Samenvatting Macro Economie Monetaire Economie

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 8

Hoe luidt de verkeersvergelijking van Fisher? Geef zowel de statische als de dynamische variant van deze vergelijking.

Statische vergelijking luidt: M*V = P*T De dynamische vergelijking luidt: M= *P*T

1.

M = money, dit is de hoeveelheid geld dat in omloop is. V = velocity, dit betreft de omloopsnelheid van het geld. P = price, dit is het gemiddelde prijsniveau in een land T = tradevolume, dit is het handelsvolume 2. Hoe luidt de zogeheten Cambridge verrgelijking?

M = k*P*Y Met K = kasgeld en Y in plaats van T 3. Welke relatie bestaat er tussen de V van Fisher en de kvan Cambridge?

De kasquote (k) bij Cambridge is gelijk aan (1/V) van Fisher. 4. Welke invloed heeft de inflatieverwachting volgens Marshall op de grootte van k?

De grootte van k wordt minder als er een prijsverhoging wordt verwacht. De k is namelijk gelijk aan 1/V, als er een prijsverhoging wordt verwacht gaat V omhoog. Dit zorgt ervoor dat k kleiner wordt. 5. Leg uit waarom volgens de monetaristen een stijging van de geldhoeveelheid na verloop van tijd uitsluitend uitmondt in een stijging van het algemene prijspeil. De monetaristen stellen dat in een economie de productiecapaciteit volledig benut wordt. Ze geloven dat door de marktwerking de economie in evenwicht komt. Als het geld (M) dan toeneemt zonder dat de productiecapaciteit (T) toeneemt dan zullen de prijzen stijgen. Omdat er in verhouding tot de geldhoeveelheid weinig producten worden geproduceerd, stijgen de prijzen waardoor er bestedingsinflatie ontstaat. 6. Welke drie motieven onderscheidde Keynes voor het aanhouden van gelden?

De drie motieven zijn: - Het transactie motief: geld wordt gebruikt als betaal of ruilmiddel. - Het voorzorgsmotief: geld wordt gespaard om zo onvoorziene uitgave te kunnen doen. - Het speculatiemotief: geld wordt vast gehouden totdat het moment daar is om het uit te geven, bijvoorbeeld bij beleggen. 7. Leg uit hoe de vraag naar speculatiekassen zich volgens Keynes zal ontwikkelen als een stijging van de kapitaalmarktrente wordt verwacht. De speculatiekassen zullen dalen. Als de rente stijgt, is het voor mensen aantrekkelijker om gewoon te sparen dan om te gaan speculeren wat meer risico is. 8. Wanneer zal volgens Keynes een stijging in de geldhoeveelheid zich rechtstreeks vertalen in een stijging van het algemene prijspeil? Als er meer geld in omloop is zal het betekenen dat de rente laag is. Mensen gaan meer besteden en minder sparen. Door de uitgaven komt er meer geld in omloop en dit heeft een hogere prijspijl tot gevolg. 9. Leg uit op welke wijze de verkeersvergelijking van Fisher een handvat biedt voor het monetaire beleid. Men moet de geldhoeveelheid evenredig laten toenemen met de productiecapaciteit. Als dat niet gebeurt, ligt inflatie op de loer. Dus die vergelijking kan gebruikt worden om dit tegen te gaan.

1. Geef van elk van deze drie strategien een korte beschrijving Monetary targeting: hier wordt een doel bepaald voor de groei van de geldhoeveelheid en ook nagestreefd. Via de geldhoeveelheid wil men invloed uitoefenen op het prijspeil. Direct inflation targeting: hier wordt er gestreefd naar een bepaald inflatieniveau.

Exchange rate targeting: hier wordt gestreefd naar een lage inflatie, door middel van de eigen munt te koppelen aan de munt van een land die een lage inflatie heeft. 2. Geef de drie hierboven genoemde strategien schematisch weer. Vermeld bij iedere strategie de operationele en, indien aanwezig, de intermediaire doelstelling. Operationele doelstellingen Kasreserve Korte rente wisselkoers Intermediaire doelstellingen geldgroei divers x Uiteindelijke doelstellingen prijsstabiliteit prijsstabiliteit prijsstabiliteit

Strategie Monetary targeting Direct Inflation targeting Exchange rate targeting

3. Hoe luidt de policy goal van de ECB? Het belangrijkste doel van de ECB is prijsstabiliteit en inflatie van ongeveer 2%. Prijsstabiliteit is wel belangrijker dan inflatie. 4. Hoe luidt de policy goal van de Federal Reserve? De bank houdt zich vooral monetair bezig. De Federal Reserves houdt toezicht op het binnenlandse betalingsverkeer. Naast prijsstabiliteit is voor de Federal Reserve is economische groei ook belangrijk.

5. Hoe kunt u de beleidsstrategie van de Europese Centrale Bank het best omschrijven? Hoofddoelstelling van de ECB is prijsstabiliteit, zodat de koopkracht van de euro stabiel blijft. De ECB vormt het middelpunt van het eurosysteem. De ECB zorgt daar zelf voor, of doet het indirect via de nationale banken die bij hun aangesloten zijn. De belangrijkste taken van de ECB: Het monetair beleid in de eurozone bepalen en uitvoeren Bankbiljetten uitgeven Valutamarktoperaties verrichten, de officile valutareserves van de landen in de eurozone aanhouden en beheren Een goede werking van betalingssystemen. Speelt de wisselkoers een rol in het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank en, zo ja, welke is dat? Ja. Deze zijn gericht op het benvloeden van de rentestand. De verhogingen van de refi-rente door de ECB vanaf augustus 2006 leiden tot een algemene verhoging van de rentestand. Dit maakt de Eurozone aantrekkelijker voor buitenlandse beleggers. De vraag naar Euro's neemt toe. Door de maatregel stijgt de koers van de Euro ten opzichte van andere valuta. Welke voor- en welke nadelen kleven er voor een lidstaat van de eurozone aan deelname? Benoem van beide twee. Voordelen zijn: - In de landen die deel uitmaken van de eurozone bestaat geen onderling wisselkoersrisico. Hierdoor wordt de handel in de eurozone gemakkelijker. Hierdoor neemt ook de concurrentie tussen de landen toe. De prijzen zijn doordat er 1 munt is, makkelijker te vergelijken. - De lidstaten van die deelnemen aan de eurozone hebben in het Verdrag van Maastricht afspraken gemaakt over een duurzaam economisch beleid. De EMU zorgt voor financile discipline en voor goed werkende markten in de eurozone. Dat komt uiteindelijk de Europese economie ten goede. Daarnaast heeft de Europese Centrale Bank (ECB) als voornaamste taak het streven naar prijsstabiliteit. - Als er onzekerheid bestaat bij wisselkoersen leidt dit bij zwakkere munten altijd tot een hogere rente. Met de euro zijn er geen valutarisicos meer, waardoor de rente tot een laag niveau heeft. Een lage rente maakt investeren aantrekkelijker en goedkoper. Dit draagt bij aan een hogere economische groei. Nadelen zijn: - In de eurozone bepaalt het Europees Stelsel van Centrale Banken het monetaire beleid. Een land kan niet langer meer economische tegenslagen opvangen door zijn eigen munt te devalueren. Deze maatregeling werd soms in sommige lidstaten gebruikten om in moeilijke tijden hun export te stimuleren en zo hun eigen economie weer te stimuleren. - Omdat de maatregel die hierboven staat meer gebruikt kan worden, is het van belang dat de lonen niet sneller stijgen dan de productiviteit. Want hierdoor kan er werkloosheid groeien. 7. 6.

- Om lid te worden van de eurozone moesten de meeste regeringen drastisch bezuinigen. In deze landen is hierdoor het opvoeren van het bezuinigingstempo ontstaan. Hierdoor kan de economie tijdelijk hinder ondervinden. - De omschakeling naar de euro kost tijd en geld. Bedrijven zullen bij investeringen rekening moeten houden met de invoering van de euro. Hoe kan het monetaire beleid van de Nederlandsche Bank (DNB) in de periode voorafgaand aan de vorming van de EMU (invoering van de euro) het beste worden omschreven? Wat was de intermediaire doelvariabele van dit beleid? Het beleid was er opgericht om de koopkracht zowel in Nederland als tegenover het buitenland te behouden. Dit moest gebeuren met een stabiele munt, dat ook stabiel was ten opzichte van buitenlandse munten. De intermediaire doelvariabele was de wisselkoers. De gulden moest dus een stabiele wisselkoers hebben zodat de koopkracht in binnen en buitenland hetzelfde bleef. Leg uit waarom de Nederlandsche Bank haar beleid zo had vormgegeven. Ga hierbij kort in op de voordelen van haar beleidsstrategie en op de nadelen die hier aan kleefden. Het voordeel van dit beleid is dat de gulden stabiel blijft door een koppeling aan de Duitse Mark. Zo werd er geprofiteerd van de stabiliteit van de DM. Een ander voordeel is dat dit beleid goed is voor de buitenlandse handel vanwege de zekerheid. De nadelen waren het verlies eigen rentebeleid en onbeheersbaarheid binnenlandse geldhoeveelheid. 10. Hoe zou u de beleidstrategie van de Deutsche Bundesbank voorafgaand aan de invoering van de euro omschrijven? Dit is het monetary targeting beleid. Dit beleid houdt in dat je de hoeveelheid geld moet laten meegroeien met (nominaal) BBP, gecorrigeerd voor veranderingen in de omloopsnelheid. Het voordeel hiervan is dat alles totaal voorspelbaar is. Nadelen zijn echter dat de geldhoeveelheid gedraagt zich soms onvoorspelbaar gedraagt. De Geldvraag is niet stabiel. En daarnaast weet je niet welke definitie van geld je moet gebruiken. 9. 8.

11. Welke relatie bestaat er tussen de basisgeldhoeveelheid (M0) enerzijds en de maatschappelijke geldhoeveelheid (af te meten aan M1, M2 of een ander monetair aggregaat) anderzijds? De M0 is de basis voor de rest van de geldhoeveelheden. Mede door de M0 worden de M1, M2 en M3 opgesteld. Dit gaat als volgt, de M1 is de M0 plus al het chartaal, giraal geld, munten, bankbiljetten en girale betaalrekeningen, inclusief het electronisch geld. M2 is M1 plus de kortlopende despositos met een looptijd tot 2 jaar. De M3 is de M2 plus de repos, aandelen in geldmarktfondsen en korteschuldbewijzen met een looptijd tot 2 jaar. De M0 is de basis van het allemaal, de overheid kan hiermee dus de geldhoeveelheid in de economie controleren. Als de schattingen voor de M0 verkeerd zijn dan betekent dit dat de rest van de monetairen aggregaten ook niet accuraat zijn. Het is belangrijk voor besluitsvorming van de overheid om de M0 goed te calculeren voordat er maatregelen worden genomen om de geldhoeveelheid in een land te veranderen.

De Europese Centrale Bank (ECB) heeft een uitgebreid instrumentarium tot haar beschikking om de geldmarktruimte te benvloeden. 1. Het instrumentarium van de Europese Centrale Bank kan worden onderverdeeld in drie categorien. Welke categorien zijn dat? Benoem de belangrijkste instrumenten. De categorien zijn: - Openmarkt instrumenten, bijvoorbeeld outright transactions - Standing facilities, voorbeelden zijn: depositofaciliteit, vaste rentetender, variabele rentetender, marginale beleningsrente - Verplichte kasreserve 2. Welke tarieven van het ESCB vormen de onder- en bovengrens van de interbancaire geldmarktrente? De depositofaciliteit is de ondergrens en de marginale beleningsrente is de bovengrens. 3. Beschrijf de werking van de instrumenten die bij deze tarieven horen. De depositofaciliteit wordt gebruikt voor banken die een geldoverschot hebben en hun geld bij de ECB willen zetten, hier krijgen ze dan een lage rente voor. De marginale beleningsrente wordt gebruikt voor banken die juist geld van de ECB willen lenen, ze betalen dan een hoge rente hiervoor. Doordat ze dus voor lenen een hoge rente betalen en voor het wegzetten van het geld een lage rente krijgen bij de ECB, is het voor banken aantrekkelijker om van elkaar te lenen, of bij elkaar te sparen.

Door het verlagen of verhogen van de rente kan de ECB zorgen voor de geldhoeveelheid en ook voor prijsstabiliteit. 4. Leg uit waarom het niet gebruikelijk is als banken gelijktijdig grootschalig gebruik maken van de bij 3. genoemde instrumenten. Omdat het voor banken aantrekkelijker is om bij elkaar te lenen om dat ze vaak tegen lagere rente kunnen lenen dan bij de ECB. Zelfde geldt voor sparen, ze krijgen vaak een hogere rente als ze bij elkaar zouden sparen dan dat de ECB zou geven. Hierdoor zullen maar weinig banken ervoor kiezen om bij de ECB te sparen of te lenen. Alleen als het echt niet anders kan dan zal er bij de ECB aangeklopt worden, bijvoorbeeld als er veel vraag of aanbod van geld is. 5. Leg uit waarom sinds augustus 2007, toen de eerste problemen op de geldmarkt ontstonden, er wel grootschalig tegelijkertijd gebruikt wordt gemaakt van de onder 3 genoemde instrumenten. Tijdens de crisis gingen banken failliet. Als banken geld lenen aan een bank die failliet is gegaan, zijn deze banken hun geld kwijt. Dus onderling geld lenen was te risicovol. De ECB zal niet zo snel failliet gaan, daarom zochten de banken hier voor hulp. 6. Wat is de functie van het instrument van de kasreserve? Dit instrument zorgt ervoor dat er genoeg liquiditeit is. 7. Met welk instrument reguleert de ECB de liquiditeit van het bankwezen? Welke twee varianten kent dit instrument? De ECB gebruikt hiervoor herfinancieringtransacties. De twee varianten zijn: - vaste rentetender: hierbij wordt door banken geld geleend bij de ECB - variabele rentetender: hierbij lenen banken geld bij elkaar. 8. Leg uit wat het verschil is tussen een discontofaciliteit en een depositofaciliteit. Bij een depositofaciliteit kunnen banken hun geld tegen lage rente wegzetten bij de centrale bank. Bij een discontofaciliteit kunnen banken geld lenen van de centrale bank. 9. Welke rol speelt de geldhoeveelheid in het beleid van de ECB? De ECB zorgt ervoor dat de geldhoeveelheid niet te snel groeit of krimpt. Ze gebruiken de instrumenten die ze hebben om voor prijsstabiliteit te zorgen. 10. Welke rol speelt de wisselkoers in het beleid van de ECB? De ECB gebruikt de wisselkoersen om de rentestand te benvloeden. 11. Wat is in de visie van de ECB het voor het monetaire beleid belangrijkste monetaire aggregaat? De M3, het monetaire aggregaat M3 is een goede indicator van geldschepping en daarmee dus ook voor inflatie op de korte en langetermijn. De M3 bevat niet alleen de hoeveelheid munten, bankbiljetten en rekening-courant tegoeden, maar het bevakt ook kortlopende geldmarktinstrumenten, spaarrekeningen, terugkoopovereenkomsten en depositocertificaten. De M3 geeft een goede schattig van de kredietgroei in een bepaald economie, dit omdat de M3 leningen aan de priv-sector, niet-bancaire financile instelling en de overheid goed weergeeft.

12. De euro is momenteel relatief zwak op de valutamarkten. Nadat de munt in de eerste helft van 2008 haar hoogste stand ten opzichte van de Amerikaanse dollar had bereikt moest zij dit weer deels inleveren. Dit werd voor een deel veroorzaakt door de problemen rond Griekenland. Heeft dit invloed op het beleid van de ECB en, zo ja, welke is dat? Ja, de ECB kan besluiten om de rente te laten stijgen, waardoor de prijzen ook zullen stijgen om zo de vraag uit vooral het buitenland terug te dringen

Op donderdag 8 april 2010 vergaderde het bestuur van de ECB. Beantwoord de volgende vragen: 1. Benoem de achterliggende argumenten voor: a. een mogelijke verhoging van de korte rente

b. een mogelijke verlaging van de korte rente Ga bij deze argumenten in op alle economische overwegingen die hierbij een rol spelen (conjunctuur, binnenslands, buitenlands, financile omgeving) A) Als de rente verhoogd wordt, zal er minder worden uitgegeven, en meer worden gespaard. Dit is een goed middel om inflatie in hoogconjunctuur tegen te gaan. Als er veel vraag is in het binnenland, maar ook in het buitenland ten opzichte van het aanbod dan kan dit leiden tot inflatie.

B) Als de rente verlaagd wordt, wordt er minder gespaard en meer geleend en dus uitgegeven. Hier is er dan laagconjunctuur omdat er weinig vraag in binnenland en buitenland is ten opzichte van het aanbod. Verlaging van de rente wordt gebruikt om deflatie tegen te gaan. 2. 1.00% 3. 0.25% 4. wat is op dit moment de stand van de korte rente in de EMU (refi-rente)?

wat is de stand van de depositorente?

momenteel wordt veel gebruik gemaakt van de depositofaciliteit. Wat is dit voor een faciliteit en waarom maken banken er momenteel zoveel gebruik van? Bij de depositofaciliteit kunnen banken hun geldoverschot bij de ECB te zetten tegen een (lage) rente. 5. welke maatregel heeft de ECB op donderdag 8 april genomen? De ECB heeft besloten dat het rentetarief voor de basisherfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd zullen blijven op 1,00%, 1,75% en 0,25%. 6. noem de belangrijkste overwegingen bij deze maatregel Blijkbaar heeft de eerdere verlaging tot het gewenste effect van stijgende investeringen geleid, zodat de ECB zich niet genoodzaakt voelt om de rente te wijzigen. Ook niet om de rente weer te verhogen wat erop kan wijzen dat ze nog steeds willen dat er genvesteerd wordt. 7. bent u het eens met de genomen maatregel? Motiveer uw antwoord. Na de veranderingen uit 2009 was het dus niet noodzakelijk om de rente opnieuw te wijzigen. De ECB zou de rente alleen wijzigen als ze vonden dat verandering noodzakelijk was.

De Amerikaanse centrale bank, de Federal Reserve (Fed), heeft vanaf het najaar van 2007 haar belangrijkste rentetarief scherp verlaagd. Beantwoord de volgende vragen: 1. heeft de Fed een andere beleidsdoelstelling dan de ECB? Ja, waar de ECB zich voornamelijk richt op de prijsstabiliteit, is voor de FED economische groei ook heel belangrijk. 2. wat is het belangrijkste tarief van de Fed? De Federal Funds Rate. 3. waarom heeft de Fed haar belangrijkste tarief inmiddels verlaagd tot bijna 0%? Bij een lage rente gaan mensen minder sparen en meer lenen. Mensen worden zo gestimuleerd om meer uit te geven en dit is vooral belangrijk in een recessie. 4. wat verstaat u onder de zogeheten Greenspan put? Door lage rente probeerde men investeerders aan te trekken. Banken leenden vervolgens geld aan de investeerders zonder echt op de risicos te letten. Dit werd gedaan omdat men dacht dat men door de renteverlagingen zulke risicos toch wel kon nemen. 5. wat verstaat u onder kwantitatieve verruiming?

Verruiming van de interbancaire geldhoeveelheid door een centrale bank.


In de economische literatuur woedt al decennia lang de zogeheten rules versus discretion debat. 1. wat houdt dit debat (in het kader van monetair beleid) precies in? Het gaat hierbij om of een centrale bank telkens moet bekendmaken wat de doelstellingen zijn en wat er allemaal gedaan wordt, of dat ze dit niet moeten doen. 2. wat vindt u van de stelling dat een centrale bank in haar beleidsreactie te allen tijde voorspelbaar moet zijn? We zijn het eens met deze stelling. Transparantie is belangrijk, en helemaal als het een publieke instelling betreft. Doordat er duidelijkheid bestaat, is het ook prettiger om te investeren. 3. Hoe luidt de zogeheten Taylor Rule? Leg uit wat de gedachte achter deze beleidsregel is. De Taylor Rule stelt dat: it = i + 1,5 (t - ) + 0,5 (yt y ) Waarin: i = rente, - inflatie, y = nationaal inkomen, superscript * is duidt op streef- of evenwichtwaarde Dit is een regel voor de rentevoet en een belangrijk instrument voor prijsstabiliteit. De Rente moet omhoog als inflatie hoger is dan streefwaarde en/of economie te hard groeit en de Rentestijging moet groter zijn dan inflatieverschil liquiditeits- of opvraagbaarheidsrisico Het liquiditeitsrisico oftewel het opvraagbaarheid risico is als een bepaalde bank over onvoldoende middelen beschikt om aan de direchte verplichtingen te voldoen, bijv. dat sommige mensen hun geld niet kunnen opnemen. Wanneer het vertrouwen in een bank afneemt kan dit risico voor grote problemen zorgen.
* * *

systeemrisico Dit is het geval als het hele financile systeem omvalt, bijv. doordat het vertrouwen in het systeem is aangetast. debiteuren- of kredietrisico Het debiteurenrisico is het risico dat je als bankier loopt als iemand niet voldoet aan zijn betalingen, om dit te beperken doen banken aan screening, monitoring en enforcement. Er wordt van tevoren onderzocht of de potentile leners grote risicos met zich meedragen, daarna houden ze de uitgekozen leners in de gaten, als het niet terugbetalen niet goed gaat dan proberen de banken altijd nog ervoor te zorgen dat er wordt betaald. markt- of prijsrisico Het marktrisico zijn de risico's die banken lopen bij het handelen voor eigen positie, zoals bijv. de eigen rekening en risico. Een voorbeeld van handelen voor eigen risico is het beleggen in aandelen en obligaties. De prijzen van effecten veranderen, als de bank een effect voor een lagere prijs verkoopt dan dat de bank het ooit gekocht heeft dan leidt dit tot verlies. Dat handelen gebeurt met spaargelden en bij een verliesgevende investering moet er geld bij. Een veelgebruikte methode is Value At Risk, ook wel VAR genoemd. operationeel risico Operationeel risico is het risico dat je loopt om verliezen te maken als gevolg van tekortkomingen van mensen, systemen en processen of door bijv. exterene gebeurtenissen. Operationaal risico wordt gepresenteerd als een unifcorme risicocategorie, maar het omvat nog steeds een scala aan verschillende risicosoorten. De kleine, regelmatig terugkerende incidienten en de grote fraudes van bijv. een Ahold en Enron in het betalingsverkeer worden onder deze categorie geplaatsd. wat verstaat u onder een bank run? Dit betekent dat op een bepaald moment zeer veel rekeninghouders bij een bank tegelijkertijd al hun spaargeld opnemen, waardoor de bank dus in acute solvabiliteitsproblemen komt. renterisico Het renterisico heeft met de balans van de bank te maken. Een bank heeft vooral opbrengsten op lange termijn(de hypotheken) met meestal een vaste rent en de rente op de kosten(de spaardepositos) is meestal variabel. Wanneer de rente dus ineens omhoog gaat werkt dit op de korte termijn vooral door aan de kosten en kan de marge van de bank veel kleiner of soms negatief worden. landenrisico Het landenrisico is een risico voor als een bank over de grens gaat. Wanneer men afspraken heeft met de huidige regering en deze verdwijnt of veranderd(een staatsgreep bijvoorbeeld) heeft het kans niets meer van mogelijk uitgeleend geld terug te zien. De nieuwe regering zou zelfs ook geldtransacties helemaal kunnen verbieden. Ook kan een slecht monetair beleid van sommige landen slecht zijn voor de banken. Wanneer een land bijvoorbeeld veel geleend geld uitgeeft en dit nooit kan terug betalen. Er zijn 3 varianten namelijk: Het landenrisico voor een exporteur, het landenrisico van een multinational en het landenrisico van een bank. valutarisico Als een bank belegd in verschillende soorten munten dan heet dit valutarisico. De bank kan bijv. voor een enorm bedrag aan dollars kopen of al zelf in huis heeft en stel dat de dollarskoers dan compleet inzakt, dan heeft de bank ineens veel minder vermogen. Ook met buitenlandse beleggingen hebben de banken hiermee te maken. Bewaken kredietrisico: bepaling kredietwaardigheid klant vooraf - financile positie - management - marktomgeving regelmatige controle kredietwaardigheid bewaken betalingsgedrag - komen betalingen op tijd binnen? - veranderingen in gedragspatroon? Geld: Geld is het gene wat in een samenleving algemeen wordt aanvaard als ruilmiddel, rekeneenheid, en oppotmiddel, dus: algemeen aanvaard + ruilmiddel Voordelen geldgebruik: verkleining aantal ruilverhoudingen verkleining aantal benodigde transacties minder tijdverlies bij het handelen grotere mate van keuzevrijheid Intrinsieke waarde: Is de materiele waarde van geld, bij giraal geld is de intrinsieke waarde vrijwel 0 Fiduciair geld: is geld dat zijn waarde niet ontleent aan de materie waaruit het gemaakt is (zoals gouden en zilveren munten), maar aan het vertrouwen dat we er goederen en diensten mee kunnen kopen. Men accepteert geld omdat men er vertrouwen in heeft dat anderen het ook zullen accepteren, niet omdat het geld zelf waarde heeft! Geld(betaalmiddel): munt, bankbiljetten, giraal geld vs Betaalinstrument: Bankpas, creditcard, chipknip, etc. liquiditeit liquide activa (als % balanstotaal of t.o.v. direct opvraagbare passiva (CA/CL ratio) solvabiliteit

eigen vermogen (als % balanstotaal) rentabiliteit winst als % van eigen vermogen (REV) of als balanstotaal (RTV) - Mudrabah = het verstrekken van gelden in ruil voor een van te voren afgesproken deel van de winst, verlies uitsluitend voor de uitlener. Soort commanditaire vennootschap. - Mushrakah = het verstrekken van gelden waarbij winsten en verliezen overeenkomstig het aandeel in de financiering gedeeld worden. Profit-and-loss sharing (PLS). - Murbaha = mark-up contract; financier koopt een goed en verkoopt met winstopslag door aan clint (vaak incl. baimuajjal = levering op krediet). - Ijara = leasing, en Ijara wa iqtina = lease gevolgd door koop. - Baisalam = vooruitbetaalde bestellingen, dus afnemerskrediet; vooral t.b.v. agrarische sector. Quard Hasan leningen = leningen zonder interest. bai inah of bai-al-einah: bank verkoopt aan de clint tegen uitgestelde betaling, clint verkoopt tegen lagere prijs, maar wel tegen contante betaling, terug aan de bank tawarruq = monetisatie (van het verhandelde goed). Bank koopt een gemakkelijk verhandelbaar goed (aluminium, platinum, palmolie), verkoopt met opslag aan clint tegen latere betaling, waarna clint (of bank t.b.v. clint) het goed tegen contante betaling weer verkoopt aan de oorspronkelijke verkoper of aan een ander. sukuk = islamitisch certificaat bijv. ijara: overheid of onderneming verkoopt of least onroerend goed aan SPV (Special Purpose Vehicle) en least het terug. SPV financiert zich door sukuk uit te geven. Belegger krijgt leasepenningen i.p.v. interest

Bancaire activiteiten: Actiefzijde (bezittingen) krediet verlenen beleggen en handelen voor eigen rekening Passiefzijde (schulden) rekening courantsaldi aantrekken (betalingsverkeer) spaargeld aantrekken depositos aantrekken aandelenkapitaal en vreemd vermogen aantrekken Off-balance activiteiten niet op balans, wel op resultatenrekening!

De 4 transformatiefuncties:

looptijd(spaarders willen over geld blijven beschikken, geldnemers willen zekerheid dat middelen beschikbaar blijven) omvang (Vele kleine spaarsaldi financieren enkele grote kredieten) risico (bank neemt risico spaarders over, als debiteur niet betaald, risico voor bank, niet voor spaarder) plaats (stand, land, region, wereld etc.)

Instrumenten Monetair Beleid: Instrumenten, variabelen die de CB kan benvloeden (grijpen aan bij geldmarktruimte) Instrumenten(ECB): Standing facilities depositofaciliteit marginale beleningsfaciliteit Open markt instrumenten repos outright transactions Verplichte kasreserve Depositofaciliteit==> bodem in geldmarktrente Marginale beleningsrente ==> plafond in geldmarktrente Belangrijkste tarief ==> refi-rente variabele rentetender vaste rentetender Geen discontofaciliteit ==> hiervoor in de plaats langerlopende herfinancieringstransacties Griekenland & Euro: Griekenland, teveel uitgaven, meer uitgaven dan inkomsten, afgelopen jaren. Kan leningen niet meer terug betalen. 110 miljard euro lening, grootste deel van Duitsland. Duitsland heeft Griekste staatsobliaties Griekenland moet begrotingstekort terugdringen in komende 3 jaar, eisen van lening, uitgaven fors verminderen, inkomsten genereren. Overheids tekort 3% in 2013 Euro in problemen door situatie Griekenland en wellicht andere Europese landen (Spanje & Portugal) Beleggers geen vertrouwen in Euro, zijn bang voor risico dat andere landen zelfde lot als Griekenland overkomt, minder vraag naar Euros. Bezorgdheid over de slechte financile situatie van enkele Zuid-Europese landen houdt Wall Street nog altijd in de greep. Beleggers zijn bang dat de zwakke positie van de eurolanden herstel van de Amerikaanse economie in de weg staat. Handelaren op de geldmarkt maken zich zorgen over de economie van de eurolanden. Zij vrezen dat door de forse bezuinigingen en belastingverhogingen de economische groei onder druk komt te staan. Noodplan 720 miljard om Euro te redden, dit geld is beschikbaar voor alle landen die hun schulden niet meer kunnen betalen. Vertrouwen in Euro zakt weg, ingrijpen is noodzakelijk. Landen die aanspraak willen maken op lening moeten strikte bezuinigen doen.

You might also like