Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 85

D E E L K W A L I F I C A T I E T E K E N E N / C O N S T R U E R E N M O W

tr@nsferW
Docentenhandleiding bij

W
CONSTRUEREN

E
R
K
Werkboek 4

T
U
I
G
B
O
U
W
K
U
N
D
E
N
I
V
E

F. Hersche
A

J.G. Verhaar
U

redactie
4

R.F.A. Sars
NijghVersluys
Ericastraat 18
3742 SG Baarn

Correspondentieadres:
Postbus 225
3740 AE Baarn

Customer Contact Center


Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Telefoon: 035-548 22 22
Fax: 035-541 82 21
E-mail: bve@nijghversluys.nl
Internet: www.nijghversluys.nl
www.transferw.nl

Lay-out en zetwerk: (MW)², Doorwerth


Tekeningen: Denta Engineering, Soest

Derde druk

1 2 3 4 5 / 09 08 07 06 05

ISBN 90 425 2954 7 / NUR 174

© 2005 Uitgeverij NijghVersluys B.V., Baarn, The Netherlands

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in
een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze,
hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B
Auteurswet 1912 jo het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van
23 augustus 1985, St.b. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk
verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB
Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen,
readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de
uitgever te wenden.
III

T e n g e l e i d e

Geachte docent,
Voor u ligt de docentenhandleiding die behoort bij de derde druk van Construeren
werkboek 4 uit de serie tr@nsferW, bestemd voor de deelkwalificatie Tekenen/
Construeren MOW van de kwalificatie Werktuigbouwkunde op niveau 4. De derde
druk van het werkboek voldoet aan de huidige inhoud van de kavels. Bovendien zijn
opmerkingen van docenten naar aanleiding van de tweede druk verwerkt.
Deze docentenhandleiding bevat de antwoorden van de vragen, opdrachten en
zelftoetsen uit het werkboek.
Indeling serie Tekenen/Construeren
De serie tr@nsferW is opgebouwd uit kernboeken en bijbehorende werkboeken. Per
deelkwalificatie zijn er twee kernboeken. Dat betekent dat de uitgave Construeren
kernboek 2 (ISBN 90 425 2952 0) de leerstof bevat voor de semesters 4, 6 en 7.
De werkboeken sluiten aan op de praktische indeling in examenonderdelen. In
principe heeft elk examenonderdeel een eigen werkboek. Construeren werkboek 4
(ISBN 90 425 2953 9) bevat derhalve de onderwerpen voor het examenonderdeel
Tekenen/Construeren MOW, vierde semester.
Uitgangspunten tr@nsferW
De serie tr@nsferW volgt de bekende semesterserie van NijghVersluys op.
Uitgangspunt bij het ontwikkelen van tr@nsferW was dat vanzelfsprekend de nieuwe
eindtermen uit de kwalificatiestructuur nauwgezet moesten worden gevolgd. Kon u
bij de laatste generatie eindtermen in principe nog afwijken van de voorschriften, bij
de kwalificatiestructuur is dit door de externe legitimering onmogelijk geworden.
Bij de ontwikkeling van tr@nsferW hebben we veel energie gestoken in de didactiek.
De nieuwe structuur maakt immers duidelijk dat voor het klassikaal behandelen van
de leerstof minder tijd beschikbaar is dan voorheen. Om toch alles aan bod te laten
komen wat voorgeschreven is, dient de deelnemer/leerling meer zelfstandig de
leerstof door te werken.
Gebruik in de les
De serie tr@nsferW beoogt ook aan te sluiten bij de didactische vernieuwingen die
op alle onderwijsinstituten worden doorgevoerd. Iedere school maakt daarbij eigen,
specifieke keuzes. Uw rol als docent zal echter veranderen. In het werkboek treft u
vele verschillende didactische elementen aan die de leerling zullen sturen. U kunt
ervan uitgaan dat als een leerling de hier geboden vragen en opdrachten voldoende
weet te beantwoorden, hij de corresponderende theorie uit het kernboek beheerst.
Afhankelijk van uw eigen inzichten kunt u bepaalde onderdelen van de leerstof bij de
beantwoording van vragen en opdrachten klassikaal aan de orde stellen. Het is echter
ook het overwegen waard om deze leerstofonderdelen door de leerlingen zelf
onderling te laten oplossen in groepjes van minimaal twee personen. Onderzoek dat
aan de serie ten grondslag heeft gelegen, heeft uitgewezen dat een dergelijke
werkwijze tot verrassende resultaten leidt. Een leerling die geen moeite heeft met een
bepaald onderdeel van de leerstof, zal aan zijn medeleerling die daar wel moeite mee
heeft, moeten uitleggen hoe de kwestie in elkaar steekt. De kans is daarbij groot dat
ook de leerling die dacht het allemaal al te weten, van zijn eigen uitleg en door
vragen van zijn medeleerling zelf meer begrip krijgt.
IV

De opeenvolgende werkboeken uit de serie tr@nsferW zijn in toenemende mate


gericht op het zelfstandig werken door leerlingen, dat wil zeggen dat leerlingen
geacht worden problemen in samenwerking met medeleerlingen op te lossen. Dat
betekent dat een werkboek voor het derde semester iets anders is opgebouwd dan
een werkboek voor het eerste semester, en dat een werkboek voor het zesde semester
hierin nog verder gaat. Dit is voor uw leerlingen overigens niet geheel nieuw; van
hun vooropleiding zijn zij dat voor een deel reeds gewend. Bovendien zijn leerlingen
die tijdens hun opleiding geleerd hebben zelfstandig of samen met anderen
problemen op te lossen beter voorbereid op het bedrijfsleven. Eventuele doorstroom
naar een HBO-opleiding zal dan waarschijnlijk evenzeer minder moeilijk zijn.
Een dergelijke organisatie van de les ontlast voor een deel uw werkdruk. De
voormalige semesterserie heeft laten zien dat niet alle delen tijdig afgerond konden
worden. De grote hoeveelheid theorie daaruit bleek dikwijls te omvangrijk voor de
beschikbare uren. De kernboeken tr@nsferW bevatten daarom uitsluitend de
noodzakelijke leerstof. In combinatie met de huidige didactische opbouw van de
werkboeken hopen wij dat dit probleem nu wordt ondervangen.
De boeken voor de deelkwalificatie Tekenen/Construeren MOW zijn met de grootst
mogelijke zorg samengesteld. De opzet van het werkboek is in conceptuele vorm
uitvoerig getest en aangepast. Gebleken is dat de hierin samengebrachte werkvormen
tot goede resulaten leiden. Wij hopen dat ook uw leerlingen dat zullen ervaren.
Uw opmerkingen
NijghVersluys wil graag werk maken van uw reacties. Niemand kan ooit pretenderen
geheel foutloos of ideaal te zijn. Ook in boeken staan dus fouten. Zeker in een tijd
waarin het onderwijs sterk in beweging is, willen wij graag al uw reacties vernemen.
Uitsluitend de gebruikers van de uitgaven bepalen of in een boek of serie wijzigingen
noodzakelijk zijn. En ook uw wensen voor aanvullend materiaal horen wij graag. Wij
nodigen u van harte uit dan contact met ons op te nemen.
Uw reacties kunt u via verscheidene kanalen aan ons doorgeven. Ons postadres is:
NijghVersluys
Postbus 225
3740 AE Baarn
Via e-mail kunt u contact opnemen met de redactie via
<adenhollander@nijghversluys.nl> of <avdminkelis@nijghversluys.nl>.
Per telefoon bereikt u ons via 035-5482488 (A. den Hollander) of 035-5482479
(A. van de Minkelis).
Faxen kan via 035-5425123.
Wij horen graag van u!
Met vriendelijke groet,
NijghVersluys
De redactie
V

V e r a n t w o o r d i n g

Hieronder vindt u een overzicht van de theoriekavel voor semester 4


(deelkwalificatie Tekenen/Construeren MOW), examenonderdeel Mechanica en
Sterkteleer 2, vergeleken met de uitgave Construeren werkboek 4 (derde druk) en de
uitgave Construeren kernboek 2 (derde druk) uit de serie tr@nsferW.
Kenmerk MES.C1
Hoofdgebied 1 Berekenen van maximale trek- en drukspanning (buigspanning) bij
meervoudige belasting
werkboek hoofdstuk 1 (Buiging)
kernboek hoofdstuk 1 (Buiging), paragrafen 1.1 en 1.2
Kenmerk MES.C2
Hoofdgebied 1 Uitvoeren van sterkteberekeningen voor meervoudige statische
belasting
werkboek hoofdstuk 1 (Buiging)
kernboek hoofdstuk 1 (Buiging), paragrafen 1.3 t/m 1.8

Voorts treft u aan een overzicht van de theoriekavel voor semester 4


(deelkwalificatie Tekenen/Construeren MOW), examenonderdeel Tekenen
Constructies en Apparaten 2 (kenmerk TEA.C1), vergeleken met de uitgave
Construeren werkboek 4 (derde druk) en de uitgave Construeren kernboek 2 (derde
druk) uit de serie tr@nsferW.
Hoofdgebied 1 Functie en werking van veel voorkomende constructies beschrijven
werkboek hoofdstuk 2 (Constructies in de staalbouw)
kernboek hoofdstuk 2 (Constructies in de staalbouw)
Hoofdgebied 2 Conservering
werkboek hoofdstuk 2 (Constructies in de staalbouw)
kernboek hoofdstuk 2 (Constructies in de staalbouw)
Hoofdgebied 3 Op basis van eenvoudige berekeningen en geraadpleegde tabellen,
keuzes maken bij detaillering
werkboek hoofdstuk 3 (Lasberekeningen)
kernboek hoofdstuk 3 (Lasberekeningen)

Tot slot treft u aan een overzicht van de theoriekavel voor semester 4
(deelkwalificatie Tekenen/Construeren MOW), examenonderdeel Tekenen
Machinebouw 2 (kenmerk TEM.C1), vergeleken met de uitgave Construeren
werkboek 4 (derde druk) en de uitgave Construeren kernboek 2 (derde druk) uit de
serie tr@nsferW.
VI

Hoofdgebied 1 Functie en werking van machines, mechanismen en onderdelen die


nodig zijn voor het ontwerp beschrijven
werkboek hoofdstuk 4 (Berekening assen, lagers en askoppelingen)
kernboek hoofdstuk 4 (Berekening assen, lagers en askoppelingen)
Hoofdgebied 2 Op basis van eenvoudige berekeningen en geraadpleegde tabellen,
keuzes maken bij de detaillering
werkboek hoofdstuk 4 (Berekening assen, lagers en askoppelingen)
kernboek hoofdstuk 4 (Berekening assen, lagers en askoppelingen)
Hoofdgebied 3 De functionele kenmerken, werking en toepassing van in de
machinebouw gangbare werktuigbouwkundige elementen, systemen
en hulpwerktuigen beschrijven
werkboek hoofdstuk 4 (Berekening assen, lagers en askoppelingen)
kernboek hoofdstuk 4 (Berekening assen, lagers en askoppelingen)
Hoofdgebied 4 Op basis van eenvoudige berekeningen en geraadpleegde tabellen
voorstellen doen voor eenvoudige oplossingen van technische
knelpunten in het ontwerp
werkboek hoofdstuk 4 (Berekening assen, lagers en askoppelingen)
kernboek hoofdstuk 4 (Berekening assen, lagers en askoppelingen)
VII

I n h o u d

1 Buiging 1
Het buigend moment 1
Verdiepende opdrachten 4
Buigen van ingeklemde staven met een of meer puntlasten 5
Buigen ingeklemde staven met gelijkmatig verdeelde belasting 9
Buigen liggers op twee steunpunten met puntlasten 13
Buigen liggers op twee steunpunten met gelijkmatig verdeelde belasting 19
Gecombineerde buigbelastingen 22
Verdiepende opdracht 26
Zelftoets 28
2 Constructies in de staalbouw 33
Herhalingsvragen 33
Windverbanden 34
Wanden 35
Vloeren en kraanbaanliggers 37
Zelftoets 38
3 Lasberekeningen 41
Lasvormen en -afmetingen 41
Zij- en kophoeklassen 42
Zelftoets 44
4 Berekeningen assen, lagers en askoppelingen 47
Herhalingsvragen over assen 47
Berekeningen aan draagassen en astappen 48
Warmte-afvoer bij roterende astappen 51
Herhalingsvragen over wentellagers 54
Berekeningen wentellagers 54
Zelftoets assen en lagers 60
Soorten koppelingen en schakelmechanismen 65
Bestuurde koppelingen 66
Herhalingsvragen 66
Berekening askoppelingen 67
Samengestelde opdracht 71
Zelftoets koppelingen 73
M
1 Buiging

Het buigend moment


1 Een buigend moment kan ontstaan door het uitoefenen van een koppel en een
moment.

2 De kracht die de vis uitoefent is klein maar de arm is groot, dus dit geeft een
groot moment. De visser moet dus een grote kracht uitoefenen om hetzelfde
moment te laten ontstaan bij een kleine arm.

3 Van een zuivere buigbelasting spreken we in die gevallen waarin alle


normaaldoorsneden van een staaf door hetzelfde buigende moment worden
belast.

4 De neutrale laag is dat deel van de balk dat bij buiging van de balk geen
verlenging of verkorting heeft.

5 Nee. Ter plaatse van de neutrale laag is er geen spanning aanwezig, maar naar
de boven- of onderkant van de balk toe wordt de spanning steeds groter.

6 Onder uiterste vezelafstand verstaan we de grootste afstand tussen de neutrale


laag en de buitenste laag van de balk.

7 a lineair traagheidsmoment I
b de waarde Ea @ y2 uitgedrukt in mm4

8 Het weerstandsmoment Wb tegen buigen is I uitgedrukt in mm3.


e
9 Buigingsformule: Mb = Wb @ Fb
– Mb = buigend moment in N @ mm
– Wb = weerstandsmoment tegen buigen in mm3
– Fb = de buigspanning in N/mm2
2 C O N S T R U E R E N 4

10 a HE-140A: 1 Wby = 155,4 @ 103 mm3 Wbz = 55,6 @ 103 mm3


2 e = 66,5 mm
y
HE-140B: 1 Wby = 215,6 @ 103 mm3 Wbz = 78,5 @ 103 mm3
2 e = 70 mm
y
IPE-240: 1 Wby = 324,3 @ 103 mm3 Wbz = 47,3 @ 103 mm3
2 e = 120 mm
y
UNP-100: 1 Wby = 41,2 @ 103 mm3 Wbz = 8,4 @ 103 mm3
2 e = 50 mm
y
60 × 6: 1 Wby = Wbz = 5,29 @ 103 mm3
2 e = 43,1 mm
y

60 × 40 × 6: 1 Wby = 5,03 @ 103 mm3 Wbz = 2,38 @ 103 mm3


2 e = 40 mm
y

b Het uit te rekenen traagheidsmoment ten opzichte van de z-as is kleiner.


Wat ten opzichte van de y-as de hoogte was wordt immers in dit geval de
breedte. Dit geeft dus een kleinere waarde voor het traagheidsmoment.
Het weerstandsmoment wordt daardoor ook kleiner.

c Over de y-as, omdat het weerstandsmoment ten opzichte van deze as het
grootst is.

11 M b y = W b y @ Fb
= 155,4 @ 103 mm3 × 140 N/mm2 = 21 756 @ 103 N @ mm

Iy 1
12 a Wby = = @ b @ h2 = 1 × 40 mm × 602 mm2 = 24 @ 103 mm3
ey 6 6
I
Wbz = z = 1 @ h @ b2 = 1 × 60 mm × 402 mm2 = 16 @ 103 mm3
ez 6 6
b Mby = Wby @ σ b = 24 @ 103 mm3 × 140 N/mm2 = 3360 @ 103 N @ mm

13 a Iy = Iz = π @ (D4 ! d4) = π × (514 ! 434) mm4 = 16,43 @ 104 mm4


64 64
b Wby = Wbz = I = 16,43 @ 10 mm = 6,44 @ 103 mm3
4 4

e 25,5 mm

14 I y = I z = 1 @ b @ h3 ! π @ d4
12 64
= 1 × 60 mm × 603 mm3 ! π × 304 mm4 = 103,95 @ 104 mm4
12 64
Wby = Wbz = I = 103,95 @ 10 mm = 34,65 @ 103 mm3
4 4

e 30 mm
1 B U I G I N G 3

15 I y = I z = π @ D 4 ! 1 @ b @ h3
64 12
= π × 604 mm4 ! 1 × 35 mm × 353 mm3 = 51,1 @ 104 mm4
64 12
Wby = Wbz = I = 51,1 @ 10 mm = 17,0 @ 103 mm3
4 4

e 30 mm

16 a IPE-300 I = 8356 @ 104 mm4


y
tw = 7,1 mm
gat h = 300 mm
Itotaal = 8356 @ 104 mm4 - 1 × 7,1 × 1003 mm3 = 8296,8 @ 104 mm4
12
I
Wby = y = 8296,8 @ 10 mm = 553,12 @ 103 mm3
4 4
e 150 mm
b Geen. De hoogte van het gat in de doorsnede blijft gelijk.
4 C O N S T R U E R E N 4

Verdiepende opdrachten
1 a In ons tabellenboek zoeken we van een IPE-220 de benodigde gegevens op:
Iy = 2772 @ 104 mm4 Iz = 204,9 @ 104 mm4
Wby = 252 @ 103 mm3 Wbz = 37,3 @ 103 mm3
dikte lijf tw = 5,9 mm
b profiel:
Iy = 2772 × 104 mm4 ! 1 × 5,9 mm × 803 mm3 = 2746,8 @ 104 mm4
12
I
Wby = y = 2746,8 @ 10 mm = 249,7 @ 103 mm3
4 4

ey 110 mm

2 a Iz = Iprofiel + 2 @ Iflens
Iz = 204,9 @ 104 mm4 + 2 × 1 × 20 @ 1103 mm4 = 648,6 @ 104 mm4
12
Wbz = 648,6 @ 10 mm = 117,9 @ 103 mm3
4 4

55 mm
b Mb = Wb @ σ b
Als de toelaatbare buigspanning gelijk blijft, zal bij een lager
weerstandsmoment ook het maximaal toelaatbare buigmoment lager zijn.
In dit geval is dus het volle profiel het sterkst, in tegenstelling wat je in
eerste instantie zou verwachten.

= 100 @ 10 N @ mm
Mb 3
3 a Mb = Wb @ σ b Y Wb = = 103 mm3
σb 100 N/mm 2
3
Wb = π @ d3 Y d = Wb @ 32
32 π
3
dus d = 103 mm 3 × 32 = 21,68 mm, afgerond 22 mm
π
π D 4 ! d4 π D 4 ! 12 @ D 4
b Wb = @ Y @ = Wb = 103 mm3
32 D 32 D
D 4 ! 161 @ D 4 15 3 32
dus = @D = × 103 mm3
D 16 π
en dus:
3
D= 16 × 32 × 103 mm 3 = 22,15 mm, afgerond 24 mm
15 π
d= 1
2
@ D = 12 mm
1 B U I G I N G 5

Buigen van ingeklemde staven met een of meer


puntlasten
17
Het linker staafdeel schuift ten opzichte van het
rechter staafdeel naar beneden af.

Het linker staafdeel schuift ten opzichte van het


rechter staafdeel naar boven af.

De vorm van beide tekens geeft aan hoe de


kromming van de staaf verloopt bij de belasting
die erop wordt uitgeoefend, en tevens wordt de
vorm van de buigende-momentenlijn
weergegeven.

18 Om de constructie in evenwicht te houden moet de muur een even groot en


tegengesteld moment op de balk uitoefenen.

19 Je moet je aan de regels houden om fouten tijdens je berekeningen te


voorkomen.

20 a Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.


b Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.

F = 2 kN

2m

+
D -lijn 0
1 mm = 0,1 kN -

-
M b -lijn 0
+
1 mm = 0,2 kN . m
6 C O N S T R U E R E N 4

c inklemmoment M = F @ l = 2000 N × 2 m = 4000 Nm


d M b = W b @ Fb
Wb = b = 4000 @ 10 N @ 2mm = 40 @ 10 3 mm3
M 3
σb 100 N/mm
We kiezen IPE-120.

21 a Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.


b Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.

F = 2 kN

2m

+
D -lijn 0
1 mm = 0,1 kN -

-
M b -lijn 0
1 mm = 0,2 kN . m +

c Het inklemmoment is even groot, maar is nu positief in plaats van negatief.


De regel is: rechtsom draaiende momenten zijn positief, linksom draaiende
momenten zijn negatief.
d Voor de grootte van het moment maakt het niets uit of je van links naar
rechts werkt dan wel van rechts naar links.

22 a Zie bijgaande afbeelding.


b Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.
c MbA = 0
MbB = 0
1 B U I G I N G 7

MbC = !0,5 kN × 2,5 m = !1,25 kN @ m


MbD = !0,5 kN × 4 m ! 0,2 kN × 1,5 m = !2,3 kN @ m
Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.
F 1 = 0,5 kN

F 2 = 0,2 kN

A B C D

1,5 m

4m

5m

+
D -lijn 0
-
kN

-0,5 -0,7

-2,3

-1,25

-
M b -lijn 0
+
kN . m

d Het inklemmoment is MbD = !2,3 kN @ m = !2,3 @ 106 N @ mm


Mb
= 2,3 @ 10 N @ mm
6
e M b D = Wb @ σ b Y Wb = D
= 19,17 @ 103 mm3
σb 120 N/mm 2

We kiezen: 60 × 60 × 5,6 (waarvoor Wby = Wbz = 19,5 @ 103 mm3)

23 a Zie de D-lijn in de volgende afbeelding.


b Mb-lijn (met de momentenmethode):
– in doorsnede A is het buigend moment nul
– in doorsnede B geldt: MbB = 50 kN × 0,1 m = 5 kN @ m
– in doorsnede C geldt:
MbC = 50 kN × 0,4 m ! 80 kN × 0,3 m = !4 kN @ m
– in doorsnede D geldt:
MbD = 50 kN × 0,5 m ! 80 kN × 0,4 m + 20 kN × 0,1 m = !5 kN @ m
Zie de Mb-lijn in de volgende afbeelding.
8 C O N S T R U E R E N 4

0,1 m 0,3 m 0,1 m

80kN

A B C D

20 kN
50 kN

50

+
D -lijn 0
-
-10
-30
kN

-5
-4

-
M b -lijn 0
+

kN . m
5

c Het inklemmoment is MbD = !5 kN @ m = !5 @ 106 N @ mm

Mb
= 5 @ 10 N @ mm
6
24 M b D = Wb @ σ b Y Wb = D
= 50 @ 103 mm3
σb 100 N/mm 2
Voor een vierkante doorsnede geldt: b = h
Wb = 1 @ b @ h2 = Y 1 @ h3 = 50 @ 103 mm3
6 6
3
waaruit volgt: h = 50 @ 103 mm 3 × 6 = 66,94 mm
Neem dus een balk met b = h = 67 mm.

25 Deze controle gebeurt in beide gevallen door de oppervlakten van het


dwarskrachtenvlak uit te rekenen.

26 a Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.


b MbA = 0
MbB = +2 kN × 1 m = +2 kN @ m
MbC = +2 kN × 3 m ! 6 kN × 2 m = !6 kN @ m
MbD = +2 kN × 4 m ! 6 kN × 3 m + 6 kN × 1 m = !4 kN @ m
MbE = +2 kN × 5 m ! 6 kN × 4 m + 6 kN × 2m ! 7,5 kN × 1 m
= !9,5 kN @ m
Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.
1 B U I G I N G 9

c Het inklemmoment is MbE = 9,5 kN @ m = 9,5 @ 106 N @ mm


d M b = W b @ Fb
Bij een kokerprofiel 140 × 140 × 5 geldt: Wby = Wbz = 114,7 @ 103 mm3
Controle:
MbE
= 9,5 @ 10 3 N @ m 2 = 82,83 N/mm2
6
Fb =
Wb 114,7 @ 10 N/mm
Fb = 82,83 N/mm2 > σ b = 80 N/mm2
Conclusie: het profiel is fout gekozen.
Gekozen had moeten worden: 140 × 140 × 6,3.

Buigen ingeklemde staven met gelijkmatig


verdeelde belasting
27 Bij een gelijkmatige belasting loopt de D-lijn schuin in plaats van recht.
De Mb-lijn is een parabool in plaats van een rechte lijn.

28 Het laatste deel loopt horizontaal omdat de dwarskracht niet verandert.

29 Het laatste deel is een rechte lijn omdat hier géén gelijkmatige belasting
aanwezig is.
10 C O N S T R U E R E N 4

30 a Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.


b MbA = 0
MbB = !1 kN × 0,5 m = !0,5kN @ m
MbC = !2 kN × 1 m = !2 kN @ m
MbD = !3 kN × 1,5 m = !4,5kN @ m
Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.

q = 1 kN/m

A B C D

3m

+
D -lijn 0
-

kN
-3

-4,5

-2
kN . m

-0,5
-
M b -lijn 0
+

Mb
= 4,5 @ 10 N @ mm
6
c M b D = Wb @ σ b Y Wb = D
= 37,5 @ 103 mm3
σb 120 N/mm 2

We kiezen IPE-120, waarbij Wby = 53,0 @ 103 mm3

31 a Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.


b MbA = 0
MbB = !5 kN × 0,5 m = !2,5 kN @ m
MbC = !5 kN × 2,5 m ! 4 kN × 1 m = !16,5 kN @ m
Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.
1 B U I G I N G 11

Mb
= 16,5 @ 10 N @ mm
6
c M b C = Wb @ σ b Y Wb = C
= 137,5 @ 103 mm3
σb 120 N/mm 2
We kiezen UNP-180, waarbij Wby = 150,7 @ 103 mm3

32 a Zie de D-lijn in de volgende afbeelding.


b MbA = 0
MbB = 0
MbC = !4 kN × 1 m = !4 kN @ m
MbD = !4 kN × 4 m = !16 kN @ m
Zie de Mb-lijn in de volgende afbeelding.
12 C O N S T R U E R E N 4

Mb
= 16 @ 10 N @ mm
6
c M b D = Wb @ σ b Y Wb = D
= 114,3 @ 103 mm3
σb 140 N/mm 2
We kiezen: rechthoekige koker 150 × 100 × 6,5 ( Wby = 116 @ 103 mm3)

33 a Inklemming links, dus eerst de reactiekrachten berekenen en dan van links


naar rechts werken:
GFv = 0
+FE ! 8 kN/m × 4 m ! 4 kN/m × 3 m = 0
+FE - 32 kN ! 12 kN = 0
+FE ! 44 kN = 0
FE = 44 kN
Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.
b Momenten van rechts naar links:
MbA = MbB = 0
MbC = !4 kN/m × 3 m × 1,5 m = !18 kN @ m
MbD = !4 kN/m × 3 m × 6,5 m = !78 kN @ m
MbE = !4 kN/m × 3 m × 10,5 m ! 8 kN/m × 4 m × 2 m = !190 kN @ m
Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.
1 B U I G I N G 13

Mb
= 190 @ 10 N @ mm
6
c M b E = Wb @ σ b Y Wb = E
= 1583,3 @ 103 mm3
σb 120 N/mm 2

We kiezen IPE-500, waarbij Wby = 1927,9 @ 103 mm3

Buigen liggers op twee steunpunten met puntlasten


34 Een scharnier- en een roloplegging.
35 Om lengteveranderingen op te vangen moet er altijd één roloplegging
aanwezig zijn.

36 De dwarskrachtenlijn moet op nul uitkomen omdat aan de


evenwichtsvoorwaarde voldaan moet worden.

37 De momentenlijn moet op nul uitkomen omdat hier ook aan de


evenwichtsvoorwaarde voldaan moet worden.
14 C O N S T R U E R E N 4

38 a Berekening van FA en FB:


EMb (t.o.v. A) = 0; met de klokrichting mee is positief, tegen de
klokrichting in is negatief.
+ 2 kN × 2 m + 4 kN × 4 m ! FB × 8 m = 0
+ 20 kN @ m ! FB × 8 m = 0
FB = +2,5 kN
EFv = 0; omhoog is positief en omlaag is negatief.
+ FA ! 2 kN ! 4 kN + 2,5 kN = 0
FA = +3,5 kN
b Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.
c MbA = 0
MbC = +3,5 kN × 2 m = +7 kN @ m
MbD = +3,5 kN × 4 m ! 2 kN × 2 m = +10 kN @ m
MbB = 0
Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.
1 B U I G I N G 15

F 1 = 2 kN F 2 = 4 kN

A C D B

2m
FB = 2,5 kN
F A = 3,5 kN 4m

8m

3,5

1,5

+
D -lijn 0-

kN

- 2,5

-
M b -lijn 0
+

kN . m

+7

+ 10

Mb
= 10 N @ mm2 = 90,9 @ 103 mm3
7
d M b D = Wb @ σ b Y Wb = D
σb 110 N/mm
We kiezen IPE-160, waarbij Wby = 108,7 @ 103 mm3

39 a Berekening van FA en FB:


EMb (t.o.v. A) = 0; met de klokrichting mee is positief, tegen de
klokrichting in is negatief.
+ 2 kN × 2 m + 4 kN × 4 m ! 2 kN × 6 m ! FB × 8 m = 0
+ 8 kN @ m ! FB × 8 m = 0
FB = +1 kN
EFv = 0; omhoog is positief en omlaag is negatief.
+ FA ! 2 kN ! 4 kN + 2 kN + 1 kN = 0
FA = +3 kN
16 C O N S T R U E R E N 4

b Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.


c MbA = 0
MbC = +3 kN × 2 m = +6 kN @ m
MbD = +3 kN × 4 m ! 2 kN × 2 m = +8 kN @ m
MbE = +3 kN × 6 m ! 2 kN × 4 m ! 4 kN × 2 m = +2 kN
MbB = 0
Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.

F 2 = 4 kN

F 1 = 2 kN

A C D B

E
2m
F 3 = 2 kN F B = 1 kN
F A = 3 kN 4m

6m

8m

1
+
D -lijn 0-

kN
-1

-3

-
M b -lijn 0
+

+2
kN . m

+6

+8
1 B U I G I N G 17

Mb
= 8 @ 10 N @ mm
6
d M b D = Wb @ σ b Y Wb = D
= 72,7 @ 103 mm3
σb 110 N/mm 2

We kiezen IPE-140, waarbij Wby = 77,3 @ 103 mm3


e De derde kracht zorgt voor een lager maximaal moment in de balk,
waardoor een kleiner type IPE gebruikt kan worden.

40 a EMb (t.o.v. A) =0:


10 kN × 2 m ! 15 kN × 4 m ! FB × 6 m + 20 kN × 9 m = 0
waaruit volgt: FB = 23,3 kN
GFv = 0:
!FA ! 10 kN + 15 kN + 23,3 kN ! 20 kN = 0
waaruit volgt: FA = 8,3 kN
b Zie de D-lijn in de volgende afbeelding.
c – MbA = 0
– MbC = !8,3 kN × 2 m = !16,6 kN @ m
– MbD = !8,3 kN × 4 m ! 10 kN × 2 m = !53,2 kN @ m
– MbB !8,3 kN × 6 m ! 10 kN × 4 m + 15 kN × 2 m= ! 59,8 kN @ m
=

– MbE = !8,3 kN × 9 m + 10 kN × 7 m + 15 kN × 5 m + 23,3 kN × 3 m


= 0,2 kN @ m
In punt E moet zowel de D-lijn als de Mb-lijn op nul uitkomen. Dat we bij
het berekenen van de buigende momenten in de ligger niet geheel op nul
uitkomen, komt door kleine afrondingsfouten.
Als we van rechts naar links gaan, vinden we voor MbB echter !60 kN @ m.
Dit is de juiste waarde
Zie de Mb-lijn in de volgende afbeelding.
18 C O N S T R U E R E N 4

20 kN
F A = 8,3 kN
10 kN
A C D B E

15 kN

F B = 23,3 kN

2m 2m 2m 3m

20 + 60

- 16,6 - 36,6 - 6,6


+
D -lijn 0
-
- 3,3
kN
- 8,3

- 18,3

- 60
- 53,2

kN . m
- 16,6

-
M b -lijn 0
+

d Het grootste buigende moment vinden we in doorsnede B van de ligger.


Invulling van de buigingsformule levert op:
M
MbB = Wb @ σ b Y Wb = bB = 60 @ 10 N @ mm
6
= 750 @ 103 mm3
σb 80 N/mm 2
En verder geldt:
I
1
@ a 4 ! 1 @ (0,8 @ a)4
Wb = = 12 12
e 1
@a
2
1
@ a4 ! 1
× 0,84 @ 4 a
12 12
dus: = 750 @ 103 mm3
1
2
@ a
ofwel: 0,0984 @ a3 = 750 @ 103 mm3
3
waaruit volgt: a = 750 @ 103 mm 3 = 196,8 mm
0,0984
We nemen voor a een waarde van 200 mm.
1 B U I G I N G 19

Buigen liggers op twee steunpunten met


gelijkmatig verdeelde belasting
41 Op één van deze snijpunten ligt het maximale moment.

42 Bij opdracht 37 ligt het maximale moment in punt D.


Bij opdracht 38 ligt het maximale moment in punt D.
Bij opdracht 39 ligt het maximale moment in punt B.

43 Het bepalen van dit punt is zo belangrijk omdat dit snijpunt een keerpunt in
de buigende-momentenlijn aangeeft. Dit punt kan ter plaatse het maximale
moment opleveren.

44 a De totale belasting is 80 kN; FA = FB = 40 kN.


b Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.
c Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding:
MbA = MbB = 0
MbC = +40 kN × 4 m ! 40 kN × 2 m = +80 kN @ m

q = 10 kN/m

A B
Q = 80 kN
FA = 40 kN
8m F = 40 kN
B

+ 40

kN
+ C
D -lijn 0-

- 40

-
M b -lijn 0
+

kN . m

80
20 C O N S T R U E R E N 4

45 a Berekening van FA en FB:


EMb (t.o.v. A) = 0; met de klokrichting mee is positief, tegen de
klokrichting in is negatief.
+30 kN × 6,5 m ! FB × 10 m = 0
FB = 19,5 kN
FA = 30 kN ! 19,5 kN = 10,5 kN
b Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.
10,5 : x = 19,5 : (3 ! x) Y x = 1,05 m
c MbA = MbB = 0
MbC = +10,5 kN × 5 m = 52,5 kN @ m
MbE = +10,5 kN × 6,05 m ! (10 kN/m × 1,05 m × 0,525 m)
= 58,01 kN @ m
MbD = +10,5 kN × 8 m ! 30 kN × 1,5 m = 39 kN @ m
Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.
1 B U I G I N G 21

46 a GMb (t.o.v. A) = 0. Stel FB is omhoog gericht.


12 kN × 3 m ! FB × 6 m ! 9 kN × 10,5 m = 0 Y FB = !9,75 kN
FB is dus omlaaggericht.
GFv = 0
+FA ! 2 kN/m × 6 m ! 9,75 kN + 3 kN/m × 3 m = 0
+FA ! 12 kN ! 9,75 kN + 9 kN = 0
FA ! 12,75 kN = 0 Y 12,75 kN
b Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.
c MbA = 0
MbB = +12,75 kN × 6 m ! 12 kN × 3 m = 40,5 kN @ m
MbC = +12,75 kN × 9 m ! 12 kN × 6 m ! 9,75 kN × 3 m = 13,5 kN @
m
MbD = 0
Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.

Mb
= 40,5 @ 10 N @ mm
6
d M b B = Wb @ σ b Y Wb = B
= 405 @ 103 mm3
σb 100 N/mm 2

We kiezen IPE-270, waarbij Wby = 428,9 @ 103 mm3


22 C O N S T R U E R E N 4

Gecombineerde buigbelastingen
47 a Berekening van FA en FB:
EMb (t.o.v. A) = 0; met de klokrichting mee is positief, tegen de
klokrichting in is negatief.
+ 20 kN × 2 m + 20 kN × 8 m ! FB × 10 m = 0
FB = 20 kN
FA = 20 kN
b Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.
c MbA = MbB = 0
MbC = +20 kN × 2 m = +40 kN @ m
MbD = +20 kN × 6 m ! 20 kN × 4 m = +40 kN @ m
MbE = +20 kN × 8 m ! 20 kN × 6 m ! (5 kN/m × 2 m × 1 m)
= +30 kN @ m
Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.
1 B U I G I N G 23

48 a Zie de bijgaande afbeelding.


b Berekening van FA en FB:
EMb (t.o.v. A) = 0; met de klokrichting mee is positief, tegen de
klokrichting in is negatief.
!20 kN × 1 m + 20 kN × 1 m + 20 kN × 3 m ! FB × 4 m = 0
FB = 15 kN
FA = 45 kN
c Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.
5 : x = 15 : (2 ! x) Y x = 0,5 m
d MbA = !20 kN × 1 m = !20 kN @ m
MbC = !20 kN × 2 m + 45 kN × 1 m = +5 kN @ m
MbD = !20 kN × 3 m + 45 kN × 2 m ! 20 kN × 1 m = +10 kN @ m
MbE = !20 kN × 3,5 m + 45 kN × 2,5 m ! 20 kN × 1,5 m
! (10 kN/m × 0,5 m × 0,25 m)
= +11,25 kN @ m
Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.
24 C O N S T R U E R E N 4

49 a Berekening van FA en FB:


EMb (t.o.v. A) = 0; met de klokrichting mee is positief, tegen de
klokrichting in is negatief.
!10 kN × 2 m + 35 kN × 2 m + 30 kN × 5 m ! FB × 10 m = 0
FB = 20 kN
FA = 55 kN
b Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.
10 : x = 20 : (6 ! x) Y x =2
c MbA = !10 kN × 2 m = !20 kN @ m
MbC = !10 kN × 4 m + 55 kN × 2 m = +70 kN @ m
MbE = !10 kN × 6 m + 55 kN × 4 m ! 35 kN × 2 m
! (5 kN/m × 2 m × 1 m)
= +80 kN @ m
MbD = ! 10 kN × 10 m + 55 kN × 8 m ! 35 kN × 6 m ! 30 kN × 3 m
= +40 kN @ m
Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.
1 B U I G I N G 25

Mb
= 80 @ 10 N @ mm
6
d M b E = Wb @ σ b Y Wb = E
= 800 @ 103 mm3
σb 100 N/mm 2
We kiezen HE-A-260, waarbij Wby = 836 @ 103 mm3
26 C O N S T R U E R E N 4

Verdiepende opdracht
a ligger: 117 kg/m × 10 m/s2 = 1170 N/m = 1,17 kN/m
brugdek: 150 kg/m × 10 m/s2 = 1500 N/m = 1,5 kN/m
Als we ervan uitgaan dat elke ligger evenveel belasting opneemt:
per ligger HE-B-300: 1,5 kN/m = 0,5 kN/m
3
(In werkelijkheid neemt de ligger in het midden 50% van de belasting op en
de beide buitenste liggers elk 25%, maar dat laten we verder buiten
beschouwing.)
totaal per ligger bij een gelijkmatige belasting:
1,17 kN/m + 0,5 kN/m = 1,67 kN/m
voor een ligger: 1,67 kN/m × 3 m = 5,01 kN
Berekening van FA en FB:
Ftotaal per ligger = 200 kN + 5,01 kN = 71,7 kN
3
FA = FB = 71,7 kN = 35,84 kN
2
b Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.
c MbA = MbB = 0 kN/m
MbC = 35,84 kN × 1,5 m ! 5,01 kN × 0,75 m = 51,88 kN @ m
2
Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.
1 B U I G I N G 27

MbC 51,88 @ 106 N @ mm


d M b C = W b C @ Fb Y Fb = = = 30,92 N/mm2
WbC 1678 @ 10 mm
3 3
28 C O N S T R U E R E N 4

Zelftoets
1 a Onder ‘zuivere buiging’ verstaan we die gevallen waarin alle
normaaldoorsneden van een staaf door hetzelfde buigende moment
worden belast.
b Er komt een combinatie van trek- en drukspanning voor.
Trekspanningen worden veroorzaakt door verlenging van de staaf ter
plaatse en drukspanningen door verkortingen van de staaf.
2 Omdat dit een ‘beweegbaar’ steunpunt is, kan het uitsluitend krachten
opnemen loodrecht op het steunvlak van de rollen.
3 Bij puntlasten geeft dit snijpunt een plaats aan waar het maximale moment
aanwezig is. Bij gelijkmatige belastingen geeft het een keerpunt in de
momentenlijn aan, zodat het maximale moment bepaald kan worden.
4 a in A: D = !2 kN
in B: D = !2 kN ! 3 kN = !5 kN
in C: D = !2 kN ! 3 kN + 5 kN = 0
Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.
b MbA = 0
MbB = !2 kN × 3 m = ! 6 kN @ m
MbC = !2 kN × 5 m ! 3 kN × 2 m
= !10 kN @ m ! 6 kN @ m = !16 kN @ m
MbD = !2 kN × 7 m ! 3 kN × 4 m + 5 kN × 2 m
= !14 kN @ m ! 12 kN @ m + 10 kN @ m = !16 kN @ m
Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.
1 B U I G I N G 29

2 kN 3 kN

A B D

3m 2m 2m

5 kN
+
D -lijn 0
-
1 cm = 2 kN
-2

-5 -5

- 16 - 16

-6

-
0
M b -lijn +
1 cm = 2 kN . m

= 16 @ 10 N @ mm
Mmax 6
c Mmax = Wby @ σ b Y Wby =
σb 110 N/mm 2
= 145,5 @ 103 mm3
d We kiezen IPE-180, waarbij Wby = 146,3 @ 103 mm3
30 C O N S T R U E R E N 4

a Wb = 0,1 @ D ! d = 0,1 × 121 ! 113 = 42 406 mm3


4 4 4 4
5
D 121

113

121

Mb 3000 N × 3000 mm
b Fb = = = 212,2 N/mm2
Wb 42 406 mm 3

Voor S235 zal de spanning in de voet de vloeigrens naderen (235 N/mm2).


Wanneer de kracht hoger kan worden dan 3000 N, is het raadzaam een
dikkere buis te kiezen of beter materiaal. Dit zou men dan bij de
leverancier moeten informeren.
Op zich is een en ander bij de belasting van 3000 N net toelaatbaar.
c Wby = b = 3000 N × 30002 mm = 45 000 mm3 = 45 @ 103 mm3
M
σb 200 N/mm
We kiezen aan de hand van tabel 5.9 uit het tabellenboekje:
90 × 90 × 5,6 met Wby = 48,6 @ 103 mm3

6 a FB = !30 kN × 2 m ! 10 kN × 1 m % (4 × 10) kN × 4 m %10 kN × 6 m


6m
= 25 kN
FA = +30 kN ! 10 kN + (4 × 10) kN + 10 kN ! 25 kN
= 45 kN
b in C: D = !30 kN
in A: D = !30 kN + 45 kN = +15 kN
in D: D = !30 kN + 45 kN + 10 kN = +25 kN
in E: D = !30 kN + 45 kN + 10 kN = +25 kN
in B: D = !30 kN + 45 kN + 10 kN ! (4 × 10) kN ! 10 kN = ! 25 kN
Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.
1 B U I G I N G 31

c Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.


Mb is maximaal in steunpunt A.
MbA = !30 kN × 2 m = !60 kN @ m
Mb
= 60 @ 10 N @ mm
6
d Wby = A
= 666,7 @ 103 mm3
σb 90 N/mm 2

e We kiezen een profiel IPE-330, waarbij Wby = 713,1 @ 103 mm3


32 C O N S T R U E R E N 4

7 MbD = 300 N × (320 ! 30) mm = 87 000 N @ mm


Mb
= 87 @ 10 N @ mm
3
Wb = D
= 435 mm3
σb 200 N/mm 2
3
Wb 3
435 mm 3 = 16,3 mm
Wb = 0,1 @ d 3
Y d= =
0,1 0,1
We kiezen 18 mm.
2 Constructies in de

staalbouw

Bij de behandeling van dit hoofdstuk kan ter ondersteuning de video Bedrijfsgebouw

in staalworden vertoond. Dit is een video die door het Staalbouwkundig


Genootschap wordt uitgegeven. Hierin worden de verschillende fasen in de bouw van
een staalconstructie besproken.
Voorafgaand aan de eigenlijke opgaven over het onderwerp van dit hoofdstuk worden
enkele herhalingsopgaven gegeven die teruggrijpen op hoofdstuk 2 van het kernboek
Construeren 1 en op het opzoeken van profielgegevens in een tabellenboek.

H e r h a l i n g s v r a g e n

1 Een IPE-profiel heeft rechte flenzen en een INP-profiel heeft schuine flenzen,
waardoor bij bevestiging hellingplaatjes nodig zijn. Een IPE-profiel heeft een
bredere flens, terwijl door het dikkere lijf het INP-profiel toch sterker is.
2 Zowel bij een HE-A-profiel als bij een HE-B-profiel is de breedte gelijk aan de
aanduiding, maar bij een HE-A-profiel is de hoogte kleiner dan de aanduiding,
terwijl bij een HE-B-profiel de hoogte gelijk is aan de breedte.
3 120 × 80 × 10
4 a Stramienlijnen zijn denkbeeldige lijnen op het vloeroppervlak die door
middel van een letter-cijfercombinatie (bijvoorbeeld B3) de plaats van een
kolom aangeven.
b Peil is het nulniveau van een constructie ten opzichte waarvan alle hoogtes
worden aangegeven.
c Gordingen zijn op de hoofdliggers van een staalconstructie aangebrachte
profielen waarop de dakbedekking wordt bevestigd.
5 Een vakwerkligger is een ligger die is opgebouwd uit meerdere profielen (2D).
Een ruimtevakwerk is een vakwerk in meerdere richtingen (3D).
6 Een raatligger is beter bestand tegen buigen dan een vollewandligger, terwijl
de massa niet toeneemt. Door de openingen kunnen makkelijk leidingen
worden doorgevoerd.
34 CONSTRUEREN 4

7
gegevens symbool HE-200B IPE-200
hoogte h 200 mm 200 mm
breedte b 200 mm 100 mm
lijfdikte tw 9 mm 5,6 mm
flensdikte tf 15 mm 8,5 mm
oppervlakte van doorsnede A 7808 mm2 2848 mm2
weerstandsmoment Wy 570 103 mm3
@ 194 103 mm3
@

(buiging)
middellijn van boutgaten dg 26 mm (max.) 13 mm (max.)

W i n d v e r b a n d e n

8 a Het gearceerde gedeelte ( × ) geeft de windbelasting per kolom aan. De


s h

rest van het oppervlak wordt door de overige kolommen opgevangen.


b Hoofdliggers zijn de dwarsverbindingen tussen de verschillende kolommen,
terwijl de gordingen bedoeld zijn om de dakbedekking op te bevestigen.
c is de afstand tussen de verschillende kolommen.
s

d is de hoogte van de kolommen.


h

9 Een windverband is te beschouwen als een vakwerkligger in het horizontale


vlak, en wordt gevormd door gordingen, hoofdliggers en diagonalen.
10 a De lengte is ter plekke precies in te stellen.
b De koppelmoer kan verschillende trekstanggedeelte verbinden.
c UNP-profielen zijn beter tegen buiging bestand en buigen minder door.
UNP-profielen zijn ook beter tegen trekbelasting bestand.
d De vorken worden met behulp van bouten aan de schets- of knoopplaten
bevestigd.
11 Op de plaats waar ze elkaar kruisen is nu geen schetsplaat nodig, en geen van
de staven hoeft onderbroken te worden.
12 1 Van een gelaste verbinding is de lengte niet meer precies in te stellen.
2 Een gelaste verbinding kan niet meer zo nodig worden losgenomen.
13

schetsplaat 450 x 175


50 x 5
45˚
45˚

HE 200B
2 CONSTRUCTIES IN DE STAALBOUW 35

W a n d e n

14 Een wandregel wordt aan een kolom bevestigd, waarna de gevelbekleding aan
de wandregel wordt bevestigd. Ook verdeelt een wandregel een wand in
vakken, waardoor het ongesteund oppervlak van metselwerk verminderd.
15 UNP- en IPE-profielen zijn relatief lichter en er is niet echt een groot
oppervlak nodig – zoals bij een HE-profiel – om de wandbekleding op te
bevestigen.
16 De eerste bevestigingsmethode – met behulp van een hoekstaaf – is het
goedkoopst omdat hier geen extra bewerkingen (zoals raveling) nodig zijn om
de wandregels aan de kolomprofielen te bevestigen.
17
buitenzijde

80 26
raveling

wandregel UNP 140

kolom HE 180A

18 a – Ze hebben een relatief groot traagheidsmoment en weerstandsmoment


om de -as.
y

– Ze hebben een laag eigen gewicht.


– Bij tussenkolommen wordt het profiel vaak om de -as op buiging belast
y

en met een kleine drukkracht.


– Ook zijn IPE-kolommen bijzonder geschikt voor aansluiting van liggers
in beide richtingen.
b Het sterkere en stijvere HE-profiel is nodig als er grote drukkrachten zijn of
als er buiging in twee richtingen is.
c Buis- of kokerprofiel wordt dan gebruikt om esthetische redenen (het
uiterlijk).
19 Voordeel: mogelijkheid tot het opnemen van grote momenten in y- en
z-richting.
Nadeel: doordat de onderdelen moeten worden samengelast gaat de prijs
omhoog.
20 Twee voordelen:
– grotere draagkracht
– betere brandwerende eigenschappen
36 CONSTRUEREN 4

21 Bij een kolomovergang met verschillende profielen liggen de flenzen aan één
zijde in hetzelfde vlak. De nadere kant steunt (midden) op de tussenplaat.
Exact onder deze flens moet de tussenplaat dus worden ondersteund.
22 Een momentverbinding moet zowel een dwarskracht als een moment
overbrengen. Door deze zwaardere belasting moet het aantal bouten worden
vergroot en dus ook de dikte van de kopplaat.
23
coupe

180

breedte van IPE-400

24 De op de kolom werkende krachten en momenten moeten worden


overgebracht op de fundering. De voetplaat moet ervoor zorgen dat er
voldoende drukverdeling is, omdat beton minder sterk is dan staal. Als er geen
voetplaat was zou het relatief zwakke beton beschadigd raken.
25 Het ondersabelen is het opvullen van de ruimte onder de voetplaat (na de
plaatsing van de betonankers) met een speciale krimpvrije betonsoort.
26 De ankers kunnen de op de kolom werkende horizontale en verticale krachten
opnemen en doorgeven aan de betonnen fundering.
27 Zie figuur 2.14 uit het kernboek.
28 a De foto toont een kolomvoet.
b – een HE-profiel voor de kolom
– stripmateriaal voor de voetplaat
– stripmateriaal voor het schuine windverband
c De twee bouten vormen de verankering van de kolom in het beton. Door
stelmoeren worden de kolommen op hoogte gesteld.
d De voet moet nog worden ondersabeld. Dat wil zeggen dat de stelruimte
onder de voetplaat nog moet worden opgevuld met krimpvrij beton.
2 CONSTRUCTIES IN DE STAALBOUW 37

V l o e r e n e n k r a a n b a a n l i g g e r s

29 Bij raatliggers kunnen de leidingen en kabels makkelijker worden


doorgevoerd.
30 a De vloer komt hoger op de liggers, zodat een kleinere effectieve ruimte
overblijft.
b De houten vloerbalken moet gezaagd en met raveling op de liggers worden
bevestigd. Deze bewerkelijke methode is dan ook duurder.
31 De stiftankers moeten de betonlaag schuifvast verbinden met de stalen ligger,
waardoor ze samen belasting kunnen opnemen.
32 Bij een zelfdragende betonvloer fungeert de staalplaat slechts als bekisting
voor het betongieten. Bij een samenwerkende staalplaat-betonvloer is de
staalplaat voorzien van doorzettingen (ribbels), waardoor het beton schuifvast
aan de staalplaat bevestigd wordt; dit levert een samenwerkend geheel op.
33
52 rav.

lasm. = = 110x10 - 130


25

90

IPE-160 25 60 25 65
65
M16

IPE-240

34 a Fmax = 139 kN
b R =3200 mm
c Z = 240 mm
d D = 500 mm
e B = 70 mm
f m =12 000 kg
35 Drie redenen:
– spreiding van de belasting
– reductie van geluid, trillingen en stootbelasting
– voorkoming van slijtage aan kraanbaanligger en kraanrail
38 CONSTRUEREN 4

Z e l f t o e t s

1 Namen:
a windverband
b hoofdligger
c kolom
d gording
2
A
wandregel

kolom

= =

doorsnede A-A

3 Voordelen:
– grotere draagkracht
– betere brandwerendheid

4 Een scharnierverbinding moet alleen dwarskracht overbrengen, een


momentverbinding moet dwarskracht en een moment overbrengen.
2 CONSTRUCTIES IN DE STAALBOUW 39

F HE-300B

50

6 Bij relatief kleine krachten worden haakankers gebruikt. Bij zware belastingen
worden de ankers in het beton onderling verbonden door een hoekstaaf, een
strip of een UNP-profiel.
7 Twee manieren:
– console
– extra hoofdkolom
8 a De foto toont een knooppunt van een kolom met windverbandstaven.
b – een HE-profiel voor de kolom
– een ongelijkzijdige T-staaf voor de horizontale ligger
– een gelijkzijdig hoekprofiel voor de windverbandstaven
Voor de schetsplaten is plaatmateriaal gebruikt.
c De afgebeelde verbinding heet een KT-verbinding.
.
3 Lasberekeningen

Lasvormen en -afmetingen
1 a Technische Grondslagen voor Bouwconstructies.
b De TGB bestaat uit normen en eisen waaraan alle bouwconstructies
moeten voldoen waar het gaat om veiligheid, bruikbaarheid, duurzaamheid
en belastingen.

2 Bij een stompe las vormt de las de verbinding tussen de uiteinden van de te
verbinden materialen, terwijl een hoeklas de verbinding vormt tussen twee
delen die loodrecht op elkaar staan.

Voorbeeld van een stompe las

Voorbeeld van een hoeklas

a b

V-las I-las
42 CONSTRUEREN 4

a
a

a b c

ongelijkbenige bolle hoeklas gelijkbenige bolle hoeklas holle hoeklas

5 a a1 = 0,5 t = 0,5 × 8 mm = 4 mm (maximaal)


@

a2 = t = 8 mm (maximaal)
b a1 = 0,5 t = 0,5 × 3 mm = 1,5 mm, dus a = 3 mm (minimaal)
@

a2 = t = 3 mm

6 Algemeen: a moet minimaal 3 mm zijn, terwijl l minimaal 40 mm dan wel


minimaal 6 a moet zijn.
@

lasdikte a laslengte l ja nee


a 5 mm 35 mm O G a > 3 mm; l > 6 @ a (= 30 mm)
b 5 mm 50 mm O G a > 3 mm; l voldoet aan beide eisen
c 4 mm 40 mm O G a > 3 mm; l voldoet aan beide eisen
d 2 mm 40 mm G O a < 3 mm

7 a belastingstype
soort bouwwerk
b materiaaleigenschappen
vorm en afmetingen van de constructie

8 a De aanduiding Fe 360 geeft aan dat de treksterkte van het materiaal


minimaal 360 N/mm2 bedraagt.
b De aanduiding S275 geeft aan dat de vloeigrens van het materiaal minimaal
275 N/mm2 bedraagt.
c ft;d

Zij- en kophoeklassen
9 a Excentriciteit wil zeggen dat de hartlijnen van de verschillende profielen
niet in elkaars verlengde liggen.
b Excentriciteit brengt met zich mee dat de verbinding de neiging heeft tot
kromtrekken. Bij excentriciteit e1 wordt dit opgevangen door de stijfheid
van het profiel, maar in de richting van excentriciteit e2 leidt dit wel tot
scheve belastingen.

10 Twee redenen:
– De vervormingen gaan anders een te grote rol spelen.
– De lasser kan dan doorlassen zonder van elektrode te wisselen.
3 LASBEREKENINGEN 43

f A
= 360 N/mm 2 × (3 × 60) mm = 74 827 N
2 2
Fs;d =
2 @
11 t;d
@
z
@
β 2,165 0,8 2,165

12 a Fs;d = A σ = A fy;d = (60 × 6) mm2 × 235 N/mm2 = 84 600 N


@
t
@

f A A
b Fs;d = , dus:
2 @ 2 @
t;d
@
k
% z

β 1,768 2,165

84 600 N = 360 N/mm 2 × 60 mm a % 2 × 80 mm a


2
@ @
@
0,8 1,768 2,165
84 600 N = 450 N/mm2 × (67,87 mm a + 73,90 mm a) @ @

84 600 N = 63 797 N/mm a a = 1,33 mm @ Y

Neem dus een minimale lasdikte: a = 3 mm.

f A A
a Fs;d =
2 @ 2 × 2 @
13 t;d
@
k
% z

β 1,768 2,165

Merk op dat er vier zijhoeklassen zijn. Er is immers aan beide zijden van de
schetsplaat een profiel gelast.
f A A
Fs;d =
2 @ 2 × 2 @
t;d
@
k
% z

β 1,768 2,165

= 360 N/mm 2 × (3 × 140) mm % 2 × 2 × (6 × 150) mm


2 2 2
@
0,8 1,768 2,165
= 450 N/mm × 2138 mm = 962 069 N
2 2

b Fs;d = A fy;d @

Fs;d = 165 mm t × 235 N/mm2 @

Fs;d 962069 N
dus t = = = 24,8 mm
165 mm × 235 N/mm 2
165 mm × 235 N/mm 2
afgerond: t = 25 mm minimaal

f A A
Fs;d = 23 mei 2005, dus
2 @ 2 @
14 t;d
@
k
% z

β 1,768 2,165

320 000 N = 360 N/mm 2 a × 100 mm % 2 a × 100 mm


2
@ @
@
0,8 1,768 2,165
320 000 N = 450 N/mm2 × ( 113,1 mm a + 92,4 mm a) @ @

320 000 N = 450 N/mm2 × 205,5 mm a @

320 000 N = 92 475 N/mm a @

dus a = 320 000 N = 3,5 mm, neem a = 4 mm


92 475 N/mm
44 CONSTRUEREN 4

Zelftoets
1

2
a

3 Bij een lasverbinding worden bij berekening twee factoren toegevoegd:


– de belastingsfactor (f , die afhankelijk is van het belastingstype en het soort
bouwwerk;
– de partiële veiligheidsfactor (m , die onder andere afhankelijk is van
materiaaleigenschappen en van de vorm en de afmetingen van de gebruikte
constructie-onderdelen.
4

Fd

e2
e1
3 LASBEREKENINGEN 45

5 a twee zijhoeklassen en één kophoeklas


b Fs;d = A fy;d = (60 × 6) mm2 × 355 N/mm2 = 127 800 N
@

f A A
c Fs;d = , dus
1 @ 2 @
t;d
@
k
% z

β 1,768 2,165

127 800 N = 510 N/mm 1 a × 60 mm % 2 a × 80 mm


2
@ @
@
0,9 1,768 2,165
127 800 N = 566,7 N/mm2 × (33,9 mm a + 73,9 mm a) @ @

127 800 N = 566,7 N/mm2 × 107,8 mm a @

127 800 N = 61 090,3 N/mm a @

dus a = 127 800 N = 2,1 mm, neem a = 3 mm


61 090,3 N/mm

6 a vier zijhoeklassen en twee kophoeklassen


b Fs;d = A fy;d = (60 × 6) mm2 × 2 × 355 N/mm2 = 255 600 N
@

Merk hierbij op dat de schetsplaat waarschijnlijk zwakker is dan de twee


platte staven, omdat bij de schetsplaat het oppervlak van de
normaaldoorsnede kleiner is.
f A A
c Fs;d = , dus
2 @ 4 @
t;d
@
k
% z

β 1,768 2,165

255 600 N = 510 N/mm 2 a × 60 mm % 4 a × 80 mm


2
@ @
@
0,9 1,768 2,165
255 600 N = 566,7 N/mm × (67,9 mm a + 147,8 mm a)
2
@ @

255 600 N = 566,7 N/mm2 × 215,7 mm a @

255 600 N = 122 237,2 N/mm a @

dus a = 255 600 N = 2,1 mm, neem a = 3 mm


122 237,2 N/mm
d Als je ervan uitgaat dat de las net zo sterk moet zijn als het plaatmateriaal,
maakt het dus niet uit of je één of twee platen gebruikt. Bij eenzelfde
lasdikte kan dan wel tweemaal zoveel kracht worden overgebracht.
.
4 Berekeningen assen,

lagers en askoppelingen

Herhalingsvragen over assen


1 Twee hoofdgroepen van assen:
a draagassen
b overbrengingsassen
2 Onder een astap verstaan we een uiteinde van een draagas dat een kleinere
middellijn heeft dan de as zelf, en dat gebruikt wordt om een asondersteuning
(meestal een lager) te kunnen plaatsen.
3 Voor de montage van lagers is op deze manier al een vast aanlegvlak aanwezig.
4 Nadelen:
– Je moet de overgang van astap en as niet te scherp maken, dit in verband
met kerfwerking.
– Daarnaast betekent het maken van astappen een extra bewerking (en dus
extra kosten).
48 CONSTRUEREN 4

Berekeningen aan draagassen en astappen


5 a Zie het bovenste deel van bijgaande afbeelding.

b EMb (t.o.v. A) = 0; met de klokrichting mee is positief, tegen de


klokrichting in is negatief.
+30 kN × 600 mm ! FB × 800 mm = 0
FB = 22,5 kN
FA = 7,5 kN
MbC = 7,5 kN × 600 mm = 4500 kN @ mm
Zie bijgaande afbeelding.

F = 30 kN

A C B

F A = 7,5 kN

F B = 22,5 kN

600 200

+ 7,5
+
D -lijn 0
-

kN

- 22,5

-
M b -lijn 0
+

kN . m

+ 4500

Mb
= 4500 @ 10 N @2mm = 75 000 mm3
3
c M b C = Wb @ σ b Y Wb = C

σb 60 N/mm
3 3
Wb = 0,1 @ d3 Y d = 10 @ Wb = 750000 mm 3 = 90,9 mm
Neem d = 95 mm
4 BEREKENINGEN ASSEN, LAGERS EN ASKOPPELINGEN 49

6 a Zie het bovenste deel van de desbetreffende bijgaande afbeelding.

b EMb (t.o.v. A) = 0; met de klokrichting mee is positief, tegen de


klokrichting in is negatief.
+200 kN × 300 mm ! FB × 450 mm = 0
FB = 133,33 kN
FA = 66,67 kN
c Zie de desbetreffende bijgaande afbeelding.

A X B

200 kN
F A = 66,67 kN

0,225 m 0,15 m 0,075 m


F B = 133,33 kN

+ 66,67
+
D -lijn 0 0
-
kN
x - 133,33

-
M b -lijn 0 0
+

kN . m

+ 16,67

Belastingsschema met dwarskrachtenlijn en buigende-momentenlijn

d x = 150 mm = 50 mm
3
Mb X = +66,667 kN × 275 mm ! 200 kN × 25 mm= 16 667 kN @ mm
3
Mb
= 16667 @ 10 N 2@ mm = 277 783 mm3
3
Mb X = Wb @ σ b Y Wb = X

σb 60 N/mm
3 3
Wb = 0,1 @ d3 Y d = 10 @ Wb = 2777830 mm 3 = 140,6 mm
afgerond d = 141 mm
50 CONSTRUEREN 4

e
l

d
F B = 133,33 kN

Astapafmetingen

l = σb 60 N/mm 2 = 1,414 Y l = 1,414 @ d


=
d 5 @ σo 5 × 6 N/mm 2
MbB = FB @ ½ l = 133,33 kN × 1,414 @ d = 94,28 kN @ d
2
Mb
MbB = Wb @ σ b Y Wb = B = 94,28 @ 10 N @ d
3

σb 60 N/mm 2
Wb = 0,1 @ d3 Y 0,1 @ d3 = 94,28 @ 10 N2 @ d
3

60 N/mm
dus 0,1 @ d2 = 94,28 @ 10 2N Y d = 94,28 @ 103 N = 125,4 mm
3

60 N/mm 0,1 × 60 N/mm 2


Neem d = 130 mm.
l = 1,414 @ d = 1,414 × 125,4 mm = 177,3 mm
Neem l = 180 mm.

De lengte berekenen via vlaktedruk:


F
σo =
A proj

= 133,33 @ 102 N = 22 221,67 mm2


F 3
Aproj =
σo 6 N/mm
Aproj = l @ d = 1,414 d × d = 22 221,67 mm2
d = 125,4 mm Y neem d = 130 mm
l = 1,414 @ d = 1,414 × 125,4 mm = 177,3 mm Y neem l = 180 mm

7 Mb = Wb @ σ b = 0,1 × (60 mm)3 × 60 N/mm2 = 1 296 000 N @ mm


Berekening van de toelaatbare kracht F uitgaande van de toelaatbare
buigspanning:
Mb = F @ ½ l
1 296 000 N @ mm = F × ½ × 70 mm Y F = 37 028,6 N
Controle op de toelaatbare vlaktedruk:
F = σ o @ d @ l = 6 N/mm2 × 60 mm × 70 mm = 25 200 N
De toelaatbare kracht is dus F = 25,2 kN.
Neem l = 180 mm
4 BEREKENINGEN ASSEN, LAGERS EN ASKOPPELINGEN 51

8 a M b = W b @ Fb

M
25 @ 103 N × 150 mm
dus Fb = b = 2 = 20 N/mm2
Wb
0,1 × (100 mm) ! (50 mm)
4 4

100 mm

b F = Fo @ d @ l Y Fo = F = 25 @ 103 N = 1,67 N/mm2


d@l 100 mm × 150 mm

Warmte-afvoer bij roterende astappen


9 a FA = FB = 40 kN
MbC = FA × 300 mm = 12 000 kN @ mm
Mb
= 12000 @ 10 N 2@ mm = 300 000 mm3
3
Wb = C

σb 40 N/mm
3
Wb = 0,1 @ d3 Y d = 3000000 mm 3 = 144,23 mm
Neem d = 145 mm.

b l =
σb
= 40 N/mm 2 = 1,155 Y l = 1,155 @ d
d 5 @ σo 5 × 6 N/mm 2
FA = FB dus beide astappen hebben dezelfde afmetingen.
F = σo @ l @ d
40 kN = 6 N/mm2 × (1,155 @ d) @ d
dus d2 = 40 @ 103 N Y d = 75,98 mm
6 N/mm 2 × 1,155
Neem d = 80 mm.
l = 1,155 @ d = 1,155 × 75,98 mm = 87,75 mm
Neem l = 90 mm.

c Volgens tabel 4.6 in het kernboek kunnen we glijlagerblok DIN 503 of


glijlagerblok DIN 504 kiezen, met Aproj = 8000 mm2.
(l = 90 mm en d = 80 mm, dus Aproj moet minimaal 7200 mm2 bedragen)
d Fo = F = 40 @ 10 N2 = 5 N/mm2 (bij het gekozen kussenblok)
3

A 8000 mm

e v = π @ d @ n = π × 0,08 m × 3 s–1 = 0,754 m/s

f p @ v = Fo @ v = 5 N/mm2 × 0,754 m/s = 3,77 W/mm2


Omdat geldt: p @ v = 4,5 W/mm2, wordt er dus voldoende warmte
afgevoerd.
52 CONSTRUEREN 4

10 a Volgens tabel 4.6 in het kernboek geldt: Aproj = 9500 mm2.


Volgens tabel 4.5 in het kernboek geldt: σ o = p = 4,5 N/mm2.
σo = F Y F = σ o @ A = 4,5 N/mm2 × 9500 mm2 = 42 750 N
A

b vas = π @ d @ n = π × 0,1 m × 3 s–1 = 0,942 m/s


p @ vas = 4,5 N/mm2 × 0,942 m/s = 4,239 W/mm2
Volgens tabel 4.5 in het kernboek geldt: p @ v = 2,45 W/mm2, dus de
belasting van 42 750 N is niet toelaatbaar, omdat de warmte-afvoer
onvoldoende is.

c Bepalend is het aantal omwentelingen van de as. Er blijft dus gelden: vas =
0,942 m/s. Verder geldt: p @ v = 2,45 W/mm2. Uitgaande van deze
waarden gaan we de toelaatbare vlaktedruk uitrekenen in verband met de
benodigde warmte-afvoer.
p = p @ v = 2,45 W/mm = 2,6 N/mm2
2
vas 0,942 m/s
De maximaal toelaatbare belasting wordt dan:
F = A @ p = 9500 mm2 × 2,6 N/mm2 = 24 700 N = 24,7 kN

11 a Voor DIN 504 vinden we in tabel 4.5 van het kernboek:


σ o = p = 3,50 N/mm2 en p @ v = 1,76 W/mm2
Voor DIN 504 vinden we in tabel 4.6 van het kernboek: Aproj = 5400 mm2.
p = σ o = F = 9000 N 2 = 1,67 N/mm2
A proj 5400 mm
v = π @ d @ n = π × 0,060 m × 6 s–1 = 1,13 m/s
p @ v = 1,67 N/mm2 × 1,13 m/s = 1,88 W/mm2
Deze waarde is dus groter dan de maximale waarde van p @ v = 1,76 W/mm2
Dit kussenblok voldoet dus niet.

b Voor DIN 506 vinden we in tabel 4.5 van het kernboek:


σ o = p = 3,50 N/mm2 en p @ v = 2,06 W/mm2
Voor DIN 506 vinden we in tabel 4.6 van het kernboek: Aproj = 7200 mm2.
p = σ o = F = 9000 N 2 = 1,25 N/mm2
A proj 7200 mm
v = π @ d @ n = π × 0,060 m × 6 s–1 = 1,13 m/s
p @ v = 1,25 N/mm2 × 1,13 m/s = 1,41 W/mm2
Deze waarde is dus kleiner dan de maximale waarde van p @ v = 2,06 W/mm2
Dit kussenblok voldoet dus wel.
4 BEREKENINGEN ASSEN, LAGERS EN ASKOPPELINGEN 53

12 a p = σo = F
Aproj
F = σo @ Aproj = 25 N/mm² × 60 mm × 90 mm = 135 000 N
b Als lagermateriaal kan witmetaal gebruikt worden met σo = 25 N/mm2
en v > 20 m/s.
c Keuze: 89% Cu, 10% Sn, 1% grafiet; of: 88% Fe, 10% Cu, 2% grafiet.
d Omdat de maximaal toelaatbare vlaktedruk aan de lage kant is ten opzichte
van wat is toegestaan, kan materiaal met een hogere poreusheid worden
toegepast.

13 a p = σo = F
Aproj
F = σo @ Aproj = 15 N/mm2 × 100 mm × 140 mm = 210 000 N
b σo @ v = 4,2 W/mm2
v = 4,2 W/mm = 4,2 W/mm2 = 0,28 m/s
2 2

σo 15 N/mm
v=π@d@n
n = v = 0,28 m/s = 0,89 s–1
π @ d π × 0,1 m

14 a Volgens tabel 10.4 uit Construeren kernboek 1 kan voor de toelaatbare


vlaktedruk 2,5 N/mm2 genomen worden.
Fo =
F
Aproj
Aproj = F
= 100000 N2 = 40 000 mm2
σo 2,5 N/mm
Aproj = d @ l = 40 000 mm2
omdat d = l geldt: l2 = 40 000 mm2,
dus l = d = 200 mm

b p @ v = 5 W/mm2
v = 5 W/mm 2 = 2 m/s
2

2,5 N/mm
v=π@d@n
n = v = 2 m/s = 3,2 s–1
π @ d π × 0,2 m
54 CONSTRUEREN 4

Herhalingsvragen over wentellagers


15
B d = boring
D = buitenmiddellijn
buitenring
kogel B = breedte
kooi r = afronding
binnenring
r
D

d
zijvlak binnenring
loopbanen

manteloppervlak
r

16
lager- benaming binnen- buiten- breedte
nummer middellijn middellijn
6209 eenrijig groefkogellager 45 mm 85 mm 19 mm
6211 eenrijig groefkogellager 55 mm 100 mm 21 mm
NU 406 eenrijig cilinderlager 30 mm 90 mm 23 mm

17 Een lager dient in de eerste plaats als asondersteuning, waarbij de wrijving zo


gering mogelijk moet zijn.

Berekeningen wentellagers
18 Het draaggetal van een lager is een waarde (in N) waarmee we de werkelijke
belasting op het lager kunnen vergelijken. De verhouding tussen de twee
getallen zegt iets over de levensduur en de betrouwbaarheid van het lager.

19 Dynamische draaggetallen – symbool C – worden gebruikt bij berekeningen


aan roterende lagers, terwijl statische draaggetallen – symbool C0 – bij
berekeningen aan stilstaande en langzaam draaiende lagers worden gebruikt.

20 De equivalente dynamische lagerbelasting – symbool P – is een vervangende


lagerbelasting die qua grootte en richting dezelfde invloed op de levensduur
heeft als de werkelijke belasting.

21 a – tweerijige zelfinstellende kogellagers


– tonlagers
b – eenrijige groefkogellagers
– hoekcontact-kogellagers
– tweerijige zelfinstellende kogellagers
– kegellagers
4 BEREKENINGEN ASSEN, LAGERS EN ASKOPPELINGEN 55

p
22 a L10 = C
P
L10h = 10 @ C
6 p

60 @ n P

b L10 geeft de nominale levensduur van een wentellager in miljoenen


omwentelingen. L10h geeft de nominale levensduur van een wentellager in
bedrijfsuren.

c L10h kan alleen worden berekend als het toerental n constant is.

23 a Het lagernummer 6310 – met als eerste cijfer een 6 – geeft aan dat het om
een eenrijig groefkogellager gaat.

b C = 61 800 N
C0 = 38 000 N
c De belasting is zuiver radiaal, dus P = Fr = 4000 N
3
L10 = C = 61800 N = 15,453 = 3687,95
p

P 4000 N
De nominale levensduur is dus: 3687,95 miljoen omwentelingen.

d L10h = 10 @ C 106
6 p
= @ L10
60 @ n P 60 × 3200 min–1
= 106 × 3687,95 = 19 208 uren
60 min/uur × 3200 min–1

24 a C = 33 200 N
C0 = 21 600 N
b Er is alleen een radiale belasting, dus: P = Fr = 3600 N.
3
c L10h = 1000000 @ C = 1000000 × 33200 N
p
= 3631 h
60 @ n P 60 × 3600 min!1 3600 N

25 Volgens de lagertabel gelden voor lager nummer 6012 de volgende gegevens:


– dynamisch draaggetal: C = 29 600 N
– statisch draaggetal: C0 = 23 200 N
We volgen de stappenmethode (zie SKF leerboek wentellagers):
F
1 a = 732 N = 0,032
C0 23200 N
In tabel 4.11 van het kernboek is (na interpolatie) te vinden: e = 0,23.
F
2 a = 732 N = 0,59
Fr 1250 N
Deze waarde 0,59 is groter dan de gevonden waarde 0,23 voor e.

3 Uit tabel 4.11 is nu af te lezen: X = 0,56 en Y = 1,9.


56 CONSTRUEREN 4

4 De equivalente dynamische lagerbelasting is nu te berekenen:


P = X @ Fr + Y @ Fa
P = 0,56 × 1250 N + 1,9 × 732 N = 2091 N
5 Nu kan de formule voor de nominale levensduur ingevuld worden met de
waarden:
C =29 600 N (eerder gevonden in de lagertabel)
P = 2 091 N (gevonden bij stap 4)
p =3 (zoals geldt voor een kogellager)
n = 1250 min (gegeven)
!1

3
L10h = 1000000 @ C 1000000 × 29600 N
p
= = 37 833 h
60 @ n P 60 × 1250 min!1 2091 N

26 Volgens de lagertabel gelden voor lager nummer NU 209 EC de volgende


gegevens:
– dynamisch draaggetal: C = 60 500 N
– statisch draaggetal: C0 = 64 000 N
Er is alleen sprake van een radiale belasting, dus: P = Fr = 50 000 N.
Nu kan de formule voor de nominale levensduur worden ingevuld met de
volgende waarden:
C = 60 500 N
P = 50 000 N
p = 103 = 3,33 (cilinderlager)
n = 5 s!1 = 5 s!1 × 60 s/min = 300 min!1
3,33
L10h = 1000000 @ C 1000000 × 60500 N
p
= = 105 h
60 @ n P 60 × 300 min!1 50000 N

27 a Voor lager nummer 29320 E gelden de volgende gegevens:


– dynamisch draaggetal: C =408 000 N
– statisch draaggetal: C0 =1 290 000 N

b Bij een tontaatslager geldt (zoals eerder in het werkboek vermeld) de


volgende formule:
P = Fa + 1,2 @ Fr
P = 80 000 N + 1,2 × 5000 N = 86 000 N
c Nu kan de formule voor de nominale levensduur worden ingevuld met de
waarden:
C =408 000 N
P = 86 000 N
p = 3,33
n = 500 min!1
3,33
L10h = 1000000 @ C 1000000 × 408000 N
p
= = 5981 h
60 @ n P 60 × 500 min!1 86000 N
4 BEREKENINGEN ASSEN, LAGERS EN ASKOPPELINGEN 57

28 Gegeven:
– Fr = 3700 N
– Fa = 1200 N
– das = 30 mm
– n = 1400 min–1
– L10h = 500 dagen = 12 000 uur

Berekening:
Fa
= 1200 N = 0,32
Fr 3700 N
Fa
We nemen nu aan dat e = 0,31 (zo dicht mogelijk bij )
Fr
Daaruit volgt dan: X = 0,56 en Y = 1,4
De equivalente dynamische lagerbelasting wordt nu:
P = X @ Fr + Y @ Fa = 0,56 × 3700 N + 1,4 × 1200 N = 3752 N
Invullen van de nu bekende waarden in de levensduurformule geeft:
L10h = 10 @ C
6 p

60 @ n P
3
12 000 = 106 @ C
60 × 1400 min–1 3752 N
3
dus C = 12000 uur × 60 min/uur × 1400 min–1 = 1008
3752 N 106
en dus C 3
= 1008 = 10,03
3752 N
waaruit volgt: C = 10,03 × 3752 N = 37 633 N
We kiezen nu uit de lagertabel de lager met nummer 6406. Hiervoor geldt:
C = 43 600 N en d = 30 mm
C0 = 23 600 N
Nu moeten we nog een controleberekening maken om te kijken of de
Fa
aanname > e klopt.
Fr
Fa
= 1200 N = 0,05
C0 23600 N
Uit de tabel haal je nu: e = 0,25
Fa
= 0,32, hieruit volgt: X = 0,56 en Y = 1,8
Fr
De equivalente dynamische lagerbelasting is nu:
P = 0,56 × 3700 N + 1,8 × 1200 N = 4232 N
Het aantal bedrijfsuren van het lager 6406 is nu:
L10h = 10 @ C =
6 p
106 × 43600 N 3 = 13 018 uur
60 @ n P 60 × 1400 min–1 4232 N
De gewenste levensduur is 12 000 uur, dus het gekozen lager 6406 voldoet.
58 CONSTRUEREN 4

29 Gegeven:
Fr = 4000 N
Fa = 1000 N
n = 1200 min–1
d = 35 mm
L10h = 20 000 h

Fa
Er geldt dus: = 1000 N = 0,25
Fr 4000 N
F
We nemen nu aan dat a kleiner is dan e.
Fr
Hierbij horen volgens tabel 4.11 van het kernboek de volgende waarden:
X = 1 en Y = 0.
De equivalente dynamische lagerbelasting wordt nu:
P = X @ Fr + Y @ Fa = 1 × 4000 N + 0 × 1000 N = 4000 N

L10h = 1000000 @ C
p

60 @ n P

3
20 000 h = 1000000 @ C
60 × 1200 min !1 4000 N

Daaruit volgt:
3
= 20000 h × 60 × 1200 min
C !1

4000 N 1000000
3
C = 1440
4000 N

C 3
= 1440 = 11,29
4000 N

C = 11,29 × 4000 N = 45 168 N


We kiezen nu lager nummer 6407, waarvan de gegevens zijn:
C = 55 300 N
C0 = 31 000 N
d = 35 mm
4 BEREKENINGEN ASSEN, LAGERS EN ASKOPPELINGEN 59

Controle-berekening

Fa
1 = 1000 N = 0,032
C0 31000 N
In tabel 4.11 uit het kernboek is te vinden: e = 0,23.

Fa
2 = 1000 N = 0,25
Fr 4000 N
Deze waarde 0,25 is groter dan de gevonden waarde 0,23 voor e.

3 Uit tabel 4.11 is nu af te lezen: X = 0,56 en Y = 1,9.

4 De equivalente dynamische lagerbelasting is nu te berekenen:


P = X @ Fr + Y @ Fa = 0,56 × 4000 N + 1,9 × 1000 N = 4140 N
5 Nu kan de formule voor de nominale levensduur ingevuld worden met de
gevonden waarden:

L10h = 1000000 @ C
p

60 @ n P

3
L10h = 1000000 × 55300 N = 33 101 h
60 × 1200 min!1 4140 N

De gewenste levensduur is 20 000 uur, dus het berekende lager voldoet.


60 CONSTRUEREN 4

Zelftoets assen en lagers


1 Scherpe overgangen moeten voorkomen worden in verband met kerfwerking.

2 Bij een draaiende as moet er voldoende ruimte aanwezig zijn om een lager te
monteren.
Daarnaast kan de astap van een stilstaande as korter zijn omdat er veel minder
warmte afgevoerd moet worden.

3 a Volgens tabel 10.4 in het kernboek Construeren 1 geldt: σo = 120 N/mm2.


σo = F
A
A= F
= 180000 N2 = 1500 mm2
σo 120 N/mm
A = l2 @ d2 Y (1,2 @ d2) @ d2 = 1500 mm2
d2 = 35,4 mm, neem d2 = 40 mm
b l2 = 1,2 @ d2 = 1,2 × 35,4 mm = 42,4 mm, neem l2 = 45 mm

c v = π @ d @ n = π × 0,040 m × 3 s–1 = 0,377 m/s


p = Fo = F = 180000 N = 100 N/mm2
A 40 mm × 45 mm
warmte-afvoer: p @ v = 100 N/mm2 × 0,377 N/mm2 = 37,7 W/mm2

d De hoeveelheid warmte die moet worden afgevoerd is erg hoog. Omdat we


hier te maken hebben met volledige smering, moet alle warmte dus door de
olie worden afgevoerd. Dit betekent dat de olie een grote
doorstroomsnelheid en een goede koeling moet hebben.

4 a De afstand x kunnen we berekenen met de momentenstelling:


x = 180000 N × 320 mm = 180 mm
500000 N ! 180000 N
M
b Fb = b = 320000 N × 50 mm = 312 N/mm2
Wb 0,1 × (80 mm)3
FA
80

50

c Fo = F = 320000 N = 40 N/mm2
A 80 mm × 100 mm

Deze waarde is kleiner dan de maximaal toegestane waarde van 120 N/mm2
(zie de uitwerking van zelftoetsopdracht 3a), dus toelaatbaar!
4 BEREKENINGEN ASSEN, LAGERS EN ASKOPPELINGEN 61

5 Gegeven:
– lagernummer 6011
– Fr = 8000 N
– Fa = 680 N
– n = 900 min–1

a eenrijig groefkogellager

b d = 55 mm

c D = 90 mm
B = 11 mm
d C = 28 100 N
C0 = 21 200 N
Fa
= 680 N = 0,032
C0 21200 N
In de tabel moeten we een tussenwaarde bepalen (interpoleren). We vinden
dan dat e = 0,23.
Fa F
= 680 N = 0,085 dus a < e
Fr 8000 N Fr
Hieruit volgt: X = 1 en Y = 0
P = 1 × 8000 N + 0 × 680 N = 8000 N
3
= 28100 N = 43,3
p
e L10 = C
P 8000 N
De nominale levensduur is dus 43,3 miljoen omwentelingen.
3
f L10h = 10 @ C 106 × 28100 N
6 p
= = 802 uren
60 @ n P 60 × 900 min –1 8000 N

6 a Uit de lagertabellen is af te lezen dat voor lager nummer 6208 (eenrijig


groefkogellager) geldt: C = 30 700 N en C0 = 19 000 N.
F
1 a = 750 N = 0,0395
C0 19000 N
In tabel 4.11 uit het kernboek is af te lezen: e = 0,24.

Fa
2 = 750 N = 0,21
Fr 3500 N
Deze waarde 0,21 is kleiner dan de gevonden waarde 0,24 voor e.

3 Uit tabel 4.11 is nu af te lezen: X = 1 en Y = 0.

4 P = X @ Fr + Y @ Fa = 1 × 3500 N + 0 × 750 N = 3500 N


62 CONSTRUEREN 4

3
= 30700 N
p
5 L10 = C = 674,9 miljoen omwentelingen
P 3500 N

b L10h = 1000000 @ C
p

60 @ n P
3
L10h = 1000000 × 30700 N = 2812 h
60 × 4000 min!1 3500 N

7 Gegeven:
Fr = 4500 N
Fa = 1200 N
n = 1200 min!1
d = 40 mm
L10h = 20 000 bedrijfsuren

Fa
Er geldt dus: = 1200 N = 0,27
Fr 4500 N
F
We nemen nu aan dat a kleiner is dan e.
Fr
Hierbij horen volgens tabel 4.11 uit het kernboek de volgende waarden:
X = 1 en Y = 0.
De equivalente dynamische lagerbelasting wordt nu:
P = X @ Fr + Y @ Fa = 1 × 4500 N + 0 × 1200 N = 4500 N

L10h = 1000000 @ C
p

60 @ n P

3
20 000 h = 1000000 @ C
60 × 1200 min !1 4500 N

3
= 20000 h × 60 × 1200 min = 1440
C !1
Daaruit volgt:
4500 N 1000000

C 3
= 1440 = 11,292
4500 N

C = 11,292 × 4500 N = 50 814 N


We kiezen nu lager nummer 6408, waarvan de gegevens zijn:
C = 63 700 N
C0 = 36 500 N
d = 40 mm
4 BEREKENINGEN ASSEN, LAGERS EN ASKOPPELINGEN 63

Controle-berekening
F
1 a = 1200 N = 0,033
C0 36500 N
In tabel 4.11 uit het kernboek is te vinden: e = 0,23.

Fa
2 = 1200 N = 0,27
Fr 4500 N
Deze waarde 0,27 is groter dan de gevonden waarde 0,23 voor e.

3 Uit tabel 4.11 is nu af te lezen: X = 0,56 en Y = 1,9.

4 De equivalente dynamische lagerbelasting is nu te berekenen:


P = X @ Fr + Y @ Fa = 0,56 × 4500 N + 1,9 × 1200 N = 4800 N
5 Nu kan de formule voor de nominale levensduur ingevuld worden met de
gevonden waarden:

L10h = 1000000 @ C
p

60 @ n P

3
L10h = 1000000 × 63700 N = 32 461 h
60 × 1200 min!1 4800 N

De gewenste levensduur is 20 000 uur, dus het berekende lager voldoet.

8 Gegeven:
– lagertype NU-EC
– Fr = P = 6000 N
– das = 20 mm
– n = 300 min–1
– L10h = 12 000 uren

a NU-EC is een cilinderlager.

b L10h = 10 @ C
6 p

60 @ n P
10
Y 12 000 uur = 10 6
@ C 3

60 × 300 min –1 6000 N


10
Y C 3
= 12000 uur × 60 min/uur × 300 min–1 = 216
6000 N 106
10
3
Y C =
3
216 = 216 10 = 5,016
6000
Y C = 5,016 × 6000 N = 30 095 N
Uit de lagertabel kiezen we dan NU 304 EC, waarvoor geldt:
– C = 30 800 N
– C0 = 26 000 N
P = Fr: er geen aanname gedaan, dus een controleberekening is niet nodig!
64 CONSTRUEREN 4

9 a Type 6412 kan niet gebruikt worden: de inbouwbreedte is te groot


(b = 35 mm).

b Type 6212 kan niet gebruikt worden; de levensduur is te kort, zoals blijkt
uit de nu volgende berekening:

C = 47 500 N en C0 = 32 500 N

Fa
1 = 12000 N = 0,37
C0 32500 N
In tabel 4.11 uit het kernboek is te vinden: e = 0,42.

Fa
2 = 12000 N = 0,33
Fr 36000 N
Deze waarde 0,33 is kleiner dan de gevonden waarde 0,42 voor e.

3 Uit tabel 4.11 is nu af te lezen: X = 1 en Y = 0.

4 P = X @ Fr + Y @ Fa = 1 × 36 000 N + 0 × 12 000 N = 36 000 N

5 L10h = 1000000 @ C
p

60 @ n P

3
L10h = 1000000 × 47500 N = 63 h
60 × 600 min!1 36000 N

c Type 6312 kan gebruikt worden; de maten en de levensduur voldoen aan


de eisen. Voor de levensduur blijkt dit uit de nu volgende berekening:

C = 81 900 N en C0 = 52 000 N

Fa
1 = 12000 N = 0,23
C0 52000 N
In tabel 4.11 uit het kernboek is te vinden: e = 0,36.

Fa
2 = 12000 N = 0,33
Fr 36000 N
Deze waarde 0,33 is kleiner dan de gevonden waarde 0,36 voor e.

3 Uit tabel 4.11 is nu af te lezen: X = 1 en Y = 0.

4 P = X @ Fr + Y @ Fa = 1 × 36 000 N + 0 × 12 000 N = 36 000 N

5 L10h = 1000000 @ C
p

60 @ n P
4 BEREKENINGEN ASSEN, LAGERS EN ASKOPPELINGEN 65

3
L10h = 1000000 × 81900 N = 327 h
60 × 600 min!1 36000 N

d Type 2212 kan niet gebruikt worden: het is een tweerijig (zelfinstellend)
kogellager.

e Type 6309 kan niet gebruikt worden: de boring is te klein (d = 45 mm).

Soorten koppelingen en schakelmechanismen


30 a Zie figuur 4.9 a t/m d uit het kernboek.
b 1 elastishe vervorming door belasting
2 uitzetting door warmte
3 uitlijnfouten bij montage
31 Door deze koppeling kan slechts (beperkt) axiale beweegbaarheid worden
opgenomen.

32 Klauwkoppelingen maken een axiale verschuiving van de as mogelijk (door


verwarming of montageonnauwkeurigheid). Dit treedt voornamelijk op bij
lange assen.

33 De metalen veren zorgen voor de elasticiteit. Ze werken dus trillingdempend


en zorgen voor een soepelere inschakeling.

34 De elastische klauwkoppeling uit figuur 4.18 bestaat onder andere uit een
rubberpakket waardoor meer elasticiteit wordt verkregen.

35 De rubberbanden zorgen voor elasticiteit (trilling- en schokdemping), maar


laten ook uitlijnfouten toe (flexibel).

36 De wrijvingsgesloten schakelbare koppelingen kunnen tijdens bedrijf onder


een last worden geschakeld, terwijl vormgesloten schakelbare koppelingen
alleen bij stilstand of in een bepaalde positie van de koppelingshelften worden
gekoppeld.

37 a Door de inschakeling van de hefboom worden de schotelschijven tegen


elkaar gedrukt. Hierdoor wordt de wrijvingsring tegen de koppelingsmantel
gedrukt, waardoor de overbrenging door wrijving tot stand komt.
b De wrijvingsring is in segmenten verdeeld omdat tijdens inschakeling de
diameter van de ring iets moet toenemen. Bij een massieve ring zou dat niet
mogelijk zijn.

38 Sinusvormige lamellen zijn gegolfd gebogen lamellen. Ze bezitten door die


vorm een veerwerking. Ze zorgen dat de koppeling geleidelijk en licht wordt
ingeschakeld.
Bij verdere inschakeling worden worden de wrijvingsvlakken vergroot, bij
uitschakeling worden ze verkleind. De inschakeling verloopt soepeler en de
warmte-ontwikkeling tijdens het vrijlopen is te verwaarlozen.
66 CONSTRUEREN 4

39 Mechanisch bediende koppelingen zijn niet op afstand bedienbaar.


Elektromagnetisch, pneumatisch en hydraulisch bedienbare koppelingen zijn
dat wel.

40 De sleepring zorgt voor metallisch contact waardoor een gelijkstroom kan


worden toegevoerd. Hierdoor wordt de magneetspoel geactiveerd en de
koppeling geschakeld.

41 1 kleine afmetingen
2 afstandsbesturing mogelijk
3 het koppel is bestuurbaar
4 geschikt voor hoge toerentallen en schakelfrequenties
5 klein vrijloopkoppel
6 automatische nastelling bij slijtage

Bestuurde koppelingen
42 Momentbestuurde koppelingen zijn koppelingen die uitgeschakeld worden als
het over te brengen koppel te groot wordt. Er zit dus een ingebouwde
veiligheid in.

43 De signaalgever wordt ingeschakeld als een bepaald ingesteld koppel wordt


overschreden. Doordat dan de kogels uit de uitsparing worden getild, raakt
een schijf de eindschakelaar.

44 Deze motoren met toerentalbestuurde koppeling hoeven niet voor een


kortstondige hoge aanloopbelasting te worden geconstrueerd. De koppeling
schakelt de overbrenging pas in bij het bereiken van een bepaald toerental.

45 Bij richtingbestuurde koppelingen wordt de overbrenging slechts in één


richting tot stand gebracht. De richting waarin gekoppeld wordt, noemen we
de sperrichting en de richting waarin de aangedreven elementen vrij
beweegbaar zijn, noemen we de vrijlooprichting.

Herhalingsvragen
46 a Het overbrengen van een moment van de ene as op de andere as.
b – elastische vervormingen compenseren
– schokken in de belasting opvangen
– in- en uitschakelen van de twee aseinden
– toerental begrenzen
– draaimoment begrenzen
– draaimoment in één richting overdragen
4 BEREKENINGEN ASSEN, LAGERS EN ASKOPPELINGEN 67

47 – Vaste koppelingen leggen een starre verbinding tussen twee aseinden.


klembuskoppeling, flenskoppeling
– Flexibele koppelingen kunnen kleine uitlijnafwijkingen (afhoekfout of
radiale fout) opvangen.
buskoppeling, tandkoppeling
– Elastische koppelingen laten kleine hoekverdraaiingen tussen de aseinden
toe. Door hun constructie zijn de meeste elastische koppelingen ook
flexibel.
pennenkoppeling
48 – Mechanische koppelingen hebben in elkaar passende delen waardoor de
assen bij inschakeling gesynchroniseerd (zelfde toerental en op elkaar
afgestemde positie) moeten zijn. Dit noemen we ook wel een vormgesloten
overbrenging.
pennenkoppeling, klauwkoppeling
– Wrijvingskoppelingen hebben contactvlakken die door een bepaalde
normaalkracht op elkaar gedrukt worden, waarna de overbrenging tot
stand komt. Dit noemen we ook wel een krachtgesloten overbrenging.
platenkoppeling, lamellenkoppeling

Berekening askoppelingen
49 Vier factoren:
– bedrijfsfactoren zoals:
- soort belasting (stotend?)
- aantal bedrijfsuren
– over te brengen vermogen
– toerental

50 a 8 bouten M20 × 90

b Tmax = 5400 N @ m

c m = 63 kg

d In eerste instantie is er sprake van een krachtgesloten overbrenging, want


de klemkracht van de bouten zorgt dat de overbrenging tot stand komt.
Voor de veiligheid is er ook een spie toegepast. Op het moment dat de spie
wordt bekracht is er tevens sprake van een vormgesloten overbrenging.

51 a Mw = P = 37000 W–1 = 981,5 N @ m


2@π@n 2@π×6s

b Mwmax = 1,25 × 981,5 N @ m = 1226,8 N @ m


We kiezen nu de volgende koppeling:
asmiddellijn D = 65 mm, Mwmax = Tmax = 1250 N @ m
68 CONSTRUEREN 4

c Dasgat = 65 mm
Duitw = 170 mm
L = 250 mm
boutaantal: 6
bouttype M16 × 55

52 Volgens tabel 4.14 van het kernboek geldt voor een asmiddellijn van 50 mm
een maximaal moment Tmax van 515 N @ m.
De koppeling heeft drie pasbouten M10 met een steekmiddellijn van 11 mm
op een steekcirkelmiddellijn van 125 mm.
T
a Ftot = max = 515000 N @ mm = 8240 N
½ dstc ½ × 125 mm

Ftot
b Fb = = 8240 N = 2746,7 N
aantal bouten 3

Fb
c JD = = 2746,7 N = 28,9 N/mm2
Ast π × (11 mm)2
4

d De pasbouten zorgen voor de overbrenging, dus de koppeling is


vormgesloten.

53 a – Flexibel wil zeggen dat de koppeling geschikt is om uitlijnafwijkingen


op te nemen (bv. ashoekfouten of radiale fouten).
– Elastisch wil zeggen dat de koppeling kleine hoekverdraaiingen tussen
de aseinden toelaat.

b Een pennenkoppeling is een vormgesloten overbrenging.

54 a Mnom = P = 28000 W = 185,7 N @ m


2@π@n 2 @ π × 24 s –1

b B = 1,5
K=0
C = B + K = 1,5 + 0 = 1,5
c Mmax = 1,5 × 185,7 N @ m = 278,5 N @ m

d We kiezen Pencoflex-koppeling PN155 met Tnom = 400 N @ m.

Mw
= 30 @ 10 N . mm = 333,3 N
3
55 a Fw =
½ dw ½ × 180 mm

Fw
b Fn = = 333,3 N = 3333 N
f 0,1
4 BEREKENINGEN ASSEN, LAGERS EN ASKOPPELINGEN 69

56 a Mw = P = 10000 W = 1591,5 N @ m
2 @π @ n
2 @ π × 60 min
–1
60

b Voor de bedrijfsfactor van de betonmenger geldt S = 1,8.


c Mwmax = 1,8 × 1591,5 N @ m = 2864,8 N @ m
We nemen koppelingsgrootte 143 met Ts = 3000 N @ m.

57 Gegeven:
– P = 12 kW
– n = 1800 min–1

a Mw = P = 12000 W = 63,7 N @ m
2 @π @ n 1800 min –1
2@π×
60
b type 15
c Ms = 80 N @ m
L = 117 mm
A = 32 mm
Hub = 11 mm
58 Gegeven:
– P = 20 kN
– n = 9 s–1
– f = 0,12
– 3 wrijvingsplaten aan buitenste naaf

a 3 wrijvingsplaten (zie figuur 4.6 in het werkboek) leveren 6


wrijvingsvlakken op.

b Mw = P = 20000 W–1 = 353,7 N @ m


2@π@n 2@π×9s

c dgem = D = 100 mm

Mw M
= w = 353,7 @ 10 N @ mm = 7073,6 N
3
dus Fwtot =
½ dw ½ D ½ × 100 mm

d Fw = 7073,6 N = 1178,9 N
6

Fw
e Fn = = 1178,9 N = 9824,4 N
f 0,12
70 CONSTRUEREN 4

f Het (ringvormige) wrijvingsoppervlak tussen de platen is:


A = π (D2 ! d2) = π @ {(120 mm)2 ! (80 mm)2 } = 6283 mm2
4 4
F 9824,4 N = 1,6 N/mm2
Fo = n =
A 6283 mm 2
4 BEREKENINGEN ASSEN, LAGERS EN ASKOPPELINGEN 71

Samengestelde opdracht
a 800 kg . 8000 N
8000 N + 50% veiligheid = 12 000 N
dus:
– per as: Ftot = 12000 N = 6000 N
2
– per steun: Fsteun = 6000 N = 3000 N
2
Zie voor het belastingsschema het bovenste gedeelte van bijgaande afbeelding.
Doordat er sprake is van een symmetrische situatie, geldt: FA = FB = 3000 N.
3000 N 3000 N

C D

F A = 3000 N F B = 3000 N

300 800 300

3000

+
D -lijn 0
-

kN
- 3000

-
M b -lijn 0
+
kN . m

900 900

b Zie bijgaande afbeelding. Mbmax = 900 N @ m.

Mb
= 900 @ 10 N @ 2mm = 15 000 mm3
3
c Mbmax = Wb @ σ b Y Wb = max

σb 60 N/mm
Wb = π @ d3 Y π @ d3 = 15 000
32 32
dus: d3 = 15000 mm × 32 = 152 788,7 mm3
3

π
3
en dus: d = 152788,7 mm 3 = 53,5 mm, afgerond d = 55 mm
De as met d = 60 mm is dus toereikend.
72 CONSTRUEREN 4

d Fr = 3000 N
Fa = 0
dus P = Fr = 3000 N
Het minimaal vereiste aantal omwentelingen is één miljard, dus L10min = 1000
(Immers, de eenheid van L10 is miljoenen omwentelingen.)
p 3
L10 = C Y 1000 = C
P 3000 N
C = 1000 = 10 Y C = 10 × 3000 N = 30 000 N
3
3000 N
Aan de hand van de lagertabel kies je de lager met nummer 6212.

e Lager 6212 heeft een binnendiameter van 60 mm, een buitendiameter van 110
mm en een breedte van 22 mm.

f Voor lager 6212 geldt:


– C0 = 32 500 N
– C = 47 500 N
De werkelijke nominale levensduur is nu:
3
L10 = C = 47500 N = 3969
p

P 3000 N
Het lager gaat dus nominaal mee: 3969 miljoen omwentelingen, ofwel 3,69
miljard omwentelingen (3,69 @ 109 omwentelingen).
4 BEREKENINGEN ASSEN, LAGERS EN ASKOPPELINGEN 73

Zelftoets koppelingen
1 De torsie-veerkarakteristiek geeft de verhouding weer tussen de
hoekverdraaiing die ten gevolge van een bepaald koppel in de koppeling
optreedt. Een voorbeeld is gegeven in paragraaf 4.7.2 uit het kernboek.

2 Bij wrijvingsgesloten koppelingen kan de benodigde aandrukkracht zorgen


voor het inschakelen (arbeidsbesturing) of het openen (rustbesturing) van de
koppeling.

3 1 geluidsarm
2 weinig slijtage
3 geschikt voor hoge toerentallen

4 a Zie tabel 4.14 van het kernboek.


Mw = P = 9000 W = 71,6 N @ m
2@π@n 1200 min –1
2@π×
60
Mwmax = 1,2 × 71,6 N @ m = 85,9 N @ m
Uit de tabel kiezen we grootte 30 met Tmax = 88 N @ m

b – grootste bouwlengte: 101 mm


– grootste middellijn: 125 mm
– middellijn van de astappen: 30 mm

5 krachtgesloten vormgesloten
platenkoppeling O G
Pencoflex-koppeling G O
schalenkoppeling O O
Ortlinghaus-koppeling O G
pennenkoppeling G O
flenskoppeling G O
lamellenkoppeling O G

Fn

as 1 as 2

Fn

lamellen

buitennaaf
74 CONSTRUEREN 4

7 Gegeven:
– P = 16 000 W
– n = 70 s–1
Mw = P = 16000 W –1 = 36,4 N @ m
2 @ π @ n 2 @ π × 70 s
Aan de hand van tabel 4.20 van het kernboek kiezen we grootte 11 met
Ms = 40 N @ m.
8 a

F
D = 115

130
100
_
_

_
_
_
_
b Mw = P = 20000 W = 318 N @ m
2@π@n 2 @ π × 10 s –1

c dgem = 100 mm % 130 mm = 115 mm


2
Fwtot = 318 @ 10 N @ mm = 5530,4 N
3

½ × 115 mm
Fw = 5530,4 N = 691,3 N
8

Fw
d Fn = = 691,3 N = 3456,5 N
f 0,2

e De oppervlakte van het ringvormige oppervlak is:


A = π @ {(130 mm)2 ! (100 mm)2} = 5419,2 mm2
4
F 3456,5 N = 0,64 N/mm2
Fo = n =
A 5419,2 mm 2
.
.
ISBN 90-425-2954-7

You might also like