Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 80

1

Inleiding
1 Situering van het mediarecht als rechtsgebied
de beste perswet is geen perswet: Immers: stelling 19de eeuw: de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid in de jonge parlementaire democratien werden het best gewaarborgd door een afwezigheid van wetgeving en een achterwege blijven van overheidstussenkomst. (wanneer de overheid zich bezighield met pers, betekende dat meteen inperking of beknotting.) => gevolg: repressief controlerend (preventief) Nu: voorbije decennia is er een nadrukkelijker tussenkomst aanwijsbaar van de overheid met betrekking tot de organisatie van de massamedia en de uitoefening van de vrijheid van expressie en informatie. De reglementering is meestal niet restrictief-censurerend maar regulerend-organiserend en is gericht op het waarborgen van doelstellingen van algemeen belang (zoals recht op privacy). De wetgeving is vooral gericht op een globaal en samenhangend mediabeleid. Profilering van het mediarecht in het mediadecreet + een enorme aangroei van wetgeving. Mediabeleid gaat zich vooral gaan focussen op media-film-diensten. (er is nu ook een positieve input van de overheid; stimuleren van diversiteit + sturing met maatschappelijk doel (mediarecht: vorm van gestolde politiek) Op Europees vlak ontwikkeld zich een Europees mediarecht; terwijl ook op andere internationale niveaus de organisatie van de massamedia en de grensoverschrijdende openbare informatiestromen voorwerp zijn van beleid en regulering. De rechtspraak wordt geconfronteerd met een toename aan nationale en internationale rechtsregels en heeft op zijn beurt bijgedragen tot een verdere ontwikkeling van het mediarecht. Opvallend is ook dat het Hof van Justitie (Luxemburg) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (Straatsburg) in toenemende mate worden gevat in zaken van mediarecht. Deze rechtspraak geeft op zijn beurt vaak aanleiding tot nieuwe wetgeving of tot herregulering.

Sinds enige tijd ontwikkelt zich ook een rechtsgebied dat zich situeert rond de begrippen mediaorganisatie en informatie- of communicatievrijheid. (telecommunicatierecht, telematicarecht, informaticarecht, auteursrecht, communicatierecht, massamediarecht, massacommunicatierecht , informatierecht)

Bronnen/soorten Klassieke bronnen van het recht o Wetgeving o Rechtspraak (kijken of wetgeving wordt gerespecteerd) o Rechtsleer ( artikels die verschijnen in juridische boeken) Klassieke formulering (meest fundamentele vormgeving) o Verbod (inperking van de vrijheid) o Gebod (inperking van de vrijheid) o Recht (sommige dingen zijn gerealiseerd als een recht.)

2
Niveau o Gemeenschap o Federaal o Europees/ mondiaal

Rechtsgebieden Het persrecht is verbonden met de grondrechtelijke vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van drukpers enerzijds en met de vrijheidsbeperkende wetgeving inzake de drukpers anderzijds. Het persrecht ontwikkelde zich op het einde van 18de en het begin van de 19de eeuw + ontwikkelde zich vooral in rechtspraak. Het persrecht concentreerde zich rond de wetgeving en rechtspraak betreffende laster en eerroof, het recht op privacy, de schending van de goede zeden en het recht op antwoord. In de 20ste eeuw ontwikkelde zich het omroeprecht. Dit omvat de organisatie van de radio- en televisie-instituten, de audiovisuele communicatie in het algemeen, inclusief kabeldistributie. Recente ontwikkelingen hebben ervoor gezorgd dat we een ruimer referentiekader gaan hanteren. Dit ruimer kader wordt aangeduid met de term mediarecht. Dit kenmerkt zich door een samenhangende benadering en analyse van het recht met betrekking tot de verschillende mediavormen. Onder het mediarecht worden zowel de regels in verband met de vrijheid van expressie en informatie begrepen, als de rechtsregels in verband met de verschillende middelen en kanalen via dewelke de openbare informatiestromen verlopen. Het mediarecht staat ook in verbinding met het auteursrecht. Deze samenhang kan worden verklaard vanuit: 1) massamedia spelen een essentile rol in de auteursrechtelijke exploitatie van culturele productie en informatie. 2) de historische bepaaldheid van het mediarecht als onderdeel van de juridische reglementering van de organisatie en controle van de verspreiding van informatie, opinies en denkbeelden in de samenleving. Ook 3) het toegenomen belang van de cultuurpolitieke dimensie in het overheidsbeleid + 4) nood aan een parallelle harmonisering binnen de EU van beide rechten heeft auteursrecht en mediarecht samengebracht In relatie tot het mediarecht ontwikkelde zich ook de reglementering inzake telecommunicatie. Dit noemt men het telecommunicatierecht. Vooral vanuit Europees perspectief is steeds duidelijker geworden dat het telecommunicatiebeleid verregaande gevolg heeft op en in verbinding staat met het mediabeleid.(zie Groenboek van EU-commissie -> technologische ontwikkelingen kwamen op gang (digitalisering van informatie en communicatie) -> zorgde voor technologische (despecialisering van netwerken + ontstaan hyride multimediadiensten + multimediatoestellen), economische (samengaan van netwerk- en mediabedrijven) en juridische convergentie( elektronischecommunicatierichtlijnen). Regelgevende kaders op het niveau van lidstaten zijn ook steeds meer horizontaal gestructureerd (transport versus inhoud). Op die manier bekomt men verstrengeling van telecommunicatie- en omroepbeleid. Daardoor is ook de regulering op deze beide terreinen steeds verder gentegreerd. Er is ook nog het informaticarecht (computerrecht) en het telematicarecht (ICT-recht). De ontwikkeling van het internet heeft op zijn beurt een belangrijke invloed gehad op diverse terreinen van het recht.(internetrecht) Aandacht is hierdoor ook verschoven van traditionele naar alternatieve vormen van regulering. Als overkoepelende term van de hierboven genoemde rechtsgebieden is soms geopteerd voor communicatierecht. Uitgangspunt is de vrijheid van communicatie, de verbinding tussen de

3
verschillende soorten media en de globale aandacht voor de verschillende aspecten van het communicatieproces vanaf de garing van informatie, over de verwerking en distributie tot en met de ontvangst van de informatie. In het informatierecht staat de informatie als rechtsobject centraal. Het informatierecht is een conceptuele benadering gericht op informatie als maatschappelijk gegeven en op de daarmee verbonden maatschappelijke processen. Het is dus een open rechtsgebied. Het informatierecht is dus het geheel van regels in verband met de toegang tot, de productie, verwerking, presentatie, ter beschikkingstelling, verantwoordelijkheid, distributie, consultatie en ontvangst van informatie. Uit de verschillende benamingen van het recht (omroeprecht, informaticarecht, ) valt de gerichtheid af te leiden op het kanaal, de media via dewelke de boodschap, de informatie wordt geproduceerd en doorgegeven. (informatie is als maatschappelijk product, het object van recht)Wegens de vervlechting, de convergentie en de interdependentie tussen de verschillende soorten communicatiemedia als bron en kanaal, wordt steeds nadrukkelijker de noodzaak beklemtoond van een coherent, gentegreerd en samenhangend mediabeleid, of ruimer: een mediaen informatiebeleid. 2 Begripsomschrijving en afbakening van het mediarecht Mediarecht = het geheel van rechtsregels met betrekking tot de communicatievrijheid en de massacommunicatiemiddelen. Het mediarecht omvat dus: - de rechtsregels die de expressie- en communicatievrijheid waarborgen - de rechtsregels die verbodsbepalingen of beperkingen opleggen aan de expressie- en communicatievrijheid omwille van de media-inhoud (dus vrijheidsbeperkende regels) - de rechtsregels met betrekking tot de organisatie en de exploitatie van de media - de rechtsregels met betrekking tot de organisatie en de exploitatie van de middelen en kanalen via dewelke de media-inhouden worden uitgezonden, verspreid of verdeeld.
3 Kernvraagstuk van het mediarecht

Dit kernvraagstuk houdt verband met het spanningsveld tussen enerzijds de noodzaak of de opportuniteit tot regulering van de media en de media-inhouden en anderzijds de onthoudingsplicht van de overheid op het domein van de vrijheid van expressie en informatie. - Waarom regulering i.v.m. mediarecht? De mediaregulering is gebaseerd op de bescherming van het algemeen (staats)belang, belangen van de bevolking of groepen in de samenleving (collectieve belangen) of op de rechtsbescherming van de individuele belangen van de burger. Vindt ook een bestaansreden in morele, filosofisch-ideologische, politieke, economische, militaire, culturele en informatiepolitieke doelstellingen. Tegelijk moet met elke vorm van mediaregulering een stuk expressie- en communicatievrijheid worden ingeleverd (evenwicht?) De expressie- en communicatievrijheid wordt ook beschouwd als een fundamentele voorwaarde voor, en inherent kenmerk van een democratische samenleving. Aan de vrije informatiestroom kan slechts in uitzonderlijke gevallen voorwaarden, beperkingen, restricties of verbodsbepalingen worden opgelegd in functie van algemene, collectieve belangen of ter bescherming van private rechtsbelangen. De argumentatie van noodzakelijkheid in een democratische samenleving van elke vorm van overheidsinmenging met een beperkende weerslag op de vrijheid van expressie en informatie, vormt de basis van de legitimatie van de rechtsregels binnen het mediarecht.

Deel 1: De vrijheid van expressie en informatie. De grondrechtelijke bescherming, restricties, aansprakelijkheid en rechtsbescherming.
Hoofdstuk 1: De grondwettelijke bescherming van de vrijheid van meningsuiting en van de persvrijheid
1 Algemene situering Grondwet = enorme impact op het functioneren van media en journalistiek (catalogus + rechten en plichten die gegarandeerd worden opdat de staat die zal opvolgen + zegt iets over organisatie van de staat (scheiding der machten)) -> 3 basisartikels + 4 grondwettelijke waarborgen De Belgische grondwet van 1831 garandeert de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid als een fundamenteel vrijheidsrecht waardoor elk individu het onvervreemdbaar recht bezit zijn mening te uiten (= art 19 GW) en in het bijzonder teksten te publiceren via de drukpers (=art 25 GW) => klemtoon ligt dus op recht van de burger om als zender-communicator meningen, opinies en denkbeelden te uiten en te publiceren = afweerrecht tegen overheidsinmenging. Als schrijver bekend/in Belgi, kan de uitgever, drukker, verspreider niet worden vervolgd. Hierdoor werd priv-censuur door de drukker of uitgever verminderd. Dit recht is een actief recht. De overheid mag geen censuur invoeren en mag niet tussenkomen, enkel onder bepaalde voorwaarden. Ook borgstelling kan niet worden geist. De vervolging van drukpersmisdrijven gebeurt door het Hof van Assisen (= volksjury, art 150 GW). Deze jury wordt ingesteld voor alle criminele zaken (drukpersmisdrijven), behoudens dpm die door racisme of xenofobie ingegeven zijn. Er is dus geen speciale RB aangesteld voor persmisdrijven. De publieke opinie wordt aan bod gelaten. Men wou vermijden dat door de regering benoemde rechters een oordeel moeten vellen. (bv. wanneer kunstenaars vervolgd worden voor kritiek op regering; beroepsrechters maken echter deel uit van regering, zeer gezagvriendelijk en dus te weinig mogelijkheden voor burgervrijheid. Gevolg: onttrekken van zaak aan beroepsrechters; VOLKSjury) De kenmerken van deze grondwettelijke bescherming zijn: - verbod van preventieve maatregelen, in het bijzonder tot de vrijheid van drukpers - repressieve sanctionering ( a posteriori) is mogelijk (indien geregeld bij wet) - Hof van Assisen is bevoegd (uitzondering racisme-xenofobie) # - De regel van getrapte verantwoordelijk geldt. De exclusieve aansprakelijkheid geldt voor de schrijver, uitgever, drukker of verspreider (indien bekend in Belgi) (in deze volgorde).#2 # 1999: grondwetswijziging: sinds 2de wereldoorlog geen persprocessen meer (men vindt het de moeite niet meer; gewenste ontwikkeling). Hetgeen aanzet tot racisme en xenofobie -> Belgi onder druk gezet door EU (B heeft immers de verplichting om racisme te bevechten) vandaar zo in de grondwet: uitzondering (moet niet meer voor Hof van Assisen) (bv. Vlaams Blok -> Vlaams Belang) #2 4 trappen dus om informatie te zoeken (zie aansprakelijkheid van auteur: hoe is dit een bevrijdend element? Het zorgt ervoor dat de uitgever geen druk kan leggen op de schrijver + argument om te kunnen zeggen dat al de rest zich niet moet inmengen. Nu: is dit ook van toepassing op internet?) 2 Actuele implicaties (zie HF 3) 3 Aanvullende waarborgen

6
3.1 Er gelden enkele bijzondere wettelijke voorschriften in geval van strafrechtelijke vervolging van drukpersmisdrijven. Ze bieden op de een of de andere manier een bijkomende bescherming van de vrijheid van drukpers. - wie beticht wordt van een drukpersmisdrijf (DPM), kan niet in hechtenis genomen worden vr zijn veroordeling. (art.9 decreet op de drukpers, 20 juli 1831, p.104) - er is een korte verjaringstermijn voor DPMen (men moet vlug actie ondernemen) (art.12 dd.) - er kan geen internering aanbevolen worden (indien persdelict) - rechtstreekse dagvaarding is niet mogelijk (met uitzondering van DPMen i.v.m. racisme of xenofobie, deze moeten voor de correctionele RB verschijnen) - (er kan een gunstiger gevangenisregime verleend worden in geval van een DPM) 3.2 Ook in geval van een civielrechtelijke procedure in het kader van de quasi-delictuele aansprakelijkheid wegens DPM (art 1382-1384 BW), gelden er bijzondere garanties inzake de procedure. - Beslissing mag niet genomen worden door 1 persoon maar door 3 personen. (extra waarborg) (art 92. GW) - Ze hebben een 2e opinie nodig vh Openbaar Ministerie (vertegenwoordigen de staat) (art.764,4 GW) 3.3 In de grondwet kunnen een aantal bepalingen worden aangewezen die eveneens belangrijk zijn in functie van de vrijheid van meningsuiting en van de drukpersvrijheid. - art 26 GW waarborgt dat alle Belgen het recht hebben om vreedzaam en ongewapend te vergaderen, mits zich te gedragen nr de wet. (publiek/bevolking moet toegang hebben tot vergaderingen in Sovjet-Unie pas heel recent ) - Art 32 GW: recht om elk bestuursdocument te raadplegen en er een afschrift van te krijgen. Is nodig om aan journalistiek te doen. - Art 47 en 190, en Art 148-149 GW: openbaarheid van de wetgevende vergaderingen, van de wetgeving en van de terechtzittingen en de rechtspraak. (niet in obscure dimensies) 3.4 De vrijheid van meningsuiting is ook nog op een bijzondere wijze gewaarborgd in hoofde van parlementairen en ministers/staatssecretarissen (parlementaire, resp. Ministerile onverantwoordelijkheid). - absolute immuniteit (parlementaire onverantwoordelikheid freedom of speech). Reden: in het parlement moet er vrije meningsuiting zijn! - geen lid mag vervolgd worden of aan enig onderzoek onderworpen worden naar aanleiding van een mening of een stem, uitgebracht in de uitoefening van zijn functie (en dus niet erbuiten). (art 58 GW en 120 GW) In andere woorden: wat een politicus ook zegt in het parlement (beledigingen/racisme) kan niet worden vervolgd. Indien uitspraak buiten het parlement, kan deze wel vervolgd worden. Vb. Cass. 1 juni 2006 / Zaak Frt (Brussel 18/4/2006) - Geen minister/staatssecretaris kan vervolgd worden of aan enig onderzoek onderworpen worden naar aanleiding van een mening uitgebracht in de uitoefening van zijn ambt. 3.5 Ook uitspraken of teksten voorgelegd tijdens een openbare terechtzitting kunnen aanspraak maken op een vorm van immuniteit. Voor advocaten geldt een (relatieve) immuniteit van het pleidooi en de conclusies. - geven geen aanleiding tot strafvervolging de voor de RB uitgesproken worden of aan de rechtbank overgelegde geschriften, wanneer die woorden of geschriften op de zaak/partijen betrekking hebben (strafrechtelijk art. 452 SW)

7
Indien een advocaat in zijn pleidooien of geschriften kwaadwillig de Monarchie, de GW, de wetten van het Belgische volk of het gevestigde gezag aanvalt, kan een PV opgemaakt worden en overgemaakt worden aan de Raad van de Orde waaronder de betrokkene ressorteert. (art.444/445 GW) Relatieve immuniteit: Een advocaat mag nooit bevreesd zijn om alle registers open te trekken in verdediging van zijn clint (zolang het met de zaak te maken heeft). In zijn taak vb niet de rechter uitschelden over privaangelegenheden. Maar tot waar gaat dit privilege?

3.6 Ook uit tal van andere bepalingen blijkt het belang van de bescherming van de vrijheid van meningsuiting. Enkele voorbeelden zijn: Expressievrijheid van ambtenaren maar beroepsgeheim mag niet geschonden worden. Wanneer een genoegzaam bewijs wordt geleverd van lasterlijke aantijgingen, dan geen vervolging. (Je mag verschrikkelijke dingen van iemand beweren als je er bewijzen van hebt!)) recht van antwoord: elke persoon/organisatie die genoemd wordt, heeft recht van antwoord. Is een uitbreiding van de persvrijheid. Is niet alleen het recht van de media, maar ook van de burger. (pers, radio, tv) het auteursrecht bevat een aantal uitzonderingen die de free flow of information en de expressievrijheid moeten helpen waarborgen. Journalisten mogen beelden/teksten gebruiken, ook al hebben ze geen toestemming gevraagd. Dit is in functie van de actualiteitsverslaggeving, citaatrecht en onderwijs & wetenschap. Het Vlaams omroepdecreet waarborgt de autonomie van de openbare omroep VRT (programma-aanbod en zendschema). De programmaopbouw van de VRT en Vlaamse omroepdiensten mag geen aanleiding geven tot discriminatie tussen de ideologische en filosofische strekkingen. + garantie voor onpartijdigheid: informatieprogrammas: politieke en ideologische onpartijdigheid. Er is een extra waarborg voor de vrijheid van meningsuiting van politieke partijen in de aanloop naar de verkiezingen. (aanzet political advertising ). Er zijn garanties voor de financiering v.d. VRT en andere financieringsmechanismen tot ondersteuning van de kwaliteit en diversiteit in de media. Het EU Kaderbesluit van 28 november 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat. (Art 7) Wet van terrorismebestrijding (art 141 SW) en overweging 10 Kaderbesluit EU 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding. Bijzondere garanties in functie van journalistiek, expressievrijheid en vrijheid van nieuwsgaring: Wet over de bescherming van de persoonsgegevens. Maar er zijn ook uitzonderingen: wanneer verwerking van persoonsgegevens gebeurt voor uitsluitend journalistieke, artistieke of literaire doeleinden. Bescherming toegekend aan journalistieke bronnen (Wet van 7 april 2005). Eenieder die een rechtstreekse bijdrage levert tot het verzamelen, redigeren, produceren of verspreiden van informatie voor het publiek via een medium maakt aanspraak op de wet. (HF 8) Wetgeving inlichtingen-en veiligheidsdiensten (1998) met aantal restricties en waarborgen bij de toepassing van journalistiek, uitgezonderd voor beroepsjournalisten. Wet regeling van het beroep van privdetective (onderworpen aan vergunningsregime), NIET op toepassing van journalisten.

8
Wet erkenning en bescherming van de titel van beroepsjournalist (+ faciliteiten, op basis van identificatiedocumenten) Omzendbrief 1999: Pers-parket: fase vooronderzoek. Informatie van parket enkel voor beroepsjournalisten.

9
Hoofdstuk 2 Artikel 10 EVRM en de vrijheid van expressie en informatie 1 Algemene situering Het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden) is als Europees grondrechtverdrag kort na WOII afgekondigd. Het verdrag wou een dam op werpen tegen de gruwel van nazisme en schendingen van mensenrechten en oorlog. (het wil garantie bieden voor de effectuering van aantal grondrechten) Het EVRM dat in 1953 effectief in werking is getreden organiseerde middels het individueel klachtrecht bij de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens (ECRM) een internationaal superviserend toezicht op de naleving v.d. EVRM-grondrechten. De beoordeling van de schending gebeurde door het Comit van Ministers (CvM) en door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). In 1998 (11de protocol): beoordeling + klachtbehandeling exclusief bij EHRM. Met het 14de Protocol, sedert 2010, zijn er enkele aanpassingen doorgevoerd om de procedures bij het Hof sneller te kunnen behandelen. Het comit voor Ministers ziet erop toe dat de lidstaten uitvoering geven aan de voor hen bindende uitspraken van het EHRM. (= effectief waarborgsysteem) Door de directe werking van het internationaal verdragrecht in de Belgische rechtsorde, moeten ook de Belgische wetgevers, het bestuur en de Belgische rechtscolleges zich afstemmen op de krachtens het EVRM gewaarborgde grondrechten. (kan dus ook voorrang krijgen op de Belgische grondwet, door de directe werking) In 2011 zijn 47 lidstaten aangesloten die het EVRM toepassen. Bepaalde waarborgen in een land kunnen niet afgezwakt worden door EVRM. Minimanormen: dit artikel (deze internationaalrechtelijke waarborg) geldt als minimumnorm en biedt dus additioneel bescherming bovenop de waarborgen ingevolge de Belgische Grondwet. Het EVRM was oorspronkelijk bedoeld als een aanvulling op de nationale rechtsbescherming van rechten en vrijheden, maar is uiteindelijk uitgegroeid tot de basisnorm als waarborg voor een aantal mensenrechten. Een van deze centrale mensenrechten (die door het EVRM gewaarborgd worden) is de vrijheid van expressie en informatie (art 10 EVRM).

2 Artikel 10 EVRM Art 10 EVRM garandeert de vrijheid van expressie en informatie.(p. 3-4) Dit artikel heeft directe werking op de Belgische rechtsorde. Iedereen heeft het recht om informatie en opinies bekend te maken, om deze te verspreiden en te ontvangen. Paragraaf 1: PRINCIPE:
1 Eenieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of door te geven, zonder inmenging van overheidswege en ongeacht grenzen. De laatste zin legitimeert het systeem van vergunningen inzake radio-omroep, bioscoop- of televisieondernemingen.

Paragraaf 2: benadrukt dat dit recht ook plichten en verantwoordelijkheden met zich meebrengt, waardoor deze expressievrijheid kan worden onderworpen aan bepaalde restricties. Overheidsinmenging kan slechts onder zeer strikte voorwaarden. Beperkingen of restricties kunnen enkel gelegitimeerd worden in zoverre deze voorzien zijn bij wet, en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Bovendien moeten de restricties een bestaansreden kunnen vinden in de legitieme beperkingsgronden.

10

De voorwaarden zijn cumulatief, de beperkingsmogelijkheden zijn restrictief.

1) Bij wet voorzien: het volstaat niet zomaar om beperkingen op te nemen: moeten toegankelijk zijn en het moet met voldoende precisie geformuleerd zijn. (niet al te vaag). 2) Legitieme beperkingsgronden: de wet mag niet arbitrair worden toegepast. Overheden kunnen alleen beperkend optreden t.o.v. media enkel op basis van deze gronden. 1. s lands veiligheid of openbare veiligheid, bescherming openbare orde 2. Voorkomen strafbare feiten 3. Bescherming gezondheid/goede zeden 4. Bescherming goede nam/reputatie 5. Rechten van anderen 6. Vertrouwelijke gegevens 7. Gezag/onpartijdigheid rechterlijke macht 3) Noodzakelijk in democratische samenleving: Indien er een dwingende sociale behoefte voor is Indien beperking pertinent is (pertinente argumentatie) Indien beperking proportioneel is (straf moet evenredig zijn met wat je gedaan hebt.) Men kiest dus voor de zo weinig diepgaande regel; waar men het minst leed aan heeft. margin of appreciation: De nationale overheden hebben een zekere beoordelingsmarge bij het opleggen van beperkingen op de expressie- en informatievrijheid. Zo verschilt de beoordeling van de goede zeden sterk van land tot land. Beperkingen op expressievrijheid worden daarentegen bijzonder streng getoetst aan de noodzakelijkheidseis. Ter relativering hiervan: toch gaat het EHRM soms ver in de feitelijke en inhoudelijke beoordeling van het noodzakelijkheidscriterium. Artikel 10EVRM biedt ook bescherming aan: maatschappelijk debat/pers (omtrent aangelegenheden met publiek of politiek karakter) recht op informatie van publiek waakhondfunctie van de media/journalistiek EU hof speelt belangrijke rol als waakhond over de bevolking (men wil de centrale autoriteit niet spelen; vandaar lidstaten hebben eigen smalle marge om eigen politiek te voeren.) Men moet te allen tijde rekening houden met het belang voor het volk. openheid van geest, tolerantie, pluralisme Het belang van expressie- en informatievrijheid als fundament en waarborg in een democratie, met het oog op de verwezenlijking van een open, verdraagzame en pluralistische samenleving, waarbinnen ook plaats is voor niet-conformistische, rust verstorende of kwetsende opinies. Diegenen die kritiek uitoefenen, die opposities vormen: moeten beschermd worden. Essentie van tolerantie is immers: verdragen wat moeilijk te verdragen is. + horizontale werking (ook toepassing van art. 10 EVRM in private rechtsverhoudingen en inmengingen door privpersonen. Zie burger die bedreiging vormt voor bedrijfsbeleid. Als die burger wordt ontslagen door kritiek te uiten op bedrijf, dan komt die in het systeem van recht terecht.)

11
3 Toelichting

Contextualisering (wie, wat, waar, waarom) De finale uitkomst (of het al dan niet om een inbreuk gaat) hangt af van een reeks factoren die het Hof in de afweging betrekt. Rekening wordt gehouden met context waarin de expressievrijheid zich situeert en de kenmerken van de overheidsinmenging.

De Belgische rechtscolleges maken meer en meer toepassing van art 10 EVRM a/ Rechtspraak en het EHRM in verband met art 10 EVRM 1) Verbod van journalistieke activiteit wegens vroegere veroordeling. De Becker t. Belgi blz.41 HB Veroordeling wegens collaboratie van Le Soir. Vroegere hoofdredacteur Raymond De Becker beklaagde zich over zijn vervallenverklaring van rechten in toepassing van art. 123 Sexies SW. (kranten/ journalisten vervolgd wegens collaboratie -> kregen soms lange gevangenisstraf + vervallen van aantal andere rechten (waaronder: verbod om mee te doen aan exploitatie, administratie, van enige onderneming. Kortom verbod op journalistiek). De Becker was de eerste journalist die klacht indiende voor inbreuk van artikel 10EVRM. (hij mocht levenslang geen journalistiek meer uitoefenen) Europees hof vond dit t ver gaan (de straf was disproportioneel: alle vormen van journalistiek waren verboden + de feiten dateerden van 20 jaar geleden). Dus resultaat: het hof vond dat dit algemeen verbod t ruim was in de tijd en t ruim in het vak. Kort na bekendmaking van dit rapport werd er in Belgi overgegaan tot wijziging van het artikel (was immers negatief rapport voor B.) Men zorgde voor een mogelijkheid op rechtsherstel + de vervallenverklaring geldt nog enkel voor zover de deelname een politiek karakter heeft. Gevolg: De Becker trok zijn aanklacht in want Belgische autoriteiten waren tegemoet gekomen. 2) Publicatieverbod van persartikel, het vermoeden van onschuld en trial by newspaper. Sunday Times t. VK blz.41 HB 1979: in hoeverre is het toegestaan voor journalisten om reeds rechtszaken uit te brengen vooral ze besproken zijn. Sunday Times kondigde reeks artikelen aan van Softinal (betere aspirine) waarbij zwangere vrouwen miskramen kregen en gehandicapte kinderen. Sunday Times probeerde het volledige plaatje te construeren. Firma Softinal vraagt publicatieverbod aan (de zaak was hangende, contempt of court.) Sunday Times verliest de zaak, maar trekt naar Straatsburg. Europees Hof vindt dit echter inbreuk op artikel 10EVRM op de rechten van de media. Uiteindelijk wint de Sunday Times en mag artikels publiceren. Gevolg: bijkomende sancties gecreerd voor de gerechtsverslaggeving. // zie rechtszaak Panorama reportage (recent) 3) Kritiek aan het adres van een bekend politicus. Lingens t. Oostenrijk blz. 42. 1986, kritiek over voormalig kanselier (bleek nogal rare politieke carrire te hebben opgebouwd, veel van zijn vrienden waren ooit SS-officier geweest (bruin verleden)). Er werd klacht ingediend wegen laster en eerroof en de journalist Peter Lingens werd straf beoordeeld wegens inbreuk op privacy. Deze gaat naar het EU-hof, en het hof vindt dat het de taak is van een journalist om zoiets belangrijks aan het licht te brengen. Lingens beschreef immers de feiten/ waardeoordelen. (deze waardeoordelen werden t ver bevonden in Oostenrijks Hof, maar EU-hof vindt dat men iemand niet kan veroordelen voor zijn eigen mening/waardeoordeel.) Politicus zou dit moeten kunnen aanvaarden.

12
Gevolg: Europees Hof benadrukt de politieke expressievrijheid alsook het principe dat politici felle kritiek moeten kunnen verdragen. 4) Het einde van het ORF-omroepmonopolie in Oostenrijk. Informationsverein Lentia t. Oostenrijk blz. 43 Oostenrijk: omroepmonopolie van ORF. Nu waren er een aantal bedrijven (waaronder Lentia) die wilden starten met private televisie en erkenning wilden om van star te gaan als private omroep. Werd echter geweigerd door het hof van Oostenrijk. EU-hof vond echter dat dit niet opgaat in een democratie en vindt dat privsector ook een plaats in monopolie hoort te krijgen. Gevolg: Oostenrijkse omroepwetgeving heeft de mogelijkheid gecreerd tot het verlenen van omroeplicenties aan private, commercile organisaties. 5) De bescherming van het journalistiek bronnengeheim. Goodwin t. VK blz. 43. 1996, proactieve beleid van EU-hof: bronnengeheim van journalist is 1 van de basisvoorwaarden voor persvrijheid. William Goodwin (Britse journalist) krijgt documenten in zijn bezit en het dossier bevat hypergevoelige, financile documenten over het bedrijf. (was een intern-audit-document van het bedrijf gemaakt door financile experts.) Maatschappij denkt dat het bedrijf gezond is. Financile directeur wordt opgebeld door Goodwin (deze wou checken of info juist was). Deze alarmeert echter het bedrijf en men vraagt een publicatieverbod en men eist erbij dat Goodwin het document geeft aan de rechtbank om zo te kunnen wie gelekt heeft. Goodwin weigert dit echter te doen (alhoewel hij zelf de bron niet weet). Goodwin wordt finaal veroordeeld, want het Britse recht vond dit de negatie van meewerken aan een goede rechtszaak. Artikel 10 EVRM spreekt wel niet over journalistiek bronnengeheim, enkel over vrije expressie. Maar Journalisten moeten hun bronnen kunnen beschermen, anders drogen ze op. (dit is wl een inbreuk op 10EVRM). Maar! In bepaalde omstandigheden kan de journalist verplicht worden om zijn bron bekend te maken. (in publieksbelang). Belgi zelf 2 keer veroordeeld door het EHRM wegens het niet voldoende bescherming geven aan het journalistiek bronnengeheim. 1) Ernst e.a. t. Belgi: Hof was van oordeel dat de huiszoekingen en inbeslagnames bij redacties en journalisten thuis om een lek bij justitie op te sporen, een schending van art.10 EVRM waren. 2) Tillack t. Belgi verdenkingen tegen de Duitse journalist om een gewraakte huiszoeking en inbeslagname te rechtvaardigen steunden op te los zand + omvang van inbeslagname was ver boven limiet. Het journalistieke bronnengeheim is ook van toepassing wanneer een bron of een informant onwettig heeft gehandeld. Zie arrest in de zaak Sanoma Uitgevers B.V. t. Nederland: tijdschriftengigant, dwangbevel van procureur om cds met fotos af te geven (mag slechts na voorafgaande beslissing door een rechter, rechtscollege of andere onpartijdige en onafhankelijke instantie). 6) Kritiek op magistraten. De Haes en Gijsels(Humo) t. Belgi blz. 45. 1997, toenmalige journalisten De Haes & Gijsels van Humo in Belgi (ook De Morgen) publiceerden artikels over de zaak Notaris X. Ging over echtscheidingszaak Apen + gevecht dat geleverd werd over hoederecht kinderen + aanwijzingen dat de vader zijn kinderen misbruikte. (naam van personen werd nooit bekend gemaakt.) De journalisten haalden zeer ferm uit naar de magistraten omdat het hoederecht aan de vader werd gegeven (magistraten behoorden tot vriendenkring van de vader, een notaris) Men vond dat men minstens voorzorgen had moeten maken. Klacht van notaris i.v.m. schending van privacy, eerroof en laster. Journalisten werden veroordeeld door Hof van Beroep + Cassatie. Gaan naar EU-hof: EU-hof veroordeeld Belgi. Ook magistraten moeten kritiek kunnen verdragen op hun handelen. (aantijgingen tegen magistraten waren ernstig, maar de feiten (incest)

13
waren ook ZEER ernstig.) De journalisten wilden de stukken ook niet geven aan het Hof (waren in principe in bezit van justitie. Gevolg: eerste keer: recht voor journalisten om te overdrijven en te provoceren. 7) Onderzoeksjournalistiek, publicatie van vertrouwelijk document, heling. Fressoz en Roire(Le Canard Enchan) t. Frankrijk blz. 45. 1999, dossier over staking bij Peugeot. Peugeot-directie weigerde opslag te geven aan de arbeiders. (wekenlang felle strijd) Het magazine publiceerde de uittreksels van aantal fiscale aanslagformulier van Jacques Calvet (directie). Uit deze bleek dat de directie zichzelf gedurende jaar een loonstijging had gegeven van 50%. (was een gelekt document van Minister van Financin + fiscale attesten). Klacht tegen Le Canard Enchan wegens verduistering van bestuursdocumenten, schending van het beroepsgeheim en heling van documenten verkregen uit een misdrijf. EU-hof oordeelde dat de documenten werden gepubliceerd om de authenticiteit te waarborgen. Het erkent dat journalisten niet boven de wet staan en dat deze journalisten meewerkten aan een misdrijf. Maar deze info was van publiek belang; democratie is er dus mee gebaat en is relevant voor de burgers. 8) Publicatieverbod van foto van verdachte. News verlags GmbH & COKG t. Oostenrijk blz. 47 2000, mogen de media fotos publiceren van verdachten? Rechtszaak in Oostenrijk, persoon verdacht van bombrieven te versturen (sfeer van terreur). Persoon eist echter dat er geen fotos gepubliceerd worden, het tijdschrift News publiceert ze toch en werd veroordeeld. EU-Hof: als het gaat om een zaak waar zo lang paniek is over geweest, dan mag men fotos publiceren (1 huwelijksfoto mocht niet gepubliceerd worden, vrouw had er immers niets mee te maken.) 9) Kritiek op ambtenaren. Thoma t. Luxemburg blz. 48. Journalist Marc Thoma besteedde in een radioprogramma op RTL aandacht aan bepaalde corruptieve praktijken in de sector van de bosexploitatie en herbebossingsprojecten in Luxemburg. (verwijzing naar artikel dat al eerder verschenen was.) 54 Ambtenaren voelen zich belasterd en klagen Thoma aan voor schending van goede naam. Thoma wordt veroordeeld omdat een journalist zich niet mag baseren op een ander journalistiek artikel (waarbij hij niet uitdrukkelijk afstand had genomen van de lasterlijke aantijgingen in dit artikel). EHRM oordeelt dat dit onaanvaardbaar is en dat dit in strijd is met de vrijheid van meningsuiting en journalistieke vrijheid (journalist mag zich baseren op een goed geargumenteerd krantenartikel) 10) Kritiek op vreemd staatshoofd. Colombani (Le Monde) t. Frankrijk blz. 50 Colombani en Incyan: veroordeeld wegens kritiek/belediging tegen Marokkaanse koning. Immers onderzoek van Europese Commissie gaf aanwijzingen dat leden van koning hun medewerking gaven aan hasjtransport. Le Monde wou het rapport niet aan het hof geven. Werd veroordeeld. In Straatsburg vond men dat kritiek op vreemde staatshoofden moet kunnen (voor met betrekking tot zon maatschappelijk belang als drugs.) De bron was ook een intern rapport van de staat. Men zou minder bescherming moeten geven aan vreemde staatshoofden en meer aan de burger zelf. Gevolg: In Belgi is het niet meer strafbaar bij aantasting van vreemde staatshoofden. (art.36 van wet van 1881) 11) Art.10 EVRM impliceert ook het recht op ontvangst van televisieprogrammas Khursid Mustafa en Tarzibachi t. Zweden. Blz. 52 2001, familie wil schotelantenne installeren om zo naar programmas te kunnen kijken in de eigen taal. Echter, op huurcontract stond dat er geen schotelantennes werden toegelaten. Eigenaar vindt dat dit niet kan en zegt huurovereenkomst op. De familie dient klacht in. Het hof van Zweden oordeelt dat de eigenaar dit mag doen, staat immers in huurcontract. Argument van de familie voor schotelantenne: belangrijke band met familie + belang voor de kinderen. Het Europees Hof oordeelt

14
anders. In artikel 10EVRM staat dat eenieder het recht heeft op ontvangst van informatie (hier informatie in de eigen taal.) Zweedse hof heeft hier geen rekening mee gehouden. Het Hof oordeelt verder dat er geen gevaar is van de antenne (ondanks geen esthetische schoonheid) en dat de familie geen alternatief had, behalve een antenne. De straf vindt het EU-hof bijgevolg disproportioneel (had immers verregaande economische, sociale en praktische gevolgen. Kritiek: verpampering van allochtone familie. 12) Art.10 EVRM en het recht op toegang tot overheidsinformatie of bestuursdocumenten TASZ en Kenedi t. Hongarije blz 53 2009, TASZ, een Hongaarse mensenrechtenorganisatie wilde documenten opvragen over wijzigingen van drugswegvoering. Er was een weigering echter van de overheid om de documenten te raadplegen. EU Hof oordeelde dat de organisatie echter recht had tot toegang op informatie, zeker met een zaak van maatschappelijk belang (doorbreken van monopolie van overheidsinformatie). Eveneens Kenedi, een historicus, inzake het inkijken van documenten over staatsveiligheid en diensten. De toegang werd hem ook geweigerd. EU vond dat een historicus het recht had om een boek te schrijven over de geheime diensten tijdens de Sjovet-periode. Is immers een zaak van publiek belang! Toegang tot informatie is een stap om het publiek te kunnen informeren. 13) Klokkenluiden beschermt via expressievrijheid, Guja t.Moldavi blz 54 2008: personen die informatie lekken aan de media (klokkenluiders) kunnen bescherming opvragen aan de staat (weliswaar onder bepaalde omstandigheden.) President van Moldavi was campagne gestart tegen corruptie. Guja, ambtenaar, ziet dat er een zeer belangrijke rechtszaak is en botst op 2 brieven waarin blijkt dat er invloed wordt uitgeoefend op procureur van ministerie (interventie/corruptie). Guja lekt de brieven naar de pers en wordt bijgevolg ontslagen (reden: schending van beroepsgeheim) Hof heeft 6 criteria ontwikkelt om klokkenluiders e beschermen via expressievrijheid: - Geen alternatief: Guja had hier geen alternatief. Zijn overste gaf juist dekking. - Aard: de aard van de informatie was hl belangrijk - Betrouwbaarheid: dit waren authentieke documenten - Motief: geen indicatie dat hij gehandeld heeft uit frustratie of geldgewin. - Schade: enkel met betrekking tot illegaal handelen van procureur en minister. - Straf: onmiddellijk ontslag (sociale verregaande maatregel) Zie Belgi: Klokkenluiders van Hasselt. 14) Totaalverbod op betaalde politieke reclameboodschappen op televisie in strijd met art.10 EVRM, TV VEST AS en Pensjonistparti t. Noorwegen 2008, Rogaland (belangen van gepensioneerden). De Pensjonistparti: werden nooit uitgenodigd voor debatten/reclame enzo. Daardoor komt hun programma t weinig aan bod. Maar de Pensjonistparti heeft wel geld dus besluit om spotjes te maken en uit te zenden op TV. Maar voor Noorse omroepen: verbod op political advertising, Rogaland wordt dus veroordeeld. EU hof oordeelt: in de geval werd de Pensjonistparti geen toegang verschaft tot de media (televisie was de enige optie en totaalverbod was t ver.) Gevolg: Belgi: totaalverbod werd opgeheven. 15) Politieke expressievrijheid is geen vrijbrief voor aanzet tot vreemdelingenhaat en discriminatie. Fret t. Belgi. 2009, Fret werd veroordeeld wegens aanzetten tot racisme en vreemdelingenhaat. Deze politici vonden het niet kunnen dat men dit niet kon vertalen in het politieke programma (verandering van beleid t.o.v. vreemde landen). Het Europees Hof vindt echter dat er grenzen zijn aan expressievrijheid. Zo creert men democratie waarin politieke leiders bevolkingsgroepen tegen

15
elkaar opzetten. Er was sprake van grof en expliciet aanzetten tot vreemdelingenhaat -> dit zorgt niet voor een betere democratie en heeft ook geen belang voor de bevolking. In een aantal gevallen maakt het Hof duidelijk dat de expressievrijheid het met een lager niveau van bescherming vanuit Straatsburg moet stellen of het Hof in omstandigheden een overheidsinmenging gerechtvaardigd vindt, m.n. in zaken van lasterlijke journalistiek (zonder enig betrouwbaar bewijs) en in zaken van schending van privacy. o Perna, Von Hannover, Pedersen & Baadsgaard, MGN, Ltd. o Hachette Filipacchi (Paris-match) o Petrina t. Roemeni o Petrenco t. Moldavi b/ Belgische rechtspraak in verband met art 10 EVRM 1. Tijdelijk verbod van openbaarmaking van opiniepeilingen in strijd met art 10 EVRM, Raad van State 17/2/1989.blz. 62. Art.5 van de wet van 1985: verbod tot bekendmaken, verspreiden en toelichten van de resultaten van pre-electorale opiniepeilingen in de periode van 30 dagen voor de verkiezingen. Raad van State vond dat dit tijdelijke verbod geen pertinente steun kon vinden in 1 van de legitimatiegronden van artikel 10 EVRM. Conclusie: dit verbod was niet nodig: wet werd opgeheven in 2005 2. Sommige kort gedingrechtspraak beoordeelt een door de rechter uitgevaardigd verspreidings-, spreek- of uitzendverbod strijdig met art 10 EVRM. blz. 62. Kortgeding: snelrechtprocedure; op paar dagen tijd heb je uitspraak van de rechter. Aankondiging van boek Appelez-moi Elvira waarin pedofilienetwerk wordt beschreven en de betrokkenheid van bepaalde personen wordt gesignaleerd. De kortgedingrechter legde bevel op tot verbod van de publicatie. EU Hof niet akkoord: kortgedingrechter mag wel voorlopige maatregelen nemen, maar niet censureren. 3. Het arrest in de zaak Argenta: de vrijheid van meningsuiting van werknemers. Hof van beroep Antwerpen 7/2/1996. blz. 63. Argenta arrest: er was kritiek van de vakbond op de directie (ook aantal werkmensen hadden kritiek op de directie en de directie werd uiteindelijk zwaar aangepakt door de vakbond.) Bepaalde rechtspraak ontwikkelt zich: Het Hof vindt dat een vakorganisatie een afwijkende mening mag hebben en kritiek mag uitoefenen op het gevoerde beleid in een onderneming. 4. Verspreidingsverbod van boek H. Brusselmans in strijd met art 10 EVRM. Rb Antwerpen 21/12/2000. blz. 64. Herman Brusselmans publiceert boek Uitgeverij Guggenheimer. Er zaten daar passages in over Ilse De Meulemeester die heel erg beledigend waren. Het Hof van Cassatie vond dat mevrouw De Meulemeester gelijk had qua schending van de goede naam en Brusselmans moest een schadevergoeding betalen van 2500 Euro. De aanvraag om het boek te verbieden en uit de rekken te halen werd echter geweigerd. 5. Het journalistiek bronnengeheim. Eerst erkend in de rechtspraak, dan ook in de wet van 7 april 2005. Voorz. Rb Brussel 7/6/2002. blz. 64 2002, De Morgen publiceert artikel in verband met bouw TGV-station in Luik. De Journalisten De Coninck en Vandermeir vestigen de aandacht op de hoog oplopende kosten van het project. (vermeende corruptie?) NMBS (Bourlard) eist de voorlegging van de interne documenten waarvan deze journalisten gebruik maakten. Kortgedingrechter geeft hieraan in eerste instantie toe, maar

16
verandert dan de juridische analyse met verwijzing naar artikel 10 EVRM. De Coninck mocht zijn bronnen niet lekken. Het bevelschrift verwijst hierbij naar het Goodwin-arrest. (bescherming van journalistieke bronnen.) Journaliste An de Graaf schreef artikel over antiterreureenheden. De overheid vond dat zij wel hl veel wist over dit soort terrorisme en besefte dat er dus iemand uit de overheid zelf moest gelekt hebben. Dus men beslist de in en uitgaande telefoongesprekken van haar af te luisteren. De Graaf komt hierop van de hoogte en dient klacht in tegen Belgische Staat. De Belgische Staat verweert zich, duidend op het belang van dit onderwerp. Het Hof: oordeelt echter dat het afluisteren van de telefoon niet is om meer over terroristen te weten te komen, maar eerder om te weten te komen wie de lekker is. Het Hof oordeelde bijgevolg dat dit een schending was van het journalistiek bronnengeheim. Grondwettelijk Hof vond het wetsvoorstel (van 2005) nog niet ver genoeg gaan (7 juni 2006). De recente bevelschriften tonen aan dat er nog onduidelijkheid bestaat over de draagwijdte van het journalistiek bronnengeheim zoals beschermd door art 10 EVRM. Zie 2 Cassatiearresten in 2007/2011 (de motivering van de veroordeling van journalisten moet duidelijk in de lijn liggen van artikel 10 EVRM.) Zie hieronder. 6. Veroordeling van journalist of uitgever slechts verantwoord mits toepassing art. 10 EVRM. Blz.66 2007, perspublicatie van een boek met scherpe kritiek aan het adres van politicus Johan De Mol van het Vlaams Belang. De journalisten hebben de carrire van De Mol doorgelicht en het boek had ook de naam Het Gevaar, De Mol. De betrokkene lekt procedure uit wegens laster en eerroof. Journalisten werden veroordeeld in beroep en het Hof van Cassatie verbreekt de veroordeling om dat het niet voldoende gemotiveerd is (er waren meer argumenten nodig om te veroordelen). 2011, artikel in de krant Le Soir, waarin baron de Bonvoisin in het extreem rechtse milieu wordt gesitueerd ( was vermeld als 1 van de weinig populaire clinten van advocaat, Julien Pierre, die ook enige tijd raadsman was van Marc Dutroux. Amalgaam om de baron en Dutroux op 1 rij te zetten.) De baron diende een klacht in tegen het artikel en de journalist werd veroordeeld tot schadevergoeding en publicatie van het arrest. Maar Hof van Cassatie zegt dat dergelijke kritiek op een persoon moet kunnen.

17

Hoofdstuk 3 de draagwijdte van de grondwettelijke waarborgen inzake vrijheid van meningsuiting en persvrijheid

1 Het verbod van preventieve maatregelen


Er is een zekere erosie van grondwettelijke waarborgen, voornamelijk inzake de vrijheid van drukpers. 1.1 De wet van 11 april 1936 waarbij de regering gemachtigd wordt het binnenbrengen in Belgi van sommige vreemde publicaties te verbieden (de wet van obscene publicaties) De invoerders en verspreiders van vreemde ontuchtige publicaties riskeren correctionele vervolging en vervallenverklaring van bepaalde burgerlijke en politieke rechten, de publicaties worden in alle gevallen in beslag genomen en verbeurdverklaard. Deze beoordeling komt toe aan de regering (ministerraad) en niet aan een rechter. Dit staat op gespannen voet met art 19 en 25 van de GW. (is immers een preventieve maatregel, dus bewijst dat er in Belgi een preventieve censuur mocht geist worden.) De wet is lange tijd in onbruik geraakt en pas recent, in 2009 opgeheven. 1.2 De mogelijkheid tot inbeslagname van een boek of tijdschrift Een aantal voorbeelden uit de rechtspraak geven aan de mogelijkheid van inbeslagname door gerechtelijke autoriteiten van de volledige oplage van een publicatie in het kader van een strafonderzoek (huiszoeking, inbeslagname met als doel bewijsstukken te verzamelen, ...). Voorbeelden: in 1964 de inbeslagname van het weekblad Pourqoui Pas wegens interview waar rol ter sprake kwam van Kasavubu, i.v.m. de moord op Patrice Lumumba. (onthullende gegevens en lasterlijke feitenversie) Volgens de toenmalige minister was er geen sprake van preventieve censuur maar was de inbeslagname toegestaan wegens de GW (repressieve maatregel). 1966: La Voix Du Peuple werd in beslag genomen wegens scherpe kritiek op het koningshuis (men nam alles in beslag omdat het beledigend was voor het koningshuis) Ook Metro (Gentse stadsmagazine) werd in 1983 volledig in beslag genomen wegens een beledigende politieke spotprent (Gentse familie stond afgebeeld in een sadomasochistisch tafereel) (nadat klacht was ingediend). 1.3 Het vergunningstelsel voor de audiovisuele mediadiensten en het verbod van het aanbieden van elektronische-communicatie- netwerken en diensten. Basisprincipe: voorafgaande erkenning vanwege de bevoegde overheid (Vlaamse regering) of voorafgaande aanmelding bij de VRM (Vlaamse Regulator voor de Media). (zendvergunning of licentie) De VRM kan bepaalde dingen verhinderen: zendvergunningen of erkenning schorsen of intrekken. Zie toepassing van Vlaams mediadecreet (art.44): wanneer ernstige inbreuk op art.42 en art.38 wordt vastgesteld. (bescherming van minderjarigen + verbod van aansporen tot haat of geweld) Zie ook artikel 229, 5 kan VRM aan Vlaamse regering de schorsing van een programma voorstelling in toepassing van het Mediadecreet. Hieruit blijkt dat het grondwettelijk verbod van preventieve maatregelen betreffende de vrijheid van meningsuiting geen toepassing vindt voor wat de omroepdiensten betreft. Wet van 13 juni 2005 betreffende elektronische communicatie. (p. 296 wetboek) artikel 4. (inmenging van koning)

18

1.4 Het bevel tot staking in het kader van de Wet marktpraktijken, de Auteurswet en de antiracisme en antidiscriminatiewetgeving. Toepassing art 95 Wet op de Handelspraktijken + bescherming en voorlichting van de consument (WHPC): er kon beroep worden gedaan op de vordering tot staking. In de praktijk komt dit neer op een herhalingsverbod op het publiceren van bepaalde kritiek aan het adres van een onderneming of een bedrijf. Wet van 6 april 2010 Wet marktpraktijken maakt de voorzitter van de rechtbank bevoegd om zoals in kortgeding op te treden tegen inbreuken op deze wet. (zie art.95) De voorzitter van de RB van koophandel stelt het bestaan vast en beveelt de staking van een zelf onder het strafrecht vallende daad die een inbreuk vormt op de bepalingen van de Wet marktpraktijken. Wet van 1994, art 87 auteurswet: kan ook dit soort verbod opleggen. 10 mei 2007: ook antiracismewet, de algemene discriminatiewet en de genderwet bevatten bepalingen die de voorzitter van de RB de bevoegdheid geven tot het vaststellen van inbreuken op deze wetgeving en tot het bevelen van de staking ervan. (art.18, art.20 en art.25) Dit gaat niet om een preventieve maatregel omdat er aan de gewraakte uitdrukkingen al reeds verspreiding is gegeven.

1.5 De wet van 1/9/1920 betreffende de filmkeuring Een film beschouwen als een kinder- of familievoorstelling is door de wetgever niet beschouwd als een vorm van preventieve censuur. Maar het feit dat je film eerst naar deze commissie moet om de toestemming te hebben uitzendbaar voor alle leeftijdscategorien is wel een vorm van preventieve controle. Producten gaan bepaalde passages uit de film knippen om hem zo klaar te maken voor het algemeen publiek. (KB, 27 april 2007) Men is ook niet verplicht om een film voor te leggen aan de filmcommissie. (maar doe je dit niet: dan krijg je sowieso het label 16+) 1.6 Art 123sexies Sw: verbod van medewerking aan redactie voor zover met een politiek karakter De vervallenverklaring van het recht op deelname aan de redactie van een dagblad of publicatie, in zoverre deze deelneming een politiek karakter heeft: wordt niet als een preventieve maatregel beschouwd. Hetzelfde geldt voor het verbod van deelneming aan enige werkzaamheid voor radioomroep. (dit verbod doet zich meestal voor wegens misdrijf/poging tot in oorlogstijd). Zie zaak De Becker. 1.7 De verplichting tot het bekomen van voorafgaande toestemming van de korpsoverste voor het geven van een interview door een magistraat van de zetel Magistraten die willen een interview geven (dus in het openbaar hun mening uiten), moeten vooraf toestemming vragen aan de korpsoverste. (t gevoelige materie). 1.8 De voorafgaande controle en de weigering tot bedeling van poststukken door de Post De post kan de aflevering weigeren van bepaalde poststukken, namelijk wanneer zij aan de buitenzijde aantekeningen geven die strijdig zijn met de goede zeden of de openbare orde.

19
*) Een reglement van de post waarin een procedure werd vastgelegd om verkiezingsdrukwerk dat aanzet tot racisme en vreemdelingenhaat te weigeren, werd door de Raad van State als strijdig beschouwd en dus als een vorm van preventieve censuur. *) Alsook een dienstorder van 28 mei 2002 inzake richtlijnen betreffende niet-geadresseerde zendingen met meldingen die aanzetten tot discriminatie. De Post: dacht aansprakelijk te zijn voor misdrijf (strafbepaling van racisme wet: medeplichtig aan racistische drukwerken verspreiden.) Maar dit geldt alleen als identiteit van schrijver/uitgever niet gekend is in Belgi. een overheidsinstantie of andere derde moet zich eerst uitspreken over toelaatbaarheid van dergelijke voorafgaande controle. DUS: Als de post nu een enveloppe ziet waaraan aan de buitenkant dingen zichtbaar zijn die niet door de beugel kunnen, kan hij dat aan zijn oversten bekendmaken en zij zullen daar dan verder uitspraak over doen en eventueel de enveloppe niet versturen 1.9 De voorafgaande toestemming voor aanplakking, distributie van pamfletten of manifestaties Art. 26, 2 GW.: bijeenkomsten in de openlucht ten volle aan de politiewetten onderworpen. Bijgevolg kan men preventieve maatregelen ten aanzien van meningsuiting op openbare plaatsen legitimeren. Maar er zijn een aantal cumulatieve voorwaarden die het mogelijk maken om bepaalde acties te weigeren. Deze zijn enkel mogelijk met het oog op de handhaving van de openbare orde, rust en veiligheid, enkel mogelijk op de openbare weg en op plaatsen toegankelijk voor het publiek. Discriminatoire maatregelen zijn verboden en absoluut verbod is ongeoorloofd. DUS: kan enkel gaan om een plaatselijk en tijdelijk verbod: een permanent en algemeen verbod wordt beschouwd als een verboden preventieve maatregel. Als er m.a.w. pertinente redenen zijn voor het handhaven van een stelsel van voorafgaande toestemming, dan wordt dat niet beschouwd als een met de GW strijdige preventieve controle op de vrijheid van meningsuiting op openbare plaatsen. Toch is de grondwettigheid van dit soort preventieve maatregelen in vraag gesteld. De Raad van State heeft een aantal gemeentelijke reglementen vernietigd omdat zij een te verregaande preventieve controle instelden. 2002, vernietiging van gemeentelijk reglement omdat het een te verregaande beperking inhield van het recht op betogen als collectieve meningsuiting. Nog verder ging de Raad van State in een arrest van 18 mei 1999 in verband met een politieverordening betreffende de verspreiding van pamfletten en drukwerken op de openbare weg. (vernietigde 2 onderdelen: algemene verplichting om vooraf toestemming te bekomen + meldingsplicht.) De bevoegde overheden mogen wel bepaalde voorwaarden verbinden aan de uitoefening van grondwettelijk gewaarborgde vrijheden, maar deze mogen niet het kenmerk van preventieve maatregelen vertonen. Verbod tot het organiseren een betoging of bijeenkomst in openbare ruimte wordt ook strikt beoordeeld door de Raad van State. (moet voldoende gemotiveerd zijn!) De intrekking van een reeds voordien uitdrukkelijk gegeven toestemming tot het organiseren van een politiek debat in een universiteitsaula kan eveneens in strijd zijn met expressievrijheid en recht op vreedzame vergadering, wanneer zon beslissing niet overtuigend is gemotiveerd. 1.10 De kort gedingrechtspraak: verspreidingsverbod of uitzendverbod

Interpretatie van verbod van preventieve maatregelen: omstreden naar aanleiding van procedures in kort geding. Hierover was lang veel verwarring. Een cassatiearrest van 2000 heeft duidelijk gemaakt dat een rechterlijk verspreidingsverbod van een gedrukte publicatie, in bepaalde omstandigheden, niet in strijd is met art 25, lid 1 GW. Toch blijven er een aantal onduidelijkheden bestaan.

20
Situering In mediazaken wordt steeds meer een beroep gedaan op de kort gedingrechter. De bedoeling is om op zeer korte termijn een rechterlijke uitspraak te bekomen die moet helpen voorkomen dat een bepaalde publicatie zou worden verspreid of dat een bepaald (onderdeel) van een televisieprogramma op antenne gaat. Art. 18/2, 584, 588-589, 1025-1041 Ger.W. Essentie: - De voorzitter van eerste aanleg doet bij voorraad (= nog geen definitieve uitspraak) een uitspraak in zaken die volgens hem spoedeisend zijn. De rechter in kort geding is bevoegd om dringende en noodzakelijke maatregelen te nemen om te voorkomen dat iemands rechten (verder) zouden worden geschaad. - In principe verloopt deze procedure op tegenspraak. Uitzonderlijk, in geval van volstrekte noodzakelijkheid, kan zon procedure ook gebeuren via eenzijdig verzoekschrift. Omwille van de spoedeisendheid is er geen tijd om de verwerende partij( auteur, krant, ...) in de zaak te betrekken. Achteraf bestaat wel de mogelijkheid van derdenverzet en uiteraard zijn de uitspraken voor vatbaar van beroep en cassatie. Preventieve censuur wel mogelijk voor informatie en televisie? Rechtspraak maakt duidelijk dat het verbod van preventieve maatregelen in 2 richtingen moet gerelativeerd worden: het verbod wordt doorgaans niet van toepassing geacht ten opzichte van informatie en feitelijke gegevens en een uitzendverbod van een omroepprogramma wordt evenmin belemmerd door de GW. Sommige rechtspraak beweren dat de waarborgen in art 19 en 25 bepaald, enkel geldig kunnen zijn voor meningen en opinies, en niet voor loutere gegevens en informatie. (preventieve censuur van informatie kan?) 1999: verbod tot verspreiding van het boek De Zaak Dutroux van de journalist Hans Knoop. (had toegang tot strafdossier. In zijn boek passages/details over de seksuele misdrijven i.v.m. de slachtoffers. De families van de slachtoffers wilden via kort geding de publicering van het boek verbieden. (is immers informatie die rechtstreeks komt uit het gerechtelijk dossier en dus een schending van geheim van gerechtelijk onderzoek.) Andere rechtspraak heeft de waarborg van het verbod van censuur beperkt tot de drukpers. Het verbod wordt dan niet van toepassing geacht ten opzichte van AV-media. Er is hierbij geen vorm van meningsuiting door middel van gedrukte geschriften. MAAR: Arrest zaak RTBF t. Belgi, 2011: maakt duidelijk dat deze verenging van het verbod van preventieve censuur niet langer houdbaar is. (in strijd met art. 10 EVRM) Europees Mensenrechtenhof laat er geen twijfel over bestaan dat het opleggen via de kort gedingrechter van een preventief publicatieverbod of van een uitzendverbod van een tvprogramma geen voldoende wettelijke basis heeft in het Belgisch recht. Het ging hier over een RTBF-programma over medische blunders (fouten gebeurd tijdens operaties). Voor het overige kunnen er 6 verschillende soorten opstelling in de kort gedingrechtspraak in verband met media worden aangewezen. Voorbeelden van elke benaderingswijze. 1 uitzendverbod of verspreidingsverbod op eenzijdig verzoekschrift. Tegenpartij heeft kans niet zich te verdedigen voor de RB omdat er geen tijd is. Er moet onmiddellijk worden opgetreden. RTBF, 2007 (Tin-Tin, a-ti-il vendu son me au diable?)

21
Moulinsar (werk van Herg): verbod op reportage over dit bedrijf. Humo in zaak koekelberg Zaak van Humo vs commissaris van Koekelberg. De politiecommissaris kwam in opstand (er waren getrukeerde obscene fotos verschenen hem met betrekking tot seksuele relatie met secretaresse). Het gevreesde nummer van de HUMO werd uit de rekken gehaald. TV-familie i.v.m. Pfaffs 18 september 2009, familie Pfaff strubbelt met financile moeilijkheden. TV familie neust rond in de onfrisse zaken (zoals arbeider die verschillende zaken verteld over de familie Pfaff/laster + fiscale financiering die ook uit de doeken word gedaan). Familie Pfaff tekent protest aan (zij werden niet gehoord/beluistert voor het verdict). Rechter legt verbod op in dit tijdschrift of in welkdanig ander tijdschrift of uitgave ook, een aangekondigd artikel te publiceren over de financile toestand van de familie Pfaff. (precieze inhoud van het aangekondigde artikel was niet gekend!) maar miskenning van grondwettelijke basispijlers van drukpersvrijheid! Dus betrof hier preventieve maatregel! Boek over zaak R. Janssen Het kan je buurman zijn. 4 maart 2010, Hasseltse kort gedingrechter legde verbod op de publicatie van dit boek. Volgens de rechter was het recht op persvrijheid en publicatie totaal ondergeschikt aan de subjectieve rechten van de eisers, zijnde de nabestaanden van de slachtoffers, te weten de schending van het recht op afbeelding, het geheim van het gerechtelijke onderzoek en de inbreuk op het privleven. De kort gedingrechter achtte zich bevoegd de publicatie preventief te verhinderen, gelet op de recente publiciteit en de snelle beschikbaarheid van het kwestieuze boek.

uitzendverbod van tv-programma of verspreidingsverbod van boek of tijdschrift op tegenspraak (kortgeding tegensprekelijk) vb. Zizo, Get Ready, 1997: seksuele geaardheid leden van Get Ready Cin Tl Revue, Doutrwe, 1998 Boek Brusselmans, 1999 Boek Zaak Dutroux, H. Knoop,1999: verboden in Belgi RTBF, Boscerini, 2001 + Cass. 2 juni 2006 Arts, fouten gebeurd in operaties. Verbod op reportage (verbod van censuur enkel op vlak van drukpers) (er moet wel duidelijke grondbasis zijn) => zie EHRM 29/3/2011 RTBF t. Belgi.

Principieel verbod wordt (impliciet) mogelijk geacht, maar i.c. wordt vordering niet toegewezen omdat niet aan alle voorwaarden van het kort geding is voldaan (spoedeisendheid, bij voorraad) en de gevorderde maatregel is niet van aard om een bedreigende schade te voorkomen. Boek i.v.m. Haemers, 1990 Boek Regina louf, Vz. Rb Gent, 1998 Boek Het gevaar Demol, 1999 Zie ook zaak Apache/Debie-Seyns (geen verbod, wel bevel rectificatie.) Rechtbank van Antwerpen legde bevel op aan Apache om een tekst op de website te publiceren onder dreiging van dwangsom. De verplichte inlassing van de tekst was een hoogdringende maatregel om verder schade te vermijden naar

22
aanleiding van een als lasterlijk aangemerkt artikel volgens hetwelk 2 politici (Bart Debie en Valrie Seyns) van het VB zich zouden hebben verheugd over de terminale ziekte van Marie-Rose Morel. Vraag tot verwijdering werd geweigerd. Repliektekst/rectificatie werd dus wel toegewezen. 4 Principieel wordt een verbod (impliciet) mogelijk gedacht, maar i.c. wordt de vordering niet toegewezen omdat te weinig bewijsmiddelen van het schadeverwekkend karakter van de publicatie of de uitzending voorliggen of omdat de verzoekende partij een onvoldoende belang kan doen blijken Boek i.v.m. Haemers, 1990

Het grondwettelijk verbod van preventieve censuur geldt ook voor de rechter: een verspreidingsverbod of uitzendverbod is strijdig met de GW Verspreidings- of uitzendverbod via kort gedingrechter is (ook) strijdig met art 10 EVRM. Volgens bepaalde rechtspraak is er niet voldaan aan de eerste voorwaarde voorzien bij wet. Boek Appelez-moi Elvira, 1994 TV-Familie/Pfaff, derdenverzet, 2009 Proximedia, VRT, 2001 - Art 19 en 25: De GW verbiedt elke preventieve maatregel. - definitie van preventieve maatregel - alleen achteraf, a posteriori - de hoofdbekommernis van de GW bestaat erin preventieve overheidsinmenging ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting uit te sluiten. - grondwettelijk verbod censuur ingesteld geldt ook voor de rechter - grondwet verbiedt gevorderde maatregel

Algemene benadering van de rechtspraak (1-4) Een verspreidings- of uitzendverbod wordt toelaatbaar geacht van zodra volgens de voorzitter van de RB een evidente en manifeste schending dreigt van een ernstig bedreigd recht en een dergelijk verbod of efficinte manier kan voorkomen dat er zich onherstelbare schade voordoet of kan verhinderen dat zich een verergering van de schade voordoet. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, wordt deze spoedeisende preventieve tussenkomst door de rechter niet beschouwd als strijdig met de GW, maar aangemerkt als een noodzakelijke voorlopige maatregel. Algemene conclusie in verband met de kort gedingrechtspraak betreffende verspreidings- en uitzendverboden (1-6) Er is een opvallend gebrek aan rechtszekerheid in verband met de interpretatie en toepassing van 1 van de fundamentele pijlers van de grondwettelijke constructie in functie van de vrijheid van meningsuiting en drukpersvrijheid. De rechtspraak toont aan dat in vele gevallen de GW zich niet verzet tegen een verspreidings- of uitzendverbod via de kort gedingrechter. Ook is er een verschillende benadering al naargelang de vordering is gericht tegen een gedrukte publicatie, dan wel tegen een av-programma. Volgens bepaalde rechtspraak is het verbod van preventieve censuur enkel van toepassing op de gedrukte media. Andere rechtspraak zijn categoriek tegen de mogelijkheid van een rechterlijk verspreidings- of uitzendverbod. (= rechtspraak verdeeld)

23
Meer duidelijkheid is er wel sinds cassatiearresten van 29 juni 2000 en 2 juni 2006. Maar dit werd terug op de helling geplaatst na EHRM 2011 in zaak RTB. Het cassatiearrest van 29 juni 2000: rechterlijk verbod is niet in strijd met de Grondwet, tenminste als er reeds verspreiding of openbaarmaking is geweest. Een cassatiearrest van 29/6/2000 (Cin Tl-Revue, met de notas van onderzoeksrechter M. Doutrwe) bevestigt de grondwettigheid van een spreidingsverbod van een publicatie, althans in bepaalde omstandigheden. Een spreidingsverbod van een gedrukte publicatie levert geen probleem om vanuit het perspectief van art 25, lid 1 GW., tenminste vanaf het moment van de verschijning of het te koop aanbieden van de betreffende publicatie en nadat een ruime verspreiding aan de publicatie is gegeven. Er moet in deze gevallen wel sprake zijn van hoogdringendheid en van een manifeste ernstige inbreuk op de rechten van anderen. Wat is een ruime verspreiding? Als er reeds een ruime verspreiding is gebeurd, is er dan nog sprake van spoedeisendheid? Hoewel: Voorz. Antwerpen 18 september 2009 inzake Pfaffs/TV-familie, maar derdenverzet! Een cassatiearrest van 2 juni 2006: verbod van preventieve maatregelen en censuur is niet van toepassing op omroep (CONTRA: Proximedia t. VRT, Voorz. Rb. Brussel, 18 oktober 2001) MAAR! EHRM 29 maart 2011, RTBF t. Belgi. Hoe dan ook blijft een verspreidingsverbod van een boek of van een tv-uitzending moeilijk in overeenstemming te brengen met het grondwettelijk verbod van preventieve maatregelen en art 10 EVRM. Het is de kort gedingrechter wel toegelaten, binnen het kader van wat hem is gevorderd, een voorlopige maatregel te bevelen in de vorm van een bevel tot het uitzenden van een waarschuwing die het protest van eisers kenbaar maakt ten aanzien van het tv-programma. (opleggen van rectificatiebericht of de inlassing van een mededeling. Die mededeling kan de boodschap bevatten dat de publicatie of het programma voorwerp is van een rechtsgeding, dan wel dat de verzoeker de publicatie of het programma als lasterlijk, beledigend of als een inbreuk op het recht op privacy beschouwt.)

2 De bestraffing a posteriori in geval van bij wet strafbaar gesteld misbruik van de vrijheid van meningsuiting. Blz 90-92
De GW vereist dat een misbruik bij wet strafbaar moet vastgesteld zijn alvorens vervolging mogelijk is. Er is een uitgebreid arsenaal aan vrijheidsbeperkende wetgeving: beperkingen in functie van de eer en de goede naam, ... Art 19. GW heeft er wel voor gezorgd dat er minstens een wettelijke basis moet zijn om tot vervolging en bestraffing van bepaalde meningsuitingen over te gaan, maar de wetgever is door deze grondwettelijke bepaling niet gehinderd om op tal van domeinen of in functie van de bescherming van bepaalde rechtsbelangen, vrijheidsbeperkende regels af te kondigen. Repressief (dienend om te onderdrukken) < wet - decreet op de drukpers 20 juli 1831 bindende kracht der wetten grondwettelijk gezag koning/kamers laster/belediging ambtenaren - strafwetboek laster/eerroof/belediging

24
schending goede zeden aanzet tot misdrijf, uitlokking (art.66 SW) anti-racismewet 1981/1995/2007 art. 1382-1383 BW gerechtsverslaggeving omroepwetgeving antidiscriminatiewet 2003 (AHof 6/10/2004!)/ 2007

3 De bevoegdheid van het Hof van Assisen inzake drukpersmisdrijven


Hof van Assisen: Drukpersmisdrijf werd heel eng genterpreteerd (hoe enger, hoe meer je erodeert.) 3.1 Er is een feitelijke depenalisering van de DPMen. Sedert WOII zijn er geen vervolgingen meer ingesteld door het Hof van Assisen. De praktijk is totaal verwaterd, men vindt het de moeite niet meer. Er worden nu burgerlijke procedures gevoerd tegen strafbare perspublicaties (om zo strafrechtelijke vervolgingen te vermijden) in toepassing van art. 1382 BW. Deze civiele procedures worden gevoerd voor de RB van eerste aanleg. (rechtscollege bestaande uit beroepsrechters) 3.2 De wezenskenmerken van een DPM zijn dat het moet gaan om een mening of een opinie(1), die bij wet strafbaar is gesteld (2) en werd openbaar gemaakt (3) via de gedrukte media (4). Dit zorgt ervoor dat slechts een klein aantal misdrijven ook als DPM kunnen bestempeld worden. = restrictieve interpretatie: afbeelding, omroep, internet (!) : geen drukpersmisdrijf Contra: Antwerpen 9 februari 2006 + Brussel 19 maart 2010 = de facto immuniteit < Hof van Assisen. 3.3 Sinds 1999 is het Hof van Assisen niet meer bevoegd voor DPMen i.v.m. racisme en xenofobie. Voortaan worden ze door de correctionele RB bestraft. Ze worden dus ook door beroepsrechters beoordeeld. 3.4 DPM in geval van strafbare meningsuiting via radio en televisie wordt niet uitgebreid naar de avsector. De toepassing van art 150 GW wordt hierdoor substantieel beperkt. 3.6 Strafbare meningsuitingen die via internet worden verspreid kunnen dan weer wel als drukpersmisdrijf worden beschouwd.

4 De getrapte verantwoordelijkheid
Deze regel geldt enkel voor DPMen. Dit impliceert dat bij de strafrechtelijke vervolging van journalisten en/of uitgevers omwille van feiten die niet als DPM te kwalificeren zijn de regel van de getrapte verantwoordelijkheid, niet van toepassing is. De vraag stelt zich: of de getrapte verantwoordelijkheid zoals in art.252 GW, ook toegepast wordt in civielrechtelijke zaken, m.n. waar sprake is van quasi-delictuele aansprakelijkheid. Divergente rechtspraak Cassatiearrest van 31 mei 1996: Hof van Cassatie besliste dat de regel van de getrapte verantwoordelijkheid ook geldt in civiele procedures waarin geoordeeld wordt over de onrechtmatige inhoud van perspublicaties. Sommige rechtscolleges bleken moeite te hebben met dit arrest. Ofwel werd art. 1384, lid 3BW ingeroepen, ofwel art. 18 van de Arbeidsovereenkomst (WAO) opdat toch ook de opdrachtgever, werkgever of uitgever aansprakelijk kon worden gesteld. In arrest van 22

25
maart 2006 bevestigde het Arbitragehof de ratio van art.25, lid 2 GW, die van toepassing blijft ook als de journalist werknemer is. ( dat de regel van de getrapte verantwoordelijkheid aan de uitgevers, drukkers en verspreiders het voorrecht biedt om zich aan elke aansprakelijkheid te kunnen onttrekken wanneer de schrijver bekend is en zijn woonplaats in Belgi heeft). Het Arbitragehof voegt eraan toe dat het gaat om een essentieel element van de grondwettelijke bescherming van de persvrijheid. Ter relativering van de doorwerking van de regel van de getrapte verantwoordelijkheid in civiele procedures dient te worden opgemerkt: dit geldt enkel als de feiten voor de civiele rechter ook als DPM worden gekwalificeerd. Een vordering louter op basis van art. 1382 BW (feiten als onrechtmatige daad gekwalificeerd) betreft niet de civielrechtelijke vervolging van een drukpersmisdrijf en induceert dus niet de toepassing van de getrapte verantwoordelijkheid. dit sluit niet uit dat de hoofd- of eindredacteur of de uitgever mee aansprakelijk kan worden gesteld als mede-auteur of wanneer zij zelf een bijdrage hebben geleverd tot het onrechtmatige karakter van de publicatie. De uitgever kan gedagvaard worden in het kader van andere procedures (vordering voor kort gedingrechter, of in kader van stakingsvordering,) Van regel van de getrapte verantwoordelijkheid wordt geen toepassing gemaakt in de audiovisuele media. Toepassing van regel van getrapte verantwoordelijkheid levert via internet vaak problemen op (onduidelijk). De regel van de getrapte verantwoordelijkheid verhindert niet dat de verkopers of uitbaters van een boekenwinkel kunnen veroordeeld worden.

Regel van getrapte verantwoordelijk leidt tot paradoxale situatie: een regel die journalisten beoogt te beschermen tegen censuur, impliceert dat zij zelf en niet de uitgever alle verantwoordelijkheid over zich krijgen en veroordeeld worden. (kan deze regel nog lang standhouden?)

26
HOOFDSTUK 4: VRIJHEID VAN MENINGSUITING EN DE BESTRAFFING VAN AANZET TOT RACISME EN NEGATIONISME Toepassing van Belgische wetgeving tot inperking van de vrijheid van meningsuiting in functie va de bestraffing van uitingen die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld, in het bijzonder in relatie tot racisme of vreemdelingenhaat. Sinds 1999 is er een grondwetswijziging (artikel 150 GW): bestraffing van door racisme of xenofobie ingegeven drukpersmisdrijven door de correctionele rechtbank is mogelijk geworden. Wet van 1995: Bestraffen van ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens W.O. 2 door het Duitse nationaalsocialistische regime is gepleegd. 1. De antiracismewet, de algemene antidiscriminatiewet en de genderwet 1.1 Inleiding Belgische wetgeving bevat meerder bepalingen die de niet-discriminatie waarborgen. Centraal staan 3 wetten (antiracismewet, weg gelijkheid man/vrouw en antidiscriminatiewet) die expliciet bepaalde uitingen strafbaar stellen. Het naast elkaar bestaan van deze 3 wetten in hun huidige vorm dateert pas van 2007.(beter afstemmen op Europees rechterlijk kader + harmonisering/beter op elkaar afstemmen) De antidiscriminatiewetgeving bestaat dus uit: - Wet 1881/2007 antiracisme - Wet 2003/2007 antidiscriminatie - Wet 2003/2007 genderwet 1.2 De antiracismewet Algemene situering van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden (voortaan: antiracismewet) 1.2.1 Het centrale instrument voor het bestrijden van racisme en vreemdelingenhaat is de antiracismewet van 30 juli 1981: deze wet (gewijzigd door wet van 10 mei 2007) stelt verschillende vormen van discriminatie en racisme strafbaar. Ook openbare uitingen van racisme(art. 144 SW) en medewerking aan organisaties of groepen die in het openbaar rassendiscriminatie verkondigen strafbaar. Er is enkel een bestraffing van openbare uitingen. Openbaar = in openbare bijeenkomsten of plaatsen, in tegenwoordigheid van verscheidene personen, door geschriften al dan niet gedrukt, door prenten of zinnebeelden die aangeplakt, verspreid of verkocht, te koop geboden of openlijk tentoongesteld worden en door geschriften die niet openbaar gemaakt, maar aan verscheidene personen toegestuurd of meegedeeld worden. Bv. geen persoonlijke brief of persoonlijke bezittingen. Actueel debat: - Aanpassing door Arbitragehof 2001 (artikel 15ter) 1999 wet 17/2/2005 Artikel 15ter: partij die de grondwet niet respecteert, kan ontheven worden van dotatie van de staat. (financiering politieke partijen 1999) Mogelijke intrekking dotatie PP > RvSt.2011 ( Vlaams Belang: aantal partijen vonden dat VB zijn dotatie moest verliezen, maar Raad van State vond hun uitspraken niet erg genoeg, niet voldoende argumenten.)

27
VRT-nota openbare omroep en de democratische samenleving: hoe gaat men om met V.B.? + actualisatie 2005 + 2007/2009 Nota: aantal richtlijnen om ervoor te zorgen dat hun forum (openbare omroep) niet blootgesteld wordt aan racisme. Veroordeling 3 vzws > Vlaams Blok (nov 2004): kranten weigeren uit vrees voor racisme. Vlaams Blok vond dit discriminatie want zijzelf werden uitgesloten uit de partijen. Kranten weigeren advertenties VB (4 juni 2007) Zaak Vlaams Belang vs. Post: Post houdt publicaties V.B. tegen o.b.v. wet van 1989 (aanzet tot racisme)~ vorm van preventieve censuur volgens RvSt. EHRM 26 juli 2009: Fret t. Belgi (Front National): veroordeeld wegens racisme. EU Hof: vrijheid van expressie.

Zit deze wetgeving geprakt tussen 2 filosofische redeneringen? (2 stromingen die elk hun verdienste hebben) geen vrijheid van meningsuiting voor zij die democratie bedreigen? (zij die discrimineren, aanzet tot racisme open, tolerante samenleven) of zoals Voltaire/Chomsky: hoe verwerpelijk jouw ideen ook moge zijn, ik verdedig tot het uiterste je recht op vrijheid van meningsuiting? 1.2.2 Wat is strafbaar? 1. Openbaar aanzetten tot discriminatie, geweld, haat jegens een persoon, groep of gemeenschap wegens nationaliteit, ras, huidskleur, afkomst en nationale of etnische afstamming. (art.20) 2. Openbaar verspreiden van denkbeelden gegrond op rassuperioriteit en rassenhaat. (art.21) 3. Lidmaatschap of medewerking aan een groep of vereniging die in het openbaar, kennelijk en herhaaldelijk discriminatie of segregatie verkondigt of bedrijft. (art.22) (Je hoeft dus zelf geen denkbeelden te verspreiden, lid zijn op zich is al genoeg!) Sedert 2007 niet meer strafbaar publiciteit geven aan voornemen tot discriminatie, haat, geweld. Wat is de straf? Geldboetes: van 50 tot 1000 euro (verstrengt sinds 1994) (Index: x5.5) Gevangenisstraffen: van een maand tot een jaar en ev. ontzegging van de uitoefening van rechten. (men wordt bv. niet uit de raad van bestuur van de VRT gezet omdat dit opnieuw leidt tot mediaaandacht.) + verdubbeling minimum straf mogelijk igv laster, eerroof, belediging, graffiti als drijfveer = haat, misprijzen of vijandigheid wegens discriminatiegrond (art. 453bis/534quater SW) Bijzonderheden inzake de racismewet Strafvervolging kan ingezet worden niet enkel door slachtoffer of openbaar ministerie, maar ook door instellingen van openbaar nut en verenigingen die zich statutair tot doel hebben gesteld de mensenrechten te verdedigen of discriminatie te bestrijden en minstens 3 jaar rechtspersoonlijkheid bezitten.vb. : Liga voor de Mensenrechten, MRAX en CGRK Wordt voor correctionele rechtbank gevoerd, als misdrijf. Bijzonderheden/gevolgen: - Vervallenverklaring artikel 33 SW Vervullen openbaar ambt, verkiesbaar (als men veroordeelt wordt, verbod tot openbare functie of recht tot je kandidaat stellen kan verboden worden) - Artikel 15ter wet 4 juli 1989 (1999/2005)

28
Verlies dotatie partijfinanciering voor 3m./1jaar. | 1/3 leden van commissie -> AV Raad van State (adm.) Artikel 3 1 cultuurpactwet Verlies van bepaalde participatierechten; > RvBestuur VRT? / > Zendtijd op VRT in aanloop van verkiezingen? (bepaalde culturele participatierechten kan men ook verliezen.)

1.1.3 Antiracismewet komt zo tegemoet aan de internationale verplichtingen zoals vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. (UNO-verdragen dateren van 1966 en werden in 1975 en 1981 in Belgi goedgekeurd.) Artikel 20 IVBPR (1966): het propageren van op nationaliteit, ras of godsdienst gebaseerde haatgevoelens die aanzetten tot discriminatie, vijandigheid of geweld, is bij de wet verboden. 1.1.4 De verdragen worden toegepast in de context van art.10 EVRM. : waarborgt de vrijheid van expressie en informatie zonder inmenging van overheidswege en laat slechts onder zeer strikte voorwaarden beperkingen en sancties toe die voorzien zijn bij wet. (voorbehoud artikel 10 EVRM noodzakelijk democratische samenleving) + EU Rasrichtlijn 200/43 (aanpassing 2007) 1.1.5 Het is de bedoeling van de wetgever om de Belgische antiracismewet in te passen in het beschermingskader van de vrijheid van expressie en informatie zoals gewaarborgd door artikel 10 EVRM. Toch werd het belang van strafrecht onderstreept als ultiem middel om op te treden tegen racistische propaganda en aanzet tot vreemdelingenhaat. 1.1.6 Artikel 10 EVRM is bijgevolg de fundamentele norm van waaruit de toelaatbaarheid van bij wet vastgelegde beperkingen tot racistische vormen van meningsuiting dienen te worden beoordeeld. 1.1.7 De antiracismewet mag slechts toegepast worden in zoverre dit werkelijk noodzakelijk is in een democratische samenleving. Het moet dus beantwoorden aan een dwingende sociale behoefte. Relatie tot EVRM: bestraffing aanzet racisme noodzakelijk. Journalist Jersild in Denemarken. Maakt TV-reportage over de Groenjekkers, (extreem racistisch discours) extreemrechts in Kopenhagen. Hij interviewt een aantal van die jongeren en die uitspraken worden gentegreerd in de reportage. Het aantal kijkers + religieuzen waren geschokt + veroordeling van journalist en de ondervraagde Groenjekkers. (ondanks dat Journalist enkel publiek wou alarmeren) EHRM acht veroordeling Jersild in strijd met art, 10 EVRM: focus op maatschappelijk debat en de journalist had geen intentie tot hate speech. (kijken naar context en intentie) 1.1.8 Artikel 17 EVRM (zogenaamde misbruikclausule): EVRM-grondrechten niet voor groepen of personen die activiteiten of daden stellen die tot doel hebben de EVRM-grondrechten te vernietigen en meer te beperken dan volgens EVRM is voorzien.

29
Wordt mee betrokken in afweging van noodzakelijkheid in democratische samenleving, art.102 EVRM. Leidt soms tot uitsluiting van bescherming door artikel 10 EVRM: Bv. 16 november 2004, Mark Norwood (extreemrechts): poster aan het raam Islam out of Britain. (Straatsburg: bedreiging essentie democratie!) Dit is slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden gerechtvaardigd en verdient geen aanbeveling. Bv. Fret t. Belgi: Daniel Feret werd veroordeeld in 2006 wegens zijn uitspraken (pamfletten FN, 2000-2001) EHRM acht veroordeling van Fret NIET in strijd met art. 10 EVRM. Reden: - hoewel politiek discours (politieke expressie moet verregaand beschermd worden) - bijzondere verantwoordelijkheid politici om niet aan te zetten tot vreemdelingenhaat, zeker ook in verkiezingsperiode. (Fret zette immers bevolkingsgroepen tegen elkaar op. Beslissing 4/3 (4 rechters: antiracismewet, 3 rechters: vonden expressievrijheid/sanctie tegen Fret verregaand) Dus een kantje-boord-beslissing. 1.1.10 Artikel 10 EVRM geeft het kader aan en is de fundamentele norm van waaruit de toelaatbaarheid of de noodzakelijkheid van de bestraffing van uitingen van racisme en vreemdelingenhaat, dient te worden beoordeeld. (biedt het afwegingscriterium voor de legitimatie van beperkingen) 1.2 Uitingen van racisme via de media en de kwalificatie drukpersmisdrijf Basisknelpunt: strafvervolging problematisch wanneer deze specifiek gericht was tegen racistische opinies die gepubliceerd werden door middel van de drukpers en de feiten bijgevolg een drukpersmisdrijf uitmaakten. Bevoegdheid 1981-1999: drukpersmisdrijven kunnen overeenkomstig artikel 150 van de Grondwet enkel worden vervolgd door het hof van assisen. Maar in praktijk werden deze sinds WOII en wegens diverse redenen niet meer vervolgd en zodoende kon het via de drukpers aanzetten tot discriminatie of vreemdelingenhaat genieten van een de facto strafrechtelijke immuniteit. (Het aanzetten tot discriminatie en vreemdelingenhaat via de massamedia, folders, affiches en pamfletten, zelfs via advertenties, bleef dus strafrechtelijk immuun voor de toepassing van de antiracismewet.) Bv. Klacht van Liga voor Mensrechten tegen Vlaams Blok (zaak tegen Koen Dillen en Johan Carpels). Bewijs steunde op verschillende verschenen artikels en op het 70-puntenprogramma (punten die aanzetten tot racisme). Echter correctionele rechtbank van Brussel (1996) besloot dat dit een drukpersmisdrijf betrof en moest worden voor gelegd aan hof van assisen (zo werd de zaak nooit behandeld.) Vanaf 1999: aanpassing van artikel 150 GW: Correctionele vervolging mogelijk voor drukpersmisdrijven ingegeven door racisme / xenofobie. MAAR! Toch blijkt er nog juridische vluchtheuvel te bestaan opdat de verantwoordelijken van deze publicaties een strafrechtelijke veroordeling kunnen ontlopen, nl. indien de gewraakte publicaties ook tegelijk als politiek misdrijf te kwalificeren zijn. (politieke misdrijven zijn immers blijven behoren tot de bevoegdheid van het assisenhof) Bv. 29 juni 2001, correctionele rechtbank te Brussel: - CGKR en de Liga voor Mensenrechten dagvaarden aantal VZWs die hun medewerking hadden verleend aan het Vlaams Blok. (partij die aanzet tot vreemdelingenhaat)

30
Aan correctionele rechtbank werd gevraagd strafbare karakter van publicaties vast te stellen en de gedaagde partijen te veroordelen. - Correctionele rechtbank verklaarde zich echter onbevoegd, want de ten laste gelegde feiten moesten als politiek misdrijf beoordeeld worden. (wat dus voor het hof van assisen moest komen) - Rechtbank was van oordeel dat zowel het doel als de rechtstreekse gevolgen van de gewraakte publicaties van louter politieke aard zijn en dat het derhalve om een politiek misdrijf gaat, hetgeen de onbevoegdheid met zich meebrengt van de correctionele rechtbank. Bv. 26 februari 2003, hof van beroep te Brussel - Bevestigt zienswijze. De basisstelling van het arrest kwam erop neer dat het bestaan en de werking van politieke partijen cruciaal is voor de instellingen van het land onder meer omwille van de essentile rol van deze partijen om het behoorlijk functioneren van de democratie te verzekeren. De veroordeling van de vzws die het draagvlak vormen van een politieke partij zou aldus een bedreiging kunnen inhouden voor het behoorlijk functioneren van de democratie. De zaak betrof in essentie politiek misdrijf dus moest voorgelegd worden voor hof van assisen. Bv. Hof van Cassatie 18 november 2003 - onder politiek misdrijf kan enkel worden verstaan, het misdrijf dat uit zijn aard zelf noodzakelijk bestaat in een rechtstreekse aantasting van de politieke instellingen in hun bestaan, hun inrichting of hun werking. Een politieke partij is zelf geen politieke instelling, al kan zij een medium zijn voor de werking van de politieke instellingen. - Dus GEEN politiek misdrijf. - Zaak werd doorverwezen naar hof van beroep te Gent. - Oordeelde dat Vlaams Blok een organisatie is die in openbaar, kennelijk en herhaaldelijk discriminatie of segregatie heeft verkondigd. - De 3 vzws in kwestie (uitsluitend opgericht om deel te nemen aan de werking van het Vlaams Blok)hebben strafbare medewerking verleend aan deze organisatie. - Veroordeling tot geldboete en schadevergoeding aan Centrum en Liga. - Gent 21 april 2004 en Cass. 9 november 2004 (Vlaams Blok ontbond zichzelf en vond zichzelf daarna heruit als Vlaams Belang) Antiracismewet 1981/2007: voortaan ook civiele vordering: Art. 18 stakingsvordering zoals in kort geding + strafbepaling igv niet-naleving van bevel (art. 23) 1.3 De algemene antidiscriminatiewet In aanvulling van de antiracismewet van 1981 (is er eigenlijk op genspireerd). Strafbaar: - Het bewust openbaar aanzetten tot - Directe DISCRIMINATIE, haat of geweld op grond van o.a. seksuele geaardheid, burgerlijke staat, de geboorte, het fortuin, de leeftijd, het geloof of de levensbeschouwing, de huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap of een fysieke eigenschap. Cfr. Antiracismewet 1981 - Toevoeging van aantal verboden discriminatiegronden - Gelijkaardige gevolgen (boete, gevangenisstraf, vervallenverklaring - Procedure ook in gang door CGKR + andere. - 6 oktober 2004; sommige bepalingen werden vernietigd door GWhof wegens strijdigheid met art. 10 EVRM. Openlijk voornemen te kennen geven tot discriminatie Civielrechtelijke procedure stakingsbevel (igv discrimineerde uitlatingen)

31
Wet van 25 februari 2003 werd vervangen door wet van 10 mei 2007, aanpassing: het in het openbaar aanzetten tot discriminatie, segregatie, haat of geweld jegens een persoon, groep, gemeenschap of de leden ervan, wegens leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, taal, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, handicap, fysieke of genetische eigenschap of sociale afkomst. Wet van 10 mei 2007: knelpunt/probleem - Als aanzet tot discriminatie, haat geweld via drukpers gebeurt, wordt dit beschouwd als een drukpersmisdrijf en moet dit voor het hof van assisen komen (art.22) - Art. 150 GW uitzondering geldt enkel als ingegeven door racisme of xenofobie!! - Gevolg: de facto strafrechterlijke immuniteit. - Essentie: art. 20 stakingsvordering zoals in kort geding Boek Lonard i.v.m. immanente gerechtigheid AIDS? (volgens hem straf van God); wordt in principe beschouwd als discriminatie Uitspraken Lonard i.v.m. homoseksualiteit? (waar hij in interviews lasterlijke dingen zegt.) 1.4 De genderwet Wet van 10 mei 2007, bestrijdt discriminatie op grond van geslacht. (tussen mannen en vrouwen) Vervangt vroegere gelijkheid man/vrouw uit 1999. art.3: Verboden discriminatiegrond = geslacht art. 19: discriminatieverbod, waaronder intimidatie (art.5,9) en sexuele intimidatie (art.5,10) art. 25: stakingsvordering zoals in kort geding. art. 26-31 strafbepalingen, in openbaar o Aanzetten tot discriminatie haat, geweld, segregatie tov persoon, groep, gemeenschap o + mogelijke toepassing art. 33 SW. (vervallenverklaring) + 453 bis/534quater Sw. Als haat, misprijzen, vijandigheid owv discriminatiegrond drijfveer is bij laster, eerroof, belediging, graffiti kan verdubbeling strafminimum. 1.5 De antidiscriminatiewetten voor het grondwettelijk hof In 2004 en 2009 werden een aantal arresten geveld door het Arbitragehof en het latere Grondwettelijke hof in verband met antidiscriminatiewetten. Arrest van 2004 i.v.m. de antidiscriminatiewet van 2003 Artikel 10 EVRM is de fundamentele norm van waaruit de toelaatbaarheid van bij wet vastgelegde beperkingen of sancties dient te worden beoordeeld. - Preventieve maatregelen zijn hoe dan ook uitgesloten. (welke meningsuiting dan ook, kan pas worden beteugeld na verspreiding) - Sterk beperkende interpretatie aan het misdrijf aanzetten tot discriminatie, haat of geweld. De verboden gedraging moet aansporen om iets te doen bevatten en er moet ook sprake zijn van een bijzonder opzet in hoofde van de beklaagde. (de dader is alleen strafbaar als hij zich ervan bewust was dat hij anderen aanzette tot discriminatie, haat of geweld en dat ook tegelijkertijd kwaadwillig nastreefde.)

32
Geen verbod inzake voornemen tot discriminatie.

Arresten 2009 Verbod verspreiden van denkbeelden gegrond op rassenhaat en rassuperioriteit: ok. (moet eng worden genterpreteerd en vereist ook bijzonder opzet. De bedoelingen van de dader moeten aantoonbaar gelegen zijn in het aanzetten tot haat en het tot stand brengen van discriminerend beleid. Bovendien moet het gaan om pseudo-intellectuele teksten en uiteenzettingen in verband met rassenleer, denkbeelden die dus gegrond zijn op de idee dat er verschillende menselijke rassen bestaan die kunnen ingedeeld worden naar superioriteit en inferioriteit. Volstaat dat ze een minachtende of haatdragende strekking hebben.)

1.6 Uitingsdelicten Toepassingsmogelijkheden van de wet hangen in sterke mate af van de invulling van begrippen als aanzet tot discriminatie, segregatie, haat en geweld. Discriminatie: direct discriminatie, indirecte discriminatie, opdracht tot discrimineren + intimidatie. De uiteindelijke invulling van deze begrippen en het daaraan verbonden strafbare karakter gebeurt in het kader van het vervolgingsbeleid en bij de ultieme interpretatie door de rechter. Er is een grote mate van omzichtigheid vereist bij het instellen van vervolging of bij strafrechterlijke veroordeling. Het Arbitragehof bepaalde ook dat bestraffing enkel toegelaten is wanneer bewust en kwaadwillig wordt aangezet tot een bepaald gedrag. Het in het openbaar beledigen van personen wegens de beschermde criteria is niet strafbaar op basis van de antidiscriminatiewetten. Met de Belgische antidiscriminatiewetten heeft men geen opiniedelicten willen invoeren: enkel het openlijk, bewust en kwaadwillige aanzetten tot discriminatie, werd strafbaar gesteld. (het louter uiten van bepaalde opinies die een racistisch karakter hebben en die getuigen van een misprijzen of minachting voor vreemdelingen, is op zich niet strafbaar! Wel het intentionele element om derden ertoe te brengen daden ingegeven door discriminatie of xenofobie te stellen.) Voorbeelden aanzet racisme Vb. rechtsspraak: www.antiracisme.be Tout le monde peut venir, sauf les bougnouls (Volksfeest, Schaarbeek, discriminatie van Noord-Afrikaanse vreemdelingen, bougnouls) Het stinkt hier vuile Iranees, ga terug naar Iran! Die vijf bruine apen moeten caf verlaten Alle migranten op de boot zetten/bom onder hun bed! Sale ngre! Sale juif, retourne en Isral!. Nauwelijks rechtsspraak met betrekking op het publiciteit geven aan een voornemen tot discriminatie. en van de schaarse voorbeelden is de veroordeling van een verhuurder wegens een krantenadvertentie die hij had geplaatst voor de verhuur van een appartement, met daarin de vermelding trangers sabstenir. (2001)

33
Veroordeling wegens het behoren tot en medewerking verlenen aan een groepering die in het openbaar kennelijk en herhaaldelijk rassendiscriminatie en segregatie verkondigt: Vlaams Blok-zaak. Maar ook de initiatiefnemer van REF en van Bloc Wallon werden veroordeeld wegens inbreuk op de antiracismewet. Hitlergroet + discriminerende belediging (2002/2008) Pamflet en cartoon van PFN immigranten = criminaliteit = onveiligheid (Partie de Force Negrelle) (cartoon van familie op tapijt met geld in zakken van sociale kas + drugspuiten) Pamflet protest tegen transitcentrum voor asielzoekers Oostende (2002): vreemde criminelen die hun land ontvlucht zijn, vreemdelingen die zich herschoold hebben tot drugdealers en afpersers, dieven en hoeren. Makakkendans (alternatieve versie van de kabouterdans), DJ Mechelen, 2002 Racistische versie van Ploplied, via email/internet: Correctionele rechtbank Antwerpen 2005 FN: Fret zaak van 2006 2009: een VLD-politicus en Dilbeeks gemeenteraadslid werd veroordeeld op grond van de antiracismewet. Deze beklaagde zich over de overlast die door allochtone jongeren zou veroorzaakt worden in de openbare provinciedomeinen in Vlaams Brabant en hij koppelde hieraan het voorstel om de toegang tot deze domeinen gedurende enkele dagen te weigeren aan alle allochtone jongeren.

Maar ook voorbeelden van geen inbreuk van antiracismewet. Gemeenteraadslid werd vrijgesproken: tijdens geanimeerd gesprek was de beklaagde in de Hitler houding gesprongen. Echter, intentioneel element van het voornemen tot discriminatie werd hier niet bewezen. Publicaties van de organisatie Delta waarin de terugkeer van vreemdelingen naar hun land van oorsprong werd bepleit zijn niet strafbaar. (wel onbeleefde en onhoffelijke passages) 2007: uitgever die een propagandafolder van de Waffen-SS met als titel Vlamingen Op! herpubliceerde, werd vrijgesproken. Restrictieve interpretatie van aanzetten tot => de werken van Jozef Rulof. (paragnost en medium), werd aangeklaagd voor zijn evolutietheorie en zijn rassenleer over menselijke ontwikkeling. Maar rechter oordeelde dat de teksten niet aanzetten of aanspoorden tot haat of geweld. Boeken zouden ook nauwelijks een noemenswaardige maatschappelijk impact hebben. !! Ook uitingen van racisme en vreemdelingenhaat die via het internet openbaar worden gemaakt, kunnen vervolgd en veroordeeld worden door de correctionele rechtbank! Antiracisme/antidiscriminatie/gender: toepassing stakingsvordering (vb. Genderwet) Voorz. Kh. Brussel 26 september 2007 Rent-a-wife, stakingsbevel (DVD postorderbedrijf), AM 2008 Reclamecampagne die zou aanzetten tot haat en die intimiderend zou zijn op grond van geslacht. Vrouwonvriendelijke reclameslogan Vrouw als koopwaar en seksobject Toepassing antidiscriminatiewet Stakingsbevel (website, reclame, marketing) + inbreuk WHPC, wet bescherming persoonlijke levenssfeer, wet juridische aspecten informatiemaatschappij. 2. De wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide tijdens WO2 2.1 situering

34

2.1.1 Druk op Belgi: andere landen hadden strengere wetten tegen antiracisme en negationisme! Anne Frank Stichting en het Landelijk Bureau Racismebestrijding dringen erop aan dat Belgi stappen zou ondernemen tegen publicaties van revisionistische of negationistische strekking. Er waren immers aanwijzingen dat Belgi in Europa een draaischijf was voor de verspreiding van negationistische publicaties. In een nota opgesteld door CGKR is gewezen op de werkgroep Vrij Historisch Onderzoek rond de figuur van Siegfried Verbeken, die fungeert als een spil voor de revisionistische geschiedschrijving, dat de genocide op de Joden ontkent of bagatelliseert. 2.1.2 Rechtspraak art.10 EVRM: een publicatieverbod van revisionistische pamfletten is niet in strijd met de principes van de vrijheid van expressie en informatie zoals gewaarborgd in artikel 10 EVRM want dit is nodig in een democratische samenleving. Voorbeeld van type-arrest inzake negationisme is de Garaudy-zaak, waarin de beklager in Frankrijk veroordeeld was wegens het schrijven van een boek dat onder andere een hoofdstuk getiteld The Myth of the Holocaust bevatte. 2.1.3 In het voorjaar van 1995 keurde het parlement de wet goed: tot bestraffing van het betwisten, in twijfel trekken en ontkennen of het goedpraten van misdrijven tegen de mensheid en van oorlogsmisdaden. (50 jaar bevrijding- herdenkingen van bevrijdingen van concentratiekampen) 2.2 Toelichting bij de wet van 23 maart 1995 2.2.1 Oorspronkelijk wetsvoorstel gewijzigd 2.2.2 Wat is strafbaar? Het in openbaar ontkennen, schromelijk minimaliseren, proberen te rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide tijdens WO 2door het nazi-regime. Het in twijfel trekken is niet strafbaar en de incriminatie beperkt zich alleen tot de genocide tijdens WO 2 door het nazi-regime. Ter discussie: opiniedelict bescherming van de historische waarheid? (collectieve geheugen? Samenleving verplicht om alles in het werk te stellen om herhaling te voorkomen?) waarom enkel Europese genocide WO 2? Cfr. Frankrijk: ontkenning genocide Armeense bevolking in Turkije (1916-1923) Deze wet staat nog steeds ter discussie (want bv in Turkije: moet je zeggen dat Armeense genocide heeft bestaan in Frankrijk: ontkennen van de Armeense genocide) Hoe zit dit in elkaar? waarom niet tov alle misdrijven tegen menselijkheid of oorlogsmisdaden? (moeilijk te categoriseren) wat is schromelijk minimaliseren? (ter vervanging van op een beledigende wijze.)

35
2.2.3 Geldboetes van 26 tot 5.000 euro, gevangenis van 8 dagen tot een jaar, ontzetting van de uitoefening van rechten overeenkomstig art.33 Strafwetboek., openbare aanplakking of publicatie van het vonnis in een dagblad (afschrikkingsmiddel). Toepassing wet 23 maart 1995: Initiatief Vlaams minister Cultuur (Bert Anciaux) tot uitbanning van negationistische publicaties uit de openbare bibliotheken. Lijst van negationistische publicaties Aanzet tot uitbanning uit bibliotheek, op basis van vermoeden van negationisme, geen open kast, maar in magazijn! Er kwam kritiek op de omzendbrief en in een latere omzendbrief van 27/9/2001 werd een minder vergaande regel voorgesteld. Als aanwijzingen > parket (bibliotheekpersoneel: boeken die aanwijzingen geven i.v.m. negationisme: eerst naar het parket!) Pas op lijst na veroordeling door rechtbank (het strafbare karakter van de inhoud kan slechts vastgesteld worden door veroordelende rechterlijke beslissing) 2.3 De wet van 23 maart 1995 voor het Arbitragehof Kort na de publicatie van de wet van 23 maart 1995 in het Belgische Staatsblad zijn 2 beroepen tot vernietiging ervan ingediend bij het Arbitragehof. Deze wet was in strijd met artikel 10 en 11 GW. (verbod van discriminatie) en de vrijheid van meningsuiting door artikel 19 GW en artikel 10 EVRM. Enkele opmerkingen: 1. strafwet, restrictieve interpretatie 2. gestoeld op misdadige en democratie vijandig gezinde ideologie of ernstig beledigend voor een of verschillende categorien mensen. 3. wetenschappelijk onderzoek (en het objectief en wetenschappelijk verantwoord historisch onderzoek) valt niet onder toepassingsgebied van de wet 4. bestrijden denkbeelden: vormen voedingsbodem racisme en antisemitisme 5. gevaar rehabilitering nazi-ideologie (als men de smet/trauma van naziregime wegneemt -> gevaar voor hervatting ideologie) + beoogde meningsuitingen zijn eerrovend en beledigend voor de nagedachtenis van slachtoffers van genocide. 6. bedreiging basisbeginselen democratie (+ onaanvaardbare schade aan derden) 2.4 De wet van 23 maart 1995 in de praktijk: toepassingen In dien inbreuken op deze wetgeving werden gepleegd via de drukpers kwam dit neer op een feitelijke strafrechtelijke immuniteit. Maar daar is dus verandering in gekomen door de grondwetswijziging van 7 mei 1999. Behoort nu ook tot de bevoegdheid van de correctionele rechtbank! De zaak Final Conflict, 2000 Veroordeling van de persoon die als verantwoordelijke verspreider werd beschouwd van een in Belgi verspreid tijdschrift Final Conflict, tijdschrift dat zich duidelijk profileert binnen het revisionisme Bestraffing van negationistische uitingen op Internet Toegepast op de verspreiding van racistische boodschappen via het Internet.

36
VHO(Vrij Historisch Onderzoek) en gebroeders Verbeke: 9/9/2003: n jaar voorwaardelijk en boete van 2500 Euro. Maar hij ging in hoger beroep; Het Hof van beroep: S. Verbeke zag duidelijk zijn fout niet in, en hij kreeg 1 jaar effectief! (Antwerpen, 14/4/2005) Ideengoed: Als een sluipend gif dat een ernstige bedreiging vormt voor de democratie. (p.147-148 HB) R.Raes (VB senator) wegens ontkenning Holocaust tijdens Tv-interview op NI-TV.

Zaak Rulof: Correctionele rechtbank Dendermonde 3 april 2007 Ontkenning genocide WOII: nee Bijzondere opzet is immers vereist Om strafbaar te zijn moeten de handelingen welbewust worden gesteld met een kwaadwillige intentie om een de democratie vijandig gezinde ideologie, in ere te willen herstellen Dat Joden zich beledigd voelen is geen voldoende reden voor toepassing negationismewet Boek moet in zijn geheel beschouwd worden, context Ook geen aanzet tot haat, geweld, racismewet: vereist ook bijzonder opzet. Zie ook video Nazisme et Sionisme ne font quun. (2006/2009) p.150-151 HB. VRAGEN/KNELPUNTEN vrijheid van meningsuiting en vrijheid van politieke denkbeelden: principieel als project, functioneel voor democratie beperkingen: toetsing in concreto aan artikel 10 EVRM: noodzaak in democratie democratie zowel: basis voor vrijheid als legitimatie voor beperkingen (verschillende meningen maar met beperkingen) strafrecht: 1. ultiem middel? 2. effectief middel? 3. communicatieve waarde? 4. hoe inzetten? Subtiel racistisch discours? U weet waarom? Eigen volk eerst? Vol is vol? Pervers effect van antiracismewet/antidiscriminatiewet? Political correctness Maatschappelijk signaal/symbool? (Wat doe je met subtiele discriminatie?) RACISME/ NEGATIONISME/DISCRIMINATIE symbool of effectief repressief?

37
HOOFDSTUK 5: DE MEDIA EN DE GOEDE ZEDEN 1. Inleiding Naaktheid/erotiek/seksualiteitsbeleving + geweld Vooral AV-media videoclip(abonnee-)TV/video/DVD/on demand Reclame voor seksuele diensten via media Kinderpornografie Internet

In dit hoofdstuk wordt nagegaan welke de actuele stand van zaken is van de regulering in verband met de bescherming van de goede zeden en de openbare voorstelling van seksualiteit, in het bijzonder via de media.(Beperkingen opleggen aan openbare communicatie mbt moraliteit in de samenleving.) Openbaarheid van seksualiteitsbeleving zorgt in de samenleving voor problemen (vooral de mix van seks en geweld). In de loop van de 20ste eeuw: openbare voorstelling van seksualiteit wordt prominenter (tonen van seksuele handelingen, aanstootgevende bewegingen,) 2. De strafbaarstelling van de openbare schending van de goede zeden 2.1 Artikel 383 van het Strafwetboek (1867): hij die liederen, vlugschriften of andere geschriften, al dan niet gedrukt, afbeeldingen of prenten, die strijdig zijn met de goede zeden, tentoonstelt, verspreidt of verkoopt. Ook strafbaar zijn diegene die deze produceren, invoeren of vervoeren of daarvoor publiciteit maken. Ook: AV-media, film, video, internet 2.2 Het begrip goede zeden is een zeer open, onbepaald en dus een zeer ruim toepassingsgebied. Dus de rechterlijke macht beschikt over een grote mate van eigen invulling en interpretatie, dus een selectieve toepassing! 2.3 De strafrechterlijke vervolging van publicaties (boeken, kranten, tijdschriften) die zedenschendende teksten bevatten is problematisch: teksten en gedrukte publicaties die een inbreuk inhouden op de goede zeden, worden als drukpersmisdrijven beschouwd, die namens het artikel 150 GW tot de bevoegdheid van het Hof van Assisen behoren. Bv. Vonnis van rechtbank van Turnhout, 1995, de spartacus-zaak. (rechtbank verklaarde zich onbevoegd; ging om vervolging van verspreiding gedrukte materie i.v.m. pedofilie.) 2.4 Afbeeldingen, prenten en films kunnen als gewone misdrijven voor de correctionele rechtbank worden vervolgd. Dit wordt niet als een DPM beschouwd. (want geen element van uitdrukking van mening of opinie) 3. Wanneer is er sprake van schending van de goede zeden? 3.1 Het begrip goede zeden verandert in TIJD/RUIMTE (relatief begrip)

38
Volgens het Hof van Cassatie zijn afbeeldingen zedenschendend wanneer deze: 1. overprikkelen lagere hartstochten (rechtspraak heeft het moeilijk met het invullen van deze begrippen, zijn immers zeer vaag..) 2. perversiteit/ontucht (wat voor sommigen normaal is, is voor anderen pervers) 3. aanstootgevend karakter 4. schaamtegevoel/pudeur 5. gezonddenkende doorsnee burger (wie zijn dit?) Dit is geen objectieve wijze om het begrip goede zeden te beschrijven maar berust op de meerderheid( collectief bewustzijn) Begrip goede zeden is dus exclusief gericht op de openbare voorstelling van de seksualiteitsbeleving, niet op geweld! Zie gruwelvideo-arrest van 1986: het is niet strafbaar wanneer de prent of film gruwelscnes, sadistische geweldpleging of rauwe brutaliteiten bevat. (men sprak dit in het hof van beroep van Antwerpen vrij, omdat zij niet konden veroordeeld worden op basis van artikel 383 SW.; gruwel/geweld is iets anders, het is aan de wetgever om specifiek artikel op te stellen mbt geweld. Tot op vandaag: nog steeds geen wet, heel moeilijk om geweld te definiren.) los van publiekscriterium? In sommige rechtspraak komt het evoluerende aspect betreffende de perceptie van goede zeden tot uitdrukking, waardoor de distributie of vertoning van bepaalde seksvideos niet onder de strafbaarstelling van artikel 383 Sw. valt, voor zoverre deze geen seksueel geweld, pedofilie, perversiteit, bestialiteiten of seksueel sadomasochisme bevatten en enkel vertoond en beschikbaar zijn aan een gewaarschuwd, volwassen publiek. Bv. Erotheken: moet men niet klagen over schaamtegevoel. Bv. EHRM zaak Perrin t. Verenigd Koninkrijk: persoon die pornografische films via zijn website had aangeboden, zonder de inhoud van de site af te schermen. Perrin had moeten zorgen voor een selectieve toegang. pornografie? beelden die obscene, mensonterende en vernederende gedragingen en houdingen op seksueel gebied weergeven en waardoor de doorsnee burger die ze aanschouwt diep gekwetst wordt in zijn schaamtegevoel. (geduid in een bepaalde sfeer; proberen zaken te omschrijven. Bv. seks met dieren etc. Label Porno.) Het wettelijke begrip goede zeden dient evolutief naar TIJD en RUIMTE te worden bepaald a.d.h.v. de door de wet op het stuk van de openbare zedelijkheid beschermde waarden, zoals zij door het collectieve bewustzijn worden aangevuld.

4. De wet van 11 april 1936 betreffende de invoer van obscene publicaties Op basis van de wet van 11 april 1936 kan worden opgetreden tegen de invoer en verspreiding van buitenlandse ontuchtige publicaties. Het was de Ministerraad die aanduidt welke vreemde publicaties onder toepassing van het invoerverbod ressorteren, waarmee de wet voorziet in een vorm van preventieve censuur die strijdig is met de grondwet. De Ministerraad legde lijst vast, in het Belgische Staatsblad. Was totaal in onbruik sinds jaren 70 en finaal opgeheven in 2009. (onverminderd art. 383bis SW) 5. Geen reclame voor prostitutie, ontucht en seksuele diensten 5.1

39
Artikel 380ter 3 Sw.: er mag geen publiciteit worden gemaakt die een aanbod of vraag tot prostitutie of ontucht bevat. Ook advertenties die een toespeling inhouden op n of andere vorm van seksuele uitbuiting. Zie veroordeling Het Laatste Nieuws, 2000 (Persgroep testte dit verbod uit) Reclame huwelijksbureaus: reclames die afbreuk doen aan de menselijke waardigheid en onterend beeld geven van de man/vrouw zijn strafbaar. Reclame roze telefoonlijnen en cybersex: aanbod van diensten van seksuele aard verleend via telecommunicatiemiddel zijn strafbaar. (weinig effectief) Deze vormen van reclame kunnen vervolgd en veroordeeld worden via de correctionele rechtbank. Ten aanzien van deze reclame-uitingen is de kwalificatie drukpersmisdrijf immers niet van toepassing. De bestraffing wegens inbreuk op het verbod van seksadvertenties in toepassing van artikel 380ter3 werd in de rechtbank getoetst aan artikel 10 EVRM. Individuele advertenties niet strafbaar, zelfstandige prostitues zouden zich anders verplicht moeten richten tot netwerken. (Contactadvertenties mogen dus, maar andere aanbiedingen niet!) Een arrest van 20 november 2000 was van oordeel dat overheidsinmenging toegestaan is ter bescherming van de goede zeden en gebaseerd is op een wettelijke bepaling die op een democratische wijze tot stand is gekomen. Volgens het Hof van Cassatie is het verbod van seksadvertenties in overeenstemming met artikel 10 EVRM. (bestrijding van de georganiseerde seksuele uitbuiting + zedelijkheid van minderjarigen beschermen. Zie catalogi waar men Filipijnse meisjes aanbod om uit te huwelijken: aantasting van de menselijke waardigheid)

6.Verbodsbepalingen ter bescherming van minderjarigen en jongeren Het Belgisch recht bevat een aantal verbodsbepalingen en restricties specifiek met het oog op de bescherming van minderjarigen of met het oog op het voorkomen van de confrontatie van minderjarigen met bepaalde publicaties, films, audiovisuele programmas of reclameuitingen. Strafverzwaring artikel 383 Sw. : Indien teksten of afbeeldingen die strijdig zijn met de goede zeden ter beschikking worden gesteld aan minderjarigen, geldt een strafverzwaring tot 2 jaar gevangenisstraf en zelfs ontzetting uit bepaalde rechten. (of aanleiding geven tot de sluiting van de inrichting) Artikel387 Sw. : hij/zij die aan minderjarigen oneerbare prenten, afbeeldingen of voorwerpen die hun verbeelding kunnen prikkelen, verkoopt, uitdeelt of dergelijke prenten, afbeeldingen of voorwerpen op of aan de openbare weg tentoonstelt. Mogelijke gevangenisstraf tot 2 jaar. Artikel 380ter 1 SW: bestrijding van seksuele exploitatie van minderjarigen: viseert vooral seksreclame gericht tot minderjarigen of met betrokkenheid van minderjarigen. Strafverzwaring wanneer de reclame verband houdt met prostitutie, ontucht of seksuele exploitatie van een minderjarige. (strafverzwaring tot 3 jaar gevangenisstraf)

40
artikel 379 SW stelt diegene strafbaar die een aanslag tegen de zeden pleegt, doordat hij, ten einde een anders driften te voldoen, de ontucht, het bederf of de prostitutie van minderjarigen van het mannelijke of vrouwelijke geslacht opwekt, begunstigt of vergemakkelijkt. Strafverzwaring wanneer lager dan 16 jaar. Artikel 383bis SW: kinderpornografie: bestraffing van pornografie met minderjarigen (tentoonstellen, vorstellen, verkopen, verhuren, verspreide, of overhandigen, in voorraad hebben, invoeren overhandigen) Deze wet stelt strafbaar: houdingen, seksuele handelingen met pornografisch karakter, ook het bezit is strafbaar. Straf: 5 tot 10 jaar opsluiting + mogelijkheid verbeurdverklaring. Kan oplopen 10 tot 15 jaar opsluiting: bedrijvigheid van een vereniging. Cass. 3 februari 2004. Ook de bestrijding van kinderpornografie op het Internet! (medeaansprakelijkheid van internet service providers?) Artikels 372-377 Sw.: de strafbaarstelling van degenen die hun medewerking verlenen aan de productie en/of verdeling van pornofilms met kinderen; houdt verband met de aanranding van de eerbaarheid en verkrachting in het bijzonder van minderjarigen. Artikel 379 en 380bis: houdt verband met de organisatie of de exploitatie van ontucht of prostitutie. Wet van kinderarbeid 13 april 1995: de inschakeling van kinderen jonger dan 15 jaar in de productie van films of reclamespots of andere media-activiteiten wanneer de medewerking schade kan berokkenen aan het kind. (nadelige invloed op pedagogisch, intellectueel of sociaal vlak) Bv. Eurosongfestival (moet rekening met deze wet houden en moet onder controle gehouden worden).

7.De wet van 1920 betreffende de filmkeuring 7.1 Wet van 1 september 1920: ontzegt in principe aan minderjarigen beneden de 16 jaar de toegang tot bioscopen. Tenzij er uitsluitend films voor de jeugd worden vertoond die vooraf zijn goedgekeurd door de filmkeuringscommissie. Wie is strafbaar? 1. begeleiders 2. bioscoopexploitant 3. verdeler Men was bang dat de films de zedelijke en geestelijke gezondheid van jongeren kon aantasten of kon aanzetten tot jeugddelinquentie. 7.2 Vroeger: nationale filmkeuringscommissies Nu: Intergemeenschapscommissie: samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse, de Franse en de Duitstalige Gemeenschap. (cultuur is dus gemeenschapsmaterie) Opdracht: nagaan of de aan haar voorgelegde films als familie- en kindervoorstellingen in omloop kunnen worden gebracht. + coupures voorstellen (KT, KNT) (3 soorten: film voor algemeen, film niet geschikt voor kinderen onder de 16, opmerking over bepaalde scene en soms werd die dan geknipt) Basiscriterium: belang van de minderjarige De uitsluiting van de categorisering Kinderen Toegelaten betreft vooral geweldfilms en films met expliciet erotische of pornografische scnes.

41

7.3 KRITIEK: (men weet niet precies op welke criteria de commissie oordeelt. Beslissingen worden ook niet gemotiveerd.) 1. criteria?: geen voldoende duidelijke criteria op basis waarvan de kwalificatie K.T en totaal gebrek aan coherentie van de rechtspraak van de verschillende afdelingen van de keuringscommissie. 2. slechts 1 leeftijdscategorie: zou volgens een aantal leeftijdscategorien moeten verlopen. 3. vorm van preventieve censuur: commissie kan coupures voorstellen, waardoor een inmenging dreigt in de inhoud van de films 4. samenstelling en gebrek aan representativiteit van commissie: teveel ouderen, te weinig deskundige pedagogen, ontwikkelingspsychologen en filmcritici. Recent een grondige verjonging doorgevoerd en meer aandacht besteed aan het integreren van meer deskundigheid op het vlak van jongeren en film. 5. te eng: alleen controle van de bioscoopfilm, niet op video, DVD, en televisie. Geen controle in praktijk, er wordt amper naar identiteitskaarten gekeken. Wet van 1920 is voorbijgestreefd. 6. Europese context: zowel de Raad van Europa als de Europese unie hebben de voorbije jaren enkele krijtlijnen uitgezet in verband met de regulering van audiovisuele media in functie van de bescherming van de minderjarige. Nood aan Europese gelijkvormigheid! 7. Wie is bevoegd? : federale materie zegt Raad van State! Voorbije jaren: Wetsinitiatieven enerzijds gericht op een controle door de filmkeuringscommissie van zowel de cinemafilm als de videofilm en anderzijds de invoering van meerdere leeftijdscategorien. Een vonnis van de rechtbank van Luik heeft nog verder de legitimatie van de wet van 1920 doen afbrokkelen. (zie jongen met zijn tante) Beleidsnota Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen 2002: reflectie en duurzame hervorming, met respect voor de kinderrechten. Oprichting van een werkgroep die de hervorming van de wetgeving moet voorbereiden.

18 november 2004 Raad van state: Thomas est amoureux = KNT Annulatieberoep Raad van State: intergemeenschapscommissie Film is niet bevoegd, is immers federale materie volgens Raad van State (want is jeugdbescherming en handelt dus niet over cultuur!): moet via KB, niet via akkoord tussen Gemeenschappen zoals afgesloten in 1990. Geen gemeenschapsbevoegdheid ivm jeugdbescherming, noch schone kunsten (cultuur) - Gevolgen van het arrest? KB 27/4/2007 (houdende oprichting van de Commissie voor de filmkeuring, bestaande uit 140 leden, benoemd door de Minister van Justitie. Nieuw: commissie kan ook film toelaten voor allen of voor minderjarigen vanaf de leeftijd 12) - Wet van 1920 is dus nog steeds in voege, maar in de praktijk functioneert het stelsel al jaren niet naar behoren. Dringende hervorming: In Vlaanderen lijkt men ervoor gewonnen om een systeem te introduceren dat genspireerd is op het Nederlandse Kijkwijzer uitgevoerd door Nicam. 8.Pornografie en geweld op radio en televisie: de bescherming van minderjarigen 8.1 Artikel 78 1: omroepdecreet = bijna letterlijke overname van art.22 van de tv-richtlijn (specifieke bepaling in verband met bescherming van minderjarigen).

42

8.2 Art 12 AVMS-richtlijn Art 42 Mediadecreet absoluut verbod: op het uitzenden van programmas die de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen ernstig zouden kunnen aantasten, waarbij in het bijzonder programmas met pornografische scnes of met nodeloos geweld. + relatief verbod: toch op een of andere manier schade; categorie programmas slechts mag uitgezonden worden indien aan n of meer voorwaarden is voldaan. Deze programmas moeten nl. worden geprogrammeerd op tijdstippen waarop minderjarigen normaliter in bed zitten ofwel moeten ze gecodeerd worden dat zij niet voor jongeren toegankelijk is. VRM: bepaalde afleveringen werden toch nog te vroeg uitgezonden op bepaalde omroep -> veroordeling. Bv. Film Ken Park (volledig verboden in Australi), aangekondigd om 20.30, gaat over zelfdoding + seksualiteit. Heel wat commotie is er rond ontstaan ( in Nederland mag zon film enkel om 22.30) Soepeler regime voor niet-lineaire tv-omroepen: absoluut en relatief verbod geldt voor lineaire tvorganisaties terwijl voor de niet-lineaire televisieomroeporganisaties een minder verregaande beperking van toepassing is: geen absoluut verbod. 1 januari 1999: auditieve waarschuwing wanneer deze programmas ongecodeerd worden uitgezonden, icoon zou extra aantrekkelijk zijn. 30 maart 1999: bevoegdheid Vlaamse Kijk- en Luisterraad 2006: bevoegdheid bij de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM), bij Kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen.) Deze stelde recentelijk inbreuken op deze bepalingen vast door VMMa/2BE, VT4 en de VRT enzo. In beslissingen van 2010 stelt VRM vast dat de gewraakte boodschappen niet leeftijd-en ontwikkelingspassend zijn. 8.3 Artikel 44 van het Vlaamse mediadecreet: mogelijkheid van schorsing door de VRM van de doorgifte van een lineair programma wanneer dit een duidelijke, belangrijke en ernstige inbreuk vormt op artikel 42 en wanneer de betrokken omroep in de voorafgaande 12 maanden al tenminste 2maal een inbreuk gepleegd heeft op dezelfde bepalingen. Is nog niet gebeurd. 8.4 In eerste instantie: komt het aan de omroeporganisaties zelf toe om te bepalen hoe zij tegemoet komen aan de bepalingen van art. 42 omroepdecreet. In beleidsbrief Media 2007 legde de minister van Media nadruk op de verantwoordelijkheid van de omroepen terzake. Art. 43: Vlaamse regering kan regels opleggen + aanduiding leeftijdscategorie

9.Artikel 378bis Sw. : de bescherming van slachtoffers van seksuele misdrijven tegen mediatisering Artikel 378bis Sw. : een bijzondere verbodsbepaling m.b.t. de openbaarmaking via de media van de identiteit van de slachtoffers van seksuele misdrijven. Dit artikel verbiedt de publicatie en verspreiding d.m.v. boeken, pers, film, radio, Tv van teksten enz. van teksten, tekeningen, fotos of enigerlei beelden of geluidsfragmenten waaruit de identiteit kan blijken van de slachtoffers van seksuele misdrijven.

43
Dit geldt niet tenzij een schriftelijke toestemming van het slachtoffer of bij schriftelijke toestemming O.R. i.f.v. onderzoek: identiteitsonthullende informatie vb. zaak VTM pedofilievideo: waaruit de identiteit van bepaalde minderjarigen blijkt! Men had onvoldoende geprobeerd om de slachtoffers onherkenbaar te maken. Vb. Mogen media berichten over slachtoffers Dutroux? Namen waren al vooraf verschenen (slachtoffers van vermissing)! Dus dit zou een absurde toepassing zijn! vb. VTM/Telefacts, Antwerpen 15 april 2009, vrouw die getuigde over haar ervaring als slachtoffer van een verkrachting. Vrouw had vrijwillig meegewerkt aan het interview, maar beklaagde zich achteraf. Er was echter geen strikte toepassing van art. 378bis SW gebeurt (geen schriftelijke toestemming), dus achtte het hof de journaliste en VTM in fout. (vgl . RvdJ 13 januari 2005) 10. De vrijheid van expressie en informatie en de goede zeden Toepassing > art. 10 1 EVRM : recht op vrijheid van expressie en informatie; principe van vrijheid van kunstexpressie; vrijheid van expressie van commercile informatie noodzakelijk democratische samenleving Artikel 10 2 EVRM: maakt het mogelijk deze vrijheden in te perken in functie van de bescherming van de goed zeden. EHRM: reeds verschillende keren de legitimiteit van restricties en sancties in functie van de bescherming van de goede zeden bevestigd, vooral ten aanzien van een onverwittigd publiek of ten aanzien van jongeren of minderjarigen, telkens een vrij ruime margin of appreciation latend aan de overheid (wegens ontbreken van uniforme notie en interpretatie) / morals (landen verschillen van elkaar) * EHRM - Handyside 1976 (rode boekje voor scholieren, zou aanzetten tot seksueel gedrag) - Mller 1998 (schilderij dat als obsceen werd beschouwd) - Wingrove 1996 (film die als godslastering werd beschouwd) - Perrin 2005 (man: website pornografie) - inzake Baise-Moi (Fr.) 2006 (zeer expliciete, Franse film, discussie over leeftijd 18+ en expliciete scnes) - Karttunen t. Finland 2011 (veroordeling kunstenares en de verbeurdverklaring van een kunstwerk dat honderden pornografische afbeeldingen integreerde die van het internet waren geplukt; er zaten ook afbeelding bij van jongeren) Finse autoriteiten willen strengere wetten + ondanks haar statement past dit niet in een kunstwerk. - Akdas t. Turkije 2010: strakkere houding. Aanleiding: correctionele veroordeling van de uitgever die de Turkse vertaling van een boek van G. Apollinaire, Les onze milles verges, 1907, op de markt bracht. De Turkse rechtscolleges beoordeelden de inhoud van het boek als obsceen en immoreel. Het EU-hof leunt in deze zaak zwaar op het belang van het literaire oeuvre van Apollinaire en vooral op de culturele en artistieke waarde van het boek behorend tot het Europese literaire erfgoed. Turkse inmenging: inbreuk op art. 10 EVRM. * Cass. 20/11/2001 (seksadvertenties)

44
Hoofdstuk. 6: Civiele aansprakelijkheid 1 Vooraf ter situering: de strafrechtelijke aansprakelijkheid Een strafrechtelijke vervolging wordt opgesteld door het parket, opgestart door bepaalde organisaties bv. de Liga van de rechten van de mens of men kan rechtstreeks dagvaarden na een klacht van een bepaalde private persoon. (bv. private personen hebben een conflict en ze kunnen blijkbaar niet overeenkomen. De derde persoon die tussenkomt is de rechter; geen geldboete, kan wel schadevergoeding gevraagd worden.) De staat roept dus niet iemand ter verantwoording, maar iemand voelt zich benadeeld en zo wordt het proces tussen de 2 partijen gestart. De rechter bepaalt de maatregelen die genomen worden. Zowel in G.W. als in EVRM staan beperkingsgronden of sanctiemogelijkheden ter bescherming van het algemeen belang of individuele rechten. Ter bescherming dus van andere publieke en private rechtsbelangen. (repressief<GW) De wetgeving bestaat uit een versnipperd geheel van vrijheidsbeperkende wetgeving. De strafrechtelijk gesanctioneerde beperkingen op de uitingsvrijheid situeert zich zowel in het strafwetboek als in bijzondere perswetgeving. Soms is het een onderdeel van specifieke wetgeving of vormt het een onderdeel van andere wetgeving die bepaalde uitingen of de openbaarmaking van bepaalde informatie strafbaar stelt. Drukpersmisdrijf: publicatie van een strafbare mening of opinie in een krant, tijdschrift, boek, of in enig ander gedrukt middel dat voldoende verspreid wordt. Er is een strafrechtelijke immuniteit van de drukpersmisdrijven, in de praktijk komt er dus niet langer meer een procedure voor het Assisenhof. De aanwijzing van de fout kan wel nog een gevolg hebben in het kader van civielrechtelijke aansprakelijkheid. vb. Antwerpen 9 februari 2006; Laster/eerroof; fax- en e-mail krant t Scheldt, procd zoals bij krant - > drukpersmisdrijf > hof van assisen ; corr. rb/hof van beroep niet bevoegd Niet elke inbreuk is echter een drukpersmisdrijf zodat er toch nog een vervolging en veroordeling kan zijn door de correctionele rechtbank. Er is geen sprake van een drukpersmisdrijf wanneer in een publicatie geen strafbare mening of opinie is uitgedrukt. Hier is er sprake van drukkerijmisdrijven of publicatiemisdrijven, deze worden veroordeeld voor de correctionele rechtbank. vb. naam/woonplaatsvermelding art. 299/300 Sw identiteit art. 378bis Sw. / art. 433bis Sw strafbaar misbruik van inzagerecht 460ter Sw onrechtmatige weigering inlassing antwoordtekst strafbare advertenties ( art. 380ter 3 Sw) prenten/afbeeldingen <> goede zeden, beledigend Prenten of afbeeldingen die lasterlijk, eerrovend of beledigend of in strijd met de goede zeden zijn, komen voor de correctionele rechtbank. In een prent of afbeelding kan immers geen mening uitgedrukt staan, er is dus geen sprake van drukpersmisdrijf. Een publicatie met onvoldoende graad van een openbaarmaking of een geschrift waar geen rele verspreiding van is gegeven is geen drukpersmisdrijf (bv. flyers verspreid op een school).

45

Laster of belediging door woorden of via audiovisuele media is geen drukpersmisdrijf (bv. een boodschap op tv is geen drukpersmisdrijf). Alhoewel bepaalde rechtspraak het concept drukpers uit de Grondwet evolutief interpreteert en het derhalve ook tot deze media uitbreidt. (internet) Drukpersmisdrijven ingegeven door racisme of xenofobie behoren tot de bevoegdheid van de correctionele rechtbank. Lasterlijke of eerrovende aantijgingen, beledigingen, publicaties in strijd met de interne of externe staatsveiligheid, teksten die strijdig zijn met de goede zeden, publicaties die aanzetten tot het plegen van misdaden of wanbedrijven of deze rechtstreeks uitlokken dienen te worden gekwalificeerd als drukpersmisdrijf. De beoordeling ervan situeert zich bij het Hof van Assisen. (onduidelijke afbakening van begrip -> noodzaak actualisering van het grondwettelijk kader inzake de persvrijheid)

2 De civielrechtelijke aansprakelijkheid Omwille van de de facto strafrechtelijke immuniteit is voor de praktijk de civielrechtelijke aansprakelijkheid voor perspublicaties steeds belangrijker geworden (bescherming van journalisten). De civielrechtelijke aansprakelijkheid voor perspublicaties vindt zijn grondslag onder de algemene aansprakelijkheidsregel van artikel 1382-1383 B.W. krachtens dewelke eenieder gehouden is tot rechtmatig, dus zorgvuldig of voorzichtig handelen in het maatschappelijk verkeer. Krachtens Art. 1382 B.W. is men naast de schade van de daad ook verantwoordelijk voor de schade veroorzaakt door nalatigheid of onvoorzichtigheid. De civielrechtelijke aansprakelijkheid eist het bestaan van een al dan niet vrijwillige fout, het bestaan van aantoonbare materile of morele schade en het causaal verband tussen beide. (+ 1383 B.W.; nalatigheid/onzorgvuldigheid) Dit komt steeds vaker voor ivm de aansprakelijkheid journalist. De grondwet waarborgt de vrijheid van drukpers en bijgevolg de vrijheid voor de pers om kritiek uit te brengen, maar hiermee wordt geen beperking ingevoerd op het artikel 1382 B.W. Het is aan de rechtbank om te beoordelen of de civielrechtelijke veroordeling in overeenstemming kan gebracht worden met het grondwettelijk principe van de persvrijheid en voldoet aan de voorwaarden in artikel 10, lid 2 EVRM. Ook een civiele veroordeling wegens onrechtmatige publicatie kan als een vorm van overheidsinmenging beschouwd worden en houdt dus een beperking in op artikel 10 1 EVRM beschermde vrijheid van expressie en informatie (moet dus de toets van dit artikel doorstaan).

3 Wat is een onrechtmatige publicatie? Onderscheid tussen: A. quasi-delictuele aansprakelijkheid: het foutief en schadeverwekkend karakter van een perspublicatie kan het gevolg zijn van een inbreuk op n van de strafbepalingen die een beperking inhouden op de vrijheid van expressie en de vrijheid van drukpers. De civiele rechter stelt de inbreuk en fout vast (vb. laster, belediging) en er volgt een schadevergoeding. Notie uit het strafrecht ook al zitten we in het civiel recht.

46
Bv. Brusselmans, boek Uitgeverij Guggenheimer met enkele beledigende passages. (Demeulemeester) B. onrechtmatige daad: vordering en beoordeling van de rechtbank staat los van het eventueel quasi-delictueel karakter. Dit heeft tot gevolg dat rechtbank niet strikt gebonden is aan de specifieke bewijslevering en beoordeling. Men kan er zelf invulling aan geven en toepassen op de algemene beginselen van de civielrechtelijke aansprakelijkheid. Het criterium van beoordeling moet vanuit het perspectief van een normale zorgvuldige journalist. Dit is sterk casustisch bepaald maar wordt niet met willekeur gelijkgesteld! sanctionering bij: basiscriteria Onzorgvuldige, onjuiste aantijgingen of met onvoldoende bewijsmateriaal (bv. verkeerde interpretatie) Onnodig kwetsende termen of te verregaand met de bedoeling schade toe te brengen Schending privacy of intimiteitsrechten

3.2 De vrijheid van het politieke debat en kritiek op politici of publieke personen Wat is (g)een onrechtmatige publicatie? < Kritiek/aantijgingen maatschappelijk belang Er is een grotere mate van toelaatbaarheid van lasterlijke of beledigende kritiek aanwijsbaar naargelang: actuele discussie / politiek belang kritiek op publieke personen/politici/regering ivm publieke functie gemodereerd taalgebruik betrouwbaar feitenmateriaal, correcte weergave Voorbeelden rechtspraak Serge Moureaux: PS politicus; getuigenissen over betrokkenheid met seksuele delicten, Moureaux dagvaardt VRT voor schade aan zijn naam. Proces: verantwoording waarom VRT die berichtgeving gaf: zat in proces Dutroux, belangrijk! Voormalig spoorbaas Schouppe: verweet journalist ervan lasterlijke en leugenachtige beschuldigingen te hebben geuit. Rechtbank: ook gedelegeerd bestuurder van NMBS oefent functie uit die behoort tot het openbare leven, waardoor hij wordt blootgesteld aan een grotere kritiek dan een gewone burger. Industrieel Forrest: klacht ivm dossier over de Democratische republiek Congo in MO* Magazine. Rechtbank: artikel was kritisch en gengageerd, maar ook gesteund op tal van bronnen. Perspectief artikel 10 EVRM: vrijheid van journalistieke kritiek. Cfr. HUMO-arrest Toch blijkt dat men ook niet te ver mag gaan in het formuleren van negatieve kritiek of lasterlijke aantijgingen aan het adres van politici of publieke personen: 2002 vonnis: veroordeling van de toenmalige journalist en hoofdredacteur van De Morgen, Ludwig Verduyn, wegens onrechtmatige kritiek aan het adres van Minister van Financin Didier Reynders. (ging over een verborgen rekening in Luxemburg: rechter wou spijkerharde bewijzen, maar De Morgen had dit niet, het waren vervalste rekeninguitreksels.)

47
In artikel van De Tijd werd Elio Di Rupo een bijzondere rol toegedicht bij het sluiten van een leasingovereenkomst tussen Dexia en Sporting Charleroi in het kader van de aankoop van nieuwe grasmatten met een totale waarde van 2,5 tot 3 miljoen euro. (gebaseerd op verklaringen van 1 anonieme bron) Hof: niet voldoende, objectief controleerbare bewijzen. Johan Leman, directeur van CGKR. Rechtbank vond dat de scherpe kritiek die in een politieke tribune van het Vlaams Blok op hem was geuit, niet toelaatbaar was. Gedelegeerd bestuurder Bastien van de Stichting Prins Laurent; kritiek op hem door RTBF programma. (t beledigende kritiek op persoon)

Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende categorien van personen; kritiek in de pers ten aanzien van politici kan verder gaan dan ten aanzien van magistraten. (magistraten kunnen en mogen zich echter veel minder verdedigen dan politici)

3.3 De betrouwbaarheid of waarheidsgetrouwheid van de informatie Een belangrijk element is de juistheid en geloofwaardigheid van het feitenmateriaal. Er kan van de journalistiek geen strikte juistheid, geen wetenschappelijke accuraatheid of geen absolute betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie vereist worden. Maar hij mag zich niet baseren op geruchten of onbetrouwbare informatie. Hij mag evenmin op voortvarende of lichtzinnige wijze berichten publiceren die manifest onjuist zijn, voorbarig zijn of waarvan het bewijs niet wordt of niet kan worden geleverd. Hij moet zich gedragen als een normaal, zorgvuldig en omzichtig journalist. Hij is verplicht te steunen op gecontroleerde gegevens voor zover dit binnen zijn mogelijkheden ligt. Rapportering van feiten die juist zijn op het moment van de publicatie, maar later onjuist blijken te zijn, houdt niet noodzakelijk een foutief karakter in, voor zover het geen flagrante onjuistheden bevat. De journalist heeft een zekere onderzoeksplicht doch houdt dit geen resultaatsverbintenis in en kan dan ook niet tot gevolg hebben dat de journalist aansprakelijk kan worden gesteld zodra het door hem gepubliceerde artikel fouten zou bevatten. Een journalist moet dus steunen op gecontroleerde gegevens voor zover dit redelijkerwijze binnen zijn mogelijkheden ligt. Er moet rekening gehouden worden met de eigenheid van het journalistieke ambt en de specifieke werkomstandigheden. Onderscheid tussen feitelijke verklaringen en waardeoordelen is van groot belang. o Aantijgingen of beschuldigingen worden gepresenteerd als feiten en moeten dank ook bewezen kunnen worden aan de hand van feitelijk bronnenmateriaal. De onderzoeksplicht wordt strenger naarmate de beschuldigingen zwaarder worden. o Een waardeoordeel kan niet worden bewezen (mag men ver in gaan) maar dat wil niet zeggen dat men onbeperkt negatieve waardeoordelen kan uiten. Ze zijn onrechtmatig als ze onnodig kwetsend, beledigend of eerrovend zijn, zeker als ze op geen enkele feitelijk basis berusten. Er moet rekening worden gehouden met de context waarin de artikels zich situeren en met de kenmerken van de kranten of tijdschriften waarin deze artikels zijn gepubliceerd. (kwaliteitskrant vs boulevardpers, riooljournalistiek). De functie van de personen die bekritiseerd worden, speelt eveneens belangrijke rol. Ter beoordeling van de naleving van de zorgvuldigheidsnorm kan de rechter ook vergelijken met andere media die in dezelfde periode over hetzelfde onderwerp hebben bericht. (het

48
feit dat informatie al door andere media is verspreid, ontslaat de journalist niet van eigen aansprakelijkheid als die info foutief blijkt te zijn.) Ook verwijzen de burgerlijke rechtbanken, wanneer geconfronteerd met geschillen inzake onrechtmatige journalistiek, soms naar de al dan niet naleving van de journalistieke deontologie. De rapportering van een bepaalde weergave van feiten die juist is op het moment van de publicatie, maar die later onjuist blijkt te zijn, heeft volgens bepaalde rechtspraak niet noodzakelijk foutief karakter, voor zover het eerste feitenrelaas geen flagrante onjuistheden bevat. (Moment van aantijgingen/ bewijs) In de gerechtsverslaggeving is bijzondere omzichtigheid geboden: aan iemand strafbare feiten ten laste leggen die als bewezen worden voorgesteld, terwijl de betrokkene niet eens werd vervolgd, of vermelden dat iemand is veroordeeld, terwijl hij integendeel was vrijgesproken en de auteurs dat hadden moeten weten, is als onrechtmatige journalistiek bestempeld. Aantijgingen geformuleerd in een interview die op geen enkele wijze steun kunnen vinden in precieze feiten, kunnen door de rechtbank als onrechtmatig worden beschouwd in hoofde van de genterviewde, terwijl de journalist geen fout wordt aangewreven. Het is aan de journalist om het waarheidsbewijs van zijn aantijgingen te leveren. De journalist die iets heeft gepubliceerd of gezegd, moet het bewijs kunnen leveren dat dit met de waarheid overeenstemt of dat hij minstens het nodige opzoekingswerk heeft gedaan. (een journalist kan zich niet verschuilen achter het bronnengeheim om te ontsnappen aan de bewijslevering van de juistheid of waarheidsgetrouwheid van bepaalde aantijgingen). Wanneer een journalist zich baseert op voorlopige gegevens of op geruchten, volstaat het niet om deze verdachtmakingen of lasterlijke aantijgingen te publiceren in de voorwaardelijke wijs of deze aantijgingen tussen aanhalingstekens te plaatsen of in vragende vorm te formuleren; Kritiek op bedrijf/onderneming: commercile reputatie maakt vaak het onderwerp uit van geschillen inzake vermeend onrechtmatige berichtgeving. De pers mag en moet misstanden aanklagen en mag consumenten die zich tekort gedaan voelen, een podium verschaffen. Kritiek zal dan mogelijk kwetsend of grievend overkomen bij de betrokken producenten/leveranciers, maar deze kritiek is niet noodzakelijk onnodig kwetsend of grieven. Pers treedt op als waakhond in de democratische samenleving en dit binnen het bedrijfsgebeuren, waarin zij de belangen behartigt van de werknemers.

Satire / column cartoons/spotprenten (Humo): In de satirische pers kunnen aantijgingen scherper en kritischer worden geformuleerd. Ten aanzien van satire meet de rechtspraak zich inderdaad een milde houding aan. (want gewone informatiejournalistiek leent zich al tot bepaalde dosis overdrijving en provocatie) Er is wel fout als het niet bedoeld is om te doen lachen, maar om schade toe te brengen, om iemand in diskrediet te brengen door hem te beledigen. Ook cartoons en spotprenten genieten een hoge mate van bescherming. Bv. een cartoon in de satirische internetkrant T Scheldt waarop C.Marinower, de gele Jodenster opgespeld, was afgebeeld naast een container met karkassen en daarop de woorden superflu belge, een zinspeling op de verliezers van de verkiezingen, werd niet onrechtmatig geacht gezien het specifieke kenmerk van een cartoon, met name met behulp

49
van in het oog springende en uitvergrote kenmerken zijn spottende boodschap overbrengen, wat per definitie negatief geladen is. Bv. Spotprentzaak, de pornografische fotomontage in Humo, waarbij de gezichten van de toenmalige secretaris-generaal van de federale politie, Fernand Koekelberg, en van zijn secretaresse Sylvia Ricour, herkenbaar op de naakte lichamen van enkel pornosterren in actie werden gefotoshopt. Rechtbank: deze walgelijke fotomontage overschrijdt de grenzen van satire. Humo is geen satirisch tijdschrift en kan zich dus niet op het satirische karakter van de montage beroepen. Voorbeelden: Antwerpen 11 oktober 2005 Demol en De Man t. Goeman en Hermans: verschijning van het boek Het Gevaar Demol. zorgvuldigheidsnorm, objectiviteit (!) onbewezen aantijgingen verdachtmakingen, slecht daglicht ongeoorloofd gebruik van foto Rechter oordeelde dat de auteurs van het boek hiermee Demol doelbewust willen kwetsen en is zijn eer en goede naam hierdoor geschonden. !! Maar Cass. 27 april 2007: arrest vernietigd: een rechter moet grondig en concreet motiveren waarom er een dwingende sociale noodwendigheid bestaat ter verantwoording van een overheidsinmenging in de vrijheid van meningsuiting! Lefevere t. HLN, M. Michielsens, 15 oktober 2009 Het Laatste Nieuws had het vermeende dopingsverleden van Patrick Lefevere + het vermeende georganiseerde dopinggebruik in de Quick-Stepploeg tot frontpaginanieuws gemaakt. Rechtbank oordeelde dat journalist Michielsens uitspraken van enkele genterviewden aandikte en uit hun context haalde, en een aantal aantijgingen zelf verzon en die dus valselijk in de mond van (anonieme) bronnen legde. Zie ook /vgl.: - Haan/Zetterberg 2007: hof beoordeelde een aantal persoonsgerichte uitspraken aan het adres van voetbaltrainer Arie Haan, die enerzijds van voetballer Per Zetterberg afkomstig waren en in diens biografie waren neergeschreven en anderzijds door Constant Vanden Stock waren geuit tijdens een interview. Rechter vond scherp beledigende persoonsgerichte uitlatingen foutief. Cromb/Story: Ignace Cromb, veelbesproken organisator van Miss Belgian Beauty, diende een klacht in wegens een aantal uitspraken van 2 story-journalisten. Er werden echter geen afdoende bewijzen geleverd, en de journalisten werden beschuldigd van laster en eerroof. Menzo/DM : artikel Tussen het vrouwelijk schoon en de motos door klinkt in Menzo de stem van het VB. Journalist heeft hier niet foutief gehandeld. De journalist had voor het ter perse gaan de eiser (hoofdredacteur van Menzo) gecontacteerd en diens standpunt ook weergegeven in het artikel. Bourdon/HLN: artikel Dit jaar zijn er 20 tot 25 matchen gemanipuleerd. Bevindingen van een klokkenluider betreffende de op dat moment lopende onderzoeken naar de mogelijke vervalsing van bepaalde Belgische voetbalwedstrijden. (doelman Bourdon werd ermee in verband gebracht). Bourdon zelf werd wel aan het woord gelaten, dus journalist werd niet veroordeeld.

50
Rb. Brussel 9 maart 2007: J. Brouwers t. F. Albers/DS: De Standaard publiceerde artikel Jeroen Brouwers in opspraak. Het artikel poneerde dat Brouwers zijn debuutroman zou hebben gebaseerd op een manuscript dat een jonge schrijver had aangeboden aan uitgeverij Manteau. Nederlandse kranten namen de beschuldiging, de suggestie van plagiaat over. Enkele dagen later publiceerde Albers het artikel Jeroen Brouwers pleegde geen plagiaat. Volgens rechtbank: Albers te voortvarend door de zwaarwegende beschuldiging van plagiaat te uiten, zonder enig bijkomend persoonlijk opzoekingswerk. (ondanks steunend op bijdrage van Blom (wetenschappelijke en literaire reputatie)) Rb. Brugge 17 december 2007: Esperanza t. J.M. Dedecker (geen bewijs), Dedecker verklaarde er weet van te hebben dat 3 Belgische topwielrenners doping gebruikten. Namen wou hij niet noemen en over bewijzen beschikte hij ook niet. Het vonnis wees erop dat een parlementarir niet zomaar publiekelijk personen in diskrediet mag brengen, zeker wanneer men zelf zegt over geen bewijzen te beschikken. Rb. Brussel 25 april 2008: Forrest t. J. Vandaele en MO*(tekst ok / cartoon onrechtmatig, beledigend): de cartoon op de cover van MO* waarop Forrest stond afgebeeld op een manier die duidelijk deed denken aan de voormalige president van Zare, Mobutu; werd als lasterlijk en beledigend gevonden. Antwerpen 23 juni 2010: Skepp / Grter: SKEPP Dr. Robert Grter en zijn alternatief centrum voor kankerbehandeling. Benoeming van hooggeschoolde kwak. Rechter oordeelde dat waarde-oordelen van een lichtzinnigheid en voortvarendheid getuigen waaraan normale voorzichtige collegas zich niet zouden schuldig maken. 3.4 De aantasting van de privacy bescherming van de levenssfeer en uitoefening van persvrijheid: artikel 22 G.W. en/of artikel 8 EVRM. Een aantasting van de privacy in dit domein van het aansprakelijkheidsrecht gaat meestal gepaard met een andere inbreuk, zoals schending van de eer en de goede naam of het recht op afbeelding. De bescherming van de privacy legt een legitieme beperking op aan de persvrijheid. Iedereen heeft recht op privacy, al zullen publieke personen over het algemeen opnieuw een grotere tolerantie aan de dag moeten leggen. De bescherming van de privacy van publieke personen of politici kan sneuvelen in de mate dat bekendgemaakte feiten politiek relevant kunnen zijn. Bv. een biografie. Hoe dan ook is omzichtigheid geboden. Get Ready! T. Zizo: Het outen in een tijdschrift van de (homo)seksuele geaardheid van de leden van een bekende popgroep is in een vonnis van 22 nov 1999 als een inbreuk beschouwd op het recht op priv-leven van de betrokkenen. (een mediafiguur mag een onderscheid handhaven tussen het podiumpersonage en het eigen, rele personage, en aldus een beredeneerd en bewust ontworpen imago cultiveren. De eisers moeten wel een belang aantonen en daadwerkelijk ook schade hebben geleden.

3.5 Het recht op afbeelding Uit Art. 10 Auteurswet (portretrecht) als van de persoonlijkheidsrechten en het recht op privacy van het individu geldt dat niet mag worden overgegaan tot de publicatie van een foto van een persoon zonder diens uitdrukkelijke toestemming. De toelating tot het maken van

51
een foto impliceert niet toelating tot het verspreiden en gebruiken of publiceren. Een toestemming moet zeker zijn en mag niet worden vermoed. Verboden is ook de publicatie van een foto van een minderjarige tegen wie een maatregel is genomen dor de jeugdrechter. 378bis en 433bis Sw.

Het recht op afbeelding kent echter een aantal uitzonderingen: De publicatie van de afbeeldingen van politici, bedrijfsleiders, magistraten, kunstenaars, filmsterren, sportfiguren, etc. is wel toegestaan in het kader van actualiteitsverslaggeving of met het doel het publiek te informeren. Er wordt aangenomen dat zij stilzwijgend toestemming geven. Publieke personen moeten echter niet gedogen dat de publicatie van fotos een inbreuk inhoudt op hun priv-leven. Vb. fotos Doutrwe in badpak(Martine Doutrwe, onderzoeksrechter ivm Julie en Melissa. Fotos badpak aan villa in de zomer; ze vond dit niet kunnen, ook al was ze een publiek persoon) / voetballers Cl. Brugge in kleedkamer.(intieme delen waren te zien en de rechter vond dit niet kunnen) EHRM Von Hannover t. Duitsland (Caroline van Monaco, fotos in publieke ruimtes, Europees Hof vond dat die fotos niets deden voor het goede doel) / MGN t. VK (Naomi Campbell, foto op het moment dat e ontwenningscentrum verlaat, afschrikwekkend voor Campbell) Het is evenmin toelaatbaar dat fotos van een bekend sportman, die eerder gepubliceerd werden in het kader van de actualiteitsverslaggeving, gebruikt worden voor niet-toegestane, commercile doeleinden. sportfiguren: Vande Walle (Judo, voor autobedrijf Peugeot, advertentie met op de achtergrond foto van Vande Walle, terwijl ze net op dat moment een contract had met Nissan), Clijsters (Ace bood fotos die tijdens de U.S. Open waren getrokken in de vorm van posters aan het publiek aan.) vgl. Boonen/HLN: Als de afbeelding gebruikt wordt in functie van informatieve doeleinden kan de geportretteerde zich daar niet tegen verzetten, zelfs indien de afbeelding niet strekt tot het illustreren van actuele berichtgeving. Het portret van Boonen werd hier gebruikt met een informatief doel. Publieke personen, i.h.b. politici, moeten aanvaarden dat zij het voorwerp van scherts en spot kunnen zijn, bv. naar aanleiding van een carnavalsoptocht waar hun foto wordt meegedragen. De toestemming dient hoe dan ook eng, restrictief genterpreteerd te worden.(ook fotomodel). Een toestemming tot gebruik voor een advertentie impliceert niet de toestemming tot het gebruik voor een perscampagne 1 jaar later. Men heeft dus toestemming nodig om de fotos voor een ander doeleinde te gebruiken. (Vlaams Belang) Toestemming tot publicatie van een foto uitsluitend voor een boek houdt niet de toestemming in tot gebruik van deze foto in een andere context. Zie case: eiseres had toegestemd om mee te werken aan het boek Twee borsten, over borstkanker en borstreconstructie. In P Magazine verscheen haar afbeelding ook. Rechter had afkeuring voor dergelijke praktijken. (men had daarvoor uitdrukkelijk toestemming moeten vragen) + Zaak blik: overlijden (spectaculair ongeval), publiceren van doodsprentje is niet toegelaten!

52
Private personen moeten in bepaalde strikte gevallen gedogen dat zij herkenbaar zijn bij de publicatie van een foto van een openbare manifestatie of in het kader van de actualiteitenverslaggeving of de journalistieke verslaggeving in de media. (bv. Dutroux kan zich niet verzetten tegen fotos die van hem gepubliceerd worden) De publicatie is onrechtmatig indien de afgebeelde persoenen belachelijk worden gemaakt of expliciet het voorwerp uitmaken van de foto buiten het kader dan de actualiteitenverslaggeving of mediaberichtgeving. Wanneer er een ongewilde associatie wordt opgeroepen met maatschappelijk gengageerde verenigingen of groepen waar de geportretteerden in werkelijkheid geen uitstaans mee hebben, is de uitgever aansprakelijk voor de morele schade. Een persoon die een interview heeft toegestaan met een krant of tijdschrift, waarbij fotos zijn genomen, wordt verondersteld zijn toestemming te geven tot de publicatie van n van de opgenomen fotos. Het feit dat de persoon er niet bepaald flatteus op is afgebeeld maakt de foto niet onrechtmatig. De foto mag niet worden gebruikt in een andere context (bv. een reclamecampagne). Bv. Reportage in Flair met als titel 4 stellen betrapt- bloot in de badkamer. De eisers werkten op eigen aanvraag mee aan deze reportage en er verscheen dan l ook een naaktfoto van hen in hun badkamer. (man, agent, naakt met het rechterbeen op de badrand, geslachtsdeel expliciet in beeld). Nieuwsblad publiceerde dit ook. Hof veroordeelde Nieuwsblad voor schending. Flair had het recht op afbeelding niet geschonden maar ging niet helemaal vrijuit. Schroom moet er getoond worden bij het publiek tonen van geslachtsdelen. Flair was niet professioneel opgetreden. Bijzondere toepassing ivm audiovisuele verslaggeving of televisie-uitzendingen. Personen kunnen zich verzetten tegen de uitzending van hun afbeelding wanneer er sprake is van schending van hun recht op privacy of het recht op privacy van hun (klein)kinderen. Niet toegestaan is het uitzenden, reproduceren of verspreiden van een gesprek met een persoon die vooraf te kennen heeft gegeven dat het niet voor publicatie of uitzending vatbaar was. Dat is dus ook het geval met een verborgen camera zonder gegeven toestemming. Naar aanleiding van de publicatie van fotos in het kader van een reclamecampagne van een krant, waarop de pas vermoorde Andr Cools was afgebeeld: vermoeden van toestemming bij actualiteitsfotos (geen beroep op het recht op afbeelding). Wel werd aanvaard dat het gebruik van deze foto in het kader van een reclamecampagne als een aantasting kan beschouwd worden op de herinnering van de overledene en op de eer van diens familie. Overvaljournalistiek: toelating hoort overigens te worden gegeven door een daartoe gemachtigd persoon en niet door het ondergeschikt personeel. Gebruikte overvaltechniek: overrompelend, als journalist zomaar ergens binnenvallen. Ook een gevangene kan zijn recht op afbeelding laten gelden en heeft een recht op vergetelheid. (Droit loubli) Toepassing: Antwerpen 21 juni 2004 NOS/mit Toepassing: VTM en Vandenberk Schriftelijke toestemming nodig, art. 378bis SW

Bij beoordeling van onrechtmatigheid, (soms) nog bijkomend criterium: 3.6 Het perspectief van de lezer

53
De interpretatie van kritiek moet volgens de rechtbank niet gebeuren vanuit perspectief van de zeer oppervlakkige lezer, maar gebeuren vanuit het perspectief van een meer aandachtige lezer, die verondersteld wordt geen voortvarende of onterechte conclusies te verbinden met een bepaalde berichtgeving. Doorgaans wordt geoordeeld vanuit de gemiddelde lezer of de doorsnee lezer. Niet alles mag letterlijk genomen worden. Het belang van het hanteren van de voorwaardelijke wijs en het plaatsen tussen aanhalingstekens van lasterlijke aantijgingen kan worden gevalueerd vanuit het perspectief van de gemiddelde lezer. Soms wordt het criterium strenger toegepast en gebeurt de beoordeling vanuit het perspectief van de niet zeer oplettende lezer. De rechtspraak houdt soms ook rekening met wat een deel van de publieke opinie als conclusie uit een bepaalde publicatie kan trekken. Er wordt overigens rekening gehouden bij de beoordeling met het publiek tot dewelke de publicatie is gericht en niet met de perceptie door andere lezers toe wie de publicatie niet is gericht. Het intellectueel vermogen van de krantenlezer mag ook niet onderschat worden. (beweringen in context van artikel en gebeurtenissen) De vereiste van accuraatheid en journalistieke zorgvuldigheid is ook geargumenteerd vanuit het belang van het publiek.

3.7 Wie is aansprakelijk? De persoon die de onrechtmatige handeling stelt, is aansprakelijk auteur(s) (publicatie van een bepaald artikel in een krant) SOMS ook hoofdredacteur, eindredacteur/redactiechef (kunnen aansprakelijk worden gesteld voor de daad van personen voor wie men moet instaan (bv. wanneer fotos of tussentitels zijn toegevoegd). Tenzij men kan bewijzen dat hij de daad niet heeft kunnen verhinderen en dat de schuld bestaat in hoofde van de werknemer.) Hierover bestaat een rechtsonzekere situatie. In hoeverre houdt men rekening met de getrapte verantwoordelijkheid? Toepassing art. 25, lid 2 GW. GWHof 22 maart 2006: De regel van de getrapte verantwoordelijkheid zoals bedoeld in art.25 Gw. Zowel van toepassing is in strafzaken als in het kader van de civiele procedure op grond van art. 1382 BW, althans wanneer de feiten als drukpersmisdrijf te kwalificeren zijn. Toch bleef nog bepaalde rechtspraak vasthouden aan de medeverantwoordelijkheid van de uitgever/werkgever op basis van art.1382-1384 BW of op grond van art. 18 Arbeidsovereenkomstenwet (AOwet) SOMS ook uitgever * als mede-auteur * als uitgever Andere : fotograaf ? genterviewde ? In het geval van een interview kan uitzonderlijk enkel de genterviewde persoon aansprakelijk worden gesteld indien hij lasterlijke verklaringen heeft afgelegd. De journalist wordt aansprakelijke gesteld wanneer hij iets uit zijn context haalt. omroep/ICT/Internet

54

De parlementaire onschendbaarheid van een Belgisch of Europees parlementslid vindt geen toepassing ten aanzien van verklaringen afgelegd buiten het parlement. Voor interviews of verklaringen op persconferenties kan ook een parlementslid in rechte aansprakelijk worden gesteld. De beoordeling komt het Hof van Cassatie toe. Voor radio en tv geldt de getrapte verantwoordelijkheid niet. Een inbreuk kan leiden tot zowel de veroordeling van de makers of de verantwoordelijke eindredacteur. In civiele zaken is de aansprakelijkheid te situeren bij de omroeporganisatie als rechtspersoon of bij de verantwoordelijke vzw. In kort geding is dit steeds gericht tot de omroeporganisatie. Voor wat betreft Internet is het de persoon die de strafbare of onrechtmatige inhoud op het Internet heeft geplaatst en verspreid die aansprakelijk is en veroordeeld kan worden.

3.8 Welke zijn de sancties? De schadeloosstelling leidt meestal tot een vorm van financile schadevergoeding, samen met de verplichting tot publicatie van het veroordelende vonnis of arrest, op kosten van de veroordeelde. Schadevergoeding is herstellend, vergoedend, niet bestraffend. Aard van de schadevergoeding: Materieel/commercieel/economisch of Moreel Een rechtsvordering tot morele schadevergoeding heeft tot doel de pijn, het leed, de smart of enig ander moreel leed te verzachten en in die mate de schade te herstellen. Meestal gaat het om 1 frank morele schadevergoeding omdat het bewijs van de schade moeilijk te begroten is. Vaak wordt de schade die is aangebracht aan de eer of reputatie van een persoon daadwerkelijk financieel begroot. (1 fr. - 10.000 euro. 50.000 euro). De rechter beraamt de schade dan ex aequo et bono, (in billijkheid), rekening houdende met een aantal elementen die van invloed kunnen zijn op de omvang van de schade. (naar billijkheid en gevoel oordelen (zeer moeilijk!)) Soms rekening houdend: volgens oplage? kijkcijfers? Vergoeding in de zaak Quick-step Zaak Lefevere ea t. HLN : 600.000 euro ! Rb. Brussel 15 oktober 2009 Publicatie van vonnis/arrest (of: dispositief) o in publicatie van veroordeelde partij o in andere kranten/tijdschriften of op website o soms op TV De rechter kan bevel opleggen tot de publicatie van het veroordelende vonnis of arrest, op kosten van de verantwoordelijke auteur. Meestal is dit in de krant of het tijdschrift waarin eerder het bestreden artikel verscheen, vaak aangevuld met de verplichting tot publicatie in enkele andere kranten of weekbladen. Men moet dan advertentieruimte aankopen (duur!). In een aantal gevallen is de vordering tot publicatie afgewezen, soms kan ook een publicatie van het dispositief volstaan of wordt een soort rectificatieverplichting opgelegd. Soms moet een dwangsom betaald worden en uitzonderlijk wordt de verplichting opgelegd om het vonnis te laten voorlezen via de televisie. Bepaalde rechtspraak acht de publicatie de belangrijkste component van de schadevergoeding. Bevel verwijdering (online), herhalingsverbod - dwangsom In geval van schending van het recht op afbeelding werd behalve een schadevergoeding in een aantal gevallen ook voor de toekomst verbod opgelegd tot publicatie van de litigieuze foto. Bevel tot rectificatie dwangsom

55
Tegenvordering: tergend en roekeloos geding Een civiele procedure tegen een journalist wegens vermeende onrechtmatige publicatie mag ook niet lichtvaardig ingesteld worden. Een vordering die erop gericht is een journalist door middel van een procedureslag onschadelijk of monddood te maken kan aanleiding geven tot een veroordeling van de eiser wegens tergend en roekeloos geding. Er is dus een tegenvordering mogelijk wanneer er misbruik wordt gemaakt van de procedure om iemand onder druk te zetten, de eisende partij wordt dan veroordeeld tot een schadevergoeding. Verspreidingsverbod via kort gedingrechter? (pers, AVM) Nood strikter wettelijke kader na EHRM 29/3/2011, inzake RTBF (arrest 29 maart 2011, aanleiding van klacht door RTBF tegen Belgi. Rechtspraak helemaal niet eenduidig en RTB kon dus onmogelijk redelijkerwijze voorzien wat de gevolgen zouden zijn van het uitzenden van het programma in kwestie) In uitzonderlijke omstandigheden is het mogelijk dat de kort geding rechter als een soort preventieve maatregel een verspreidingsverbod oplegt waardoor de (verdere) openbaarmaking wordt verhinderd van een beledigend of krenkend artikel. Dit veronderstelt dat de eiser vooraf op de hoogte is ofwel onmiddellijk optreedt nadat hij in kennis is gesteld van de publicatie na verspreiding ervan. Het moet vaststaan dat het om een manifest krenkende en schadeverwekkende publicatie gaat. Het verbod moet voorkomen dat in hoofde van de eisende partij op een evidente wijze ernstige schade wordt geleden en een werkelijk herstel van schade achteraf niet mogelijk is. De kans is groot dat een vordering tot een verbod door de kort gedingrechter wordt afgewezen. Ofwel is niet voldaan aan de basisvoorwaarde inzake het spoedeisend karakter van de vordering, ofwel kan niet prima facie worden vastgesteld dat een evident misbruik werd gemaakt van de persvrijheid, ofwel kan niet in voldoende mate worden aangetoond dat een verspreidingsverbod een efficinte maatregel is om te voorkomen dat de eisende partij een ernstige schade zou lijden. Een preventieve maatregel verdraagt zich maar moeilijk met de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van drukpers of de vrijheid van informatie. De kans is dus groot dat ze het bezwaar naast zich neer leggen althans wanneer er reeds een zekere verspreiding aan de publicatie is gegeven.

56

Hoofdstuk. 7: Het recht van antwoord 1 Algemeen Decreet 20 juli 1831! (art. 13): het idee is ontsproten bij de instelling van de grondwet (ontleend aan de Franse wetgeving) -> veel betwistingen rond geweest, heel wat rechtspraak rond ontstaan. De wet van 23 juni 1961 legt de regels vast betreffende het recht van antwoord in periodieke geschriften en de audiovisuele media. (gew. 4 maart 1977 (AV-media) + Vl. omroepdecreet 2003) Het kan beschouwd worden als een aanvulling en een correctief op de grondwettelijk gewaarborgde persvrijheid. Tegelijk houdt het een vorm van alerte rechtsbescherming in. Het is een aan elke burger of organisatie toekomend recht om te reageren tegen of naar aanleiding van bepaalde informatie die via de media over hem of haar in de openbaarheid wordt gebracht. Het recht op antwoord houdt geen beperking van de persvrijheid of van de vrije meningsuiting in. Het is een verrijking daarvan. Het wordt ook gezien als een fundamenteel recht dat een noodzakelijk tegengewicht (vormt) voor de macht van de pers. Recht van antwoord mag bovenop alles toegepast worden: alerte rechtsbescherming, korte termijn voor uitspraak, gratis (behalve procedures van rechtszaak of als je een advocaat moet inschakelen), ex lege; komt uit de wet zelf, moet je niet voor naar de rechter stappen. Er zijn een aantal inhoudelijke en vormelijke voorwaarden die moeten in acht worden genomen door degene die een recht van antwoord vordert. Ook voor de vordering tot publicatie of uitzending van een antwoordtekst gelden een aantal wettelijke verplichtingen. Op een aantal punten wijkt de wetgeving betreffende het recht van een antwoord voor de gedrukte media af van de wetgeving betreffende het recht van antwoord voor de audiovisuele media. 2 Het recht van antwoord in de gedrukte media 2.1 Wie heeft recht van antwoord? Het recht geldt voor iedereen die in een persartikel of periodiek geschrift met naam is genoemd of impliciet is aangewezen. De wet vereist dus niet dat het geschrift een krenkend of foutief karakter heeft. Het stelselmatig gebruik maken van het recht van antwoord is niet te beschouwen als een misbruik van recht. De wet sluit geen enkele categorie uit van het recht van antwoord, het kan worden uitgeoefend onverminderd de andere rechtsmiddelen. Zelfs al eis je recht van antwoord, je kan ook steeds andere vormen van rechtsbescherming inroepen. Het recht van antwoord kan beschouwd worden dus als een bijkomend recht. De rechter kan wel een andere vordering afwijzen omdat er al voldoende schade is hersteld. Hoewel in de wet sprake is van een periodiek geschrift komt in recente rechtspraak tot uitdrukking dat het recht van antwoord ook toepassing kan vinden als reactie op een online-versie van een kranten- of tijdschriftenartikel. Er is 1 uitzondering wat betreft een repliek op een wetenschappelijke, artistieke of letterkundige kritiek (vereniging). Dan is het recht slechts gerechtvaardigd indien het ofwel gericht is op de rechtzetting van een zakelijk element, ofwel een reactie op een aantasting van de eer betreft. Het is

57
echter niet eenvoudig te bepalen welke kritiek een wetenschappelijk, artistiek of letterkundig karakter heeft. (ook bij audiovisuele media: enkel indien correctie/aantasting van eer) Het recht geldt enkel ingeval van periodieke geschriften, een jaarboek of radio kan ook in aanmerking komen, bepaalde naamsvermeldingen in boeken niet. 2.2 Aan welke voorwaarden moet de antwoordtekst voldoen? Inhoud: a) In dezelfde taal gesteld als het artikel waartegen men reageert, b) Mag niet zonder noodzaak derden in de zaak betrekken, c) Niet beledigend of niet strijdig met de goede zeden of andere wetgeving, d) In onmiddellijk verband met de bestreden tekst Het antwoord mag niet langer zijn dan 1000 lettertekens of het dubbele van de ruimte ingenomen door het artikel waartegen men reageert. De aanvrager mag de formule kiezen die hem het beste uitkomt. In de praktijk is de 1ste formule (1000 letterschrift) een ruimere marge biedt bij een kort persartikel, de 2de formule(het dubbele van de ruimte) bij een langer artikel. Om de omvang te bepalen houdt men rekening met de passages die expliciet of impliciet betrekking hebben op de aanvrager (geen derde vermelden, anders kunnen die ook recht van antwoord aanvragen). 2.3 Wanneer, hoe en waar moet het recht van antwoord worden gevorderd? - termijn (3m. / 30 d.) Een vordering tot recht van antwoord moet gebeuren binnen de drie maand na publicatie van het artikel waarop men repliceert. Deze aanvraag kan bij gewone brief. Een aangetekend schrijven is niet verplicht, maar verdient aanbeveling, met oog op bewijslevering in geval van latere betwisting. Het moet een nauwkeurige verwijzing bevatten naar het artikel of de aanhalingen waarop het antwoord betrekking heeft. Het verhindert niet dat de verzoeker ook nog andere rechtsmiddelen kan aanwenden. Het antwoord wordt ingezonden door de betrokkene of door zijn wettelijke vertegenwoordiger of raadsman. Meerdere verzoeken kunnen elkaar opvolgen zolang de termijn niet is uitgeput. Men kan de tekst wel aanpassen dus als deze niet aan de voorwaarden voldoet (zolang binnen de termijn). - aanvraag (brief, adres, aanduiding) De rechtspraak aanvaardt dat het recht van antwoord zowel kan worden gericht aan de (verantwoordelijke) uitgever, als aan het redactieadres van de krant of het tijdschrift. Indien het geen aanduiding bevat van de naam/woonplaats van de uitgever, wordt de drukker verondersteld de uitgever te zijn. - vormelijk (max. lengte) - inhoudelijk 2.4 De inlassing van het antwoord Aan welke voorwaarden moet de inlassing voldoen ? - termijn kort of volgende uitzending De publicatie moet plaatsvinden binnen 3 vrije dagen nadat de ingestuurde tekst bij de redactie van de krant of het tijdschrift is aangekomen. Voor een tijdschrift zal dat het eerstvolgende nummer zijn. De uitgever moet de nodige maatregelen nemen ook al brengt het financile of andere lasten mee. - vormelijk (zelfde plaats/uitzending) De inlassing moet kosteloos en integraal gebeuren, zonder tussenvoegingen en op dezelfde plaats en in hetzelfde lettertype van het bestreden artikel - repliek ? (wel in pers, niet in AV)

58
Een repliek (niet in av) vanwege de redactie is wel toegelaten, wat aanleiding kan geven op een nieuw recht van antwoord of een civiele veroordeling. Het antwoord mag niet gepubliceerd worden in de rubriek lezersbrieven of ingezonden stukken. Beantwoordt het niet aan de voorwaarden dan kan de redactie of uitgever de publicatie weigeren zonder dit mee te delen aan de aanvrager. Binnen de termijn van 3 maand sinds de publicatie van het artikel kan een nieuw en wetsconform antwoord worden ingestuurd. Spec. AV-media : - motivering igv weigering (4d.), of - tegenvoorstel (4d.) - bewaringsplicht (30d.) 2.5 De afdwingbaarheid in rechte van het recht van antwoord. Wat in geval van weigering of inbreuk ? De uitgever moet hoe dan ook voorzichtig omspringen met een weigering. Indien het achteraf onterecht bleek dreigt immers een correctionele veroordeling. Vervolging geschiedt op klacht van of meestal op rechtstreekse dagvaarding door de verzoeker van het recht van antwoord, binnen de 3 maand te rekenen van de dag dat de publicatie van de antwoordtekst had moeten plaatsvinden. De verzoeker heeft alle belang bij een rechtstreekse dagvaarding, gelet op de korte verjaringstermijn. De rechtbanken en hoven doen uitspraak met voorrang boven alle andere zaken. Straffen?: - Strafrechtelijk: corr. geldboete - Civielrechtelijk: schadevergoeding De uitgever kan worden gestraft met en correctionele geldboete, onverminderd de mogelijkheid van veroordeling tot een schadevergoeding. - Verplichte publicatie (dwangsom) Daarnaast beveelt de rechtbank ook de opneming van het recht van antwoord binnen een termijn die zij vaststelt en veroordeelt de uitgever tot een geldboete van 100 EUR. per dag vertraging. De rechter is in geen geval bevoegd om op verzoek van de eiser, de tekst van het antwoord aan te passen en de uitgever tot inlassing van de gewijzigde tekst te verplichten Een veroordeling is ook mogelijk wanneer de uitgever zich niet houdt aan de wettelijke verplichtingen inzake de plaatsing van het recht van antwoord. Een verplichting tot publicatie kan ook worden afgedwongen via de burgerlijke rechter. - Kort geding? Recente rechtspraak acht ook de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg als kort gedingrechter bevoegd om kennis te nemen van een spoedeisend verzoek tot opname van een recht van antwoord in de gedrukte pers. Dit is strikt te scheiden van de vordering op grond van artikel 12 van de Antwoordrechtwet, een procedure die enkel van toepassing is ten aanzien van het recht van antwoord voor de av. - Spec. AV-media : ZOALS in kort geding (15 d.) 3 Het recht van antwoord in de audiovisuele media

59
Verschillen tussen recht tot antwoord * GEDR.MEDIA * R/TV ! Wie Voorwaarde Aanvraag Termijn Inlassing Weigering Procedure Bewaring fys./rechtsp. vermelding brief 3m. + feitel.v. + VW + VW 30 d. geen repliek motiv./tegen zoals Kg Vz 30 dagen +

Het recht van antwoord in de audiovisuele media is door de wet van 4 maart 1977 ingevoegd als hoofdstuk II in de wet van 23 juni 1961. Het is zowel van toepassing op de radio- en tv-uitzendingen van de openbare omroep als die op de particuliere omroepen. Geargumenteerd werd dat niet de nationale wetgever maar wel de gemeenschappen bevoegd zouden zijn over deze materie. Het Arbitragehof oordeelde echter dat de normen die de uitoefening van het recht van antwoorden moeten waarborgen een eigen doelstelling hebben die niet verschilt naargelang het om een geluidsmedium, een visueel medium of een geschreven medium gaat. Er zijn wel regels die naargelang het medium verschillen. Dus: recht van antwoord, federale wet. Sinds enkele jaren is dit standpunt weer aan wankelen gebracht. Er wordt het standpunt ingenomen dat het recht van antwoord op radio en televisie geacht moet worden deel uit te maken van de gemeenschapsbevoegdheid betreffende radio en televisie. 3.1 Wie heeft recht van antwoord? Iemand waarvan het programma n of meer onjuiste feiten bevat die hem of haar betreffen of indien het n of meer feiten of verklaringen bevat die zijn of haar eer aantasten. Het volstaat dat men impliciet of expliciet vermeld wordt. Ook hier geldt dat het recht kan worden uitgeoefend onverminderd de andere rechtsmiddelen. 3.2 Aan welke voorwaarden moet de antwoordtekst voldoen? Dezelfde inhoudelijke voorwaarden gelden als voor de gedrukte pers. Het antwoord mag in elk geval niet meer bedragen dan 4500 typografische tekens of maximaal 3 minuten leestijd. De aanvrager mag de beste formule kiezen. 3.3 Wanneer, hoe en waar moet het recht van antwoord worden gevorderd? Het antwoord moet gevorderd worden binnen de 30 dagen na de uitzending bij aangetekend schrijven. Het verzoek moet met redenen omkleed, gemotiveerd en ondertekend zijn. Ook moet uitdrukkelijke opgave worden gedaan van een persoonlijk belang. De aanvraag moet worden toegezonden aan de producent van het programma of van de uitzending of aan de uitgever. 3.4 De uitzending van de antwoordtekst De uitzending is kosteloos en moet worden voorzien in de eerstvolgende uitzending van hetzelfde type. De tekst wordt voorgelezen door de persoon die door de producent of de uitgever is aangewezen. De verzoeker krijgt geen rechtstreekse toegang tot de uitzending. De uitzending dient te gebeuren zonder repliek of commentaar. Voorafgaand aan de uitzending mag men wel een korte

60
montage tonen van het programma dat de aanleiding was. Evenmin is het verboden kritiek uit te oefenen op een rechterlijke uitspraak die de verplichting oplegt tot uitzending van de antwoordtekst. De weigering van de uitzending moet binnen de 4 dagen worden meegedeeld aan de verzoeker, met opgave van redenen en bij aangetekend schrijven. De producent kan binnen de 4 dagen een tegenvoorstel formuleren met opgave van tekst en motivering, eveneens bij aangetekend schrijven. Het is aan de aanvrager om uit te maken of hij op dit tegenvoorstel ingaat. Er is geen grond tot recht van antwoord indien spontaan een bevredigende rechtzetting is gedaan door de producent of uitgever. Uitzendingen door derden op de openbare radio- en tv-omroep geven geen recht van antwoord voor zover de uitzendingen in overeenstemming zijn met de toepasselijke bepalingen van artikel 27 van het Vlaamse omroepdecreet. 3.5 Het audiovisueel recht van antwoord voor de rechter Er is een bijzondere procedure voor de voorzitter dan de rechtbank van eerste aanleg voorzien ingeval de producent niet overgaat tot de uitzending van het recht van antwoord of de voorschriften niet volgt inzake het tegenvoorstel of de weigering. Binnen de 15 dagen kan de verzoeker de zaak aanhangig maken bij de voorzitter dan de rechtbank van eerst aanleg. De procedure verloopt zoals een procedure in kort geding, met dit verschil dat de alleenzetelende rechter beslist over de grond van de zaak en wel in laatste aanleg. De inschrijving dient te gebeuren op de algemene rol. Deze rechter kan de vordering afwijzen, ofwel verplichten tot uitzending van de integrale tekst, ofwel zelf de inhoud bepalen. Hij mag geen bijkomende beperkingen opleggen in verband met de wijze van voorlezing of uitzending van de antwoordtekst. Men kan de zaak ook bij verzoekschrift tot minnelijke schikking bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg aanhangig maken. Ingeval van onrechtmatige weigering is correctionele vervolging mogelijk. De wet dreigt met geldboetes, onverminderd het burgerrechtelijk herstel. 3.6 Een bijzondere verplichting: de bewaring van de opnames Voor av geldt de speciale verplichting tot het bewaren van de opnames gedurende minstens 30 dagen of gedurende de termijn van een hangend geschil inzake het recht van antwoord. De opname van de uitzending van de antwoordtekst zelf moet gedurende 3 maanden worden bewaard. 4 De lege ferenda EUROPA - Aanbeveling 1974 CvM - Art. 23 TV-richtlijn/ Art. 28 AVMS-richtlijn - Art. 10 EVRM + Aanbeveling 15/12/2004 online. Sedert enkele jaren wordt een wijziging voorbereid. De doelstellingen van de hervorming zijn: 1. Toepassing voor alle media-harmonisatie 2. Indijken risico op oneigenlijk gebruik / voorkomen van misbruik 3. Duidelijker criteria ivm omvang antwoordtekst

61
4. Specifiek recht in relatie tot vermoeden van onschuld; antwoordrecht als reactie op gerechtsverslaggeving (Sui generis recht) 5. Snelle en efficinte rechtsprocedure; spoedprocedure voor de voorzitter van de rechtbank, met inachtneming van evenwicht tussen vordering van verzoeker en redactionele vrijheid 6. Uit strafrechtelijke sfeer; depenalisering van inbreuken 1: Het toepassingsgebied wordt uitgebreid tot alle soorten periodieke media. (dus geschreven pers, als andere media, met inbegrip van online-media) Periodiek medium = elk procd waarmee door regelmatige afleveringen en door middel van welke drager ook, tekens, signalen, geschriften, beelden, geluiden of enig ander soort bericht ter beschikking worden gesteld van het publiek of van een categorie ervan. (dus nog voorwaarde van periodiciteit + het toepassingsgebied beperkt zich tot openbare informatie). Hoe dan ook zal moeten rekening gehouden worden met Art. 28 AVMS-richtlijn, voor wat het recht van antwoord betreft als reactie op televisieprogrammas. 2: De toegang van het recht van antwoord wordt geharmoniseerd volgens de voorwaarden die nu gelden voor het recht van antwoord op radio en televisie, hetgeen dus neerkomt op een inperking; rectificatie van onjuiste gegevens, reactie op aantasting van de eer of reputatie. De impliciete of expliciete (naams)vermelding op zich is een noodzakelijk maar geen voldoende voorwaarde. Bij een verzoek moet het bewijs worden geleverd dat aan 1 van de voorwaarden wordt voldaan. 3: De omvang van de antwoordtekst wordt ingeperkt tot wat strikt noodzakelijk is om te reageren op de informatie die de aanleiding was. Als maximumgrens geldt het dubbele van de ruimte van die informatie. De antwoordtekst moet ook rechtsreeks verband houden met de informatie die aanleiding heeft gegeven. 4: Er moet geen antwoordtekst worden opgenomen wanneer vrijwillig een bevredigende rechtzetting is gebeurd. 5: Het antwoord moet snel worden opgenomen, in de eerste aflevering na afloop van 1 vrije dag, die ingaat op de dag waarop het antwoord is ontvangen. De redactie of uitgever mag een repliek of commentaar publiceren. Dit kan aanleiding geven tot een nieuw recht van antwoord. De weigering moet worden medegedeeld en gemotiveerd binnen de 4 dagen, met nauwkeurige opgave van de redenen met verwijzing naar de betreffende bepalingen van de wet. Er kan ook een tegenvoorstel geformuleerd worden dat geacht aanvaard te zijn indien de aanvrager binnen de 15 dagen hierop niet reageert. Betwistingen worden behandeld door de rechter van de rechtbank van eerste aanleg, zoals in kort geding. Het impliceert een snelle procedure en ook de mogelijkheid dat de rechter de inhoud van de antwoordtekst zelf vastlegt en onder dreiging van een dwangsom het medium onverwijld tot publicatie of uitzending kan verplichten. 6: De onterechte weigering of de niet-wetsconforme publicatie van een antwoordtekst is geen misdrijf meer en kan dus niet langer aanleiding zijn tot strafvervolging voor en veroordeling door de correctionele rechtbank (depenalisering).

62
Bevoegdheidsverdeling is moeilijk! Pers: federaal, av: decreetgevers, online: grijze zone, niemand weet het. De wetgeving zou beknopter moeten, meer en meer gemeenschapsbevoegdhed. (p.254-255 HB) Via federale wet: pers, av-media, on-line Of is decreetgever bevoegd ivm radio en televisie? -> gevolg: toestand nog gecompliceerder 1. Federale wet pers, online 2. Decreet Vl./ Wall./ Duitse gemeenschap Er zou meer een evenwicht moeten gerealiseerd worden. recht van individu/rechtspersoon redactionele vrijheid (repliekrecht?): niet te veel in perken, repliek moet kunnen ruime toegang/omweg via de rechter? Voorwaarden voor av zouden misschien beter worden uitgebreid naar alle media. In Nederland is er bv. geen recht van antwoord, de rechter beslist wat er moet geformuleerd worden. De laagdrempeligheid en kosteloosheid verdwijnt hier wel door. Art. 102-117 Mediadecreet (decreet van 18 juli 2003) aanpassing op Vlaams niveau recht op informatie via radio en televisie recht van antwoord igv aantasting van rechtmatige belangen, m.n. reputatie, DOOR ONJUISTE BEWERING binnen de maand (lineair uitzending, niet-lineaire opvraging) schriftelijk omvang > strikt noodzakelijk met max. 4.500 tekens Igv weigering: motivering en/of tegenvoorstel (4 dagen) vlugge inlassing (eerste uitzending na 2 vrije dagen), repliek mag procedure zoals in kort geding voor vz. rechtbank Sui generis recht: igv buitenvervolgingstelling of vrijspraak mits voorlegging van beslissing/vonnis/arrest = in kader gerechtsverslaggeving < vermelding verdachte, beklaagde of beschuldigde > vermoeden van onschuld Zogenaamd Recht van Mededeling, mogelijkheid dat iemand wiens naam op radio of televisie is vermeld, foto is gepubliceerd of impliciet is vermeld in een rechtszaak als verdachte of beschuldigde, maanden, zoniet jaren later om de publicatie van een mededeling kan verzoeken. Vb. 1: Antwerpen 19 december 2003 Van Thillo (HLN/Nieuwe Gazet ivm L.Lamine) Men moet soms toch goed nadenken alvorens je R.v.A. weigert: L.Lamine, politiecommissaris. veroordeeld: 5.000 euro, dwangsom 500 euro per dag vertraging Vb. 2: R. Verreycken t. W. Coessens De Morgen nav artikel in DM Vlaams Blok kopstuk pleegt bruut geweld op zijn vrouw (RobKlop ~ private aangelegendheid.) Rb. Brussel 17 december 2004 - veroordeling 500 euro - dwangsom 100 euro per dag vertraging

63
Deel 2: Regulering betreffende de communicator en de kanalen voor openbare communicatie: de audiovisuele media in Vlaanderen Hoofdstuk. 10: Het Vlaamse omroepdecreet Nationaal omroepbeleid begrensd: - art. 10 EVRM - EU, vooral Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten (2007/2010) (EU-verdragen) Art. 10 EVRM en het omroeprecht (Raad van Europa) Art. 10 EVRM zet de krijtlijnen uit waarbinnen het de nationale overheden, in uitzonderlijke omstandigheden, toegelaten is, zich in te mengen in de vrijheid van expressie en informatie. Art. 10 1 + vergunningen: dit sluit dus de mogelijkheid niet uit dat de lidstaten radio-omroep, bioscoop of televisieondernemingen kunnen onderwerpen aan een systeem van vergunningen. Mogelijkheid tot onderwerpen aan vergunningsstelsel moet ook voldoen aan art. 10 2 EVRM : beperkingen/voorwaarden enkel: - voorzien bij wet - legitiem doel - noodzaak in democratie ! Naast art. 10 EVRM ook tal van Aanbevelingen en Resoluties RvE (Comit van Ministers van de Raad van Europa) - av-media en internet - publieke opdracht van omroepen en internetplatforms - het belang van onafhankelijke toezichthouders AV - bescherming jongeren en kinderen - waarborgen voor de expressie- en informatievrijheid in Europa Een belangrijk instrument van omroepbeleid binnen de Raad van Europa is de Europese Conventie van 1989 inzake grensoverschrijdende omroep. (Voor landen van Eu is deze Conventie evenwel minder belangrijk, Belgi is geen lid van deze Conventie.) Steeds perspectief art. 10 EVRM ! Voorbeelden geen schending art. 10 EVRM + margin voor lidstaten (beoordelingsmarge) - Groppera Radio t. Zwitserland De aanklacht betrof de weigering door de Zwitserse PTT van de kabeldoorgifte van de programmas van een op Zwitserland gericht maar vanuit Itali opererend radiostation. Het doorslaggevend argument om de kabeldoorgifte te weigeren vond het Hof in het feit dat het radiostation door uit te wijken naar Itali de Zwitserse wetgeving betreffende de radiolicenties kon omzeilen. - Demuth t. Zwitserland Demuth had aanvraag gericht tot de Zwitserse regering teneinde een omroeplicentie te bekomen voor CAR TV AG, een thema-omroep met vooral aandacht voor de auto. Op basis van de Zwitserse omroepwet werd de licentie geweigerd, m.n. omdat van omroepen ook wordt geist dat zij met hun programmatie bijdragen tot de ontwikkeling van de genformeerde publieke opinie, tot een cultuur

64
van communicatie en tot de culturele ontwikkeling van de kijkers. Er werd dus rekening gehouden met de factor pluralisme, alsook de andere criteria die vervat zitten in de Zwitserse omroepwetgeving (objectiviteit van informatie, diversiteit, promotie van het Zwitserse ondernemerschap.) - Murphy t. Ierland verbod religieuze advertenties op TV in Ierland: gerechtvaardigd want noodzakelijke beperking op de expressievrijheid. Het hof erkent een ruime appreciatiemarge voor de lidstaten in deze materie, benadrukt dat het verbod zich beperkt tot de AV media en neemt de specifieke context in Ierland in verband met de spanningen tussen katholieken en protestanten mee in overweging. Finaal legt het Hof ook zwaar de nadruk op het feit dat er in Europa geen consensus bestaat over de onwenselijkheid van religieuze advertenties op radio en televisie. - Sigma RTV t. Cyprus Opleggen door een mediaregulator van een sanctie in de vorm van een administratieve geldboete wegens inbreuken op de omroepwetgeving, is in overeenstemming met art. 10 EVRM. In deze zaak is het Hof van oordeel dat de sancties opgelegd door de CRTA de toets konden doorstaan. Het arrest bevestigt dat structurele en procedurele waarborgen er moeten helpen voor zorgen dat overheidsinmengingen in de expressievrijheid van AV media enkel mogelijk zijn door een onafhankelijke en onpartijdige instantie. De geldboetes opgelegd door de CRTA waren opgegeven met goede redenen en evenredig. (ook geldboete wegens hatelijke, discriminerende uitspraken in een fictie-programma). + judicial review Voorbeelden schending art. 10 EVRM - Autronic AG t. Zwitserland Het verbod tot het installeren en gebruiken van een antenne om de televisieprogrammas te kunnen ontvangen die afkomstig waren van een telecommunicatiesatelliet => ontoelaatbare restrictie. - Informationsverein Lentia t. Oostenrijk Omroepstelsels waarin geen toegang wordt gegeven aan het priv-initiatief: omroepmonopolie RF onhoudbaar (kwaliteit en pluralisme moeten gewaarborgd worden) - VGT Verein gegen Tierfabriken t. Zwitserland Weigering in Zwitserland tot uitzending via de commercile televisie van een reclameboodschap van een dierenrechtenorganisatie. Was een advertentie tegen dier-onterende feiten. (werd geweigerd, met name wegens het duidelijke politieke karakter ervan.) Eu hof: verbod political advertising te ruim (deze advertentie moest opgevat worden als een poging om een stem te laten horen in het maatschappelijk debat omtrent dierenbescherming). - Glas Nadezha EOOD/Elenkov t. Bulgarije Inbreuk wegens onterechte weigering van een radiolicentie in Bulgarije. Het Hof vond de weigeringsbeslissing door de Nationale Radio en Televisie Commissie (NRTC) onvoldoende gemotiveerd en de besluitvorming was onvoldoende transparant, met gebrek ook aan rechterlijke controle. Deze elementen wijzen op een gebrek aan wettelijke bescherming tegen willekeurige vormen van overheidsinmenging in de expressievrijheid. (cfr. Meltex t. Armeni) - Zaken t. Turkije, schorsingen licenties Een schending wegens het tijdelijk intrekken van een licentie van een Turks radiostation dat volgens de Turkse Regulator voor de Media (RTUK) zou aangezet hebben tot haat, geweld, en etnische

65
discriminatie. Volgens het EU Hof bevatten de gewraakte programmas geen aanzet tot geweld, gewapend verzet of haat, hoewel de toon inderdaad soms bits en vijandig was. - Manole t. Moldavi Hof laat zijn afkeuring blijken voor de manier waarop de communistische partij en de regering in Moldavi gedurende jaren de openbare omroep in hun greep hebben gehouden en de berichtgeving en politieke informatie hebben bijgestuurd. Moldavi wordt ook aangewreven geen voldoende pluriform media-aanbod te hebben en ook niet politiek onafhankelijk te zijn. - RF t. Oostenrijk Betreft een rechterlijk bevel op vordering van Mr. S. nadat de ORF in een reportage melding had gemaakt van het feit dat de betrokkene in vrijheid was gesteld, nadat hij jaren geleden veroordeeld was wegens lidmaatschap van een neonazistische organisatie.(verbod persoonsgegevens ivm strafzaak). Het Hof aanvaardt de ORF nochtans een publieke omroep- als slachtoffer van een overheidsinmenging in de expressievrijheid. (ORF is een publieke omroep, dus is ertoe gehouden om te berichten over belangrijke nieuwsfeiten die met de politiek verband houden.) - TV Vest / Pensjonistparti t. Noorwegen Stelt het verbod van betaalde politieke reclamespots op televisie ter discussie. Inmenging in de politieke expressievrijheid: omdat er geen specifieke redenen waren om een totaal verbod op political advertising op televisie af te dwingen. De Pensjonistparti was ook een kleine partij, had niet echt toegang tot het publiek, dus televisie was het enige middel. - Khursid Mustafa en Tarzibachi t. Zweden Opzeg van een huurovereenkomst wegens het installeren van een antenne-installatie voor ontvangst van satelliettelevisie is in strijd met art. 10 EVRM. (recht op expressievrijheid, maar ook ontvangstvrijheid) Het Hof vond de huuropzeg een onevenredige maatregel die te weinig rekening houdt met het recht van het gezin om zowel informatieve als culturele programmas en ontspanningsprogrammas in hun eigen taal te kunnen bekijken. (installatie van schotelantenne bleek de enige mogelijkheid om deze programmas te kunnen ontvangen) Vb van horizontale doorwerking van art. 10 EVRM in private rechtsverhoudingen. - RTBF t. Belgi: Kort geding, censuur, wet Een rechterlijk verbod van een geplande televisie-uitzending moet gesteund zijn op een voldoende duidelijke wettelijke basis, die in Belgi niet voor handen is. Het feit dat de rechter in kort geding op een wispelturige manier toch een televisieprogramma of reportage kan verbieden, houdt volgens het Hof een bedreiging in van de essentie van de expressievrijheid. (door het ontbreken van een voldoende wettelijk kader voor het via de kort gedingrechter opleggen van een preventieve maatregel!) 1.3 Art. 10 EVRM en de toepassing van het Vlaamse omroepdecreet: enkele voorbeelden. Art. 10 EVRM en Vlaams omroepdecreet: - GWH : Radio Flandria (tot 2001): Radio Flandria beklaagde zich erover geen erkenning te kunnen krijgen als particuliere etherradio, zich richtend tot de gehele Vlaamse Gemeenschap. Hof vond dit geen schending van art. 10 EVRM: de legitimatie hiervoor vindt men in het feit dat het voorbehouden van de landelijke en regionale etherradio aan de openbare omroep en van de lokale en agglomeratieradio aan het particuliere initiatief kan bijdragen aan de kwaliteit en de verscheidenheid van de radio-uitzendingen. (sinds 2001 verandert.) - GWH : Vlaamse Kijk- en Luisterraad. (kadert binnen beperkingsmogelijkheden die art. 10 EVRM toelaat)

66

- Geschillenraad (nu VRM) heeft in verschillende van zijn beslissingen toepassing gemaakt van de audiovisuele espressievrijheid. plicht tot onpartijdigheid ( in een democratische samenleving: nodig in het belang van de rechten van anderen)-> als garantie pluralisme art. 10 EVRM 2. Basisverdragen Europese Unie. Situering: Groenboek 1984 (over de totstandkoming van een gemeenschappelijke markt voor omroepactiviteiten) Het uitgangspunt: de basisprincipes van het gemeenschapsrecht, zoals het vrij verkeer van goederen en diensten en de mededingingsregels ook toepassing moeten vinden in de sector van de audiovisuele media en het grensoverschrijdende verkeer van vooral televisie en reclame. Sinds 2009 (VvLissabon), kreeg het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie met daarin art. 11, vrijheid van meningsuiting en van informatie bindende kracht in de Europese rechtsorde. (EU Charter)

Algemeen EU: Roadmap voor betere mediaregulering EU : doelstellingen + interne markt 1. vrij verkeer van diensten 2. vrijheid van vestiging (Zwitserland, geen lid van EU) 3. vrije mededinging (productie verbetert, kosten dalen) 4. geen misbruik machtspositie (op gemeenschappelijke markt of op een deel ervan: willen verhinderen) + van toepassing op fusies of overnames in de mediasector. 5. verbod steunmaatregelen + uitz. (kan alleen nog onder heel strikte voorwaarden, bv. NMBS); mogelijk om cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen 6. subsidiariteit en evenredigheid (EU zal maar tussenkomen als er op lokaal vlak onvoldoende naar de maatregelen wordt gekeken) EU Charter, art. 11 van het EU- Handvest erkent de vrijheid van meningsuiting + verwijst tevens expliciet naar mediavrijheid en pluralisme! ! Art. 52 mogelijke restricties + VW (voorziet analoog kader (als art.102) inzake de strikt beperkte mogelijkheden van overheidsinmenging of andere restricties op de expressie- en informatievrijheid) EU & Freedom of Expression Toegevoegde waarde. (EU: is bezig met stimulering van cultuur en onderwijs) Charter, chapter 2 - art. 11 Freedom of expression and information 1. Everyone has the right to freedom of expression. This right shall include freedom to hold opinions and to receive and impart information and ideas without interference by public authority and regardless of frontiers. 2. The freedom and pluralism of the media shall be respected.

67
+ Art. 52 limitations by law + conditions of proportionality and necessary for general interest or rights of others and meaning and scope according to ECHR (+ art. 53/54) Treaty on the Functioning of the EU: Basic Principles Artt. 3-6, esp. Internal market, economy, social policy, monetary policy, commercial policy, consumer protection (doelstellingen die de EU nastreeft zijn te vinden in art. 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.) De interne markt, het sociaal beleid, economische, sociale en territoriale samenhang, milieu, consumentenbescherming, vervoer, trans-Europese netwerken en energie zijn gedeelde bevoegdheden tussen de EU en de lidstaten. + support of culture, education

Art 26. Policies and actions De instellingen van de EU stellen overeenkomstig artikel 26 EU Werkingsverdrag de maatregelen vast die ertoe bestemd zijn om de interne markt tot stand te brengen en de werking ervan te verzekeren. Die interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd. (diensten: alles waar bepaalde vergoeding aan vasthangt. Art 56. No restrictions to provide services (vrije dienstenverkeer) within the Union = basic principle (voor de audiovisuele sector is dit van belang) Art 57. Services = normally provided for remuneration i.a. activities with commercial character (= aangezien televisie-uitzendingen en reclame als grensoverschrijdende diensten zijn te beschouwen.) Art. 59. In order to achieve liberalisation of a specific service, the EU Parliament and the Council shall, acting with the ordinary legislative procedure and after consulting the Economic and Social Committee, issue directives (van belang zijn ook de regels die de vrije mededinging in de Gemeenschap veilig willen stellen) Art. 101 (..): Rules on fair competition within the Union - no abuse of dominant position (misbruik van machtspositie) - no aids granted by state distorting or threatening to distort competition by favouring certain undertakings/goods .. affects trade (art. 107) => Het Verdrag formuleert als principe eveneens het verbod van steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die de mededingen door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producten vervalsen of dreigen te vervalsen. + exceptions - common interest (..) art. 107, c - aid to promote culture (..) art. 107, d + control Commission (art. 108) Art. 167. Culture Art. 167 EU-Werkingsverdrag. - bepaald dat de Unie bijdraagt tot de ontplooiing van de culturen van de lidstaten onder eerbiediging van de nationale en regionale verscheidenheid van die culturen, maar tegelijk ook de nadruk legend op het gemeenschappelijk cultureel erfgoed. - het optreden is erop gericht de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen.

68
- van belang is ook dat de Gemeenschap opdraagt om bij haar optreden rekening te houden met de culturele aspecten, met name om de culturele verscheidenheid te eerbiedingen en te bevorderen. + AV-sector Verdrag van de Europese Unie (in werking getreden in 1993) werd gewijzigd door het Verdrag van Lissabon. Protocol of Amsterdam (nr. 32) Het protocol van 2 oktober 1977 betreffende het publieke omroepstelsel in de lidstaten. On the system of public broadcasting in the member states (1997) Public broadcasting: directly related to the democratic, social and cultural needs of each society (moeten voldoen aan de democratische, sociale en culturele behoeften van de samenleving) State aid/funding: ok for the fulfillment of the public service remit: EG doet het geen afbreuk aan de mogelijkheid van financiering van de publieke omroep door de lidstaten, voorzover deze financiering wordt verleend aan omroeporganisaties voor het vervullen van de publieke opdracht zoals toegekend, bepaald en georganiseerd door iedere lidstaat. (gemeenschappelijk belang mag wel niet worden geschaad.) Application of EU-rules on competition with taking into account the realization of the public service remit (subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsels) Probleem: klachten door commercile omroepen, vinden overheidsfinanciering marktverstorend. EU and PBS/State aid De mededeling van de Europese Commissie van 5 november 2001 betreffende de toepassing van de regels inzake staatsteun aan de openbare omroepen, werkte een aantal richtsnoeren en criteria uit om meer klaarheid te brengen in de problematiek. Erkenning van het specifieke en ruime karakter van de publieke opdracht (bevoegdheid aan de lidstaten om openbare opdracht vast te leggen op nationaal, regionaal of lokaal niveau.) keuze van de financieringsmechanismen (komt toe aan de lidstaten; gemengde financiering mag ook.) Essentieel: financiering moet transparant verlopen (zowel tussen overheid en openbare omroep als binnen de openbare omroep) + duidelijke boekhoudkundige scheiding + evenredigheidstest om overcompensatie te vermijden (de staatssteun mag niet meer bedragen dan de netto kosten van de openbare opdracht)

Lidstaten moet dus ook controlemechanismen kiezen om overcompensatie te vermijden. (mechanismen slechts effectief indien zij op regelmatige tijdstippen, door een externe, van de publieke omroep onafhankelijke instantie worden toegepast.) In 2009 werd een nieuwe mededeling aangenomen (die met deze beschikkingen alsook de economische en technologische ontwikkelingen van de laatste jaren rekening houdt. PBS: Future or funeral? Revised Communication PBS/State Aid 2/7/2009 - More focus on accountability and effective control at national level by including a transparent evaluation of the overall impact of publicly-funded new media services The main changes include:

69
Diversificatie van de publiekomroepactiviteiten (nieuwe distributieplatforms om hun audiovisuele diensten aan te bieden) + voorafgaande evaluatieprocedure die op een open, publieke raadpleging is gebaseerd. (ex ante review of significant new services launched by public service broadcasters) Evenwicht brengen van de invloed op de markt van dergelijke nieuwe diensten met hun publieke waarde als een belangrijk kenmerk(Totale invloed van een nieuwe dienst op de markt) Verduidelijkingen betreffende de opneming van betaaldiensten binnen de publieke taak Meer effectieve controle op overcompensatie Meer financile flexibiliteit voor PBS Een versterkt toezicht op de publieke taak op nationaal niveau

EU en de audiovisuele media De audiovisuele sector stelt direct meer dan 1 miljoen mensen te werk in de Europese Unie. In aanvulling op haar economisch belang, speelt het ook een belangrijke sociale en culturele rol: televisie en on demand services is de belangrijkste bron van informatie en entertainment in de Europese samenlevingen. De gemiddelde Europese burger kijkt naar tv tot vier uur per dag. Directoraat-generaal Informatiemaatschappij en Media Vier soorten acties (op welk niveau situeert zich dat?) 1. Het regelgevend kader (juridisch kader dat is uitgewerkt) - Van richtlijn Televisie zonder grenzen te AVMS-richtlijn - Aanbevelingen voor de bescherming van minderjarigen in een online-omgeving en Europees cinematografisch erfgoed 2. Steunmechanismen (MEDIA-programma) op een Europees niveau om de bestaande systemen op nationaal niveau te complementeren. (complementair aan elkaar; als aanvulling op het nationaal niveau) 3. Andere acties worden bevorderd met betrekking tot de distributie van audiovisuele inhoud op elektronische netwerken (Content Online en Media Literacy) en pluralisme in de media (men doet dus heel wat aan distributie: neigingen dat bepaalde media teveel in handen komt van aantal giganten + mediawijsheid die men wil ontwikkelen bij bepaalde doelen, meer inzicht in perceptie) 4. Externe maatregelen, met name de verdediging van de Europese culturele belangen in het kader van de World Trade Organization (WTO) (bv. Straf onderhandelen met Amerika, sommige dingen zijn een te sterke subsidie) De Commissie neemt ook deel aan het Europees Audiovisueel Observatorium (IRIS) (Kenniscentrum IRIS: alle data met betrekking tot internet en audiovisuele media worden hier verzameld) EU TV-Directive 1989/1997 AVMS-Directive 2007/2010 AIMS Richtlijnen, 3 basisopties. 1. Op betere manier het EU-concept van vrije dienstenverkeer implicere: vrije beweging van informatie => Garanderen de vrijheid van dienstverrichting!! > TV-uitzendingen als dienst + Verwijzing naar art. 10 Europese Conventie

70
<Vrije verkeer van informatie (de lidstaten werden verplicht om de doorgifte en ontvangst van grensoverschrijdende televisie-uitzendingen in Europa te garanderen. Harmoniseren van omroepwetgeving in de gemeenschap (want kabelbedrijven vertoonden zovele onderlinge verschillen dat het vrije verkeer van televisie-uitzendingen werd belemmerd en de mededinging binnen de markt kon worden vervalst). Dus grenzen zoveel mogelijk laten verdwijnen, zodat men zicht heeft op regulering. Daarom legde de richtlijn minimumregels op (ivm reclame en sponsoring, bescherming van minderjarigen en recht van antwoord) /cordinatiebepalingen (commercile communicaties) Bevorderen van de EU-televisie productie / AV-cultuur Richtlijn moest helpen om de productie van Europese televisieprogrammas te stimuleren. Steeds meer commercile tv: vraag naar content (zo goedkoop mogelijk!). Periode van Dallas and Dynasty (EU-landen kochten de dingen in het buitenland), dus steunmaatregelen ontwikkelen. Bescherming van minderjarigen (grote gevoeligheid)/ no hate speech (geen aanzet tot haat) / bereikbaar (ervoor zorgen dat programmas max. toegankelijk zijn voor personen met handicap. Recht van antwoord (overal) Toegang van publieke evenementen (betaalomroepen kwamen op het toneel) van groot belang voor de samenleving (1 van de belangrijkste tools: je kunt hier dingen zien die niet te zien zijn op de openbare tv.) + Korte nieuwsverslagen (recht op korte nieuwsberichtgeving) Monitoring van de EU-regelgeving omroep (verplichting aan de lidstaten, procds om die praktijk van EU te bespoedigen)

2.

3.

4.

5. 6.

7.

TV-Directive 1989/1997 Definitie! van toepassing op: televisieomroepen gedefinieerd als het oorspronkelijk uitzenden () in al dan niet gecodeerde vorm van tv-programma's zijn bestemd voor ontvangst door het publiek NIET: communicatiediensten die informatieve gegevens of andere prestaties op individueel verzoek verstrekken. Definitie! (Art. 1) AVMService = service (art. 56 / 57 VWEU) (televisieomroepdienst) Een dienst die valt onder redactionele verantwoordelijkheid van een aanbieder van mediadiensten met als hoofddoel de levering aan het algemene publiek van programmas ter informatie, vermaak of educatie via elektronische-communicatienetwerken. + Audiovisuele commercile communicatie a. televisie-uitzendingen (lineair) b. on demand AVMS (niet lineair) Er moeten dus 7 CRITERIA vervuld zijn om van een dergelijke dienst te spreken: 1) Wijst op het vereiste van economische kader van de dienst 2) Aanbieder van de dienst moet redactionele verantwoordelijkheid uitoefenen (effectieve controle over de keuze van programmas en de organisatie ervan, hetzij in chronologisch schema, hetzij in catalogus) bv. GarageTV 3) Dienst als hoofddoel: het verspreiden van programmas. (dus bv. geen zoekmachine) 4) Dienst moet programmas verspreiden (= reeks bewegende beelden, al dan niet met geluid, die een afzonderlijk element van een door een aanbieder van mediadiensten opgesteld

71
schema of catalogus vormt en waarvan de vorm en inhoud vergelijkbaar zijn met die van televisie-uitzendingen) (blogs met vooral geschreven tekst: NIET) 5) De beelden moeten worden aangeboden aan een algemeen publiek (bv. niet in een grootwarenhuis) 6) Aanbieden van programmas met een informatief, entertainend of opvoedend karakter. 7) De betrokken dienst moet via een elektronisch-communicatienetwerk worden aangeboden (via kabelindustrie, ether, satelliet) (bv. NIET: de dienst die bestaat uit het via de post uitlenen van videofilms) AVMS-Directive Garanderen de vrijheid van dienstverrichting (basisprincipe: vrij verkeer van televisieuitzendingen) > Grensoverschrijdende televisie en audiovisuele mediadiensten Art. 2.1. -"verplichting van controle door de uitzendstaat: originating state principle (oorsprongslandbeginsel; men gaat ervan uit dat een lidstaat waar de dienst gevestigd is, degene is die de controle moet uitvoeren) + home control (de plaats waar omroep gevestigd is) Dus: het is de uitzendstaat die exclusief controleert (beperkingen of sancties), de ontvangsstaten waarborgen de vrije doorgifte en laten de ontvangst onbelemmerd. (dus moeten zich onthouden van controle en mogen niet beperkend of sanctionerend optreden) = regels van het recht AVM die bestemd zijn voor het publiek in die MS + bepalingen van de richtlijn (art. 4.6) De richtlijn bevat de criteria (establishment) om te kunnen bepalen welke lidstaat exclusief bevoegd is om jurisdictie over een aanbieder van mediadiensten te kunnen uitoefenen. (art. 2.2). Er moet telkens 1 lidstaat als verantwoordelijke lidstaat kunnen worden aangeduid, nl. de staat waar de omroep zijn vestiging heeft! Essentieel criterium: plaats van vestiging: het hoofdkantoor en redactionele beslissingen (..) belangrijk deel van het personeelsbestand () Uitgangspunt: no gaps, no overlaps Art. 3 - gratis verzending / ontvangst in andere EU-lidstaten > waarborgen de vrijheid van ontvangs t> geen beperking van de doorgifte >Dus geen tweede controle !! * Op het verbod van interventie door de ontvangsstaat zijn uitzonderingen voorzien: Wanneer televisie-uitzending (lineair) uit een andere lidstaat een duidelijke, belangrijke en ernstige inbreuk vormt op de bepaling betreffende de bescherming van minderjarigen (art. 27) of het verbod van aanzet tot haat (art.6) o voorwaarden! (3.2.b) (deze inbreuk in de voorbije 12 maand reeds 2x is vastgesteld) o procedure! (3.2.c-d) (de betrokken omroep en de Commissie schriftelijk in kennis worden gesteld van de maatregelen die zullen genomen worden mocht de inbreuk zich herhalen. Wanneer overleg met uitzendstaat + Commissie binnen 15 dagen niet tot minnelijke schikking leidt en de inbreuk voortduurt, kan de ontvangststaat maatregelen nemen)

72
wnr een individuele niet-lineaire dienst een inbreuk maakt op een nationale maatregel in de ontvangststaat die als noodzakelijk wordt beschouwd door de openbare orde, de bescherming van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of de bescherming van consumenten. (on demand services art.3,4-6) televisieuitzendingen in situaties van evasion of law. (U-bochtconstructie): (geeft lidstaat het recht om maatregelen te nemen ten aanzien van een televisieomroeporganisatie die in een andere lidstaat is gevestigd, maar waarvan de activiteiten volledig of hoofdzakelijk op het grondgebied van de eerstgenoemde lidstaat zijn afgestemd, dus om wetgeving te omzeilen) art. 4.2-5 Programma's: minimumvoorschriften (opgelegd door EU) 1) Transparantie en informatieverplichting (art. 5) 2) Geen aanzetten tot haat (art. 6) 3) AVMS geleidelijk toegankelijk worden gemaakt voor mensen met een visuele of auditieve handicap (art. 7) 4) Geen cinematografische werken buiten periodes uitzenden die met de rechtenhouders zijn overeengekomen (art.8) Bescherming van minderjarigen TV (art. 27) De bepalingen zijn minder streng voor de diensten op aanvraag dan voor lineair mediadiensten. - Absolute verbod voor diensten die de morele, lichamelijke, geestelijke ontwikkeling van minderjarigen ernstig zouden kunnen aantasten. Vooral: ! pornografie ! zinloos geweld - Relatieve verbod Voor mediadiensten op aanvraag: mogen wel worden aangeboden, uitsluitend op zon manier: Schade berokkend, tenzij garant voor minderjarigen geen toegang. - Keuze van het tijdstip - Technische maatregelen (gecodeerde pay-tv) Mag niet worden opgenomen in lineaire uitzendingen tenzij: - Door de keuze van het tijdstip of door technische maatregelen gewaarborgd wordt dat minderjarigen geen toegang hebben. - Indien ongecodeerd: moeten zij voorafgegaan worden door een akoestische waarschuwing of moeten zij gedurende de gehele uitzenden herkenbaar zijn aan een visueel symbool! Bevordering van de EU-AV-cultuur op de televisie// stimulering van Europese producties (art. 16-18) Voor lineaire diensten geldt: - de verplichting om het grootste deel (+ 50% van de zendtijd) te besteden aan Europese producties. European works - een uitzend- of investeringsverplichting door de omroepen bij onafhankelijke producten van minstens 10%. (tijd / budget voor Europese producties van producenten die onafhankelijk zijn van de omroepen) Voor niet-lineaire diensten geldt: Een light-version (niet zon zware verplicht, niet echt vaste quota) zie art. 12 (minderjarigen) slechts relatief verbod met betrekking tot serieuze, schadelijke inhoud zie art. 13 (promotie EU AV-werken) geen quota!

73

Wat zijn Europese producties? art. 1 (i) en art. 1,2-4 = producties die afkomstig zijn uit lidstaten > Essentile criteria gemaakt door producent die in de EU of de lidstaat van COE-TV-overeenkomst of onder toezicht / controle door (..) bijdrage of co-geproduceerd door (..) > overwegend > niet gecontroleerd door producent buiten de EU + andere criteria De evenementenregeling: garanties voor (lineaire) open-netzenders: Evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving (art. 14) > Elke lidstaat kan maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat omroeporganisaties die onder zijn bevoegdheid vallen, evenementen van aanzienlijk belang in de samenleving, niet op een exclusieve basis zodanig uitzenden, dat een belangrijk deel van het publiek in die lidstaat dergelijke evenementen niet via rechtstreekse of uitgestelde verslaggeving op de kosteloze televisie kan volgen.

> Elk lid maakt lijst (nationaal / niet evenementen, die men van aanzienlijk belang acht voor de samenleving) + de lidstaat duidt op deze lijst ook aan of de evenementen via volledige of gedeeltelijke rechtstreekse verslaggeving dan wel, waar nodig of passend om objectieve redenen van openbaar belang, via volledige of gedeeltelijk uitgestelde verslaggeving beschikbaar moeten zijn. Deze lijst wordt meegedeeld: <Europese Commissie <EU-wetgeving

> De lidstaten zorgen ervoor dat omroepen onder hun jurisdictie de door deze organisaties verworven exclusieve rechten niet zodanig uitoefenen dat een aanzienlijk deel van het publiek in een andere lidstaat beroofd wordt van de mogelijkheid van volgende evenementen die op de lijst van die andere lidstaat, via volledige / gedeeltelijke rechtstreekse verslaggeving of uitgestelde verslaggeving op de kosteloze televisie kan volgen.

De meeste lijsten bevatten hoofdzakelijk sportevenementen (Fietsen, voetbal, tennis, culturele evenementen Koningin Elisabeth-wedstrijd) Ex: Roland Garros Fr (sluit contract af met Belgische betaalomroep canvas +, maar omroep Fr. Zal verplicht worden om deze wedstrijd ook via open net beschikbaar te stellen), niet alleen op betaal-tv in B.. Case FIFA / UEFA (Britse en Belgische Lijst): gerecht EU 17/2/2011 OK, nu Naar HVJ Klacht FIFA/UEFA tegen Britse en Belgische lijst. (hadden alle matchen opgenomen van EK en WK), FIFA en UEFA vonden dit onrechtvaardige inbreuk. Hof: lidstaten beschikken over ruime beoordelingsmarge bij het opstellen van de lijst en mogen de exclusieve uitzending van alle wedstrijden van het WK en EK voetbal op betaaltelevisie verbieden om te waarborgen dat het publiek in die lidstaat deze evenementen op de kostenloze televisie kan volgen.

74
Recht op korte nieuwsverslagen in (lineaire) televisie-uitzendingen (art.15) - Voor het doel op korte nieuwsverslagen - Toegang op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende basis, tot evenementen van groot belang voor het publiek die worden uitgezonden op een exclusieve basis + vrije keuze van extracten - korte fragmenten (90 sec) mogen alleen voor de algemene nieuwsprogrammas gebruikt worden - alleen voor lineair TV Case VTM: VRT mag beelden van VTM integreren, Sporza had ook afzonderlijk venster met deze beelden, maar was niet meer ivm nieuwsbeelden. Het Hof vond de klacht van VTM terecht.

Recht van weerwoord ten aanzien van (lineaire) televisieuitzendingen Recht van antwoord (art. 28) (TV) De lidstaten moeten het recht op weerwoord garanderen voor: Personen wier wettige belangen, met name reputatie/goede naam, zijn aangetast door een onjuiste bewering tijdens een televisie-uitzending. Mogelijke weigeringsgrond: - wanneer de omroeporganisatie door uitzending civielrechtelijk aansprakelijk zou kunnen gesteld worden - of indien het verzoek een strafbare handeling behelst of strijdig is met goede zeden. Zie ook Rec (2004) 16 op het recht op weerwoord in de nieuwe media-omgeving, COE: minimumbeginselen (omvang, snelheid, gratis, uitzonderingen, effectief, elektronische archieven, settlement of disputes) Commercile communicatie Algemene minimumnormen (maar ook art. 4 en 20) Regels inzake televisiereclame, sponsoring en telewinkelen zijn gevoelig versoepeld onder de nieuwe richtlijn. Evenwel zijn zij (als regels enkel van toepassing op lineaire mediadiensten) nog steeds strenger dan de basisbepalingen die gelden inzake commercile communicatie op alle audiovisuele mediadiensten. member states shall remain free to require media service providers under their jurisdiction to comply with more detailed or stricter rules in the fields coordinated by this Directive (..) Alle regels moeten door omroepen worden omgezet. Plaats voor meer gedetailleerde en striktere regels. (hoe meer strikte regels je je eigen omroepen aansmeert, hoe makkelijker voor buitenlandse omroepen. => spiraal naar beneden) minimum regels: DK, Zweden, Belgi Bv. Denemarken: films op tv mogen niet onderbroken worden (films integraal uitzenden), BLIJKT: Londen: programmas daar gemaakt en die gaan dan naar Denemarken, waar men uit de Deense reclamemarkt geld gaat gaan halen.

75
art. 9, 1 (a): duidelijk herkenbaar, geen heimelijke cc + restricties inhoud (art. 9, 1, (b) - (f): Commercile communicatie zal niet + subliminale technieken gebruiken het respect voor de menselijke waardigheid aantasten elke discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, nationaliteit, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid bevatten of bevorderen aansporen tot gedrag dat schadelijk is voor gezondheid of veiligheid of(..) in hoge mate schadelijk is voor de bescherming van het milieu geen cc voor sigaretten en tabaksproducten geen cc voor geneesmiddelen alleen op recept geen cc voor alcoholhoudende dranken gericht op minderjarigen en geen aanmoediging voor het overmatig gebruik van dergelijke dranken

CC Beperkingen minderjarigen (9.1 (g)) - niet leiden tot schade toebrengen - de volgende criteria respecteren: ZAL NIET - het benutten van onervarenheid / goedgelovigheid - hen niet rechtstreeks aanzetten hun ouders of anderen te overreden de geadverteerde goederen of diensten te kopen - speciaal vertrouwen exploiteren in ouders, leerkrachten of anderen - niet redelijkerwijs minderjarigen in gevaarlijke situaties tonen (men vreest voor imitatiegedrag) Commercile communicatie (9,2) - Fatty Food kwestie die moet worden aangepakt door middel van gedragscodes inappropriate cc included in childrens programmes of foods and beverages containing (..), in particular those such as fat, trans-fatty acids, salt/sodium and sugars, excessive intakes of which in the overal diet are not recommended omroepen moeten het aanleren van verkeerde voedingsgewoonten via zelfregulering gaan aanpassen. (gewoontes die via dieetgewoonten niet aanvaardbaar zijn) sponsoring voor omroep: mag, maar - mag geen invloed hebben op de omroep (de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid mogen niet worden aangetast) - niet rechtstreeks aansporen tot aankoop of verhuur dus, geen aanprijzingen van diensten / producten van de sponsor (of derde) in het programma. - kijkers moeten gewezen worden op het bestaan van de sponsoringsovereenkomst. (begin, tijdens en / of eindigend) - Geen sponsoring door sigarettenfabrikanten of aanbieders van bepaalde geneesmiddelen/medische behandelingen. - geen sponsoring voor nieuws- & duidingsprogrammas - de lidstaten kunnen verbieden vertoning van sponsoring logo in kinderprogramma's, documentaires en religieuze programma's

76
Productplaatsing: Invoering van een geharmoniseerde regeling voor productplaatsing: elke vorm van audiovisuele commercile communicatie die bestaat in het opnemen van of het verwijzen naar een product of dienst of een desbetreffend handelsmerk binnen het kader van een programma, tegen betaling of soortgelijke vergoeding Voor 2007: niet toegelaten (wegens scheidingsprincipe reclame/redactionele inhoud) Art 11: vertrekt van algemeen verbod, maar bij wijze van uitzondering: staat productplaatsing toe in bepaalde programmas en onder bepaalde voorwaarden. Deze programmas moeten aan het begin en of einde van het programma en na elke reclameonderbreking duidelijk wijzen op de aanwezigheid van productplaatsing. (neutraal logo) Inhoud mag wel niet worden benvloed + geen ongegronde aandacht, noch aanzetten tot het kopen of het huren van goederen of diensten.

Product placement (11) alleen voor de programma's die na 19/12/2009 geproduceerd zijn principe: verboden! - Afwijking voorwaarden voor de lidstaten films, series, sport (geen kinderprogrammas) of indien er geen betaling, maar uitsluitend materile steun + extra eisen: - de redactionele onafhankelijkheid - geen aanprijzingen - geen overmatige aandacht - kijkers duidelijk worden genformeerd + mogelijke afwijking als externe productie + geen sigaretten, tabak + geen geneesmiddelen op recept Reclame TV (en telewinkelen TV) (19-25) (lineaire tv-uitzendingen) Minimumregels voor televisiereclame en telewinkelen zijn versoepeld ten aanzien van de regeling onder de Televisierichtlijn, maar nog steeds strikter dan wat geldt voor commercile communicatie in het algemeen. Reclame: duidelijk herkenbaar zijn en duidelijk te onderscheiden zijn van programmas, maar die afscheiding kan niet alleen door visuele en/of akoestische, maar ook door ruimtelijke middelen. (dat laatste eraan toegevoegd om nieuwe reclametechnieken mogelijk te maken) reclame-en telewinkelspots moeten gegroepeerd worden; afzonderlijke spots moeten een uitzondering blijven. beperkte onderbrekingen van programma's: films / nieuws/kinderprogrammas n keer per tijdvak van 30 minuten mogen die programmas door reclame onderbroken worden + de integriteit en de waarde van de programmas mogen niet worden geschaad. onderbreking van kinderprogramma's idem als de duur van het programma is langer dan 30 minuten Geen reclame ingevoegd in de religieuze programma's Beperkingen op alcohol (art. 22): zes inhoudelijke beperkingen (minderjarigen, geen verband leggen tussen alcohol en betere fysieke prestaties / rijden, succes, therapie / conflict oplossen, misbruik / overmatig, geen nadruk op een hoog% alcohol) Beperkte tijd voor reclame-en telewinkelspots = max. 20% in een gegeven klokuur (art. 23) (niet inbegrepen is zelfpromotie, sponsoring, pp)

77
Tenuitvoering en omzetting Het contactcomit en de mediaregulatoren Controle taken van Contact Comit vastgelegd in art. 29 vergemakkelijken effectieve uitvoering Bieden van forum voor de uitwisseling van gedachten adviezen over de toepassing uitwisseling van informatie (tussen lidstaten en de Commissie) De ontwikkelingen onderzoeken die in de AV-sector + art. 30: samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten, met name via hun bevoegde onafhankelijke regelgevers voor de media

Uitvoering door de lidstaten art. 4.6 + 4.7 en art. 32 > Europese Commissie -> Hof van Justitie Review? broadcasting non-lineair (> VOD, AVMS) nieuwe reclame-formaten (split screen, virtuele, interactieve (rode knop), product placement, telepromotie) -> EU Commission Interpretative Communication of 23 April 2004

From Television Directive toward Audiovisual Media Services Directive Nieuwe richtlijn 11 december 2007 bijgewerkte versie 10 maart 2010, Richtlijn 2010/13/EU Nieuwe technologien, nieuwe business modellen Zorg voor concurrentie, werkgelegenheid, economische groei, de rechtszekerheid Regelgeving met betrekking tot audiovisuele mediadiensten op aanvraag discrepanties bevatten die het vrije verkeer van deze diensten binnen de EG kunnen belemmeren Economische en culturele waarde van de omroep- en audiovisuele mediadiensten Bepaalde openbare belangen, zoals culturele diversiteit, recht op informatie, mediapluralisme, de bescherming van minderjarigen en de consumentenbescherming

From Television Directive toward Audiovisual Media Services Directive (was) to be implemented before 9/12/2009 nieuw Toepassingsgebied omvat alle audiovisuele mediadiensten + afgestudeerd regelgeving Bepalingen voor alle audiovisuele mediadiensten o Originating State Principle(..) o Identificatie & transparantie (5) o Mediadiensten geleidelijk toegankelijk voor mensen met een visuele of auditieve handicap (7) o Bepalingen met betrekking tot commercile communicatie (..) o Product placement o Sponsoring principes

78
o Geen hate speech

Verordening (licht) voor niet-lineaire mediadiensten o Bescherming van minderjarigen (ten opzichte van een verbod, alleen indien ernstige) Promotie EU-producties (geen quota!) + Meer mogelijkheden van de tweede controle (E-commerce) Recht om korte fragmenten te gebruiken voor nieuwsberichten op tv Wijzigingen regelgeving reclame TV (deregulering) (..) Zelf-en co-regulering, te betrekken belanghebbenden + een effectieve handhaving (art. 4,7) De samenwerking tussen de Independent Regulators + uitwisseling van informatie met de Commissie (25) Nieuwe review: initiatief van de Commissie (art. 33)

Omzetting van de richtlijn in het Vlaams omroeprecht Geleidelijke omzetting sinds 1989 Soms duiken er problemen op omtrent onvolledige of onjuiste omzetting van de Europese regels: probleem met may carry-if (werd strijdig beoordeeld met de Televisierichtlijn, door het Hof) (= in verband met de doorgifte van televisieomroepen van andere lidstaten) Was eigenlijk een protectionistische bepaling tov VTM, om te voorkomen dat buitenlandse omroepen naar Vlaanderen zouden komen. De artt.106,107 en 112 van het Vlaams omroepdecreet hielden een schending in van het beginsel van vrije doorgifte vastgelegd in artikel 2 van de Televisierichtlijn. probleem met VT4 : (Vlaanderen: weigering tot doorgifte van het televisieprogramma VT4) VT4 kon niet van start gaan, VTM had monopolie. Dus is VT4 naar Londen gegaan omdat Vlaanderen de macht afschermde. Dus Vlaamse overheid heeft geen toezicht te houden op VT4 (heeft er immers zelf voor gezorgd dat de omroep naar het buitenland ging!) o Britse omroep (de vraag bleef of dit nu wel of niet Britse omroep was?) / SBSS-groep. Als Britse omroep kon VT4 aanspraak maken op het beginsel van vrije doorgifte in andere EU-lidstaten. Indien herkent als Vlaamse omroep: zonder erkenning van het VCM: schorsing van kabeldoorgifte. o Geen toezicht Vlaamse overheid/VCM Vlugge omzetting RL 2007 in omroepdecreet 2009!! (Belgi voorbeeldlln)

79

80

You might also like