Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 9

De geschiedenis leert ons,

dat we nooit iets geleerd hebben


van de geschiedenis!!

Ik stelde mijzelf de vraag waarom wil ik het boek de


ondergang van Jacob (Jacques) Presser wil publiceren
op facebook & diverse sites, wat is het belang daarvan?
Is het opdat wij het nooit vergeten, of dit mag nooit
meer gebeuren, of doordat het huidige klimaat zodanig
is dat het veelkoppige monster van antisemitisme weer
de kop opsteekt in diverse vormen wereldwijd en is het
politiek antisemitisme weer salonfhig' geworden
onder de noemer van antizionisme en joden mogen
weer geweerd worden op de universiteiten en het
bedrijfsleven en in culturele vormen onder het bijna
alom geaccepteerde groepering BDS: (boycotts,

divestment and sanctions)tegen Israel, onder de


academici, socialistische en islamitische groeperingen
en bepaalde zichzelf noemende christelijke
kerkgenootschappen. Er zijn ook joden en joodse
groeperingen die dit volledig steunen en zelfs
aanmoedigen, die streven naar de ondergang van
Israel. sommigen vergelijken deze tijd al met Duitsland
1933 wat naar mijn inziens wel klopt.
Waar ligt de scheidslijn tussen antisemitisme en
antizionisme?
Zoals ik het beschouw is deze totaal verdwenen.
Over de geschiedenis van de holocaust wordt
tegenwoordig niet meer over gesproken op scholen.
Docenten durven er niet over te spreken, bang dat ze
de moslims tegen het hoofd stoten, gezien dat de
geschiedenis al zo verdraaid wordt dat zelfs
Marokkanen mede bevrijders van Nederland zijn
verworden. De PVV heeft voorgesteld om weer lesssen
over de holocaust te geven op scholen, de andere
partijen hebben dit voorstel verworpen. De
geschiedenis en cultuur van Nederland achten zij niet
belangrijk denk ik. Zolang de marokaanse vlag naar uit
hangt tijdens de dodenherdenking, de Isralische vlag is
not done volgens hen. Ze vinden dat politiek niet
correct.
Er zijn voor tijden en na ww2 veel boeken over de
holocaust en antisemitisme geschreven door
overlevenden en wetenschappelijke onderzoekers zowel
via universiteiten als organisaties als het NIOD waar
een schat aan informatie is opgeslagen over de periode

ww2. Via hNIODS website kan veel informatie


opgezocht en gedownload worden.
Helaas komen e ook weer volop anti israelishe ronduit
gezegd antisemitische boeken artikelen op de markt en
worden sancties sopgelegd door de EU ondersteund
door onze regering onder het mom van antizionisme,
tegen het politieke beleid van Isral. Opgedrongen door
antisemitische islamitische, socialistische door onze
regering mede gefinancierde NGOs. Daarin is deze tijd
zeer zeker te vergelijken met 1933. Luister wat Pat
Gondel zegt over BDS
Wat is BDS en waar staan ze voor
In 1933 schreef Henri Polak een interessant boekje over
het wetenschappelijk antisemitisme. Hier te lezen
Johan Snoek een dominee uit Tiberias heeft een boekje
over de kerken en de joden tijdens de oorlogsjaren in
Nederland geschreven hier te lezen en vervolgens
heeft hij het the grey book geschreven
Over de standpunten van de huidige
kerkgenootschappen ten aanzien van joden en de staat
Isral, heb ik in 2011 een artikel over geschreven, hier
te lezen
Ik hoop dat d komende artikelen de lezer laat realiseren
dat een herhaling heel goed mogelijk is, en dat we er
wat van de geschiedenis leren om het te voorkomen.

De originele tekst van Presser wordt aangehouden met


hier en daar aanvullingen.

Yaakov siepman.

Mede oprichter werkgroep Tolereer geen intolerantie.

De geschiedenis leert ons,


dat we nooit iets geleerd hebben
van de geschiedenis!!

Aan de lezer door Jacob Presser


De officile opdracht tot het schrijven van dit bek
verstrekte ons het toenmalig bestuur van het
Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie in een brief van
13 januari 1950. Hieraan waren uiteraard enkele
besprekingen voorafgegaan, zowel met dit bestuur als
met de heer L. de Jong, directeur van dit instituut. In
deze besprekingen was onder meer de vraag naar
voren gekomen omtrent de door ons geschatte duur
van onze arbeid aan dit project. Welnu, wij
veronderstelden dat het, begroot op ten hoogste 500
bladzijden, op zijn laatst in 1952 gereed zou zijn. Het is
nauwelijks nodig te beklemtonen, hoe uiterst irreel ons
dit thans, zoveel jaren later, toelijkt.
Volkomen reel daarentegen bleek iets anders, nl. de
ons in dezelfde brief gedane toezegging, dat het
Rijksinstituut ons alle noodzakelijke bijstand zou
verlenen. Deze belofte heeft het vervuld op een wijze
en in een mate, welke ons verplichten tot het
uitspreken van onze allerdiepste erkentelijkheid. Zonder
de onverzwakte belangstelling en de nimmer te kort
schietende hulpverlening van alle medewerkers aan dit
instituut, van hoog tot laag, ware dit boek nimmer tot
stand gekomen. In de loop onzer tot vijftien jaar
uitgedijde werkzaamheden hebben wij mogen ervaren,
hoe bevoorrecht zich achten moet, wie de steun geniet
van een instelling als deze, in haar soort wel nergens
ter wereld overtroffen. In deze samenhang zouden wij in
het bijzonder drie namen willen noemen: die van dr. De
Jong, hierboven reeds vermeld en die van de heer B.A
Sijes, aan wier kritische opmerkingen omtrent ons

tekstontwerp, in zijn geheel door hen zorgvuldig


doorgelezen, wij zeer veel te danken hebben, die van
de heer C.J.F. Stuldreher, hist. cand., onze
onvervangbare en onvermoeibare famulus;
voor de definitieve tekst aanvaarden wijzelf uiteraard
de gehele en uitsluitende verantwoordelijkheid.
Wij spraken van vijftien jaar. Laat dit geen aanleiding
geven tot misverstand. Ook de oningewijde beseft wel,
hoe weinig tijd de hoogleraar overblijft voor een arbeid
als deze, uiteraard een nevenwerkzaamheid, verricht in
die luttele uren, welke zijn beroep, zijn
maatschappelijke en persoonlijke verplichtingen hem
laten. Het karakter zelf van het onderwerp doet ons
echter aarzelend staan tegenover de vraag, of wij er bij
ruimere armslag veel meer aan hadden kunnen
besteden dan de tijd die er voor beschikbaar was. Aan
het eind van deze arbeid gekomen willen wij wel
verklaren, dat wij meer dan eens aan zijn voltooiing
hebben getwijfeld - en vertwijfeld. En dan waarlijk niet
om zijn kwantitatieve aspecten.
Het was ons niettemin gegeven hem te voltooien. Het
ligt niet op onze weg uitvoerig in te gaan op de
oorzaken, waardoor wij daar ondanks alles in zijn
geslaagd. Hierboven gewaagden wij reeds van de ons
zo rijkelijk geschonken steun, technisch en moreel;
daarnaast zouden wij dankbaar willen getuigen van de
stimulans, gelegen in de belangstelling van zovelen, die
zich voor onze persoon of voor ons werk interesseerden.
Er is echter nog iets meer. Bij toegenomen
vertrouwdheid met het onderwerp groeide immers in
ons gaandeweg het besef ener bijzondere en wel ener

zedelijke verplichting, welke wij, liefst alle grote


woorden zorgvuldig vermijdend, zouden willen
omschrijven als de roeping, de tolk te zijn van hen, die,
tot een eeuwig zwijgen gedoemd, alleen hier en nu,
alleen deze ne keer, zich nog eens konden doen horen.
Nog nmaal op aarde moest hun klacht, hun aanklacht
weerklinken. Niets was meer over van de
allerschamelste have hunner laatste uren, hun as was
op de winden verstrooid.
Zij hadden niemand anders in deze wereld dan de
geschiedschrijver, die hun boodschap kon doorgeven.
Wij menen dat wij niet ervoor uit de weg mogen gaan te
gewagen van een heilige plicht, een plicht, die wij naar
de mate onzer krachten gepoogd hebben te vervullen.
Met deze verklaring voelen wij ons getreden binnen wat
men de persoonlijke sfeer zou kunnen noemen. Daarin
nog een ogenblik langer vertoevend, zouden wij ons
meer in het bijzonder willen wenden tot n categorie
van mogelijke lezers en wel tot de Joden onder hen. Van
mogelijke lezers; wij wagen het niet, hun aantal te
schatten. In de loop der jaren zijn wij zo vaak in
aanraking gekomen met Joden, die volstrekt weigerden
- en bleven weigeren - kennis te nemen van wat ook
betrekking heeft op de catastrofale jaren 1940-1945,
dat wij hier vraagtekens zetten. Hun reactie was ons
maar al te begrijpelijk; wij hebben haar uiteraard
geerbiedigd. Er waren echter ook andere. Het zij
alweer op grond van jarenlange ervaring uitgesproken,
dat geen enkele Jood, die bewust de genoemde periode
meebeleefd heeft, normaal reageert op welke
behandeling ook van deze materie, de allerzakelijkste

incluis (wat dit geschrift overigens noch kan noch wil


wezen), d.w.z. zonder sterke, niet zelden hevige, soms
zeer hevige emotionaliteit. Overal bleek op zijn hoogst
verdrongen, nergens bleek werkelijk vergeten, vrijwel
nimmer bleek verwerkt. Het is onvermijdelijk, hier van
ongeneeslijke wonden te spreken: dit alles zal pas
voorbij zijn, wanneer de generatie, die het heeft
ondergaan, voorbij is - niet eerder. Wij kunnen slechts
verzekeren, dat alleen al het feit, dat wij n van hen
zijn, voldoende was, om het besef hiervan in ons
wakker te houden, maar willen daarbij niet
onuitgesproken laten dat er voor ons geen derde
mogelijkheid bestond naast de twee: f te schrijven,
zoals wij dit meenden te moeten doen, f te zwijgen.
Het eerste leek ons hogere, ja, onontkoombare plicht,
bij de vervulling waarvan nog altijd ruimte bleef voor
schroom, tact en begrip.
Hoe wij ons hiervan gekweten hebben, beoordele de
lezer.
Ten slotte nog dit: het schrijven, het scheppen van een
zodanig boek in vijftien jaar tijds is niet los te denken
van de beschermende omgeving, van het thuis,
waarbinnen vrouw en gezin de gevoelssfeer bepaalden.
De dank aan hen zij hier zonder verdere toelichting en
toevoeging uitgesproken.

Lijst van bronafkortingen


Enqutecommissie - Enqutecommissie
Regeringsbeleid 1940-1945 van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, Verslag, houdende de uitkomsten van
het onderzoek
Herzberg - Mr. A.J. Herzberg, Kroniek der
Jodenvervolging, Onderdrukking en Verzet (Amsterdam
1949-1954), dl. III, p. 5-255
G. van Tijn-Cohn - Gertrud van Tijn-Cohn, Bijdrage tot
de geschiedenis der Joden in Nederland van 10 mei
1940 tot juni 1944 (ongepubliceerd verslag)
Wielek - Han. Wielek, De oorlog die Hitler won
(Amsterdam, 1947)

You might also like