Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 29

Nazis, Islamieten en het ontstaan van het modern Midden Oosten

Hoofdstuk 4
Een islamitische toevlucht in Berlijn
Het jaar tussen de Duitse nederlaag in de Eerste Wereldoorlog eindigt in
1918 en de dag dat de nazi's aan de macht kwamen in Berlijn een kleine
vijftien jaar later zagen ze enorme veranderingen in het Midden-Oosten.
Gedurende die tijd, verdiepten Hitler en al-Husaini zich in de lessen over de
geschiedenis van de Duits-islamitische alliantie en gingen richting een nieuwe
versie. Echter toen deze periode begon, leek geen van de komende
gebeurtenissen zelfs mogelijk. Niet langer een grootmacht, moest Duitsland
enorme schadevergoedingen betalen. Het land werd geplaagd door interne
instabiliteit en snelle inflatie, zijn grondgebied en de bevolking waren
drastisch verminderd en geallieerde troepen bezette zijn rijke westelijke regio.
Het leger gelimiteerd in omvang en bewapening, terwijl al haar kolonin, zes
keer zo groot als het moederland zelf. verloren. Het naoorlogse Duitsland was
niet in staat om een rol te spelen op het wereldtoneel, zelfs al zouden de
overwinnaars dit toelaten. Op doortocht door Duitsland op weg naar Moskou
in 1919, zag de Indiase nationalist nu communist Manabendra N. Roy, die
nauw met von Oppenheim had samengewerkt, hordes bedelaars in gerafelde
militaire uniformen, velen met geamputeerde ledematen en misvormde
gezichten of lijdend aan shell shock. Ze droegen vaak een kartonnen bord
aan koorden hangend om hun nek met de beschuldigende slogan: 'Ik vocht
voor het vaderland'. Het had hen en de oorlog voor Duitsland weinig goeds
gedaan. De Duits Midden-Oosten activa werden ofwel geplunderd door de
winnende kant vernietigd in gevechten. De Duits Orint Bank verloor alleen al
30 miljoen Mark, met inbegrip van accounts van vermoorde Armeense klanten
die eerst in beslag genomen waren door het Ottomaanse Rijk en vervolgens
ingenomen door de Fransen en de Britten na de oorlog. De psychologische

trauma van de nederlaag was net zo erg als het verlies van levens, land en
rijkdom. In het voorjaar van 1918 was een Duits offensief bijna geslaagd
totdat een geallieerd tegenoffensief het terugdreef en een opmars maakte
totdat ze klaar waren om het uitgeputte vaderland binnen te vallen. Duitsland
gaf zich in november 1918 over. Ironisch genoeg zorgde een slim beleid
ervoor dat de invasie, bezetting en zelfs nog meer verwoesting vermeden
werd en leidde ertoe dat veel Duitsers geloofden dat de overwinning voor hun
neus was weggerukt door verraders in plaats van dat ze op het slagveld
verloren hadden. Op 10 november 1918 toen korporaal Hitler in Pasewalk, in
het Pomerania medisch centrum lag, bijna verblind door een gasaanval die hij
nauwelijks overleefd had, hoorde hij over de revolutionaire omwenteling en de
troonsafstand van de Kaiser. Hitler zou zich dat moment herinneren als het
moment dat hij besloot om een politicus te worden om wraak te nemen op
degenen die hij verantwoordelijk hield voor het verraden van Duitsland. Hij
zou zes jaar later schrijven dat als alleen de duizenden Joden die de natie
hadden gecorrumpeerd vergast waren zoals de beste Duitse soldaten aan het
front de dood vonden, zouden zij niet tevergeefs gestorven zijn in de strijd. In
rechtse kringen herhaalde men deze psychologisch egostische zienswijze.
Bij het gebruik van het feit dat sommige joden onder de revolutionairen en
politici zaten die de oorlog tot een einde brachten om hen de schuld te geven
voor de nederlaag, echode Hitler alleen de populaire zienswijze. De
naoorlogse Duitse democratische staat werd de 'Joodse Republiek van
Weimar' genoemd op basis van een joods-linkse-dolksteek-in-de-rug theorie.
In 1920, toen de Nazi partij zich vormde, was het swastika symbool reeds
verschenen op de helmen van de rechtse militie eenheden die communisten
en socialisten bevochten. Onder die zo betrokkenen zaten veel van de
dertigduizend Duitse veteranen van de Midden-Oosten campagnes, incluis
von Papen en Oskar von Niedermayer. Ondertussen werd het nieuwe
Midden-Oosten tijdperk benvloed door de Veertien Punten van president
Woodrow Wilson gericht aan het Congres op 8 januari 1918. Het streven om
democratie en stabiliteit te bevorderen, wilde Wilson de manipulaties van de
grootmachten uitbannen, die hij de schuld gaf voor de oorlog en het lokale
nationalisme instaleren. Hij eiste de afschaffing van de geheime deals, zoals

de Sykes-Picot overeenkomst, wat het Ottomaanse Rijk verdeeld had tussen


Groot-Brittanni en Frankrijk en de vrijhandel ondersteunde. Dus hoewel niet
met opzet diende het Amerikaanse beleid de belangen van Duitsland. Hoe
minder macht Groot-Brittanni en Frankrijk hanteerden de meer open de
regio was voor de economische inspanningen van anderen, des te beter voor
Duitsland. Vrijhandel en minimale kolonialisme was eveneens de Keizers
programma geweest, want anders kon Duitsland niet concurreren met de
Britse en Franse Rijken. Midden-Oosten nationalisten waren ook enthousiast
over het programma van Wilson. Nationalisme werd gezien als de toekomst;
Islamisme een overblijfsel van het verouderd Ottomaans verleden. Maar er
waren moslims die dit vonnis niet accepteerden en Duitse experts die nog
steeds van mening waren dat de islamitische ideologie een toekomst had.
Wilson gaf Amerika een plaats die Duitsland geprobeerd had in te vullen: een
grootmacht die niet genteresseerd was in uitbreiding van grondgebied, maar
goedgezind jegens lokale ambities en voor wederzijdse verrijking werkte door
middel van handel en ontwikkeling. Wanneer de Midden-Oosten nationalisten
koloniale overheersing wilden voorkomen, leek de Verenigde Staten het enige
alternatief. Maar toen lokale leiders Washington uitgenodigde om een
volmacht te geven voor Groot-Syri en Armeni werden ze afgewezen. De
Verenigde Staten ging een gesloten periode in. De Verenigde Staten traden
niet toe tot de Volkenbond in 1919 en speelden een veel minder en actieve rol
in verre oorden waarvan ze zich het bestaan nauwelijks bewust waren. Toen
nazi-Duitsland terug keerden naar de regio in 1930, herwon het de rol van
anti-imperialistische bondgenoot en rolmodel voor Arabieren en moslims dat
Duitsland had gespeeld voor 1918. Maar In de jaren 1920 echter was
Duitsland niet in staat om die rol te spelen. De Britten en Fransen
controleerden het Midden-Oosten door hun verplichte overheden en lokale
elites hadden vrede met deze nieuwe machthebbers om hun rijkdom en
macht te behouden. Echter op hetzelfde moment streden de Britten en de
Fransen in het ondermijnen van elkaars bewind. Fraois Picot, de Franse
diplomaat die totale controle van zijn land over Syrie en Libanon had geist,
vertelde een groep moslims in Jeruzalem in 1919 dat de Britten 'Palestina
hadden beloofd aan het zionisme' maar het trouwe katholieke Frankrijk, Zou

het land van Jezus niet geven aan hen die hem gekruisigd hadden'. Nadat
Picot echter wegging gaf zijn Franse gast aan dat: 'God had hen vernietigd,
liegen ze. Groot-Brittanni zou nooit zo'n vuile truc uitvoeren. Het was in
deze duistere situatie van conflicterende loyaliteiten en belangen dat alHusaini carrire maakte ;pro-Ottomaans islamisme versus Arabisch
nationalisme en revolutionaire islamisme; Duitsland die vocht tegen de
geallieerden; Arabische partijstrijd; Brits-Franse rivaliteit. Hij was n van die
Arabieren die in eerste instantie loyaal bleef aan het Ottomaanse Rijk op
keizerlijk islamitische gronden, die als Officier in zijn leger diende en naast
Duitsland streed. Toen veranderde hij naar de kant van anti-Ottomaans
Arabische revolutionairen om hen te ondersteunen en werd een Brits
vertegenwoordiger. Het was dat feit, eigenlijk nooit geopenbaard tot nu toe,
dat verklaart waarom de Britten gretig waren zijn politieke ambities te
ondersteunen in de jaren 1920 en in de jaren 1930. In 1916, was al-Husaini
een luitenant in de 46ste Ottomaans Divisie van Izmir (Smyrna). Die
november werd hij ziek, kreeg verlof en keerde voor drie maanden terug naar
Jeruzalem. Al-Husaini had, net als Hitler, zijn visie op de toekomst terwijl hij in
het ziekenhuis lag tijdens de oorlog. Begin 1917 maakte hij een ingrijpende
beslissing. In plaats van terug te keren naar het Duits-ondersteunde
Ottomaanse leger trad hij toe tot de Brits gesteunde Arabische opstand.
Ironisch genoeg beschreef al-Husaini, die een directe rol gespeeld had bij de
vernietiging van het Ottomaanse Rijk, later deze gebeurtenis als een
'imperialistisch plot'. Hoe het ook zij, al-Husaini werkte namens dat 'plot' en
kreeg een salaris in Brits goud als ronselaar voor het leger van de Arabische
opstand tegen de Ottomanen. Hij tekende ongeveer vijftienhonderd Arabieren
in vanuit Zuid-Syri, later Palestina, om krachten te bundelen en samen te
vechten met Lawrence of Arabi. Hoe jong al-Husaini ook was, het feit dat hij
n van de weinige actieve ondersteuners was van de Britten en hun
Hasjemitische bondgenoten uit dat gebied markeerde hem als een belangrijk
persoon voor de geallieerde zaak. Maar de Britten ondersteunden ook
degenen die de toekomstige vijanden van al-Husaini zouden worden, de
zionisten. In juli 1918 stuurde de Duitse gezant in Istanbul een rapport met
het argument dat Berlijn de Britse steun voor het zionisme zou kunnen

gebruiken om Arabische steun voor zijn oorlogsinspanningen te mobiliseren.


Hij voorzag de uiteindelijke opkomst van een Joodse staat en legde uit dat
Arabieren en Ottomanen harder zouden vechten deze te weerstaan. Maar
terwijl die verhandeling op de langere termijn profetisch was, zou het op kort
termijn een niet bruikbare strategie zijn. Al-Husaini, die spoedig naar voren
zou komen als de leider van de Palestijnse Arabieren, vocht voor degenen die
de Balfour Verklaring hadden uitgegeven. Reeds vloeiend Frans sprekend,
leerde al-Husaini zichzelf Engels in 1918. Hij diende een half jaar bij het Brits
Administratie kantoor voor Bezet Vijandelijk Gebied, werkte voor General
Gabriel Haddad, de christelijke Arabische adviseur van Ronald Storrs, Britse
militaire gouverneur van Jeruzalem. Toen Haddad commissaris van de
openbare veiligheid in Damascus werd gemaakt, ging al-Husaini er ook heen,
met de rang van rechercheur. Aangekomen in Damascus met het
zegevierende Britse leger en zijn Arabische hulp eind 1918, was al-Husaini's
taak om de Britten en zijn eigen voormalig commandant Faisal, de zoon van
Sharif Husain uit Mekka, te ondersteunen in de Arabische opstand. Al-Husaini
en de Britten ondermijnden Londense belofte in oorlogstijd aan Parijs, dat
Frankrijk Syri zou regeren. Al-Husaini wilde degenen die later Palestijnse
Arabieren zouden worden genoemd, toen bekend als 'zuidelijke Syrirs',
deelgenoot maken van een Arabisch-geregeerd Groot-Syri. Om dit doel te
bevorderen, schreef hij artikelen voor een Jerusalem krant, Zuid-Syri,
uitgegeven door zijn vriend Arif al-Arif. Een groot deel van al-Husainis werk
zat in het Algemeen Syrisch Congres dat op 8 maart 1920 verkondigde dat
Faisal Koning van Syri werd, zoals de Britten wilden. Natuurlijk konden de
Britten niet openlijk streven naar dit doel, omdat het direct hun beloften zou
schenden aan Frankrijk in het kader van de overeenkomst Sykes-Picot, dat is
waarom ze vertrouwde agenten nodig hadden zoals al-Husaini. Als een
geheim agent, meldde al-Husaini de activiteiten van de Arabische politiek aan
de Britten. En van de activiteiten van al-Husaini was naar de Verenigde
Staten te lobbyen namens Syrisch Arabisch nationalisme. President Woodrow
Wilson stuurde een koning en de zakenman-filantroop Charles Crane. Hun
taak was om voor te stellen wie de voormalige Ottomaanse landen van GrootSyri en Anatoli zou regeren. De commissie had een ontmoeting met het

Algemeen Syrisch Congres, die een groot onafhankelijke Syrisch Arabische


staat wilden. Al-Husaini moet betrokken zijn geweest bij de voorbereiding van
die getuigen, met succes daar de commissie de standpunt van het congres
onderschreef. Tijdens het werken als een Brits agent echter had al-Husaini
steeds meer kritiek op het Brits beleid, teleurgesteld met zowel de uitvoering
van de Balfour Verklaring als ook met de weigering van Londen om meer te
helpen aan de Faisal en de Groot-Syri zaak. Ondertussen verkreeg hij groot
persoonlijke voordeel door zijn zeggenschap in meerdere kampen.
Bijvoorbeeld in juni 1918 richtte hij in Damascus de Arabische Club op, die
ongeveer vijfhonderd leden had tegen het einde van 1919, en de Literaire
Club. Voorheen Faisal ondersteund, later, gedomineerd door de krachtige anNashashibi clan later al-Husainis Hoofd rivalen en slachtoffershet begin
markerend van een Palestijns-Arabisch nationalistische beweging. In 1920
hielp hij ook bij het organiseren van de eerste anti-Joodse ondergrondse
militaire organisatie in het zuiden van Syri, al-Fidiya ( 'het offer'). De drukke
al-Husaini vond ook nog tijd om de christelijk-islamitische Association te
ondersteunen. Gedurende deze periode zag al-Husaini zichzelf als een
Arabisch nationalist en een Syrisch islamiet die Groot-Brittanni beschouwde
als de beste bondgenoot tegen de Franse ambities. Er waren zeker
tegenstrijdigheden in deze houding. Immers, op 18 januari 1919 had Faisal
een ontmoeting met de zionistische leider Chaim Weizmann op de Versailles
vredesconferentie en maakte een deal om zionistische aspiraties te
accepteren in ruil voor Joodse steun om zijn eigen Syrische deel vast te
stellen. Echter kwam de droom van een Groot-Syri niet uit. Frankrijk
accepteerde in april 1920 een mandaat van de Volkenbond om Syri te
regeren en greep in juli de controle, ruimde het Arabisch geweld in een kleine
veldslag op en verdreef Faisal. Ter compensatie maakten de Britten hem
koning van Irak in 1921 en veel Arabische officieren van de Ottomaans en
Arabisch-nationalistische legers volgde hem naar Bagdad. Al-Husaini was niet
onder hen. Deze ontwikkelingen dwongen al-Husaini om zijn visie, identiteit
en ambities te heroverwegen. De Ottomanen en hun idee van een allinclusive imperium op basis van de islam was ingestort en vervangen door
Turks nationalisme, die hem niets te bieden had. Dus al-Husini richtte zich op

het Arabisch nationalisme en Syro-Palestijns islamisme. Het was Syrisch niet


Palestijns-Arabisch nationalisme wat hem eerst aantrok. Maar al snel was het
idee van een onafhankelijk Groot-Syri ook uiteengevallen. Echter tijdens die
overgangsperiode hoefde al-Husaini niet onmiddellijk een keuze te maken. Hij
kon vier schijnbaar ongelijksoortige, zo niet volstrekt tegenstrijdige doctrines
combineren.
Eerst en vooral was hij een pan-Arabisch-nationalist op zoek naar een groot
Syrische Staat dat zou omvatten wat vandaag Syri, Libanon, Isral,
Jordani, de Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook zijn en misschien wel
meer. Zelfs na Faisal' s nederlaag, gaf al-Husaini dit doel of het idee, dat de
Britten zouden kunnen worden overgehaald om het te bevorderen, niet op.
Immers, hoewel Groot-Brittanni werd verenigd met Frankrijk, wilde het de
macht over het Midden-Oosten niet te delen met die partner.
Ten tweede, al-Husaini die nu als een volledig seculier politiek figuur
functioneerde, hoefde niet te kiezen tussen het Arabisch nationalisme en
islamisme bij het vaststellen van zijn politieke identiteit. De twee standpunten
leken verenigbaar.
Ten derde en minst belangrijke, was al-Husaini een leidend figuur bij de
toenmalig grotendeels passieve groep van degenen die zich later zou
definiren als de Palestijnse Arabieren. Zich concentreren op deze groep was
al-Husaini's beste carrirestap. Immers, hij was niet van belang in Faisal' s
entourage zeker omdat het verhuisde naar Irak - en zelfs nog minder in het
Frans- geregeerd Syri. Maar in de relatief achtergebleven gebied van
Palestina en vooral in Jeruzalem, had hij bijna geen concurrentie, kwam uit
een belangrijke familie, en kon dus realistisch hopen zelf leider te worden.
Tot slot, al-Husaini bevoordeelde zichzelf door het aanvaarden van Britse
bescherming. In latere jaren werd dit soort gedrag afgedaan, zelfs door alHusaini, als zijnde een imperialist, slaaf en verrader. Dit contact, geheim
gehouden gedurende zijn lange leven, verklaart het mysterie waarom de
Britten een jonge, onbekende en lastige man ondersteunde en zou
bevorderen tot iemand met een dergelijke bevoegdheid. Als al-Husaini s

dienstverband bij de Britten dat bepaalde historische mysterie regelt -London


bevorderde de ambities van een dergelijke ogenschijnlijk antagonistische
politieke figuur-was het andere de identiteit van zijn andere beschermheren.
Met de Franse overname van Damascus en Faisal' s supporters eruit
geschopt, waarom was de welbespraakte al-Husaini in staat daar te blijven?
Volgens Amerikaanse rapporten van inlichtingendiensten, was de reden
eenvoudig: hij ging werken voor de Franse inlichtingendienst. Dit gaf hem niet
alleen verdere beschermingeen kwart eeuw later zouden de Fransen hem
redden van zijn straf als een nazi-bondgenoot en oorlogsmisdadiger, maar
ook een sponsor die blij waren te zien hoe hij de Britse overheersing
ondermijnde in Palestina.
Dus binnen een paar maanden, had al-Husaini gevochten met de Ottomanen
om Arabische nationalisten te onderdrukken en versloeg de Britten,
vervolgens vocht hij met de Arabische nationalisten tegen de Ottomanen en
de Duitsers, vervolgens vocht hij voor de Britten om Syrisch Arabische
nationalisten te helpen tegen de Fransen, en ten slotte vocht hij voor de
Fransen om de Britse heerschappij namens Palestijns-Arabische
nationalisten te ondermijnen. In 1920 en 1921 werd al-Husaini, die tijd
doorbracht in beide steden, betrokken bij tal van organisaties, zowel in
Damascus als Jeruzalem. Op dat moment vond er een gebeurtenis plaats
waardoor al-Husaini 's nachts omhoog schoot in de positie van PalestijnsArabische-leider voor meer dan drie decennia en het lot bepaalde van het
hele Midden-Oosten. De Palestijns Arabieren zelf hadden niets te maken
gehad met keuze op al-Husaini als hun baas. In plaats daarvan werd deze
keuze gemaakt door Herbert Samuels, die joods pro-zionistische en Brits
eerste Hoge Commissaris in Palestina. Hij benoemde al-Husaini als
grootmoefti van Jeruzalem op 10 mei 1921, waardoor hij s lands hoogste
islamitische geestelijke werd en daarmee ook de basis legde voor al-Husaini
als politiek leider. Aangezien niemand wist van al-Husaini' s Britse geheime
activiteiten, leek de beslissing toen onverklaarbaar. Het is waar dat hij uit een
vooraanstaande familie kwam en halfbroer van de vorige Grootmoefti. AlHusaini was ook nog maar vierentwintig jaar oud, maar hem werd een functie

gegeven wat meestal toegekend werd aan een veel oudere man. Hij was
geen religieuze geleerde met gevorderde studies of zelfs helemaal geen
geestelijke, hoewel hij een gelijkwaardige bachelor graad in religieuze studies
aan de al-Azhar University had. Bovendien had hij veel anti Britse uitspraken
deed en betrokken was geweest bij ondermijnende groepen. Het was duidelijk
dat zijn kostbare diensten de Britten ervan overtuigde dat al-Husaini redelijk
trouw aan hun belangen zou zijn. Het was een van de meest opmerkelijke
inschattingsfouten ooit gemaakt in een regio vol van hen. Wat deze strategie
nog ongelooflijker maakt was dat al-Husaini nog niet zo lang hiervoor door
een Britse militaire rechtbank werd veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf
wegens opruiing. Op 4 april 1920, iets meer dan een jaar eerder, had alHusaini een gepassioneerd Syrisch nationalistische toespraak gehouden bij
de Nabi Musa religieuze processie in Jeruzalem. De opgewonden menigte
reageerde met kreten als 'Dood aan het Zionisme' en 'Koning Faisal als
Heerser', kwamen toen in opstand en doodde een aantal Joden. De Britten
gaven een arrestatiebevel uit en al-Husaini vluchtte naar de overkant van de
rivier de Jordaan. Was er een geheime overeenkomst tussen al-Husaini en de
Britten om zijn gratie veilig te stellen? Wat er ook gebeurde, Samuel liet alHusaini s veroordeling annuleren en liet hem terugkeren naar Jeruzalem en
maakte hem vervolgens grootmoefti. Vervolgens vroeg Samual hem op 24
augustus 1921, een Hoge Moslim Raad te creren om alle islamitische
liefdadigheidsinstellingen, stichtingen en rechtbanken te controleren in het
Brits mandaatgebied Palestina. Dit gaf al-Husaini enorme beschermende
macht en een grote veilige bron van inkomsten. Het zou vrijwel onmogelijk
zijn voor enig ander Palestijnse-Arabier om met hem te concurreren. Op 9
januari 1922 heeft de Raad al-Husaini als zijn president gekozen. Dit
nominaal filantropische orgaan zou de Palestijns-Arabische politieke leider
worden. Zo hadden de Britten de man die hun ergste vijand in het MiddenOosten zou worden omhoog gewerkt. Maar deze fout kwam pas ten volle tot
uiting laat 1920. Gelijk in de naoorlogse periode was het de veranderingen in
Turkije die het meest belangrijk leek voor de Europeanen en vooral voor
Duitsland. Het in oorlogstijd geallieerde plan was om Turkije te verdelen in
Britse, Franse, Italiaanse en Griekse zones van bezetting. Het Svres

vredesverdrag ondertekend 10 augustus 1920, was bedoeld om dat doel te


bereiken. Echter toen veranderde alles. De Turken kwamen samen onder
leiding van Mustafa Kemal (Kemal Atatrk), een voormalig Young Turk en
succesvolle officier in de Tweede Wereldoorlog! De Britten, Italianen en
Fransen hadden geen zin om te vechten. Alleen de Grieken streefden hun
territoriale claims na, maar werden verslagen. Als gevolg hiervan werd een
wapenstilstand gesloten op 23 september 1922, gevolgd door het Verdrag
van Lausanne, op 24 juli, 1923. Turkije won volledige onafhankelijkheid, en
Atatrk zou een seculiere republiek die wilde wedijveren en toetreden tot de
westerse wereld. Echter voordat dat gebeurde, was er een niet-vergeten
periode waarin het Turkse denken in oorlogstijd weerklonk van de DuitsOttomaanse-jihad samenwerking. Het Turks-Afghaanse verdrag van 1 maart
1921 richtte een islamitische Confederatie op, een islamitische Verenigde
Staten van het Oosten, zoals een Turkse ambtenaar het noemde, met het
idee Iran toe te voegen als derde partner. Turkije en Afghanistan zijn
overeengekomen om samen te werken als n van hen een jihad verklaard,
maar beloofde om geen jihad tegen elkaar verklaren. De twee landen
kwamen ook overeen islamitische groeperingen die opstanden in Britsgeregeerd Zuid-Azi en Sovjet-geregeerd Centraal-Azi promoten, aan te
sturen en financieren . Sultan Ahmad Khan, Afghaanse gezant van Ankara,
beweerde dat de Indiase revolutie zou triomferen als de islamitische wereld
ontwaakt.. Sommige betrokkenen waren voormalig Ottomaanse ambtenaren
die nauw hadden samengewerkt met Berlijn waaronder de Turkse gezant van
Kabul, Abd ar-Rahman Peshawari, die had deelgenomen aan de DuitsOttomaanse expeditie naar Afghanistan tijdens de oorlog. De Britten waren
bang dat het door kemalisten geregeerd Turkije een islamitische route zouden
nemen, het beleid van de vooroorlogse Jonge Turken volgend. Er waren
tekenen in 1921 en 1922 dat ze gelijk zouden kunnen krijgen. Atatrk deed de
Jemiet ul-Islam vereniging herleven door islamitische revoluties te promoten
onder Ahmed -Sanusi, voorheen n van von Oppenheim' s mannen van een
groep van de antichristelijke islamitische broederschap. De Turkse leider gaf
een banket ter ere van as-Sanusi en bood vijf miljoen pond aan om de Panislamitische centra te bewegen voor een nieuwe jihad. Turkije sponsorde as-

Sanusi met het argument, in de woorden van Atatrk, dat hij het Turkse Rijk
zou consolideren als steunpunt van de islamitische wereld'. Een andere oude
collaborateur van von Oppenheim, de Egyptische al-Jawish, werd door
Atatrk benoemd tot hoofd van de Ulama Raad van Moslimgeleerden. In mei
1922, schatte de Britse inlichtingendienst in dat Turkije het pan-islamisme
enthousiast aan bevorderen was voor een federatie van
moslimgemeenschappen onder leiding van Turkije. Dit was echter niet de
richting die Atatrk uiteindelijk gekozen had. In maart 1924, definitief
islamisme afwijzend in het voordeel van het seculiere Turks nationalisme,
schafte Atatrk het kalifaat af.
Laden zou hen vijfenzeventig jaar later aan deze schande herinneren, toen
hij opriep tot islamitische eenheid en een wereldwijde oorlog tegen de joden
en de christelijke 'kruisvaarders'. Aangezien het de eenentwintigste eeuw
was, rees de vraag wie de leegte van een transnationaal Islamitische
legitimiteit zou opvullen. Er waren een aantal zelfverklaarde kandidaten.
Slechts twee dagen nadat de Turken de kalief afwezen, verklaarde Sharif van
Mekka Husain Bin Ali, Faisal's vader en heerser van de Hijaz in West-Arabi,
zich kalief, maar er kwam niets van omdat hij zo veel vijanden had. In 1925
werd zijn eigen koninkrijk veroverd door Ibn Saud, die de Hijaz annexeerde
en ging door om Saudi-Arabi te creren. Een andere die leiderschap over
alle moslims eiste was een nieuwe groep, de Moslim Broederschap, waarvan
de oprichting in 1928 het begin markeerde van de moderne islamitische
beweging. Als organisatie geworteld in de betrekkingen met Duitsland
gedurende de volgende tien jaar. Zo bleven de islamieten leven in de jaren
1920, beschikbaar voor gebruik door nazi-Duitsland in de jaren 1930. Toen de
Britse generaal Edmund Allenby tijdens de ceremonie bij het openen van de
Britse militaire begraafplaats in Ramallah, Palestina, sprak, gaf hij de slogan
weer dat de Eerste Wereldoorlog een oorlog was geweest om alle oorlogen te
beindigen. Helaas bleek deze evaluatie onjuist. Weliswaar had de
naoorlogse afwikkeling een schijnbaar stabiel systeem in het Midden-Oosten
geproduceerd waarin gematigde elites een leidende rol aanvaarde. Maar
militante Arabische nationalisten en islamisten waren ontevreden met de

Britse en Franse overheersing. De Volkenbond werd opgerichtzij het zonder


Amerikaanse, Russische of Duitse lidmaatschap in 1919 en gaf al snel
mandaten uit voor de Britse heerschappij over Irak, Palestina en Trans
Jordani. De juni 1922 Palestina mandaten nam de Balfour en de soortgelijke
Ottomaanse Verklaringen op met het doel een nationaal tehuis voor het
Joodse volk te creren. De Fransen kregen in september 1923 een mandaat
om in Syri en Libanon te regeren. Hoe zouden von Oppenheims
voormalige agenten, zowel Duitse als lokale, een plaats vinden in deze
nieuwe orde? Velen van hen gingen door met hun eerdere inspanningen
tijdens het Weimarrepubliek tijdperk, zoals Grobba, von Hentig en Nadolny.
Voormalig militaire cordinator van von Oppenheim's jihad plan, Nadolny
werd de Duitse ambassadeur in Ankara en, nadat de nazi's aan de macht
kwamen, kort in Moskou. Anderen streefden revolutionaire activiteiten na,
soms met de voormalige Ottomaanse kameraden. Een van deze mannen is
een voormalige Duits officier, Wilhelm Hintersatz. Als een piloot had hij de
gevaarlijke vluchten overleefd, hoewel ijskoude lucht hem aan de rechterkant
van zijn gezicht verlamde in 1916. Op de leeftijd van dertig, verruilde hij zijn
diensten voor von Sanders in het Ottomaanse leger. Turks en Arabisch
lerend, werd hij commandant van alle machinegeweren eenheden van het
Ottomaanse Rijk. Meerdere malen gewond in de strijd, werkte Hintersatz
nauw samen met Enver en bekeerde zelfs tot de islam in Istanbul. Zoals hij
later verklaarde, deed hij dat in volle bewustzijn van de loyaliteit conflicten het
hem bracht als een Duitser. De Sheikh l-Islam, de hoogste geestelijke van
het rijk, Musa Kazim Effendi, eerde hem met een islamitische naam van een
negende-eeuws kalief Harun ar-Rashid, die zowel had gevochten als goede
relaties had ontwikkeld met Germaanse koningen. Terugkerend naar zijn werk
voor de Duitse regering, hielp Harun ar-Rashid Hintersatz zijn oude vriend
Enver Pan-Turkse nationalistische en islamitische oorlogen te voeren in
Centraal-Azi. Als hoofd van de Turkse veiligheidsdienst van het ministerie
van financin overzag hij depots vol Ottomaanse wapens, verondersteld te
zijn vernietigd in het kader van het vredesakkoord, en smokkelde veel militair
materieel naar zijn oorlogskameraad die tegen de Russen vocht in de
Kaukasus. Inderdaad vocht Hintersatz al snel zelf tegen de lokale versie van

de Sovjets toen hij terugkeerde naar Berlijn en hij daar rechtse milities tegen
revolutionairen aanvoerde. Enver, die de belangrijkste bondgenoot van
Duitsland was geweest in het Ottomaanse Regime, had even opmerkelijk
avonturen. Hij en vijf andere leiders vluchtten naar Duitsland binnen enkele
uren na de Ottomaanse overgave in oktober 1918. Het was een verstandige
zet. Het jaar daarop werd hij ter dood veroordeeld voor het leiden van het
keizerrijk in de oorlog en voor de massamoorden op de Armenirs. In het
begin van 1920, was de leidersrol in het aanwakkeren van revolutionaire
bewegingen in de moslimwereld uit Duitsland doorgegeven aan de Sovjets,
die moslims aanspoorden om hun Europese leiders omver te werpen.
Daarom ging Enver naar Moskou om zijn diensten aan te bieden aan de
nieuwe Sovjetregering, en werd directeur van de Aziatische afdeling en won
de persoonlijke ondersteuning van Lenin. Opmerkelijker wijs zou Enver Lenin
over halen een islamitisch religieuze opstand te ondersteunen gebaseerd op
een plan gemaakt voor de Kaiser. Bij de Baku conferentie in september
1920, trachtte de Sovjets de 'mensen van het Oosten' voor hun zaak te
winnen. De zevenendertigjarige Grigory Zinovjev, hoofd van de Internationale
Communisten, probeerde met mooie dialectisch voetenwerk deze
tegenstellingen te rechtvaardigen. Hij legde uit dat het Panislamisme geen
Sovjet-idee was, maar dat 'we nu geconfronteerd worden met de taak van het
ontsteken van een echte heilige oorlog tegen de Britse en Franse
kapitalisten'. Zinovjev ging verder met uitleggen dat de strijders in de Eerste
Wereldoorlog die slachting presenteerde als een heilige oorlog.
figuur 11

De Rode Heilige Oorlog


Op de Baku Conferentie in september 1920 , zette de Sovjet activisten
Gregory Zinoviev en Karl Radek aan tot PanIslamisme en jihad tegen de
EngelsFrans kapitalisme uit naam van de Internationale Communisten.
Nu, rationaliseerde hij, moeten de volkeren van het oosten de echte jihad
tegen de Engels-Franse rovers verkondigen. Communistische leiders
beseften dat ze met vuur speelden. Karl Radek, de secretaris van de
internationale Communisten, gaf toe dat de oproep tot jihad appelleert aan
'oorlogszuchtige gevoelens die ooit de volkeren van het Oosten inspireerde
toen zij oprukten tegen Europa zoals in de dagen van Genghis Khan en de
kaliefen van de islam. Toch was dit anders, want het was voor een goede
zaak. Wanneer u uw dolken en revolvers trekt, vertelde Radek de
bijeengekomen moslims, was het niet voor het doel van verovering of Europa
te veranderen in een kerkhof, maar om een nieuwe beschaving van vrije
arbeiders en boeren op te bouwen. Dit was geen golf van barbarij of een
nieuwe bende Hunnen. Dit was 'het Rode-Oosten, die samen met de
Europese arbeiders een nieuwe beschaving zullen creren onder de
communistische vlag'. De afgevaardigden applaudisseerde wild. Het door

Sovjet goedgekeurde plan van Enver voor de jihad tegen het imperium van
Groot-Brittanni in het Midden-Oosten en India was eigenlijk gewoon dat van
hem en von Oppenheim s blauwdruk in oorlogstijd. Een kameraad legde uit
dat als Duitse bondgenoten de Ottomanen onder Enver louter landen
bevrijdde van het Russisch of Brits imperialisme om ze te overhandigen aan
Duits of Turks imperialisme, maar nu was het de macht van de massa die zou
zegevieren. Toch was er weinig tot niets bijzonder marxistisch of proletarisch
aan de strategie van Enver. Om de basis in Afghanistan eh het voormalig
tsaristisch grondgebied van Oost-Toerkestan te bouwen om een slag te slaan
in India, beloofde hij de Afghaanse heerser, koning Amanullah, die betrokken
was geweest bij de Duits-Ottomaanse strategie, te werven evenals enkele
van zijn contacten tussen Indiase moslims. Enver wende zich ook tot nog een
andere oude Duitse medewerker, de Indiase Roy die nu een communist was
geworden. Zijn taak was om een basis in de buurt van de Afghaanse-Indiase
grens voor te bereiden, vergelijkbaar werk wat hij voor de Duitsers een paar
jaar eerder had gedaan. Enver was echter nog steeds loyaal aan islamisme
en Turkse nationalisme. Na een tijd vechten voor de Sovjets tegen
islamitische rebellen in de Kaukasus, liep hij over naar de islamitische macht
en trainde hen langs Duitse linies. Toen hij Berlijn bezocht in 1922, vroeg hij
Hintersatz bij hem aan te sluiten. Hintersatz ging akkoord en vroeg een visum
aan bij de Iraanse ambassade, en was van plan over te steken naar het
opstandige gebied. Maar Hintersatz had nooit meer van Enver gehoord. Het
Rode Leger haalde in augustus 1922 in Tadzjikistan Enver in. In geval van
potische rechtvaardigheid, vermoorde de eenheid, geleid door een Armeen,
hem. Hintersatz voerde zijn deel uit ter voorbereiding van de komende strijd.
Hij adviseerde de Italiaanse inlichtingendienst tijdens de oorlog in dat land in
Ethiopi. Onder dekmantel als verslaggever voor Turkse kranten, ging hij naar
Ethiopi als een Italiaanse spion en won het vertrouwen van keizer Haile
Selassie. Hintersatz was ervan overtuigd dat de grote strijd tussen de
Duitsers en Britten om het lot te beslissen van de wereld zou plaatsvinden in
het Midden-Oosten. Toen de Tweede Wereldoorlog kwam, zou hij het bevel
hebben over een Duitse legereenheid van de Azerbeidzjaanse moslims
gerekruteerd in samenwerking met al-Husaini. Maar deze gebeurtenissen

lagen ver vooruit. Duitsland was in 1920 niet genteresseerd in de


buitenlandse avonturen, vooral in het Midden-Oosten. De eerste zorg was het
individuele en nationale overleven. Twee dagen voordat de Eerste
Wereldoorlog eindigde, wapperde de rode vlag op Duitse
overheidsgebouwen. Kaiser Wilhelm trad af en ging in ballingschap in
Nederland en een nieuwe liberale democratische grondwet was aangenomen.
Duitsland werd verslagen, ontwapend, kreeg de schuld van de oorlog, werd
gedwongen om de kosten van de Franse oorlogskosten te betalen en veel
grondgebied af te staan. Gesoleerde, gemarginaliseerd en uitgesloten van
internationale organisaties tot 1926, zag Duitsland ook haar contacten met
het Midden-Oosten volledig afgesloten. Duitsers konden niet eens reizen
zonder een Brits of Frans visum. Een expert verklaarde in 1925, dat Duitsland
op een dag weer invloed zou hebben in het Midden-Oosten twijfelachtig lijkt.
Natuurlijk waren de Franse en Britten er van overtuigd dat Berlijn nooit meer
zou terugkeren naar een belangrijke marine rol in een gebied dat zij in beslag
wilde nemen. Om problemen te voorkomen en geen andere prioriteiten
hebben, accepteerde de leiders van de Weimar Republiek dit lot. Duitsland
deed alleen iets in het Midden-Oosten wanneer dat door de regeringen daar
herhaaldelijk gevraagd werd. Het beste voorbeeld was Afghanistan, nog
steeds bezig om Duitsland te gebruiken ter compensatie van de Britse en
Russische overheersing. In 1921 vroeg koning Amanullah diplomatieke
betrekkingen, educatieve uitwisselingen en Duitse adviseurs, samen met
handel en investeringen. Berlijn was zo voorzichtig dat het onmiddellijk de
Britten informeerde over de uitwisseling en deed niets voor meer dan twee
jaar. Alleen in het najaar van 1923 toen Brobba arriveerde, die islamitische
ex-gevangenen van de oorlog tegen de Fransen in de Eerste Wereldoorlog
had geleid, in Kabul met een zeventig-man-missie, met inbegrip van militaire
officieren om de Afghanen te trainen. Bijna onmiddellijk benaderde de
Sovjets hem voor een alliantie om de Britse overheersing in India te
ondermijnen, een belangrijk onderwerp in het plan van von Oppenheim.
Grobba wees hen af. Met de aarzelende Berlijnse regering nam de
particuliere sector het voortouw. Ondernemers startte een Duits-Iraanse
Vereniging, onder leiding van von Hentig; een Duits-Turkse Genootschap,

onder leiding van de president van de Deutsche Bank Arthur von Gwinner
samen met Jckh; en een Egyptisch-Duitse Kamer van Koophandel onder
leiding van Aziz Cotta Bey. De Duitse Orint Bank heropende in Turkije in
1924 en in Egypte in 1926, met een groot effect op beide landen. Een
Egyptische ondernemer die in een filiaal werkte van de Duitse bank in
Istanbul, Talat Harb, gebruikte deze ervaring om de eerste eigen Egyptische
bank te beginnen, Bank Misr, in Cairo. Ook Celal Bayar, die in een filiaal van
de Duitse bank in Istanbul had gewerkt, richtte de Trkiye I Bankasi in 1924
op. Een tiental jaar later werd hij premier en zou dan nauw samenwerken met
Hitlers gezant, von Papen. Met gebruik van dergelijke oude contacten en
ervaringen, herbouwde Berlijn haar commercile aanwezigheid met een
opmerkelijke snelheid. Einde jaren 1920, was Berlijn weer van de op twee na
grootste handelspartner in de regio, alleen overtroffen door Groot-Brittanni
en Frankrijk. Dat wilde niet zeggen dat er geen politieke contacten waren.
Veel jonge nationalisten uit het Midden-Oosten zagen Groot-Brittanni en
Frankrijk als hun vijanden. Begin 1920, gingen ze naar Berlijn om te studeren
of daar in ballingschap. In 1922 zagen de Britse beleidsmakers deze trend.
Hun Commissie Oosten Onrust wees op de stijgende anti-Europese
sentimenten in de hele regio waarin nationalisten, islamisten en communisten
gereed waren om samen te werken. Maar de actie concentreerde zich niet
het Midden-Oosten of Zuid-Azi, maar Europa zelf, met veel activisten die
toevlucht namen in Duitsland, Itali en Zwitserland. Radicale kranten als
Azadi ash-Sharq, Liwa al-Islam, en Echo de l'Orient werden gepubliceerd in
Berlijn en gesmokkeld naar Egypte, Iran en India. Pan-islamitische en
nationalistische clubs in Duitsland hielpen mee in hun thuisland geheime
organisaties op te bouwen en opstanden te beramen. Er was geen direct
gevaar, concludeerde de Britten, maar de geest van de revolutie kon, indien
ongecontroleerd, losbarstten in de toekomst. Echter gedurende deze periode
wilde Duitsland problemen vermijden en richtte zich op de strategie die von
Bismarck had aanbevolen: koophandel, ruilhandel en cultuur. Maar wat zou er
gebeuren als er een nieuw regime aan de macht kwam om de aanpak van de
Kaiser's te doen herleven op een moment dat de regio meer aan het
losbarsten was dan in 1914? Elke mogelijke wapen zou worden gebruikt in

wat hij beschreef als een oorlog van gepassioneerde haat: verschroeide
aarde tactiek, sabotage, terrorisme, gifgas en bacteriologische oorlogvoering.
Schrijvend aan Mein Kampf in zijn gevangeniscel en ongetwijfeld vloekend
naar von Seeckt als een verrader, had Hitler nooit kunnen dromen over dat
het Duitse leger zijn werk voor hem deed en dat hij op een dag zou profiteren
van de voordelen van von Seeckt 's arbeid. Hitler was tijdens het vervloeken
op joden en communisten als zijn vijand, niet op de hoogte dat de
communisten, met inbegrip van joodse Sovjet- ambtenaren als Radek, zijn
nieuw leger aan het opbouwen waren. Net zoals von Seeckt zich wendde tot
de veteranen van het Midden-Oosten en op von Oppenheim s, hulpmiddelen,
zo gebruikte Hitler ze bij het bouwen van zijn nazipartij. De toekomstige
dictator dacht ook al aan de Arabieren en moslims als betrouwbare
bondgenoten. In het ontwerp van zijn boek, maar dit heeft het niet gehaald in
de definitieve versie, telde Hitler de mensen van het oude Egypte en India als
voorbeelden van Arische culturen. 'Ik ben belemmerd', verklaarde Hitler, 'door
de loutere kennis van raciale inferioriteit van de zogenaamde onderdrukte
naties te koppelen met het lot van mijn eigen volk met die van hen.' Toch liet
hij ruimte voor tijdelijke allianties met degenen van wiens hulp Duitsland zou
profiteren. Toch zou Hitler s romantiek over Arabieren, moslims en het
Midden-Oosten uiteindelijk hen hun vormen ( make-up ?) vergeven. Het
verleden beleid van Duitsland in de regio benvloede hem ook. Niet dat hij zijn
vorige Duitse ervaring kritiekloos overnam: hij bestudeerde de carrire van
Enver en prees de tactische flexibiliteit van de Ottomaanse leider. Maar hij
concludeerde dat Duitsland een vergissing beging om zich bondgenoot te
maken met het aftakelende Ottomaanse Rijk. Hij wilde nieuwe, krachtige
revolutionaire bewegingen vinden, buitenlandse equivalenten van zijn eigen
nazipartij. Hij merkte ook het falen van het beleid van de Kaiser op om jihad in
Egypte en India te promoten. Hoewel Hitler een vrijdenker was, die religie in
de politiek wantrouwde. Hij waardeerde haar vermogen om fanatisme in de
strijd te promoten. Pas nadat hij de macht had en een ontmoeting had met
twee Turkse generaals veranderde zijn gedachten over het nut van de jihad.
Onder het motto 'Arirs gebruikten altijd lagere rassen', opende hij de deur
naar het omgaan met mensen met een relatief lichtere huidskleur '-een

categorie incluis Arabieren, Afghanen, Armenirs, Indirs, Iranirs en Turken,


in wie hij 'de laatste zichtbare sporen van vroegere meester rassen' zag.
Hitler begon ook interesse te tonen in de Zionistische kwestie. De Joden
hadden geen aparte staat nodig, beweerde hij, omdat zij een 'kolonie van
parasieten' waren die elke andere natie probeerde te domineren. Hitler zei dat
Zionisme slechts een dekmantel was voor de in de Protocollen van de Wijzen
van Zion beschreven organisatie. Hij legde uit dat zelfs als het boek zelf een
vervalsing was, het nog een accurate beschrijving was van wat de Joden
deden. Hitler was echter eerst voorzichtig over het Midden-Oosten omdat hij
hoopte op een alliantie met Groot-Brittanni. Daarom wilde hij niet overkomen
alsof hij aasde op Britse kolonin of zeeroutes door de Middellandse Zee en
het Suezkanaal. Hij voorzag de uitbreiding van Duitsland als in Europa zelf en
de belangrijkste strijd als zijnde te worden gestreden tegen de Sovjet-Unie en
Frankrijk. Zijn proces na de poging tot staatsgreep in Mnchen had Hitler een
nationale held gemaakt en zijn partij groeide snel na zijn vrijlating uit de
gevangenis. Geholpen door de economische depressie, groeide de nazi's van
18 procent van de stemmen in de verkiezingen van 1930, tot 33 procent in het
najaar van 1932 en 44 procent in het begin van 1933. Op 30 januari 1932
werd Hitler de Duitse kanselier, van gevangenis cel tot aan de macht in totaal
slechts zeven jaar. Ver weg was n van Hitler's overwinning vierende alHusaini in Jeruzalem. De grootmoefti bezocht het Duitse consulaat daar om
zijn felicitaties aan de nieuwe kanselier te sturen. Tijdens de jaren 1920,
terwijl Hitler aan de nazibeweging bouwde, was al-Husaini bezig met zijn
eigen bouw van een militant netwerk waarin hij islamisme, pan-Arabisch
nationalisme en de Palestijns-Arabische nationalisme combineerde. Met de
open, militante islamitische beweging in het midden van de veilige haven van
Berlijn, had al-Husaini hoge verwachtingen van zijn oude Duitse kameraden
als de beste toekomstige bondgenoten. Het was in Berlijn waar de radicale
islamisten voor het eerst de meer gematigde moslims confronteerden en
versloegen, hun ideologie en propaganda opbouwden en internationale
netwerken ontwikkelden. Al in 1920 waarschuwde de Londen Times al over
islamitische militanten in Duitsland, een profetisch rapportage; 'Het is
waarschijnlijk dat veel, zo niet alle, van deze terugkerende studenten een

ernstig gevaar zullen zijn voor de vrede in Noord-Afrika en het Midden-Oosten


omdat zij zullen terugkeren als pro-Duits of bolsjewistische agenten. Toen de
nazi's aan de macht kwamen en hun Midden-Oosten beleid begonnen te
formuleren, vonden ze een betrouwbaar stel netwerken en activisten op hun
stoep. Veel van de betrokkenen waren von Oppenheim s veteranen, zowel
Duitse als moslim. En hun naoorlogse inspanning begon in de laatste dagen
van de oorlog. Toen de vrede terugkeerde in 1918, werkte ongeveer zestig
mensen de helft van hen Duitse experts en de helft van hen moslims- voor
von Oppenheim s organisatie in Berlijn. Herbert Mller, n van de
afgevaardigden van von Oppenheim, vroeg het ministerie van Buitenlandse
Zaken om de veiligheidsdienst en onderliggende organisatie te transformeren
in het Duitse Orient Instituut, opgericht op 1 november 1918, met Mittwoch,
het laatste hoofd van de nieuws organisatie, als eerste directeur. Andere
groepen uit de oorlogstijd, opgezet voor de jihad inspanning, bleven ook
doorgaan in de jaren na de oorlog, met inbegrip van de volgende
samenlevingen; het Duits-Egyptische, Duits-Turkse en Duits-Iraanse; het
Indiase Onafhankelijkheid Comit, het Centraal Comit van de Indiase
nationalisten, de Unie van Vrienden van India; het Iraanse comit, het
Tunesische Onafhankelijkheid Comit en de Vereniging voor Egyptische
Bevrijding. Tijdens hun verblijf in Berlijn zette Talat en Enver, de vluchtende
voormalige heersers van het Ottomaanse Rijk, de Unie van de Revolutionaire
islamitische samenlevingen op, die hun dood in respectievelijk 1921 en 1922,
overleefden. Activisten uit Zuid-Azi bleven ook oude projecten van von
Oppenheim continueren. In 1923 drukte Mohammed Wali Khan, een Afghaan,
zijn tweewekelijks tijdschrift The Crescent in Berlijn. Kabul ambassadeur in
Berlijn, Ghulam Siddiq Khan, een vertrouweling van al-Husaini en later
Afghaanse minister van Buitenlandse Zaken, bevorderde ook de islamitische
zaak tegen de Britse overheersing in India. De vertegenwoordigers van de
Indiase kalifaat beweging en de Moslim Liga organiseerde zich langs dezelfde
lijnen. Dat waren onder andere Mahendra Prarap, de broers Mohammed en
Shaukat Ali en Mohammed Iqbal, de belangrijkste ideologie voor de creatie
van Pakistan als een islamitische staat. Britse rapporten van
inlichtingendiensten in de jaren 1920 brachten herhaaldelijk moslim

communisme in India-die uiteindelijk bloedige afscheiding zou brengen - in


verband met von Oppenheim s erfenis en de in Berlijn gevestigde islamisten.

Figuur 12.
De voorpagina van Mohammed Wali Khan's tweewekelijkse The Crescent,
een van de vele islamitische tijdschriften gepubliceerd in Berlijn na de Eerste
Wereldoorlog, toont een Waziri strijder tegen de Britten in het grensgebied
tussen India en Afghanistan. In de naoorlogse periode werd de Duitse
hoofdstad een magneet voor Arabische, Afghaanse, Iraanse, Indische,
Koerdisch, Turks, en Turkistans nationalisten en islamisten.
Een andere veteraan van von Oppenheim s nieuwsorganisatie was Shakib
Arslan, die aanwezig was bij de Kaisers 1898 toespraak in Damascus die
voor het eerst openlijk het islamistische beleid van Duitsland uitdrukte.
Aangekomen in Berlijn in 1921, zou Arslan de plaatselijke islamitische
beweging leiden, cordineren met al-Husaini en nauw samenwerken met de
nazi's. Arslan herhaalde de mantra van de von Oppenheim groep vaak dat
Duitsers en moslims natuurlijke bondgenoten waren. Geboren in 1869 in een
prominent Libanese Druzen familie, was Arslan lid van het Ottomaanse
parlement geweest en ondersteunde het Ottomaanse Rijk op islamitisch
grond, hielp op basis hiervan het begin van de Islamitische Welwillende
Maatschappij en Pan-islamitische Bond voor de Eerste Wereldoorlog.
Vervolgens werkte hij nauw samen met de Ottomaans pro-Duitse leider Enver

en maakte deel uit van het netwerk van vonm Oppenheim. Toen de Fransen
Libanon en Syri veroverden, verbanden ze hem en keerde hij terug naar
Berlijn en Genve. Tijdens de oorlog startte von Oppenheim en Arslan vele
Arabischtalige kranten in Europa. Ver weg van de onderdrukking van MiddenOosten heersers en invloed van koloniale machten, werden deze publicaties
radicaler. Arslan, een productief schrijver, promootte islamisme via De
Nieuwskrant van het Oosten in Damascus. Begin 1930, gaf hij de
maandbladen La Nation Arabe en Al-Islam uit. Arslan gaf ook een boek uit dat
jaar vragend hoe moslims hun verval konden omkeren. Zijn antwoord werd
vanaf toen door islamisten aanvaard: neem Europese technologie over, maar
verwerp haar waarden en in plaats daarvan laat het islamisme herleven als
de manier om de staat en de samenleving te regeren. Naast Arslan en zijn
vriend al-Husaini, was er een derde afgezette pro-Duits sleutelfiguur Khedive
Abbas Hilmi van Egypte, die in Genve in ballingschap leefde. Dit trio,
architecten van de internationale islamitische beweging, zouden allen later
werken met de nazi's. Hilmi subsidieerde Arslans bladen zoals de
tweewekelijkse Liwa al-Islam, opgericht door Arslan in 1921, zijn Egyptische
plaatsvervanger Abd al-Aziz. Jawish, en de Turkse islamitische Ilias Bragon.
Jawish hadden ook voor von Oppenheim gewerkt en behielden goede
contacten met revolutionaire bewegingen in hun eigen land, waaronder de
Moslim Broederschap leider, Hassan al-Banna. Met financile steun van Hilmi
begonnen Arslan en Jawish de Orint Club in 1920 voor moslims die in
Duitsland wonen.. In 1924 verhuisde Arslan zijn basis naar Zwitserland,
bezocht Berlijn vaak, en hield al Husaini goed genformeerd. Jawish werd de
leider van de beweging in Berlijn, gaf assistentie aan de meest dynamische
jonge islamiet van de nieuwe generatie, de Syrisch geboren Mohammed Abd
an-Nafi Shalabi. Toch was de beweging klein op een moment dat het
Ottomaanse Rijk werd gesloopt, de laatste sultan afgezet en de Europese
koloniale controle op zijn hoogtepunt was. Maar deze mannen werkten
onvermoeibaar aan het voorbereiden van een basis voor het islamisme (het
Arabische woord voor 'basis' is al-Gaida) in Europa en een netwerk in de hele
islamitische wereld in meerderheid, van Marokko tot aan India. Dit was op zijn
minst een ambitieus programma te noemen, maar op de lange termijn werkte

het plan en de resultaten ervan confronteerden de wereld in de


eenentwintigste eeuw. De eerste uitdaging van de islamisten 'was om de
controle van de moslimgemeenschap in Duitsland te grijpen. Tijdens de jaren
1920, waren er ongeveer slechts 2.500 moslims in heel Duitsland, terwijl in
Berlijn er zowat 250 waren. De best georganiseerde onder hen, die de enige
moskee van de stad beheersten, waren 50 leden van de Ahmadiyya-sekte,
een niet- politieke groep, die de meeste moslims als ketters zagen. Al-Husaini
leverde fondsen voor Arslan, Jawish en Shalabi om een Islam Instituut in
Berlijn op 4 november 1927 te starten met Shalabi als leider. Arslan en
Shalabi, evenals de vijftigjarige Ahmadiyya leider Muhammad Ali, gaven de
belangrijkste toespraken, maar de controle was stevig in de handen van de
islamisten. Ironisch genoeg, gezien wat Arslan zou pleiten als een nazibondgenoot in een paar jaar, was zijn thema dat de islam boven alle raciale
ruzies of claims van superioriteit stond. Zoals kolonialisme afnam, voorspelde
hij, zouden de Arabieren hun macht onder islam vernieuwen zowel politiek
als via religieuze begeleiding. Het instituut werkte nauw samen met Duitse
sympathisanten, van wie velen spoedig Nazi ambtenaar zouden worden. Von
Papen, hoofd van het ere-bestuur van het instituut, zou n van de
belangrijkste beleidsarchitecten zijn van het Derde Rijk voor de MiddenOosten kwesties. Een andere deskundige, Georg Kampffmeyer van de
Universiteit van Berlijn en een medeoprichter van het instituut, had voorheen
geserveerd in het Duitse leger aan het Iraakse front. Kampffmeyer was ook
de maker van een vroege vorm van 'politieke correctheid' en
'multiculturalisme'. Hoewel er velen op dat moment spraken van de
'Europeanisering van het Oosten ( pdf )- de titel van een boek uit 1934 van
Hans Kohn - bekritiseerde Kampffmeyer dat idee. Hij verzette zich tegen de
seculiere orintatie van Turkije en stelde dat islam een beter kader was voor
het besturen van landen in het Midden-Oosten. In zijn toespraak bij de
opening van het instituut zei Kampffmeyer dat het de islamitische studenten
met moderne kennis toe moest rusten, zodat ze konden terugkeren naar hun
thuisland als leiders. Sinds het instituut werd gecontroleerd door islamisten,
zouden ze terugkeren als pro-Duitse islamitische leiders. De islamisten
volbrachten hun overwinning in 1928 door het de Ahmadiyyas uit de moskee

leiderschap te gooien. Op 3 maart 1930, namen ze officieel de macht door de


nieuw gecreerde Duitse moslimgemeenschap onder hun controle te
registreren. Op dat moment waren er ongeveer drieduizend moslims in
Duitsland, maar de Islamieten grepen de macht met slechts ongeveer 10
procent van hen. Inderdaad was de pro-Duitse orintatie van de beweging zo
sterk dat zelfs de Londense Pan-islamitische samenleving werd gecontroleerd
door voorstanders van een alliantie met Duitsland. Terwijl al-Husaini achter de
schermen opereerde en Arslan optrad als senior staatsman, werd het
belangrijkste deel voor deze overname toegeschreven aan Shalabi, hun
luitenant op het toneel. Slechts negenentwintig jaar oud in 1930, leek hij de
rijzende ster van de beweging te zijn. Geboren in Aleppo, toen een
Ottomaanse geregeerd Syri, arriveerde hij in 1923 in Berlijn om techniek te
studeren bij Charlottenburg College. De dynamische Shalabi leidde
tegelijkertijd zowel de Arabisch-nationalistische als islamitische
studentenverenigingen, een duidelijk teken van hoe deze bewegingen met
elkaar verweven waren.

Figuur 13.

De Alhmadiyya moskee in Berlijn-Wilmersdorf werd ingehuldigd in 1927. In


1920 woonden ongeveer vijfentwintighonderd moslims in Duitsland, 250 van
hen in Berlijn. De moskee zelf was een niet-politieke, en enkele van haar
aanbidders waren het slachtoffer geworden van de opkomend nazisme,
maar het was ook de plek waar de voormalige 'Asian strijders van de Eerste
Wereldoorlog, zoals Franz von Papen en Erich Ludendorff de gelederen
sloten met de nationalisten en islamisten van Genve onder Shakib Arslan,
gesteund door Amin al-Husaini. De grootmoefti had ook een andere basis in
Berlijn, een tak van het Islamitische World Congres, die elkaar ontmoette in
1931 onder zijn voorzitterschap.
Een van zijn naaste collegas en medestudenten was de Egyptische Kamal
ad- Din Jalal die later een nazi overheidsfunctionaris zou worden. Na het
afstuderen bleef hij in Berlijn redigeerde Shalabi een maandelijkse
Eigentijdse Islam en twee weekbladen; De Islamitische Student, voor
moslims studerend in Europa, en Islamitische Weerkaatsing. Alsof dat nog
niet genoeg was, liep hij ook wat hij noemde 'de nieuwsdienst van de
Islamitische Bevrijdings Beweging'. Shalabi's wereldkijk en de politieke lijn
van de Bewegingen werden beschreven in een artikel dat hij schreef voor
General Erich Ludendorff' s tijdschrift, Ludendorff s Volkswarte, in 1931. De
populaire generaal was een beruchte antisemiet die de voorkeur voor Hitler
had zonder een volgeling te zijn. In zijn artikel, 'Palestina onder Joden en
Arabieren', ondersteunde Shalabi al-Husaini. Hij citeerde uitvoerig uit de
klachten van de oom van de grootmoefti, Musa Kazim al-Husaini, over de
vermeende barbaarse misdaden van de zionisten en hun Britse supporters in
Palestina. Shalabi verklaarde dat Palestina behoorde alleen aan de Arabieren
die terreur en boycots gebruikten tegen de Joden tot het zionisme vernietigd
was. Hij pleitte, twee jaar voordat Hitler aan de macht kwam, voor een
economische boycot en ook andere anti- joodse acties in Duitsland; hij stelde
een jihad tegen alle Joden voor en niet alleen Zionisten; en vroeg de Duitsers
om een nieuwe oorlog tegen 's werelds Jodendom' en Britten te
ondersteunen. Shalabi' s volledige leiderschapspotentieel werd echter nooit

getest. In de zomer van 1933, slechts tweendertig jaar oud, verdronk hij in
een meer in het Berlijnse Grunewald Park. Samen met de controle van de
moskeen, de islamitische gemeenschap, politieke groepen en publicaties,
zochten de islamisten naar een creatie van een internationale cordinerende
organisatie, het Algemene Europese Islamitisch Congres. Dit zou een tak zijn
van al-Husini' s Generaal Islamitisch Congres, in Jeruzalem in 1931 opgericht
tijdens een bijeenkomst van 132 afgevaardigden uit 22 landen. Terwijl het
schijnbare idee was om steun te mobiliseren voor de Palestijnse Arabieren
tegen de zionisten, maakte de ontmoeting ook deel uit van al-Husaini' s groter
plan om de wereldleider te worden van de islamieten. Onder hen die bij het
Europese project betrokken waren, zijn; Arslan; Abbas Hilmi; Riyad as-Sulh,
een vooraanstaande Libanese politicus en Mahmud Salim Ibn al-Arafati, een
Egyptenaar die in Parijs leeft. Ter voorbereiding op deze stap, richtte een
Iraanse student, Husain Deens, de Berlijnse afdeling op van het Islamitisch
Wereld Congres op 31 oktober 1932 in de vergaderzaal van de moskee. De
twintig oprichters uit acht landen maakten Danish hun leider en een
voormalige Ottomaanse officier uit Syri, Zaki Kiram, zijn plaatsvervanger.
Shalabi werd in de raad van bestuur gezet. Hun programma bestond onder
meer uit de oprichting van islamitische scholen in Duitsland op basis van de
sharia. Danish werd redacteur van het Nazi-gesteunde Franstalige tijdschrift
La Jeune Asie ( Jong Azi). In september 1935 kwamen zesenzestig moslim
afgevaardigden bijeen in Genve, thuisbasis van zowel Hilmi als Arslan. Wie
ook deelnam was de Bosnische moefti, Salim Mufti. die daar al-Husaini's
vertegenwoordiger zou worden. Arslan had Mussolini overgehaald om
vertegenwoordigers te sturen. Maar de kans op een botsing tussen de
islamitische en fascistische belangen werd levendig weergegeven toen de tot
moslim bekeerde Italiaan, Laura Veccia Vaglieri een toespraak gaf die het
Italiaans koloniaal bewind in Libi prees, wat een regen aan bezwaren uitlokte
van andere afgevaardigden. Echter gaf de nazi-islamitische schakel in Berlijn
geen problemen. Tijdens de jaren 1930, floreerde het islam Instituut van alHusaini en Arslan. Uiteindelijk namen de Nazis in 1939 het instituut volledig
over met de hulp van haar leidende figuren. Nazi-geleerden waren zich zeer
bewust van het potentieel van islamisme als een politieke beweging en de

parallellen met hun eigen kijk op de wereld. Bijvoorbeeld, Paul Schmitz-Kairo,


die in Caro woonde als verslaggever voor de nazikrant Vkischer
Beobachter, die in 1937 een boek schreef over het onderwerp waarin hij het
islamisme beschreef als een beweging die Westerse interventie in de landen
van de islam tegenwerkten. Toegegeven dat Schmitz opmerkte dat de eerste
fase van de beweging het instrument van de Ottomaanse sultan in de jihad in
de Eerste Wereldoorlog had gefaald. Maar de nieuwe, het gemoderniseerde
islamisme, vermengd met nationalisme, was veel krachtiger. Inderdaad, de
mix van religie en volksgedachte, het bevorderen van zowel de
geestelijke als etnische eenheid tegen het Westen, zou een sterkere dan
een gewoon nationalisme maken. Terwijl Schmitz betwijfelde of alle
moslims zich zouden kunnen verenigen in n staat, dacht hij dat de
'traditional intolerantie van Islam' haar overwinning in de oorlog tegen
buitenstaanders gegarandeerd zou winnen. De grootmoefti, die hij
goedkeurend de leider van de 'Palestijnse terreur organisatie' noemde en de
Moslim Broederschap, waren de belangrijkste voorbeelden van deze nieuwe
bewegingsvorm. Maar ondanks het feit dat het islamisme een anti- Westen
beweging was, was Schmitz-Kairo profetisch op een aantal punten. Hij
voorspelde een toekomstig islamitisch politieke opleving in Turkije; dat de
Sovjets de islam zouden gebruiken als een strategisch instrument; dat de
islamieten zich goed aanpasten in het gebruik van moderne technologie; en
dat ze hun snellere groei van de bevolking konden gebruiken om het Westen
te ondermijnen. Een ander belangrijk gelezen boek door Duitse leiders op dat
moment was het werk van de pro-Nazi Hans Lindemann in 1941. Het was
een goed genformeerd overzicht van de recente regionale geschiedenis die
sprak van de botsing tussen de islam en het Westen als ook de parallellen
tussen nazisme en islamisme. Lindemann citeerde een 1937 Britse
beschimping dat al-Husaini de Kleine Hitler van het Midden-Oosten was als
een positieve beoordeling. Hij concludeerde dat de overgrote meerderheid
van de Arabieren al-Husaini zou volgen. Lindemann prees zelfs SaoediArabi als Het Derde Rijk in de Wahhabi stijl'. Lindemann zag islamisme en
nazisme ook als natuurlijke bondgenoten. Ook de islamieten geloofden in het
hebben van n sterke leider (Fhrer). Het nationaalsocialisme en het

islamisme deelden volgens de auteur deugden zoals enthousiasme, discipline


en een passie voor de eenheid. Ze hadden traumatische nationale
vernederingen en nederlagen ervaren, terwijl beide uit angst dat hun eigen
traditie werd gedesintegreerd bij het zien van buitenlandse uitdagingen.
Beiden waren verenigd in haat tegen de joden als een 'inferieur ras' en
trachtte hun volkeren te herstellen als wereldmachten. Het enige wat
Lindemann bekritiseerd in de islam is polygamie, maar besloot dat dit in de
tijd zou verdwijnen. Net als Schmitz, was Kairo Lindemann ook onder de
indruk van het hoge geboortecijfer van de Moslims. In Egypte merkte hij op
dat de helft van de bevolking jonger is dan achttien jaar, terwijl de gemiddelde
leeftijd in Frankrijk vijfendertig was en in Duitsland driendertig. Dit betekende
dat de nazi-invloed op de jongeren van het Midden-Oosten voor decennia zou
blijven weerklinken. Inderdaad, zoals jonge mannen als Abd ad-Nasir en asSadat; de oprichters van de Baath-partij; Arafat liet zich zien in de Moslim
Broederschap; en Saddam Husain, opgeleid door een radicale oom- duistere
nazi-sympathisanten op dat moment -zouden toekomstige heersers worden in
hun landen. Voordat de Tweede Wereldoorlog begon en lang voordat Hitler
aan de macht kwam, hadden al-Husaini en zijn bondgenoten de controle
genomen over moslimgemeenschappen in Europa, met Duitsland en
Zwitserland als hun hoofdkwartier. Niet alleen heeft deze beweging veel van
de kaders ingericht die spoedig met Duitslands poging zouden meewerken
om de hegemonie te verwerven in het Midden-Oosten, maar formuleerde ook
de islamitische ideologie die grotendeels onveranderd is gebleven in de
eenentwintigste eeuw. Vanuit het standpunt van het Derde Rijk maakte de
veranderende politieke situatie maakte een alliantie van het islamisme en
jihad een nog aantrekkelijker strategie dan in de tijd van de Kaiser. Duitse
schrijvers en nazi-ideologen benadrukte de levensvatbaarheid van de
islamitische beweging; diplomaten, militairen en inlichtingendiensten die met
moslims in de Eerste Wereldoorlog hadden gewerkt en goede contacten
onderhielden, geloofden nog steeds in de oorspronkelijk ontwikkelde
strategie van von Oppenheim en de Kaiser. Maar nu de leider van de
beweging niet een ouderen gesoleerde Ottomaanse kalief was, maar de
krachtige-jonge-wereldse-met goede contacten- leider van de Palestijnse

Arabieren, Arabisch nationalisten en islamisten: al-Hajj Muhammad Amin alHusaini, ongeveer tien jaar jonger dan zijn idool, Adolf Hitler.
Jolanda mollema
Yaakov Siepman

voorgaande Hoofdstukken hier:

1) https://jowitteroosblog.wordpress.com/1-van-station-z-tot-jeruzalem/
2) https://jowitteroosblog.wordpress.com/2-de-christelijke-imperialistischestrategie-van-islamitische-revolutie/
3) https://jowitteroosblog.wordpress.com/3-een-jihad-in-duitsland-gemaakt/
4) https://jowitteroosblog.wordpress.com/2016/05/02/een-islamitischetoevlucht-in-berlijn/

You might also like