Samenvatting J&S

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 12

Samenvatting Jackson/Srensen, Internationale Betrekkingen, blok 1. Hfst. 2: IR as an Academic Subject De ontwikkeling van theorien in de IB.

1/ Utopisch Liberalisme (Holman: Idealisme): internationale wetgeving, organisatie, afhankelijkheid, samenwerking, vrede. WOI, jaren 20. Kern: de mens is rationeel, en ten aanzien van IB zijn zij in staat om organisaties te starten die in het belang van iedereen bestaan. W. Wilson en Wereldorde politiek, Volkerenbond. Twee belangrijke aspecten in het idee van Wilson: democratie en zelfbeschikking, gebaseerd op het idee dat uitbreiding van democratie een nieuwe wereldoorlog zou voorkomen. Ten tweede het vormen van een internationale organisaties die een institutionele basis zullen vormen tussen de verschillende staten. Want dmv een rationele internationale organisatie is het mogelijk om een einde te maken aan oorlog en een min of meer permanente vrede te bewerkstelligen. Angell: Modernisatie maakt dat staten afhankelijker worden van buitenaf door credieten, inventies, markt en materiaal. Deze toenemende afhankelijkheid heeft invloed op de relatie tussen staten. Internationale wetgeving reguleert op het hoge niveau van afhankelijkheid om een kader te scheppen waarbinnen dit kan plaatsvinden, om oorlog te voorkomen (???) . 2/ Realisme: machtspolitiek, veiligheid, agressie, conflict, oorlog. Na de spanningen in de jaren 30 en 40. Kern: pessimistisch mensbeeld, er is sprake van machtspolitiek tussen staten in een staten anarchie. Carr: kritiek op het idealisme. Een andere kijk op IB, er is sprake van staten die het beter hebben dan anderen en deze positie zullen beschermen. De minder ontwikkelde landen zullen proberen deze positie te verwerven. De kern van IB is over de strijd tussen conflicterende belangen en verlangen. Morgenthau: de natuurlijke staat van de mens. De mens staat voor het uitbreiden van macht en het nastreven van eigenbelang, dit resulteert makkelijk in agressie. 1/ Agressie: Dit komt omdat er sprake is van menselijke zonden. 2/ De hang naar macht komt voort uit het gegeven dat er sprake is van staten anarchie: er is geen overkoepelende macht. 3/ De geschiedenis is een cyclus, er is sprake van continuiteit en herhaling, er is geen ruimte voor vooruitgang (zoals wel de idealisten vinden). Debat ideologie/denkbeelden: het realisme kreeg de overhand in het denken over IB. Debat/methodologie: Traditionalisme en behaviorisme. De traditionele benadering is er eentje die de complexiteit van de mensheid in acht neemt en niet probeert deze te kwantificeren. Het behaviorisme probeert de sociale wetenschap door middel van natuurlijke wetenschap te onderzoeken. In de traditionele benadering ligt de focus op: begrijpen; waarden en normen, historische context. In de behavioristische benadering op: verklaren; hypotheses, datacollectie, wetenschappelijke context. Er is geen winnaar in het debat, er is sprake van een compromis tussen de twee methodologische benaderingen. Het behaviorisme heeft zijn sporen achtergelaten in de IB. Er ontstaan twee nieuwe stromingen: neorealisme en neoliberalisme. Er ontstaat een nieuw debat tussen deze twee in een nieuwe historische context en methodologische omstandigheden.

3/ Neoliberalisme: verschillende stromingen, kernpunten zie box 2.12 pag. 44. Jaren70. Als reactie op het neorealisme ipv andersom. Er is sprake van een toename van consumptie en productie in Europa en Japan; een ontwikkeling die de VS al eerder doormaakte. Deze ontwikkeling leidt tot meer handel, communicatie, culturele uitwisseling en uitwisseling tov andere gebieden over de grens. - sociologisch liberalisme: een stroming in het liberale gedachtegoed die bepleit dat IB niet over relaties gaat tussen twee staten maar over transnationale relaties, zoals tussen mensen, groepen organisaties etc. De nadruk ligt dus zowel op de maatschappij als op de staat, op verschillende actoren ipv slechts n, dit leidt tot de term pluralisme. - interdependence liberalisme: er is veel connectie tussen staten, naast militaire kracht spelen ook heel andere factoren een rol in de IB. Niet alleen staten zijn een actor in de IB. (Keohane & Nye) - institutioneel liberalisme: Samenwerking en interafhankelijkheid leiden tot internationale organisaties. - republikeins liberalisme: Ontwikkeling, liberale democratien gaan niet met elkaar in oorlog. Doyle: 1/ democratische landen kunnen vredelievend tot een uitkomst komen; 2/ gedeelde waarden tussen de staten; 3/ er is sprake van economische samenwerking. 4/ Neorealisme: Waltz. Structureel: nadruk op patronen. Er is (net als in het realisme) sprake van een cyclus. Hierdoor ontstaat ook de mogelijkheid om voorspellingen te doen. Wat er in de staten gebeurd doet er niet toe, de patronen liggen vast en de staten zijn black-boxes. Er is sprake van een vast actie-reactie patroon. International Society: voortzetting van het eerste debat, combinatie idealisme en realisme en het methodologisch debat. Er is sprake van een internationale samenleving als er sprake is van een groep van staten, met enige overlap in belangen en waarden, die gebonden zijn aan dezelfde regels tov elkaar en als er sprake is van dezelfde instituties waaraan zijn verbonden zijn (Bull). De theorie van de international society erkent de rol van macht in de IB, maar legt ook de nadruk op de rol van het recht in de IB. Staten zijn een combinatie van een machtstaat en een rechtsstaat. De realistische visie gaat dus niet helemaal op volgens de international society denkers, omdat er in die theorie geen ruimte is voor wederzijds vertrouwen en rechtsregels. De realistische visie komt naar voren in het idee van ongelijke verdeling van macht tussen staten. Het doel van de international society theorie is het begrijpen en niet het verklaren van de IB. Dit maakt het denken multidisciplinair, ze kijken naar historie, psychologie etc. IPE: International political economy. Economische betrekkingen spelen een secundaire rol in de IB. De IPE vormt een derde debat in de IB, en is vooral over internationale welvaart en de internationale armoede: Wie krijgt wat in de internationale economie en het politieke systeem. Stromingen: Neomarxisme, liberalisme, realisme. Neomarxisme: zolang er sprake is van kapitalisme in de wereld zal er sprake zijn van een Derde Wereld. Wallerstein: er is niet genoeg plek op de top van de berg voor iedereen, slechts een paar staten kunnen zich tot die hoogte ontwikkelen. Liberalisme: de vrije markt creert een basis voor ontwikkeling voor iedereen. Kapitalisme geeft ieder land een kans om te ontsnappen aan de armoede, ongeacht het ontwikkelingsniveau. Realisme: Zonder een hegemoniale macht is een vrije markt niet mogelijk. Welvaart moet mogelijk gemaakt worden door de staat en in functie van de ontwikkeling van de staat zijn. Deze visie wordt vaak mercantilisme genoemd.

Naast deze drie visies op IPE zijn er drie grote onderwerpen waar zij betrekking tot hebben: globalisatie; wie wint en verliest het proces van globalisatie; wat is de rol van economie in de politiek? Dit debat in de IB kijkt naast politieke en militaire aspecten ook naar de economische en sociale aspecten in de IB. Debat vooral over de Noord/Zuid verdeling in de wereld, hfst. 8. Alternatieve benaderingen zijn ontstaan uit onvrede over de reikwijdte van de eerdergenoemde theorien. Deze benaderingen worden post-positivistische stromingen genoemd. Nieuwe kijk: nieuwe theorien, nieuwe onderwerpen, nieuwe methodologie. Hfst. 3: Realisme Vier uitgangspunten: 1/ een pessimistisch beeld van de menselijke natuur; 2/ de overtuiging dat de IB noodzakelijk conflictueus zijn en uiteindelijk zullen resulteren in oorlog; 3/ waarden van internationale veiligheid en het behouden van de staat staan centraal; 4/ sceptisme tov het idee van progressie in IB en dat dit te vergelijken is met binnenlandse politiek. Kern: er is sprake van een staten anarchie. De staat, staat centraal en het nationaal belang voorop. Dit betekend dat overeenkomsten altijd gepaard gaan met voorwaarden. Klassiek realisme: Box 3.5, pag. 65. Thucydides, Machiavelli, Hobbes. Overeenkomsten: Er is sprake van een natuurlijke staat met onzekerheden en conflicten waar aandacht aan besteed moet worden en waar mee om moet worden gegaan. Er is sprake van politieke kennis/wijsheid die het mogelijk maakt hier mee om te gaan. Maar de natuurlijke staat van de mens zou altijd blijven bestaan, er is geen permanente oplossing voor de onzekerheid en onveiligheid. Morgenthau s Neoklassiek realisme Menselijke natuur: Animus dominandi hang naar macht. Strikte scheiding moraliteit in de private sfeer en in de publieke sfeer. Daarmee directe kritiek op Wilson die geloofde dat het noodzakelijk was de politieke ethiek voort te zetten in de private ethiek. Morgenthau ziet dit als een fundamentele en morele fout, in lijn met Machiavelli kan er bij voortzetting van de private sfeer van moraliteit geen sprake zijn van een succesvol heerser, dit zou leiden tot ondergang van de staat. Kernpunten Morgenthau: box 3.9, pag. 68 & lijst pag. 69. Klassiek en Neoklassiek realisme: macht is niet alleen een aspect van politiek maar ook een aspect van politieke verantwoordelijkheid. Schelling en strategisch realisme. Focus: besluitvorming in de buitenlandse politiek. Het bedrijven van buitenlandse politiek is slechts functioneel en heeft geen morele lading. Schelling formuleert slechts doelen, zonder mening. Het grootste verschil tussen aan de ene kant klassiek- en neoklassiek realisme en aan de andere kant strategisch- en neorealisme is het aspect van moraliteit die ten grondslag ligt aan buitenlandse politiek. Waltz en neorealisme Focus op de structuur van de IB en niet op de menselijke natuur. De IB wordt gekenmerkt door structuren waar niet van af geweken kan worden. Soevereiniteit volgens Waltz: de positie om beslissingen te nemen, er is sprake van onafhankelijkheid. Onafhankelijkheid: formeel is iedere staat gelijk aan anderen, geen enkele heeft het recht om opdrachten te geven en geen een heeft de plicht om opdrachten op te volgen. Neorealisme: verklaren van IB, met een centrale rol voor normativiteit omdat assumpties die gemaakt worden al is het niet expliciet gebaseerd zijn op normatieve stellingen.

Neorealisme en de stabiliteitstheorie Strategische realisme (Schelling) en neorealisme (Waltz) ten tijde van de Koude Oorlog. Waltz: bipolair systeem superieur aan multipolair systeem omdat er meer stabiliteit heerst omdat 1/ er minder conflicten zijn tussen grote machten en de kans hierop ook kleiner is; 2/ het is een effectiever systeem omdat er minder staten betrokken zijn in het systeem; 3/ de kans op fouten en ongeluk is kleiner. Mearsheimer: Pessimistisch over de toekomst van de vrede in Europa. Angst voor de multipolaire hegemonie op het continent, kan alleen maar resulteren in oorlog. Box 3.17, pag. 79. Realisme en de NATO: Twee argumenten voor de NATO in lijn met het realisme omdat deze betrekking hebben tot nationale veiligheid, internationale vrede, regionale stabiliteit. En omdat er gesproken wordt in termen van risico, vertrouwen etc. Maar de normatieve vragen die neorealisme en realisme hebben spelen een grote rol: zou de NATO moeten uitbreiden? Zowel neorealisme als realisme kunnen deze vraag niet beantwoorden. College: het realisme pretendeert voorspellende uitspraken te kunnen doen vanuit de verwachtte patronen etc. maar ten tijde van de KO is dit niet gelukt. Hegemonie en het machtsevenwicht - Defensief realisme: staten moeten en zullen macht zoeken om zekerheid te hebben en om te overleven, maar overdadige/overdreven macht is contraproductief omdat dat zou leiden tot een alliantie van andere staten tegen jou. - Offensief realisme: staten zullen altijd proberen hun macht te vergroten ten opzichte van hun tegenstanders, met hegemonie als absoluut doel. Hfst. 4: Liberalisme Drie uitgangspunten: 1/ een positieve visie op de menselijke natuur: de mens is rationeel en dit is te vertalen naar de IB. Er is sprake van eigenbelang en competitie maar men deelt ook veel belangen en dat maakt samenwerking mogelijk. 2/ de overtuiging dat IB samenwerkingsgericht is ipv conflictueus: de rede van de mens wint het van de menselijke angst en de hang naar macht. Daarnaast maakt modernisatie samenwerking van toenemend belang. 3/ er is sprake van progressie: maar wel debat, want in hoeverre is er progressie mogelijk, wel op wetenschappelijk gebied maar ook op sociaal en politiek gebied? Het individu speelt een centrale rol in het liberalisme. De nadruk ligt meer op de staat als rechtsstaat dan op machtstaat (realisme), waarin er individuele belangen beschermd worden door wetten. Vier hoofdstromingen: sociaal liberalisme, interafhankelijkheid liberalisme, institutioneel liberalisme en strategisch liberalisme. Sociaal liberalisme: Relaties tussen mensen tenderen meer naar samenwerking en naar vrede dan relaties tussen staten. Deutsch: er is sprake van integratie van een groep mensen waardoor de kans op oorlog verdwijnt, er is sprake van overeenkomst tussen mensen in een oplossing om veiligheid te wederzijds te bewaren zonder geweld. En omdat individuen altijd tot meerdere segmenten in de samenleving behoren is er sprake van overlapping, deze overlapping verkleint het risico op conflicten omdat belangen die bij die segmenten horen elkaar overlappen. Rosenau: individuele zaken leiden tot belangrijke implicaties en consequenties voor internationale betrekkingen: De wereld is beter genformeerd en bestaat uit mobiele individuen die minder gebonden

zijn aan n staat. Er is sprake van een toenemende pluraliteit in de wereld, gekarakteriseerd bij transnationale netwerken van individuen en groepen, dit leidt tot een vredelievende wereld. Sociaal liberalisme: IB is niet alleen een wetenschap van relaties tussen nationale overheden; IB wetenschappers bestuderen ook relaties tussen private individuen, groepen en samenlevingen. Overlappende relaties tussen mensen tenderen meer naar samenwerking dat relaties tussen staten omdat staten exclusies zijn en hun belangen niet overlappen en/of door elkaar lopen. Conclusie: een wereld met veel transnationale netwerken resulteert in vrede. Onderlinge afhankelijkheid liberalisme: Onderlinge afhankelijkheid: mensen en overheden worden benvloed door wat ergens anders gebeurd, door de acties van actoren in andere landen. Een grote mate van arbeidsdeling in de internationale economie vergroot de onderlinge afhankelijkheid tussen staten, en dat ontmoedigd en vermindert gewelddadige conflicten tussen staten. Er ontstaan verschillende theorien, de functionele theorie van integratie en de neo-functionele theorie van integratie. Functionele theorie van integratie (Mitrany): onderlinge afhankelijk tussen staten leidt tot vrede, samenwerking moet bewerkstelligd worden door technische experts en niet door politici. De vooruitgang die de bevolking zou zien zal leiden tot affectie van de internationale organisaties door de bevolking ipv naar de staat. Dit leidt tot vrede. Neo-functionele theorie van integratie (Haas) verwerpt het idee van de technische rol in de samenwerking, hij legt de nadruk op de rol van de politieke elite die moet samenwerken. Hij baseert dit op de Europese samenwerking van de jaren 50. Beide theorien geven geen volledige verklaring, de volgende poging is gedaan door Keohane & Nye, die het idee van complexe onderlinge afhankelijkheid ontwikkelden. Er is geen sprake meer van een centrale rol voor staten omdat de noodzaak van militaire krachten afneemt door de toename van actoren buiten de nationale staat. De consequentie hiervan is dat de internationale politiek meer op de binnenlandse politiek gaat lijken. Centrale rol voor internationale organisaties, de belangen en voordelen hiervan zorgen voor meer samenwerking. Institutioneel liberalisme: Eerste stroming heel idealistisch (Wilson): van een jungle van chaotische machtspolitiek naar een dierentuin met regelementen en vredelievende omgangsvormen. Heden niet zo heel optimistisch, ze zijn het er mee eens dat internationale organisaties samenwerking makkelijker en toegankelijker maakt, maar ze zijn geen garantie voor kwaliteit. Institutionele liberalen stellen dat internationale organisaties samenwerking tussen staten bevorderen (box 4.9, pag. 109). Institutionele liberalen verschillen van elkaar in focus en diepte. Focus: op welke gebieden en hoeveel moeten er organisaties gesticht worden. Diepte: 1/ commonality (graad van overeenkomst): is er consensus over verwachtingen van gedrag en begrip tussen staten in het systeem. 2/ Specificiteit: in hoeverre zijn deze verwachtingen vastgelegd? 3/ Autonomie: het bereik van de organisatie in de wetgeving, in hoeverre heeft zij zeggenschap over de actoren? Realisme en institutioneel liberalisme: mate van instabiliteit met veel actoren. Institutioneel liberalisme: Internationale organisatie bevorderen samenwerking tussen staten, en daardoor is er een afname van wantrouwen tussen staten en de wederzijdse angst ten opzichte van elkaar. Deze zaken worden gezien als traditionele problemen in de internationale anarchie. Republikeins liberalisme: Kern: liberale democratien zijn meer vredelieven en wettelijk-correct dan andere politieke vormen. Democratien gaan niet met elkaar in oorlog (Kant). Want er is 1/ sprake van een binnenlandse poltieke cultuur die gebaseerd is op vrede en oplossingsgericht; omdat de macht bij het volk ligt, en die niet gebaat is bij oorlog tegen een andere democratie, zal dit niet plaatsvinden (Doyle). 2/ Democratien hebben gemeenschappelijke waarden die leiden tot een formatie tussen de

democratien. De vredelievendheid wordt gezien als superieur boven gewelddadigheid en dit wordt vertaald naar de internationale politiek. 3/ De vrede wordt bewerkstelligd door economische samenwerking en onderlinge afhankelijkheid. Republikeinse liberalen zijn optimistisch over vrede en samenwerking in de IB, en daarnaast zien zij het ook als hun plicht om democratie wereldwijd te bevorderen om vrede te bewerkstelligen. Democratische vrede is een proces en geen bestaande toestand. Vrede heeft drie blokken en er is een mogelijkheid tot een stap terug: maar is altijd sprake van twee stappen vooruit en n achteruit. Republikeins liberalisme: democratien gaan niet met elkaar in oorlog door hun binnenlandse cultuur van vredelievende conflictoplossing, hun gezamenlijke morele waarden en hun belangen van economische samenwerking en onderlinge afhankelijkheid. Realistische kritiek: kan een liberale wereld ontsnappen aan de perikelen van de anarchie? Neorealistische kritiek op het liberalisme Er is sprake van een verschuiving in het debat van de natuurlijke staat van de mens naar de sociale en politieke context als verklaring voor menselijk gedrag. Over het algemeen behelst de realistische kritiek op het liberalisme deze punten: - Ondanks de progressie die liberalen zeggen dat er is, is er altijd sprake geweest van conflicten en geweld tussen staten. Vb.: economische onderlinge afhankelijkheid is niet nieuw, toch oorlogen en The Great Depression. - Aan de basis van internationale organisaties staan altijd de eigen belangen en voordelen van de staten, anders zouden ze hier nooit mee in zee gaan. De liberalen reageren hierop op twee manieren: zwakke liberalen en sterke liberalen. The retreat to weak liberals Zwak staat hier niet voor de sterkte van hun argumenten maar in de mate dat ze meegaan in de kritiek van de realisten. Zwakke liberalen accepteren deze kritiek, en erkennen de anarchie die er bestaat in het internationale systeem. Keohane: de nadruk die hij legt op staten is er eentje van een latere periode, hieruit resulteert de theorie van de complexe onderlinge afhankelijkheid; een ruk naar het (neo)realisme. Alleen de kern van het liberalisme blijft over in zijn theorie: de rol van de internationale organisaties. The counter-attack of strong liberalism De nadruk op de progressie die er gemaakt is op economisch gebied met nadruk op globalisatie die de banden tussen landen sterker aantrekt. Neorealisten ontkennen dit niet, maar blijven roepen dat er sprake is van anarchie. Groot verschil binnenlandse en buitenlandse politiek: ipv autoriteit, administratie en wetten is er sprake van macht, strijd en accommodatie. Liberalen trekken de conclusies die neorealisten maken nav het bestaan van anarchie in twijfel, ze leggen de nadruk op het uitblijven van een hirarchisch systeem in de internationale politiek. Dat maakt dat er niet zo veel verschil is tussen binnenlandse politiek en buitenlandse politiek. Realisten: de afwezigheid van oorlog is niet per se vrede. Herformulering van het liberalisme (Moravcsik) De fundamentele actoren in de internationale politiek zijn rationele individuen en groepen. Het beleid van staten representeert de wil van de individuen en groepen in de samenleving. Dwz.: het overheidsbeleid representeert de preferenties van verschillende combinaties van groepen en individuen in het binnenland. Op internationaal niveau streven zij ernaar deze te verwezenlijken tezamen met de preferenties van andere landen. Dus zowel binnenland als buitenland.

Hfst. 6: Sociaal constructivisme (box 6.5, pag. 167: overzicht) Uitgangspunten: 1/ gaat over het menselijk bewustzijn en de plaats die dit inneemt in de wereldpolitiek. 2/ focus op sociale aspecten ipv materiele (militaire macht). 3/ sociale werkelijkheid is niet objectief en staat niet buiten de internationale politiek. Hieruit volgt dat het constructivisme de IB bestudeerd met de focus op ideen en geloven van de actoren en de overeenkomsten hiertussen. Het internationale systeem bestaat niet op zichzelf maar is een construct. Het bestaat uit intersubjectiviteit tussen mensen. Constructivisme als een sociologische theorie Naast wat hierboven staat. De sociale werkelijkheid kan niet volgens de onderzoeksmethoden van de natuurwetenschappen onderzocht worden omdat het niet los staat van de sociale werkelijkheid. Er zijn geen natuurlijke weten voor samenleving, economie of politiek. Geschiedenis is niet een ontwikkeling dat zich onafhankelijk van menselijke ideen ontwikkeld. De sociale werkelijkheid van mensen is gemaakt door mensen. De sociale werkelijkheid is een intersubjectief domein: het is betekenisvol voor de mensen die het gemaakt hebben wie er in leven, en wie het begrijpen omdat ze het gemaakt hebben en omdat het hun thuis is. Wendt: de psychologische betekenis van materiele kracht; 500 kernwapens in het bezit van Engeland zijn minder bedreigend dan 5 van Noord Korea. Verschil in de materialist view (neorealisme en neoliberalisme) en ideational view (constructisme). Volgens de materiele visie zijn macht en nationaal belang de drijfveren in de internationale politiek. Ideen hebben hier een kleine rol, ze kunnen slechts het handelen mbt de materiele waarden rationaliseren. Volgens de sociaal constructivisten geven ideen de waarde van materiele goederen, ze scheppen een context (box 6.2, pag. 164). Constructivst Theories of International Relations De cultuur in de statenanarchie. Sociaal constructivisme: positie van staten is niet gegeven, maar is wat de staten zelf maken dmv interactie met andere staten (Wendt). Volgens Wendt is er een periodisering te maken van de statenanarchie: - Hobbesiaanse cultuur (tot 17e eeuw) : staten zien elkaar als vijanden, er is sprake van oorlog van allen tegen allen omdat oorlog de enige manier voor staten is om te blijven bestaan. Er is sprake van een lage graad van internationalisatie en samenwerking. - Lockeaanse cultuur (na de vrede van Westfalen, 1648) : er is sprake van competitie tussen staten maar de staten erkennen en respecteren elkaars bestaansrecht. Er is sprake van enige internationalisatie en samenwerking. - Kantianse cultuur (na de WOII) : sprake van sterke, geconsolideerde, staten. Hoge mate van internationalisatie en samenwerking. Standaarden in de internationale samenleving. Wendt legt de nadruk op interactie. Finnemore legt de focus op standaarden (normen) in de internationale samenleving en hoe deze invloed hebben op de identiteit en belangen van staten. Zie box 6.7, pag. 170. De macht van internationale organisaties. Macht in het sociaal constructivisme (box 6.2, pag. 166): Macht is heeft verschillende vormen waarin het zich kan manifesteren: Gedwongen, institutioneel, structureel, productief. De functie van internationale organisaties (IOs) ligt in de traditionele visie vooral in het verlengde van functies van staten. In het sociaal constructivisme is de reikwijdte veel groter: Ten eerste omdat het autonome actoren zijn die macht uitoefenen. Ten tweede omdat ze samenwerking een plaats geven

in de sociale werkelijkheid van de IB. De macht van de IOs kan geanalyseerd worden op de verschillende dimensies van macht. Er is sprake van gedwongen macht omdat ze materiele bronnen beheren waardoor ze anderen kunnen benvloeden (vb: Wereldbank & geld). Daarnaast is er sprake van gedwongen macht omdat die opgebouwd zijn uit belangrijke bronnen (vb.: EU). Er is sprake van institutionele macht omdat IOs in staat zijn om gedrag te benvloeden in een indirecte manier (vb.: agenda bepaling). Er is sprake van productieve macht omdat ze zijn opgericht om bepaalde problemen op te lossen, de macht ligt hier in het formuleren van het probleem en het bedenken van oplossingen. Waarom IOs autoriteit en macht hebben: omdat het bureaucratien zijn (naar Weber), box 6.8 pag. 171. Een constructivistische benadering van de Europese samenwerking. EU leden zullen het niet altijd eens zijn, maar het proces van besluitvorming zal leiden tot intersubjectiviteit en uiteindelijk consensus. Constructivisten beweren dat zij nuances en inzichten toe kunnen voegen aan de Europese samenwerking en die niet aan bod zijn gekomen, of niet goed uitgewerkt zijn, in de conventionele analyses van het complexe proces. Binnenlandse vormgeving aan identiteit en standaarden (normen). Wendt en Finnemore geven betekenis aan de internationale omgeving in de vorming van nationale identiteiten. Andere sociaal constructivisten geven meer betekenis aan de binnenlandse situatie in de vorming van nationale identiteiten. Dit doen zij om te laten zien hoe dezelfde internationale gebeurtenissen andere effecten hebben in verschillende staten. Dit verschil is misschien groot, maar heeft geen breuklijn tot gevolg binnen het constructivisme omdat aanhangers van beide stromingen nog steeds uitgaan van cultuur en identiteit, regels en begrip. Kritiek op het constructivisme. Neorealistische kritiek: Erkennen dat er internationale standaarden bestaan, maar verwerpen de grote betekenis die constructivisten daaraan geven omdat deze standaarden altijd weggewoven zullen worden door machtige staten als dit in hun belang is. Daarnaast zeggen de realisten dat er op basis van sociale interactie geen vrienden gemaakt kunnen worden tussen staten omdat de structuren in de IB hun dwingen om zich egostisch te gedragen. De constructivisten slaan het aspect van onzekerheid in de IB over in hun theorie: en net dit aspect maakt dat staten gedwongen zijn wantrouwend tegenover elkaar te staan. Ook is er sprake van misleiding in de sociale interactie tussen staten, de constructivisten gaan uit van eerlijke en oprechte staten die eerlijk zijn tegen elkaar. - Reactie constructivisten: anarchie leidt niet altijd tot zelfbescherming en agressie. De voorbeelden die de realisten geven kunnen niet op zichzelf gezien worden, los van de historische context. Dat maakt de voorbeelden ongeldig. Hierop kunnen de realisten een voorbeeld geven uit Wendts theorie met de mate van internationalisatie: laagste graad anarchie? Realisten hebben ook kritiek op de constructivistische visie op verandering: er is sprake van een cirkelredenering want ideen scheppen veranderingen en veranderingen scheppen ideen (Mearsheimer). Jevis zegt dat de constructivisten niet in staat zijn om veranderingen betekenis te geven, uit te leggen: constructivisme zegt niks over de praktijk van de processen. - Reactie constructivisten: verandering door middel van sociale interactie. Overeenkomst met liberalisme: focus op proces van democratisering, onderlinge afhankelijkheid en internationale instituties. Overeenkomst International Society: het bestaan van gemeenschappelijke belangen en waarden tussen staten.

Hfst. 9 : Buitenlands beleid Analyse van buitenlands beleid Het analyseren van buitenlands beleid houdt meestal in dat het beleid in een bredere context en/of in de context van wetenschappelijke kennis wordt geplaatst. Om dit te kunnen doen moet men theorien hebben, maar de relatie tussen theorie en beleid is complex. Er zijn verschillende benaderingen voor buitenlands beleid: 1/ Traditional approach: de focus ligt op degene die de beslissingen maakt. Er wordt veel gekeken naar het ministerie en hun ervaringen met beslissingen over buitenlands beleid. Ook wordt er gekeken naar de omstandigheden waarin de regering zich begeeft om de besluiten te kunne analyseren. 2/ Comparative approach: met een rijke set van data is het doel om algemeen geldende patronen te beschrijven in de buitenlandse politiek. Genspireerd op het behaviorisme, en gebaseerd op Rosenaus pre-theorie. Deze benadering heeft echter nooit echt als verklaring kunnen bieden, maar meer als classificatie schema. 3/ Bureaucratic structures and processes approach: focus ligt op de organisatorische context van besluitvorming, de focus ligt op hoe er in de bureaucratische setting tot een besluit genomen wordt. Deze benadering kijkt niet alleen wat er gebeurd maar ook waarom het op die manier gebeurde, sterk empirisch karakter. Hieronder valt ook Allisons boek (B&B) die drie benaderingen beschrijft: 1/ rationele actor model; 2/ organisatorisch proces model; 3/ bureaucratisch politiek model. 4/ Cognitive processes en psychology: focus ook op de individuele besluitvormer, maar dan met veel aandacht voor de psychologische aspecten van besluitvormingen zoals perceptie. Jervis en Herman zijn voorbeelden. 5/ Multilevel and multidimensional: omdat er niet n theorie of benadering dekkend is voor de gebeurtenissen in IB en buitenlands beleid: multidimensionaal. 6/ Social constructivist: focus op de rol van ideen, discourse en identiteit. Sociaal constructivisten zien buitenlands beleid als een intersubjectief domein, waarvan de ideen en discourse bekeken kunnen worden om beter theoretische kennis te vergaren How to study Foreign Policy: a level-of-analysis approach. Beschreven door Waltz, in een poging om een verklaring te zoeken voor oorlog. Hieruit komen drie niveaus waarop we buitenlandsbeleid kunnen bestuderen: systematisch niveau, staten niveau, individueel besluitvormings niveau. The systemic level Het verklaren van buitenlands beleid door te kijken naar de omstandigheden in het internationale systeem dat staten er van weerhoudt of er toe aan zet om zich op een bepaalde manier te gedragen. Op dit niveau krijg je dus voor iedere theorie een andere verklaring. Maar ook binnen bijv. het realisme is er een verschil in benadering, tussen de defensieve en offensieve realisten. The level of the nation-state. Focus op het staat/maatschappij-complex, volgens deze theoretici is deze benadering belangrijk omdat dit staat/maatschappij-complex weergeeft of de regering in staat is om de machtsmiddelen in te zetten en te controleren. Zakaria: het gaat om statelijke macht, niet nationale macht. Statelijke macht zijn de machtsmiddelen die de regering in handen heeft. Naast realisme en republikeins liberalisme, ook het MIC. Ook Allisons boek met de verschillende verklaringen over besluitvorming tijdens de Cuba Crisis. De bureaucratische politiek model is hier een onderdeel van, en Janis beschrijft hoe dit model kan resulteren in het groep gedachte model: hierin wordt in een groep, doordat iedereen zo gentegreerd

is in het onderwerp tot verkeerde besluiten gekomen. Voorbeelden volgens Janis: Pearl Harbor, Varkensbaai invasie. Level of the individual decision-maker De grenzen van het individu in het rationele actor model. De focus ligt op het individu en de eigenschappen/karakter van het individu, en op invloeden op het individu en de besluitvorming. - Overtuigingen van de besluitvormer. - Organisatie en structuur in de overtuigingen van de besluitvormer. - Patronen van perceptie en misperceptie. - Flexibiliteit in leerproces, voor verandering. Going to war in the Persian Gulf: a case study. Drie theoretische benaderingen: Rationele actor model, groupthink model, cognitieve model. RAM: ziet er op het eerste gezicht veelbelovend uit om als verklaring te dienen, maar de binnenlandse situatie wordt over het hooft gezien (VS als black-box) en niemand weet in hoeverre er sprake is geweest van de kosten/baten-analyse die de RAM benadering onderschrijft. Cognitief: focus op de individuele besluitvormer, in dit geval president Bush. Kijkt naar zijn ervaringen met oorlog (WOII). Groupthink: Twee verschillende kleine groepen die in principe voor een oorlog in het M-O waren hebben samen de beslissing genomen. Conclusie: veel besluiten op buitenlands beleid worden gemaakt in onzekerheid en met onvolledige kennis. A note on experts and Think tanks. Het grootste verschil tussen think tanks in de VS en in andere landen is de invloed die zij daar hebben op het beleid. Een nieuw soort think tanks zijn organisatie die iets beschermen (advocacy think tanks), voorbeelden zijn Amnesty International en Greenpeace.

Hfst. 5: International society (English school) Historische en institutionele benadering van IB, met de focus op mensen en hun politieke waarden. De uitgangspunten zijn: 1/ de bewering dat IB een vertakking is van de human relations waarin de basis waarden onafhankelijkheid, veiligheid, orde en wetgeving zijn; 2/ de studie van IB is er om ideen en acties van mensen in het internationaal systeem te interpreteren; 3/ erkenning van het idee van internationale anarchie maar zonder andere, alternatieve, ideen uit te sluiten. De centrale focus van analyse ligt op het buitenlandse beleid en van staten en staatshoofden: ideen, assumpties, belangen, problemen, intenties, ambities, berekening, verlangen, overtuigingen etc. Society of states: IB bestaat uit het buitenlands georienteerd beleid, besluiten en activiteiten van staatshoofden die handelen in het belang van hun binnenlandse politieke systeem. De staatshoofden opereren onafhankelijk van elkaar en vallen niet onder een ander, hoger, orgaan in het internationale systeem. IOs zijn belangrijke menselijk organisaties en behoren tot de IB, maar ze zijn ondergeschikt aan soevereine staten. Er is sprake van een anarchistische samenleving: er is een wereldwijd systeem van soevereine staten. (Bull, verschil internationaal systeem en society: box 5.2, pag. 130). IR is een menselijke activiteit die te maken heeft met fundamentele waarden, de twee belangrijkste (noemt Bull) zijn international order en internationale justice. International order: een patroon of aard van internationale activiteiten die de basis doelen van de samenleving van staten behelst. International justice: de morele regels die rechten en plichten aan staten en naties opleggen. Conflict: soevereiniteit en mensenrechten, pluralisme en solidarisme.

De International Society benadering ziet internationale politiek als een human world. Dat betekend dat het te maken heeft met normatieve aspecten en met waarden dilemmas in de IB. Het betekend ook dat de benadeling situatie en geschiedenis gericht is. De benadering heeft zowel te maken met de mogelijkheid van progressie, maar ook met de grenzen van het menselijk kunnen en de mogelijkheden van risico, onzekerheid etc. De grootste kracht van het IS zou kunnen zijn dat het geen keuze maakt in het liberale optimisme en het realistische pessimisme. The three traditions: theory. Realisme, rationalisme en revolutionairisme zijn constant met elkaar in dialoog. Box 5.4, pag. 134: alle drie op een rijtje. The three traditions: practice. De extreme vorm van realisme is niet te combineren met het idee van IS omdat zij de IB zien als een moreel neutraal, en slechts instrumenteel, gebied. De nadruk ligt op vier aspecten in de IS: 1/ Nadruk op de invloed van heersende ideen op het denken, beleid en activiteiten van mensen, staatshoofden in het bijzonder; 2/ Nadruk op de dialoog die plaatsvind tussen de heersende ideen, waarden en overtuigingen die voorkomen in het buitenlandse beleid. Het aanhangen van slechts n benadering geeft een n dimensionale kijk op de IB en een incomplete analyse. 3/ Nadruk op historische dimensie in de IB. 4/ Nadruk op het idee dat ideen in een historische context waarin ze ontstaan zijn bestudeerd moeten worden. Order and justice International order: een patroon of aard van internationale activiteiten die de basis doelen van de samenleving van staten behelst, deze zijn elementair, primair of universeel. Al deze doelen zijn moreel van karakter, ze hebben geen primaire instrumentele waarde. Deze basis doelen zijn (volgens Bull): behouden van de internationale samenleving; behouden van onafhaneklijkheid van de lidstaten; keeping of promises; the stability of possession. Bull over order: Er zijn drie soorten orde in de wereldpolitiek: in sociale omgeving (tussen mensen), internationale orde (tussen staten in een statensysteem), wereldorde (tussen de mensheid in zijn geheel). Bull hecht de meeste waarde aan de wereldorde omdat die in de samenleving en tussen staten slechts tijdelijk zijn. Bull maakt een onderscheid in machtsevenwicht: de simpele en de complexe. Daarnaast maakt hij nog een onderscheidt tussen een objectief en een subjectief evenwicht. Bull over oorlog: Oorlog ziet hij als een institutie, hij zegt dat oorlog tussen staten vaak wordt voorgesteld in contrast met vrede tussen staten, maar dat noemt hij misleidend. Er bestaat geen goed alternatief voor oorlog. Als voorbeeld van oorlog als een instituut geeft hij de nucleaire dreiging tijden de KO, aan de grondslag van deze dreiging lagen de humanitaire waarden zoals veiligheid, overleving etc. Bull over justice: Onderscheid tussen cummutative justice en distributive justice. Cummutative justice gaat over een proces en wederkerigheid, het behelst een proces van claim en counter-claim tussen staten. staten als bedrijven op de markt. Distributive (handelende) justice behelst goederen. De uitwisseling van goederen tussen staten. Vaak wordt dit gezien als een binnenlandse aangelegenheid, het uitwisselen van ideen gebeurd pas zodra hier op binnenlands niveau overeenstemming over is. Bull stelt orde in het algemeen boven justice, het is fundamenteler omdat het een voorwaarde is voor de realisatie van andere waarden.

Statecraft and responsibility National responsibility: Veiligheid van de eigen inwoners. Realistische, nationalistische visie. Amerika: eigen wet gaat boven een internationale wet omdat die slechts instrumenteel zijn. Gebaseerd op verschillende theorien over staat/maatschappij: sociale contracten etc. International Responsibility: Het feit dat je tot een internationaal systeem behoort brengt rechten en plichten met zich mee. Hugo de Groot en de erkenning/ het respecteren van andere landen en hun wetgeving. Humanitarian Responsibility: Omdat staatshoofden in de eerste plaats ook mensen zijn, hebben zij de plicht zich bezig te houden met mensenrechten. Niet alleen eigen land maar wereldwijd. Welke verantwoordelijkheid staat voorop zou voorop moeten staan in de IB? Case-study: Irak. Alle drie de verantwoordelijkheden speelden een rol in de besluitvorming om naar de Persische Golf te gaan, realisten, rationalisten en zachte revolutionairen zullen allemaal een andere perceptie geven van de beweegredenen. Een tegenargument in de kwestie Bosni kwam van de middelmatige realistische hoek, die claimden dat het een burgerlijke oorlog was, zonder beweegredenen voor veiligheid en zonder eigenbelang etc. Critiques of international society Realisme: er is geen bewijs van internationale normen. Het idee van een internationale samenleving dat aan elkaar gebonden is dmv gezamenlijke waarden en normen en gezamenlijke organisaties die in een gezamenlijk belang handelen is in strijd met de realistische visie. Daarin zijn staten namelijk vooral gebonden aan hun eigen normen en waarden, en al zijn ze in staat om regels te accepteren, als dit niet in hun eigen belang is zullen ze dat niet doen. Echter, IS gaat niet alleen over dat staten zich aan anderen binden, maar ook over hoe ze dat doen dmv interactie. Liberalisme: geen oog voor binnenlandse politiek IPE: slaagt er niet in om over economische internationale politiek een verslag te geven. Geen aandacht voor sociaal economische klassen in de IB. De grenzen van de IS liggen in de postmoderne wereld en worden niet gevat in de theorie. Een belangrijke kritiek op de IS is theoretisch van aard: het feit dat realisme, rationalisme en revolutionairisme samen komen in n benadering. Dat er sprake zou zijn van een internationale samenleving gaat voorbij aan de transnationale betrekkingen. Verder nog kritiek op de focus op staten ipv individuen. En global injustice.

You might also like