Professional Documents
Culture Documents
Frans A4 Voorzetsels Enzo
Frans A4 Voorzetsels Enzo
Frans A4 Voorzetsels Enzo
frans nederlands
1. à in, op, naar, om
2. de van, uit
3. en in
4. dans in, over
5. depuis sinds
6. il y a geleden
7. pendant gedurende
8. jusque tot
9. vers rond, naar
10. au bout de na (verloop van)
11. avant voor
12. après na
13. devant voor
14. derrière achter
15. par door, via
16. sur op
17. sous onder
18. au-dessus (de) boven
19. au-dessous (de) onder
20. à côte de naast
21. à droite de rechts van
22. à gauche de links van
23. au milieu de te midden van
24. entre tussen
25. parmi onder, tussen
26. chez bij
27. près de (dicht) bij
28. loin de ver van
29. avec met
30. sans zonder
31. pour voor
32. contre tegen
33. envers tegen(over)
34. malgré ondanks
35. sauf behalve
36. à cause de door
37. grâce à dankzij
38. au cours de gedurende
39. dès vanaf
40. autour de om ... heen
41. à travers door
42. au lieu de in plaats van
43. au sujet de met betrekking tot
44. à l'aide de met behulp van
45. d'après volgens
46. selon naar
47. quant à wat ... betreft
frans nederlands
48. exepté behalve
frans nederlands
1. bien goed
2. mieux beter
3. mal slecht
4. tant pis jammer dan
5. ici hier
6. là daar
7. là-bas daarginds
8. partout overal
9. ailleurs ergens anders
10. aujourd'hui vandaag
11. demain morgen
12. déjà al, reeds
13. bientôt binnenkort
14. parfois soms
15. souvent vaak
16. toujours altijd
17. encore nog steeds
18. tôt vroeg
19. tard laat
20. avant vroeger
21. maintenant nu
22. après na
23. soudain plotseling
24. longtemps lange tijd
25. vite snel
26. très erg
27. assez (de) genoeg
28. beaucoup (de) veel
29. tant (de) zoveel
30. tellement (de) zozeer
31. plus (de) meer
32. trop (de) te veel
33. peu (de) weinig
34. moins (de) minder
35. aussi ook
36. plutôt eerder
37. presque bijna
38. surtout vooral
39. peut-être misschien
40. sans doute waarschijnlijk
41. même zelfs
42. c'est-à-dire dat wil zeggen
43. par example bijvoorbeeld
frans nederlands
44. volontiers graag
45. exprès expres
46. à peine nauwelijks
47. en vain tevergeefs
frans nederlands
1. à cause de vanwege
2. à condition qui op voorwaarde dat (anders niet)
3. à juste titre terecht, met reden
4. à la fois tegelijkertijd (toch ook)
5. à l'aide de met behulp van
6. à moins qui tenzij, mits
7. à savoir dat wil zeggen, te weten
8. afin de om (te), opdat
9. afin que om (te), opdat
10. ainsi zo, op die manier
11. alors dus
12. alors que terwijl (met tegenstelling)
13. après tout alles welbeschouwd
14. au contraire daarentegen, integendeel
15. au fond eigenlijk
16. au lieu de in plaats van
17. aussi ook, eveneens
18. aussi (aan het begin van de zin) daarom, dan ook
19. aussi ... que evenals, evenzeer als
20. autant ... que evenals, evenzeer als
21. avec raison terecht, met reden
22. bien que hoewel
23. bien sûr natuurlijk, vanzelfsprekend
24. bref kortom
25. causé par veroorzaakt door
26. c'est-à-dire dat wil zeggen, te weten
27. c'est le cas dat is het geval
28. c'est pourquoi daarom, dat komt omdat
29. c'est que daarom, dat komt omdat
30. car want, omdat
31. cependant toch, echter, evenwel
32. certainement natuurlijk, vanzelfsprekend
33. comme zoals
34. comme si alsof (maar het is niet zo)
35. d'abord ten eerste
36. d'ailleurs trouwens, overigens
37. d'autant plus que te meer omdat
38. de cette façon zo, op die manier
39. de plus bovendien, daarenboven
40. de sorte que zo ... dat
frans nederlands
41. d'un côté ..., d'autre côté enerzijds ... anderzijds
42. d'un part ..., d'autre part enerzijds ... anderzijds
43. donc dus
44. du reste trouwens, overigens
45. effectivement inderdaad
46. également ook, eveneens
47. en effet inderdaad
48. en fait in feite
49. en fin de compte alles welbeschouwd
50. en outre bovendien, daarenboven
51. en plus bovendien, ook nog
52. en résumé samenvattend
53. en revanche daarentegen, integendeel
54. enfin ten slotte, uiteindelijk
55. ensuite dan, vervolgens
56. et en
57. évidemment natuurlijk, vanzelfsprekend
58. finalement ten slotte, uiteindelijk
frans nederlands
1. globalement kortom
2. grâve à dankzij
3. il est vrai que ..., mais ... weliswaar ..., maar ...
4. il est vrai que ..., mais certes ... weliswaar ..., maar ...
5. il se peut (het is) mogelijk
6. mais maar
7. malgré ondanks
8. même zelfs
9. naturellement natuurlijk, vanzelfsprekend
10. néanmoins niettemin
11. non seulement ..., mais aussi niet alleen ..., maar ook
12. non seulement ..., mais encore niet alleen ..., maar ook
13. notamment in het bijzonder, vooral
14. on a beau (+hele ww) hoe ... ook, hoewel
15. or welnu
16. par door (middel van)
17. par ailleurs trouwens, overigens
18. par conséquent bijgevolg, daarom
19. par contre daarentegen, integendeel
20. par exemple bijvoorbeeld
21. parce que want, omdat
22. particulièrement in het bijzonder, vooral
23. peut-être misschien, wellicht, ongetwijfeld
24. possible (het is) mogelijk
25. pour om (te), opdat
26. pour que om (te), opdat
frans nederlands
27. pourtant toch, echter, evenwel
28. pourvu que tenzij, mits
29. probable(ment) waarschijnlijk
30. proprement dit eigenlijk
31. puis dan, vervolgens
32. quand même toch, echter, evenwel
33. quand à wat betreft
34. quoique hoewel
35. sans aucun doute ongetwijfeld
36. sans doute misschien, wellicht, ongetwijfeld
37. si (+alle tijden) ook al, hoewel
38. si (+ imparfait) als, indien (onwaarschijnlijke voorwaarde)
39. si bien que zo ... dat
40. sinon zo niet
41. soit ..., soit hetzij ..., hetzij
42. suite de ten gevolge van
43. surtout in het bijzonder, vooral
44. tandis que terwijl (met tegenstelling)
45. tantôt ..., tantôt nu eens ..., dan weer
46. toujours est-il que zoveel is zeker dat
47. tout compte fait alles welbeschouwd
48. tout de même toch, echter, evenwel
49. toutefois toch, echter, evenwel
50. voire zelfs