Professional Documents
Culture Documents
Basiscursus 1 Nederlands Voor Buitenlanders
Basiscursus 1 Nederlands Voor Buitenlanders
Basiscursus 1
Nederlands voor buitenlanders
Delftse methode
Deze uitgave
Basiscursus 1
oefenboek 2
De Delftse grammatica
oefenboek
(www.delftsemethodeonline.nl)
Beginners
NT2-niveau 0
Delftse
methode
Basiscursus 1
Nederlands voor buitenlanders
A.G. Sciarone
P.J. Meijer
Boom, Amsterdam
Inhoud
Voorwoord 6
Grammatica 8
Les 1
Les 2
Familie 18
Les 3
Les 4
Les 5
Eten en drinken 36
Les 6
Waar is ...? 42
Les 7
Werkt u? 48
Les 8
Geld 54
Les 9
Dit is Nederland 60
Les 10
De dokter 66
Les 11
Boodschappen 72
Les 12
Het postkantoor 78
Les 13
Les 14
Les 15
De school 98
Les 16
De gemeente 102
Voor de docent 106
Voor de gebruiker 109
For the user 112
Handleiding cd-rom 115
How to install the cd-rom 116
Index 117
Voorwoord
Voorwoord
P.J. Meijer
A.G. Sciarone
Grammatica
woon
in Rotterdam.
Wij
wonen
in Rotterdam.
Jij/U
woont
ook in Rotterdam.
Jullie
wonen
in Delft.
in Delft.
Zij
wonen
in Delft.
Hij/Zij woont
Waar woont u?
Utrecht.
Rotterdam.
Vroeger hebben wij in Rotterdam gewoond
en gewerkt.
Ik werk-te in Parijs.
Grammatica
3 maand-maanden, winter-winters
Een koude maand. Januari en februari zijn twee koude maanden.
Ik luister naar de tekst. Ik luister altijd naar alle teksten.
Kijk, de trein. Stoppen hier ook andere treinen?
Wat is je adres? En wat zijn jullie adressen?
-er, -el, -en, -e
Wat een koude winter. Meestal hebben we zachte winters.
Anne heeft twee kinderen: een jongen en een meisje.
Mijn zus heeft vier kinderen: twee jongens en twee meisjes.
Mijn man heeft n tante. Ik heb drie tantes.
Heb jij een postzegel? Ik heb geen postzegels meer.
Maar:
kind
kinderen
stad
steden
4 klein-kleine, groot-grote
de stad
het dorp
de woning
het huis
Grammatica
u heet Henk
uw naam is Henk
ze noemen u Henk
ze noemen ons
papa en mama
ze noemen jullie
Paul en Anne
ze noemen
hen/ze
6 niet- geen
10
Ik werk niet.
Grammatica
7 hebben en zijn
ik
heb
kinderen
ik
ben
op school
jij /u
hebt
geen kinderen
jij/u
bent
op school
heeft
twee kinderen
wij
ik
had
wij
ik
heb
(ben je op school?)
hij/zij
is
op school
wij
zijn
op school
ik
was
wij
waren
ik
ben
gehad
kan
lezen
jij/u
kan/kunt lezen
ik
mag
naar huis
ik
zal
jij/u
mag
naar huis
jij/u
zal/zult betalen
naar huis
hij/zij zal
betalen
wij
betalen
hij/zij kan
lezen
hij/zij mag
wij
lezen
wij
kunnen
zullen
betalen
11
Ik heet Henk.
Mijn naam is Henk.
Ik woon in Rotterdam.
Mijn adres is: Stationsstraat nummer 4.
Mijn telefoonnummer is: 0102932021.
12
what
is (your) name,
are (you) called
you(r)
I
my
name
is
live
in
address
je
ik
mijn
naam
is
woon
in
adres
stationsstraat
nummer
telefoonnummer
jij
wat
jouw
waar
nationaliteit
ben
Duitse
Station street
number
telephone number
you
what
your
where
nationality
am
German
Ik heet Henk.
011
012
013
014
015
016
017
018
019
020
Ik heet Henk.
M naam is Henk.
Jij
Mirjam.
J naam is Mirjam.
Ik woon in Rotterdam.
Waar w jij?
H heet jij?
W is jouw adres?
W woon jij?
W is jouw nationaliteit?
13
In welke straat?
In de Akkerstraat, nummer 10.
Wat is uw telefoonnummer?
Ik heb geen telefoon.
Ik woon pas in Nederland.
14
dag
meneer
uw
komt
u
uit
Nederland
nee
kom
niet
Denemarken
hello
sir
your
are
you
from
The Netherlands
no
am
not
Denmark
woont
welke
stad
vlakbij
straat
de
heb
geen
telefoon
pas
live
which
city
near, close to
street
the
have
no
telephone
recently
Ik heet Henk.
032
033
034
035
036
037
038
039
040
041
naam?
Ik heet Mirjam.
naam is Mirjam.
naam?
Waar w u?
Wat is de naam van
straat?
15
hij
het
van
zijn
he
the
of
his
zij
haar
ook
she
her
also
Ik woon in Rotterdam.
U woont in Rotterdam.
046
047
048
Les 2 Familie 1
18
Les 2 Familie
049
050
051
052
053
054
055
056
057
058
059
060
061
062
063
064
065
066
familie
kijk
dit
een
foto
het
oude
tien
jaar
geleden
helemaal
links
ziet
vader
naast
staat
moeder
ouders
family
look
this
a
photograph
it
old
ten
year(s)
ago
all the way
left
see
father
next to
is standing
mother
parents
hebben
drie
kinderen
twee
jongens
en
n
meisje
zonen
dochter
jongen
dat
achter
mij
broer
rechts
zus
have
three
children
two
boys
and
one
girl
sons
daughter
boy
that
behind
me
brother
to the right
sister
067
068
069
070
071
072
073
074
075
076
077
078
079
080
081
082
083
een jongen
- twee jongens
een meisje
- twee meisjes
een dochter
- twee dochters
een kind
twee kinderen
een broer
twee broers
.
19
Les 2 Familie 2
20
Les 2 Familie
084 wie
085 oudste
086 jongste
who
eldest
younges
ouder
dan
kind
older
than
child
087
088
089
Mijn broer
je zus?
22 jaar.
Zij is het
Zij is
is 25 jaar.
kind.
dan ik.
Ik ben het
kind.
21
Les 2 Familie 3
Les 2 Familie
090
091
092
093
094
095
096
097
098
099
100
101
102
wonen
je
ze
Frankrijk
misschien
ze
naar
mag
hier
komen
hoop
dat
lukt
live
your
they
France
perhaps
she
to
can
here
come
hope
that
works out
mis
lieve
erg
vorig
getrouwd
sinds
kort
heeft
dus
oom
vrouw
tante
miss
dear
very much
last
married
since
recently
has
therefore, so
uncle
wife
aunt
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
Waar w jij?
Ik w in Rotterdam.
Jij k uit Turkije.
Jij w nu in Nederland.
Waar w je zus?
Zij w in Frankrijk.
W je ouders ook in Nederland?
Nee, zij w niet in Nederland.
23