Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 1

Ros | Ploeger

advocaten
Procesrecht: Griffierecht te laat betaald in een renvooiprocedure: toepassing
hardheidsclausule?
Samenvatting commentaar onder Rechtbank Rotterdam 2 januari 2013, Prg. 2013/xxx
(LJN BY8578).
Als een vordering van een concurrente schuldeiser in het kader van een faillissement door
de curator niet wordt erkend, zal de vordering (zonder dagvaarding) pas dan naar de rol
voor een terechtzitting worden verwezen, nadat de rechter-commissaris tevergeefs heeft
getracht te bemiddelen. In dat geval is de schuldeiser griffierecht verschuldigd, het gaat
hier dan immers om een zgn. verificatiegeschil (zgn. renvooiprocedure).
In deze kwestie was het volledige griffierecht niet op tijd ontvangen. Reeds betaald was de
minimum bijdrage in het kader van een toevoeging (althans 71,=). Schuldeiser zou
echter niet in aanmerking komen voor een toevoeging, maar heeft daartegen bezwaar
aangetekend, deze procedure loopt nog. De vraag dringt zich derhalve op of de
hardheidsclausule ex art. 127a lid 3 Rv moet worden toegepast. De rechtbank noemt drie
argumenten, op grond waarvan de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar is:
indien griffierecht in een renvooiprocedure te laat is ontvangen, wordt de verificatieaanvraag als ingetrokken beschouwd ex art. 122 lid 3 Fw. Dat zou betekenen dat de
schuldeiser in het vervolg kansloos is en dat is in strijd met art. 6 EVRM, omdat hoger
beroep immers is uitgesloten en evenmin een (nieuwe) dagvaarding kan worden
uitgebracht (zie daarover ook onze annotatie onder Hof Den Haag 18 juli 2011, Prg. 2011,
246);
de bedoeling van het nieuwe griffierechtenstelsel is toch primair het incassorisico van de
Staat te beperken;
het wel betaalde gedeelte aan griffierecht kan uiteindelijk voldoende blijken te zijn, als blijkt
dat de schuldeiser wel voor een zgn. toevoeging in aanmerking zal kunnen komen; dat
betekent voor een natuurlijk persoon een griffierechtbijdrage voor een kwestie van
onbepaalde waarde ( 73,= in 2012).
Dit laatste argument ontleent de rechtbank aan Hoge Raad 21 november 2003, NJ 2004,
72, waarin is bepaald dat het verschuldigde griffierecht in een renvooiprocedure moet
worden berekend aan de hand van de maatstaf van onbepaalde waarde. Resteert de
vraag waarom de rechtbank niets doet met het verschil van 2,=, maar dat lijkt kennelijk
niet meer dan muggenzifterij
Het volledige artikel is te raadplegen bij Kluwer Navigator of neem contact op met ons
kantoor.

You might also like