Helemaal aan het begin van dit blok heb ik een mindmap gemaakt over het concept groep.
We hebben hierna een gezamenlijke mindmap gemaakt om elkaar aan te vullen.
Voor deze mindmap heb ik de theorie Luijtjes, M. Zeeuw-Jans, I. De (2013)
Ontwikkeling in de groep. Bussum: Couthino gebruikt.
Wat wilde ik:
Dit blok stond dus in het teken van de groep. Ik wilde mijn groep op een positieve manier benvloeden. Wat mijn doelen precies waren en hoe ik die wilde gaan uitvoeren kun je uitgebreid terug lezen in mijn kritische analyse. Ik wilde me vooral op een jongetje J richten. Hij heeft soms een negatieve invloed op de groep. Hij slaat en schopt sommige kinderen en hij kan druk zijn. Ik wilde consequent zijn, maar hem vooral ook belonen voor zijn goede gedrag en me richten op wat er wel goed ging. Mijn mentor gaf aan dat het goed zou zijn om hem extra werkjes te geven, dus daar wilde ik ook aandacht aan besteden. Voor de rest van de klas wilde ik vooral de positieve sfeer vasthouden door veel complimenten te geven tijdens mijn lessen en tijdens de werklessen. Mijn persoonlijke doel op stage was vooral gericht op voorlezen. Ik wilde meer voorlezen met de juiste leraarcommunicatie. Ik wilde meer betrokkenheid krijgen door stemmetjesgebruik. Wat deed ik: Ik heb J extra werkjes gegeven, zoals samen met hem de tuinkers opmeten. Dit deden we elke dag. Hij mocht de strook uitknippen en opplakken. Zo kregen we beter zicht op hoe de tuinkers groeide en had J een extra werkje. Dit heeft hij soms nodig, want zo is hij even afgeleid en voelt hij zich beloond voor zijn goede gedrag. Ik heb de les veel complimenten gegeven. Ik ben mijn werkles van taal begonnen met, Ik heb gehoord dat jullie al kunnen schrijven. Zo geef ik de kinderen het gevoel van competentie. Ze kunnen het en ik bevestig dat. Zo begonnen we de les al op een hele positieve manier. Ik heb zo veel mogelijk complimenten gegeven en zelf ook positief voor de klas gestaan. Af en toe maakte ik een grapje. Ik moet natuurlijk ook consequent zijn, maar daarna ook weer op een positieve manier verder gaan. Ik wilde niet in het negatieve blijven hangen, maar juist in het positieve. Hier heb ik extra theorie over gelezen. Negatieve aandacht is ook aandacht, dus je moet niet te veel aandacht besteden aan het negatieve gedrag. Geef complimenten aan het kind als het positief gedrag uit. Zo krijgt het kind ook positieve aandacht en weet het kind wat er van hem/haar verwacht wordt. (Luijtjes, 2013) Tijdens mijn muziekles was ik best onzeker, maar doordat de kinderen zo enthousiast waren, werd ik ook helemaal enthousiast en toen was er een hele vrije sfeer. Iedereen durfde te zingen en te bewegen. Ik heb door eerlijk te zijn naar de groep een hele prettige sfeer gecreerd. Soms was het lastig om positief te blijven, want als een kind echt niet luistert moet je die gewoon straf geven. Het is alleen niet goed om de rest van de dag gerriteerd te blijven. Dit kwam soms voor en daar had ik zelf last van. Ik vind het nog lastig om dan de knop weer om te zetten en hem of haar weer een nieuwe kans te geven. Zeker als het kind zelf ook boos blijft. Ik heb een POP opgesteld over leraarcommunicatie tijdens het voorlezen. Hier ben ik mee aan de slag gegaan en ik heb theorie gelezen. Ik heb elke dinsdag en alle dagen van de stageweek voorgelezen. Ik kreeg hier ook iedere keer feedback op. Ik heb niet elke keer voorbereid, maar ik ging wel met een doel voorlezen. Ik kwam erachter dat er veel meer bij kwam kijken. Dit diep ik nog uit in mijn POP, maar ik voel me al een stuk zekerder als ik ga voorlezen. Je moet als leraar gek doen, want dat vinden de kinderen ontzettend leuk. Hierdoor vinden ze het
voorlezen ontzettend leuk. Ze kennen nu mijn regels. Ze mogen op de grond
zitten, zodat ze het beter kunnen zien. Tijdens het voorlezen is het stil en mag je niet naar de wc. Ik stelde meestal vragen tijdens het voorlezen. Hierdoor moetsen de kinderen goed luisteren en waren ze meer betrokken. Als ze de vragen goed hadden gaf ik complimenten. Hierdoor vonden de kinderen het leuk als ik voorlas en hing er een fijne sfeer in de klas.
Wat vonden anderen:
Mijn mentor vond dat ik de sfeer erg positief benvloedde. Ik gaf veel complimenten. Dit blijkt ook uit de feedback die ik op mijn lessen heb gekregen. De kinderen mochten bij mij alles zeggen, niets was verkeerd. Wat goed dat je de kinderen zelf laat vertellen. Geen antwoord is fout. De kinderen vonden het leuk dat ik ging voorlezen. Juffrouw, ga je zo weer voorlezen? of Wil je nog een verhaaltje voorlezen? Hierdoor kreeg ik ook meer plezier in het voorlezen en stond ik met veer zekerheid voor de klas. Hoe nu verder: Ik wil graag meer differentiren in mijn werklessen. Nu geef ik vaak nog les aan een groepje. Het volgende blok zou ik graag meer klassikaal les willen geven. Vooral in de richting dat ik een opdracht heb voor groep een en voor groep twee. Die gaan ze dan samen uitvoeren, maar ik pas ze aan op niveau, zodat ik de zwakkere kinderen kan helpen en de oudere kinderen elkaar moeten helpen. Ik wil natuurlijk doorgaan met het bevorderen van de positieve sfeer door veel complimenten te blijven geven en eerlijk te zijn naar de groep. Doordat ik duidelijk mijn grenzen aan geef, hoeven zij daar niet steeds over heen te gaan. Zo ontstaat er denk ik een prettige sfeer. Dit blok zou ik als persoonlijk leerdoel meer initiatief willen tonen. Ik laat me nog vaak leiden door wat de mentor wil. Ik zou zelf meer lessen kunnen voorstellen. Ik wil volgende week graag dit doen. Dit kost me wel iets meer voorbereiding, maar zo laat ik wel zien dat ik zelfstandig ben en dat ik initiatief kan tonen. Zo laat ik mezelf meer zien. Literatuurlijst: Luijtjes, M. Zeeuw-Jans, I. De (2013) Ontwikkeling in de groep. Bussum: Couthino gebruikt.