan nu wel overdag eenige transformatoren afschakelen, maar dit maakt de inrichting
weer meer gecompliceerd en kost dan ook weer meer aan bediening.
Weliswaar zijn wisselstroommotoren eenvoudiger dan gelijkstroommotoren; daar echter
m Enschede het leveren van stroom voor motoren nooit zoo gewichtig zal worden als het verschaffen
van stroom voor licht, kan dit voorstel den doorslag niet geven, temeer daar men toch altijd aangewezen zou zijn op wisselstroom met meer dan n phase, wat de inrichtingen en werken vrii
ingewikkeld maakt.
Men zou nu nog een combinatie tusschen wisselstroom en gelijkstroom in den vorm
van een wisselstroomcentrale met gelijkstroomdistributie kunnen toepassen. In de electrische
stations wordt dan hoogspanningswisselstroom opgewekt, welke naar het centrum van verbruik
geleid wordt en daar een of meer wisselstroommotoren in beweging zet. Deze wisselstroommotoren zijn met gelijkstroomdynamo's verbonden en zenden, ondersteund door electrische accumulatorenbattenjen, gelijkstroom in het kabelnet, waarop de verbruikers aangesloten zijn
Deze wijze van doen is vooral van voordeel, wanneer zeer groote plaatsen vanuit n centraalstation yerhcht moeten worden; men richt dan meerdere van zulke onderstations op verschillende plaatsen van de stad in. Volgens deze wijze wordt bv. de nieuwe centrale in Mnchen
gebouwd. Voor een kleine inrichting is dit systeem echter te duur in aanschaffing en bediening
In het onderhavige geval treedt dus toepassing van gelijkstroom het meest op den voorgrond, temeer daar de voordeelen van wisselstroom zeer veel kleiner zijn geworden sedert het
aan de gloeilampenfabrikanten gelukt is, lampen voor hooge spanning te fabriceeren. Terwijl
toch nog tot voor eenigen tijd gloeilampen van 150 volt moeilijk waren te vervaardigen, leveren
op dit oogenbhk alle goede lampenfabrieken gloeilampen voor een spanning van 260 volt ja
Zelfs maken eenige Engelsche fabrieken reeds lampen tot 300 volt.
Na deze vergelijking tusschen het wisselstroom- en het gelijkstroomstelsel wordt voorts
in de toehchtmg met betrekking tot het net nog het volgende opgemerkt.
Zooals bekend, behoeven de geleiders van een kabelnet voor lampen van 240 volt vergeleken bij die van een net, berekend voor lampen van 120 volt, slechts 1/4 van de dikte te
hebben. Om dan ook bij een netspanning van 120 volt toch dunne geleidingen te kunnen
bezigen, ging men over tot het zg. drieleiderstelsel. Hierbij zet men feitelijk het net onder een
spanning van 240 volt en laat dan altijd twee gloeilampen van 120 volt achter elkaar branden
Men is vroeger zelfs zoover gegaan om het leidingnet naar het zg. vijfleiderstelsel in te
richten; men levert dan den stroom onder een spanning van 480 volt in het net en schakelt
daarin steeds vier gloeilampen van 120 volt achter elkaar.
Het drieleidersysteem kan ook voor hoogspanningsgloeampen (bv. van 240 volt) worden ingericht; de spanningsreguleering is hierbij niet moeijk en men kan met betrekkelijk zeer
dunne geleidingen langs de straten volstaan. Ook kan de zg. middenleider met de aarde verbonden worden, wat vele voordeelen biedt, waarop later in de toelichting nog wordt teruggekomen.
Het vijfleidersysteem daarentegen heeft verschillende bezwaren; vooreerst moet men
hierbij eer vele dunne draden spannen en bovendien wordt de reguleering bij ongelijke belasting
der verschlende deelen vrij ingewikkeld. Daar ook bij latere uitbreiding het verzwaren der Jb^lhouwen

C d C n

"

V 0 O t

h C t

o n d e r h a v i

geval als ongeschikt

Op grond der hierboven aangevoerde redenen beveelt de firma Hofstede Crull & Wil-

440

GEMEENTELIJKE

ELECTRISCHE

BEDRIJVEN

ENSCHEDE.

XXVII

link voor Enschede ten slotte gelijkstroom aan en wel te beginnen met een tweeleider-kabelnet
voor een spanning van 270 volt, dat later door het aanbrengen van een dunnen middenleider,
die op verschlende plaatsen met de aarde is verbonden, in een drieleidernet veranderd kan worden, dat dan werkt met 2 x 270 volt en dan het viervoudige vermogen van het oorspronkelijke
net 'heeft. Deze spanning wordt met het oog op een later misschien te bouwen electrische tram
aanbevolen, waarvoor 2 X 270 = 540 volt de gebruikelijke spanning was.
Terugkomende op de toepassing van een drieleidernet met een aan de aarde verbonden
middenleider, stelt de toelichting de hieraan verbonden voordeelen in het kort als volgt in het
hcht. De middenleider is, indien beide helften gelijkmatig belast zijn, stroomloos, bij ongelijkmatig belaste helften echter leidt hij het verschil in belasting naar de centrale terug. Daar nu
dit verschil in de onderscheiden netgedeelten naar richting en grootte zelden gelijk is, vloeit
gemeenlijk een kleine stroom door den nulleider en de aarde van het eene naar het andere netgedeelte. De beide spanningen blijven dus op de verschillende punten van het net haast vanzelf nagenoeg gelijk, zoodat de reguleering in de centrale vrij eenvoudig wordt.

Verder worden bij blanken middenleider de huisinstallaties met het oog op brandgevaar
veel zekerder, daar toch de eene pool der geleidingen met de aarde verbonden blijft en dus de andere
pool bij elke fout of aardcontact, die daarin mocht ontstaan, direct kortsluiting maakt, zoodat
de smeltveigheid onmiddellijk doorbrandt en men weet dat er iets aan de geleidingen hapert.

Tegenwoordig wordt overal in netten van het drieleidersysteem de rmddenleider met


de aarde verbonden? in Amerika reeds sedert 1884, in Europa (in Altona bij Hamburg) sedert 1889.
Ook is gebleken, dat, indien de middenleider aan de aarde ligt, de bliksem bij bovengrondsche netten niet meer in het net slaat.

*
Op 26 Januari 1899 verleende de Raad een crediet van 500 voor het doen samenstellen eener vergelijkende studie der ingekomen projecten, en besloot op 27 April d.a.v.:
a. in beginsel over te gaan tot de oprichting van een electrische centrale voor de levering van
hcht en kracht,
,t
_ '
b aan B & W op te dragen, bij den Raad een voorstel met concept-contract betreffende
' de oprichting en aanvankelijke exploitatie eener electrische centrale in te dienen, op den
grondslag der overgelegde plannen der firma's Hofstede Crull & Willink en Groeneveld,
van der Poll & Co., met dien verstande, dat de voorwaarden niet dan ten gunste der Gemeente
mogen worden aangevuld.
Over de plannen van de firma's Hofstede Crull & Willink te Borne en Groeneveld, van
der Poll & Co. te Amsterdam werd door het College van B. & W. het advies van een deskundige
ingewonnen. Deze ingenieur bracht bij zijn schrijven van 31 Mei 1899 rapport uit, waaraan het
voleende moge worden ontleend:
Bij het onderzoek der plannen voor een electrische centrale te Enschede, opgesteld door
de firma's Groeneveld, van der Poll & Co. te Amsterdam en Hofstede Crull & Willink te Borne
is na herhaalde berekening en vergelijking gebleken, dat beide plannen in hoofdtrekken geh,k
Zijn en dus beide, wat de technische zijde betreft, gelijkelijk voor uitvoering in aanmerking
Beide plannen projecteeren hooge spanning, d.w.z. een spanning boven 200 volt. Sedert
1896 wordt in Engelsche en Duitsche centralen voor stedelijke verlichting
meer toegepast; naar de ervaring is hier dus niets tegen. De firma Gr. v. d. P. neemt 220 volt
0 m C n

XXVII

GEMEENTELIJKE ELECTRISCHE BEDRIJVEN ENSCHEDE.

441

electr sche tram en heeft daarom de spanning zoo hoog gekozen. Dit tramplan moet echter zeer
dubieus worden geacht, omdat een tramsysteem niet rendabel op een kleine stadscentrale Z
worden aangesloten. Voorts lijkt een spanning van 270 volt tamelijk hoog; evenwet met un ee"
gloeampen van 150 a 250 volt worden thans courant gefabriceerd en verkocht voor f 0 90
per lamp van 16 kaarsen. Lampen voor hoogere spanning zullen ongetwijfeld veel duurder
C n De totale aanlegkosten zijn nagenoeg gelijk, nl. f 61 470,- en f 63 008,-,^waarbij wa de
^

opjagers i s U k e l ^ i d e
tot
E, P lX n
de hooge prijzen der Duitsche motoren, beide firma's

T^llt^l^r^
** >*r>
C

v cL P e e n ^ n a ' ' ;
"
'* ^
* *
'
"
r"
een dynamo van 65 kW, waarbij
de
firma
H.
C.
&
W.
de
keuze
laat
tusschen
een machine
w
hetbijzonder
de
C

&

6 6 0

C r

S s l e

r, rr

d e

C ~

tlrwij^e^
terwijl de iirma G. y. d. P. een Lahmeyer-dynamo der Deutsche El. Werke te Aachen offreert
die naar het oordeel van den adviseur niets minder is dan een Schuckert-madTe Voorhet

STd TTl^
de h

b e i d e

f i r m a

ion , f

b a

ntm\Z

"

e r i

zg opiager

e e n

o f

* - ^ectSd d

Hagen; die van de firma G. v. d. P. van 130 elementen voor


'
^
^
^eThoog"
een schakelbord van gelijken omvang.
T u d o r

v a n

''

m e e n t e P^ l l ^HeTngeI
" chen
Z^l
f
J

&

e l e m e n t

m d a t

S p a n n i n g

^ ^
*
'
der GeGronauschen weg, waardoor het door haar geprojecteerde
aantal palen grooter is dan dat der firma G. v. d. P. (nl. 215 tegen 130). Deze l a a t s t ^ t a heeft
&

&

g a a t

V e r d e r

b u i t e n

d e

k o m

e n

staTdtfd M T
^
Parkweg, en naar het C d e n va^ de
stad door de Molenstraat, en op deze wijze met eventueele uitbreiding rekening gehouden
11

d e f e

l d d i n g e n

h^A
u H
het oog op den levensduur der lampen - die ca 1000
S
taa
GTdT
* " T * *
* n
wordi S t
wil de firma G. v. d P. bevorderen door, met behulp van contrleleidingen, de spanning in de
voedmgspuntennaar de centrale terug te melden, wat beter is dan het v o o L der fLZ H. C &
w^\e fem
^

^
* l e l i j k h e i d van de belasting
Nadat de adviseur nog heeft opgemerkt, dat de contractant zich diene te ondernemen
aan b. lde veihgheidsvoorschriften,
bv. die welke in Duitschland gelden,
uTtgeS
g eCd
^
^ j k h e i d aan 'te t o o o S ^ t e
0htl *
erstand
H C
W
trekt hij de conclusie, dat, mits de firma
n t g iete l a l i ' z T l n 7 ^
" ^
^ n prijs der hoogspanningsgloeampen, de spant?Z i

k van de electrische tram buiten beschouwing latende


- beide plannen en offerten, uit een technisch oogpunt evenveel aanbeveling verdienen en dus de
v o o e T T h ^
voorstel om het bedrijf door den contractant te doen exploiteeren, met dezen ware te treffen.
C O n s u m c n t e n

18 h e t

m e t

T T"' T

Pannmg

e e n V

te

U d i g e

ge

l7LZn^L* r
1 tlThfr *
paa

b l J h e t

e n

6 6 1 1 e n

*f

v r a a

d e

d e

442

GEMEENTELIJKE

ELECTRISCHE

BEDRIJVEN

ENSCHEDE.

XXVII

Hierop doen B . & W . na langdurige besprekingen en onderhandelingen bij schrijven


vatt 4 Aug. 1899 het navolgende voorstel aan den Raad.
Naar aanleiding der opdracht, door Uwe vergadering den 27sten April 11. aan ons College
gegeven tot indiening van een voorstel met concept-contract betreffende de oprichting en
aanvankelijke exploitatie eener electrische centrale", besloten wij, in overleg met de Electnciteitscommissie, de plannen der firma's H . C . & W. en G . v. d. P. in handen te stellen van een
deskundige, om te doen uitmaken of om technische redenen een der plannen boven het andere
voordeelen aanbood. Uit het schriftelijk rapport, eenigen tijd later ingediend, bleek ons dat
beide plannen, die trouwens naar dezelfde gegevens uitgewerkt waren, ongeveer even aanbevelenswaardig waren, en dat de keuze, ook volgens het oordeel van den deskundigen, moest
afhangen van financieele overwegingen.
Daar in dit opzicht de firma H . C. & W. de Gemeente vooral wat aangaat de exploitatie
de voordeeligste offerte deed, terwijl de oprichtingskosten bij beide firma's, m aanmerking
nemende de kleine verschillen in beider installaties, weinig uit elkaar hepen, besloten wij gehoord de Electtidteitscmmissie, nader in onderhandeling te treden met de firma H . C . & W.
Deze onderhandelingen hadden plaats en tengevolge daarvan zijn wij thans in de gelegenheid,
U volgens opdracht een voorstel met concept-contract betreffende de oprichting en aanvankelijke exploitatie eener electrische centrale aan te bieden.
Ons voorstel strekt om den heeren H . C. & W . te Borne op te dragen den bouw en aanvankelijke exploitatie gedurende vijf jaren der electrische centrale, op de voorwaarden, m het
concept-contract gestipuleerd.
.
..
,
Terwijl in de meeste opzichten dit concept-contract aansluit aan de indertijd door de
firma H C. & W . ingediende offerte, geeft het in n belangrijk opzicht wijzigingen, welke het
gevaar voor de Gemeente en voor de stabiliteit der gemeentebegrooting tot een mmimum beperken en welke ons de hoop doen koesteren, dat ook die enkele leden vr ons^voorstel zuhen
stemmen, die tegen de oprichting eener electrische centrale waren om de onzekerheid, waarin
5 Xkeerden omtrent de financieele lasten, die er voor de Gemeente uit konden yoortvloe-n
In de oorspronkelijke offerte garandeerde de Gemeente een afname van 70000 kWh
per jaar (40 000 kWh aan hcht a 25 cent, 30 000 kWh aan kracht en straatverlichting a 15 cent),
gelijk staande met 14 500,aan ontvangsten.
.'" ^ ^
Navelebesprekmgenomtrentdeimichtmgdezergarantie,ookdtenopzichte^
hjkwaardige factoren zoo even genoemd, zijn wij met de firma tot de volgende overeenkomst
gekomem
^ ^
^
h van 25 cent en 15 cent
e n

d c

s c h c i d m g

k W

vervalt. De garantie omvat 72 5 0 0 , - ontvangsten in de geheele vijf jaar, met dien v^tande
dat, indien in n exploitatiejaar minder dan 14 5 0 0 , ^
^
meerdere afname in volgende jaren weer aangevuld kan worden. Eindelijk: de garantie wordt
door de Gemeente niet afgelost door uitbetaling eener som in geld, representeerende het te weinig
afgenomene gedurende het tijdvak van vijf jaren, maar wordt gegeven door het recht dat exploitanten verkrijgen, om, mocht het gewaarborgde kwantum electriciteit m vijf jaren niet afgenomen
Zijn, het beheer der centrale verder te voeren tot het te wemig afgenomene m een of meer vol
gende jaren is ingehaald boven het gegarandeerde jaarlijksche normaalkwantum
Deze overeenkomst maakt het Burgemeester en Wethouders mogelijk, jaarlijks een vaste
som aan inkomsten uit de electrische centrale op de begrooting te plaatsen en heft de ^ >
waarvoor vrees gekoesterd werd met betrekking tot de financin onzer Gemeente, geheel op.
o

443
De jaarlijksche uitkeering, door exploitanten te doen, bedraagt f 8760,93 Hierbii komen
de mkomsten aan huur (door den Raad vast te stellen), der h u J d u i t W e n ^ S S

W 7 v o/

r e x p l o i t a n t e n d i r e c ta a n d e G e m e e n t e w o r d

- 2 ^ ^

N!
g
' g ^ e r d op f 18 0 0 0 , - , dan bedraagt die huur f 1350 Na aftrek van een post voor onderhoud, representeert het overblijvende het b e d aan
rente en aan amortisaue, dat de Gemeente ontvangt voor een uitgave van
*
li salaris
^
;
- l der centrale
f
8,c. ten behoeve van het gebouw^ . . . . . . . . . .
"
'
d. voor aansluitingen aan meters . .
>~
*

18 000,
Wij meenen, dat het resultaat onzer onderhandelingen van dien aardis' dar
H!*!'
neming van ons voorstel geen bezwaren meer verbonden zijn
'
"
a a n S C h a f f m

s k o s t e n

e t a

e l e C t r i s c h e

6 0 2 0
3

0 1 0

4 0

0 0 0

M n

schoolCAr^tT,^

^
P
" wij de eerlang buiten gebruik te stellen
schoolCAchtertHofjedegeschiktsteplaats^m daarin na de noodige verbouwing het
i n g

i e n d e

l a n n e n

drijS^SE^T

1
*
" ^ r i e k , die de
^ e e l e gedeelte betreft, achten wij het gewenscht, de kosten van de stilhtuTe
md

der

a c h t e

l l d t d.?,
"
'-'
SW aangegaan. Waar het hfef
geldt de stichting eener productieve inrichting, die reeds terstond de noodfge fondsen v o ^ r e l
en aflossing opbrengt, vinden wij het onnoodig uiteen te zetten, dat het
het oog op den toestand der gemeente-financin geen bezwaar oplevert
U

d e

5 0 0

0 0

i n

dL^t^S

OmlThlT** f* ^T /',
8

11

1
^sloten:
1 . Om den bouw en de aanvankelijke exploitatie der electrische gelijkstroomcentrale - on
te "ch^en ingevolge raadsbesluit van 27 April 1899 - op te dragen
n. C.

HT&7 "
btuikt, t -
h

W C t h

0 l g e b 0 U W

U d e r S

t C

W C r d

1 7

1 8 9 9

d o o r

d e n

R a a d

aanTftZ

m a c h t i g e n

A u g U S t U S

f j e

'

t o t

* * * - n e r overeenkomst met de firma

h e t

C in de Molenstraat in ge-

bruik zal zijn genomen, aan te wijzen voor de vestiging van het electrische centraalstation
4 . Burgemeester en Wethouders te machtigen, de bedoelde oude school t e d o e T v e r ^ n
l ^ Z m "
'

- d i e t te verleenen
te
m a C h l i S t e n W O n i n g

C n

v a n

van Braams-school Achter


onde1)teDe* veranderingen,
^ n tot die in de oude
*
^ ^ ^ T ^ unieer
^ " op^ ooo* '
begroot en als volgt omschreven:
't K o f ; ~ > .

le. dat aUe binnenmuren en glaswanden worden weggebroken, zoodat er n groote machinezaal onstaaf

- ^tSX" " ^

2e d

euwe

korat

- -** - - met

gedekt

3e. dat de houten vloeren worden opgebroken en door betonvloeren vervangen4e. dat de beide portalen vr het gebouw worden weggebroken en door een ntter en grooter portaal worden
vervangen om te dienen voor hoofdingang;
purraai woroen
5e. dat de bestaande privaten worden verbouwd tot accumulatorengebouw6e. dat eryanhet laatste schoollokaal en van een gedeelte van het voorlaatste een machinistenwoning gemaakt

f f *^^

dniZjS^

d*
'
^ ^
^chenverdieping
7e. dat er voor fundamenten voor gasmotoren, dynamo's enz. niet meer dan xao m* metselwerk n c T g X

7e

k C U k e n

C D

e D

3 1 8

GEMEENTELIJKE

444

, _w r>

. ,i

nw> t* marhtieen. de kosten van

aangegaan krachtens raadsbesluit dd. 26 beptemDer i w o , g


G

XXVII

ELECTRISCHEJEDRl^

de

trr*gen^

het voorstel van B . & W. van 4 Augustus 1898 vastgesteld.

* * *
Nadezentijd van voorbereiding werd begin 1900 ,ot uitvoering der
Op 8 J ^ f v a n ' d n ,aar werd be. contract

P ^ / * W f

r j r ^ r t 5 r i S i - - <- - - *
%

Fig.

1.

CROSSLEY-GASMOTOR ALS BIJ DEN EERSTEN AANLEG IN DE


CENTRALE OPGESTELD

(1899).

^ ^ J ^ ^ ^ ^ ^ ^ T

noodigen spoed uitgevoerd,


de electrische centrale, genaamd de "Gemeente abne* v o o ^

455 ampre-uren;
*

,
^

XXVII

GEMEENTELIJKE

Fig. 2.
IN

DE T A N D E M

ELECTRISCHE

COMPOUND

1905/06. DE HOUTEN

STIJLEN

BEDRIJVEN

ENSCHEDE.

STORK-SMIT-MACHINE

OPGESTELD

V A N DE KAPCONSTRUCTIE DER

VOORMALIGE SCHOOL ZIJN OP DEZE AFBEELDING NOG GOED TE Z I E N .

Fig. 3.

HET SCHAKELBORD BEHOORENDE BIJ DE S T O R K - S M I T - M A C H I N E .

445
445

446

GEMEENTELIJKE

ELECTRISCHE

BhUKijvw

CIYJUI^.

betrokken van de gemeentelijke gasfabriek, waarvoor de exploitante 2,5 cent per m betaalde.
Langbleef deze toestand niet bestendigd. Reeds op 28 December 1904 deed de Gas-en
Waterleidingscommissie, onder wier toezicht de centrale was gesteld een voorstel aan B & W.
om, met het oog op de stijgende belasting (het aantal aansluitmgen bedroeg toen 66 voor hcht en
4 ? v l kracht) en de tramplannen, een uitbreiding van het vermogen te doen plaats vmden.
VooTwat de drijfkracht betreft adviseerde zij, nadat hierover een onderzoek bi, andere^nrtchtin^en had plaats gehad, uitbreiding te geven aan het primaire vermogen met door het b.plaatsen
van verbrandingsmotoren, doch door het opstellen van een stoommachine van 3 0 0
Nadat aan verschlende firma's prijsopgave was gevraagd werd,
^"T
kingen, aan de firma Gebrs. Stork c v^o.
te Hengelo opdracht gegeven tot levermg
van een stoommachine van 300 pk met
bijbehoorende ketels, economiser, pompen
enz. voor een bedrag van ca. 71 000, .
Hierna werd besloten, op 20 Februari 1905, om aan de Twentsche Electrische Tramwegmaatschappij (de T.E.T.), in
antwoord op een desbetreffende vraag, te
berichten, dat de Gemeente bereid zou zijn,
den benoodigden stroom te leveren voor
een aan te leggen tramlijn Enschede-Glanerbrug.
De opstelling van de stoommachine
(zie fig. 2), de ketels en den schakelaanleg
(zie fig. 3) vorderde zoodanig, dat in October 1905 met proefstoomen kon worden
begonnen. De overdracht der geheele
stoomkrachtinstallatie aan de Gemeente
volgde echter eerst in 1906, nadat uit de
proeven, genomen door den deskundige
der Gemeente, prof. H . A . RAVENECK,
hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool
te Delft, gebleken was, dat zij aan de gestelde eischen voldeed. Het in de onderneFig. 4. DE SCHAKELLESSENAAR IN HET HOOFDming belegde kapitaal steeg hierdoor aan
SCHAKELSTATION ACHTER ' l HOFJE."
het einde van 1906 tot rond 198 000,.
In 1907 kwamen slechts enkele kleine uitbreidingswerken tot stand, waarop echter reeds in 1908 weer de uitvoering van meer belangS k e S n volgde. In dit jaar kwam nl. de tramverbinding Enschede-^Glanerbrug tot stand
wSdTor7n deCentrale, ten einde hiervoor stroom te kunnen leveren, de noodige voorzieningen
IZfZZln^rokn
en oa. een omzetteraggregraat van 80 kW met bufferbatterij moest
w o X n opgesteld Op 25 Juni 1908 werd voor het eerst stroom voor deze tram afgegeven
M^dZ
de verbetering der gloeampen nam het hchtverbruik langzamerhand dermate toe - h T a a n t a l lichtaansluitingen was eind 1908 tot 141, het aantal krachtaansluitingen
" Vstegen - ^ a t o o k d e stoommachine tijdens den piektijd volbelast geraakte, zoodat uit-

XXVII

GEMEENTELIJKE

ELECTRISCHE

BEDRIJVEN

ENSCHEDE.

447
447

breiding van het vermogen noocizakejkerwijze moest plaats vindn. In de zitting van 9 Januari
1908 werd het College van B. & W. gemachtigd tot het inwinnen van het oordeel van den heer
GRITTERS, directeur van het Gemeente-Electriciteitsbedrijf te Rotterdam, omtrent de uitbreiding der centrale. Genoemde heer stelde zich in het bijzonder de vraag, aan welke der beide
volgende oplossingen de voorkeur moest worden gegeven:
a. uitbreiding der eigen centrale;
b. afname van stroom van een andere centrale, nl. die te Hengelo.
Hij kwam daarbij tot de conclusie, dat de bestaande centrale Achter 't Hofje door bij-

koopen van het belendende woonhuis (bewoond door den directeur van de gasfabiek) en de
bewaarschool uitgebreid kon worden tot een vermogen van 2500 pk. Echter zou reeds met het
byplaa^tsen van n machine - waarmede men voorloopig zou kunnen volstaan - een bedrag
van 90 000 a 100 000 gulden gemoeid zijn, terwijl de daarop volgende uitbreiding nog kostbaarder zou worden, omdat dan de gebouwen een groote wijziging zouden moeten ondergaan
en in de watervoorziening zou moeten worden voorzien; een en ander zou stellig een totaal
kosten van 200 000,- veroorzaken. Ook indien de Gemeente een geheel nieuwe centrale naast
de gasfabriek zou bouwen, zouden de kosten te groot worden. De bestaande centrale Achter

448

GEMEENTELIJKE

ELECTRISCHE

BEDRIJVEN

ENSCHEDE.

XXVII

't Hofje zou dan nl. als ondrstation dienst moeten doen, hetgeen volgens dezen deskundige
zoo'n kostbare exploitatie zou geven, dat aan deze oplossing niet kon worden gedacht. Ab de
beste oplossing beval de heer GRITTERS dan ook aan, om stroom te koopen van het Twentsch
Centraal-Station te Hengelo (welke centrale eveneens in handen was van de exploitante^
hetwelk zeer gunstige aanbiedingen deed met betrekking tot den prus. Bovendien kon, door
stroom te koopen van het Tw. C. St. te Hengelo, direct aan het op verren afstand gelegen pompstation van de waterleiding draaistroom worden geleverd, en was tevens de gestie
voorziening in de centrale Achter t rioije
van de baan.
Het advies werd opgevolgd, terwijl
men bovendien besloot, den voor de gelijkstroomnetten benoodigden stroom door
omzetting te produceeren, zoodat de eigen
opwekking in den loop van 1909 kwam te
vervallen. De kosten van de voor de stroomlevering benoodigde transportkabels HengeloEnschedepompstation bedroegen
rond 35 100,.
Reeds voor dat tot de uitvoering der
bovengeschetste veranderingen in de
stroomopwekking werd overgegaan, waren
in 1909 onderhandelingen gevoerd met de
firma H. C. & W. over de overneming door
de Gemeente van de exploitatie der electrische centrale. De onderhandelingen
waren op 1 April 1910 zoover gevorderd,
dat de exploitatie op dien datum door de
Gemeente kon worden overgenomen. Het
aanlegkapitaal, dat, op de wijze als in onderstaande tabel aangegeven, was gegroeid.
bedroeg toen rond 300 000, 106 000,
1901.
05
183000,19

Fig. 6.

DE SCHAKELAANLEG IN HET HOOFDSCHAKELSTATION ACHTER 'T HOFJE."

198 000,
222 500,
245 500,
298 000,

1906.
1907,
1908
1909.

Op 6 Juni 1910 werd tot directeur van het bedrijf benoemd de heer J. BOELEN, mgemeur,
inspecteur der Bouwpolitie te Rotterdam, die op 1 Augustus 1910 m dtenst tradTot onderd e u r werd op 1 April 1910 benoemd de heer A. LENGTON, vertegenwoordiger van de
voormahgcJ e^tantem
^
^
. St. tot
m c t

h c t

een m e e Z o L c h e exploitatie te geraken, daar de omzetting var.draaistroom


te groote verhezen veroorzaakte en de gelijkstroomnetten dermate belast warendat v^zwanng
noodzakelijk bleek, terwijl de uitgestrektheid van de Gemeente van dien aard werd, dat slechts

XXVII

GEMEENTELIJKE

ELECTRISCHE

BEDRIJVEN

ENSCHEDE.

449
449

draaistroom in de behoefte kon voorzien. In 1912 werden dienaangaande voorstellen door het
1 w. C . St. gedaan, welke voorstellen in handen werden gesteld van adviseurs, zoodat een afdoening der zaak in dit jaar niet meer kon plaats vinden. Ook in 1913 kon omtrent een meer
economische exploitatie geen afdoende oplossing worden gevonden, daar de adviseurs verschillende rapporten inzonden. In 1914 waren de onderhandelingen met het Tw. C . St. echter
zoover gevorderd, dat een nieuw stroomleveringscontract op een voordeehge basis kon worden
afgesloten.
t ki
ectie plannen ontworpen voor den bouw van een dubbel
kabelnet, resp. voor hcht en kracht, en voor een onderstation Achter 't Hofje. Deze projecten
werden onderzocht door de heeren prof. ir. G. J. VAN SWAAY en HOFSTEDE CRULL, die hierover
I n m i d d e l s

w a r e n

Fig. 7.

d o o r

d e

dir

DE BATTERIJKAMER IN HET HOOFDSCHAKELSTATION


ACHTER 'T HOFJE."

gunstig adviseerden. De bouw van de ondergrondsche kabelnetten en het onderstation werd


gegund aan de Heemaf te Hengelo (O.). Het krachtnet was geprojecteerd voor 500 volt het
hchtnet voor 220/380 volt draaistroom. Afbeeldingen van het onderstation zijn in de fig 4 5
6 en 7 gegeven. Opgemerkt zij nog, dat besloten werd, de bestaande gelijkstroomcentrale van'de'
hand te doen, terwijl omtrent het overschakelen der afnemers van gelijkstroom op wisselstroom
werd bepaald, m de daardoor veroorzaakte kosten door het bedrijf te doen bijdragen door uitbetaling der nog met verschenen afschrijvingstermijnen op een basis van 5 % per jaar.
Door het uitbreken van den oorlog werd de bouw van de werken grootendeels opgeschortna veel moeite gelukte het om het onderstation gereed te krijgen en om een klein gedeelte der'
kabels, die door de Land- & Seekabelwerke moesten worden geleverd, over de grens te krijgen.
Ofschoon daartoe ernstige pogingen in het werk werden gesteld, mocht het niet gelukken]
29

GEMEENTELIJKE

450

ELECTRISCHE

BEDRIJVEN

ENSCHEDE.

XXVII

meer kabels ingevoerd te krijgen, zoodat van den bouw der kabelnetten tijdens den oorlog moest
worden afgezien.
" ,
*
Door de totstandkoming van het nieuwe stroomlevermgscontract met de centrale te
Hengelo was het bedrijf in de gelegenheid, ook zelf zijn verkooptarieven te herz*n; hieromtrent
werden door de directie voorstellen gedaan, die nog in den loop van 1914 werden ingevoerd.
Kort daarop moesten echter, in verband met de stijging van de kosten van grondstoffen en loonen,
de electriateitetarieven met 35 % worden verhoogd, en werd tevens besloten de zg. kolenclausule * '
buiten
grootindustrie nam de belasting zoodanig
toe, dat het aantal transportkabels Hengelo-Enschede moest worden uitgebreid. Voorstellen
Iltrh1

y a n

h e t

m e e f

Fig. 8.

e n

m e c f

d e r

TRANSFORMATORSTATION

E N TELEFOONVERDEELKAST.

hieromtrent werden door de directie gedaan, die tevens een plan ontwierp voor algeheele electficatie der straatverhchting. Verder werd, op verzoek van het njkskolend.stributiebureau, door
de Gemeente de electrificatie van woonhuizen en winkels bevorderd.
Ook het exploitatiejaar 1919 gaf veel zorgen, vooral wat betreft de laagspanningsnetten,
omdat hiervan slechte een zeer klein gedeelte aanwezig was en dus niet aan alle aanvragen om
W u i t i n g kon worden voldaan. De onderhandelingen met het Tw.C.St omtrent de uitbreiding
v ^ L ^ n t a ! transportkabels voerden tot het resultaat, dat besloten werd tot het leggen van een
transportkabel 3 X 95 mm. Over den te volgen weg, hetzij over Lonneker, hetzij rechtstreeks
naar Enschede, werd in dit exploitatiejaar geen overeenstemmmg verkregen.
Tengevolge van de benoeming van den heer J . BOELEN, directeur van de bedrijven, tot
directeur van de bedrijven te Middelburg, werd de onderdirecteur de heer A . LENGTON

XXVII

GEMEENTELIJKE

ELECTRISCHE

BEDRIJVEN

ENSCHEDE.

451

benoemd tot directeur. Na de uitbreidingen was einde 1919 in het bedrijf vastgelegd een kapitaal
groot 642 820,52.
Het exploitatiejaar 1920 kenmerkte zich door vele en groote uitbreidingen. Tegen het
einde van 1919 waren de prijzen weder zoodanig, dat met succes wederom de kabelplannen ter
hand genomen konden worden. Door de groote vermeerdering van het aantal aansluitingen, die
men tijdens den oorlog had verkregen, en de uitbreiding der Gemeente moesten er nieuwe kabelplannen worden gemaakt. Deze plannen kwamen weldra gereed en werden door den Raad in zijn
vergadering van 13 Augustus 1920 goedgekeurd. Voor de uitvoering werd een crediet verleend van 1 104 400, terwijl besloten werd, hiervoor een leening aan te
gaan. Met het oog op de schaarschte aan de
geldmarkt werd getracht, de leening grootendeels onder de consumenten der G . E . B.
te plaatsen. Dit pogen werd een groot
succes, zoodat deze 6 % leening, vooral
door de persoonlijke toewijding van den
toenmahgen Wethouder van financin, den
heer G . ELHORST, in een betrekkelijk zeer
korten tijd onder de afnemers van de
G . E . B. was geplaatst.
De te maken werken werden aanbesteed, waarna de geheele levering, omvattende een uitgestrekt laagspanningskabelnet met de daarbij behoorend transformator- en verdeelstations, op 8 November
1920 aan de Heemaf werd gegund. De benoodigde kabels werden door de Heemaf
betrokken van de AJ3.G. te Berlijn. De
montage der kabelnetten geschiedde in
eigen beheer. Het bouwkundige gedeelte
der stations, dat onder architectuur van
gemeentewerken werd uitgevoerd, werd afzonderlijk uitbesteed. In de fig. 8, 9, 10,11
Fig. 9. TRANSFORMATORHUISJE EN TELEFOONen 12 zijn afbeeldingen der gemaakte inVERDEELMAST.
richtingen gegeven. Met het oog op het
groote verbruik der industrie zijn de lichten krachtnetten gescheiden gehouden en zijn dus voor beide doeleinden afzonderlijke kabelnetten gelegd. Het aantal transformatorstations is, met het oog op het gemakkelijk kunnen
opvoeren van de belasting in de kabelnetten, vrij groot genomen. De transformatorstations
worden gevoed vanuit het 10 000 volt-kabelnet. De inrichting van de kabelnetten is
Zoodanig, dat bij geringe belasting ter vermijding van leegloopverhezen door een eenvoudige handeling een of meerdere transformatoren kunnen worden uitgeschakeld, waarbij
dan de overige transformatoren de stroomvoorziening overnemen.
Behoudens de bovengenoemde werken werd in 1920 ook nog een nieuwe stroomleveringsF

452
452

GEMEENTELIJKE

ELECTRISCHE

BEDRIJVEN

ENSCHEDE.

XXVII

overeenkomst met de centrale te Hengelo tot stand gebracht, terwijl voorts de nieuwe transportkabel werd gelegd en wel direct over den rijksweg van Hengelo naar Enschede. Deze kabel
werd betrokken van de Callender's Cable and Construction Comp. Ltd. te Londen.
In 1924 werd de verkoop van stroom nadeelig benvloed door de uitsluiting in de textielindustrie, omdat de meeste fabrieken, die hierbij waren betrokken, afnemers waren van het
G . E . B. Het nieuwe distributienet kwam in dit jaar gereed, zoodat weder aan alle aanvragen kon
worden voldaan. Tevens werden de kantoren en werkplaatsen verbouwd, zoodat een grootere
ruimte voor de administratie disponibel kwam.

Fig.

10.

EEN LAAGSPANNINGSREK IN EEN DER TRANSFORMATORHUISJES.

Ook de straatverhchting werd geheel electrisch ingericht. Fig. 13 geeft een afbeelding
van een gelectrificeerde gaslantaarn, terwijl fig. 14 een door de firma Nering Bgel speciaal
ontworpen electrische lantaarn doet zien. De ondergrondsche aansluitkabel wordt hierbij opgevoerd tot boven aan de armatuur, alwaar een gietijzeren Hazemeyer verdeelkastje is bevestigd.
In dit verdeelkastje worden de phasen, hetzij die voor de avond- of die voor de nachtverlichting
bestemd, aangesloten, onder voorschakehng van een veiligheid. Storingen, behoudens lampbreuk, komen bij deze werkwijze nagenoeg niet voor.

XXVII

GEMEENTELIJKE

ELECTRISCHE

BEDRIJVEN

ENSCHEDE.

453
453

D e straatverlichting wordt centraal ontstoken door middel van de i n de laagspanningskabels aanwezige proefdraden, die tevens gebruikt worden voor het telefonische verkeer tusschen
de bureau's van het G . E . B . en de verdeel- en transformatorstations. Proefnemingen zijn i n
gang om de proefdraden ook te bezigen voor de aandrijving van de electrische stadsuurwerken.
Het aantal avondlampen bedraagt 470 stuks, het aantal nachtlampen 739 stuks, dus
totaal 1209 stuks. Het verbruik dezer lampen bedroeg over 1924 408 395 k W h ter waarde van
29 163,09 dus van gemiddeld 7,14 cent per k W h . De onderhoudskosten der straatverhchting
bedroegen 9 964,27, of per lantaarn 8,24 per jaar. Per lantaarn bedroegen de stroom- en

Fig.

11.

LAAGSPANNINGSVEPDEELKAST
(GESLOTEN).

Fig.

12.

LAAGSPANNINGSVE RDEELKAST
(GEOPEND).

onderhoudskosten per jaar 32,36. Bij het herstellen van storingen en het uitvoeren van reparaties aan de straatverhchting wordt gebruik gemaakt van een autoladderwagen.
D e grootverbruikers zijn direct aangesloten op het 10 000 volt-kabelnet. D e prijs, die door
de grootverbruikers wordt betaald, is afhankelijk van de grootte der levering; hij varieert per
jaar-kW van 5 9 , - tot 2 8 , en per k W h van 3,6 cent tot 1,9 cent. D e verhooging tengevolge
der kolenclausule bedraagt 0,34 tot 0.37 cts. per k W h en per gulden prijsstijging der kolen boven
10, per ton.
Door het meer en meer aansluiten van de grootindustrie werd het onlangs noodzakelijk,
het aantal transportkabels wederom uit te breiden. In verband hiermede werd (in 1924) i n p r i n -

454

GEMEENTELIJKE

ELECTRISCHE

BEDRIJVEN

ENSCHEDE.

XXVII

cipe besloten, dit aantal met n kabel van 3 X 95 mm te vermeerderen. Tevens werd m principe besloten om tot den bouw van een regel- en hoofdverdeelstation over te gaan. Voor de
stroomlevering aan de electrische tram Enschede-Glanerbrug werd een automatische gehjkrichteraanleg besteld bij de Siemens-Schuckertwerke te Berlijn. Einde 1924 bedroeg het in
de onderneming belegde kapitaal 1 324 843,.
Gedurende de periode, dat de inrichting werd gexploiteerd door Hofstede Crull &
Willink, werd, zooals hierboven reeds is opgemerkt, het College van B . & W . bijgestaan door
de Gas- en Waterleidmgscommissie. In deze Commissie, die later tot een meer omvangrijke
2

Fig.

13.

GELECTRIFICEERDE
GASLANTAARN.

Fig.

14.

MODERNE ELECTRI-

SCHE LANTAARN.

Bedrijvencommissie werd uitgebreid, hebben de volgende personen, soms bij herhaling, zittim;
gehad:
T. P. Scholten
A . W . van der Hoop
Edo Bergsma
K . L . Smit.
Dr.
A
.
van
der
Horst
J. Beukers
Mevr.
S. Smitde Zwart
G
.
W
.
Kromhout
van
der
Meer
H . B . Blijdenstein
J. van der Straten
B . J. ter Kuile
H . W . A . de Bruyn
E . H . Udink ten Cate
S. Menko
H . B . Franke
H . Voogdsgeerd
H . Reygers
H . J . E . van Heek
J. E . Wagener.
E
.
J
.
Schnitger
J. Heres

XXVII

GEMEENTELIJKE

ELECTRISCHE

BEDRIJVEN

ENSCHEDE

455

Het is voorzeker voor een goed deel aan hunne onvermoeide werkzaamheid te danken
dat het Enschedesche electriciteitsbedrijf zich zoo krachtig heeft kunnen ontwikkelen.
Ten slotte zijn in de bijgaande tabellen 1 tot en met 4 en grafische voorstellingen (zie fig
15 t/m 18) nog een aantal gegevens van statistischen aard verzameld. De gegevens vanaf de oprichting tot 1910 kunnen niet worden verstrekt, aangezien toen de exploitatie in handen was van
een parcuhere firma. Overigens spreken deze tabellen voor zichzelf, zoodat hier met een verwijzing daarnaar moge worden volstaan.

GEMEENTELIJKE

456
P.nanrieele

Jaar.

1910
1 9 1 1

1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
!924

ELECTRISCHE

BEDRIJVEN

ENSCHEDE^

gegevens (kapitaal) en lengte van het hoogspanningsnet.


Aanlegkosten van
het net
X iooo,-

Boekwaarde van
het net
X iooo,.

Tabel

1 8 7

_
0,9
_
M

7,4
g

Tabel 2 (fig. 16).

Gegevens betreffende het verzorgingsgebied.


Jaar.

1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Totaal aantal inwoners der Gemeente.

34 992
35 448
36 029
37 065
37 908
39 275
40 892
41 602
41 373
41 285
41 937
42 319
43 069
43 838
44 532

Aantal aansluitingen
voor licht en huishoudelijke doeleinden.

192
220
254
277
297
330
406
516
637
1 444
1652
2 408
2 916
3 634
4 471

(fig. 15).

Lengte van het ioooo volthoogspanningsnet in K m .

284,1
280,2
274'j
274,5
253,7
221,6
253,7
249,2
221,6
287,4
249,2
293,7
287,4
317,5
293,7
340,3
317,5
404,3
340,3
344,7
404'3
396,5
510,7
396,5
J0,7
1 485,2

342,1
342,1
355,3
367,7
367,7
372,2
372,2
389,3
389,3
457,8
457,8
562,4
562,4
591,2
591,2
655,0
655,0
737,9
737,9
859,9
1 859,9
876,8
^8
2 004,8
2 004,8
182,4
2182,4
2 225,2
2 225,2

Aantal aansluitingen
voor kleinindustrie.

88
94
112
118
125
137
149
162
167
189
228
257
342
378
443

Aantal aansluitingen
voor grootindustrie.

1
2
2
5
7
9
12
15
14
14
16
16
18
18

GEMEENTELIJKE

(Totaalaantal
i n het net
afgeleverde

Jaar.

Maximale
belasting van
het g e h e e l e

W h

1Q91

1922
921
1924

0
x

U
e
I

Sen
O

464 4
803 1
14525
1 863 0 i
2 364 3
3 009,9
3 809 9
3 235 7
3313*,6 ^
4 933 9 !
6 110A ;
=1738 8
!
"5?
8 2*91
6 8885 j

1 402
1335
1405
2 270
2 688
3 173
3 926
3 922
lm

v a n stroom

gedurende het

I
>
1

Verkochte
|
k W h voor
,
grootindustrie

'
e

I
j

door

de

gedaald

fabrieken

geen

door

stroom

de staking

"

1910
1911

1019
19 3

19 4
9 5
9 6
9 7
918
S
ia?n
92?
922
1923
924
9

14,5 !
30,2
<wfi

64,7
80 0

899

1184
713
I
2133
4066
<V77 3
3909
ll59
404 8
Tl 8

. .

Totale

uitgaven

I X f iooo..
I

* * * S

en uitsluiting in de textiennausme,

ontvangsten

, X 1000..
j

Totale uitgaven
_
m

a f

k W h

o n t V

100,0
72,6

22,29
9,39

286 j
29,1
343
453
487 I
51 7
83,1 I
115 8
S?
248',6
216.4
218,7

111,5
125,8
144,5
189,3
242 5
352,0
549,9
751,2
5527
624,4
685,6
598,8

118,6
139,8
165,1
210,7
235,4
I
365,0
568,6
798,4
613,1
700,7
727,1
651,7

5,32
4,80
4,96
7,49
10,62
1,4
12,17
9.80
8,06
8,28
8,69

99,6

6,84
6 09

18)

4 (figjg^B-B

Totale
a n g s t e n per

i verkochte k W h

103,6
75,4
99,5

139,2 746
138,4
739
140,4 820
133,5 930
134,1 856
132,6
80
169,9 740
134,8 376
137 0 , 427
213,8
392
259,9
468
198,2
375
191.4 413
132,6 393
133,7 ! 328

76,4 |
28,1 l
28 4

is afgenomen.

I distributiekosten

Tabel

' ; stroominkoop ,
. X 1000.. 1

i n k W h .

n e v e n s (exoloitatie).
yv...^.

laar

voor
_
.
.

P i n . n H o . l P
1
. llWllUCClt. ytus-vciio
I _
,
,
Totale opwek-

Verbruik

143,2 ! 181,0
1626
190,6 311,6
208 0
209,3 1
894,9
257 5 ! 242,0 | 1230,0
254 3 :
232 0
1 743,8
267 4 '
326,3 ^ 2 283,6
300,8
402,2 ! 2 937,1
194,2
370,4 , 2 599,2
2720
368.2
2 536 4 I
566,0
348,7 I 3 805,5
774,9
466,5 i 4 669.1
903,3
470,4
4 166,9
1 202 7
721,4 I 5 629,6
1 429 4
859,4 ! 5 857,7
1468,5
1 038,0 j 4 248,3^)

is i n 1 9 2 4 a a n m e r k e l i j k

17)

3 (fig-

r
r ,
.
Verkochte
k W h
voor
tractie

^
'
\

eerste halfjaar

'

i) H e t v e r b r u i k
waardoor

Verkochte
k W h voor

f*^Tf
h

Tabel
1

, ^ 1 ^ . 1

bedrijf
in k W .

1000.

u.

ENSCHEDE.

^ :
< 7 1
~
o

1910
911
19 2
ion
9 4
915
9 6
9 7
88
1919
920

BEDRIJVEN

betreffende het verbruik.

f W v ^ n . s

ELECTRISCHE

i n

c t s

21,26

9,03
7,54

6 29
5,91
5,48
5,53
7,27
,01
1,52
12,9^
10,68
9,04
8,78
9,46

Fig.

Aanlegkosten
Boekwaarde
Lengte

van

in

km

van
van

Fig.

15.
het
het

net
net

h e t 10 0 0 0
10.

X f 100 0 0 0 .
X 100 0 0 0 .
volt-hoogspanningsnet

Totaal
Aantal
lijke
Aantal
Aantal

aantal

inwoners

aansluitingen
doeleinden

der

gemeente

voor

licht

X 10 0 0 0 .

e n huishoude-

X 1 000.

aansluitingen
aansluitingen

Fig.

Fig. 17.

16.

v o o r k l e i n i n d u s t r i e X 1 000.
voor

grootindustrie

10.

T o t a a l aantal in het

net afgeleverde k W h X

Maximale

van

kW

Verkochte

belasting

Verkochte
Verkochte
Verbruik
einden

geheele

k W h
X

voor

licht

e n huishoudelijke

k W h voor

grootindustrie

k W h voor
per

_
_

licht

tractie

10".

X 10".

10 .
6

e n huishoudelijke

aansluiting

in

k W h

50.

doel-

en/of

5 0 000.
Totale distributiekosten
Totale uitgaven
Totale
Totale

kleinindustrie

opwekkosten

stroominkoop

10 .

k W h voor

voor

Totale

10".

bedrijf i n

1 000.

doeleinden
Verkochte

het

18.

kWh
. _

Totale

ontvangsten
uitgaven
per
in

X 50 000.
X 50 0 0 0 .

X 50 000.
i n h e t n e t afgeleverde

cts.

ontvangsten

per

verkochte

k W h

in

cts.

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN TWENTE.

njp^jgn

N December 1899 kwamen op initiatief van den heer R. W. H . HOFSTEDE C R U L L


ml I IS
*t Hengelo bij elkaar om te beraadslagen over het oprichten
NI
lm van een maatschappij, welke zich ten doel zou stellen het opwekken en leveren
^ L ^ J p van electrischen stroom in de gemeente Hengelo (O.). De aanwezigen stelden
t ^ ^ ^ ^ ^ l zich gezamenlijk garant voor een bedrag van 50 000,, dat noodig geacht werd
voor een dergelijk bedrijf.
Het getuigt wel van een buitengewoon grooten ondernemingsgeest, om er in die dagen
toe over te gaan in Hengelo een electrische centrale op te richten, daar er toen in ons land nog
maar enkele stedelijke bedrijven waren, die over het algemeen geen zeer gunstige financieele
resultaten opleverden. Dat het oprichten van een dergelijke centrale als zeer riskant beschouwd
moest worden en er van veel steun geen sprake was, moge wel hieruit blijken, dat, toen op 15
Januari 1901 het Twentsch Centraal-Station voor Electrische Stroomlevering als naamlooze
vennootschap werd gevestigd, de oprichters de gegarandeerde bedragen volledig moesten
storten, daar de gehouden onderhandsphe inschrijving in totaal slechts 3 500,had opgebracht.
Men had in 1900 echter niet stil gezeten. De toenmalige firma Hofstede Crull en Willink en de firma Gebr. Stork & Co. zagen maar al te goed het belang in, dat een electrische centrale voor hen kon hebben en waren dan ook reeds tot het oprichten van een bedrijf voor opwekking van gelijkstroom met een spanning van 2 X 220 volt overgegaan. In hoofdzaak was echter,
vooruioopende op de oprichting der nieuwe vennootschap, zulk een haast gemaakt, omdat
destijds de directie der Staatsspoorwegen voor het nieuw te bouwen station te Hengelo (O.)
electrische verhchting wenschte toe te passen. Overwegende dat, wanneer van andere zijde voor
dit station stroom kon worden geleverd, geen afzonderlijke kleine stations-centrale behoefde
te worden gebouwd, had de genoemde directie zich tot de reeds in 1896 gestichte Bornesche
Electriciteits Mij. gewend met het voorstel, het station te Hengelo op de centrale te Borne aan
te sluiten. Ofschoon de directie der Staatsspoorwegen een stroomafname ter waarde van 8400,
wilde garandeeren, meende de Bornesche centrale niet op het voorstel te moeten ingaan. De
beide bovengenoemde oprichters der Hengelosche centrale waren van oordeel, de door de Staatsspoorwegen geboden gelegenheid in geen geval ongebruikt te mogen laten voorbijgaan en het
gevolg hiervan is geweest, dat reeds op 31 October 1900 met de stroomlevering een aanvang
werd gemaakt.
Grootsch was de opzet nietl De machinale inrichting der centrale, die kort na hare stiche e n i g c

m d u s t r i e e I e n

458
458 7TWENTSCH

CENTR.-STATION

VOOR ELECTR.

STROOMLEVERING.

XXVIII

ting aan de nieuwe maatschappij overging (15 Jan. 1901), bestond uit een ketel, een tweedehandsche horizontale tandem-compoundstoommachine met een vermogen van 60 epk en een
gelijkstroomdynamo van 40 kW, maar . . . het begin was er. )
In het eerste jaarverslag (over 1901) wordt vermeld, dat in de eerste bedrijfsmaand acht
verbruikers waren aangesloten met een totaal van 300 lampen, terwijl een maand daarna het aantal aangeslotenen tot zeventien was gestegen, met een totaal van 500 gloeilampen. Op 31 December 1901 waren er echter reeds 73 aansluitingen, met een totaal van 1250 gloeilampen en
64 booglampen. Terecht schreef dan ook de toenmalige directie, gevormd door de heeren
1

HOFSTEDE C R U L L en W I L L I N K , in dit eerste jaarverslag de volgende ontboezeming neer:

Wij twijfelen dan ook niet of de vermeerdering van aansluitingen zal geregeld plaats
vinden en zullen de inkomsten van licht voortdurend beter worden."
Toch was de strijd niet gemakkelijk. Vooreerst moest er geconcurreerd worden tegen een
betrekkelijk goedkoope gasverlichting, terwijl men voorts slechts kooldraadgloeilampen had,
die ongeveer zesmaal zooveel stroom verbruikten als de tegenwoordige gasgevulde lampen.
Over electrische krachtsoverbrenging werd in het verslag nog niet gesproken. Niettemin
speelde aan het einde van 1901 de levering van stroom voor krachtdoeleinden reeds een betrekkelijk groote rol; er waren toen aangesloten 14 krachtverbruikers met 23 motoren, welke een gezamenlijk vermogen hadden van 118 pk. In verband hiermede was men dan ook in hetzelfde jaar
reeds overgegaan tot het bijplaatsen van een horizontale stoommachine van 125 epk en van een
tweeden stoomketel van 41 m V.O. met oververhitter en pijpleidingen.
De resultaten, welke bereikt werden, waren zeer tevredenstellend, zoodat men, krachtig
op den ingeslagen weg voortgaande, besloot, de onderneming tot een intercommunaal bedrijf
te maken.
De eerste concessie die werd verkregen, betrof de stroomlevering aan de gemeente Delden en reeds in 1902 kon het plaatselijke net aldaar in bedrijf worden gesteld. Niet alleen werd
hiermee de eerste schrede op het pad der intercommunale electriciteitsvorziening gezet, maar
bovendien werden, ten einde deze stroomlevering mogelijk te maken, ook op technisch gebied
allerlei nieuwigheden ingevoerd. Zoo moest aan de oorspronkelijke gelijkstroomcentrale een
draaistroomopwekking verbonden worden, terwijl voorts een hoogspanningskabelnet moest
worden gelegd.
,
De vraag, voor welke spanning dit net behoorde te worden ingericht, was in die dagen
niet zoo gemakkelijk te beantwoorden. In bestaande groote bedrijven in het buitenland werd een
spanning van 3000 volt veelvuldig toegepast, en enkele groote gemeenten in ons land hadden
eveneens deze spanning gekozen. Tenslotte besloot men een spanning van 4000 volt te nemen
en het is wel typeerend, dat men deze keuze in het verslag over het boekjaar 1902 als volgt motiveerde:
,
,
.
n J>
De spanning bedraagt 4000 volt. Weliswaar is zulk een spanning voor den kleinen afstand
zeer hoog, maar met het oog op een latere uitbreiding was het wenschelijk, direct een hooge
spanning te nemen, daar een latere verhooging groote onkosten mee zou brengen"
In 1904 werd een derde machine bijgeplaatst met een vermogen van 200 epk, waardoor
de oorspronkelijke oude machine van 60 epk buiten bedrijf gesteld kon worden. Deze uitbreiding
2

1) Vermelding verdient, dat door den heer HOFSTEDE CRULL was voorgesteld de nieuwe onderneming
te noemen: Dirtrictscentrale Twente"; deze naam werd echter veel te weidsch gevonden en het was niet
zonder moeite, dat men het over den naam Twentsch Centraal-Station voor Electrische Stroomlevermg" eens
werd.

X X V I I I TWENTSCH

CENTR.-STATION

VOOR ELECTR.

STROOMLEVERING.

459

kwam het kolenverbruik zeer ten goede, want de nieuwe machine was wat men in die dagen een
Zeer gunstig werkende stoommachine noemde. Wat hieronder 20 jaar geleden werd verstaan
blijkt o.a. uit het verslag over 1904, waarin als een verheugend feit wordt geconstateerd, dat de
nieuwe stoommachine per opgewekte kilowattuur slechts" 2 1/4 kg kolen verbruikte.
Tevens kwam in 1904 een tweede intercommunale stroomlevering tot stand en wel naar
Borne, waar voor het eerst op 15 September 1904 stroom werd geleverd. Er bestond te Borne
reeds een goed afzetgebied, daar de Bornesche Electriciteits Mij. zelf ter plaatse een kleine
electrische centrale exploiteerde, welke nu buiten bedrijf werd gesteld.
Ten einde deze Bornesche centrale, die een der eerste electriciteitsfabrieken in ons land
is geweest, voor vergetelheid te bewaren, moge hier het volgende omtrent haar geschiedenis
worden vastgelegd.
Op 1 Februari 1896 werd de Bornesche Electriciteits Mij. opgericht met het doel, electrischen stroom in de gemeente Borne te leveren. Zij verkreeg hiertoe van deze Gemeente een
concessie, waardoor zij de eerste maatschappij in ons land is geweest, die, werkende onder beperkende concessievoorwaarden, voor de regelmatige stroomlevering in een kleine gemeente
heeft gezorgd. Wel waren destijds in enkele grootere steden reeds zg. blokcentralen in werking,
doch deze konden zonder concessie werken, omdat het blok meestal zoo werd gekozen, dat het
niet door openbare wegen werd gekruist. Kenmerkend is het, dat de Bornesche centrale direct
werd ingericht voor het turbinebedrijf, zij het dan ook met slechts n De Laval-turbine van
30 epk, welk bedrijf echter buitengewoon kostbaar was.
De centrale te Hengelo werkte goedkooper dan die te Borne, en daar de B. E . M . bij het
Twentsch Centraal-Station stroom kon koopen tegen een prijs, gelegen onder haar eigen productiekosten, besloot Z'-j, na 8 jaar een noodlijdend bestaan te hebben gevoerd, haar eigen centrale
stil te zetten en den stroom en gros van de Hengelosche centrale te betrekken.

Uit den aard der zaak kon het gelijkstroomsysteem bij de steeds toenemende uitgestrektheid van het plaatselijke net te Hengelo ook hier niet langer aan de te stellen eischen voldoen;
men besloot dan ook om voor de uitbreidingen van dit net het draaistroomsysteem toe te
passen en tevens te beginnen met het veranderen van het bestaande gelijkstroomnet in een
draaistroomnet.
In 1907 werd overgegaan tot het aankoopen van een machine van 850 epk, voorzien van
twee gelijkstroomdynamo's van 175 kW en een draaistroomgenerator van 500 kVA, en men meende hiermede eenige rustige jaren tegemoet te kunnen zien.
In 1909 werden voorloopige besprekingen gehouden met het Gemeentebestuur van
Enschede, omtrent het leveren van stroom aan deze Gemeente,welke ook reeds sedert 1900 een
eigen centrale exploiteerde. Deze besprekingen hadden tot resultaat, dat werd overeengekomen
de Enschedesche centrale niet meer uit te breiden, doch de verdere stroomlevering door de een
trale te Hengelo te doen plaats hebben. Tevens werd een concessie verkregen van de gemeente
Lonneker, waardoor het verzorgingsgebied wederom belangrijk werd uitgebreid.
Uit het bovenstaande volgt dus, dat het Twentsch Centraal-Station, reeds voordat er
elders aan intercommunale stroomlevering werd gedacht, de concentratie der productie bevorderde, en er naburige bedrijven toe bracht om uit economische overwegingen hun centralen
niet verder uit te breiden, resp. stop te zetten.
De stroomlevering aan de genoemde Gemeenten maakte een wijziging in de bedrijfs-

460 TWENTSCH

CENTR.-STATION

VOOR ELECTR.

STROOMLEVERING.

XXVIII

spanning noodig, welke voor de nieuwe leveringen, in verband met de grootere te overbruggen
afstanden, van 4000 op 10 000 volt werd gebracht.
Door de gemaakte uitbreidingen van het net nam de belasting dermate toe, dat reeds in
1910 wederom een vergrooting van de machinecapaciteit noodig bleek. Besloten werd tot het
plaatsen van de eerste turbine
meteen vermogen van 3000 epk
en van een daarbij behoorenden generator van 2000 kW bij
cos <p = 0,8 over te gaan. Deze
uitbreiding ging met zeer veel
technische moeilijkheden gepaard, en wel omdat het bestaande gebouw moest worden
veranderd en vergroot, hetgeen onder het bedrijf moest
geschieden.
Daar de oorspronkelijke
machinekamer laag van verdieping was, moest voor het bijplaatsen van de turbine een
andere kapconstructie gemaakt
worden, welke tijdens het bedrijf werd gemonteerd. Fig. 1
en 2 geven een kijkje op deze
werkzaamheden, welke gelukkig zonder buitengewone bedrijfsstoornissen beindigd konden worden.
Ook na deze uitbreiding
werd regelmatig op den ingeslagen weg voortgegaan; de
productie steeg ieder jaar aanmerkelijk, voornamelijk omdat
de centrale, naast hchtaansluitingen, ook hoe langer hoe
meer kra cht aanslui tin ge n, waaronder ook grootere, kreeg. Dit
maakte, dat in het verzorgingsFig. 1, HET UITBREIDEN DER OUDE CENTRALE
gebied Twente de belangstel(MONTAGE IJZERWERK).
ling voor de centrale zeer toenam, hetgeen het naderhand
mogelijk maakte om het kapitaal, dat voor het bouwen eener moderne electriciteitsfabriek
noodig was, onder de grootindustrieelen van de streek te plaatsen.
In 1913 werd nog met de N.V. Berkelstreek te Borculo oorspronkelijk een combinatie van de gemeenten Borculo, Neede en Eibergen een overeenkomst tot stroom-

X X V I I I TWENTSCH

CENTR.-STATION

VOOR ELECTR.

STROOMLEVERING.

461

levering aangegaan, welke later uitgebreid werd tot de gemeenten Diepenheim en Ruurlo.
In 1914 besloot men, over te gaan tot aanschaffing van een tweede turbine-installatie
van 4000 kVA. Door het uitbreken van den wereldoorlog ontstond er echter een belangrijke vertraging in de montage. In hetzelfde jaar besloot Enschede, haar eigen machines buiten bedrijf
te stellen en al den benoodigden stroom van het Twentsch Centraal-Station te betrekken. Ook
werd met de gemeente Goor een overeenkomst voor stroomlevering aangegaan, doch daarmede kon, ook weer tengevolge van den oorlog, eerst in 1915 een aanvang worden gemaakt.
Nog enkele andere gemeenten gingen tot electrificatie over, terwijl ten slotte de IJsselcentrate te zwolle, als concessiehoudster van
de provincie Overijssel, door middel van haar
kabels de overige gemeenten in Twente, die
feitelijk tot het natuurlijke verzorgingsgebied
van de Hengelosche centrale behoorden, op
haar net aansloot. De IJsselcentrale betrekt
echter een gedeelte van den stroom, welke voor
de levering aan die gemeenten noodig is, van
het Twentsch Centraal-Station.
In 1916 kwam men voor de moeilijkheid
te staan, dat door het regelmatig grooter worden
van het aantal aansluitingen opnieuw uitbreiding der machinale inrichtingen van de centrale noodig was, terwijl hiertoe op het beschikbare terrein, dat geheel volgebouwd was, geen
gelegenheid meer bestond, noch ook aangrenzende perceelen konden worden bijgetrokken.
Toen in 1900 met bouwen begonnen
werd, had men moeilijk kunnen voorzien, dat
in zoo'n betrekkelijk korten tijd de uitbreidingen zulk een omvang zouden aannemen.
Bovendien was het bestaande terrein ten op- Fig. 2. HET UITBREIDEN DER OUDE CENTRALE
zichte van het kolentransport zeer ongunstig
(OPMETSELEN DER MUREN).
gelegen, en konden de kolen alleen per wagen
aangevoerd worden. Het kolenverbruik was
echter zoodanig toegenomen, dat het niet meer mogelijk was dit transport op dezelfde wijze
voort te zetten. Ook liet de watervoorziening langzamerhand te wenschen over. Deze omstandigheden deden de directie van de centrale besluiten om tot een radicale verbetering, nl. tot
het bouwen van een nieuwe centrale over te gaan, waarbij dan met de nieuwste technische
ervaringen rekening gehouden kon worden, en tegelijkertijd op afdoende wijze voor het kolentransport en de watervoorziening kon worden gezorgd.
In hetzelfde jaar besloot men, een terrein van ca. 5 ha aan te koopen, en begon men de
plannen voor het bouwen van een nieuwe centrale te maken.
Door de intusschen ingetreden kolenschaarschte en de daaruit voortvloeiende rantsoe-

462 :TWENTSCH
462

CENTR.-STATION

VOOR ELECTR.

STROOMLEVERING.

XXVIII

nee ring, moest het debiet van de centrale zeer worden ingekrompen; daardoor raakten de bouwplannen op den achtergrond. Toen het rijkskolenbureau opgeheven werd en de industrie weer
begon op te bloeien, werden in 1919 de plannen opnieuw opgevat en een definitief project voor
de nieuwe centrale gemaakt.
Het bedrag, benoodigd voor het uitvoeren van de plannen, werd op rond 2 500 000,
geraamd, waarvan men 2 000 000, meende te moeten vinden door verhooging van het aandeelenkapitaal .
In 1920 werd door de groote stroomverbruikers, welke op de centrale waren aangesloten,
door de Twentsche industrieelen dus, waarbij zich de gemeente Enschede met een niet onaanzienlijk bedrag voegde, een consortium gevormd, dat zich voor het bijeenbrengen van het
ecrtajECTEcnoc

TwiHTMt

Mua

n*i

Fig. 3.

MM

SITUATIE DER NIEUWE CENTRALE.

genoemde kapitaal borgstelde, en in het einde van dat jaar kon de eerste spade voor het bouwen
van de nieuwe centrale in den grond gestoken worden.
*
*
De beschrijving van de nieuwe electriciteitsfabriek, die in 1922 voltooid werd, geschiedt
wel het beste aan de hand van afbeeldingen.
Fig. 3 toont de situatie van de centrale, met de daarbij behoorende inrichtingen, terwijl
fig. 4 een gezicht in vogelvlucht op het bijna voltooide werk geeft.
In afwijking van de gebruikelijke wijze van opstellen, zijn de drie turbines, waarvoor
de machinekamer werd gebouwd, nl. n van 4000, n van 7500 en een van 10 000 kVA, opge-

X X V I I I TWENTSCH

CENTR.-STATION

VOOR ELECTR.

STROOMLEVERING.

463

steld in de lengterichting van het gebouw, en de daarbij behoorende condensors in de dwarsrichting, waardoor het mogelijk werd, de machinekamer zeer smal te houden en toch een behoorlijken toegang tot de in den kelder gelegen pompen en hulptoestellen te verkrijgen.
Met uitzondering van n compleet hulpaggregaat, dat met een stoomturbine is gekoppeld, wordt elk hulptoestel afzonderlijk electrisch aangedreven. Deze hulptoestellen zijn, voor
zoover zij van dezelfde soort zijn, tevens alle van gelijke type en grootte. Verder zijn deze toestellen
door middel van koppelleidingen op zoodanige wijze met elkander verbonden, dat zij bij ieder
turbine-aggregaat gebruikt kunnen worden. Het gevolg hiervan is, dat weliswaar de aanschaf-

Fig. 4.

DE NIEUWE CENTRALE IN VOGELVLUCHT ONMIDDELLIJK OPGENOMEN NA DEN BOUW.

fingskosten voor de verbindingsleidingen verhoogd zijn, waartegenover echter staat, dat een
grootere bedrijfszekerheid verkregen is en bovendien het aantal reservedeelen zooveel kleiner
kan zijn. Er is natuurlijk voor de circulatiepompen een zware hoofdverbindingsleiding noodig
geweest, waarvan de schuifafsluiters electrisch bediend worden.
Het complete stoomhulpaggregaat is uitsluitend aanwezig om, bij onvoorzienen stilstand van het geheele bedrijf, wederom met de heele centrale in werking te kunnen komen.
De condensaatpompen voeren het condensaat naar een vergaarbak, geplaatst boven het
pompenlkaal. In dit lokaal zijn de pompaggregaten opgesteld, welke gedeeltelijk door electriciteit en gedeeltelijk door stoom gedreven worden. De afgewerkte stoom van de stoomaggre-

464
464 TWENTSCH

CENTR.-STATION

VOOR ELECTR.

STROOMLEVERING.

XXVIII

gaten wordt gebracht in den condensaatvergaarbak en dient tot voorwarming van het voedings^
De machinekamer laat aan de noordzijde gelegenheid tot uitbreiding, terwijl de schakelinrichting aan de zuidzijde geplaatst is, en wel loodrecht op de as der machinekamer; een en
ander zooals dat op den plattegrond (zie fig. 5) is aangegeven.
6 1

Fig. 5.

PLATTEGROND DER CENTRALE.

Het ketelhuis staat, zooals dat gebruikelijk is, eveneens loodrecht op de lengterichting
van de machinekamer en heeft tegenover elkaar staande ketelbatterijen, ieder van twee ketels,
korte pijpleidingen worden verkregen. Het ligtin de bedoeh^g, om ^ u i t b r e i ding van het machinevermogen een tweede ketelhuis evenwijdig aan het eerste te bouwen.
het ketelhuis zijn vier ketels, elk van 600 m* V . O., opgesteld met de bubehoorende
economisers en oververhitte. Drie van deze ketels zijn van het zg. land-type, terwl n ketel

ZrtooTZ
g

XXVIII TWENTSCH

CENTR.-STATION

VOOR ELECTR.

STROOMLEVERING.

465
165

van het zg. marine-type is. Iedere ketel is voorzien van een eigen watermeter en van een mechanische trekinrichting.
Bovenin het ketelhuis is de bunker geplaatst, welke geschikt is om 1000 ton kolen op te
nemen. Het bunkeren geschiedt door middel van een conveyor, vanuit een put vr het ketelhuis, waarin de kolen door middel van een wagonkipper mechanisch gelost worden.
De bunker is ingedeeld in acht vakken, welke in twee groepen, ieder van vier, voorzien
stn van stortgoten, die eindigen op een gecombineerde meng- en weeginrichting. De samenstelling van het mengsel kan derhalve op ieder willekeurig tijdstip, bv. afhankelijk van de gevraagde stoomproductie, gewijzigd worden. Over de automatische weeginrichting worden de
kolen vervolgens in de kolenhoppers van de betreffende ketels gebracht. Doordat dus per ketel
de hoeveelheid verstookte kolen en de hoeveelheid verdampt water gecontroleerd kunnen worden, is een regelmatige contrle van de verdamping mogelijk, hetgeen uit den aard der zaak
voor de economie van het bedrijf zeer bevorderlijk is.
DOORSNEDE

Fig. 6.

A-B

VERTICALE DOORSNEDE OVER MACHINEZAAL EN KETELHUIS.

Het geheele gebouw is, door de wijze van opstellen van machines en ketels, betrekkelijk
klem van afmeting, terwijl, zooals uit de doorsnede van machinekamer en ketelhuis bhjkt,
(Zie fig. 6) toch overal zeer voldoende ruimte is voor het dienstdoende personeel en voor het
uitvoeren van reparaties.
De gekozen indeeling heeft niet alleen het voordeel, dat het schakelhuis en de machinekamer onafhankelijk van elkaar vergroot kunnen worden, maar bovendien, dat de stoom- en
arodanetoevoerleidingen zeer kort worden. Weliswaar worden aan den anderen kant de leidingen van de generatoren naar het schakelhuis wat langer, doch de genoemde voordeelen wegen
hiertegen m technisch en financieel opzicht ruimschoots op. Bovendien is er temeer waar de
generatorspanning, die vroeger reeds werd vastgesteld op 4000 volt, om verschdlende redenen
op deze waarde werd gehandhaafd en dus de generatorleidingen betrekkelijk zwaar moesten
worden uitgevoerd door plaatsing van de generatorcellen in het midden van den schakelaanleg voor gezorgd, de lengte der verbindingen zooveel mogelijk te beperken.
30

^
TWRNTSCH
466 T

Fig.

7.

CENTR.-STATION

VOOR ELECTR.

SCHAKELGANG MET SCHAKELLESSENAAR


GEZIEN NAAR HET OOSTEN.

STROOMLEVERING.

XXVIII

Voorts kunnen de verzamelrails hierdoor een kleinere koperdoorsnede hebben,


omdat de stroom gelijkmatig
aan beide zijden van de generatorcellen wordt afgenomen en voor de rails dus
slechts op de helft der toegevoerde stroomsterkte behoeft
te worden gerekend. De generatorleidingen zijn als
blanke rails uitgevoerd en in
het zg. koude-luchtkanaal aangebracht, waardoor dus een
rechtstreeksche en overzichtelijke verbinding verkregen
wordt met de verzamelrails.
De schakellessenaar is
vr de generatorcellen geplaatst, en bevat de meetinstrumenten en toestellen,

noodia voor het parallelschakelen van de drie generatoren, benevens voor hun regeling en
S S X ^ t S i f n o g een vierde veld in reserve is gehouden voor eventueele latere mto*r

^ztl^^d,

geeft de schakelaanleg de noodige gelegenheid tot uitbreiding, doordat het gebouw gemakkelijk
naar beide zijden kan worden
verlengd, waardoor de installatie niet grooter gemaakt behoefde te worden, dan op het
oogenbhk voor het bedrijf
noodig is.
De spanning van 4000
volt wordt uitsluitend gebruikt voor de distributie in
de gemeente Hengelo en in
eenige kleine gemeenten, in
de naaste omgeving gelegen,
terwijl de verdere stroomlevering onder een spanning
van 10 000 volt geschiedt. Het
was derhalve noodzakelijk,
voor beide spanningen een
Fig. 8. SCHAKELGANG MET SCHAKELLESSENAAR
dubbel-railssysteem te maken.
GEZIEN NAAR HET WESTEN.
Het 10 000 volt-railssysteem

XXVIII TWENTSCH

CENTR.-STATION

kan bovendien nog onderverdeeld worden, zoodat een


viertal afzonderlijke railssystemen voor de distributie
onder 1,0 000 volt ter beschikking zijn. Deze onderverdeeling heeft het groote voordeel,
dat zij het mogelijk maakt om
bepaalde kabels geheel van
den overigen schakelaanleg te
scheiden en ze afzonderlijk
door een eigen transformator
te voeden. Hierdoor wordt
voorkomen, dat defecten in
een der kabels een storenden
invloed uitoefenen op de andere kabels. Bovendien is het
hierdoor mogehjk, de hoogspanningsluchtleidingen geheel te scheiden van het on

Fig.

10.

Fig. 9.

VOOR ELECTR.

STROOMLEVERING.

467
467

SCHAKELLESSENAAR GEZIEN VAN UIT DE MACHINEZAAL.

VERTICALE DOORSNEDE OVER HET


SCHAKELHUIS.

dergrondsche net.
De 4000 volt-schakelaanleg is aangebracht langs den zuidelijken gevel van het
schakelhuis; de 10 000 volt-installatie langs
den noordelijke. Als natuurhjke verbinding
tusschen beide gedeelten, zijn de step-uptransformatoren" tusschen de twee systemen in geplaatst, zooals dat te zien is in
fig. 10, die een dwarsdoorsnede van den
aanleg over een der transformatoren geeft.
Aan de hand van deze doorsneeteekening, die duidehjk het geheele systeem
van den aanleg illustreert, zij nog op het
volgende de aandacht gevestigd.
Wanneer men in de vakliteratuur
eens nagaat, op welke wijze brand in een
schakelaanleg ontstaat, dan ziet men, dat
dit gewoonlijk daaraan is te wijten, dat tengevolge van kort- of aardsluitingen explosies
optreden en de olie van schakelaars, transformatoren enz. in brand raakt. Door het
systeem van cellen, dat reeds jarenlang
wordt toegepast, heeft men over het algemeen dergehjke branden kunnen localiseeren
tot de betreffende cel. De bijkomende om-

468 1TWENTSCH
468

CENTR.-STATION

VOOR ELECTR.

STROOMLEVERING.

XXVIII

standigheden waren echter oorzaak, dat, niettegenstaande dat localiseeren, de centrale invele
gevallen toch buiten bedrijf gesteld moest worden, omdat de oliedamp de schakelruimte en aangrenzende locahteiten ontoegankelijk maakte voor het personeel; hierdoor had het kwaad gelegenheid om zich heen te grijpen, zonder dat men in staat was daartegen maatregelen te nemen.
Bovendien zette de walm zich als roet op de isolatoren af, zoodat de isolatie verloren gmg, wat
er op zich zelf reeds toe leidde, dat het bedrijf eerst na geruimen tijd weder behoorlijk in
gang gebracht kon worden.

Rekening houdende met het bovenstaande, komt men tot de slotsom, dat met alleen
een indeeling in cellen noodig is, maar dat het bovendien ook noodzakelijk is, er voor te zorgen,
dat de ontwikkelde rook niet in de overige deelen van het gebouw kan doordrmgen, m.a.w.
iedere cel moet van de andere zijn afgescheiden en, in geval van brand, onmiddellijk en autoS s c h met de buitenlucht in verbinding worden gebracht. Deze gedachtengang gaf aanleiding
tot de volgende constructie der
schakelinrichting.
De schakelgang, van
waaruit de bediening der oheschakelaars plaats vindt, is van
de cellen gescheiden door een
brandmuur van voldoende
zwaarte. De assen der oheschakelaars zijn met behulp
van gasdicht afsluitende kleine
labyrinthdichtingen, welke om
deze assen zijn Aangebracht,
door den muur gevoerd. Rechthoekig op dezen muur zijn
de zijmuren der cellen geplaatst, welke, ter besparing
van plaatsruimte, uit gewapend beton zijn gemaakt. De
achterzijden der cellen koFig. 11. DE TRANSFORMATORCELLEN,
jjj
n
worden afgesloten door middel
van deuren, bestaande uit geconstrueerd ijzeren deurgeraamten, afgedekt met zeer dunne eternietplaten.
,
Bij explosie van een olieschakelaar of bij een ander soortgelijk ongeval zal van een dergelijke cel de wand, die den minsten weerstand biedt, in casu de eternietplaten der celdeur,
het eerst bezwijken, zoodat de zich ontwikkelende rook en de oliedamp onmiddellijk m de buitenlucht afgevoerd worden. Door er verder zorg voor te dragen, dat in zoo'n geval ook de ohe spoedig door kanalen of riolen, met flink verval gelegd, afvloeit, is in betrekkelijk korten tijd een cel
uitgebrand, zonder dat de overige aanleg er eenige schade van ondervindt.
Een bezwaar tegen deze wijze van bouwen is, dat de revisie der cellen van de buitenzijde
moet geschieden. Door echter voor de celdeuren een overdekte galerij te maken van ca 2 m
breedte, wordt dit bezwaar volledig ondervangen. Brengt men tevens m iedere celdeur, beneden en boven, eenige ventilatiegaten aan, afgedekt met fijn kopergaas, dan wordt voor voldoende
m

d e

Q p e n

l u c h t

X X V I I I TWENTSCH

CENTR.-STATION

VOOR ELECTR.

STROOMLEVERING.

469
469

luchtcirculatie in de cel zelve gezorgd, en behoeft men niet voor last van vocht bevreesd
te zijn.

De transformatoren zijn, zooals uit de doorsnedeteekening (fig. 10) blijkt, onder in het
schakelhuis opgesteld, eveneens in cellen, welke door betonwanden zijn gescheiden. De voorzijde is echter geheel en al opengelaten en is alleen afgedekt met voliregaas, om te voorkomen,
dat vogels en huisdieren een onderkomen in de cellen zouden zoeken. Fig. 11 geeft een beeld
van d wijze van opstellen.
Op den brandmuur aan de zijde van de schakelgang is een eenvoudig ijzeren raam aangebracht, waarop klembordjes zijn gemonteerd; het is zoodoende mogelijk, de secondaire verbindingen voor meet- en signaaeidingen enz., die uit iedere cel komen, te centraliseeren. Verder
Zijn op dit raam de verschil' *
lende meetinstrumenten, signaallampen, relais enz., kortom
alles wat tot een werkvaardig
bedrijf der cellen noodig is,
bevestigd. Over het geheele
raamwerk is dan verder een
eenvoudige plaatijzeren afdekking met nikkelen randversiering en indeeling aangebracht.
Fig. 12 geeft een beeld
van de wijze, waarop dit schakelbord is samengesteld. Van
twee der cellen op die afbeelding is de afdekking verwijderd; zij laat dus zien, hoe de
verschlende verbindingen zijn
gemaakt. De cel aan de rechterzijde der figuur is wel van
Fig. 12.
SCHAKELVEliDEN MET AFGENOMEN DEKPLATEN.
de afdekkine voorzien en
vertoont zich dus, zooals alle cellen dat in normaal bedrijf doen.
Een verder voordeel van de beschreven wijze van monteeren is nog hierin gelegen dat
geen ruimte tusschen het schakelbord en de celconstructie behoeft te worden vrijgehouden
De gang, die men anders noodig heeft om de verbindingen aan de achterzijde van het schakelbord te kunnen controleeren, is nl. vervallen. Uit den aard der zaak worden de bouwkosten
hierdoor veel geringer.
Om het overzicht over den toestand der schakelinrichting te vergemakkelijken, zijn op
ieder paneel van de schakelinrichting, waarbij schakeltoestellen behooren, signaallampen aangebracht, waarmede de stand van de betreffende scheidings- en olieschakelaars gecontroleerd kan
worden. Alvorens dus een olieschakelaar te bedienen, kan men zich van den juisten stand der
correspondeerende toestellen overtuigen.
Verder is er een algemeene signaalinrichting, die als volgt werkt: Direct aansluitend
aan de generatorvelden zijn paneelen aangebracht, welke het opschrift Bedrfstoestand" dragen.

470 TWENTSCH
470

CENTR.-STATION

V^ORELE^

XXVIII

Hierop is een unipolair schakelschema voor het betreffende gedeelte van de schakeh^chting
a^gegev^n Fig. ifgeeft een beeld van het oostelijke paneel. De centrde kdowattmeter die m
T S o O voh<ifde is geschakeld, geeft hefvermogen aan, dat in de e helft van het schakelstation,
t t ^ n d e r S o O voh hetzij onder 10 000 volt, ter distributie komt. Als systeem os ^genomerv
dTdeXaallampen van ingeschakelde toestellen niet branden, en waar de toestellen meestal
J gebruTSa, malkt de schakelaanleg dus niet den indruk van g e b e e r d te zim. Wordt
ooor de een of andere oorzaak een oheschakelaar automatisch uitgeschakeld dan gaa onmiddoor ae een oi anu
^
betreffende
2

s i g n a a l l a m p

b l J

h c t

schakelbordveld branden, terwijl tevens


de overeenkomende lamp op het bedrijfstoestandbord" ontstoken wordt en verder
een claxon in werking komt, die er de
wacht opmerkzaam op maakt, dat de evenwichtstoestand in de signaalinrichting verbroken is. En bhk op de bedrijfsborden
is voldoende om te weten, wat er in de
schakehnrichting gebeurd is.
Waar zich nu achter de borden
,3edrijfstoestand" geen hoogspanningscellen bevinden, zijn deze borden definitief bevestigd, terwijl de verbindingen
aan de achterzijde, zooals fig. 14 doet
zien, na het openen van een deur toegankelijk zijn.
* *^ *

Fig. 13. PANEEL AANGEVENDE DEN BEDRTJFSTOESTAND.

Thans nog een kort woord over de


beveiliging. De nieuwe generatoren zijn zoo
gebouwd, dat zij kortsluiting kunnen verdragen; voorts bezitten zij een groote
spreidingsreactantie, zoodat de momenteele
kortsluitstroom slechts ca. het vijftienvoudige van den normalen stroom bedraagt. De
blijvende kortsluitstroom is zelfs tot het
anderhalfvoudige van den normalen stroom
beperkt.
Rekening houdend met net opgesicr-

ook besloten werd om van een overstroombevedigmg voor de generatoren M te Zien.


S 1 groote verbetering geweest ten opzichte van den ^ t a n d m de ^ e n t ale,
waar de generatoren nog van een
ting een der generatoren ontijdig uitschakelde, ging na alscnaueiing oer sim

X X V I I I TWENTSCH

CENTR.-STATION

VOOR ELECTR.

STROOMLEVERING.

471

beveiliging van de andere generatoren door de overbelasting werken, waardoor het geheele
bedrijf stroomloos werd. De generatoren in de nieuwe centrale zijn derhalve uitsluitend tegen
terugstroom beveiligd.
De transformatoren zijn beveiligd volgens het differentiaalsysteem. Om regelmatig
te kunnen controleeren, of de beveiliging ook werkelijk zal functionneeren zoodra een transformator in het ongereede geraakt, is het volgende toegepast:
Door middel van een drukknop, welke zich op het veld aan de 4000 volt-zijde van iederen
transformator bevindt, kan de evenwichtstoestand, welke in de differentiaalbeveiliging heerscht, verbroken worden. Is de
schakeling in orde, dan moet het betreffende relais daardoor dus in werking
treden en de transformator, zoowel aan de
4000 als aan de 10 000 volt-zijde, worden
afgeschakeld. Door de transformatoren
afwisselend te gebruiken en zich bij het
afschakelen van bovenvermelde inrichting
te bedienen, kan men de beveiliging regelmatig controleeren.
Alle uitgaande kabels zijn in elke
phase beveiligd met een afhankelijk maximaal tijdrelais. De parallelle voedingskabels,
welke op n onderstation zijn aangesloten, zijn daar bovendien nog van een
terugwattbeveihging voorzien en wel op
zoodanige wijze, dat de contacten der
overstroomrelais in serie hggen met die
der maximaalrelais. Hierdoor kan dus
alleen wanneer beide relais werken de
uitschakelspoel van den olieschakelaar
bekrachtigd worden. Op deze wijze wordt
een selectieve beveiliging verkregen, waarbij het terugwattrelais uitsluitend als richtingsrelais dienst doet.
Deze beveiliging is ook toegepast
S'
ACHTERZIJDE VAN HET PANEEL AANGEop de verbindingskabels met de oude eenBEDRIJFSTOESTAND.
trale, welke laatste in reserve staat en bij
hoogere belastingen als piekcentrale bijgezet kan worden. Deze beveiliging maakt dus terugvoeding mogelijk, hoewel in dit geval de selectiviteit niet meer gehandhaafd wordt.
* * *
F i

1 4 <

Nadat de nieuwe centrale, wier bouw en inrichting thans voldoende moge zijn beschreven,
en waarvan fig. 15 nog de machinezaal doet zien, in 1923 in bedrijf werd gesteld, hebben
geen uitbreidingen der machinale inrichtingen meer plaats gehad. Wel werd in 1924 nog een
kolenlosbrug opgesteld, waarvan in fig. 16 een voorstelling is gegeven.

472
472 7TWENTSCH

CENTR.-STATION

VOOR ELECTR.

STROOMLEVERING.

XXVIII

Daarentegen groeide het hoogspanningsnet, ondanks de insluiting van het verzorgingsgebied door de IJsselcentrale, nog eenigszins aan, en werd o * een 50 000 volt-lijn - ui bedrijf
met 10 000 volt - naar Eibergen gebouwd en een nieuwe 10 000 volt-kabel naar Enschede
eelegd *) Door deze uitbreidingen bezat het intercommunale net op 31 December 1924 een vorm,
ak op de hierachter opgenomen netkaart van de provincie Overijssel en enkele aangrenzende
streken is vastgelegd.
. .
.
Overigens ontwikkelde zich het debiet naar wensch en waren ook de fmanaeele resultaten zeer tevredenstellend. Dat deze ontwikkeling zoo gunstig is geweest, moet voor een met

Fig. 15.

GEZICHT IN DE MACHINEZAAL DER NIEUWE CENTRALE.

gering deel worden toegeschreven aan de van den beginne af gevolgde


mogehjk maakte, met succes stroom voor industrieele doeleinden te leveren Dindfr W*
wugcujn.
nu,.
,
- J a , - ^
/vntw fti tp.n deze valt
de piekbelasting,
die, m arwijKing van neigccu u
dit o.a. uit
4

1) Deze kabel bleek later van zeer ondeugdelijke kwaliteit te zijn en werd door een nieuwe vervangen.

XXVIII

TWENTSCH

CENTR.-STATION

VOOR ELECTR.

STROOMLEVERING.

473
473

waar te nemen, in de wintermaanden slechts 25 % hooger is dan de gewone maximale dagbelasting m de zomermaanden.
Ten einde de ontwikkeling van het bedrijf nader teillustreeren,zijn tenslotte hierachter
nog eenige tabellen (1 t/m 4) en grafieken (zie de fig. 17 t/m 20) opgenomen. Deze tabellen
en grafieken, die (zie tabel 4 en fig. 20) ook een overzicht der in de verschillende jaren uitgekeerde
dividenden bevatten, spreken voor zich zelf. Alleen zij hier nog opgemerkt, dat de daling in

Fig.

16.

DE VOLTOOIDE CENTRALE MET KOLENLOSINRICHTING.

het kWh-verbruik der grootindustrie over 1924 (zie tabel 3 en fig. 19) een gevolg is van de uitsluiting in de textielindustrie, waardoor gedurende de eerste helft van genoemd jaar bijna
geen stroom door de textielfabrieken is afgenomen. Tevens blijkt uit tabel 3 en fig 19 dat de
verkoop aan de kleinindustrie sedert 1920 geleidelijk achteruit is gegaan, hetgeen zijn'oorzaak
vindt in het feit, dat vele stroomleveringen, die oorspronkelijk volgens het tarief voor de kleinmdustne plaats vonden, later door het afsluiten van een grootverbruikerscontract naar de
rubriek der grootmdu^trie zijn overgegaan.

Financieele gegevens (kapitaal), en lengte van het hoogspanningsnet.


Jaar.

1901
1902
1903
1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Aanlegkosten der
centrale
X 1000,.

Aanlegkosten van
het net
X iooo,.

475,0
479,9
658,3
744,5
630,2
642,3
661,0
2 447,6
3 245,9
3 389,0
3 395,1

440,7
465,5
542,3
597,8
684,2
747,3
905,6
199,9
251,7
428,0
480,0

Boekwaarde der
centrale
X iooo,.

59,7
61,9
92,6
83,8
81,0
81,4
144,5
140,1
167,2
265,6
321,9
303,6
287,0
366,3
310,1
420,9
399,3
327,2
310,1
295,6
2 049,9
2 734,8
2 724,9
2 605,8

Tabel 1 (fig. 17)

Boekwaarde van
het net
X iooo,.

30,5
69,8
78,7
63,7

67,5

77,3
81,5
92,9
130,3
190,9
262,4
331,6
364,8
387,7
400,3
462,4
491,2
556,2
601,8
732,3
987,2
981,7
1 092,9
1 130,2

1901
1902
1903
1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

6
6
14
14
14
15
15
35
49
54
69
98
106
128
136
152
183
219
228
245
254
259
278
Tabel 2 (fig. 18).

Gegevens betreffende
Jaar.

Lengte van het


hoogspanningsnet
tot en met
25 000 V in km

Aantal aansluitin- Aantal aansluitin- Aantal aansluitinTotaal aantal in- Totaal aantal in- gen voor licht en gen voor kleinin- gen voor grootinwoners van het woners der aange- huishoudelijke
dustrie.
dustrie.
verzorgingsgebied. sloten gemeenten.
doeleinden.

105 789
108 070
111 321
113 740
116 266
119 318
121 932
124 577
127 094
129 380
132 118
135 303
139 240
142 604
136 122
149 895
152 250
152 389
152 793
155 008
157 131
159 877
163 013
165 666

16 206
18 482
19 031
25 270
25 830
26 287
26 743
27 397
28 006
81 399
83 440
90 538
93 536
110 827
115 238
120 182
129 854
149 106
149 508
151 641
153 783
156 480
159 541
162118

73
167
255
278
303
326
371
470
580
665
770
934
1 140
1 538
1 816
2 050
2 333
2 858
3 614
4 214
4 637
5 380
6 149
6 943

13
20
26
31
36
40
48
52
59
67
77
83
94
103
113
127
146
157
166
176
184
199
238
262

1
1
1
3
3
5
7
8
9
10
13
15
16
19
23
25
26
29
32
34
35
42
48
58

TWENTSCH

CENTR.-STATION

VOOR ELECTRISCHE

STROOMLEVERING.

Gegevens betreffende het verbruik.


T o t a a l aantal
nuttig i n het
net atgeleverde k W h

Jaar.

1901
1902
1903
1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

IOO

^ \
het
Bedrijfstijd
e e l e bedrijf ,
i n uren.
_
x

g e n

Tabel 3 (fig- 18)

k^h^rUchVerkochte
Verkochte
I A t ^ huis^
^ o u d e k W h voor
houdelijke doel.,
. kleinindustrie grootindustrie : einden per a a n hjke doeleinden
^
ofd

87,0
146,0
228,0
326,0
362,6
406,7
502,6
847,1
1 005,3
1820,0
3 500,0
5 850,0
5 068,0
6 233,0
7 600,0
11 228,0
11 009,9
10 609,6
13 922,6
18 425,7
20 010,9
24 663,4
24 796,7
23 704,0

50
90
150
190
300
420
690
940
1020
1 410
1840
2 360
2 530
3 010
3 670
4 390
4 600
3 550
6 900
8 000
9 500
12 300
10 900
13 700

1740
1622
1 520
1715
1 208
968
728
901
985
1 290
1 902
2 489
2 000
2 071
2 070
2 557
2 393
2 988
2 018
2 303
2 106
2 005
2 275
1 730

IO

35,0
61,0
103,0
120,0
155,3
164,3 j
179,2
185,7 |
224,5
247,4
276,3
336,2
413,7
569,9
631,8
619,2
641,6
695,6
813,3
872,4
906,5
909,3
1 028,8
1 170,2

43,6
41,4
79,3
45,7
118,1
87,9
121,4
85,9
127,3
115,1
164,8
158,5
178,8
482,6
182,7
598,1
215,2
1357,5
296,7
2 927,0
350,1
5 123,6
392,5
4 261,8
429,7
5 233,4
460,8
6 507,3
472,7
10 136,1
486,3
9 882,0
475,5 I 9 439,5
535,7
12 572,6
562,1
16 991,2
583,1
18 521,3
505,8
23 248,3
389,7
23 378,2
321,4
22 212,4

Financieele gegevens (exploitatie).


I

T o t a l e uitgaven
._.
f

Jaar.

1901
1902
3
1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
13
1914
1915
1916
1917
18
19 ,
1920
1921
1922
3
1924
1 9 0

19

19

19

1 9 2

10,7
18,9
23,6
31,0
33,7
36,2
42,4
57,7
56,2
80,5
124,1
206,0
163,7
203,8
229,7
331,7
507,1
766,2
1 038,7
1559,1
1 028,7
1 183,0
1 177,0
960,2

T o t a l e ontvangsten T o t a l e uitgaven per j T o t a l e ontvangsten j


oo.-.
9
het net af- j per v e r k o c h t e k W h j
I geleverde k W h i n cts. |
i n cts.
n u t t l

h o

365
404
432
512
504
483
395
387
372
359
360
363
370
348
302
275
243
225
207
195
169
167
169

Uitgekeerde
U

l n

I O

10,0
17,4
28,0
36,4
41,8
44,0
49,8
64,1
70,5
97,2
138,7
199,4
206,3
236,4
266,4
387,5
559,5
820,7
1 117,9
1 614,1
1 247,9
1 404,8
1 379,4
1 232,3

Tabel 4 (Ag- 1)
!

in k W h .

12,26
12,95
10,36
9,49
9,29
8,91
8,44
6,82
5,59
4,42
3,54
3,52
3,23
3,27
3,02
2,95
4,65
7,22
7,47
8,46
,14
4 79
4,75
4,05
5

11,5
11,9
12,27
11,17
11,54
10,81
9,91
7,57
7,01
5,34
3,96
3,41
4,07
3,79
3,51
3,45
5,08
7,74
8,03
8,76
6,23
5,79
5,56
5,2

d i v i d e

n d e n

i n

4
4
4
5
5
5
6,5
5
4,5
6,5
6,5
6,5
5
7
6,75
6,75
9
8,5
6
6,5
6,5
7,25

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

rH

CN
O

ai ai

co -<t m
0 0 0
ai ai 01

ro

00
o

ai

01
0

O
r-l

rH
rH

CN
rH

01 ai ai ai

ai ai

r>
cy,

ai o
r-l CN
01 ai ai
00

CM

CM
CN

ai

co
CN

( C M

CM

ai ai

C O ^ J - ^ ^ O r ^ C O

2j

_1

_^
,-H

^H

ir\

rH

rr

rH

CN

Fig. 18.

Fig. 17.
..
'

i n k m X 50.

Fig. 19.
T o t a a l aantal nuttig i n het net afgeleverde k W h X 10 .
Maximale belasting v a n het geheele bedrijf m k W X 1 w u .
Bedrijfstijd in uren X 200.
,

V e r k o c h t e k W h voor licht en huishoudelijke doeleinden X W


.+_+_+-+_+-+ V e r k o c h t e k W h voor kleinindustrie X 10 .
Verkochte k W h voor grootindustrie X 10 .
c 1 t e n hoofd
V e r b r u i k voor licht en huishoudelijke doeleinden per aangesloten hooia
in k W h X 50.
6

Aanlegkosten der centrale X 500 000.


Aanlegkosten v a n het net X 500 000.
Boekwaarde der centrale X 500 000.
Boekwaarde v a n het net X 5 0 0 000.
Lengte v a n het 10 000 volt-hoogspanningsnet

aioiaiaiaiaia^&aioioiaioiaia^oi&aiaiaioia^

Totaal
Totaal
Aantal
_+_+_+_+ A a n t a l
Aantal

aantal inwoners v a n het verzorgingsgebied X 10 000.


aantal inwoners der aangesloten gemeenten X 10 000.
aansluitingen voor licht en huishoudelijke doeleinden X 1 000.
aansluitingen voor kleinindustrie X 100.
aansluitingen voor grootindustrie X 100.

r f o

fli

25
24
23

li

22

,
//

11
/i
_

21

-j .

20

f \

19

J L
/ /
/

18
17

/1

16

//

1L

I i

//

15

ji

14

/
H
/ \
ii
-j j - ,
1 si
\--ff

fk
i

/!

T\

^sTj?

i
r
\1

13
12

11
10

Ij

8
7
6
5

\f~

"

jr

3
2

'

CN
*
ui io r M
o\ o rH CN co
m >o r- oo o\ r ^ J M
JS ;*
O
O
O
O
O
O
O
O
rH rH rH rH rH rH rH rH
rH rH CN CM
CN
CN
CN
& o l o \ o s o i o \ o s o s o s o \ o \ o \ O i o i o s o \ o s o i o i O O s o s o s O i
rH
O

__
_________

Totaal
Totaal
Aantal
I +-+i+ Aantal
Aantal

aantal inwoners van het verzorgingsgebied X 10 000.


aantal inwoners der aangesloten gemeenten X 10 000.
aansluitingen voor licht en huishoudelijke doeleinden X 1 000.
aansluitingen voor kleinindustrie X . 100.
aansluitingen voor grootindustrie X 100.

O O
o\ o\

O
oi

O
oi

O
O
O
oi
oi

oi

O
os

rH

CN co

rH r-t
rH r-l rH r - l
rH iI
T-H
rH
CN CN CN CN CN
cy\
o\ oi o\ cy
os o\
o\
ei
oi
o>
oi
CTICTI

Fig. 20.

Fig. 19.

Fig. 18.

r H C N c o ^ i - m v o f ~ o o c j \ O r - i c N c o ^ - i o i o r - ~ o o c y i o

___

Totaal aantal nuttig in het net afgeleverde kWh X 10*.


Maximale belasting van het geheele bedrijf in kW X 1 000.
Bedrijfstijd in uren X 200.
Verkochte kWh voor licht en huishoudelijke doeleinden X 10 .
_+_+_+-+-+-+ Verkochte kWh voor kleinindustrie X 10 .
Verkochte kWh voor grootindustrie X 10 .
Verbruik voor licht en huishoudelijke doeleinden per aangesloten hoofd
in kWh X 50.
_._

Totale uitgaven X 100 000.


Totale ontvangsten X 100 000.
Totale uitgaven per nuttig in het net afgeleverde kWh in cts,
Totale ontvangsten per verkochte kWh in cts.
Uitgekeerde dividenden in %.

D E E L E C T R I C I T E I T S V O O R Z I E N I N G V A N OVERIJSSEL E N
ZUID-DRENTHE.

D;

| E elfde December van het jaar 1911 speelt in de electrificatie van West-Overijssel
* *
"
o n j K c n za, in die van het concessiegebied Drenthe-Overijssel
een gewichtige rol. Op dien datum werd nl. door de heeren W. H . F . Baron

ft

TT

V A N HEEMSTRA, A . E . ZIMMERMAN en mr. dr. I . A . VAN R O Y E N , onderscheidenlijk


Devpnfer. 7ntnfi->
7T-~.II.
J _ M
<T
T-,
. . .
.
, ~
'
" " w ) upgcriwii.a.e IN. V . mectriciteits-

Burgemeester van

fabnek IJsselcentrale", ten doel hebbend de levering van electriciteit aan genoemde Gemeenten.
Het maatschappelijk kapitaal bedroeg drie honderd duizend gulden, waarvan dertig
duizend gulden gestort, terwijl het verder benoodigde geld zou worden gedekt door leening.

Fig. 1. DE CENTRALE I N HARE HUIDIGE GEDAANTE.

476
476

N.V. ELECTRICITEITSFABRIEK

IJSSELCENTRALE".

XXIX

Door Commissarissen der Vennootschap werd prof. C. P. F E L D M A N N , hoogleeraar aan de


Technische Hoogeschool te Delft, uitgenoodigd plannen, bestekken en begrootingen te maken
voor een centrale en een kabelnet. De berekeningen van prof. F E L D M A N N leidden tot een draaistroomcentrale met een generatorspanning van 6000 volt, welke werd opgetransformeerd tot
10 000 volt; de generatoren werden over een nulpuntweerstand geaard.
In eersten opzet werden ontworpen twee turbogeneratoren, ieder van 750 kW; de uitbreiding was gedacht met vermogens van 1500 resp. 3000 kW.
Het ketelhuis omvatte twee ketels, ieder van 250 m verwarmend oppervlak en met natuurlijken trek, terwijl gerekend werd met de mogelijkheid, nog twee ketels van het dubbele vermogen
te plaatsen.
, .
De vooruitziende blik van den President-Commissaris zorgde er voor, dat met net
2

Fig.

2.

DE

POMPENKAMER.

oog op latere uitbreiding hoofdzakelijk in noordelijke richting, Zwolle werd aangewezen


als plaats voor de centrale; de geschiedenis heeft getoond, dat Burgemeester V A N R O V E N goed
heeft gezien. Een groot, goedkoop en ten opzichte van water en spoor gunstig aan het kanaal
van Almelo gelegen terrein kwam in bezit der Vennootschap.
In hoofdzaak tengevolge van den langen duur der onderhandehngen met het Rijk, werd
het 1913 vrdat met den bouw der centrale kon worden begonnen. Dit geschiedde onder de
bekwame leiding van den directeur van Gemeentewerken, den heer L . K R O O K , terwijl de onderstations in Deventer en Zutphen werden gebouwd door diens collega's in deze Gemeenten.
Fig. 1 toont de centrale in haar huidige gedaante, terwijl fig. 2 eeftJnjkje in de pompenkamer
geeft. Het uitwendige van het onderstation te Zutphen is in fig. 3 voorgesteld, terwijl fig. 4 eenige
meetceUen in dit station doet zien.

XXIX

N.V. ELECTRICITEITSFABRIEK

IJSSELCENTRALE."

_
Fig.

Fig.

4.

3.

ONDERSTATION MET DIENSTWONING TE Z U T P H E N .

MEETCELLEN I N HET ONDERSTATION TE Z U T P H E N .

477

478

N.V. ELECTRICITEITSFABRIEK

IJSSELCENTRALE".

XXIX

Gebr. Stork & Co. te Hengelo kregen opdracht voor de levering van twee ZoeUy-Smitturbogeneratoren ieder van 750 kW en voor twee Babcock & Wcox-ketels, ieder van 250
m* verwarmend oppervlak; de firma Dr. Cassirer & Co. te Charlottenburg voor 46 km 3 x
50 mm* 10 000 volt-kabel van Zwolle naar Zutphen, de Heemaf voor den schakelaanleg en de
firma Smit (Slikkerveer) voor twee transformatoren 6000/10 000 volt, ieder van 1100 kVA.
De groote oorlog belemmerde de werkzaamheden weliswaar, maar kon toch niet verhinderen, dat het bedrijf in Maart 1915 geopend werd. Tot uitbreiding werd m den eersten
tijd niet overgegaan, in verband met de schaarschte en den hoogen prijs der materialen en de
geringe werkkrachten als gevolg der mobilisatie. Eveneens bleven om deze redenen achterwege
de spooraansluiting aan de lijn Zwolle-Meppel en de bouw van een los- en transportge-

Fig. 5.

DE KOLENL OS IN RICHTING DER CENTRALE.

tegenheid voor de steenkolen aan het kanaal van Almelo. De eerste bestaat nog niet en zal met
gemaakt worden, tenzij de spoorvrachten aanmerkelijk dalen, de tweede is m 1924 gemaakt,
toen de meerdere loonen voor het lossen en binnenbrengen der kolen mechaniseering wenschehjk maakten. De wijze van uitvoering dezer kolentransportmrichting is op fig. 1 duidelijk zichtbaar terwijl fig. 5 nog een deel der grijper-loskraan te zien geeft.
Ten einde de kosten van het eindproduct zoo gering mogelijk te houden en de gemeenten
zooveel mogelijk te doen profiteeren van de ervaring, welke het personeel der Vennootschap
elders had opgedaan, vonden de drie Gemeentebesturen goed, dat het beheer der plaateehjke
netten werd opgedragen aan het moederbedrijf, een voorbeeld, dat later nog door een vijftiental
gemeenTrwerd gevolgd. Door dezen maatregel werd tevens bereikt dat de centrale direct
meTden^erbruiker onderhandelde en dat de acquisitie naar eigen inzicht kon worden gevoerd.

XXIX

N.V. ELECTRICITEITSFABRIEK

IJSSELCENTRALE"

479

De omzet in de drie kwartalen van het eerste bedrijfsjaar bedroeg rond 866 000 kWh
bij een belasting van 600 kW. Over het gedetailleerde verloop van opgesteld vermogen, belasting
der centrale, lengte van het kabelnet, verkochte kWh, genvesteerd kapitaal enz. moge worden
verwezen naar de hierachter gevoegde tabellen 1 t/m 4 en grafische voorstellingen (zie de fig.
14 t/m 17). Bij de beschrijving van de ontwikkeling van het kabelnet, die hieronder is opgenomen,
beschouwe men de bijgaande uitslaande netkaart, waarop ook de stand der electrificatie in de
verschlende gemeenten is aangegeven.
Behalve een belangrijke toeneming van het verbruik en de daarmede gepaard gaande
verhooging der belasting van de centrale werden in het tweede bedrijfsjaar twee nieuwe ge-

Fig. 6.

ELECTRISCH BEWOGEN OPHAALBRUG.

meenten aangesloten en wel Olst en Wijhe. Voorts knoopte de Prov&cie onderhandelingen aan
over toetreding tot de Vennootschap, welke een feit werd in het derde bedrijfsjaar.
De eerste uitbreiding van het machinevermogen kwam tot stand in 1917, door bijplaatsing
van een Stork-Smit-turbogenerator van 3000 kW voor 10 000 volt; hierdoor werd dus gebroken
met het opwekken van een lage generatorspanning en het optransformeeren dezer spanning
voor de voeding van het kabelnet. Bovendien werden nog twee stoomketels, ieder met 587 m
verwarmend oppervlak, geplaatst.
Directe behoefte aan deze uitbreiding bestond ingevolge de rantsoeneering van rijksen gemeentewege weliswaar niet, doch ze was gewenscht in verband met de toenemende
schaarschte der materialen en de daarmede gepaard gaande stijging der prijzen.
Na voorbereiding door een Electriciteitscommissie onder voorzitterschap van mr. A .
2

N.V. ELECTRICITEITSFABRIEK

480
F

IJSSELCENTRALE".

XXIX

L GRAAF VAN RECHTEREN L I M P U R G A L M E L O , Commissaris der Koningin in Overijssel, werd

in de vergadering der Staten van 16 Februari 1917 besloten tot toetreding van het gewest Overijssel als groot-aandeelhouder tot de Vennootschap, waardoor de gemeentehjke onderneming
veranderde in een provinciale. De gemeente Zutphen trad uit als aandeelhoudster en verloor
daarmede hare twee C^mmissarisplaatsen, terwijl van de gemeenten Deventer en Zwolle elk een
Commissaris altrad. Het aandeel van Zutphen werd, volgens besluit van de vergadering van
aandeelhouders dd. 23 Juli 1918, overgedragen aan de provincie Drenthe. Deze benoemde tot
Commissaris den heer B . SCHUURMAN.

Fig. 7.

ONDERSTATION MET DIENSTWONING TE MEPPEL.

De twee nog niet uitgegeven aandeelen werden, volgens besluit van de vergadering van
aandeelhouders dd. 16 December 1921, toegewezen aan de provincie Overijssel en de gemeente
D o o r Gedeputeerde Staten van Overijssel werd als President-Commissaris aangewezen
het lid van dit College mr. H . VAN DER VEGTE, terwijl door de Provinciale Staten de heeren CHR.
F BRAMER en mr. W . J . Baron VAN DEDEM en door de vergadering van aandeelhouders de
heeren B . M . M I N K E en H . SALOHONSON G Z N . tot commissarissen werden benoemd.
A t o d

XXIX

N.V. ELECTRICITEITSFABRIEK

IJSSELCENTRALE'

481

Van nu af aan luidde het consigne: zooveel mogelijk gelegenheid geven tot aansluiting
in het concessiegebied tegen de laagst mogelijke prijzen, met als uitgangspunt aansluiting van
alle gemeenten, terwijl binnen de grenzen dezer lichamen de kosten voor rekening der gemeenten komen.
f
Het jaar 1918 is van gewicht omdat de rijksconcessie voor Zuid-Drenthe en Overijssel
aanvaard werd en begonnen werd met stroomlevering franco huis" aan de verbruikers in de
buurtschap Wmdesheim, welke levering later werd uitgebreid tot Ittersum, Frankhuis, 's-Heerenbroek, alle deel uitmakend van de gemeente Zwollerkerspel, en tot IJsselmuiden. Hetzelfde
zal geschieden in Rijssen.
p. m\
:

A i A ,
^uitaten der geheele stroomlevering" bleven ongunstig, voor een groot
deel door het ontbreken eener kolenclausule in de overeenkomsten, afgesloten met dedriestedenD e

f i n a n c i e e I e

Flg. 8.

GELECTRIFICEERD POMPSTATION DER GEMEENTELIJKE


WATERLEIDING TE STEENWIJK.

oprichtsters. Het was een blijk van grooten gemeenschapszin, dat deze Gemeenten later een niet
onbelangrijke bijdrage in de hoogere kolenkosten gaven.
Het debiet op den intercommunalen kabel Zwolle-Zutphen steeg dermate, dat een
tweede kabel naar Deventer noodzakelijk werd. In deze behoefte werd voorzien door het leggen
van een kabel over Raalte, zoodat daarmede een nieuw gebied ontsloten werd. Bovendien werd
een kabel gelegd van Zwolle naar Kampen en een van Hengelo via Almelo en Wierden naar
Wijverdal. De stroom benoodigd voor laatstgenoemde gemeenten werd ingekocht van het
twentsch Centraal-Station te Hengelo.
Gorssel en Eefde, beide op Geldersch gebied, werden via het provinciale net van dit
gewest aangesloten. Tegehjk met deze kabels werden zwakstroomleidingen gelegd met twee
31

482

N.V. ELECTRICITEITSFABRIEK

IJSSELCENTRALE".

XXIX

aderparen, zoodat ook de meest verwijderde plaatsen met de centrale in telefonische verbinding zijn.
Met Genemuiden, Hasselt en Zwartsluis werden in 1918 overeenkomsten getroilen,
waardoor deze Gemeenten afzagen van den bouw van een provisorium; ter voorziening in de
behoefte aan licht werd een 22 km lange hoogspanningsluchtleiding gebouwd, later vervangen
door een kabel. De stroomlevering aan deze drie Gemeenten begon in 1919. Indien m dit jaar
de volle kolenclausule was ontvangen van de drie groote gemeenten bij gebreke daarvan
moest het bedrijf ruim een ton gouds derven was het verliescijfer reeds in 1919 veranderd
in een winstcijfer. Dit geschiedde echter eerst in het volgende jaar, ofschoon het bedrijf ooktoen
nog door het ontbreken van een kolenclausule ruim 1,5 ton tekort kwam. In dat jaar werden
aangesloten de gemeenten Almelo, Heino en Kampen.

Fig. 9.

POLDERGEMAAL DER NOORDER VECHTDIJKEN.

Door de behaalde resultaten kon het bedrijf in 1921 de vleugels weer wat verder uitelaan;
geplaatst werd een tweede turbogenerator (Bergmann) van 3000 kW; gelegd werden de fabels
Zwolle-Meppel-Steenwijk met aftakkingen van de Lichtmis naar Balkbrug en van Meppe
via Zwartslufc naar Blokzijl. Van de onderstations, die in deze p l a a t s e n ^ en opgericht, toon
fig. 7 een afbeelding van dat te Meppel. Ten slotte werd m dn jaar (1921) nog begonnen met
stroomlevenng aan de gemeenten Avereest, Diepenveen, HeUendoorn, Meppel, Nteuw4-se
Steenwijk en Wierden. Door het leggen van een kabel van Hengelo via
^f^^
naar Almelo was tevens gelegenheid geboden tot stroomlevermg aan Weerselo, Denekamp
en Tubbergen, welke plaatsen, evenals Blokzijl, Staphorst, Nijeveen, Havelte en Kumre, in
1922 werden aangesloten.
-,

Voorts werd in 1922 nog een verbinding tot stand gebracht van Zwolle v u

XXIX

N.V. ELECTRICITEITSFABRIEK

IJSSELCENTRALE".

483
483

DalfsenOmmenden HamVroomshoopVriezenveen naar Almelo, van Balkbrug via


AvereestLuttenAne naar Coevorden, met zijtakken naar Heemse en Hardenberg en naar
Gramsbergen, terwijl de Drentsche gemeente Ruinerwold in 1923 van Meppel uit werd aangesloten (zie bijgaande uitslaande netkaart).
Een en ander vergrootte het net met 121,5 km sterkstroomkabel en 88,1 km telefoonkabel en bracht het getal aangesloten gemeenten van 5 (eind 1917) op 30. Het verbruik was sinds
1917 verviervoudigd en de belasting der centrale opgeloopen tot 4600 kW, terwijl het Twentsch
Centraal-Station nog 542 kW als maximum leverde.
Gelijken tred met de uitbreiding hield ook het winstcijfer, dat steeg tot ruim 46 000 gulden.
Het bestaande ketelhuis werd uitgebreid, waardoor gelegenheid ontstond tot bijplaatsing

Fig. 10.

ELECTRISCHE AANDRIJVING VAN DE POMPWERKTUIGEN IN


HET GEMAAL DER NOORDER VECHTDIJKEN.

van twee ketels en de beschikking werd gekregen over een nieuwe, grootere werkplaats, terwijl
de oude werd ingericht als magazijn.
Het jaar 1923 vertoont een overeenkomstig beeld als het voorafgaande; geplaatst werden
een Stork C . T . M.-ketel van 534 m V . O . en een Bergmann-turbogenerator van 3800 kW.
Gelegd werden 46,2 km sterkstroomkabel en 6,5 km telefoonkabel, waardoor in totaal over
419 km 10 000 volt-kabel en 255 km zwakstroomkabel werd beschikt. De belasting steeg tot
5450 kW, terwijl de gemeenten Coevorden, Dalfsen, Ambt- en Stad Hardenberg, den Ham,
Ommen, Raalte, Ruinerwold, Vollenhove en Vriezenveen werden aangesloten.
In het Noorden bestaat thans gelegenheid tot koppeling met het Friesche net, in het
Zuiden met het Geldersche en in het Oosten met dat van het Twentsch Centraal-Station.
Het verbruik steeg tot 10,7 millioen kWh en de nettowinst tot rond 87 000 gulden, cijfers
2

N.V. ELECTRICITEITSFABRIEK

484

IJSSELCENTRALE".

XXIX

die in 1924 stegen resp. tot 13 millioen kWh en 154000 gulden. Als de voorteekenen niet bedriegen,
zal 1925 een nog belangrijk beter resultaat opleveren.
In 1924 werd een spanningsregelaar voor 2000 kVA geplaatst in Deventer; de resultaten
zijn van dien aard, dat er ook een zal worden geplaatst in Almelo.
Met de voordeelen van een kabelnet moesten natuurlijk ook de nadeelen op den koop toe
worden genomen. Ter compenseering der voorijling werd in Meppel een smoorspoel ingebouwd,
waarmede het amprage op den betreffenden kabel met ca. 23 ampre verminderde. Een dergelijk toestel zal ook even ten Noorden van Zwartsluis worden aangebracht. In het algemeen
wordt getracht, hetzelfde doel als met de smoorspoelen te bereiken door, tegen lage tarieven,
het krachtverbruik voor polderbernaling en kanaalvoeding te verleggen naar de uren met geringe

Fig. 11.

POMPGEMAAL VAN DEN RIJKSWATERSTAAT VOOR VOEDING DER


DRENTSCHE HOOFDVAART.

belasting, ma.w. naar de nachturen. De fig. 8, 9, 10 en 11 geven eenige pompinstallaties


^ O f s c h o o n de centrale in hoofdzaak licht levert en daardoor de bedrijfsduur van het
maximum niet boven dien der plattelandsbedrijven uitsteekt, kunnen de tarieven voor geS e T e n grootindustrie op 1 Januari 1926 toch verlaagd worden. Hieronder is aangegeven
hoe de tarieven voor de eerste groep verbruikers zijn, resp. worden.

t C

Eerste
Tweede
Derde
Vierde

50
50
50
50

1925.
kW . . . . 1 4 0 ,
125
, 105 85,-

1 <V)

per kW

Eerste
Tweede
Derde
Vierde

50 kW . . .
50
. . .
50
50

125, per kW.


115,

105,

85,

XXIX

N.V. ELECTRICITEITSFABRIEK

IJSSELCENTRALE."

485
485

1925
Alle volgende kW . . . 75, per kW
Hoogere dag- dan avondbelasting
40,

1926
Alle volgende kW . . . 65, per kW.
Hoogere dag- dan avondbelasting
n 30,-

Eerste 100 000 kWh


3 cent per kWh.
Tweede 100 000
2,9
Derde 100 000 ,,
2,8
|
Vierde 100 000
2,7 |

AUe volgende
2,6
eventueel vermeerderd
met een kolenclausule. Zooals den gemeenten zal worden medegedeeld, is een tweede verlaging
voor
in voorbereiding.
Wanneer de 6000 kW-turbogenerator Stork-Erste Brnner-Smit welke in 1924 werd
besteld en thans wordt gemonteerd (zie fig. 12) in bedrijf is genomen, zal worden beschikt
over vier turbogeneratoren met een gezamenlijk vermogen van rond 16 000 kW en vijf ketels
H

I I

Fig. 12.

MONTAGE DER

6000

KW-STORK-ERSTE

BRNNER-SMIT-TURBINE.

met tezamen 2208 m V.O., terwijl nog ruimte is voor een C.T.M.-ketel van 500 a 600 m V.O.
De oorspronkelijke capaciteit van 1915 zal, na plaatsing van dezen ketel, voor wat het machinevermogen betreft, vertienvoudigd, en wat het ketelvermogen betreft, verzesvoudigd zijn. Een
overzicht van den huidigen toestand der machinezaal geeft fig. 13.
Aangezien de levering aan de grootindustrie, op enkele uitzonderingen na, over de gemeenten loopt, is het moeijk, een juiste splitsing te maken tusschen licht- en krachdevefing.
Toch is de laatste relatief van groot belang. Ofschoon werkelijke grootindustrie in het verzor2

486
486

N.V. ELECTRICITEITSFABRIEK

IJSSELCENTRALE".

XXIX

gingsgebied niet zoo dik gezaaid is als bijvoorbeeld in Twente, kan toch hrt krachtverbruik
op 55 % van het totale debiet worden geschat. In Zwolle bv. komt ruim de helft van het totale
debiet voor rekening der krachtverbruikers. Als stimulans voor het huishoudelijke verbruik
werd in Zwolle een overzichtelijk vastrechttarief ingevoerd, waarvan de resultaten evenals op
eenige andere plaatsen nog moeten worden afgewacht.
Terugblikkend op het thans afgesloten tijdperk (19151924) valt het volgende op te
merken. De stroom wordt en gros aan de gemeenten geleverd, zonder eenige andere
betaling dan het kW- en het kWh-tarief; door het voeren van het beheer in diverse gemeenten

Fig.

13.

DE MACHINEZAAL IN HAAR HUIDIGE GEDAANTE.

Zijn de belangen dezer lichamen gecombineerd met die van het bedrijf, dat zorg draagt voor een
technisch beheer en voor de acquisitie, bij welke het een bijna evengroot belang heeft, terwijl
op diverse punten menschen ter beschikking zijn voor controle van het hoogspanningsnet enz.
Verder is het bedrijf zooveel mogelijk helpend opgetreden met name in die plaatsen,
resp. buurtschappen, waar het betrokken Gemeentebestuur geen eigen bedrijf wenschte op
te richten en wel hetzij door stroomlevering direct aan de verbruikers, hetzij door toevoeging
van een gedeelte eener gemeente aan een naburig bedrijf (StaphorstMeppel; TukSteenwijk;
WierdenVriezen veen; SpooldeZwolle; BathmenDiepenveen; ShjkenburgBlankenham).
Met uitzondering van de kleine gemeenten Kamperveen, Wilsum en Grafhorst is in
geheel Overijssel geen gemeente, die niet over electriciteit kan beschikken, terwijl ook in Zuid-

N.V. ELECTRICITEITSFABRIEK

IJSSELCENTRALE'

487

Drenthe, voorzoover de Gemeentebesturen dit wenschten, tot aansluiting van practisch alle
gemeenten is overgegaan (zie de uitslaande netkaart).
Voor zooveel mogelijk werd niet gebouwd in den duren tijd, ten einde de toekomst niet
te bezwaren met een overmatigen last aan rente en afschrijving; om dezelfde reden zijn ook
bijdragen voor vervroegde aansluiting besteed voor extra-afschrijving; in het algemeen zijn de
afschnjvingscijfers aan den veiligen kant. De wenschelijkheid hiervan bleek o.a. bij het opruimen der beide kleine turbogeneratoren, welke bij een langen duur der afschrijving nog
voor een met onbelangrijk bedrag te boek zouden hebben gestaan, toen ze, om plaats te maken
voor grootere, meer economisch werkende machines, moesten worden afgebroken. Dat de eerste
machine verkocht werd tegen een hoogeren prijs dan bij aanschaffing besteed was, is een gelukkige bijkomende omstandigheid.
De aanlegkosten van het opwekbedrijf en distributiebedrijf bedroegen op 31 December
1924 totaal 4 666000,. Hiervan waren afgeschreven 355 000, en extra afgeschreven
1 7 9 000,-, terwijl in het vernieuwingsfonds 464 000,gestort was, zoodat de boekwaarde
van het geheele bedrijf per 31 December 1924 / 3 668 000, bedroeg.
In de geheele onderneming zal aan het eind van het jaar 1925 aan kapitaal en leeningsgelden niet meer dan vier millioen gulden gestoken zijn, waarmede bereikt zal worden, dat
door middel van 486 km hoogspanningskabel 50 gemeenten zijn aangesloten en de beschikking verkregen is over een centrale met een opgesteld vermogen van 16000 kW.
Zoodra het mogelijk was, zijn de tarieven verlaagd, hetgeen zich ongetwijfeld nog zal
herhalen, ook al houdt men rekening met de mogelijkheid, dat eerlang belangrijke bedragen
zullen moeten worden gevoteerd voor verzwaring van het net, enz.
Ten slotte valt nog te vermelden, dat het College van Commissarissen thans als volgt
is samengesteld:
Mr.

H . VAN DER V E G T E ,

Voorzitter.

M r . Dr. I. A . VAN R O Y E N

C . F . B R A M E R , Secretaris.

B. R U Y S .

Mr.

B.

SCHUURMAN.

B.

SONNENBERG.

G . KORTENBOUT VAN DER SLUYS.

B . M . MlNKE

Tot directeur werd in 1913 benoemd de heer L . M . A . BEEKMAN. Het overige personeel,
met inbegrip van degenen die werkzaam zijn voor de distributiebedrijven, steeg van 33 personen in 1915 tot 92 in 1924.

488

N.V. ELECTRICITEITSFABRIEK

IJSSELCENTRALE".

Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van het hoogspanningsnet.

3 3 1

1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Aanlegkosten der centrale


X iooo,.

XXIX
T a b e l 1 (fig- 14)

Aanlegkosten van het net


X / iooo.

Lengte van het io ooo volthoogspanningsnet in km.

282
282
282
320
328
1 127
1 953
2 599
2 841
3 071

46
46
46
46
46
127,2
251,1
372,6
418,8
469,4

503
529
713
730
739
803
941
1017
1 570
1 595

T a b e l 2 (fig. 15)

Gegevens betreffende het verzorgingsgebied.


Jaar.

Totaal aantal inwoners van het


verzorgingsgebied.

Totaal aantal inwoners der aangesloten gemeenten.

Aantal aangesloten
gemeenten.

Aantal verbruikers aan


wie rechtstreeks stroom
wordt geleverd.

1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

372 270
377 102
381 738
383 612
386 062
390 583
394 725
399 908
406 665
411 516

83 726
94 268
95 391
103162
118 899
170 440
230 381
266104
331 769
344 897

3
5
5
6
10
13
22
30
41
44

1
1
1
23
140
237
324
388
438
489

N.V. ELECTRICITEITSFABRIEK

IJSSELCENTRALE".

Tabel 3 (fig. 16)

Gegevens betreffende het verbruik.


Totaal aantel in het net
afgeleverde k W h X iooo
J

a a r

'

1.915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

^
opwekking
E

Maximale belasting
in k W .

Ingekocht

Eigenop- .
wekking

1 320 916
2 631 776
2 827 471
3 134 992
5 003 948
6 444 611
7 923 224
10 142 221
12 708 395
14 895 690

600
950
970
1 320
2 250
2 700
3 400
4 600
5 450
6 100

12 227
621 260
616 700
457 065
822 038

k o c h t

B e d r i j f s t i j d

'

'

I
Eigenop- ,
wekking [

2 201
2 770
2 915
2 375
2 224
2 387
2 330
2 205
2 332
2 442

62,6
282,0
542,0
287,0
519,5

i n

u r e n

Verkochte k W h X iooo

k o c h t

195
2 203
1 138
1 593
1 582

Aan
gemeenten

844 569
2 023 591
2 227 198
2 391 657
4 036 382
5 289 440
6 937 731
8 211 005
9 840 798
12 096 225

Rechtstreeks
v e r

b ikers

25

25

25

25

24

24

24

24

23

23

23

23

22

22

22

22

21

21

21

21

20

20

20

20

19

19

19

19

18

18

18

18

17

17

17

17

16

16

16

15

15

15

14

14

14

13

13

13

12

12

12

r u

21 368
14 500
16 584
74 341
96 814
154 487
285 371
636 887
861 682
920 673

16
15
/

14
13

ZZZZ\_ZZ^

12

/
1

11

/
/

10

11

11

11

10

10

10

/V7V
T-^A

9
Financieele gegevens (exploitatie).
laar.

1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

,
t a l e

U l t 9 a V n

X iooo

90
172
228
362
501
616
656
711
805
837

Tabel 4 (fig. 17)


rr. . 1
'
9
X iooo,_
t a

o n t v a n

49
t03
129
240
417
621
686
757
893
991

s t e n
i n

Totale uitqaven per


het net afgeleverde
in cts.
k

6,81
6,54
8,06
11,55
10,01
9,54
7,68
6,61
6,11
5,33

Totale ontvangsten
per verkochte k W h
in cts

5,66
5,05
5,75
9,73
10,09
11,41
9,50
8,55
8,34
7,61

y-

-~-A--ttf-

7
6
5
4

3
2
1

tZZtZZZ

10
rH

10
r>
00
o>
r H r H r H r H C M

0\

CJ\

Ol

0>

Ol

CTICTI

Ch

Ol

Fig. 14.
Aanlegkosten der centrale X 200 000.
Aanlegkosten van het net X 200 000.
Lengte van het 10 000 volt-hoogspanningsnet
in km X 50.

-r*-f

J-

// /7

3
2

,y
/

'~~~~Z
.
rtrHrtrHCM

r H C N C o - *
CM
CN CN CN

6
/

rH
0\

Ol

Ol

Ol

Ol

CA

I IN

N
Ol

OlCTt

Fig. 15.
Totaal aantal inwoners van het verzorgingsgebied X 20 000.
Totaal aantal inwoners der aangesloten gemeenten X 20 000.
Aantal aangesloten gemeenten X 10.
Aantal verbruikers, aan wie rechtstreeks stroom
wordt geleverd X 100.

4--vV/

/ '

)*

wtif-

5
4
3

m i ) r ~ 0 0 c T i O
r H C M C O ' - r
r H r H r H ^ H r H C N C M C N C V I C M
Ol
Ol
Ol
Cft

o>

o\ o\

o\ 0\

Fig. 16.

U)
rH
CTt

(O
h
OO O l
O
r H r H r t r H C M
Cl
Ol
Ol
Cft

rH CN CO -1C N C N C N C N
0\
\ C T i C T t

Fig. 17.

Totaal aantal door de eigen centrale in het net


afgeleverde k W h X 10".
Totaal aantal ingekochte k W h X 10 .
+.++++++++,.++. Maximale belasting der eigen opgewekte electrische energie in k W X 1 000.
_+._+._+._+_+_+- Maximale belasting der ingekochte electrische
energie in k W X 1 000.
Bedrijfstijd der eigen opgewekte electrische
energie X 200 uur.
Bedrijfstijd der ingekochte electrische energie
X 200 uur.
A a n gemeenten verkochte k W h X 10 .
,
Rechtstreeks aan verbruikers verkochte k W h
X 10.
6

Totale uitgaven
X 100 000.
Totale ontvangsten X 100 000.
Totale uitgaven per in het net afgeleverde k W h
in cts.
Totale ontvangsten per verkochte k W h in cts.

T>RUK GEUZE DOKDRECHT.

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE GEMEENTE


LEEUWARDEN*
E electriciteitsvoorziening van Leeuwarden dateert van 1 Augustus 1912. Reeds
in Mei 1907 was bij den Raad een adres ingekomen van Jhr. mr. W. C. G . VAN
EYSINGA e.a., inhoudende een verzoek om de medewerking der Gemeente'voor
de oprichting eener electrische blokcentrale. Dit adres werd in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld om orae-advies. Den 25en Tiini 1Qf>7
A^A^
Burgemeester en Wethouders aan den Raad mede, dat in verband met een d or hen bij de Commissie voor de Gemeente Gasfabriek in te winnen advies, omtrent de eventueele oprichting
eener gemeentelijke electriciteitsfabriek, het uitbrengen van hun prae-advies, inzake het niervoren genoemde adres van eenige ingezetenen, zou moeten worden opgeschort.
De Commissie voor de Gemeente Gasfabriek had zich inmiddels in verbinding gesteld
met den heer Ing. J. G . BELLAAR SPRUIJT, die een opdracht tot het uitbrengen van een rapport
mzake de electriateitsvoorziening van Leeuwarden aanvaardde. Den 7en November 1908 was
de adviseur met zijn rapport gereed gekomen, hetwelk door hem werd ingezonden.
In het project was de centrale gedacht als een draaistroomcentrale met stoombedrijf.
Voor den eersten opzet was gerekend op het plaatsen van drie ketels en twee door stoommachines gedreven dynamo's, terwijl het gebouw plaats kon bieden voor vier ketels en drie
machines en gemakkelijk zoover uitgebreid kon worden, dat nog twee ketels en een machine
opgesteld konden worden. Als plaats voor de centrale was oorspronkelijk aangenomen een
terrein aan den Oostersingel, naast de watergasfabriek, op welke keuze men echter is teruggekomen; de centrale is gebouwd aan den Kanaalweg, nabij Schilkampen.
De Commissie adviseerde bij schrijven van 6 November 1909, onder bijvoeging van het
rapport van den heer BELLAAR SPRUIJT, aan den Raad tot de oprichting van een gemeentelijke
centrale voor de levering van electriciteit voor verhchting en andere doeleinden, waartoe genoemd College in zijn vergadering van 21 December 1909 met 12 tegen 10 stemmen besloot.
Ten einde de kosten van voorbereiding der oprichting te kunnen bestrijden, besloot de
Raad in zijn vergadering van 8 Februari 1910 tot wijziging van de gemeentebegrooting voor 1910,
in dier voege, dat onder de uitgaven een bedrag van 5000,- voor dit doel zou worden opgenomen. Dit raadsbesluit werd door Gedeputeerde Staten niet goedgekeurd, op grond van de
overweging, dat volgens den aangenomen opzet de oprichting van een electrische centrale in
Q

GEMEEN TE-LI CH TBEDRIJVEN

490

LEEUWARDEN.

XXX

de naaste toekomst ongunstige financieele gevolgen zou hebben en het zeer onzeker was, of die
op den duur in gunstigen zin zouden worden gewijzigd.
De Raad echter nam met deze beslissing geen genoegen en besloot in zijn vergadering
van 22 Maart 1910 om van dit besluit bij de Kroon in beroep te gaan. Als gevolg hiervan werd
in de raadsvergadering van 2 November 1910 door Burgemeester en Wethouders medegedeeld,
dat een resolutie van Gedeputeerde Staten was ingekomen, waarbij werd toegezonden een afschrift van het Koninklijk Besluit van 18 October 1910, No. 30, houdende vernietiging van het
besluit van genoemd College van 10 Maart 1910 en alsnog goedkeuring van het besluit van den

Fig.

1.

TRANSFORMATORZUIL.

Fig. 2.

TRANSFORMATORHUISJE.

Raad van 8 Februari 1910 tot wijziging der gemeentebegrooting voor het dienstjaar 1910, ten
behoeve van een eersten termijn van uitgaven voor een op te richten electrische centrale.
Thans kon dus een aanvang met de voorbereidende werkzaamheden voor den bouw
worden gemaakt, waartoe Burgemeester en Wethouders den 13en Juni 1911 aan den Raad voorstelden hen te machtigen te beschikken over den op de begrooting van 1911 gebrachten post
en hen voorts uit te noodigen ter zake van die oprichting het noodige te verrichten, waartoe met
algemeene stemmen werd besloten.
In de vergadering van 28 November 1911 werd de verordening, houdende voorwaarden
voor de levering van electrischen stroom door het Gemeente Electriciteitsbedrijf, vastgesteld,

XXX

GEMEEN TE-LI CH TBEDRIJVEN LEEUWARDEN.

491

terwijl op 12 December d.a.v. tot directeur werd benoemd de heer E . VAN D I J K te Ancona.
Zooals boven gezegd kon de stroomlevering op 1 Augustus 1912 een aanvang nemen.
* * *
A l spoedig bleek, dat de verwachtingen betreffende het aantal aansluitingen niet te hoog
gespannen waren geweest; integendeel moest reeds den 25en Mei 1913 door den Raad worden
besloten om over te gaan tot uitbreiding van de installatie der centrale door het plaatsen van een
turbogenerator van 750 kW, waarvoor een bedrag van 72 000, werd geraamd.
Inmiddels werden plannen opgevat tot oprichting eener stroomverkoopmaatschappij

Fig. 3.

OUDE WAAG, WAARIN HOOGSPANNINGSVOEDINGSPUNT.

voor de buitengemeenten. Op voorstel van Burgemeester en Wethouders besloot de Raad den


12en Augustus 1913, genoemd College te machtigen, namens de Gemeente mede te werken
tot oprichting dezer N.V., waartoe ook de gemeente Leeuwarden zou toetreden. Deze N V genaamd Kabelmaatschappij Gebied Leeuwarden", kwam tot stand en in de raadsvergadering
van 25 November 1913 werd besloten, dat Leeuwarden hierin voor 45 000, zou deelnemen.
Einde 1913 bleek wederom uitbreiding van het bedrijf der centrale noodzakelijk, naar
aanleiding waarvan op 10 Februari 1914 door den Raad besloten werd, de ketelcapaciteit uit te
breiden met een Lancashire-ketel met oververhitter en tevens een economiser aan te schaffen,
waartoe een crediet werd verleend van 12 500,.

492

GEMEENTE-LICHTBEDRIJVEN

LEEUWARDEN.

XXX

Den 28en April 1914 werd wederom een crediet door den Raad verleend en wel van
120 000 voor de aanschaffing van een turbogenerator van 2000 kW met loopkraan en voor
andere werken. Den 13en April 1915 werd op deze plannen, in verband met het uitbreken van
den oorlog, gedeeltelijk teruggekomen en door den Raad besloten, met mtrekking, voor zooveel
noodig, van het raadsbesluit van 28 April 1914, Burgemeester en Wethouders te machtigen
tot het bestellen, bij de firma Gebr. Stork & Co. te Hengelo, van een turbogenerator StorkZoelly voor een normaal vermogen van 3000 kW voor 6000/10 000 volt.
Nadat in de winterzitring van 1914 van Provinciale Staten een nader advies van prof.
FELDMANN ter kennis was gebracht, werden in den loop van 1915 tusschen Gedeputeerde Staten
eenerzijds, de gemeente Leeuwarden en de Kabelmaatschappij Gebied Leeuwarden anderzijds, onderhandelingen gevoerd over de oplossing van het vraagstuk eener provinciale electriciteitsvoorziening. Deze onderhandehngen hadden tot resultaat, dat de gemeente Leeuwarden
zich bij raadsbesluit van 11 Januari 1916 bereid verklaarde:
a. de centrale aan de Provincie over te dragen;
b. stroom van de Provincie te betrekken;
c. mede te werken tot de opheffing van de Kabelmaatschappij Gebied Leeuwarden;
.
d. provinciale kabels en andere voor electriciteitslevering dienende werken in, op, of boven
haar grond te gedoogen, zonder daarvoor eenige vergoeding te heffen.
De hierboven gememoreerde besluiten werden door de Provinciale Staten van Friesland
in een buitengewone zitting van 2 Mei 1916 ongewijzigd bekrachtigd. Op grond hiervan werd
het productiebedrijf met ingang van 1 October 1916 aan de Provincie overgedragen, waarvoor
een bedrag van 349 291,50 in rekening werd gebracht.
* * *
Omtrent de capaciteit enz. der centrale moge hier verder worden verwezen naar de beschrijving van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf in Friesland.
Vanaf 1 October 1916 is het Gemeente Electriciteitsbedrijf te Leeuwarden een distributiebedrijf geworden. Bij den aanvang van het bedrijf in 1912 bedroeg het in de Gemeente opgestelde
transformatorvermogen 215 kVA en op 31 December 1924 3 680 kVA. Aanvankelijk werd dit
vermogen hoofdzakelijk ondergebracht in transformatorzuen, als in fig. 1 voorgesteld, terwijl
later aan de ruimere transformatorhuisjes de voorkeur werd gegeven (zie fig. 2). Bovendien
werd in de Oude Waag, waarvan fig. 3 een voorstelling geeft, alsook aan de Veemarkt een
hoogspanningsvoedingspunt ingericht.
u_*
Aan het einde van het eerste bedrijfsjaar waren 195 meters voor hcht en kracht geplaatst,
terwijl totaal een vermogen van 459 kW op het kabelnet was aangesloten. In 1912 werden
rond 97 000 kWh voor hcht en kracht te zamen verkocht. Op 31 December 1924 waren totaal
geplaatst 4778 meters, terwijl een vermogen van 6 624 kW op het kabelnet was aangesloten. In
dit jaar werden 4 673 680 kWh aan het kabelnet afgeleverd.
De tarieven waren vanaf den aanvang der stroomlevering in 1912 tot 1 Juli 1917: voor
enkel tarief 18 cent per kWh; voor dubbel tarief bij avond 21 cent en bij dag 10, 8 en 6 cent
per 100 kWh per maand. Met ingang van 1 Juli 1917 werden deze tarieven verhoogd tot resp.
21 cent, 26, 12, 10, en 8 cent en op 1 December van dat jaar nogmaals tot resp. 29 cent, 32, 18,
16 en 14 cent, waarnaar thans nog wordt berekend.
In 1917 werden als gevolg van den hchtnood 706 gezinnen van electrisch hcht voorzien
tegen een abonnementstarief. Deze toestand is sindsdien bestendigd, met dien verstande, dat

GEMEENTE-LICHTBEDRIJVEN

LEEUWARDEN.

493
493

op 31 December 1924 906 perceelen volgens dit tarief waren aangesloten. Het totaal aantal aan
gesloten perceelen bedroeg op 31 December 1924, 5 631.
Zooals uit achterstaande tabel 3 blijkt, liep, als gevolg van de rantsoeneering, het ver
bruik terug van 2 045 116 kWh in 1916 tot 1 377 794 in 1917. Na de opheffing der rantsoeneerin|
echter, m 1919, viel wederom een aanmerkelijke stijging van het verbruik te constateeren, welk<
vooruitgang nog steeds door blijft gaan, zooals uit de hiervoren genoemde tabel 3 blijkt.
De totale ontvangsten bedroegen in 1913 50 812,, in 1920, dus na de rantsoeneering
497 405, en in 1924 588 052 .
In Maart 1922 besloot de Raad om over te gaan tot electrificatie van de straatverhchting
waartoe een crediet werd verleend van 326 000,. Einde 1924 waren 1404 lantaarns gelectrificeerd. Het geheele plan omvat circa 1 500 lantaarns.
Voor verdere gegevens wordt verwezen naar de achterstaande tabellen en grafieken
(zie fig. 4, 5, 6 en 7).
s

GEMEEN

494

TE-LICH TBEDRI JVEN

LEEUWARDEN.

Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van het hoogspanningsnet.


Jaar.
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Aanlegkosten der Aanlegkosten van Boekwaarde der Boekwaarde


centrale
het net
centrale
het net
X /iooo,.
X iooo,.
X iooo,.
X iooo,_ ^ - ~ ~ ~ M * > * W * *
210,9
157,1
204,3
153,2
281,9
195,8
266,5
186,3
300,0
223,4
272,8
206,9
)
270,5
9

298,0

260,7

358,5

309,2
_
411,4
.
346,2

512,0

427,8

663,7

556,8

887,5

758,8

1060,9

889,7

1 185,9

993,4
x

2 4 3 , 7

XXX
Tabel 1 (fig. 4).
Lengte v. h. hoogspanningsnet t/m
25 ooo V in km.

12,570
13,282
13,444
14,178
15,694
18,503
19,988
24,563
28,841

i) Overgedragen aan de prorincie Friesland.

Tabel 2 (fig. 5).

Gegevens betreffende het verzorgingsgebied.

Jaar.
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Aantal aansluitinTotaal aantal in- gen voor licht en Aantal aansluitin- Aantal aansluitin- Totaal aangesloten
gen voor kleinin- gen voor grootin- vermogen in kW.
woners der gehuishoudelijke
dustrie.
dustrie.
meente.
doeleinden.
38 366
39 129
40 276
40 875
41 967
42 028
42 623
43 272
44 085
45 051
45 602
46 038

308
368
460
590
912
1 790
1 993
2 496
3 119
3 762
4 433
5 224

67
100
113
143
147
161
176
212
258
301
336
357

9
14
20
26
31
31
34
35
35
38
39
50

862
1250
1664
2 159
2 756
3 175
3 508
4 117
4 879
5 333
5 952
6 624

25

25

2b
GEMEENTE-LICHTBEDRIJVEN

24
(7 nc
n

a a r

Vsotro{for\r\c*

Vif>r vprhruik.

Totaal aantal Maximale bein het net afge- lasting van het
leverde kWh geheele bedrijf
X iooo.
in kW.

Tabel 3 (Ag- 6)
Verkochte
kWh voor
licht en huishoudelijke
doeleinden
X iooo.

Bedrijfstijd
in uren.

1
Verkochte
Y^ochte
kWh voor ; kWh voor
kleinindustrie ! grootindustrie
X iooo.
| X ioco.

Verbruik voor
licht en huishoudelijke doeleinden per aangesloten hoofd
in kWh.

24

24

LEEUWARDEN.

23

23

23

22

22

22

21

21

21

20

20

20
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

480 1
9793
15453
2 045'l
1 3778
15642
"M710
3 225/7
3 656,5
3 725,6
4 320,0
4 673 7

237
370
500
754
572
758
1 178
1 264
1 370
1418
1671
1 826

1 540
1 630
2 020
2 150
2 410
2 060
2 100
2 550
2 670
2 630
2 580
2 559

110,3
156,9
207,1
246,6
144,9
219,0
371,1
584,3
708,0
843,9
988,0
1 055,9

115,1
119,9
152,1
181,1
144,1
152,7
200,9
264,7
304,0
365,1
410,3
441,6

211,6
630,5
1 053,8
1521,1
946,0
1005,0
1609,0
2 051,4
2 434,8
2 223,2
| 2 509,0
j 2 671,8

72
85
90
84
32
24
37
47
45
45
45
40

16
15

14

14

is

7riM
^ - \ - f r

L_

__.

1U

xTTot, .-.

1913
1914
1915
1916
917
1918
1919
1920
1921

38,4
59 0
74',6
95 9
712
1358
230,9
341,0
2474

1923
1924

1922

distributie

uitgaven
X iooo.

,
Totale
ontvangsten
X iooo

Totale
Totale
n per in ontvangsten per
afqelever- verkochte kWh

d e

kVV

i n cts

.|

i n cts

lili

17,3
28,7
41,6
38,7
38,9
71,5
68,2
82,6
91,1

55,7
87,6
116,2
134,6
110,1
207,2
299,1
423,6
338,5

116,6 31118

50,8
97,4
136,7
158,5
126,5
217,9
337,7
497,4
498,1

11,60
8,95
7,52
5,21
7,99
13,25
2,10
13,13
9,26

8,37

14,03

199 5
311,6

143,2
189,7

342,7
501,3

519,4
588,1

7,93
10,72

12,84
14,10

491,5

v.

11,33
10,73
9,66
6,62
10,22
5,56
5,11
16,79
14,19

_ J

12

10

=-<;

H\~/\

13

11

/
\
i ^ ^ J v

JJ

H
ff
^
li
-v-\11

-X
r ~ ~J/

l
T

u i t g a v e
h

15

(fig- 7)

/1
L-i

16

11

17

17
17

Tabel

18

18
18

12

Financieele gegevens (exploitatie).


i- I U C U I ^ I . ^ ^ a g
>
.
.
.
v-^.^
/
m, i
, ]
Totale opweklaar.
Kosten en/ot
kosten
0
X iooo.-.

19

19
19

7
6

4
3
4

1
L

1
2

I
H

'

SS

Fig.

1
2

'

S ?! s S

Aanlegkosten der centrale X 100 000.


Aanlegkosten van het net X 100 000.
Boekwaarde der centrale X 100 000.
Boekwaarde van het net X 1 0 0 000.
Lengte van het hoogspanningsnet t/m 10 000
volt in km X 10.
/

S S

X t r - l r H r H r H r - I r H r H

Fig.

4.

.H

g g

r-4

i-l

i-l

5.

Totaal aantal inwoners der gemeente X 10 000.


Aantal aansluitingen voor Hcht en huishoudelijke
doeleinden X 1000.
Aantal aansluitingen voor kleinindustrie X 1 000.
Aantal aansluitingen voor grootindustrie X 10.
Totaal aangesloten vermogen in kW X 2 000.

2 2 2 S H 2 S C M C M C 3 N
S o i O C A f l j C A O j C A f l j C i j O O j

Fig.

6.

Totaal aantal in het net afgeleverde kWh X 10',


Maximale belasting van het geheele bedrijf in
kW X 1 000.
Bedrijfstijd in uren X 200.
Verkochte kWh voor licht en huishoudelijke
doeleinden X 10 .
Verkochte kWh voor kleinindustrie X 10".
Verkochte kWh voor grootindustrie X 10".
Verbruik voor licht en huishoudelijke doeleinden
per aangesloten hoofd in kWh X 10.
8

2 2 3 S: 2 2 8 S S S S
o i c ^ c y i O > o ^ o j o j o j O j 2 2 r - l

Fig.

7.

Totale opwekkosten en/of stroominkoop


X 100 000.
Totale distributiekosten X 100 000.
Totale uitgaven X 100 000.
Totale ontvangsten X 100 000.
Totale uitgaven per in het net afgeleverde kWh
in cts.
Totale ontvangsten per verkochte kWh in cts

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE PROVINCIE


FRIESLAND.
Algemeen overzicht.
E eerste schreden op het pad der electrificatie werden in de provincie Friesland
7

H l

G C Z E T

I N

1 9 1

'

T 0 E N

I N

T W E E

D O R

E N

gelijkstroomcentralen voor de plaatselijke

(( I )) voorziening werden gesticht. In 1911 volgden nog 6 centralen, waaronder ook een
O * ^ ^ / drietal grootere draaistroomcentralen, ten behoeve vanstreekvoorziening. In 1912
C w ^ e d ook door de gemeente Leeuwarden een centrale gesticht, oorspronkelijk
uitsluitend ten behoeve van de stroomlevering in de stad. Reeds aanstonds ontstonden echter
plannen tot electrificatie van enkele omliggende plattelandsgemeenten, welke plannen in 1913
reeds gedeeltelijk tot uitvoering kwamen.
In verband hiermede werd opgericht de Kabelmaatschappij Gebied Leeuwarden (K.G.L.)
waarvan leden waren de gemeenten Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Ferwerderadeel, Menaldumadeel en Tietjerksteradeel, benevens de coperatieve vereeniging Het Noorderlicht" De gemeente Leeuwarden sloot met de andere leden der K.G.L. een stroomleveringsovereenkomst.
Intusschen waren ook in de Provincie nog enkele kleine centralen voor plaatselijke voorziening opgericht. De belangrijkste hiervan waren die te Grouw van de gemeente Idaarderadeel,
die te Kollum van de Coperatieve Vereeniging voor Electrische Verlichting aldaar en die'
te Witmarsum, eveneens van een coperatieve vereeniging.
Ton?*
g dezen gang van zaken met belangstelling gade en reeds
in 1911 droegen de Gedeputeerde Staten naar aanleiding van een besluit der Provinciale Staten
aan den hoogleeraar prof. C. FELDMANN te Delft op, om een onderzoek in te stellen naar de
behoefte aan electrisch arbeidsvermogen voor hcht en kracht in de Provincie en hun daarover
een verslag uit te brengen. Dit verslag verscheen in Juli 1912.
Voorloopig leidde dit rapport niet tot het nemen van maatregelen van provinciewege
mede in verband met de plannen, die met betrekking tot de electriciteitsvoorziening van het
geheele land bij de Regeering aanhangig waren.
Daar de snelle vermeerdering van het aantal kleine centralen overal in de Provincie het
lang uitblijven eener regeling niet wenschelijk deed schijnen en de Minister van Waterstaat
in 1914 niets met zekerheid kon zeggen omtrent het spoedig tot stand komen eener wettelijke
regeling, besloten in dat jaar de Staten:
W

P r o v i n c i a l e B e s t u u r

s l o e

496

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN FRIESLAND.

XXXI

1.

een provinciale electxiciteitsverordening vast te stellen, welke gelegenheid bood leiding te


geven aan de ontwikkeling der algemeene provinciale electriciteitsvoorziening, en
2. een nader deskundig advies te vragen omtrent de richting, waarin het Provinciale Bestuur
ten aanzien der algemeene provinciale electridteitsvoorziening zou hebben te streven.
Dit nader advies werd door prof. FELDMANN in October 1914 uitgebracht. Het leidde in
Maart 1916 na langdurige besprekingen en onderhandelingen tot een voorstel aan de Provinciale
Staten en daarna tot het Statenbesluit dd. 2 Mei 1916, No. la, inzake de oprichting van een
provinciaal electriciteitsbedrijf, welk besluit hieronder is afgedrukt. Dit besluit geeft de grondgedachte van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf aan.
No. la.
De STATEN der provincie Friesland,
Gelet op art. 140 der Provinciale Wet;
Besluiten om in de provincie Friesland op te richten een provinciaal electriciteitsbedrijf, tot taak hebbende het opwekken en leveren van hooggespannen stroom ten einde
op de meest economische en doelmatige wijze zooveel mogehjk over de geheele Provincie
te kunnen voorzien in de behoefte aan electrisch arbeidsvermogen voor hcht en kracht
en om dit bedrijf te doen berusten op de navolgende beginselen:
1. Het opwekken van den hooggespannen stroom geschiedt in hoofdzaak in een
centrale inrichting.
2. Het bedrijf is gegrond op commercieele beginselen en wordt naar die beginselen
gedreven met dien verstande:
a. dat het maken van winst geen doel zal zijn;
b. dat het bedrijf zal moeten heden al zijn onkosten met name daaronder begrepen de
bezoldigingen, pensioenen en andere verzekeringen (voorzoover deze verzekeringen niet
ten laste van de belanghebbenden komen) en voorts de renten en aflossingen van de,
ten behoeve van de inrichting en de uitoefening van het bedrijf, aangegane schulden;
c. dat het beheer en de administratie afzonderlijk, wat de ontvangsten en betalingen
betreft in den zin als bij art. 114 bis der gemeentewet voor gemeentebedrijven is toege,4aten, zullen geschieden naar door de Gedeputeerde Staten vast te stellen regelen, dat
de financieele einduitkomsten van bedrijfsbegrooting en rekening, in de provinciale
begrooting en rekening onder ontvang en uitgaaf worden opgenomen, zoodat het provinciale budget door de uitkomsten van het bedrijf zal worden geschaad noch gebaat.
3. Het distribueeren van stroom van lage spanning wordt bij voorkeur overgelaten
aan de gemeenten, mits in acht genomen worden de beginselen, uitgesproken in het doel,
waarmede het provinciale electriciteitsbedrijf wordt opgericht en gehandeld worde
naar de regelen boven sub 2 a en b omschreven.
4. Bij opzet en uitoefening van dit gemeentehjke bedrijf treedt het provincial electrititeitsbedrijf desverlangd leidend, raadgevend en helpend op, voorzoover zulks ter
bereiking van het doel van het laatstgenoemde bedrijf dienstig kan zijn.
Aldus vastgesteld door de Staten van Friesland.
Leeuwarden, den 2 Mei 1916.

XXXI

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN FRIESLAND.

497
497

Op 1 October 1916 trad het Provinciaal Electrititeitsbedrijf in werking. Het werd onder
directie gesteld van den heer E . VAN DIJK, voorheen directeur van het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf te Leeuwarden, die den volgenden toestand aantrofa. de centrale te Leeuwarden was door de Provincie overgenomen en werd door het provinciale
bedrijf gexploiteerd.
b. de centrale te Grouw was door de Provincie overgenomen en zou van 1917 af door het provinciale bedrijf worden gexploiteerd, totdat te Grouw stroom zou worden geleverd door de
centrale te Leeuwarden.
c. contracten voor stroomlevering waren door de Provincie gesloten met de gemeente Leeuwarden, met de K.G.L.-afnemers en met de gemeente Idaarderadeel.
De eerste jaren zijn voor het bedrijf zeer moeilijk geweest.
De Leeuwarder centrale was, hangende de onderhandelingen tusschen Provincie en gemeenten, niet uitgebreid. De behoefte aan electrischen stroom nam in het aangesloten gebied,
mede tengevolge van den hchtnood" en de rantsoeneering der industrie (kolendistributie) sterk
toe m veel sneller tempo dan bij den eersten opzet was geraamd, zoodat onmiddellijk na het
Statenbesluit omtrent de overneming, nieuwe machines en ketels besteld moesten worden en
uitbreiding der gebouwen moest plaats hebben. Een en ander veroorzaakte aan de Provincie
groote kosten en door de zeer hooge prijzen der materialen voor de uitbreidingswerken n door
het oneconomisch werken der oude inrichting bij de belasting, die daarvan in de overgangsjaren werd verlangd.
De werken tot voeding van het net van Idaarderadeel van de provinciale centrale uit
werden zoo spoedig als dat in de oorlogsomstandigheden mogelijk was, uitgevoerd. Op 1 Apri
1917 werd het opwekbedrijf te Grouw stopgezet.
In 1918 werd door de Coperatieve Vereeniging voor Electrische Verhchting te Witmarsum, Pingjum, Arum en Achlum besloten tot aansluiting aan het provinciale net, in verband
waarmee de centrale te Witmarsum in 1919 buiten bedrijf werd gesteld.
Voor de stroomlevering aan deze Coperatie was noodig de bouw van een hoogspanningslijn Dronnjp-Achlum, welke bovengronds, op houten palen werd uitgevoerd. Hierdoor kreeg
ook de plaats Tzum gelegenheid tot aansluiting.
Eveneens in 1918 besloten de coperaties in Kollumerland ca. (die kort daarop bezittingen en schulden overdroegen aan de gemeente Kollumerland) tot stroombetrekking van het
Provinciaal Elertriciteitsbedrijf, met stopzetting van het opwekbedrijf te Kollum. Daar het net
van de Gromngsche centrale dichter bij Kollum kwam, dan dat van het Friesche bedrijf, werd
een overeenkomst met Groningen getroffen eneen hoogspanningslijn (bovengrondsch,op hout)
aangelegd van Gr%skerk tot Kollum, waarlangs aan Kollumerland ca. van 1919 tot in 1922
stroom is geleverd.
Overige noemenswaardige uitbreidingen onderging het hoogspanningsnet voor 1920
met, terwijl bovendien zoowel de langzame vordering van de uitbreidingswerken in de centrale,
onder den invloed der buitengewone omstandigheden, als de bezwaren verbonden aan
hinderden" ^
^
8
verdere aansluitingen ver611

T O T S T A N D K O M I F T

v a n

Daar de drang tot aansluiting in de Provincie echter groot was, werd geregeld gewerkt
aan de voorbereiding van verdere werken en de meeste materialen daarvoor werden reeds in
bestelling gegeven.
* * *
32

PROVINCIAAL

498

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN FRIESLAND.

XXXI

In de jaren 1920, 1921 en 1922 zijn de centrale en het hoogspanningsnet in snel tempo
uitgebreid. In de centrale was in 1923 een machinevermogen opgesteld van 9000 kW, terwijl de
totale ketelcapaciteit (dus met inbegrip der reserve) overeenkwam met een stoomproductie voor
Het hoogspanningsnet werd uitgebreid over vrijwel het geheele gewest (behalve den Z .
O-hoek), terwijl, ten einde een behoorlijke voeding van dit hoogspanmngsnet te verkrijgen,
bij Leeuwarden, Sneek, Heerenveen, Rauwerden Opperkooten onderstations werden gebouwd.
De voedingsleidingen (bovengrondsch, op ijzeren masten), die ter verbmdmg van deze
stations (behalve van dat bij Heerenveen) aangelegd werden, zijn geschikt te maken voor voeding
onder een spanning van 50 000 volt; voorloopig is de spanning 10 000 volt.
Werden in de eerste jaren (tot 1922) aan de nieuwe hjnen geregeld transformatorstations
aangesloten, telkens als een dorp of dorpje werd bereikt, onder den invloed van de algemeene
malaise nam omstreeks 1923 de lust tot aansluiting af, waardoor de aansluitbewegmg vertraagde.
In 1923 en begin 1924 werd dan ook meer gewerkt aan de voltooiing van het net en het meer
rendabelmakerdaarvan door het bevorderen van aansluitingen, dan aan het aanleggen van meuwe
lijnen. In het laatst van 1924 leefde de belangstelling voor aansluiting meer op. Het hoogspanningsnet werd vooral in het Z.O. en N.O. der Provincie uitgebreid.

6 5 0 0

Zooals uit het reeds genoemde Statenbesluit No. la dd. 2 Mei 1916 bh,kt,^ het van den
aanvang af de bedoehng geweest, dat de Provincie zou zorgen voor het opwekbedrijf met het
n ^ ^ t r ^ t ^
de distributie van stroom van lage spanning bij voorkeur
zou worden overgelaten aan de gemeenten.
Ditisgeheelinde lijn der geschiedenis: plaatselijk is de drang tot electrifieatie ontstaan
Toen de weichehjkheid en mogelijkheid van centrale opwekking naar voren kwam, heeft de
Provincie de zorg voor het opwekbedrijf n het hoogspanningsverdeelnet in het ahjemeene belang
op Sn genomen, terwijl de plaatselijke organen zich bleven belasten met de plaatselijke distn' In den regel hebben de gemeenten deze taak op zich genomen; in enkele gevallen treedt
een coperatie voor n of meer dorpen als distribueerend lichaam op. Bij wijze van ^ d e r m g
levert het Provinciaal Electriciteitsbedrijf in enkele gevallen zelf stroom van bge spanning rechtstreeks aan de verbruikers. Grootverbruikers (industrie, waterschappen) die een eigen hoogp a ^ g T t a L n t d i g hebben, zijn (buiten Leeuwarden en de andere oude
in den regel rechtstreeksche afnemers van het Provinciaal Electriateitsbedrijf. Slechte bij uit
zondering treedt een gemeente op vor de voorziening van een gebied, gelegen buiten haar
territo^dit geschiedt enkel als de plaatsehjke gesteldheid aan de grens der gemeente dit gewenscht

b U t , B

" ^ I n hoeverre het wenschehjk is in dit systeem wijziging te brengen, bhjve hier onbesproken- slechts zij opgemerkt, dat alleen bij de meest innige samenwerking tusschen het hoogspann g s S en het laagspVnnmgsdistributiebedrijf gunstige resultaten met dit systeem worden
berfikt; hapert er iets aandie samenwerking, dan wordt het doel nl de hmeest e c o n o n ^ e en
rationeele stroomvoorziening ten behoeve van de ingezetenen
vraag naar voren, in hoeverre verbetering is te verkrijgen door het brengen van het geheele
bedrijf, van de centrale tot den verbruiker, in n hand. Dit zou adnumstratief en technisch zeker een vereenvoudiging zijn. Een algemeen gebrek aan samenwerking is echter in Fries-

met^J?^t

XXXI

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN

FRIESLAND.

499

land niet aanwezig, zoodat het althans op dezen grond niet noodzakelijk is tot verandering van
systeem over te gaan.

Door verschillende omstandigheden staan de financin van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf er slecht voor. De eerste jaren waren teleurstellend, doordat in den duren tijd terstond
kostbare voorzieningen getroffen moesten worden, om aan de contractueele verplichtingen te
voldoen. Daarbij komt, dat in deze contracten de stroomprijs voor een lange reeks van jaren (tot
ca. 1950) is vastgelegd.

Fig.

1.

AANZICHT VAN DE CENTRALE, ZOOALS DIE IN 1916

DOOR DE PROVINCHC

WERD OVERGENOMEN.

Wel is in den tijd der duurste exploitatie door de oude contractanten ingewilligd in de
betaling naar een hoogere kolenclausule en is in 1922 en 1923 door herziening der stroomleveringsovereenkomsten met enkele dier oude contractanten o.a. met de belangrijkste van hen, de
gemeente Leeuwarden verbetering bereikt, doch afdoende is die verbetering niet, terwijl
in elk geval de nadeelen der eerste jaren nog steeds als verliezen op de balans van het Provinciaal
Electriciteitsbedrijf voorkomen.
Ook de stroomlevering in de tweede periode, na 1920, heeft nog zeer belangrijke verhezen
opgeleverd. De nieuw aangelegde werken werden in den duren tijd, direct na den oorlog
uitgevoerd, terwijl bij de voltooiing de animo tot aansluiting afnam. Het aanlegkapitaal met
inbegrip van de geleden verliezen is zoo hoog geworden, dat alleen door een grooten omzet
een redelijke prijs voor den verbruiker is te bereiken.

PROVINCIAAL

500

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN FRIESLAND.

XXXI

De gesteldheid van deze Provincie, waar landbouw en veeteelt de hoofdbronnen van


bestaan zijn en waar industrie, voorzoover niet daarmee samenhangend, niet in belangrijke
mate aanwezig is, zou het in normale gevallen reeds moeilijk maken, een provinciaal electricittsbedrijf rendabel te doen zijn. Te moeijker, welhaast onmogelijk is dit thans, nu door de

Fig.

2.

SITUATIE DER CENTRALE.

omstandigheden een zoo groot kapitaal in de stroomleveringswerken is vastgelegd en zoo belangrke verliezen moeten worden ingehaald.
ll-l^ii
Een gunstige factor is daartegenover, dat het welvaartspeil in .dit gewest zoo hoog is,
dat men z i c T l ook ten plattelande - gaarne eenige financieele opoffering getroost, om van
3

XXXI

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN

FRIESLAND.

501

het gemak en de voordeelen van de nieuwe kracht- en lichtbron te kunnen genieten.


Toch maakt deze zorgelijke toestand der financin van het bedrijf buitengewone maatregelen noodig. In de eerste plaats een ijverig bevorderen van de verhooging van den afzet,
ook door het zoeken naar middelen om een economisch gebruik van stroom voor allerlei doeleinden mogelijk te maken. Aan de acquisitie worden hooge eischen gesteld, te meer, waar de
omstandigheden het bedingen van den hoogst mogelijken verkoopprijs gebiedend noodzakelijk
maken. De marge tusschen de kosten van opwekking en den verkoopprijs aan den verbruiker
moet dus zoo groot mogelijk zijn.
Het zijn overwegingen van dezen aard, die de vraag doen rijzen, of het in n hand
brengen van het geheele bedrijf, van de centrale tot den verbruiker, niet ernstig onder de oogen

Fig. 3.

DE MACHINEKAMER DER OORSPRONKELIJKE CENTRALE

(1916).

moet worden gezien. De weg van den fabrikant tot den verbruiker wordt daardoor verkort, wat
het rendement van het bedrijf moet verhoogen.
In de tweede plaats heeft de toestand der financin van het bedrijf het noodig gemaakt,
dat van provinciewege aan het bedrijf extra steun werd verleend. In de zomerzittingen der
Provinciale Staten van 1923 en 1924 werd besloten tot het toekennen aan het bedrijf over 1924
en over 1925 telkens van een bedrag van 500 000,, in den vorm van een renteloos voorschot.
Het ligt in het voornemen van Gedeputeerden aan de Provinciale Staten ook voor de
komende jaren een voorstel tot een dergelijk besluit te doen; na 1927 zal het bedrag van dit jaarlijksche voorschot hopelijk geleidelijk verminderd of een andere regeling getroffen kunnen Worden.
De volgende lijst van verhezen over de verschillende jaren moge hier ten slotte nog
worden opgenomen. De getallen zijn ontleend aan de jaarverslagen met inachtneming van

502
502

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN FRIESLAND.

XXXI

de rente, die van 1917 tot 1922 over de geaccumuleerde verliezen telken jare werd bijgeschreven.

Fig. 4.

HET KETELHUIS DER HUIDIGE CENTRALE MET TWEE


BABCOCK & WILCOX-KETELS (1924).

1916 1 October 31 December


1917
1 9 1 8

1919
1920 . . .

H 751,30%
92 166,19y
167 304,30
255 105,76i/
556 034,83 y
Transporteeren 1 082 362,40

XXXI

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN

FRIESLAND.

503

Transport 1082 362,40


943 950,62 y
1 380 825,04

1 076 907,33%
782 659,65
Totaal verlies Ult Dec. 1924 5 266 705,05

1 9 2 1

1 9 2 2
1 9 2 3
1 9 2 4

Fig. 5.

DE MACHINEKAMER DER HUIDIGE CENTRALE.

De inrichting der centrale.


In 1910 werd het eerste plan voor den bouw eener electrische centrale voor de gemeente
Leeuwarden uitgewerkt door den heer J. G. BELLAAR SPRUYT, aanvankelijk voor een spanning
van 3000 volt, welke spanning bij het definitieve project verhoogd werd tot 6000 volt. Deze verandering geschiedde voornamelijk met het oog op de mogelijkheid van stroom'evering aan de

504
504

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN FRIESLAND.

XXXI

dichtstbijgelegen buitengemeenten, met welker besturen reeds vr den bouw der centrale
besprekingen waren geopend.
Nadat de plannen de vereischte goedkeuring hadden verkregen, werd met de uitvoering
begonnen. De werkzaamheden waren in 1912 zoo ver gevorderd, dat van 1 Augustus 1912 af
stroom voor verhchting tegen betaling geleverd werd, terwijl van 18 Augustus af een geregelde
dag- en nachtdienst werd onderhouden. Op 31 December
1912 bedroeg het aantal aansluitingen 195 met een aansluitwaarde voor hcht en kracht
van 459 kW.
Het opgestelde generatorvermogen bestond aanvankelijk uit twee eenheden van
315 kVA, gedreven door verticale stoommachines; de ketelbatterij bestond uit twee Cornwall-ketels van 50 m V.O.,
ieder voorzien van een oververhitter van 50 m V . O . ;
de stoomdruk bedroeg 12,4
kg/cm . In het eerste bedrijfsjaar werd een hoogste belasting
van 156 kW bereikt bij een
verbruik van 80 216 kWh.
De
onderhandelingen
met de buitengemeenten vorderden in 1912 zoo ver, dat
met de gemeente Menaldumadeel een overeenkomst voor
stroomlevering voor den tijd
van ongeveer 30 jaren werd
afgesloten. Bij deze overeenkomst werd bepaald, dat de
stroom in de Leeuwarder centrale zou worden afgenomen;
dat de gemeente MenaldumaFig. 6. DE KOLENTRANSPORTBAAN (1924).
deel geheel voor eigen rekening
een ondergrondsch hoogspanningsnet zou aanleggen, voor
de inrichting van transformatorstations met bijbehoorende laagspanningsnetten zou zorgen en
de distributie aan hare ingezetenen zelf ter hand zou nemen. Het distributiebedrijf van
Menaldumadeel was dus alleen door de overeenkomst voor stroomlevering met het opwekbedrijf verbonden. De prijs voor den geleverden stroom zou, in verband met de gemiddelde
productiekosten in de centrale, periodiek worden herzien.
2

XXXI

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN

FRIESLAND.

505

In de volgende jaren nam het stroomverbruik in.de gemeente Leeuwarden geregeld toe,
terwijl de onderhandelingen met de buitengemeenten, mede onder den invloed van het door
prof. FELDMANN aan Gedeputeerde Staten van Friesland in Juli 1912 uitgebrachte rapport inzake de provinciale electrititeitsvorziening, leidden tot de oprichting van eene N.V. Kabelmaatschappij Gebied Leeuwarden (K.G.L.), welke den stroom van de Leeuwarder centrale
onder 6000 volt spanning zou betrekken en deze door middel van een eigen, grootendeels voor
10 000 volt ingericht kabelnet aan de aangesloten en gros afnemers zou leveren. De gemeente
Menaldumadeel trad onder overdracht van haar hoogspanningsnet tot de K . G . L . toe, die

Fig. 7.

TOTAAL AANZICHT DER HUIDIGE CENTRALE (1924).

Zooals reeds in het bovenstaande overzicht werd medegedeeld als afnemers telde: de gemeenten Menaldumadeel, Leeuwarderadeel, Ferwerderadeel en Tetjerksteradeel, benevens
de_ coperatieve vereeniging Het Noorderlicht" te Oudebildtzijl, die hare werkzaamheden over
het noordelijke gedeelte van de gemeente Het Bildt uitstrekte.
Het uitbreken van den oorlog in 1914 belette aan de K . G . L . om de stroomlevering aan de
gemeente Tetjerksteradeel ten uitvoer te brengen; de overige afnemers werden gedeeltelijk
in 1913, gedeeltelijk in 1914 van stroom voorzien.
Deze toestand bleef gehandhaafd tot in 1916, toen tusschen de Provincie, de gemeente

506

PROVINCIAAL ELJiCTRliJl 1 kl 1 balLUKiJr

ivi rtKm^L.Juyu.

Leeuwarden, de K . G . L . en hare afnemers onderhandelingen werden geopend, welke leidden


tot de overneming van de Leeuwarder centrale en het hoogspanningsnet der K . G . L . door de
Provincie, die met Leeuwarden en de K.G.L.-afnemers afzonderlijke overeenkomsten voor
stroomlevering op langen termijn sloot.

Fig. 8.

DE ONTWIKKELING VAN HET HOOGSPANNINGSNET


Verklaring.

Provinciaal Hoogspannings kabelnet.

luchtnet.
-.
Eigendom Coperaties en Gemeentel.
Z.f. Zuivelfabriek.
Z. Zuil.

D. Dorp.

(19161919).

XXXI

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN

FRIESLAND.

507

Deze transacties brachten wel de gewenschte algemeene lijn in de provinciale electriciteitsvoorziening, doch bleken door het gemis aan een periodieke herziening der tarieven voor
de Provincie zeer bezwarend.

Fig. 9.

DE ONTWIKKELING VAN HET HOOGSPANNINGSNET

Verklaring.

Z-f.
Z.
D.

Provinciaal Hoogspannings kabelnet.

luchtnet.
Eigendom Coperaties en Gemeenten.
Zuivelfabriek.
Zu.
Dorp.

(19201923).

508
508

PROVINCIAAL ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN FRIESLAND.

XXXI

In den onderstaanden staat is de groei van het bedrijf in de jaren 1912 tot en met 1916
weergegeven:
Ongesteld
eenfratorveSen
^VA

Einde 1912
1913

630
790

1914

1567

1915
1916

1567
1567

Fig.

. . .
Aantal kWh op- .
<

AansluitOpgesteld ketclvcr- Maximale


iadnkt
waarde voor
mogen (exclusxef over- belasting m
aanslui^
ve^tter).
kW.
^
,
tingen. ^ t ^ w
fl

y e r b r u i k

e n

j a a f

2 x 50 m V.O.
2 x 50
1 x 100
2 x 50
2 x 100
als in 1914
als in 1914
2

10.

156
345

120 663
522 347

195
384

459
861

670

1 131 878

482

1250

870
860 )

1 773 219
1 781807 )

593
759

1664
2159

HET OPRICHTEN VAN EEN MAST DER LIJN

WIRDUMDRACHTEN (1920).

Gelijk hiervoor reeds is vermeld, werd de stroomlevering door het Provinciaal Electriciteitsbedrijf begonnen op 1 October 1916, met ingang van welken datum het opwekbedrijf
van de gemeente Leeuwarden werd overgenomen.
Fig. 1 geeft een totaal aanzicht van de overgenomen Leeuwarder centrale, die gebouwd was
aan de Oostzijde der stad, op een terrein, dat kon vergroot worden tot ruim 1 ha oppervlakte.
1) Tot 1 October 1916.

XXXI

PROVINCIAAL ELECTRICITEITSBEDRIJF IN FRIESLAND.

509

Blijkens de situatieteekening (zie fig. 2) grenst dit terrein vr en achter aan breed vaarwater nl. aan het Vliet en het Nieuwe Kanaal, die beide deel uitmaken van de provinciale waterwegen. Op ongeveer 500 m ten Oosten van de centrale loopen zij samen. De keuze van deze
plaats werd vooral bepaald door de gunstige ligging ten opzichte van de koelwatervoorziening;
het koelwater wordt uit het Nieuwe Kanaal aangezogen en in het Vliet geloosd. Alleen bij
strenge vorst wordt het gebruikte koelwater weder in het Nieuwe Kanaal teruggevoerd, waardoor
bereikt wordt, dat in en bij het aanzuigkanaal geen ijsvorming plaats heeft.
Een moeilijkheid bij de koelwatervoorziening is, dat door de vrij drukke stoom- en motorvaart ter plaatse, bij lagen waterstand het water door het woelen der schroeven licht verontreinigd wordt, vooral als in den nazomer en herfst vele bladeren in het kanaal zijn geraakt. Voor
het aanzuigkanaal en in de in dit kanaal aangebrachte bassins zijn zeven aangebracht, welke dan
meermalen per dag gereinigd moeten worden.
Een nadeel van dit terrein is, dat geen spooraansluiting kan worden verkregen. De kolenaanvoer heeft wel voor een zeer groot gedeelte per schip plaats, doch de per spoor aangevoerde kolen moeten uit de wagons eerst in pramen worden overgeladen en zoo voor den wal der
centrale worden gevoerd.

Fig.

11.

BETON FUNDATIE VAN EEN MAST IN DE LIJN

WIRDUMDRACHTEN (1920).

Wat de inrichting der centrale betreft, daarin waren, toen zij door de Provincie werd
overgenomen, de volgende machines opgesteld:
a. twee verticale tandem-compoundstoommachines, direct gekoppeld met draaistroomgeneratoren van 250 kW voor 6000 volt.
Van deze beide machines, die sedert de stichting der centrale (1912) in bedrijf waren,
ziet men op fig. 3 een gedeelte van de cylinders. De machine, die in deze figuur op het bordes
voorkomt is:

510

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN FRIESLAND.

XXXI

b. een draaistroomturbogenerator van 750 kW voor 6000 volt, die in 1914 werd aangeschaft.
Voorts was nog aanwezig:
c. een ckaaistroomturbogenerator van 3000 kW voor 10 000 volt. Deze machine was pas sedert
enkele maanden in bedrijf en hangende de onderhandelingen tusschen Provincie en Gemeente was zij voorloopig in een bergruimte opgesteld. Haar vermogen was hierdoor beperkt
tot ca. 2000 kW, dat zij voorloopig onder een spanning van 6000 volt leverde.
Aan ketels waren de volgende eenheden aanwezig:
twee Cornwall-ketels van 50 m V.O.
elk met een overhitter van 50 m ieder, en
met een gezamenhjken economiser;
twee Lancashire-ketels van 100 m
V.O. elk met een overhitter van 70 m
en elk met een economiser.
De ketels waren berekend voor
12 atm. stoomdruk en moesten met de
hand gestookt worden.
Met deze installatie werd zij het
onder groote bezwaren in verband met het
stijgende stroomverbruik doorgewerkt
tot 1919. Toen pas kon de reeds in 1916
bestelde tweede 3000 kW-turbogenerator
(Stork-Smit) gelverd worden. Evenzoo
werden toen geplaatst de beide eerste
Babcock & Wilcox-ketels (fabrikaat Stork),
welke samen n blok vormen. Het V.O.
van elk dezer ketels, die voor een stoomdruk van 14 atm. zijn gebouwd, is 333 m
zonder den economiser. Een afbeelding van
deze beide ketels en van het ketelhuis, dat
evenals de machinekamer voor de opstelling der nieuwe inrichtingen moest worden
uitgebreid, geeft fig. 4.
In begin 1921 werd een tweede dergelijk stel ketels in gebruik genomen, geleverd door de Duitsche Babcockwerke
te Oberhausen.
De machinekamer was inmiddels verbouwd en ingericht voor de opstelling van een derde
3000 kW-aggregaat, dat in het laatst van 1921 in gebruik genomen kon worden. Door de vertraagde oplevering daarvan werd veel ongerief veroorzaakt, daar nl. op 11 October 1921 van
het tweede 3000 kW-aggregaat de generator doorsloeg, waardoor alleen de 750 kW-machihe
met het nog steeds voorloopig opgestelde eerste 3000 kW-aggregaat, dat slechts 2000 kW kon
afgeven, voor stroomopwekking beschikbaar was.
In 1922 werd dit laatste aggregaat overgebracht naar de machinekamer, waardoor het
Zijn nominaal vermogen van 3000 kW kon ontwikkelen en de machinezaal haar huidige gedaante
2

XXXI

PROVINCIAAL ELECTRICITEITSBEDRIJF IN FRIESLAND.

511

verkreeg, waarvan in fig. 5 een beeld is gegeven. Tevoren werd de oude 750 kW-tur-

Fig. 13.

KAART VAN HET DIENSTTELEFOONNET (1924).

bogenerator verkocht, terwijl nog in hetzelfde jaar (1922) over het oude ketelhuis (van 1912)

512

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN FRIESLAND.

XXXI

een nieuw werd gebouwd. Toen dit werk voltooid was, werd het oude, tot dien tijd in gebruik
geweest zijnde, ketelhuis afgebroken en werd ruimte gemaakt voor de opstelling van een Stork
C.T.M.-ketel,met een V . O . van 480 m ongerekend den economiseren gebouwd voor een
stoomdruk van 14 atm. In 1923 werd deze ketel in bedrijf genomen.
Het nieuwe ketelhuis biedt ruimte voor de opstelling van vier dergelijke eenheden, terwijl dan nog p het terrein voldoende ruimte overblijft voor de opstelling van twee turbor
aggregaten tot een vermogen van 6000 kW elk.
Met deze uitbreidingen hield natuurlijk een vergrooting van den schakelaanleg ge2

lijken tred.
Wat de inrichting van de kolenopslagplaats en van het kolentransport betreft, werd
op den wal een kolensteiger met grijperkraan aangebracht, welke over een stortbak de kolen
in kipwagentjes brengt. Langs een kettingbaan worden de wagentjes omhoog gebracht en boven
de opslagplaatsen leeg gestort (zie fig. 6). Hieruit worden de kolen, zoonoodig na menging,
gebunkerd, daarna in kipwagentjes afgetapt, gewogen en door een electrische hijschinrichting
in de hoppers der ketels gestort.
In 1924 trad in de uitbreidingswerken een pauze in. Het totaal in de machinekamer
opgestelde vermogen bleef 9000 kW, terwijl de stoomproductie voor ca. 6500 kW (beide zonder
reserve gerekend) geschikt bleef. Voor 1925 zijn echter uitbreidingsplannen in voorbereiding.

<

of . m . r . p J

-I

Schaal 1: 200

Fig. 14.

PLATTEGROND VAN HET ONDERSTATION TE SNEEK.

Lag het aanvankelijk in de bedoeling, de centrale te verplaatsen naar een ten Westen
der stad, nabij de ontworpen nieuwe spoorweghaven gelegen terrein, nu men door de oorlogsjaren gedwongen was tot geleidehjke uitbreiding en de techniek zoodanig vorderde, dat op
eenzelfde grondvlak grooter vermogen kon worden opgesteld, is van deze verplaatsing afgezien.
Een totaal aanzicht der centrale in hare huidige gedaante geeft fig. 7.
De ontwikkeling van de Leeuwarder centrale van hfet begin der stroomlevering in 1912
af tot het einde van 1924 toe geeft het beeld te zien van een bedrijf, dat, aanvankelijk opgezet
voor de electriciteitsvoorziening van een stad Leeuwarden met de naaste omgeving
langzamerhand uitgroeit tot het centrale punt voor de stroomvoorziening van een geheele
provincie.
In den loop der jaren zijn de oorspronkelijke inrichtingen, machines, toestellen en ketels
vervangen door andere van grooter vermogen en hoogeren stoomdruk. Dit proces zal zich, als
d teekenen niet bedriegen, ook nog in de komende jaren voortzetten. Van de oorspronkelijk

XXXI

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN

FRIESLAND.

gestichte gebouwen, die eveneens geleidelijk uitgebreid en vervangen werden, is slechts een
klein deel overgebleven. Natuurlijk is daarbij het feit, dat de opeenvolgende uitbreidingen
moesten geschieden bij loopend bedrijf op een terrein, hetwelk niet in alle opzichten voor
een centrale van dezen omvang geschikt was, noch toeliet steeds de gunstigste oplossingen
te kiezen ten aanzien van steenkool- en aschtransport en van de onderlinge opstellingen van
machines, ketels en toestellen, van grooten invloed geweest o de inrichting van het geheel
zooals dit thans bestaat.
P

Fig. 15.

TYPE VAN EEN ONDERSTATION.

Het volgende staatje aangevende het verbruikte aantal kg steenkool (herleid tot een stookwaarde yan 7200 calorien) per opgewekte, resp. per afgeleverde kWh, geeft een beeld van de
met den loop der jaren verkregen verbetering der productiemiddelen.
Jaar.

Aantal opgewekte
kWh.

Aantal uit de centrale Leeuwarden


afgeleverde kWh
(incl. eig. verbruik).

1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

2 599 095
3 117 157
4 533 408
5 646 180
7 624 329
11 635 756
13 707 090
15 977 908

2 465 488
2 951 043
4 232 296
5 289 934
6 759 168
8 572 358
10 807 776
12 310 669

Aantal verstookte kg steenkool.


Totaal.

3 908 790
5 116 186
7 481225
8 746 000
9 000 868
11008 096
13 029 224
13 682 772

Per opgewekte
kWh.

Per afgeleverde kWh


(incl. eig. verbruik).

1,50
1,64
1,65
1,55
1,18
0,95
0,95
0,86

1,59
1,73
1,77
1,65
1,33
1,28
1,21
1,11
33

514

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN FRIESLAND.

XXXI

Voor meerdere statistische gegevens omtrent het in de centrale vastgelegde kapitaal, de


maximale belasting en het debiet moge hier naar de hierbijgaande tabellen 1 t/m 4 en grafische
voorstellingen (fig. 23 t/m 26) worden verwezen.
*
Het hoogspanningsnet.
De ontwikkeling van het provinciale hoogspanningsnet bhjkt uit de acht kleine kaartjes
die in de fig. 8 en 9 zijn afgedrukt en den stand aangeven van het net op 31 December der jaren
1916 t/m 1923. De tegenwoordige stand (einde 1924) is op de hierachter opgenomen uitslaande
nepkaart vastgelegd.
De kaartjes der fig. 8 en 9 behoeven weinig
toelichting. Duidelijk blijkt, dat in de oorlogsjaren zoo
goed als geen uitbreidingen van het net hebben plaats
gehad. De eerste werken door de Provincie gemaakt bestonden uit de volgende bovengrondsche hjnen:
a. *op ijzeren masten van Wirdum naar Grouw (1917) ter
voeding van het net van Idaarderadeel en van Wirdum
naar Drachten (1920) ter aansluiting van het gemaal
Eernewoude en de fabriek der N.V. Lyempf te
Drachten, en
b. op houten masten van Grijpskerk naar Kollum ter
voeding van het net van Kollumerland ca. en van
Dronrijp over Tzum naar Achlum, ter voeding van het
net der centrale Witmarsum, beide in 1919 in bedrijf
genomen.
Wegens crisisomstandigheden moesten deze lijnen
bovengronds worden aangelegd; kabels waren niet in
voldoende hoeveelheid te krijgen.
Van de constructie der lijnen bedoeld onder a
geven de fig. 10 en 11, van die bedoeld onder b geeft
fig. 12 een beeld; deze laatste figuur is vervaardigd naar
Fig. 16. SCHAKELSTATION TE
foto genomen bij Achlum, toen na een zwaren storm in
BRITSUM.
November 1921, een deel der masten scheef was gewaaid.
In 1920 en vooral in 1921 werden vele kilometers
kabel gelegd. Het graven der sleuven en het daarin trekken
der kabels geschiedde door aannemers, terwijl het bedrijf vrachtauto's met aanhangwagens
beschikbaar stelde voor het vervoer der haspels langs het kabeltraject. Zooveel mogelijk
werden de kabels direct van de haspels, welke op de aanhangwagens met behulp van ijzeren
spillen in lagers draaibaar waren opgesteld, langs de sleuf uitgerold. Waar dit niet mogelijk
was met het oog op hgging der sleuf ten opzichte van den weg, geschiedde het uitrollen op de
bekende wijze, van den opgevijzelden haspel af.
Bij de in 1921 en later gelegde kabels werd tevens in den regel een telefoonkabel gelegd.
Van het telefoonkabelnet geeft het kaartje van fig. 13 een beeld.
Een telefonische verbinding van Leeuwarden met het Oosten en Westen der Provincie
werd verkregen door een overeenkomst aan te gaan met de Intercommunale Waterleiding Mij.
e e n

XXXI

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN

FRIESLAND.

C1K

Gebied Leeuwarden, tot medegebruik van haar kabelnet. Het is waarschijnlijk ook mogelijk
later op deze manier een verbinding te krijgen met het Noorden der Provincie.
Het hoogspanningsnet is aangelegd naar de volgende beginselen:
a. De Provincie is verdeeld in vier districten, elk met een centraal voedingspunt.
b. Deze voedingspunten zijn door bovengrondsche lijnen met de centrale verbonden; waar deze
lijnen met dubbel circuit zijn uitgevoerd, kan bij een storing het defecte deel worden uitgeschakeld en de voeding langs het andere circuit plaats hebben.
c. In elk district kan zooveel mogelijk de voorziening van elk transformatorstation langs meerdere wegen plaats hebben.
Natuurlijk konden bij de uitwerking deze beginselen niet geheel worden gevolgd; hetgeen
bij een beschouwing van de hierachter opgenomen netkaart zonder meer blijkt. In elk
district is een onderstation gesticht, waar zooveel mogelijk alle kabels samenkomen en van waaruit de stroomloop grootendeels kan worden gecontroleerd en geregeld.
AUe onderstations zijn
bouwkundig vrijwel gelijk.
Het kenmerkende van de
constructie is, dat de verschillende cellen alle van
buitenaf toegankelijk zijn,
terwijl de centrale bedie-?
ningsruimte zich binnenin
bevindt. De plattegrond krijgt
daardoor een vorm als in
fig. 14 voor het onderstation
te Sneek is aangegeven. Een
Schaal 11100
afbeelding van den bijbeFig.
17.
PLATTEGROND
VAN
HET
SCHAKELSTATION
TE BLESSE.
hoorenden opstal toont fig. 15.
De vier districten
kunnen als volgt nader worden aangeduid:
a. Leeuwarden, met een onderstation te Schenkenschans bij Leeuwarden, (voor het Noorden);
b. Sneek. met een onderstation aan den Groenediik. <vnnr hpt 7 \X7 \*
C. Heerenveen met een onderstation te Terbandsterschans (voor het Z.O.);
d. Opperkooten met een onderstation aldaar (voor het N . CO.
Daar het kabelnet in het Noorden grootendeels reeds aanwezig was bij de overneming
der centrale, gaan de kabels van het hoogspanningsdistributienet voor dit gedeelte der Provincie
nog van de centrale uit en niet van het onderstation te Schenkenschans. Dit station dient dan
ook voornamelijk, evenals het schakelstation te Rauwerd, voor de bediening der bovengrondsche
voedingslijnen, die van hieruit naar de andere onderstations loopen. Hiertoe is het dan ook door
een drievoudige verbinding (drie kabels van 3 x 95 mm koperdoorsnede) met de centrale verbonden.
2

Van Schenkenschans uit gaan twee bovengrondsche voedingslijnen op ijzeren masten


resp. naar de onderstations te Rauwerd en te Opperkooten. Het eerst is ontworpen de lijn via
Rauwerd naar Sneek. Oorspronkelijk lag het in de bedoeling ook het onderstation Terbandster-

516

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN FRIESLAND.

XXXI

schans nabij Heerenveen van


Rauwerd uit door een dergelijke lijn te voeden, doch naderhand is besloten dit onderstation, voorloopig althans,
alleen ondergronds aan te
sluiten.
De bovengrondsche lijnen zijn- thans ingericht voor
een spanning van 10 000 volt.
Zoodra zulks noodig mocht
blijken, kunnen zij gemakkelijk geschikt worden gemaakt
voor een spanning van 50 000
volt. Daartoe zal dan bij elk
der bestaande onderstations
een 50000 volt-transformatoren schakelaanleg moeten worFig. 18.
SCHAKELSTATION BLESSE.
den bijgebouwd, waarvoor
overal terrein beschikbaar is.
De doorsnede der spanningvoerende koperdraden is 2 X 3 X 50 mm , die van de stalen
aardingskabels 2 X 50 mm . De isolatoren van de hjn Schenkenschans-Rauwerd-Sneek zijn
steunisolatoren voor een spanning van 50 000 volt, terwijl de hjn naar Opperkooten voorzien
is van hangisolatoren bestaande uit twee geleidingen, elk voor een spanning van 20 000 volt. De
normale afstand tusschen de masten is 240 m, de
normale hoogte der masten 23,8 m. Bij kruising
van spoorlijnen, wegen en vaarwaters zijn bijzonder
geconstrueerde masten gebruikt, van 17,8 tot 43 m
hoogte, terwijl daar dubbele of drievoudige bevestiging der draden werd toegepast. De palen op de
lijn naar Sneek zijn in beton gefundeerd, dat op
het vaste zand of op heipalen rust. Bij de hjn naar
Opperkooten is in den regel gebruik gemaakt van
plaatfundeering, systeem Jucho, waarbij de platen
op het vaste zand werden gelegd.
De ondergrondsche hjnen zijn alle (behalve
enkele van vr 1916) geschikt.voor 10 000 volt. De
koperdoorsnede is voor de hoofdlijnen 3 X 35. mm ,
voor de minder belangrijke verbindingen 3 X 16
mm . De lijn SneekSpannenburg is een dubbelhjn
van 3 X 35 mm . De meeste kabels zijn geleverd
door de Nederlandsche Kabelfabriek te Delft.
Op de belangrijke knooppunten van het net,
waar geen onderstation aanwezig is, zijn schakel- Fig. 19. SCHAKELSTATION WOUDSEND.
2

XXXI

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN

FRIESLAND.

517

stations gebouwd. In het oudere netgedeelte is daarvoor


gekozen een toren-model, als
in fig. 16 is afgebeeld. Op
twee verdiepingen zijn hier
de noodige beveigings- en
schakelinstrumenten
opgesteld. Steeds is daarbij ook
nog gerekend op een transformator voor de voorziening
der omliggende verbruikers.
Later is overgegaan
tot de schakelstations van
n verdieping. De plattegrond daarvan is in fig. 17
aangegeven, terwijl fig. 18 een
afbeelding van een dergelijk
Fig. 20.
SCHAKELSTATION MARNEZIJL.
schakelstation te Blesse toont.
Een kleiner type hiervan is
gebruikelijk, daar waar slechts vier a zes cellen noodig zijn, hetzij voor twee of drie uitgaande
kabels met twee transformatoren (bv. gecombineerde fabrieksaansluitingen en dorpsvoorziening)
of drie of vier uitgaande kabels met een transformator en een olieschakelaar. Van dit type is
in de fig. 19 en 20 een voorstelling gegeven. .
Voor de plaatselijke transformatorstations is reeds aanstonds afstand gedaan van het
bekende type der ijzeren zuilen, welke ten plattelande door het onderhoud te duur worden.
A l gemeen is in gebruik het steenen transformatorstation van een eenvoudig type,
dat zich, zooals ook uit fig.
21 moge blijken, over het
algemeen goed bij de omgeving aansluit. Waar zulks
mogelijk was, is, vooral om
financieele redenen,de stroomlevering aan industrieele- of
bemalingsinstallaties gecombineerd met de plaatselijke
voorziening. En transformatorstation, gewoonlijk in de
fabrieksruimte of het bemalingsgebouw ondergebracht,
dient dan voor de beide soorten van stroomlevering. Soms
is daarbij gebruik gemaakt van
een plaatijzeren kast, waarin
Fig. 21. TRANSFORMATORSTATION FRIENS (DAARNAAST NOG
de transformatoren en verdere
DE OUDE ZUIL).
apparaten zijn ondergebracht.

518

PROVINCIAAL ELECTRICITEITSBEDRIJF IN FRIESLAND.

XXXI

Het net is in het Z.O. der Provincie nog niet geheel afgebouwd. Ontworpen is hier nog een
verbinding tusschen Drachten en Oosterwolde, waardoor de bedrijfszekerheid in dit gedeelte
belangrijk zal worden verhoogd. Met hetzelfde doel is een overeenkomst gesloten met de N . V .
IJsselcentrale," krachtens welke bij Blesse twee verbindingen zijn gemaakt tusschen de hoogspanningsnetten van beide bedrijven, en wel een van Blesse naar Oldemarkt en een van Blesse
naar Steenwijk. De bedrijfszekerheid van beide netten is hiermee gebaat. Bij Noordwolde is
er op gerekend, dat op den duur een verbinding gemaakt kan worden met het zich tot Frederiksoord uitstrekkende net van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf in Groningen. Deze verbinding
is vooral voor het Groningsche net van belang.
Ten slotte zijn in de hierachter opgenomen tabellen en grafische voorstellingen nog een
aantal statistische gegevens omtrent de lengte der netten, het aantal aansluitingen e .d.m. opgenomen.
De laagspanningsdistributiebedrijven.
Waar, gelijk in het algemeene overzicht reeds gebleken is, de electriciteitsvoorziening
in Friesland in de gemeenten is begonnen en voorts de eerst aangesloten gemeenten behoorden
tot de grootste en krachtigste der Provincie, werd uiteraard aanvankelijk door de gemeenten
zelf voorzien in de behoefte aan technisch en administratief personeel. In die gemeenten is dus
werkzaam een kassier-boekhouder en een chefmonteur met n of meer monteurs. In gemeenten
met een gasfabriek is in den regel de directeur van de gasfabriek tevens directeur van het gemeentehjke electriciteitsbedrijf.
Toen later de aansluitbeweging minder vlug ging, werden vaak om te beginnen slechts
enkele kommen eener gemeente aangesloten. Dit leidde er langzamerhand toe, dat het Provinvinciaal Electriciteitsbedrijf hetzij de technische en/of de administratieve leiding van een distributiebedrijf' op zich nam (beheersovereenkomst met gemeente) hetzij zelf den aanleg en de
exploitatie der laagspanningswerken ter hand nam. Gewoonlijk geschiedt dit in eigen exploitatie nemen door het Provinciaal Electriciteitsbedrijf echter niet, dan nadat vanwege de gemeente of vanwege een speciaal daarvoor opgerichte coperatieve vereeniging voor de eerste
10 jaren een garantie is gegeven voor een zekere mate van stroomverbruik in de aan te leggen
netten, opdat de rentabiliteit daarvan vrijwel verzekerd zij.
In de practijk bhjkt de exploitatie der laagspanningsnetten vanwege het provinciale bedrijf
vrij goedkoop te kunnen geschieden. Met behulp van een meteropnemer, tevens geldophaler in elk
dorp wordt de administratie op het hoofdkantoor gevoerd. Voor technische hulp is in elk transformatorgebied een hulpmonteur (installateur) aangesteld, die kleine werkzaamheden kan verrichten.
Meer belangrijke werkzaamheden, als het aansluiten van speciale meters, het maken van ondergrondsche huisaansluitingen en dergelijke geschieden door het personeel van de districtsbureaux.
De exploitatie der laagspanningsnetten is ten plattelande niet gemakkelijk. De vrij verspreid wonende bevolking maakt den aanleg van uitgestrekte netten noodig, die in onderhoud
en bediening vrij duur zijn. Daarbij is het stroomverbruik althans in den aanvang gering, zoodat de vaste kosten van rente en afschrijving zwaar op elke verkochte kWh drukken. Dientengegevolge wordt de stroomprijs vrij hoog. Een prijs van 60 cent per kWh voor hcht is ten plattelande niet abnormaal; prijzen van 65 cent en hooger komen ook voor. Door de algemeen ingevoerde gemengde tarieven (vastrecht benevens een lagere stroomprijs, als regel 30 cent) wordt
bij ruim stroomverbruik automatisch een lagere gemiddelde prijs voor licht en huishoudelijk
gebruik verkregen-, terwijl door speciale tarieven (piektarief) het stroomverbruik voor huishoudelijke doeleinden wordt bevorderd.

XXXI

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN FRIESLAND,

519

De stroomprijs voor klein-krachtverbrm'k is vrij algemeen 25 tot30 a 32 cent per kWh, in de


steden ca. 25 cent. Bij garantie van een minimumverbruik kunnen deze prijzen lager worden.
De provinciale electriciteitsverordening van 1914, in het algemeene overzicht reeds genoemd, heeft aan de Gedeputeerde Staten het toezicht opgedragen op de na dien tijd opgerichte
distributiebedrijven. Door dit toezicht, ingevolge waarvan o.a. goedkeuring van tarieven moet
worden gevraagd, is een zekere eenvormigheid in de behandeling der verschillende zaken verkregen.
Ten slotte zijn ook omtrent den stroomomzet en de bedrijfsinkomsten en uitgaven in de
hierachter volgende tabellen en grafische voorstellingen enkele statistische gegevens te vinden.
De huisvesting der bureaux.
Oorspronkelijk is het Provinciaal Electriciteitsbedrijf in Friesland gehuisvest geweest
op ae daartoe gehuurde
verdiepingen van het
perceel Ruiterskwartier,
hoek Lombardsteeg. Al
spoedig werd de kantoorruimte te klein, waarom
in 1919 op een gedeelte
van het achter de centrale
gelegen terrein een houten gebouw werd opgericht, waarin het personeel van de afdeeling
Technische Dienst (ingenieurs, opzichters en
teekenaars met de daarbij behoorende administratieve krachten) zijn
werkvertrekken had en
waar tevens de garage
werd gevestigd. (Zie de
situatieteekening
van
Fig. 22.
HET ADMINISTRATIEGEBOUW TE LEEUWARDEN.
fig. 2).
Voor de directie
en de hoofdadministratie, welke laatste inmiddels tot een omvangrijke afdeehng was uitgegroeid, was intusschen kantoorruimte ingericht in het perceel aan de Emmakade N.Z. 57, dat
daartoe na aankoop een belangrijke verbouwing had ondergaan. Een afbeelding van het verbouwde perceel is in fig. 22 opgenomen. Men ziet hierop rechts en hnks de beide mee
aangekochte woningen, welke verhuurd zijn aan twee hoofdambtenaren van het bedrijf.
In dit gebouw werden ook gevestigd de laboratoria (hoogspanningslaboratorium en
laagspanningslaboratorium of ijkkamer), benevens, voor zoover mogelijk, het magazijn.
In 1924 kon, wegens de belangrijke inkrimping van het personeel na afloop der bouwperiode, in dit gebouw ook de afdeehng Technische Dienst worden ondergebracht, waartoe
de bovenverdieping van het magazijn na eenige verbouwing ruimte bood. Het voormalige gebouw
van den Technischen Dienst achter de centrale werd toen tot hoogspanningsmagazijn ingericht.

520

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN

FRIESLAND.

Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van het hoogspanningsnet.


Jaar.

Aanlegkosten der
centrale
X iooo,.

Aanlegkosten van
het net
X iooo,.

Boekwaarde der
centrale
X / iooo,.

1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

414,7
429,5
647,7
1 214,3
1 860,0
2 357,1
2 469,7
2 609,7
2 611,6

139,8
200,8
242,8
1 358,7
4 256,3
6 832,1
8 145,4
8 168,0
8 458,7

411,3
406,6
604,8
146,4
741,3
215,7
264.5
2 271,8
2 140,7

_
Jaar.
T

1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

380 526
384 363
384 779
385 362
386 224
386 506
390 384
394 504
397 029

Tabel 1 (fig. 23).

Boekwaarde van Lengte van het


hoogs panningsnet
het net
t/m ioooo Vin km.
X iooo,.
138,9
196,1
232,3
1 337,0
4 212,7
6 578,2
7 713,0
7 520,2
7 468,8

Gegevens betreffende het verzorgingsgebied.


TP . i aantal
. . .inTotaal
,
het
. .
woners
in
.
.. .
verzorgingsgebied,

XXXI

43,4
51,3
51,9
88,4
205,4
471,1
646,2
860,4
891,7

Tabel 2 (fig. 24)

>
r.
Totaal
aantal in- Aantal aansluitm7 7 .
.
...
_
, aange- gen
Totaal aangesloten
woners der
. . voor
.
.hcht
,~. en Aantal aansluitin.
^ r j ! "
.
^

nuisnoudelijke
gen
voor
kracht,
vermoeen
in kW.
sloten gemeenten.
^ jj j j
UBI ^
i t

80 282
88 491
88 698
103 639
118 201
202 254
263 917
271 892
329 029

nc

el

4 942
5 938
7 640
11 258
13 997
19 287
24 703
27 173
29 786

373
400
425
570
727
1 148
1 716
2 061
2 598

3 564
5 228
5 323
6585
8 038
10 575
15 464
18 164
21 024

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

IN

FRIESLAND.

Gegevens betreffende het verbruik.

a a r

'

Totaal aantal
in hof nof f
hverdT kWh
_
x

Tabel 3 (fig. 25)

Aantal
ingekochte kWh
X i ooo.

I 0 0 0

Maximale belasting
van het geheele bedrijf in kW.

B^^, ,j
^ 'lln
f

Verkochte kWh
voor licht en huishoudelijke doeleinden en voor kracht
X iooo ).
!

1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

824,8
2 356,6
2 846,7
4 206,3
5 383,3
7 396,3
10 170,1
13 385,3
15 614,7

123,0
263,4
260,5
71,8

2,6

1 150
1020
1250
1800
2 035
2 920
4 070
4 400
4 930

2 548
2 494
2 518
2 774
2 611
2 562
3 115
3 241

774,9
2 223,0
2 680,6
4 023,2
5 281,3
6 781,3
8 383,3
10 486,0
11 947,5

) Omdat in hoofdzaak verkocht wordt aan engros-afnemers is splitsing in door het P. E. B. verkochte licht
en kracht kWh onmogelijk. Deze kolom geeft dus alleen het nuttig afgeleverd aantal kWh" aan.
J

Financieele gegevens (exploitatie).


W e n ? n nf"
?'
distributiekosten
stroominkoop ;
_
T o t a I e

Jaar.

o (

X I 1000..

1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

38,9
160,6
345,3
521,7
760,3
582,0
604,5
577,6
581,7

I Q 0 0

2,0
144
17,1
56,5
225,2
543,9
746,8
805,0
785,6

Tabel 4 (fig. 26)


Totale
uitgaven
! .-.
0 0 0

47,7
232,3
440,7
690,9
1308,8
1 790,1
2 258,2
2 084,2
2 024,5

Totale
Totale uitgaven
Totale
ontvangsten
Pf ,
i ntvangsten per
o o . - . aeleverde kWh verkochte kWh
e

I O

36,0
140,2
273,4
435,8
752.8
846,1
877,4
1 007,3
1 241,9

l n

h et

in cts.

5,78
9,86
15,48
16,43
24,31
24,20
22,2G
15,57
12,97

in cts.

4,64
6,31
10,20
10,83
14 25
12,48
10,47
9,61
10,39

25

25

25

24

24

24

23

23

23

22

22

22

21

21

21

20

20

20

19

19

19

18

18

18

17

17

17

16

16

16

15

15

15

14

14

14

13

13

13

12

12

12

11

11

11

10

10

10

V O t ^ O O C T l O
l i - H . < . 1 C M
0\ Os O
G\

.-H
CM CO
CM CM CM CM
Ol
Ol
O Os

Fig. 23.
Aanlegkosten der centrale X 500 000.
Aanlegkosten van het net X 500 000.
Boekwaarde der centrale X 500 000.
Boekwaarde van het net X 500 000.
Lengte van het hoogspanningsnet t/m 10
volt in km X 50.

v o r ^ o o o i
i-H
r-<
1-1 O
01 01 01 01 oi

CM

CM

0 0 3;
CM

CM

os o\ 'cn os

ior~-oocjio
r H r H r H r H C M

Os

Os OS Os Os

Fig. 24.
Totaal aantal inwoners van het verzorgingsgebied X 20 000.
Totaal aantal inwoners der aangesloten gemeenten X 20 000.
Aantal aansluitingen voor licht en huishoudelijke doeleinden X 5 000.
Aantal aansluitingen voor kracht X 5 000.
Totaal aangesloten vermogen in kW X 2 000.

CM

CM
CM

Os Os

co

CM CM

os os

Fig. 25.
Totaal aantal in het net afgeleverde kWh
X 10 .
Aantal ingekochte kWh X 10".
Maximale belasting van het geheele bedrijf
m k W X 1 OUU.
Bedrijfstijd in uren X 200.
_ Totaal aantal verkochte kWh X 10".
6

V O f - C O d
' - ' ' - l ' - l - H C M

01 01 o

--<
CM

CM
CM

o\

0\ o\

CO
CM

*
CM

Ol

Fig; 26.

- Totale opwekkosten en/of stroominkoop


X 100 000.
Totale distributiekosten X 100 000.
Totale uitgaven
X 100 000.
Totale ontvangsten
X 100 000.
Totale uitgaven per in het net afgeleverde
kWh in cts.
Totale ontvangsten per verkochte kWh in cts

OVERZICHTSKAART

N O O R D Z E E

V A N DEN

S T A N D DER E L E C T R I F I C A T I E
IN D E P R O V I N C I E

FRIESLAND
OP 31 DECEMBER 1924.
S C H A A L 1 a 200000.
VERKLARING.
Centrale.
50 kV onderstation (met 10 kV in bedrijf).
Transformator- of schakelstation.
50 kV net (met 10 kV in bedrijf).
10 kV net in bedrijf.
10 k V net in aanleg.
6 kV net in bedrijf.

-+-+-+-+-+--

5 kV net in bedrijf.
4 kV net in bedrijf.
Provinciale grens.
Gemeente grens.
Spoorwegen.
Gelectrificeerde gemeenten.
Niet gelectrificeerde
gemeenten.
Gemeenten, waarmede over aansluiting
wordt onderhandeld.
Gemeenten, welke zelf in hun
stroomopwekking voorzien.

HARLINOENV

STAVOREN

D
Z

U I D E R

V E R IJ SYS

R E N

E LA
DRUK GEUZE DORDRECHT.

DE ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN DE GEMEENTE


GRONINGEN.

A D A T op een concessie-aanvrage der firma W . A. SCHOLTEN van December 1894


voor het aanleggen en exploiteeren eener electrische verhchting in een gedeelte
der stad door den Gemeenteraad afwijzend was beschikt, werd door eenige ingezetenen de Groninger Electrische Blokverlichtings Maatschappij opgericht. Begin October 1895 kon deze maatschappij reeds overgaan tot het leveren van electrischen stroom aan 22 gebruikers, wier perceelen, bijna alle groote winkels, gelegen waren binnen
het aaneengesloten bouwblok, begrensd door Vischmarkt, Stoeldraaierstraat, Soephuisstraatje,
Zwanestraat en Guldenstraat. De stroom werd opgewekt door een gelijkstroomdynamo, die
door een gasmotor van 25 pk werd aangedreven. Deze machines waren opgesteld in een perceel
in het Soephuisstraatje, van waaruit langs een bovengrondsch net gelijkstroom van 2 x 110
volt spanning aan de afnemers werd geleverd. Eenige jaren later werd deze installatie uitgebreid
met een zuiggasmachine van 40 pk.
Een verzoek aan den Raad om vergunning tot het leggen van kabels vanuit dit Wokstation naar de perceelen van de aandeelhouders werd geweigerd, omdat men in deze nieuwe
aanvraag tevens een poging meende te moeten zien om in het bezit te geraken eener algemeene
concessie voor stroomlevering, terwijl toch de Gemeente op den duur aan eigen beheer de voorkeur wilde geven.
Deze kleine blokcentrale bleef in verband met de omstandigheid, dat alle afnemers
tevens aandeelhouders waren, nog tot 1912 in bedrijf, toen ze door een brand geheel werd vernield
en haar 26 afnemers op het gemeentelijke electriciteitsnet werden overgeschakeld.
Omdat de aandrang van de zijde der ingezetenen steeds grooter werd en in 1899 opnieuw eenige concessie-aanvragen voor electrische stroomlevering bij het Gemeentebestuur
binnenkwamen, besloot de Raad, die den concessie-aanvragers nog steeds niet gunstig was gezind, een onderzoek naar de kosten en de rentabiliteit van een gemeentelijk electrisch centraalstation met kabelnet te doen instellen. Nog in hetzelfde jaar kon dit onderzoek worden opgedragen
aan den heer N . J. SINGELS, werktuigkundig ingenieur te 's-Gravenhage. Het resultaat hiervan
is geweest, dat in 1900 tot de oprichting van een gemeentelijk electrisch centraalstation, overeenkomstig het project van den adviseur, werd besloten, waardoor Groningen na Rotterdam,
dat het voorbeeld had gegeven, en slechts eenige maanden na Haarlem de derde gemeente
in ons land werd die, op 4 October 1902, een eigen electriciteitsbedrijf in exploitatie bracht.
Ofschoon toen velen de stichting van dit bedrijf als een zeer gewaagden stap voor de gemeentefinancin beschouwden, heeft de onderneming zich reeds na drie jaren tot een winstgevend

522

GEMEENTELIJK

ELECTRICI

TEI TSBEDRIJF

GRONINGEN.

XXXII

bedrijf kunnen ontwikkelen en zijn sindsdien de batige overschotten voortdurend gestegen, zoodat over het jaar 1924, na zeer ruime afschrijving, meer dan een half millioen gulden in de gemeentekas kon worden gestort!
Werd dus, wat de financieele uitkomsten betreft, de voortvarendheid van het Groningsche Gemeentebestuur met succes bekroond hetgeen voor vele andere gemeenten in ons land
een spoorslag is geweest om eveneens een eigen electriciteitsbedrijf op te richten zoo had die
toch door het gemis aan voldoende ervaring dit onaangename gevolg, dat bij de oprichting
van het bedrijf groote fouten werden gemaakt. Hierdoor heeft de gemeentelijke centrale nimmer
de rol kunnen vervullen, die haar anders zeker beschoren zou zijn geweest, nl. om de districtscentrale voor de provincie Groningen te worden.
In de eerste plaats werd het belang der electriciteitsvoorziening sterk onderschat en in
verband daarmede werd het jonge bedrijf aanvankelijk aan de leiding van den directeur van het
gasbedrijf toevertrouwd. Dit had weer ten gevolge, dat de nieuwe centrale, zoo ongunstig mogehjk,
in n der hoeken van het terrein der gasfabriek werd gebouwd en noch aan het water, noch aan
het spoor kwam te liggen, terwijl voor een eventueele uitbreiding van het gebouw slechts naar
n zijde terrein beschikbaar bleef.
In de tweede plaats werd het gelijkstroomsysteem gekozen. Hoewel reeds destijds in
Duitschland en in Amerika de grootere transportmogelijkheden, die draaistroom biedt, waren
onderkend en deze stroomsoort in die landen dan ook reeds meer en meer voor de electriciteitsvoorziening werd toegepast, mag men toch de ontwerpers der centrale, gezien den toenmahgen
stand der techniek in ons land en in Engeland, over deze keus niet te hard vallen.
Een derde fout, die, in navolging van de voor de gasbedrijven in die tijden gevolgde politiek
werd gemaakt, was de weigering om electriciteit aan het naburige Helpman te leveren, uit vrees
hierdoor forensen te zullen kweeken. Dit had ten gevolge, dat in 1907 direct aan de grens der
Gemeente de Coperatieve Verhchtingsfabriek te Helpman in bedrijf kwam en tot 1916 een
belangrijk verzorgingsgebied voor de gemeentelijke centrale verloren ging. Erger was het, dat
hiermede door het Gemeentebestuur tevens in beginsel was beslist om geen stroom aan naburige
gemeenten te leveren, waardoor deze taak later des te gemakkelijker door de Provincie kon worden
overgenomen.
Op 1 Januari 1906 werd het electriciteitsbedrijf van de voogdij van het gasbedrijf ontheven en onder een zelfstandigen directeur geplaatst. Reeds spoedig nadien werden plannen
overwogen om door omzetting van een gedeelte van den opgewekten gelijkstroom in draaistroom
of door afzonderlijke draaistroomopwekking ook stroom aan de naburige gemeenten Haren
en Hoogkerk te leveren. Door de gevallen beslissing, om geen stroom aan de buurtschap Helpman te leveren, moesten deze plannen echter voorloopig worden opgeborgen. Een nieuwe poging, die in 1910 werd ondernomen en waarbij gelijktijdig overwogen werd, de electriciteitsfabriek naar een gunstiger gelegen terrein met spoor- en wateraansluiting te verplaatsen, stuitte
aanvankelijk op de hooge kosten af en moest ten slotte geheel worden opgegeven, toen in 1911
de provinciale verordening op de uitoefening van bedrijven tot productie en levering van electrischen stroom werd vastgesteld. Ingevolge deze verordening werd nl. voor uitbreidingen van het
bedrijf buiten de Gemeente een vergunning van Gedeputeerde Staten noodig, die, in verband
met de plannen der Provincie tot oprichting van een eigen centrale, toch niet meer zou worden
verleend. Van toen af aan was het gemeentelijke electriciteitsbedrijf uitsluitend op het grondgebied der Gemeente aangewezen en kon aan een verplaatsing der centrale niet meer worden gedacht.
* * *

XXXII

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITSBEDRIJF

GRONINGEN.

523

Na deze korte inleiding moge hier thans een beschrijving der centrale volgen. Op bescheiden voet begonnen, waren aanvankelijk in het ketelhuis opgesteld drie Lancashire-ketels elk van
60 m verwarmend oppervlak, gebouwd voor een overdruk van 10 atmosferen en voorzien van
oververhitters met een verwarmend oppervlak van 42,5 m , systeem W. Schmidt. In het rookkanaal was een Schmidt's economiser aangebracht met een verwarmend oppervlak van 90 m ,
die, gecombineerd met een daarop geplaatsten voorwarmer, diende om het voedingswater der
ketels voor te warmen.
In de machinekamer waren drie horizontale tandem-compoundstoommachines ge2

Fig.

1.

VOORGEVEL VAN DE CENTRALE IN 1911.

plaatst, ieder van 240 pk en ingericht voor de werking met oververhitten stoom van 320 C.
Elk dezer machines was direct gekoppeld met een gelijkstroomshuntdynamo van normaal 135
kW, met spannmgsdeeler volgens patent Dohvo-Dobrowolsky en voor een spanning van 2 x
225 volt. De stoommachines waren aangesloten op een centrale condensatieleiding met twee
aggregaten voor oppervlakcondensatie.
Verder was voor het nachtbedrijf nog opgesteld een accumulatorenbatterij van 648 ampre-uren bij drie-urige ontlading, met een laadmachine van 60 pk, zoodat het totaal beschikbaar
vermogen bij den aanvang van het bedrijf slechts 510 kW bedroeg.
Bij de eerste uitbreiding in 1907 werd een Lancashire-ketel van 90 m verwarmend opper2

524

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITSBEDRIJF

GRONINGEN.

XXXII

vlak en eenzelfde soort stoomdynamo van 300 kW opgesteld. Daarna kwam in 1909 de uitbreiding ten behoeve van het trambedrijf, met een bufferbatterij van 222 ampre-uren bij eenurige ontlading, een Pirani-machine en een nieuwen schakelaanleg voor de tractiespanning van
550 volt. Ten behoeve dezer batterij werd de kap van het magazijn omhoog gevijzeld en een
nieuwe batterijkamer gebouwd tusschen de reeds bestaande en het magazijn.
In 1910 moest het vermogen opnieuw worden vergroot en wel werden in dat jaar geplaatst:
een waterpijpketel van 375 m verwarmend oppervlak met een daarachter geplaatsten Schmidt's
economiser van 175 m verwarmend oppervlak en een dynamo van 600 kW, direct gekoppeld aan
een Lentz-compoundstoommachine met eigen, electrisch aangedreven, condensatie-aggregaat.
Wegens plaatsgebrek in de machinekamer moest dit laatste in den kelder worden opgesteld.
Voor de zuivering van het ketelwater werd verder nog een waterreiniger, systeem HalvorBreda, aangeschaft, terwijl voor de verzameling van het condensatiewater een ijzeren reservoir
in het ketelhuis werd geplaatst.
In 1911 werd het gebouw aan de zijde van de Bloemstraat een verdieping hooger
opgetrokken, waardoor een behoorlijke meterkamer met monteurswerkplaats verkregen
werd.
Fig. 1 geeft een afbeelding van den voorgevel der centrale na deze verbouwing. Daarop
volgde in 1912 de aanschaffing van een nieuwe hchtbatterij van 1296 ampre-uren bij drie-urige
ontlading met een paar automatische cellenschakelaars en de vervanging der laadmachine door
een van het dubbele vermogen.
Een groote uitbreiding, waardoor de capaciteit der centrale meer dan verdubbeld werd,
volgde reeds weer in 1913 en wel werden opgesteld: twee waterpijpketels elk van 285 m verwarmend oppervlak en voor 13% atmosferen druk, een Greens economiser van 407 m verwarmend oppervlak en een turbo-aggregaat met twee gelijkstroomgeneratoren, elk van 750
kW. Bovendien werd ter vereffening van de ongelijke spanningen in het drieleidernet nog een
balanceeraggregaat aangeschaft. Om voor deze nieuwe eenheden plaats te maken, moesten
twee der oude vlambuisketels, de oude economiser met voorwarmer en een der oude stoomdynamo's worden opgeruimd, terwijl het economisergebouw aan de zijde van den Bloemsingel
moest worden vergroot. Daar de schoorsteen wegens zijn te zwakke fundeering niet kon worden
verhoogd, werd de noodige trek verkregen door een electrisch aangedreven ventator boven
op den economiser te plaatsen en daarmede de rookgassen in den schoorsteen te jagen.
Wegens uitbreiding van het tramnet werd in het volgende jaar (1914) de capaciteit der
bufferbatterij met 50 % vergroot en op 333 ampre-uren bij een-urige ontlading gebracht.
2

* * *
Belangrijker uitbreidingswerken waren een gevolg van het terugkomen van Gedeputeerde
Staten der provincie Groningen op het in den aanvang 1915 genomen besluit om voor gemeenschappelijke rekening van het provinciale en het gemeentehjke electriciteitsbedrijf een omzetterstation te stichten, waarvan het vermogen als een wederzijdsche reserve zou worden gebruikt.
Om toen niet geheel afhankelijk te worden van het provinciale bedrijf werd in 1916 opnieuw
tot uitbreiding van het vermogen der gemeentelijke centrale besloten, waarbij in verband
met de annexatie van Helpman, Kostverloren en een gedeelte der gemeente Noorddijk en
mede op grond der bezwaren, die uit een constructief oogpunt tegen den bouw van zeer groote
gelijkstroomgeneratoren werden gevoeld tot draaistroomopwekking werd overgegaan. Ten
einde de nieuw op te stellen draaistroommachine desgewenscht met die der provinciale centrale

XXXII

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITSBEDRIJF

GRONINGEN.

525

te kunnen laten parallel loopen, werd zij voor dezelfde primaire spanning (10 000 volt) gebouwd,
waarvoor ook de machines dezer laatste centrale zijn ingericht.
Einde 1916 werden nu besteld een draaistroomturbine van 3 000 kW bij 10 000 volt
spanning en twee cascade-omzetters, resp. van 500 en van 1000 kW, voor de omzetting van
10 000 volt draaistroom in 500 volt gelijkstroom, terwijl de bestelling van de beide geprojecteerde
waterpijpketels, wegens de in December 1916 begonnen en in Februari 1917 zeer verscherpte
bran dstoffenrantsoeneering, voorloopig nog werd aangehouden. Het afkondigen van den onbeperkt en duikbootoorlog had ten gevolge, dat de nieuwe turbine eerst einde 1920 geleverd
werd, terwijl de beide cascade-omzetters in een
Engelsche munitiefabriek belandden. Voor de
stroomlevering had dit echter geen nadeelige gevolgen, daar door de beperking van het stroomverbruik de belasting der centrale zoo sterk
achteruit hep, dat deze teruggang eerst twee jaar
later, na het sluiten van den vrede, weer werd
ingehaald.
De uitbreiding van de machinekamer, die
voor het plaatsen der beide omzetters noodzakelijk was, en de bouw eener hoogspanningsschakelruimte, die beide aan de voorzijde der fabriek
werden uitgevoerd, kwamen in 1917 gereed. In
datzelfde jaar werd tevens een synchrone motorgenerator van 350 kW van het gemeentehjke electriciteitsbedrijf te Arnhem overgenomen, waarmede de opgewekte gelijkstroom van 450 volt
spanning kon worden omgezet in draaistroom van
10 000 volt. In het ketelhuis werd, ter verhooging
van den trek voor den laatsten ketel, nog een
zuigtrekinstallatie van het systeem Finsterbusch
aangeschaft, terwijl wegens de slechte kwaliteit
der geleverde brandstoffen de beide eerste ketels
van een onderwindinstallatie werden voorzien.
Omdat het Provinciale Bestuur, als com- _.
pensatie voor zijn gewijzigd standpunt inzake
' '
A T I O N AAN HET GEDEMPTE
het gemeenschappelijke omzetterstation, bereid

gevonden werd een eenzijdige draaistroomreserve voor de Gemeente beschikbaar te stellen, werd besloten voor rekening van het gemeentelijke bedrijf een koppelstation (zie fig. 2) te bouwen op het begin van het Gedempte Boterdiep,
waar een tweetal voedingskabels van het provinciale bedrijf langs hepen. Vanuit dit station,
waar de beide provinciale kabels doorheen werden gevoerd, werd een aftakkabel, voorzien van
een automatischen oheschakelaar, door de Bloemstraat naar de nieuwe hoogspanningsruimte
der centrale gelegd. De schakeling in het koppelstation werd zoodanig ingericht, dat naar keuze
uit een der beide provinciale hoogspanningskabels draaistroom van 10000 volt spanning op de
verzamelrails der centrale kan worden gebracht.
In November 1918 kwam de hoogspanningsschakelaanleg in de centrale zoover gereed,
F l g

B 0

E R I > I E P

526

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITSBEDRIJF

GRONINGEN.

XXXII

dat met de levering van draaistroom kon worden begonnen. Deze schakelaanleg is uitgevoerd
volgens het dubbel-railssysteem en over drie verdiepingen verdeeld. Voorloopig zijn er 11 x 6
cellen genstalleerd, doch is aan de voorzijde nog voldoende ruimte vrij gelaten om zoo noodig
een geheel nieuwe cellenbatterij bij te kunnen bouwen.

* * *
Eerst na het sluiten van den vrede begon het stroomverbruik weer in sterker mate toe

Fig.

3.

GEZICHT IN HET KETELHUIS.

te nemen en in verband daarmede werden in 1919 besteld een waterpijpketel van 300 m verwarmend oppervlak voor 14 atmosferen druk met oververhitter en met onderwindinstallatie,
benevens twee cascade-omzetters, elk voor een vermogen van 1000 kW. Deze ketel, waarvoor
de beide laatste vlambuisketels moesten worden opgeruimd, kon reeds begin 1920 in gebruik
worden genomen. Fig. 3 geeft een gezicht in het nu volgebouwde ketelhuis. De vierde ketel,
aan de voorzijde gelegen, kon niet op de foto worden opgenomen.
2

XXXII

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITSBEDRIJF

GRONINGEN.

527

Tegelijk kwam in de machinezaal een der beide cascade-omzetters gereed, terwijl in


November 1920 eveneens de reeds in 1916 bestelde draaistroomturbine van 3000 kW in dienst
kon worden gesteld. Om voor deze nieuwe machine plaats te maken, moest een der oude stoomdynamo's van 135 kW worden opgeruimd.
Begin 1921 werd ook de tweede cascade-omzetter van 1000 kW geleverd en de schakelaanleg verder afgewerkt, waarmede ten slotte het geheele uitbreidingsplan van 1916, hoewel
iets gewijzigd, op een enkelen ketel na voltooid was. Ruim 2% jaar nadat deze ketel opnieuw was

Fig.

4.

GEZICHT IN DE MACHINEZAAL.

aangevraagd, werd eindelijk op 1 December 1924 door den Gemeenteraad besloten ook dezen
ketel nog aan te schaffen, als gevolg waarvan in datzelfde jaar een tweede Babcock & Wilcoxketel van 475 m verwarmend oppervlak en voor 15 atmosferen druk besteld werd.
Overigens is het primaire vermogen der centrale sinds November 1920 niet verder uitgebreid en werd in het tekort voorzien door inkoop van stroom bij het provinciale electriciteitsa

528
528

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITSBEDRIJF

GRONINGEN.

XXXII

bedrijf, welk bedrijf over 1924 een vermogen van 1 600 kW ter beschikking der Gemeente stelde.
Zelf beschikt het gemeentelijke bedrijf thans over 4 gelijkstroommachines en 2 accumulatorenbatterijen met een gezamenlijk vermogen van 2910 kW, 1 draaistroomturbine van 3000 kW,
benevens 3 omzetters met een totaal vermogen van 2350 kW, terwijl nog een cascade-omzetter
van 2000 kW in bestelling is. Fig. 4 geeft een gezicht in de tegenwoordige machinezaal.
Alsnog werden in den loop van 1924 geleverd een tweede Greens economiser van 457 m
2

Fig.

5.

VOORGEVEL V A N D E CENTRALE IN

1924.

verwarmend oppervlak met een zuigtrekinrichting, systeem Kennemer, geschikt voor het
verwerken der rookgassen tot een maximale stoomproductie van 20 ton per uur. Voor deze
beide inrichtingen moest de fabriek aan den voorkant worden uitgebreid, zoodat het ketelhuis
thans naar beide zijden economisers en schoorsteenen heeft gekregen, waardoor de bedrijfszekerheid is vergroot. De nieuwe voorgevel van het gebouw is afgebeeld in fig. 5. Opgemerkt zij
verder nog, dat de oude waterreiniger van het systeem Halvor-Breda door een nieuwen volgens
het Neckarsysteem vervangen is.

XXXII

GEMEEN TELIJK ELECTRICI

TEI TSBEDRI JF GRONINGEN.

529
529

De koelwatervoorziening geschiedt vanuit het op circa 100 m van de centrale verwijderde

F i g . 6.

PLATTEGROND MET SCHAKELSCHEMA

verbindingskanaal Damsterdiep-Boterdiep en werd,


I' V E R D I E P I N C .
2t VE.R.PIEPING.
in verband met de aanschaffing der turbines, achtereenvolgens verbeterd in de jaren 1913, 1921 en
1924. Op het oogenblik wordt het koelwater aangevoerd door een dubbele gegoten ijzeren haalleiding met drie verwisselbare filterputten, terwijl een
betonnen afvoerleiding het verwarmde water weer
loost in het nieuwe Oosterhamrik-kanaal, dat op een
afstand van circa 250 m van de centrale gegraven is.
In aansluiting op een voor het gasbedrijf gemaakte los- en transportinrichting, waarmede door middel van grijperkranen met vultrechters de
kolen die op het station Groningen-Halte of voor de loskade in het
verbindingskanaal Damsterdiep-Boterdiep worden aangevoerd worden
overgestort in electrische tramwagens en naar het kolenterrein worden
gebracht, werd voor de centrale een electrische kolentransportbaan gemaakt, die den over vier bakken verdeelden inhoud der tramwagens
achtereenvolgens omhoog haalt en boven de kolenloods stort. Deze inrichting, die in 1923 in bedrijf kwam, heeft een capaciteit van 16 ton per uur, waardoor
spoorzendingen van 100 ton gemakkelijk in een dag in de loods kunnen worden gelost.
34

530

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITSBEDRIJF

GRONINGEN.

XXXII

Fig 6 geeft een volledigen plattegrond der centrale met schakelschema in den tegenwoordigen toestand.

Nu hiermede de beschrijving der centrale als afgesloten kan worden beschouwd, moge
thans nog een en ander over de inrichting van het kabelnet volgen.
Behalve een drietal uidoopers
van het net langs den Peizerweg, langs
het Buiten-Damsterdiep en langs den
Frieschen straatweg is het geheele
net ondergronds aangebracht. Het
oude gelijkstroomnet is uitgevoerd volgens het drieleiderstelsel
met geaarden middenleider voor
een distributiespanning van 2 x 220
volt. Werd het net oorpronkelijk ontworpen voor 8 stel voedingskabels,
zoo werd dit aantal in den loop der
jaren tot 22 stel uitgebreid. De zwaarste dezer kabels hebben onderscheidenlijk een koperdoorsnede van 240
mm of wel een alumimumdoorsnede van 396 mm . In de stad zijn
24 voedingskasten geplaatst, waarvan
er 16 ondergronds en 8 bovengronds
zijn uitgevoerd. Bovendien bevinden
zich in het net 19 verdeelkasten, die
op een enkele na alle nog ondergrondsch zijn. Om bij storingen het
net beter toegankelijk te maken, zullen
deze kabelkasten geleidehjk alle door
bovengrondsche van het brievenbusmodel, als in fig. 7 is aangegeven,
vervangen worden.
2

Voor het tramnet werden in


1910 twee voedingskabels voor een
gelijkspanning van 550 volt tegen
aarde en een terugleiding gelegd.
Door de uitbreiding van het tramnet kwamen hier in 1914 nog een voedingskabel en een
terugleiding bij.
De eerste 10 000 volt-draaistroomkabels werden in 1918 gelegd, waarmede voorloopig
slechts electrische energie onder hooge spanning voor de grootindustrie beschikbaar werd gesteld. Met den ombouw van het bovengrondsche gelijkstroomnet te Helpman in een ondergrondsch
draaistroomneten de installatie van een transformatorstation bij de Natte Brug begon in 1920
Fig. 7.

GELIJKSTROOM SCHAKELKAST.

XXXII

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITSBEDRIJF

GRONINGEN.

531

ook de levering van laagspannmgsdraaistroom volgens het vierleiderstelsel met 3 x 380 volt
voor de motoren en 220 volt voor de lampen. Op het hoogspanningsnet zijn thans aangesloten
4 schakelstations alsmede 8 eigen en 13 particuliere transformatorstations met totaal 24 transformatoren voor een gezamenlijk vermogen van 1220 kVA. In fig. 8 is de normale inrichting
van een gemeentelijk transformatorstation afgebeeld, terwijl in fig. 9 een gedeelte van de inwendige inrichting van het gecombineerde koppel- en transformatorstation bij Helpman is
voorgesteld. De eigen transformatorstations zijn tevens de verdeelpunten
voor het laagspanningsnet, waarin
overigens nog slechts n bovengrondsche verdeelkast geschakeld is.
Het gemeentelijke distributienet bestond op 31 December 1924
uit 378 km kabel en 156 km blanke
koperleiding, met een totaal gewicht
van 174 ton koper en 11,5 ton aluminum. Op dit net waren 7807 aansluitingen gemaakt; het aantal lichtinstallaties bedroeg 11 073 met een
aansluitwaarde van 7576 kW, het
aantal krachtinstallaties 757, met
1460 motoren en een aansluitwaarde
van 5296 kW. Totaal waren derhalve
aangesloten 11 830 installaties met
een gezamenlijke aansluitwaarde van
12 872 kW exclusief het trambedrijf,
dat over 32 motorwagens met een
gezamenlijke motorencapaciteit van
1737 kW beschikt. De openbare
electrische verhchting bestond uit
502 gloeilampen van 50 tot 1000 NK
en 4 vlambooglampen met een gezamenlijk verbruik van 75,8 kW.

Wat nu de bedrijfsresultaten
Fig. 8. INRICHTING VAN E E N TRANSFORMATORSTATION
betreft, diene het volgende:
(HOOGSPANNINGSZIJDE) .
Gedurende het bedrijfsjaar
1924 werden verstookt 6 209 202 kg
steenkool, waaruit werden opgewekt 6217 896 kWh. Bovendien werden nog van het provinciale bedrijf ingekocht 1 825 972 kWh, terwijl in totaal aan de netten werden afgeleverd
6 684 555 kWh, waarvan 5 292 328 kWh in den vorm van gelijkstroom en 1 392 227 kWh in
den vorm van draaistroom. Aan de afnemers werden verkocht 5 949 782 kWh en wel 3 053 267
kWh voor hcht, 1 351 789 kWh voor kracht, 950 454 kWh voor gemengde doeleinden en
594 272 kWh voor tractie.

532

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITSBEDRIJF

GRONINGEN.

XXXII

De totale ontvangsten bedroegen in 1924 1 069 100,97, de bedrijfskosten 348 820,77 ,


zoodat er een exploitatie-overschot was van 720280,19 . Na aftrek van de verschuldigde rente
ad 52 590,90 en de noodige afschrijvingen ad 140 466,78 kon een totaal bedrag van
527 222,50* als winst en kabelretributie aan de Gemeente worden uitgekeerd. Op 31 December
1923 bedroegen de aanlegkosten van de centrale met de bijgebouwen 818 405,07 en van de
netten 1 213 910,78 totaal dus
2 032 315,86. Hiervan was resp,
afgeschreven voor de centrale enz.
428 798,26 en voor de netten
502 941,59 of totaal 931 739,85 .
Derhalve bedraagt de boekwaarde
der centrale 389 606,81 en die van
de netten 710 969,19, zoodat het
geheele electriciteitsbedrijf thans nog
te boek staat voor 1 100 576,00 .
De volledige ontwikkelingsgang van het bedrijf spreekt duidelijk
uit de hierachter volgende tabellen
en de daarbij behoorende grafische
voorstellingen, fig. 10 t/m fig. 13, die
na het voorafgaande geen verdere
toelichting meer behoeven.
8

Fig. 9.

INRICHTING VAN HET GECOMBINEERDE KOPPEL


EN TRANSFORMATORSTATION TE HELPMAN.

Ten slotte mogen hier nog


enkele woorden aan de samenwerking met het provinciale bedrijf
worden gewijd. Sedert in September
1914 de provinciale centrale te Helpman in bedrijf gekomen is, heeft
tusschen de beide Groningsche electriciteitsbedrijven steeds de meest
vriendschappelijke samenwerking bestaan. In November 1918 werd door
het gemeentelijke bedrijf voor het
eerst stroom van het provinciale bedrijf betrokken en deze stroomlevering is daarna voortdurend in omvang

toegenomen. De verrekening geschiedt volgens een kilowatt- en kilowattuur-tarief, dat elk jaar herzien wordt. In de laatste jaren hebben beide bedrijven met hun
draaistroommachines herhaaldelijk parallel gewerkt en is een toestand van zwak gecombineerd
bedrijf ontstaan, waarbij de gemeentelijke centrale geregeld 's nachts en's Zondags tot donker
(' zomers ook de geheele Zondagen) stop gezet wordt en dan de volle stroomlevering in de
Gemeente door het provinciale bedrijf wordt overgenomen. Voorts wordt van het door dit bedrijf

XXXII

GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITSBEDRIJF

GRONINGEN.

533

beschikbaar gestelde vermogen steeds gebruik gemaakt als hierdoor het bijzetten van een extra
ketel of machine nog kan worden vermeden.
Toch wordt er van weerszijden naar een nog inniger samenwerking gestreefd en daarom
werd in 1923 aan het Centraal Bureau der Vereeniging van Directeuren van Electriciteitsbedrijven in Nederland opgedragen, een onderzoek in te stellen naar de wijze, waarop een rationeele samenwerking tusschen de beide Groningsche electriciteitsbedrijven op den duur zou
zijn te bereiken. Een uitgebreid rapport hierover verscheen in den aanvang van 1924,
hetwelk er waarschijnlijk toe zal leiden, dat de gewenschte overeenstemming tusschen het
Provinciale en het Gemeentelijke Bestuur tot stand komt.

Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van het hoogspanningsnet.


Jaar.

Aanlegkosten
der centrale
X iooo,.

Aanlegkosten
van het net
X 1000,.

1902/3
1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

314
339
341
342
343
404
406
435
526
565
650
654
657
647
627
607
760
897
889
918
763
818

180
205
214
225
235
253
264
282
300
325
343
381
396
423
441
512
588
802
941
1056
1 111
1 214

Boekwaarde
der centrale
X iooo,.

Tabel i (fig. 10)

Boekwaarde
Lengte hoog- Totale kabel
van het net
spanningsnet i te in km
X 1000,. 10 000 Vin km.
ene

314
329
322
310
297
342
328
321
371
. 360
441
408
358
304
322
310
404
553
507
463
393
390

178
196
197
200
200
208
208
206
209
217
237
261
253
258
251
295
340
535
624
681
675
711

3,0
3,0
8,8
13,6
16,7
17,9
21,5

Gegevens betreffende het verzorgingsgebied.

_
J a a r

'

1902
1903
1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Tabel 2 (fig. 11)

Totaal aantal
inwoners der
gemeente
Groningen.

Aantal aansluitingen
voor
licht
en huishoudeliike doeleinden.

.
.
Aantal aansluitingen
001
ktzcht
,
'
..
kleinindustrie).

69 500
70 600
71 500
72 300
73 300
74 300
75 400
76 300
75 300
77 200
78 300
79 100
82 800
84 400
86 300
87 100
87 600
89 000
90 600
92 200
94 100
95 100
96 700

72
145
188
232
298
357
421
509
614
756
896
1 069
1 251
1 464
1 895
2 261
3 156
4 092
5 344
6 908
8 429
9 683
11073

11
51
71
94
101
120
138
166
188
217
261
311
343
373
405
426
441
483
550
577
644
699
757

68
72
77
80
85
95
106
114
123
133
150
173
179
186
192
202
213
246
279
310
335
378

>
n

Q
g g opgewekte kWh.
X 1000.
D o o r

FAET

561,6
595,3
654,6
697,2
794,4
959,6
1515,4
1810,5
2167,4
2465,0
2586,6
3000,9
3558,3
2750,1
3152,8
3856,9
4751,7
5127,0
5856,4
62333
6217,9

p j r ^ Totaal aangeB. ingekochte sloten vermokWh.


gen in kW
X 1000.
excl. tram.

V a n

h e t

9,8
186,9
323,5
582,0
1134,0
1826,0

649
850
974
1 156
1393
1556
2 064
2 431
2 765
3 474
3 895
4307
4 730
5 484
5 992
6 725
7 492
8 764
9 631
10 720
11 954
12 872

25
GEMEENTELIJK

ELECTRICITEITSBEDRIJF

a a r

Totaal aantal
J in het net afgeleverde kWh
X 1000.

Maximale bi
lasting van h
geheele bedri
in kW.

23

Tabel 3 (fig- 12)

Gegevens betreffende het verbruik.

24

GRONINGEN.

Verkochte kWh Verkochte kWh Verkochte kWh


voor licht en
voor kracht
voor tractie
huishoudelijke
en gemengd
X iooo.
doeleinden
X 1000.
X 1000.

22

Verbruik voor
licht en huishoudelijke doeleinden per aangesloten hoofd
in kWh.

21
20
19

1902
1903
1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
I 1924

48,1
297,0
459,1
509,6
572,5
632,1
707,4
850,0
1 309,7
1810,5
2 167,4
2 465,0
2 586,6
3 000,9
3 558,3
2 750,1
3 152,8
3 856,9
4 751,7
4 834,9
5 464,9
6 183,3
6 684,6

I
|

'

225
274
290
360
414
445
587
827
918
1 110
1245
1 320
1 725
1 901
1 455
1 812
2 423
2 919
3 493
3 821
4 290
4 445

46,4
224,0
302,7
315,6
345,6
367,6
399,2
471,8
598,1
681,3
808,4
941,1
943,3
1 121,8
1 180,8
721,1
904,9
1 323,4
1 854,2
2 170,4
2 534,5
2 820,5
3 053,3

1,7
73,0
133,1
137,4
171,1
204,8
240,6
302,4
401,7
424,4
536,9
647,8
676,0
783,2
974,0
882,1
1 024,1
1 337,8
1 553,5
1 519,0

222,6
317,9
349,9
373,7
360,3
447,9
518,7
406,6
389,9
426,7
457,4
547,7
610,6
624,1
594,3

1 763,5
2 059,5
2 302,2

1902/3
1904
1905
1906
1907
1908
1909
1910
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

34
44
46
49
54
62
64
96
112
133
157
135
142
159
169
317
440
636
453
394
396
342

Totale
distributiekosten
X 1000.
incl. rente
en afschrijving.

18
17
16
15
14

11

Tabel 4 (fig- 13)

Financieele gegevens (exploitatie).


Totale opwekkosten incl.
stroom inkoop
X / 1000. .

161
386
403
340
290
257
237
232
244
225
226
220
189
192
156
80
72
81
87
79
75
73
69

Totale
uitgaven
X 1000.
incl. rente
en afschrijving.
48
60
64
69
75
85
89
131
143
168
192
180
190
212
223
370
529
764
613
560
572
542

Totale
ontvangsten
X 1000. .

39
52
56
69
77
86
104
142
158
193
228
228
265
294
259
471
616
919
918
1002
1 085
1069

Totale
Totale
kosten per in het ontvangsten per
net afgeleverde verkochte kWh
in cts.
kWh in cts.

13,93
13,16
12,56
12,08
12,02
11,98
10,46
10.00
7,91
7,75
7,79
6,96
6,35
5,96
8,11
11,76
13,71
16,08
12,68
12,55
9,26
8,11

j
j

11,74
11,84
12,33
13,42
13,43
13,40
13,42
11,65
11,13
11,37
11,63
11,52
11,27
11,00
12,87
20,32
19,96
23,78
21,66
20,42
19,71
17,97

'
_

n a r ^ ^ * - t O L ( i r ^ . 0 0
PJ
CM

vo r~

co

cn"?

5J S o> o\ 01 01 01

222^

CO

"rt

ET

22

!;

in

T-H

rH

CS

CS

CS

2)

S 2 2 22 2 2222 22 2 2 22 2 2 2 2 2 2

CTi

O l O i 0 1 0 0 l O l O l 2 2 2

_J

co

cs co
H

't

F i g . 12.

F i g . 11.
F i g . 10.

Aanlegkosten der centrale X f 100 000.


Aanlegkosten van het net X 00 000.
Boekwaarde der centrale X J 100 UUU.

Totaal aantal inwoners der aangesloten gemeenten X 10 000.


Aantal aansluitingen voor licht en huishoudelijke doeleinden X 1000.
Aantal aansluitingen voor kracht X 1000.
Door het G.E.B. opgewekte kWh X 10 .
Van het P.E.B. ingekochte kWh X 10 .
Totaal aangesloten vermogen in kW X 2 000.

^
x

lfJ

e.

Verkochte kWh voor kracht X 10 .

^
^
^
^
^
S 10000 volt in km X 50.
Totale kabellengte in km X 50.

Totaal aantal in het net afgeleverde K W U A


Maximale belasting van het ^eele bedrr_^ ^
Verkochte kWh voor licht en huishoudelijke doe

^ S S ' l i c T e ? iSS^udSiike
e

kWh X 2.

doeleinden per aangesloten hoofd in

^ ' ^ ^

ZZ
X^--ZZZZZZZZZZZ~Z\^2^ZZZZ
2.

<^>

O - H r H r t

i - I r t r H

^ H r - l v H r H C S

CM CM CJ CM

F i g . 11.

Totaal aantal inwoners der aangesloten gemeenten X 10 000.


Aantal aansluitingen voor licht en huishoudelijke doeleinden X 1000.
Aantal aansluitingen voor kracht X 1000.
Door het G.E.B. opgewekte k W h X 10
Van het P.E.B. ingekochte k W h X 10 .
Totaal aangesloten vermogen i n k W X 2 000.

Totaal aantal in het net afgeleverde k W h X 10 .


Maximale belasting van het geheele bedrijf in k W X 1 000.
Verkochte k W h voor licht en huishoudelijke doeleinden X 10".
Verkochte k W h voor kracht X 10 .
Verkochte k W h voor tractie X 10.
Verbruik voor licht en huishoudelijke doeleinden per aangesloten hoofd in
kWh X 2 .
6

++++++++++++

Totale
Totale
Totale
Totale
Totale
Totale

opwekkosten incl. stroominkoop X 100 000.


distributiekosten incl. rente en afschrijving X 100 000.
uitgaven incl. rente en afschrijving X 100 000.
ontvangsten X 100 000.
uitgaven per in het net afgeleverde k W h i n cts.
ontvangsten per verkochte k W h i n cts.

DE E L E C T R I C I T E I T S V O O R Z I E N I N G V A N J D E PROVINCIE
G R O N I N G E N E N V A N H E T NOORDELIJKE G E D E E L T E DER PROVINCIE D R E N T H E .
2?~***"5**T^ E bemoeiingen van het Provinciale Bestuur inzake de electrificatie der provincie
A A * Groningen dateeren van 1909, toen Gedeputeerde Staten, naar aanleiding van
Li I
m WA een besluit van Provinciale Staten van 21 December, zich tot prof. dr. J . KRAUS,
Jk;
(1 prof. C . P . FELDMANN en i r . L . M . BARNET L Y O N wendden met de vraag om voor-Infc-Ji lichting omtrent de mogelijkheid om door oprichting van n of meer centraal stations op economische wijze te voorzien i n de behoefte der Provincie en hare omgeving aan
electrischen stroom voor licht en kracht, meer i n het bijzonder i n verband met het vraagstuk
van de voorziening der Provincie van tramwegen.
Reeds voordien had een comit, dat zich ten doel stelde, den aanleg van tram- en
spoorwegen i n de provincie Groningen te bevorderen, zich i n verbinding gesteld met een i n
Londen gevestigd consortium, dat, na een door Engelsche ingenieurs ingesteld onderzoek, een
plan had laten uitwerken voor den aanleg en de exploitatie van een net van electrische tramwegen.
In dat plan was opgenomen de oprichting eener electriciteitsfabriek, die den stroom voor genoemd
net zou opwekken. Daarbij werd er de nadruk op gelegd, dat de rentabiliteit van zulk een fabriek
zeer zou worden bevorderd, en tevens de belangen van landbouw en nijverheid zouden
worden gebaat, indien ook de levering van stroom aan particulieren voor hcht en kracht
aan die fabriek zou worden opgedragen. M e n stelde zich voor, om met behulp van door
het Rijk, de Provincie en de Gemeenten gegeven rentelooze voorschotten, een tramwegmaatschappij te stichten, die een electrisch tramnet zou exploiteeren en daarnaast een electriciteitsmaatschappij op te richten, die i n de eerste plaats aan dat tramnet maar voorts ook aan particulieren electriciteit zou leveren. Rijk, Provincie en Gemeenten, die hunne rentelooze voorschotten
zouden bijdragen ten behoeve der tramwegmaatschappij, zouden daarin geen medezeggenschap
hebben, daar de aandeelen van de tramwegonderneming alle i n handen zouden zijn van de
. electriciteitsmaatschappij en genoemde openbare lichamen i n deze geen stem zouden hebben.
Terwijl dus van deze zijde de bouw van een groote electriciteitsfabriek, die de geheele
provincie Groningen van stroom zou kunnen voorzien en de totstandbrenging van het zoo zeer
gewenschte tramnet, als de meest logische oplossing van beide vraagstukken werd voorgesteld,
waren van andere zijde plannen i n bewerking tot het oprichten van kleinere centralen, welke
i n enkele afzonderlijke of tot een complex samengevoegde groote landbouwdorpen de electrificatie zouden ter hand nemen.

536

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN.

XXXIII

Gedeputeerde Staten gevoelden destijds niets voor de door het Engelsche consortium
aan de hand gedane oplossing; evenmin wilden zij bevorderen, dat kleine centralen zouden worden
opgericht in die gemeenten, waar uitzicht bestond op een loonend electriciteitsbedrijf. Sterk
waren zij doordrongen van de wenschelijkheid om tot de opwekking van electrischen stroom
ten behoeve Van de verhchting en vooral van de nijverheid over te gaan, niet alleen in de meest
welvarende centra, doch in de geheele Provincie.
In de hoop, dat de bovengenoemde Commissie van deskundigen een goede oplossing
zou kunnen aanbevelen, stelden zij het Engelsche voorstel in haar handen. De Commissie kwam
tot de conclusie, dat de technische uitvoerbaarheid van een centrale electriciteitsfabriek voor de
provincie Groningen en hare omgeving vaststond en dat zoodanige zaak economisch mogelijk
zou zijn, ook als geen der in de Provincie ontworpen tramwegen voor electrisch bedrijf zou worden
ingericht.
Nadat in de zomerzitting van 1911 de Provinciale Staten van Groningen een verordening
op de uitoefening van bedrijven tot productie en levering van electrischen stroom hadden vastgelegd, werd aan prof. FELDMANN opdracht gegeven tot het maken van een project met bouwplan en van een financieelen opzet van een centrale met leidingnet voor de electriciteitsvoorziening in de geheele provincie Groningen.
In de zomerzitting van 1912 besloten de Provinciale Staten tot den bouw eener electriciteitsfabriek overeenkomstig de door prof. FELDMANN ingediende voorstellen, terwijl tevens
het voorstel van Gedeputeerde Staten om medewerking te verleenen aan de oprichting eener
naamlooze vennootschap, welke zich zou belasten met de distributie van den door de provinciale centrale opgewekten stroom, werd aangenomen. Gedeputeerde Staten hebben toen tot
de Regeering een aanvrage gericht om concessie voor de electriciteitsvoorziening van de Provincie. De regeering heeft een concessie, zooals door Gedeputeerde Staten bedoeld, uitsluitend
voor de voorziening van de provincie Groningen, niet willen verleenen, maar heeft aan het verleenen van de concessie de voorwaarde verbonden, dat het gebied, behalve de provincie Groningen, tevens zou omvatten het noordelijke deel van de provincie Drenthe en het oostelijke deel
van de provincie Friesland. Hoewel Gedeputeerde Staten van Groningen aanvankelijk bezwaar
hadden om de verplichting op zich te nemen de electrificatie van het slecht bevolkte noordelijke
deel van Drenthe tot stand te brengen, is de concessie voor het door de regeering bedoelde gebied ten slotte aanvaard onder de bepaling, dat de verplichting voor de provincie Groningen
om electriciteitswerken in dit gebied tot stand te brengen, alleen zou bestaan, indien de rentabiliteit van de uit te voeren werken verzekerd was.
Door de bemoeiingen van het Provinciale Bestuur was de concentratie van de electriciteitsvoorziening in de Provincie gewaarborgd, slechts de gemeente Groningen en de maatschappij
Veenkolonin" exploiteerden een eigen electrische centrale. Voordat de plannen voor de provinciale electrificatie een vasten vorm hadden aangenomen, was onderzocht of van de zijde der
gemeente Groningen prijs werd gesteld op samenwerking. Het lag niet in de bedoeling van het
Provinciale Bestuur de electriciteitsvoorziening in de Provincie over te laten aan de Gemeente.
De provinciale verordening van 1911, waarin o.a. werd bepaald, dat voor de uitoefening van een
bedrijf tot productie en levering of enkel tot levering van electrischen stroom en voor den aanleg
der daartoe noodige werken vergunning noodig is van Gedeputeerde Staten uitgezonderd
voor de gemeenten voorzoover het levering en werken betreft binnen haar grondgebied had
ten doel, met inachtneming van de gemeentelijke autonomie, de totstandkoming van kleine
locale centralen te voorkomen en de mogelijkheid te scheppen voor een gunstige ontwikkeling

XXXIII

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN.

537
537

van een electriciteitsbedrijf ter voorziening van de Provincie. De electriciteitsvoorzittiing van


de Provincie in handen der gemeente Groningen te leggen zou tengevolge kunnen hebben,
dat de plattelandsgemeenten hiertegen ernstig bezwaar zouden hebben. Bovendien had de gemeente Groningen slechts de beschikking over een gelijkstroomcentrale, zonder spoorwegverbinding en niet gelegen aan groot vaarwater, op een terrein, dat niet voldoende gelegenheid
bood voor doelmatigen kolenaanvoer, noch voor behoorlijk ruimen aanleg en voor latere uitbreidingen, zoodat ombouw in een draaistroomcentrale van voldoende capaciteit, zooals noodig

Fig.

1.

GEZICHT OP DE CENTRALE TE HELPMAN.

zou zijn voor de voorziening der geheele Provincie, uitgesloten was. Door deze overwegingen
geleid besloten Gedeputeetde Staten de goedkeuring van de Provinciale Staten op de voorstellen van prof. FELDMANN te vragen.

* *^ *
Het terrein, waarop de centrale zou worden gebouwd, moest aan groot vaarwater liggen
en gemakkelijk een spoorwegaansluiting kunnen krijgen om goedkoopen aanvoer van kolen
mogelijk te maken; bovendien was de nabijheid van een industriecentrum van belang. Daar

538

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN.

XXXIII

de Veenkolonin, als de belangrijkste industriestreek in de Provincie, geen goede spoorwegverbindingen bezaten, bleef de keuze voor een geschikt terrein beperkt tot de naaste omgeving van de
stad Groningen, waar een terrein werd gevonden in Helpman, toen ter tijd nog tot de gemeente
Haren behoorende, aan het Winschoterdiep, onmiddellijk grenzend aan de spoorlijn Assen
Groningen. Een beeld van de huidige ligging der centrale toont fig. 1. Met den bouw van de
centrale en den aanleg van het hoogspanningsnet, dat in afwijking van het rapport van prof.
FELDMANN niet als luchtnet,-maar als kabelnet werd uitgevoerd, werd dadelijk na het besluit

Fig. 2.

DE MACHINEKAMER.

van de Staten in 1912 begonnen, zoodat reeds in September 1914 aan 16 gemeenten in de provincie Groningen stroom kon worden geleverd.
De centrale werd aanvankelijk uitgerust met drie waterpijpketels van in totaal 1000 m
V.O. en een stoomspanning van 13,4 atm. en met twee turbogeneratoren, elk van 1875 kVA.
De generatorspanning van 6000 volt werd door tusschenschakelen van transformatoren opgevoerd tot de netspanning van 10 000 volt. De condensatie geschiedde in oppervlakcondensors, welke direct onder de turbines zijn opgesteld en waarvoor het koelwater uit
het Winschoterdiep werd genomen. Dit koelwater, dat vooral in het voorjaar en in den herfst
dikwijls sterk verontreinigd is, werd door middel van roosters gereinigd.
2

XXXIII

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN.

539

De snelle toeneming van het debiet maakte het noodig reeds in 1916 tot uitbreiding
van de centrale over te gaan. In het voorjaar van 1916 werd een waterpijpketel van 500 m V.O.
en een turbo-aggregaat van 6000 kW voor de bedrijfsspanning van 10 000 volt besteld. Uitbreiding van het machinevermogen met eenheden van grooter vermogen dan de bestaande
had noodzakelijk tengevolge, dat een tweede dergelijke machine aanwezig moest zijn, zoodra
de maximale belasting het gezamenlijke vermogen der beide kleine machines overschreed.
2

Fig. 3.

HET KETELHUIS MET OP DEN VOORGROND EEN DER IN 1923

AANGESCHAFTE STEILROHR-

KESSEL" MET EEN CAPACITEIT VAN 24 000 KG STOOM PER UUR.

Deze tweede machine van 6000 kW werd in 1918 besteld. Een blik in de machinezaal met op
den achtergrond de beide machines voor 6000 kW geeft fig. 2. Daar het ketelvermogen uit meerdere eenheden van kleiner vermogen bestond, kon uitbreiding hiervan nog tot 1920 worden
uitgesteld. Het debiet nam in de jaren na den oorlog zoo belangrijk toe, dat in 1922 verdere
uitbreiding van het ketelvermogen moest plaats vinden, opdat vr den winter 19231924
voldoende ketelcapaciteit beschikbaar zou zijn. Aangeschaft werden twee Steilrohrkessel",
elk met een capaciteit van 24 000 kg stoom per uur, waarvan de eerste in den herfst van 1923
en de tweede in het voorjaar van 1924 in bedrijf werd genomen (zie fig. 3). Ten slotte werdin 1924

540
540

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN

XXXIII

een nieuw turbo-aggregaat van 7500 kW voor een bedrijfsspanning van 10 000 volt besteld,
waarvan de turbine zoodanig wordt uitgevoerd, dat, indien later tot hoogeren stoomdruk wordt
overgegaan, deze gemakkelijk kan worden ingericht voor een stoomspanning van 35 atm. Met
deze uitbreiding is in de centrale aanwezig een ketelvermogen v9n ca. 90 000 kg stoom per uur
en een machinevermogen van 21 000 kW. Een van de turbogeneratoren van 1500 kW is overgeplaatst naar het gemaal De Waterwolf" van het waterschap Electra".

* * *
Het hoogspanningsnet werd uitgevoerd als ondergrondsch kabelnet voor een bedrijfsspanning van 10 000 volt. Hoewel prof. FELDMANN in zijn aan Gedeputeerde Staten uitgebracht
rapport het hoogspanningsnet had geprojecteerd als luchtnet en wel de voedingsleidingen voor

Fig. 4.

LUCHTNET OVER DEN HONDSRUG IN DRENTHE.

een bedrijfsspanning van 25 000 volt en de verdeelleidingen voor een bedrijfsspanning van
10 000 volt, kwam men, voordat met den bouw werd begonnen, tot de overtuiging, dat het hoogspanningsnet als kabelnet uitgevoerd een grootere bedrijfszekerheid zou waarborgen en dat
de geringere onderhoudskosten van een kabelnet ruimschoots opwogen tegen de hoogere aanschaffings kosten.
Bij den eersten aanleg werden ruim 230 km kabel gelegd, waarmede 30 gemeenten van
stroom werden voorzien. Door de zeer belangrijke stijging der materiaalprijzen bleef gedurende
de oorlogsjaren de verdere bouw van het hoogspanningsnet tot het uiterste beperkt, zoodat
op het eind van 1918 het hoogspanningsnet, dat toen een totale lengte van 264 km had, slechts 34 km
langer was dan het net, dat in 1915 was gelegd. Dadelijk na den oorlog werd met de verdere
uitbreiding van het hoogspanningsnet weer begonnen. Om tegemoet te komen aan den wensch

XXXIII

PROVINCIAAL ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN.

541

van de gemeenten, die sterk op verdere uitbreiding van het hoogspanningsnet aandrongen,
werden in de eerste jaren na den oorlog, toen de prijzen voor kabel nog abnormaal hoog waren,
eenige hoogspanningsluchdeidingen gebouwd, tot een totale lengte van 33 km. Het belangrijkste
luchtnet is dat langs den Hondsrug van Noordlaren naar Gasselte, waarvan in fig. 4 een gedeelte is afgebeeld.
Het is te verwachten, dat door vermeerdering van het electriciteitsverbruik bij de aanzienlijke afstanden, waarover de electriciteit moet worden gevoerd, het spanningsverval in sommige deelen van het bestaande 10 000 volt-net te groot zal worden. Hierdoor zal het noodig zijn
bepaalde punten van het net door voedingsleidingen direct met de centrale te verbinden. Een
dergelijke voedingsleiding is reeds tot stand gebracht naar het schakelstation bij de Meedenerklap in de gemeente Muntendam (zie fig. 5). Bij het
ontwerpen dezer voedingsleiding is overwogen of in
het algemeen de voeding in bepaalde punten van het
net zou moeten geschieden met een spanning hooger
dan 10 000 volt bv. 50 000 volt, zooals dat ook in
andere provincies geschiedt. Op grond van uitvoerige
berekeningen is echter gebleken, dat voor het concessiegebied, zelfs bij zeer ruime raming van de
debietsvermeerdering, de voeding nog zeer goed kan
geschieden met 10 000 volt. Zoo is dan ook ter voorziening van het oostelijke en het zuid-oostelijke deel
onzer Provincie de voedingsleiding naar de Meedenerklap uitgevoerd voor 10 000 volt en wel met twee
kabels elk van 3 x 120 mm . Beide kabels zijn voorzien
van een selectieve beveiliging, zoodat bij defect in
een der kabels deze wordt afgeschakeld, terwijl de
stroomlevering via den anderen kabel ongestoord
blijft. Door de uitgestrektheid van het concessiegebied en de groote lengte, die het kabelnet heeft
gekregen op 31 December 1924 bedroeg de totale
lengte van het kabelnet ca. 1000 kmis de laadstroom
Fig. 5.
SCHAKELSTATION TE MUNTENvan het net zeer groot en dientengevolge zijn ook de
DAM BIJ DE MEEDENERKLAP.
netverliezen aanzienlijk. Wel heeft het gebruik van
kabels van kleine koperdoorsnede zooals bv. 3x10 mm ,
die in afwijking met andere provincies ter voorziening van streken, waar geen groot debiet
wordt verwacht, veelvuldig zijn gelegd, zoowel op den laadstroom als op de netverliezen een
gunstigen invloed uitgeoefend, maar toch zullen ter beperking van den laadstroom en de netverliezen op bepaalde punten van het net smoorspoelen worden ingebouwd. Een volledig beeld
van het bestaande hoogspanningsnet toont de bijgaande uitslaande netkaart, waarop ook de
beide evengenoemde voedingskabels naar de Meedenerklap zijn aangegeven.
2

* * *
Na het besluit van de Provinciale Staten in de zomerzitting van 1912 werd in Januari
1913 de Maatschappij tot Aanleg en Exploitatie van Laagspanningsnetten opgericht door de
Provincie en 48 gemeenten. Overeengekomen werd, dat de Provincie de electriciteit in het groot

542
542

PROVINCIAAL ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN.

XXXIII

zou leveren aan de gemeenten, de waterschappen en de grootindustrie in het concessiegebied,


terwijl de gemeenten zelf, c.q. de evengenoemde Maatschappij i n opdracht van en voor risico
der gemeenten, voor den aanleg van de laagspanningsnetten zouden zorgen.
De meeste gemeenten droegen den bouw en de exploitatie der netten onmiddellijk op
aan de Maatschappij Laagspanningsnetten, die nadat aanvankelijk de voor den bouw benoodigde
gelden door de Provincie werden verschaft, later ten behoeve van de gemeentelijke netten leeningen heeft aangegaan onder garantie van de Provinde voor de betaling van rente en aflossingen.
Deze garantie heeft later ook de provincie Drenthe op zich genomen. De exploitatie der netten
geschiedt voor rekening en risico van de betrokken gemeenten.
Voor de stroomlevering aan de gemeenten zijn tusschen de Provincie en de gemeenten
overeenkomsten gesloten, die voor alle gemeenten gelijkluidend zijn en die een geldigheidsduur hebben tot 1965.
Om ongewenschte onbillijkheden, voortvloeiende uit
dezen langen duur, te voorkomen, is in de overeenkomsten een 5-jaarlijksche periodieke herziening der tarieven
opgenomen, waardoor de mogelijkheid is gegeven de
contracten in overeenstemming te brengen met de zich
wijzigende toestanden.
De gemeenten garandeeren een jaarlijksch minimum
stroomverbruik. Deze garantie werd aanvankelijk berekend naar het aantal inwoners, doch werd later bepaald
op grond van de kosten der voor de aansluiting benoodigde
hoeveelheid hoogspanningskabel. De bedoeling, die bij
deze wijziging heeft voorgezeten, was, dat de gemeenten er
ook belang bij zouden hebben, dat het hoogspanningsnet
zoo economisch mogelijk tot stand werd gebracht en
dat niet tot uitbreiding daarvan zou worden overgegaan als geen voldoende sttoominkomsten waren te
verwachten.
De splitsing in een hoogspannings- en een laagspanningsbedrijf heeft ten doel gehad de gemeenten mede
Fig. 6. NORMAAL TRANSFORMAverantwoordelijk te doen zijn voor de totstandkoming
TORSTATION.
en de exploitatie der electriciteitsvoorziening. Niet
echter is deze splitsing ingevoerd, omdat tweerlei belangen
waren te behartigen; zoowel de gemeenten als de Provincie bedoelen met de electriciteitsvoorziening de belangen van de gebruikers te behartigen door den electrischen stroom onder de
meest gunstige voorwaarden en tegen een zoo laag mogelijken prijs ter beschikking te stellen.
Deze bedoeling is in de overeenkomsten met de gemeenten tot uitdrukking gebracht door de
vaststelling van den maximumprijs, waartegen de stroom aan de verbruikers mag worden
geleverd. De stroomlevering aan de gemeenten geschiedt volgens een tarief, waarbij de in spertijd opgetreden maximale belasting in kW en het electoriteitsverbruik in kWh als grondslag
dienen. De verrekening van de maximale belasting buiten spertijd is komen te vervallen; de gemeenten zijn daardoor in de gelegenheid de electriciteit voor kracht en voor vele huishoudelijke
doeleinden goedkoop te leveren, waardoor het dagverbruik zeer wordt bevorderd. De aan de
gemeentelijke netten geleverde stroom wordt aan de laagspanningszijde van den transformator

XXXIII

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN.

543

in de stations gemeten. De terreintjes voor de stations worden door de gemeenten beschikbaar


gesteld; de bouw van de stations en de aanleg van de hoogspanningsinstallaties inclusief de
transformatoren geschieden door het P. E . B . De gemeenten betalen maandelijks een vastgesteld
percentage van de bouwkosten van de stations en een huur voor den transformator en het meetaggregaat. In de transformatorhuur is tevens een vergoeding voor de transformatorverhezen
begrepen. Een typisch voorbeeld van een dergelijk transformatorstation geeft fig. 6, terwijl
in fig. 7 het grootere transformatorstation in de gemeente Delfzijl is afgebeeld.
Op n uitzondering na zijn naast de beide provincies Groningen en Drenthe, alle gemeenten binnen het concessiegebied als aandeelhoudster tot de Maatschappij Laagspanningsnetten toegetreden. Met uitzondering van de gemeente Groningen, die een eigen bedrijf heeft,
de gemeenten Veendam, Wildervank en Nieuwe Pekela, die de electriciteit van het P.E.B.
via de Maatschappij Veenkolonin" betrekken en de gemeente Scheemda, waar de N . V .

Fig. 7.

TRANSFORMATOR- EN SCHAKELSTATION IN DELFZIJL.

Scheemda-Eexta de van het P.E.B. betrokken electriciteit distribueert, hebben alle gemeenten
den bouw en de exploitatie van hare netten aan de Maatschappij Laagspanningsnetten opgedragen.
De bouw van de laagspanningsnetten i n de gemeenten hield verband met de door het
P.E.B. gelegde hoogspanningskabels; weliswaar kon, nadat in 1915 de aanleg van 230 km kabel
was gereedgekomen, de Maatschappij Laagspanningsnetten nog geruimen tijd voortgaan met
den bouw van laagspanningsnetten, maar in de laatste oorlogsjaren moest wegens de schaarschte
en de abnormaal hooge prijzen van de materialen ook met deze werken worden opgehouden. Toen
in 1919 weer voldoend materiaal beschikbaar kwam en tot verderen uitbouw van het hoogspanningsnet werd overgegaan, werd de aanleg der laagspanningsnetten opnieuw met kracht ter hand
genomen, zoodat in de jaren 1919 tot 1924 zeer belangrijke uitbreidingen van de laagspanningsvoorziening tot stand kwamen. Op 31 December 1924 betrokken 71 gemeenten via de Maat-

544

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN

XXXIII

schappij Laagspanningsnetten stroom van de Provincie, terwijl bovendien nog aan vijf gemeenten
buiten de Maatschappij Laagspanningsnetten om stroom werd geleverd, zoodat van de 79
gemeenten in het concessiegebied in totaal reeds 76 gemeenten waren aangesloten. Een
overzicht van den huidigen stand der electrificatie is op bijgaande uitslaande netkaart
aangegeven, welke kaart ook doet zien met welke gemeenten nog over aansluiting wordt
onderhandeld.
Als een belangrijke omstandigheid mag worden vermeld, dat dadelijk bij den aanvang
van het bedrijf een groote industrieele onderneming, de coperatieve stroocartonfabriek De
Halm" te Hoogkerk, bereid werd gevonden stroom te betrekken ter voorziening in de door

Fig.

8.

HOOGSPANNINGSRUIMTE IN DE STROOCARTONFABRIEK

DE

HALM".

haar benoodigde drijfkracht. De aansluiting van De Halm" geschiedde door een afzonderlijken kabel van de centrale naar de hoogspanningsruimte van De Halm". Deze hoogspanningsruimte is in fig. 8 weergegeven. Hoewel het tarief, waartegen aan De Halm" moest worden
geleverd, lager was dan de zelfkosten gedurende de eerste bedrijfsjaren, heeft deze stroomlevermg de verdere ontwikkeling van het bedrijf gunstig benvloed, daar hierdoor een gelijkmatige
belasting van de centrale werd verkregen.
In het algemeen worden fabrieken, die tot de grootindustrie behooren, en de polders
aangesloten op het hoogspanningsnet. Hiervoor stellen de afnemers een hoogspanningsruimte
ter beschikking, terwijl de hoogspanningsinstaatie door het P.E.B. op kosten van de afnemers
tot stand wordt gebracht. Als regel stelt de Provincie den transformator en het meetaggregaat

XXXIII

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN

545

tegen een jaarlijksche huur ter beschikking. Tranformatoren boven 100 kW worden door de
afnemers zelf aangeschaft. Een voorbeeld van electrische aandrijving in de stroocartonindustrie
geeft fig. 9.
Het tarief, waartegen aan de grootindustrie de stroom wordt geleverd, was tot voor korten
tijd uitsluitend gebaseerd op een vergoeding voor de maximale belasting in kW en op een vergoeding voor het kWh-verbruik; in den laatsten tijd zijn met verbruikers, die alleen buiten spertijd stroom betrekken, overeenkomsten afgesloten, waarbij de stroomlevering geschiedt tegen
een zuiver kWh-tarief. Door de vermeerdering van het aantal aangeslotenen en van het debiet
behoeft aan de vergoeding voor de maximale belasting, welke ook bij sterke schommelingen

Fig.

9.

ELECTRISCHE AANDRIJVING VAN STROOKOKERS.

in het verbruik meer constante inkomsten waarborgt dan een zuiver kWh-tarief, niet meer die
groote beteekenis te worden gehecht als in de eerste jaren het geval was, daar bij het grooter
aantal aansluitingen de schommelingen in het verbruik der verschillende aangeslotenen slechts
een geringen invloed op de belasting van de centrale uitoefenen.
Bij de vaststelling van de overeenkomsten wordt er naar gestreefd de voorwaarden zooveel mogelijk te laten aanpassen aan de eischen van de verschillende industrien. Zoo vertoonen
voor de zuivelfabrieken, steenfabrieken, scheepswerven de overeenkomsten verschillen, die
noodig waren om met de omstandigheden, waaronder deze industrien werken, rekening te
houden. Ook voor de polderbemahngen zijn speciale overeenkomsten ingevoerd, waarbij de
stroomlevering geschiedt volgens een kWh-tarief, dat aan de polders de mogelijkheid biedt
35

546

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN

XXXIII

door verbruik gedurende de nachtperiode belangrijk op hun stroomkosten te besparen. Hierdoor is bereikt, dat de electrische aandrijving der poldergemalen (zie fig. 10), indien de gemalen
niet zeer ongunstig gelegen zijn t.o.v. het hoogspanningsnet, goedkooper wordt dan de aandrijving door ruwohemotoren of andere krachtwerktuigen, terwijl de stroomlevering voor het electriciteitsbedrijf nog met voordeel kan geschieden. Uit de resultaten, die in het jaar 1924 met dit
tarief zijn verkregen, blijkt, dat de polders slechts bij uitzondering genoodzaakt zijn buiten
de nachturen te werken. Van het totaalverbruik der polders, die in 1924 volgens bedoeld tarief
hebben gewerkt, werd 83 % in de nachturen betrokken, terwijl zelfs eenige polders 90 tot 95 %
van hun totaalverbruik naar de nachturen hebben kunnen verplaatsen.

Fig.

10.

ELECTRISCHE AANDRIJVING VAN TWEE NAAST ELKAAR LIGGENDE VIJZELS


VOOR POLDERBEMALING.

Als belangrijke electrische bemaling zij hier vermeld, die van het waterschap Electra".
Het gemaal van dit waterschap, de Waterwolf", gelegen aan het Reitdiep bij Lammerburen,
het grootste gemaal in ons land, dat electrisch wordt aangedreven, bevat drie schroefpompen,
die, ieder voor zich, door middel van tandwieloverbrenging worden aangedreven door een draaistroommotor van 550 pk bij 940 omwentelingen per minuut (zie fig. 11). De maximale capaciteit
der drie pompen tezamen bedraagt 1000 m per minuut bij een opvoerhoogte van 1,75 m, terwijl
het benoodigde vermogen 1150 kW bedraagt. Tot de oprichting van het gemaal werd in de
oorlogsjaren besloten; aansluiting op de centrale te Helpman bleek toen wegens de hooge kosten
der benoodigde hoogspanningsleiding niet doenlijk, zoodat een provisorische installatie voor
8

XXXIII

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN,

547

stroomopwekking in het gemaal zelf werd tot stand gebracht. Het ligt in de bedoeling dit provisorium mettertijd op te heffen en de stroomlevering vanuit de centrale te Helpman te doen
geschieden. Hoewel oorspronkelijk hiervoor een hoogspanningsleiding voor 25 000 of 50 000
volt was bedoeld, waarbij tevens rekening werd gehouden met de eventueele koppeling der
beide provinciale centralen in Friesland en Groningen, wordt thans overwogen Electra" door
een 10 000 volt-kabel met de centrale in Helpman te verbinden. Gedeeltelijk kan Electra"reeds
thans over het bestaande hoogspanningsnet vanuit Helpman worden voorzien.
* *. *
De Maatschappij Laagspanningsnetten heeft bij den bouw der gemeentelijke laagspannings-

Fig.

11.

POMPLOKAAL VAN HET GEMAAL

ELECTRA".

netten gerekend op afzet van electriciteit voor den landbouw, speciaal voor het dorschen. De
aanlegkosten der netten werden daardoor in vergelijking met die van andere netten in ons land
betrekkelijk hoog; de hierdoor ontstane grootere kapitaalslasten worden echter door de inkomsten
van de belangrijke stroomlevering aan de landbouwers ruimschoots goedgemaakt. De locomobiel, die tot voor enkele jaren overal voor het dorschen werd gebruikt, wordt meer en
meer door den electromotor vervangen (zie fig. 12). In het algemeen zijn de boerderijen
op de laagspanningsnetten aangesloten. Hoewel deze netten, indien zij dienen voor levering van
stroom voor electrisch dorschen, zwaarder moeten worden gebouwd dan netten uitsluitend
ten behoeve van het licht, is in vele gevallen de totstandkoming van de voorziening toch slechts
mogelijk met medewerking der landbouwers en wel in dier voege, dat deze zich voor een

XXXIII

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN

GRONINGEN.

549

laagspanningsluchdeiding voor aansluiting van een boerderij afgebeeld. Deze leiding vormt
een onderdeel van een uitgebreid krachtnet, waarop een groot aantal boerderijen is aangesloten.
In gevallen, waar de boerderijen op te groote afstanden van elkaar verwijderd liggen om de voorziening met 380 volt te doen geschieden, wordt het krachtnet uitgevoerd voor een spanning
van 3000 volt, dat over een olieschakelaar door een 10 000/3000 volt transformator wordt gevoed,
Fig. 14 geeft een dergelijk 3000 volt-net in den Stads- en Kroonpolder weer, terwijl in fig. 15 het
bijbehoorend transformatorstation is voorgesteld. Het aantal boerderijen in dezen polder, die
een oppervlakte heeft van 1564 ha, bedraagt 30. Voor de aansluiting van de boerderijen op het
3000 volt-net wordt tegen den achtergevel van de boerderijen een hoogspanningsruimte gebouwd, waarin voor de levering van licht en kleinkracht een kleine transformator wordt opge-

Fig.

13.

LAAGSPANNINGSLUCHTLEIDING VOOR AANSLUITING VAN EEN


BOERDERIJ.

steld. Bovendien bieden deze hoogspanningsruimten gelegenheid tot aansluiting van een transformatorwagen, vanwaar de stroom dan verder naar den motorwagen van de dorschmachine
wordt geleid (zie fig. 16).
Verder vinden de gemeenten een belangrijk debiet in de stroomlevering aan de zuivelindustrie, graanmalerijen en aan verschillende andere bedrijven, welke met het landbouwbedrijf
in verband staan, zooals smederijen, kuiperijen enz. Ook begint de electriciteit voor allerlei
huishoudelijke doeleinden meer en meer toepassing te vinden, wat door de invoering van het
vastrechttarief zeer wordt bevorderd. Om het gebruik van electrische apparaten gemakkelijker
ingang te doen vinden bij het publiek heeft de Maatschappij Laagspanningsnetten toonkamers ingericht, waar de verschillende apparaten door tusschenkomst van den installateur
voor particulieren verkrijgbaar zijn.

550

PROVINCIAAL ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN.

XXXIII

Het debiet is tt dusver, mede door de uitbreiding zoowel van de laagspanningsnetten


als van het hoogspanningsnet, voortdurend toegenomen. In 1915 werden aan de verbruikers
nuttig afgegeven 3,9 millioen kWh, in 1924 19,4 millioen kWh. De financieele resultaten waren
van den beginne af gunstig; in het eerste bedrijfsjaar was het verlies het grootst, nl. ruim 73 000,;

Fig. 14.

HET

3000

VOLT-NET VAN DEN STADS- EN KROONPOLDER.

reeds in 1918 bedroeg de netto winst na aftrek van ca. 152 000, aan rente en afschrijving
ruim 30000, terwijl door de in 1920 behaalde winst het totale winstsaldo voor de eerste
maal het geaccumuleerde verhes overtrof, nl. met 128 000.. De winsten van het bedrijf
zijn tot dusver aangewend voor de totstandbrenging van nieuwe werken; van de hierdoor
ontstane reserve is in de laatste twee jaren een deel gebruikt voor extra afschrijvingen

XXXIII

PROVINCIAAL ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN.

551

van de werken, welke in de dure jaren zijn gebouwd. De normale afschrijvingen geschieden
naar de door prof. FELDMANN aangegeven afschrijvingspercentages. Op 31 December 1924
bedroeg het totale bedrag aan afschrijving 1 871 978,, de reserve f 304 347,, terwijl het
van de Provincie opgenomen kapitaal 5 687 000, bedroeg.
De gunstige financieele ontwikkeling van het bedrijf is voor een belangrijk deel mede
te danken aan de medewerking van de gemeenten, die in de oorlogsjaren bereid werden
gevonden bij te dragen in de hoogere exploitatiekosten en in 1920 zich met de door Gedeputeerde Staten voorgestelde verhooging der tarieven, welke noodzakelijk was geworden
tengevolge van de sterk gewijzigde omstandigheden, hebben vereenigd. Bij verdere gunstige
ontwikkeling van het bedrijf zal het mogelijk zijn
mettertijd de tarieven voor de gemeenten weer te
verlagen.
Ook de financieele resultaten van de gemeentelijke netten zijn over het algemeen gunstig geweest.
Niettegenstaande de kapitaalslasten der laagspanningsnetten, welke in de dure jaren na den oorlog
tegen hooge prijzen waren gebouwd, sterk op de
exploitatie der volgende jaren drukten, sloten de
exploitatierekeningen der gezamenlijke netten, met
uitzondering van die over het jaar 1920, steeds met
voordeehge saldi, welke in de jaren 1921,1922, 1923
en 1924 respectievelijk rond 21 300,, 43 600,,
153 500, en 258 100 bedroegen. Het nadeelige
saldo van 1920 is een gevolg van een tariefverhooging
van het P.E.B., welke niet tijdig door een verhooging
van den detailprijs werd achterhaald,
Debietsvergrooting en vooral invoering van het
vastrechttarief droegen in de laatste jaren veel bij tot
verbetering der financieele positie der gemeentelijke
netten, zoodat het aantal gemeenten, dat een nadeelig Fig. 15. TRANSFORMATORSTATION IN
saldo op de exploitatie heeft, sterk vermindert. Bedroeg DEN STADS- EN KROONPOLDER VOOR
dit aantal in 1921 nog 27 met een gezamenlijk ver- OMZETTING VAN 10 000 V op 3000 V.
hes van 54 000,, in 1922 en 1923 daalde het tot
respectievelijk 20 en 13 met achtereenvolgens een
totaal verhes van ca. 40000,> en 14 000,, terwijl erin 1924 nog slechts 3 gemeenten
waren met een gezamenlijk verhes van 1870,32.
Het kapitaal, door de Maatschappij Laagspanningsnetten aan alle gemeenten gezamenlijk verstrekt, bedroeg op 31 December 1924 8 078 500,; in totaal is afgeschreven
1 267 437,.
Ook voor de gemeentelijke netten geldt als regel, dat de gemaakte winsten worden aangewend voor buitengewone afschrijvingen. De gunstige financieele resultaten, welke de exploitatie der gemeentelijke ntten met naar verhouding lage tarieven heeft opgeleverd de
prijzen voor licht hebben nooit meer bedragen dan 50 cent per kWh , mogen in de eerste plaats
worden toegeschreven aan het hier toegepaste systeem, waarbij de netten van alle gemeenten
door n orgaan worden beheerd. Hierdoor zijn d algemeene onkosten zoowel voor de tech-

552

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN.

XXXIII

nische uitvoering en het toezicht als voor het beheer tot een minimum beperkt en is bovendien,
doordat een groote organisatie beter kan worden uitgerust dan vele kleine plaatselijke organisaties,
een betere exploitatie gewaarborgd.
Ter nadere toelichting van den gang van zaken bij het bedrijf mogen thans ten slotte
nog een aantal tabellen en grafische voorstellingen volgen.
Tabellen 1 (fig. 17 en fig. 21). Volgens deze tabellen stegen de aanlegkosten van het
hoogspanningsnet in de jaren 1915/1918 van rond 9 ton tot rond 12% ton, d.i. met nog geen
40%; daarentegen liepen de aanlegkosten der aangesloten laagspanningsnetten op van 8 ton

Fig. 16.

HUISAANSLUITING VOOR

3000 VOLT

MET TRANSFORMATOR EN MOTORWAGEN VOOR ELEC-

TRISCH DORSCHEN.

tot rond 20 ton, d.i. met 150%, een bevestiging van hetgeen onderaan op pag. 543 is vermeld,
dat, waar in de oorlogsjaren de uitbreiding van het hoogspanningsnet vrijwel was stopgezet, met
het aansluiten van laagspanningsnetten op het bestaande hoogspanningsnet nog geruimen tijd
kon worden voortgegaan; De bedragen der jaarlijksche aanlegkosten na genoemde periode, zoowel van het hoogspanningsnet als van de laagspanningsnetten, toonen duidelijk aan, op welke
krachtige wijze de electriciteitsvoorziening van het concessiegebied der provincie Groningen
na de oorlogsjaren ter hand is genomen.
De daling der boekwaarde van het hoogspanningsnet in de jaren 1923/'24 niettegenstaande de vrij belangrijke uitbreidingen is een gevolg van de in de laatste zinsnede van pag.

XXXIII

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN.

553

550 genoemde buitengewone afschrijving op verschlende werken, die in de dure jaren tegen
abnormaal hooge prijzen moesten worden tot stand gebracht.
Tabellen 2 (fig. 18 en fig. 22). In deze tabellen is het totaal aantal inwoners van het
verzorgingsgebied en dat der aangesloten gemeenten aangegeven. Ook het aantal aansluitingen
voor hcht en huishoudelijke doeleinden, kracht enz., alsmede het totaal aangesloten vermogen,
is in deze tabellen, die overigens voor zichzelf spreken, vermeld.
Uit de aanvullende financieele gegevens betreffende het P. E. B. is op duidelijke wijze te
zien, hoe weinig werken in de oorlogsjaren tot stand zijn gebracht; de jaarhjksche bedragen voor
afschrijvingen en reserve vertoonen reeds in de oorlogsjaren een stijgend karakter, waaruit blijkt,
dat het bedrijf zich financieel in gunstigen zin ontwikkelde. Toen in 1920 op groote schaal met
uitbreiding van het bedrijf werd begonnen, bracht de exploitatie reeds winst op, zoodat, daar de
winsten, evenals de bedragen voor afschrijvingen, voor het tot stand brengen van uitbreidingen
worden aangewend, de bedragen, welke van de Provincie ten behoeve van de uitbreidingen moesten worden opgenomen, in de laatste jaren in sterke mate zijn gedaald. De hieruit voortvloeiende
beperking der kapitaalslasten komt inderdaad ten goede aan de aangeslotenen.
Tabellen 3 (fig. 19 en fig. 23). Deze tabellen toonen een regelmatige debietsvermeerdering over de jaren 1915/'24. Bij de beoordeeling der getallen dient er rekening mede te worden
gehouden, dat de netten thans niet meer in zoo sterke mate als voorheen worden uitgebreid, terwijl de electriciteitsvoorziening zich allengs ook over minder gunstige deelen van het concessiegebied heeft uitgestrekt. De bedrijfstijd der maximale belasting van rond 3000 uren kon vrijwel
steeds gehandhaafd blijven.
Tabellen 4 (fig. 20 en fig. 24). De buitengewone stijging der uitgaven en der ontvangsten in de jaren 1918, 1919 en 1920 is in hoofdzaak een gevolg van de in die jaren geldende hooge
brandstofprijzen. De nadien opgetreden vermindering der uitgaven en ontvangsten tengevolge
van de daling der kolenprijzen, werd, uitgezonderd in het jaar 1921, evenwel nog overtroffen
door de uit de debietsvergrooting voortspruitende vermeerdering daarvan. Deze debietsvermeerdering is van zoodanigen invloed geweest op den kostprijs van de aan het net afgegeven
kWh, dat deze kostprijs voor het jaar 1924 nog beneden dien van het jaar 1915 ligt, niettegenstaande in 1924 de kolenprijzen en de arbeidsloonen respectievelijk ca. 50% en 150% boven die
van 1915 lagen.

554

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN.

XXXIII

Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van het hoogspanningsnet. (P.E.B.). Tabel 1 (fig. 17).
Jaar.

Aanlegkosten der
centrale
X iooo,.

1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

607
604
664
856
880
J.368
1 572
1 666
2117
2 143

Aanlegkosten van
het net
X iooo,.
913
1041
llll
1254
1 778
2 912
3 877
4 728
4 748 )
4 654*)
1

Boekwaarde der
centrale
X iooo,.

Boekwaarde van
het net
X iooo,-.

Lengte van het


hoogspanningsnet
(io ooo V) in km.

589
567
610
781
775
1234
1 383
1 417
1 796
1 740

885
987
1 025
1 134
1 620
2 699
3 573
4 301
4 220
4 047

231
253
256
264
332
486
656
838
945
1028

1) Onder aftrek van een in 1923 verrichte buitengewone afschrijving.


2) Onder aftrek van in 1923 en 1924 verrichte buitengewone afschrijvingen.

Gegevens betreffende het verzorgingsgebied. (P.E.B.).


_
.
Totaal aantal inJaar. woners van het
verzorgingsgebied,
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

399
405
412
415
419
425
428
433
441
443

495
800
316
355
942
555
666
845
296
557

Tabel 2 (fig. 18).

_
, .
,
,
Aantal aansluitinTotaal aantal in- Aantal aangesloten
. Totaal aangesloten
woners der aange- gemeenten en dispolder- vermogen in kW.
sloten gemeenten, tnbutiebednjven.
bemaling
g e n

v o o r

d u s t r i e

99 868
164 083
167 976
171 870
180 880
260 479
343 685
346 288
370 592
432 596

27
33
34
36
38
56
63
65
67
76

g r o o t i n

e n

9
17
40
50
61
79
85
87
85
90

3 360
4 610
5 230
6 460
8 050
13 461
16 405
18 740
20 495
23 080

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN.
Tabel 3 (fig. 19)

Gegevens betreffende het verbruik ( P . E . B . ) .


T
)

Totaal aantal ! Maximale bein het net afgelasting van het


leverde k W h geheele bedrijf
X 1000.
in k W

a a r

1915 I
1916 I
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

4 454,0
5 464,9
5 196,6
8 026,5
9 727,8
12 929,5
13 718,0
17 614,7
21 200,6
23 613,5

1440
1780
1720
2900
3500
4500
5100
5900
6800
8000

Bedrrjfstnd

!^ " H P
,L ,
sD^nmasnetten
j
j
a

3093
3070
3021
2768
2779
2873
2690
2986
3118
2952

Verkochte k W h Verkochte k W h
voor
voor
9
polderbemaling
X 1000.
X icoo.

o c o

t i n d u s t r i e

510,1
1083,6
2 036,8
3 281,6
4 038,5
5 525,2
6 798,5
7 984,0
10 032,4
11746,8

3 346,6
3 791,2
2 440,5
3 680,1
4 534,9
5 724,7
4 026,4
5 756,2
5 930,2
6 965,5

Tabel

Financieele gegevens betreffende de exploitatie (P.E.B.).

a a r

1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

ESEf [
stroominkoop

iooo._.

147
189
240
603
770
1 105
727
661
722
706

? !

ta e

distributiekosten
X iooo._.

81
86
104
124
143
232
307
381
457
459

uitgaven

13,9
37,8
92,6
149,1
216,5
207,8
508,6
670,4
1040,2
675,5

t a l e

X iooo.-.

X 1000.-.

228
275
344
727
913
1337
1034
1042
1 179
1 165

155
237
340
757
973
1508
1 171
1233
1 380
1430

uitgaventer in
het net afgeleverd

5,12
5,03
6,62
9,06
9,39
10,34
7,54
5,92
5,56
4,93

(fig. 20)

ontvangsten
per verkochte
k W h in cts.

4,01
4,82
7,44
10,64
11,07
13,16
10,33
8,55
8,12
7,37

25

25

24

24

23

23

22

22

21

21

20

20

19

19

18

18

17

17

16

16

Ol

t-i
CM

CM
CM

CO
*
CM CM

tt

Ol

Ol

Fig. 17.
Aanlegkosten der centrale X 500 000.
Aanlegkosten van het net X 500 000.
Boekwaarde der centrale X 500 000.
Boekwaarde van het net X 500 000.
Lengte van het 10 000 V . hoogspanningsnet
km X 50.

20
19
18
17
16
15
14

13

13

13

12

12

12

11

11

10

10

li
II

Zz-z-1
/

#^C|7
/

s/Y

3
/

o\

21

14

O
r H r H r H C M

22

15

Ui

. \

23

15

rt

24

14

Cl

25

l O V O f - O O C J l O
T-i
r-(
rH
rH
,-H
CM
Os
Os
Os
Os
Os
Os

H
N
(>)
*
C M C M C M C M
Os
Os
CT^CTt

Fig. 18.
Totaal aantal inwoners van het verzorgingsgebied X 20 000.
Totaal aantal inwoners der aangesloten gemeenten X 20 000.
Aantal aangesloten gemeenten en distributiebedrijven X 10.
Aantal aansluitingen voor grootindustrie en
polderbemaling X 10.
. Totaal aangesloten vermogen in k W X 2000.

ft
_

rH
Os

rH
Os

-p.

m^or-ooCTio
rH
CJi

rH
Os

/~p7XV

\'/J\

JL

10

fL\JL

<

/Lt-

11

rH
Os

CM
Os

V O V O r - ~ O O C T i O
rH
rH
rH
rH
rH
CM
Os
Os
Os
Os
Os
Os

C M C M C M C M
Os
Os
Os
Os

rH
CM
Os

CM CO
CM CM CM
Os
Os
Os

Fig. 20.

Fig. 19.
Totaal aantal in het net afgeleverde k W h X 10".
Maximale belasting van het geheele bedrijf in
k W X 1000.
Bedrijfstijd in uren X 200.
Verkochte k W h voor de aangesloten laagspanningsnetten X 10".
Verkochte k W h voor grootindustrie X 10 .
Verkochte k W h voor polderbemaling X 10".
6

-Totale opwekkosten en/of stroominkoop X


100 000.
. Totale distributiekosten X 100 000.
Totale uitgaven X 100 000.
. Totale ontvangsten X 100 000.
Totale uitgaven per in het net afgeleverde
kWh in cts.
. Totale ontvangsten per verkochte k W h in cts.

XXXIII

PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN.

555

Aanvullende financieele gegevens betreffende het P . E . B .


Jaar.

Aanschaffingswaarde der
jaarlijksche uitbreidingen.

1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

1404 100
115 500
125 300
130600
335 000
548 000
1 622 600
1 169 000
945 000
901000
415 000

Jaarlijks door de Provincie


verstrekt kapitaal.

1 254 600
322 500
274 500

53 700
305 100

9 550
1 280 000
1 045 000
688 000
417 000

37 000

Jaarlijksche afschrijving en
reserve.

^-

17 200
27 700
9 700
59 600
98 800
145 500
265 300
486 300
353 400
393 800
480 300

Aanvullende financieele gegevens betreffende de Laagspanningsnetten.


Jaar

Aanschaffingswaarde der
jaarlijksche uitbreidingen.

1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

318 690
453 790
402130
374 410
542 005
888 160
2 227 920
1 754 180
1 129 120
812 010
845 090

Jaarlijks opgenomen
kapitaal.

172 000
367 000
499 000
195 000
470 000
374 000
2 061 000
2 915 000
966 000
652 000
105 000

Jaarlijksche afschrijving en
reserve.

f 24 670
24 210
35 650
55 420
79 470
69 120
100 520
184 980
215 680
458 770

556

PROVINCIAAL ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN GRONINGEN.

Financieele gegevens (kapitaal) en lengte van de laagspanningsnetten.


J

a a r

1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Aanlegkosten van het net


x /iooo,.

Boekwaarde van het net


X /iooo,.

800,2
1 259,2
16*6,5
2 011,5
2 614,6
4 708,3
6 492,4
8 050,8
9 096,5
9 941,6

173,9
282,0
298,5
334,6
391,0
701,1
961,8
1 244,7
1450,6
1 650,5

Gegevens betreffende het verzorgingsgebied. (Laagspanningsnetten)


Totaal aantal inwoners van het verzorgingsgebied.

Totaal aantal inwoners der aangesloten


gemeenten.

1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

399 495
405 800
412 316
415 355
419 942
425 555
428 666
433 845
441296
443 557

99 868
164 083
167 976
171 870
180 880
260 479
343 685
346 288
370 592
432 596

Tabel 1 (fig. 21).

Lengte van het laagspanningsnet in km.

731,0
1 160,1
1 503,0
1 834,4
2 360,2
4 339,0
6 011,6
7 368,5
8 187,2
8 828,3

Jaar.

XXXIII

Aantal aansluitingen
voor hcht en huishoudelijke doeleinden.

8185
10 407
14 432
18 282
20 289
25 727
30 197
36 001
38 944
41329

Tabel 2 (fig. 22).


Aantal aansluitingen
kleinindustrie.

v o o f

382
484
698
815
1 034
1 444
1 923
2 978
3 680
4 601

25
PROVINCIAAL

ELECTRICITEITSBEDRIJF

VAN

GRONINGEN.
Tabel 3 (fig- 23)

Gegevens betreffende het verbruik (M'j Laagspanningsnetten).


Jaar.

1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1923
1924

Verkochte kWh voor kracht

X 1000.

Verkochte k W h voor licht


en huishoudelijke doeleinden
X 1000.

1 397,0
1 830,9
2 320,4
3 439,3
3 721,0
4 762,2
5 593,1
7 270,5
8 809,4
9 967,7

911,4
1 070,0
1 141,5
1 529,6
1 515,8
2 104,1
2 634,9
3 312,0
3 716,8
4 206,7

382,1
535,3
942,5
1 390,1
1 252,6
1 671,5
2 087,2
2 644,5
3 635,2
3 968,8

Totaal aantal ingekochte k W h

IOOO.

24
23
22
21
20

/
/

19

/
/

\i

18

17

T4^-

16

/I /

15

! '
--r-t
1

14
13

'

Uf

12

J(r -

11
Financieele gegevens betreffende de exploitatie (M'j Laagspanningsnetten).
Jaar.

1915 !
1916
1917
1918
1919 |
1920
1921
1922
1923
1924 j

Totale uitgaven
X 1000..

210,2
315,8
417,2
616,8
689,5
1227,3
1333,7
1702,8
1921,4
2 003,4

Totale ontvangsten
X 1000. - .

242,0
315,3
439,3
650,2
732,8
1 161,5
1 397,4
1 770,9
2 094,0
2 287,6

Tabel 4 (Ag- 24)

Totale uitgaven
per in het net afgeleverde
kWh in cts.

Totale ontvangsten
per verkochte k W h
in cts.

15,05
17,25
18,00
17,93
18,53
25,77
23,84
23,42
21,81
20,10

18,71
19,64
21,08
22,27
26,47
30,75
29,59
29,73
28,48
27,98

ju.

10
9
8
7
6

it:
.

5
4
3

IL-i

U-f-

Au

7V7-

1
10
II
Os

^
Os

os

00
Os

O
CM
Os

r-l
CM
Os

CM
CM
Os

CO
CM
Os

CM

_J

I Fig.
I I 21.
I I 1 I

Fig. 22.

Totaal aantal inwoners van het verzorgingsgebied X 20 000.


Totaal aantal inwoners der aangesloten gemeenten X 20 000.
Aantal aansluitingen voor licht en huishoudelijke
doeleinden X 5 000.
,

Aanlegkosten van het net X 500 000.


Boekwaarde van het net X 500 000
Lengte van het laagspanningsnet in km X 100

\-\

-n-ainai a a n s l u i t i n g e n , u w i

Fig. 23.

Totaal aantal ingekochte kWh X 10.


Verkochte kWh voor licht en huishoudelijke
doeleinden X 10.
Verkochte kWh voor kracht X 10.

F i g . 24.

Totale uitgaven X 100 000.


Totale ontvangsten X 100 000.
Totale uitgaven per in het net afgeleverde
kWh in cts X 2.
_
Totale ontvangsten per verkochte kWh in cts X 2.

OVERZICHTSKAART

N O O R D Z E E

VERKLARING.
Centrale.

VAN DEN

Transformator- of schakelstation.

STAND DER ELECTRIFICATIE


IN

DE

GRONINGEN
EN

DRENTE
31 D E C E M B E R 1924

SCHAAL

1 a

5 k V lijn in bedrijf.
3 k V lijn in bedrijf.
++++++ + + + + ++++

Rijksgrens.
Provinciale grens.

IN H E T N O O R D E L I J K D E E L D E R P R O V I N C I E

OP

10 k V lijn in bedrijf.

PROVINCIE

200

000

Gemeente grens.
Spoorwegen.
Gelectrificeerde gemeenten, aangesloten op het
net van het P. E . B.
Niet gelectrificeerde gemeenten.
Gelectrificeerde gemeenten, welke zelf in hun
stroomopwekking voorzien.

DRUK GEUZE DORDRECHT.

E E R E L E D E N DER VEREENIGING VAN DIRECTEUREN VAN


ELECTRICITEITSBEDRIJVEN IN NEDERLAND.
Dr. Ing. A . C . VAN ROSSEM N Z N .

Voorzitter van de Afdeeling voor Electrotechniek van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs. L i d der Staatscommissie van Lynden van San denburg". Oud-lid der Vereeniging.
Oud-directeur van het Gemeente-Electriciteitsbedrijf Rotterdam. (Toegetreden bij de
oprichting, uitgetreden 1924).
Prof. ir. G . J . VAN SWAAY ) .
1

Minister van Waterstaat. Oud-lid der Vereeniging. Oud-directeur der N . V . Provinciale


Noordbrabantsche Electriciteits-Maatschappij. Oud-lid van de Eerste Kamer der StatenGeneraal. Oud-adviseur der Regeering inzake de levering van electrischen stroom. Oudhoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delft. (Toegetredenl917, uitgetreden 1922).

L E D E N DER VEREENIGING VAN DIRECTEUREN VAN


ELECTRICITEITSBEDRIJVEN IN NEDERLAND.
Ir. G . J . T . BAKKER.

Secretaris der Vereeniging. Directeur van het Gemeentelijk Electrisch Bedrijf 's-Gravenhage. (Toegetreden 17 October 1914).
L . M . A . BEEKMAN.

Penningmeester der Vereeniging. Directeur der N . V . Electriciteitsfabriek IJsselcentraie"


te Zwolle. (Toegetreden 15 Maart 1915).
D i p l . Ing. J . G . BELLAAR SPRYT.

Voorzitter der Vereeniging. Directeur der Maatschappij tot Verkoop van den Electrischen
Stroom der Staatsmijnen in Limburg. L i d der Staatscommissie van Lynden van Sandenburg". L i d van den Raad van Toezicht van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noordholland. (Toegetreden bij de oprichting).
Ir. J . N . BLAAUW.

Directeur van de Gemeente-Lichtbedrijven Leeuwarden. (Toegetreden 19 September 1919).


1) Prof. v. Swaay was lid der Staatsconimissie van IJsselsteyn", der Ministerieele Commissie Lely"
en tot 1921 der Staatscommissie van Lynden van Sandenburg".

558

EERELEDEN, LEDEN EN OUD-LEDEN.

Ir. A. BLOMHERT.

2e Secretaris der Vereeniging. Directeur van het Gemeente-Electriciteitsbedrijf Dordrecht.


(Toegetreden 1 Maart 1917).
Dipl. Ing. J. BOELEN.

Directeur van de Gemeente-Bedrijven Middelburg. (Toegetreden 10 Januari 1914).


Ir. E . B. VAN DOESBURGH.

Directeur van het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf Groningen. (Toegetreden bij de oprichting).


[[ v71
E. VAN DIJK.

Directeur van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf in Friesland, Leeuwarden. (Toegetreden


bij de oprichting).
Ir. M . DIJKHUIS.

Lid van de Directie van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Groningen. (Toegetreden
Maart 1925).
Ir. H . H. EHRENBURG.

Directeur van het Gemeente-Electriciteitsbedrijf Rotterdam. (Toegetreden 1 November


1924).
Dipl. Ing. M . F. H. J. H. ERENS.

Directeur van het Gemeente-Electriciteitsbedrijf Arnhem. (Toegetreden bij de oprichting).


Ir. J. M . GOSLINGS.

Directeur der Nederlandsch-Indische Gas-Maatschappij, Rotterdam. (Toegetreden 14


Maart 1923).
Prof. ir. F. K . T H . VAN ITERSON.

Directeur der Staatsmijnen in Limburg, Heerlen. (Toegetreden 18 Mei 1920).


Ir. F. B. C. E . M . JANSEN.

Directeur der Gemeente-Electriciteitswerken Nijmegen. (Toegetreden 30 September 1921).


Dipl. Ing. D. L . JONKER.

Directeur der N.V. Provinciale Noordbrabantsche Electriciteits-Maatschappij, 's-Hertogenbosch. (Toegetreden 19 October 1922).
Ir. G. A. VAN KLINKENBERG.

Directeur der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit Leiden. (Toegetreden 17 Januari
1922) .
A. LENGTON.

Directeur der Gemeentelijke Electrische Bedrijven Enschede. (Toegetreden 28 September


1923) .
Ir. H

LOHR ).
1

Directeur der N.V. Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij, Arnhem. Lid der


Staatscommissie van Lynden van Sandenburg". (Toegetreden bij de oprichting).
1)

De heer Lohr was lid der Staatscommissie van IJsselsteyn".

EERELEDEN, LEDEN EN OUD-LEDEN.

559

Dr. Ing. W . LULOFS ) .


1

Vice-Voorzitter der Vereeniging. Directeur van de Gemeente-Electriciteitswerken Amsterdam. L i d van den Zuiderzee-raad. (Toegetreden bij de oprichting).
Ir. C . NOOME.

Directeur der N . V . Provinciale Utrechtsche Electriciteits-Maatschappij, Utrecht. L i d der


Staatscommissie van Lynden van Sandenburg". (Toegetreden bij de oprichting).
J . VAN OLDENBORGH.

Directeur van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noordholland, Bloemendaal. (Toegetreden 15 Maart 1924).
L . C H . PABON, e.i.

Directeur van het Twentsch Centraal-Station voor Electrische Stroomlevering, Hengelo (O.).
(Toegetreden 30 September 1921).
Ir. J . A . REUS.

Directeur van het Gemeente-Electriciteitsbedrijf Haarlem. (Toegetreden bij de oprichting).


F . A . SMIT K L E I N E , ing. lec.

Directeur van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noordholland, Bloemendaal. (Toegetreden bij de oprichting).
J. J . L . SMITS.

Directeur van het Gemeentelijk Electriciteits- en Trambedrijf, Utrecht. (Toegetreden bij


de oprichting).
Dipl. Ing. H . STREEFKERK.

Directeur van de N . V . Provinciale Zeeuwsche Electriciteits-Maatschappij, Middelburg.


(Toegetreden 19 September 1919).
D i p l . Ing. F . J . SWARTWOUT DE HOOG.

Directeur der Fabrieken van Gas en Electriciteit en de Waterleiding der Gemeente Delft.
(Toegetreden bij de oprichting).
Ir. J . P. VADER.

Directeur der Gemeentelijke Lichtbedrijven Zaandam. (Toegetreden 7 Januari 1922).


Ir. P. G . VIERVANT T U K K E R .

Directeur der Maatschappij tot Aanleg en Exploitatie der laagspanningsnetten, Groningen.


(Toegetreden 28 Apr 1916).

O U D - L E D E N DER VEREENIGING VAN DIRECTEUREN VAN


ELECTRICITEITSBEDRIJVEN IN NEDERLAND.
Ir. R . VAN A M M E R S .

Oud-directeur der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit Leiden. Directeur der
N.V. Centraal Bureau Babcock & Wilcox-Stork, Amsterdam. (Toegetreden bij de oprichting; uitgetreden 1921).
1) De heer Lulofs was lid der Ministerieele Commissie Lely".

560

EERELEDEN, LEDEN EN OUD LEDEN.

Ir. S. C. VAN DORSSER S . C Z N .

Oud-dircctcur der Gemeentelijke Lichtbedrijven Zaandam. Directeur van de N.V. Van


Dorsser & Co's Verfhandel, Rotterdam. (Toegetreden 2 Maart 1917, uitgetreden 1918).
Ir. P. G. F. T. FEHMERS.

Oud-directeur der Gemeente Gas- en Electriciteitsfabrieken Tilburg. Adj.-directeur der


Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit Leiden. (Toegetreden bij de oprichting,
uitgetreden 1917).
Ir. J. J. F E L S .

Oud-directeur der Gemeente-Electriciteitswerken Nijmegen. Hoofdingenieur der N.V.


Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij, Arnhem. (Toegetreden 1916, uitgetreden 1921).
R. W. H . HOFSTEDE C R U L L .

Oud-directeur van het Twentsch Centraal-Station voor Electrische Stroomlevering,


Hengelo (O.). Directeur van de Electromotorenfabriek De V.ij_f.", Doetinchem. (Toegetreden bij de oprichting, uitgetreden 1920).
F. P. G. VAN L O E N E N MARTINET *).

Oud-directeur van de Fabrieken van Gas en Electriciteit en de Waterleiding der Gemeente


Delft. Ingenieur bij de Fransche-Hollandsche Ohefabrieken Calv, Delft. (Toegetreden
bij de oprichting, uitgetreden 1919).
Ir. A. C. Loos t
In leven Directeur van het Prov. Electriciteitsbedrijf van Groningen. (Toegetreden 2 September 1916, overleden 19 December 1924).
Ir. N. J. SINGELS t

In leven Voorzitter der Vereeniging. Directeur van het Gemeentelijk Electrisch Bedrijf
te 's-Gravenhage. (Toegetreden bij de oprichting, overleden 20 September 1914).
1)

De heer Van Loenen Martinet was lid der Staatscommissie van IJsselsteyn".

SAMENSTELLING VAN HET BESTUUR, VAN DE VERSCHILLENDE COMMISSIES EN VAN HET CENTRAAL BUREAU DER
VEREENIGING VAN DIRECTEUREN VAN ELECTRICITEITSBEBRIJVEN IN NEDERLAND (OP 1 JANUARI 1925).
BESTUUR.
Dipl. Ing. J. G . Bellaar Spruyt (voorzitter).
Ir. G . J. T . Bakker (secretaris).
L . M . A . Beekman (penningmeester).
Dr. Ing. W. Lulofs (vice-voorzitter).
Ir. A . Blomhert (2e secretaris).
COMMISSIES.
(ingesteld 4 October 1913).
Dipl. Ing. J . G . Bellaar Spruyt (voorzitter).
Vacature Ir. A . C. Loos (secretaris).

Dr. Ine. A . C. van Rossem.

COMMISSIE VOOR GROOTVERBRUIKERSCONTRACTEN

(ingesteld 9 Januari 1915).


Dipl. Ing. j . G . Bellaar Spruyt (voorzitter).
L . M . A . Beekman (secretaris)
Vacature Dr. Ing. A , C. van Rossem.
Ir. E . B . van Doesburgh.
E. van Dijk.
Dr. Ing. W . Lulofs.

COMMISSIE INZAKE DE ELECTRICITEITSWETGEVING

Aan de Commissie zijn toegevoegd de heeren:


ir. A . J. Korthals Altes, namens het Kon. Instituut van Ingenieurs en
mr. A . Jonker, namens de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten.
Voorts wordt de Commissie bijgestaan door de heeren:
mr. dr. J. G . Stenfert Kroese en
dr. E. A. Schoon.
36

562

SAMENSTELLING

BESTUUR

EN

COMMISSIES.

(ingesteld 28 April 1916).


Ir. C. Noome (voorzitter).
Ir. H . H . Ehrenburg (waarnemend secretaris).
E. van Dijk.
Ir. E . B. van Doesburgh.
Ir. J. A. Reus.

COMMISSIE VOOR DE KOSTPRIJSSTATISTIEK

(ingesteld 10 Januari 1917).


Dipl. Ing. J. G . Bellaar Spruyt (voorzitter).
Dr. Ing.-W. Lulofs (secretaris).
E . van Dijk.
F. A . Smit Kleine, ing. lec.

KOLENCOMMISSIE

(ingesteld 1 Maart 1917).


Dipl. Ing. J. G . Bellaar Spruyt (voorzitter .
Ir. G . J. T . Bakker (secretaris)
L . M . A . Beekman.
E . van Dijk.
Dr. Ing. W.' Lulofs.
F. A . Smit Kleine, ing. lec.
Vacature Ir. A . C. Loos.

COMMISSIE VOOR HOOGSPANNINGSLIJNEN

(ingesteld 2 Maart 1917).


Vacature Dr. Ing. A . C. van Rossem (voorzitter).
Dr. Ing. W . Lulofs (secretaris).
Ir. C. Noome.

NORMALISEERINGSCOMMISSIE

(ingesteld 2 Maart 1917).


Dipl. Ing. J. G-. Bellaar Spruyt (voorzitter).
Dr. Ing. W . Lulofs (secretaris).
L . Ch. Pabon e. i . (vice-voorzitter).
Dipl. Ing. M . F . H . J. H . Erens.
Ir. F . B. C. E. M . Jansen.

COMMISSIE VOOR DE INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN

(ingesteld 12 December 1917).


Dipl. Ing. J. G . Bellaar Spruyt (voorzitter).
Ir. A . Blomhert.
E. van Dijk.

REDACTIECOMMISSIE

SAMENSTELLING

BESTUUR

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR HET INKOOPBUREAU

EN

COMMISSIES.

563

(ingesteld 26 Maart 1918).

Dr. Ing. W. Lulofs (voorzitter).


Ir. G . J. T . Bakker (secretaris).
Ir. A . Blomhert.
Ir. C. Noome.
(ingesteld 18 October 1918).
F. A . Smit Kleine, ing. lec. (voorzitter).
Ir. E . B . van Doesburgh (secretaris).
Ir. H . Lohr.

COMMISSIE VOOR DE BEDRIJFSSTATISTIEK

(ingesteld 19 October 1922).


Ir. C. Noome (voorzitter).
Ir. E . B. van Doesburgh (secretaris).
Vacature Dr. Ing. A . C. van Rossem.
E. van Dijk.
Ir. J. A . Reus.

COMMISSIE VOOR DE KLEINE CENTRALEN

COMMISSIE VOOR DE REGELING VAN DE BIJEENKOMSTEN DER BEDRIJFSINGENIEURS

Juni 1922).
Ir.
Ir.
Ir.
Ir.
Ir.

A . Blomhert (voorzitter).
W . L . C. Brunings (vice-voorzitter).
Fr. Stokhuyzen (secretaris-penningmeester).
H . C. A . Kortlandt.
M . S. H . Trooster.
(ingesteld 16 Januari 1923).
M . J. Rmer (voorzitter).
H . C. A . Kortlandt (secretaris).
J. M . Bletz.
S. Isaacson.
F . M . Roeterink.
F. Stapff.
J. A . Wijnmalen.

BEVEILIGINGSCOMMISSIE

Ir.
Ir.
Ir.
Ir.
Ir.
Ir.
Ir.

(ingesteld 31 October 1924).


Dipl. Ing. J. G . Bellaar Spruyt (voorzitter).
Dr. Ing. W. Lulofs (secretaris).
Ir. H . H . Ehrenburg.
Adviseurs: Prof. Ing. ir. Dr. H . S. Hallo.
N . M . H . Doppler.

COMMISSIE VAN TOEZICHT OP DEN KEURINGSDIENST

(ingesteld 16

564

SAMENSTELLING

BESTUUR EN COMMISSIES.

CENTRAAL
BUREAU
(INGESTELD 1 OCTOBER 1921).
Ir. J. C. van Staveren, directeur.
Dipl. Ing. H . Claus j
Ir.F.Chr.Th.Schuver > ingenieurs.
Ir. G . de Zoeten
i
W. J. Schoonderbeek, technicus.
W. L . H . van Grasstek, teekenaar.
Mej. A . Hake
\
H . Smeets
M . Driessen
H . Kapel

PUBLICATIES DER VEREENIGING VAN DIRECTEUREN VAN


ELECTRICITEITSBEDRIJVEN IN NEDERLAND ).
1

li

Electriciteitswetgeving. Verslag, uitgebracht door de Commissie voor Electriciteitswetgeving, als inleiding tot een bespreking in de ledenvergadering, te houden te Maastricht
op 28 en 29 Apr 1916, benevens dat gedeelte van de notulen dier vergadering, dat op de
bespreking van het verslag betrekking heeft.
(1916, herdrukt in Januari 1922).

2.

Het voordeel, dat een centraalstation heeft bij het leveren van stroom aan een vreemd distributiebedrijf, tegen betaling van den zelfkostenden prijs, door J. G . Bellaar Spruyt. 1917.

3.

Gemiddelde kosten van opwekking van electrischen stroom in de fabrieken der leden.
19171924.

4.

Electriciteitsvoorziening, Eenige statistische gegevens".

5.

Electriciteitsvoorziening, Een Hoogspanningsluchtnet voor Nederland", le Gedeelte


Voeding van de gewestelijke 10 000 volt-netten."
1917.

1917.

6. Electriciteitsvoorziening, Beschouwingen van Prof. M r . D . van Blom, Voordracht gehouden in de vergadering van de Vereeniging van Directeuren van Electriciteitsbedrijven
in Nederland op 11 en 12 December 1917 te Amsterdam".
7.

Stroombevediging van electrische generatoren, transformatoren en leidingen, door M . J.


van Westrienen en H . C. A . Kortlandt.
1919,

8.

Electriciteitsvoorziening, Een Hoogspanningsluchtnet voor Nederland", le aanvulling,


Overzicht van de vraagstukken, die zich bij de studie over een hoogspanningsluchtnet
voor ons land voordoen" en Beantwoording van opmerkingen en vragen omtrent het le
gedeelte van het verslag der Commissie voor Hoogspanningslijnen".
1918.

9.

Electriciteitsvoorziening, Een Hoogspanningsluchtnet voor Nederland", 2e Gedeelte


Spanning en draaddoorsneden voor het hoogspanningsluchtnet als voedingsnet voor de
intercommunale 10 000 volt-verdeelnetten".
1918.

1) Deze publicaties, met uitzondering van de nummers 3 en 21, werden uitgegeven door de firma P. N.
van Kampen & Zn., Singel 330, Amsterdam, en zijn, voor zoover in den handel, aldaar verkrijgbaar. De nummers
, 6, 7 en 10 zijn uitverkocht.

566

PUBLICATIES.

10. Reguleering van den prijs van electrischen stroom (brochure van de Commissie voor Grootverbruikerscontracten).
1918.
11. Over de inrichting van een electriciteitsraad, door M r . Dr. J. G . Stenfert Kroese.

1919.

12. Staatselectriciteitsvoorziening, Eenige opmerkingen naar aanleiding van het rapport,


inzake de electriciteitsvoorziening van Nederland, uitgebracht door de Commissie, ingesteld bij Ministerieele Beschikking dd. 16 April 1919 L a . N . Afdeeling Waterstaat A " .
(Niet in den handel).
13. High-tension cables, door P. V . Hunter Esq. M . I. E . E .

1919.

14. Electriciteitsvoorziening, Een Hoogspanningsluchtnet voor Nederland", 3e Gedeelte,


De eischen, die d landsverdediging aan het hoogspanningsluchtnet en zijn voeding
stelt".
1919.
15. Electriciteitsvoorziening, Een Hoogspanningsluchtnet voor Nederland", 4e Gedeelte,
Het Zuidlimburgsche Mijndistrict en de Electriciteitsvoorziening".
1919.
16. Ueber einige neuere Versuche und Erfahrungen mit Hochspannungskabeln, deer Prof.
Dr. Leon Lichtenstein.
1920.
17. Electrification of railways and its relation to the general power supply, door F. Lydall
Esq. M . I. E . E .
1920.
18. Eenige beschouwingen omtrent de dilectrische verliezen van hoogspanningskabels, door
Ir. C. F . Proos.
1921.
19. Electriciteitsvoorziening, Een Hoogspanningsluchtnet voor Nederland", 6e Gedeelte,
Het transport van electrische energie door middel van kabels voor zeer hooge spanning".
1921.
20. Electriciteitsvoorziening, Een Hoogspanningsluchtnet voor Nederland", 8e Gedeelte,
De voeding der gelectrificeerde spoorwegen van uit een algemeen productie- en hoogspanningsdistributiesysteem".
1921.
21. Der Parallelbetrieb von Elektrizitatswerken, door Dipl. Ing. H . Bussmann, Essen. 1922.
22. Electriciteitsvoorziening, Een Hoogspanningsluchtnet voor Nederland", 7e Gedeelte,
Het koppelen van electriciteitsfabrieken".
1922.
23. Over de eigenschappen van meettransformatoren en in het bijzonder van stroomtransformatoren, door Ir. T h . Rosskopf.
1923.

INHOUD.
Bladz.

I. Een woord vooraf


3
II. Aan de Vereeniging van Directeuren van Electriciteitsbedrijven in Nederland;
door prof. ir. G . J. van Swaay
5
III. Aan de Vereeniging van Directeuren van Electriciteitsbedrijven in Nederland;
door Dr. Ing. A . C. van Rossem Nzn
7
IV. De ontwikkeling der electriciteitsvoorziening van Nederland en hare wettelijke
regeling; door I. van Dam
9
V. De Vereeniging van Directeuren van Electriciteitsbedrijven in Nederland;
door Dipl. Ing. J. G . Bellaar Spruyt
21
VI. De Keuringsdienst van de Vereeniging van Directeuren van Electriciteitsbedrijven
in Nederland; door prof. Dr. Ing. ir. H . S. Hallo
49
VII. De veiligheid der electrische sterkstroominstallaties in Nederland; door N . M .
H . Doppler
55
VIII. De electriciteitsvoorziening van de gemeente Amsterdam
59
IX. De electriciteitsvoorziening van de gemeente Zaandam
105
X . De electriciteitsvoorziening van de gemeente Haarlem en enkele omliggende
gemeenten
115
X I . De electriciteitsvoorziening van de provincie Noordholland
127
X I I . De electriciteitsvoorziening van de gemeente Delft en omgeving
147
XIII. De electriciteitsvoorziening van de gemeente Dordrecht en omgeving . . . . 167
X I V . De electriciteitsvoorziening van de gemeente Leiden en omgeving
185
X V . De Nederlandsch-Indische Gas-Maatschappij
205
X V I . De electriciteitsvoorziening van de gemeente Rotterdam en omgeving . . . 235
X V I I . De electriciteitsvoorziening van de gemeente 's-Gravenhage
255
XVIII. De electriciteitsvoorziening van de provincie Zeeland
273
X I X , De electriciteitsvoorziening van de gemeente Utrecht
283
X X . De electriciteitsvoorziening van de provincie Utrecht
309
X X I . De electriciteitsvoorziening vsn de gemeente Nijmegen.
315

568

INHOUD.
Bladz.

XXII.
XXIII.
XXIV.
XXV.
XXVI.
XXVII.
XXVIII.
XXIX.
XXX.
XXXI.
XXXII.
XXXIII.

De electriciteitsvoorziening van de gemeente Arnhem


De electriciteitsvoorziening van de provincie Gelderland
De electriciteitsvoorziening van de provincie Noord-Brabant
De electriciteitsopwekking der Staatsmijnen in Limburg
De electriciteitsvoorziening van de provincie Limburg
De electriciteitsvoorziening van de gemeente Enschede
De electriciteitsvoorziening van Twente
De electriciteitsvoorziening van Overijssel en Zuid-Drenthe
De electriciteitsvoorziening van de gemeente Leeuwarden
De electriciteitsvoorziening van de provincie Friesland
De electriciteitsvoorziening van de gemeente Groningen
De electriciteitsvoorziening van de provincie Groningen en van het noordelijke gedeelte der provincie Drenthe
,
Eereleden, Leden en Oud-leden der Vereeniging van Directeuren van Electriciteitsbedrijven in Nederland
Samenstelling van het Bestuur, van de verschlende Commissies en van het
Centraal Bureau der Vereeniging van Directeuren van Electriciteitsbedrijven
in Nederland
Publicaties der Vereeniging van Directeuren van Electriciteitsbedrijven in
Nederland (op 1 Januari 1925)
'.

337
355
381
399
419
437
457
475
489
495
521
535
557

561
565

OVERZICHTSKAARTEN VAN DEN STAND DER ELECTRIFICATIE IN DE PROVINCIE

L
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.

Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland
Utrecht
Gelderland
Noord-Brabant
Limburg
Overijssel, met zuidelijk gedeelte van Drenthe
Friesland
Groningen, met noordelijk gedeelte van Drenthe

voor

* ,

GEDRUKT BIJ DE N.V. DRUKKERIJ v/H KOCH & KNUTTEL, GOUDA.

blz.

,,

147
273
283
315
381
399
437
489
521
557

ERRATA.
Bladzijde 174

10* regel van boven staat: voltmachine, lees:


volt-machine.

254 Tabel 1 4 kolom staat achter het jaar 1898:


479, lees: 226.
e

276

Boven de tweede tabel staat: tabel 3 (fig.


21), lees: tabel 2 (fig. 21).
10 regel van boven staat: zouthoudend water,
gevonden doch in, lees: zouthoudend water
gevonden, doch in.
e

Op de uitslaande plaat naast blz. 474 staat:


tabel 3 (fig. 18), lees: tabel 3 (fig. 19) en
staat: tabel 4 (fig. 19), lees: tabel 4 (fig 20).
Op de uitslaande plaat naast blz. 488 in
tabel 3 (fig. 16) staat boven 2' en 3 kolom:
Totaal aantal in het net afgeleverde kWh X
1000, lees: Totaal aantal in het net afgeleverde kWh.
e

boven 8 en 9 kolom staat : Verkochte kWh


X 1000, lees: Verkochte kWh.
C

534 in tabel 2 (fig. 11), 6 kolom staat: Van het


P.E.B.B. ingekochte kWh X 1000. lees: Van
het P.E.B. ingekochte kWhX 1000.
e

You might also like