Professional Documents
Culture Documents
Docent en Hand Lei Ding Cons Truer en Werkboek 4 Nieuw
Docent en Hand Lei Ding Cons Truer en Werkboek 4 Nieuw
tr@nsferW
Docentenhandleiding bij
W
CONSTRUEREN
E
R
K
Werkboek 4
T
U
I
G
B
O
U
W
K
U
N
D
E
N
I
V
E
F. Hersche
A
J.G. Verhaar
U
redactie
4
R.F.A. Sars
NijghVersluys
Ericastraat 18
3742 SG Baarn
Correspondentieadres:
Postbus 225
3740 AE Baarn
Derde druk
1 2 3 4 5 / 09 08 07 06 05
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in
een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze,
hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B
Auteurswet 1912 jo het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van
23 augustus 1985, St.b. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk
verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB
Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen,
readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de
uitgever te wenden.
III
T e n g e l e i d e
Geachte docent,
Voor u ligt de docentenhandleiding die behoort bij de derde druk van Construeren
werkboek 4 uit de serie tr@nsferW, bestemd voor de deelkwalificatie Tekenen/
Construeren MOW van de kwalificatie Werktuigbouwkunde op niveau 4. De derde
druk van het werkboek voldoet aan de huidige inhoud van de kavels. Bovendien zijn
opmerkingen van docenten naar aanleiding van de tweede druk verwerkt.
Deze docentenhandleiding bevat de antwoorden van de vragen, opdrachten en
zelftoetsen uit het werkboek.
Indeling serie Tekenen/Construeren
De serie tr@nsferW is opgebouwd uit kernboeken en bijbehorende werkboeken. Per
deelkwalificatie zijn er twee kernboeken. Dat betekent dat de uitgave Construeren
kernboek 2 (ISBN 90 425 2952 0) de leerstof bevat voor de semesters 4, 6 en 7.
De werkboeken sluiten aan op de praktische indeling in examenonderdelen. In
principe heeft elk examenonderdeel een eigen werkboek. Construeren werkboek 4
(ISBN 90 425 2953 9) bevat derhalve de onderwerpen voor het examenonderdeel
Tekenen/Construeren MOW, vierde semester.
Uitgangspunten tr@nsferW
De serie tr@nsferW volgt de bekende semesterserie van NijghVersluys op.
Uitgangspunt bij het ontwikkelen van tr@nsferW was dat vanzelfsprekend de nieuwe
eindtermen uit de kwalificatiestructuur nauwgezet moesten worden gevolgd. Kon u
bij de laatste generatie eindtermen in principe nog afwijken van de voorschriften, bij
de kwalificatiestructuur is dit door de externe legitimering onmogelijk geworden.
Bij de ontwikkeling van tr@nsferW hebben we veel energie gestoken in de didactiek.
De nieuwe structuur maakt immers duidelijk dat voor het klassikaal behandelen van
de leerstof minder tijd beschikbaar is dan voorheen. Om toch alles aan bod te laten
komen wat voorgeschreven is, dient de deelnemer/leerling meer zelfstandig de
leerstof door te werken.
Gebruik in de les
De serie tr@nsferW beoogt ook aan te sluiten bij de didactische vernieuwingen die
op alle onderwijsinstituten worden doorgevoerd. Iedere school maakt daarbij eigen,
specifieke keuzes. Uw rol als docent zal echter veranderen. In het werkboek treft u
vele verschillende didactische elementen aan die de leerling zullen sturen. U kunt
ervan uitgaan dat als een leerling de hier geboden vragen en opdrachten voldoende
weet te beantwoorden, hij de corresponderende theorie uit het kernboek beheerst.
Afhankelijk van uw eigen inzichten kunt u bepaalde onderdelen van de leerstof bij de
beantwoording van vragen en opdrachten klassikaal aan de orde stellen. Het is echter
ook het overwegen waard om deze leerstofonderdelen door de leerlingen zelf
onderling te laten oplossen in groepjes van minimaal twee personen. Onderzoek dat
aan de serie ten grondslag heeft gelegen, heeft uitgewezen dat een dergelijke
werkwijze tot verrassende resultaten leidt. Een leerling die geen moeite heeft met een
bepaald onderdeel van de leerstof, zal aan zijn medeleerling die daar wel moeite mee
heeft, moeten uitleggen hoe de kwestie in elkaar steekt. De kans is daarbij groot dat
ook de leerling die dacht het allemaal al te weten, van zijn eigen uitleg en door
vragen van zijn medeleerling zelf meer begrip krijgt.
IV
V e r a n t w o o r d i n g
Tot slot treft u aan een overzicht van de theoriekavel voor semester 4
(deelkwalificatie Tekenen/Construeren MOW), examenonderdeel Tekenen
Machinebouw 2 (kenmerk TEM.C1), vergeleken met de uitgave Construeren
werkboek 4 (derde druk) en de uitgave Construeren kernboek 2 (derde druk) uit de
serie tr@nsferW.
VI
I n h o u d
1 Buiging 1
Het buigend moment 1
Verdiepende opdrachten 4
Buigen van ingeklemde staven met een of meer puntlasten 5
Buigen ingeklemde staven met gelijkmatig verdeelde belasting 9
Buigen liggers op twee steunpunten met puntlasten 13
Buigen liggers op twee steunpunten met gelijkmatig verdeelde belasting 19
Gecombineerde buigbelastingen 22
Verdiepende opdracht 26
Zelftoets 28
2 Constructies in de staalbouw 33
Herhalingsvragen 33
Windverbanden 34
Wanden 35
Vloeren en kraanbaanliggers 37
Zelftoets 38
3 Lasberekeningen 41
Lasvormen en -afmetingen 41
Zij- en kophoeklassen 42
Zelftoets 44
4 Berekeningen assen, lagers en askoppelingen 47
Herhalingsvragen over assen 47
Berekeningen aan draagassen en astappen 48
Warmte-afvoer bij roterende astappen 51
Herhalingsvragen over wentellagers 54
Berekeningen wentellagers 54
Zelftoets assen en lagers 60
Soorten koppelingen en schakelmechanismen 65
Bestuurde koppelingen 66
Herhalingsvragen 66
Berekening askoppelingen 67
Samengestelde opdracht 71
Zelftoets koppelingen 73
M
1 Buiging
2 De kracht die de vis uitoefent is klein maar de arm is groot, dus dit geeft een
groot moment. De visser moet dus een grote kracht uitoefenen om hetzelfde
moment te laten ontstaan bij een kleine arm.
4 De neutrale laag is dat deel van de balk dat bij buiging van de balk geen
verlenging of verkorting heeft.
5 Nee. Ter plaatse van de neutrale laag is er geen spanning aanwezig, maar naar
de boven- of onderkant van de balk toe wordt de spanning steeds groter.
7 a lineair traagheidsmoment I
b de waarde Ea @ y2 uitgedrukt in mm4
c Over de y-as, omdat het weerstandsmoment ten opzichte van deze as het
grootst is.
11 M b y = W b y @ Fb
= 155,4 @ 103 mm3 × 140 N/mm2 = 21 756 @ 103 N @ mm
Iy 1
12 a Wby = = @ b @ h2 = 1 × 40 mm × 602 mm2 = 24 @ 103 mm3
ey 6 6
I
Wbz = z = 1 @ h @ b2 = 1 × 60 mm × 402 mm2 = 16 @ 103 mm3
ez 6 6
b Mby = Wby @ σ b = 24 @ 103 mm3 × 140 N/mm2 = 3360 @ 103 N @ mm
e 25,5 mm
14 I y = I z = 1 @ b @ h3 ! π @ d4
12 64
= 1 × 60 mm × 603 mm3 ! π × 304 mm4 = 103,95 @ 104 mm4
12 64
Wby = Wbz = I = 103,95 @ 10 mm = 34,65 @ 103 mm3
4 4
e 30 mm
1 B U I G I N G 3
15 I y = I z = π @ D 4 ! 1 @ b @ h3
64 12
= π × 604 mm4 ! 1 × 35 mm × 353 mm3 = 51,1 @ 104 mm4
64 12
Wby = Wbz = I = 51,1 @ 10 mm = 17,0 @ 103 mm3
4 4
e 30 mm
Verdiepende opdrachten
1 a In ons tabellenboek zoeken we van een IPE-220 de benodigde gegevens op:
Iy = 2772 @ 104 mm4 Iz = 204,9 @ 104 mm4
Wby = 252 @ 103 mm3 Wbz = 37,3 @ 103 mm3
dikte lijf tw = 5,9 mm
b profiel:
Iy = 2772 × 104 mm4 ! 1 × 5,9 mm × 803 mm3 = 2746,8 @ 104 mm4
12
I
Wby = y = 2746,8 @ 10 mm = 249,7 @ 103 mm3
4 4
ey 110 mm
2 a Iz = Iprofiel + 2 @ Iflens
Iz = 204,9 @ 104 mm4 + 2 × 1 × 20 @ 1103 mm4 = 648,6 @ 104 mm4
12
Wbz = 648,6 @ 10 mm = 117,9 @ 103 mm3
4 4
55 mm
b Mb = Wb @ σ b
Als de toelaatbare buigspanning gelijk blijft, zal bij een lager
weerstandsmoment ook het maximaal toelaatbare buigmoment lager zijn.
In dit geval is dus het volle profiel het sterkst, in tegenstelling wat je in
eerste instantie zou verwachten.
= 100 @ 10 N @ mm
Mb 3
3 a Mb = Wb @ σ b Y Wb = = 103 mm3
σb 100 N/mm 2
3
Wb = π @ d3 Y d = Wb @ 32
32 π
3
dus d = 103 mm 3 × 32 = 21,68 mm, afgerond 22 mm
π
π D 4 ! d4 π D 4 ! 12 @ D 4
b Wb = @ Y @ = Wb = 103 mm3
32 D 32 D
D 4 ! 161 @ D 4 15 3 32
dus = @D = × 103 mm3
D 16 π
en dus:
3
D= 16 × 32 × 103 mm 3 = 22,15 mm, afgerond 24 mm
15 π
d= 1
2
@ D = 12 mm
1 B U I G I N G 5
F = 2 kN
2m
+
D -lijn 0
1 mm = 0,1 kN -
-
M b -lijn 0
+
1 mm = 0,2 kN . m
6 C O N S T R U E R E N 4
F = 2 kN
2m
+
D -lijn 0
1 mm = 0,1 kN -
-
M b -lijn 0
1 mm = 0,2 kN . m +
F 2 = 0,2 kN
A B C D
1,5 m
4m
5m
+
D -lijn 0
-
kN
-0,5 -0,7
-2,3
-1,25
-
M b -lijn 0
+
kN . m
80kN
A B C D
20 kN
50 kN
50
+
D -lijn 0
-
-10
-30
kN
-5
-4
-
M b -lijn 0
+
kN . m
5
Mb
= 5 @ 10 N @ mm
6
24 M b D = Wb @ σ b Y Wb = D
= 50 @ 103 mm3
σb 100 N/mm 2
Voor een vierkante doorsnede geldt: b = h
Wb = 1 @ b @ h2 = Y 1 @ h3 = 50 @ 103 mm3
6 6
3
waaruit volgt: h = 50 @ 103 mm 3 × 6 = 66,94 mm
Neem dus een balk met b = h = 67 mm.
29 Het laatste deel is een rechte lijn omdat hier géén gelijkmatige belasting
aanwezig is.
10 C O N S T R U E R E N 4
q = 1 kN/m
A B C D
3m
+
D -lijn 0
-
kN
-3
-4,5
-2
kN . m
-0,5
-
M b -lijn 0
+
Mb
= 4,5 @ 10 N @ mm
6
c M b D = Wb @ σ b Y Wb = D
= 37,5 @ 103 mm3
σb 120 N/mm 2
Mb
= 16,5 @ 10 N @ mm
6
c M b C = Wb @ σ b Y Wb = C
= 137,5 @ 103 mm3
σb 120 N/mm 2
We kiezen UNP-180, waarbij Wby = 150,7 @ 103 mm3
Mb
= 16 @ 10 N @ mm
6
c M b D = Wb @ σ b Y Wb = D
= 114,3 @ 103 mm3
σb 140 N/mm 2
We kiezen: rechthoekige koker 150 × 100 × 6,5 ( Wby = 116 @ 103 mm3)
Mb
= 190 @ 10 N @ mm
6
c M b E = Wb @ σ b Y Wb = E
= 1583,3 @ 103 mm3
σb 120 N/mm 2
F 1 = 2 kN F 2 = 4 kN
A C D B
2m
FB = 2,5 kN
F A = 3,5 kN 4m
8m
3,5
1,5
+
D -lijn 0-
kN
- 2,5
-
M b -lijn 0
+
kN . m
+7
+ 10
Mb
= 10 N @ mm2 = 90,9 @ 103 mm3
7
d M b D = Wb @ σ b Y Wb = D
σb 110 N/mm
We kiezen IPE-160, waarbij Wby = 108,7 @ 103 mm3
F 2 = 4 kN
F 1 = 2 kN
A C D B
E
2m
F 3 = 2 kN F B = 1 kN
F A = 3 kN 4m
6m
8m
1
+
D -lijn 0-
kN
-1
-3
-
M b -lijn 0
+
+2
kN . m
+6
+8
1 B U I G I N G 17
Mb
= 8 @ 10 N @ mm
6
d M b D = Wb @ σ b Y Wb = D
= 72,7 @ 103 mm3
σb 110 N/mm 2
20 kN
F A = 8,3 kN
10 kN
A C D B E
15 kN
F B = 23,3 kN
2m 2m 2m 3m
20 + 60
- 18,3
- 60
- 53,2
kN . m
- 16,6
-
M b -lijn 0
+
43 Het bepalen van dit punt is zo belangrijk omdat dit snijpunt een keerpunt in
de buigende-momentenlijn aangeeft. Dit punt kan ter plaatse het maximale
moment opleveren.
q = 10 kN/m
A B
Q = 80 kN
FA = 40 kN
8m F = 40 kN
B
+ 40
kN
+ C
D -lijn 0-
- 40
-
M b -lijn 0
+
kN . m
80
20 C O N S T R U E R E N 4
Mb
= 40,5 @ 10 N @ mm
6
d M b B = Wb @ σ b Y Wb = B
= 405 @ 103 mm3
σb 100 N/mm 2
Gecombineerde buigbelastingen
47 a Berekening van FA en FB:
EMb (t.o.v. A) = 0; met de klokrichting mee is positief, tegen de
klokrichting in is negatief.
+ 20 kN × 2 m + 20 kN × 8 m ! FB × 10 m = 0
FB = 20 kN
FA = 20 kN
b Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.
c MbA = MbB = 0
MbC = +20 kN × 2 m = +40 kN @ m
MbD = +20 kN × 6 m ! 20 kN × 4 m = +40 kN @ m
MbE = +20 kN × 8 m ! 20 kN × 6 m ! (5 kN/m × 2 m × 1 m)
= +30 kN @ m
Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.
1 B U I G I N G 23
Mb
= 80 @ 10 N @ mm
6
d M b E = Wb @ σ b Y Wb = E
= 800 @ 103 mm3
σb 100 N/mm 2
We kiezen HE-A-260, waarbij Wby = 836 @ 103 mm3
26 C O N S T R U E R E N 4
Verdiepende opdracht
a ligger: 117 kg/m × 10 m/s2 = 1170 N/m = 1,17 kN/m
brugdek: 150 kg/m × 10 m/s2 = 1500 N/m = 1,5 kN/m
Als we ervan uitgaan dat elke ligger evenveel belasting opneemt:
per ligger HE-B-300: 1,5 kN/m = 0,5 kN/m
3
(In werkelijkheid neemt de ligger in het midden 50% van de belasting op en
de beide buitenste liggers elk 25%, maar dat laten we verder buiten
beschouwing.)
totaal per ligger bij een gelijkmatige belasting:
1,17 kN/m + 0,5 kN/m = 1,67 kN/m
voor een ligger: 1,67 kN/m × 3 m = 5,01 kN
Berekening van FA en FB:
Ftotaal per ligger = 200 kN + 5,01 kN = 71,7 kN
3
FA = FB = 71,7 kN = 35,84 kN
2
b Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.
c MbA = MbB = 0 kN/m
MbC = 35,84 kN × 1,5 m ! 5,01 kN × 0,75 m = 51,88 kN @ m
2
Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.
1 B U I G I N G 27
Zelftoets
1 a Onder ‘zuivere buiging’ verstaan we die gevallen waarin alle
normaaldoorsneden van een staaf door hetzelfde buigende moment
worden belast.
b Er komt een combinatie van trek- en drukspanning voor.
Trekspanningen worden veroorzaakt door verlenging van de staaf ter
plaatse en drukspanningen door verkortingen van de staaf.
2 Omdat dit een ‘beweegbaar’ steunpunt is, kan het uitsluitend krachten
opnemen loodrecht op het steunvlak van de rollen.
3 Bij puntlasten geeft dit snijpunt een plaats aan waar het maximale moment
aanwezig is. Bij gelijkmatige belastingen geeft het een keerpunt in de
momentenlijn aan, zodat het maximale moment bepaald kan worden.
4 a in A: D = !2 kN
in B: D = !2 kN ! 3 kN = !5 kN
in C: D = !2 kN ! 3 kN + 5 kN = 0
Zie de D-lijn in bijgaande afbeelding.
b MbA = 0
MbB = !2 kN × 3 m = ! 6 kN @ m
MbC = !2 kN × 5 m ! 3 kN × 2 m
= !10 kN @ m ! 6 kN @ m = !16 kN @ m
MbD = !2 kN × 7 m ! 3 kN × 4 m + 5 kN × 2 m
= !14 kN @ m ! 12 kN @ m + 10 kN @ m = !16 kN @ m
Zie de Mb-lijn in bijgaande afbeelding.
1 B U I G I N G 29
2 kN 3 kN
A B D
3m 2m 2m
5 kN
+
D -lijn 0
-
1 cm = 2 kN
-2
-5 -5
- 16 - 16
-6
-
0
M b -lijn +
1 cm = 2 kN . m
= 16 @ 10 N @ mm
Mmax 6
c Mmax = Wby @ σ b Y Wby =
σb 110 N/mm 2
= 145,5 @ 103 mm3
d We kiezen IPE-180, waarbij Wby = 146,3 @ 103 mm3
30 C O N S T R U E R E N 4
113
121
Mb 3000 N × 3000 mm
b Fb = = = 212,2 N/mm2
Wb 42 406 mm 3
staalbouw
Bij de behandeling van dit hoofdstuk kan ter ondersteuning de video Bedrijfsgebouw
H e r h a l i n g s v r a g e n
1 Een IPE-profiel heeft rechte flenzen en een INP-profiel heeft schuine flenzen,
waardoor bij bevestiging hellingplaatjes nodig zijn. Een IPE-profiel heeft een
bredere flens, terwijl door het dikkere lijf het INP-profiel toch sterker is.
2 Zowel bij een HE-A-profiel als bij een HE-B-profiel is de breedte gelijk aan de
aanduiding, maar bij een HE-A-profiel is de hoogte kleiner dan de aanduiding,
terwijl bij een HE-B-profiel de hoogte gelijk is aan de breedte.
3 120 × 80 × 10
4 a Stramienlijnen zijn denkbeeldige lijnen op het vloeroppervlak die door
middel van een letter-cijfercombinatie (bijvoorbeeld B3) de plaats van een
kolom aangeven.
b Peil is het nulniveau van een constructie ten opzichte waarvan alle hoogtes
worden aangegeven.
c Gordingen zijn op de hoofdliggers van een staalconstructie aangebrachte
profielen waarop de dakbedekking wordt bevestigd.
5 Een vakwerkligger is een ligger die is opgebouwd uit meerdere profielen (2D).
Een ruimtevakwerk is een vakwerk in meerdere richtingen (3D).
6 Een raatligger is beter bestand tegen buigen dan een vollewandligger, terwijl
de massa niet toeneemt. Door de openingen kunnen makkelijk leidingen
worden doorgevoerd.
34 CONSTRUEREN 4
7
gegevens symbool HE-200B IPE-200
hoogte h 200 mm 200 mm
breedte b 200 mm 100 mm
lijfdikte tw 9 mm 5,6 mm
flensdikte tf 15 mm 8,5 mm
oppervlakte van doorsnede A 7808 mm2 2848 mm2
weerstandsmoment Wy 570 103 mm3
@ 194 103 mm3
@
(buiging)
middellijn van boutgaten dg 26 mm (max.) 13 mm (max.)
W i n d v e r b a n d e n
HE 200B
2 CONSTRUCTIES IN DE STAALBOUW 35
W a n d e n
14 Een wandregel wordt aan een kolom bevestigd, waarna de gevelbekleding aan
de wandregel wordt bevestigd. Ook verdeelt een wandregel een wand in
vakken, waardoor het ongesteund oppervlak van metselwerk verminderd.
15 UNP- en IPE-profielen zijn relatief lichter en er is niet echt een groot
oppervlak nodig – zoals bij een HE-profiel – om de wandbekleding op te
bevestigen.
16 De eerste bevestigingsmethode – met behulp van een hoekstaaf – is het
goedkoopst omdat hier geen extra bewerkingen (zoals raveling) nodig zijn om
de wandregels aan de kolomprofielen te bevestigen.
17
buitenzijde
80 26
raveling
kolom HE 180A
21 Bij een kolomovergang met verschillende profielen liggen de flenzen aan één
zijde in hetzelfde vlak. De nadere kant steunt (midden) op de tussenplaat.
Exact onder deze flens moet de tussenplaat dus worden ondersteund.
22 Een momentverbinding moet zowel een dwarskracht als een moment
overbrengen. Door deze zwaardere belasting moet het aantal bouten worden
vergroot en dus ook de dikte van de kopplaat.
23
coupe
180
V l o e r e n e n k r a a n b a a n l i g g e r s
90
IPE-160 25 60 25 65
65
M16
IPE-240
34 a Fmax = 139 kN
b R =3200 mm
c Z = 240 mm
d D = 500 mm
e B = 70 mm
f m =12 000 kg
35 Drie redenen:
– spreiding van de belasting
– reductie van geluid, trillingen en stootbelasting
– voorkoming van slijtage aan kraanbaanligger en kraanrail
38 CONSTRUEREN 4
Z e l f t o e t s
1 Namen:
a windverband
b hoofdligger
c kolom
d gording
2
A
wandregel
kolom
= =
doorsnede A-A
3 Voordelen:
– grotere draagkracht
– betere brandwerendheid
F HE-300B
50
6 Bij relatief kleine krachten worden haakankers gebruikt. Bij zware belastingen
worden de ankers in het beton onderling verbonden door een hoekstaaf, een
strip of een UNP-profiel.
7 Twee manieren:
– console
– extra hoofdkolom
8 a De foto toont een knooppunt van een kolom met windverbandstaven.
b – een HE-profiel voor de kolom
– een ongelijkzijdige T-staaf voor de horizontale ligger
– een gelijkzijdig hoekprofiel voor de windverbandstaven
Voor de schetsplaten is plaatmateriaal gebruikt.
c De afgebeelde verbinding heet een KT-verbinding.
.
3 Lasberekeningen
Lasvormen en -afmetingen
1 a Technische Grondslagen voor Bouwconstructies.
b De TGB bestaat uit normen en eisen waaraan alle bouwconstructies
moeten voldoen waar het gaat om veiligheid, bruikbaarheid, duurzaamheid
en belastingen.
2 Bij een stompe las vormt de las de verbinding tussen de uiteinden van de te
verbinden materialen, terwijl een hoeklas de verbinding vormt tussen twee
delen die loodrecht op elkaar staan.
a b
V-las I-las
42 CONSTRUEREN 4
a
a
a b c
a2 = t = 8 mm (maximaal)
b a1 = 0,5 t = 0,5 × 3 mm = 1,5 mm, dus a = 3 mm (minimaal)
@
a2 = t = 3 mm
7 a belastingstype
soort bouwwerk
b materiaaleigenschappen
vorm en afmetingen van de constructie
Zij- en kophoeklassen
9 a Excentriciteit wil zeggen dat de hartlijnen van de verschillende profielen
niet in elkaars verlengde liggen.
b Excentriciteit brengt met zich mee dat de verbinding de neiging heeft tot
kromtrekken. Bij excentriciteit e1 wordt dit opgevangen door de stijfheid
van het profiel, maar in de richting van excentriciteit e2 leidt dit wel tot
scheve belastingen.
10 Twee redenen:
– De vervormingen gaan anders een te grote rol spelen.
– De lasser kan dan doorlassen zonder van elektrode te wisselen.
3 LASBEREKENINGEN 43
f A
= 360 N/mm 2 × (3 × 60) mm = 74 827 N
2 2
Fs;d =
2 @
11 t;d
@
z
@
β 2,165 0,8 2,165
f A A
b Fs;d = , dus:
2 @ 2 @
t;d
@
k
% z
β 1,768 2,165
f A A
a Fs;d =
2 @ 2 × 2 @
13 t;d
@
k
% z
β 1,768 2,165
Merk op dat er vier zijhoeklassen zijn. Er is immers aan beide zijden van de
schetsplaat een profiel gelast.
f A A
Fs;d =
2 @ 2 × 2 @
t;d
@
k
% z
β 1,768 2,165
b Fs;d = A fy;d @
Fs;d 962069 N
dus t = = = 24,8 mm
165 mm × 235 N/mm 2
165 mm × 235 N/mm 2
afgerond: t = 25 mm minimaal
f A A
Fs;d = 23 mei 2005, dus
2 @ 2 @
14 t;d
@
k
% z
β 1,768 2,165
Zelftoets
1
2
a
Fd
e2
e1
3 LASBEREKENINGEN 45
f A A
c Fs;d = , dus
1 @ 2 @
t;d
@
k
% z
β 1,768 2,165
β 1,768 2,165
lagers en askoppelingen
F = 30 kN
A C B
F A = 7,5 kN
F B = 22,5 kN
600 200
+ 7,5
+
D -lijn 0
-
kN
- 22,5
-
M b -lijn 0
+
kN . m
+ 4500
Mb
= 4500 @ 10 N @2mm = 75 000 mm3
3
c M b C = Wb @ σ b Y Wb = C
σb 60 N/mm
3 3
Wb = 0,1 @ d3 Y d = 10 @ Wb = 750000 mm 3 = 90,9 mm
Neem d = 95 mm
4 BEREKENINGEN ASSEN, LAGERS EN ASKOPPELINGEN 49
A X B
200 kN
F A = 66,67 kN
+ 66,67
+
D -lijn 0 0
-
kN
x - 133,33
-
M b -lijn 0 0
+
kN . m
+ 16,67
d x = 150 mm = 50 mm
3
Mb X = +66,667 kN × 275 mm ! 200 kN × 25 mm= 16 667 kN @ mm
3
Mb
= 16667 @ 10 N 2@ mm = 277 783 mm3
3
Mb X = Wb @ σ b Y Wb = X
σb 60 N/mm
3 3
Wb = 0,1 @ d3 Y d = 10 @ Wb = 2777830 mm 3 = 140,6 mm
afgerond d = 141 mm
50 CONSTRUEREN 4
e
l
d
F B = 133,33 kN
Astapafmetingen
σb 60 N/mm 2
Wb = 0,1 @ d3 Y 0,1 @ d3 = 94,28 @ 10 N2 @ d
3
60 N/mm
dus 0,1 @ d2 = 94,28 @ 10 2N Y d = 94,28 @ 103 N = 125,4 mm
3
8 a M b = W b @ Fb
M
25 @ 103 N × 150 mm
dus Fb = b = 2 = 20 N/mm2
Wb
0,1 × (100 mm) ! (50 mm)
4 4
100 mm
σb 40 N/mm
3
Wb = 0,1 @ d3 Y d = 3000000 mm 3 = 144,23 mm
Neem d = 145 mm.
b l =
σb
= 40 N/mm 2 = 1,155 Y l = 1,155 @ d
d 5 @ σo 5 × 6 N/mm 2
FA = FB dus beide astappen hebben dezelfde afmetingen.
F = σo @ l @ d
40 kN = 6 N/mm2 × (1,155 @ d) @ d
dus d2 = 40 @ 103 N Y d = 75,98 mm
6 N/mm 2 × 1,155
Neem d = 80 mm.
l = 1,155 @ d = 1,155 × 75,98 mm = 87,75 mm
Neem l = 90 mm.
A 8000 mm
c Bepalend is het aantal omwentelingen van de as. Er blijft dus gelden: vas =
0,942 m/s. Verder geldt: p @ v = 2,45 W/mm2. Uitgaande van deze
waarden gaan we de toelaatbare vlaktedruk uitrekenen in verband met de
benodigde warmte-afvoer.
p = p @ v = 2,45 W/mm = 2,6 N/mm2
2
vas 0,942 m/s
De maximaal toelaatbare belasting wordt dan:
F = A @ p = 9500 mm2 × 2,6 N/mm2 = 24 700 N = 24,7 kN
12 a p = σo = F
Aproj
F = σo @ Aproj = 25 N/mm² × 60 mm × 90 mm = 135 000 N
b Als lagermateriaal kan witmetaal gebruikt worden met σo = 25 N/mm2
en v > 20 m/s.
c Keuze: 89% Cu, 10% Sn, 1% grafiet; of: 88% Fe, 10% Cu, 2% grafiet.
d Omdat de maximaal toelaatbare vlaktedruk aan de lage kant is ten opzichte
van wat is toegestaan, kan materiaal met een hogere poreusheid worden
toegepast.
13 a p = σo = F
Aproj
F = σo @ Aproj = 15 N/mm2 × 100 mm × 140 mm = 210 000 N
b σo @ v = 4,2 W/mm2
v = 4,2 W/mm = 4,2 W/mm2 = 0,28 m/s
2 2
σo 15 N/mm
v=π@d@n
n = v = 0,28 m/s = 0,89 s–1
π @ d π × 0,1 m
b p @ v = 5 W/mm2
v = 5 W/mm 2 = 2 m/s
2
2,5 N/mm
v=π@d@n
n = v = 2 m/s = 3,2 s–1
π @ d π × 0,2 m
54 CONSTRUEREN 4
d
zijvlak binnenring
loopbanen
manteloppervlak
r
16
lager- benaming binnen- buiten- breedte
nummer middellijn middellijn
6209 eenrijig groefkogellager 45 mm 85 mm 19 mm
6211 eenrijig groefkogellager 55 mm 100 mm 21 mm
NU 406 eenrijig cilinderlager 30 mm 90 mm 23 mm
Berekeningen wentellagers
18 Het draaggetal van een lager is een waarde (in N) waarmee we de werkelijke
belasting op het lager kunnen vergelijken. De verhouding tussen de twee
getallen zegt iets over de levensduur en de betrouwbaarheid van het lager.
p
22 a L10 = C
P
L10h = 10 @ C
6 p
60 @ n P
c L10h kan alleen worden berekend als het toerental n constant is.
23 a Het lagernummer 6310 – met als eerste cijfer een 6 – geeft aan dat het om
een eenrijig groefkogellager gaat.
b C = 61 800 N
C0 = 38 000 N
c De belasting is zuiver radiaal, dus P = Fr = 4000 N
3
L10 = C = 61800 N = 15,453 = 3687,95
p
P 4000 N
De nominale levensduur is dus: 3687,95 miljoen omwentelingen.
d L10h = 10 @ C 106
6 p
= @ L10
60 @ n P 60 × 3200 min–1
= 106 × 3687,95 = 19 208 uren
60 min/uur × 3200 min–1
24 a C = 33 200 N
C0 = 21 600 N
b Er is alleen een radiale belasting, dus: P = Fr = 3600 N.
3
c L10h = 1000000 @ C = 1000000 × 33200 N
p
= 3631 h
60 @ n P 60 × 3600 min!1 3600 N
3
L10h = 1000000 @ C 1000000 × 29600 N
p
= = 37 833 h
60 @ n P 60 × 1250 min!1 2091 N
28 Gegeven:
– Fr = 3700 N
– Fa = 1200 N
– das = 30 mm
– n = 1400 min–1
– L10h = 500 dagen = 12 000 uur
Berekening:
Fa
= 1200 N = 0,32
Fr 3700 N
Fa
We nemen nu aan dat e = 0,31 (zo dicht mogelijk bij )
Fr
Daaruit volgt dan: X = 0,56 en Y = 1,4
De equivalente dynamische lagerbelasting wordt nu:
P = X @ Fr + Y @ Fa = 0,56 × 3700 N + 1,4 × 1200 N = 3752 N
Invullen van de nu bekende waarden in de levensduurformule geeft:
L10h = 10 @ C
6 p
60 @ n P
3
12 000 = 106 @ C
60 × 1400 min–1 3752 N
3
dus C = 12000 uur × 60 min/uur × 1400 min–1 = 1008
3752 N 106
en dus C 3
= 1008 = 10,03
3752 N
waaruit volgt: C = 10,03 × 3752 N = 37 633 N
We kiezen nu uit de lagertabel de lager met nummer 6406. Hiervoor geldt:
C = 43 600 N en d = 30 mm
C0 = 23 600 N
Nu moeten we nog een controleberekening maken om te kijken of de
Fa
aanname > e klopt.
Fr
Fa
= 1200 N = 0,05
C0 23600 N
Uit de tabel haal je nu: e = 0,25
Fa
= 0,32, hieruit volgt: X = 0,56 en Y = 1,8
Fr
De equivalente dynamische lagerbelasting is nu:
P = 0,56 × 3700 N + 1,8 × 1200 N = 4232 N
Het aantal bedrijfsuren van het lager 6406 is nu:
L10h = 10 @ C =
6 p
106 × 43600 N 3 = 13 018 uur
60 @ n P 60 × 1400 min–1 4232 N
De gewenste levensduur is 12 000 uur, dus het gekozen lager 6406 voldoet.
58 CONSTRUEREN 4
29 Gegeven:
Fr = 4000 N
Fa = 1000 N
n = 1200 min–1
d = 35 mm
L10h = 20 000 h
Fa
Er geldt dus: = 1000 N = 0,25
Fr 4000 N
F
We nemen nu aan dat a kleiner is dan e.
Fr
Hierbij horen volgens tabel 4.11 van het kernboek de volgende waarden:
X = 1 en Y = 0.
De equivalente dynamische lagerbelasting wordt nu:
P = X @ Fr + Y @ Fa = 1 × 4000 N + 0 × 1000 N = 4000 N
L10h = 1000000 @ C
p
60 @ n P
3
20 000 h = 1000000 @ C
60 × 1200 min !1 4000 N
Daaruit volgt:
3
= 20000 h × 60 × 1200 min
C !1
4000 N 1000000
3
C = 1440
4000 N
C 3
= 1440 = 11,29
4000 N
Controle-berekening
Fa
1 = 1000 N = 0,032
C0 31000 N
In tabel 4.11 uit het kernboek is te vinden: e = 0,23.
Fa
2 = 1000 N = 0,25
Fr 4000 N
Deze waarde 0,25 is groter dan de gevonden waarde 0,23 voor e.
L10h = 1000000 @ C
p
60 @ n P
3
L10h = 1000000 × 55300 N = 33 101 h
60 × 1200 min!1 4140 N
2 Bij een draaiende as moet er voldoende ruimte aanwezig zijn om een lager te
monteren.
Daarnaast kan de astap van een stilstaande as korter zijn omdat er veel minder
warmte afgevoerd moet worden.
50
c Fo = F = 320000 N = 40 N/mm2
A 80 mm × 100 mm
Deze waarde is kleiner dan de maximaal toegestane waarde van 120 N/mm2
(zie de uitwerking van zelftoetsopdracht 3a), dus toelaatbaar!
4 BEREKENINGEN ASSEN, LAGERS EN ASKOPPELINGEN 61
5 Gegeven:
– lagernummer 6011
– Fr = 8000 N
– Fa = 680 N
– n = 900 min–1
a eenrijig groefkogellager
b d = 55 mm
c D = 90 mm
B = 11 mm
d C = 28 100 N
C0 = 21 200 N
Fa
= 680 N = 0,032
C0 21200 N
In de tabel moeten we een tussenwaarde bepalen (interpoleren). We vinden
dan dat e = 0,23.
Fa F
= 680 N = 0,085 dus a < e
Fr 8000 N Fr
Hieruit volgt: X = 1 en Y = 0
P = 1 × 8000 N + 0 × 680 N = 8000 N
3
= 28100 N = 43,3
p
e L10 = C
P 8000 N
De nominale levensduur is dus 43,3 miljoen omwentelingen.
3
f L10h = 10 @ C 106 × 28100 N
6 p
= = 802 uren
60 @ n P 60 × 900 min –1 8000 N
Fa
2 = 750 N = 0,21
Fr 3500 N
Deze waarde 0,21 is kleiner dan de gevonden waarde 0,24 voor e.
3
= 30700 N
p
5 L10 = C = 674,9 miljoen omwentelingen
P 3500 N
b L10h = 1000000 @ C
p
60 @ n P
3
L10h = 1000000 × 30700 N = 2812 h
60 × 4000 min!1 3500 N
7 Gegeven:
Fr = 4500 N
Fa = 1200 N
n = 1200 min!1
d = 40 mm
L10h = 20 000 bedrijfsuren
Fa
Er geldt dus: = 1200 N = 0,27
Fr 4500 N
F
We nemen nu aan dat a kleiner is dan e.
Fr
Hierbij horen volgens tabel 4.11 uit het kernboek de volgende waarden:
X = 1 en Y = 0.
De equivalente dynamische lagerbelasting wordt nu:
P = X @ Fr + Y @ Fa = 1 × 4500 N + 0 × 1200 N = 4500 N
L10h = 1000000 @ C
p
60 @ n P
3
20 000 h = 1000000 @ C
60 × 1200 min !1 4500 N
3
= 20000 h × 60 × 1200 min = 1440
C !1
Daaruit volgt:
4500 N 1000000
C 3
= 1440 = 11,292
4500 N
Controle-berekening
F
1 a = 1200 N = 0,033
C0 36500 N
In tabel 4.11 uit het kernboek is te vinden: e = 0,23.
Fa
2 = 1200 N = 0,27
Fr 4500 N
Deze waarde 0,27 is groter dan de gevonden waarde 0,23 voor e.
L10h = 1000000 @ C
p
60 @ n P
3
L10h = 1000000 × 63700 N = 32 461 h
60 × 1200 min!1 4800 N
8 Gegeven:
– lagertype NU-EC
– Fr = P = 6000 N
– das = 20 mm
– n = 300 min–1
– L10h = 12 000 uren
b L10h = 10 @ C
6 p
60 @ n P
10
Y 12 000 uur = 10 6
@ C 3
b Type 6212 kan niet gebruikt worden; de levensduur is te kort, zoals blijkt
uit de nu volgende berekening:
C = 47 500 N en C0 = 32 500 N
Fa
1 = 12000 N = 0,37
C0 32500 N
In tabel 4.11 uit het kernboek is te vinden: e = 0,42.
Fa
2 = 12000 N = 0,33
Fr 36000 N
Deze waarde 0,33 is kleiner dan de gevonden waarde 0,42 voor e.
5 L10h = 1000000 @ C
p
60 @ n P
3
L10h = 1000000 × 47500 N = 63 h
60 × 600 min!1 36000 N
C = 81 900 N en C0 = 52 000 N
Fa
1 = 12000 N = 0,23
C0 52000 N
In tabel 4.11 uit het kernboek is te vinden: e = 0,36.
Fa
2 = 12000 N = 0,33
Fr 36000 N
Deze waarde 0,33 is kleiner dan de gevonden waarde 0,36 voor e.
5 L10h = 1000000 @ C
p
60 @ n P
4 BEREKENINGEN ASSEN, LAGERS EN ASKOPPELINGEN 65
3
L10h = 1000000 × 81900 N = 327 h
60 × 600 min!1 36000 N
d Type 2212 kan niet gebruikt worden: het is een tweerijig (zelfinstellend)
kogellager.
34 De elastische klauwkoppeling uit figuur 4.18 bestaat onder andere uit een
rubberpakket waardoor meer elasticiteit wordt verkregen.
41 1 kleine afmetingen
2 afstandsbesturing mogelijk
3 het koppel is bestuurbaar
4 geschikt voor hoge toerentallen en schakelfrequenties
5 klein vrijloopkoppel
6 automatische nastelling bij slijtage
Bestuurde koppelingen
42 Momentbestuurde koppelingen zijn koppelingen die uitgeschakeld worden als
het over te brengen koppel te groot wordt. Er zit dus een ingebouwde
veiligheid in.
Herhalingsvragen
46 a Het overbrengen van een moment van de ene as op de andere as.
b – elastische vervormingen compenseren
– schokken in de belasting opvangen
– in- en uitschakelen van de twee aseinden
– toerental begrenzen
– draaimoment begrenzen
– draaimoment in één richting overdragen
4 BEREKENINGEN ASSEN, LAGERS EN ASKOPPELINGEN 67
Berekening askoppelingen
49 Vier factoren:
– bedrijfsfactoren zoals:
- soort belasting (stotend?)
- aantal bedrijfsuren
– over te brengen vermogen
– toerental
50 a 8 bouten M20 × 90
b Tmax = 5400 N @ m
c m = 63 kg
c Dasgat = 65 mm
Duitw = 170 mm
L = 250 mm
boutaantal: 6
bouttype M16 × 55
52 Volgens tabel 4.14 van het kernboek geldt voor een asmiddellijn van 50 mm
een maximaal moment Tmax van 515 N @ m.
De koppeling heeft drie pasbouten M10 met een steekmiddellijn van 11 mm
op een steekcirkelmiddellijn van 125 mm.
T
a Ftot = max = 515000 N @ mm = 8240 N
½ dstc ½ × 125 mm
Ftot
b Fb = = 8240 N = 2746,7 N
aantal bouten 3
Fb
c JD = = 2746,7 N = 28,9 N/mm2
Ast π × (11 mm)2
4
b B = 1,5
K=0
C = B + K = 1,5 + 0 = 1,5
c Mmax = 1,5 × 185,7 N @ m = 278,5 N @ m
Mw
= 30 @ 10 N . mm = 333,3 N
3
55 a Fw =
½ dw ½ × 180 mm
Fw
b Fn = = 333,3 N = 3333 N
f 0,1
4 BEREKENINGEN ASSEN, LAGERS EN ASKOPPELINGEN 69
56 a Mw = P = 10000 W = 1591,5 N @ m
2 @π @ n
2 @ π × 60 min
–1
60
57 Gegeven:
– P = 12 kW
– n = 1800 min–1
a Mw = P = 12000 W = 63,7 N @ m
2 @π @ n 1800 min –1
2@π×
60
b type 15
c Ms = 80 N @ m
L = 117 mm
A = 32 mm
Hub = 11 mm
58 Gegeven:
– P = 20 kN
– n = 9 s–1
– f = 0,12
– 3 wrijvingsplaten aan buitenste naaf
c dgem = D = 100 mm
Mw M
= w = 353,7 @ 10 N @ mm = 7073,6 N
3
dus Fwtot =
½ dw ½ D ½ × 100 mm
d Fw = 7073,6 N = 1178,9 N
6
Fw
e Fn = = 1178,9 N = 9824,4 N
f 0,12
70 CONSTRUEREN 4
Samengestelde opdracht
a 800 kg . 8000 N
8000 N + 50% veiligheid = 12 000 N
dus:
– per as: Ftot = 12000 N = 6000 N
2
– per steun: Fsteun = 6000 N = 3000 N
2
Zie voor het belastingsschema het bovenste gedeelte van bijgaande afbeelding.
Doordat er sprake is van een symmetrische situatie, geldt: FA = FB = 3000 N.
3000 N 3000 N
C D
F A = 3000 N F B = 3000 N
3000
+
D -lijn 0
-
kN
- 3000
-
M b -lijn 0
+
kN . m
900 900
Mb
= 900 @ 10 N @ 2mm = 15 000 mm3
3
c Mbmax = Wb @ σ b Y Wb = max
σb 60 N/mm
Wb = π @ d3 Y π @ d3 = 15 000
32 32
dus: d3 = 15000 mm × 32 = 152 788,7 mm3
3
π
3
en dus: d = 152788,7 mm 3 = 53,5 mm, afgerond d = 55 mm
De as met d = 60 mm is dus toereikend.
72 CONSTRUEREN 4
d Fr = 3000 N
Fa = 0
dus P = Fr = 3000 N
Het minimaal vereiste aantal omwentelingen is één miljard, dus L10min = 1000
(Immers, de eenheid van L10 is miljoenen omwentelingen.)
p 3
L10 = C Y 1000 = C
P 3000 N
C = 1000 = 10 Y C = 10 × 3000 N = 30 000 N
3
3000 N
Aan de hand van de lagertabel kies je de lager met nummer 6212.
e Lager 6212 heeft een binnendiameter van 60 mm, een buitendiameter van 110
mm en een breedte van 22 mm.
P 3000 N
Het lager gaat dus nominaal mee: 3969 miljoen omwentelingen, ofwel 3,69
miljard omwentelingen (3,69 @ 109 omwentelingen).
4 BEREKENINGEN ASSEN, LAGERS EN ASKOPPELINGEN 73
Zelftoets koppelingen
1 De torsie-veerkarakteristiek geeft de verhouding weer tussen de
hoekverdraaiing die ten gevolge van een bepaald koppel in de koppeling
optreedt. Een voorbeeld is gegeven in paragraaf 4.7.2 uit het kernboek.
3 1 geluidsarm
2 weinig slijtage
3 geschikt voor hoge toerentallen
5 krachtgesloten vormgesloten
platenkoppeling O G
Pencoflex-koppeling G O
schalenkoppeling O O
Ortlinghaus-koppeling O G
pennenkoppeling G O
flenskoppeling G O
lamellenkoppeling O G
Fn
as 1 as 2
Fn
lamellen
buitennaaf
74 CONSTRUEREN 4
7 Gegeven:
– P = 16 000 W
– n = 70 s–1
Mw = P = 16000 W –1 = 36,4 N @ m
2 @ π @ n 2 @ π × 70 s
Aan de hand van tabel 4.20 van het kernboek kiezen we grootte 11 met
Ms = 40 N @ m.
8 a
F
D = 115
130
100
_
_
_
_
_
_
b Mw = P = 20000 W = 318 N @ m
2@π@n 2 @ π × 10 s –1
½ × 115 mm
Fw = 5530,4 N = 691,3 N
8
Fw
d Fn = = 691,3 N = 3456,5 N
f 0,2