Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 7

SAMENVATTING

Nummer 1
Vermogen = Het geheel van op geld waardeerbare – althans in de economische
sfeer liggende- rechten en verplichtingen die iemand heeft, dus het geheel van zijn
activa en passiva.

Actiefposten zijn bv. Als zijn eigendomsrechten, maar ook al zijn vorderingen.
Passiefposten zijn bv.verplichtingen of schulden.
De economische waarde van een vermogen kan uiteraard ook negatief zijn.

Vermogensverschuiving = Wijziging binnen het vermogen van de één brengt


tegelijkertijd wijziging in het vermogen van een ander.

Nummer 2
Recht (dubbelzinnig)= 1. Het geheel aan geldende regels.
2. Volgens die regels aan iemand toekomende bevoegdheid.

Het objectieve recht = Het geldende recht: de binnen een bepaald rechtsgebied op
een bepaald tijdstip geldende regels.

Het vermogensrecht houdt in: alle regels met betrekking tot de subjectieve rechten
en plichten die onderdeel van een vermogen kunnen vormen.

Voorbeeldregel Nederlands verbintenissenrecht:


“Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien dit uit de wet voortvloeit” (art 6:1;
ontstaan).
Voorbeeldregel van Nederlands goederenrecht:
“De eigenaar van een zaak is bevoegd haar van een ieder die haar zonder recht
houdt, op te eisen”
(art. 5:2: revindicatie).

Een subjectief recht = Een recht in de betekenis van een aan iemand toekomende
bevoegdheid (I have a right). Het heeft betrekking op een aan een bepaalde
persoon toekomend recht, dat deel uitmaakt van zijn vermogen, bijvoorbeeld een
eigendomsrecht of een vorderingsrecht.
Een subjectief recht bestaat slechts bij de gratie van een regel van objectief recht.
(Subjectief recht ta a la merced di objectief recht. Sin objectief recht no tin
subjectief recht).

Het begrip subjectief recht kan men, anders dan objectief recht, nooit gebruiken
zonder dat men er, in het enkelvoud, “het” of “een” vóór zet. Men kan spreken van
‘vermogensrecht’ als onderdeel van het objectieve recht, maar ‘vorderingsrecht’ of
‘recht van eigendom’ zonder meer maakt geen zin.

Voorbeeld vorderingsrecht:
Ik heb het recht van eigendom van een stuk grond.

Subjectief recht in het meervoud zonder lidwoord:


1
Vorderingsrechten zijn overdraagbaar, wat blijkt uit artikel 3:83 lid 1. (“Eigendom,
beperkte rechten en vorderingsrechten zijnoverdraagbaar, tenzij de wet of de aard
van het recht zich tegen een overdracht verzet.”)

Nummer 3
De subjectieve vermogensrechten zijn te onderscheiden in:
1. Rechten met betrekking tot goederen.
2. Rechten met betrekking tot personen.
Op dit verschil bouwt de onderscheiding van het objectieve vermogensrecht in
‘goederenrecht’ (goederen) en ‘verbintenissenrecht’ (personen).

Het goederenrecht is dat deel van het objectieve vermogensrecht, dat betrekking
heeft op de rechtsverhouding tussen een persoon en een goed.(bv. Aan wie behoort
een goed toe? Wie mag over een goed beschikken?)

Het verbintenissenrecht is dat deel van het objectieve recht dat betrekking heeft op
de rechtsverhouding tussen een persoon en een andere persoon. (bv. Kan een
persoon degene met wie hij een overeenkomst heeft gesloten aan die
overeenkomst houden? Heeft een persoon recht op schadevergoeding door degene
die hem schade heeft toegebracht?)

Verschil in soort subjectieve rechten.


In het goederenrecht hebben we te maken met rechten op goederen die de
rechthebbende in beginsel tegenover een ieder kan inroepen. Vanwege deze
derdenwerking (??), noemen we een dergelijk recht een absoluut recht of
goederenrechtelijk recht.
In het verbintenissenrecht hebben we te maken met rechten die niet tegenover een
ieder inroepbaar zijn, maar slechts tegenover een bepaald persoon, namelijk
degene met wie men in een verbintenisrechtelijke verhouding staat. Een dergelijk
recht heet een relatief recht. Het is slechts in een relatie tot een bepaalde persoon
tot gelding te brengen.

Voorbeeld 1:
A is eigenaar van een auto.
B steelt A’s auto.
B verkoopt de auto aan C.
A kan zijn eigendomsrecht inroepen tegen C.

Voorbeeld 2:
X heeft een opeisbare vordering uit geldlening op Y.
X kan alleen van Y terugbetaling vorderen, niet van Z.

De absolute rechten op goederen kenmerken zich door derdenwerking. Omdat zij de


positie van derden raken, kent de wet een gesloten systeem van absolute rechten.
Het objectieve recht erkent slechts de in de wet geregelde absolute rechten.

Het verbintenissenrecht kent een open systeem van verbintenissen.

2
Het goederenrecht is dwingend recht, d.w.z. dat partijen er niet van kunnen
afwijken. Dit laatste is slechts anders, indien uit de wet volgt.
Het verbintenissenrecht is een regelend recht, d.w.z. dat partijen vrij zijn om van de
wettelijke bepalingen af te wijken. Uitzonderingen bestaan er, voor gevallen waarin
één van de partijen te zeer in het nauw dreigt te komen of de positie van derden in
gedrang komt.
Nummer 5
Goederenrecht en verbintenissenrecht zijn niet los van elkaar te zien; ze zijn
onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Nummer 6
Opzet boek.

Nummer 7 t/m 10
Het Burgerlijk Wetboek omvat naast het vermogensrecht ook het personenrecht.

Boek 1: Personen – en familierecht


Boek 2: Rechtpersonenrecht
(zie 1.3 Regeling van het vermogensrecht in het BW)

HET EIGENDOMSRECHT IS EEN ABSOLUUT RECHT


Nummer 23: Inleiding. Tegenover wie kan de eigenaar zijn eigendomsrecht
handhaven?
(zie ook nummer 12).

Nummer 24: Exclusief karakter van eigendomsrecht.

Nummer 25: Droit de suite. Art. 5:2 geeft de eigenaar de bevoegdheid de zaak van
een ieder die haar zonder recht houdt, op te eisen. Deze bevoegdheid noemen we
“revindicatie”. Aldus kan de eigenaar zijn recht ook handhaven tegenover iedereen
die de zaak onrechtmatig onder zich heeft verkregen. Dit is een consequentie van
de regel date en eigenaar zijn recht tegen een ieder kan handhaven. Zijn recht volgt
de zaak indien zij uit de macht van de eigenaar geraakt. Deze speciale toepassing
van de absoluutheid van het recht van de eigenaar noemt men “droit de suite” of
“zaaksgevolg”.

‘Droit de suite’ wordt soms doorbroken, maar daarvoor is vereist dat de derde te
goeder trouw is. Dit betekent, dat de eigenaar niet alleen de vervreemder voor
eigenaar hield, maar dat de vervreemder dat ook redelijkerwijze mocht doen.

Nummer 26
Droit de préfénce/separatistpositie in faillisiment.
Een andere toepassing van de regel dat het recht van de eigenaar tegen iedereen
werkt, is dat de eigenaar het object van zijn eigendom als absoluut gerechtigde kan
opeisen indien de zaak zich onder een failliet bevindt. De eigenaar komt op grond
van de absolute werking van zijn recht een ‘separatistpositie’ toe. Een minder
duidelijke andere term voor separatistpositie is ‘droit de préférence’.

Faillisiment.

3
Wanneer een schuldenaar niet aan zijn verplichting tot betaling van een geldsom
voldoet, kan de schuldeiser krachtens art. 3:276 op diens vermogen verhaal
zoeken. Zijn er meerdere niet-betaalde schuldeisers, dan kan door één of meer
schuldeisers bij de rechtbank faillisement worden aangevraagd.
Faillisement is geregeld in het Faillisementswet. Door het uitspreken van het
faillisement, komt op het vermogen van de schuldenaar een algemeen beslag te
liggen. Door het faillisementsbeslag verliest de schuldenaar de mogelijkheid om nog
langer over de individuele vermogensbestanddelen te beschikken. Het vermogen
wordt als het ware ten behoeve van verhaal door de gezamenlijke schuldeisers
bevroren. De rechtbank stelt een curator aan die onder toezicht van een rechter-
commisaris het vermogen te gelde maakt, waarna de opbrengst onder de
gezamenlijke schuldeisers – en niet alleen de faillisementaanvrager(s) – wordt
verdeeld. Op grond van art. 3:277 lid 1 geschiedt die verdeling naar evenredigheid
van de omvang van iedere vordering. Is de opbrengst na aftrek van de
faillisementskosten bijvoorbeeld slechts 20% van de totale schulden die de failliet
heeft, dan ontvangt in beginsel ieders schuldeiser 20% van wat hij te vorderen
heeft.

Hoe zit het met A die zijn versterker bij de thans failliete X heeft staan?
Wanneer hij zich beroept op zijn eigendomsrecht komt hij niet als schuldeiser van X,
maar als eigenaar in diens faillisement op. Het faillisementsbeslag strekt zich niet
over de versterker uit omdat deze eigendom van A is en dus niet tot het vermogen
van de failliete X behoort. De schuldeisers van X hebben immers slechts een
verhaalsrecht op de vermogensbestanddelen van X en niet ook op die van A of een
willekeurige derde. A kan als eigenaar de versterker uit het faillisement van X
‘separeren’, eruit lichten als ware er geen faillisement.
De separatistpositie die aan A als eigenaar toekomt in faillisement van X, is opnieuw
een toepassing van de regel dat het recht van de eigenaar tegen iedereen werkt.
Het werkt hier namelijk tegen de curator in diens hoedanigheid van
vertegenwoordiger van alle schuldeisers; in feite dus tegen alle schuldeisers.

2.1.6 Het recht van de eigenaar is een absoluut subjectief vermogensrecht


op een zaak.
Nummer 27
Het recht van de eigenaar is een absoluut subjectief vermogensrecht.
Het recht van de schuldeiser uit een verbintenis is een ‘relatief subjectief
vermogensrecht’.
Wat betekent dit?

Voorbeeld koopovereenkomst.
De één geeft de koper een vorderingsrecht tot eigendomsoverdracht van de
gekochte zaak, waartoe de verkoper op zijn beurt is verplicht.
De ander geeft de verkoper een vorderingsrecht tot betaling van de koopprijs door
de koper, waartoe de koper op zijn beurt verplicht is.
Koper en verkoper zijn Aldus over en weer elkaars schuldeiser en schuldenaar.

Nummer 28.
Het recht van de eigenaar is een subjectief recht. Dit in tegenstelling tot het
positieve recht (=het recht in een bepaalde gemeenschap door mensen vastgesteld
of erkend) dat het op een bepaald moment in een bepaald gebied geldende
4
(objectieve recht) omvat. Dit objectieve recht verschaft aan de eigenaar de
bevoegdheid om over de aan hem toebehorende zaak te beschikken en daarvan
met uitsluiting van anderen gebruik te maken.
Het objectieve recht geeft aan een schuldeiser uit een verbintenis ook een
subjectief recht: te weten het recht op nakoming van een door de schuldenaar te
verrichten prestatie en daaraan verbonden de bevoegdheid om van de schuldenaar
ook nakoming te vorderen.

Nummer 29.
Het recht van de eigenaar is een vermogensrecht. Zowel het recht van de eigenaar
als het recht van de schuldeiser zijn (subjectieve) vermogensrechten.
Vermogensrechten zijn op geld waardeerbare rechten of rechten die in de
economische sfeer liggen (zie art. 3:6 voor een omschrijving: “Rechten die, hetzij
afzonderlijk hetzij tezamen met een ander recht, overdraagbaar zijn, of er toe
strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen, ofwel verkregen zijn
in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel, zijn
vermogensrechten”).

Kenmerken artikel 3:6 om van een recht een vermogensrecht te maken:


1. Overdraagbaarheid: In de regel kan men een vermogensrecht als je dat
wenst aan iemand anders overdragen en hem aldus tot opvolgende
rechthebbende maken. Eigendom en vorderingsrecht is overdraagbaar. Is
een recht niet overdraagbaar, dan kan het toch een vermogensrecht zijn als
het voldoet aan één van de andere twee criteria van 3:6.
2. Het strekt ertoe de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen. Op
grond van dit criterium is bijvoorbeeld het op grond van art. 3:226 lid 4 niet
overdraagbare ‘recht van gebruik en bewoning’ een vermogensrecht.
3. Het is verkregen in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk
voordeel. De parlementaire geschiedenis noemt als voorbeeld het door een
blinde tegen betaling bedongen (= bij verbintenis bepalen/door loven en
bieden verkrijgen) recht zich te laten voorlezen.

Alle absolute rechten zijn vermogensrechten. Zij kunnen echter alleen bestaan voor
zover de wet ze als zodanig erkent. Vorderingsrechten kunnen weliswaar eveneens
uit de wet ontstaan, maar we kunnen ze ook zelf door het aangaan van een
overeenkomst in het leven roepen.

Nummer 30. Het recht van de eigenaar is een absoluut recht.


Het recht van de eigenaar en het recht van de schuldeiser uit een verbintenis zijn
beide subjectief rechten en vermogensrechten.
Verschil tussen recht van de eigenaar en het recht van de schuldeiser:
De schuldeiser uit een verbintenis kan zijn daaruit voortvloeiende vorderingsrecht
uitsluitend uitoefenen tegen een bepaalde persoon, zijn schuldenaar. Zijn recht heet
‘persoonlijk’ ofwel ‘relatief recht’.
De eigenaar kan zijn recht niet slechts tegen een of meer personen uitoefenen,
maar in beginsel tegen iedereen die met zijn eigendomsrecht in aanmerking komt.
Zijn recht heet ‘onpersoonlijk’ ofwel ‘absoluut’recht. Die absoluutheid bleek uit het
‘droit de suite’ ofwel ‘zaaksgevolg’ en de daaruit afgeleide separatistpositie.

5
Nummer 31. Het recht van de eigenaar heeft een zaak als object.
Ieder subjectief recht kent een persoon aan wie dit recht toekomt, de gerechtigde.
Ieder subjectief recht heeft ook een object, te weten datgene waarop de
rechthebbende recht heeft.
De rechthebbende op een vorderingsrecht is de schuldeiser. Hij heeft recht op een
door de schuldenaar te verrichten prestatie. Object van ieder vorderingsrecht is du
seen prestatie, bv. het betalen van de koopprijs.

Wat is het object van een eigendomsrecht?


Het recht van de eigenaar tot handelen enerzijds en de verplichtingen van alle
anderen om zich van inbreuk te onthouden anderzijds, concentreert zich bij het
eigendomsrecht steeds op een “zaak” als een bungalow of fiets van de eigenaar.
De eigenaar heeft een recht op een zaak in de zin van art. 3:2, op een stoffelijk
voorwerp dus dat voor menselijke beheersing vatbaar is en dat die zaak het object
van het eigendomsrecht is. Art.5:1 lid 1 zegt, eigendom is het meest omvattende
recht dat een persoon op een zaak kan hebben.

Een vorderingsrecht heeft steeds een prestatie – een gedraging van een bepaalde
schuldenaar – tot object. Object van die prestatie kan soms op zijn beurt een zaak
zijn. Kan, maar hoeft niet, zoals bij een vorderingsrecht op een muziekschool tot het
krijgen van muziekles. Eigendom echter heeft steeds rechtstreeks een zaak tot
object en is mitsdien een ‘recht op een zaak’ in letterlijke zin.

Nummer 32. Het recht van de eigenaar is een zakelijk recht.


Dus, eigendom is 1. een absoluut recht,
2. een vermogensrecht,
3. en heeft een zaak tot object.
Een subjectief recht dat deze drie kenmerken vertoont heet een zakelijk recht.

2.1.7 EIGENDOM IS EEN VOORBEELD VAN EEN ABSOLUUT RECHT OP EEN GOED
Nummer 33. Het begrip zaak.
Eigendomsrecht is een absoluut recht dat een zaak als object heeft. Art. 3.2: Zaken
= “de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten” (bv. een boek, een
vaas, maar geen vordering (ook niet wanneer schriftelijk vastgesteld).

Nummer 34. Zaak is onderdeel van het begrip goed.


Het begrip ‘zaak’ maakt deel uit van de omschrijving van het begrip “goed” in art.
3:1:”Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten”.

Wat is een zaak?


Art 3:2 (zie nummer 33).

Wat is een vermogensrecht?


Art. 3:6 (zie nummer 29).

Een eigendomsrecht, maar ook een vordering uit een verbintenis zijn beide
voorbeelden van vermogensrechten (zie nummer 29) en zijn dus beide goederen.

6
In nr. 37 zal blijken dat van de eigendom de door de wet erkende zakelijke rechten
kunnen worden afgeleid. Een voorbeeld is het recht van erfpacht in art. 5:85. Een
dergelijk zakelijk recht is op haar beurt wederom een vermogensrecht en daarmee
een goed.

Nummer 35. In eigendom hebben en toebehoren aan eigenaar en rechthebbende.


Een zaak kan men in eigendom hebben, een goed niet. Art. 5:1 lid 1 is enkel voor
zaken. Bij goederen die geen zaken zijn, spreekt men daarom van “toebehoren aan”
ipv “in eigendom hebben”. In plaats van eigenaar van een goed, spreken we van
een rechthebbende op een goed.

Nummer 36. De rechthebbende heeft een absoluut recht op het goed.


De eigenaar van een zaak kan zijn recht op de zaak tegenover een ieder inroepen.
De rechthebbende op een goed kan zijn recht tot dat goed ook tegen een ieder
inroepen. Dit ook indien het goed geen zaak betreft.

You might also like