1. Maak een korte samenvatting van de inhoud van het boek
Het boek begint op 1 januari 1705 705 bij de geboorte van Jasper Lievenszoon de Bonte in Zierikzee. Hij wordt opgevoed door zijn pleegmoeder Deesje. Na zijn opleiding als timmerman besluit hij toch om te gaan varen. Hij vaart mee met het schip Anna-Maria Anna naar Lissabon.
Maar het onheil slaagt toe, ze worden door de Tunesir
Akbar Abdallah gekaapt en tot slaaf gemaakt. Jasper wordt op de slavenmarkt verkocht aan de Janitsaar Abu Hassan. Hij gaat op strafexpeditie naar de Berbers, maar onderweg vindt er een moordpartij plaats plaa en Jasper is de enige overlevende. Hij rent weg van het bloedbad en hij valt in een holwoning waar hij verzorgd wordt door een e Arabische familie. Na het genezen van zijn wonden wordt hij tewerkgesteld in een oase. Jasper probeert de andere slaven over te halen in opstand te komen. Hij wordt hiervoor gestraft traft en wordt bediende bij de pasja van Gabs. Gabs. Later komt hij terug op de slavenmarkt terecht en gekocht door Akbar Abdallah. Jasper wordt verplicht erplicht te trouwen met de dochter van Abdallah. Jasper wijst wijs dat aanbod af omdat hij geen Moslim wil worden en zo belandt hij op de galeien. De galei waarop hij vaart kaapt ook een ander schip, maar er zit een lek in dat schip en dus moet Jasper (omdat hij timmerman is) het lek repareren. Op het schip organiseert Jasper muiterij en hij kaapt samen mett de bemanningsleden van het gekaapte schip het schip terug. Ze varen naar Spanje waar ze als helden onthaald worden en later vaart hij door naar Zierikzee, waar hij later toch besluit om weer de zee op te gaan.
2. Situeer het onderwerp in tijd en ruimte
Vrijgevochten van Thea Beckman speelt zich af in het begin van de 18e eeuw. Het boek begint op 1 januari 1705 bij de geboorte van Jasper Lievenszoon de Bonte. Bonte. Het verhaal speelt zich af: a
- In Zierikzee (een stad in de Nederlandse provincie Zeeland)
- Op het schip de Anna-Maria - In Tunis (de hoofdstad en tevens grootste stad van Tunesi)
3. Zet je het verhaal om naar een andere tijd, namelijk het Oude Nabije Oosten
Oorspronkelijk fragment (pagina 10, 11 en 12)
Langs de Oude Haven stond de Beurs, een mooie overdekte zuilengalerij in het hartje van de stad. Hier kwamen de graanhandelaren bij elkaar, maar het was ook een ideale plek om kwajongensstreken uit te halen. Achter de zuilen kon je je mooi verstoppen om dan plotseling tevoorschijn te springen als je iemand wilde laten schrikken. Aalvlug gleden de jongens tussen de zuilen door, links, rechts, dikwijls nagezeten door een woedende handelaar of een grommende rakker. Dat was dolle pret tot er eentje struikelde en zon handelaar de kans kreeg hem een oorveeg te geven die hem deed suizebollen. Maar juist het feit dat ze kans liepen een pak rammel te krijgen voelden de jongens als een uitdaging. Gevaar gaf sjeu aan het leven! En welke Zeeuwse jongen was bang voor een pak slaag? Ze waren eraan gewend, want had vader Cats niet geschreven: Wie zijn kinderen liefheeft, tuchtigt ze? Maar een paar dagen later zaten diezelfde boefjes met een vroom gezicht in de Lievenmonsterkerk, zongen luidkeels en onnoemelijk vals de psalmen mee, verveelden zich onder de preek, maar toonden diep respect voor de dominee met zijn witte bef en versleten pruik. Zo dartelden de drie vrienden door hun jeugd in de goede stad Zierikzee. Volmaakt gelukkig, zonder het te beseffen. En toch bijna al zijn handigheid en vlugge verstand droomde Jasper een onmogelijke droom. Reizen wilde hij, avonturen beleven, de wereld zien en schatten verzamelen! Niet ongewoon voor een Zeeuwse jongen, maar het was een wens die niet gemakkelijk te vervullen zou zijn. Zijn vriend Jacob was voorbestemd voor het zeemansleven, daarvoor zou stuurman Ham wel zorgen. Jasper was schreeuwend jaloers op die jongen. Hij wel! Maar het Nieuwjaarskind kwam niet uit een zeemansgezin. Zijn vader was een ambachtsman, net als zijn pleegvader Simon. Het lag voor de hand dat Jasper later zijn vader als timmerman zou opvolgen. En al was hij elk uurtje te vinden bij de Nieuwe Haven of bij het Havenkanaal, waar hij schepen kon zien binnenlopen of zien uitvaren, uitbundig door hem nagezwaaid hij besefte maar al te goed dat het bij zijn hunkering naar de verte zou blijven. Wat benijdde hij stuurman Ham, die kon wegvaren over de zeven zeen naar het onbekende, naar landen waar je zonderlinge mensen kon aantreffen met een donkere huid, ravenzwarte haren en scheefstaande voeten (zo was hem verteld), en waar wonderbaarlijke dieren rondliepen met een meterslange nek, of dwarsgestreept, geblokt, geruit en met bochels In Zierikzee zag je alleen de gewone dieren: vee, paarden, kippen, Bewerkte fragment (Oude Nabije Oosten) Langs de oevers van de Nijl stond de tempel met een mooie overdekte zuilengalerij in het hartje van de stad. Hier kwamen de handelaren van dadels, granen, vijgen, . bij elkaar, maar het was ook een ideale plek om kwajongensstreken uit te halen. Achter de zuilen kon je je mooi verstoppen om dan plotseling tevoorschijn te springen als je iemand wilde laten schrikken. Aalvlug gleden de jongens tussen de zuilen door, links, rechts, dikwijls nagezeten door een woedende handelaar of een grommende rakker. Dat was dolle pret tot er eentje struikelde en zon handelaar de kans kreeg hem een oorveeg te geven die hem deed suizebollen. Maar juist het feit dat ze kans liepen een pak rammel te krijgen voelden de jongens als een uitdaging. Gevaar gaf sjeu aan het leven! En welke Egyptische jongen was bang voor een pak slaag? Ze waren eraan gewend, want had vader Cats niet geschreven: Wie zijn kinderen liefheeft, tuchtigt ze? Maar een paar dagen later zaten diezelfde boefjes met een vroom gezicht voor de tempel van Karnak, baden voor de verschillende goden, maar toonden diep respect voor de priesters en priesteressen. Zo dartelden de drie vrienden door hun jeugd in de stad Karnak. Volmaakt gelukkig, zonder het te beseffen. En toch bijna al zijn handigheid en vlugge verstand droomde Timoe een onmogelijke droom. Reizen wilde hij, avonturen beleven, de wereld zien en schatten verzamelen! Ongewoon voor een jongen uit Karnak, het was een wens die niet gemakkelijk te vervullen zou zijn. Zijn vriend Papyrus was voorbestemd voor het leven als handelaar, daarvoor zou handelaar Imhotep wel zorgen. Timoe was schreeuwend jaloers op die jongen. Hij wel! Maar het Nieuwjaarskind kwam niet uit een gezin van handelaars. Zijn vader was een boer, net als zijn pleegvader Simon. Het lag voor de hand dat Timoe zijn vader hielp met het zware werk op het land. En al was hij elk uurtje te vinden bij de oevers van de Nijl, waar hij schepen kon zien binnenlopen of zien uitvaren, uitbundig door hem nagezwaaid hij besefte maar al te goed dat het bij zijn hunkering naar de verte zou blijven. Wat benijdde hij handelaar Imhotep, die kon wegvaren over de Nijl naar het onbekende, naar landen waar je zonderlinge mensen kon aantreffen met een donkere huid, ravenzwarte haren en scheefstaande voeten (zo was hem verteld), en waar wonderbaarlijke dieren rondliepen met een meterslange nek, of dwarsgestreept, geblokt, geruit en met bochels In Karnak zag je alleen de gewone dieren: katten, krokodillen, vissen,