Schematische Samenvatting Van Het Boek Elementair Internationaal Recht

You might also like

Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 36

Schematische samenvatting van het boek:

Internationaal publiekrecht In vogelvlucht


P.H. Kooijmans

EIP

semester 1 2005/2006

Inhoud
Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Wat is internationaal publiekrecht? Deel 1: Het recht van coxistentie De bronnen van het internationaal publiekrecht
2.1 Gewoonterecht 2.2 Verdragen 2.3 Algemene rechtsbeginselen 2.4 Rechterlijke beslissingen en doctrine 2.5 Besluiten van internationale organisaties 2.6 Eenzijdige handelingen en verklaringen 2.7 Ius cogens en verplichtingen erga omnes

Hoofdstuk 3

Subjecten van internationaal publiekrecht


3.1 Staten 3.1.1 Het ontstaan van staten en het recht op zelfbeschikking 3.1.2 Erkenning van staten 3.1.3 Erkenning van regeringen 3.1.4 Effect van erkenning of niet-erkenning in de nationale rechtsorde 3.2 Andere subjecten van internationaal publiekrecht 3.2.1 Internationale organisaties 3.2.2 Individuen 3.2.3 Rechtspersonen, in het bijzonder ondernemingen en nongouvernementele organisaties 3.2.5 De Heilige Stoel 3.2.6 Bevrijdingsbewegingen 3.3 Conclusie

Hoofdstuk 4

Jurisdictie
4.1 Territoriale jurisdictie 4.1.1 Het landgebied 4.1.2 De binnenwateren 4.1.3 De territoriale zee 4.1.4 Het luchtruim 4.2 Functionele jurisdictie 4.2.1 De aansluitende of contigue zone 4.2.2 Het continentaal plat 4.2.3 De exclusieve economische zone 4.3 Gebieden buiten nationale jurisdictie 4.3.1 De volle zee 4.3.2 De oceaanbodem 4.3.3 De ruimte en de hemellichamen 4.3.4 Antarctica 4.4 Personele jurisdictie 4.4.1 Nationaliteit 4.4.2 Uitoefening van personele jurisdictie 4.4.3 Uitlevering 4.5 Beperkingen van jurisdictie: immuniteit 4.5.1 Soevereine of staatsimmuniteit 4.5.2 Diplomatieke immuniteit 4.5.3 Afstand van immuniteit 4.5.4 De Act of State-doctrine

Hoofdstuk 5

De verhouding tussen internationaal en nationaal recht


5.1 Monisme en dualisme 5.2 Rechtstreekse werking van regels van internationaal recht 5.3 De verhouding tussen nationaal recht en internationaal recht in het Nederlandse c.q. het Belgische stelsel

Hoofdstuk 6

Het verdragenrecht
6.1 Totstandkoming en inwerkingtreding van verdragen 6.1.1 Sluiting van verdragen

EIP

semester 1 2005/2006
6.1.2 Bekrachtiging en inwerkingtreding van verdragen 6.1.3 Voorbehouden 6.2 Interpretatie van verdragen 6.3 Toepassing en geldigheid van verdragen 6.3.1 Toepassingsbereik en wijze van toepassing 6.3.2 Geldigheid van verdragen 6.4 Beindiging van verdragen 6.5 Staatsopvolging en verdragen

Hoofdstuk 7

Staatsaansprakelijkheid
7.1 Wanneer is een staat aansprakelijk? 7.2 Staatsaansprakelijkheid ter zake van de behandeling van vreemdelingen 7.2.1 Diplomatieke bescherming 7.2.2 Welke behandeling moet aan vreemdelingen worden gegeven? 7.3 Gevolgen van staatsaansprakelijkheid 7.4 Verdere ontwikkeling van het aansprakelijkheidsrecht

Hoofdstuk 8

Geschillenbeslechting
8.1 Onderhandelingen of consultatie 8.2 Methoden van geschillenbeslechting met behulp van derden met nietbindend resultaat 8.3 Methoden van geschillenbeslechting met bindend resultaat 8.3.1 Arbitrage 8.3.2 Rechtspraak 8.4 Het Internationaal Gerechtshof 8.4.1 Positie en samenstelling van het Hof 8.4.2 Rechtsmacht bij geschillen 8.4.3 Het verloop in de procedure 8.4.4 Effect van de uitspraak 8.4.5 De adviesprocedure

Hoofdstuk 9

Rechtshandhaving of rechtsverwerkelijking
9.1 Niet-gewelddaige middelen tot rechtshandhaving 9.1.1 Retorsies 9.1.2 Represailles 9.1.3 Noodzaak 9.1.4 Sancties 9.2 Het gebruik van geweld 9.2.1 Collectieve rechtshandhaving krachtens een besluit Veiligheidsraad 9.2.2 Zelfverdediging 9.2.3 Gewapende interventie

van de

Hoofdstuk 10

Deel 2: Het recht van coperatie Het recht der internationale organisaties
10.1 Inleiding 10.2 Soorten internationale organisaties 10.3 Institutioneel en materieel recht 10.4 Bevoegdheden 10.5 Structuur 10.5.1 Lidmaatschap en andere vormen van participatie 10.5.2 Organen 10.6 Rechtspersoonlijkheid, privileges en immuniteiten 10.7 Besluitvorming en besluiten 10.8 Financin 10.9 Slotopmerkingen

Hoofdstuk 11

De Verenigde Naties
11.1 Inleiding 11.2 De hoofdorganen 11.2.1 De Algemene Vergadering 11.2.2 De Veiligheidsraad 11.2.3 De Economische en Sociale Raad (ECOSOC) 11.2.4 De Beheerschapsraad

EIP

semester 1 2005/2006
11.2.5 Het Internationaal Gerechtshof 11.2.6 Het Secretariaat 11.3 Andere VN-organen 11.4 Gespecialiseerde organisaties 11.5 Het materile recht van de Verenigde Naties

Hoofdstuk 12

Regionale organisaties met een intergouvernementeel karakter


12.1 Inleiding 12.2 De Raad van Europa 12.3 De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) 12.4 De West-Europese Unie (WEU) 12.5 De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) 12.6 De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) 12.7 De Benelux 12.8 Ter afsluiting

Hoofdstuk 13

De Europese Unie achtergronden en institutionele structuur


13.1 Achtergrond en ontwikkeling 13.2 Vormen van economische samenwerking 13.3 Van economische naar politieke integratie de Europese Unie 13.4 Het Unieverdrag in vogelvlucht 13.4.1 Gemeenschappelijke bepalingen 13.4.2 Wijzigingen van de EG-Verdragen 13.4.3 Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid 13.4.4 Politile en justitile samenwerking in strafzaken 13.4.5 Nauwere samenwerking 13.4.6 Slotbepalingen van het EU-Verdrag 13.5 Instellingen en organen 13.5.1 Inleiding 13.5.2 De Europese Raad 13.5.3 Het Europees Parlement 13.5.4 De Raad van de Europese Unie 13.5.5 De Europese Commissie 13.5.6 Het Hof van Justitie van de EG 13.5.7 De Rekenkamer 13.5.8 Andere op de EG-verdragen gebaseerde organen 13.6 Zetel en talen 13.7 Financiering 13.8 Externe betrekkingen 13.9 Het verdrag van Nice

Hoofdstuk 14

De communautaire rechtsorde: bronnen, besluitvormingsprocedures en karakteristieken


14.1 Inleiding 14.2 Het primaire gemeenschapsrecht 14.2.1 De oprichtings- en wijzigingsverdragen 14.2.2 Algemene rechtsbeginselen 14.2.3 Internationale verdragen 14.2.4 Internationaal publiekrecht 14.3 Het secundaire gemeenschapsrecht: besluiten van de EG-instellingen 14.3.1 Verordeningen 14.3.2 Richtlijnen 14.3.3 Beschikkingen 14.4 Vormvoorschriften voor EG-besluiten 14.4.1 Motiveringsplicht 14.4.2 Publicatie en inwerkingtreding 14.5 Communautaire besluitvormingsprocedures 14.5.1 De raadplegingsprocedure 14.5.2 De samenwerkingsprocedure 14.5.3 De co-decisieprocedure 14.5.4 De instemmingsprocedure 14.5.5 Het Verdrag van Nice

EIP

semester 1 2005/2006
14.6 Karakteristieken van de communautaire rechtsorde 14.6.1 Autonoom en supranationaal karakter 14.6.2 Rechtstreekse werking van voorschriften van gemeenschapsrecht 14.6.3 Richtlijn- en gemeenschpsrechtconforme interpretatie 14.7 Redum

Hoofdstuk 15

De verzekering van de naleving van het gemeenschapsrecht door de rechter


15.1 Inleiding 15.2 De prejudicile procedure 15.2.1 Karakter van de procedure 15.2.2 De notie rechterlijke instantie 15.2.3 Verwijzingsbevoegd of verwijzingsverplicht? 15.2.4 Effect van de prejudicile beslissing 15.2.5 Specifieke prejudicile procedures 15.3 Het beroep tot nietigverklaring en de actie wegens nalaten 15.3.1 Tegen welke handelingen kan beroep worden ingesteld? 15.3.2 Wie zijn gerechtigd tot het instellen van beroep? 15.3.3 Beroepsgronden 15.3.4 Effect van de nietigverklaring 15.4 De acties wegens schending van het gemeenschapsrecht door lidstaten 15.5 De schadevergoedingsactie 15.6 De communautaire kortgedingprocedure 15.7 De exceptie van ontwettigheid 15.8 De adviesbevoegdheid van het Hof van Justitie 15.9 Communautaire randvoorwaarden aan adequate rechtsbescherming in de nationale rechtsorde 15.10 Het Verdrag van Nice 15.11 Resum

Hoofdstuk 16

Het materile recht van de Europese Gemeenschap


16.1 Inleiding 16.2 Doelstellingen en middelen ter verwezenlijking van de Gemeenschap 16.3 Structuur en systeem van het materile gemeenschapsrecht 16.4 Gemeenschappelijke karaktertrekken in de jurisprudentie over de vier vrijheden 16.5 Onderscheid intern extern regime 16.6 Het vrije verkeer van goederen 16.6.1 De douanerechten en de heffingen van gelijke werking 16.6.2 De kwantitatieve beperkingen en de maatregelen van gelijke werking 16.7 Het vrije verkeer van personen en diensten en het recht van vrije vestiging 16.7.1 Het vrije verkeer van werknemers 16.7.2 Het recht van vrije vestiging 16.7.3 Het vrije dienstenverkeer 16.7.4 De rechten van burgers, visa, asiel en immigratie 16.8 Het vrije betalings- en kapitaalverkeer 16.9 De Economische en Monetaire Unie (EMU) 16.10 Harmonisatie van wetgeving 16.11 Welke bevoegdheden blijven er nog over voor de lid-staten? 16.12 De mededingingsregels 16.12.1 Het verbodsstelsel van artikel 81 16.12.2 De uitzonderingen op het verbod 16.12.3 Het aanmeldingssysteem van Verordeing 17/62 16.12.4 De overige procedures van Verordering 17/62 16.12.5 Het verboden misbruik van machtsposities 16.12.6 Fusiecontrole 16.12.7 Steunmaatregelen van de nationale overheid 16.13 Gelijke behandeling 16.14 Slotopmerkingen

Hoofdstuk 17

De mens in het internationaal publiekrecht 5

EIP

semester 1 2005/2006
17.1 Inleiding 17.2 Verplichtingen van het individu onder internationaal recht 17.3 De rechten van de mens 17.3.1Normstelling 17.3.2 Implementatiemechanismen met betrekking mensenrechtenverdragen 17.3.3 De procedure onder het EVRM nader bekeken 17.3.4 Niet-verdragsmatige implementatiemechanismen 17.4 Vreemdelingen

tot

EIP

semester 1 2005/2006

Hoofdstuk 1 Wat is internationaal publiekrecht?


Zeer uiteenlopend door internationalisering. Onderscheid door internationaal karakter itt internationaal privaatrecht dat nationaal recht regelt. Bron is van belang. Soevereine staten kwam op in 16e/17e eeuw met loslating Paus en Keizer HRR. Vanaf 1648 staat zelf hoogste gezag, maar hebben nog wel met elkaar te maken (= int publiekrecht). - Int pr eerst afbakeningsrecht, formeel karakter = coxistentie - Int pr tegenwoordig samenwerkingsrecht, ook materieel karakter = coperatie (+ coxistetie). Burger grotere rol.

Deel 1: Het recht van coxistentie


Hoofdstuk 2 De bronnen van het internationaal publiekrecht
Regels door onderworpenen zelf vastgesteld. Rechtsbronnen vermeld in art 38 Statuut Int Gerechthof

2.1 Gewoonterecht
Vereisten: 1 uniforme praktijk 2 overtuiging dat zo behoort (opinio iuris sive necessitatis). Wanneer berusten gedragsregels op opinio iuris: 1 verklaringen regeringsvertegenwoordigers 2 mate protest 3 andere factoren Tijdsduur niet altijd van belang: instant custom (oa Truman met uitbreiding continentaal plat). Wereldwijde gewoonte = algemeen gewoonterecht. Duidelijke afwijzing vereist om niet onder gewoonterecht te vallen ivm veronderstelde aanvaarding. Nadeel gewoonterecht: ongeschreven karakter. Daarom codificaties in vorm van verdragen. Commissie voor Internationaal Recht van VN houdt zich hiermee bezig: 1 Verdrag van Wenen mbt diplomatieke betrekkingen (1961) 2 Geneefse Verdragen mbt traditioneel zeerecht (1958) 3 Weense Verdragenverdrag (1969)

2.2 Verdragen
Verdrag: geschreven, soms mondelinge overeenkomst, bilateraal of multilateraal. Soorten verdragen: 1 Prestatie met tegenprestatie: traits-contrats 2 Regels vaststellen of ontwerpen traits-lois 3 Int organisatie oprichten: traits-constitutions Verdragem kunnen gewoonterecht maken, soms al voor uitgave. Vb: Zeerechtconferenties van 19741982, 1994 pas inwerking getreden, regels mbt continentaal plat al wel in werking.

2.3 Algemene rechtsbeginselen


1 General principles of law: beginsel van goede trouw 2 Principles of international law: zefbeschikkingsrecht Reden opname art 83: 1 lacunes opvullen 2 rechtvaardigheid door redelijkheid en billijkheid

2.4 Rechterlijke beslissingen en doctrine


Vanwege stare decisis zijn interpretaties Int. hoven beslissend. Doctrine veel minder belang.

2.5 Besluiten van internationale organisaties


Alleen bij supranationale organisaties (EG), aanbevelingen van intergouvernementeel kunnen wel gewoonterecht worden. Resoluties kunnen zo belangrijke bijdrage aan int r verlenen. Soft law: bij nog niet tot standkoming gewoonterecht, maar wel geleidelijke uitkristalliserende rechtsovertuiging.

2.6 Eenzijdige handelingen en verklaringen


Verplichtingen scheppende karakter van eenzijdige handelingen of verklaringen is in 1974 door Int Gerechtshof in zaak Franse kernproeven Stille Oceaan uitdrukkelijk erkend. Bedoeling van binding moet echter aanwezig zijn. Aanvaarding niet vereist. Gebaseerd op beginsel goude trouw.

2.7 Ius cogens en verplichtingen erga omnes


Ius cogens: normen van dwingend recht, instemming staat niet vereist (Weens Verdragenverdrag). Wordt ook wel van erga omnes-verplichting gesproken: verplichting tegenover allen. Vereiste ius cogens: schending moet rechtsbelang van statengemeenschap als geheel aantasten en iedere staat heeft belang bij naleving verplichting. Zo bestaat sinds kort Int Strafhof.

Hoofdstuk 3 Subjecten van internationaal publiekrecht


Volkenrechtssubjectiviteit of internationale rechtspersoonlijkheid = status krachtens men rechten/plechten onder internationaal recht kan verwerven en claim kan stellen op die rechten. Verschil staten tegenover andere subjecten: staten hebben een volledige en oorspronkelijke int rechtspersoonlijkheid itt afgeleide. Geldt alleen voor soevereine staten.

3.1 Staten

EIP

semester 1 2005/2006

Drie criteria staat: 1 territoir 2 bevolking 3 daadwerkelijk gezag (soeverein) (4 vermogen betrekkingen) 3.1.1 Het ontstaan van staten en het recht op zelfbeschikking Begin moderne statensamenleving 1648. Redenen explosie 2e helft 20e eeuw (VN 51-200): 1 Zelfbeschikkingsrecht (Locke, Lenin, Woodrow Wilson) = opname HVN. 2 Externe zelfbeschikkingsrecht (recht vorming nieuwe staat) = dekolonisatie, alleen nog Westelijke Sahara en Marokko (POLISARIO) Verschil interne dimensie (buiten koloniale context): geen extern, wel intern zelfbeschikkingsrecht = participatie, onmogelijkheid kan ultimum rededium zijn voor externe zelfbeschikking (Bangladesh 1971, Kroati 1991, weerstand VN: Kosovo). 3.1.2 Erkenning van staten - Constitutieve leer: staat pas door erkenning andere staten = niet mogelijk ivm ontbreken instantie - Declaratoire leer: erkenning is aangaan van betrekkingen. Niet erkenning wel gebonden int recht. Erkenning vooral politiek, ook juridisch = terugwerkende kracht. Erkenning bij: 1 diplomatieke betrekkingen 2 bilateraal verdrag. Bijzonder gevallen: - Palestina = geen erkenning ivm ontbreken daadwerkelijk gezag (1993 verandert, Osloakkoorden door geweld 2000 gestokt). - Voormalige sovjetunie = geen erkenning vanwege ontbreken democratische principes (EG) - Rhodesi, Transkei, Noord-Cyprus = oproep (VN) tot niet erkenning 3.1.3 Erkenning van regeringen Alleen moeilijkheid bij twee rivaliserende regeringen, in praktijk oude regering erkennen (Taiwan, Cambodja, Afghanistan) 3.1.4 Effect van erkenning of niet-erkenning in de nationale rechtsorde - Sommige landen: niet-erkenning is niet-bestaand (Britse rechter echtscheiding in Rhodesi, Adams vs Adams). - NL: ondanks niet-erkenning wel als bestaand beschouwd (= declaratoire leer)

3.2 Andere subjecten van internationaal publiekrecht


3.2.1 Internationale organisaties 1 Intergouvernementeel statelijk = in beginsel opgericht door staten. Rechtspersoonlijkheid blijkt soms uit 1 intentie oprichters 2 verdag zelf (bij EU was rechtspersoonlijkheid onduidelijk) - Implied powers-leer: organisatie wordt geacht ook zonder uitdrukkelijke machtiging bevoegdheden te bezitten voor effectieve taakuitoefening 2 Non-gouvernementeel (NGO) = opgericht door particulieren (geen int rechtspersoonlijkheid) 3.2.2 Individuen - Plichten: aansprakelijk igv internationale misdrijven: Joegoslavi (1993) en Rwanda tribunaal (1994) door Veiligheidsraad. Internationaal Strafhof (1998). - Rechten: rechten v/d mens. Klachtrecht kan alleen door staat gegeven worden, echter ook door EVRM. VN-verdragen bevatten facultatief protocol voor klachtrecht. 3.2.3 Rechtspersonen, in het bijzonder ondernemingen en non-gouvernementele organisaties Genternationaliseerd contract = contract tussen privaatrechtelijke rechtspersoon en staat gegrond op int recht. Nog niet automatisch int rechtspersoonlijkheid. Aansprakelijkheid van int privaatrechtelijke rechtspersonen bestaat nog niet, wel gedragsregels en verdragen. Soorten int privaatrechtelijke rechtspersonen: 1 Ondernemingen 2 Non-gouvernementele organisaties (NGOs): Greenpeace, Amnesty International. Soms specifieke functies door staten toegekend = Rode-Kruisverdragen (49), aavullende Protocollen (77). - Raaad v Europa bij verdrag (1986): NGO met nat rechtspersoonlijkheid volgens een van verdragspartijen, ook rechtspersoonlijkheid binnen andere partijen. 3.2.5 De Heilige Stoel Heeft internationale rechtspersoonlijkheid vanwege: 1 Soevereine staat Vaticaanstad 2 Hoofd RK. Lid van multilaterale verdragen en internationale organisaties. Concordaten = bilaterale verdragen mbt positie RK 3.2.6 Bevrijdingsbewegingen Was zekere toekenning rechtspersoonlijkheid aan bevrijdingsbewegingen tegen koloniale, racistische en vreemde regimes: Organisatie Afrikaanse Eenheid, Arabische Liga. Tot jaren 90: 1 PLO, met Oslo-akkoorden sterk gewijzigd 2 African National Congres (ANC) en Pan Africanist Congres (PAC) t/m afschaffing apartheidssysteem Beperkte rechtspersoonlijkheid blijkt uit:

EIP

semester 1 2005/2006
1 Toekenning waarnemersstatus met spreekrecht door VN 2 Dergelijk conflict met Geneefse Rode-Kruisverdragen (1977) gelijkgesteld met int conflict

3.3 Conclusie
Andere voorbeelden: volken, bevolkingsgroepen

Hoofdstuk 4 Jurisdictie
4.1 Territoriale jurisdictie
Territoriale jurisdictie = exclusieve bevoegdheid van staat op territoir tot gezagsuitoefening dmv stellen, doorvoeren en handhaven regels. Uitzonderingen op bevoegdheid door int recht: 1 Verbodsbepaling als keerzijde van exclusieve territoriale juridictie = respect exclusieve territoriale jurisdictie andere staat 2 Beperking van regeldoorvoerende en regelhandhavende bevoegdheid (diplomatieke onschendbaarheid) 3 Inperking regelgevende bevoegdheid tbv ander (EG) 4.1.1 Het landgebied Bij onduidelijkheid beide jurisdictie claimen, daadwerkelijk gezag zal jurisdictie kunnen effectueren. Geschil B-NL bij Baarle-Nassau en Baarle-Hertog in 1959 door Int Gerechtshof beslecht. 4.1.2 De binnenwateren Basislijn = laagwaterlijn. Bij inham/baai van minder dan 24 zeemijl (1853m) = rechte basislijn. Bij eilanden minder dan 24 zeemijl. 4.1.3 De territoriale zee Zeerecht = oudste delen int recht. 1958 viertal verdragen. Herziening door VN met conferentie (19741982, 160 deelnemende staten) en Verdrag van Montego Bay (inwerking 1994). Territoriale zee = gebied buiten basislijn, 12 zeemijl. Staten claimen zelf, NL tot 1983 3-zeemijlen ivm belang vrijheid scheepvaart. Kent wel int recht: onschuldige doorvaart = onthouden wat vrede, veiligheid, goede orde kuststaat kan bedreigen (niet vissen). Strafrechtelijke jurisdictie kuststaat uitgesloten, tenzij: 1 Gevolgen op schip begaan misdrijf zich uitstrekken tot kuststaat 2 Aard misdrijf verstoort openbare orde kuststaat of territoriale zee 3 Hulp autoriteiten van kuststaat ingeroepen door kapitein of diplomatieke/consulaire vertegenwoordiger vlaggenstaat 4 Aanhouding en instellen onderzoek noodzakelijk bestrijding handel in verdovende middelen Civielerechtelijke jurisdictie kuststaat uitgesloten (beslaglegging niet mogelijk). Afbakening vastgesteld bij: 1 Overeenkomst of 2 Equidistantielijn (lijn die punten verbindt op gelijke afstand basislijnen) Uitz: historische titel of speciale omstandigheid Gevolg uitbreiding territoriale zee = zeestraten geheel binnen territoriale zee. Problemen voor vliegverkeer en vlootbewegingen. Gevolg: Derde Zeerecht-conferentie = transit-doorvaart of doortocht. Vrijheid van overvlucht en onderzeers onder water. 4.1.4 Het luchtruim Luchtruim boven grondgebied, binnenwateren, territoriale zee. Absoluut recht (geen onschuldige overvlucht). Ruimte geheel vrij

4.2 Functionele jurisdictie


Altijd beperkt. 4.2.1 De aansluitende of contigue zone Afgekondigde zone aan territoriale zee waarin aanhouding en onderzoeking ivm (voorgenomen) wetsovertreding op het territoir of in de territoriale zee van de kuststaat toegestaan is. Zone niet verder dan 24 mijl vanaf basislijn. 4.2.2 Het continentaal plat Voortzetting van vasteland onder zeespiegel tot steile neergang naar oceaanbodem. In 1945 door Truman geclaimd, sindsdien gewoonterecht. Kuststaat bevoegd tot: (1) Exploratie en exploitatie (2) Bouwen kunstmatige bouwwerken/eilanden. Deze hebben geen eigen territoriale zee, slechts veiligheidszone van 500m. Zeerechtverdrag 1982: territoriale zee vanaf basislijn 200mijl of (groter geologisch plat) tot 350mijl. Afkondiging gebruik is niet nodig. 4.2.3 De exclusieve economische zone

EIP

semester 1 2005/2006

Vastgesteld met Derde Zeerechtconferentie ivm conflicten (oa kabeljauwoorlogen VK en Ijsland). Zone 200mijl vanaf basislijn, moet uidrukkelijk afgekondigd worden. Geeft kuststaat exclusieve rechten van continentaal plat. Sommige staten (EEG) slechts visserijzone afgekondigd. In NL in 2000, B 1999. Afbakening gesteld bij: 1 Verdrag 2 Equidistantielijn

4.3 Gebieden buiten nationale jurisdictie


4.3.1 De volle zee Pogingen toe-eigening zee in 16/17e eeuw op weerstand gestuit (Mare liberum HdG). Vrijheden: 1 Navigatie 2 Exploitatie rijkdommen v/d zee 3 Onderzeese kabels en pijpleidingen aanleggen 4 Overvlucht 5 Onderzoek 2 + 5 uitgehold door continentaal plat / exclusieve economische zone. Verdrag straddling fish stocks icm conflict Canada vs EG bepaalde: 1 Kuststaten extra bevoegdheden ter bescherming vastgestelde vissoorten op volle zee 2 Voor regulering visvangst moeten staten samenwerken in visserijorganisaties. Volle zee = jurisdictie vlaggenstaat. Ivm goedkopevlagstaten Zeerechtenverdrag 1982: staat moet toezien behoorlijkheid schip en bemanning. Meervoudige nationaliteit = staatloos. Uitzondering jurisdictie vlaggenstaat = recht hot pursuit (achtervolging op heterdaad). Stopt als schip andere territoriale zee bereikt. Vereisten: 1 Achtervolging begonnen in jurisdictiezone 2 Hoor- of zichtbaar stopteken in jurisdictiezone 3 Achtervolging alleen door overheidsschepen/-vliegtuigen 4 Ononderbroken achtervolging 4.3.2 De oceaanbodem In resolutie Algemene Vergadering (VN) werd oceaanbodem gemeenschappelijk erfgoed der mensen, exploitatie tbv mensheid als geheel. Zeerechtenverdrag 1982 is op dit punt niet ingestemd door VS, VK en BRD. Tot nog toe nog geen exploitatie van rijkdommen oceaanbodem. 4.3.3 De ruimte en de hemellichamen Verdrag hieromtrent in 1966. Beginselen: 1 Onderzoek en gebruik vrij, wel tbv gehele mensheid 2 Niet onder nationale soevereiniteit 3 Geen kernwapens of militaire bases 4 Exploitaite tbv gehele mensheid 5 Aansprakelijkheid staat voor lancering ruimte-object en alle gevolgen vandien. 6 Jurisdictie staat over ruimte-object 7 Ruimtevaarders gezanten der mensheid, moeten door ieder geholpen worden 4.3.4 Antarctica Sinds verdrag 1961: 1 aanspraken bevroren 2 gebruik voor vreedzame doeleinden 3 openstellen wetenschappelijk onderzoek. Toenenemende druk ivm exploitatie in 1991 milieuprotocol: natuurreservaat voor 50 jaar. 4.4 Personele jurisdictie 4.4.1 Nationaliteit Bond of allegiance: bescherming staat tegenover trouw onderdaan. Nationaliteitswetgevingen (bepaalt door nat recht) berusten op: 1 Ius sanguinis-beginsel = van ouders (NL en B: voor kind, niet voor vrouw) 2 Ius soli-beginsel = plaats geboorteland - B: igv ouder 5 v/d 10 voorgaande j in B. 2e generatie door verzoek aan ambtenaar bs, jonger 12j verzoek door ouders mits zelf 10j in B, 18j en ouder zelf verzoek. - NL: igv derde generatie immigranten. - Naturalisatie = nationaliteitsverlening op latere leeftijd: - B: bij huwelijk na 3j (of 3j +6m) keuze. Bij anderen met gelidge verblijfstitel 3j - NL: bij huwelijk na 3j aanvraag. Bij anderen met geldige verblijfstitel 5j Nottebohm-zaak = (Int Gerechtshof), om nationaliteitsverlening int effect te geven moet en rele band bestaan tussen staat en onderdaan (bijv ius sanguinis of ius soli beginsel). Meerdere of geen nationaliteiten zijn mogelijk door comb sanguis/soli beginsel. Ivm staatsloosheid: 1 Verdrag 1954 = status staatslozen als erkende vluchtelingen 2 Verdrag 1961 (NL) = staat van geboorte bij staatsloosheid als nationaliteit 4.4.2 Uitoefening van personele jurisdictie Internationaal privaatrecht regelt toepassing civiele recht bij internationale kwesties.

10

EIP

semester 1 2005/2006

Internationaal publiekrecht regelt alleen criminele jurisdictie (bevoegdheid strafrechtelijke vervolging en bestraffing). Opsporing en arresteren kan alleen op eigen territoir. Beginselen: 1 Territorialiteitsbeginsel: - Subjectief = plaats begin strafbaar feit - Objectief = plaats voltooing strafbaar feit - NL: criminele jurisdictie tav in NL of NLs schip/vaartuig begaan strafbaar feit 2 (Actieve) nationaliteitsbeginsel: vervolging onderdaden voor strafbare feiten (ook in buitenland), vooral in civil-law landen. - NL Sr: 1 Misdrijven buitenland tegen veiligheid van staat en Koninklijke waardigheid 2 Misdrijven die volgens wet van staat van delict ook strafbaar zijn - B: 1 Misdrijven bij wet bepaalt (tegen veiligheid staat of mbt valsemunterij) 2 Misdrijven die volgens wet van staat van delict ook strafbaar zijn 3 Passieve nationaliteits- of personaliteitsbeginsel: vervolging voor strafbare feiten in buitenland tegen onderdanen. - NL: terughoudend, wel door verdragen mbt terroristische bomaanslagen en veiligheid VN-personeel sinds 2002 - B: sinds 1984 igv misdrijf tegen Belg, als feit ook strafbaar is in land van delict met straf van meer dan 5j vrijheidsberoving. 4 Beschermingsbeginsel: jurisdictie mbt strafbare feiten in buitenland door niet-onderdaan gericht tegen veiligheid of publieke belangen staat (muntvervalsing). Vereiste van strafbaar in land van delict niet aanwezig. Recente verdragen mbt terrorismebestrijding staan expliciet toe bij terroristische aanslag op in buitenland gevestigde voorziening. 5 Universaliteitsbeginsel: criminele jurisdictie zonder enig verband eigen nat rechtsorde: zeerover, Wet Internationale misdrijven (genocide, misdrijven tegen menselijkheid, foltering, oorlogsmisdrijven), NL vliegtuigkaper. - Moet berusten op internationaal-rechtelijke machtiging of verplichting Aut dedere aut iudicare-beginsel van toepassing (uitleveren of berechten). - Land van lid verdrag is verplicht tot (onmogelijkheid van Argentijn in Londen): 1 Berechting 2 Uitlevering, volgens territialiteits- of actief/passief nationaliteitsbeginsel. - NL: berechting Bouterse op grond van universaliteitsbeginsel (Folteringsverdrag na foltering getekend), niet door HR. - B: meest verstrekkende wetgeving op dit gebied, berisping Internationaal Gerechtshof ivm arrestatiebevel Kongolees MvBuiZ Yerodia. Aanpassing B: alleen vervolgd wanneer verdachte op B grondgebied wordt aangetroffen (Yerodia, Sharon). 4.4.3 Uitlevering Geen regels, wel uitleveringsverdragen: 1 Eerst uitputtende lijst misdrijven 2 Europees Uitleveringsverdrag (1957): - Verplicht als betreffende misdrijf min 1j in beide staten heeft = dubbele criminaliteitbeginsel (probleem in Pinochet-zaak tussen VK en Chili). - Verbiedt voor politieke delicten en vervolging mbt racisme. Politieke delicten door rechter bepaald, nooit aanslag op staatshoofd of familieleden (Attentatsklausule). - Ne bis in idem-beginsel - Niet verplicht eigen onderdanen uitleveren, wel vaak verplichting tot eigen vervolging - Uitz: Libische veiligheidsagenten mbt VS vliegramp in Schotland. Specialiteitsbeginsel: alleen berechten voor feit waarvoor uitlevering was gevraagd en verkregen. - NL: 1 Uitlevering alleen krachtens verdrag 2 Uitlevering NLs verboden 3 Door rb (cassatie HR) en vervolgens MvJ besloten. - B: later bij Europees Uitleveringsverdrag ivm late afschaffing doodstraf (1996). MvJ beslist na advies Aanpassingen wetgeving mbt uitlevering: - Europees aanhoudingsbevel: vanaf 1jan 2004 alle lidstaten wetgeving hieraan aangepast. - Internationaal Strafhof

4.5 Beperkingen van jurisdictie: immuniteit


4.5.1 Soevereine of staatsimmuniteit a. Immuniteit van staat zelf = soevereine gelijkheid staten. - Immuniteit van jurisdictie: beperkte immuniteit (door oa staatsondernemingen) verving absolute immuniteit, onderscheidend:

11

EIP

semester 1 2005/2006

- Acta iure imperii = typische overheidshandelingen - Acta iure gestionis = privaatrechtelijke handelingen Onderscheid niet altijd duidelijk: rechter bepaalt aard (B, NL) of doel (F) beslissend. - Immuniteit van vreemde staatseigendom voor openbare dienst voor executiemaatregelen (geldt voor zowel executoriaal als conservatoir beslag). Europees Verdrag in 1973 stelt goedkeuring staat vast op beslag op goederen. b. Van de staatsimmuniteit afgeleide immuniteiten - Staatshoofd, regeringsleider, MvBuiZ: ook mbt particuliere gedragingen, door formulering int misdrijven beperkt. Tribunalen en Int Strafhof staan boven deze immuniteit, geldt niet voor nat rb (Yerodia). Wel strafrechtelijke vervolging mogelijk dmv: 1 Mogelijkheid berechting eigen land 2 Afstand doen van immuniteit door eigen staat 3 Berechting door int tribunaal 4 Na aflegging functie 5 Gedragingen in particuliere hoedanigheid - Oorlogsschepen: ook in binnen- en territoriale wateren. Alleen vervolging op verzoek kapitein. Kuststaat kan bij onschuldige doorvaart alleen onmiddelijke verlating verzoeken igv schending. 4.5.2 Diplomatieke immuniteit a. Categorien immuniteitsgerechtigden 1 Diplomaten = aan ambassade verbonden personeel met contacten autoriteiten ontvangsstaat: - Ambassade = ambassadeur (of zaakgelastigde) (Heilige Stoel: nuntius of internuntius) heeft leiding (1 per staat itt consulaire dienst) - Agrment = goedkeuring van ontvangststaat voor benoeming ambassadeur door zendstaat. Vereiste van aanbieden geloofsbrieven. Bij lager diplomatiek personeel slechts aanmelding bij MvBuiZ. 2 Consulaire dienst = (1) belangen dienen van onderdanen zendstaat. Bij gearresteerden meldingsplicht staat mbt hulp consul, bezoekrecht van consul. (1) Bevorderen handel en cultuur/wetenschaps relaties. - Exequatur = vereiste machtiging voor hoofd consulaire post v ontvangsstaat. - Honorair consul = door staat gevraagde onderdaan in buitenland tot consul. - Combinatie consulaire dienst en ambassade mogelijk, door ambtenaren v/d Buitenlandse Dienst vervuld. - Persona non grata, in geval van: 1 Gedragingen, door ontvangststaat = verplicht terugroepen en functie beindigen 2 Misgenoegen van ontvangststaat, door ontvangststaat (over en weer = NL-China) 3 Misgenoegen van zendstaat, door zendstaat. - Oudste delen int recht, verdragen 1961 (diplomatiek) 1963 (consulair) b. Aard en omvang der diplomatieke immuniteiten - Functionele immuniteit = itt staatsimmuniteit alleen in functie volledige immuniteit: - Gezinsleden - Ambassade ivm belemmeren van diplomaten. - Ander personeel, puur in functie, wel criminele jurisdictie immuniteit - Wel gebonden regels en wetten (proces-verbaal naar BuiZ en ev ambassade) - Woonhuizen - Bescherming van ambassade/woonhuizen verplicht - Diplomatieke post (koerier), postpakketten en transportmiddelen - Consulair personeel = alleen in functie, wel strafrechtelijke jurisdictie immuniteit 4.5.3 Afstand van immuniteit Waiver of immunity: gerechtigd hiertoe: - Staat = impliciet of expliciet, beroep niet meer mogelijk - Rechter als immuniteitsgerechtigde voor rechter andere staat verschijnt en geen beroep op immuniteit doet. Vaak immuniteitsafstand al vooraf geregeld. - Igv contract met staat(sintstantie) en weigerachtig zich aan rechter vreemde staat onderwerpen = arbitrageclausule (geschil voor arbitrageclausule, executierecht). 4.5.4 De Act of State-doctrine - Rechtsgeldigheid toekennen binnen eigen rechtsorde aan andere overheidsdaad: - NLse Rechter (niet): - Geen toetsing, wel ev weigering ivm eigen rechtsorde / eigen rechtsorde - Bij effect icm strijd int recht wel toetsing (Indonesische nationalisaties van Nederlands bezit).

12

EIP

semester 1 2005/2006
- Angelsaksische rechter ivm Act of State-doctrine wel: vanwege scheiding machten (rechter geen uitvoerende macht). Vb Sabbatino-zaak, effect aan Cubaanse nationalisatiemaatregel itt wil uitvoerende macht.

Hoofdstuk 5 De verhouding tussen internationaal en nationaal recht


5.1 Monisme en dualisme
1 Monisme = eenheid van recht waarin hogere voor lagere en int voor nat regel gaat. Voordelen: - Past beter in meer opkomende wereldsamenleving met regels dwingend recht (ius cogens) Bij meer ontwikkelde int samenwerking (EG) loopt dualisme ook vast. - Latere wet in strijd met int regel kan int regel niet opzij zetten (lex posterior bij dualisme) 2 Dualisme = gescheiden rechten waar int regel door transformatie in nat regel omgezet kan worden. Nat recht is daarmee enigst geldend recht. Voordelen: - Wetgever heeft voor het zeggen, geen verkeerde interpretatie rechter - Geen oordeel int recht = alleen aansprakelijk bij nalaten aanpassing nat wetgeving. - Geregeld = Gw (NL) rechterlijke beslissingen (B)

5.2 Rechtstreekse werking van regels van internationaal recht


- Aard: - Bepalend voor rechtstreekse werking int recht. Vb: Hr mbt art 13 EVRM: nalatigheid overheid instellen instantie, geen taak rechter. - Bepalend voor rechtstreekse werking int-rechterlijke bepaling (mogelijk bij monisme)

5.3 De verhouding tussen nationaal recht en internationaal recht in het Nederlandse c.q. het Belgische stelsel
- NL: gematigd monisme sinds Gw 1953: - Art 93: ieder verbindende (rechtstreekse werking) verdragsbepaling en besluiten int organisaties verbindend na bekendmaking (= geen transformatiesysteem) - Art 94: toetsingsrecht van materile wetten aan ieder verbindende verdragsbepalingen of besluiten int organisaties. Rechter bepaalt rechtstreekse werking (uitz: EG). - Toetsing aan gewoonterecht: in Nyugat-arrest moet art 94 a contrario worden uitgelegd. Bij Gw 1983 aangenomen. In Bouterse-zaak door HR bevestigd: Verdrag tegen foltering na feiten zodat legaliteitsbeginsel in de weg stond. Toestaan van terugwerkende kracht in int recht zou stuiten op: 1 Verbod terugwerkende kracht (art 1 Sr, art 16 Gw) 2 Verbod toetsing aan int gewoonterecht. - Toetsing van ieder verbindend verdrag aan ander verdrag wel toegestaan. HR: VS militair die vrouw hier om leven bracht en niet aan VS uitleverde: verdragsbepaling mbt verbod doodstraf (EVRM) zwaarder dan verplichting uitlevering. - Conclusie: internationaal geschreven n ongeschreven recht van toepassing in NL, alleen bij strijd nat recht geen ongeschreven recht (= gematigd monisme). - B: overwegend monisme, we; sporen dualisme: - Alle verdragen eerst instemming wetgevende macht - Verdragen dienen te worden gepubliceerd - Toetsing toegestaan bij rechtstreeks werkende verdragen (Fromagerie Le Ski (1971)). - Horizontale werking van verdragsregel in NL mogelijk.

Hoofdstuk 6 Het verdragenrecht


Verdragenrecht al in gewoonterecht, sinds 1969 gecodificeerd in Weens Verdragenverdrag (alleen geschreven verdragen), NL lid 1985. Sinds 1986 ook verdrag mbt verdragen internationale organisaties. Leden Verdragenverdrag vallen automatisch ook onder gewoonterecht. Verdrag = schriftelijke overeenkomst tussen staten en/of intergouvernementele organisaties, aan publiekrecht onderworpen. Benamingen: 1 Belangrijke: Handvest, Akte, Statuut 2 Minder belangrijke: schrifturen, notulen, uitwisseling notas (plaatsing kruisraketten). 3 Aanvulling: Protocol 4 Mogelijk verdrag, afzonderlijk aanvaard: facultatief of optional protocol. Bepalend: wil partijen om gebonden te zijn (consent to be bound).

6.1 Totstandkoming en inwerkingtreding van verdragen


6.1.1 Sluiting van verdragen Tijdens onderhandelingsproces: - Bilateraal in hoofdstad of neutraal terrein (Geneve) - Multilateraal 1 speciaal bijeengeroepen diplomatieke conferenties 2 in kader int organisaties.

13

EIP

semester 1 2005/2006

- Volmacht vereist van onderhandelaars. - Procedure: 1 Verdrag gesloten als men eens is over inhoud (multilateraal vaak 2/3) 2 Ondertekening onder voorbehoud van (soms parafering, vooral als verdrag bepaalt dat zij door ondertekening inwerking treedt). - Na ondertekening nog niet van kracht, wel houden naar object and purpose (voorwerp en strekking) 2a Igv spoedeisende redenen: verdrag treedt voorlopig met ondertekening inwerking 3 Nationale bekrachtiging of ratificatie. 6.1.2 Bekrachtiging en inwerkingtreding van verdragen 1a NL: goedkeuring SG vereist: art 91, bij afwijking verdrag van Gw in beide Kamers 2/3. - Uitz (art 7 Rijkswet, voor 1983 Gw): 1 Verdragen bij eerdere wet van die goedkeuring zijn vrijgesteld 2 Voor uitvoeringsverdragen van reeds eerder goedgekeurde verdragen - Geen voorbehoud mbt uitvoeringsverdrag in verdrag gesteld - Regering verplicht wil uitvoeringsverdrag sluiten te melden aan parlement 3 Verdragen zonder belangrijke geldelijke verplichtingen, looptijd niet langer dan 1j 4 Verdragen volgens regering geheim/vertrouwelijk karakter ivm belang Koninkrijk 5 Verlenging van aflopende verdragen, parlement kan goedkeuring vragen (= 2) 6 Wijziging bepaalde bijlagen verdragen. - Punt 4: 1 zo snel mogelijk parlementaire goedkeuring vereist of 2 zo snel mogelijk beindigen. - Stilzwijgende: 30d na voorlegging Kamers geen 1/5 deel leden Kamers uitdrukkelijk - Uitdrukkelijke: bij de wet (goedkeuringswet) - Te goeder trouw: bij directe binding door regering geldt dit beginsel voor andere staten. 1b B: uitdrukkelijke instemming vereist, bij wet of decreet. Initiatief instemmingsprocedure: - Federaal bij K: instemming door Kamer en Senaat - Gemeenschaps- of gewestniveau bij betreffende regering: instemming van hun raad 2 Bekrachtiging: neerleggen oorkonde van bekrachtiging bij depositaris (Secretaris-Generaal / NL) - Na afloop periode voor ondertekening is er toetreding ipv bekrachtiging. 3 Inwerkingtreding: - Bilateraal: na bekrachtiging beide partijen - Multilateraal: na bekrachtiging door nadergenoemd aantal staten. Na bekrachtiging maar voor inwerkingtreding:1 Object and purpose 2 Te goeder trouw Tijdstip van inwerkingtreding voor lid in verdrag geregeld. Geen bepaling: onmiddelijk. 6.1.3 Voorbehouden Ammendeteren is bij multilateraal vrijwel onmogelijk. Voorbehoud mogelijk van bepaalde bepalingen: 1 Aangegeven welke niet 2 Aangegeven welke niet 3 Niets aangegeven: niet tegen object and purpose verdrag. Bepaalt staat zelf, depositaris stelt andere staten op hoogte. Na 12 maanden geen reactie stilzwijgende goedkeuring. 4 Bij voorbehoud bij toetreding int organisatie: bevoegde orgaan organisatie zal stemmen - Voorbehoud is wederkerig. - Probleem bij niet aanvaarding voorbehoud: 1 Toch voorbehoud 2 Geen verdragsrelatie. - Algemene Vergadering (VN) heeft voor dergelijke problemen Commissie voor Int Recht. - Intrekking voorbehoud is altijd mogelijk

6.2 Interpretatie van verdragen


Mogelijke interpretatie methoden a. Objectieve methode = betekenis termen in normaal spraakgebruik b. Subjectieve methode = bedoelingen partijen blijkt uit totstandkoming verdrag (travaux prparations) c. Teleologische methode = doel verdrag Subsequent practice: wijze waarop partijen met verdrag omgaan, van belang bij toetreding

6.3 Toepassing en geldigheid van verdragen


6.3.1 Toepassingsbereik en wijze van toepassing Verdragen kunnen beogen effecten voor derden te creren, bij plichten toestemming vereist. In HVN verplichting derden zonder toestemming. - Afwijking gehele territoir: 1 Bilateraal: in verdrag 2 Multilateraal: bij bekrachtiging - Beweeglijke verdragsgrenzen, uitz bij gebondenheid gebied. - Strijd verdragen: 1 door onoplettendheid 2 met opzet, voorbehoud vereist t/m opheffing oud verdrag. - HVN: bij strijd gaat HVN voor (Lockerbie-affaire) - Int Strafhof: voorrang bij overlevering verdachte aan Hof.

14

EIP

semester 1 2005/2006

6.3.2 Geldigheid van verdragen - Vernietigbaarheid: bij wilsgebreken (zeer uniek: dwaling en bedrog) en fraude door corrumpering vertegenwoordiger andere staat. Bij uitdrukkelijk erkenning geldigheid verdrag is dit onmogelijk. - Nietigheid: 1 dwang (afstand delen Tsjechoslowakije aan nazi-Duitsland) 2 in strijd met dwingend recht, bepaalt bij onduidelijkheid door Internationaal Gerechtshof of arbitragecommissie.

6.4 Beindiging van verdragen


1 Na gesloten termijn (EGKS 2002), veelal hierna nog stilzwijgend voortgezet (NAVO, opzegtermijn 1j) 2 Geregeld in verdrag 3 Niet geregeld: niet-opzegbaarheid, tenzij blijkt uit 1 bedoeling 2 aard verdrag (Verdragenverdrag), opzegtermijn 1j 4 Eindiging voor n, meerdere of alle bij unanieme instemming 5 Overmacht, gebeurtenis niet te wijten aan partij zelf. Tijdelijk onvermogen alleen reden opschorting 6 Wanprestatie of verdragsschending tegenpartij (ook wel opschorting): wel mbt essentile punten. Beindiging en opschorting ivm wanprestatie niet mogelijk bij verdrag van humanitaire aard 7 Inroeping clausula: fundamentele verandering van omstandigheden. Vereisten: 1 essentieel element voor toestemming partijen om gebonden te zijn 2 omvang en zwaarte veranderen radicaal - Absoluut nee bij clausula: toelaten beroep clausula int vrede en veiligheid in direct gevaar - Bij multilateraal verdrag voor oprichting int organisatie: beindiging = uitstoting organisatie. - Eenzijdig vernietigbaarhied/nietigheid inroepen of verdrag beindigen/opschorten ivm punten 1-7: 1 Oude gewoonterecht wel 2 Thans niet ivm rechtszekerheid: Vereiste van op hoogte stellen (Verdragenverdrag). Igv bezwaar onderling overleg. Binnen 1j geen overeenstemming: 1 Dwingend recht = eenzijdige voorlegging aan Int Gerechtshof 2 Andere gevallen = verplichte concilatie. NL beschouwt staten met voorbehoud hierop niet als partij Deel V Verdragenverdrag.

6.5 Staatsopvolging en verdragen


- Nieuwe regime = gebonden oude verdragen (verdragen door staten, niet door regeringen) - Uiteenval staten = niet gebonden oude verdragen (clean slate- of tabula rasa-beginsel). Uitz: verdragen mbt territoir nieuwe staat (grensverdragen) - Situatie uiteenval Sovjet-Unie: - Estland, Letland en Litouwen = beschouwden zichzelf als voortzetting vooroorlogse staten. - Overige deelrepublieken: Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) = als nieuw regime - Situatie uiteenval Joegoslavi: - Republieken Servi en Montenegro = voortzetting oude Joegoslavi. - 4 andere republieken = ook voortzetting oude Joegoslavi. - Situaties Sovjet-Unie en Joegoslavi = continuteit in lijn met VN Verdrag in 1978 mbt verdragen bij statenopvolging.

Hoofdstuk 7 Staatsaansprakelijkheid
7.1 Wanneer is een staat aansprakelijk?
Vereisten aansprakelijk (verdrag VN-commissie Internationaal Recht nog steeds niet vastgesteld): 1 Schending staat int-rechtelijke verplichting door handelen/nalaten. 2 Toerekenbaarheid: - Staatsorganen (ook wetgever en rechter) = in hoedanigheid orgaan staat opgetreden - Staatstaken door niet-statelijke organisatie of particulier (privatisering) = in uitoefening van publieke taak - Individuen igv instructie of olv staat bepaalde schendingen int verplichtingen - Moeilijk te bewijzen = Nicaragua-zaak mbt bijstand contras tegen regering. - Individuen igv op eigen initiatief staatstaken waarnemen (ivm oorlog oid) - Staat igv overname opstandelingen (= staatsorgaan) voor eigen en vorige daden. - Zorgvuldigheidsplicht (due diligence of due care). - Onrechtvaardigheid ontnemende omstandigheden igv (niet mogelijk bij dwingend recht): - Onrechtmatige handeling is tegenmaatregel of represaille - Overmacht - Noodzaak staatsorgaan eigen of andermans leven beschermen - Vitale belangen staat veilig stellen - Rechtmatige daad van zelfverdediging.

7.2 Staatsaansprakelijkheid ter zake van de behandeling van vreemdelingen


Indirecte aansprakelijkheid = behandelingen vreemdelingen op eigen territoir.

15

EIP

semester 1 2005/2006

7.2.1 Diplomatieke bescherming Diplomatieke bescherming = opkomen van staat voor eigen onderdaan als vreemdeling. Recht behoort toe aan staat, niet aan vreemdeling (Calvo-clausule v Latijns-Amerika niet erkend). Ev schadevergoeding daarom aan staat. - Staatsloos: geen diplomatieke bescherming. VN-Commissie: diplomatieke bescherming van rechtmatig verblijf staatsloze of vluchteling - Meervoudige nationaliteit in n van landen: eerst diplomatieke bescherming niet mogelijk. Thans dominante nationaliteit beslissend. - Meervoudige nationaliteit in derde land: beide, liefst gezamelijk. - Rechtspersoon: 1 plaats waar werkelijke/maatschappelijke zetel is gevestigd 2 Int Gerechtshof: zetel van registratie of statutaire zetel. Betrokken individuen (aandeelhouders) gaan schuil achter rechtspersoon (Barcelona Traction case). 7.2.2 Welke behandeling moet aan vreemdelingen worden gegeven? Behandeling vreemdelingen: - Zelfde als eigen onderdanen (bij kolonisten): national treatment of Calvo-leer - Apart van onderdanen (bij moederlanden): Minimum-standaard - Mensenrechten: minimum-standaard. Behandeling eigendom vreemdelingen mbt nationalisatie van eigendommen tijdens dekolonisatie. Door kapitaal-exporterende landen vastgestelde minimum-standaard mbt schadevergoeding: 1 Nationalisatie ten algemenen nutte 2 Niet discriminatoir 3 Schadevergoeding moet 1 prompt 2 adequate 3 effective zijn. - Lump sum-overeenkomst mogelijk: claims tegen totaal bedrag afgedaan. Kapitaal-importerende landen vonden 1 nationalisatie zo vrijwel onmogelijk 2 compensatiesom lager ivm uitbuiting Tegenstellingen kapitaal-exporterende en importerende landen kleiner door 1 einde dekolonisatie 2 vele verdragen hieromtrent. Voorwaarde aansprakelijkheid: uitputting alle locale rechtsmiddelen door vreemdeling (local remedies rule). Achterwege igv gebruik van lokale rechtsmiddelen obviously futile.

7.3 Gevolgen van staatsaansprakelijkheid


- Verzekering van uitblijven in toekomst - Verplichting tot rechtsherstel: - Terugbrengen in oude toestand (restitutio in integrum) + ev additionele schadevergoeding voor verliezen tijdens verstoortde toestand - Compensatoire schadevergoeding, bedrag moet waarde van restitutio in integru benaderen - Genoegdoening of satisfactie: vooral als restitutio in integrum en schadevergoeding niet mogelijk is (Isral igv Eichmann uit Argentini was berisping Int Gerechtshof voldoende. - Ev nemen van tegenmaatregelen.

7.4 Verdere ontwikkeling van het aansprakelijkheidsrecht


Onderdelen aansprakelijkheidsproblematiek: 1 Verschil gesteld tussen int onrechtmatige daad en int misdrijf (international crime). 2 Welke staat is gerechtigd andere staat aansprakelijk te stellen mbt int onrechtmatige daad. Getroffen staat (injured state), dat is waarvan 1 Rechten zijn geschonden 2 Andere gevallen, vereisten: - staat maakt deel uit van groep tov wie verplichting geldt - staat wordt hierdoor op bijzondere wijze geraakt of positie radicaal gewijzigd. Andere staten: 1 Geschonden verplichting tbv collectieve belangen groep waartoe staat behoort 2 Verplichting bestaat tegenover int gemeenschap als geheel.

Hoofdstuk 8 Geschillenbeslechting
Voor geschillenbeslechting geldt free choice of means.

8.1 Onderhandelingen of consultatie


Dmv onderhandelingen is enige methode waarbij geen 3e ingeschakeld wordt.

8.2 Methoden van geschillenbeslechting met behulp van derden met niet-bindend resultaat
a. Goede diensten: (passief) 3e staat fungeert als communicatiekanaal ivm verstoorde communicatie b. Bemiddeling of mediatie: (actief) 3e staat formuleert voorstellen (onderhandelen op afstand): - Goede diensten vaak over naar bemiddeling: Algerije bij conflict VS vs Iran ivm Teheran (79)

16

EIP

semester 1 2005/2006

- Shuttle-diplomacy onderhandelaar pendelt tussen partijen: Kissinger bij Isral ea 1973 - Alternatief: partijen op plaats bijeengebracht - Zichtbaar, druk media: Camp David - Geheim: Oslo-akkoorden c. Onderzoek of feitenconstatering: (actief) 3e partij stelt rapport op tijdens stopzetting onderhandeling - Voorstel NL in VN: permanent orgaan hieromtrent, slechts ad hoc commissies d. Conciliatie of verzoening: commissie van onderzoek formuleert voorstel tot beslechting geschil - Conciliatiecommissie: partijen wijzen elk 1 (of 2) lid aan die samen 3e (5e) umpire kiezen - Verplichte conciliatie: in aantal verdragen vastgesteld, resultaat is niet verplichtend e. Geschillenbeslechting via regionale organisaties: methoden zelfde als a-d. f. Voorkomen en beslechten van geschillen in het kader van multilaterale verdragsregimes gericht op een gemeenschappelijk belang: dus niet staten onderling: - Gemeenschapsrechter inroepen: vormt uitzondering - Alternatief: niet-nalevingsmechanisme

8.3 Methoden van geschillenbeslechting met bindend resultaat


Juridische methoden itt politieke methoden. Rechtspraak vrijwel nooit ex aequo et bono, gewoon recht 8.3.1 Arbitrage Vroeger door Paus/monarch. Thans arbitragetribunaal, samenstelling zelfde als conciliatiecommissie. - Ad hoc: zowel beperkte als volledige (Iran-United States Claims Tribunal). - Permanent = - Permanent Hof van Arbitrage (1899): lijst personen waaruit gekozen wordt - Mixed arbitration (staat vs organisatie) sinds 1962 in PHvA - Bureau van het Hof: echt permanent - Internationale Centrum voor Beslechting Investeringsgeschillen (1965) voor mixed arbitration indien: 1 Zowel staat-contractant als staat investeerder partij is bij verdrag 1965 en 2 Beide partijen rechtsmacht Centrum erkennen - Samenstelling als gewoonlijk, bij in gebreke benoemt president Wereldbank Arbitrage igv: 1 Staten 2 Staat vs organisatie mbt state-contract genternationaliseerd contract 8.3.2 Rechtspraak Rechtspraak: permanent rechterlijk orgaan dat altijd kan functioneren. - Volkenbond: Permanente of van Internationale Justitie - VN: (vervanger Volkenbond) Internationaal Gerechtshof - Andere: Hof van Justitie (EG), EHRM, Benelux Gerechtshof - Tribunaal voor het Zeerecht (1996 door Zeerechtverdrag).

8.4 Het Internationaal Gerechtshof


8.4.1 Positie en samenstelling van het Hof - Lid: alle lidstaten VN + zij die dit wensen - Zetel: Vredespaleis te Den Haag - Samenstelling: - 15 rechters door meerderheid Alg Vergadering + Veiligheidsraad (5 veto) gekozen - Kamer (1978): keuze partijen ipv gehele Hof 1 Permanent 2 Ad hoc, 5 rechters in overleg met partijen (eigen rechter) - Voor 9j ev herverkiezing. - Partij mag igv ontbreken rechter eigen staat aanwijzen. - Voorzitter: door Hof zelf gekozen voor 3j, bij staking stemmen doorslaggevend - Geen geheim van raadkamer, ev verschil door separate opinion of dissenting opinion - Functies Hof: 1 Geschillenbeslechting 2 Adviezen uitbrengen 8.4.2 Rechtsmacht bij geschillen - Vereiste: 1 Door (lid)staat ingediend 2 Beide partijen erkennen rechtsmacht Hof, kan blijken uit: a. Compromis waarin partijen rechtsvraag aan Hof voorleggen b. Compromissoire clausule bij het verdrag, partij kan eenzijdig voorleggen (VS bij Teheran) c. Facultatieve- of optional clausule: staten aanvaarden Hof eenzijdig, nog niet iedereen: 1 1/3 v/d leden waarvan n permanent lid (VK), deel ook nog voorbehoud: - Temporele beperking: vb slechts bij geschillen na neerleggen verklaring - Materile beperking: vb niet geschillen mbt veiligheid staat 2 Toepassing voorbehoud bepaalt Hof , VS automatisch voorbehoud 3 Wederkerigheid voorbehoud - NL geen voorbehoud, B temporele d. Gedrag oa door verschijnen bij Hof en geen verweer mbt bevoegdheid (forum prorogatum)

17

EIP

semester 1 2005/2006

- Ander forum prorogatum: staat roept voorbehoud niet in 8.4.3 Het verloop in de procedure 1 Vaststelling schriftelijke en mondelinge fase door Hof - Ev preliminaire bezwaren partij: bezwaren mbt 1 bevoegdheid Hof (Can vis) 2 ontvankelijkheid eiser: 2.1 Nationality of the claim ontbreekt 2.2 Local remedies-rule - Ev behandeling preliminaire bezwaren (schriftelijke/mondelinge fase) bij gebondenheid zaak in behandeling hoofdzaak - Ev stellen van voorlopige maatregelen 2 Niet verschijnen gedaagde: beoordeling 1 bevoegdheid 2 feitelijke en juridische gegrondheid klacht 8.4.4 Effect van de uitspraak - Bindend, niet nakoming naar Veiligheidsraad voor maatregelen. Ondanks niet nakoming nog nooit maatregelen genomen. Mbt Nicaragua had geen zin ivm veto VS in Veiligheidsraad. - Hoger beroep niet mogelijk, wel mogelijk: 1 Interpretatie van uitspraak vragen 2 Herziening aanvragen bij nieuw feitenmateriaal 8.4.5 De adviesprocedure - Bevoegd tot vragen adviezen: 1 Alg Vergadering 2 Veiligheidsraad 3 VN-organen en verbonden int organisaties door Alg Vergadering gemachtigd: - Economische en Sociale Raad - Beheerschapsraad van de VN (niet Secr-G) - Lidstaten en relevante int organisaties kunnen schriftelijke en/of mondelinge opvatting geven. Verloop zelfde als bij geschillenbeslechting, 2 uitz: (1) niet bindend advies (2) geen preliminaire fase - Beroemde adviezen: - 1949: toekenning rechtspersoonlijkheid aan VN en diplomatieke bescherming kan uitoefenen - 1971: onrechtmatige aanwezig Z-Afrika in Namibi - 1996: (omstreden) dreiging en gebruik kernwapens strijdig met int recht Tekort van Statuut VN: int organisaties (zoals EG) kunnen geen lid zijn.

Hoofdstuk 9 Rechtshandhaving of rechtsverwerkelijking


9.1 Niet-gewelddaige middelen tot rechtshandhaving
9.1.1 Retorsies Retorsie: maatregelen die onaangenaam voor staat zijn. In beginsel rechtmatig. 9.1.2 Represailles Represaille- of tegenmaatregel: onrechtmatige maatregel waarvan onrechtmatigheid wordt weggenomen door beoogd einde eerdere onrechtmatige daad tegenpartij. - Bekende: exceptio non adimpleti Vereisten: 1 Proportionaliteitseis 2 Hoeft niet in kind te zijn (zelfde karakter dragen) 3 Geen strijd humanitair recht 4 Verboden art 50 HVN 5 Beindiging na beindiging onrechtmatigheid tegenpartij Geweldadige onrechtmatige daad en zelfde tegenmaatregel (toegestaan) = zelfverdediging (9.2) 9.1.3 Noodzaak Noodzaak: tot onrechtmatige daad gedwongen ter bescherming eigen rechten (VKbom tanker Libi) - Negatieve formulering: noodzaak als onrechtmatigheidsuitsluitingsgrond indien: 1 Enige middel tot bescherming onmiddelijk dreigend gevaar en 2 Handeling niet wezenlijk belang aantast van betreffende staat of gemeenschap 3 Staat mag niet zelf hebben bijgedragen aan noodsituatie 9.1.4 Sancties - Sanctie: maatregel van niet geschonden partij tegen onrechtmatige daad. Represailles altijd toegestaan, sancties nog onduidelijk

9.2 Het gebruik van geweld


9.2.1 Collectieve rechtshandhaving krachtens een besluit van de Veiligheidsraad Veiligheidsraad: in leven geroepen voor handhaving int vrede en veiligheid. Bevoegdheden igv schending geweldverbod met bedreiging of verstoring vrede: - Raad kan lidstaten aanbevelen of opdragen op te treden door oa dwangmaatregelen - Uiterste geval gelasten tegen agressor geweld te gebruiken: eenmaal voor Z-Korea - Verdeeldheid: tot 1990 mbt tegengestelde meningen kwalifiseren agressor ivm Koude Oorlog.

18

EIP

semester 1 2005/2006

- Verandering 1990 mbt aanval Irak op Koeweit ivm minder tegenstellingen: 1 economische sancties opgedragen aan lidstaten 2 machtiging van alle noodzakelijke middelen (oa geweld) Andere: Bosni-Herzegowina (1994) en Oost-Timor (1999). 9.2.2 Zelfverdediging - Vereisten zelfverdediging: 1 Proportionaliteitseis 2 Onmiddelijk melden aan Veiligheidsraad 3 Conformeren naar ev acties Veiligheidsraad 4 Daadwerkelijke gewapende aanval geweest (pre-emptive strike verboden) - Collectieve zelfverdediging - Eigenschappen: 1 Vaak in bonden afgesproken: NAVO, Warschau Pact. 2 Collectief verdedigingverdrag niet vereist. - Vereisten: 1 Onmiddelijk melden aan Veiligheidsraad 2 Conformeren naar acties Veiligheidsraad 9.2.3 Gewapende interventie - Voorstanders zelfhulp (beginnen met aanval) ipv zelfverdediging mbt oa reddingsacties. Toegestaan: 1 Niet verder dan strikt noodzakelijk 2 Onmiddelijk beindiging als doel bereikt is 3 Strikte humanitaire doeleinden en onduldbare rechtsschendingen. - Tegenstanders bang voor misbruik - Argumenten actueel in aanvallen van tien lidstaten NAVO op Joegoslavi. Reacties tegenstrijdig (Tanzania vs Uganda ivm Idi Amin wel, Vietnam vs Cambodja ivm Pol Pot niet). - Zuivere vorm humanitaire interventie: bescherming Koerden In N-Irak 1991.

19

EIP

semester 1 2005/2006

Deel 2: Het recht van coperatie


Hoofdstuk 10 Het recht der internationale organisaties
10.1 Inleiding
Coperatie vooral in int organisaties. n van de oudste: Wereld Post Unie (WPU) 1874.

10.2 Soorten internationale organisaties


Verschillende indelingen in categorien: 1a Universele of open 1b Niet-universele of gesloten 2a Algemene (politieke) 2b Speciale of functionele 3a Intergouvernementeel 3b Supranationaal (Veiligheidsraad van VN en EG)

10.3 Institutioneel en materieel recht


- Institutioneel recht: betrekking op functioneren organisatie (oprichtingsverdrag) - Materile recht: regels en voorschriften

10.4 Bevoegdheden
- Attributiebeginsel (comptence dattribution): int organisaties hebben slechts door lidstaten geattribueerde bevoegdheden. Uitz EG-verdrag: door Verdrag zelf bepaald. - Implied powers: Int Gerechtshof bepaalde dat int organisatie over bevoegdheden beschikt voor behoordelijke uitvoering functie (verbreding attributiebeginsel). Twee zienswijzen: - Vloeien voort uit toegekende bevoegdheden - Vloeien voort uit taken en doelstelligen organisatie - Constitutionele beperkende bepalingen: ivm vrees staten bescherming nationale bevoegdheidssfeer - Bevoegdheid organen int organisaties: soms in elkaars vaarwater: - Oprichting VN-vredesmacht door Alg Vergadering ipv Veiligheidsraad - EG-organen: Hof hanteert beginsel institutionele evenwicht ivm Parlement, Commissie, Raad (overeenkomsten trias politica)

10.5 Structuur
10.5.1 Lidmaatschap en andere vormen van participatie - Vormen van deelname: 1 Lidmaatschap: constitutie int organisatie kent vaak bepalingen omtrent voorwaarden en procedure: - Toestemming van alle zittende leden (EU, NAVO) - Toestemming door organen bij meerderheid (Veiligheidsraad veto voor 5 permanente leden) 2 Geassocieerde lidmaatschap: lidmaatschap van afzonderlijke bestuurde organen staat 3 Waarnemersstatus: vaak zekere toegang bijeenkomsten, geen stemrecht (bevrijdingsbewegingen) - Einde lidmaatschap: 1 Ophouden bestaan organisatie 2 Lid bestaat niet langer 3 Lid uitgestoten 4 Lid trekt zich terug (veelal reden) 10.5.2 Organen Soorten organen: 1 Orgaan waarin alle lidstaten zijn vertegenwoordigd (belangrijkste): Alg Vergadering, Assemblee, Conferentie, Raad. 2 Orgaan mbt dagelijks beleid, beperkte omvang (1/3-1/5 deel), belangrijkste leden permanent 3 Secretariaat olv Secretaris-Generaal: voorbereidend, uitvoerend. Soorten samenstellingen: 1 Uit vertegenwoordigers van lidstaten 2 Uit onafhankelijke deskundigen (voorkeur) -Regels: 1 Onafhankelijk 2 Billijke geografische spreiding 4 Soms rechterlijk orgaan: Int Gerechtshof, EHRM, Hof van Justitie (EG), Benelux Gerechtshof, Andes Hof van Justitie, Zeerechttribunaal, Appellate Body (Wereldhandelsorg.) 5 Soms parlementair orgaan (vertegenwoordiging bevolking = Europees Parlement direct). - Rechterlijke en parlementaire organen (4-5) vooral bij supranat organisaties ivm behoefte controle.

10.6 Rechtspersoonlijkheid, privileges en immuniteiten


Rechtspersoonlijkheid int organisaties: - Nat = privaatrechtelijke rechtshandelingen - Int = publiekrechtelijke rechtshandelingen - Vraag in hoeverre aan regels int publiekrecht en aansprakelijkheid gebonden zijn = onduidelijk

20

EIP

semester 1 2005/2006

- Vraag in hoeverre aan nat recht gebonden zijn = volledig. Uitz: toekenning privileges en immuniteiten - Voorbeelden privileges en immuniteiten: 1 Vrijgesteld belasting betaling = praktisch, land voordeel ten koste van lidstaten 2 Gebouwen en archieven onschendbaar 3 Bewegingsvrijheid ambtenaren of expert 4 Immuniteit van jurisdictie: nat recht van toepassing, geen afdwinging nat rechter - Zaak voor aan arbitrage, int tribunalen of Int Gerechtshof - Balans 1 indiv rechtsbescherming 2 immuniteit int organisaties - Immuniteit moet functionele noodzakelijkheid zijn.

10.7 Besluitvorming en besluiten


- Soorten besluitvorming: 1 Unanimiteit: voor WO II, ook bij organisaties met beperkt lidmaatschap 2 Meerderheid: na WO II, vooral na toename staten = unanimiteit en consensus bemoeilijkt 3 Consensus: voorzitter constateert niemand om stemming gevraagd, voorstel aanvaard. Steeds meer gevolgde procedure. - Soorten besluiten: 1 Niet bindend (meeste int organisaties): benaming voor 1914 voeu (wens), thans aanbeveling 2 Bindend (vooral EG): 2.1 Ratificatie 2.2 Zonder ratificatie (resoluties Veiligheidsraad).

10.8 Financin
Inkomstenbronnen: - Lidstaten, veelal afhankelijk van betalingscapaciteit land (minimum 0,001%) - Vrijwillige bijdragen: met regelmaat (aan oa UNICEF, kinderfonds VN) - Giften: eenmalig, moeten formeel geaccepteerd worden - Eigen specifieke bronnen: - EG - Wereldorg voor Intellectuele Eigendom (WIPO): dmv patenten hoge inkomsten. Reduceren bijdrage lidstaten niet geaccepteerd ivm vrees teruglopende invloed Soorten uitgaven: - Administratieve uitgaven (meeste) - Operationele uitgaven Vereisten begroting: - Door orgaan aangenomen waarin alle lidstaten zijn vertegenwoordigd - Vormt rechtsbasis voor contributiebetaling lidstaten - Begrotingsbesluiten mbt bijdrage bijna altijd bindend

10.9 Slotopmerkingen
Int organisaties niet volledig afhankelijk van lidstaten. Redenen: 1 Ingebouwde garanties om te voorkomen dat volle medewerking alle leden vereist is. - Privileges, immuniteiten, leer implied powers, onafhankelijke organen 2 Geen staat kan zonder int samenwerking, waardoor afhankelijkheid int organisatie groter is.

Hoofdstuk 11 De Verenigde Naties


11.1 Inleiding
- Opvolger Volkenbond van na WO I: VN - Hoofddoelstelling: handhaven int vrede en veiligheid. Vereisten hiervoor: 1 Afwezigheid geweld 2 Bevorderen econ en soc vooruitgang 3 Eerbiedigen rechten v/d mens - Wereldwijde organisatie: 51-191 (2002) leden - Toelating nieuwe leden: Algemene Vergadering met 2/3 op aanbeveling Veiligheidsraad (vetorecht). - Schorsing of uitstoting volgens zelfde procedure. - Slechts uitsluiting recht Z-Afrika bijwoning Alg Vergadering ivm verkeerde geloofsbrieven. - Federale Republiek Joegoslavi recht ontnomen van Alg Vergadering ed. Oude Joegoslavi nog wel lid, 2000 opgelost - Berperking VN bij wezenlijke nat bevoegdheden. Organisatie bepaalt, daardoor averechts effect. - Amendemeringsprocedure: 1 voorstel aanvaard door Alg Vergadering met 2/3 meerderheid 2 bekrachtigd door 2/3 lidstaten, waaronder permanente leden Veiligheidsraad. - Hoofdkwartier in New York, nevenkwartieren in Geneve en Wenen. Int Gerechtshof in Den Haag.

11.2 De hoofdorganen
11.2.1 De Algemene Vergadering

21

EIP

semester 1 2005/2006

- Soorten zittingen: - 1 jaarlijkse: sep-dec. - splitsing in 6 functionele commissies waaraan alle lidstaten mee kunnen doen - plenaire vergadering mbt belangrijkste politieke zaken - Speciale: mogelijk mbt onderwerpen - Spoedeisende: verlamde Veiligheidsraad door vetorecht - Onderwerpen: alle zaken VN - Resoluties (besluiten) door 1 consensus 2 stemming: normaal bij belangrijke zaken vereist - Niet binden, uitz: interne organisatie (begroting en verdeelsleutel). - Financile bijdrage problemen: - Inhouden ivm oneens: onrechtmatig (Certain Expenses case) - Achterstanden: 2j achter of bedrag gelijk aan 2j contributie = stemrecht Alg Vergadering kwijt 11.2.2 De Veiligheidsraad Bijzondere positie voor vijf grootmachten Veiligheidsraad 15 leden, vetorecht en permanent lidmaatschap (VS,VK,F,Sovjetunie,China) Vetorecht Verlammend tijdens Koude Oorlog. Uitz vetorecht: procedurele zaken (9 v/d 15 voldoende). Dubbel veto (kwestie over procedurele zaak is niet-procedurele zaak) maakt invloed vetorecht alsnog. Permanent lidmaatschap Overige 10l dmv 1j verkiezing 5 nieuwe leden voor 2j door Alg Vergadering. Niet meteen herkiesbaar Wijzigingen lidstaten: 1 Chinese Volksrepubliek ipv Republiek China (Taiwan) (1971) 2 Russische Federatie ipv Sovjetunie (1992) Wens VS uitbreiding permanente leden: D, Japan, en n uit Afrika, Azi en Latijns-Amerika Bevoegdheden - Resoluties bindend - Vreedzame beslechting geschillen en aanbevelingen doen aan partijen bij geschil - Aanbevelen, machtigen of gelasten lidstaten schuldige staat (actuele bedreiging of verstoring vrede) te treffen Praktijk (1945-1989) - n keer opgeroepen tot geweld (Korea), door boycot Sovjetunie (bondgenoot N-Korea). - Twee keer niet-militaire sancties (Rhodesi, Z-Afrika). - Veel staakt-het-vuren gelasten - Vredebewarende operaties met toestemming gastland. Alleen bij gevaar eigen veiligheid geweld toegestaan. Deelneming troepenmacht door lidstaten volledig vrijwillig. Praktijk (1990-2002) Einde Koude Oorlog, veranderingen: - Aantal resoluties: gem 62 tegen gem 14 in periode 1945-1989. - Inhoud meer mbt alg onderwerpen ipv crisissituaties - Aard: ook militaire acties: 1 Tussen staten: 1990 Irak ivm Koeweit = militair 2 Hierna voornamelijk interne conflicten = niet-militair - Niet-militair: smart sanctions (tegen leiders) ipv econ acties (bevolking) - Aantal en aard vredesopperaties. Vijf typen vredesoperaties: 1 Klassieke: VN-macht gestationeerd tussen twee partijen. 2 Preventieve: VN-macht gelegerd om geweld te voorkomen 3 Vredesoperatie waarbij VN-macht wordt ingezet om regering te assisteren bij herstel orde en gezag in land om gevaar int vrede te voorkomen 4 Vredesoperatie waarbij VN-macht na beindiging conflict hulp wederopbouw geeft 5 Vredesoperatie tuv humanitaire taken in burgeroorlog of instorting nat gezag - Vroegere voorwaarden: geen openlijke vijandelijkheden plaatsvinden - Vredesmacht: 1 VN zelf 2 Lidstaten of int organisaties gemachtigd door Veiligheidsraad 11.2.3 De Economische en Sociale Raad (ECOSOC) - Taak: (hfdst X HVN) - Bevorderen samenwerking econ, soc en humanitair gebied. - Vooral toezichthoudende en cordinerende taak. - Verbindingskanaal VN met gespecialiseerde organisaties - Samenstelling: 54 leden, jaarlijks voor 3j door Alg Vergadering gekozen. Meteen herkiesbaar. - Gewoonte: permanente leden Veiligheidsraad. Overige leden: verdeelsleutel delen wereld. - Besluitvorming: gewone meerderheid.

22

EIP
- Weinig prominent vanwege:

semester 1 2005/2006

1 Ontwikkelingslanden soc-econ problemen bij Alg Vergadering 2 Rijke landen soc-econ terrein in meer formele fora (Groep v 8 = G8) - Niet permanent in functie, enkele keren per jaar bijeen 11.2.4 De Beheerschapsraad - Beheer kolonin van overwonnen landen na WO I, WO II: - WO I: beheer door Volkenbond aan verantwoording mandatarissen (lidstaten) overgedragen - WO II: beheer door VN aan Beheerschapsraad overgedragen - Bedoeling dat andere kolonin hierbij kwamen, niet gebeurt - Vraag of Beheerschapsraad met onafhankelijkheid beheerschapsgebieden nieuwe taken (milieu) moet krijgen 11.2.5 Het Internationaal Gerechtshof Veiligheidsraad dient partijen bij geschil op voorkeur behandeling Hof te wijzen. 11.2.6 Het Secretariaat Ambtelijke ondersteuning van organisatie. - Samenstelling: gerecruteerd uit onderdanen lidstaten dmv evenredige verdeling. - Volledige onafhankelijkheid voor ambtenaren. - Leiding: Secretaris-Generaal, gekozen door Alg Vergadering op aanbeveling Veiligheidsraad voor 5j. - Taken Secretaris-Generaal: 1 Administratieve 2 Politieke: - Zaken met gevaar int vrede en veiligheid voor Veiligheidsraad brengen. - Jaarlijks rapport mbt functioneren organisatie aan Alg Vergadering - Geschilbeslechting ambtenaren en organisatie: United Nations Administrative Tribunal.

11.3 Andere VN-organen


- Door Alg Vergadering en ECOSOC ingestelde subsidiaire organen. Soorten: - Autonome: instelling berust niet op verdrag of resolutie Alg Vergadering. Eigen secretariaat, budget en leden. Voorbeelden: UNICEF UNHCR (Refugees) VN UNDP (development program) UNCTAD (trade and development) UNEP (environment program) UNIDO (industrial development), eerst autonoom, 79 status afzonderlijke organisatie - Gespecialiseerde (zie 11.4)

11.4 Gespecialiseerde organisaties


- Berusten op verdrag en daarmee afzonderlijke status. Verband VN dmv overeenkomst ECOSOC. - Functionele organisaties: tot n onderwerp beperkt. Wel samenwerking vereist vanwege: 1 Uitvoerende cordinatie 2 Inhoudelijke cordinatie. - Cordinatie: door Administratieve Comit van Cordinatie - Hoogste functionarissen gespecialiseerde organisaties - Hoogste functionarissen autonome organen VN - Voorgezeten door Secretaris-Generaal. - Gespecialiseerde organisaties:
- Int Arbeids (ILO) - Voedsel en Landbouw (FAO) - Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) - Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) - Int Burgerluchtvaart (ICAO) - Int Maritieme (IMO) - Wereld Post Unie (UPU) - Int Telecommunicatie Unie (ITU) - Wereld Meteorologische (WMO) - Wereldorg Intellectuele Eigendom (WIPO) - Int Fonds Agrarische Ontwikkeling (IFAD) - Org Industrile Ontwikkeling (UNIDO)

- Financile gespecialiseerde organisaties, systeem van stemmenweging naar finan bijdrage:


- Int Monetaire Fonds (IMF) - Wereldbank (IBRD) - Int Ontwikkelingsassociatie (IDA) - Int Financierings Maatschappij (IFC) - IBRD, IDA, IFC: onderdeel Wereldbankgroep. - Int organisaties die tot VN-familie worden gerekend maar niet status gespecialiseerde org hebben: - Int Atoom Agentschap (IAEA), overeenkomst via Alg Vergadering ipv ECOSOC. - Wereldorg Toerisme (WTO): overeenkomst met ECOSOC, geen gespecialiseerde org ivm minder importantie

23

EIP

semester 1 2005/2006

- World Trade Organization (WTO) (1994), opvolger GATT. - Doel: vrijmaken int handel - Verschillen GATT: - Wel formele organisatie - Ruimer - Uitgewerkte regeling voor beslechting handelsgeschillen: - Eerste aanleg: Panel van drie deskundigen - Beroep bij Appelate Body van 7 vaste onafhankelijke deskundigen

11.5 Het materile recht van de Verenigde Naties


Materile recht VN vrijwel onbeperkt.

Hoofdstuk 12 Regionale organisaties met een intergouvernementeel karakter


12.1 Inleiding
- Reg org buiten NL en B om: - Buiten Europa - Europese Vrijhandelsassociatie (EVA of EFTA) door niet deelnemers EEG. Paar overgebleven landen speciale akkoorden met EG = sinds 1994 E Econ Ruimte (EER) - Drie categorin reg org van NL en B: 1 Algemene (12.2/3) = Raad v Europa en Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in E (OVSE) 2 Collectieve verdedigings (12.4/5) = West-Europese Unie en NAVO 3 Economische (12.6/7) = Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling en Benelux

12.2 De Raad van Europa


- Opgericht in 1949: eerste orgaan dat ook bevolking zou vertegenwoordigen - Lidmaatschap: Europese Staten, 1 beginselen rechtsstaat erkennen 2 mensenrechten beschermen (tegenwoordig lid EVRM vereist) - Lidmaatschap vervalt bij schending 2 vereisten. Nog nooit gebeurt, Griekenland vrijwillig. - 44 leden, alle staten E uitgezonderd: Belarus, Federale Republiek Joegoslavi, Monaco. - Zetel te Straatsburg - Organen: 1 Het Comit van Ministers - Regeringen vertegenwoordigd door MvBuiZ of permanente vertegenwoordigers - Unanimiteitsregel, igv geen unanimiteit kan Comit besluiten tot deelakkoord. 2 Parlementaire Vergadering - 306 leden van nat parlementen die door nat parlementen worden aangewezen - Aantal nav grootte bevolking (NL en B 7 leden) - Adviserend orgaan voor Comit 3 Het Congres van Locale en Regionale Autoriteiten van Europa - Zelfde aantal leden als Parlementaire Vergadering - Raadgevend orgaan, bevorderen zelfbestuur in nieuwe lidstaten O en M-Europa. 4 Secretariaat olv Secretaris Generaal. - Procedure: 1 Aanbeveling aan Comit door Parlementaire Vergadering 2 Instemming: comit van deskundigen ingesteld 3 Resultaat besproken door Comit en Vergadering 4 Ondertekening en bekrachtiging lidstaten - Soorten verdragen: vele (oa EVRM), geen defensie (verboden) en economische samenwerking (EG)

12.3 De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE)


- Totstandkoming: gevolg van Slotakte van Helsinki (1975), in 1994 tot stand gekomen. - Paradox: Enerzijds geen verdrag, geen rechtspersoonlijkheid en deelnemende landen (geen lidstaten) Anderzijds verschilt zij niet meer van andere int org. - Institutioneel: 1 Hoogste orgaan: bijeenkomst staatshoofden of regeringsleiders eenmaal per 2j 2 Raad van Ministers (vBuiZ) is centraal besluitvormend en besturend orgaan, eenmaal per j - Ondergeschikte ambtelijke raad (Senior Council), tweemaal per j 3 Permanente Raad: dagelijke gang van zaken olv Fungerend Voorzitter (land voo 1j) 4 Secretaris-Generaal. - Taken: conflictvoorkoming en crisisbeheersing. Voor militaire middelen beroep NAVO, WEU of GOS - Leden: alle Europese Staten, VS, Canada, voormalige republieken Sovjet-Unie. Lid Joegoslavi van 1992-2000 opgeschort.

24

EIP
- Besluitvorming unaniem.

semester 1 2005/2006

12.4 De West-Europese Unie (WEU)


- Geschiedenis: - 1948: oprichting verdrag F, VK en Benelux: elkaar verplichtend te hulp te komen bij aanval. - 1949-1954: overschaduwd door NAVO. - 1954: D, I lid na mislukte oprichting E Defensie Gemeenschap: voorwaarden herbewapening - 1988: Spanje en Portugal lid - 1992: integreerd deel EU bij Verdrag van Maastricht - Na 1992: uitbreiding leden. - 1999: besluit EU zelf veiligheids en defensiebeleid (einde WEU?). - Belang heden: verdergaande verplichtingen bij gewapende aanval op n hunner dan bij NAVO

12.5 De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO)


- 1949: oprichting ter bezegeling betrokkenheid VS bij verdediging Europa, hulp bij aanval. - Heden: 19 leden - Wijze van handelen: - Hulp bij aanval n hunner - Bij gewapend conflict strijdkrachten ter beschikking aan commandos NAVO (oa SACEUR). - Organen: 1 Noord-Atlantische Raad: - MvBuiZ of permanente vertegenwoordigers - Permanent orgaan - Taak: gecordineerde beleidsafspraken maken 2 Secr-Generaal: voorzitter vergaderingen NAR en Defece Planning Committee (voor MvDef) 3 Noord-Atlantische Vergadering (NAVO-Assemblee): - Afgevaardigden nat parlementen - Taak: studies publiceren en parlementen betrokken houden 4 Noord-Atlantische Samenwerkingsraad (1991): samen met oude communistische verdedigingsorganisatie Warschau Pact - Nieuwe doeleinden na einde Koude Oorlog: - Preventieve taak in crisissituaties - Beschikbaar gesteld voor VN en OVSE

12.6 De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)


- Marshall hulp (1947): voorwaarde van onderling overleg: Org E Econ Samenwerking (OEES) (1948) - Na Marshall hulp: voortzetting, in 1960 omgevormd tot OESO. - Taak: 1 forum econ en soc beleid 2 ontwikkelingssamenwerking met 3e wereldlanden cordineren. - Organen: 1 Raad (v Ministers): vertegenwoordiging door MvBuiZ of vakministers (EconZ of Finan.) - Besluiten bij unanimiteit, anders alleen voorstemmende staten gebonden 2 Secretariaat olv Secr-Generaal: niet alleen administratief, ook voorzitter Raad.

12.7 De Benelux
- 1958: oprichting dmv Benelux Unieverdrag, al tijdens oorlog in Londen afspraken tot samenwerking. - Doel: totstandkoming economische unie met open grenzen (overschaduwd door EG) - Later: harmoniseren wetgeving - Organen: 1 Comit v Ministers: drie minister uit elke staat 2 Benelux-Raad: onder toezicht Comit, ambtelijk orgaan. 3 Interparlementaire Benelux Raad: leden nat parlementen (NL 21 B 21 L 7). - Adviserende taak - Belang: uitkijkpost voor en communicatiekanaal tussen nat parlementen 4 Secretariaat Benelux: olv NLse Secr-Generaal 5 Benelux-Gerechtshof - Taken: - Harmoniseren wetgeving dmv prejudicile procedure - Adviseren van regeringen - Samenstelling: drie rechters van hoogste rechterlijke colleges van staten.

12.8 Ter afsluiting


- Overeenkomsten genoemde organisaties: 1 Functioneren in dezelfde algemeen-politieke context 2 Hoofdzakelijk intergouvernementeel, wel veel druk compromissen.

25

EIP

semester 1 2005/2006

Hoofdstuk 13 De Europese Unie achtergronden en institutionele structuur


13.1 Achtergrond en ontwikkeling
- Ontstaangeschiedenis EG-verdragen: - Plan Schuman (MvBuiZ F): basis EGKS ivm vrees voor heropleving D industrie - EGKS (1951) voor 50j - Europese Defensie Gemeenschap (EDG) (1952): ivm vrees herbewapening Duitsland - Geen bekrachtiging F 1954 = EDG einde. Herbewapening in WEU geregeld - EEG en Euratom (1958) - Fusie van 6 aparte regelgevende en uitvoerende instellingen tot 1 n Raad van Ministers 2 n Commissie - Uitbreiding aantal lidstaten

13.2 Vormen van economische samenwerking


- Meest-begunstigingsclausule = n van de middelen van economische samenwerking door liberaliseren handelsverkeer. Geldt alleen voor mondiale econ samenwerking, voor reg averechts. - Vormen intensiteit regionale econ samenwerking: 1 Vrijhandelszone: afschaffen handelsbelemmeringen. Ieder product dient certificaat van oorsprong te hebben om onderscheid deelnemende landen en derde landen te hebben. - Probleem: producten van derde land veredeld in deelnemend land 2 Douane-unie: instelling uniform en gemeenschappelijk buitentarief 3 Gemeenschappelijke markt: niet alleen vrij verkeer van producten (zoals 1-2), maar ook van werknemers, diensten, betalingen en kapitaal. Nat wetgevingen moeten dan wel worden geharmoniseerd. 4 Economische unie: opheffing ongelijkheden dmv gemeenschappelijk beleid en moetaire unie (aan elkaar gekoppelde munt en ev zelfde munt) - EG: interne markt in 1992 voltooid = zelfde als gemeenschappelijke markt maar zonder verzekering van regime van onvervalse mededinging en gemeenschappelijke handelspolitiek.

13.3 Van economische naar politieke integratie de Europese Unie


- Economische integratie katalysator politieke integratie = nauwere politieke samenwerking in 1970. - Europese Akte (1986): - Politiek samenwerkingsverdrag voor Europese Politieke Samenwerking (EPS) - Economische integratie nieuwe impuls: bepaling dat interne markt 1992 moest zijn voltooid. - Verdrag van Maastricht (1992), uitz door VK, Ierland en Denemarken - Oprichting EU: naast politieke en econ integratie ook samenwerking justitie en BinZ. - Verdrag van Amsterdam (1997), uitz door VK, Ierland en Denemarken: institutionele hervormingen - Verdrag van Nice (2001): dmv vastgestelde Conventie met aandachtspunten: 1 Betere verdeling en omschrijving bevoegdheden Unie en lidstaten 2 Vereenvoudiging E verdragen en wetgevend instrumentarium 3 Ev Gw voor Europese burgers 4 Rol nat parlementen in EU 5 Ev toetreding EU tot EVRM 6 Versterking rol in wereld.

13.4 Het Unieverdrag in vogelvlucht


Unieverdrag kent 8 titels (zie wet). Drie pijlers EU: 1 EG-Verdragen 2 Buitenlands en veiligheidsbeleid 3 Binnenlands en justitieel beleid 13.4.1 Gemeenschappelijke bepalingen Titel I: - Besluit tot oprichting EU - Structuur in 3 peilers: - 1e pijler supranationaal, communautaire pijler. - 2e pijler = gemeenschappelijk - 3e pijler = samenwerking - Verschil supranat en intergouvernementeel blijkt uit: 1 Bevoegdheden 1e pijler groter 2 Meerderheidsstemming 1e pijler 3 Communautaire besluiten veel indringender in nat rechtsorde - Regelt organen, lidmaatschap

26

EIP

semester 1 2005/2006

13.4.2 Wijzigingen van de EG-Verdragen Titel II, III en IV: - Belangrijkste: nieuwe bepalingen econ en monetair beleid - Drie beginselen bij optreden Gemeenschap (art 5 EG-Verdrag): 1 Attributiebeginsel (beschikt niet over Kompetenz-Kompetenz): binnen bevoegdheid blijven 2 Subsidiariteitsbeginsel: buiten bevoegdheid alleen ivm noodzaak optreden 3 Proportionaliteitsbeginsel: optreden niet verder dan verwezenlijken doelstellingen EGverdrag 13.4.3 Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid Titel V: - Verdieping bepalingen Europese Akte mbt Europese Politieke Samenwerking op terreinen gemeenschappelijk buitelands en veiligheidsbeleid (GBVB). - Procedure mbt GBVG: - Europese Raad: top GBVB - Raad van Ministers: uitvoering, bijgestaan door Secretaris-Generaal, tevens Hoge Vertegenwoordiger GBVB. - Vijf middelen om doelstellingen GBVB nader gestalte te geven (art 12 EU): 1 Algemene richtsnoeren 2 Gemeenschappelijke strategin 3 Systematische samenwerking 4 Gemeenschappelijke optredens 5 Gemeenschappelijke standpunten - Unanimiteitsbeginsel, ook mogelijkheid van constructieve onthouding - Uitz unanimiteit: 1 Procedurekwesties met gewone meerderheid 2 Besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid bij 2.1 aanvaarding besluiten mbt toepassing door E Raad vastgestelde strategie 2.2 Aanvaarding besluiten mbt uitvoering door E Raad aangenomen standpunten - Recht van initiatief mbt GBVB: - Commissie - Lidstaat 13.4.4 Politile en justitile samenwerking in strafzaken Titel VI: - Politile en justitile samenwerking in strafzaken (PJSS). - PJSS door 3 middelen: 1 Nauwere samenwerking tussen autoriteiten (politie, douane), Europese Politiedienst (Europol) (1998). 2 Nauwere samenwerking tussen justitile autoriteiten 3 Harmonisatie van strafbepalingen lidstaten. - Samenwerking dmv juridische instrumenten: 1 Gemeenschappelijke standpunten 2 Kaderbesluiten: alleen resultaat is verbindend, niet manier. 3 Overige besluiten 4 Overeenkomsten - Unanimiteitsbeginsel, uitz zie bij GBVB - Recht van initiatief mbt PJSS, zelfde als bij GBVB - Verschillen GBVB en PJSS pijlers: - Europees Parlement moet in PJSS colsulteren voordat kaderbesluiten, besluiten en overeenkomsten worden aanvaard. Min 3 maanden adviestijd. - EG-Hof beschikt bij PJSS over beperkte rechtsmacht. 13.4.5 Nauwere samenwerking Vooruitzicht grotere Unie was reden van belang nauwere samenwerking. Lidstaten kunnen mbt deze bepaling kopgroep vormen. 13.4.6 Slotbepalingen van het EU-Verdrag - Uitgebreide rechtsmacht Hof (alleen in GBVB-pijler nog niet). Meeste invloed in 1 e pijler, daarom nog steeds Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

13.5 Instellingen en organen


13.5.1 Inleiding Rekenkamer later toegevoegd aan instellingen EG 13.5.2 De Europese Raad Instelling: vanaf 1974 (3x per jaar), vanaf 1986 (min 2x per jaar) pas verdragsbasis. Leden: regeringsleiders en staatshoofden + voorzitter Commissie. Voorzitterschap Raad is voorzitter.

27

EIP

semester 1 2005/2006

Taak: hoofdlijnen uitzetten, verslag aan Parlement. Soms exclusieve besluit bevoegdheid: 1 handhaving fundamentele rechten, 2 nauwere samenwerking, 3 EMU. 13.5.3 Het Europees Parlement Instelling: vanaf 1958 (EEG-verdrag). Samenstelling: tot 1979 afgevaardigden nat parlementen, sinds 1979 rechtstreeks voor 5j volgens nat kiesrecht. Thans 626 leden, max 700. Functioneren naar politieke gezindheid. Taak: 1 Adviserend tov 2e/3e peiler. 3 Tov 1e peiler: 1 Politieke controle op Commissie - Preventief: benoeming Commissie - Repressief: motie van afkeuring, enquterecht, comit van wijzen (aftreden 1999). 2 Wetgevende bevoegdheid: eerst slechts niet-bnindende adviezen, thans medewetgeving Raad. 3 Budgettaire bevoegdheden: samen met Raad begrotingsautoriteit (2/3 meerderheid, helft leden), sinds eigen financile middelen (1970). Ook achteraf goedkeuring begroting Commissie (= kwijting). 4 Overige bevoegdheden: 1 Verzoeken Commissie haar initiatiefrecht gebruiken 2 Ontvangst name verzoekschriften burgers Unie 3 Benoeming ombudsman 13.5.4 De Raad van de Europese Unie Samenstelling: vertegenwoordigers lidstaten, voorzitterschap per 6m. Vertegenwoordiger mbt onderwerp, wel lid regering (minister, staatssecretaris): - Alg Vergadering: MvBuiZ - GBVB: MvBuiZ - PJSS: MvJ en MvBinZ. Taak: 1 Besluitvormende orgaan 2 Alg economische beleid cordineren 3 Verdragen sluiten. - Commissies : - COREPER: Comit des reprsants permanents: 1 Voorbereiding Raadsvergadering 2 Overeenstemming agendapunt = hamerstuk (A-punt ipv B-punt). - Politiek Comit (GBVB) - Cordinatiecomit (PJSS) - Stemming : 1 In beginsel meerderheid 2 Eenparigheid van stemmen 3 Gekwalificeerde meerderheid (stemmen weging) 13.5.5 De Europese Commissie - Samenstelling: 20 leden, gekozen door regeringen lidstaten gezamenlijk op grond van alg bekwaamheid, voor 5j, herbenoembaar. Onafhankelijk. - Procedure samenstelling: iedere lidstaat n of twee eigen onderdanen. Vervolgens keuze voorzitter en na kiezen Commissie goedkeuring Parlement. - Vier hoofdtaken 1e peiler(art 211 EG): 1 Initiatiefrecht 2 Autonome beslissingen, oa uitvoering begroting 3 Externe vertegenwoordiging: vertegenwoordiging Gemeenschap 4 Toezichthoudende functie: hoedster verdragen - Taken 2e/3e peiler: beperkt initiatiefrecht en beslissingsbevoegdheid, geen toezichthoudende functie. 13.5.6 Het Hof van Justitie van de EG - Samenstelling: 15 rechters, door regeringen lidstaten gezamenlijk benoemd voor 6j. 8 advocatengeneraal, op zelfde wijze benoemd: in openbaar onpartijdige en adviserende conclusie voor beslissing Hof. - Taak: rechtsmacht 1e en beperkte rechtsmacht 3e pijler. - Geheim van raadkamer, niet via dissenting (Int Gerechtshof) of separate opinions (EHRM) mogelijk uitspraak rechters te bezien. - Gerecht van Eerste Aanleg (feitenrechter) (1988), 15 leden, zelfde wijze benoeming. Lid kan aangewezen als advocaat-generaal ad hoc. 13.5.7 De Rekenkamer - Instelling: 1975 dmv aanvullend verdrag toen Gemeenschap eigen inkomsten beschikte.

28

EIP

semester 1 2005/2006

- Samenstelling: 15 leden, door Raad, 6j en herbenoembaar. - Taak: onderzoeken geldzaken + rapport Parlement en Raad. 13.5.8 Andere op de EG-verdragen gebaseerde organen 1 Economisch en Sociaal Comit van de EG: onafhankelijke leden door Raad met unanimiteit voor 4j. Aantal leden is 222 2 Comit van de Regios: vertegenwoordigers regionale en lokale lichamen, ingesteld bij Verdrag v Maastricht (1993). 222 onafhankelijke leden. 3 Europese Investeringsbank: verkrijgt kapitaal dmv inschrijvingen lidstaten volgens verdeelsleutel. 4 Europese Centrale Bank (ECB): spilfunctie EMU.

13.6 Zetel en talen


Sinds Verdrag van Amsterdam pas officieel zetel: - Parlement en Commissie in Straatsburg - Rest in Brussel, Luxemburg, Frankfurt en Den Haag Besluiten en jurisprudentie EG-Hof in elf officile talen: F,D,E,I,S,N,Z,F,D,G,P

13.7 Financiering
Begroting thans voor enkele jaren, door Raad (verplichte uitgaven) en Parlement (niet-verplichte uitgaven) samen. Sinds 1971 eigen middelen: 1 Heffingen ed mbt landbouwbeleid. 2 Douanerechten 3 Deel belasting op BTW 4 Aanvullende: bijdragen lidstaten naar BNP, ieder jaar maximum. Maandelijkse inning door nat staten, 5% aan adm. kosten, 45% aan landbouw.

13.8 Externe betrekkingen


In verdrag gestelde en vanuit implied powers-beginsel: 1 verdragen sluiten 2 toetreden int org 3 oprichting nieuwe int org. Supranat bevoegdheid: uitsluitend EG akkoord Intergouv bevoegdheid: zowel EG als lidstaten afzonderlijk akkoord = gemengd akkoord. Associatie-akkoorden: samenwerkingsverband met derden mbt rechten en plichten (vb toetredingsassociatie).

13.9 Het verdrag van Nice


- Veranderingen: - Leden Parlement (732) + verdeelsleutel - Samenstelling Commissie (1 per lid), benoeming Commissie door Raad, positie voorzitter Raad. - Stemverhouding Raad

Hoofdstuk 14 De communautaire rechtsorde: besluitvormingsprocedures en karakteristieken


14.1 Inleiding 1e peiler = communautaire peiler. - Priamair gemeenschapsrecht: verdrag - Secundair (afgeleid) gemeenschapsrecht: besluiten EG(-instellingen). - Specifiek EG: voorang nat wetgeving

bronnen,

14.2 Het primaire gemeenschapsrecht


14.2.1 De oprichtings- en wijzigingsverdragen Primair gemeenschapsrecht: E(E)G + Euratom verdrag + protocollen: - Fusieverdrag (1965) - Europese Akte (1986) - Verdrag Maastricht (1992) 14.2.2 Algemene rechtsbeginselen - Soorten: - Ongeschreven rechtsbeginselen - Gepositiveerde rechtsbeginselen 14.2.3 Internationale verdragen Alle akkoorden en overeenkomsten ogv primaire recht. 14.2.4 Internationaal publiekrecht Oa op grond van Verdragenverdrag, EVRM-Verdrag, BUPO-verdrag, resoluties VN

14.3 Het secundaire gemeenschapsrecht: besluiten van de EG-instellingen


Aanbevelingen en adviezen niet bindend, verordeningen, richtlijnen en beschikkingen wel.

29

EIP

semester 1 2005/2006

14.3.1 Verordeningen 1 Algemeen, 2 verbindend en 3 rechtstreeks toepasselijk (= avv, geen transformatie). Verliest niet karakter door specifisering. 14.3.2 Richtlijnen 1 Gericht tot lidstaten (indiv) 2 gericht op bepaald resultaat in bepaalde termijn (= implementatie). Verschillen verordening: 1 Doelgebonden ipv integrale verbindendheid 2 Verordening rechtstreeks 3 Richtlijnen kunnen geen plichten opleggen 4 Richtlijnen alleen inroepbaar tegen overheid, niet tegen andere particulieren 14.3.3 Beschikkingen 1 Altijd individueel (staat of persoon) 2 Ook plichten opleggend Soorten: 1 Belastend begunstigend 2 declaratoir - constitutief

14.4 Vormvoorschriften voor EG-besluiten


14.4.1 Motiveringsplicht Essentieel element: weergave rechtsgronden van competentie - Subsidiariteitstoets: aangeven door Com waarom beter door EG dan lidstaat geregeld kan worden - Evenredigheidstoets: aangeven door Com dat EG-maatregelen niet verder gaan dan doelstellingen 14.4.2 Publicatie en inwerkingtreding Publicatie: publicatieblad EG. 11 officile talen Intwerkingtreding: 20e dag na bekendmaking

14.5 Communautaire besluitvormingsprocedures


- Eerst Raad verantwoordelijk, na co-decisieprocedure (1992) Raad en Parlement samen wetgevend. - Commissie: 1 soms medewetgevend, 2 veelal gedelegeerde bevoegdheid, 3 recht van initiatief - 4 procedures icm Parlement, soms pas achter Parlement. 14.5.1 De raadplegingsprocedure C-P-R. 1 Commissie (voorstel wetgeving) 2 Europees Parlement (advies) 3 Raad v Min (besluit). 14.5.2 De samenwerkingsprocedure C-P-R-P-R. 1 Eerste lezing zoals raadgevingsprocedure, met (3) gemeenschappelijk standpunt ipv besluit. 2 Tweede lezing: voorlegging aan Parlement: - Goedkeuring of niets binnen 3 maanden = besluit - Verwerping = Raad stemt dmv unanimiteit - Amendement (+ overname Com) = niet-instemming/neg Com. Raad stemt dmv unanimiteit 14.5.3 De co-decisieprocedure (zie pag 270) C-P-R-P-C-R-B-PR. 1 Eerste fase = als samenwerkingsprocedure, bij verwerping of niet aangenomen amendement... 2 Tweede fase = bijeenroepen Bemiddelingscomit, gemeenschappelijke ontwerp-tekst. Is besluit van Raad en Parlement gezamelijk, Com verzwakt. 14.5.4 De instemmingsprocedure (zie pag 271) C-R-P(-R-P)-R. Goedkeuring Parlement volledig vereist 14.5.5 Het Verdrag van Nice Medebeslissingsprocedure wordt hiermee nog meer verbreed.

14.6 Karakteristieken van de communautaire rechtsorde


14.6.1 Autonoom en supranationaal karakter - Monisme vastgesteld in Van Gend & Loos en Costa/ENEL zaken. Daarmee is eigenrichting als sanctie tegen andere staten mbt gemeenschapsrecht verboden. - Simmenthal-arrest (1978): 1 huidige nat wetgeving nvt 2 toekomstige nat wetgeving nvt 3 toekomstige nat wetgeving niet effect-ontnemend effet utile. - Toetsing door rechter vereist. 14.6.2 Rechtstreekse werking van voorschriften van gemeenschapsrecht 1 Citeria rechtstreekse werking: - Van Gend & Loos: ieder verbindende verdragsbepaling. - Int verdragen - Verordeningen - Richtliijnen (Van Duyn-arrest 1974) igv: 1 Verstreken uitvoeringstermijn 2 Richtlijnkwestie niet, niet tijdig, incorrect in nat recht omgezet en 3 Onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig - Beschikkingen: onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig

30

EIP

semester 1 2005/2006

2 Horizontale en verticale rechtstreekse werking - Verordeningen: zowel horizontaal als verticaal - Verdragsbepalingen: verticaal, zelden horizontaal - Richtlijnen en beschikking aan lidstaat: verticaal. 3 De notie lid-staat: zowel centrale als decentrale overheidsorganen onder gerekend. 14.6.3 Richtlijn- en gemeenschpsrechtconforme interpretatie Richtlijnconformele interpretatie: 1 Richtlijn laten doorwerken (effet utile) 2 Voorkomen van grote strijd nat en int gemeenschapsrecht 3 Additionele rechtsbescherming aan burger bieden igv te late/onjuiste richtlijnimplementatie. Inperkingen: rechtszekerheidsbeginsel, nulla poena-beginsel. Gemeenschapsconforme interpretatie: uitbreiding richtlijnconforme interpretatie.

Hoofdstuk 15 De verzekering gemeenschapsrecht door de rechter


15.1 Inleiding

van

de

naleving

van

het

HvJ kent drie procedures met verplichte rechtsmacht: 1 Directe acties 2 Indirecte rechtswegen (prejudicieel, exceptie onwettigheid) 3 Speciale procedure (beslissing strijd int recht, ongeldig int recht) Toetsing HvJ van nat wetgeving en EG besluiten aan: 1 EG-recht 2 Int recht 3 Int verdragen 4 Alg rechtsbebeginselen en grondrechten Gerecht van eerste aanleg (niet prejudicieel). Naast Hof en Gerecht ook nog nat rechter

15.2 De prejudicile procedure


15.2.1 Karakter van de procedure Doel: 1 Uniforme rechtsinterpretatie 2 Rechtsbescherming Nat wetgever kan of moet noodzakelijke vragen voorleggen: 1 Inzake uitlegging primair en subsidiair gemeenschapsrecht 2 Inzake geldigheid van handeling EG of ECB (3 Ook wel inzake nat overheidshandelingen) Vraag: 1 verzoek 2 ambtshalve Beroep tegen prejudicile vraag mbt interlocutoire vonnis = bij vernietiging prejudicieel nvt. 15.2.2 De notie rechterlijke instantie Rechterlijke instanties mbt geschilbeslechting. Ook publieke arbitragecommissies, geen private. 15.2.3 Verwijzingsbevoegd of verwijzingsverplicht? NL verplicht: - HR, CRvB, ABRS v RvS, CBB - Iedereen igv geldigheid ipv interpreatie EG-recht. - Uitz verwijzingsplicht, wel bevoegd: 1 Acte clair 2 Acte clair of acte clarifi 15.2.4 Effect van de prejudicile beslissing Bindend 15.2.5 Specifieke prejudicile procedures Bij Verdrag van Adam: 1 Mbt vrij verkeer personen, asiel en immigratie 2 Mbt derde pijler van Unie. Regels: 1 Alleen hoogste instantie bevoegd en verplicht 2 Niet bindend.

15.3 Het beroep tot nietigverklaring en de actie wegens nalaten


15.3.1 Tegen welke handelingen kan beroep worden ingesteld? 1 Handelingen van Raad en Parlement gezamelijk 2 Bindende besluiten Raad, Commissie en ECB 3 Handelingen Parlement met beoogde rechtsgevolgen derden 4 Nalaten van punten 1-3. EG-instelling eerst uitgenodigd tot besluit, na 2 maanden niets of negatief beroep mogelijk.

31

EIP

semester 1 2005/2006

15.3.2 Wie zijn gerechtigd tot het instellen van beroep? 1 Lidstaten 2 Raad 3 Commissie 4 Parlement indien besluit ten onrechte niet aan samenwerkingsprocedure is onderworpen. 5 (Rechts)personen bij (vereisten: 1 individueel en 2 rechtstreeks): 1 Beschikkingen 2 Verkapte beschikkingen in vorm van verordening = rechtskarakter ipv vorm van belang 3 Beschikkingen gericht tot derden. Vereisten beroep burger mbt nalaten: 1 In strijd met communautaire verplichting 2 Tav hem besluit genomen 3 Met bindend rechtsgevolg Beroepingstijd: 2 maanden + 10d. Beroep tijd na nalaten 2 maanden na (geen)antw (2m) + 10d. 15.3.3 Beroepsgronden 1 Onbevoegdheid 2 Schending wezenlijke vormvoorschriften 3 Schending EG-Verdrag oid 4 Misbruik bevoegdheid (dtournement de pouvoir). 15.3.4 Effect van de nietigverklaring Nietigverklaring: 1 Jegens allen (erga omnes) 2 Met terugwerkende kracht (ex tunc)

15.4 De acties wegens schending van het gemeenschapsrecht door lid-staten


Ingesteld door: 1 Commissie: 1 Administratieve fase: a. ingebrekestelling b. advies 2 Rechterlijke fase, bij veroordeling: a. herstel b. financile sanctie 2 Lidstaat dmv niet-dwingende klacht bij Commissie, bij nalaten klacht bij HvJ. 3 Persoon dmv niet-dwingende klacht bij Commissie, geen beroep mogelijk.

15.5 De schadevergoedingsactie
Door HvJ toegewezen mbt niet-contractuele aansprakelijkheid, aparte rechtsweg van beroep tot nietigverklaring of beroep wegens nalaten: 1 Gewone onrechtmatige daad met aansprakelijkheidscriteria: 1 onrechtmatigheid 2 schade 3 causaal verband 2 Onrechtmatige wetgeving, vereiste onrechtmatigheid voldoende.

15.6 De communautaire kortgedingprocedure


Door Hof of Gerecht: 1 Tijdelijke opschorting van uitvoering van bestreden handeling gelasten 2 Noodzakelijke voorlopige maatregelen gelasten. Vereisten: 1 Klager moet wel bodemprocedure in Luxemburg begonnen zijn. 2 Maatregelen in kort geding moeten gerechtvaardigd lijken 3 Spoedeisendheid 4 Voorlopig.

15.7 De exceptie van ontwettigheid


Burger kan alleen individueel gerichte besluiten (beschikkingen) aanvechten. Uitzondering voor verordening: beschikking die verordering concreet uitvoert. Door exceptie van onwettigheid toegestaan.

15.8 De adviesbevoegdheid van het Hof van Justitie


Aan Raad, Commissie of lidstaat.

15.9 Communautaire randvoorwaarden aan adequate rechtsbescherming in de nationale rechtsorde


1 Mogelijkheid beroep instellen nat rechter mbt communautair recht. 2 Mogelijkheid opschorting in nat kort geding 3 Mogelijkheid aanspraak op schadevergoeding. Vereisten: 1 Richtlijn moet rechten toekennen 2 Inhoud rechten moet rechter uit richtlijn zelf kunnen vaststellen 3 Causaal verband Nat recht mag voor schendingen communautair recht niet ongunstiger zijn dan voor gelijke schendingen van nat recht.

32

EIP
15.10 Het Verdrag van Nice
Instelling bevoegdheden van het Gerecht bij prejudiciele zaken. Mogelijkheid Raad instelling rechterlijke kamers mbt bepaalde onderwerpen.

semester 1 2005/2006

Hoofdstuk 16 Het materile recht van de Europese Gemeenschap


16.1 Inleiding
Systeem: - Kern: bepalingen van interne markt en mededingingsregels = 4 vrijheden (goederen, personen, diensten, kapitaal), het kartelrecht en regels over steunverlening. - Aanvulling EG-Verdrag: uitwerkingen kern en PJSS.

16.2 Doelstellingen en middelen ter verwezenlijking van de Gemeenschap


Art2 EG-Verdrag: Doelstellingen en middelen tot bereiken doelstellingen Gemeenschappelijke markt: 1 Vrij verkeer goederen - afschaffing douane-, in- uitvoerrechten. - invoering gemeenschappelijke handelspolitiek 2 Vrij verkeer personen, diensten, kapitaal: 3 Regime tegen vervalsing mededinging 4 Toenadering nat wetgevingen Art 3-13 EG-Verdrag van belang

16.3 Structuur en systeem van het materile gemeenschapsrecht


Volgt opbouw van eco naar pol integratie: (1 vrijhandelszone = niet behandeld) 2 douaneunie 3 gemeenschappelijke markt (interne markt) 4 eco en monetaire unie

16.4 Gemeenschappelijke karaktertrekken in de jurisprudentie over de vier vrijheden


Karaktertrekken breiden zich steeds verder uit

16.5 Onderscheid intern extern regime


4 vrijheden gelden alleen intern: 1 Intern in de gemeenschap 2 Mbt grensoverschrijdende situaties, geld ook voor diensten, kapitaal en goederen van derden staten in gemeenschap. Alleen niet voor personen (werknemers, zelfstandigen).

16.6 Het vrije verkeer van goederen


16.6.1 De douanerechten en de heffingen van gelijke werking 16.6.2 De kwantitatieve beperkingen en de maatregelen van gelijke werking Voorbeeld: Dassonville mbt certificaat voor verkopen alcoholische dranken. Uitz op niet-geldelijke maatregelen of beperkingen (geldelijk altijd verboden): - Maatregelen waaraan een niet-economisch motief ten grondslag ligt. Belangrijke nationale maatregelen die economische effect hebben zijn echter niet verboden. - Cassis de Dijon-zaak: dringende behoeften die het noodzakelijk maken (rule of reason): consumenten/milieu.

16.7 Het vrije verkeer van personen en diensten en het recht van vrije vestiging
16.7.1 Het vrije verkeer van werknemers - Vrij voor iedere EG-lidstaat onderdaan. Uitz: actuele bedreiging voor staat. Met geldig reisdocument kan onderdaan in EG werk krijgen en behoort verblijfskaart te krijgen voor 5j als hij werk heeft. Met minder dan 1j werken slechts kaart voor betreffende periode. - Declaratoir karakter kaart: 1 Verblijfsrecht is niet van verblijfskaart afhankelijk. 2 Verblijfskaart kan ingetrokken worden. - Arbeidsvoorwaarden precies hetzelfde als onderdanen lidstaat, betrekkingen overheidsdienst verschillend. Werknemer, geldt ook voor vrouw en kinderen onder 21j: - Pensioen: mag in land blijven - Onvrijwillig ontslag: na aflopen kaart meer dan 12 maanden werkeloos: verlenging kaart voor 1j, daarna verblijfsrecht verloren. - Vrijwillig ontslag: verblijfsrecht onmiddelijk verloren, wel recht om 6 maanden voor ander werk 16.7.2 Het recht van vrije vestiging - Verschil recht van dienstverlening: moet duurzame aanwezigheid zijn. - Vrij voor alle EG (rechts)personen. - Rechtspersonen opgericht volgens recht lidstaat en hoofdvestiging of zetel in EG 16.7.3 Het vrije dienstenverkeer

33

EIP

semester 1 2005/2006

Eerst restcategorie. Situaties: 1 Onderdanen naar andere lidstaat om diensten te verrichten 2 Diensten per tel, fax, post, e-mail of internet geffectueerd 3 Dienstverlener en dienstontvanger overschrijden grens 4 Dienstontvanger begeeft zich naar andere lidstaat 5 Dienstverlener en ontvanger beiden in andere lidstaat. Uitz: Cassis de Dijon-zaak: dringende behoeften die het noodzakelijk maken (rule of reason) 16.7.4 De rechten van burgers, visa, asiel en immigratie Burger Unie is naast lidmaatschap nationaliteit. Belangrijkste recht is vrij te reizen: 1 Grensbewaking afgeschaft 2 Bij ev grenscontrole toegang EGers met paspoort 3 EGers genieten verblijfsrecht Rechten: Actief + passief kiesrecht gemeenteniveau en Europese Parlement. Onderdanen van derde landen: veel geregeld in Verdrag van Amsterdam (echtgenoten, kinderen ttv school).

16.8 Het vrije betalings- en kapitaalverkeer


Verdrag van Maastricht schepte duidelijkheid. Geen onderscheid tussen betallings- en kapitaalverkeer.

16.9 De Economische en Monetaire Unie (EMU)


Na oplossen van vrij verkeer zijn wisselkoersen nog belemmering: 1 Euro per 1 jan 2002 2 ECB: n centrale intstantie voor monetaire politiek = handhaven prijsstabiliteit Bepalingen EMU institutioneel ivm onafhankelijkheid. Taken ECB: - Uitgifte biljetten - Hoofd org nat centrale banken Rechtshandelingen onderdeel rechtsbescherming (HvJ).

16.10 Harmonisatie van wetgeving


Igv belemmeringen van handel tussen lidstaten.

16.11 Welke bevoegdheden blijven er nog over voor de lid-staten?


1 EG-regelingen nog niet uitputtend = taak nat staat. 2 Harmonisatiemethoden: 2.1 Totale harmonisatiemethode: verplichte overname 2.2 Minimumharmonisatie: vrijheid af te wijken 3 Vrijwaringsclausules 4 Mogelijkheid zelf maatregelen handhaven of treffen.

16.12 De mededingingsregels
Gedetaileerde regels hieromtrent, met name Verordening 17/62. Overheid werkt vervalsende concurrentie in hand igv: 1 Sluiten van kartels aanmoedigen 2 Werking kartels versterken 3 Regelgevende bevoegdheden aan bedrijfsleven delegeren. Geldt ook voor bedrijven of ondernemingen waaraan zijn toegekend: 1 Bijzondere: bepaalde bedrijvigheden beperkt 2 Uitsluitende: slechts n bedrijf monopolie. 16.12.1 Het verbodsstelsel van artikel 81 Verboden mbt mededingingsregels: a. Kartels (overeenkomsten en feitelijke gedragingen) van ondernemingen welke b. handel ongunstig kunnen benvloeden en c. gevolg hebben dat mededinging binnen gemeenschappelijke markt wordt bemoeilijkt - strekking concurrentie te beperken (zonder effect) is al voldoende (Grundig-Costen) 16.12.2 De uitzonderingen op het verbod Artikel 81 lid 3: a. Positieve effecten van goederen of vooruitgang, mits b. billijk aandeel gebruikers ten goede komt (kostenverlaging, kwaliteitsverbetering) en c. zonder groot deel mededinging uit te schakelen en dwingende beperkingen worden opgelegd. 16.12.3 Het aanmeldingssysteem van Verordeing 17/62 Ontheffing verbod in art 81 lid 3 vereist procedure voor keuring. Procedure is vastgesteld in Verordening 17/62: - Betreffende mededingingsregeling moet aangemeld worden bij Commissie (verticaal itt horizontaal nog na inwerkingtreding). Commissie kan volgende besluiten: a. Regeling niet onder art 81. Aanmelding niet nodig, wel nuttig ivm beschermende werking

34

EIP

semester 1 2005/2006

b. Regeling valt onder art 81. Voldoet echter aan criteria art 81 lid 3 = ontheffing op verbod c. Regeling valt onder art 81. Van rechtswege nietig, ex tunc (vanaf inwerkingtreding) en ex nunc voor regelingen van voor Verordening 17/62 vanaf inwerkingtreding Verordening. Ivm drukte Commissie ook wel troostbrieven: rechtskracht is dubieus. 16.12.4 De overige procedures van Verordering 17/62 Klacht ook instrument Commissie om procedure te beginnnen. Lidstaten en (rechts)personen gemachtigd. Geen verplichte behandeling, wel verplichte antwoord in beschikking (voor ev beroep) Boetes hooguit 10% jaaromzet Beroep tegen handelingen mbt Verordening 17/62 bij Gerecht 1e Aanleg. 16.12.5 Het verboden misbruik van machtsposities Vormen misbruik: leveringsweigering, prijsdiscriminatie, vechtprijzen, getrouwheidskorting. Voor machtspositie wordt productmarkt en geografische markt bekeken. Machtspositie verondersteld bij 50% of meer, minder moet worden vastgesteld. 16.12.6 Fusiecontrole 1989: preventiefe fusiecontrole door Raad ingesteld bij wereldomzet van 2,5 miljard en andere voorwaarden. Nvt als meer dan 2/3 in n lidstaat is. 16.12.7 Steunmaatregelen van de nationale overheid 16.12.7.1 De inhoudelijke norm van artikel 87, lid 1 Art 87 lid 1: Inhoudelijke normen waaraan steunverlening aan wordt getoetst. Elementen: a. Maatregelen moeten als steun gekwalificeerd worden b. De concurrentie vervalsen c. Handel tussen lidstaten benvloeden. Art 87 lid 2-3 uitzonderingen. 16.12.7.2 De procedureregels Art 88, uitgewerkt in Verordening 659/99. Bijzonderheden: 1 Onderscheid bestaande en nieuwe steunmaatregelen: nieuwe moeten altijd aangegeven worden en na goedkeuring kan zelfs nog schade vergoed moeten worden ivm periode voor goedkeuring. 2 Contradictiore aard: betrokkenen kunnen opmerkingen indienen. 3 Geen verplichte behandeling en geen verplicht antwoord in beschikking

16.13 Gelijke behandeling


Toegenomen bij Verdrag van Amsterdam. Art 141 Verdrag van Rome: Gelijke beloning m/v.

Hoofdstuk 17 De mens in het internationaal publiekrecht


17.1 Inleiding
Plichten = int misdrijven Rechten = mensenrechten.

17.2 Verplichtingen van het individu onder internationaal recht


Int misdrijven: - Oude: zeeroof, slavenhandel. - Na WO I/II: misdrijven tegen vrede, menselijkheid en oorlogsmisdrijven. Berechting int misdrijven: - Nat rechter: territorialiteit, actief nationaliteit, beschermingsbeginsel - Universaliteitsbeginsel: 1 int recht moet beginsel op toepassing misdrijf verklaren 2 nat recht moet rechter bevoegdheid geven tot dit beginsel - Pinochet/Bouterse-zaak: niet voldaan aan dubbele criminaliteits-beginsel. - Int rechter: 1 Tribunaal Neurenberg/Tokio na WO II. 2 Joegoslavi, Rwanda Tribunaal: 1 Oorlogsmisdrijven 2 Genocide 3 Misdrijven tegen menselijkheid. 3 Internationaal Strafhof: 1 misdrijven tegen menselijkheid 2 Agressie 3 Oorlogsmisdrijven.

17.3 De rechten van de mens


Grondlegger: John Locke 17.3.1Normstelling - VN: Universele Verklaring van de Rechten v/d Mens: ruim 30 klassieke en soc grondrechten = zelfs ius cogens geworden - Verdragen van New York: 1 IVBPR, klassieke grondrechten.

35

EIP

semester 1 2005/2006

2 IVESCR, sociale grondrechten - Specifieke verdragen: Internationale Arbeidsorganisaties, UNESCO (tegen discriminatie in onderwijs) - EU: EVRM, ESH. - Handvest van de Fundamentele rechten v/d EU: modern verdrag (reproductief klonen) - Verplichting tegenover iedereen en altijd verdragen houden: notstandfeste. 17.3.2 Implementatiemechanismen met betrekking tot mensenrechtenverdragen Instanties voor toezicht naleving mensenrechtenverdragen: 1 Comit (VN) 2 Commissie (reg.) Vier implementatiemethoden: 1 Rapportageplicht: VN en ESH periodiek, EVRM op verzoek Secr-Gen Raad v E. 2 Statenklachtrecht: veelal facultatief: zowel klagende als aangeklaagde staat erkend bevoegdheid toezichthoudende instantie. Niet bij EVRM en VN Uitbanning Rassendiscr. 3 Indiv klachtrecht: eerst facultatief (toestemming staat), sinds jaren 90 recht. Tegenwoordig bij aanvaarding EVRM als voorwaarde. Vereisten: 1 Zelf geraakt. 2 Eerst nat rechtsmiddelen uitputten, dan na max 6 maanden bij EVRM 3 Niet anoniem of ongegrond. - Procedure VN: slechts views, geen bindende macht. 4 Zelfstandig onderzoek: slechts bij verdragen tegen foltering (VN en Raad v E (CTP)). 17.3.3 De procedure onder het EVRM nader bekeken Groot aantal klachten: - Deel niet geregistreerd - Deel erbij zitten na brief Griffie mbt weinig kans van slagen - 8% ontvankelijk verklaard. Toezichthoudende instantie: EVRM, tot 1998 ook het ECRM. Procedure: 1 Na klacht wordt rechter rapportuer: ontvankelijkheidsvereisten, ev voor comit van drie rechter en niet-ontvankelijk. 2 Doorverwezen aan Kamer van zeven (met rechter gedaagde): ontvankelijk en gegrond. 2a Grote zaken voor Grote Kamer (17 rechters) of igv verzoek na Kamer van zeven. 3 Gegrondverklaring: slechts mogelijkheid billijke genoegdoening. 4 Comit v Min en Raad v E toezicht uitvoering door lidstaat Bijzonderheden IVBPR itt EVRM 1 Niet niet-ontvankelijk verklaring na procedure ander int orgaan 2 Niet aan termijn gebonden. 17.3.4 Niet-verdragsmatige implementatiemechanismen 1 Rapporteurs vanwege VN-Commissie. 2 Hoge Commissaris voro de Rechten van de Mens (ingesteld door VN in 1993): slechts overreding en politieke druk. 3 Commissaris voor de Rechten van Mens (ingesteld door Raad v E in 1999). 4 Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Procedure: 1 Vraag opheldering bij schendende staat door andere staat. 2 Geen bevredigend antwoord, poging tot bilateraal verdrag 3 Geen oplossing, overige deelnemende staten op hoogte stellen 4 Orde stellen op periodieke OVSE-conferentie mbt mensenrechten.

17.4 Vreemdelingen
Mensenrechten ook naar vreemdeling, verschil geen recht op toegang tot territoir. Redenen migreren: 1 Afstoting (push-factoren) = verblijfsvergunning asiel, direct bij binnenkomst 2 Aantrekking (pull-factoren) = reguliere verblijfsvergunning, vaak na visum Verdragsregelingen, geen verplichting verblijfsvergunning (niet-uitzetting = gedoogd) - Vluchtelingenverdrag: niet terug naar vervolging ras, godsdienst, nat, sociale groep, politieke overtuiging - EVRM: niet terug risico foltering, onmenselijke en vernederende behandeling of marteling - VN-verdrag tegen Foltering: niet naar marteling. - Art 8 EVRM: recht op eerbiediging familieleven. - Immigratierecht steeds meer door EU, ook mbt derdelanders

36

You might also like