Professional Documents
Culture Documents
Leesonderwijs Theorie
Leesonderwijs Theorie
AANVANKELIJK LEZEN
Vragenlijst leesonderwijs in de stageklas
o Hoe worden de basiswoorden genoemd? Hoeveel zijn er? Aan welke criteria moeten ze
voldoen? Welke woorden zijn het?
De basiswoorden worden de globaal-woorden of de kapstok-woorden genoemd
in de klas. Er zijn 37 globaal-woorden binnen deze methode. Ze zijn verdeeld over
verschillende kernen.
De woorden zijn: ik, maan, roos, vis, sok, aan, pen, en, teen, een, neus, buik,
oog, doos, poes, koek, ijs, zeep, huis, weg, bos, tak, hut, reus, jas, riem, bijl,
hout, vuur, geit, uil, pauw, duif, ei, schip, ring, bank, licht. Deze zijn verdeeld over
de verschillende kernen van makkelijk naar moeilijk. Elk globaal-woord heeft zijn
eigen moeilijkheid.
2.
Introductie: Elke kern begint met een ankerverhaal waarmee u het thema van de kern
introduceert. Hiervoor zijn bij elk verhaal verschillende ankermaterialen ontwikkeld. Zo zijn
er: verhaalplaten, flap-uit-boeken, knieboeken en reuzenboeken. Dit maakt het begin van
een kern steeds weer verrassend. Na het verhaal maakt u een keuze uit de bijbehorende
taal- en thema-activiteiten. Alle kinderen doen hieraan mee.
Instructie: De instructie richt zich op het grootste gedeelte van de klas. Kinderen die al
kunnen lezen gaan na een korte instructie als zongroep zelfstandig aan de slag met het
leesboekje zon en het werkboekje zon. Kinderen die meer moeite hebben met lezen krijgen
verlengde instructie.
3. Zelfstandige verwerking: Na de instructie gaat de 'maangroep' (de kinderen met een
normale leesontwikkeling) zelfstandig aan de slag met het werkboekje maan. De zongroep
is ook zelfstandig aan het werk met het werkboekje zon. Dit geeft u de tijd voor de
verlengde instructie.
4. Vervolgopdrachten: Voor de fase van de vervolgopdrachten is een ruim aanbod van
materialen beschikbaar, waarmee alle kinderen op hun eigen niveau kunnen werken.
5. Verlengde opdrachten: Kinderen die extra aandacht nodig hebben, geeft u verlengde
instructie. Daarna laat u hen onder begeleiding de leerstof inoefenen. Op deze site vindt in
het gedeelte voor gebruikers activiteiten voor verlengde instructie.
6. Afronding: Tijdens de afronding zitten alle kinderen bij elkaar. Ze krijgen dan de
gelegenheid om datgene wat ze geleerd en gemaakt hebben aan de rest van de klas te
laten zien, voor te lezen of te presenteren.
Themas:
Er is veel aandacht voor het automatiseren van de letterkennis en het stimuleren van
vloeiend lezen. Het kind moet eerst correct lezen alvorens het kan automatiseren.
In fase 1 wordt eerst aandacht besteed aan letterkennis. De kinderen moet de letters
feilloos kunnen verklanken. Eerst wordt er aandacht besteed aan het correct leren
verklanken van een letter, daarna aan het het vlot leren verklanken. De kinderen
moeten de letterkennis al heel snel leren toepassen in de elementaire leeshandeling
(grafeem-foneemkoppeling).
Het verkorten van de elementaire leeshandeling naar directe woordherkenning verloopt
via
het
veelvuldig
lezen
van
wisselrijen
en
woordrijen.
Veilig
&
vlot
is
het
materiaal
dat
hierbij
ingezet
wordt.
leesstof
Instructiekalender 1 bevat:
Instructiekalender 2
het
het
het
het
reuzenwerkbladen
o De reuzenbladen zijn verbruiksmateriaal voor de leerkracht. Ze zijn
bedoeld als visuele ondersteuning bij de groepsinstructie over het
gebruik van de diverse werkbladen in het werkboekje. Ook zijn ze
uitermate geschikt voor de verlengde instructie en eventuele herhaling.
Van de site:
De toetsing gaat als volgt (tweede maanversie):
1. Neem na elke kern de basistoets Veilig & vlot af. Deze basistoetsen zijn bedoeld om het
automatiseringsproces van de te lezen woorden te volgen. Het is wenselijk om deze basistoetsen na
elke kern bij alle leerlingen af te nemen. U kunt zo goed zien hoe het automatiseringsproces bij de
diverse leerlingen verloopt. De leerlingen ontvangen een Veilig & vlotdiploma als zij de woorden
correct en vlot kunnen lezen.
2. Bij kinderen die de eerste vijf kernen op de basistoets Veilig & vlot Onvoldoende (O) of Twijfelachtig
(T) scoren,neemt u aansluitend de vervolgtoets voor risicolezers op pagina 16 van Leesboekje maan
af. Daarnaast kunt u ook vanaf kern 2 de vervolgtoets risicolezers Veilig & vlot afnemen. Als u extra
hulp heeft gegeven aan een risicolezer, wilt u natuurlijk graag weten of die leerling daardoor vooruit
3.
is gegaan.
Neem bij alle leerlingen de vier signaleringen af: de herfstsignalering, de wintersignalering, de
lentesignalering en de eindsignalering. De signaleringsmomenten zijn na kern 3, 6, 8 en 11