Professional Documents
Culture Documents
Leerkrachten Map
Leerkrachten Map
VIJVERONDERZOEK
HANDLEIDING VOOR DE LEERKRACHT
OF BEGELEIDER
Atheneum MXM
Melgesdreef 113
2170 Merksem
www.kamerksem.be
LEERKRACHTEN
HANDLEIDING
Beste leerkracht of begeleider,
Doelgroep
Leerlingen van de eerste graad van het secundair onderwijs.
Tijdsbesteding
Deze activiteit neemt ongeveer een hele voormiddag tot een hele dag in beslag, afhankelijk
van de gekozen uitbreidingen.
Doelstellingen
De leerlingen kunnen:
Een specifiek biotoop ontdekken.
Correct gebruik maken van meettoestellen.
Abiotische en biotische factoren onderzoeken.
Organismen classificeren aan de hand van bepaalde kenmerken.
De samenlevingsverbanden van organismen bestuderen.
De wet van eten en gegeten worden weergeven in een voedselketen.
Kritisch werken rondom ecologie en milieu, op zowel eigen leefniveau als mondiaal niveau.
Eindtermen
ET 7 In een concreet voorbeeld van een biotoop aantonen dat organismen een
levensgemeenschap vormen waarin voedselrelaties voorkomen.
Voorbereiding
De beste periodes, voor onderzoek in de tuin, zijn de maanden april-juni. In deze maanden
is de biodiversiteit het hoogst en is er een hoge bloei aan vegetatie om te onderzoeken. De
periode september- oktober is ook geschikt.
Het is belangrijk om met de leerlingen afspraken te maken over respect voor het materiaal
en de omgeving.
Neem eventueel een laptop mee en een USB-stick om de fotos van de leerlingen direct te
uploaden.
Verloop activiteit
Het pakket volgt een opbouw die vertrekt vanuit een orinterende fase. Tijdens deze fase
maken de leerlingen kennis met het onderwerp en activeren ze hun voorkennis.
We raden aan om de dag te starten met de energizer (inleidende opdracht) over Natuur. Zo
motiveer je de leerlingen om de natuur te ontdekken. En stil te staan, bij wat natuur juist voor
hen betekent en hoe ze deze natuur beschouwen en beleven.
Tijdens de opdrachten in de tuin gaan de leerlingen over naar onderzoekend handelen met
concrete materialen. Hier gaat de exploratiefase van start. De leerlingen gaan hier aan de
hand van instructies, proberen om kenmerken van de leefomgeving vast te stelllen. Ze
trachten waarnemingen te benoemen en proberen een vaststelling te maken. Uiteindelijk
vormen ze hieruit een besluit.
Hierna, terug in de klas volgt de fase van uitbreiding en verdieping. In deze fase wordt er
afstand genomen van het onderwerp en proberen de leerlingen grotere verbanden te leggen.
Tijdens deze fase gaan de leerlingen dit onderwerp abstraheren en schematiseren.
Groepsverdeling
De leerlingen worden verdeeld in groepjes van maximum 5 leerlingen per groepje.
Elke leerling krijgt een taak binnen de groep om hun verantwoordelijkheid te stimuleren. In de
ontdekkingskoffer kan u nekhangers met de groepsrollen vinden. De groepsrollen bestaan uit:
o Leider: Is verantwoordelijk voor de groep, voert het woord en zorgt voor een goede
samenwerking tussen de groepsleden.
o Verslaggever: Spreekt af met de groep welk antwoord de groep noteert. Zorgt dat alle
antwoorden ingevuld worden.
o Organisator: Zorgt dat de opdrachten correct worden uitgevoerd en houdt de tijd in de
gaten.
o Materiaalbaas: Is verantwoordelijk voor de zorg van het materiaal in zijn groep.
o Fotograaf: Neemt fotos tijdens de uitvoering van de opdrachten en de omgeving
Uitleg symbolen
Achter elke opdracht kan je in deze map de nodige informatie vinden. Hier is dit telkens
aangegeven met dit libelsymbool.
Wanneer de leerlingen vroeger klaar zijn, kunnen ze na elke opdracht al starten met
de foto-opdrachten.
Uitbreidende opdrachten
Wij raden aan om een nabespreking te houden in de klas over de biotoopstudie en belangrijke
begrippen te herhalen. Door herhaling wordt de leerstof vastgezet. De fotos die de leerlingen
gemaakt hebben, kunnen hiervoor gebruikt worden.
Om de opdrachten te kaderen zijn er verwerkingsopdrachten aan verbonden. Dit zijn
voornamelijk spelletjes en opdrachten rondom natuur en milieuproblemen.
Deze opdrachten kan u naar keuze inzetten om de leerstof in de klas of in de tuin te verwerken
of uit te breiden.
Deze uitbreidende opdrachten kan je terugvinden in de roze map en ook op de website.
Evaluatie
Wij willen graag feedback krijgen van jou! Op de website kan je een evaluatieformulier
invullen.
Op de website kan je ook opmerkingen geven, vragen stellen of je ervaringen met het pakket
met ons delen. Zo kunnnen we het pakket blijven ontwikkelen naar de toekomst toe.
Heb je leuke fotos van je bezoek aan tuin? Of van het gebruik van dit educatieve pakket? Post
deze gerust op de website!
Nuttige informatie
Je kan ons contacteren via de website: http://ecologischpakkettuinprojectmxm.weebly.com/
Voor meer informatie kan u terecht bij het Koninklijk Atheneum Merksem.
ONDERZOEKSOPDRACHTEN
Opdracht 1: Wat zijn de kenmerken van deze leefomgeving
(biotoop) ?
Doelstellingen
Een globaal
beeld krijgen
van een biotoop.
Verschillende
abiotische
factoren
onderzoeken.
Materiaal
Tijdsplanning
Voorbereiding
Schrijfmateriaal
Tekenpotlood
Kleurpotloden
Eventueel gom
+- 20 minuten.
De begrippen
ecologie en
biotoop inleiden.
Het Natuur spel
spelen als
energizer.
Afspraken maken
met de leerlingen.
Verloop activiteit
De eerste opdracht is een orintatiegericht. De leerlingen orinteren zich op de plek waar ze
zich bevinden, hoe de tuin eruit ziet en vormen zich zo een beeld over dit biotoop.
De leerlingen vormen zich een beeld door de ontdekkingstuin te verkennen. Ze maken een
plattegrond en onderzoeken de omgevingskenmerken van de vijver.
De werkwijze en het benodige materiaal per opdracht kan je terugvinden op de leerlingen
werkfiches.
Extra informatie
Achter deze opdracht is informatie te vinden over ecologie en biotopen.
1. Ecologie
Ecologie kan je omschrijven als het deel binnen biologie wat zich bezig houdt met de invloed
van de omgeving op organismen.
Zowel biotische factoren als abiotische factoren hebben een invloed op de leefomgeving van
organismen.
Biotische factoren, zijn factoren afkomstig van de levende natuur. Dus dit omvat zowel planten
als dieren en kleine micro-organismen zoas bacterin. Voorbeelden van invloeden hiervan zijn:
concurrentie van soortgenoten, predatie, het voedselaanbod, bescherming door vegetatie en
nestgelegenheid.
Abiotische factoren, zijn factoren afkomstig uit de niet-levende natuur. Voorbeelden hiervan zijn:
de wind, licht, temperatuur, het zuurstofgehalte (of luchtsamenstelling) en de grondsoort.
Een individu is een enkel organisme. Een populatie is een groep individuen van eenzelfde soort,
waartussen voortplanting mogelijk is.
Een levensgemeenschap bestaat uit meerdere populaties van verschillende soorten die in
hetzelfde gebied leven.
Een biotoop (habitat) kan je omschrijven als een natuurlijke omgeving waarin een plant of dier
kan leven en zich voortplanten. Kenmerkend voor een biotoop zijn de specifieke
levensomstandigheden zoals de abiotische factoren. Een voorbeeld van een biotoop is een
vijver.
Een niche is beperkter en staat voor de plaats die een soort inneemt binnen een ecosysteem.
Een ecosysteem bestaat uit een levensgemeenschap (biotisch) en een biotoop (abiotisch). Een
bioom is een overkloepelende term van gelijkaarde soorten flora en fauna. bv. de toendra of
tropische bossen.
Materiaal
Tijdsplanning
+- 10 minuten.
Voorbereiding
Plastic flesjes met
kraanwater vullen.
Verloop activiteit
De leerlingen vormen zich een beeld bij het biotoop door de kenmerken hiervan met hun
zintuigen te onderzoeken en deze leren te beschrijven.
De leerlingen nemen een waterstaal uit de vijver en gaan de geur en de kleur vergelijken met
gewoon kraanwater. Aan de hand van deze informatie gaan de leerlingen conclusies trekkken
over de kwaliteit van het water.
Extra informatie
Achter deze opdracht kan je extra informatie vinden over de kenmerken van
vijverwater.
Materiaal
Tijdsplanning Voorbereiding
Gebruik maken
van een
thermometer.
Meetgegevens
interpeteren en
besluiten
vormen uit deze
gegevens.
De abiotische
factoren en het
leven in de vijver
met elkaar in
verband te
brengen.
Waterthermometer +- 10 minuten.
Demonstratie
geven gebruik
thermometer.
Verloop activiteit
De leerlingen meten eerst de temperatuur van de lucht en dan de temperatuur van het water.
Daarna bepalen de leerlingen aan de hand van de tabel het verband tussen temperatuur en
hoeveelheid opgelost zuurstofgas in het water.Daarna lossen ze de vragen op met behulp van
de achtergrondinformatie.
Extra informatie
Achter deze opdracht kan je informatie vinden over de invloed van temperatuur op het
vijverwater.
10
3. Temperatuur water
Voor het leven in het water is de temperatuur een belangrijke factor. De temperatuur heeft een
invloed op de hoeveelheid opgeloste zuurstof in het water. Zuurstofgas is minder goed
oplosbaar bij een hoge temperatuur.
Dus hoe warmer het water, hoe lager het zuurstofgehalte. In de zomer zal er hierdoor sneller
vissterfte optreden.
Er is dus meer zuurstof aanwezig in koud water en is hierin dus beste oplosbaar. De
temperatuurverschillen zijn minder groot op de dieptes dan aan de oppervlakte. Hoe dieper je
de temperatuur van het water meet, hoe minder de temperatuur benvloedt zal worden door de
luchttemperatuur.
Een groot volume water warmt minder snel op dan eenzelfde volume aan lucht. Dus andersom
geldt ook dat het minder snel afkoelt.
11
Materiaal
Tijdsplanning
Helderheidsschijf
(schijf van Secci)
+- 10 minuten.
Voorbereiding
-
Demonstratie
geven: Hoe
gebruik je een
helderheidsschijf?
Verloop activiteit
De leerlingen gaan de helderheid van het water na met behulp van een helderheidsschijf. Aan
het uiteinde van het touw zit een zwart-witte schijf vast. Op het touw staan strepen
aangegeven per (..cm)
De zwart-witte schijf is boven water goed zichtbaar omdat deze goed belicht is. Onder water kan
het zonlicht tegen gehouden worden door vertroebeling van het water. Op dit moment is de schijf
niet meer goed zichtbaar en na een tijdje zelfs helemaal niet meer.
Stap 1. Laat de schijf rustig in het water zakken.
Stap 2. Op het moment dat de schijf net niet meer zichtbaar is haal je deze weer uit het water.
Stap 3. Je leest af tot welk punt het touw in het water is geweest.
Stap 4. Dit punt is de zichtdiepte van het water en dit drukken we uit in cm.
Extra informatie
Achter deze opdracht kan je informatie vinden over de helderheid van het water.
12
4. Helderheid water
Helder water is voor veel dieren en planten van levensbelang. De helderheid van het water
bepaalt hoe diep het zonlicht kan doordringen. Veel vissen onder water hebben genoeg zicht
nodig om hun prooien te kunnen vangen. Is het water erg troebel, dan kan hij zijn prooi niet
zien en dan kan de jager verhongeren.
In helder water kan het licht dieper doordringen. Zonlicht is essentieel voor de
onderwaterplanten om te kunnen groeien en zuurstof te produceren. Water wordt troebel als er
veel algen in het water zitten of als de bodem wordt omgewoeld. Door veel warmte, zonlicht en
voedingsstoffen in het water kunnen algen zich heel snel vermenigvuldigen. Dit zorgt voor een
verminderde zichtbaarheid.
Wanneer het water troebel is of er veel planten op het wateroppervlak drijven zal je bijna geen
onderwaterplanten vinden in de vijver. Minder onderwaterplanten kunnen ook minder
waterdiertjes betekenen, dit komt door een tekort aan voedsel en zuurstof in het water.
De helderheid van het water kan veranderen door het jaar heen onder invloed van het weer.
Voornamelijk door hevige warmte.Maar ook een teveel aan plankton, vervuiling en de kwaliteit
van het grondwater benvloeden de helderheid.
Bijna geen enkel dier kan zonder zuurstof leven. Ook waterdieren niet. Dus ook in water, net
zoals in de lucht, is er zuurstofgas aanwezig die door organismen gebruikt wordt.
13
Materiaal
Tijdsplanning
+- 10 minuten
Voorbereiding
-
Een demonstratie
geven van de
opdracht.
Verloop activiteit
Afhankelijk van de periode van het jaar of de balans tussen de biotische en abiotische factoren
in de vijver kan het aantal planten of de soort planten variren.
Het is de bedoeling om de leerlingen te stimuleren om zoekkaarten te gebruiken en te leren
determineren aan de hand van kenmerken, door aandachtig te kijken.
Door het aantal soorten te onderzoeken is het de bedoeling dat de leerlingen inzicht krijgen in
de verscheidenheid aan soorten en verschillen tussen planten bij aanpassingen aan de
leefomgeving ontdekken.
14
5. Vegetatie
Langs de oever en in het water zelf komen verschillende waterplanten voor.
Op het land zijn vooral kruidachtige planten en grassen te vinden.
In het water zijn sommige planten aangepast aan de diepte van het water. Waterlelies kunnen
vrij drijven op het wateroppervlak door luchtholtes. Hoe dieper het water hoe langer sommige
wortels van de waterplanten zijn. Sommige zuurstofplanten zoals waterpest en fonteinkruid
leven helemaal onder water en staan in voor een deel van de zuurtofproductie en de zuiverheid
van het water.
Voor veel waterorganismen zijn waterplanten een bron van voedsel, een plek om te broeden of
te wonen.
15
1. Moerasplanten
Moerasplanten staan meestal met hun voeten in het water maar komen boven het water uit.
2. Oeverplanten
De wortel en het onderste deel van de Stengel staan beide onder water.
3. drijvende planten
De bladeren drijven en de wortels hangen in het water. Soms zitten de wortel in de bodem
vast.
4. onderwaterplanten
5. houtachtige planten
(Afb.sterrenkroos)
(Afb. Watermunt)
(Afb lisdodde)
16
Materiaal
Tijdsplanning Voorbereiding
+- 20 minuten.
Schepnetje
Emmer met
vijverwater
Witte plastic bak
Plastic lepeltje
Loepenpotje
Determinatiesleutel
waterdiertjes.
Afspraken
maken:
Voorzichtig
omgaan met het
materiaal.
Respect hebben
voor de diertjes
en planten.
De werkwijze
voor de
leerlingen
demonstreren.
Meenemen
watervlo naar de
klas voor
nabespreking.
Verloop activiteit
17
Via deze QR-code kan u een demonstratiefilmpje kijken over hoe je waterdiertjes kan
scheppen. Dit filmpje kan je ook terugvinden op de website.
Tip! Neem een staal water met water vlooien mee naar de klas om deze te bestuderen en
bespreken in de klas. Het geeft een beter beeld voor de leerlingen om de diertjes van dichtbij
te zien. Je kan de watervlooien onder de microscoop leggen of een filmpje met een close-up
laten zien.
Extra informatie
Achteraan deze opdracht informatie te vinden over verschillende waterorganismen.
18
6. Waterorganismen
In het zoete water leeft heel wat meer dan je zo met het blote oog kan zien. Er leeft een wereld
met een grote verscheidenheid aan levende wezens aantreffen. Sommige waterdiertjes zie je
zwemmen, andere kunnen we enkel zien onder de microscoop, zoals o.a. het noogkreeftje
en de watervlo.
Hoeveel planten of dieren er van een bepaalde soort in het water voorkomen, hangt in grote
mate af van de hoeveelheid voedsel die voor iedere soort beschikbaar is. Door de relatie
tussen planten, dieren en abiotische factoren zal een vijver in stabiele omstandigheden, een
natuurlijk evenwicht opbouwen.
(Foto: muggenlarf)
19
(Foto: Waterwants)
(Foto: Watervlo)
20
(Foto: Waterslak)
5. Spinachtigen (waterspin)
De waterspin brengt zijn hele leven in een luchtbel onder water door. Deze luchtbel noemen
we een duikerklok : de spin bevestigt een web aan een onderwaterplant. Dan zwemt hij naar
boven om een luchtbel te vangen, die hij meeneemt naar zijn web. De spin laat de bel los en
die stijgt op tot hij in het dak van het web zit. De spin moet zo'n 6 keer naar de oppervlakte en
terug om de duikerklok te vullen met lucht. Als de klok klaar is, kan hij erin eten, paren en
eieren leggen.
(Foto: Waterspin)
21
22
23
Materiaal
Tabel: betekenis
waterkwaliteit.
Tijdsplanning
+- 10 minuten
Voorbereiding
-
Deze opdracht
vraagt een sterke
begeleiding.
Verloop activiteit
De leerlingen gaan aan de hand van de verzamelde organismen de kwaliteit van het water
bepalen en maken kennis met het begrip biotische index.
Deze opdracht vraagt om veel begeleiding voor de leerlingen.
Extra informatie
Achter deze opdracht kan je informatie vinden over de waterkwaliteit van vijverwater.
24
25
Samenlevingsverban
den en
voedselrelaties
onderzoeken.
Zelf een
voedselketen leren
opstellen.
Vanuit gegeven
informatie
verbanden leggen en
besluiten vormen.
Materiaal
Tijdsplannin Voorbereiding
g
Lijst
voedselbronnen
voor waterdieren.
+- 10 minuten.
Inleiding geven
eten en gegeten
worden.
Verloop activiteit
Als begeleider kan je kiezen om gebruik te maken van de gevonden waterorganismen voor het
opstellen van een voedselweb, of je kan gebruik maken van de kaartjes met afbeeldingen.
Het begrip voedselrelaties moet eerst duidelijk zijn voordat de leerlingen aan de slag kunnen.
Simpelweg gaat dit over de wet van eten en gegeten worden. Soorten voedselrelaties
kunnen hier kort aangehaald worden. Bv. producent, consument,...
De leerlingen maken gebruik van de tabel eetgewoonten van waterdieren. Ze stellen
zelfstandig een voedselketen op.
Extra informatie
Achter deze opdracht is informatie te vinden over voedselketens.
26
B. Voedselketens
27
principe van
oppervlaktespanning
onderzoeken.
Het verband met de
leefomgeving van
organismen en
milieuvervuiling
onderzoeken.
De effecten van
mens op milieu
bespreekbaar
maken.
Materiaal
Glas met water
Duimspijkers
Detergent
(afwasmiddel)
Tijdsplanning Voorbereiding
+- 10 minuten.
Verloop activiteit
Deze opdracht is makkelijk uitvoerbaar en neemt niet veel tijd is beslag. Deze opdracht is een
aanzet om het verband met vervuiling en milieu te onderzoeken.
Door een eenvoudige proef uit te voeren wordt een complex principe heel visueel gemaakt.
Extra informatie
Achter deze opdracht is informatie te vinden over oppervlaktespanning en informatie
over de invloed van vervuiling op waterorganismen.
28
9. Oppervlaktespanning
De duimspijker kan op het water blijven liggen omdat het bovenste laagje van water heel
sterk is. Dit laagje heet de oppervlaktespanning. Het afwasmiddel breekt de
oppervlaktespanning. De punaise is zonder dit sterke laagje te zwaar om op het water te
blijven liggen.
29
Meer informatie?
Op deze websites kan u meer informatie vinden over:
NATUURBELEVING BIJ JONGEREN:
http://www.lne.be/themas/natuur-en-milieueducatie/nmerond/natuurbeleving/voor-jongeren
VIJVERORGANISMEN:
http://www.groenvanbijons.be/moeras-en-oeverplanten
http://www.bioplek.org/techniekkaartenbovenbouw/techniek86slootdieren.html
ECOLOGISCH PAKKKET TUIN MXM:
http://ecologischpakkettuinprojectmxm.weebly.com/
Op deze website kan u alle materialen terugvinden net als uitbreidende opdrachten en extra
filmpjes, spelletjes,...
Voor meer informatie over natuur, milieu en duurzame ontwikkeling, binnen de provincie
Antwerpen kan u terecht bij:
PIME
Mechelsesteenweg 365
2500 Lier
Telefoon: 015 31 95 11
E-mail: pime@provincieantwerpen.be
MOS
Turnhoutsebaan 232
2100 Antwerpen
Telefoon: 03 360 52 00
30
E-mail: rivierenhof@provincieantwerpen.be