Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 3

In de ggz is fondsenwerving van alle tijden

In de eerste twee afleveringen over fondsenwerving voor de geestelijke gezondheidszorg ging het over de werving zelf. In deze derde en laatste kijkt Marjon Staal ver terug, naar de oorsprong van de financiering van deze sector; op het moment dat de overheid zich bezint op haar rol in deze en andere sectoren.
siever. Een van de redenen was dat het geloof in hekserij toenam. In Europa waren er veel rampen: hongersnoden en boerenopstanden, pestepidemien, syfilis. Een andere plaag waren de vele oorlogen. Al deze rampen konden alleen maar een straf van God zijn en daarom keerde men zich tegen de zondaars. We gaan terug naar de start van de Willem Arntsz Stichting. Het is 1461. Wat waren de beweegredenen van Willem Arntsz om een dolhuis op te richten? Hoe zag de wereld er toen uit? In de middeleeuwen is de stad Utrecht de belangrijkste stad in wat nu Nederland is. Utrecht was het kerkelijke centrum en werd een rijke handelsplaats. Geestelijken, handelaren, ambachtslieden en gewone mensen leefden hier op een paar vierkante kilometer. Veel mensen denken dat de armoede buitensporig groot was in de middeleeuwen. Dat was zeker het geval tijdens crises, maar in een stad als Utrecht hoorde de helft van de bevolking tot de middenstand. Dat betekende dat er relatief veel werkgelegenheid was. Naast de informele armenzorg binnen familie- en buurtverband was de genstitutionaliseerde armenzorg in Utrecht omvangrijk en veelomvattend. Gastvrijheid was een wezenlijk begrip. Het klinkt door in de term gasthuis. Het stichten van gasthuizen door welgestelde burgers was heel gewoon in de middeleeuwen. De stad Utrecht beschikte in de vijftiende eeuw over tal van dergelijke
Fondsenwerving
augustus / september 2011

Marjon Staal

In 2011 is het 550 jaar geleden dat het Willem Arntsz Huis in Utrecht werd opgericht, de oudste voorganger van fusieorganisatie Altrecht, waar ik als fondsenwerver werk. Altrecht is een instelling voor geestelijke gezondheidszorg, waar mensen met psychische problemen terecht kunnen voor specialistische hulpverlening. Het is haar missie om mensen met psychiatrische problematiek, met behulp van gespecialiseerde behandeling en begeleiding, zo snel en goed mogelijk weer te laten deelnemen aan de samenleving. Tienduizenden mensen uit Utrecht en andere plaatsen, moeten in meer dan vijvenhalve eeuw instellingsgeschiedenis, opgenomen zijn geweest in het Willem Arntsz huis. Als fondsenwerver ben ik verantwoordelijk voor het aanboren van nieuwe geldstromen. Fondsenwerving is niet alleen een nieuw fenomeen binnen Altrecht, maar binnen de hele geestelijke gezondheidszorg. Door het terugtrekken van de overheid en alle bezuinigingen zie je meer en meer behoefte aan fondsenwerving. In de zorgorganisatie is het nog knap lastig om draagvlak te vinden voor fondsenwerving en om de orga-

nisatie van fondsenwerving in te bedden in de organisatie. Daar zijn allerlei redenen voor, zoals de huidige regelgeving met productieafspraken. Maar ook de gebrekkige kennis en kunde in dit segment over fondsenwerving en, wellicht daardoor, scepsis. Soms wordt het wordt nog gezien als bedelarij, je hand ophouden. Dat past volgens sommigen niet in een verzorgingsstaat. Maar is fondsenwerving werkelijk nieuw voor Altrecht? Of is het een kwestie van nieuw leven blazen in oude genen? Krankzinnigheid in de middeleeuwen Er bestond in de late middeleeuwen een grote variatie in de opvang van krankzinnigen. De meeste krankzinnigen bleven bij hun familie of zwierven rond. Op het moment dat er gevaar ontstond voor de omgeving werden ze opgepakt en opgesloten of opgenomen, meestal in algemene charitatieve instellingen en soms in dolhuizen. Naar de mogelijkheden en inzichten van die tijd werden krankzinnigen vaak menselijk opgevangen. Meer bemiddelden kwamen in een betrekkelijk gerieflijk gesticht terecht. Rond 1500 werd de houding tegenover krankzinnigen repres-

P.

21

de Domproost Gijsbrecht van Brederode, verleende de bannelingen gratie, zodat ze vrij waren om weer terug te keren naar Utrecht. Kort voor zijn dood in 1458 of 1459 besprak Willem Arntsz de stichting van een gasthuys voir die dulle lude met de broeders van het Sint Barberagasthuis en het Sint Bartholemeusgasthuis. Dit laatste gasthuis lag aan een steeg die verbonden was met de achterpoort van zijn huis. Na zijn overlijden namen ze de taak op zich om met zijn erfenis een dolhuis te vestigen en het bestuur ervan te vormen. De bouw vond plaats in 1460 op de plek waar zich nu nog steeds het Willem Arntsz Huis bevindt. Ook Willems vrouw droeg het Bartholemeusgasthuis een warm hart toe. Na het overlijden van Willem Arntsz deed zij in 1469 een schenking aan het gasthuis. Zij had zes huisjes bestemd voor zes armen, waarvan er vier stonden op het erf van het Bartholemeusgasthuis en twee op het erf van de Geertekerk, waarin Willem begraven ligt. Het gasthuis voor dolle lude bestond uit 6 dolhuiskameren en een hoofdhuis met een aparte ruimte met slaapbanken voor patinten die niet hoefden te worden vastgeketend aan hun krib. Opname was aan strikte regels gebonden. Om in aanmerking te komen voor een plaatsje moest iemand volslagen dol zijn, daarnaast armlastig en bovendien ingezetene van Utrecht of al drie jaar in de stad wonen. Een verblijf van een jaar kostte 25 gulden. Het was ook mogelijk dit bedrag af te kopen door al zijn bezittingen aan het dolhuis te schenken. In de eerste jaren van het bestaan van het dolhuis werd het dagelijks bestuur gevormd door vier broeders gekozen uit de broederschappen van twee gasthuizen, die onder beheer stonden van het College van Regenten der Verenigde Gods-en Gasthuizen en door twee

instellingen. De gasthuizen verleenden onderdak aan reizigers, pelgrims, armen en zieken. Ze werden gefinancierd door burgers die een stuk grond, een huis, of een jaarlijkse rente schonken. De motieven van de stichters van gasthuizen waren deels van religieuze aard. Naastenliefde en barmhartigheid waren belangrijke christelijke plichten. Bovendien was het zieleheil van de gever in het geding. Goede werken waren een middel om de eigen zonden weg te wassen en het lijden in het vagevuur te bekorten. Meer wereldlijke motieven speelden waarschijnlijk eveneens een rol. Krankzinnigen bezorgden de burgers van de stad Utrecht soms flinke overlast. Meer in het algemeen bevestigde het geven ook de afhankelijkheid van groepen mensen, waarmee de standenmaatschappij in stand werd gehouden; er werd maatschappelijke onrust mee voorkomen. Willem Arntsz Willem Arntsz, gehuwd en drie kinderen, was gefortuneerd en bezat meerdere landgoederen rondom Utrecht. Hij bekleedde een belangrijke positie in het stadsbestuur van Utrecht. Uit onderzoek van W.A. Wijburg jr., gepubliceerd in een artikel in Oud-Utrecht, blijkt dat hij samen met zijn vrouw joffer Geertruyd belangen had in het gebied tussen Houten en Schalkwijk. In 1449 kwam Willem

Arntsz met een groep edelen in opstand tegen bisschop Rudolf van Diepholt die een bepaalde belastingpolitiek wilde afdwingen. Na een bloedige, verloren strijd, die op de Utrechtse Ganzenmarkt en in de Schoutensteeg werd beslecht, moest Arntsz als een van de leiders van de verslagen opstandelingen zijn stad gedwongen verlaten. De opstand wordt Het Utrechtsche Schisma genoemd. Kort nadien moet Willem Arntsz in de stad zijn teruggekeerd want op 31 maart 1449 blijkt hij in de gevangenis te zitten. Blijkbaar werd Willem in de loop van 1449 vrijgelaten, nadat hem een zware boete was opgelegd. Het is waarschijnlijk dat hij nadien samen met zijn medestanders verbannen werd. Uit een akte blijkt dat hij op 30 december 1452 in Antwerpen is geweest. En uit ander onderzoek komt naar voren dat hij toen poorter was van Antwerpen. Naar alle waarschijnlijkheid heeft Willem Arntsz kennis genomen van de vorm van krankzinnigenverpleging, zoals die in zijn tijd bestond te Gheel, in de provincie Antwerpen. Dit centrum, dat ook nu nog als zodanig bekend is, is zeer waarschijnlijk het voorbeeld geweest voor Willem, toen hij zijn beschikking maakte ten bate van de Utrechtse geesteszieken. In 1455 overleed bisschop Rudolf van Diepholt. Zijn opvolger,

P.

22

Fondsenwerving

augustus / september 2011

bewoners van de parochie van de St. Nicolaaskerk. Er moest rekening en verantwoording worden afgelegd aan de Huismeesters van beide Gasthuizen en de daartoe door de raad van Utrecht aangewezen personen. Ook was bij de oprichting bepaald dat maximaal 6 geesteszieken verzorgd zouden worden, hetgeen dus gebeurde door een bestuur van zes personen. In die eerste jaren was het leven zeer goedkoop; er bestond toen een voor dit gewest ongekende welvaart. Schenkingen Gedurende een reeks van jaren schonken beide gasthuizen aan het Dolhuis ieder de helft van het benodigde broodkoren. Naarmate de tijden moeilijker werden, werd het voor de besturen van de Gasthuizen ook bezwaarlijker in de noden van het dolhuis te voorzien. In 1576 was de toestand zelfs zo dat het stadsbestuur het noodzakelijk achtte de Huismeester van de Gasthuizen op te dragen het broodkoren voor het Dolhuis te leveren, omdat de verpleegden aldaar gebrek leden. Het zal dan ook voor de beide gasthuizen een belangrijke verlichting zijn geweest dat het dolhuis op 7 oktober 1583 een eigen bestuur en administratie kreeg. In verschillende archieven vinden we gegevens over schenkingen, erfstellingen en legaten van guede lude. Genoemd is in 1490 door Reijer Willemszoon en Margiet zijn wijf een toegekende jaarlijkse uitkering van 1 pond en 5 schellingen tot ne tractatie van schoonen broot op de vier hoogtyden. In 1598 legateert Maria van Woerden van Vliet, huisvrouw van Jhr. Arent van Iselsteyn, het huis 500 gulden, om uit de rente daarvan op de vier hoogtijden aan de krankzinnigen een maaltijd te geven. In 1637 schenkt Aleyda, dochter van Thomas van de Ketel, 100 gulden, om uit de rente de personen in het huis twee maal per jaar op

rijstenbrei te onthalen. Christiaan Lepetit laat in 1639 een testament na, waarbij hij 200 gulden aan het dolhuis vermaakt om uit de rente de in het huis aanwezige krankzinnigen jaarlijks op zijn sterfdag op wijn, brood en gebraad te onthalen. We zouden dit tegenwoordig geoormerkte of gelabelde giften noemen: schenkingen die worden besteed aan het doel dat de gever aangeeft. Het huis zelf zorgde ook voor traktaties. De kosten werden, behalve uit de verpleeggelden, verkregen uit bijzondere bijdragen; tot het dolhuis behorende landerijen en uit subsidies van abdijen uit de omgeving, uit de ommegangen, de bus bij de poort en de kermisinkomsten. Soms ging het in die vroege jaren met de fondsenwerving wel heel ver. Zo werd tijdens Paaskermis op het Nicolaaskerhof het huis tegen een geringe entree opengesteld voor het volk, waarbij de patinten in rolkoetsen werden vertoond om door de bezoekers, als wilde dieren in hun kooi, gesard te kunnen worden. Op een Paasmaandag heeft dit wel 13 gulden opgebracht. In 1616 vonden de regenten dat dit toch te ver gaan. Het was hen ernst want enige jaren nadien werd politieassistentie gevraagd om het volk bij het huis vandaan te houden. Toch blijkt uit archieven dat de inkomsten uit deze Paasdol alleen maar toenamen. Pas in 1782 werd besloten tot afschaffing van de Dolhuiskermis. Altrecht Bestuur en de Organisatie van het dolhuis zijn de afgelopen eeuwen drastisch veranderd. De financile situatie van Altecht is complex. Zij ontvangt geld uit de AWBZ, ZvW, WMO en van Justitie. Vandaag de dag worden investeringskosten in de tarieven verdisconteerd. De schotten tussen de verschillende financieringbronnen zijn lastig. Wanneer houdt de ene financiering op en wanneer begint de andere? De ggz bevindt zich in een dynami-

sche en complexe omgeving. Denk aan het nieuwe financieringsstelsel, overhevelingen, marktwerking en natuurlijk bezuinigingen in de zorg. Fondsenwerving, waarover ik in de eerste twee afleveringen schreef, is in zijn huidige vorm innovatief voor Altrecht, maar ook nieuw in de huidige ggz. Het aantal fondsenwervers in deze sector kan je op n hand tellen. Het zoeken van draagvlak voor fondsenwerving, intern en extern, levert vooralsnog meer vragen op dan antwoorden. Waarom doet een grote ggz-instelling aan fondsenwerving? Waarom zouden vermogensfondsen projecten van dergelijke grote instellingen niet standaard moeten afwijzen? Deze vragen zijn des te opmerkelijker, als je je realiseert dat een organisaties als Altrecht, het grootste deel van de geschiedenis haar bestaansrecht vindt in filantropische bijdragen. In onze sector is fondsenwerving goed beschouwd van alle tijden. De tijd dat men geheel van schenkingen afhankelijk was mag dan voorbij zijn, fondsenwerving is wel (weer) noodzakelijk. Marjon Staal Dit artikel is gebaseerd op het werkstuk De wereld draait door. Gekte door de eeuwen heen, dat Marjon Staal schreef in het kader van haar studie aan de Postacademische opleiding Filantropische Studies. Het werkstuk is, inclusief de omvangrijke bronnen- en literatuurlijst, hier te downloaden: http://www.altrecht550.nl/eCache/ JUB/56/496.html.

VFW OP tWIttER

#FONDSENWERVING
Volg Jan Krol op Twitter: http://twitter.com/#!/JanKrol Direct: @JanKrol Volg Jaap Zeekant op Twitter http://twitter.com/#!/jaapzeekant Direct: @JaapZeekant. #vakdagfw #vakmiddagfw #vakopleidingenfw #vakbladfw
Fondsenwerving
augustus / september 2011

P.

23

You might also like