Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 55

De geschiedenis leert ons,

dat we nooit iets geleerd hebben


van de geschiedenis!!

Naar een beter begrip


Van het Duits Oostenrijkse antisemitisme:
Het eliminatie denken.
Door JonahGoldhaven (auteur van Hitler's Willing
Executioners)
-De gemeenschap van Jezus Christus kan het
verschrikkelijke lot van de joden in nederigheid, in
barmhartig medeleven en in grote verschrikking
aanhoren, derhalve is het voor een christen onmogelijk

zich in dezen (antisemitisme) onverschillig op te


stellen...
De Duitse dominee Walter Hochstadter in een
wanhopige oproep aan de Duitse soldaten, clandestien
verspreid in juni en juli 1944
-Hoe is het mogelijk dat onze oren, de oren van
christenen, niet tuiten als wij vernemen van de ...
ellende en het kwaad (waar de joden onder lijden?)
Karl Barth tijdens een college in december 1938 in
Wipkingen, Zwitserland
-Over het algemeen houden wij niet van joden,
derhalve is het niet eenvoudig voor ons de algemene
liefde die wij voor de mensheid voelen, ook voor hen te
voelen..
Karl Barth tijdens een college in juli 1944 in Zurich,
Zwitserland.

ONZE KIJK OP HET ANTISEMITISME HERIJKT: EEN


KADER VOOR ANALYSE
Mensen hebben de neiging, als zij over het DuitsOostenrijks antisemitisme nadenken, op een aantal
belangrijke punten, onbewezen stellingen te hanteren
over de Duitsers voor en Tijdens de naziperiode. Het is
de hoogste tijd dat wij deze zaken nader onderzoeken
en bijstellen. Als het zou gaan om onderzoek naar een
Aziatische stam die het schrift nog niet kende, of 14eeeuwse Duitsers, zou men niet zo slordig omspringen
met zijn vooronderstellingen als men nu doet met de
19e- en 20e-eeuwse Duitsers.

Kort samengevat komen ze hier op neer: de Duitsers


waren ongeveer zoals wij zelf zijn, of liever, zoals wij
willen dat wij zijn: redelijk, eenvoudig, kinderen van de
Verlichting, die zich niet laten leiden door `magisch
denken', maar die geworteld zijn in de `objectieve
werkelijkheid: De Duitser was, net als wij, een Homo
economicus' die, toegegeven, soms wel eens werd
gedreven door wat irrationele motieven, door haat die
voortkwam uit economische frustratie of door van die
vervelende menselijke ondeugden als honger naar
macht of trots. Maar die zijn te begrijpen; omdat het
gemeenschappelijke bronnen van irrationaliteit zijn,
lijken ze ons van gezond verstand te getuigen.
Toch zijn er talloze redenen om vraagtekens te zetten
bij dergelijke voorondersteling, zo betoogde in 1941 een
Amerikaans opvoedkundige die de scholen en de jeugd
in nazi-Duitsland goed kende. Hij toonde aan dat het
onderwijssysteem van de nazi's 'in nazi-Duitsland een
generatie heeft voortbracht die zo totaal verschilt van
de Amerikaanse jeugd dat een verder vergelijkend
wetenschappelijk onderzoek totaal zinloos is en dat het
zeer moeilijk zal zijn de waarde te bepalen van het
opvoedingssysteem van de Duitsers: [1] Dus waar zijn
de vigerende vooronderstellingen over de gelijkenis
tussen ons en de Duitsers tijdens de naziperiode dan
eigenlijk op gebaseerd? Ware het niet beter dat wij de
zaak opnieuw bekijken en nagaan of wat wij van onszelf
vinden ook geldt voor de Duitsers in 1890, 1925 en
1941? Als wij aanvaarden dat in schriftloze culturen de
bomen bezield werden door goede en slechte geesten
die de materiele wereld konden veranderen, dat de
leken mensenoffers brachten om de zon op te laten

komen, dat in de Middeleeuwen de joden als


handlangers van de duivel werden gezien [2], waarom
is het dan niet mogelijk te begrijpen dat talrijke Duitsers
in de 20e eeuw ideen aanhingen die wij als absoluut
absurd verwerpen, dat die Duitsers, althans op n
gebied, gevoelig waren voor `magisch denken'?
Waarom zouden wij Duitsland niet benaderen zoals een
antropoloog een volk benadert waar weinig over bekend
is? Het was tenslotte een maatschappij die de
Holocaust voortbracht, dat men niet had voorspeld en,
op een enkele uitzondering na, ook niet voor mogelijk
had gehouden. De Holocaust vormde de radicale breuk
met alles wat tot dan in de geschiedenis van de
mensheid bekend was, met alle eerdere vormen van
politiek. Wat er tijdens de Holocaust voorviel. hoe men
toen dacht, stond haaks op de intellectuele grondvesten
van de westerse maatschappij, de Verlichting en de
christelijke en seculiere ethische gedragsnormen die in
de meeste westerse landen golden. Op het eerste
gezicht dienen we dan ook allereerst vast te stellen in
hoeverre onze eigen maatschappij lijkt op de
maatschappij die deze ,tot dan niet voor mogelijk
gehouden en berhaupt onvoorstelbare, gebeurtenis
voortbracht. Daartoe dienen wij na te gaan in hoeverre
zij de op de rede gebaseerde economische koers voer
die zo kenmerkend is voor ons eigen
sociaalwetenschappelijke en dagelijkse leven. Dan zal
blijken dat de Duitse maatschappij in grote trekken
gelijk was aan de onze, maar dat er toch een aantal
fundamentele verschillen bestonden. Het overgrote
deel van de antisemitische literatuur in Duitsland in de
19e en 20e eeuw,-met haar opzwepende en hallucinaire

verhalen over de inborst van de joden, hun vrijwel


onbeperkte -en hun schuld- aan bijna ieder onheil dat
de wereld had getroffen, stond dan zo ver van elke
realiteit, dat wie het leest, zich genoodzaakt ziet aan te
nemen deze het product is van een collectief van
schrijvers uit een krankzinnigengesticht. Geen enkel
aspect van de Duitse samenleving is meer toe aan een
dergelijke antropologische evaluatie dan het
antisemitisme van het volk
Het is bekend dat er heel wat gemeenschappen zijn
geweest waarin bepaalde kosmologische en
ontologische ideen vrijwel universeel waren. Er zijn in
de Ioop der eeuwen gemeenschappen geweest waarin
iedereen geloofde in God, in hekserij, in het
bovennatuurlijke, dat alle vreemdelingen geen mensen
waren, dat iemands morele- en intellectuele
capaciteiten afhingen van zijn ras, dat mannen moreel
superieur zijn aan vrouwen, dat zwarten inferieur zijn, of
dat joden slecht zijn. De lijst kan nog een heel stuk
langer, maar twee dingen zijn hier belangrijk.
Ten eerste: in het hier en nu kunnen bepaalde
overtuigingen absurd lijken, maar ooit zijn er mensen
geweest die er een rotsvast vertrouwen in hadden. Voor
hen was zo'n geloof de stafkaart voor de sociale wereld.
Hiermee konden zij grip krijgen op de wereld om hen
heen, de contouren van het maatschappelijk leven
herkennen en die zo nodig aanpassen.
Ten tweede, en zeker niet minder belangrijk, hoe
geloofwaardig of absurd sommige van die overtuigingen
ook kunnen zijn. ze werden vaak aangehangen door de
overgrote meerderheid, zo niet door alle lagen van een

samenleving. De overtuigingen bleken zo


vanzelfsprekend waar te zijn dat ze deel gingen
uitmaken van de `natuurlijke wereld' van mensen, van
de `natuurlijke ordening' der dingen.
In de christelijke samenleving in de Middeleeuwen
konden forse debatten over bepaalde aspecten van de
christelijke geloofsleer leiden tot gewelddadigheden
tussen buren, maar het fundamentele geloof in God en
de godheid van Jezus, dat hen allen tot christenen
maakte, bleef ten allen tijden onweersproken, behalve
door de enkeling die op de geestelijke of psychologische
rand van de maatschappij balanceerde. Geloof in het
bestaan van God, in de inferioriteit van de zwarten, in
de wettige superioriteit van de man, in de scheiding der
rassen of in het kwaad van de joden, in allerlei
verschillende gemeenschappen hebben zij als
vanzelfsprekendheden gegolden. Als onwrikbare
normen lagen zij in iedere maatschappij ingebed in het
bouwwerk van de morele waarden, en er werden zeer
waarschijnlijk geen vragen bij gesteld, net zo min als wij
dat doen bij een van de grondslagen van onze
maatschappij, namelijk de `vrijheid, die als goed wordt
ervaren. [3]
Hoewel door de jaren heen de meeste
gemeenschappen geregeerd werden door absurde
leerstellingen in het hart van hun kosmologische en
ontologische levensvisie, leerstellingen die door de
meeste leden van die maatschappij als een
vanzelfsprekendheid werden aangenomen, ging men er
bij de studie van Duitsland ten tijde van het naziregime
meestal niet van uit, dat in die periode in het land een

dergelijke toestand heerste. Om het nog scherper te


stellen: men gaat in eerste instantie uit van de
veronderstelling dat de meeste Duitsers het niet eens
waren met de visies die Hitler in Mein Kampf en elders
ontvouwde over de joden als een duivels sluw,
parasitisch en boosaardig `ras' dat het Duitse volk grote
schade had .toegebracht; en ten tweede veronderstelt
men dat de Duitsers niet zodanig antisemitisch waren
dat zij zouden instemmen met de massale uitroeiing
van de joden. niet omdat deze veronderstellingen
kennelijk waarheid geworden zijn, ligt de bewijslast van
het tegendeel nu bij diegenen die het
tegenovergestelde beweren. Waarom?
Gezien de duidelijke mogelijkheid, ja zelfs
waarschijnlijkheid, dat het antisemitisme een axioma
was van de Duits-Oostenrijkse samenleving in de
naziperiode, zijn er twee redenen om de vigerende
interpretatie met betrekking tot het Duits Oostenrijks
antisemitisme in de naziperiode te verwerpen.
-In het Duitsland in de naziperiode waren het
regeringsbeleid, allerlei verordeningen en het publieke
debat op het obsessieve of doortrokken van het
antisemitisme. Zelfs een oppervlakkige blik op deze
samenleving zou de niet-ingewijde beschouwer, zou
iedereen die de bewijzen die zijn zintuigen hem bieden
serieus neemt, ervan moeten overtuigen dat zij bol
stond van het antisemitisme. In feite werd, in het
Duitsland in de naziperiode, het antisemitisme van de
daken geschreeuwd: 'De joden zijn ons ongeluk, wij
moeten onszelf van hen ontdoen. Wie deze
maatschappij tracht te begrijpen, doet er goed aan

zowel het verlammende verbale antisemitische


spervuur dat niet alleen van de top van de politieke
dictatuur kwam, maar ook massaal van de onderkant
van de maatschappij als de discriminerende en
gewelddadige politiek, te zien als aanwijzingen voor de
aard van de overtuigingen van haar leden. Een
maatschappij die het antisemitisme met zoveel kracht
uitschreeuwt, en klaarblijkelijk ook vol overtuiging, kan
inderdaad antisemitisch zijn.
-De tweede reden om een andere positie dan de
vigerende te kiezen ten opzichte van het Duitse
antisemitisme, is gelegen in het inzicht in de
ontwikkeling van de Duitse politiek en cultuur. De
Duitse maatschappij was in de middeleeuwen en het
begin van de moderne tijd, zonder twijfel tot aan het
begin van de Verlichting door en door antisemitisch.
[4] Dat de joden fundamenteel anders en misdadig
in( het volgende hoofdstuk wordt hier nader op
ingegaan) waren, werd in die tijd zowel in de Duitse als
in belangrijke delen van de christelijke cultuur als een
vanzelfsprekendheid aangenomen. En zowel de elite
als, zeer belangrijk, het gewone volk deelden deze
visie. Waarom zouden wij niet aannemen dat dergelijke
diepgewortelde ideen, dergelijke basale ijkpunten van
de sociale en morele waarden in de maatschappij,
blijven voortwoekeren, tenzij wij kunnen aantonen dat
ze veranderd of verdwenen zijn?
Historici en sociologen die onderzoek doen naar het
ontstaan en de verspreiding van een geloofsstelsel,
doen er goed aan, als overtuigende gegevens over de
aard van het systeem ontbreken, zich niet al te zeer te

verlaten op een achterwaartse projectie van


opvattingen die in hun eigen maatschappij leven. (Maar
al te vaak komt dit namelijk nog voor bij onderzoekers
van het Duitse antisemitisme.) In plaats daarvan doen
zij er goed aan een historisch weloverwogen
vertrekpunt te kiezen, van waaruit zij dan kunnen
ontrafelen wat er heeft plaatsgevonden. Zouden wij met
deze aanpak in de Middeleeuwen beginnen en
vervolgens onderzoeken waar, wanneer en waarom de
Duitsers het op dat moment cultureel alomtegenwoordige antisemitisme loslieten, dan zou onze kijk
op het onderwerp compleet veranderen. De vragen die
we zouden stellen, de verschillende fenomenen die als
bewijs zouden dienen en de manier waarop we met het
bewijs zouden omgaan; alles zou anders zijn. Wij
zouden gedwongen worden de veronderstelling dat de
Duitsers in de 19e en 20e eeuw over het algemeen niet
antisemitisch waren in te trekken en in plaats daarvan
zouden wij moeten bewijzen hoe zij zichzelf bevrijdde
van het antisemitisme dat in hun cultuur was
ingebakken, als ze dat inderdaad al deden.
Als wij ons onderzoek aan de andere kant zouden
beginnen, en ons niet zouden laten misleiden door de
wijdverbreide veronderstelling dat de Duitsers op ons
lijken, als wij dus het meer zinnige standpunt zouden
innemen dat de Duitsers in de naziperiode over het
algemeen het overheersende en alomtegenwoordige
credo van het antisemitisme aanhingen, dan zouden wij
onmogelijk van dit oorspronkelijke standpunt afgebracht
kunnen worden. Er bestaat vrijwel geen bewijs voor een
ontkrachting van de stelling dat de krachtige en
alomtegenwoordige publieke uitingen van

antisemitisme hun weerspiegeling vonden in de


privlevens van mensen. Om ons van standpunt te
doen veranderen zouden wij namelijk, tevergeefs, op
zoek moeten naar verklaringen van Duitsers waarin zij
afstand nemen van het antisemitisch credo en zouden
brieven en dagboeken die getuigen van een andere
visie op de joden dan de algemeen gangbare moeten
opduiken. Er zouden betrouwbare getuigenissen van
Duitsers moeten zijn waarin zij verklaren dat de joden in
hun land leefden als volwaardig lid van de Duitse
maatschappij en van de gemeenschap van mensen in
het algemeen. Er zou bewijs voorhanden moeten zijn
dat er Duitsers waren die zich verzette tegen de talrijke
anti-Joodse maatregelen, tegen de wetten en de
vervolgingen, dat er Duitsers waren die dat alles
verafschuwden die het een misdaad vonden dat de
joden in concentratiekampen werden opgesloten, dat
joden uit hun huizen en hun gemeenschappen werden
weggerukt een vreselijk lot tegemoet gingen,
gedeporteerd uit het enige land dat zij kenden. En dan
niet hier en daar een getuigenis van een enkele
dissident, neen, we zouden dan een groot aantal zaken
nodig hebben, zodat het gerechtvaardigd zou zijn uit
een generalisatie voor grote delen van de Duitse
samenleving af te leiden. Dan zouden wij weten dat
onze visie niet correct is. Maar wat er nu bekend is,
komt het daar in de verste verte niet in de buurt.
Waar moeten wij dan van uitgaan? Vertrekken wij vanuit
een punt dat diametraal tegenover alles wat bekend is
over uitspraken en daden van groepen en indien? Of
kiezen wij een standpunt dat hier juist mee
overeenstemt? Het standpunt dat aanneemt dat een

bepaalde culturele opvatting in het niets verdwijnt, of


standpunt dat vereist dat het onderwerp wordt
onderzocht en dat, voordat het verklaard dat het
antisemitisme is verdwenen, wordt verklaard en
uitgelegd door welk proces het klaarblijkelijk kon
ontstaan. Waarom ligt de bewijslast dan niet bij
diegenen die volhouden dat de Duitse maatschappij
inderdaad een verandering ondergaat en dat zij haar
cultureel aangeboren antisemitisme had afgeworpen
Aangezien wij ons laten leiden door de veronderstelling
dat de Duitsers in een mate lijken op het ideaalbeeld
dat wij van onszelf hebben en aangezien wij en de
Duitsers `normaal' waren, heeft de bewijslast defacto
altijd gelegen bij diegenen die beweerden dat er in de
periode van het naziregime een enorm antisemitisme
bestond. Methodologisch klopt er niets van deze
benadering en dient zij dan ook verworpen te worden.
Als wij alleen maar gegevens hadden over het karakter
van de publieke discussie en de overheidspolitiek in
Duitsland tijdens het naziregime en over de
geschiedenis van de politieke en culturele ontwikkeling
in Duitsland, dan zouden wij gedwongen worden
conclusies te trekken over de mate van antisemitisme
in Duitsland. Van het naziregime is volgens mij alleen
iets verstandigs in te brengen over de mate waarin het
antisemitisme in de Duitse samenleving was verspreid
en het nazi-achtige karakter ervan. Gelukkig hoeven wij
niet tevreden te zijn met een dergelijk overzicht en we
zijn dan ook niet geheel afhankelijk van de
beredeneerde veronderstellingen die wij inbrengen in
de discussie over Duitsland ten tijde van het
naziregime. Want zowel empirisch als theoretisch wordt

de conclusie gesteund dat het antisemitisme een


integraal onderdeel uitmaakte van het denkkader van
de gewone Duitsers (op zich al aannemelijk te maken
als wij kijken naar de geschiedenis en het gedrag van
de Duitsers ten tijde van het naziregime analyseren).
Er staat nog een andere pijler onder het geloof in een
Duits antisemitisme dat zich in de 20e eeuw voortzette.
Die gedachte is voor een deel gebaseerd op de
onmogelijkheid om te bewijzen dat er zich inderdaad
ooit een verzwakking van het antisemitisme heeft
voorgedaan. In de volgende twee hoofdstukken zal
worden aangetoond dat er heel wat positief
bewijsmateriaal bestaat voor de stelling dat het
antisemitisme, hoewel het zich natuurlijk aanpaste aan
de veranderende tijden, gedurende de gehele 19e en
20e eeuw als een onwrikbare norm gold in de Duitse
cultuur en dat de meer overheersende vorm in het
Duitsland in de nazitijd slechts een geaccentueerde,
verdiepte en uitgewerkte vorm was van een reeds
breed geaccepteerd basismodel.
Als wij de normen en de cognitieve orintatie willen
vinden van gemeenschappen die verdwenen zijn of
sterk veranderd, dan stuiten wij op het probleem dat
die vaak niet zo duidelijk en vastomlijnd zijn terug te
vinden als hun belang voor de gegeven maatschappij
en haar leden wel zou doen vermoeden. In de woorden
van een onderzoeker die de houding van de Duitsers
ten tijde van het naziregime bestudeerde: `Antisemiet
zijn was in Hitler-Duitsland en Oostenrijk zo alledaags
dat het praktisch onopgemerkt bleef: [5] Vaak worden
begrippen die de overheersende wereldbeschouwing en

het optreden van een maatschappij bepalen, juist


omdat ze als vanzelfsprekend worden beschouwd, op
een manier behandeld die niet in overeenstemming is
met hun belang, of als er dan al enige aandacht aan
wordt besteed wordt verwezen naar anderen die hier
uitspraken over hebben gedaan. [6]
Laten we onze eigen maatschappij eens bezien. Het is
een vrijwel niet ter discussie gestelde norm dat
democratie (wat die ook mag inhouden) juist is en de te
verkiezen vorm om het politieke bedrijf te organiseren.
De democratie is dermate boven iedere discussie
verheven en zit in de huidige politieke handel en
wandel zodanig ingebakken dat, als wij een onderzoek
zouden doen naar het democratisch gehalte van ons
land, en wij zouden op dezelfde manier te werk gaan als
degenen die het Duitse antisemitisme onderzoeken, wij
zouden moeten concluderen dat de meeste inwoners
van ons land geen democraten zijn. En zelfs als we alle
uitingen, publiek en priv, in brieven en in dagboeken,
met een stofkam zouden napluizen, dan zouden we (op
een enkele sociologische studie na) weinig vinden
waarin men getuigt van zijn democratische gezindheid.
Waarom? Omdat dergelijke visies niet weersproken
worden, ze maken deel uit van het `gezond verstand'
van de maatschappij. Natuurlijk zouden we ontdekken
dat mensen deelnamen aan democratische instellingen,
net als we zouden ontdekken dat de Duitsers zich in
groten getale schikten naar de antisemitische
instellingen, wetgeving en politiek van hun land en er
zelfs op allerlei manieren enthousiast hun medewerking
aan verleenden. De NSDAP, een absoluut antisemitische
instelling, had op haar hoogtepunt acht miljoen leden.

[7] En net zo goed als hedendaagse Amerikaanse


politici op allerlei manieren blijk geven van hun
democratische gezindheid, zo zijn er onder de Duitse
Politici ten tijde van het naziregime wellicht vele
malen meer antisemitische geloofsbelijdenissen te
vinden.
In boeken, kranten, tijdschriften en op de televisie
getuigd men in het hedendaagse Amerika van zijn
democratische gezindheid. Dat gebeurde destijds in
Duitsland, hoewel in mindere mate, ook met het
antisemitische gedachtengoed. En zo zijn er talrijke
vergelijkingen te maken. Het punt blijft dat als we kijken
naar hoe en hoe vaak mensen blijk geven van hun
democratische gezindheid, we er al lang van overtuigd
zouden zijn dat Amerikanen weinig ophebben met de
democratie en we behoorlijk wat moeite zouden hebben
om ons ervan te overtuigen dat ons vooropgezette idee
foutief is. En juist omdat democratische
geloofsbelijdenis onbetwist is, net als de antisemitische
over-C.q. in Duitsland in principe niet ter discussie werd
gesteld (zoals we in de komende twee hoofdstukken
zullen zien), komt er zo weinig `bewijs' aan de
oppervlakte met betrekking tot het bestaan en de aard
van de geloofsovertuigingen van mensen. Aangezien
het nogal moeilijk is verloren gegane culturele waarden
te moeten leggen het ligt in de aard van die
waarden dat zij relatief verborgen blijven zullen we er
moeite voor moeten doen om sporen van hun bestaan
niet geheel uit te wissen, en mogen we ook niet
aannemen dat onze culturele waarden als
vanzelfsprekend ook door anderen werden gedeeld.
Lopen ook wij in die valstrik dan staat het vast dat wij

niets zullen begrijpen van de maatschappij die het doel


van onze studie is. [8] Een uitstekende manier om
inzicht te krijgen in het cognitieve, het culturele en
merendeel zelfs het politieke leven van een
maatschappij is door een gesprek. [9] Onze kennis van
de sociale werkelijkheid komt voort uit de oneindige
stroom gesprekken die haar vormen. Hoe zou het ook
anders kunnen, aangezien mensen iets anders horen of
leren. Op een paar zeer originele denkers na zien de
meeste mensen de wereld op een wijze die in
overeenstemming is met de gesprekken die in de
maatschappij gevoerd worden.
Allerlei axiomatische onderwerpen uit de
maatschappelijke discussie zijn er, zelfs door het
geoefende oor, niet direct uit te halen. Dat is de enorme
hoeveelheid aan cultureel gebonden cognitieve
modellen. Toch zijn die cognitieve modellen
overtuigingen, standpunten en waarden die al dan niet
zijn uitgesproken geschikt om structuur aan te
brengen in de maatschappelijke discussie. Met behulp
van cognitieve modellen, die gekarakteriseerd door
een klein aantal conceptuele objecten en hun relaties
tot elkaar [10], krijgt de mens een beter begrip van alle
aspecten van zijn leven en van de wereld, evenals van
zijn eigen optreden. Mensen worden bij het verkrijgen
van inzicht in gevoelens [11], bij allerlei wereldse zaken
zoals boodschappen doen [12], bij het voeren van
rechtstreekse onderhandelingen tussen twee personen
[13], bij het onderhouden van de meest intieme van alle
sociale relaties [14], bij het in kaart brengen van het
sociale en politieke landschap [15], bij de keuze van
publieke instellingen en de politiek, waaronder ook

vragen van leven en dood [16], geleid door gedeelde


cognitieve modellen waarvan zij zich In feite nauwelijks
bewust zijn. Een van die modellen is b.v. het vanuit een
culturele achtergrond aangestuurde idee over
persoonlijke vrijheid, dat in andere culturen met andere
ideen over de mens en zijn sociale omgeving
ondenkbaar is. [17] Tijdens een monolithisch, of op een
aantal punten waaronder ook de onuitgesproken,
onderliggende cognitieve modellen vallen vrijwel
monolithisch gesprek voegt een lid van de maatschappij
de onderwerpen automatisch toe aan de organisatie
van zijn geest, aan de fundamentele axioma's die hij
(bewust dan wel onbewust) gebruikt om sociale
fenomenen waar te nemen, te begrijpen, te analyseren
en ernaar te handelen. Op deze manier weerspiegelen
de basisprincipes van een maatschappelijk gesprek,
zijnde de fundamentele wijze waarop een cultuur zich
een beeld vormt van de ordening van de wereld en het
sociale bestaan en dat beeld ook vertegenwoordigt,
zich in de geest van de mens naarmate deze rijpt, want
meer gegevens staan de zich ontwikkelende geest niet
ter beschikking hetzelfde geldt overigens voor de
taal.
Tijdens het naziregime en al lang daarvoor was het voor
de meeste Duitsers net zo moeilijk om met cognitieve
modellen die vreemd waren aan hun maatschappij op
de proppen te komen zoals b.v. het beeld dat
Aboriginals hadden van de geest als het ook
onmogelijk voor hen was om vloeiend Roemeens te
spreken zonder ooit met die taal in aanraking te zijn
geweest.

In feite is er nog maar weinig bekend over het


antisemitisme, dat vaak gezien wordt als een cultureel
cognitief model en daar derhalve ook de
karaktertrekken van aanneemt. Nog steeds hebben wij
een onderontwikkeld idee van wat antisemitisme nu
eigenlijk inhoudt, hoe het gedefinieerd moet worden,
waar het uit voortkomt, hoe het ontleed moet worden
en hoe het functioneert, ondanks de talrijke boeken die
over dit onderwerp zijn geschreven. Voor een belangrijk
deel ligt dit hierin omdat het moeilijk is greep te krijgen
op het gebied waaruit het voortkomt: de menselijke
geest. Het is ons nog maar mondjesmaat gelukt daar
informatie over te vergaren, en wat we erover te weten
zijn gekomen is, zelfs al werd het onder optimale
omstandigheden verkregen, niet echt betrouwbaar. [18]
Er kan dus nog heel wat verbeterd worden aan ons
begrip op dit veelzijdige gebied. Op de volgende
bladzijden wil ik hiertoe een aanzet geven.
Antisemitisme de negatieve gevoelens en gedachten
over joden als joden is altijd maar op n manier
bekeken. Iemand is antisemiet of is dat niet. Wanneer
een meer afgewogen beeld van het antisemitisme
wordt gegeven, dan is dat voor analytische doeleinden
van beperkte waarde, zo niet misleidend. Vaak wordt er
onderscheid gemaakt tussen zgn. 'abstract'
antisemitisme en wat men `echt' antisemitisme noemt.
[19] Het eerste wordt vermoedelijk ingegeven door het
`idee' over de joden of het jodendom als
gemeenschappelijke entiteit, en niet door joden van
vlees en bloed, die meer het veronderstelde domein
van het laatste vormen. In feite zijn alle vormen van
antisemitisme 'abstract, in die zin dat ze niet terug te

voeren zijn op rele eigenschappen van de joden, maar


tegelijkertijd is het antisemitisme in zijn uitwerking en
effecten wel degelijk concreet. Maar hoe zou dat
abstracte' antisemitisme er dan in 's hemelsnaam uit
moeten zien waardoor het in zijn uitwerking niet
concreet wordt? Zou een dergelijk antisemitisme alleen
maar te maken hebben met woorden en het concept
van de jood, en nooit met mensen van vlees en bloed?
Als dat waar is, dan zou de volgende stelling ook
moeten gelden: iedere keer als een `abstracte'
antisemiet een jood ontmoet, beoordeelt hij die jood
zowel op zijn persoonlijke kwaliteiten als op zijn morele
karakter met eenzelfde openheid en even weinig
vooringenomenheid als die antisemiet een niet jood zou
beoordelen. Vanzelfsprekend klopt dit niet. 'Abstract'
antisemitisme is in feite concreet, omdat het de
perceptie, de evaluatie en de bereidheid tot handelen
leidt. Reel bestaande joden zijn er het slachtoffer van,
om te beginnen degenen die de drager van
antisemitische gevoelens niet kent. Het eindigt met een
definiring van de aard van de wel bekende joden. De
beeldvorming en de bronnen (overigens afgeleid van
rele joden) van het antisemitisme zijn altijd abstract,
de effecten zijn altijd concreet. En omdat de
consequenties van het antisemitisme bepalend zijn voor
de evaluatie van het karakter en het belang ervan, zijn
alle vormen van antisemitisme `reel [21]
Bij onderzoek naar de betekenis van een dergelijk
onderscheid blijkt dat maar een klein deel van de
sociale en psychologische wereld in kaart kan worden
gebracht. Samengestelde categorien zoals b.v. de
`gedreven, hartstochtelijke haat tegen joden' [22],

geven weliswaar een omschrijving van een


klaarblijkelijk aanwezig gevoel bij sommige
antisemieten, maar ze kunnen niet als basis dienen
voor analyse. Vaak bestaat er een tegenstelling tussen
de perceptie en de categorisering aan de ene kant, die
van nature vaak ideaaltypisch zijn, en de behoefte aan
analyse aan de andere kant, die dimensionaal is. De
dimensionale analyse het afbreken van een complex
fenomeen in zijn samenstellende delen is niet alleen
noodzakelijk voor de duidelijkheid. Ze kan ook een
verhelderend licht werpen op een aantal aspecten van
het antisemitisme, waaronder het ontstaan en het weer
verdwijnen, en de relatie tussen de verschillende
verschijningsvormen en de handelingen van de
antisemieten. De discussie over het antisemitisme,
inclusief het Duitse antisemitisme, is altijd vertroebeld
door de onmogelijkheid om de drie verschillende
dimensies [23] ervan te specificeren en analytisch
gescheiden te houden.
De eerste dimensie heeft betrekking op het type
antisemitisme: Wat is in de ogen wan de antisemiet de
bron van de verderfelijke en verfoeilijke aard van de
joden? Is het zijn ras, zijn geloof, zijn cultuur, of de zgn.
deformaties die hem door zijn ingeving zijn ingeprent?
De manier waarop een antisemiet de `joden kwestie'
analyseert wordt benvloed door de manier waarop hij
aankijkt tegen de bron waaruit -verderfelijke
eigenschappen van de joden voortkomen. Zo kan zijn
kijk op de joden ook onder druk van maatschappelijke
en culturele ontwikkelingen veranderen. Voor een deel
komt dit omdat iedere bron is ingebed in een
uitgebreide metaforische structuur. Alle fenomenen,

situaties en taalkundige gebruiken die relevant zijn voor


de antisemitische leefwereld, gaan zo automatisch
overeenstemmen met die metaforische structuur. Het
overeenkomstige denkpatroon dat samenhangt met de
verschillende metaforische structuren benvloedt de
definiring van de omstandigheden, de diagnose van de
problemen en de voorschriften voor de juiste
handelwijze. Zo heeft b.v. de biologische metafoor,
waaromheen het antisemitisme van de nazi's zich
concentreert en die ervan uitgaat dat het kwaad de
joden in het bloed zit en die hen beschrijft in termen
van ongedierte en bacillen, om slechts twee
voorbeelden te geven, een enorme impact. [24]
De tweede dimensie is latent-manifest en meet
eenvoudig hoe bevooroordeeld een antisemiet is
tegenover een jood. Als de gedachten en het handelen
van een antisemiet slechts zelden worden gestuurd
door zijn antisemitische visie, dan is hij latent
antisemiet. Spelen joden daarentegen een centrale rol
in zijn denken en (wellicht) ook in zijn handelen, dan is
zijn antisemitisme manifest. Antisemitisme kan zich in
alle tussenvormen van latent en manifest voordoen. De
latent-manifestdimensie vertegenwoordigt de
hoeveelheid die wordt besteed aan het denken over de
jood en de verschillende omstandigheden die
vooroordelen over de joden oproepen. Het geeft aan in
hoeverre joden een centrale plaats innemen in iemands
bewustzijn.
De derde dimensie, het niveau of de intensiteit van het
antisemitisme, is een continum dat de vermeende
verderfelijkheid van de joden vertegenwoordigt. Vindt

de antisemiet dat de joden een sterke groepsdrang


vertonen en vrekkig zijn, of denkt hij dat ze
samenspannen en het politieke en economische leven
willen domineren? Zoals iedereen die zich maar
enigszins heeft verdiept in het antisemitisme weet,
hebben de antisemieten de joden de meest
uiteenlopende kwaliteiten toegedicht om hen maar als
verderfelijk te kunnen afschilderen. De beschuldigingen
die de antisemieten de joden in de loop der tijden voor
de voeten hebben geworpen, waren even talrijk als
divers, van platvloers tot onvoorstelbaar. Het is
overigens niet nodig er hier nader op in te gaan, als wij
maar begrijpen dat iedere antisemiet altijd wel enig
idee heeft van het gevaar dat hij de joden toedicht. Als
de gedachten van een antisemiet gemeten en op een
juiste manier gekwantificeerd zouden kunnen worden,
dan zou er een index van de vermeende
verderfelijkheid van de joden kunnen worden berekend.
[25] Hoewel verschillende specifieke beschuldigingen
aan het adres van de joden tot een keur aan reacties
kunnen leiden bij de antisemieten, verschaft het
algemene gevoel van een joodse dreiging het beste
inzicht in het gedachtegoed en de dadendrang van de
antisemiet.
Antisemieten die in dit continum eenzelfde positie
innemen, kunnen op een andere plaats in het latentmanifest continum voorkomen. Zo kunnen twee
antisemieten stelselmatig en met luide stem
verkondigen dat hun problemen worden veroorzaakt
door de joden, terwijl de n gelooft dat het komt
doordat de joden een gesloten groep vormen en
daarbinnen de baantjes aan elkaar gunnen, en de ander

meent dat de joden eigenlijk uit zijn op de verovering


en vernietiging van zijn samenleving. In dit geval is in
beide gevallen sprake van een manifest antisemitisme,
omdat in beide gevallen de antisemitische gedachten
een centrale rol spelen. Maar het is ook goed mogelijk
dat dergelijke gedachten meer in het verborgene
blijven, b.v. omdat degene die ze koestert weinig met
joden in aanraking komt. In het eerste voorbeeld,
waarbij de joden als een gesloten groep gezien worden,
blijft het antisemitisme latent in perioden van
economische groei, als iedereen het goed heeft. En ook
bij degene die eigenlijk vindt dat de joden uit zijn op de
vernietiging van zijn samenleving kunnen de
gedachten, als hij het te druk heeft met zijn
beslommeringen en bovendien niet erg genteresseerd
is in de politiek, diep in het onderbewuste zijn
weggestopt. Keren wij terug naar de eerste dimensie,
bron waaruit de verderfelijke aard van de joden
voortkomt, dan komen de latente en de manifeste vorm
vermoedelijk voort uit verschillende ideen. Zo zijn
volgens de n de joden zoals ze zijn omdat hun `ras',
nl. hun biologie, hen zo geprogrammeerd heeft en
volgens een ander hebben hun geloofspunten,
waaronder de verwerping van Jezus, hen zo
geconditioneerd.
Iedere studie van het antisemitisme dient te
specificeren van welke dimensie er sprake is. Daarbij
moet weerstand geboden worden aan de verleiding om
aan de twee continue dimensies van latent-manifest en
verderfelijkheid te denken als dichotomien als of/ofkwesties. Vanzelfsprekend zien we complexen van de
verschillende componenten van het antisemitisme

steeds terugkeren. Maar die kunnen pas van nut zijn als
`ideale typen' als zij worden bekeken aan de hand van
dimensionale analyse.
De dimensionale analyse kan een belangrijk hulpmiddel
zijn bij het in kaart brengen van de verschillende
vormen van antisemitisme, maar we moeten wel
bedenken dat er nog een ander belangrijk punt is dat
het uiteindelijke overzicht benvloedt. En hoewel er
strikt genomen misschien niet zo'n scherpe scheiding
kan -worden aangebracht, is het misschien goed hier
toch van een tweedeling te spreken:
De scheiding tussen de antisemitische denkbeelden die
deel gaan uitmaken dan de maatschappelijke orde, en
de denkbeelden die er altijd buiten blijven staan. De
aversies jegens de joden staan los van de kijk die de
mens heeft op het maatschappelijk bestel, of zelfs de
kosmos. En dan gaat het zowel over de onschuldige
stereotiepe denkbeelden die ontstaan als groepen met
elkaar in conflict raken als -er de meer op een
samenzwering gerichte ideen dat de joden de
landelijke kranten beheersen. Iemand kan over de
joden, of de zwarten, of de Polen, of welke groep dan
ook, beweren dat zij slecht zijn voor zijn land, waarbij hij
hen dan als groep negatieve kwaliteiten toedicht. Deze
klassieke vorm van antipathie tussen groepen duidt op
een groepsconflict. Zo iemand heeft in een dergelijk
geval niet het gevoel dat zijn idee over de joden in strijd
is met de morele waarden die in zijn gelden. Het
klassieke Amerikaanse vooroordeel `ik ben een Italiaan,
of een Ier, of een Pool, en hij is een jood, en ik mag hem
niet' is meer een uiting van verschil en afkeer, dan van

een vooropgezette schending van de maatschappelijke


orde door die ander. De joden vormen soms gewoon
een van de 'etnische' groepen waaruit de maatschappij
is opgebouwd.
In tegenstelling daarmee zag het middeleeuwse
christendom, met zijn onbuigzame niet-pluralistische en
intolerante visie op de morele basis van de
maatschappij, de joden als degenen die de morele
waarden van de wereld ondermijnden. Door Jezus niet
te aanvaarden, door Hem zelfs zogenaamd te
vermoorden, plaatsten de joden zich openlijk tegenover
het universeel aanvaarde concept van God en mens en
bezoedelden en belasterden zij, door hun bestaan
alleen al, alles wat heilig was. Mits zodanig werden de
joden het symbool van al het kwaad in de wereld; niet
alleen werden zij er het symbool van, maar talloze
christenen zagen hen ook als het synoniem ervan, als
de zelfverkozen vertegenwoordigers van het kwaad.
{26] Dat antisemieten de joden beschrijven in termen
van de morele waarden van de wereld heeft
verstrekkende gevolgen. Door de joden te
vereenzelvigen met het kwaad en door hen of te
schilderen als wezens die het heilige schenden en zich
kanten tegen het fundamenteel goede waarnaar de
mens zou moeten streven, worden de joden
gedemoniseerd, hetgeen leidt tot een lingustische,
metaforische en symbolische integratie van de joden in
het leven van de antisemiet. De joden worden niet
alleen beoordeeld volgens de morele principes en
normen van een cultuur maar gaan een essentieel
onderdeel uitmaken van de morele waarden zelf, van de
cognitieve bouwstenen van het sociale en morele

domein, wat dan vervolgens voor een deel, maar


significant, voor zijn samenhang gaat afhangen van de
op dat moment vigerende opvatting over de joden.
Opvattingen over de joden gaan een veel bredere
betekenis krijgen als niet-joden ze implanteren in het
systeem van normen en waarden en derhalve in de
onderliggende symbolische en cognitieve structuur van
de maatschappij, hetgeen dan weer leidt tot een steeds
grotere structurele coherentie en integriteit. Tal van
positieve beelden worden vervolgens geformuleerd als
zijnde tegengesteld aan de joden en gaan op hun beurt
weer afhangen van het in stand houden van het beeld
van de joden. Het wordt moeilijk voor niet-joden om het
concept van de joden te veranderen zonder een
verstrekkende en gentegreerde symbolenstructuur te
veranderen, met inbegrip van belangrijke cognitieve
modellen waarop de mensen hun begrip van de
maatschappij en de moraliteit hebben gent. Zij kunnen
wat de joden doen en laten, zelfs het bestaan van de
joden, bijna niet meer anders zien dan als
heiligschennis. Volgens bepaalde antisemitische
theorien ondermijnen de joden niet zozeer de normen
in de maatschappij (iedere antisemitische theorie stelt
hen verantwoordelijk voor een dergelijk verval), maar
vormt het simpele feit dat zij bestaan al een bedreiging
voor de maatschappij. Een dergelijke vorm van
antisemitisme verschilt fundamenteel van het enorme
aantal antisemitische denkbeelden met andere
uitgangspunten (27)
Over het algemeen zijn die hardnekkiger en spelen ze
meer op het gevoel. in de meeste gevallen leiden ze
ook tot veel ernstigere en meer opruiende aanvallen op

de joden en ze dragen een sterkere neiging tot het


gebruik van fysiek geweld tegen de joden in zich.
Theorien waarin de joden verantwoordelijk worden
gesteld voor het ondermijnen van de morele waarden,
waarin zij worden gedemoniseerd, zijn meestal
gebaseerd op verschillende interpretaties van de bron
waaruit het verderfelijke karakter van de joden zou
stammen. Daarbij spelen zowel religieuze, bij het
middeleeuwse christendom, als raciale motieven, in
Duitsland in de nazitijd, een rol.
Aanvulling op de analytische benadering die in
Goldhagen s boek wordt gehanteerd, ondersteunen de
volgende drie substantile ideen over de aard van het
antisemitisme de volgende analyse van het Duitse
antisemitisme. Het Oostenrijks antisemitisme heeft hij
er buitengelaten en niet benoemd.
1. Het bestaan van antisemitisme en de antisemitische
aanvallen op de joden moeten worden gezien als
uitingen van een niet-joodse cultuur. Ze zijn zeker niet
een reactie op een objectieve analyse van het joodse
handelen, ook al worden de kenmerkende
eigenschappen van de joden en aspecten van reeds
bestaande conflicten gencorporeerd in de
antisemitische kretologie.
2. Het antisemitisme is altijd een permanente
eigenschap van de christelijke en islamitische
beschaving geweest (zeker na de kruistochten), zelfs
nog in de 20e en 21e eeuw.
3. De enorme hoeveelheid aan verschillende
antisemitische uitingen in afgebakende perioden in de

geschiedenis (zeg zo'n 20 tot 50 jaar) in een bepaalde


maatschappij is niet het resultaat van het opkomen en
verdwijnen van antisemitisme, van grotere en kleinere
aantallen mensen die antisemiet worden, maar van een
algemeen constant antisemitisme dat min of meer
manifest wordt. Primair is dat het gevolg van
veranderende politieke en sociale omstandigheden, die
mensen aan- of ontmoedigen hun antisemitisme tot
uitdrukking te brengen.
Deze veronderstellingen zouden uitgebreid beschreven
kunnen worden, maar hier slechts in kort bestek
behandeld worden. De eerste twee vinden we in de
algemene literatuur over antisemitisme. De derde is
nieuw in deze studie
Antisemitisme vertelt ons niets over joden, maar veel
meer over antisemieten en de cultuur waar ze uit
voortkomen. Zelfs een vluchtige blik op de kwaliteiten
en de door die antisemieten door de eeuwen heen
toegeschreven bovennatuurlijke krachten aan joden,
hebben internationale samenzweringen en de capaciteit
om hele economien te gronde te richten; het gebruik
van het bloed van christenkinderen bij hun rituelen en
het vermoorden van deze kinderen omwille van hun
hun pact met de duivel; de gelijktijdige controle van het
internationale kapitaal het bolsjewisme duidt erop
dat antisemitisme in wezen put uit culturele bronnen
die onafhankelijk zijn van de aard en daden van de
joden, en dat de joden zelf derhalve gedefinieerd
worden door de cultureel afgeleide ideen die
antisemieten op hen projecteren. Dit onderliggende
mechanisme van het antisemitisme is inderdaad een

vooroordeel in het algemeen, hoewel de


indrukwekkende hoogten van verbeelding waartoe
antisemieten herhaaldelijk en stelselmatig zijn
gestegen, zeldzaam zijn in de uitgebreide annalen van
vooroordelen. Een vooroordeel komt niet voort uit de
daden en eigenschappen van het object. Het is niet een
objectieve hekel aan de werkelijke aard van het object.
Traditioneel doet het er niet toe wat het object doet, of
het nu 'X' of `niet X' is, de fanaticus belastert hem er
toch om. Bron van het vooroordeel is de persoon met
de overtuigingen zelf, met al zijn cognitieve modellen
en zijn cultuur. Vooroordelen zijn een uiting van het
zoeken van mensen (individueel en collectief) naar
betekenis. [28] Het heeft weinig zin om over de ware
aard van het object van een fanaticus te discussiren
in dit geval over joden als we iets van het ontstaan
en het voortbestaan van overtuigingen proberen te
begrijpen. Wanneer we dat doen maken we het
begrijpen van vooroordelen moeilijker in dit geval het
antisemitisme.
Aangezien antisemitisme ontspringt uit het hart van de
cultuur van antisemieten en niet uit de aard van de
daden van joden, is het niet verrassend dat het
antisemitisme in een bepaalde gemeenschap streeft
naar harmonie met de culturele modellen die het
contemporaine idee van de sociale omgeving
aansturen. Dus zal antisemitisme zich, als de
godsdienst overheerst, proberen aan te sluiten bij de
vigerende religieuze vooronderstellingen; in perioden
die gedomineerd worden door sociaal-darwinistische
opvattingen, zal het antisemitisme aansluiting proberen
te vinden bij opvattingen van onveranderlijkheid

(aangezien eigenschappen beschouwd worden als


aangeboren) en bij volkeren die verwikkeld zijn in een
niet direct oplosbaar conflict met elkaar (de wereld is
immers een strijd om te overleven). Juist vanwege de
cognitieve modellen die ten grondslag liggen aan de
algemene wereldbeschouwing van de leden van een
samenleving, en vanwege de aard van het
antisemitisme, bootst het antisemitisme aspecten na
van overheersende culturele modellen. Naarmate het
antisemitisme centraler staat in de wereldbeschouwing
van de leden van een samenleving, wat vaak het geval
is geweest (vooral in de christelijke wereld), neemt
bovendien de waarschijnlijkheid toe dat het samenvalt
met de heersende culturele modellen. Immers, als ze
conflicteerden, zou de psychologische en emotionele
samenhang van de wereldbeschouwingen van de
mensen verstoord raken, waardoor een significant
cognitieve dissonantie zou ontstaan.
Het is kenmerkend voor antisemieten dat zij hun
diepgewortelde haatgevoelens in de gangbare termen
van hun tijd verpakken, waarbij ze enkele actuele
culturele kenmerken van joden of van bepaalde
elementen van de joodse samenleving invoegen in hun
antisemitische litanie. Dat is het algemene patroon en
het is vreemd als het patroon anders verloopt.
Onderzoek naar het antisemitisme dient dan ook niet
te blijven hangen bij de weinige toverformules van een
gangbare antisemitische litanie die, al was het maar
vaag, samen lijken te vallen met de werkelijkheid. met
de aangewezen weg om in de daden van de joden zelf
enige grond van antisemitisme te zien, want dan
verwart men symptoom met oorzaak. Voorkomende

dergelijke misvatting is het toeschrijven van het


bestaan van antisemitisme aan de afgunst van
antisemieten op het economische succes van de joden,
in plaats van te erkennen dat de economische jaloezie
een gevolg is van een al bestaande antipathie jegens
joden. Van de vele tekortkomingen van de theorie over
het antisemitisme zijn er twee de moeite van het vermelden waard: de een conceptueel, de ander empirisch.
Een dergelijke economische vijandigheid berust
noodzakelijkerwijs op het feit dat antisemieten vinden
anders te zijn. Men baseert zich dan niet op de talrijke
andere (meer relevante) identiteitskenmerken van deze
mensen, maar op het blote feit dat zij jood zijn en
vervolgens wordt dit etiket gebruikt als het bepalende
kenmerk voor de joden in plaats van hen te zien zoals
de antisemieten anderen in de samenleving zien,
namelijk als medeburgers. [29] Zonder dit bestaande
bevooroordeelde concept van de joden zou geen jood
zijn jood-zijn zien als een relevante economische
categorie. Een tweede zwakte van de economische
theorie van het antisemitisme is historisch gezien, dat
minderheidsgroepen in veel landen economisch een
tussenpositie hebben ingenomen zoals de Chinezen
in Azi en de Indirs in Afrika en hoewel ze voorwerp
zijn geweest van vooroordelen die economische afgunst
en vijandigheid inhielden, brengen dergelijke
vooroordelen niet onveranderlijk, in bijna nooit, de
hallucinaire aanvallen teweeg die stelselmatig tegen
joden gericht zijn geweest. [30] Daarom kan een
economisch conflict onmogelijk de voornaamste bron
zijn van antisemitisme, waarin historisch gezien

dergelijke hallucinaire aanvallen bijna altijd centraal


stonden.
In de geschiedenis komt men tot op de dag van
vandaag antisemitisme tegen, zelfs in zijn meest
krachtige vorm, daar waar geen joden zijn of bij mensen
die nog nooit een jood ontmoet hebben, hetgeen
wellicht het argument ondersteunt dat het
antisemitisme in wezen niets te maken heeft met de
daden van joden, en daarom in wezen niets te maken
heeft met de kennis van een antisemiet van de ware
aard van joden. Dit telkens terugkerende verschijnsel is
ook moeilijk te verklaren met een ander model uit het
begrippenstelsel van kennis en vooroordeel dan hier
wordt gebruikt. Wij gaan er namelijk van uit dat ze elk
sociaal zijn geconstrueerd, dat ze aspecten zijn van een
cultuur en van de cognitieve modellen die een wezenlijk
onderdeel uitmaken van die cultuur, die van generatie
op generatie worden overgedragen. Mensen die nog
nooit een jood waren tegengekomen geloofden wel dat
ze handlangers van de duivel waren, vijanden van alles
wat goed is, verantwoordelijk voor het vele kwaad in de
wereld, en gericht op het overheersen en ondermijnen
van hun samenlevingen. Het Engeland van 1290 tot
1656 is een treffend, maar geenszins zeldzaam
voorbeeld van dit verschijnsel. Tijdens deze periode was
het land vrijwel judenrein, gezuiverd van joden, omdat
de Engelsen hen hadden verdreven op het hoogtepunt
van de anti-Joodse campagne die begon in het midden
van de 12e eeuw. Toch bleef de Engelse cultuur door en
door antisemitisch. `Bijna vier eeuwen lang kwam het
Engelse volk zelden of nooit in aanraking met joden van
vlees en bloed. Toch beschouwde men de joden als een

vervloekte groep woekeraars, die in hun pact met de


duivel schuldig waren aan elke denkbare misdaad die
maar bij de mensen kon opkomen: [31] Het bijna
vierhonderd jaar voortbestaan van antisemitisme in de
volkscultuur van een land zonder joden is opmerkelijk
en op het eerste gezicht misschien verrassend. Toch
wordt het, wanneer we de relatie tussen christendom
en antisemitisme kennen, gekoppeld aan een inzicht
hoe cognitieve modellen en geloofsstelsels sociaal
worden overgedragen, duidelijk dat het verrassend zou
zijn geweest als het antisemitisme verdwenen was. Als
onderdeel van het waardensysteem van de Engelse
samenleving bleef het antisemitisme nauw verbonden
met de status en de invloed van het christendom, zelfs
toen er geen joden waren in Engeland, en zelfs toen de
bevolking van Engeland nooit echte joden ontmoette.
[32]
Antisemitisme zonder joden was de algemene regel in
de Middeleeuwen en het begin van het moderne
Europa. [33] Zelfs toen joden tussen christenen
mochten leven, kenden maar weinig christenen joden of
hadden de kans joden van dichtbij mee te maken. De
christenen isoleerden de joden traditioneel in getto's en
beperkten hun activiteiten met behulp van een hele
reeks onderdrukkende wetten en gebruiken. Joden
werden fysiek en sociaal afgezonderd van christenen.
(Bij islamieten was dat in mindere mate) Christenen
werden in hun antisemitisme niet gehinderd door enige
kennis van de joden. Dat zou niet gekund hebben. En
ook de meest virulente kwaadaardige antisemieten in
Duitsland Oostenrijk tijdens de Weimarrepubliek en de
naziperiode hadden waarschijnlijk weinig of geen

contact met joden. In grote delen van Duitsland en


Oostenrijk woonden vrijwel geen joden, aangezien
joden minder dan 1 % van de totale bevolking
uitmaakten en 70 % van dit percentage ook nog in
grote stedelijke gebieden woonde. [34] De anti-Joodse
overtuigingen en gevoelens van dit soort antisemieten
konden onmogelijk gebaseerd zijn op een objectief
oordeel over joden en waren enkel gebaseerd op wat
men over de joden gehoord had. [35] En dat door te
luisteren naar en deel te nemen aan de gesprekken in
een samenleving, die zelf even slordig was in haar
voorstelling van de joden. Zij was immers ontstaan
zonder dat de joden waarover zij sprak er deel van
hadden uitgemaakt.
Een tweede substantieel idee over het antisemitisme,
van belang voor deze studie, is dat antisemitisme een
meer of minder permanent kenmerk is van de westerse
wereld. Zonder twijfel is het de meest voorkomende
uiting van vooroordelen en haat in de christelijke en
islamitische landen. De verschillende oorzaken die
eraan ten grondslag liggen, zullen in het volgende
hoofdstuk worden besproken. Ideen over joden waren
tot aan (en, in mindere mate, zelfs tijdens) de moderne
tijd, met de opkomst van het secularisme, nauw
verbonden met de morele orde van de christelijke
samenleving. Christenen definieerden zichzelf deels
door zichzelf van en vaak directe tegenstelling tot de
joden te onderscheiden; ideen over joden waren
verweven met het normensysteem van het
christendom, dat in christelijke samenlevingen ten
grondslag lag aan en voor het grootste deel van de
westerse geschiedenis (globaal) samenviel met de

bredere morele orde. Opvattingen over joden deren dus


niet noodzakelijkerwijs gemakkelijker dan christelijke
regels die mensen geholpen hebben en nog steeds
helpen bij het definiren en omgaan met hun sociale
omgeving. Inderdaad is antisemitisme, in sommige
opzichten, duurzamer gebleken. In een groot deel van
de westerse geschiedenis was het feitelijk onmogelijk
christen te zijn zonder antisemiet te zijn, zonder slecht
te denken van mensen die Jezus verwierpen en
verwerpen en dus ook de morele wereldorde die
ontleend was aan zijn leer, aan zijn openbaringen. Dat
is met name het geval omdat de christenen de joden
verantwoordelijk hielden voor Jezus' dood.
Het feit dat een diepgevoelde antipathie tegen de joden
een wezenlijk onderdeel is van de morele orde van de
samenleving, verklaart niet alleen waarom
antisemitisme al zo lang bestaat en zo'n grote
emotionele lading heeft gehad, maar ook opmerkelijk
veelvormige gedaanten ervan. De basisbehoefte om
slecht te denken van joden, hen te haten, betekenissen
te ontlenen aan deze emotionele honger die is
verweven met de structuur van het christendom zelf
schept, in combinatie met de afgeleide opvatting dat
joden haaks staan op de christelijk gedefinieerde
morele orde, een bereidheid, een openheid, zo niet een
neiging om te geloven dat de joden in staat zijn tot alle
gruweldaden. Alle beschuldigingen tegen de joden
worden aannemelijk. [36] Waartoe zijn de joden de
moordenaars van Jezus die nog steeds zijn leer
verwerpen al niet in staat? Van welke emotie, angst,
bezorgdheid, frustratie, fantasie is niet aan te nemen
dat die op de joden geprojecteerd kan worden? En

omdat de onderliggende antipathie tegen de joden


historisch gezien verbonden was met de definitie van
de morele orde, toen culturele, sociale, economische en
politieke vormen veranderingen ondergingen, waarbij
sommige van de bestaande beschuldigingen tegen
joden van hun weerklank werden beroofd, konden
nieuwe antisemitische beschuldigingen gemakkelijk de
oude vervangen. Dat gebeurde b.v. in geheel WestEuropa in de 19e eeuw, toen antisemitisme veel van
zijn religieuze middeleeuwse kledij aflegde en nieuwe,
seculiere kleren aantrok. Antisemitisme heeft zich altijd
uitstekend weten aan te passen, zichzelf uitstekend
weten te moderniseren om bij de tijd te blijven. Dus
toen het bestaan van de duivel in zijn lijfelijke vorm
steeds minder mensen beroerde, werd de jood in zijn
vermomming van handlanger van de duivel gemakkelijk
vervangen door een even gevaarlijke en kwaadwillende
jood in een wereldse vermomming. Ongetwijfeld is de
definitie van de morele orde als een christelijke, met de
joden als haar gezworen vijanden, de op n na
krachtigste oorzaak geweest bij het creren van een
endemisch antisemitisme (tenminste tot voor kort) in de
christelijke wereld. Dat is nog versterkt door twee
duurzame oorzaken die hier alleen vermeld worden.
Ten eerste, de sociale en psychologische functies die
jodenhaat, eenmaal genesteld, gaat spelen in de geest
van de mens, versterken op hun beurt het
antisemitisme, want voor het prijsgeven van
antisemitisme is een ongemakkelijk herdenken van de
sociale orde nodig.

Ten tweede zijn de joden in de geschiedenis politiek


en sociaal een veilig doelwit van haat en verbale en
fysieke agressie geweest, omdat toegeven aan
antisemitisme minder kost dan aanvallen op andere
groepen of instellingen in de samenleving. [37]
Deze twee oorzaken hebben de fundering van de
christelijke zaak versterkt en een diepe en blijvende
haat geschapen niet te vergelijken met enig objectief
materieel of sociaal conflict van een soort die door
geen andere gehate groep in de westerse geschiedenis
werd gevenaard.
Een derde belangrijk substantieel idee over het
antisemitisme ligt ten grondslag aan deze studie. Het
verschilt weliswaar van het tweede, maar kan toch als
zijn logisch gevolg worden gezien. Antisemitisme
bestaande uit een systeem van opvattingen en
cognitieve modellen met een stabiele bronmetafoor en
begrip van de aard van de vermeende kwaadaardigheid
van de joden kan over een periode van jaren niet
voorkomen, geheel verdwijnen en vervolgens weer
opduiken in een bepaalde samenleving. Antisemitisme
is altijd aanwezig, maar kan meer of minder manifest
zijn. De cognitieve karakteristieke trekken, de
emotionele intensiteit en de uiting ervan kunnen in
betekenis toe- of afnemen. [38] De grillen van politieke
en sociale omstandigheden zijn van overweldigende
invloed voor deze slingerbewegingen. In de Duitse en
de Europese geschiedenis komt het antisemitisme in
golven voor. Die worden gewoonlijk beschreven als het
gevolg van de groei van het antisemitisme door
mensen die voordien geen antisemitische gevoelens

kenden en nu plotsklaps antisemiet worden dat te


wijten is aan deze of gene oorzaak. En wanneer de golf
dan afneemt, wordt de afzwakking van de
antisemitische scheldkanonnade begrepen als zijnde
veroorzaakt door een afnemen van, of het voorbijgaan
van, antisemitische opvattingen en gevoelens. Deze
uitleg van antisemitisme is fout. In plaats van
antisemitisme dat zelf toe- en afneemt, zijn het de
verschillende uitingen ervan die waargenomen worden.
[39] Daarom worden de wijdverspreide blijken van
antisemitisme op enig moment in een bepaalde
historische periode strikt genomen begrepen als bewijs
van zijn bestaan, al was het maar latent, voor dat
gehele tijdperk.
Het is onmogelijk een theoretisch afdoende verklaring
te geven voor de periodieke uitbarstingen van
antisemitisme die ervan uitgaat dat het antisemitisme
uit zichzelf verschijnt en weer verdwijnt in een
samenleving. Hoe is te bewijzen dat de opvattingen die
ten grondslag liggen aan de uitingen en andere acties
weer verdwijnen? Op dezelfde wijze als bij een persoon
het handelen in eerste aanleg ontstaat, kan hij om een
groot aantal redenen ophouden zich op een bepaalde
manier te gedragen, los van het verdwijnen van de
opvattingen die het gedrag vormden. Iemand die wel in
God blijft geloven kan om een groot aantal redenen, die
niets met het geloof te maken hebben, niet meer naar
de kerk gaan. Misschien kent de nieuwe pastoor of
dominee niet, misschien heeft hij zich zo misdragen dat
hij zijn gezicht niet meer durft te vertonen, misschien
heeft hij (b.v. economische tegenslag) zijn tijd hard
nodig voor andere zaken enz. Aannemen, wat velen

doen, dat in geval van antisemitisme daad en


overtuiging zijn, dat het verdwijnen van het eerste het
verdwijnen van betekent, is niet gerechtvaardigd.
Stel dat antisemitische opvattingen zelf echt verdwenen
waren, waar zouden ze komen? Zo maar uit de lucht
komen vallen? Weer de kop opstekend maakt gebruik
van beelden, overtuigingen en beschuldigingen die
centraal stonden in voorgaande uitbarstingen. [40] Hoe
is dat mogelijk als echt vedwenen waren? Met name
wanneer de opvattingen, zoals zo vaak, dementen
bevatten beweren dat de joden magische en
kwaadaardige krachten bezitten, onzichtbaar voor het
blote oog zouden zulke wilde opvattingen opnieuw
werkelijkheid kunnen worden, in een bijna identieke
vorm, ondanks het feit dat ze al volledig verdwenen
waren? Geloven vroegere antisemieten de
tussenliggende periodes van maanden of jaren tussen
de uitbarstingen van hartstochtelijke haat nou echt dat
de joden goede buren, burgers en mensen zijn?
Ontwikkelen ze positieve gevoelens ten opzichte van
joden? Leren ze joden te bekijken als hun nationale
broeders en zusters? Ontwikkelen ze maar de geringste
mate een strikt neutrale houding tegenover hen, ten
opzichte van hun joods zijn en dat ze nog steeds
beschouwen als de bepalende trek van joden bij de
kleine kans dat de vroegere antisemieten zichzelf echt
veranderen, komen ze dan achteraf plotseling tot de
ontdekking (allemaal in een keer) dat opvattingen van
de joden verkeerd waren en dat hun oorspronkelijke
haat al juist geweest is? Er is geen bewijs voor dit soort
schommelingen, voor individuen noch voor
gemeenschappen. Derhalve raken om de meest

gangbare verklaring van antisemitisme te nemen


beweringen dat economische crises antisemitisme
veroorzaken de kern van de zaak niet. Dit is de
verklaring van antisemitisme waarin de `joden als
zondebokken zien. Onder de vele empirische en
theoretische tekortkomingen in deze theorie is de fout
dat men zich niet realiseert dat het gewone volk niet
gemobiliseerd kan worden tegen ongeacht wie of
ongeacht welke groep. Het is geen toeval dat, afgezien
van de ware aard van hun economische situatie of van
hun daden - zelfs wanneer de overgrote meerderheid
van de joden in een land arm is. Joden die stelselmatig
het voorwerp zijn van frustratie en agressie als gevolg
economische problemen. Inderdaad vormt voor de
meeste mensen antisemitisme als een onderdeel van
hun levensbeschouwing nog voor de komst van een
crisis, maar dan in een latent stadium. Economische
crises maken antisemitisme bij mensen meer manifest
en activeren de openlijke uiting ervan. Reeds
opvattingen van mensen kanaliseren hun tegenspoed,
frustratie en bezorgdheid in de richting van het volk dat
ze al verachten: de joden.
De opmerkelijke plooibaarheid van het antisemitisme
die hiervoor al is opgemerkt, vormt op zich het bewijs
van het constante karakter ervan. Dat het
antisemitisme verschijnt en weer verdwijnt,
verschillende uitingsvormen vindt, weer de kop- opsteekt wanneer het niet langer in een samenleving lijkt
te leven, duidt er sterk op dat het altijd wacht om
opgeroepen en ontdekt te worden. Dat het op de ene
plaats manifesteert is dan op de andere, mag niet tot
de verklaring leiden dat antisemitisme zelf verschijnt en

verdwijnt. Als bij zoveel opvattingen variren de


centrale plaats ervan voor individuen en hun bereidheid
om er uiting aan te geven, naargelang de sociale en
politieke omstandigheden.
Om een korte vergelijking te maken, een andere
ideologie (en de onderliggende gevoelens) die steeds
weer lijkt te verschijnen en te verdwijnen is het
nationalisme. Net als antisemitisme is met niet het
nationalisme de krachtige overtuigingen en
gevoelens verbonden met de opvatting dat de natie de
hoogste politieke categorie is en voorwerp van loyaliteit
steeds weer uit zichzelf verschenen en verdwenen,
maar wel het feit dat het centraal staat als idee voor
mensen en dat zij er uiting aan willen geven. De
nationalistische opvattingen en gevoelens zelf zijn
slapend en kunnen wanneer sociale en politieke
omstandigheden gunstig zijn net als het antisemitisme
gemakkelijk worden opgeroepen, snel en met
verwoestende gevolgen. Het snel tot leven wekken [41]
van nationalistische sentimenten is herhaaldelijk
voorgekomen, recent nog in de Europese en de Duitse
geschiedenis. [42] Het is belangrijk dat voor ogen te
houden, en niet alleen omdat het parallel loopt met de
verklaring die hier voor het antisemitisme gegeven
wordt. Historisch gingen uitingen van nationalisme, met
name in Duitsland, hand in hand met uitingen van
antisemitisme, aangezien de natie deels gedefinieerd
was vanuit de tegenstelling met de joden. In Duitsland
en ook elders waren nationalisme en antisemitisme
onderling verweven ideologien, die precies bij elkaar
pasten. [43]

CONCLUSIE
Iedere studie van de Duitsers, Oostenrijkers en hun
antisemitisme voor en tijdens de naziperiode, moet
aangevat worden zoals een antropoloog een onbekend
volk zonder schrift en hun opvattingen zou benaderen.
Daarbij moet men met name loskomen van de
vooronderstelling dat Duitsers in elke sociale omgeving
gelijk waren aan de ideale opvattingen die wij van
onszelf hebben. Het is dus een primaire taak om de
cognitieve modellen naar boven te halen die ten
grondslag liggen aan het Duitse denken over de sociale
wereld en politiek, met name over joden, en die dat
denken inspireerden.
Dergelijke modellen worden primair sociaal
geconstrueerd, afgeleid van en geboren uit de sociale
conversatie, lingustisch en symbolisch. De conversatie
van de samenleving defileert en vormt een groot deel
van iemands begrip van de wereld.
Juist wanneer beelden niet betwist of zelfs een
dominante rol gaan spelen in een samenleving, komen
individuen ertoe om ze als vanzelfsprekende waarheden
te aanvaarden. Net zoals mensen vandaag de dag
aanvaarden dat de zon om de aarde draaide, en
vroeger aannamen dat de zon om de aarde draaide
hebben veel mensen cultureel alomtegenwoordige
beelden van joden geaccepteerd. Het vermogen van
een individu om af te wijken van gangbare cognitieve
modellen is nog kleiner omdat ze behoren tot de
bouwstenen van iemands begrip en zijn ingebed in de
structuur van zijn geest, even natuurlijk als de
grammatica van zijn taal. leder individu leert de

cognitieve modellen van zijn cultuur net als grammatica


zonder twijfels en zonder moeite. Deze op hun beurt
als, in het geval van culturele cognitieve modellen, het
individu probeert ze te herschikken de
begripsvorming en de productie van vormen die
daarvan afhangen, en dragen bij tot het genereren, bij
grammatica, van zinnen en betekenis en bij cognitieve
modellen, van inzichten in de sociale omgeving en
duidelijke opvattingen daarover.
In de samenleving zijn de belangrijkste dragers van het
maatschappelijk debat een, waarbij het gezin cruciaal
is. Met name de instellingen die een rol spelen bij het
socialiseren van kinderen en volwassenen, die de
cognitieve modellen over brengen. Zonder de steun van
een of andere is het buitengewoon moeilijk voor
individuen om ideen te ontwikkelen die haaks staan op
de gangbare in de samenleving, of eraan vast te
houden tegen wijdverbreide , laat staan bijna
unanieme, sociale, symbolische en lingustische
afkeuring.
De aroma's, axiomas en de fundamentele
maatschappelijke modellen als regel voortkomend uit
de verpletterende inertie van een samenleving [44],
wordt hier de stelling gedeponeerd dat uit het
ontbreken van bewijs voor een verandering in Duitsland
in de cognitieve modellen, -modellen zijn in dit geval de
joden -,mag afgeleid worden dat zij overduidelijk
bewijzen dat deze modellen en de ontwikkelde
opvattingen die eruit ontstonden en bleven
voortbestaan. Deze visie wijkt af van de gebruikelijke
veronderstelling dat als er geen (moeilijk te verkrijgen)

bewijs wordt gevonden de constante aanwezigheid van


de eenmaal verkregen cognitieve modellen, -cognitieve
modellen is in dit geval over joden -, dan ongeldig zijn.
Ten slotte, cognitieve modellen over joden worden hier
gezien als zijnde fundamenteel voor genereren van
allerhande `oplossingen' die de Duitsers voorhanden
hadden het 'joodse probleem' en de diverse acties die
zij ook daadwerkelijk ondernamen. Ik heb hier een
analytisch kader willen scheppen voor de bestudering
van antisemitisme In het specificeren van de bron,( de
kwaadaardigheid en de aanwezigheid) en bepaalde
essentile substantile ideen over het karakter van
antisemitisme, omdat deze elementen, of ze nu
uitgesproken zijn of niet, vorm geven aan de conclusies
van elke studie van antisemitisme. 53
Ik hecht er belang aan de gekozen benaderingswijze
nader te specificeren, omdat de gegevens die de basis
vormen voor conclusies in een aantal opzichten niet
ideaal zijn. De conclusies moeten derhalve niet alleen
worden verdedigd op basis van de gegevens zelf en het
doel waarvoor ze gebruikt zijn, maar ook op basis van
de algemene aanpak die gehanteerd is.
Ik hoef niet te benadrukken dat de analyse hier niet
definitief kan zijn. De juiste gegevens bestaan
eenvoudig niet. De gegevens zijn met name onvolledig
omdat ik niet heb getracht de aard van het
antisemitisme louter onder de politieke en culturele
elites op te sporen; ik heb de aard en de reikwijdte
ervan onder de brede lagen van de Duitse bevolking
willen peilen. Zelfs publieke opiniepeilingen zouden met
al hun tekortkomingen een verhelderende toevoeging

kunnen vormen op het bestaande materiaal. De


onderhavige analyse bakent enkel bepaalde aspecten
van het antisemitisme af en geeft de mogelijke
maatschappelijke reikwijdte van antisemitisme aan. Ze
richt zich met name op de centrale tendensen van het
Duitse antisemitisme. Dat gebeurt niet alleen omdat de
gegevens beperkt zijn, maar ook op grond van de
overtuiging dat de rode cognitieve draad moet worden
belicht, waaruit het ingewikkelde en toch zo heldere en
doelgerichte weefsel van de anti-Joodse acties
ontstond. Het zou een slechte zaak zijn als wij ons
alleen zouden richten op de uitzonderingen op de regel
die alles bij elkaar slechts secundaire en tertiaire
aspecten waren van de Duitse opvattingen over joden
omdat dan de aandacht zou worden afgeleid van de
centrale opvattingen van het Duitse antisemitisme. De
onderhavige analyse besteedt ook minder aandacht
dan gebruikelijk aan een inhoudelijke analyse van het
Duitse antisemitisme, omdat dergelijke analyses al
elders beschikbaar zijn en omdat de ruimte hier beter
besteed kan worden aan het afbakenen van het
antisemitisme, de reikwijdte en de kracht als bron van
actie.
In de volgende twee hoofdstukken wordt ons begrip van
het moderne Duitse antisemitisme opnieuw
geformuleerd door toepassing van de algemene
theoretische en methodologische regels, waaronder een
dimensionaal kader, op een meer specifieke analyse
van de geschiedenis van het antisemitisme in Duitsland
voorafgaand aan de naziperiode, en vervolgens op een
analyse van het antisemitisme in Duitsland tijdens de
naziperiode zelf. Het historisch verslag is nodig om te

verhelderen waarom het Duitse volk zo gemakkelijk de


dogma's accepteerde van het nazi-antisemitisme en de
anti-Joodse politiek van de nazi's steunde. In het licht
van de problematische aard van de gegevens wordt de
discussie, onder andere, gevoed vanuit de strategie bij
het onderzoeken van `cruciale' gevallen, namelijk die
personen of groepen van personen die (volgens andere
criteria) zich het minst zouden hebben moeten
aanpassen aan de hier gepresenteerde interpretaties en
verklaringen. Als kan worden aangetoond dat zelfs de
`vrienden' van de joden het eens waren met de Duitse
antisemieten over wezenlijke aspecten van hun
opvattingen.
Over de aard van de joden in belangrijke mate omdat
hun denken voortkwam uit soortgelijke cognitieve visies
op de joden dan wordt het moeilijk iets anders te
geloven dan dat antisemitisme endemisch was- in de
Duitse cultuur en samenleving. Is de analyse van de
aard en omvang van het Duitse antisemitisme voltooid,
dan wordt de analyse verbreed om de verbindingen aan
te geven tussen antisemitisme en anti-Joodse acties. De
discussie wordt afgesloten met een analyse van het
Duitse antisemitisme tijdens de naziperiode een vrijwel
algemeen aanvaard beeld van joden bestond het licht
van maatregelen die de Duitsers namen tegen de
joden.
De conclusie van deze hoofdstukken is dat er in
Duitsland tijdens de naziperiode een algemeen
aanvaard beeld van de joden bestond, dat een, wat we
zouden noemen, `uitroeiings-ideologie vormde,
namelijk het geloof dat de joodse invloed. die van

nature destructief was, onherroepelijk uit de


samenleving moet worden verwijderd. Alles wat de
Duitsers tijdens de naziperiode aan politieke initiatieven
en belangrijke maatregelen namen, hoe verschillend die
in omvang ook lijken te zijn, was op zowel praktisch als
symbolisch niveau afgeleide van hun wens, van de
noodzakelijkheid die zij voelden, om deze op uitroeiing
gerichte onderneming te doen slagen.

Noten deel 1

iL 33-38.
. Voor een sociaal profiel van het Duitse jodendom, zie
Avraham Barkai, From Boycott to anihilation: The
Economic Struggle of German Jews, 1933-1943,
University Press of New and, Hannover 1989, blz. 1-2.
Glassman schrijft over Engeland in de periode van
uitwijzing: `Omdat er in die periode zo weinig joden in
Engeland waren, was de gemiddelde Engelsman
gedwongen te verven op wat hij hoorde van de kansel,
zag op het toneel en absorbeerde van de zwervende
minnelestreel en verteller om zijn mening te vormen.
Deze orale traditie, die aangevuld werd verscheidene
traktaten en pamfletten, was een belangrijke bron van
informatie over de cen, en er was eigenlijk niets in de
maatschappij om een tegenwicht te vormen voor deze
hten die het gewicht van eeuwen christelijk onderwijs
achter zich hadden' (blz. 11). Het hoofdstuk geeft het
argument dat dit rapport over Engeland veel meer

toepasbaar Duitsland tijdens de nazi-periode dan de


mensen zich voorstellen.
tr. Trachtenberg beargumenteert dit overtuigend in The
Devil and the Jew.
Zie Aliports bespreking van de zondebokken in The
Nature of Prejudice, blz. 235-249. :antisemitische uiting'
(of een of ander equivalent) wordt gebruikt om de uiting
van -antisemitisme aan te geven, hetzij verbaal hetzij
door fysieke daden. Antisemitisme' wordt om het
bestaan alleen al van antisemitische overtuigingen te
beschrijven. Veel mensen koesteren antisemitisme,
zonder dat het geuit wordt over langere tijdsspanne.
Dikwijls de mensen die het antisemitisme bestuderen,
de twee dooreen hetgeen hen ertoe leidt apkomst van
antisemitische uiting te verwarren met een opstoot van
antisemitisme. Dat wil niet zeggen dat door de
institutionele aanvaarding van antisemitisme, in het
bijzonder in de politiek, de overtuigingen en emoties die
antisemieten bewegen, niet kunnen worden bezield met
een nieuwe intensiteit of gekneed in ietwat nieuwe
vormen. In feite gebeurt dit vaak. Willen dergelijke
verfraaiingen en zelfs transformaties gebeuren, dan
moet staande kern van antisemitische overtuiging er al
aanwezig zijn. Anders zou het appel gehoor vinden.
in Oost-Europa en in het bijzonder in de vroegere
Sovjetunie waar de traditionele antisemitische uiting in
het algemeen onder het communisme van openbare
instellingen en fora innen was, welde een golf van
antisemitische uitingen op uit de boezem van de
maat)pij op het ogenblik dat de beperkingen van de
openbare meningsuiting opgeheven en. Deze

ontwikkeling heeft een aantal opvallende aspecten: 1.


er bestaat geen verwant tussen het aantal joden in het
land en de intensiteit of de aard van de antisemitische
2. de fantastische imago's van de joden en de
hallucinante beschuldigingen aan hun ; dragen vele
opmerkelijke overeenkomsten met die welke in omloop
waren voordat het communisme de openbare uitingen
ervan verbood; 3. het antisemitisme, zijn duidelijk
verwoorde inhoud en onderliggende cognitieve
modellen, werd zo onderhouden, gevoed en
overgedragen op nieuwe generaties via het gezin en de
andere micro-instellingen van de maatschappij; 4.
gebaseerd op de uiting ervan onder het communisme,
duidt maar weinig bewijs op de algemene verspreiding
en diepte van het blijkbaar in deze landen bestaande
antisemitisme. Zie b.v. Newsbreak, bulletin van de
Nationale Conferentie over Sovjet-joden11,Velen hebben geprobeerd aan te tonen hoe ons
kader van veronderstellingen de werkelijkheid ons
interpreteert en creert. Voorzover ik weet heeft
niemand geprobeerd aan Den hoe ditzelfde kader
onverwacht en snel kan worden aangesproken zodat
het een ale verandering teweegbrengt in de
ontvankelijkheid en daarmee gepaard gaande als Dit is
gebeurd in vele uitbarstingen van gewelddadige
vervolging, moorddadigheid en genocide. Dit gebeurde
met de Duitsers. Edward 0. Wilson geeft in On Human
Nature, schillig tegenover stonden, tenzij hun
gevoelens waren opgewekt door priesters en antijoodse agitatoren (Judenhass, blz. 160-162). De
conclusie van het onderzoek. hield die in dat de
bevolking niet unaniem fel antisemitisch was, gaf aan

hoe antis de Beieren waren, precies omdat agitatoren


hen zo gemakkelijk tot antisemitische konden brengen.
52.

Sam Harris, The People Speak!, biz. 166.

53.

Harris, The People Speak!, blz. 169.

54.
Harris, The People Speak!, blz. 128, 132-137,
142.
55.

Harris, The People Speak!, blz. 142.

56.

Harris, The People Speak!, blz. 137.

57.
Katz, From Prejudice to Destruction, blz. 268.
Naast de algemeen anti-joodse bew zetten de
Duitsers vele campagnes op om de verschillende
joodse praktijken buiten de stellen, met name
shechitah, het rituele slachten van dieren, dat
noodzakelijk is op vlees koosjer is. Campagnes
tegen de praktijken die beschouwd werden als
fundamenteel voor het (orthodoxe) joods bestaan,
waren symbolische aanvallen op de joden zelf,
klaarden dat basiskenmerken van judaisme en
joods leven de ethiek geweid aandeden
zogenaamd to veroorzaken dat dieren nodeloos
leden. Zie Isaac Lewin, Michael Mu Jeremiah
Berman, Religious Freedom: The Right to Practice
Shechitah, Research Instituut Post-War Problems of
Religious Jewry, New York 1946.
Factsheet
Joodsreligieus slachten NIK
58.
In 1871 leefden 512 000 joden in het Duitse
Rijk, en maakten 1,25 pct. uit van de bet king.
Omstreeks 1910 was het aantal joden gestegen
naar 615 000, maar het joodse aanc in de toen

grotere bevolking van Duitsland was nog niet 1 pct.


geworden. Zie Pulzer, The of Political AntiSemitism, blz. 9.
59.
Geciteerd in Hortzitz, Trilh-Antisemitismus' in
Deutschland, blz. 61.
60.
Sterling, Judenhass, blz. 51. Het vertalen van
dit `probleem' in kosmologische termen een gevoig
van de dreiging die de joden volgens de Duitsers
vormden voor de morele o van de maatschappij,
een orde die voor de christengezinden verbonden
was met de natuur lijke orde, waardoor de dreiging
er een met mondiale proporties werd.
61.
Felden, Die Uebernahme des antisemitischen
Stereotyps, blz. 20.
62.
Pulzer, The Rise of Political Anti-Semitism, blz.
71. Het idee dat de joden christenbloed gebruikten
voor rituele praktijken heeft een indrukwekkend
verleden dat teruggaat tot Middeleeuwen. Zie R.
Po-chia Hsia, The Myth of Ritual Murder: Jews and
Magic in Reformat Germany, Yale University Press,
New Haven 1988.
63.
Zie b.v. Sterling, Judenhass, blz. 144-145; en
Felden, Die Uebernahme des antisemitisc
Stereotyps, blz. 44.
64.

Sterling, Judenhass, blz. 146.

65.
Felden, Die Uebernahme des antisemitischen
Stereotyps, blz. 38.
66.
Zie Felden, Die Uebernahme des
antisemitischen Stereotyps, blz. 35-36, 47-71.

67.
Geciteerd in Katz, From Prejudice to
Destruction, blz. 150.
68.
Voor een analyse van de veranderingen, zie
Felden, Die Uebernahme des antisemitischen
Stereotyps; Hortzitz, Trilh-Antisemitismus' in
Deutschland; en Katz, From Prejudice to
Destruction.
69.
Dit is o.a. gebaseerd op bronnen, en lezing van
het materiaal in Hortzitz, Antisemitismus' in
Deutschland; een bijzonder instructieve uiting van
het anti-emancipatoire gevoel was afkomstig van
een priester in Baden in de jaren 1830, die zei dat
hij liever had dat zijn gemeenschap door de cholera
werd aangevallen dan de emancipatie van de joden
in zijn buurt (Erb en Bergmann, Die Nachtseite der
Judenemanzipation, blz. 193).
70.
De Duitse visie op de joden als een `natie' met
een specifiek schadelijk `nationaal karali ter'
Harvard University Press, Cambridge 1978, blz. 99120, een evolutionaire verklaring plotselinge
uitbarstingen van agressie. Zelfs al zou dit gelden
voor agressie, dan nog het geen licht op de snelle
transformaties van geloofsstelsels.
71.
Het opmerkelijkste voorbeeld is vermoedelijk
de opstoot bij het uitbreken van de Wereldoorlog,
toen vele marxisten ontdekten dat zij ondanks hun
internationalisme nationale gevoelens hadden.
72.
Voor een behandeling van de relatie tussen
nationalisme en antisemitisme, zie S Almog,

Nationalism and Antisemitism in Modern Europe,


1815-1945, Pergamon Pre& den 1990.
73.
D'Andrades studie A Folk Model of the Mind, in
Holland en Quinn (red.), Cultural, in Language and
Thought, concludeert dat het cultureel
gemeenschappelijke cognitie, del van de geest
zichzelf gedurende eeuwen kan reproduceren (blz.
138).
74.

Hoofdstuk 2

75. Zie Robert Chazan, Medieval Anti-Semitism, in


David Berger (red.), History and Ha Dimensions of
Anti-Semitism, Jewish Publication Society,
Philadelphia 1986, blz. 53-5
76. Bernard Glassman, Anti-Semitic Stereotypes
Without Jews: Images of the Jews in Er 1290-1700,
Wayne State University Press, Detroit 1975, blz.
152. Hij schrijft hier over Engeland, waar het
antisemitisme in feite veel minder virulent was dan
in de gebieden van Centraal-Europa.
77. Voor een verslag van de ingewikkelde
christelijke demonologie van de joden en eindeloze
kwalen die aan hen werden toegeschreven, zie
Joshua Trachtenberg, The Devi land the Jews: The
Medieval Conception of the Jew and Its Relation to
Modern Anti-Semitism, Publication Society,
Philadelphia 1986; voor Engeland, zie Glassman,
Anti-Semitic types Without Jews, i.h.b. blz. 153-154.
78.

Zie Chazan, Medieval Anti-Semitism, blz. 61-62.

79. Geciteerd in Jeremy Cohen, Robert Chazan's


'Medieval Anti-Semitism': A Note on
80.
pact of Theology, in Berger (red.), History and
Hate, blz. 69.
.
81. Cohen schrijft in Robert Chazan's 'Medieval AntiSemitism': `Vanaf de eerste generat:
82.
de katholieke Kerk beschouwden de christelijke
geestelijken het als een religieuze tegen de joden
to polemiseren. Terwijl de laatsten weinig of geen
onmiddellijke bedr vormden voor de Kerk, en zelfs
bij complete ontstentenis van joden, bleef de
Adversus Jug
83.
traditie bloeien; want de logica van de vroege
christelijke geschiedenis dicteerde de be ging van
het christendom in termen van negatie van het
judaisme' (blz. 68-69).
84. Trachtenberg, The Devil and the Jews, blz. 79; en
Chazan, Medieval Anti-Semitism, bi
85. James Parkes, Antisemitism, QuadrangleBooks,
Chicago 1969, blz. 60; zie ook -Jeremy G The Friars
41,7e/ thefews. The h'voluthm.
onffetheva/Anti-/aciaism, Cornell University Ithaca
1982, blm 155; en Glassman, Anti-Semitic
Stereotypes Without Jews, blz. 153.
86. Trachtenberg, The Devil and the Jews, spoort
door de eeuwen been de centrale christell
87.
beelden van de joden na die alle afhangen van
dit onderliggende cognitieve model, zie Lb blz. 3243, 124-139, 191-192.

88.
112110...nGT Trachtenberg, hicthteetenernbdbeinre
gr g rraThchehe Devil een vb randga n Td The DJJ Jews,
sls
89.

and 6J .ewvos, blz.u1 ers antisemitisme, zie Ma

90.
Luther, Von den Jueden and Ihren Luegen, in
Walther Linden (red.), Luthers Kampfschri
gegendas Judentum, Klinkhardt & Biermann, Berlijn
1936.
Veel boeken zijn er geschreven over antisemitisme en
de gevolgen daarvan.
Dit hoofdstuk uit goldhagens boek Hitler's Willing
Executioners) waar ik het n en ander heb toegevoegd
o.a dat ikook Oostenrijk noem,
Komt doordat goldhagen de schuld bijna alleen bij de
Duitsers legt. Terwijl ik vind dat oostenrijk net zo
schuldig is, gezien vele nazi kopstukken Oostenrijkers
waren.
Jolanda Molleman & Yaakov Siepman
Werkgroep tolereer geen intolerantie
Voogaande afleveringen:
https://www.scribd.com/doc/294538018/De-OndrgangPresser
https://www.scribd.com/doc/294694844/Hoofdstuk-INaar-Het-Isolement-de
iL 33-38.

. Voor een sociaal profi

You might also like