Download as rtf, pdf, or txt
Download as rtf, pdf, or txt
You are on page 1of 95

Eeuwig leven

Rodney Collin

Oorspronkelijke titel: The Theory of eternal life Geautoriseerde vertaling: A. P. Meyer-Gerhard ISBN 906271 6008 Original English Language Text, Watkins Publishing, London & Dulverton 1979. Nederlandse editie, Mirananda uitgevers B.V. (Carolus Verhulst), Zijdeweg 5a, Wassenaar. Uit deze uitgave mag uitsluitend iets verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook na voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

INHOUD I. II. III. IV. V. VI. VII. VIII. IX. X. XI. XII. Leven tussen geboorte en dood Levens tussen dood en geboorte De ziel in de moleculaire wereld De geest in de elektronische wereld Het bestaan van de mens in de onzichtbare werelden Tijd in de onzichtbare werelden, Verstening in de minerale wereld Het oordeel of wederbelichaming Terugkeer in de organische wereld Herinnering in de onzichtbare werelden Scheiding door lijden Gedaanteverandering in de elektronische wereld Aanhangsel, een model van het heelal 1 10 17 24 29 36 42 49 55 62 69 76 86

Het leven is een lier, want zijn toon is de dood. Onsterfelijke stervelingen en sterfelijke onsterfelijken - de een is bezig de dood van de ander te beleven en de dode het leven van de ander. Want het is de dood voor de levenden om vloeibaar te worden, en de dood voor deze vloeistof om vast te worden. Maar uit zulk een vaste stof komt een vloeistof en uit zulk een vloeistof de levensadem. Het pad omhoog en het pad omlaag is een en hetzelfde. Identiek zijn begin en einde... Levend en dood zijn hetzelfde, en evenzo wakker en slapend, jong en oud: de veranderde eerste wordt de laatste, en de veranderde laatste wordt de eerste. Heraclitus:Over het Heelal Aan hem die, gelouterd, deze vicieuze cirkel zou doorbreken En weer zou ademen in de hemelse lucht - mijn groet! Daar in de hoven van de hades zul je vinden Links een wenkende cypres, hoog en schitterend, Vanuit welks wortel het water der vergetelheid stroomt. Nader haar niet, houd je dorst wat in. Want aan de andere kant - en verderop - welt Vanuit een bodemloze poel de heldere stroom der herinnering, Koel, vol verkwikking. Roep haar bewakers toe: Ik ben het kind van de aarde en de sterrenhemel: Weet dat ook ik hemels ben - maar uit gedroogd! Ik kom om: geef dan en snel die klare drank Van ijskoude herinnering! En uit die goddelijke bron zullen zij je onmiddellijk te drinken geven; wat je met de andere helden eeuwig met grote teugen zult drinken en beheersen. Gouden gedenkplaat gevonden in een Orfische graftombe. De overeenkomst tussen Nachiketas en de Dood. Nachiketas zei: Sommigen zeggen dat de mens wanneer hij sterft blijft voortbestaan, anderen zeggen van niet. Verklaar me dit en dat zal mijn derde geschenk zijn. De Dood zei: Deze vraag is door de goden besproken, hij is diepzinnig en moeilijk. Kies een ander geschenk uit, Nachiketas! Wees niet hardvochtig. Dwing me er niet toe haar uit te leggen. Nachiketas zei: Dood! Je zegt dat de goden hierover gediscussieerd hebben, dat het diepzinnig en moeilijk is; welke uitleg kan even goed zijn als de jouwe? Welk geschenk is ermee te vergelijken? De Dood zei: Neem zonen en kleinzonen, allen lang levend, vee en paarden, olifanten en goud, neem een groot koninkrijk. Alles behalve dit; rijkdom, een lang

leven, Nachiketas! Heerschappij, wat dan ook; vervul je hartewens. Vreugden boven menselijk bereik, mooie vrouwen met rijtuigen, haar muziekinstrumenten; stijg hoger dan je dromen; geniet. Maar vraag niet wat er voorbij de dood ligt. Nachiketas zei: Verwoester van de mens! Deze dingen gaan voorbij. Genot beindigt de genieting, het langste leven is kort. Houd die paarden, houd het zingen en dansen, houd het alles voor jezelf. Rijkdom kan een mens geen bevrediging geven. Als hij jou maar behaagt, Meester van het Al, kan hij leven zolang hij wil, alles krijgen waar hij van houdt; maar ik wil mijn geschenk niet veranderen. Welk mens, onderworpen aan dood en bederf, die de kans krijgt op een onvergankelijk leven, zou zich nog verheugen over louter een lang leven, nog denken aan paring en schoonheid? Zeg waar de mens na de dood heen gaat; houd op met al dat gepraat. Dit, wat je zo mysterieus gemaakt hebt, is het enige geschenk dat ik wil aannemen. Katha - Upanishad

I LEVEN TUSSEN GEBOORTE EN DOOD De mens wordt geboren en de mens sterft. Tussen die twee punten ligt een ontwikkelingslijn die leven genoemd wordt.

Maar geboorte is niet het begin voor een mens. Want op dit punt is het fysiek voertuig, dat bepaalt wat hij zal worden, reeds gevormd. De sterke en zwakke punten ervan, de aangeboren neigingen en potenties zijn reeds vastgesteld. In werkelijkheid is s-mensen individuele loopbaan veel eerder begonnen.

Hoe zou deze lijn van s-mensen loopbaan gemeten kunnen worden? In jaren geteld, is de zwangerschap maar n honderdste deel ervan. Maar meten in jaren is een planetaire maatstaf, geschapen door de beweging van de aarde en heeft geen betrekking op de innerlijke tijd van de mens. Om zijn organische ontwikkeling te meten, moeten we een heel andere maatstaf vinden. De sleutel tot deze nieuwe maatstaf ligt in het feit dat de mens ontvangen wordt als een enkele cel, onder de wetten en de tijdschaal van de wereld van cellen; maar hij eindigt als een menselijk wezen, met tachtig jaar herinnering achter zich, onder de wetten en de tijdschaal van mensen. Dit betekent dat hij gedurende de loop van zijn baan heel de weg doorloopt van cellentijd tot mensentijd. Hij leeft volgens een glijdende of logaritmische tijdschaal. Zijn innerlijke processen die met een bijna onvoorstelbare snelheid op het ogenblik van conceptie op gang gebracht zijn, verlopen steeds langzamer, evenals een uurwerk dat afloopt, tot hun volkomen stilstand bij de dood. Op deze schaal van verrichte arbeid, vormt de periode van zwangerschap niet n honderdste, maar n derde van s mensen totale aard. Vanuit een ander gezichtspunt kan deze periode worden gezien als de vormingstijd van een derde deel van s mensen totale aard. Dit derde, het grovere deel van zijn definitief psycho-fysiek organisme bestaat uit zijn oorspronkelijk fysiek voertuig of organisch lichaam. Na de geboorte kan het lichaam van een mens gezond gehouden of ziek gemaakt worden, de een of andere functie kan worden ontwikkeld of slapend gelaten. Maar er kan nooit een ander lichaam van gemaakt worden vanuit dat wat reeds geschapen werd. Een kind met een

rond hoofd kan nooit uitgroeien tot een mens met een lang hoofd, noch n met bruine ogen tot een volwassene met blauwe ogen. Zowel de fundamentele fysieke gesteldheid als de reacties die eruit voortkomen zijn bij de geboorte reeds ten volle bepaald. De vorming van het tweede deel van de aard van de mens, zijn persoonlijkheid, vindt plaats gedurende een tweede periode, de kindsheid genaamd. Daarin stelt het fysieke lichaam, dat voor de geboorte gemaakt is, de verhoudingen tot de buitenwereld vast. Het komt ertoe bepaalde omgevingen als natuurlijk, vertrouwd en geruststellend te beschouwen; andere als vreemd en terugstotend. Deze vormen zijn normaliteit. Terwijl in dit gegeven raamwerk zijn eigen ingeboren fysieke neigingen een individuele smaak vaststellen voor kameraden, tijdverdrijf, seizoenen, plaatsen, enzovoort. Tegen het einde van de kindsheid komt het vermogen tot denken in begrippen en het beschaafde gevolg daarvan, de kunst van het lezen. En uit het oneindig aantal verbeeldingswerelden die zo beschikbaar komen, zal de persoon er een of twee kiezen of voor zich gekozen hebben, die altijd het toneel van zijn denken zullen blijven benvloeden. Tegen het einde van de kindsheid is de persoonlijkheid - die als het ware de tussenpersoon is tussen het louter fysieke organisme en de wereld waarin het bestaat - reeds gevormd. Deze omringende wereld is oneindig, maar de persoonlijkheid die in de kindsheid op die wijze gegroeid is maakt, evenals een gekleurde filter, dat de volwassen mens haar altijd in een bepaalde kleur zal zien, met alle voorwerpen van die kleur sterker gekleurd en voorwerpen van andere kleuren minder sterk of helemaal uitgeschakeld. Deze persoonlijkheid vormt een bepaald en duurzaam deel van s mensen organisme en wordt na de jongelingsjaren tot aan de dood niet ernstig aangetast. Dit beginsel wordt door vele godsdienstige en politieke ideologien erkend die alle aandringen op een scherpe controle over jonge kinderen tot aan de leeftijd van zeven of tien, waarna zij hun indoctrinatie veilig gesteld achten.

In het verdere deel van het leven, van ongeveer zeven jaar tot het einde van s mensen levensduur, reageert het tweevoudig organisme van lichaam en persoonlijkheid op alle omstandigheden, waarin het zich kan bevinden. Deze periode, de rijpheid genoemd, is in de meeste gevallen een automatisch gevolg van het blootstellen van het reeds geschapen wezen aan nieuwe problemen, plaatsen en mensen, en sluit niet de schepping van iets nieuws in. De betekenis van deze drie perioden van bestaan voor de mens is te vergelijken met het maken van een beeld. In de eerste periode wordt het beeld uit steen of hout gebeeldhouwd, in de tweede wordt het beschilderd, versierd en met juwelen

ingelegd: in de derde periode gaat het voltooide beeld van hand tot hand, wordt geliefkoosd door een waarderende eigenaar, ligt veronachtzaamd op een rommelhoop, is nu schoon, dan vuil, nu beroofd van zijn juwelen, dan zelfs weer opgesierd. Maar tot het moment van zijn laatste vernietiging door moedwilligheid, ongeluk of verval blijft het hetzelfde beeld dat de wereld ingezonden werd vanuit de werkplaats van de handwerksman. Zo is het ook met de gewone mens. Maar we beschikken over bewijsmateriaal waaruit blijkt dat deze derde periode potentieel de ontwikkeling is van een derde en normaal latent deel van de aard van de mens. We kunnen dit ziel noemen. Later kunnen we zien, waarom er gezegd kan worden dat de gewone mens slechts een slapende ziel heeft en waarom het ontwaken van de ziel beschouwd kan worden als de moeilijkste taak die de mens zich bij mogelijkheid kan stellen - feitelijk te vergelijken met de transformatie van het beeld in een levend wezen.

Hoe kunnen we de schaal van deze levenslijn begrijpen, waarin zwangerschap, kindsheid en rijpheid van gelijke inhoud zijn? Wat betekent deze vertraging van de levensprocessen? Wat is de betrekking tussen de organische tijd die op deze schaal getoond wordt en de tijd van maanden en jaren, waarin de menselijke leeftijd gewoonlijk gemeten wordt? Stelt u zich een tol voor die met een normale snelheid 75 seconden draait. Op het ogenblik dat ze aan de gang gebracht wordt, draait de tol met een snelheid van vele dozijnen omwentelingen per seconde: in de laatste seconde vr ze beweegloos wordt, kan ze misschien slechts n enkele wenteling afmaken. De secondeschaal stelt onze gewone meting van s mensen tijd bij jaren voor: de omwentelingenschaal de verrichte arbeid, want iedere omwenteling, niet iedere seconde, vertegenwoordigt een vaste hoeveelheid verbruikte energie. Op deze wijze wordt talloze malen meer werk gedaan in de eerste seconde dan in de laatste. En zo is het ook met de jaren van een mensenleven.

Laten we een gemiddelde duur uitzetten op de drie reeds beschreven levensperioden. De menselijke zwangerschap duurt 280 dagen of 10 maanmaanden, de kindsheid ongeveer 7 jaren of 100 maanmaanden; terwijl de traditionele levensduur van de mens, tussen 70 en 80 jaar, gelijk is aan 1000 maanmaanden. Zon schaal, die zich in gelijke afstanden over 1, 10, 100, en 1000 eenheden uitstrekt, wordt een logaritmische schaal genoemd. Door zon schaal op consequente wijze te gebruiken, kunnen we fijnere verdelingen verkrijgen op een basis van gelijk organisch werk.

Op deze wijze wordt een mensenbestaan in negen delen verdeeld, waarvan elk iets langer duurt dan alle tijd die eraan vooraf gaat. Verder geeft ieder deel het overwicht aan van een functie van zijn organisme. Al deze functies zijn in de mens aanwezig, hetzij potentieel, of werkzaam zijn gehele leven door. Maar bij iedere mijlpaal beheerst er n zijn organisme, regelt het en verleent aan de overeenkomstige leeftijd haar eigen speciale kleur. Twee maanden vanaf de conceptie is het embryo niets dan een verteringsorganisme, een machine voor het veranderen van het voedsel dat het in de bloedstroom van de moeder in het celweefsel van een bepaalde vorm ontvangen heeft. Van alle functies die later de volwassen mens vertrouwd zijn - spijsvertering, beweging, ademhaling, instinctieve stofwisseling, denken, hartstochtelijke emotie en scheppende functie of seks - wordt in het embryo alleen de eerste in dit stadium ten volle verwezenlijkt. Van punt 1 op deze logaritmische schaal kan dus gezegd worden dat het beheerst wordt door de verteringsfunctie. Bij vier en een halve maand vanaf de conceptie begint een nieuwe emotie zich te ontwikkelen. Deze staat in verband met de ademhaling en de beweging die in feite twee aspecten van dezelfde zaak zijn - daar de ademhaling het bewegingstempo bepaalt en vice versa, evenals in de verhouding tussen het trekvermogen van de vuurhaard van een locomotief en de potentile snelheid van de trein. In dit ogenblik krijgt het embryo individuele beweging, geeft tekenen van leven, zoals we zeggen, en daarna begint zijn longstelsel zich te ontwikkelen om klaar te zijn voor het begin van de ademhaling op het ogenblik van geboorte. Dus bij punt twee kunnen we zeggen dat de bewegingsfunctie optreedt en bij punt drie die van de ademhaling. In het eerste levensjaar is de fysieke stofwisseling, verbonden met de weefselgroei en de volumetoename, het krachtigst. In dit jaar wint het kind meer aan gewicht dan in welk ander jaar van zijn bestaan ook. Al de beste krachten van het organisme schijnen nu te gaan in de stofwisseling van de fysieke groei, die we, bij gebrek aan betere beschrijving, de functie kunnen noemen die kenmerkend is voor

10

punt vier. Bij punt vijf, tussen 2 en 3 jaar, geeft snelle groei van de hersenen overheersende invloed aan de intellectuele functie; het kind krijgt het vermogen tot spreken en tot abstracte begrippen en vormt door de intellectuele groepering van indrukken, die hun hoogtepunt bereiken in het vermogen van beredeneren, geleidelijk een persoonlijkheid. In algemene zin geeft punt zes de voltooiing van dit proces aan. Punt zeven, of vijftien jaar, duidt de puberteit aan, waarin de combinatie van adrenaline en seksklieren een rol gaan spelen en ze met elkander het organisme tot een hartstochtelijke emotie uitlokken en tot de projectie ervan. Deze zou onderscheiden moeten worden van de ware seks, die op bewuste wijze scheppend van aard is, terwijl deze eerste projectie meer verband houdt met de heftige, agressieve en hartstochtelijke prikkels, die de adolescentie kenmerken, maar voor vele mensen hun hoogste uitdrukking blijven zelfs tijdens hun volle ontwikkeling. De ware seks - in de zin van de hoogste scheppende functie, die als gevolg heeft dat alle andere functies tot onderlinge harmonie komen, hetzij in het scheppen van kinderen naar het fysieke beeld van hun ouders, of in het scheppen van kunst of in het scheppen van de ware rol van de enkeling in het leven - wordt alleen vervuld met de ontwikkeling van hoge emoties bij punt acht, de bloeitijd van het leven. Maar de volle uitdrukking van deze functie is afhankelijk van de groei van nieuwe vermogens en nieuwe hoedanigheden die potentieel in de mens aanwezig zijn, maar alleen zijn te verwerkelijken door zijn speciale arbeid en kennis. De sleutel tot deze nieuwe krachten ligt in de mogelijkheid van de mens om bewust te worden van zichzelf en van zijn plaats in het hem omringende heelal. Want daaruit kan - in zeer gelukkige gevallen - een ten volle gevormde ziel, of een blijvend beginsel van bewustzijn voortkomen. Gewoonlijk kent de mens geen duurzaamheid noch bewustzijn. Elk van deze functies spreekt in hem, automatisch en om beurten, met een andere stem, ten behoeve van eigen belangen, onverschillig voor de belangen van anderen d.w.z. voor het geheel, maar toch de spraak en de naam gebruikend van het individu. Ik moet de krant lezen! zegt de intellectuele functie. Ik wil gaan rijden! spreekt de bewegingsfunctie tegen. Ik heb honger! verklaart de spijsvertering; Ik heb het koud! de stofwisseling. En ik wil niet gedwarsboomd worden! roept het hartstochtelijke gevoel bij de verdediging van een ervan. Zo zijn de vele ikken van de mens. En in hen ligt de sleutel tot alle innerlijke en uiterlijke tegenspraak, die hem in zulk een verwarring stort, zijn beste bedoelingen vernietigt en hem bezig houdt de schulden af te betalen, die elk van zijn vele zijden zich zorgeloos op de hals gehaald heeft. Elke functie van zijn wezen, evenals elke verbeeldingskracht van zijn persoonlijkheid, doet beloften, haalt zich verplichtingen op de hals, waarvoor de mens als geheel de verantwoordelijkheid moet aanvaarden. Dus de eerste voorwaarde van een ziel, of een eenmakend beginsel, ligt in de geleidelijke beperking van elke functie tot haar eigen rol, door zelfwaarneming en waakzaamheid en de geleidelijke opheffing van tegenspraken tussen hen, door hun gezamenlijke erkenning van dit ne doel.

11

Een samenvatting van de functies die optreden bij de opeenvolgende punten op de lijn van s mensen leven, zullen dus tonen dat zich, hoewel vanuit het ene gezichtspunt zijn leven uitgeput raakt naarmate hij ouder wordt, in hem vanuit een ander gezichtspunt nieuwe vermogens die met fijnere energien werken en aldoor grotere mogelijkheden hebben, periodiek ontvouwen.
Punt 1 2 3 4 5 6 7 8 Leeftijd 2 maanden vanaf conceptie 4 maand vanaf de conceptie geboorte 10 maand 2 jaar 7 jaar 15 jaar 35 jaar nieuwe functie spijsvertering beweging ademhaling (voltooiing van het fysieke lichaam) stofwisseling van groei intellect (voltooiing van de persoonlijkheid) hartstochtelijk gevoel seks, scheppend gevoel sympatisch zenuwstelsel voortplanting en vagus stelsel voeding spier long bindweefsel hersens en ruggemerg

Deze functies vertegenwoordigen de werking in de mens van verschillende energieniveaus, waarvan elk zijn eigen passend stelsel in het menselijk lichaam heeft. Op precies dezelfde wijze worden de verschillende energien of stoffen die in een huis circuleren - warm en koud water, gas, elektrisch licht en elektrische kracht door hun eigen stelsel van pijpen en draden gevoerd. Maar hoewel deze stelsels in het organisme van de mens vanaf zijn allervroegste dagen bestaan, wordt de energie of stof die erdoor opereert door de natuur pas bij een zekere leeftijd vrij gegeven, evenals het water, het gas en de elektriciteit in het huis op verschillende en opeenvolgende tijden aangedraaid kunnen worden. Nu is het kenmerk van alle bovenaangehaalde functies en hun energien, dat ze in een organisch lichaam werken, door organen en weefsels van cellen. Dit is vanzelfsprekend. Want hoewel de hogere gevoelens zelf verschijnselen teweegbrengen die super-fysiek schijnen te zijn, weten we toch dat ze overgebracht worden door een tastbaar brein en zenuwstelsel, waarvan we de structuur kunnen onderzoeken. Noch kunnen we ons, normaal gesproken, een denkbeeld van hun werking vormen, afgezien van deze fysieke machine. Toch hebben we alle reden te geloven dat de inwerking van aldoor hogere energien bij opeenvolgende stadia van ontwikkeling, niet bij punt 8 of de bloeitijd

12

van het leven, eindigt. Bij punt 9 van een logaritmische schaal, dat gelijk staat met ongeveer 75 of 76 jaar, wordt er door de natuur een nog hogere en doordringender energie in s mensen bestaan geprojecteerd. Maar deze energie verschilt van de andere daarin dat ze te intens is om in een lichaam met een celstructuur vastgehouden te worden; op precies dezelfde wijze als de energie van de bliksem te intens is om vastgehouden te worden in het lichaam van de boom, die wanneer hij getroffen wordt onmiddellijk verzengd en vernietigd wordt. Deze laatste kosmische energie is van zon aard, dat het cellenlichaam van de mens bij de inwerking ervan onmiddellijk afgescheurd wordt van ieder meer duurzaam levensbeginsel, dat er in hem zou bestaan en achtergelaten wordt om te ontbinden. Dit verschijnsel doet zich aan hem voor als de dood. Negatief gezien, vernietigt deze laatste energie het fysiek of organisch lichaam van de mens. Maar wat doet ze positief? We kunnen zeggen dat ze dood en conceptie aaneenschakelt. Dit betekent dat ze van zulk een aard is dat ze buiten onze tijd werkt. Door haar wordt de slotsom of het wezenskenmerk van een persoon teruggebracht naar het ogenblik, waarop de chromosomen van het bevruchte ei de paringsdans uitvoeren, waardoor alle latere kwaliteiten van zijn organisme bepaald zullen worden. Hoe is dit mogelijk? Ons gevoel van tijd komt voort uit de fysiologische ontplooiing van het lichaam, juist zoals ons gevoel van warmte voortkomt uit de temperatuur van het bloed. Het cellenlichaam is zowel onze klok als onze thermometer. De schok die het vernietigt, bevrijdt ons gelijktijdig van temperatuur en van tijd. Bij de Dood gaan we de tijdloosheid of eeuwigheid binnen. Vanuit die toestand van tijdloosheid, vanuit het genieten van de eeuwigheid, zijn alle punten binnen de tijd gelijkelijk bereikbaar. Of liever ze staan in verband, niet door tijd maar door de intensiteit van energie die hen bezielt. Twee punten in de normale kringloop van het menselijk leven worden bezield door de meest krachtige en goddelijke energie die we kennen. Alleen God geeft leven en alleen God neemt het. Dood en conceptie zijn buiten de tijd om verbonden door de goddelijke intensiteit van de betrokken energie. Juist zoals een magneet, een andere magneet en de Noordpool buiten de tijd om verbonden zijn door hun gemeenschappelijk magnetisme: zo zijn de dood, de conceptie en God buiten de tijd om verbonden, door hun gemeenschappelijke potentie. De energie van de dood brengt het gehele wezen van de mens, het product van al zijn dagen, terug tot een onzichtbare quintessence, zoals distillatie tienduizenden bloemen kan reduceren tot een enkele druppel essentile parfum. En net zoals dit parfum het vermogen heeft door de kier van een deur te gaan op een wijze die onvoorstelbaar zou zijn voor de bloemen in hun oorspronkelijke fysieke vorm, zo schijnt de essentie van de mens, door de dood gedistilleerd, in staat te zijn door de tijd heen te gaan op een wijze die, vanuit het gezichtspunt van zijn organisch lichaam, bepaald onvoorstelbaar is. Zo is de doodsstrijd van een mens gelijkwaardig aan de geestvervoering van zijn conceptie; en wat hij geworden is op een vorig moment moet datgene beheersen

13

wat onvermijdelijk voor de dag zal komen uit het patroon, dat in het laatste wordt geschapen.

Onze figuur neemt nu de vorm aan die hier getoond wordt. Wat kan er gezegd worden van s mensen gewone waarneming van zijn leven in zon schema? Wat is de aard van zijn bewustzijn en van zijn herinnering van wat er met hem is gebeurd? s Mensen gewone gewaarzijn van zijn bestaan kan gezien worden als een zwak punt van licht of warmte dat onverbiddelijk rond deze kring reist van geboorte en dood, nauwelijks voldoende om zijn straling over meer dan een dag of twee vooruit en achteruit te werpen, waarbij hij toch soms in het spoor ervan een bepaalde energie achterlaat die we voelen als herinnering. Voor deze voortgang van bewustzijn en herinnering in de zwakke toestand, waarin ze in de gewone mens bestaan, vertegenwoordigt het punt aan de top van de cirkel echter een onoverkomelijke hinderpaal. Verder dan deze isolator van dood en conceptie kan het bewustzijn van de gewone mens niet gaan; en over wat nog verder ligt, hetzij in het vooruitzicht of terug, vertelt zijn herinnering hem niets. Maar omdat dit het grootste van alle mysteries is, mogen we het niet stilzwijgend voorbijgaan. Allen moeten vroeger of later tot dat punt komen, en het zou beter zijn dat ze er aankomen met heel het begripsvermogen dat in het leven voor hen beschikbaar is daarop geconcentreerd, liever dan blindelings en in angst. Want

14

van angst kun je niet anders verwachten dan dat er kwaad uit voortkomt.

15

II LEVENS TUSSEN DOOD EN GEBOORTE Het is mogelijk tot de conclusie te komen waartoe wij kwamen, dat het ogenblik van de dood en het ogenblik van conceptie n zijn. Het werkelijk uiteenscheuren van de bestanddelen van het oude lichaam brengt die elektrische spanning teweeg die de beslissende genen van het volgende lichaam naar elkaar toe doet snellen in hun nieuwe combinatie. Het is alsof de toon, of het akkoord dat door het zijn van de mens in zijn doodsontbinding wordt ingezet, ervoor zorgt, dat de subtiele bestanddelen van het bevruchte ei zich arrangeren in een overeenkomstig patroon, zoals de toon van een viool een overeenkomstig patroon op een blaadje met zand te voorschijn brengt. En dit gebeurt, omdat de energie van de dood en de energie van de conceptie van dezelfde intensiteit en ijlheid zijn - een energie zo doordringend dat haar gevolgen even gemakkelijk door de tijd heen kunnen gaan als de energie van radiogolven door de ruimte. Dood en conceptie worden op deze wijze verenigd, omdat er op deze twee punten, en op deze alleen, deze goddelijke, de tijd doordringende energie binnendringt in het bestaan van de gewone mens. Alle energien die automatisch tussen conceptie en dood in de mens werken, zelfs de meest intense, zijn van zon aard dat hun uitwerking beperkt blijft tot n punt van de tijd; net zoals de uitwerking van een mechanische energie, een hefboom bijvoorbeeld, beperkt is tot n punt van de ruimte. De hogere energie van dood en conceptie verspreidt zich aan de andere kant ogenblikkelijk door lange trajecten van de tijd heen; juist zoals een elektromagnetische energie, zoals licht en radiogolven, zich ogenblikkelijk verspreidt door uitgestrekte gebieden in de ruimte. Maar het levenskenmerk of levensverslag, dat bij de dood wordt vrijgegeven, vindt, ofschoon het vrij van de tijd staat, geen andere plaats in het mensenbestaan gevoelig genoeg om zijn stempel te ontvangen dan de conceptie. In deze zin kunnen dood en conceptie geacht worden n en gelijktijdig te zijn. Nu is het moment van dood en conceptie onvermijdelijk verbonden met het denkbeeld van het oordeel. We zijn vertrouwd met de opening van de graven, de laatste bazuin, het wegen van zielen, de scheiding in verdoemden en uitverkorenen volgens de middeleeuwse opvatting. Maar alle ware leringen bevatten dit denkbeeld, heel vaak in een veel subtieler en uitvoeriger vorm. In een boek De Nachtzijde van de Natuur heet het: Op het ogenblik dat de ziel uit het lichaam gedreven wordt, ziet ze haar hele aardse loopbaan in n enkel teken; ze weet dat het goed of kwaad is, en spreekt haar eigen vonnis uit. Hier wordt het idee van zelfbeoordeling heel duidelijk gemaakt. Op mechanistische wijze uitgedrukt betekent dit, dat beoordelen of vaststellen van een toekomstige toestand een exact wiskundig voortvloeisel is van de oorzaken, die in het vorig leven in gang gezet werden. Dit wordt nog aanschouwelijker uitgedrukt door enkele Sankhya-beschrijvingen. In Platos vreemde mythe van Er de Pamphylir, die in de veldslag voor dood

16

was opgenomen en twaalf dagen later, toen hij reeds op de brandstapel lag, weer tot leven kwam, wordt beschreven, hoe de zielen van de mensen op een lange reis gaan, waarbij ze tenslotte kamperen in een wei tussen de uitmondingen van hemel en hel. Hier, na getuige te zijn geweest van het opgaan en het neerwerpen van de zielen naar hun verdiende loon, wordt hun een visioen gegeven van de drie schikgodinnen - die van het verleden, het heden en de toekomst. Uit de schoot van Lachesis, schikgodin van het verleden, worden de ontelbare voorbeelden van levens uitgestrooid waaruit de zielen een keus maken volgens hun aard en verlangen - maar meestal volgens de gewoonte van hun leven. Hier wordt het denkbeeld gentroduceerd dat er bij het oordeel iets veranderd kan worden. Indien een mens daar kon aankomen met een volledige kennis van wat hij geweest is en wat hij graag wil worden, zou de keus voor hem open staan. Maar de meeste mensen kunnen zich geen ander leven voorstellen, zij moeten wel kiezen wat vertrouwd is, zodat er voor hen in feite geen keus is. In het christelijk visioen van Sint Makary van Alexandri (derde eeuw) werd de ziel drie dagen lang door haar beschermengel geholpen vrij te komen van het lichaam. Zij steeg dan op tot God voor aanbidding, werd zes dagen uitgezonden om de verrukkingen van het paradijs te ervaren, steeg een tweede maal op tot God, werd veroordeeld om dertig dagen in de hel te dolen en kwam pas op de veertigste dag tot het eindoordeel. Verder wordt in het Tibetaanse Dodenboek van het lichaamsloze zelf gezegd dat het drie en een halve dag in zwijm doorbrengt, een uur lang opgeheven wordt tot de uiterste gelukzaligheid of Boeddhaschap, waarna het geleidelijk door de onzichtbare werelden komt afdalen tot het enige tijd na de achttiende dag tot het oordeel komt en tot de ingang van die baarmoeder, waaruit het daarna geboren zal worden. De gehele hirarchie van goden is bij dit oordeel aanwezig, waarbij de spiegel van karma, of het eigen verleden van de ziel, de laatste getuige is. Nu maakt het Tibetaanse Dodenboek openlijk duidelijk wat alle andere versies innerlijk suggereren - namelijk, dat het oordeel voor het ontlichaamd zelf de toewijzing is van een nieuw lichaam in overeenstemming met zijn register. Tot aan dit oordeel kan de ziel aldoor hopen door een laatste daad van aanbidding of begrip haar toekomstig lot te verbeteren. Maar zodra het oordeel uitgesproken is, kan het nooit herroepen worden en het zelf, voorzien van zijn nieuwe voertuig, moet de gehele levenscyclus van dat lichaam doorlopen, voordat het weer tot hetzelfde hof en dezelfde kans komt. Wat kan dit anders betekenen dan conceptie? Niets kan de ontplooiing van een lichaam, waar eenmaal een denkbeeld van gevormd is, terugdraaien, noch de aard en vermogens veranderen die er eigen aan zijn. Zulke vermogens kunnen goed of slecht gebruikt worden, zij kunnen veredeld worden of wegkwijnen, maar ze kunnen niet tegen andere ingewisseld worden, noch kan iemand er van af komen. Dood en conceptie zijn n, dood en oordeel zijn n. Oordeel en conceptie zijn n. Dood, oordeel en conceptie zijn n. Dit is de sluiting van de levenscirkel.

17

Er bestaat echter een denkbeeld dat we volkomen weggelaten hebben uit onze lezing van deze vreemde teksten. Volgens Sint Makary brengt de ziel tussen dood en oordeel veertig dagen door in de hemel, de hel en het paradijs. De ziel van Er de Pamphylir herinnerde zich dat hij gedurende zeven dagen kampeerde in de hemelse weide, dan nog vier dagen reisde voor ze tot het visioen van de schikgodinnen en de uitdeling van de levens kwam. In het Tibetaanse Dodenboek verlopen 18 tot 40 dagen, elk met zijn eigen daarbij passende visioenen en ervaring, tussen het oordeel en het weer binnen gaan in de baarmoeder. Al deze verhalen stemmen erin overeen dat er een bepaalde tussentijd is tussen dood en oordeel die nauwkeurig gemeten kan worden met dagen of weken. In deze tijd heeft het zelf geen lichaam en kan in deze toestand verschillende delen van de kosmos als werkelijk waarnemen, die onbereikbaar zijn wanneer het aan een lichaam verbonden is. Maar hoe kunnen dood, oordeel en conceptie gelijktijdig zijn en toch gescheiden door een enorm belangrijke tussentijd? Dat is het grootste mysterie. Een belangwekkend punt komt nu uit ons diagram naar voren. Daar het een logaritmische schaal was waarvan we ontdekten dat zij het best bij het levenspatroon paste, en daar de drie gelijke verdelingen van het fysiek bestaan op deze wijze aangegeven worden met 1, 10, 100, en 1000 maanden, treedt het begin van de cirkel, of de conceptie, niet op bij nul maar bij 1. Ergens, niet in de cirkel opgenomen, ligt een ontbrekende maand. Maar deze cirkel stelt, volgend onze definitie, het leven van het lichaam voor. De ontbrekende maand wordt dus doorgebracht buiten de lichaamscirkel. En, bovendien, is deze maand op onze logaritmische schaal even lang als het gehele overige deel van het bestaan. Het is de onzichtbare en oneindige interval tussen twee identieke punten. Dood en conceptie zijn n. Maar tussen hen ligt een heel bestaan. Dit is alleen in een andere dimensie mogelijk. Hoe kan dit voorgesteld worden? Op n manier maar: dit is de figuur van de oneindigheid twee verbonden cirkels, waarvan de ene behoort tot de fysieke wereld en de andere tot de volgende, n onzichtbare en n zichtbare. Vanuit de fysieke wereld gezien, lijkt de zichtbare cirkel volledig op zichzelf. Ze is volmaakt en zonder in- of uitgang. Het is de vicieuze cirkel van s mensen leven. Tegelijkertijd ontleent zij echter haar enige betekenis aan haar contact met de onzichtbare cirkel, waar de ziel binnengaat op het ogenblik van de dood en waarin ze een volledig, compleet bestaan leeft voor ze, op precies hetzelfde moment, in een nieuw lichaam wordt ontvangen. Dit is ook het geheim van Platos mythe in de Politicus, waarin wordt uitgelegd, hoe de kosmos een bepaalde tijd door God in een kringvormige beweging wordt voortgedreven en dan, wanneer de tijdcirkel er aan

18

toegewezen is volbracht, wordt vrijgemaakt en rond begint te draaien in de tegengestelde richting, maar ditmaal uit zichzelf als een onafhankelijk levend schepsel. Er is geen betere beschrijving mogelijk van de relatie tussen de onzichtbare en zichtbare cirkels. Van het patroon van dit onzichtbaar bestaan kunnen zelfs enkele dingen worden afgeleid. We beseften al dat het leven steeds langzamer beweegt naarmate het van conceptie tot dood gaat. Het menselijk bestaan stelt dus niet n tijd voor, maar een verlangzaming van de tijd, van de snelheid van het celvormig leven dat de conceptie beheerst tot de snelheid van het mentale leven dat bij de dood de overhand heeft. Wanneer we terugkijken naar de conceptie zien we, dat alles steeds sneller gebeurt, waarbij steeds meer ervaring elke tijdseenheid vult. Aan het einde van de kindertijd wordt tienmaal zoveel ervaring aangevoerd als in de ouderdom, bij de geboorte honderd maal en bij de conceptie duizend maal zoveel. Bij de conceptie heeft de ervaringssnelheid de uiterste grens voor celvormig leven bereikt - d.w.z. de snelste die mogelijk is binnen de beperkingen van een fysiek lichaam. Als de progressie wordt voortgezet, zal hij te snel zijn om in celvorm vastgehouden te worden; hij wordt gelijk aan de snelheid van de moleculaire energie. Dit is de ervaring in de onzichtbare cirkel. Hierop voortbordurend kunnen we onze schaal achterwaarts vervolgen in deze tweede cirkel, ook al kunnen wij die niet zien of meten. Als we deze cirkel ook in drie perioden verdelen, zullen deze perioden aangeduid worden door n maand, een tiende maand (2,8 dag), een honderdste maand (7 uur) en een duizendste maand (40 minuten). En deze perioden zullen weer gelijk van inhoud zijn.

Maar er ontbreken nog veertig minuten. En precies zoals we bij het bekijken van de levenscirkel van het fysiek lichaam geen plaats konden vinden voor de ontbrekende maand, behalve buiten de fysieke wereld, zo moeten we ook hier een wereld van nog een andere dimensie veronderstellen. De gehele cirkel van deze dimensie zal maar veertig minuten duren - de maaltijd periode die onmiddellijk volgt op het uitblazen van de laatste adem, waarin, volgens het Tibetaans Dodenboek, het oorspronkelijk heldere licht van volmaakt Boeddhaschap daagt over de ontsnappende ziel. Deze cirkel is de wereld van het hogere mentale centrum, zoals de laatste de wereld was van het hogere emotionele centrum. Het is de elektronische

19

lichtwereld, zoals die andere de moleculaire wereld van de essentie was. Deze cirkel ligt in de derde tijdsdimensie waarin alle mogelijkheden worden verwezenlijkt. Zelfs bij deze cirkel kunnen wij ons voorstellen, dat dezelfde buitengewone schaal verder gaat, zodat de drie verdelingen van deze derde cirkel zullen worden aangegeven door 40 minuten, 4 minuten, 24 seconden en 21/2 seconde. Al deze perioden zullen weer aan elkaar gelijk zijn en aan alle andere die er aan voorafgaan. En het is in het eindpunt van deze cirkel, of een enkele ademhaling, de uiterste grens van ervaringsverdichting, waar alles een biljoen maal sneller en fijner is dan in de wereld van het fysiek lichaam, dat de stervende mens zijn gehele leven mag zien als een enkel teken. Dit maakt ons een aspect van de hogere werelden begrijpelijk, het zijn werelden waarin dezelfde hoeveelheid gekend of ervaren wordt in kortere tijd. Het kenmerk van het gewone logische verstand, waarmee de snelheid van het fysiek leven gemeten wordt, is dat het ene ding na het andere gekend of ervaren wordt. Wanneer het logisch verstand overgaat naar de volgende ervaring, is het niet in staat de ervaring of de kennis die eraan vooraf ging, vast te houden. Die moet het achterlaten. Voor het logisch verstand geschiedt alles opeenvolgend, of in de tijd. Maar tegen de tijd dat het het einde van zijn ervaring bereikt, heeft het logisch verstand het begin reeds uit het oog verloren, want de dingen kunnen er alleen in opeenvolging doorheengaan. Hieruit komen alle verschijnselen van vergeetachtigheid voort. Door zich alleen op het logisch verstand te verlaten, moet de mens vergeten. Het wil niet zeggen dat het leven van de mens niet genoeg ervaring of kennis bevat om wijs of verlicht te worden. Maar door zich te verlaten op de waarneming van het logisch verstand ervaart hij slechts n ding tegelijk en vergeet dit, zodra hij tot het volgende overgaat. Als al wat hij in een of andere tijd weet, samengedrukt kon worden in een kortere tijd, zodat er minder vergeten werd, zouden ontelbare verbanden van oorzaak en gevolg, en patronen van kosmische invloed naar voren komen, die hem onvoorstelbaar wijs zouden maken. Dit schijnt er te gebeuren in de hogere en onzichtbare werelden, waarin het zelf bij de dood binnendringt. In de tweede cirkel vindt het equivalent van een hele leeftijd van ervaring in n maand plaats; in de derde cirkel wordt dit samengeperst in veertig minuten; en aan het uiterste punt van deze cirkel wordt een levensduur geleefd in twee en een halve seconde. Laten we ons trachten voor te stellen wat zon compactheid zou kunnen betekenen. In het Tibetaanse Dodenboek, dat zich vermoedelijk richt tot de ziel van de dode, om hem leiding te geven in zijn omzwervingen door de onzichtbare wereld, wordt er steeds weer de nadruk op gelegd dat alles wat hij kan tegenkomen zielsverrukkingen, verschrikkingen, verblindend licht, zwarte duisternis, goden en demonen - alle uit zijn eigen geest komen. Hij ontmoet zichzelf, alles wat hij is. Indien hij dit kan begrijpen, kan hij vrij worden. Er wordt verder de nadruk op gelegd, dat de onzichtbare werelden zich daardoor voordoen aan mensen van elk ras en voor hen bevolkt worden volgens de

20

leerstellingen van hun aards geloof; en dat zelfs voor mensen van geen geloof deze werelden op enigerlei wijze een geweldig verscherpt visioen zullen zijn van dat wat hun denkvermogen in het leven bezighield. Het individuele karma wordt geweldig samengedrukt en dan gezien door de lens van geloofsopvattingen, zodat al wat er aan goed en kwaad in hem is, de ene mens aandoet als een verzameling van engelen en duivels en een ander als zichtbaar gemaakte wiskundige wetten, aan een derde als weldadige en verschrikkelijke natuurkrachten, aan een vierde als levende symbolen, aan een vijfde als een nachtmerrie van naamloze angsten en fantomen en zo verder. Dit denkbeeld, dat in vele vertolkingen van hemel en hel gevonden wordt, schijnt erop te wijzen dat de extatische of schrikbarende verschijningen van de onzichtbare werelden eenvoudig verklaard kunnen worden door een intense samenpersing van de eigen levenservaring van een ziel. Enig idee van de betekenis van zon samenpersing kan verkregen worden door de bestudering van de subjectieve invloed van gewone emoties. Want terwijl het logisch verstand ideen en ervaringen alleen opvolgend waarneemt, maken emoties het gelijktijdig ontvangen van ideen en ervaringen mogelijk. Men ziet plotseling een intieme vriend of een kind huilen: ogenblikkelijk en gelijktijdig gaan door iemands emotionele gewaarwording een honderd herinneringen aan toegebrachte wreedheden, onherstelbare verliezen, bittere beledigingen, alle gecombineerd met de sensatie van iemands eigen fout of van iemands anders fout en weer met beelden van medelijden en tederheid, ontleend aan bijbelteksten, kunst, heiligenlevens of zelfs aan de ouders of anderen in iemands eigen kring. Als de emotionele reactie sterk genoeg is, kunnen al deze herinneringen zich onmiddellijk verenigen in een bijna overweldigend gevoel van medelijden, verontwaardiging, stekeligheid en angst en vrees. Als nu al enige dozijnen of honderden beelden, die bij een gewone emotie samen worden waargenomen, zon uitwerking voortbrengen, wat zou dan de uitwerking zijn van een mensenleven van biljoenen beelden die in een uur, een minuut of een seconde samengedrukt zijn? We kunnen alleen zeggen, dat als het leven gevuld was geweest met plezierige emoties, prettige ontmoetingen, aangename indrukken van mens en natuur, begrip voor waarheid, ontdekkingen van natuurlijke wetmatigheid, scheppend werk, genegenheid, moed, eerlijkheid e.d., de uitwerking van zon samenpersing een onvoorstelbare extase zou oproepen. Als het leven daarentegen gevuld geweest was met de last van wreedheid, het zich verheugen op een andermans lijden of met eindeloze angsten, bezorgdheden, leugens, obsessies, voornemens en verraad, zou het gevolg van de samenpersing van deze beelden vreselijker zijn dan enige hel die de mens zich kan voorstellen. Je leven in veertig minuten te leven zou betekenen dat al je gewaarwordingen en gevoelens tot een miljoenvoud samengeperst of verhoogd zouden worden. De bitterheid van pijn die wij nu in een uur voelen, schijnt even groot als al het leed van de vroegere wereld in honderd jaren, zoals de stervende huilt in het middeleeuwse Orologium Sapientiae. Alle haat van jaren zou samengeperst worden in de haat van minuten, maar een miljoen malen meer intens; de vreugden van aspiratie, van

21

ontdekking, van genegenheid, een miljoenvoud verhoogd, zouden een goddelijke zielsverrukking zijn. Bovendien zouden deze haat of wreedheden, door de samenpersing van de tijd, niet alleen boven de draagkracht uit versterkt, maar ook ervaren worden samen met alle vrees, verbolgenheid en lijden waartoe ze aanleiding gaven en waarvan het verband normaal verborgen wordt door de barmhartige vergetelheid van de uitgespreide tijd. Terwijl anderzijds deze aspiratie en devotie gevoegd zouden worden bij de gewaarwordingen van de hogere wetten en de hogere werelden waar zij naar toe leidden. Dit zou inderdaad opstijging naar de hemel en afdaling in de hel zijn.

22

III DE ZIEL IN DE MOLECULAIRE WERELD We moeten trachten de ware betekenis te halen uit de drie cirkels waarin het individuele zelf rond gaat in zijn totale loopbaan door leven en dood. Tot nu toe stelden we ons deze cirkels voor als opeenvolgend in de tijd. De bekende cirkel die bestaat uit een bestaan van zes en zeventig jaar in de fysieke wereld van celvormige organismen; daarvr de cirkel van een bestaan van een maand in een niet-fysieke wereld, waar alle verschijnselen een duizend keer versterkt en samengedrukt zijn; en daar weer vr nog een andere bestaanscirkel, die maar veertig minuten duurt, waar alles een miljoen malen sneller is dan in het fysieke leven. Toch komt het denkbeeld van deze toestanden als opeenvolgend alleen uit de aard van de mens voort. In feite vertegenwoordigen ze verschillende werelden, waarin een individu deze bepaalde perioden doorbrengt. En evenals de celvormige wereld van de natuur blijft bestaan of nu een bepaalde persoon leeft en er al dan niet aan deel neemt, zo moeten ook deze andere werelden altijd aanwezig zijn, ook al kan een mens er maar een kort proefje van verwachten. Het mechanisme van de mens is voorbestemd om deze perioden van zes en zeventig jaren, een maand, en veertig minuten door te brengen in elk van deze drie werelden, zoals ditzelfde mechanisme bestemd is tien maanden door te brengen in de baarmoeder, zeven jaren in de kindertijd en zeventig in lichamelijke rijpheid. Anders gezegd deze perioden geven de tijd aan die de oorspronkelijke impuls van een individueel leven, de hoeveelheid energie die door hogere wetten aan ieder menselijk atoom is toegewezen, ervoor neemt om de verschillende weerstanden te overwinnen die door de drie media zijn opgeworpen - evenals de kogel uit een geweer door hout moet heengaan met een bepaalde snelheid, door water met een andere en door lucht met een derde. Wat dan is de aard van deze drie werelden? De wereld van het organisch leven, waarin het fysiek lichaam van de mens zes en zeventig jaren doorbrengt, is bekend genoeg. Het hoofdkenmerk ervan is de celvormige structuur, en haar processen worden bepaald door de levensduur en reactiesnelheid van de cellen. Maar zoals we in het vorige hoofdstuk vonden, verdwijnt de tijdschaal van de mens, die steeds harder schijnt te lopen naarmate we terugkijken naar de geboorte en nog verder terug, bij de conceptie helemaal uit de natuurwereld. Geen enkele grotere snelheid dan die door de conceptie wordt gesteld kan daarna in een celvormig lichaam gehandhaafd worden. De levensduur en de reactiesnelheid van cellen zijn er te traag voor. Als dus de levensloop van de mens inderdaad na de conceptie met versnellen doorgaat, moet dit gebeuren in een wereld die fijner is dan die van celvormige organismen. Deze wereld is die van de moleculaire eenheden. Zoals welbekend, bezit de materie in moleculaire vorm veel groter vrijheid dan de materie in cellulaire vorm. De eigenschappen van de materie in moleculaire vorm kunnen goed bestudeerd worden aan geuren en luchtjes. Dat soort materie bezit buitengewone vermogens van duur, doordringing en verspreiding, zonder

23

verandering van haar eigen aard. Een grein of twee muskus zal een appartement gedurende een jaar van geur vervullen, terwijl aan het einde van die tijd geen merkbaar verlies aan gewicht ontdekt kan worden. Deze geur kan door een filter van watten gaan die alle deeltjes groter dan een veertigduizendste van een centimeter in grootte verwijdert. Mercaptaan (grondstof voor de bereiding van slaapmiddelen, enz.) kan herkend worden, dat wil zeggen het behoudt haar aard zelfs als ze verdund wordt in vijftig miljoen miljoen malen haar eigen volume aan lucht. Terwijl dus celvormige lichamen alleen langs een lijn kunnen reizen, en in het geval van de mens normaal met geen grotere snelheid dan een drietal kilometer per uur, kunnen geuren zich honderd maal zo snel verspreiden en in alle vlakrichtingen tegelijk, dat is over een gebied. Dit gebied kan ongelooflijk veel groter worden al naar haar oorspronkelijke geconcentreerde vorm. De enig vergelijkbare uitzetting der cellen is in feite helemaal geen beweging, maar groei, waarbij bijvoorbeeld het menselijk organisme zijn eigen volume 250 miljoen maal doet toenemen tussen conceptie en rijpheid. Maar zon cellenuitbreiding vergt jaren om tot stand te brengen wat moleculaire verspreiding in minuten tot stand brengt, d.w.z. groei in de moleculaire wereld, als we dit zo noemen mogen, is honderd duizend maal sneller dan in de cellenwereld - precies zoals we volgens onze logaritmische schaal zouden verwachten. Voorts kan geen celvormig lichaam dezelfde ruimte innemen als een ander celvormig lichaam. Maar twee geuren kunnen dezelfde ruimte bezetten. En de geur van het ene celvormige lichaam kan dezelfde ruimte in beslag nemen als het andere celvormige lichaam; dat wil zeggen de geur kan het doordringen, zoals melk die met een ui in de ijskast gelaten was, doordrongen wordt van de uiengeur. Laten we ons het menselijk bewustzijn voorstellen begiftigd met de eigenschappen van materie in deze moleculaire staat. Het kon dan vele van de wonderen verrichten die aan magirs worden toegeschreven en het zou in feite de vermogens bezitten, die vaak toegeschreven worden aan de ziel na de dood. Het kon op vele plaatsen gelijktijdig aanwezig zijn, het kon door muren heengaan, het kon verschillende vormen aannemen, het kon in andere mensen binnen gaan, bewust zijn van wat er in hun verschillende organen gebeurt en zo verder. Evenals de muskus zou het misschien jaren rondwaren op n plaats, en als een moleculair lichaam van menselijke grootte de scherpte van mercaptaan zou bezitten, dan kon het zijn invloed doen gevoelen over een gebied van een half continent. Bekijk nu eens de woorden die in het Tibetaanse Dodenboek tot de dode gericht worden: O edelgeborene ... daar je huidig lichaam een begeerte-lichaam is ... is het geen lichaam van grove stof, zodat je nu het vermogen hebt recht door een rotsmassa, heuvels, grote stenen, aarde, huizen en de Berg Meru zelf te gaan zonder belemmerd te worden ... Je bent werkelijk begiftigd met het vermogen van wonderbaarlijk handelen, dat echter niet de vrucht is van een of andere samadhi, maar op natuurlijke wijze tot je is gekomen ... Je zult ogenblikkelijk op welke plaats die je maar wilt kunnen komen; je

24

hebt het vermogen er te komen binnen de tijd die een mens nodig heeft om zich te buigen of zijn hand uit te strekken. Deze verschillende vermogens van illusie en van vormverandering verlang ze niet, verlang ze niet! De hier beschreven vermogens behoren tot de materie in een moleculaire toestand en het zogenaamde begeertelichaam of de ziel zoals we het liever noemen, bestaat uit deze materie, juist zoals het fysiek lichaam samengesteld is uit celvormige materie. Dit denkbeeld wordt op merkwaardige wijze bevestigd door de eeuwenoude gewoonte, speciaal belangrijk in Tibetaanse, Egyptische en Peruaanse ritualen, namelijk om vers voedsel en dranken apart te zetten, in de veronderstelling dat de ziel van de dode mens aan de geur of essentie ervan zijn voedsel ontleent1. Hier is een duidelijke erkenning van het feit dat de fysische aard van de ziel gelijk is aan die van de geur, dat wil zeggen, ze bestaat uit materie in moleculaire toestand. De tweede cirkel, waarin het individuele zelf een maand doorbrengt, schijnt dus de wereld van moleculaire verschijnselen te vertegenwoordigen. Deze wereld doordringt of vervult natuurlijk de cellenwereld van de natuur. Maar de mens kan niet genieten van de vermogens die de moleculaire materie eigen zijn, zolang zijn bewustzijn opgesloten zit in een celvormig of fysiek lichaam. Bij de dood van dit fysieke lichaam wijzen de teksten er echter op dat een nieuw lichaam, blijkbaar van moleculaire materie, geboren wordt en dat het een volledig bestaan geniet en optreedt als het voertuig van het menselijk bewustzijn in de tussentijd vr de individualiteit gereed is om in een nieuw fysiek lichaam te worden ontvangen. In de gewone mens schijnt het moleculaire lichaam of de ziel geboren te worden, te groeien, tot rijpheid te komen en de laatste adem uit te blazen, in haar termijn van een maand, op precies dezelfde wijze als het fysiek lichaam in zijn zes en zeventig jaren. Dit denkbeeld wordt met verrassende nauwkeurigheid uitgedrukt in een Zoroastriaanse tekst, de Rivayat of Shahpur Baruchi: Op de eerste dag (na de dood) is de grootte van de ziel als die van een pasgeboren kind. Op de tweede dag groeit de ziel tot de grootte van een kind op de leeftijd van zeven. Op de derde dag wordt de grootte van de ziel als die van een volwassene op de leeftijd van vijftien. Als we op een cirkel de paralleltijden van het lichaam en de ziel plaatsen volgens onze logaritmische schaal, is hun overeenkomst met de Zoroastriaanse berekening opmerkelijk. Op deze schaal komt de ziel bij n dag overeen met een kind van ongeveer twee jaar, bij twee dagen met een kind van vijf, terwijl iets over vijf van zijn dagen heen gelijk staat met fysieke puberteit. Deze parallel tussen kleutertijd, kindsheid en rijpheid van de ziel en die van het lichaam, schijnt in een ander aspect aan te sluiten
1 Vgl. wat er in het Egyptische Dodenboek staat: Ik ken ook de grote god voor wiens neusgaten je het hemelvoedsel plaatst.

25

bij het denkbeeld uitgedrukt in het Tibetaans Dodenboek, dat in de eerste zeven dagen van de reis van de ziel ze de vredelievende godheden ontmoet en in de volgende zeven de toornige, of bij Sint Makarys verhaal van zes dagen wonen in het paradijs en dan dertig in de hel. Want in het fysieke leven van het lichaam kunnen kleutertijd en kindsheid ook gezien worden als een periode die met het paradijs overeenkomt en de gevorderde leeftijd om de persoon steeds dieper onder te dompelen in een besef van de tragedie, de angst en het lijden van de wereld waarin hij leeft. Op dezelfde wijze kon het individueel bewustzijn, geboren in de wereld van moleculaire verschijnselen, er eerst toe neigen overstelpt te worden door de wonderbaarlijkheid en schoonheid van de nieuwe gewaarwordingen en vermogens waarmee het werd begiftigd. Maar dan geleidelijk, naarmate zijn beperkte tijd teneinde liep, kon er verwacht worden dat het geheel vervuld werd van de vreselijke aanblik van die wereld zelf en van de voorgevoelens omtrent zijn eigen toekomstige toestand. Want overal waar tijd en verandering bestaat, moeten, wat ook de schaal van zon tijd is, onvermijdelijk opeenvolgende toestanden gevonden worden overeenkomende met lente, zomer, herfst en winter; met dageraad, dag, avond, nacht; met kleutertijd, kindsheid en oude dag. En de wereld van de ziel, evenzeer onderworpen aan tijd en verandering, kon daarop geen uitzondering vormen. Maar we moeten eraan denken dat de wezens in zulk een wereld in een dimensie mr zouden leven dan wezens begiftigd met celvormige lichamen. Het vermogen om in alle richtingen tegelijk te bewegen, dat wil zeggen over gebieden te bewegen in plaats van over lijnen, werd reeds genoemd. Zo ook dat van in en door vaste voorwerpen heen te kunnen dringen. Deze beide vermogens zijn louter op zichzelf staande gevolgen van de vrijheid in een andere dimensie. In algemene zin gesteld, kunnen we zeggen, dat celvormige lichamen vrij zijn om zich door de gehele wereld van andere celvormige stof heen te bewegen. Dit betekent in principe, dat fysieke mensen vrij zijn binnen de wereld van de natuur, die het gehele oppervlak van de aarde beslaat. Maar moleculaire lichamen zouden, in dezelfde algemene zin, vrij zijn zich door heel de wereld van moleculaire stof te bewegen, dat wil zeggen, door de gehele vaste sfeer van rots, grond, water en lucht die de wereld van de aarde omvat. Want deze is geheel van moleculaire structuur. Deze mogelijkheid, die duidelijk wordt aangegeven in de reeds aangehaalde Tibetaanse tekst, is natuurlijk alleen theoretisch, want net zoals individuele mensen in hun fysieke lichamen, hoewel ze in principe vrij zijn om over het gehele oppervlak van de aarde te reizen, in feite hun hele leven binnen een paar kilometer van hun geboorteplaats doorbrengen, zo zouden hun zielen na de dood waarschijnlijk over weinig nieuwsgierig kunnen blijven. Zon vrijheid zou ook het algemene denkbeeld letterlijk mogelijk maken dat de zielen van rechtvaardigen naar boven doorgaan naar een paradijs, dat volgens alle legenden en zinspelingen in de hogere uitgestrektheden van de atmosfeer schijnt te bestaan. En het zou ook licht werpen op onze eigen eerdere gevolgtrekking dat er een zekere affiniteit bestaat tussen de ware mens (d.w.z. de ziel die hem onderscheidt van

26

andere gewervelde dieren) en de ionosfeer die zon honderd kilometer boven het oppervlak van de aarde ligt2. Maar voor het ogenblik moeten we ons tevredenstellen met de algemene idee, ontleend aan onze logaritmische tijdschaal, dat de zielen van de mensen na de dood misschien in een moleculaire wereld kunnen leven en in zon toestand zouden genieten van de vrijheid van een andere dimensie buiten die welke bereikbaar zijn voor de mens in het celvormig lichaam van het fysieke leven. En verder dat de krachten, vermogens en gewaarwordingen die tot zon moleculaire toestand behoren, heel nauw overeen zouden komen met die welke vanaf onheuglijke tijden in alle delen van de wereld toegeschreven zijn aan de zielen van de doden. Als we bovendien al wat volgt uit dit doordringingsvermogen van moleculaire stof combineren met de gevolgen van de samenpersing van de tijd, die we in het vorige hoofdstuk bespraken, zullen we zien dat de toestand van de ziel in een moleculaire wereld totaal onvoorstelbaar moet zijn voor mensen, wier bewustzijn opgesloten zit in de trage en stijve vorm van een celvormig lichaam. En dat voor een bewustzijn dat de vrijheid geniet van die andere toestand, het opsluiten in een fysiek lichaam, zo daar al een begrip van kon worden gevormd, de verschrikking zou hebben van eenzame opsluiting in een donkere, koude kerker, voorzien van een smal venster. Een zeer levendige beschrijving van dit denkbeeld wordt gegeven in het oudste hermetische geschrift, de kore kosmu: Dan eerst vernamen de zielen dat ze veroordeeld waren; en droefgeestig waren hun gezichten ... Toen ze op het punt stonden in de lichamen opgesloten te worden, jammerden en kermden sommigen, alleen dat en meer niet; maar sommigen verzetten zich tegen hun lot, zoals dieren van edel temperament als ze gevangen door de listige kunstgrepen van wrede mensen, weggesleept worden uit het wilde land dat hun tehuis is, proberen te vechten tegen hen die hen overmeesterd hebben. En een ander gilde en zei, terwijl hij zijn ogen steeds weer dan naar omhoog, dan naar omlaag wendde, O gij hemel, bron van ons bestaan, en gij helder stralende sterren, en nooit falend licht van zon en maan; en gij ether en lucht, en heilige levensadem van hem die als enige heerst, gij die ons huis met ons gedeeld hebt; hoe wreed is het dat we losgerukt worden van zulke grote en prachtige dingen! ... We zullen verbannen worden uit de heilige atmosfeer en een plaats dicht bij het hemelgewelf en uit het gezegende leven dat we er leefden om gevangen gezet te worden in minne en lage woonplaatsen als deze ... Wat een weerzinwekkende dingen zullen we te doen hebben, om te voorzien in de noden van dit lichaam dat zo snel moet vergaan! Onze ogen zullen weinig ruimte hebben om de dingen op te nemen; we zullen de dingen alleen zien door middel van het vocht dat deze bollen bevatten; en als we de hemel zien, onze eigen voorvader, ingekrompen tot zo n kleine omvang, zullen we nooit ophouden met jammeren. En zelfs als we zien, zullen we niet openlijk zien; want
2 Vgl. Rodney Collins Mens, Heelal en Kosmisch Mysterie (Ned. vert. in voorbereiding hoofdstuk 7 en 8).

27

helaas we zijn veroordeeld tot de duisternis. En als we de winden, onze bloedverwanten, in de lucht horen waaien, zullen we diep betreuren dat we niet in harmonie met hen ademen. Als woonplaats wacht ons daar, in plaats van deze wereld in den hoge, een mensenhart, iets van kleine omvang. Ongelukkig zijn wij! Wat hebben we gedaan om zulke bestraffingen als deze te verdienen? Afgezien van de geweldige emotionele kracht van het geschrift, worden we getroffen door het aantal verwijzingen naar de toestand, die de zielen gaan verlaten, nl. een gasvormige of moleculaire toestand. Gij ether en lucht en heilige levensadem van hem die als enige heerst ... We zullen verbannen worden uit de heilige atmosfeer en een plaats dicht bij het hemelgewelf ... en wanneer we de winden, onze bloedverwanten, in de lucht horen waaien, zullen we diep betreuren dat we niet in harmonie met hen ademen ... Lucht, atmosfeer, adem is materie in moleculaire toestand en de gehele passage schijnt te trachten de angst uit te drukken van een bewustzijn, dat overgaat van een moleculair lichaam in de begrenzingen van een celvormig. Bijzonder treffend is het denkbeeld van de vernauwing van de waarneming die op moleculair niveau de voorwerpen zou omvatten, maar op celvormig niveau gezien worden vanuit een enkele hoek, verkleind door perspectief en dan alleen door middel van het vocht dat deze bollen bevatten, in plaats van door direct contact en doordringing. Deze passage legt met grote scherpte de nadruk op het idee dat de ervaringen van de ziel behoren tot de ware wereld, een wereld die er altijd is, maar waaruit de mensen verbannen zijn, terwijl ze in het fysiek lichaam verblijven. Hoe potisch dit ook mag klinken, er is geen exacter beschrijving mogelijk van de verhouding tussen de stoffen die elk eigen zijn. We weten, wetenschappelijk gesproken, genoeg dat de moleculaire wereld de celvormige doordringt en dat de elektronische wereld de moleculaire doordringt. Deze drie werelden bestaan altijd gelijktijdig. Maar terwijl de fijnere werelden kunnen doordringen in de grovere, zoals licht glas kan doordringen, of geuren boter of melk kunnen doordringen, kunnen voorwerpen van grovere structuur op geen enkele wijze de fijnere binnengaan. Zij worden op even duidelijke wijze daaraan herinnerd als de kameel verhinderd werd door het oog van een naald te gaan. En toch als die werelden altijd aanwezig zijn en ieder levend schepsel op ieder moment doordringen, en als het leven erin zo oneindig vrijer, wonderbaarlijker, ontzagwekkender en verlichter is dan dat waarmee we vertrouwd zijn, kunnen we niet anders dan alleen maar hunkeren naar het onmogelijke en ons afvragen of er in feite niet een weg is die onze fysieke wereld naar die andere leidt, en of die zelfs niet vr de dood betreden kan worden. Alleen zon verlangen kan er ons toe brengen op de juiste wijze de harde uitspraak te begrijpen dat de gewone mens in het fysieke leven geen bewuste ziel heeft en dus het scheppen van zon ziel in dit leven de grootste taak is die hij bij mogelijkheid kan ondernemen. Want de ziel is het voertuig van de mens in de onzichtbare of moleculaire wereld. Uit alles wat reeds opgemerkt is, is het

28

onbetwistbaar dat de mens nu niet in zon wereld leeft en zich zelfs niet voor kan stellen hoe dat zou zijn. Of zijn ziel is nog niet geboren, zoals de teksten aanduiden, f indien ze inderdaad ergens bestaat, dan weet hij nog niet hoe erin te leven. Stel je een gesloten broeikas voor. En zaad wordt er door een spleet van de deur naar binnengebracht en geplant. Het ontkiemt, het ontwikkelt zich en komt tot volle bloei. In deze vorm is het beperkt tot de gesloten ruimte en kan met geen mogelijkheid in de buitenwereld komen. Wanneer de bloem vrucht zet, nieuw zaad voortbrengt en zelf sterft, dan kan dit zaad misschien door de deurspleet weer naar buiten komen. Dit is een natuurlijke kringloop. In zijn uitgebreide vorm echter heeft de bloem maar n verbindingsmogelijkheid met de wereld aan de andere zijde van de deur - haar geur, als ze die heeft, kan vrij door de spleet heengaan naar wat daarbuiten ligt, ook al blijft de celvormige plant tot aan het einde van haar bestaan opgesloten. Dit proces schijnt een nauwkeurige analogie van het binnentreden van de mens in de fysieke wereld, zijn groei daar en zijn vertrek ergens anders heen. Het zaad van de mensen schijnt uit de moleculaire wereld te komen. Maar het celvormige lichaam dat daaruit groeit is absoluut opgesloten, en als de mens niets is behalve een fysiek lichaam, kan hij geen verbinding hebben met de onzichtbare wereld van zijn afkomst, totdat de dood hem weer samentrekt tot een essentile vorm die genoeg verdicht is om er doorheen te gaan. Alleen indien hij in zichzelf nu iets kan ontwikkelen, analoog aan de geur in de bloem, dat is een ziel of bewustzijnsbeginsel, kan hij beginnen zich in die andere wereld te bewegen, terwijl hij nog in deze leeft. Hoe zou dit mogelijk zijn? De ziel of het lichaam van de moleculaire wereld, kan alleen kunstmatig geschapen worden door een langdurige opzameling van de fijnste energie die het fysiek organisme voortbrengt en de kristallisatie ervan door het voortdurend pogen zelfbewust te worden. Maar de gewone mens kan het niet helpen, dat hij deze energie even vlug uitgeeft als ze wordt voortgebracht - aan angst, boosheid, lust, verlangen en zijn normale toestand van fascinatie met zichzelf en de wereld om hem heen. Om deze verspilling ervan te kunnen beteugelen, moet hij een wil in zichzelf scheppen. Om een wil te scheppen moet hij een doel hebben. Om een doel te kunnen hebben, moet hij alle zijden van zichzelf hebben leren kennen en deze gedwongen hebben de heerschappij van zijn geweten te aanvaarden. Hiertoe moet hij eerst zijn geweten uit de slaap doen ontwaken. En geen van deze stadia kan hij uit zichzelf bereiken. Maar de mogelijkheid bestaat en brengt geweldig gevolg met zich mee, niet alleen voor de situatie van de mens nu, maar ook daarna. Het is deze mogelijkheid alleen die onze studie rechtvaardigt.

29

IV DE GEEST IN DE ELEKTRONISCHE WERELD Ondanks de wonderen van een bestaan dat we nu hebben ontdekt, is er veel dat nog onverklaarbaar blijft. Aan het einde van de tweede cirkel blijven nog veertig minuten over. Terugkijkend, zelfs tot voor de geboorte van de ziel, naar een punt waar het equivalent van een levensduur wordt samengeperst in dit korte uur, zullen we verschijnselen vinden die zelfs voor de moleculaire wereld onbegrijpelijk zijn, juist zoals zij op onvoorstelbare wijze uit de celvormige kwamen. De derde cirkel, waarin het individu zelf een volle levensloop in veertig minuten schijnt te beleven, moet in een zelfs snellere en fijnere wereld bestaan dan in de moleculaire. Dit is de elektronische wereld. Naar analogie zou het voertuig, dat het zelf in deze cirkel en deze wereld bewoonde, samengesteld zijn uit stof in elektronische toestand. Ons voornaamste voorbeeld van stof in deze toestand is licht. En indien moleculaire energie, zoals geur of klank zich een honderd malen sneller verspreidt dan celvormige lichamen zich bewegen, straalt licht bijna nog een miljoen keren sneller uit, zoals uit het volgende staatje blijkt: snelheid van de mens (gemiddeld) 3 meter per seconde; snelheid van het geluid 300 meter per seconde; snelheid van licht 300.000 kilometer per seconde. Het licht reist ogenblikkelijk in drie dimensies, d.w.z. niet alleen langs een lijn zoals een celvormig lichaam, noch over een gebied zoals een geur, maar door een geheel volume van ruimte heen. Doordat het onafhankelijk is van de atmosfeer, kan het in principe onbegrensd omhoog reizen tot buiten de invloed van de aarde, en in zeven minuten de bron van al ons licht zelf, de zon, bereiken. Licht en materie in zon elektronische toestand verlichten verder zelf alles waarop het valt, waarbij de hogere graden van elektronische stof, zoals de X-stralen, zelfs de eigenschap hebben het inwendige van vaste voorwerpen te verlichten. Een lichaam van zodanige materie zou dus zijn eigen verlichter zijn en in zijn waarneming onafhankelijk van de verlichting door de zon, de maan of andere gewone lichtbronnen. Het zou waar het ook was waarnemen door zijn eigen doordringings- en spreidingsvermogen en deze waarneming zou zowel grote als kleine voorwerpen omvatten, daar hetzelfde licht tegelijkertijd een grote kamer en een cel onder een microscoop erin kan verlichten. Probeer je een menselijk bewustzijn voor te stellen dat verbonden is met het licht van een heldere elektrische lamp in een kamer en dat doorkreeg al wat haar stralen binnendrong. Het elektronische lichaam dat zich in zon bewustzijn verheugde, zou zijn focus of hart, zo te zeggen, hebben in de withete draad van deze lamp, maar zou al het licht bevatten dat door deze bron uitgestraald werd. Indien de lamp het licht gelijkmatig zou verspreiden, zou het bewustzijn dat zo begiftigd was in zichzelf alle voorwerpen in de kamer omvatten, zowel tafels, stoelen, bloemen als

30

mannen en vrouwen. Op deze wijze zou het ieder voorwerp van alle kanten gelijktijdig verlichten of er zich bewust van zijn. Al zulke objecten zouden als het ware innerlijke organen worden van dit elektronisch lichaam en zouden gerealiseerd worden, zoals we met gewone zintuigen onze organen en gevoelens in het fysiek lichaam realiseren. In dit laatste geval weten we dat de pijn of de vreugde van het hart onze pijn of vreugde is, de bewegingen die in het brein opkomen zijn onze gedachten, de gevoelens van welzijn of onbehaaglijkheid, door de spijsverteringsprocessen in de maag veroorzaakt, zijn onze gewaarwordingen. Aldus zou bij een bewustzijn, dat aan het licht van deze elektrische lamp verbonden was, alles wat in de kamer gebeurde, in dit bewustzijn plaatsvinden en zou als zijn eigen leven worden gevoeld. Dit komt nauwkeurig overeen, hoewel op zeer verkleinde schaal, met wat in vele theologien beschreven wordt als de aard van God, in wie alle schepselen bestaan en hun zijn hebben. Menselijk bewustzijn verbonden met een lichaam van elektronische stof zou alle naburige wezens in zichzelf insluiten en zou dus delen in de aard van God, zou verenigd zijn zowel met God als met hen. Dit is klaarblijkelijk de betekenis zowel van yoga, wat vereniging betekent, als van religie, wat hereniging betekent. We kunnen zelfs nog verder denken over de functies van zon lichaam. Indien we veronderstellen, dat de lamp het allerhoogste stralingsbereik bezit, dan zou haar laagste functie infrarode straling of warmte zijn, haar middelste functies vertegenwoordigd worden door licht van verschillende kleur, rood, geel, groen en blauw, haar hogere functies door ultraviolet en X-stralen. Haar functies zouden dus zijn: aan andere schepsels warmte, kleur en groei geven, terwijl ze met haar hoogste snelheid in staat zou zijn tot al hun inwendige delen door te dringen en ze kracht te geven. Ze zou in feite levengevend zijn. Indien celvormige lichamen in principe vrij zijn van de celvormige wereld van de natuur, en moleculaire lichamen vrij van de moleculaire wereld van de aarde, zijn elektronische lichamen, naar analogie, vrij van de elektronische wereld. Dat wil zeggen, ze konden bestaan en reizen waar maar elektronische stof gevonden wordt, precies zoals de fysieke mens overal kan bestaan of reizen over het aardoppervlak, waar andere celvormige materie gevonden wordt. Maar de zonnestraling is elektronische stof en deze straling vult het gehele zonnestelsel. Het zou delen in de aard van de zon. Zon lichaam noemen we geest. Als onze gevolgtrekkingen uit de logaritmische schaal juist zijn, heeft de individualiteit van de mens, die gedurende zesenzeventig jaar een fysiek lichaam bewoont, daarvr een maand lang een ziel bewoond en zelfs daarvr een geest gedurende veertig minuten. En de geboorte in die geest viel samen met de dood van het vroegere fysieke lichaam. Met andere woorden, op het ogenblik van de dood gaat de mens de elektronische wereld of de wereld van de geest binnen. Uit wat we vermoed hebben over de aard van de ervaring in de elektronische wereld, kunnen we zien dat deze veertig minuten in de geest in feite omschreven konden worden met Sint Makarys woorden: Op de derde dag beveelt Christus

31

iedere christelijke ziel naar de hemel op te stijgen ter aanbidding van de Almachtige God. Het is in deze periode dat de dode in het Tibetaanse Dodenboek als volgt wordt aangesproken: O edelgeborene, luister. Nu ervaar je de straling van het heldere licht der zuivere werkelijkheid. Herken het. O edelgeborene, je tegenwoordig intellect, in haar natuurlijke leegte, dus niet tot iets gevormd dat kenmerken of kleur heeft, natuurlijk leeg, is de werkelijkheid zelf, het al-goede. Je eigen intellect, dat nu leegte is, maar niet beschouwd moet worden als de leegte van het niets, maar als het intellect zelf, onbelemmerd, schitterend, ontroerend en gelukzalig, is het bewustzijn zelf, de al-goede Boeddha. Je eigen bewustzijn, schitterend, leeg en niet te scheiden van het grote stralingslichaam, heeft geboorte noch dood en is het onveranderlijke licht - Boeddha Amitabha.3 Een dergelijke ervaring die niet weer te geven valt in enige taal of in ideen die voor de fysieke mens bruikbaar zijn, moet noodzakelijkerwijs vertaald worden in de termen van de filosofie waarmee zij die zo verlicht worden, vertrouwd zijn. De christelijke Sint Makary stijgt op naar de hemel voor de aanbidding van de Almachtige God; de Boeddhistische lama kan niet gescheiden worden van het grote stralingslichaam. En wij, door onze gevolgtrekkingen te maken in hedendaagse wetenschappelijke termen, schijnen te zien dat dit niets anders kan betekenen dan vrij worden van het gehele zonnestelsel en opstijgen naar de bron van elektronische energie, de zon zelf. Vrij te worden van het zonnestelsel - hoe is zon ervaring voorstelbaar? Hier komt ons het visioen van Er de Pamphilir weer voor de geest. Want de zielen waarmee Er reisde, kwamen van een plaats waar ze konden zien een onvermengd licht dat zich van bovenaf uitbreidde door de gehele hemel en de aarde heen, een pilaar als het ware, met een kleur als de regenboog, maar schitterender en zuiverder... Dit licht is het dat de hemelen samenbindt; zoals de kabels schepen bij elkaar houden, zo houdt het licht inderdaad het gehele hemelrond bijeen; en vanaf de uiteinden strekt zich de spil van noodzakelijkheid uit, die alle hemelse omwentelingen veroorzaakt.4 De spiraalvormige winding van deze spil bevatte in zichzelf zeven andere spiraalwindingen, de een in de andere geplaatst, als doosjes, op elk waarvan een sirene gezeten was, die een toon op n toonhoogte uitbracht, terwijl alle tonen samen n enkele harmonie vormden. Terwijl daar dichtbij op tronen de drie schikgodinnen zaten - van het verleden, het heden en de toekomst - die de spiraalwindingen sponnen, n voorwaarts, n achterwaarts en de derde beurtelings de ene en de andere kant op. En de grote lichtschacht liep midden door dit alles heen naar beneden. We zien nu dat dit een werkelijke waarneming voorstelt van wat ik in een ander
3 Boeddha Amitabha: in het Sanskriet en Tibetaans: De Boeddha van het Oneindige licht; in het Mongools: Hij die eeuwig straalt; in een ander aspect, Amitayus, De Boeddha van het Eeuwige Leven. 4 De Mythen van Plato

32

boek5 uitwerkte en theoretisch afleidde - het lange lichaam van het zonnestelsel, de onvoorstelbaar glorieuze schacht van de vierdimensionale zon, gehuld in de zingende spiralen van de planetaire banen, waarin de tachtig jaren van s mensen leven samen bestaan in een enkel moment. Dit is de elektronische wereld - waarvan de geest een vrije burger is en waarin het wezen van de mens geboren schijnt te worden tijdens de tijdloze veertig minuten na de dood. Zo nam Johannes het ook in Patmos waar: Ik was in de geest op de dag des Heren, en hoorde achter mij een grote stem, als van een bazuin, die zei, ik ben de alpha en omega, de eerste en de laatste... En ik keerde me om om de stem te zien die met me sprak. En nadat ik me omgekeerd had, zag ik zeven gouden kandelaren; en in het midden van de zeven kandelaren n die op de zoon des mensen geleek, bekleed met een lang kleed tot op de voeten en omgord met een gouden gordel. Zijn hoofd en zijn haren waren wit als wol, zo wit als sneeuw; en zijn ogen waren als een vlam van vuur; en zijn voeten als van fijn koper, alsof ze in een oven brandden; en zijn stem als de klank van vele wateren. En hij had zeven sterren in zijn rechterhand; en uit zijn mond ging een scherp tweesnijdend zwaard; en zijn aangezicht was gelijk de zon schijnt in haar kracht.... En hij legde zijn rechter hand op mij, zeggende: Vrees niet; ik ben de eerste en de laatste; ik ben die leeft en dood was; en zie, ik ben levend in alle eeuwigheid, amen; en ik heb de sleutels van hel en dood.6 Dit is hetzelfde visioen van het wezen van het zonnestelsel, het gelaat ervan de zon temidden van de zeven lichten van de planeten, zijn lichaam bekleed met hun scheden en versierd met het zwaard van Mars, de gordel van Venus, de ring van Saturnus en de voeten van de stralende Mercurius. Een dergelijk visioen kan alleen komen uit een bewustzijn, begiftigd met een elektronisch lichaam en dat bestaat in een elektronische wereld, waar het, zoals we zeiden, vrij zou zijn van het gehele zonnestelsel. Ik was in de geest zoals Johannes zelf verklaart. Maar juist door deze beschrijving beantwoordt Johannes onze vroegere vraag. Want, anders dan Er de Pamphilir, behoefde Johannes klaarblijkelijk niet de poorten van de dood binnen te gaan om zon visioen te zien. Volgens zijn getuigenis, was hij in de geest, d.w.z., hij was de elektronische wereld binnengegaan en zag door middel daarvan het gehele eeuwige wezen van het zonnestelsel, terwijl hij nog fysiek in leven was. Een dergelijk mens moet voor zichzelf, juist in dit leven, niet alleen een ziel, maar ook een geest verworven hebben. Zoals Noach zijn dagen besteedde aan het maken van een ark om ermee in leven te blijven in de komende wereld van het water, verwierf deze in zijn tijd op aarde een voertuig om er de elektronische beroering mee te beheersen en te blijven leven in een wereld van licht. Maar terwijl het Noachs taak was een extra en nog hardere schil voor het menselijk bewustzijn te scheppen, moest deze het bewustzijn overbrengen naar een nieuw voertuig niet alleen veel
5 Mens, Heelal en Kosmisch Mysterie, hfdst. 3. 6 Openbaring van Johannes 1:10-18.

33

fijner dan het fysiek lichaam, maar fijner dan enige bestaande energie. Wat betekent dit? Hoewel we niet begrijpen noch dromen kunnen wat er vereist wordt om een ziel te vormen, is deze schepping van een nieuw lichaam met materialen die beschikbaar zijn maar verspild worden tenminste voorstelbaar. De geest is echter gemaakt van materialen die niet beschikbaar zijn. Want de mens beschikt gewoonlijk niet over vrije elektronische energie. Hij straalt geen licht uit. Hij kan gewoonlijk zijn gedachten niet overdragen of handelingen op een afstand verrichten. Hij verheugt zich niet in een vermogen dat kenmerkend is voor deze stoftoestand. Er kan van hem gezegd worden dat hij recht heeft op een ziel, ook al heeft hij er geen gekregen; maar op een geest heeft hij geen natuurlijk recht, zijn geest is een vrije gave van God bij de aanvang, en blijft van Hem. Om hem te vinden moet de mens terugkeren naar waar hij vandaan kwam. Het verkrijgen van de geest betekent verandering van stof. Een mens moet eerst zijn ziel verwerven door al zijn moleculaire energie aan dit ene doel te wijden. Dan moet hij deze ziel met een nog hoger niveau leren verbinden - een niveau waarop ze niet misbruikt kan worden. Hij moet haar een intensiteit geven die de individuele persoonlijkheid niet kan overleven en waar het begrijpen blijvend is. Zon intensiteit wordt alleen op het elektronisch niveau gevonden. Dat betekent dat hij de ziel met geest moet doordringen. Hij moet in zichzelf moleculaire stof in elektronische leren omzetten, dat wil zeggen het atoom splijten en inwendig een graad van energie vrij maken, die eerst onze eigen tijd kan beginnen te meten. Alleen het vrijmaken van een dergelijke energie, kan hem opvoeren tot die goddelijke wereld die door deze visioenen verklaard wordt. Dit alles betekent dat wij ons het verwerven van de geest niet kunnen voorstellen. We kunnen alleen zeggen dat het getuigenis van Johannes, ook al deelt het weinig mee, de belangrijkste van alle blijkt te zijn - dat er inderdaad een weg bestaat vanuit de fysieke wereld van levende mensen naar de elektronische of goddelijke wereld en dat werkelijk mensen door beide zijn heengegaan en terugkeerden.

34

V HET BESTAAN VAN DE MENS IN DE ONZICHTBARE WERELDEN Nadat we vaag de onbegrensde mogelijkheden opmerkten van de moleculaire en elektronische werelden, waardoor de mens tussen dood en geboorte schijnt heen te gaan, is er een fundamenteel denkbeeld, dat we nu onder ogen moeten zien. Dit is het denkbeeld dat s mensen vermogens en zijn zijn, twee geheel verschillende dingen zijn en dat het gebruik dat hij van de eerste maakt altijd van het laatste zal afhangen. Er wordt algemeen aangenomen dat een sterk mens niet noodzakelijk een goed mens is. Hij kan het zijn of hij kan het niet zijn. Er is geen verband tussen de twee kenmerken. Zijn sterkte behoort tot zijn vermogens, zijn graad van goedheid tot zijn zijn. En hij kan zijn sterkte zowel gebruiken ten bate van hen die zwakker zijn dan hij, dan wel om hen te dwingen voor hem te werken. We kunnen hetzelfde zien in gevallen van een tijdelijk verkrijgen van nieuwe vermogens. Het kan soms gebeuren, dat een mens in zichzelf een of andere bron vrijmaakt van bijna bovenmenselijke energie en uithoudingsvermogen, waarin hij korte tijd het onmogelijke kan doen en niet benvloed wordt door gevaar, pijn of gewone overwegingen van veiligheid of angst. Maar in de ene mens kan deze kracht bijvoorbeeld vrijgemaakt worden voor het redden van een kind uit een brandend huis, terwijl ze bij een ander een vlaag van blinde woede opwekt, waarin hij als een wilde rondloopt en iedereen die hij toevallig tegenkomt aanvalt met een mes. De energie kan gelijk zijn, maar ze staat een verschillend zijn ten dienste. Zo kan ook de plotselinge erfenis van een groot fortuin allerlei soorten nieuwe en interessante mogelijkheden brengen aan een bedachtzaam en zelfbeheerst mens, terwijl een zwak mens verwoest kan worden door een stroom van nieuwe verleidingen, die hij niet meester kan blijven. Vergroting van macht sluit altijd een beslissende test in voor het voertuig, zoals een groter elektrisch voltage de ene lamp met verdubbelde glans doet schijnen en een andere onmiddellijk doorbrandt. Hiervan kunnen we zeggen, dat dit een test is voor het zijn van de twee lampen. Het is een grondbegrip, dat verandering naar een nieuwe toestand geen verandering van het zijn van de mens inhoudt; maar het ware zijn van de mens zal daardoor onthuld worden, al heeft hij het tot daartoe heel goed verborgen. Dit werd altijd erkend in het occulte denken, dat zwarte magie vaak toeschreef aan het verwerven van nieuwe vermogens, terwijl het zijn van de mens met al zijn zwakheden, begeerten en persoonlijke lusten en eerzucht onveranderd bleef. De tarotkaart van de strijdwagen wijst op hetzelfde, zoals ook de legende van Icarus die te dicht naar de zon toevloog met vleugels die alleen met was bevestigd waren en die, toen dit in de warmte smolt, hals over kop ter vernietiging neergeworpen werd. Vleugels zijn klaarblijkelijk nieuwe vermogens en was oude zwakheden. Het binnengaan in de elektronische en moleculaire werelden bij de dood, met al wat dat betekent, moet dus de laatste en verschrikkelijkste test van s mensen zijn zijn.

35

Hoe kan een mens zijn eigen zijn beoordelen? Het wordt afgemeten naar zijn begeerten, naar wat hij verlangt. Dit is de methode die volgens de overlevering in sprookjes gebruikt wordt, waar aan de mens drie wensen gegeven worden om door het lot te worden getoetst. En zoals zulke verhalen tonen, zijn de wensen van de mens gewoonlijk zo impulsief, tegenstrijdig en vernietigend, dat hij tegen de tijd dat hij aan de derde toe is, gewoonlijk niets meer kan doen, dan zichzelf terugwensen in de omstandigheden waarin hij daarvoor verkeerde, om verlost te worden uit de verschrikkelijke moeilijkheden die hij door de eerste twee heeft geschapen. Er is hier een vreemde echo te horen van de drie opeenvolgende levens van de mens - in geest, ziel en lichaam - en een wenk waarom hij, na kennis gemaakt te hebben met de wonderbaarlijke mogelijkheden van de eerste twee, zoals de mythe van Er aangeeft, aan niets beters kan denken dan aan het kiezen van hetzelfde fysieke leven dat daarvr het zijne was. Indien we het zijn van de mens willen beoordelen vanuit het gezichtspunt van de allerlaatste test, die van de dood, zal de eerste vraag zijn - op welke wereld zijn verlangens inderdaad gericht zijn. Want verlangens die betrekking hebben op de fysieke of celvormige wereld zullen daar natuurlijk even misplaatst en gevaarlijk zijn, als het infantiele verlangen gezoogd te worden in de wereld van volwassen mensen. Wat kan er gebeuren met een mens wiens gehele bestaan gevormd wordt door verlangens die gericht zijn op fysiek welbehagen, op voedsel en drank en de zuiver fysieke kant van de seks, indien hij geen celvormig lichaam heeft en niet in een celvormige wereld leeft? Hij zal als een vis buiten het water zijn, voor wie het feit, dat de bestaansmogelijkheden in de lucht oneindig groter zijn, absoluut niets betekent; ieder moment zal daar een foltering voor hem zijn en hij kan alleen met heel zijn wezen verlangen in de zee te worden teruggeworpen. De inwerking van zon verandering van toestand zou op een persoon die er totaal niet op voorbereid was en wiens gehele wezen geconcentreerd geweest is op fysieke verschijnselen, onvermijdelijk onbewustheid teweegbrengen, juist zoals een mens die gedurende jaren in een donkere cel opgesloten was geweest en dan plotseling naar buiten gedreven werd in het heldere zonlicht, volslagen verblind zou zijn en misschien flauw zou vallen. Het Tibetaans Dodenboek legt er inderdaad de nadruk op dat alle gewone mensen bij de dood in een bezwijming worden neergeworpen die drie en een halve dag duurt; dat wil volgens onze logaritmische schaal zeggen, gedurende het hele leven van de geest in de elektronische wereld doorgebracht en gedurende twee derde van het leven van de ziel in de moleculaire. Die fijnere stoftoestanden met al hun wonderbaarlijke mogelijkheden van kennen, doordringen en begrijpen, zijn volgens dit denkbeeld te sterk voor onvoorbereide mensen, die juist weer uit hun bezwijming bijkomen in de oude dag van de ziel als de processen hun snelheid reeds verminderd hebben tot maar tien keer sneller dan bij de conceptie. Volgens dezelfde tekst, volgens het Egyptische Dodenboek, het middeleeuwse Boek van de Kunst van het Sterven en andere soortgelijke leringen, moet de stervende mens een intense voorbereiding ondergaan om hem in staat te stellen de intense

36

schok van nieuwe toestanden te verdragen. Hoe sneller hij het bewustzijn kan herwinnen, hoe hoger hij zal kunnen opstijgen en des te meer begrijpen en ervaren. Evenals bij een mens die in een ijskoude zee duikt, treedt er een ogenblik van bewustzijnsverlies op, maar alles hangt ervan af hoe snel hij zich herstellen en zichzelf herinneren kan. Dus als we mogen aannemen dat het Tibetaanse Dodenboek waarschijnlijk gelijk heeft, zouden de meeste onvoorbereide mensen nooit het leven van de geest, of zelfs maar enigszins de elektronische wereld ervaren, ook al heeft ieder mens, gezien de ordening van het heelal, daarop het recht. Het is zijn geboorterecht dat hij verkoopt voor de schotel linzen van stoffelijke gehechtheden. In zijn gewone zijnstoestand kan dit niet anders. De overgang vanuit de fysieke naar de moleculaire wereld kan vergeleken worden met de explosie van een bom, waarvan de bestanddelen in een enkel ogenblik van enkele kubieke centimeter gelatine veranderen in duizenden kubieke meters gas. Maar overgang vanuit de fysieke wereld naar de elektronische wereld zou letterlijk gelijkstaan met de ontploffing van een atoombom, waarvan de uitbreiding zo groot zou zijn dat ze een draaikolk zou vormen, dr de atmosfeer van de aarde heen tot in de zonneruimte. Afbeeldingen van een atoomexplosie illustreren inderdaad op een zeer opzienbarende wijze het denkbeeld van opstijging naar de hemel. Maar van welke mens is het bewustzijn sterk genoeg om verbonden te zijn aan de explosie van een atoombom en dit bewustzijn toch te behouden? Wanneer geprikkeldheid of vleierij of een plotselinge schreeuw mensen ogenblikkelijk beroven van alle gevoel van eigen individuele tegenwoordigheid en bestaan, welke mogelijkheid hebben ze dan een dergelijk gevoel te behouden bij de onvoorstelbare schok van de dood? Daartoe moet iemand zeer intens voorbereid en getraind worden. Hij zou een ongelooflijk sterk zijn moeten verkrijgen, dat door bovenmenselijke inspanningen erin zou slagen, zonder verlies van zelfbewustzijn, de meest intense schokken, ontberingen, verliezen en gewelddadigheden te doorstaan die hij in de fysieke wereld kan tegenkomen. Dan alleen kon hij hopen de laatste schok van de dood te verdragen zonder dat hij tot gevoelloosheid verviel. Over een dergelijke mogelijkheid beschikt de gewone mens heel duidelijk niet. Zijn probleem in de dood zal zijn, hoe hij zich moet orinteren, waar hij steun zal kunnen vinden als hij toegesproken wordt zoals in de levendige bewoordingen van het Tibetaanse Dodenboek: Je bent in een bezwijming geweest de laatste drieneenhalve dag. Zodra je uit deze bezwijming bent bijgekomen, zal de gedachte in je opkomen Wat is er gebeurd? (Want) tegen die tijd zal de gehele Sangsara (het verschijnselen-heelal) in omwenteling zijn. We mogen daarom proberen ons de gewaarwordingen voor te stellen van een mens die in de moleculaire wereld ontwaakt en ons afvragen hoe dit ontwaken benvloed zal worden door de aard van zijn zijn. Zijn eerste probleem zal natuurlijk zichzelf betreffen. Wat is er met me

37

gebeurd? En hier zou zijn gewaarwording of reactie afhangen van zijn houding tegenover zichzelf tijdens het leven. Voor de meeste mensen is het denkbeeld van zichzelf verbonden met een lichaam van een bepaalde leeftijd, vorm en gezondheidsgraad, dat bepaalde fysieke gewaarwordingen en terugkerende pijnen inhoudt, en van een bepaalde naam voorzien is. Voor zulke mensen zou de gewaarwording, dat ze beroofd zijn van dit lichaam, een van de grootste gruwelen zijn. Zij zouden niet weten wie ze waren en of zij wel bestonden. Iedereen die wel eens de buitengewone sensatie gevoeld heeft dat zijn intieme band met het lichaam verstoord werd door de uitwerking van verdovende middelen of door een of andere diepe emotionele schok en zich de vraag gesteld heeft: Wie ben ik? Besta ik eigenlijk wel? zal reeds een vaag voorproefje van zon ervaring gehad hebben. Voor een mens met een zwak of vreesachtig zijn, zou dit gevoel dat geen lichaam heeft en dus niet bestaat, aanleiding geven tot de diepste angst. En hij zou onmiddellijk trachten voor zichzelf een lichaam te scheppen, of zich dit verbeelden, dat geleek op datgene wat hij gewend was ik te noemen. Daar hij in een moleculaire wereld zou bestaan en begiftigd zou zijn met een lichaam van moleculaire stof, dat door zijn aard overal doorheen kon gaan of elke vorm aannemen, zou hij wanhopig proberen dit te vormen naar de gelijkenis van zijn oude fysieke lichaam. Hoe steviger zijn individualiteit in het leven gedentificeerd was met zijn lichaam, hoe meer verwacht mocht worden, dat hij daarin zou slagen; en de ontvankelijkheid van moleculaire stof voor het denken is zodanig, dat hij zelfs zichzelf zou kunnen overtuigen dat hij zijn oude lichaam nog bezat of het zelfs nooit had verlaten. Op deze wijze zou alles nog vertrouwd schijnen; hij zou er weer zeker van zijn dat hij inderdaad bestond. En toch zou hij juist daardoor vrijwillig alle nieuwe ervaringen hebben opgeofferd, en de gelegenheid tot een andere waarneming en begrip, die de wereld waarin hij nu leefde eigen zou zijn. Zijn moleculair lichaam bijvoorbeeld zou, zoals we reeds hiervoor concludeerden, het vermogen hebben andere fysieke lichamen te doordringen en zo hun aard aan te voelen; het zou zich gewaar kunnen worden van de essentie van een ander mens, of van een boom of een rots. Het moleculaire lichaam zou zo een enorm groter vermogen hebben voor het begrijpen van de aard van het heelal en voor het een-worden met andere schepselen. Maar de mens met een zwak zijn zou verschrikkelijk bang zijn voor een dergelijk experiment, dat voor hem het verlies van zijn fysieke vorm en identiteit zou betekenen, waardoor hij geen bevestiging van zijn bestaan zou hebben. Het wordt nu duidelijk, waarom de elektronische wereld door bezwijming voor de gewone mens wordt gesloten. Want hoewel je voor jezelf een schaduw van een fysieke identiteit zou kunnen maken in de moleculaire wereld, uit een stof die met een geur te vergelijken is, in de elektronische wereld zou zon poging geheel onmogelijk zijn. De geweldige snelheid, de schittering en het diffusievermogen van de betreffende energie, zou betekenen dat iedere seconde de individualiteit in een afgrond van licht en kracht zou storten; en iedere poging om haar zo begrensd te

38

houden, zou duizendmaal nuttelozer zijn dan een standbeeld uit kwikzilver proberen te snijden. In een dergelijke wereld zou een mens die niet uit kon komen boven de gewone denkbeelden over het fysieke zelf gek worden van angst en teleurstelling, als hij niet door ongevoeligheid gered werd, juist zoals hij in het leven door flauwvallen gered wordt van te veel pijn. In de moleculaire wereld kunnen wij ons echter omstandigheden, omgevingen, zinsbegoochelingen en gewoonten voorstellen, die een nabootsing zijn van het fysieke leven en zelfs een soort onecht bestaan verkrijgen, zij het dan losstaand van de celvormige lichamen die het hun betekenis gaven. Daar het zijn van de mens niet verandert met de toestand, zouden deze vurige verlangens die het zijn van de mens in de fysieke wereld overheersten, of dit nu bezit, welstand, vrouwen, voedsel of drank betrof, hem daar nu overheersen; en daar hij met geen mogelijkheid van de fysieke voorwerpen van zijn verlangen zou kunnen genieten, zou hij zich tevreden moeten stellen met de moleculaire geuren of essenties die ze uitstralen. Er wordt door W.Y. Evans-Wentz een zonderling verhaal verteld over inheemse dorpelingen in Zuid-West India, die bij wijze van rituaal, speciale soorten bier en whisky over het graf van een dode Europese planter goten, wiens geest, naar zij verklaarden, hen pas met rust wilde laten als ze hem voorzagen van dezelfde dranken die hij in het leven nodig had. Op dezelfde wijze zou er verwacht kunnen worden dat zulke bezeten zielen de plaatsen of mensen bezochten die hun fysiek verlangen het sterkst hadden geboeid. Wat fysiek verlangen voor het lichaam is, is ongebreidelde fantasie voor het mentale. Dit is ook het voornaamste kenmerk van s mensen zijn. Wat voor rol zou dan de verbeelding in de moleculaire wereld van de ziel spelen? In de stoffelijke wereld worden de dromen van een mens over rooskleurige of afschuwelijke mogelijkheden vroeger of later altijd beperkt door de feiten van het fysiek bestaan, de noodzaak voedsel en onderdak te verschaffen aan een fysiek lichaam of aan hen voor wie hij in fysiek opzicht moet zorgen.. Hier moet hij soms uit zijn dromen opduiken, al was het alleen maar om te eten of te voorkomen dat hij overreden zou worden. Maar in de onstoffelijke wereld - niet belemmerd door werkelijke feiten - kon hij geheel en al in dromen leven. Hij kon zijn ganse tijd doorbrengen temidden van de tonelen en omstandigheden, die zijn eigen verbeelding schiep, daar zijn geliefkoosde denkbeeldige rollen spelen, met geen andere onderbreking dan de eveneens denkbeeldige angsten en verschrikkingen die uit andere hoeken van zijn eigen geest oprezen. Deze denkbeeldige decors, avonturen en karakters zouden natuurlijk samenhangen met de ervaringen, verlangens en het bevattingsvermogen van de mens in het gewone leven en ze zouden voor elk individu verschillend zijn. In het Tibetaanse Dodenboek bijvoorbeeld worden buitengewoon ingewikkelde en gedetailleerde visioenen beschreven van goden, demonen, hemelen en hellen, voor elke dag na de dood, maar alleen met de waarschuwing aan de dode: Wees daar niet bang voor. Wees niet verschrikt. Wees niet overdonderd. Zie er de belichaming in van je eigen intellect. Terwijl dus ieder mens in de moleculaire wereld zijn eigen hemel en zijn eigen

39

hel ervaren kan, zou dit alles geen objectieve werkelijkheid zijn. Hij zou alleen leven temidden van de schaduwen van echte dingen, evenals Tantalus niet in staat was ooit de druiven te betasten of te proeven, wier beeld voor hem hing. Zo zou het lot zijn van de mensen van zuiver fysieke aard in een niet-fysieke wereld. Dit zijn de schaduwachtige doden van de Griekse Hades, de ongelukkige geesten van het Tibetaanse Pretaloka, die verzot zijn op wat ze nooit kunnen bezitten. Tegelijkertijd moeten we het beginsel niet vergeten, dat gewone onvoorbereide mensen nooit het zijn kunnen beoordelen, of de innerlijke waarden en ware gehechtheden van andere mensen kunnen taxeren, omdat hun eigen gewoonten en vooroordelen onvermijdelijk in de weg staan. Zo kan het gebeuren dat sommige mensen, mensen die ons volkomen toegewijd schijnen aan fysieke sensaties, zich in werkelijkheid naar deze richting gewend hebben uit ontgoocheling door de meer gekunstelde kanten van het menselijk leven; of door de groei van het bewustzijn een manier hebben ontdekt om fysieke indrukken zowel de mentale als de emotionele zijden van hun aard te laten voeden. Het lot van zulke mensen zou in de onzichtbare wereld onvermijdelijk heel anders kunnen zijn dan wat beschreven werd. Want slechts n factor zou het vagevuur, dat door de grof-materialistische mens ondergaan wordt, scheiden van een onvoorstelbaar paradijs van nieuwe kennis, vrijheid, ervaring en waarheid. Die factor is het verschil tussen de vurige verlangens en wensen van mensen met een verschillend zijn. Want evenals de dood de mensen met een fysieke eetlust hun enige genotmiddelen ontneemt, zou hij bij mensen van onzelfzuchtige en edeler impulsen hun voornaamste hinderpaal verwijderen en een ongelooflijke gelegenheid bieden aan zon aspiratie te voldoen. De mens die naar kennis verlangde en die in een dergelijke belangstelling persoonlijke verlangens en zwakheden kon vergeten, zou in zijn nieuwe toestand door directe waarneming de werking van de natuurwetten kunnen gaan begrijpen. Zijn moleculaire structuur zou hem bijvoorbeeld in staat stellen de aard van het magnetisme, van geluid en muziek, enz., waar te nemen; hij zou zijn bewustzijn kunnen uitbreiden om het wezen te begrijpen van bergen, zeen en andere organische eenheden die te groot zijn om door de fysieke zintuigen te worden overzien. En daar de laagste grens van fysiek gezicht en fysiek gevoel, dat door hun celvormige instrumenten werkt, een voorwerp is uit de schaal van de grootste cellen, zou van de waarnemingen van een moleculair lichaam verwacht mogen worden dat ze doordringen tot in het rijk van individuele moleculen. Een lichaam van moleculaire materie en begiftigd met menselijke intelligentie zou zodanig een microscoop en telescoop zijn, alsook een instrument voor vele andere soorten van boven-fysieke waarneming, die nog niet in een door mensen gemaakt mechanisme is nagebootst. Een geleerde die zo begiftigd was zou, indien hij niet door zuiver menselijke angsten en zwakheden werd gedwarsboomd, zeker in zijn eigen particuliere paradijs leven. Ook de dichter die in de fysieke wereld vertrouwt op vage voorgevoelens van emoties, taferelen en stemmingen, op niet te beschrijven gewaarwordingen van het zijn van mannen, vrouwen, steden, zeen en wouden, zou daar de aard van zulke

40

dingen op directe wijze kunnen waarnemen, door doordringing en niet door uiterlijke waarneming. De filantroop zou tenslotte de noden van anderen kunnen begrijpen, in plaats van hen zijn eigen noden op te leggen. Terwijl de mens die wilde leren, in staat zou zijn ogenblikkelijk over de gehele wereld op zoek te gaan naar een leraar van het niveau van wijsheid dat bij zijn behoefte paste. Zo zouden de mogelijkheden in de moleculaire wereld alleen beperkt worden door de verbeelding die de ware aard van de dingen verduistert door het persoonlijke decor van de geest en door de starheid van het zelfbesef. Want juist dit laatste zou een mens beletten in te gaan in de oneindig vele vormen die nu voor hem openstaan, juist zoals in het leven een conventionele burger verhinderd zou worden een kroeg aan de havenkant binnen te gaan of een paleisreceptie, door het gevoel dat hij niet dat soort persoon was. Zelfs in de fysieke wereld zouden ontelbare mogelijkheden voor de mens openstaan die ongerealiseerd blijven niet door enig werkelijk beletsel, maar alleen door twijfel aan zich zelf, bezorgdheid, angst voor de mening van anderen, enz. Zeker worden zulke denkbeeldige hindernissen hier ondersteund en gerechtvaardigd door echte armoede, werkelijk slechte gezondheid, echte pijn en echte gebreken van lichaam en geest. Maar daar, in een niet fysieke wereld, zouden er niet zulke objectieve beletsels zijn. Alles zou afhangen van wat een mens van zichzelf geloofde, van zichzelf eiste. De mens die aan zichzelf dacht als aan een fysiek lichaam, zou in een schaduwachtige nabootsing van een fysieke wereld leven, gekweld door de onmogelijkheid toe te geven aan wat niet langer bestond. De mens die aan zich zelf dacht als een miljonair, zou denkbeeldige rijkdom blijven vergaren en denkbeeldige macht blijven uitoefenen, al die tijd belast met de zorgen om te behouden wat hij niet langer bezat. Anderzijds zou de mens die zichzelf een wiskundige dacht, in de wereld van de wiskundige wetten leven, en de bioloog in een wereld van natuurwetten zodat hun latere ontdekkingen in de fysieke wereld misschien gezien zouden kunnen worden als vage herinneringen aan zulke wetten die hij direct waarnam in de bovenfysieke werelden tussen dood en geboorte. Zo zou de mens die met zijn gehele wezen geloofde dat allen en alles in God hun bestaan vinden en die zijn persoonlijke bestaan volkomen kon vergeten in zon overtuiging, werkelijk deze waarheid kunnen ervaren. En als hij dit deed, is het onmogelijk te geloven dat de kennis en zekerheid van een dergelijke ervaring hem ooit weer zouden verlaten, wat ook de omstandigheden van zijn latere geboorte zouden zijn.

41

VI TIJD IN DE ONZICHTBARE WERELDEN Ofschoon alles wat we geconcludeerd hebben over de onzichtbare werelden zowel verbazingwekkend als redelijk schijnt, schijnen we toch niet voldoende gebroken te hebben met onze gewone waarnemingen van het fysieke leven. Want het moet zo zijn dat alles daar absoluut de tegenpool, het omgekeerde en het tegengestelde is van al wat we hier kennen. Het is juist om deze reden dat die wereld voor ons onzichtbaar is, evenals de beeltenis van een stuiver onzichtbaar moet zijn voor iemand die aan de andere kant de keerzijde ervan kijkt. Nu is voor ons het allermoeilijkste van alles, ons een begrip te vormen van de tijd vanuit een tegenovergesteld gezichtspunt. Ons gewone denkbeeld van de tijd is, dat er n tijd bestaat, die in n richting stroomt, met n snelheid. We hebben al getracht te breken met het idee van n stroomversnelling en hebben aangetoond, dat er alle reden is voor het geloof dat het stroomtempo steeds langzamer wordt achter ons of naar het verleden toe, en steeds sneller voor ons uit of naar de toekomst toe. En we hebben geprobeerd de gevolgen te bekijken van een dergelijke tijdsversnelling, en de aard van de andere werelden, waartoe deze versnelling moet leiden. Maar er moet nog met een ander vooroordeel gebroken worden, namelijk dat de tijd altijd in dezelfde richting moet stromen. In feite veronderstelden we, toen we het denkbeeld aanvaardden dat dood en geboorte n zijn, dat de mens teruggaat naar het begin, en begint aan een herhaling van zijn vorig leven, ook het denkbeeld dat de tijd ergens, op een of andere wijze, terug kan gaan, een tegengestelde stroming kan hebben, die de mensen terugbrengt vanaf hun einde naar hun begin. En dit scheen besloten te liggen in het mechanisme van het zonnestelsel, zoals het geopenbaard werd in het visioen van Er, die windingen en spiralen van planetaire tijd waarnam, welke zich in tegengestelde richtingen bewogen, waarbij de schikgodin van het heden hen spon naar de ene kant, de schikgodin van de toekomst naar de tegenovergestelde en de schikgodin van het verleden nu eens naar de ene dan weer naar de andere kant. Met andere woorden: n stel spiralen schijnt mensen voorwaarts te dragen door hun aardse loopbaan en een ander stel hen onzichtbaar terug te voeren naar waar ze begonnen. Een tweede Platonische mythe ontwikkelt echter het denkbeeld veel meer in bijzonderheden. We haalden deze mythe uit de Politicus reeds aan, waarbij we herinnerden aan de woorden van de vreemdeling dat God zelf deze kosmos in een bepaalde tijdsruimte, inderdaad helpt leiden en voortstuwen in haar cirkelvormige beweging; en dan wanneer de tijdcycli die eraan toegewezen zijn hun maat hebben bereikt haar laat gaan. Dan begint ze in tegengestelde richting rond te draaien uit zichzelf, daar ze een levend schepsel is dat begrip gekregen heeft van hem die haar in het begin vormde.7
7 De Mythen van Plato

42

Deze beschrijving scheen met griezelige nauwkeurigheid te kloppen met de figuur van de twee aansluitende cirkels, of de figuur van oneindigheid, die we ontwikkeld hadden om het verband te symboliseren tussen de zichtbare en onzichtbare levens van de mens. Maar we onderzochten niet de gevolgtrekkingen daarvan. Wat betekent het dat de cirkelvormige beweging van de tijd in de onzichtbare wereld tegenovergesteld is? Hebben we enige sleutels tot het begrijpen van dit probleem? Misschien. We herinneren ons bijvoorbeeld de theorie, die Ouspensky ontwikkelt8 uit de waarneming van het feit, dat ingewikkelde droomintriges worden voortgebracht door de gebeurtenis die ons wakker maakt, dat vele, zo niet alle, dromen achteruit gedroomd moeten worden, vanaf het einde naar het begin toe. En we herinneren ons het andere denkbeeld, dat de bijna ogenblikkelijke herbeleving van het leven bij verdrinking van mensen ook in omgekeerde orde gebeurt, dat is, vanaf het moment van verdrinking tot aan de geboorte. Deze beide voorbeelden roepen het beginsel van de bioscoopfilm en -projector op. Een film die een halfuur duurt bevat evenveel vormen of beelden als het leven van een mens dagen bevat, zodat de analogie levendig is. In rust wordt deze film op een spoel gewonden. Wanneer ze met de juiste snelheid door de projector loopt, geeft ze de illusie van een bewegende of levende geschiedenis en wordt onderwijl van de eerste spoel op de tweede gewonden. Als de vertoning afgelopen is, ontdekken we dat de film nu op de tweede spoel gewonden is, maar in omgekeerde volgorde. Om haar klaar te maken voor een tweede vertoning moet ze weer teruggewonden worden op de eerste spoel. Dit wordt gewoonlijk met grote snelheid mechanisch gedaan en zonder het projectielicht te gebruiken, dat wil zeggen, onzichtbaar, in een onzichtbare wereld. Er kon geen nauwkeuriger model zijn van het leven van de mens in de twee werelden. De tijd moet in de onzichtbare wereld teruglopen. Hoe kan het anders zijn? Nu scheen Plato, in de Politicus-mythe, het denkbeeld te ontwikkelen dat de tijd, die beurtelings achteruit en voorwaarts liep, toe te schrijven zou zijn aan verschillende tijden van de grotere kosmos van de aarde. Maar tegelijkertijd gaf hij aan, dat dit beginsel op alle kosmossen betrekking moest hebben, de microkosmos van de mens inbegrepen. Want op deze wijze regelde God zijn schepping - eerst het opwinden van een veer door een hogere macht, dan het aflopen van het klokwerk door mechanische wetten. Door het beginsel op een grotere schaal te nemen, toont Plato in feite vele interessante en onvermoede gevolgen van zulk een verandering aan. Hij beschrijft heel levendig het idee dat de mensen aard-gebonden zou maken, dat wil zeggen, de mensen zouden beginnen met hun elementen in het geheim ondergronds in een menselijke vorm te verzamelen, waarbij deze vorm te zijner tijd uit het graf opgeworpen wordt en na enkele dagen adem gaat halen door het blootstaan aan de lucht. Hij beschrijft hoe de oude jonger zou worden, zou overgaan tot rijpheid, jeugd, kindsheid, steeds kleiner worden en zo verdwijnen. Plato zelf doet geen enkele moeite aan te tonen, hoe zulk een omkering van tijd
8 P.D. Ouspensky, Een nieuw Model van het Heelal, dl. II, pag. 375.

43

ook de rollen van verschillende natuurrijken volslagen zou verwisselen - hoe planten, in plaats van uit de aarde geboren en door mensen gegeten te worden, dan, zoals menselijke wezens nu, geboren schijnen te worden uit de mensen en begraven in de aarde; en hoe de mensen, in plaats van uit hun moeders geboren en in de aarde begraven, dan evenals de planten uit de aarde geboren en door hun moeders gegeten zouden worden. Plato laat ons eenvoudig met het beginsel zitten. Maar het bestaan zelf van dit beginsel brengt een ommekeer teweeg in heel onze opvatting over tijd, oorzaak en gevolg, goed en kwaad, verlossing en ieder ander probleem, waarvoor de mens zich geplaatst ziet. Want dat denkbeeld is van een dergelijke macht, intensiteit en vr reikend gevolg, dat het niet verzonnen kon worden. Het is te hoog voor de menselijke verbeeldingskracht, die uit zichzelf slechts zwakke denkbeelden, enerverende gedachten kan doen ontstaan. Laten we nader onderzoeken wat de teruglopende tijd inhoudt, vooral met het idee dat dit de aard moet zijn van de tijd in de onzichtbare wereld. In de eerste plaats moeten we onderzoeken wat er met ons denkbeeld van oorzaak en gevolg gebeurt. Oorzaak en gevolg is eenvoudig een beschrijving van verschillende stadia in een opeenvolging in de tijd; wat er aan vooraf gaat wordt als oorzaak genomen, wat erna volgt wordt als gevolg opgevat. Maar indien de tijd omgekeerd werd, zou het gevolg oorzaak worden en oorzaak gevolg. Neem een eenvoudig voorbeeld. Een man is woedend op me, hij maakt een verbitterde opmerking, die ik hoor en waar ik beledigd over ben. Omgekeerde tijd. Gedachten van wrok gaan me door het hoofd; ze worden door een zenuwimpuls aan mijn trommelvliezen medegedeeld, die in trilling gezet worden en door de lucht geluidsgolven overbrengen naar zijn strottenhoofd; dit trilt uit medegevoel en brengt op zijn beurt zenuwimpulsen over naar zijn hersenen en zonnevlecht, waar ze herleid worden tot gedachten en gevoelens van hartstochtelijke boosheid. Kijk, mijn wrok is de oorzaak van zijn boosheid. Ik ben zelf verantwoordelijk voor iets dat tegen me gezegd wordt. In mij ligt de oorzaak voor alles wat ik zie, hoor en waarneem. Ik schep de soort wereld waarin ik leef. In zon tijdsbeweging neemt de filantroop geld van de arme en maakt hem behoeftig; de moordenaar geeft geboorte aan de vermoorde en is verantwoordelijk voor het leven van de laatste. En een groot schrijver, een Shakespeare? Over heel de wereld zijn de mensen vervuld van edele, vreemde en tragische gedachten en gevoelens. Ze pikken oude versleten boeken met ezelsoren op, waarop ze hun hogere emoties overdragen. Indien duizenden of miljoen en mensen dit doen, worden de boeken door deze emoties vernieuwd, ze komen samen, gaan terug door de pers, verminderen tot steeds kleinere oplagen en na eeuwen zijn ze tot een enkel manuscript samengedrukt. Dit manuscript wordt tenslotte bij Shakespeare gevonden. Hij zet het op een tafel voor zich, draait de bladzijden om, de woorden vloeien in zijn pen terug, welke beweging een buitengewoon vuur van kracht bij hem voortbrengt. Wanneer alles teruggelopen is, is hij vol zielsverrukking en kennis. Al wat miljoen en mensen gevoeld hebben,

44

drong in hem binnen: de lezers hebben Shakespeare geschapen. Wat betekent dit allemaal? Het betekent dat het heelal n geheel is en dat ieder deel afhangt van een ander deel, elk verschijnsel in verband staat met alle andere verschijnselen, niets veranderd kan worden zonder het geheel te veranderen. Het is deze kennis die in de grote redders van de mensheid, in de hoogste mensen het gevoel doet ontstaan dat zij verantwoordelijk zijn voor al het kwaad en het lijden in de wereld. In de ene tijdsrichting gezien, nemen zulke mensen enorme hoeveelheden menselijke pijn en onwetendheid in zich op, of assimileren die; in de andere richting gezien schijnen zij er aanleiding toe te geven. Alleen deze andere richting nemen ze waar. In die waarneming die tot de onzichtbare wereld behoort, weten ze dat zij en deze onmetelijke zee van lijden onafscheidelijk zijn. Ze weten dat ze verantwoordelijk zijn voor alles wat vr hen bestond. Zij weten dat door hen als individuen geen blijvende voldoening bereikt kan worden, totdat het gehele niveau van de mensheid is opgetrokken, totdat heel de mensheid herschapen is, zowel in het verleden als in de toekomst. Hoe is het mogelijk? Het betekent dat de lijders moeten verlangen naar hun redder, de onwetende moet van hen verlichting verwachten; zij moeten reeds gezond gemaakt worden door wat gebeuren zal. Dit is de innerlijke betekenis van geloof. Door het geloof beurt de mensheid in de omgekeerde tijd de ondraaglijke last van leraren en redders op; wordt het niveau van het geheel opgetrokken. Alleen met het denkbeeld van een tegengestelde tijd kunnen we de ware betekenis inzien van de gelofte van de Bodhisattva, dat hij Nirvana niet zal binnengaan totdat alle wezens gered en alle schepselen overal op het pad van Boeddhaschap gezet zijn. Want deze belofte moet voortkomen uit de aanblik van de wereld zoals ze is, dat wil zeggen, in de omgekeerde tijd en boven de tijd. Alleen beperkt tot onze gewone illusie van een in n richting stromende tijd kon de mens in een persoonlijke verlossing en een paradijs geloven, onafhankelijk van anderen en van het verleden. Er bestaat nog een ander zonderling gevolg van de omgekeerde tijd. We zagen reeds hoe geluid van de toehoorder naar de spreker zou gaan. Maar we merkten toen niet op, dat het licht nu uit alle schepselen zou voortkomen, in plaats van door hen te worden ontvangen. Uit mensen, dieren, planten en stenen zou energie ontstaan om licht te scheppen, dat nu vanuit de aarde zou opstijgen naar de zon. Overal zou warmte voortkomen uit de rotsen, kleur uit de bloemen, ultraviolette stralen uit alle groeiende dingen en samensmeltend zouden ze weer de zonnestraling samenstellen. Juist zoals alle leven zoals we het nu kennen ontleend wordt aan de zon, zo zou in die andere tijd alle leven daarheen terugkeren. Dit zou de inademing van Brahma zijn volgens de Hindoese kosmologie. Dit alles schijnt nauwkeurig overeen te komen met de tijd na de dood, want daar komen we tot de slotsom dat niet het licht de essentie schept en de essentie de fysieke vorm, zoals in de wereld die we nu kennen, maar dat de fysieke vorm ontbonden moet worden in moleculaire en moleculaire in elektronische materie. Vanuit een ander gezichtspunt zou dit de herschepping betekenen van celvormige

45

lichamen tot zonlicht, of het weer opgeven van het zonlicht, waaruit ze oorspronkelijk geschapen waren. Juist zoals ons leven duidelijk aan de zon ontspringt, zo zou het in de omkering van tijd onvermijdelijk daarheen terugkeren. Een dergelijke omkering van de tijd, met alle gevolgen die we beschreven hebben, zou schijnen te behoren tot de aard van de tweede of onzichtbare cirkel, waarlangs de ziel van de mens door de moleculaire wereld heen gaat, waarbij ze het fysieke leven omgekeerd herleeft en zichzelf voelt als de oorzaak in plaats van het gevolg van al wat ze tevoren heeft ervaren. Indien we de twee cirkels weer neerzetten, zullen we zien waarom deze omkering zo moet zijn. Het niveau is het niveau van de tijd; de kloksgewijze beweging tegen de klok in is omgekeerde tijd; beweging rond de figuur van de acht of oneindigheid moet een cirkel voorwaarts en een cirkel achterwaarts bevatten, zoals het opwinden en terugwinden van de film, of zoals de spiraalwindingen uit het visioen van Er in tegengestelde richtingen gesponnen zijn. Maar is dit alles? Achterwaarts of voorwaarts is precies even ver, Van binnen en van buiten is het pad even smal. De tijd en t getij wachten op geen mens. Ga in het rond, zei de Boyg, en dat is wat ik hier moet doen. Zo roept Peer Gynt uit in zijn laatste, uiterste nood. Om ons beeld af te maken moeten wij ons herinneren dat er een derde cirkel bestaat - de cirkel van de elektronische wereld of de geest - en dat deze cirkel in een andere dimensie ligt. Deze andere cirkel moet helemaal opstijgen uit het vlak van de tijd, moet in een rechte hoek op de tijd liggen. Hier zal noch voorwaartse noch achterwaartse tijd zijn, omdat alle tijd - verleden, heden en toekomst - er beneden uitgespreid zal liggen. De tijd zal er zonder stroming zijn, daar het gehele lange lichaam van het zonnestelsel, waarover de schikgodinnen van verleden, heden en toekomst tegelijkertijd de leiding hebben, gelijktijdig bestond of uitgespreid was in het schouwspel van Er de Pamphilir. In de derde cirkel kan geen oorzaak en gevolg zijn, want alles is tegelijkertijd n. De toekomst van de mens wordt voortdurend getoond met zijn verleden en zijn verleden met de toekomst, zoals een enkele zenuw zich kan uitstrekken van het brein tot de vingertoppen en op alle punten tegelijkertijd gevoeld kan worden. De Bodhisattva is daar onafscheidelijk van de Sudra en de Sudra van de Bodhisattva, zoals het hart onafscheidelijk is van de darm en de darm van het hart. Alles is daar n en alleen dat wat er toe dient het geheel te verlossen kan een enkel schepsel

46

verlossen.

47

VII VERSTENING IN DE MINERALE WERELD De onvoorstelbare verschrikkelijke indruk die door het kwaad uit het leven van ieder mens geschapen zou worden, als het intens in de tijd samengedrukt werd, en zou worden bekeken met vol besef van al het lijden dat eruit voortkomt, en van iemands eigen fout, werd reeds besproken. Dit soort psychologische vergelding, te voorschijn geroepen door een verandering in onze waarneming, en in ons begrip van tijd, is in feite de enige hel die de moderne mens bereid is te aanvaarden. De psychologie van de twintigste eeuw bereidt de mensen wel voor op een denkbeeld van een subjectieve hel; maar ze erkent niet de mogelijkheid van een objectieve hel, waarvoor de modern wetenschappelijke kosmologie geen plaats kan vinden. Toch zijn alle oude teksten die we hebben bestudeerd - hetzij Egyptische, Griekse, Tibetaanse, Zoroastriaanse of Middeleeuws-Europese - het hierin eens dat ze het bestaan van een werkelijke plaats van vergelding veronderstellen, een bepaald deel van de kosmos, waaraan zij die een ongeneeslijk slecht strafregister hebben, na de dood worden overgeleverd. In elk geval wordt duidelijk gemaakt dat dit iets heel anders is dan de subjectieve kwellingen die veroorzaakt worden uit angst voor het eigen strafregister, angst voor het eigen denken, waarnaar hierboven werd verwezen. Want deze worden, volgens zeggen, door de ziel gevoeld vr het oordeel en kunnen als ze juist begrepen worden, het oordeel vermoedelijk gunstig beinvloeden. In de oude terminologie is dit lijden zuiverend, dat wil zeggen reinigend. Volgens het Tibetaanse Dodenboek wordt een ziel inderdaad in dit moment, als ze deze wereld van subjectieve angst en verwijt kan zien voor wat ze is, bevrijd uit de cyclus van levens en ontsnapt ze aan het oordeel. De ware hel wordt, anderzijds, altijd getoond als een werkelijke plaats, waaraan het ongeneeslijk slechte wezen na het oordeel wordt overgeleverd en van waaruit geen terugkeer mogelijk is, dan na een reusachtige periode van lijden. Bij het Egyptische oordeel bijvoorbeeld wacht het monster Ammit, verslinder van de dode, wiens krokodillenkaken de voorbode zijn van alle hellemuilen in de Middeleeuwen. Deze gedaante, deels reptiel, deels leeuw, deels hippopotamus, die opduikt uit een meer van vuur, is de eter van harten, de verslinder van de nietgerechtvaardigde, en was voor de Egyptenaar het symbool van een verschrikkelijke kosmische aaskever, wiens functie het was het uitschot of de afval van de mensheid te verorberen. Omgezet in Europees klimaat en Europese gewoonten wordt de hel in precies dezelfde zin voorgesteld als een kosmische verbrandingsoven. Deze voorstellingen van de hel suggereren het denkbeeld, dat er in de wereld van de zielen dezer mensen, evenals in ieder huis en iedere stad, de een of andere inrichting moet bestaan om afvalstof te vernietigen die anders het geheel zou verontreinigen en infecteren. Sommige zielen zijn, naar wij veronderstellen, te verdorven of te hard geworden om verder in hun oude vorm van dienst te zijn en moeten daarom ter wille van de algemene gezondheid uit de weg geruimd worden.

48

Een dergelijke verdwijning uit de cyclus van het gewone leven en sterven werd in onze tijd geschetst door P.D. Ouspensky 9, die bij het bespreken van de eeuwige terugkeer, spreekt over de mogelijkheid van een stervende ziel, d.w.z. dat een ziel, na vele levens verspild te hebben aan het langs een helling naar beneden glijden en door zich langs een verkleinende spiraal steeds sneller naar het einde toe te bewegen, ophoudt geboren te worden! Maar waarheen zou ze dan gaan? Daar niets uit het heelal kan verdwijnen dan bij de oplossing van het geheel, moet het, indien een ziel ophoudt hier te worden geboren, betekenen dat ze in een ander deel van de kosmos geboren wordt. Er moet voor afdalende zielen een lager rijk zijn dan dat van het organisch leven, juist zoals we eerder, bij het beschouwen van moleculaire en elektronische stoftoestanden, tot de gevolgtrekking kwamen dat er hogere rijken voor de opstijgende zielen moeten bestaan. Een zeer levendig beeld hiervan wordt in de Zoroastriaanse leer medegedeeld. Daar wordt de grote ontmoeting van de wegen en het ogenblik van het oordeel tussen de levens afgebeeld als de verschrikkelijke brug van Chinvat. Daar gaat de rechtvaardige ziel overheen met behulp van het geweten. Maar de ongeneeslijkslechte ziel, ontsteld over de scherpe kant, valt hals over kop vanaf het midden van de brug in de afgrond van de hel er beneden. D.w.z. ze valt uit de cirkels van mogelijke ontwikkeling. Dit beeld van de brug van Chinvat doet op frappante wijze denken aan de plaats in ons diagram waar de drie cirkels van verschillende bestaansvormen aan elkaar grenzen. Het is klaarblijkelijk mogelijk dat je ervan afvalt op deze ontmoetingsplaats - om naar beneden te vallen, d.w.z., in nog een vierde cirkel, in de enige overblijvende dimensie10. Deze cirkel, de tegenovergestelde van de elektronische of zonnecirkel, moet afdalen in het laagste, dichtste, langzaamste en meest onveranderlijke deel van de kosmos. Zij kwamen bij een bepaalde spookachtige plaats, waarin twee open monden van de aarde waren, vlak bij elkaar, en ook daarboven er tegenover twee monden van de hemel; er zaten rechters tussenin, die als ze hun uitspraak hadden gedaan de rechtvaardigen verzochten de weg te nemen die aan de rechterkant omhoog en door de hemel voerde maar de oneerlijken zonden zij door de weg die aan de linkerkant en naar beneden leidde Hij zag de zielen vertrekken, sommigen door een van de monden van de hemel en anderen door een van de monden van de aarde, zodra het oordeel over hen uitgesproken was. Ook zag hij zielen terugkomen door de andere
9 P.D. Ouspensky, Een nieuw Model van het Heelal, dl. II, pag. 630 10 Het Tibetaanse woord voor de helle-wereld, hung, betekent gevallen.

49

twee monden, sommigen uit de aarde omhoog komend, vuil van de reis, bedekt met stof, en sommigen uit de hemel neerdalend, rein. Het diagram dat we hebben ontwikkeld, blijkt nu een nauwkeurige afbeelding van wat door Er wordt beschreven. Indien we ons de cirkels als paden voorstellen, dan zouden er, staande op het kruispunt - de ontmoetingsplaats van alle werelden inderdaad twee toegangen schijnen te zijn naar de elektronische of goddelijke cirkel, n omhoog waarop de zielen aan het klimmen waren, en n waaruit ze terugkeerden; op gelijke wijze twee toegangen naar de onbekende onpeilbare cirkel, n naar beneden, waarin de zielen verdwenen, en n waaruit zij weer konden opduiken. Laten we met het visioen verder gaan. En hij zei dat ze allen, als ze aankwamen... met blijdschap terzijde in de weide gingen en daar kampeerden als een broederschap Zo bespraken ze met elkander sommigen van hen kreunend en huilend, wanneer zij zich alle vreselijke dingen voor de geest riepen die zij hadden geleden en gezien in hun reis onder de aarde - hij zei dat hun reis duizend jaren duurde... (Want) overeenkomstig het aantal verkeerde dingen die elk mens ooit gedaan heeft en het aantal van hen die hij onrecht heeft aangedaan, voor dat alles betaalt hij, tienmaal voor elk, te zijner tijd boete, nu betaalt hij iedere honderd jaar, want op honderd jaar wordt de leeftijd van een mens gesteld, dus zo komt het dat de prijs voor kwaad-doen tienvoudig betaald wordt. Hier is nu precies de sleutel waarop we wachtten. In de hel is alles tien keer langer, tien keer langzamer. De wereld van de hel is een logaritmische voortgang van de tijd die ons reeds zo veel heeft aangetoond, maar in omgekeerde richting. Zodat naar analogie met de verdelingen van de andere cirkels, de perioden die het bestaan in de hellewereld aangeven, globaal 80, 800, 8000 en 80.000 jaren zullen zijn. Doordat Er de mogelijke verzoening van slechte levens op tien keer hun duur op aarde stelde, schijnt hij een ontsnapping te voorzien bij de eerste onderbreking, en ook dat zielen uit de hellewereld konden sterven en na 800 of 1000 jaren weer terugkeren naar hogere werelden, evenals kinderen bij de geboorte uit de celvormige wereld kunnen wegsterven, zonder de volledige spanne tijds van het aardse leven zelfs binnen te gaan. Maar hij openbaart ook het bestaan van nog vreselijker mogelijkheden. Wat diegenen betreft die goden en ouders te schande maakten en degenen die hen eerden, en wat moordenaars betreft, spreekt hij over een loon dat zelfs groter was. En hij geeft het voorbeeld van een koning Ardiaeus van Pamphyli, die vader, broer en vele anderen gedood had een duizend jaar voor deze tijd en die probeerde naar de boven-wereld terug te keren, maar die teruggestuurd werd voor een nog langere termijn en vreselijker kwellingen. Hier wordt dus een beeld gegeven van een nog langzamer tijd, langere duur, nog grotere dichtheid. Op dezelfde wijze spreekt het Tibetaanse Dodenboek over de reusachtige bestaansperiode in de hellewerelden - als je daarin valt, zul je ondraaglijke ellende

50

moeten verduren, waarvan niet te zeggen valt wanneer je eruit zult komen! Kunnen we ons de betekenis van zon traagheid van tijd voorstellen, zoals we dit probeerden t.a.v. de grote tijdsnelheid in de moleculaire en elektronische werelden? Door de vaart van de tijd te verminderen, tot zelfs voorbij zijn tempo in de oude dag, vinden we weer verschijnselen, die buiten het bestek van de organische wereld gaan, wier celvormige materie niet duurzaam genoeg is voor zulke tijdspannen. De weinige dieren die twee honderd jaren te boven gaan, zoals de olifant en reuzenschildpad, hebben reeds alle fijnere gevoeligheden opgeofferd aan louter gewicht en taaiheid van huid en schaal. Een groot deel van hun lichaam is reeds verwant aan hout, dat als enige onder de celvormige materie nog langer leeft. Bepaalde bomen - eiken en sequoias - kunnen het zelfs tweeduizend jaar of langer uithouden. Maar daartoe geven ze niet alleen het gewaardeerde vermogen, maar ook de mogelijkheid tot beweging op. En ze zijn uitzonderingen. In het algemeen kunnen we zeggen dat de enige materie, die het meer dan twee of drie eeuwen kan uithouden van minerale aard is en wat betreft de tweede en derde punten van de laagste cirkel, aangegeven door perioden van 8.000 en 80.000 jaar, kunnen we alleen denken aan rotsen, metalen en de fossielen of versteende overblijfselen van eens levende schepselen. Dit laatste denkbeeld is opvallend. Want als we ons de beschrijvingen uit alle eeuwen van helse martelingen weer voor de geest roepen, de intense hitte en koude, vuur en ijs, die uitmergelen en verpulveren en van de onverwoestbare aard van de wezens die dit talloze eeuwen lang moeten verduren, kunnen we alleen maar denken dat dit fantastische borduursels zijn op het eenvoudige denkbeeld van menselijke zielen die op enigerlei wijze versteend, tot fossielen geworden zijn, verhard, in een grotere mate dan bij mensen pleegt op te treden. Want dit houdt ook in verlies van het vermogen om te veranderen of te verbeteren, verlies van reactievermogen, dat we herkennen als het kenmerk van de grootste misdadigers. Een dergelijke graad van onbeweeglijkheid en hardheid wordt altijd uitgebeeld als mineraal, in zulke populaire spreekwijzen als een hart van steen, een ijzeren wil, enz. En beschrijvingen van de hel wemelen van beeldspraken aan mineralen en metalen ontleend, zoals die over het paradijs van beelden van lucht, atmosfeer, adem, wind. In een Tibetaanse afbeelding van de hel vinden we zondaren gebukt over ijzeren punten gesleept, in stukken gezaagd, gesmolten in ijzeren ketels, enz. Al deze z.g. bestraffingen kunnen op n lijn gesteld worden met middeleeuwse Europese visies over de hel, vooral de hel van Dante. Wat ze alle gemeen hebben is, dat de slachtoffers altijd voorgesteld worden, alsof ze op enige wijze van mineraal gemaakt zijn of onontkoombaar vastgemaakt aan minerale vormen. En dat ze bij het proces evenveel weerstand zijn gaan bieden als mineralen. Ze zijn gekristalliseerd geworden, zodat ze eindeloze kwellingen verduren en toch niet in staat zijn erop te reageren, zoals levende schepselen zouden doen. Waar altijd in denkbeelden over de hel de nadruk op gelegd wordt: zij kunnen niet sterven. Precies hetzelfde kan gezegd worden van een stuk rots of een staaf ijzer. Alle beschreven straffen komen in feite overeen met processen, waarbij de

51

onbuigzaamheid van mineralen en metalen in de natuur afgebroken wordt, en waardoor ze langzaam verteerd en verpulverd worden, tot het punt waar ze, als minerale zouten, opnieuw geabsorbeerd kunnen worden in de structuur van het organisch leven. De martelingen van de hel zouden heel goed de beschrijving kunnen zijn van een verbeeldingrijk geoloog van de omzettingen van hard graniet in vruchtbare teem in de loop van duizenden jaren. Het smelten door vulkanische hitte, het kraken en splijten door intense vorst, de inwerking van ijzige winden, meren van vuur, enz. - zijn alle geologische verschijnselen. Maar ze zijn een beschrijving van geologische verschijnselen alsof er menselijk bewustzijn mee verbonden was. Met een stoute sprong van de verbeelding zouden we kunnen zeggen dat ze slaan op menselijke zielen, die door hardnekkige misdaad zodanig verhard zijn en beroofd van alle organische gevoeligheid, dat ze in geen enkel opzicht meer op mensen gelijken, op de een of andere wijze tot mineraal geworden zijn, de minerale wereld binnengingen en een mineraal lot aannamen. Zodat de eeuwige folteringen zich nu niet meer voordoen als doelloze bestraffing of vergelding maar als een afbreking van deze verkeerde kristallisatie door de normale louteringsprocessen van de natuur. De folteringen zijn te wijten aan de volkomen weerstand van rotsen en metalen tegen iedere invloed die minder heftig is dan die van bijtende zuren, van zware verbrijzeling en smeden of van de verschrikkelijke uitersten van temperatuur. Terwijl eeuwigdurende verdoemenis een schilderachtig beeld is voor de gedachte dat hier sprake is van geologische processen en geologische tijd. Het wordt nu duidelijker waarom alle beschrijvingen van de hel, de ligging ervan in het algemeen in de onderwereld plaatsen, binnen in de aarde. Want zoals we elders zagen, vertegenwoordigen de onderaardse lagen van de aarde het rijk van de mineralen (de lithosfeer) en het rijk van de metalen (de barysfeer) die een onbekende kern omsluiten van onvoorstelbare dichtheid en inertie.11 De afdaling naar het middelpunt van de aarde, is zoals we weten uit de wetenschap een afdaling naar steeds toenemende dichtheid. Dit is inderdaad het principe, dat door Dante uitgedrukt is in zijn beschrijving van het inferno, gelegen in het inwendige van de aarde, waarvan hij beschrijft dat ze bestaat uit concentrische bollen van steeds toenemende dichtheid die leiden Naar het midden, waar aan de kern Zich alle zware substantie verenigt... Dat punt, waarheen van overal Alle zware substantie wordt getrokken. Dit is natuurlijk het middelpunt van de aardkern, waarvan Dante het gehele denkbeeld van dichtheid en zwaarte personifieert en het tehuis maakt van satan, het uiterste kwaad. Deze aardkern is niet alleen het gebied van de grootste dichtheid in onze aarde, maar ook het verst verwijderd van het licht van de zon, de bron van alle leven. Het is het rijk van de Stygische duisternis, waarvan een van de voornaamste
11 Rodney Collin, Mens, Heelal en Kosmisch Mysterie, hfdst. 10

52

verschrikkingen eenvoudig de afwezigheid van licht is. Ik zal het licht van de wereld niet meer zien, zoals het in de Orologium Sapientiae heet, door alle martelingen en pijnen heengaande, beproeft me de afwezigheid van het gezegende gelaat van God het meest. De enige plaats in onze wereld waar het zonlicht ooit doordringt, is inderdaad het inwendige van de aarde, en ieder die afgedaald is in mijnen of diepe grotten zal emotioneel begrijpen wat dit betekent. Zelfs maar even onder het aard-oppervlak wordt het na een poos ondraaglijk, niet alleen door de volledige afwezigheid van vertrouwde vorm en kleur, van natuur en groei, die afhankelijk zijn van licht, maar ook het vreemde gevoel dat geluk daar onmogelijk is. Licht is blijkbaar op een of andere wijze voedsel voor de emotionele zijde van de mens en we kunnen alleen aannemen dat het denkbeeld van overgeleverd zijn aan een lichtloze hel het feit symboliseert dat deze kant van de mens reeds gestorven is. Alle beschrijvingen van de hel combineren de volgende drie denkbeelden op de een of andere wijze - het idee van een onderaards mineraal of vulkanisch rijk, het idee van duisternis en het idee dat tijd daar reusachtig lang is, eeuwigdurend, eindeloos, in vergelijking met menselijke maatstaven van tijd. Dit is het Hindoese Naraka gelegen onder de aarde en beneden de wateren. Dit is het Babylonische Aralu het land van geen terugkeer, het gebied der duisternis het huis waaruit hij die er binnengaat niet wegkomt de weg waarvan de voetganger nooit terugkeert het huis welks bewoners geen licht zien het gebied waar stof hun brood is en modder hun voedsel. Dit is de Griekse Tartarus waar de mond van de aarde heen leidt, waar veel vuur vloeit, waar grote rivieren van vuur zijn en vele rivieren van stromende modder.. een grot in de aarde die de grootste van alle is en bovendien recht door de aarde heen boort... Die ongeneeslijk geacht worden, worden door de daartoe aangewezen engel in de Tartarus geworpen en daar komen ze in het geheel niet uit. Dit is de Egyptische Amentet, die in het kosmische plan van de Grote Pyramide wordt voorgesteld door een donkere rotsige kamer, een dertig meter beneden het grondoppervlak, waarvan de vloer vormloos is gelaten en vanwaar een laatste doorgang voert naar een volslagen niets. Van hieruit gaat geen verder. Dit is het einde, de plaats waar versteende zielen weggesmolten worden door kosmische processen, die Ibsen in Peer Gynt symboliseerde in de knopensmelter. Een dergelijk wegsmelten van starre vormen, van dat wat zijn vermogen verloren heeft zich te ontwikkelen, moet onvermijdelijk geweldig lijden inhouden. De hel is, voor zover we kunnen beoordelen, een schildering vanuit menselijk gezichtspunt, van deze kosmische smeltkroes. De bedoeling van de hel zou zijn om verkeerde psychische producten terug te brengen tot hun oorspronkelijke toestand van gezond ruw materiaal, dat te zijner tijd weer gebruikt kan worden, d.w.z. opnieuw in groeiende vormen opgenomen. We spraken reeds over het proces, waardoor graniet leem kan worden en dit op zijn beurt in planten en dieren wordt belichaamd. Aan zon denkbeeld wordt in de Vishnu Purana juist deze psychische betekenis gegeven: De verschillende stadia van bestaan... zijn onbezielde dingen, vis, vogels,

53

dieren, mensen, heilige mensen, goden en bevrijde geesten; elk een duizend maal hoger dan wat eraan voorafgaat: en door deze stadia zijn de wezens die in de hel verblijven voorbestemd voortgang te maken, tot een laatste vrijmaking verworven wordt. Het afdalen in de hel is dus een reis terug door de evolutie; een wegzinken in aldoor grotere dichtheid, donkerte en starheid en ondenkbare langdradigheid van tijd; een terugvallen door de eeuwen in de oorspronkelijke chaos, vanwaar de reusachtige opgang naar de kennis van God weer opnieuw vanaf het begin moet worden begonnen.

54

VIII HET OORDEEL OF WEDERBELICHAMING In alle leringen introduceert het denkbeeld van het oordeel de opvatting van een laatste beslissing voor elk leven. De doortocht door de werelden van de geest en van de ziel kan aan het individuele zelf geheel nieuwe kansen geven om de kosmos waar te nemen zoals hij is, om zijn aard te beoordelen in verhouding tot deze werkelijkheid en om zijn houding te herzien, of om het godsdienstig uit te drukken, dienovereenkomstig berouw te hebben. Hoeveel het zelf kan ontlenen aan deze boven-fysieke levens, hangt af van zijn voorbereiding en in hoeverre hij vrij is van een zuiver materialistisch gezichtspunt. Dit alles zal subjectief zijn en al die tijd hangt het lot van de persoon als het ware in onzekerheid. Als dan de cirkelgang zich opnieuw naar de geboorte van het fysieke leven richt, nadert steeds meer het ogenblik, waarop alles moet stollen, kristalliseren en een statische vorm aannemen. We kunnen de geest in de elektronische wereld vergelijken met de toestand van stoom en de ziel in de moleculaire wereld met die van water. Terwijl de temperatuur daalt, verlopen processen steeds langzamer. Plotseling heeft, op een ogenblik dat in de natuurkunde nauwkeurig bekend is, bevriezing plaats - dat wil zeggen, aan de vloeistof wordt vorm toegevoegd. Deze vorm hangt af van de toestand waarin het water zich bevindt op het ogenblik van bevriezen, hetzij in een pot, een pijp of in losse druppels op de vensterruiten. Maar eenmaal bevroren, eenmaal belichaamd, kan er niets aan veranderd worden, dan door opnieuw verhitten tot een hogere temperatuur - d.w.z. tot het ijs nogmaals sterft. Het ogenblik van bevriezen kan ten opzichte van het water beschouwd worden als het oordeel. Voor het individuele zelf zal zon oordeel zijn kristallisatie zijn in een bepaald fysiek lichaam. Want eenmaal zo begiftigd, zullen zijn manier van waarneming, zijn mogelijkheden, waarschijnlijk zijn hele lot, bepaald worden door het type van dit lichaam - zwaarwichtig, impulsief, volbloedig, gevoelig, gebrekkig of wat dan ook. Nu wordt de moderne embryologie, bij haar streven het punt te ontdekken waarop zulke fundamentele karaktertrekken aanvangen, teruggedrongen tot het moment van de conceptie. Want hier al, zo wordt ons verteld, snellen de chromosomen met hun honderden hoofdtrekken-vormende genen samen tot een individueel en onveranderlijk patroon. Op geen later punt kan de individualiteit binnendringen. Want de zaden ervan zijn reeds gezaaid en kunnen daarna op geen andere wijze ontwikkelen dan ze zich ontwikkelen. Onze gedetailleerde studie van groei diende alleen voor de onthulling daarvan, zoals we dat kunnen zien bij Japanse papieren bloemen die in het water gelegd worden. De signatuur van het gehele latere lichaam werd reeds beschreven in de krampachtige beweging van de conceptie, zodat het dus dit ogenblik is, dat gezien moet worden als het oordeel of de bevriezing van kenmerken van het individuele wezen in een blijvende vorm. In het Tibetaanse Dodenboek staat onmiddellijk vr de uitbeelding van de

55

oordeels-scne, een zeer levendige beschrijving van het verlangen van een ontlichaamde ziel naar een lichaam: Je zult denken, Nu ben ik dood! Wat zal ik doen? en daar de intense droefheid je benauwt ... zul je heen en weer dwalen om een lichaam te zoeken. Juist dit verlangen verhaast, volgens de Tibetaanse lering, de kristallisatie, waar we naar verwezen hebben. Hier volgt een beschrijving van het oordeel zelf vanwaar men ineens naar de deuren van de baarmoeders zal zwerven... O edelgeborene, in deze tijd zul je visioenen zien van mannen en vrouwen in verbintenis... In welk continent of op welke plaats je ook geboren moet worden, de tekens van die geboorteplaats zullen dan op je schijnen. Samenvallend met het oordeel wordt hier dus aangeduid dat het zelf onweerstaanbaar in de baarmoeder gezogen wordt, waaruit het bestemd is geboren te worden, precies zoals in de mythe van Er de zielen, verrast door donder en aardbeving, plotseling daar vandaan opvlogen naar verschillende kanten, wegschietend als meteoren, om in het vlees geboren te worden. Dit denkbeeld, nl. als zou het oordeel het ogenblik zijn, waarop aan de ziel een definitief lichaam wordt toegewezen, vindt zijn echo in de speciale smeekbede, die bij het Egyptisch rituaal gericht wordt tot de God Khnemu, schepper van lichamen, die op een bepaalde plaats afgebeeld wordt, terwijl hij bezig is op een pottebakkerswiel een mens te vormen. Maar is deze herschepping van een organisch lichaam het enig mogelijke resultaat van het oordeel? Welke andere vonnissen zouden daar uitgesproken kunnen worden? Als we terugkeren tot ons diagram van de vier cirkels van hemel, vagevuur, aarde en hel, met hun respectievelijke tijdschalen; en we het oordeel een plaats geven op het ontmoetingspunt van deze werelden, schijnen we drie richtingen te zien, waarin het zelf verder kan gaan of belichaamd worden. Daar het zijn levenscyclus in opeenvolgende toestanden van de stof heeft voltooid en nu op het punt staat te beginnen aan een nieuwe cyclus, zou het drie keuzen van wedergeboorte schijnen te hebben - namelijk op te stijgen naar de hemelwereld, af te dalen in de hellewereld, of opnieuw de aarde-wereld binnen te gaan in een lichaam, soortgelijk aan dat wat het daarvoor bewoonde. Deze drie wegen vanaf de noodlottige Chinvat-brug worden met bijna naeve duidelijkheid in een Zoroastriaanse legende uitgedrukt: Iedereen wiens goede werken drie gram meer zijn dan zijn zonde, gaat naar de hemel; iedereen wiens zonde meer is, gaat naar de hel; terwijl in wie beide gelijk zijn, in het Hamistikan blijft tot aan het toekomstige lichaam of de herleving. Als we het denkbeeld accepteren van deze drie mogelijkheden of wegen, kunnen we begrijpen waarom de verscheidene opvattingen van het lot van de ziel na de dood, die in verschillende tijden hebben geheerst, zo tegenstrijdig lijken. Want verschillende volken en verschillende godsdiensten hebben naar hun type en aard, bijna altijd de ene of de andere of beide van deze mogelijkheden aangehangen en zijn er bijna nooit in geslaagd alle drie gelijk in ogenschouw te nemen. Zo hadden Egyptische edelen duizenden jaren lang over hun mummies de

56

overtuiging uitgesproken dat ze zich van alle kwaad onthouden hadden, bij het oordeel van blaam gezuiverd zouden worden en zeker Osiris moesten worden, d.w.z. de hemelwereld binnengaan. Vergoddelijking of hemel werd langzamerhand voorgesteld als het normale doel voor de ziel van een mens van zekere kaste en de andere, eertijds gelijke mogelijkheden, verzonken in vergetelheid. In de late middeleeuwse Christenheid werd anderzijds het dogma van de hel zo akelig overdreven, dat alleen een leven van speciale heiligheid een mens kon redden van de verschrikkelijke descensus in Averno. Maar in onze tijd leggen die filosofen, die deze zaken met enige graad van echtheid hebben bestudeerd, zoals Nietzsche en in het bijzonder Ouspensky, weer de nadruk op het denkbeeld van terugkeer of opnieuw binnengaan in een fysiek leven dat overeenkomt met de norm en laten het denkbeeld van hemel en hel bijna geheel weg. Met het oog op het middelmatige peil van de grote massa gewone levens, kan dit laatste gezichtspunt inderdaad meer algemeen toepasselijk zijn. Anderzijds kunnen alleen in de aanvaarding van drie mogelijke soorten van lot van het zelf en van het hele kosmische patroon, waarvan deze mogelijkheden afhangen, alle bovengenoemde gezichtspunten verenigd en verzoend worden. We kunnen nu begrijpen waarom alle waarlijk traditionele voorstellingen van het oordeel zo buitengewoon ingewikkeld schijnen. En wel omdat ze in n enkel geheel deze drie soorten van het lot - bevrijding, verdoeming en menselijke wedergeboorte of terugkeer - die voor de ontlichaamde ziel open liggen, proberen te symboliseren. Om dit aan te tonen moesten zij die deze buitengewone composities in het leven riepen, ook de verschillende delen van het heelal uitbeelden, waarmee deze in verband staan en hun betrekking tot elkander; zoals we in een zeer vereenvoudigde vorm geprobeerd hebben door de vier verbonden cirkels van verschillende tijd. Enerzijds dus werden deze beelden van het oordeel ontworpen om de laatste bestemming van het wezen van de mens te symboliseren na iedere bestaansronde. Terwijl ze anderzijds de gehele hirarchie van werelden proberen uit te stallen vanaf mineraal tot elektronisch, van hel tot hemel - waar zijn antecedenten, zijn verlangens en fundamentele verwantschap, het zelf onvermijdelijk aan overdragen. Het oordeel werd dan uitgebeeld als het plechtige ogenblik waarop alles wat de mens was en zijn gehele register van goed, kwaad en middelmatigheid, samengebracht en verzegeld worden in een gepast organisme en bestaansvorm. Al deze opsommingen leggen er de nadruk op dat op dit kritieke ogenblik alle aspecten van de mens, zelfs de meest geheime en verborgene, van het bestaan waarvan hij zich normaal niet bewust is, samen moeten komen en getuigenis over hem moeten afleggen. Dit subjectieve en zichzelf schuldig verklarende aspect van het oordeel wordt in het Tibetaans Dodenboek zeer duidelijk behandeld. Want het beeldt een zeer gedetailleerde en symbolische oordeels-scne uit: voorgezeten door Yama Raja, de vlammende heer van de dood, worden de slechte en de goede daden van de overledene tegen elkander opgewogen door aap- en stierkoppige machten, in tegenwoordigheid van godheden, furies, verdedigers en aanklagers. Aan het einde

57

van dit verslag wordt echter de volgende buitengewone waarschuwing gevoegd: Afgezien van je eigen hallucinaties, bestaan er in werkelijkheid buiten je zelf geen heer van de dood, geen god, geen demon, geen stierkoppige geest van de dood. Stel je dus zo op alsof je dit inziet. Het oordeel is dus een drama dat door de verschillende kanten van s mensen eigen aard opgevoerd wordt en waarin zijn eigen verschillende functies of vermogens optreden als beschuldigde, beschuldiger, kwelgeest, verdediger of registrerende engel. Dit denkbeeld werd opzettelijk toegepast in bepaalde middeleeuwse geschriften zoals klaaglied van het stervende schepsel, waar het stervende schepsel, zijn goede engel, zijn geweten, zijn ziel en zijn vijf zintuigen voorgesteld worden, alsof ze een soort generale repetitie houden van het ware oordeel dat na de dood zal volgen. We worden getroffen door het feit hoe beschrijvingen die door duizenden jaren van elkaar gescheiden zijn en hun oorsprong vonden in ver uiteen gelegen werelddelen, overeenstemmen in hun opsomming van de verschillende delen van de mens. En nog meer verwondert ons de ingewikkelde menselijke structuur, die daarin wordt aangeduid. In ieder geval wordt van het oordeel gezegd dat het plaatsvindt onder voorzitterschap van een bovenmenselijk wezen, dat als het ware de heer, beschermer en redder van de mensheid is. In het christelijke oordeel is Christus deze figuur, in het Egyptische Osiris, in het Griekse Zeus, in het Zoroastriaanse Ahura Mazda en in het Tibetaanse Yama-Raja.12 In ieder geval is dit voorzittende wezen zowel mensgeworden god als godgeworden mens, het archetype van gencarneerde godheid en het voorbeeld van de goddelijk geworden mens. Hij vertegenwoordigt tegelijkertijd de goddelijkheid van de mensheid en de potentile goddelijkheid van de ziel die nu naar het oordeel gekomen is. Hij is zowel universele geest als de geest, waardoor dit individu n kan worden met dat heelal in de elektronische wereld. Voor deze goddelijke voorzitter vindt dat proces plaats, dat in het algemeen wordt uitgebeeld als het wegen op een weegschaal. Wegen stelt een absoluut onpersoonlijk oordeel voor, een objectieve maat van dichtheid. Het is de taxatie van s mensen zijn door de werking van natuurwetten. Deze wetten, volgens welke het lichtere en warmere onvermijdelijk opstijgt en het dichtere en koudere onverbiddelijk daalt, worden in de oordeels-scne gepersonifieerd in de bediener der schalen - de christelijke Michal, de Zoroastriaanse Rashu, Anubis met de wolfskop in Egypte en Shinje met de apekop in Tibet. Soms brengt een drietal bewakers van de schalen nog levendiger de indruk over van een natuurlijk proces, voortgebracht door de wisselwerking van drie krachten. Bij het Tibetaanse wegen wordt Shinje geassocieerd met Wang-gochan met de stierekop en Dul-gochan met de slangekop; bij het Zoroastriaanse helpen de engelen Mithra en Sraosha Rashnu de rechtvaardige, die in zijn hand de geel-gouden
12 Yama-Raja, in zijn aards of mannelijk aspect, is Chenrezigs van wie gezegd wordt dat hij rencarneert in de Dalai Lamas; zoals Christus in zijn mannelijk aspect in Palestina woonde in het begin van onze jaartelling.

58

weegschaal hield en de rechtschapene en de zondige woog. Terwijl bij het Griekse Rhadamanthus, Aeacus en Minos samen in de weide bij de scheiding van de wegen zitten, de eerste om de Aziatische dode te beoordelen, de tweede de dode van het blanke ras en de derde in de voornaamste plaats om als laatste scheidsrechter op te treden. Maar wat is dit dat zo onverbiddelijk gewogen wordt? In de Zoroastriaanse versie zijn het de slechte werken, woorden en gedachten van de dode die zo tegen de goede afgewogen worden. In de Tibetaanse scne ledigt een slechte genius een zak met zwarte kiezelsteentjes, de slechte daden van de overledene, in de ene schaal, terwijl de goede genius of beschermengel een zak witte steentjes, zijn goede daden, leeg maakt in de andere. Zulke denkbeelden zijn bekend. Maar ze worden buitengewoon interessant wanneer, zoals in het laatste geval, zon uitspraak over daden gecombineerd wordt met het denkbeeld van de spiegel van karma, waarin de rechters het geheel van het aardse leven van de mens voor zich uitgespreid zien en tegen welke fotografische registratie geen appl mogelijk is. Want deze spiegel of film van het voorbijgegane leven wordt door de heer van de dood, Yama-Raja behouden, die zoals we eerder zeiden, de goddelijkheid of de geest voorstelt, de elektronische toestand waarin een heel leven in veertig minuten geleefd kan worden. De spiegel van Karma is evenals de gedenkplaat die door de zielen in de mythe van Er gedragen wordt, en zoals het palet van Thoth, de Egyptische schrijver van de goden, een directe verwijzing naar dit levensverslag in een intens samengeperste vorm. Zo kon El Greco in zijn Martelaarschap van de heilige Maurits ook boven de grote trechter van licht, waardoor de ziel van de martelaar naar de hemel zal opstijgen, een registrerende engel tonen die het libretto of het akkoord van zijn volledige leven zingt. Een dergelijk gecomprimeerd verslag waarborgt dat de verbanden en gevolgen onontkoombaar gezien worden en dat het oordeel absoluut is, want er ontbreekt geen bewijs en geen daad is vergeten. Maar de Egyptische afbeelding van het oordeel, die waarschijnlijk de oudste is, stelt zelfs een nog vernuftiger complex van ideen voor. Want hier is het het hart van de dode dat gewogen wordt, en daar zijn ziel en de vorm van zijn oude lichaam afzonderlijk als toekijkers getoond worden, schijnt dit hart op iets anders te wijzen dat los staat van deze twee, d.w.z. iets dat verwant is aan de innerlijke kwaliteit zelf van de mens, zijn zijn. Dit hart wordt gewogen tegen de veer van Maat, die ongeveer hetzelfde schijnt te betekenen als het Boeddhistische dharma d.w.z. recht, waarheid en in het bijzonder: wat het individu zou moeten zijn, zijn juiste weg of ware potentialiteit. Het zijn dat de mens voor zichzelf heeft ontwikkeld, wordt dus afgewogen tegen zijn oorspronkelijke capaciteit, precies zoals in de gelijkenis van de talenten.13 De andere delen van de dode worden afgebeeld als toekijkers bij dit noodlottige wegen. Zijn geluk of fysiek lot staat beneden; zijn geest, een man met een havikskop, vliegt erboven. Terwijl tussen deze in, bewaakt door Renenet en
13 Evangelie van Lukas, 19:11

59

Meskhenet, de geboortegodinnen, een smal ongevormd blok ligt met een menselijk gezicht, het embryo van zijn volgend lichaam, dat wacht op het ontvangen van de afdruk die door het oordeel zal worden vastgesteld. In deze buitengewone afbeelding wordt niet alleen het afwegen getoond van het verworven zijn van een mens tegen zijn oorspronkelijke vermogen, maar ook hoe de onmatigheid en onvolkomenheid die zich zo openbaart, nauwkeurig het nieuwe lichaam bepaalt, waarin het zelf de volgende keer geboren zal worden, d.w.z. zijn oorspronkelijk vermogen in het komende leven. Zo is de cirkelgang voltooid, en de uitkomst of het loon van dit oordeel is nu al datgene wat de volgende keer in de rechter-schaal zal worden gelegd. Het oordeel is periodiek, gerechtigheid eeuwig, en een nieuw afwegen komt voort uit het oude, uit een wereld zonder einde.

60

IX TERUGKEER IN DE ORGANISCHE WERELD Tot nu toe hebben we op filosofische wijze over het oordeel of de toewijzing van nieuwe vormen gedacht. Maar wanneer we het probleem van de andere kant benaderen, en we zien mensen geboren en blijkbaar ontvangen worden met een aangeboren aanleg voor muziek zoals Mozart, voor wiskundig denken zoals Newton, voor ontdekkingsreizen zoals Columbus, of anderzijds met gebreken aan een orgaan of ledemaat, of met onnaspeurlijke neigingen tot verdorvenheid en wreedheid, worden we gedwongen het probleem vanuit een praktisch gezichtspunt te beschouwen. Ergens, in een andere wereld, heeft het grondaccoord van het leven van een mens geklonken, en hier in deze wereld hebben de fysieke bestanddelen van zijn organisme het overeenkomstig patroon aangenomen en zijn tastbaar geworden voor ons. Op het ogenblik van de dood, zegt een Tibetaanse lering, worden de vier klanken gehoord, de ontzag inboezemende klanken geheten: van de levenskracht van het aard-element, een klank als het verkruimelen van een berg; van de levenskracht van het water-element, een klank als het breken van oceaangolven; van de levenskracht van het vuur-element, een klank als van een brandende jungle; van de levenskracht van het lucht-element, een klank als een duizend donderslagen die tegelijkertijd terugkaatsen. De plaats die men binnenvlucht om aan deze klanken te ontkomen, is de baarmoeder. Dezelfde overdracht van het zijn van de mens terug aan de conceptie door de intense energie die bij de dood wordt opgewekt, is in Sankhya beschreven: Het latent aanwezige deel (of de onvervulde gevolgen) van het karma dat tijdens het leven, dat nu ten einde loopt, gemaakt is, vormt het karmasya (fysiek potentieel) van het volgende. Maar het neemt vorm aan door de intrinsieke herschikking ten tijde dat de linga (essentie) het lichaam verlaat. De stimuli die bij het losmaken van de linga opgewekt worden, wat omschreven is als een gevoel alsof op het ogenblik van de dood ontelbare koorden verbroken worden, veroorzaken het opnieuw verschijnen van of de herinnering aan alle latent nog aanwezig karma in het leven dat juist is overgegaan. De linga wordt dan bevrijd van het fysieke lichaam... en dit latent nog aanwezige karma verschijnt in n ogenblik, opnieuw gerangschikt naar haar aard en kracht, terwijl het standvastige denken op dat ogenblik te vergelijken is met dat van een elektrische stroom. Dit gebeurt door n enkele impuls in n enkel ogenblik, waardoor het geheel en zijn delen in een en hetzelfde moment gekend worden. Zo verbonden vormt het latent aanwezige karma karmasya of de fysieke energie voor de constructie van het volgende lichaam. Op de een of andere wijze schijnt de ontbinding van de aardse elementen van het oude lichaam een trilling op gang te brengen die onzichtbaar door de tijd heen

61

kan gaan. Deze trilling zou de drager schijnen te zijn van het uiteindelijke psychologische patroon van de stervende mens, zoals de draaggolf van een televisiezendstation onzichtbaar het beeld draagt van de optredende artiest, dat, ontvangen door een passend apparaat, begiftigd wordt met zichtbare vorm vele honderden mijlen verwijderd van waar hij werkelijk bestaat. Het gepaste apparaat voor de ontvangst van het psychisch patroon dat door iemand bij de dood wordt overgedragen, is niets anders dan het ei waaruit hij moet ontstaan, dat tot een buitengewone graad van gevoeligheid wordt opgevoerd door de seksuele daad van de ouders. Hoe doet de ontvangst van dit individualiteitspatroon zich aan de wetenschap voor? In het eerste ogenblik van de bevruchting ziet men het pijltje van de spermatozode door de huid duiken van het ei, dat zich onmiddellijk daarover weer sluit. Daar doet het een aantrekkingsveld ontstaan, waardoor het onverbiddelijk getrokken wordt naar de vrouwelijke kern, die in het midden van het ei erop wacht. Terwijl deze twee kernen samensmelten tot een microscopische eenheid, de ingewikkelde draden of chromosomen waaruit ze bestaan zich aan een extatische dans overgeven en zich in een oogwenk ontwarren, van elkaar scheiden en opnieuw verstrengelen. Sneller dan berekend kan worden neemt alles bliksemsnel een nieuw patroon aan - het teken of symbool van de toekomstige mens. Iedere gewone cel van het menselijk lichaam bevat achtenveertig of vierentwintig paar van deze chromosomen. De voortplantingscellen bevatten echter slechts n chromosoom van elk paar, waardoor ze in hun vereniging dus de nieuwe combinatie van achtenveertig voortbrengen, die elk embryo uniek en elk mens origineel maakt. Wat zijn deze chromosomen, waarvan elk het teken van een of andere functie, hoedanigheid of vorm draagt en die aaneengesmeed in volmaakte harmonie het geheel samenstellen? Er is weinig bewezen over de invloedssfeer van elk. Maar van n paar is bekend, dat het het geslacht bepaalt, want een volledig paar maakt vrouwelijk, een half paar mannelijk - zoals in de bijbelse legende van Eva, die uit Adams rib gemaakt werd en een rib meer heeft dan hij. Zodat het invloedsveld van de andere chromosomen vermoedelijk betrekking heeft op trekken of hoedanigheden die even fundamenteel zijn als het geslacht. Denk bijvoorbeeld aan de acht hoofdfuncties en stelsels van de mens, zoals ze in het eerste hoofdstuk geschetst werden. Veronderstel dat iedere functie drie aspecten heeft een automatisch of mechanisch aspect, een artistiek of emotioneel aspect, en een vindingrijk of intellectueel aspect - en verder dat elk aspect door een positieve en een negatieve pool beheerst wordt. Op deze wijze bereiken we een totaal van acht en veertig hoofdcontroles die met elkaar de ontwikkeling van iedere kant van de menselijke machine zouden kunnen bepalen. Of deze verdeling al dan niet juist is, dit is de schaal volgens welke elke chromosoom haar invloed zou kunnen uitoefenen. Maar de moderne biologie verdeelt iedere chromosoom in half-hypothetische deeltjes, genen genaamd, die naar men veronderstelt, veel fijnere verdelingen van het

62

organisme beheersen. Een honderd of meer van zulke genen vormen een enkel chromosoom. Zodat, als wij veronderstellen dat de verschillende aspecten en positieve en negatieve zijden van ieder anatomisch stelsel geregeld worden door een half dozijn chromosomen, n gene slechts een zeshonderdste deel van zon stelsel zou bepalen. Hier schijnen we op het gebied te komen van zulke fijne verdelingen als de schuine stand van de neus, het timbre van de stembanden, of een aanleg voor zeeziekte. Een paar duizend van zulke bijzonderheden en je hebt de mens compleet. En juist zoals de noteringen van een paar duizend effecten en aandelen een nauwkeurig beeld kunnen geven van het economisch leven van de hele wereld op een gegeven dag, zo zou de index van een paar duizend genen - met betrekking tot een of ander ons onbekend kosmisch getal, heel goed de gehele samenstelling van een mens kunnen aangeven. Er is nog een belangrijk punt omtrent de genen. Ze zijn zo klein, dat ze uit niet meer dan een paar - misschien een half dozijn - moleculen bestaan. Dat wil zeggen dat ze tot de moleculaire wereld behoren en aan moleculaire wetten gehoorzamen. Dit maakt een studie ervan zo moeilijk. Ze liggen buiten de celvormige of organische wereld, waartoe onze waarneming beperkt is. Er werd reeds aangetoond dat we, teruggaande tot het moment van conceptie, aan een punt komen waar de processen te snel verlopen dan dat ze in celvormige stof gehandhaafd kunnen worden, en wel zoveel sneller dat ze ontsnappen moeten naar stof in moleculaire toestand. Genen en chromosomen vertegenwoordigen het eerste binnenkomen van menselijk leven in ons veld van fysieke waarneming. Zij liggen op de grens van de twee werelden, deels maken ze deel uit van de stof in haar vrije moleculaire toestand, deels zijn ze opgesloten in de oorspronkelijke cel, het bevruchte ei. Is er enig wetenschappelijk bewijs aan te voeren voor het denkbeeld dat deze moleculaire sleutels door de tijd heen, vanuit de toekomst, geregeld worden? Tot voor kort was het niet bekend welke soorten invloeden of stralingen van invloed zouden kunnen zijn op de genen. Maar in de laatste jaren zijn er herschikkingen of veranderingen van de genen, bijvoorbeeld bij tulpen, verkregen door ze aan X-stralen of radium bloot te stellen. Als resultaat van zon behandeling zijn spelingen van de natuur of mutaties van geheel nieuwe modellen, vormen en kleuren op kunstmatige wijze verkregen. En van de verschrikkingen van de atoombom is, dat zijn stralen de stabiliteit zelf van de menselijke vorm aantasten. In sommige opzichten benvloedt straling van deze speciale golflengte de rangschikking van de genen en veroorzaakt ontstellende veranderingen in wat wij de individualiteit noemen. Nu is een van de eigenaardigheden van zulke radioactieve frequenties dat ze, in tegenstelling tot de stralingen van klank, warmte of licht, lange perioden voortduren. De halfwaardetijd van radium bijvoorbeeld is 1600 jaar, wat betekent dat een deeltje radium in 1600 jaar tot de helft vermindert. Anders gezegd, de trillingen die door radium op gang gebracht worden verflauwen in een duizendtal jaren ongeveer evenveel als het weergalmen van een grote klok in een halve minuut vervaagt. Precies zoals de toon van de klok dertig

63

seconden doormaakt, heeft zon radioactieve uitstraling 1600 jaar doorgemaakt. Dat betekent dat dezelfde straling die nu de genen van een tulp benvloedt, een dergelijke speling duizend jaar geleden kon veroorzaken. Of omgekeerd: dezelfde radioactiviteit die toen de monsterachtige tulp kon voortbrengen, kan vandaag een zelfde verandering scheppen. Heeft de vormende invloed achteruit of vooruit door de tijd gereisd? Het is hetzelfde. Men kan alleen zeggen dat deze straling, die macht heeft over de vorm, onafhankelijk is van de tijd. Later zullen we dit zien als een voorbeeld van het algemeen beginsel, dat een vorm in de ene wereld geschapen wordt door invloed uit de wereld erboven, dat moleculaire schikkingen alleen gewijzigd kunnen worden door elektronische kracht. Intussen hebben we een volkomen wetenschappelijke basis voor de stelling waarmee we begonnen - namelijk, dat de vormende invloeden die bij de dood vrijkomen, terug moeten en opnieuw het embryo scheppen; en dat dit moet gebeuren door een onmiddellijke bewerking van de genen op het ogenblik van de conceptie. Hoe zouden we mogen verwachten dat zulke invloeden handelen? We mogen veronderstellen dat aan het einde van het leven iedere psychologische trek van de mens of vergroot of verkleind is, vergeleken met de organische tendens die hem bij zijn geboorte eigen was. Of hij zal zich afgesloofd hebben om een gebrek of zwakheid te overwinnen, of deze zullen nog meer macht over hem gekregen hebben. Of hij zal hebben geprobeerd een overheersende neiging te beteugelen, of hij zal er meer dan ooit aan overgeleverd zijn. En daar iedere psychologische karaktertrek overeenkomt met een of andere fysieke, betekent het dat in de intens samengedrukte code van het organisme die door de genen bepaald wordt, de speciale gene, die deze karaktertrek beheerst, aan het einde van het leven in meer of mindere mate gestimuleerd zal worden. Op deze wijze kunnen we ons voorstellen, dat de kaak van een bokser met elk leven een fractie groter wordt, het vlees van de gulzigaard vetter, het oor van de musicus scherper, het woordgeheugen van de auteur volmaakter. Bij de steeds toenemende vertrouwdheid door herhaling kon er alleen maar verwacht worden, dat die kenmerken die reeds het meest ontwikkeld zijn, zich verder blijven ontwikkelen en bij de dood een nog sterker impuls terugseinen naar de betreffende gene die in de conceptie-dans wacht. Er valt niet aan te twijfelen dat in deze zin de symboliek van dierlijke wedergeboorte in verscheidene leringen werd gebruikt. Elk dier werd opgevat als de uiterste overdrijving van een hoofdtrek, zowel fysiek als psychologisch. Zo kon de hond de neus symboliseren, het reukvermogen, en ook de toestand van geheel en al in de macht van deze functie te zijn, dat is, overgeleverd aan dierlijke lusten, die grotendeels door geuren gestimuleerd worden. Op dezelfde wijze zou een slang de kliercombinatie kunnen symboliseren, die plotselinge en boosaardige reacties bevordert. Zo zou ieder dier de pathologische overdrijving vertegenwoordigen van een hoofdtrek die door n gene of een groep van genen beheerst wordt, zonder enige harmonie met de rest van het organisme en zich blindelings meesterschap over het geheel aanmatigen.

64

In de mythe van Er wordt beschreven, hoe vele zielen van Griekse helden, toen hun een vrije keus geboden werd uit alle mogelijke voorbeelden van levens, de dieren kozen die met hun aard overeenkwamen - Ajax een leeuw, Agamemnon een adelaar en Epeius, de nar, een aap. Als men het zo leest, krijgt men inderdaad sterk de indruk, dat Ajax aldoor ruiger en op domme wijze moediger, Agamemnon eenzamer, zwijgzamer en arendachtiger, Epeius vlotter en flauwer in zijn na-aperij wordt, van leven tot leven in alle eeuwigheid. Dit is het vreselijke denkbeeld, dat door de ouden medegedeeld werd in de vermomming van dierlijke zielsverhuizing dat van een aldoor groeiende gefixeerdheid in n speciaal kenmerk. Als je de baarmoeder binnengaat door gevoelens van gehechtheid en tegenzin, zegt het Tibetaans Dodenboek, kun je geboren worden als een paard, een vogel, een hond of een menselijk wezen. Hier hebben we het denkbeeld van menselijke wedergeboorte als een mislukking - tenminste vanuit het gezichtspunt van hen die proberen voorgoed te ontkomen naar de elektronische of hemelwereld - maar in tegenstelling tot de symboliek van wedergeboorte als dier, in ieder geval als een evenwichtige mislukking, waarin alle verschillende kenmerken van het menselijk organisme min of meer worden overgebracht in hun juiste verhouding en proportie. Dit denkbeeld van een toegenomen evenwicht van hoofdtrekken, van een verhoogde harmonie van het organisme, houdt echter reeds een hoge graad van zelfkennis in van de kant van het individu, gepaard aan een opzettelijke strijd tegen erkende zwakheden, en een opzettelijk veredelen van erkende gebreken. We kunnen nu beter zien hoe het mechanisme van de menselijke terugkeer zou kunnen werken; hoe het latente karma van het vorige leven, gerangschikt naar aard en kracht, zoals het Sankhya-verhaal luidt, bij de dood trek voor trek overgebracht zou kunnen worden naar de passende genen en chromosomen in het ei. En we zien verder hoe het totaal van deze boodschap, bestaande uit enige duizenden van zulke tekens, ogenblikkelijk door de tijd overgedragen kon worden door een straling van zo grote duurzaamheid en doordringingsvermogen, die zoals we nu weten, de radioactiviteit eigen is. Maar de daad der conceptie is ook de seksuele daad van de ouders. Het scheppen van het nieuwe patroon of kracht-intensiteit en de zuiverheid van hun emotie, enz. Zodat wij, willen we een serieuze verbetering en harmonisering bereiken van het nieuwe embryo met betrekking tot het oude, tot het idee komen dat de stervende mens niet alleen begonnen moet zijn met zijn eigen zwakheden te boven te komen, maar ook op een of andere wijze zijn eigen ouders tot een hoger niveau moet opheffen. Hij moet nu zijn ouders leren, hoe zij zijn volgend lichaam beter kunnen maken. En hij moet zon intensiteit van bewustzijn en emotie overbrengen naar het moment van zijn eigen conceptie, dat het tot hen doordringt. Naar dit mysterieuze denkbeeld wordt in het Tibetaanse Dodenboek aldus verwezen: richt je verlangen, en treedt de baarmoeder binnen. Straal te zelfder tijd je geschenk-golven (van gratie en goede wil) uit over de schoot die je binnengaat, (waardoor je haar transformeert) tot een hemelse woning.

65

De hoogste mens kan niet wachten. Hij moet zijn eigen erfelijkheid verbeteren, zijn eigen geboorte regelen. Bij mensen die geen heiligen of misdadigers zijn, zien we daarentegen enkel een geleidelijke en wellicht onmerkbare verandering van leven tot leven - hetzij doordat een trek de neiging heeft de rest op te slokken, of doordat er een langzame neiging tot harmonie en evenwicht van het geheel optreedt. Dit is de eeuwige wederkeer die Nietzsche beschrijft en die Ouspensky oproept in zijn roman Het wonderbare leven van Iwan Osokin. Maar bij hoeveel levens kunnen wij veronderstellen, dat zulke onmerkbare veranderingen van toepassing zijn? Zoals we uit de grafieken van ieder levensproces weten, volgt niets in de natuur steeds een recht op het doel afgaande neiging; maar buigt vroeger of later om tot een omhoog vliegende opstijging of een duikende val. Hoe geduldig is de natuur wat de mens betreft? Van hoeveel levens mag hij verwachten te zullen meemaken voordat er een slotafrekening, een oordeel der oordelen wordt vereist? Zelfs hier laten de oude legenden ons niet zonder sleutel. Nu komt iedere ziel, volgens de Phaedrus mythe, niet weer op dezelfde plaats terug waar ze vandaan komt, totdat tienduizend jaren voltooid zijn; want eerder is geen ziel van vleugels voorzien, behalve de ziel die zonder bedrog naar de ware wijsheid gezocht heeft, of zijn makker in de wijsheid heeft lief gehad. De zielen van deze mensen vertrekken na verloop van het derde duizendtal jaren inderdaad, als zij dit leven driemaal achtereen verkozen hebben en van vleugels voorzien zijn. Wat kan dit betekenen? Tienduizend jaren zijn, volgens de berekening die speciaal in de parallel lopende mythe van Er wordt aangehaald, een honderd levens. Aan zon berekening zou onopgemerkt voorbijgegaan worden, als ze ons niet op verrassende wijze deed denken aan de honderd en acht kralen aan het halssnoer van Boeddha, waarvan iedere kraal een rencarnatie symboliseert. In ieder geval schijnt de passage voor de massa van de mensheid op een enorm lange periode te wijzen, die misschien een honderdtal levens kan omvatten, waarin van het langzame getij, dat op de mensheid in het algemeen van invloed is, verwacht mag worden dat het zijn werk gedaan heeft of daarin niet is geslaagd. In de verbetering op deze schaal zit niets persoonlijks, omdat de mens blijkbaar de gelegenheid geboden wordt deel te nemen aan een algemene en onmerkbare stijging in het tempo van processen, die op de hele natuur van toepassing zijn. Tegelijkertijd schijnt er een snellere, een kortere weg zo te zeggen, voorzien te zijn voor hen die zonder bedrog naar de ware wijsheid hebben gezocht Zulke mensen, die een derde deel voltooid hebben van de totale levens die hun toebedeeld zijn, schijnt een andere kans geboden te worden. Misschien krijgen ze de kans tot een contact met een leraar of een school, om op die wijze het geheim van de regeneratie te leren. Met speciale kennis, nauwkeurige leiding, intens werk aan zichzelf, en geluk, kunnen ze misschien langs een directe weg omhoog gaan, ontsnappen uit de kringloop der wedergeboorte. Dit is de mogelijkheid die in de oude Russische iconen van de tweede gevreesde komst uitgebeeld is, waar een paar monniken, die het

66

algemene oordeel vermijden, getoond worden terwijl ze in de rechter marge direct naar de hemel vliegen. Maar voor hen die dit geheim hebben geleerd, wordt de tijd onmiddellijk volgens een andere maatstaf berekend. Ze is niet langer een kwestie van vele levens. Er wordt een speciale kans onthuld, maar die moet heel snel worden benut Er moet een bepaald niveau bereikt worden in heel weinig levens. De zielen van zulke mensen als ze dit leven driemaal achtereen verkozen hebben, en van vleugels zijn voorzien, vertrekken dan inderdaad. Het is vreemd van dit fascinerende en vreselijke denkbeeld precies vijf en twintig eeuwen later in onze eigen hoogst sceptische tijd een echo te vinden. In Ouspenskys Het wonderbare leven van Iwan Osokin, is de held er tenslotte toe gekomen met tragische helderheid de altijd terugkerende kringloop van zijn eigen leven te zien. Hij ontmoet een magir die hem nog iets meer uitlegt. Maar in zijn opwinding daarover, hoort hij nauwelijks dat deze eraan toevoegt: Een mens die het grote geheim begint te onderkennen, moet er gebruik van maken, anders keert het zich tegen hem. Het is geen veilig geheim. Als men het zich bewust geworden is, moet men verder gaan, of men zal ten onder gaan. Als men het geheim vindt of erover hoort, heeft men nog maar twee of drie, of in ieder geval maar enkele levens voor zich.

67

X HERINNERING IN DE ONZICHTBARE WERELDEN Allereerst moeten we trachten te begrijpen dat herinnering alleen betrekking kan hebben op die dichtere werelden, waarin de waarneming langzaam genoeg door de tijd reist om een gevoel van verleden, heden en toekomst toe te staan. In de elektronische wereld kan er geen herinnering zijn, want alles is nu, en alles is bekend. Vanuit dit hoge gezichtspunt is het niet juist aan de verschillende mensenlevens te denken alsof ze elkaar opvolgden; het is een kwestie van gelijktijdige wederkeer. Maar in de wereld waarin wij leven, kunnen we niet op deze wijze denken; we moeten een ervoor en erna veronderstellen, waarbij het ene leven op het andere volgt. En in zon wereld is onze dichtste benadering tot hogere waarneming juist herinnering. We hebben het probleem van bewustzijn en herinnering binnen de spanne tijds van n leven al bestudeerd - hoe momenten van levendiger bewustzijn van je bestaan in de omringende wereld impulsen in beweging zetten, die als het ware achter de gewone voortgang van de waarneming door de tijd aanlopen en haar inhalen in de vorm van herinneringen. We veronderstellen ook dat zulke momenten buitengewoon versterkt - misschien door grote vreugde, tragiek, verrassing of ongewoonheid - zelfs een impuls van herinnering uit konden stralen naar een overeenkomstig punt op de spiraal van een ander leven, aldus aanleiding gevend tot alle vreemde gewaarwordingen van vertrouwdheid met onbekende gebeurtenissen en taferelen en zelfs tot het vooruitzien van dingen die in de onmiddellijke toekomst staan te gebeuren.14 Maar alle serieuze studie over de aard der herinneringen stuiten altijd vroeger of later tegen de onbeschreven muren van geboorte en dood aan. We kunnen een bijna overweldigende massa bewijsmateriaal opbouwen die aanduidt, dat opeenvolgende levens het een uit het andere ontwikkelen en dat het doodsmoment in het ene leven het conceptiemoment in het volgende is. Maar we kunnen het nooit bewijzen, omdat de herinnering van gewone mensen deze hindernis nooit kan nemen. Voor de vertrouwde bewustzijnsniveaus en voor de herinneringsimpulsen die eruit voortkomen, is de dood een absolute isolator. Om door de dood heen over te gaan in het volgende leven, zou de herinnering van veel groter kracht moeten zijn, d.w.z. ze zou voort moeten komen uit een onmetelijk hogere intensiteit van bewustzijn dan die we gewoonlijk kennen. We kunnen de cirkel van het menselijk leven vergelijken met een elektrisch circuit dat bij de dood verbroken wordt, en de herinnering met de stroom. Deze breuk is werkelijk voldoende om de stroom te beletten met zijn gewone intensiteit van de ene naar de andere kant te gaan. Maar zou de elektrische spanning zeer
14 Vele van zulke gedocumenteerde verhalen werden verzameld door Camille Flammarion in zijn boek De dood en haar mysterie, hoewel jammer genoeg van een enigszins pathologisch gezichtspunt.

68

belangrijk versterkt worden, dan zou er van de stroom verwacht kunnen worden dat hij de kloof zou overbruggen, aldus zon licht scheppend en tegelijkertijd het circuit sluitend, waardoor een stroom van de ene naar de andere kant mogelijk zou worden. Bijna alle overleveringen over de avonturen van de ziel na de dood bevatten een vaak onopgemerkte verwijzing naar een punt, waar de herinnering weggenomen of uitgewist wordt. Het visioen van Sint Makary van Alexandri bijvoorbeeld beschrijft hoe de ziel na drie dagen bevrijd wordt van het lichaam en dan na opgestegen te zijn naar de hemel voor de aanbidding van God, bevolen wordt gedurende zes dagen rond te dolen in het paradijs, waar zij door alles te overpeinzen, getransformeerd wordt en alle zorgen vergeet die zij in het lichaam kende. Hierin kunnen we heel goed een verbasterde omzetting speuren van een ware legende, want in dit visioen wordt de natuurlijke menselijke neiging en het verlangen om verdriet te vergeten gerechtvaardigd en geheugenverlies op een bepaald punt gemaakt tot iets wenselijks, in plaats van tot iets dat dodelijk gevaarlijk is en vermeden moet worden. De gehele zin van het verhaal wordt zo volkomen onderste boven gekeerd, want het punt van alle oorspronkelijke legenden is juist, dat op dit moment de herinnering ten koste van alles behouden moet worden. Deze fout echter biedt ons een heel interessant beeld van hoe geheugenverlies tot stand kan komen. Want in dit visioen wordt vergetelheid in verband gebracht met de paradijs-wereld, dat wil zeggen, de moleculaire wereld, waarin we veronderstellen dat de ziel haar laatste leven in een intens samengeperste vorm herleefde en terugzag. We realiseerden ons al eerder de verschrikkelijke emotionele angst die in alle gewone levens verbonden moet zijn met een dergelijke intense concentratie van herinnering en we kunnen begrijpen, dat het overweldigend verlangen van het zelf in die tijd zou zijn: te ontkomen aan deze ondraaglijke wroeging, zich niets meer te herinneren, ten koste van alles te vergeten. In Ouspenskys symbolische roman over wederkeer vindt de held, die hartstochtelijk verlangt naar de kans zijn verloren leven over te doen, met volledige herinnering aan al zijn fouten, tenslotte een magir die erin toestemt hem terug te zenden. En je zult je alles herinneren, voegt de magir eraan toe, zolang je niet verlangt te vergeten!15 Dit absoluut fundamentele beginsel, dat alle manifestaties van herinnering in het leven beheerst, moet met een honderdvoudige kracht van toepassing zijn op de herinnering na de dood. Dit idee van een intens verlangen naar vergeten, van een hartstochtelijke hunkering naar vergetelheid, wordt levendig uitgedrukt in de Griekse legende van de Lethe. Vandaar, zei Er, ging (de ziel van) ieder mens, zonder terug te keren, regelrecht onder de troon van noodzakelijkheid door, en toen ieder, zelfs tot de laatste, er onderdoor was gekomen, reisden zij samen naar de vlakte van Lethe, door vreselijk brandende hitte en vorst heen; en deze vlakte is zonder bomen of enig kruid dat de
15 P.D. Ouspensky, Het wonderlijke leven van Iwan Osokin, pag. 26.

69

aarde voortbrengt. Hij zei dat ze, toen het al avond was, hun kamp opsloegen naast de rivier van vergetelheid, waar geen kruik het water van kan bevatten. Nu was het nodig dat allen een bepaalde hoeveelheid van het water zouden drinken; maar zij die niet door wijsheid beschermd werden, dronken meer dan de maat; en naar de mate dat ieder mens dronk vergat hij alles. Dit is echter een onvolledige versie van de meer esoterische Orphische legende van twee stromen, waaruit de dode mocht drinken - Lethe en Mnemosyne, vergetelheid en herinnering. Want op de beroemde gedenkplaat die te Petelia gevonden is, worden nauwkeurig instructies gegeven aan de Orphische ingewijde, wiens doel is, nu hij gelouterd werd, geheel en al uit de cyclus van rencarnatie te ontsnappen. Zon kandidaat moet de vrij-stromende fontein aan de linkerhand waarnaast een witte cypres groeit, zorgvuldig vermijden en zich in plaats daarvan tot de bewakers van de verborgen bron van Mnemosyne richten met deze treffende woorden: Ik ben het kind van aarde en hemel: ik versmacht van dorst; ik kom om; geef me koel water te drinken uit de bron van herinnering. En de bewakers zullen hem water te drinken geven uit de heilige bron, en hij zal in de hemel opgenomen worden om voor altijd bij de helden te wonen. Precies zo eindigt de Russische dienst voor de dode: Geef eeuwige rust in een gezegende slaap, Heer, aan de ziel van je dienaar die uit dit leven is heengegaan, en maak dat zijn herinnering eeuwig is. En het koor antwoordt in crescendo driemaal: Eeuwige herinnering! Eeuwige herinnering! Eeuwige herinnering! Dit behoud van herinnering door de dood heen, dat ononderbroken bewustzijn insluit, wordt altijd aangeduid als eerste vereiste tot de ontsnapping uit de herhaling van aardse levens. Maar er wordt altijd aan toegevoegd dat deze taak veel te zwaar is voor onvoorbereide mensen. Wanneer we het feit terzijde laten, dat gewone mensen niet van zichzelf bewust zijn, zelfs wanneer ze levend en in het volle bezit van hun zintuigen zijn, kunnen ze de geweldige schok van de dood niet verdragen, noch kan dit van hen verwacht worden, zonder het verlies van zelfs die waakzaamheid die ze normaal bezitten, evenmin als er van gewone mensen verwacht mag worden dat ze grote fysieke pijn verduren zullen zonder flauw te vallen. Dit bezwijmen is onvermijdelijk en deel van het plan van de natuur om mensen onnodig lijden te besparen, totdat ze het nut ervan kunnen begrijpen en waarderen. Al eerder vergeleken we het ogenblik van de dood en het ontsnappen van het zelf uit een celvormige in een elektrische toestand met een atoomontploffing. Toen scheen het absoluut duidelijk, dat zon overgang onvermijdelijk die verduistering van het bewustzijn moest insluiten, die in zo vele legenden bevestigd schijnt. Zoals het wordt uitgedrukt in de Mythe van Er die hierboven aangehaald werd, was het noodzakelijk dat allen een zekere maat van het water van vergetelheid zouden drinken. De hele vraag zou dan schijnen te zijn - hoe snel kon de ziel zich uit haar gevoelloosheid ontworstelen tot het bewustzijn van de buitengewone mogelijkheden van de wereld waarin ze zich bevond. Want de reden waarom de meeste zielen tot algehele vergetelheid vervielen was, dat Zij die niet door wijsheid beschermd werden, meer dan de maat dronken.

70

Zo komen we tot de tweede reden voor het verlies van herinnering. Deze hangt samen met het algemeen beginsel dat verandering van toestand de herinnering vernietigt. Onze lichamen kunnen zich in hun zomertoestand hun gewaarwordingen van de winter niet herinneren, noch in het daglicht hoe ze zich in de duisternis van de kleine uren voelden. Een nog duidelijker voorbeeld kunnen we zien in het feit, dat de overgang van de slaap naar de waaktoestand in normale gevallen de herinnering aan dromen vernietigt. Dus alleen een zeer speciale waarnemingstechniek en in het bijzonder een intense inspanning tot herinnering op het ogenblik van ontwaken kan de kans bieden, een min of meer samenhangende studie van dromen in het dagbewustzijn te dragen. Als we de geweldige instroming van elektronische energie bij de dood beschouwen als een enorm versterkte versie van de instroming van licht en indrukken bij het ontwaken, zullen we begrijpen, waarom de herinnering aan een vorig leven, nadat ze door de eerste lichtflits levendig verlicht werd, onvermijdelijk de neiging moet hebben om te verdwijnen. De herinnering aan dromen wordt bij het ontwaken vernietigd, evenals de herinnering aan het leven bij de dood, op grond van dezelfde wet die metalen hun vermogen om geluid voort te planten doet verliezen, zodra ze de intense warmte-energie overbrengen, of de sterren in het licht van de zon doet verdwijnen. Om de sterren na het aanbreken van de dag in observatie te kunnen houden, is een speciale en moeilijke studietechniek - vanuit de bodem van een put of met behulp van schermen - nodig. Zo moet het ook zijn met het behoud van de herinnering door de dood heen. Maar het overdragen van de herinnering van dit leven in andere toestanden na de dood om haar betekenis in het licht van de omstandigheden daar te onderzoeken, is maar de helft van het probleem. Want om gebruik te kunnen maken van zulke herinneringen moeten ze nog verder worden overgedragen, tezamen met herinneringen van de onzichtbare werelden, tot in het volgende leven. En daartoe moet een nog formidabeler verandering van toestand overwonnen worden, namelijk die welke verbonden is met de geboorte in de vertrouwde fysieke wereld. Je kunt je inderdaad moeilijk voorstellen wat een groter schok zou zijn: de schok die het gevolg is van het verlies van een fysieke vorm en een vormloze bevrijding in de elektronische wereld bij de dood, of die van het verlies van de bescherming van de baarmoeder en het losgelaten worden in een wereld van licht, lucht, lawaai en koude bij de geboorte. Volgens de Hindoese overlevering, in de Vishnu Purana uitgedrukt, is het deze laatste verandering van toestand die het doeltreffendst de herinnering vernietigt: Het tere en fijne dier leeft in een embryo... in het water drijvend... niet in staat adem te halen, begiftigd met bewustzijn en vele honderden vorige geboorten in zijn herinnering terugroepend. Als het kind op het punt staat geboren te worden... wordt het met het hoofd naar beneden gedraaid en op heftige wijze uit de baarmoeder gedreven door de krachtige en pijnlijke baringswinden; en het kind dat een ogenblik alle gewaarwording verliest, wanneer het in contact gebracht wordt met de buitenlucht, wordt onmiddellijk

71

van intellectuele kennis beroofd. Zo zijn er dus twee belangrijke vormen van herinnering die we missen en die op tamelijk verschillende wijze vernietigd schijnen te zijn. In de eerste plaats missen we de herinnering aan onze vroegere fysieke levens; ongetwijfeld om dezelfde reden waarom we de herinnering missen van het grootste deel van ons tegenwoordige leven: namelijk omdat ze te pijnlijk is. In het algemeen willen we ons het verleden niet herinneren, houdt onze geest zich liever bezig met een denkbeeldige toekomst, die volslagen onverenigbaar is met dit verleden. Zo kwijnt de herinneringsfunctie weg. In de tweede plaats hebben we geen herinnering aan andere stoftoestanden waarin we misschien voor de conceptie hebben bestaan, noch aan de onvoorstelbare vrijheid en visie die tot de moleculaire en elektronische werelden behoren. En wel, wat ook aannemelijk schijnt; omdat we nooit de speciale en vreselijk moeilijke techniek leerden om de herinnering ondanks een fundamentele wezensverandering te bewaren. Iedere ziel die menselijk is, heeft noodzakelijkerwijs de dingen gezien die werkelijk zijn (zegt Plato in de Phaedrus) anders zou ze geen deel uitmaken van dit schepsel; maar om die dingen met behulp daarvan in de geest (mind) op te roepen, is niet gemakkelijk voor iedere ziel, noch voor die zielen die de dingen daar een tijdje zagen, noch voor hen waarmee, toen ze naar de aarde gevallen waren, iets kwaads gebeurde, zodat ze door kwade contacten tot zonde vervallen en de heilige dingen vergeten die ze vroeger zagen. Waarlijk weinigen hebben in voldoende mate herinnering in zich overgehouden. Hoe kan het geheugen van een mens in voldoende mate ontwikkeld worden, zodat hij zichzelf herinnert en deze herinnering van de ene wereld naar de andere, van het ene leven naar het volgende overdraagt? Ten eerste moet hij met dit huidige leven beginnen. Want wat er ooit met het andere gebeurd mag zijn, dat is reeds in hem tot in bijzonderheden gefotografeerd, zoals een belichte maar niet ontwikkelde film. Of liever, er zijn veel verschillende films in hem, daar elk van zijn functies zijn eigen opnamen maakt en bewaart - een spoel met al zijn gezichtsindrukken, een tweede met geluiden en gesprekken die hij gehoord heeft, een derde met zijn eigen bewegingen, een vierde met fysieke gewaarwordingen en zo verder. In de schors van zijn brein, in zijn oog, in zijn keel, sluimeren ongerept de miljoenen waarnemingen die zijn leven uitmaken, verkleind tot een moleculaire of elektronische schaal. Zoals we gezegd hebben, liggen in de gewone mens deze films onontwikkeld, d.w.z. het opgenomene is vergeten, behalve wanneer de aandacht toevallig naar deze of die korte scne getrokken wordt door een of andere gelijkenis of tegenstelling in het heden. Want de aandacht of het bewustzijn is de ontwikkelaar. De mens dus, die het geheugen wenst te ontwikkelen, moet het bewustzijn willens en wetens op zijn opnamen gericht houden. Hij moet zijn innerlijke film van het verleden nu ontwikkelen, in plaats van te wachten op haar plotselinge en overweldigende openbaring bij de dood. Eerst moeten de herinneringen - van mensen, plaatsen, kritieke en alledaagse

72

voorvallen - die gewoonlijk alleen door associatie in hem gewekt worden, opeenvolgend en door de wil teruggebracht worden. Ze moeten gerangschikt worden bij maanden en bij jaren. Ze moeten verzameld, uitgewerkt en getaxeerd worden vooral die welke hij zich het liefst niet zou herinneren. Want juist het vermogen zich vroegere zwakheden, moeilijkheden en mislukkingen niet te herinneren, houdt de mens zoals hij is, waardoor hij dezelfde fatale fouten voortdurend en moeiteloos herhaalt - of liever, al het eruit voortvloeiende gewetenslijden uitstelt tot een laatste ondraaglijke ervaring. Op deze wijze is de eerste taak van een mens die zijn geheugen wil ontwikkelen, zichzelf bijtijds te herinneren. Maar wanneer hij dit ernstig probeert, zal hij veel dingen in zijn verleden tegenkomen waarvan hij de herhaling met geen mogelijkheid kan toestaan. Misschien vindt hij de eerste onbeduidende uiting van een of andere gewoonte, die later rampzalig werd; of kan hij zich de eerste toevallige ontmoeting herinneren in de een of andere fatale verhouding; of de een of andere dwaze nalatigheid die tot een grote tragedie leidde. Door zulke herinneringen te zien en moedig tegemoet te treden, zal hij beginnen zichzelf te kennen. Hij zal zien wat hij was - en is. Hij zal beseffen dat hij tot nu toe zijn verleden alleen maar goedkeurde omdat hij het zich niet herinnerde. Door zijn eigen opname verder te bestuderen, kan hij zien dat deze dramatische momenten van zijn leven, zowel ten goede als ten kwade, niet alleen staan, maar aangekondigd werden door vele vroegere situaties, die elk de komende climax in meer volledige en omstandige details schetste. Het kan hem zelfs toeschijnen dat zulke voorafschaduwingen een soort achterwaartse herinnering voorstellen, het onzichtbare echon van impulsen in omgekeerde tijd, die we al verondersteld hadden. En hij zal zich realiseren dat als de slotscne anders gespeeld moet worden, deze repetities ook veranderd moeten worden, helemaal tot in zijn kindertijd terug. Hieruit kan zich in hem geleidelijk een soort van dubbele herinnering gaan ontwikkelen. Hij zal tegelijkertijd zien wat er werkelijk gebeurde en wat er gebeurd kon zijn, als hij bewuster was geweest. En hoe duidelijker hij zich het verleden herinnert, hoe meer belang hij zal hechten aan deze nieuwe mogelijkheden, die hij in een toekomstige herhaling zal plaatsen. Herhaling zal voor hem verbonden worden met de gedachte van mogelijk bewustzijn. Hij zal beginnen zijn leven te reconstrueren. Hoe meer hij in deze reconstructies volhardt, hoe pijnlijker het contrast zal worden tussen wat was en wat kon zijn. En dit is een noodzakelijk onderdeel van het proces, want evenals bewustzijn de ontwikkelaar vormt voor de herinneringsfilm, is het geweten het fixeermiddel. Het gehele doel moet zijn, de herinnering geleidelijk en opzettelijk te ontwikkelen en vast te leggen, terwijl we nog in leven zijn. Want evenals een te sterke ontwikkelaar en een te snel fixeermiddel geen foto opleveren, maar haar onherstelbaar vernietigen, zo zal de overweldigende stroom van bewustzijn en geweten, die door de elektronische toestand vrijkomt, de herinnering in het moment

73

van de dood vernietigen, tenzij ze reeds ontwikkeld en blijvend vastgelegd werd tijdens het leven. Door zich levendiger en scherper de kruispunten van zijn verleden te herinneren, zal bij een mens de vraag opkomen, hoe hij zichzelf kan waarschuwen, als hij ze een volgende keer weer tegenkomt? Hoe kan hij dan aan zichzelf overbrengen wat hij nu voelt? Misschien kan hij teruggaan tot het werkelijke toneel van een of andere fout of mogelijkheid en zich uit alle macht inspannen zichzelf te herinneren, en proberen aan een of andere muur of boom, die in zijn herinnering gegrift staat, het begrip vast te knopen dat hij wil overbrengen. Hij kan zichzelf misschien duidelijk maken, wanneer hij daar in zijn volgende leven staat, dat het zien van deze boom hem eraan moet herinneren, zich te herinneren. Het zal hem dan worden ingegeven, dat zijn enige kans is nu bewust te worden. Hij zal dan op praktische wijze begrijpen, dat onze enige manier om de herinnering aan een ander leven mede te delen de bewustzijnskracht in dit leven is. En hij zal inzien dat het de bedoeling van het in dit leven tot bewustzijn komen is: bewust te blijven door de dood heen.

74

XI SCHEIDING DOOR LIJDEN De voorbereiding voor de enorme taak om door de dood heen bewust te blijven moet zijn: intens van zichzelf bewust worden in het leven. Een of ander beginsel van bewustzijn moet reeds uit het lichaam tevoorschijn gekomen, en erin geslaagd zijn alle manifestaties van dit lichaam objectief te bestuderen in de gunstige omstandigheden van het fysiek bestaan, wil er enige kwestie zijn van zelfgewaarzijn in de dood. Dit element van bewustzijn moet leren zichzelf te herinneren, d.w.z. zich nu alle uitingen van zijn fysiek lichaam en haar relatie ermee te herinneren. Op geen andere wijze kunnen we ons voorstellen dat de herinnering in een andere tijd bewaard wordt Door in het lichamelijk leven naar bewustzijn te streven, zijn we dus in de toestand van iemand die aan wind en golven overgeleverd is in een kleine boot die een lek gekregen heeft en probeert te leren zwemmen, terwijl zijn boot nog drijft, omdat hij wel weet dat het te laat zal zijn als ze zinkt. Dit vermogen om in een andere wereld te zwemmen, dit verwerven van een blijvend beginsel van bewustzijn, houdt verband met de doelbewuste ontwikkeling van een ziel. Wanneer we voor een ogenblik het voorbeeld van grote mystici en godsdienstleraren ter zijde laten, kunnen we duidelijk zien, dat dit het pad is dat betreden werd door vele van de grootste schrijvers, kunstenaars en musici, wier geheim ons ontgaat als we zon mogelijkheid niet aannemen. In het werk van Shakespeare bijvoorbeeld voelen we een geweldige toename van begrip voor alle menselijke zwakheden, hartstochten, opofferingen, worstelingen en aspiraties, wat onvermijdelijk de ontdekking van alle kanten van de menselijke aard in hemzelf insluit, d.w.z., van zelfbewustzijn. Tegelijkertijd voelen we, dat een zo levendig alle sterfelijke hartstochten zien en tot uitdrukking brengen, iets in Shakespeare zich geleidelijk daarvan heeft verwijderd, zich wel alles herinnert en toch afzijdig ervan blijft. In Julius Ceasar, Macbeth, Hamlet, zien we met vele gezichten dezelfde mens uitgebeeld, die door het grootste lijden, de grootste tragedie, die het leven kan brengen heen leeft en in wie toch al iets begint te ontstaan, dat los daarvan staat en los van zijn eigen menselijke gevoelens daaromtrent. Het is juist dit vermogen dat aan al deze karakters, gemeten althans naar wereldse maatstaven, een gevoel van machteloosheid geeft. Ze bewegen zich reeds op een ander pad dan de rest van de mensheid: hun levens hebben niet langer betekenis vanuit het gezichtspunt van wereldse resultaten. Want ze beginnen zichzelf te herinneren. Een nog levendiger voorbeeld kan worden gevonden in de lange reeks van Rembrandts zelfportretten16, die, tezamen genomen, zo dicht het uitbeelden van het lange lichaam van een mens benaderen als wat ook in de kunst of de literatuur. Vanaf de vroegste tijd merken we dat Rembrandt tracht zichzelf te zien en met een verschrikkelijke objectiviteit vast te leggen, momenten van angst, wezenloosheid en
16 A. Bredius, Rembrandt Gemlde, nrs. 1, 2, 3, 5, 14, 15.

75

onbeheerste vrolijkheid, als hij zichzelf vangt zonder enige waakzaamheid en verloren in een bijna dierlijke onbewustheid. Geleidelijk aan is hij in staat zichzelf van steeds meer van deze menselijke manifestaties van Rembrandt af te scheiden, tot hij in de latere zelfportretten de gehele mens van buitenaf schijnt te bezien. Je krijgt een overweldigende indruk, dat herkenning zich van het broze menszijn heeft afgescheiden en dat Rembrandt zichzelf kent en zichzelf herinnert op een geheel andere wijze dan gewone mensen. Er is nog een andere kant aan hetzelfde proces. Klaarblijkelijk is een van de vereisten om aan bepaalde gegeven levensomstandigheden, aan bepaalde fysieke begrenzingen te ontsnappen, dat alle of de meeste aan die begrenzingen inherente mogelijkheden eerst beseft moeten worden. Gewone mensen worden tot de herhaling van hun levens veroordeeld, omdat ze nog niet begonnen zijn bewust te worden van de mogelijkheden die deze levens inhouden. Bij mensen als Rembrandt of Shakespeare ligt de zaak heel anders. De hoeveelheid waarneming en begrip, ten aanzien van iedere kant en omstandigheid van het menselijk leven, van iedere klasse en type van menselijk wezen, die aan het stoffelijk leven van Shakespeare ontwrongen werd, valt niet te berekenen. Herhaling is te wijten aan gebrek aan begrip. Dit is het mechanisme, waardoor ieder individu weer een kans krijgt mr te begrijpen, meer bewust te worden in zijn huidige omstandigheden - want als hij deze niet meester kan worden, is het zeker dat hij niet in staat zal zijn andere en minder vertrouwde de baas te worden. Maar Shakespeare en Rembrandt hebben al enorme hoeveelheden begrip aan hun eigen levens ontleend en vrijgegeven en het is dus bijna ondenkbaar, dat zulke levens zich zouden herhalen op dezelfde wijze als onbewuste. Het is bijvoorbeeld onmogelijk te geloven dat Shakespeare weer Hamlet moet schrijven. Hij deed dat al volmaakt. Volmaaktheid herhalen houdt een soort verspilling in, waar de kosmische wetten niet in voorzien. Onvolmaaktheid herhaalt zich, volmaaktheid niet. En toch leeft Hamlet in de geschiedenis. Ontelbare opvoeringen ervan hebben honderden acteurs en spelleiders bezig gehouden, tienduizenden toeschouwers benvloed, vormen, zinnen en gedachtegangen geschapen, die onze gehele beschaving kleuren en zelfs in haar meest mechanische aspecten spreekwoordelijk zijn geworden. Daarom moest iemand Hamlet schrijven. Om niet in herhaling te vervallen moet Shakespeare iemand anders leren Hamlet te schrijven. Hij moet iemand anders in zijn plaats zetten. Dan zal hij vrijkomen voor andere taken. En dit is inderdaad een goed voorbeeld, want in de vermaarde Bacon-Shakespeare controverse schijnen we in de gewone tijd het verwarde spoor te zien van het auteurschap van een groot historisch werk, dat in opeenvolgende herhalingen van het ene individu op een ander overgaat. Hoe kwamen zulke mensen tot hun vreemde positie op de rand van de vrijheid? Hun duidelijkste kenmerk is hun intens verlangen om objectief te zien zelfs zichzelf. Maar afgezien hiervan moeten we wel getroffen worden door de vreemde rol die het lijden voor hen schijnt te spelen. Steeds weer zien we, dat in het leven van zulke scheppende genien een grote tragedie of een groot lijden optreedt,

76

dat op vreemde wijze onvermijdelijk schijnt, voor het ontlopen waarvan ze geen moeite doen en dat ze op een merkwaardige wijze schijnen nodig te hebben. Het is alsof op een bepaald punt in hun groeiende objectiviteit ten opzichte van zichzelf, geen gewone ervaring sterk genoeg is, dat niets anders dan lijden een voldoende beproeving is voor hun verworven kracht. In het bijzonder is dit het geval bij het naderen van de dood. Rembrandt stierf ziek, na zijn prachtige loopbaan, vergeten en absoluut alleen. Beethoven doof, zwaar beproefd, hulpeloos en verlaten, werd zelfs vergeten door de dronken jongen die erop uit gestuurd was om de dokter te halen. Tolstoi stierf in een spoorwegstation op het platteland, toen hij op de leeftijd van twee en tachtig op weg ging voor een onmogelijke pelgrimstocht naar Tibet. Newton was zo ver buiten de gewone verhoudingen geraakt, dat hij als een gek behandeld werd; en dat was ook het geval met Nietzsche. Zeker is de dood van ieder mens tragisch en eenzaam. Maar in bovenstaande gevallen schijnen tragedie en lijden een heel andere rol te spelen dan in het leven van gewone mensen. Gewone mensen lijden overdadig en nutteloos en hun poging om doelloze pijn te vermijden is zonder twijfel juist. Maar in enkele van deze andere gevallen schijnt reeds het heel andere element van opzettelijk lijden op te treden. Het lijden wordt niet vermeden en wordt zelfs gezocht, eenvoudig omdat het voor de mens een der moeilijkste opgaven is en de grootste beproeving van zijn verworven vermogen om zijn bewustzijn los te maken van zijn lichamelijke manifestaties en deze objectief te bekijken. Wanneer wij bij de grootste godsdienstleraren van de mensheid komen, vinden we zulk een weloverwogen lijden opgevoerd tot een hoogte, die in de ogen van de gewone mens helemaal onbegrijpelijk is. Een enkel woord tot Pilatus zou alles hebben kunnen veranderen. Maar Christus doet hoegenaamd niets om zijn kruisiging te vermijden, en handelt inderdaad op een wijze - gegeven de omstandigheden en de gemoedstoestand van het volk - die haar onvermijdelijk maakt. Socrates gedraagt zich voor de Atheense senaat op gelijke wijze. De Boeddha eet willens en wetens het vergiftigde voedsel, dat door een smid in een dorp aan de kant van de weg aangeboden wordt. Terwijl Milarepa, de Tibetaanse heilige, wanneer een jaloerse pundit zijn geliefde een turquoise belooft als ze de wijze een schaal vergiftigde wrongel wil geven, de vrouw eerst terugstuurt om het lokaas te halen en dan weloverwogen de schaal aanneemt. In elk van deze gevallen wordt door de vertellers van het verhaal duidelijk gemaakt, dat zon opzettelijke dood vergezeld gaat van vreselijke zielestrijd, die duidelijk voorzien en weloverwogen opgeroepen werd. Zulk een lijden moet vele bedoelingen hebben, waarvan de meeste voor ons onzichtbaar blijven. Maar denk eens aan al wat gezegd werd over de mogelijkheid tot ontsnapping uit de cyclus van menselijke levens, nl. door het volle bewustzijn en de volle herinnering over de dood heen mee te dragen naar het ogenblik van bevrijding in de elektronische wereld. En hoe het bewustzijn, om gehard en gestaald te worden voor zon beproeving, reeds zijn geschiktheid bewezen moest hebben tot het doorstaan van de

77

verschrikkelijke schokken en ontbering, die de fysieke wereld kan bieden. Vanuit tenminste n gezichtspunt moet het weloverwogen oproepen van groot lijden juist voor de dood, dienen om het bewustzijn aan zulke schokken te wennen, zodat het in staat zal zijn deze laatste overgang onversaagd te doorstaan. Het meester worden van zware pijn geeft het bewustzijn de intensiteit en de vlucht die nodig zijn om zonder het lichaam verder te gaan, en stelt het in staat om zelfstandig te starten. Want lijden is het belangrijkste middel, waarmee het ene deel van het menselijk mechanisme van het andere gescheiden kan worden. Zelfs bij de tandarts wordt het voor een mens mogelijk te voelen: het lijdt, maar ik lijd niet. Terwijl het hem, wanneer hij in een gemakkelijke armstoel na een goed maal in een warme kamer zit, praktisch onmogelijk is tot een soortgelijk gevoel te komen. Wanneer ze ver doorgevoerd wordt, maakt een dergelijke afscheiding geweldige hoeveelheden emotionele energie vrij. We kennen nu de reusachtige schaal van energie die vrij gemaakt wordt door van de kern van het atoom elektronische schillen af te splitsen. Van precies dezelfde soort is de vrijmaking van energie in de mens bij het afsplitsen van de buitenste fysieke schillen van het organisme van hun kern, zijn onbekende zelf. Zon afsplitsing wordt gewoonlijk bij de dood teweeggebracht en de onbestuurbare resultaten van deze onbelemmerde deling hebben we reeds besproken. Maar evenals bij het kunstmatig splijten van het atoom, is ook bij kunstmatige scheiding of het losmaken van het bewustzijn uit het lichaam dit het probleem: een schok te vinden die heftig en doordringend genoeg is om het gevolg te weeg te brengen, en toch het experiment in de hand te houden. Bij de mens schijnt intens lijden, dat men ten volle meester is en nauwkeurig richt, de enige schok met die noodzakelijke intensiteit te zijn. Misschien zouden de meest extatische liefde en deernis daartoe gebruikt kunnen worden, maar in de gevallen die door ons te boek gesteld zijn, aanvaardt zon mededogen in feite een gelijkwaardig lijden en er schijnt werkelijk verschil te zijn tussen de twee krachten. Klaarblijkelijk zijn er ernstige gevaren. De enorme schok die het splijten van het atoom veroorzaakt, moet precies op de juiste plaats aangebracht worden om het elektron uit zijn systeem te stoten. Bij de mens is de toepassing van de grote kracht van lijden precies tussen het beginsel van bewustzijn en zijn lichamelijke uiting, om de twee van elkaar te scheiden, eveneens alleen mogelijk na een lange morele en psychologische voorbereiding. Want de verkeerde toepassing ervan, zoals bij ontelbare sekten van geselbroeders en zelffolteraars door de hele geschiedenis heen, kan alleen dienen tot het verminken van het psycho-fysieke organisme en tot het onafscheidelijk samensmelten van het bewustzijn en het lichaam. Dit is een van de verschrikkelijke gevolgen van een vroegtijdig experiment en een voldoende waarschuwing dat alles wat gezegd werd geen betrekking heeft op de gewone mens. Het doelbewust gebruik van lijden wordt alleen praktisch in verband met het werk van een school voor regeneratie; en dan alleen op een zeer bepaald moment. Want lijden is, evenals warmte, niet alleen een splijtende, maar ook een

78

fixerende agens. Het maakt het losmaken en de scheiding mogelijk van de verschillende kanten van de mens - maar het heeft ook in een of ander opzicht de neiging zijn fundamenteel zelf of individualiteit onverbreekbaar samen te smelten met die kant waartoe het aangetrokken werd, tijdens het werkelijk ondergaan van de pijn. Vanuit een gewoon gezichtspunt bekeken is het gevolg ervan, dat het die gewoonten bestendig maakt, die in die tijd op de voorgrond stonden. De veranderlijkheid die zowel de zwakheid als de redding van de gewone mens is, gaat aldus verloren. Zodat lijden, zoals het algemeen begrepen wordt, kan vernietigen of kan vormen, al naar hij zijn aandacht gehecht laat raken aan het ongelukkige vlees of deze met grote inspanning kan overbrengen naar het beginsel van bewustzijn, dat het fysieke organisme en zijn moeilijkheden kan beschouwen vanuit een onbevangen en objectief gezichtspunt. Dit verschrikkelijke, beslissende vermogen om te lijden is samengevat in het verhaal van de twee dieven die met Jezus werden gekruisigd, waarbij, terwijl ze dezelfde pijnen verduurden, de een met bitterheid en de andere met deemoed vervuld werd; volgens de volkslegende werd de eerste verdoemd en de tweede gezegend. In ieder geval suggereert Christus antwoord aan de berouwvolle dief, Waarlijk, ik zeg je, heden zul je met mij in het paradijs zijn, verder het denkbeeld dat groot lijden, op de juiste wijze opgevat, omgezet kan worden in energie van zon intensiteit, dat ze het hele vroegere verleden neutraliseert - zoals intense hitte een bronzen plaat kan smelten en zo de inscripties doet verdwijnen die er voor eeuwig op gegraveerd leken. Deze mogelijkheid dat lijden een slechte daad, in het verleden begaan, kan vernietigen, waarvan een mens zich op geen andere wijze kan ontdoen; en tegelijkertijd de bepaalde karaktertrekken, die hij wenselijk acht, maar die hem tot nu toe slechts sporadisch hebben bezocht, duurzaam fixeert, kan verder licht werpen op het denkbeeld van opzettelijk lijden bij het naderen van de dood. De mensen die zulke buitengewone hoogten van begrip bereikten op hun verschillende terrein, moeten allen vroeger of later geconfronteerd zijn met de vraag: Hoe kan ik zon begrip blijvend handhaven tegenover ziekte, de oude dag en de naderende dood? De kunstenaars schijnen intutief en de leraren bewust tot hetzelfde besef gekomen te zijn - dat opzettelijk gekozen lijden daarvoor kan zorgen, voor dat fixeermiddel waardoor de lessen die in het leven geleerd werden onuitwisbaar vastgelegd worden in het materiaal van s mensen zijn. Inderdaad zingt Milarepa in zijn pijn openlijk: Ziekten maar die zijn erop gericht mij zalig te maken Gaven die ik gebruik om de tekenen van mijn volmaking te sieren... Deze ziekte, die me zo goed bekomt, zou ik voorbij kunnen laten gaan, maar daaraan heb ik geen behoefte! Hier echter moeten twee dingen aan toegevoegd worden om het beeld te verbeteren. In de eerste plaats is vrijwillig lijden alleen denkbaar voor wie zich lang geleden bevrijd heeft van onvrijwillig lijden - d.w.z. van gewoon getob, angst,

79

bezorgdheid, slaaf zijn van andermans meningen, zich onheilen verbeelden, enz. De enige gezonde houding van de mens, die zich overgeleverd voelt aan de genade van zulke dingen, is een verlangen daar zo spoedig mogelijk van bevrijd te worden en zijn vertrouwen te stellen in hogere machten. Inderdaad, om daaraan nog opzettelijk lijden toe te voegen, betekent een ongezonde en zelfs pathologische neiging. Alleen de mens die vrij is van dit alles, beseft dat een nieuwe en enorme beweegkracht nodig is voor wat gedaan moet worden, en begint te denken aan de transmutatie van pijn en ongemak, dat ene ruwe materiaal waaraan menselijke wezens geen gebrek hebben. Juist dit woord transmutatie is het andere vereiste dat we aan onze redenering moeten stellen. Want lijden is slechts een beschrijving van hoe bepaalde ervaringen ons toeschijnen, vanuit ons gezichtspunt. Als ze in feite alleen lijden zijn, hebben ze hun doel gemist. Maar we hebben alle reden om te geloven dat ze in gelijke of zelfs grotere intensiteit vreugde brengen, extase of een nieuwe emotie, waar we geen naam voor hebben. Hoe moeten we dan een toestand beschrijven, waarin pijn en vreugde in gelijke verhoudingen aanwezig zijn, of waarin fysiek lijden vergezeld gaat van emotionele extase? We kunnen op geen manier een dergelijke toestand uitdrukken. Je hoorde dat ik leed, toch leed ik niet; dat ik niet leed, toch leed ik; dat ik doorboord werd, toch werd ik niet getroffen; opgehangen, en ik werd niet opgehangen; dat er bloed uit me vloeide, en het vloeide niet, zoals Christus in de mond gelegd wordt in de apocriefe Handelingen van Johannes. In n woord, wat ze van mij zeiden, dat overkwam me niet, maar wat ze niet zeiden, daaraan leed ik inderdaad.17 * Een gedeelte moet, om een speciale reden, minder duidelijk zijn. Na vele jaren zijn metgezellen bepaalde esoterische denkbeelden geleerd en verklaard te hebben, hield een man die ik kende er enige maanden voor zijn dood plotseling mee op iets uit te leggen. Door een bijna volledige stilte en afzondering scheen hij als het ware zich te isoleren van de verwarrende kracht van het leven, die de ziel zuigt uit ieder mens die niet in zichzelf zijn eigen bewustzijnsveld heeft gefixeerd. Toen, in de laatste maand waarin zijn dood duidelijk een kwestie van dagen was, begon deze man ondanks zijn buitengewone zwakte en de heftigste niet aflatende pijn, zonder enige verklaring, aan een reeks prestaties die een geweldig uithoudingsvermogen vergden en vanuit een gewoon gezichtspunt volkomen onverklaarbaar waren. Terwijl hem door de dokter volledige rust was voorgeschreven, wilde hij dag aan dag meegenomen worden op tochten dwars door het land, naar al die huizen waar hij tijdens zijn jaren in Engeland gewoond had. Op deze tochten at noch dronk hij, en bij zijn terugkomst wilde hij vaak heel de nacht in de auto blijven zitten in duisternis en kou. Toen hij bijna niet meer in staat was de
17 De Handelingen van Johannes, vers 101.

80

ene voet voor de andere te zetten, liet hij zijn lichaam een uur lang stap voor stap door de hobbelige lanen wandelen, dwong het in de kleine uren op te staan, zich aan te kleden, lange trappen af te gaan; nacht in dag te verkeren; en vergde van zijn kameraden die bij hem moesten blijven, zulke prestaties van uithoudingsvermogen, dat zij die, hoewel in het volle bezit van hun gezondheid en kracht, nauwelijks konden volbrengen. Tenslotte, op de dag waarop hij voorzag te zullen sterven, stond hij op van bed, kleedde zich aan, en ging louter door zijn wil, waarbij hij degenen die hem ervan wilden weerhouden opzij zette, naar beneden, riep al zijn naaste vrienden bij zich, aan wie hij vele denkbeelden op een dergelijke wijze doorgaf, dat ieder er de oplossing van zijn eigen probleem in bespeurde. Daarna trok hij zich terug en stierf hij de volgende morgen bewust, bij het aanbreken van de dag. De volle betekenis van een dergelijk gebeuren, zowel voor de man zelf als voor de mensen om hem heen, moet ons onbekend blijven. We kunnen alleen zeggen, dat hij er bepaalde vermogens mee demonstreerde - bijvoorbeeld spreken tot anderen zonder hoorbare woorden en op een afstand met hen in verbinding staan die normaal gesproken als wonderbaarlijk beschouwd worden. En verder, dat deze vermogens niet zonder meer werden uitgeoefend, maar als functies van een andere bewustzijnstoestand en in verband met een of andere taak die in een andere wereld werd volbracht. Lijden behoort tot de aard van het fysieke of organische lichaam. Zijn angst ervoor bindt de mens aan sterfelijkheid. Door het doelbewust te accepteren, misleidt hij de natuur en de dood. Hij demonstreert de scheiding van zijn wil van de kracht van zijn lichaam. Hij trekt de ziel terzijde, als voorbereiding tot een onafhankelijk bestaan in de onzichtbare wereld. Hij herinnert zichzelf. Op deze wijze kan een mens zich voorbereiden op bewuste onsterfelijkheid.

81

XII GEDAANTEVERANDERING IN DE ELEKTRONISCHE WERELD Wat is de aard van deze bewuste onsterfelijkheid? Eerst moeten we heel duidelijk de mogelijkheid van bewuste onsterfelijkheid onderscheiden van onbewuste onsterfelijkheid. Een rots die tienduizend jaren dezelfde vorm houdt, is onsterfelijk in verhouding tot de mens, maar deze onsterfelijkheid is onbewust. De duurzaamheid van de hel is van een dergelijke onsterfelijkheid. Dus niet de onsterfelijkheid op zichzelf is begeerlijk. Inderdaad waart er voor iedereen, behalve voor de meeste naven, iets onuitsprekelijk gruwelijks rond het denkbeeld van onsterfelijkheid i.v.m. ons huidig lichaam of onze huidige toestand van bijna-onbewustzijn. Want dit zou het einde betekenen van alle mogelijkheden tot verandering, tot groei, tot ontwikkeling. Onbewuste onsterfelijkheid betekent het bevriezen of verstenen van n vorm; het is de hoedanigheid van een vorm die niet kan sterven. Bewuste onsterfelijkheid staat in verband met het vermogen vrij van de ene vorm naar de andere over te kunnen gaan, van lagere vormen naar hogere. Het is de hoedanigheid van een levensbeginsel dat onafhankelijk is geworden van stervende vormen. Deze twee mogelijkheden zijn elkanders tegengestelde. Nu hangt het vermogen tot het veranderen van de ene vorm, of het ene voertuig in een andere wat stilzwijgend begrepen wordt onder bewuste onsterfelijkheid, af van een zeer bepaald beginsel. Om bewust onsterfelijk te worden in de ene wereld - dat wil zeggen, het vermogen om naar willekeur van voertuig te veranderen in die wereld - is het nodig een lichaam te bezitten en te kunnen beheersen, dat tot de wereld erboven behoort, een lichaam van de volgende fijnere toestand van stof. We kunnen een heel eenvoudig voorbeeld van dit beginsel nemen. Huizen, bussen, vliegtuigen, treinen zijn voertuigen, gemaakt van stof in minerale toestand. De fysieke mens bezit het vermogen naar willekeur van het ene te verhuizen naar een ander door zijn volledige beheersing over een celvormig lichaam, een lichaam dat van stof in een hogere toestand gevormd is. Indien zijn auto of zijn huis sterft, d.w.z. in verval raakt of niet functioneert, kan hij ze aan hun lot overlaten en nieuwe krijgen. In zekere zin kun je dus van een fysiek mens zeggen dat hij t.o.v. deze voertuigen onsterfelijk is. Want hij kan ze naar willekeur binnengaan, bewonen, in de steek laten of veranderen. Hetzelfde celvormige lichaam maakt hem ook almachtig met betrekking tot stof in minerale of metalen toestand. Hij kan daarvan voorwerpen maken, ze smelten, tot nieuwe voorwerpen omvormen, enz. Met betrekking tot een stuk ijzer of de voertuigen die ervan gemaakt zijn, is hij zowel onsterfelijk als almachtig, hij is God. We kunnen nu begrijpen waarom het denkbeeld van waarlijk onsterfelijk worden met betrekking tot de celvormige wereld alleen voorstelbaar is i.v.m. het scheppen van een hoger lichaam, d.w.z. een ziel, en aan volle beheersing over al zijn

82

vermogens. De mening dat een zuiver fysiek mens onsterfelijkheid en almacht kan verkrijgen in de celvormige wereld zou overeenkomen met de voorstelling, dat een fiets beheersing kon krijgen over andere voertuigen op zijn eigen niveau. Uit dit alles volgt dat er aan het heelal vele graden van onsterfelijkheid inherent zijn. Elke materile wereld is onsterfelijk met betrekking tot de nog dichtere wereld eronder. De moleculaire wereld van de aarde is onsterfelijk met betrekking tot de celvormige wereld van de natuur, die periodiek sterft en herboren wordt op haar oppervlak. De elektronische of zonnewereld van licht is onsterfelijk met betrekking tot de moleculaire wereld van de aarde. En een wezen met een lichaam van de aard en de stof van een dergelijke wereld, moet zich in potentie verheugen in onsterfelijkheid met betrekking tot de wezens die de wereld er beneden bewonen. Dus indien een mens, die de volle beheersing heeft over een celvormig lichaam, onsterfelijk en almachtig is in de wereld van minerale lichamen, kan een mens die volledige beheersing heeft over een moleculair lichaam, of ziel, op zijn beurt onsterfelijk en almachtig zijn in de wereld van celvormige lichamen. En een mens die volle beheersing heeft over een elektronisch lichaam, of geest, zal onsterfelijk en almachtig zijn in de wereld van moleculaire lichamen - d.w.z. hij zal onsterfelijk en almachtig zijn in de wereld van de zielen van mensen. Nu beginnen we eindelijk de enorme betekenis te begrijpen van een geest. Want een mens die in staat geweest is te leven in een permanent lichaam van deze goddelijke energie die gewone mensen slechts ervaren als een lichtflits bij de dood, zal een schepper zijn van mensenzielen. Hij zal kunnen werken, bouwen, vormen en vernietigen wat de moleculaire stof betreft, zoals dit de fysieke mens mogelijk is t.a.v. de minerale stof. Hij zal weten hoe hij de wetten die moleculaire lichamen beheersen, gebruiken moet om voor mensen zielen te kunnen vormen of hen te helpen zielen voor zichzelf te vormen. Toen we al eerder spraken over de mogelijkheid dat mensen zielen konden verkrijgen, moesten we eraan toevoegen, dat zij niet mochten verwachten in dit stadium ook maar n stap zonder hulp te kunnen voltooien. Nu is het duidelijk waarom. Als we een mineralen vat of stuk gereedschap vinden - zeg een begraven kruik of pot - concluderen we onmiddellijk de tussenkomst van de fysieke mens. Op dezelfde wijze kunnen we ons een gevormd en volmaakt functionerend fysiek lichaam niet voorstellen zonder de tussenkomst van de ziel, noch een gevormde en volmaakt functionerende ziel zonder tussenkomst van de geest. Zo beginnen we drie verschillende stadia te onderscheiden in de mogelijke ontwikkeling van de mens vanaf zijn huidig bezit van een fysiek lichaam, alleen gedeeltelijk bewust en grotendeels onbeheerst. Eerst moet hij iemand vinden die een ziel of moleculair lichaam verworven heeft. Want alleen zon mens zal almachtig zijn met betrekking tot fysieke lichamen. Alleen zon mens zal de wetten begrijpen die betrekking hebben op celvormige lichamen, zal gebreken en abnormaliteiten kunnen vaststellen, de zeer ingewikkelde reeksen van fysieke, mentale en emotionele oefeningen en schokken kunnen voorschrijven die nodig zijn om de zenuwen te versterken, innerlijke en uiterlijke

83

gewoonten af te breken en het celvormig lichaam normaal, beheerst, gevoelig en volmaakt functionerend te maken. Het echte werk van een mens met een ziel zal dus zijn: fysieke mensen te hervormen, hen normaal te maken. Hij kan een normaliteitsschool leiden. Want het is een beginsel, dat alleen het normale kan ontwikkelen, alleen het normale kan supernormaal worden. Bovendien kan hij misschien zijn leerlingen onderrichten in de theorie tot het verkrijgen van een ziel. Hij kan hen helpen de wil, waakzaamheid, eenheid en geweten te ontwikkelen, waarvan we gezien hebben dat ze essentieel zijn voor deze reusachtige taak. Maar hij zal hen geen zielen kunnen schenken: hij zal niet direct op de moleculaire wereld kunnen inwerken. Alleen een mens die zelf in de geest leeft, zal in staat zijn zielen te vormen en modelleren; zoals de mens met een ziel lichamen kon vormen en modelleren. Zo iemand zal met mensen werken die er reeds in geslaagd zijn fysiek normaal te worden en in wie zielen ontkiemd zijn; en hij kan deze zielen vormen, ontwikkelen en opvoeden. Hij kan een school voor zielen leiden. Van wier voorwaarden en omstandigheden we zo goed als geen denkbeeld kunnen hebben. Tenslotte moeten we scholen veronderstellen voor het verwerven van geest, over wier leiding en het werk we zelfs niet kunnen theoretiseren. Ik doop je met water tot bekering; maar hij die na mij komt is machtiger dan ik Hij zal je dopen met de Heilige Geest en met vuur18, zoals Johannes de Doper zegt. Water slaat op de ziel: vuur op de geest. Slechts n aspect van deze scholen is voor ons begrijpelijk en betreft ons. Een kandidaat moet al een rijpe ziel bezitten. En het verkrijgen van geest kan bij zo iemand in verband staan met de mogelijkheid om zijn eigen leerlingen de ziel te geven die hij reeds bezit. Dit zal zijn toets zijn. Hij moet iemand in zijn plaats stellen. Dit denkbeeld onthult ons n van de hoofdbeginselen, die met het scheppen van nieuwe lichamen samenhangen, en de daaruit volgende verandering van plaats in het heelal. En het openbaart ook, waarom deze taak zo buitengewoon moeilijk is. Zoals onze gehele studie aangetoond heeft, is het gehele universum solidair; het is een volkomen geheel, gevormd door de terugkeer van alles op zijn eigen plaats. Zodat er voor een voorwerp om zijn plaats te verlaten - zeg voor een mens om zijn plaats in de celvormige wereld te verlaten en een blijvende plaats in de moleculaire wereld te verwerven - twee dingen nodig zijn. Eerstens moet er een plaats in de moleculaire wereld ontruimd worden, om plaats voor hem te maken. En ten tweede moet er een mens van een lager begripsniveau in de plaats stappen die hij zelf ontruimt. Verder moet dit proces, hoewel we ons niet kunnen voorstellen hoe, buiten onze waarneming om zowel naar boven als naar beneden doorgaan. Een hele keten van mensen moet zich verplaatsen, ieder in de plaats van een ander. Zo alleen kan een echte verandering van plaats optreden, zonder in het heelal een plaats leeg te laten, d.w.z. zonder een onmogelijke ledige ruimte te scheppen. Het is nu duidelijk waarom het overbrengen van het menselijke bewustzijn
18 Het Evangelie van Matthes 3:11

84

naar een permanent lichaam van hogere materie radicaal verschilt van iedere andere taak die voor de mens openstaat. Want dit, en dit alleen, houdt verwisseling van kosmische plaats in. We moeten ons realiseren dat iedere gewone bekende soort verbetering - elke vorm van training en lering, verwerving van nieuwe kennis, goede gewoonten, bekwaamheden, kunstvaardigheden, zelfs de verbetering van het zijn zelf - betrekking heeft op verbetering op dezelfde plaats. Een motor kan worden schoongemaakt, geolied, geverfd, versneld, ze kan zo veranderd worden dat ze in plaats van een betonmolen aan te drijven gebruikt kan worden voor het opwekken van elektrisch licht - maar ze blijft dezelfde machine. Dit alles is verbetering op dezelfde plaats. Zou een motor willen ademen, voelen, jongen voortbrengen en een celvormige structuur verkrijgen, dan zou dit een verandering vereisen van de ene plaats in het heelal naar een andere. En op een verandering van deze aard heeft de schepping van nieuwe lichamen betrekking. Nu is zon ketting-beweging omhoog naar hogere materie, zon veelbewogen verruiming van bewustzijn, die als het ware een verticale splijting in zoveel gebieden veroorzaakt, een buitengewoon gecompliceerd proces. Ze vergt talloze gunstige omstandigheden zowel op individueel, kosmisch en zelfs sociaal terrein. In de eerste plaats is ze alleen mogelijk in samenhang met het werk van een school, die geleid wordt door een mens met een volledige beheersing van alle vermogens van de ziel en die sterk streeft naar een hoger niveau. Ten tweede is het alleen mogelijk op een bepaald moment in de geschiedenis van die school, een moment, waartoe al het vorig werk van de school slechts een voorbereiding was. Inderdaad, als we denken aan de ontelbare tests op vele verschillende niveaus die aanvaard moeten worden, aan de gelegenheden tot moreel en fysiek lijden die bedacht moeten worden, aan de verscheidenheid van typen, de verschillende niveaus van bestaan, de dramatische toestanden die nodig zijn die alle opzettelijk geschapen moeten worden, met een volledige kennis van de ermee verbonden uitkomst - dan zien we dat niets minder dan een geweldig kosmisch drama opgevoerd moet worden. Iemand moet een toneelstuk schrijven - in het leven en waarin alle gevaren, dreigingen, kwellingen, geldafpersingen, ontsnappingen en sterfgevallen, werkelijke historische gebeurtenissen zijn. Reeds eerder realiseerden we ons, dat in de rangschikking van het heelal het moment van de dood de grootste test en kans is die een mens geboden wordt. Want in dit moment is alles mogelijk. Als het dan het doel van de leider van de school is de geest te bereiken, met alles wat dat inhoudt, moeten we veronderstellen dat hij na intense voorbereiding het moment van zijn eigen dood zal kiezen om deze opperste prestatie voort te brengen. De intrige van het drama, de belangrijkste gebeurtenis, zal de dood van de spelleider zijn. Tegelijkertijd zullen de omstandigheden van deze dood, de opofferingen, het lijden, de krachtsinspanningen en het verraad die ertoe leidden, talloze beproevingen of ondergeschikte intriges oproepen die van invloed zijn op elk type binnen de sfeer van het stuk. Zij zullen een reeks van tests vormen voor de discipelen van de leider, die misschien op het verkrijgen van een ziel uit zijn; een andere reeks voor het begrip

85

van de gewone mensen die misschien bedienden zijn, of winkeliers of toeschouwers; een derde serie voor personen die een rol spelen in het openbare leven van die tijd, en misschien een vierde of laatste kans tot verlossing voor misdadigers of stervende zielen, wier deelname noodzakelijk kan zijn voor de intrige. Hoe kan een samenhangend en intens zinvol stuk opgevoerd worden met zon heterogene verzameling typen? Als werkelijke heiligen, moordenaars, verraders en verlossers ieder op zichzelf hun rol nauwkeurig moeten spelen, hoe kan de veelvuldige handeling dan naar het voorziene einde geleid worden? Het is niet anders mogelijk dan door de speciale functie van de telepathie. Alleen iemand die over het vermogen beschikt gedachten en ingevingen direct in de hoofden van andere mensen te plaatsen, kan een dergelijk stuk produceren. Dit vermogen is een functie van de ziel, die dankzij een moleculaire structuur in andere mensen kan doordringen en weten wat er in hun hoofden en andere organen omgaat. Dus kan de spelleider van zon stuk alleen iemand zijn die al een ziel en volledige beheersing erover verkregen heeft en die in verband met zijn eigen dood tracht zichzelf in een blijvend elektronisch lichaam of geest te vestigen. Dit telepathisch opvoeren zelf sorteert en test de verschillende typen in het stuk. De eerste toets zal zijn of zij die gedirigeerd worden, weten wat er met hen gebeurt. Veronderstel dat de aansporing van een of andere gewone handeling in de geest van de mens gebracht wordt. Hij zal deze zeker voor zijn eigen gedachte houden en als hij niet te lui of te druk is, zal hij waarschijnlijk op de suggestie ingaan, zeggend dat hij besloot dat te doen. Anderzijds zal hij, als de wenk een ongewone handeling betreft of een die niet met zijn aard strookt, haar - tenzij hij diep door een emotie bewogen wordt - terzijde schuiven, met de verklaring aan zichzelf dat hij er niet toe besloot. Dus van alle gewone typen in zon stuk kan gebruik gemaakt worden om te doen wat ze gewoonlijk doen; zij zullen hun natuurlijke rollen spelen, maar zoals de handeling het vereist. Maar voor de discipelen ligt de situatie anders. Wanneer ze het beeld van zeer moeilijke en tegen hun aard indruisende handelingen in hun geest ontdekken, kunnen ze, als ze gewend waren aan schooldiscipline en aan ernstige innerlijke strijd voor zelf-overwinning, deze misschien zien als een speciale gelegenheid en hun best doen ze uit te voeren. Veronderstel dat hun de een of andere grote zelfopoffering of afwijking van de conventie wordt ingegeven met het oog op hun loyaliteit. De zwakke discipel zal haar terzijde schuiven, terwijl hij tot zichzelf zegt: Tenslotte heeft de leider me nooit gezegd dit te doen. De sterke discipel zal echter een kans zien om zijn wil te ontwikkelen, om zijn eigen zwakheid meester te worden. Bovendien zal hij, als hij ook geleerd heeft zichzelf heel goed te kennen, inzien dat zulke gedachten niet bij hem passen, dat ze niet aan zijn gewone denken ontspringen. Hij kan ze misschien met zijn geweten in verband brengen of, als hij een zeer goed opmerker is, zelfs de ware oorsprong ervan vermoeden en beginnen te vermoeden wat er aan de hand is. In ieder geval zal hij tot zichzelf zeggen dat ze van een hoger niveau moeten komen en niet genegeerd kunnen worden. Op deze wijze biedt dit deze discipel de mogelijkheid te breken met zijn eigen mechanische wijze

86

van handelen, te handelen naar zijn aard. Zij worden in staat gesteld te doen wat zij meenden zonder hulp zelf nooit te kunnen, en doen het uit zichzelf, uit eigen beweging. De uitwerking hiervan op de discipel is heel anders dan die van soortgelijke handelingen die uit gehoorzaamheid gedaan worden. Door echte telepathie wordt dus de discipel een kans geboden boven zichzelf uit te stijgen, de wil te ontwikkelen en een ziel te scheppen. Het behoeft nauwelijks betoog dat er geen verkeerde handelingen in zon stuk gesuggereerd kunnen worden. In dit soort handelingen die de intrige in bepaalde zin vereist, wordt automatisch voorzien door de zwakheid van verschillende typen, als ze tegenover bepaalde sleutelsituaties komen te staan. De op macht beluste mens moet, als zijn macht wordt bedreigd, oogluikend toelaten dat hij doodt: er is geen aansporing toe nodig. Zelfs de discipelen zullen, als een of andere wending in de handeling hen overrompelt, ontrouw worden uit verlegenheid of verwarring, zoals Petrus bij het kraaien van de haan. De menigte zal ditmaal om bloed brullen, eenvoudig omdat ze dat al duizenden malen heeft gedaan. Zulke handelingen zijn absoluut mechanisch en nooit het resultaat van de suggestie van de spelleider, hoewel hij ze zeker zal hebben voorzien en er rekening mee zal hebben gehouden. Het kan zelfs gebeuren dat de spelleider, daar hij de voornaamste zwakheid van een discipel kent, een bijkomstige situatie kan scheppen, erop berekend om deze zwakheid bijna onweerstaanbaar aan het licht te brengen, terwijl hij tegelijkertijd telepathisch de discipel ingeeft hoe hij haar kan overwinnen. Op deze wijze kan de reusachtige innerlijke wrijving voortgebracht worden die nodig is voor het verkrijgen van een ziel. Enkele scenarios van zulke spelen zijn aan ons overgeleverd, bewaard in de massa filosofische geschriften. Hoeveel onvermelde opvoeringen er plaats hebben gevonden en hoe vele nog niet verder zijn gekomen dan het stadium van voorafgaande repetities, kunnen we nooit weten. Want hoewel deze dramas misschien in het openbaar plaatsvinden, is het een vreemd feit, dat er geen vermelding van is overgebleven, behalve van die welke bewust zijn samengesteld en bekend gemaakt. Indien de spelleiders nog niet bereid zijn ze te boek te stellen blijft de opvoering onbekend. Misschien concentreren de duidelijkste verhalen zich rond figuren als Boeddha, Milarepa en Christus. Het boeddhistische verslag, bekend als het Boek van het grote heengaan, schijnt heel onvolledig bewerkt en in een formele vorm gegoten, zodat bijna alle spontaniteit van een werkelijk levende opvoering is verdwenen. De laatste episoden van Milarepas leven zijn daarentegen zeer levensecht en bevatten enige interessante varianten op het christelijke drama. Maar het is dit laatste, het Evangelie, dat het volmaakte voorbeeld moet vertegenwoordigen - de klassieke opvoering als het ware - van zon spel. Er zijn bepaalde andere verschillen. Om verscheidene redenen vertoonden zowel Boeddha als Milarepa hun drama tegen een sympathetisch decor, in landen, waar occulte denkbeelden hoog vereerd werden en in perioden toen de gewone mensen zich misschien om kosmische redenen in een ongewoon ontvankelijke

87

gemoedstoestand bevonden. De achtergrond van Christus drama is veel meer vertrouwd. De strategische buitenpost van een groot bureaucratisch rijk, zenuwachtige ambtenaren en een onverantwoordelijke massa, politieke onderdrukking en de schaduw van een opstand - dit alles is allesbehalve sympathetisch! Toch toont het dat de mogelijkheid van een algemene beweging in het bewustzijnsniveau, die tenslotte van invloed kan zijn op honderdduizenden of miljoenen mensen, in het geheel niet afhangt van omstandigheden die we vanuit een gewoon gezichtspunt gunstig zouden noemen. Het gewone kwaad van het leven kan zelfs gebruikt worden, als een soort steunpunt, om aan hogere machten een houvast te geven waartegen ze kunnen werken en hun doeleinden bereiken. Ondanks zulke verschillen van toneel, schijnen de typen van een dergelijk drama permanent te zijn. De Romeinse hoofdman over honderd, die plotseling door de politieke kruisiging heen ziet en uitroept, Waarlijk, deze man was de zoon van God! is hetzelfde type als de cipier van Socrates die, terwijl hij hem het vergif brengt, vergiffenis vraagt van de edelste en vriendelijkste en beste van allen die ooit naar deze plaats kwamen. Tegelijkertijd kan elke rol gespeeld worden met individuele verschillen die van de speciale speler en de speciale opvoering afhangen. De herbergier die Boeddha het bedorven voedsel opdient, waaraan hij sterft, wordt opgevoerd als een ondergeschikt karakter wiens kritieke daad bijna toevallig is. In het christelijk drama wordt Judas daarentegen voorgesteld als de verpersoonlijking van het kwaad en hoewel hij tenslotte berouw heeft, wordt toch van hem gevergd dat hij zich ophangt. Zelfs hier is er echter een zonderlinge aanduiding van een geheime verstandhouding bij het laatste Avondmaal en in Christus vraag bij het verraad: Vriend waarom ben je gekomen? Er wordt een geheel nieuwe wending aan de rol gegeven in het drama van Milarepa, waar de jaloerse geleerde, nadat hij de heilige het vergif heeft toegediend, ironisch vraagt de daaruit voortvloeiende doodsstrijd te mogen ontvangen en, nadat een klein deel op hem is overgebracht, bekeerd wordt, zijn rijkdom prijsgeeft en een devoot discipel wordt. Hier is een voorbeeld van hoe een uiterlijk misdadige rol op zon wijze gespeeld kan worden, dat ze de speler voorbereidt op een geheel andere rol bij de volgende keer. Want we moeten wel aannemen, dat iedere bewuste speler in al zulke dramas tenslotte moet leren alle rollen te spelen met de idee, dat hij eenmaal in aanmerking zal mogen komen voor de centrale rol. In het Evangeliedrama bijvoorbeeld komen vele toespelingen voor dat Johannes - de discipel die Jezus liefhad, de enige die bij de kruisiging aanwezig was, aan wiens zorg hij zijn moeder toevertrouwde, wiens evangelie het diepste emotionele begrip openbaart en die bovenal later als een oud man op Patmos zelf de ervaringen van een elektronisch lichaam beschrijft - om zo te zeggen de Christus aan het instuderen was. De Navolging van Christus is in feite de uiteindelijke taak van iedere speler in het christelijk mysterie. Al zulke rollen zijn echter maar ondergeschikt. Want de werkelijke betekenis van het gehele spel moet liggen in de transfiguratie van de hoofdpersoon in de elektronische wereld, zijn verwerving van geest. En alle wonderbaarlijke

88

gebeurtenissen en manifestaties die op zijn dood volgen, kunnen in zekere zin gezien worden als een demonstratie dat het spel succes heeft gehad, dat het reusachtige wonder is voltrokken. Want de kolossale verandering van plaats door alle stofniveaus heen, de verticale scheur door het hele heelal, die voor deze transfiguratie nodig is, schijnt niet alleen zijn terugslag te hebben naar omhoog, naar de hemel, maar ook naar omlaag op de minerale wereld, op de hel zelf. Bij zijn heengaan demonstreerde Jetsn het samensmeltingsproces van het fysiek lichaam van het rijk van de eeuwige waarheid... De onbewolkte hemel scheen als het ware tastbaar met prismatische kleuren Er vielen overvloedige regens van bloesems Meeslepende melodieuze muziek en een heerlijke geur, welriekender dan welk aards reukwerk ook, vervulde de lucht Goden en mensen ontmoetten elkander en spraken samen... zodat ze, voor het ogenblik, teruggevoerd werden naar de gouden eeuw19 Toen Boeddha de Verhevene stierf, deed zich op het ogenblik van zijn heengaan uit het bestaan een machtige aardschok voor, verschrikkelijk en ontzagwekkend: en het gedonder van de hemel brak los.20 Toen Jezus weer met luide stem geroepen had, gaf hij de geest. En ziet, de voorhang van de tempel (de tijd) werd in tween gereten van boven tot beneden, en de aarde schudde en de rotsen scheurden; en de graven werden geopend; en vele lichamen van de heiligen die sliepen, stonden op en kwamen uit de graven na zijn opstanding en gingen de heilige stad binnen, en verschenen aan velen.21 Dit alles bevestigt het denkbeeld dat een geweldige geboortewee, waarin alle delen van het heelal verwikkeld werden, heeft plaatsgevonden. Door de directe ingreep van elektronische energie, werd een scheur gereten in alle niveaus van de stof en van de tijd zelf. Door deze spleet kan de waarneming van gewone mensen voor korte tijd een blik werpen in de hogere werelden en in het verleden en de toekomst. En daardoor ontstond er voor alle wezens een weg tot ontsnapping, die er voordien niet was. Daarna vindt er een andere categorie van wonderen plaats. Bijna alle wonderen die tijdens zijn leven aan Christus toegeschreven worden, hebben betrekking op het genezen of normaal maken van het fysieke lichaam. De genezing van de zoon van de edelman te Kapernam, van de kreupele bij het bassin van Bethesda, van de tien lepralijders, van de blinde man, en de vrouw met een bloeding, hebben alle betrekking op het in orde brengen van de fysieke aard, zoals we mochten verwachten van een mens, die zich verheugt in een volledige beheersing van de functies van een
19 WY. Evans-Wentz: Tibets Great Yogi Milarepa, pag. 273/4 20 Dialogues of the Buddha by C.A.F. Rhys Davids, deel 2. 21 Het Evangelie van Matthes, 27:50/3.

89

moleculair lichaam en wiens werk het was, normale mensen te creren. De wonderen na de kruisiging zijn echter van een andere orde. Christus kon toen een nieuw fysiek lichaam projecteren, of vele van zulke lichamen, op verschillende plaatsen, nadat zijn oorspronkelijk lichaam vernietigd was. Plotseling ontdekken twee vrienden, die naar Emmaus wandelden, een fysieke Christus naast zich; dezelfde dag verschijnt een andere Christus aan de discipelen in een afgesloten kamer; een week later is er een andere verschijning aan Thomas onder soortgelijke omstandigheden; terwijl een vierde Christus, over het Meer van Tiberias, naar de discipelen toekomt die aan het vissen zijn. In elk geval wordt een zeer merkwaardig bewijs van fysiek bestaan geleverd door de verschijnende Christus zelf, die erop aandringt voedsel te eten of aangeraakt te worden. Dit zou op zonderlinge wijze niet ter zake dienend schijnen, ware niet het doel ervan aan te tonen dat de verschijning geen hallucinatie is, zelfs geen visioen, maar een werkelijk fysiek lichaam. Want voor degenen die het begrepen, zou dit alleen het bewijs zijn dat Christus een rijk bereikt had, waar hij lichamen naar willekeur kon scheppen en vernietigen, dat wil zeggen, dat hij volledige vrijheid had om alle voertuigen te gebruiken en werkte in de geest van de elektronische wereld. Zo is het ook bij Milarepa: terwijl hij zich voorbereidt op de dood en door verschillende discipelen gevraagd wordt dit ook in hun verschillende dorpen te doen, vergezelt ook Milarepa hen allen en blijft bij hen die achterblijven. Een dergelijk bewijs van het vermogen om vrij vanuit het ene lichaam naar een ander te gaan, dat tot de bewuste onsterfelijkheid behoort, zal een van de grootste toetsen zijn voor de discipelen van de leraar en moet ontsteltenis en schrik teweeg brengen onder degenen die nog niet bevroed hebben wat er op het spel staat. Milarepas volgelingen beginnen onder elkaar te twisten, waarbij iedereen beweert dat de anderen die beweerden dat zij de meester hadden gezien, hem niet gezien konden hebben, omdat de leraar bij hem was. Tenslotte moest hij zelf tussenbeide komen: Jullie hebben allemaal gelijk. Ik was het die met jullie speelde. Zo werden Maria Magdalena en de twee pelgrims op weg naar Emmaus, als ze buiten zichzelf door hun ervaring terughollen om het aan de verzamelde officile discipelen in Jeruzalem te vertellen, voor krankzinnig aangezien. En zij geloofden hen niet. Want het is een van de vreemdste ironien, dat de bitterste ongelovigen in de transfiguratie van de leraar gevonden moeten worden onder degenen die het meest vertrouwd met hem waren in de gedaante van een gewoon mens. Sommigen moeten altijd zijn geest verloochenen in de naam van zijn fysiek lichaam. Want hun herinneringen aan de mens zullen werkelijk schijnen, het wonder verbeelding. Dit ongeloof is het grote experiment, juist omdat het geslaagd is, en behoort tot de vreemdste en onbegrijpelijkste resultaten van het drama. En we moeten beseffen hoe naef het denkbeeld van de gewone man is, dat een wonder hem erin zou doen geloven. Als een mens twijfelt, zal een wonder hem zeker ongelovig maken. Want daar hij zelf totaal niet bij machte is een redelijke verklaring aan te voeren, moet hij tot de gevolgtrekking komen dat of hijzelf, of zijn leraar gek geworden is. En als hij zijn gewone houdingen en ideen niet te boven kan komen, kan het wonder zelf hem

90

scheiden van de leraar; misschien voor altijd. Zo biedt dit moment van wonderen, deze ontknoping van het drama, misschien de allergrootste toets. De discipelen kunnen misschien door vele andere toetsen heengegaan zijn, zich grote inspanning getroost en veel begrepen hebben. Nu hangt alles ervan af of ze een positieve houding, of in godsdienstige taal, geloof hebben in hun leraar. Want alleen met volmaakt geloof en gezuiverd van vrees kunnen zij hem volgen naar de elektronische wereld. Maar voor hen die deze toets doorstaan, wordt een geheel nieuwe band met hun leraar mogelijk. Want krachtens zijn elektronische lichaam kan hij hen overal en op elke tijd bereiken. Door de aard van de elektronische stof, die alle dingen doordringt, kan hij hen bezielen en maken dat ze zijn wil doen, zolang zij dit wensen. Door de aard van de elektronische stof, die de tijd te boven gaat, kan hij naar hen toekomen in de toekomst en misschien zelfs in het verleden. Hij is niet alleen almachtig geworden, maar ook eeuwig, in zijn relatie met hen. En hij kan zijn vermogen van zielen scheppen uitoefenen, niet alleen bij hen, maar bij alle mensen die in hem geloven, zolang de elektronische stof in stand blijft. Hij zal inderdaad bewust onsterfelijk zijn. * Van mijn eigen leraar kan ik alleen zeggen dat hij onder zijn vrienden ook een spel opvoerde, waarin zij onwetend maar volmaakt hun rollen speelden en waarvan de intrige zijn eigen dood was. Stilzwijgend instrueerde hij hen in hun harten, wat sommigen herkenden en anderen niet. Ik zal altijd bij jullie zijn, kon ook hij zeggen - maar luchtig en terwijl hij een sigaret rookte, zodat niemand het opmerkte. Terwijl hij in Surrey in bed lag, bezielde hij met zijn eigen geest een jongeman, die over de Atlantische Oceaan vloog, en die hij al bevrijd had van een illusie. Toen hij die morgen gestorven was, wandelde hij met een reiziger over London Bridge; en toonde iemand anders die een auto bestuurde de aard van het heelal. Maar deze verhalen zijn moeilijk te geloven. Laat dit onderhavige boek, geschreven in het jaar dat op zijn dood volgde, getuigenis afleggen van kennis, die niet door mij verdiend werd. Laat hem die dit kan het begrijpen. Want zo is het. 19 november 1948

91

AANHANGSEL EEN MODEL VAN HET HEELAL Veronderstel eens dat onze figuur van vier verbonden cirkels de werelden en tijden voorstellen van stof in minerale toestand, stof in celvormige toestand, stof in moleculaire toestand en stof in elektronische toestand. Door deze figuur te gebruiken als een soort filosofische machine, kunnen we in symbolische vorm vele interessante aspecten van het heelal weergeven. Tegelijkertijd maken deze nauwkeurige omschrijvingen haar waarschijnlijk ongeschikt voor de studie van verschijnselen buiten de grenzen van het zonnestelsel. De omtrek van elk van de cirkels wordt aangegeven door een tijdschaal die zich logaritmisch in drie stadia ontwikkelt. We stelden vast dat de cirkel van het minerale leven een schaal heeft van 80.000 tot 800 tot 80 jaar, geschikt voor het meten van processen die zich voordoen binnen de korst van de aarde, in een rijk dat symbolisch voorgesteld wordt door oude denkbeelden over de hel. De cirkel van het celvormige leven strekt zich op soortgelijke wijze uit van 80 jaar tot n maand en is bestemd voor de levens en processen van organische wezens op het oppervlak van de aarde, of eenvoudig op aarde. De cirkel van het moleculaire leven strekt zich uit van n maand tot 40 minuten en moet de levens en verschijnselen omvatten die tot de aardse atmosfeer behoren4 of in oude terminologie tot het paradijs. De cirkel van elektronisch leven strekt zich uit van 40 minuten tot 2 seconde en heeft betrekking op de lichtverschijnselen die van de zon aan de hemel afhangen. Op deze wijze stellen de vier cirkels, op een rechte lijn gezet, een voortgaande schaal van levensduren voor die zich uitstrekken van 80.000 jaar tot 2 seconde, of een reeks van ervaringssnelheid van een miljoen maal miljoen malen. Dus vanuit n gezichtspunt kunnen de vier cirkels opgevat worden als de minerale wereld, de organische wereld, de moleculaire wereld en de elektronische wereld, of de vier oude werelden: hel, aarde, paradijs en hemel. Terwijl ze vanuit een ander gezichtspunt de gang van de individuele levens door deze vier werelden vertegenwoordigen, hun relatieve bewegingssnelheid daarin. Toen we de cirkel van het menselijk leven bestudeerden, die nu het typische patroon geworden is van de wereld van celvormige lichamen, realiseerden we ons dat er bij de geboorte (10 maanden) en aan het einde van de kindsheid (8 jaar), zowel als aan het ene punt van dood en conceptie (80 jaar), een directe impuls van scheppende kracht binnendrong, een of andere volkomen nieuwe potentialiteit vanuit de levensoorsprong. Deze punten geven de drie stadia aan van logaritmische voortgang, waar we naar verwezen. Dus in deze cirkel - evenals in de drie andere - kunnen we deze punten verbinden door een driehoek die de directe interventie voorstelt van zonne- of goddelijke energie in elke wereld. Deze driehoeken stralen uit in alle werelden vanuit hun ene conjunctiepunt, het punt van dood/conceptie dat alle werelden gemeen hebben, het punt van het algemeen oordeel. Dit punt waaruit alle levens voortkomen, waarheen zij terugkeren en dat hen bij hun rondgang steunt, is de zon zelf. Deze driehoeken van zonnestraling moeten gezien worden als in

92

voortdurende beweging, en deze eerste beweging zal het leven voorstellen. Daarnaast kunnen de zes tussenliggende punten of mijlpalen op elke cirkel, evenals planeten in het zonnestelsel, beschouwd worden als functies of organen in hun respectieve werelden. Tussen hen in beweegt zich een interne circulatie van energie, die van de een naar de ander in een bepaald patroon overgebracht of weerkaatst wordt, zoals een lichtstraal misschien eeuwigdurend zou kunnen voortgaan in een reeks reflecterende spiegels, die op de juiste wijze geplaatst zijn. Vanuit deze circulatie of dit lichtspel dat de tweede beweging in het heelal vormt, wordt de gehele verscheidenheid van vorm geschapen die aan de wereld in kwestie eigen is. We moeten ons daartoe de vier cirkels van mineraal, celvormig, moleculair en elektronisch leven voorstellen als elk bestraald door een bewegende driehoek van goddelijke energie en elk bezield door een eigen interne circulatie. Verder moeten we ons voorstellen, dat de corresponderende punten in de cirkels der verschillende werelden zelf verbonden zijn via de doorstroming van bepaalde invloeden van de ene wereld naar de andere - zoals geboorte in de celvormige wereld op een of andere onbekende wijze moet samenhangen met geboorte in de moleculaire en elektronische werelden, of zoals een planeet een daarmee samenhangend orgaan in het menselijk lichaam kan benvloeden. Deze benvloeding van een functie van de ene wereld door de soortgelijke functie van een andere, is de derde beweging van het heelal, die uitgedrukt wordt door de wet zo boven, zo beneden. Deze drie bewegingen vormen met elkaar het statische vaste lichaam van het heelal. En ze scheppen door hun wisselwerking de levens die langs de cirkels van de werelden trekken, met snelheden die aangepast zijn aan de weerstanden van elke middenstof. Dus moet het kwantum energie dat inherent is aan de oorspronkelijke impuls van een individueel leven, met een bepaalde snelheid door de celvormige wereld heengaan, door de veel zwakkere weerstand van de moleculaire wereld met een veel hogere snelheid en door de geweldige weerstand van de minerale wereld wel een duizend maal langzamer. Het rond gaan van de levens langs de cirkels der werelden introduceert de vierde beweging van het heelal, de vierde dimensie, dat is de tijd. Wanneer we naar ons model van het heelal kijken, moeten we ons daarin vier soorten van beweging voorstellen. Ten eerste, de beweging van de goddelijke uitstraling rond elk van de driehoeken; ten tweede, de beweging der inwendige circulatie tussen de zes tussenliggende punten in elke wereld; ten derde, de beweging vanuit elk punt in n cirkel naar de overeenkomstige punten in de andere cirkels; en ten vierde, de beweging van levens rond de verschillende cirkels zelf. Maar het doel van deze filosofische machine is ons het beeld te helpen scheppen van zes bewegingen, een heelal van zes dimensies. We moeten daartoe de gehele structuur op nog twee wijzen in beweging zetten. Laten we ons ter wille van het onderscheid de cirkel van de minerale wereld rood gekleurd voorstellen, de cirkel van de celvormige wereld groen, de cirkel van de

93

moleculaire wereld blauw en de cirkel van de elektronische wereld geel of goud. Laten we ons nu voorstellen dat de gehele structuur opgehangen is aan de uiterste punt van de elektronische of gouden cirkel en snel om zichzelf heen draait. Er zal een zeer merkwaardige, maar interessante figuur verschijnen. Deze zal op een grote bol of bel lijken, in de bovenste helft waarvan een kleinere bol van goud zit en in het onderste een soortgelijke bol van rood, terwijl de twee gescheiden zijn door een groen middenstuk dat gevormd wordt door de horizontale beweging van de blauwe en groene cirkels van moleculair en celvormig leven. In de gouden elektronische bol zullen zowel de driehoek als de inwendige figuur duidelijk zichtbaar zijn, zoals ook in de rode minerale bol onderaan. De vlakke beweging van de groene en blauwe cirkels hebben echter niets anders voortgebracht dan een groen waas, waarin zowel de driehoek als de inwendige figuur volkomen verdwenen zijn. Hier hebben we een heel mooi beeld van het heelal, zoals wij het waarnemen, d.w.z. van de differentiatie van de werelden. De gouden bol stelt de bol van het gouden zonlicht voor of het elektronische leven boven de oppervlakte van de aarde, waarin de werking van zowel de zon als de planeten zelfs voor onze waarneming duidelijk is. De rode cirkel stelt de bol van de mineralen beneden het oppervlak van de aarde voor. Terwijl de groene schijf of het waas de bol van het organisch leven op het oppervlak van de aarde vertegenwoordigt, die ontstaat doordat de celvormige en moleculaire werelden elkaar doordringen en waarin de werking van de goddelijke wetten als het ware verborgen wordt achter het ingewikkelde ervan, door de glinstering van haar vele bewegingen. Verscheidene aspecten van ons heelal worden door deze beweging overgebracht, de vijfde beweging van onze figuur. We bemerken dat hemel en hel gescheiden zijn door een film zonder dikte - het aardoppervlak, het vlak waar aarde en paradijs elkaar doordringen. In dit vlak grenzen zowel de hogere elektronische als de lagere minerale bol aan elkaar en zijn ze zichtbaar. Maar van bovenaf of van de hemel uit gezien, maakt dit aardse oppervlak het minerale inwendige ervan onzichtbaar, zoals het ook van beneden uit de hemelwereld onzichtbaar maakt. Vanuit een ander gezichtspunt kan de gehele bol beschouwd worden als het symbool van de universele illusie, of maya. Dat is onze vijfde beweging, de wereld van de vijfde dimensie, waarin een beeld van het heelal geschapen wordt door de eeuwige wederkeer of omwenteling van alle dingen op hun eigen plaats. Om een zesde beweging te verkrijgen, moeten we ons de vier cirkels voorstellen, ronddraaiend om hun ontmoetingspunt. De figuur zal nu de vorm aannemen van een open witte chrysant. Terwijl we ernaar kijken, realiseren we ons dat zowel de driehoek als de figuur van de inwendige circulatie onafgebroken, d.w.z. n geworden zijn en verder, dat de kleuren van de vier werelden zich verenigd hebben om het wit of de kleurloosheid voort te brengen. Dit betekent dat bij hun snel ronddraaien alle vier werelden op alle punten bestaan, d.w.z., ze doordringen elkaar volkomen. Met deze beweging stelt de figuur de onderlinge doordringing van werelden voor, de toestand van een lichaam dat tegelijkertijd samengesteld is uit

94

minerale, celvormige, moleculaire en elektronische stof, het denkbeeld dat alles overal is. In deze beweging, de zesde, worden alle mogelijkheden verwezenlijkt. Door ons alles te herinneren wat we bijeengegaard hebben omtrent de betekenis van de verschillende cirkels, over de bewegingen in de verschillende cirkels, over de beweging van de cirkels en over de bewegingen van de gehele figuur, moeten we trachten deze laatste twee bewegingen te combineren en ons een figuur voor te stellen waarin alle zes bewegingen tegelijkertijd plaats vinden. Een dergelijke figuur zal waarschijnlijk de dichtste benadering van een correct model van het heelal voorstellen dat voor het louter logisch verstand mogelijk is.22 * De vraag kan gesteld worden, waarom de tijdschaal die rond deze cirkels of door de vier werelden gaat, de bepaalde grenzen moet hebben van 2 seconde aan het ene einde en 80.000 jaar aan het andere. Wat is de betekenis van het feit dat de individuele duur langer dan 80.000 jaren of korter dan 2 seconde buiten onze figuur valt? Waarom niet een vijfde of zesde cirkel? Blijkbaar beeldt onze figuur van de vier stadia van stof, op deze wijze vertolkt, het heelal uit, voor zover het de werkelijke mogelijkheden van individuele wezens op aarde betreft. Het is een model van het heelal van deze plaats uit gezien. Want als we ons een denkbeeld trachten te vormen van een vijfde cirkel waar de conceptie bij 80.000 jaar lag, de geboorte bij 800.000 jaar, waar de volwassenheid begon bij 8.000.000 jaar en de volledige levensduur 80.000.000 jaar was, bemerken we dat we een dergelijke schrikbarende traagheid van ontwikkeling niet kunnen inpassen in aardse omstandigheden. Volgens onze aardse schaal van celvormig leven verliest het menselijk embryo reeds de helft van zijn snelheid bij punt 1 van zijn cirkel, dat is na twee maanden. Op dezelfde wijze is vastgesteld dat radium, een van de dichtste stoffen die we kennen en die blijkbaar niet behoort tot het oppervlak, maar tot het inwendige van de aarde, de helft van zijn radio-activiteit, de helft van zijn snelheid verliest, in 1600 jaren. Maar een wezen ontvangen in de vijfde cirkel zou, als het kon bestaan, in 160.000 jaren maar de helft verliezen van zijn aanvangsimpuls. Het zou dus honderd maal langzamer leven dan radium. We kunnen ons alleen n plaats indenken, waar zulke omstandigheden zouden kunnen heersen - dat is, op de maan. Daar is, zoals we zeiden, ogenschijnlijk geen verandering opgetreden in de weinige duizenden jaren van geregistreerde menselijke waarneming. Zodat we ons zeker alleen een serieuze verandering op de maan kunnen voorstellen in perioden van honderdduizenden of miljoenen jaren. Dus de vijfde tijdcirkel, die betrekking heeft op stof in een lagere toestand dan mineraal, voor zover wij ons daar enige betekenis van kunnen voor stellen, past misschien bij levenstoestanden op de maan. Deze hebben niets met ons van doen, maken volslagen
22 Vgl. de figuur van het visioen van Van Manen, waarnaar door Ouspensky wordt verwezen in Tertium Organum, pag. 113.

95

geen deel uit van een mogelijke ervaring van wezens op aarde en als we ons aardse wezens voorstellen die in zon cirkel afdalen, is het duidelijk dat zij nooit kunnen terugkeren. Want zij zouden in alle opzichten buiten het aardse heelal met zijn vier toestanden van stof gegaan zijn. Op gelijke wijze zouden wezens die in een hogere stoftoestand leefden dan de elektronische ook buiten de sfeer van aardse wezens gegaan zijn - want zij zouden in een hogere middenstof dan de zonne-energie leven, d.w.z. zij zouden onafhankelijk geworden zijn van de zon en vrij van de Melkweg. Het is daarom dat we, wat we ook mogen proberen, geen vijfde cirkel kunnen introduceren in dit model van ons heelal.

You might also like