Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 170

5

Geachte clint, Hartelijk dank dat u voor een Abarth hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel van uw Abarth leert kennen en u uw auto op de juiste manier zult gebruiken. Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden. Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw Abarth volledig te benutten. Wij raden u aan om de aanwijzingen en tips bij de symbolen aandachtig te lezen: veiligheid van de inzittenden; conditie van de auto; bescherming van het milieu. In de de Service- en garantiehandleiding vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud: het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden een overzicht van de speciale aanvullende service voor Abarth-clinten. Veel leesplezier en goede reis!
De bijzondere 500 Abarth is een eigenzinnige auto met een onmiskenbare vormgeving, gedreven door harmonie tussen stijl en traditie en die dank zij zijn nieuwe specificaties veiligheid combineert met uitzonderlijke prestaties. De sideskirts, de achterspoiler en de diffuser onder de bodemplaat verbeteren het effect van de luchtstromingen, de carrosseriestand en de wegligging bij hoge snelheden. Aan de uiteinden van de diffuser zijn twee openingen aangebracht voor de symmetrische eindpijpen van de dwarsgeplaatste uitlaatdemper. Kenmerkend zijn ook de symmetrisch geplaatste luchtopeningen voor en achter; de voorste voor de luchttoevoer voor koeling van de twee intercoolers en de tweede voor afvoer van de luchtstroom achter. De toepassing van het TTC-systeem (Torque Transfer Control) verbetert de overbrenging van het motorkoppel op de wielen en garandeert een veiliger weggedrag en gevoeliger besturing in het bijzonder in bochten. Het comfort is verhoogd door de introductie van een stabilisatorstang, die een zachtere afstelling van de schokdempers en daardoor een minder stug weggedrag mogelijk maakt. Alle kenmerken in het interieur van de 500 Abarth zoals de analoge turbodrukmeter, het driespaaksstuurwiel met voorgevormde handgrepen, de aluminium pedalen, de versnellingspook met ergonomische pookknop en de stoelen met in de rugleuning gentegreerde hoofdsteun, benadrukken het sportieve karakter van de auto. In dit instructieboekje worden diverse uitvoeringen van de nieuwe 500 Abarth beschreven; u dient zich echter aan de informatie te houden die geldt voor de uitvoering van de auto die u gekocht hebt.

WEGWIJS IN UW AUTO

WEGWIJS IN UW AUTO
DASHBOARD ...................................................................... SYMBOLEN ........................................................................... CODE-STARTBLOKKERING ........................................... DE SLEUTELS ........................................................................ INSTRUMENTENPANEEL ................................................. MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY EN INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ..................................... TRIP COMPUTER ................................................................ ZITPLAATSEN ...................................................................... HOOFDSTEUNEN .............................................................. STUURWIEL ......................................................................... SPIEGELS ................................................................................ KLIMAATREGELING ........................................................... VERWARMING EN VENTILATIE .................................... HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING ..................... AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING....................... BUITENVERLICHTING ...................................................... RUITEN REINIGEN ............................................................. 3 4 4 5 9 12 21 23 24 25 26 27 28 29 31 34 35 PLAFONDVERLICHTING ................................................. BEDIENINGSORGANEN .................................................. INTERIEURUITRUSTING .................................................. OPENDAK.............................................................................. PORTIEREN .......................................................................... RUITBEDIENING ................................................................. BAGAGERUIMTE ................................................................. MOTORKAP ......................................................................... IMPERIAAL/SKIDRAGER ................................................... KOPLAMPEN ........................................................................ ABS .......................................................................................... ESP-SYSTEEM ....................................................................... EOBD-SYSTEEM ................................................................... ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING DUALDRIVE ...................................................................... AUTORADIO ....................................................................... TANKEN ................................................................................ BESCHERMING VAN HET MILIEU ................................. 36 37 39 41 43 45 46 49 51 51 53 54 57 5859 61 62

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, de instrumenten en de controle-/waarschuwingslampjes kunnen per uitvoering verschillen.

fig. 1

F0S0001Ab

1. Uitstroomopening aan zijkant 2. Linker hendel: bediening buitenverlichting 3. Turbodrukmeter 4. Instrumentenpaneel en controle-/waarschuwingslampjes 5. Montagevoorbereiding voor draagbaar navigatiesysteem 6. Rechter hendel: bediening ruitenwissers, achterruitwisser, trip computer 7. Uitstroomopeningen in het midden 8. Opbergvak/autoradio 9. Airbag passagierszijde 10. Opbergvak/verborgen documentenvakje 11. Bediening verwarming/ventilatie/airconditioning 12. Elektrische ruitbediening 13. Dashboardkastje - 14. Versnellingspook 15. Knie-airbag (KNEE BAG) 16. Airbag bestuurderszijde.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

DASHBOARD

WEGWIJS IN UW AUTO

SYMBOLEN
Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw auto zijn plaatjes met een bepaalde kleur aangebracht, met daarop symbolen die uw aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht moet nemen als u met het betreffende onderdeel te maken krijgt. Op de binnenbekleding van de motorkap bevindt zich een plaatje met een korte samenvatting van de symbolen.

CODESTARTBLOKKERING
Voor een nog betere bescherming tegen diefstal is de auto uitgerust met een elektronische startblokkering. Het systeem schakelt automatisch in als de start-/contactsleutel wordt uitgenomen. Als u bij het starten van de motor de sleutel in stand MAR draait, dan stuurt het CODE-systeem een code naar de regeleenheid van de motor die, als de code wordt herkend, de blokkering van de functies opheft. Als bij het starten de code niet wordt herkend, gaat op het instrumentenpaneel het waarschuwingslampje Y branden. Draai in dat geval de sleutel in stand STOP en vervolgens in stand MAR; als de motor geblokkeerd blijft, probeer het dan opnieuw met de andere geleverde sleutels. Als de motor nog niet aanslaat, wendt u dan tot het Abarth Servicenetwerk. BELANGRIJK Elke sleutel heeft een eigen code, die in de regeleenheid van het systeem moet worden opgeslagen. Voor het opslaan van nieuwe sleutels (maximaal acht) moet u zich tot het Abarth Servicenetwerk wenden.

Als het lampje Y tijdens het rijden gaat branden Als het lampje Y gaat branden, betekent dit dat het systeem zichzelf controleert (bijv. bij een vermindering van de spanning). Als de storing blijft optreden, wendt u dan tot het Abarth Servicenetwerk.

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

Bij krachtige stoten kunnen de elektronische componenten in de sleutel beschadigd worden.

Bij de auto worden twee sleutels geleverd en de CODE-card waarop staat aangegeven: A de elektronische code. B de mechanische code van de sleutels die bij aanvraag van duplicaatsleutels aan het Abarth Servicenetwerk moet worden overhandigd. Wij raden u aan de elektronische code van de CODE-card A altijd bij u te hebben. BELANGRIJK Om schade aan de elektronische schakelingen in de sleutels te voorkomen, mogen de sleutels niet aan directe zonnestraling worden blootgesteld. Als de auto wordt verkocht, moeten alle sleutels en de CODE-card overhandigd worden aan de nieuwe eigenaar.
fig. 2
F0S0002Ab

fig. 4

F0S0004Ab

B A

De metalen baard A dient voor: het start-/contactslot; het slot van de portieren; het ver-/ontgrendelen van de tankdop.
fig. 3
F0S0003Ab

MECHANISCHE SLEUTEL fig. 3 De metalen baard A dient voor: het start-/contactslot; het slot van de portieren; het ver-/ontgrendelen van de tankdop.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

Als u op de knop B drukt, wordt de metalen baard in-/uitgeklapt.

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING (indien aanwezig) fig. 4

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

CODE CARD (optional voor bepaalde uitvoeringen/markten) fig. 2

WEGWIJS IN UW AUTO

DE SLEUTELS

WEGWIJS IN UW AUTO

Portieren en achterklep ontgrendelen Druk kort op de knop de portieren en de achterklep worden ontgrendeld, de plafondverlichting wordt tijdelijk ingeschakeld en de richtingaanwijzers knipperen twee keer (bepaalde uitvoeringen/markten). Als de brandstofnoodschakeling in werking treedt, worden de portieren automatisch ontgrendeld.

Portieren en achterklep vergrendelen Druk kort op de knop de portieren en de achterklep worden op afstand vergrendeld, de plafondverlichting dooft en de richtingaanwijzers knipperen n keer (indien van toepassing). Als een of meer portieren niet goed gesloten zijn, wordt de vergrendeling niet uitgevoerd. Dit wordt aangegeven door het snel knipperen van de richtingaanwijzers (indien van toepassing). De portieren worden vergrendeld als de achterklep geopend is. Als sneller dan 20 km/h wordt gereden, dan worden de portieren automatisch vergrendeld als deze functie is ingesteld (alleen bij uitvoeringen met een instelbaar multifunctioneel display).

Achterklep op afstand ontgrendelen Druk de knop R in om op afstand de achterklep te ontgrendelen (openen). Het openen van de achterklep wordt aangegeven door het twee keer knipperen van de richtingaanwijzers.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

fig. 5

F0S0005Ab

Ga voor het vervangen van de batterij als volgt te werk: druk op de knop A en klap de metalen baard B uit; draai de schroef C in stand : met een kleine schroevendraaier; trek de batterijhouder D naar buiten en vervang de batterij E; let daarbij goed op de polariteit; plaats de batterijhouder D in de sleutel en draai de schroef C in stand .

fig. 6

F0S0006Ab

FRONTJE VAN AFSTANDSBEDIENING VERVANGEN fig. 6 Volg voor het vervangen van het frontje van de afstandsbediening de in de figuur afgebeelde procedure.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

BATTERIJ VAN DE SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING VERVANGEN fig. 5

Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu. Ze moeten in daarvoor bestemde containers worden gedeponeerd of kunnen ingeleverd worden bij het Abarth Servicenetwerk, dat voor de verwerking zorgt.

STARTEN EN RIJDEN

Het systeem kan maximaal 8 afstandsbedieningen herkennen. Als u in de loop der tijd een nieuwe afstandsbediening nodig hebt, kunt u zich tot het Abarth Servicenetwerk wenden. Neem dan de CODEcard, een identiteitsbewijs en het kentekenbewijs mee.

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

EXTRA AFSTANDSBEDIENINGEN BESTELLEN

WEGWIJS IN UW AUTO

STUURSLOT Inschakelen Zet de sleutel in stand STOP, neem de sleutel uit het contactslot en draai het stuur totdat het vergrendelt. Uitschakelen
fig. 7
F0S0006Ab

VEILIGHEID

ATTENTIE Verwijder de sleutel nooit uit het contactslot als de auto nog in beweging is. Bij de eerste stuuruitslag blokkeert het stuur automatisch. Dit geldt in alle gevallen, ook als de auto gesleept wordt. Het is streng verboden om demontage-/montagewerkzaamheden uit te voeren, waarvoor wijzigingen in de stuurinrichting of de stuurkolom vereist zijn (bijv. bij montage van een diefstalbeveiliging). Hierdoor kunnen de prestaties van het systeem, de garantie en de veiligheid in gevaar worden gebracht en voldoet de auto niet meer aan de typegoedkeuring.

STARTEN EN RIJDEN

Draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel in stand MAR draait.

START-/CONTACTSLOT fig. 7 De sleutel kan in 3 standen worden gedraaid: STOP: motor uit, sleutel uitneembaar en stuur geblokkeerd. Enkele elektrische installaties kunnen werken (bijv. autoradio, centrale portiervergrendeling enz.). MAR: contact aan. Alle elektrische installaties werken. AVV: motor starten. Het contactslot is voorzien van een herstartbeveiliging. Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in stand STOP en nogmaals starten.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

Uitvoeringen met multifunctioneel display A Snelheidsmeter B Toerenteller C Multifunctioneel display met digitale brandstofmeter en digitale koelvloeistoftemperatuurmeter. Uitvoeringen met instelbaar multifunctioneel display A Snelheidsmeter B Toerenteller
fig. 8
F0S0008Ab

fig. 9 - Uitvoering met instelbaar multifunctioneel display

F0S0009Ab

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

C Instelbaar multifunctioneel display met digitale brandstofmeter en digitale koelvloeistoftemperatuurmeter.

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

INSTRUMENTENPANEEL

WEGWIJS IN UW AUTO

Analoge turbodrukmeter De auto is uitgerust met een meter die m.b.v. wijzer A de druk van de turbocompressor aangeeft. Opmerking De wijzer van de turbodrukmeter mag nooit een hogere waarde aangeven dan 1 1,2 bar; zelfs niet bij een sportieve rijstijl waarbij de maximum prestaties worden verlangd. Een indicator B in de drukmeter geeft het optimale schakelmoment aan. De indicator voor het schakelmoment (pijl omhoog en tekst SHIFT UP) geeft slechts het advies om naar een hogere versnelling op te schakelen. Als u de contactsleutel op MAR draait, gaat de indicator voor het optimale schakelmoment branden en het dooft gelijktijdig met de andere lampjes op het instrumentenpaneel. Daarna wordt de pijl en de tekst SHIFT UP uitsluitend verlicht als advies om op te schakelen naar een hogere versnelling. Opmerking Het advies voor het schakelmoment is afhankelijk van de gekozen functie voor de rijstijl. Als de SPORT-functie is ingeschakeld, dan verschijnt het advies uitsluitend bij hoge toerentallen en daardoor minder vaak. Als de NORMAL-functie is gekozen, dan verschijnt het advies op basis van de voorwaarden voor een zo laag mogelijk brandstofverbruik en daardoor veel vaker en ook bij lagere toerentallen.

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN fig. 10

VEILIGHEID

F0S0010Ab

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

10

SNELHEIDSMETER fig. 11 De meter A geeft de snelheid van de auto aan. TOERENTELLER fig. 11 De toerenteller B geeft het toerental van de motor aan.

E
C
fig. 11

F
D
F0S011Ab

DIGITALE BRANDSTOFMETER fig. 12 De digitale brandstofmeter C geeft de hoeveelheid brandstof aan die in de tank aanwezig is. Het waarschuwingslampje E K gaat branden als er nog ongeveer 5 liter brandstof aanwezig is. Rijd niet met een bijna lege brandstoftank: door een onregelmatige brandstoftoevoer kan de katalysator beschadigen.

Als het waarschuwingslampje F u gaat branden en er verschijnt een melding op het display, dan is de koelvloeistoftemperatuur te hoog; zet in dat geval de motor uit en wendt u tot het Abarth Servicenetwerk.

11

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

Het eerste streepje blijft altijd branden en geeft de correcte werking van het systeem aan.

VEILIGHEID

De digitale meter D geeft de temperatuur aan van de motorkoelvloeistof, zodra de koelvloeistoftemperatuur hoger wordt dan ongeveer 50C.

WEGWIJS IN UW AUTO

Het hoofdinstrumentenpaneel wordt aan de bovenzijde afgeschermd door een kap als bescherming tegen hinderlijke reflecties.

KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER fig. 11

VEILIGHEID

MULTIFUNCTIONEEL EN INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY (indien aanwezig)


De auto kan zijn uitgerust met een multifunctioneel display of een instelbaar multifunctioneel display dat tijdens de rit nuttige informatie levert aan de bestuurder op basis van de instelling voor de gewenste gegevens. BEGINSCHERM MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY fig. 12 Op het beginscherm kan het volgende worden weergegeven: A Informatie over Sport-functie B Afstand tot volgende servicebeurt C Digitale brandstofmeter D Buitentemperatuurmeter (indien aanwezig) E Stand koplampverstelling (alleen als het dimlicht is ingeschakeld) F Digitale koelvloeistoftemperatuurmeter

WEGWIJS IN UW AUTO

A B C D
fig. 12

L I H G F E
F0S012Ab

A B C D E F
fig. 13

H G
F0S013Ab

STARTEN EN RIJDEN

G Kilometerteller (weergave kilometer-/ mijltotaalteller) H Datum I Melding kans op gladheid L Tijd BEGINSCHERM INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY fig. 13 Op het beginscherm kan het volgende worden weergegeven: A Tijd B Afstand tot volgende servicebeurt C Buitentemperatuurmeter (indien aanwezig) D Melding kans op gladheid E Datum

F Digitale brandstofmeter G Stand koplampverstelling (alleen als het dimlicht is ingeschakeld) H Digitale koelvloeistoftemperatuurmeter I Kilometerteller (weergave kilometer-/ mijltotaalteller)

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

12

binnen het menu kunt u het menu naar boven of beneden doorlopen; tijdens het instellen kunt u de waarde verhogen of verlagen.
MENU
ESC

fig. 14

F0S014Ab

BEDIENINGSKNOPPEN fig. 14

heden naar boven te doorlopen of de weergegeven waarde te verhogen. MENU ESC Kort indrukken voor toegang tot het menu en/of naar het volgende scherm te gaan of de keuze te bevestigen. Even ingedrukt houden om terug te keren naar het beginscherm.

Om het scherm en de keuzemogelijkheden naar beneden te doorlopen of de weergegeven waarde te verlagen.

MENU VERLICHTING BEEP SNELHEID GEGEVENS TRIP B/INSCHAKELING TRIP B TIJD INSTELLEN DATUM INSTELLEN ZIE RADIO AUTOCLOSE MEETEENHEID TAAL VOLUME WAARSCHUWINGEN VOLUME TOETSEN BUZZER GORDELS/BEEP GORDELS SERVICE AIR BAG/BAG PASSAGIER DAGVERLICHTING MENU VERLATEN

13

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

+ Om het scherm en de keuzemogelijk-

STARTEN EN RIJDEN

Opmerking Bij het openen van een voorportier wordt het display verlicht en wordt enkele seconden de tijd en de kilometer-/mijltotaalteller (indien aanwezig) weergegeven.

Het menu bestaat uit een aantal functies dat cyclisch wordt weergegeven. De functies kunnen met de knoppen + en worden gekozen, waarna u keuzemogelijkheden kunt selecteren of instellingen (setup) kunt uitvoeren. Bij enkele onderdelen (Tijd en Meeteenheid instellen) is er een submenu. Het setup-menu kan worden geactiveerd door de knop MENU ESC kort in te drukken. Door de knop + of steeds in te drukken, kunt u de lijst van het setup-menu doorlopen. De werking is afhankelijk van het geselecteerde menupunt. Het menu bestaat uit de volgende functies:

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

Opmerking Bij de knoppen + en hangt de werking van het volgende af:

SETUP-MENU

WEGWIJS IN UW AUTO

Een menupunt selecteren in het hoofdmenu zonder submenu: als u de knop MENU ESC kort indrukt, kunt u in het hoofdmenu de instelling selecteren die u wilt wijzigen; met de knop + of (door de knop telkens in te drukken) kan de nieuwe instelling worden geselecteerd; als u de knop MENU ESC kort indrukt, kunt u de instelling opslaan en tegelijkertijd terugkeren naar het daarvoor geselecteerde menupunt in het hoofdmenu.

Een menupunt selecteren in het hoofdmenu met submenu: als u de knop MENU ESC kort indrukt, wordt het eerste menupunt van het submenu weergegeven; met de knop + of (door de knop telkens in te drukken) kunt u alle menupunten van het submenu doorlopen; als u de knop MENU ESC kort indrukt, kunt u het weergegeven menupunt van het submenu selecteren en verschijnt het menu van de betreffende instelling; met de knop + of (door de knop telkens in te drukken) kan de nieuwe instelling van dit menupunt in het submenu worden geselecteerd; als u de knop MENU ESC kort indrukt, kunt u de instelling opslaan en tegelijkertijd terugkeren naar het daarvoor geselecteerde menupunt in het submenu.

MENU-FUNCTIES
Lichtsterkte (Lichtsterkte interieur regelen) Deze functie is beschikbaar met ingeschakeld dimlicht en s nachts, voor regeling van de lichtsterkte van het instrumentenpaneel, de bedieningsknoppen, het display van de autoradio en het display van de automatische klimaatregeling. Bij een multifunctioneel display zijn bij daglicht en bij ingeschakeld dimlicht, het instrumentenpaneel, de bedieningsknoppen, de displays van de autoradio en de klimaatregeling op de maximale lichtsterkte verlicht. Bij een instelbaar multifunctioneel display is bij daglicht en bij ingeschakeld dimlicht, de verlichting in de auto gedoofd. Als de auto in een donker gedeelte komt (bijvoorbeeld in een tunnel), dan worden het instrumentenpaneel, de bedieningsknoppen en het display van de autoradio en de automatische klimaatregeling verlicht overeenkomstig de geselecteerde lichtsterkte.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

14

druk op knop + of om de lichtsterkte in te stellen; druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te keren naar het beginscherm zonder op te slaan.

druk kort op de knop MENU ESC; op het display verschijnt het opschrift (Beep Snelh.); druk op de knop + of om de snelheidslimiet in te schakelen (On) of uit te schakelen (Off); als de functie al was ingeschakeld (On), kan met de knop + of de gewenste snelheidslimiet worden ingesteld en worden bevestigd door het indrukken van de knop MENU ESC.

druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te keren naar het beginscherm zonder op te slaan. Ga als volgt te werk als u de instelling wilt annuleren: druk kort op de knop MENU ESC; op het display knippert (On); druk kort op de knop ; op het display knippert (Off); druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te keren naar het beginscherm zonder op te slaan.

15

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

Ga voor het instellen van de snelheidslimiet als volgt te werk:

VEILIGHEID

druk kort op de knop MENU ESC; op het display knippert het eerder ingestelde niveau;

Met deze functie kan de snelheidslimiet van de auto (km/h of mph) worden ingesteld. Als deze limiet wordt overschreden, wordt de bestuurder gewaarschuwd (zie hoofdstuk Lampjes en berichten).

WEGWIJS IN UW AUTO

Ga voor het instellen van de lichtsterkte als volgt te werk:

Beep Snelheid (Snelheidslimiet)

Opmerking De waarde kan worden ingesteld tussen 30 en 200 km/h of tussen 20 en 125 mph, afhankelijk van de ingestelde meeteenheid (zie de paragraaf Meeteenheid instellen (Meeteenheid) hierna). Elke keer als u de knop + / indrukt, wordt de waarde 5 eenheden verhoogd of verlaagd. Als u de knop +/ ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of terug. Als u dicht bij de juiste waarde bent, stelt u de exacte waarde in door de knop telkens in te drukken en los te laten.

WEGWIJS IN UW AUTO

Gegevens trip B (Inschakeling Trip B) Met deze functie kan de weergave van Trip B (dagteller) worden ingeschakeld (On) of uitgeschakeld (Off). Zie voor meer informatie de paragraaf Trip computer. Ga voor het in-/uitschakelen als volgt te werk: druk kort op de knop MENU ESC; op het display knippert On of Off, afhankelijk van de instelling; druk op de knop + of om de keuze uit te voeren; druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te keren naar het beginscherm zonder op te slaan.

Tijd instellen (Klokje instellen) Met deze functie kan het klokje worden ingesteld in twee submenus: Tijd en Formaat. Ga voor het verstellen als volgt te werk: druk kort op de knop MENU ESC; op het display verschijnen de twee submenus Tijd en Formaat; druk op de knop + of om tussen de submenus te navigeren; druk na het selecteren van het submenu dat u wilt wijzigen, kort op de knop MENU ESC; als u in het submenu Tijd zit: druk kort op de knop MENU ESC; op het display knipperen de uren; druk op de knop + of om de instelling uit te voeren; druk kort op de knop MENU ESC; op het display knipperen de minuten; druk op de knop + of om de instelling uit te voeren.

Opmerking Elke keer als u de knop + of indrukt, wordt de waarde een eenheid verhoogd of verlaagd. Als u de knop ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of terug. Als u dicht bij de juiste waarde bent, stelt u de exacte waarde in door de knop telkens in te drukken en los te laten. als u in het submenu Formaat zit: druk kort op de knop MENU ESC; op het display knippert de tijdsaanduiding; druk op de knop + of voor weergave van de tijd in 24h of 12h. Druk na het uitvoeren van de instelling kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het scherm van het submenu of houd de knop even ingedrukt om terug te keren naar het scherm van het hoofdmenu zonder op te slaan. druk nogmaals lang op de knop MENU ESC om terug te keren naar het beginscherm of het hoofdmenu, afhankelijk van waar u zich in het menu bevindt.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

16

Met deze functie kan de datum worden ingesteld (dag - maand - jaar). Ga voor het instellen als volgt te werk: druk kort op de knop MENU ESC; op het display knippert het jaar; druk op de knop + of om de instelling uit te voeren; druk kort op de knop MENU ESC; op het display knippert de maand; druk op de knop + of om de instelling uit te voeren; druk kort op de knop MENU ESC; op het display knippert de dag; druk op de knop + of om de instelling uit te voeren. Opmerking Elke keer als u de knop + of indrukt, wordt de waarde een eenheid verhoogd of verlaagd. Als u de knop ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of terug. Als u dicht bij de juiste waarde bent, stelt u de exacte waarde in door de knop telkens in te drukken en los te laten. druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te keren naar het beginscherm zonder op te slaan.

audio-CD, MP3-CD: nummer van het muziekstuk; Ga voor het inschakelen (On) of uitschakelen (Off) van de informatie van het audiosysteem op het display als volgt te werk: druk kort op de knop MENU ESC; op het display knippert On of Off, afhankelijk van de instelling; druk op de knop + of om de keuze uit te voeren; druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te keren naar het beginscherm zonder op te slaan.

druk kort op de knop MENU ESC; op het display verschijnt een submenu; druk kort op de knop MENU ESC; op het display knippert On of Off, afhankelijk van de instelling; druk op de knop + of om de keuze uit te voeren; druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het scherm van het submenu of houd de knop even ingedrukt om terug te keren naar het scherm van het hoofdmenu zonder op te slaan; druk nogmaals lang op de knop MENU ESC om terug te keren naar het beginscherm of het hoofdmenu, afhankelijk van waar u zich in het menu bevindt.

17

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

Radio: frequentie of RDS-bericht van het geselecteerde radiostation, automatisch zoeken of AutoSTore inschakelen;

Ga voor het in- of uitschakelen van deze functie als volgt te werk:

VEILIGHEID

Met deze functie kan op het display de informatie over de autoradio worden weergegeven.

Als deze functie is ingeschakeld (On), worden de portieren automatisch vergrendeld als de auto sneller rijdt dan 20 km/h.

WEGWIJS IN UW AUTO

Datum instellen (Datum instellen)

Zie radio (Herhaling informatie audiosysteem)

Autoclose (Centrale portiervergrendeling bij rijdende auto) (indien aanwezig)

WEGWIJS IN UW AUTO

Meeteenheid (Meeteenheid instellen) Met deze functie kunnen de meeteenheden worden ingesteld in drie submenus: Afstand, Verbruik en Temperatuur. Ga voor het instellen van de gewenste meeteenheid als volgt te werk: druk kort op de knop MENU ESC; op het display verschijnen de drie submenus; druk op de knop + of om tussen de drie submenus te navigeren; druk na het selecteren van het submenu dat u wilt wijzigen, kort op de knop MENU ESC; als u in het submenu Afstand zit: druk kort op de knop MENU ESC; op het display wordt km of mijl weergegeven, afhankelijk van de instelling; druk op de knop + of om de keuze uit te voeren; als u in het submenu Verbruik zit: druk kort op de knop MENU ESC; op het display wordt km/l, l/100km of mpg weergegeven, afhankelijk van de instelling;

Als de meeteenheid afstand is ingesteld op km, kan de meeteenheid verbruik worden ingesteld op km/l of l/100 km. Als de meeteenheid afstand is ingesteld op mijl, geeft het display de hoeveelheid verbruikte brandstof aan in mpg. druk op de knop + of om de keuze uit te voeren; als u in het submenu Temperatuur zit: druk kort op de knop MENU ESC; op het display wordt C of F weergegeven, afhankelijk van de instelling; druk op de knop + of om de keuze uit te voeren; Druk na het uitvoeren van de instelling kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het scherm van het submenu of houd de knop even ingedrukt om terug te keren naar het scherm van het hoofdmenu zonder op te slaan. druk nogmaals lang op de knop MENU ESC om terug te keren naar het beginscherm of het hoofdmenu, afhankelijk van waar u zich in het menu bevindt.

Taal (Taal instellen) U kunt de taal van het display instellen: Italiaans, Engels, Duits, Portugees, Spaans, Frans, Nederlands, Pools. Ga om de gewenste taal in te stellen als volgt te werk: druk kort op de knop MENU ESC; op het display knippert de ingestelde taal; druk op de knop + of om de keuze uit te voeren; druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te keren naar het beginscherm zonder op te slaan.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

18

druk kort op de knop MENU ESC; op het display knippert het niveau van het ingestelde volume; druk op de knop + of om de instelling uit te voeren; druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te keren naar het beginscherm zonder op te slaan.

druk kort op de knop MENU ESC; op het display knippert het niveau van het ingestelde volume; druk op de knop + of om de instelling uit te voeren; druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te keren naar het beginscherm zonder op te slaan.

Service (Geprogrammeerd onderhoud) Met deze functie kan worden weergegeven hoeveel kilometers nog resteren voordat een servicebeurt moet worden uitgevoerd. Ga voor het raadplegen van deze aanwijzingen als volgt te werk: druk kort op de knop MENU ESC; op het display knippert de afstand in km of mijl, afhankelijk van de instelling (zie de paragraaf Meeteenheid afstand); druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te keren naar het beginscherm.

19

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

Ga voor het instellen van het gewenste volume als volgt te werk:

Ga voor het instellen van het gewenste volume als volgt te werk:

VEILIGHEID

Het volume van het akoestische signaal (buzzer) dat klinkt voor het melden van een storing of waarschuwing, kan ingesteld worden op 8 niveaus.

Het akoestische signaal dat klinkt bij het indrukken van de knoppen MENU ESC, + en , kan worden ingesteld op 8 niveaus.

De functie wordt alleen weergegeven als het SBR-systeem door het Abarth Servicenetwerk is uitgeschakeld (zie de paragraaf SBR-systeem in het hoofdstuk Veiligheid).

WEGWIJS IN UW AUTO

Volume waarschuwingen (Volumeregeling waarschuwingszoemer)

Volume toetsen (Volumeregeling toetsen)

Buzz. Gordels (Herinschakeling buzzer voor melding SBR-systeem)

NOODGEVALLEN

Opmerking Het Geprogrammeerd onderhoudsschema voorziet elke 30.000 km (of iedere 18.000 mijl) in een servicebeurt; deze weergave verschijnt automatisch als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of gelijke waarde in mijl). De weergave wordt elke 200 km (of gelijke waarde in mijl) opnieuw weergegeven. Onder de 200 km wordt de weergave met kleinere intervallen weergegeven. De weergave is afhankelijk van de ingestelde meeteenheid in km of mijl. Als u dicht bij de volgende servicebeurt bent en u de contactsleutel in stand MAR draait, verschijnt op het display het opschrift Service gevolgd door het aantal kilometers/mijlen dat resteert tot de volgende servicebeurt. Wendt u tot het Abarth Servicenetwerk voor het uitvoeren van de werkzaamheden van het Onderhoudsschema en voor het op nul zetten van deze weergave (reset).

VEILIGHEID

Bag passagier Inschakeling/Uitschakeling van de frontairbag aan passagierszijde en de zij-airbag voor de bescherming van borstkas/bekken (sidebag) (indien aanwezig) Met deze functie kan de airbag aan passagierszijde worden in- en uitgeschakeld. Ga als volgt te werk: druk op de knop MENU ESC en druk, na het verschijnen op het display van het bericht (Bag pass: Off) (voor uitschakelen) of het bericht (Bag pass: On) (voor inschakelen) door op de knop + of te drukken, nogmaals op de knop MENU ESC; op het display verschijnt het bericht om de instelling te bevestigen; selecteer door het indrukken van de knop + of (Ja) (voor bevestiging van de inschakeling/uitschakeling) of (Nee) (om te annuleren); druk kort op de knop MENU ESC; er verschijnt een bevestiging van de gekozen instelling en er wordt teruggekeerd naar het menuscherm of, wanneer de knop even ingedrukt wordt gehouden, naar het beginscherm zonder op te slaan.

WEGWIJS IN UW AUTO

Dagverlichting (D.R.L.) Met deze functie kunt u de dagverlichting in- of uitschakelen. Ga voor het in- of uitschakelen van deze functie als volgt te werk: druk kort op de knop MENU ESC; op het display verschijnt een submenu; druk kort op de knop MENU ESC; op het display knippert On of Off, afhankelijk van de instelling; druk op de knop + of om de keuze uit te voeren; druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het scherm van het submenu of houd de knop even ingedrukt om terug te keren naar het scherm van het hoofdmenu zonder op te slaan; druk nogmaals lang op de knop MENU ESC om terug te keren naar het beginscherm of het hoofdmenu, afhankelijk van waar u zich in het menu bevindt. Menu verlaten Laatste functie waarmee de instellingen uit het menuscherm worden afgesloten. Druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het beginscherm zonder op te slaan. Als u de knop indrukt, wordt teruggekeerd naar het eerste menupunt (Beep Snelheid).

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

20

Afgelegde afstand B Algemene informatie Met de Trip computer kan, als de contactsleutel in stand MAR staat, op het display informatie worden weergegeven over de werking van de auto. Deze functie bestaat uit Trip A en Trip B die onafhankelijk van elkaar werken en betrekking hebben op de hele rit van de auto. Beide functies kunnen op nul worden gezet (reset - begin van de nieuwe rit). Trip A geeft informatie over: Autonomie (actieradius) Afgelegde afstand Gemiddeld verbruik Huidig verbruik Gemiddelde snelheid Reistijd. Gemiddeld verbruik B Gemiddelde snelheid B Reistijd B. Opmerking De functie Trip B kan worden uitgeschakeld (zie de paragraaf Trip B). De gegevens Autonomie en Huidig verbruik kunnen niet op nul worden gezet. Weergegeven gegevens Autonomie (actieradius) Geeft globaal het aantal kilometers aan dat nog gereden kan worden met de brandstof in de brandstoftank, waarbij ervan uit wordt gegaan dat de rijstijl niet verandert. Op het display verschijnt de indicatie - - - als: de actieradius kleiner is dan 50 km (of 30 mijl) de auto langere tijd met draaiende motor stilstaat.

Afgelegde afstand Geeft de afstand aan die de auto heeft afgelegd vanaf het begin van een nieuwe rit. Gemiddeld verbruik Geeft globaal het gemiddelde brandstofverbruik aan vanaf het begin van een nieuwe rit. Huidig verbruik Geeft doorlopend de wijziging in het brandstofverbruik aan. Als de auto stilstaat met draaiende motor wordt - - - - op het display weergegeven.

21

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

TRIP COMPUTER

Trip B geeft informatie over:

BELANGRIJK De waarde van de actieradius kan door verschillende factoren worden benvloed: rijstijl (zie de paragraaf Rijstijl in het hoofdstuk Starten en rijden), type traject (snelwegen, stad, bergen enz.), gebruiksomstandigheden van de auto (vervoerde lading, bandenspanning enz.). Houd hier bij het plannen van een reis rekening mee.

Gemiddelde snelheid Geeft de gemiddelde snelheid van de auto aan op basis van de tijd die verstreken is vanaf het begin van een nieuwe rit. Reistijd Geeft de verstreken tijd aan vanaf het begin van een nieuwe rit. Bedieningsknop TRIP fig. 15 Met de knop TRIP, op de rechter hendel, krijgt u, als de contactsleutel in stand MAR staat, toegang tot de hiervoor beschreven gegevens en kunnen de gegevens op nul worden gezet om een nieuwe rit te beginnen: kort indrukken voor weergave van de verschillende gegevens; even ingedrukt houden voor het op nul zetten (reset) en het beginnen van een nieuwe rit.
fig. 15
F0S015Ab

WEGWIJS IN UW AUTO

Procedure voor het begin van een rit Voor het op nul zetten (reset) moet u, met de sleutel in stand MAR, langer dan 2 seconden op de knop TRIP drukken. Trip verlaten De functie TRIP wordt automatisch verlaten, nadat alle grootheden zijn weergegeven of als de knop MENU ESC langer dan 1 seconde is ingedrukt.

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

Nieuwe rit Begint als een reset is uitgevoerd: handmatig door de gebruiker d.m.v. het indrukken van de betreffende knop; automatisch wanneer de afgelegde afstand de waarde 9999,9 km bereikt of wanneer de reistijd de waarde 99.59 (99 uur en 59 minuten) bereikt; iedere keer als de accu losgekoppeld is geweest. BELANGRIJK Als u het systeem op nul zet terwijl het scherm van Trip A wordt weergegeven, dan worden alleen de gegevens van Trip A op nul gezet. BELANGRIJK Als u het systeem op nul zet terwijl het scherm van Trip B wordt weergegeven, dan worden alleen de gegevens van Trip B op nul gezet.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

22

ZITPLAATSEN VOOR ATTENTIE Alle afstellingen mogen uitsluitend bij een stilstaande auto worden uitgevoerd.
fig. 16
F0S016Ab

fig. 18

F0S018Ab

Verstellen in lengterichting fig. 16 Trek de hendel A omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren: als u rijdt, moeten de armen licht gebogen zijn en de handen op de stuurwielrand steunen.

2 1 5 D 3
fig. 17
F0S017Ab

D 4
F0S019Ab

Verstellen van de rugleuning fig. 17 Draai aan de knop B.

23

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ATTENTIE Als u de hendel hebt losgelaten, controleer dan of de stoel goed geblokkeerd is door hem naar voren en naar achteren te schuiven. Als de stoel niet goed geblokkeerd is, kan deze onverwachts verschuiven, waardoor u de controle over de auto kunt verliezen.

fig. 19

Hoogteverstelling fig. 18 Trek de hendel C uit en verplaats hiermee het achterste deel van de zitting omhoog of omlaag voor een betere en comfortabelere zitpositie.

Rugleuning omklappen fig. 19 Bedien voor het omklappen van de rugleuning, de hendel D (beweging a) en kantel de rugleuning naar voren, totdat hij vergrendelt (beweging b); laat de hendel D los en duw tegen de rugleuning zodat de stoel naar voren schuift (beweging c).

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

ZITPLAATSEN

WEGWIJS IN UW AUTO

Bestuurders- en passagierszijde indien voorzien van een standgeheugen Schuif de stoel om deze in de oorspronkelijke stand te zetten, naar achteren door op de rugleuning te drukken totdat de stoel vergrendelt (beweging d); bedien de hendel D (beweging e) om de rugleuning te ontgrendelen en kantel de rugleuning omhoog (beweging f) totdat hij hoorbaar vergrendelt. ATTENTIE Door het gebruik van hendel D voordat de stoel in de oorspronkelijke stand is vergrendeld, gaat de oorspronkelijke instelling verloren, waardoor de stoel opnieuw m.b.v. de verstelling in lengterichting fig. 16 moet worden afgesteld. Passagierszijde zonder standgeheugen Schuif de stoel om deze in de oorspronkelijke stand te zetten, naar achteren door op de rugleuning te drukken totdat de gewenste stand is bereikt (beweging d); bedien de hendel D (beweging e) om de rugleuning te ontgrendelen en kantel de rugleuning omhoog (beweging f) totdat hij hoorbaar vergrendelt. ATTENTIE Alle afstellingen mogen uitsluitend bij een stilstaande auto worden uitgevoerd.

HOOFDSTEUNEN
ACHTER (indien aanwezig) fig. 21 Om de hoofdsteunen achter te verwijderen, moet u gelijktijdig de knoppen B en C aan de kant van de twee steunen indrukken en de hoofdsteunen uittrekken. Voor het verwijderen van de hoofdsteunen achter moet of de achterklep worden geopend of de rugleuning zijn ontgrendeld en naar voren worden gekanteld. Om de hoofdsteun in de gebruiksstand te zetten, moet u de hoofdsteun omhoog plaatsen totdat hij vergrendelt. Druk voor het omlaagplaatsen van de hoofdsteun op de knop B. De bijzondere constructie van de hoofdsteun verhindert dat de passagier achter op de juiste wijze tegen de rugleuning kan steunen; deze constructie is nuttig omdat de passagier gedwongen wordt de hoofdsteun voor gebruik omhoog in de juiste stand te trekken. BELANGRIJK Als de zitplaatsen achter gebruikt worden, moeten de hoofdsteunen altijd volledig zijn uitgetrokken.

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

fig. 20

F0S020Ab

NOODGEVALLEN

De vergrendelingsmethode is gekozen om de veiligheid van de inzittende te garanderen. Als bij aanwezigheid van een obstakel (bijvoorbeeld een tas), de stoel niet in de oorspronkelijke stand kan worden teruggezet, dan garandeert het mechanisme dat de stoel toch in de geleiders wordt vergrendeld, zodra de rugleuning wordt teruggeklapt. ZITPLAATSEN ACHTER fig. 20 Rugleuning ontgrendelen Bij uitvoeringen met ondeelbare achterbank: trek de hendels A en B omhoog en plaats de rugleuning op de zitting. Bij uitvoeringen met deelbare achterbank: trek de hendel A of B omhoog om respectievelijk het linker of het rechter deel van de rugleuning te ontgrendelen en plaats de rugleuning op de zitting.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

LAMPJES EN BERICHTEN

24

Dit kan verticaal worden versteld (indien van toepassing). Voor het verstellen moet de hendel A-fig. 24 omlaag geplaatst worden in stand 2; zet het stuur daarna in de gewenste stand en vergrendel het in deze stand door de hendel A in stand 1 te plaatsen.
fig. 21
F0S021Ab

fig. 22

F0S022Ab

25

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

ATTENTIE Verstel het stuurwiel alleen als de auto stilstaat en de motor is afgezet.

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

STUURWIEL

WEGWIJS IN UW AUTO

SPIEGELS
BINNENSPIEGEL fig. 23 De binnenspiegel is voorzien van een beveiligingsmechanisme, waardoor de spiegel bij een krachtig contact met een inzittende losschiet. Met het hendeltje A kan de spiegel in twee standen worden gezet: normale of antiverblindingsstand. ELEKTRONISCH DIMBARE BINNENSPIEGEL (indien aanwezig) Enkele uitvoeringen zijn voorzien van een elektronisch dimbare binnenspiegel met automatische anti-verblindingsfunctie. Aan de onderzijde van de spiegel is een ON/OFF-knop aanwezig voor het in-/uitschakelen van de anti-verblindingsfunctie. Bij inschakeling gaat het lampje op de spiegel branden. Als u de achteruit inschakelt, wordt de spiegel altijd ingesteld op de heldere dagstand.
fig. 23
F0S0023Ab

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

fig. 24

F0S024Ab

BUITENSPIEGELS Met elektrische verstelling fig. 24 Ga als volgt te werk: kies met de schakelaar B welke spiegel u wilt verstellen; plaats voor het verstellen van de spiegel de joystick A in een van de vier richtingen. Buitenspiegels inklappen fig. 25 Indien nodig (bijv. bij nauwe doorgangen) kunnen de buitenspiegels worden ingeklapt door ze vanuit stand 1 (uitgeklapt) naar stand 2 (ingeklapt) te bewegen. ATTENTIE Tijdens het rijden moeten de spiegels altijd in stand 1 staan.

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

fig. 25

F0S025Ab

ONDERHOUD EN ZORG

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ATTENTIE De buitenspiegels zijn bol, waardoor de afstandswaarneming iets wordt benvloed.

26

LUCHTROOSTERS fig. 26 1. Luchtroosters voor ontwaseming of ontdooiing van de voorruit 2. Verstel- en regelbare luchtroosters in het midden 3. Verstel- en regelbare luchtroosters aan zijkant 4. Vaste luchtroosters voor de zijruiten 5. Onderste luchtroosters

fig. 26

F0S026Ab

27

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

KLIMAATREGELING

WEGWIJS IN UW AUTO

VERWARMING EN VENTILATIE
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 29 A Draaiknop voor luchtemperatuur (rood-warm / blauw-koud) B Draaiknop voor aanjagersnelheid C Draaiknop voor luchtrecirculatie luchtrecirculatie luchttoevoer van buiten

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

LAMPJES EN BERICHTEN

TTC

ONDERHOUD EN ZORG

BELANGRIJK Het verdient aanbeveling om de luchtrecirculatie in te schakelen in de file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen dat vervuilde lucht het interieur bereikt. Het is niet raadzaam dit systeem langdurig te laten werken, omdat anders, vooral als u met meerdere personen in de auto zit, de kans aanzienlijk toeneemt dat de ruiten beslaan. D Draaiknop voor luchtverdeling gericht op het lichaam en naar de zijruiten gericht op het lichaam, naar de zijruiten en de beenruimte gericht alleen naar de beenruimte gericht naar de beenruimte en de voorruit - gericht alleen naar de voorruit.

NOODGEVALLEN

E
fig. 27
F0S027Ab

E Knop voor in-/uitschakeling achterruitverwarming. Bij inschakeling gaat het lampje op de knop branden. De functie is voorzien van een tijdschakeling om de lading van de accu te behouden, waardoor de functie na ongeveer 20 minuten automatisch wordt uitgeschakeld.

Snelle ontwaseming/ontdooiing van de voorruit en de zijruiten voor Ga als volgt te werk: draai de knop A in het rode vlak; draai de knop C in stand ; draai de knop D in stand -; draai de knop B in stand 4- (maximale aanjagersnelheid).

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

28

AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND (indien aanwezig)


BEDIENINGSKNOPPEN fig. 30 A Draaiknop voor luchtemperatuur (rood-warm / blauw-koud) B Draaiknop voor aanjagersnelheid en in-/uitschakeling airconditioning. Als u de knop indrukt, schakelt de airconditioning in en gaat gelijktijdig het lampje op de knop branden; hierdoor wordt het interieur sneller gekoeld. C Draaiknop voor luchtrecirculatie luchtrecirculatie luchttoevoer van buiten BELANGRIJK Het verdient aanbeveling om de luchtrecirculatie in te schakelen in de file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen dat vervuilde lucht het interieur bereikt. Het is niet raadzaam dit systeem langdurig te laten werken, omdat anders, vooral als u met meerdere personen in de auto zit, de kans aanzienlijk toeneemt dat de ruiten beslaan.
fig. 28

TTC

E
F0S028Ab

29

ALFABETISCH REGISTER

D Draaiknop voor luchtverdeling gericht op het lichaam en naar de zijruiten gericht op het lichaam, naar de zijruiten en de beenruimte gericht alleen naar de beenruimte gericht naar de beenruimte en de voorruit - gericht alleen naar de voorruit.

E Knop voor in-/uitschakeling achterruitverwarming. Bij inschakeling gaat het lampje op de knop branden. De functie is voorzien van een tijdschakeling om de lading van de accu te behouden, waardoor de functie na ongeveer 20 minuten automatisch wordt uitgeschakeld.

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

WEGWIJS IN UW AUTO

Snelle ontwaseming/ontdooiing van de voorruit en de zijruiten voor (MAX-DEF) Ga als volgt te werk: draai de knop A in het rode vlak; draai de knop C in stand ; draai de knop D in stand -; draai de knop B in stand 4- (maximale aanjagersnelheid).

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

BELANGRIJK De airconditioning kan goed gebruikt worden om de ruiten sneller te ontwasemen, omdat de lucht droger wordt. Stel de bedieningsknoppen in zoals hiervoor beschreven en schakel de airconditioning in door de knop B in te drukken; het lampje op de knop gaat branden.

ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM Schakel in de winter de airconditioning 1 keer per maand gedurende 10 minuten in. Laat voor het zomerseizoen de werking van de airconditioning door het Abarth Servicenetwerk controleren.

30

AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH (indien aanwezig)


De automatische airconditioning regelt de temperatuur automatisch op basis van de instelling die de gebruiker heeft gekozen: de temperatuur van de luchttoevoer naar het interieur; de aanjagersnelheid (traploze regeling); de luchtverdeling in het interieur; de in-/uitschakeling van de compressor (voor koelen en drogen van de lucht); de in-/uitschakeling van de recirculatie. Deze functies kunnen handmatig worden gewijzigd, d.w.z. dat u het systeem kunt regelen door naar wens een of meer functies te selecteren. Als handmatig een functie wordt ingesteld, blijven de andere functies echter automatisch geregeld, ook al dooft het lampje op de knop AUTO.
D
fig. 29

C
TTC

F0S029Ab

31

ALFABETISCH REGISTER

Als u de knop AUTO indrukt en u de gewenste temperatuur instelt, regelt het systeem de temperatuur, de luchtopbrengst en de luchtverdeling in het interieur en schakelt de aircocompressor in.

Als de compressor is uitgeschakeld: wordt de recirculatie uitgeschakeld om het eventuele beslaan van de ruiten te voorkomen;

TECHNISCHE GEGEVENS

Knop AUTO - A Automatische werking airconditioning inschakelen

Als u op de knop drukt als het lampje op de knop brandt, wordt de aircocompressor uitgeschakeld en dooft het lampje.

ONDERHOUD EN ZORG

BEDIENINGSORGANEN fig. 29

Knop - B Aircocompressor in-/uitschakelen

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

VEILIGHEID

kan de temperatuur van de lucht naar het interieur niet lager worden dan de buitentemperatuur (de temperatuuraanduiding op het display knippert als het systeem er niet in slaagt het gewenste klimaat te bereiken); kunt u handmatig de aanjagersnelheid op nul zetten (als de compressor is ingeschakeld, dan kan de aanjagersnelheid niet lager zijn dan een minimale waarde (n staafje verlicht)). Knop OFF - C Systeem uitschakelen Als u op de knop OFF drukt, wordt het systeem uitgeschakeld. Als het systeem is uitgeschakeld: zijn alle lampjes gedoofd; is het temperatuurdisplay gedoofd; is de luchtrecirculatie uitgeschakeld; is de compressor uitgeschakeld; is de aanjager uitgeschakeld. Onder deze omstandigheden kunt u de recirculatie in- of uitschakelen zonder het systeem te activeren.

WEGWIJS IN UW AUTO

Knop - D Luchtrecirculatie in-/uitschakelen Het verdient aanbeveling om de luchtrecirculatie in te schakelen in de file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen dat vervuilde lucht het interieur bereikt. Lampje op de knop brandt = recirculatie ingeschakeld. Lampje op de knop gedoofd = recirculatie uitgeschakeld. Bij lage temperaturen of wanneer de compressor is uitgeschakeld, wordt de recirculatie geforceerd uitgeschakeld om het beslaan van de ruiten te voorkomen. BELANGRIJK Bij lage buitentemperaturen raden wij u aan om de recirculatiefunctie niet te gebruiken omdat hierdoor de ruiten sneller kunnen beslaan. Knoppen - E Gewenste temperatuur instellen Als u op de knop drukt, wordt de temperatuur in het interieur verhoogd, totdat de waarde HI (maximale verwarming) is bereikt. Als u op de knop drukt, wordt de temperatuur in het interieur verlaagd, totdat de waarde LO (maximale koeling) is bereikt.

BELANGRIJK Als de motorkoelvloeistof niet warm genoeg is, schakelt het systeem niet onmiddellijk de maximale aanjagersnelheid in, om de toevoer van te koude lucht in het interieur te beperken. Knoppen - F Aanjagersnelheid instellen Als u op de knop of drukt, wordt de aanjagersnelheid respectievelijk verhoogd of verlaagd; de aanjagersnelheid wordt weergegeven door verlichte staafjes op het display. De aanjager kan worden uitgeschakeld, maar alleen als u de aircocompressor hebt uitgeschakeld (knop B). Om de automatische regeling van de aanjagersnelheid weer in te schakelen, moet u de knop AUTO indrukken. Knoppen - G H I Luchtverdeling handmatig kiezen Als u deze knoppen indrukt, dan kunt u een van de vijf mogelijke luchtverdelingen kiezen: lucht uit de luchtroosters voor ontdooiing/ontwaseming van de voorruit en de zijruiten voor. lucht uit de luchtroosters in het midden en aan de zijkant van het dashboard voor een koele luchtstroom op het lichaam en het gezicht bij warm weer.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

32

de luchtrecirculatie uitschakelt; de maximale luchttemperatuur instelt (HI); een aanjagersnelheid inschakelt op basis van de koelvloeistoftemperatuur; de luchtstroom naar de voorruit en de zijruiten voor leidt; de achterruitverwarming inschakelt. BELANGRIJK De functie blijft ongeveer 3 minuten ingeschakeld nadat de koelvloeistoftemperatuur boven 50C is gekomen (benzine-uitvoeringen) of 35C (dieseluitvoeringen). ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM Schakel in de winter de airconditioning 1 keer per maand gedurende 10 minuten in. Laat voor het zomerseizoen de werking van de airconditioning door het Abarth Servicenetwerk controleren.

De airconditioning maakt gebruik van het koelmiddel R134a. Bij lekkage is dit middel niet schadelijk voor het milieu. Gebruik in geen geval andere middelen, zoals R12, omdat anders de componenten van het systeem beschadigd kunnen worden. ONTWASEMING/ ONTDOOIING ACHTERRUIT Druk op de knop M voor het inschakelen van deze functie: het lampje ( op het instrumentenpaneel gaat branden als deze functie wordt ingeschakeld. De functie is voorzien van een tijdschakeling, waardoor de functie na 20 minuten automatisch wordt uitgeschakeld. U kunt de verwarming eerder uitschakelen door nogmaals de knop ( in te drukken. BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes op de elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijde van de achterruit, om beschadiging van de achterruitverwarming te voorkomen.

De ingestelde luchtverdeling wordt aangegeven door een brandend lampje op de geselecteerde knoppen. Om de automatische regeling van de luchtverdeling weer in te schakelen, moet u de knop AUTO indrukken. Knop - - L Snelle ontwaseming/ontdooiing van de voorruit en de zijruiten voor Als u op de knop - drukt, schakelt het systeem automatisch alle functies in die noodzakelijk zijn voor het snel ontdooien/ontwasemen van de voorruit en de zijruiten voor, d.w.z. dat het systeem:

33

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

lucht uit de luchtroosters voor de beenruimte voor. Doordat warme lucht opstijgt, kan in een zo kort mogelijke tijd de lucht in het interieur worden verwarmd. Dit geeft snel een behaaglijk gevoel. + lucht uit de luchtroosters voor de beenruimte (warmere lucht) en de uitstroomopeningen op het dashboard (koelere lucht). + lucht uit de luchtroosters voor de beenruimte en de luchtroosters voor de voorruit en zijruiten voor. Deze luchtverdeling zorgt voor een goede verwarming van het interieur en voorkomt het eventuele beslaan van de ruiten.

de aircocompressor inschakelt wanneer de klimatologische omstandigheden dit toestaan;

WEGWIJS IN UW AUTO

BUITENVERLICHTING
Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting. De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat. Als u de buitenverlichting inschakelt, gaan ook de verlichting van het instrumentenpaneel en de bedieningsknoppen op het dashboard branden. DAGVERLICHTING (D.R.L.) (indien aanwezig) fig. 30 Als u met de sleutel in stand MAR de draaiknop in stand O zet, wordt automatisch de dagverlichting ingeschakeld; de andere lampen en de interieurverlichting blijven uitgeschakeld. De automatische inschakeling van de dagverlichting kan worden in- of uitgeschakeld via het menu op het display (zie de paragraaf Multifunctioneel display en instelbaar multifunctioneel display in dit hoofdstuk). Als de dagverlichting wordt uitgeschakeld, dan gaat geen enkele verlichting branden als de draaiknop in stand O staat. ATTENTIE De dagverlichting is een alternatief voor het dimlicht tijdens het rijden overdag. Deze dagverlichting is in bepaalde landen verplicht en waar niet verplicht, toegestaan. De dagverlichting is geen vervanging voor het dimlicht tijdens het rijden in tunnels of in het donker. Het gebruik van de dagverlichting is afhankelijk van de wettelijke voorschriften van het land waarin u zich bevindt. Houdt u aan de voorschriften.
fig. 30
F0S030Ab

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

fig. 31

F0S031Ab

DIMLICHT/ BUITENVERLICHTING fig. 30 Draai met de contactsleutel in stand MAR, de draaiknop in stand 2. Als het dimlicht wordt ingeschakeld, schakelt de dagverlichting uit en schakelen de buitenverlichting en het dimlicht in. Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 3 branden. Draai met de contactsleutel in stand STOP of met uitgenomen sleutel, de draaiknop van stand O in stand 2; de buitenverlichting en de kentekenplaatverlichting schakelen in. Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 3 branden. GROOTLICHT fig. 30 Druk de hendel naar voren in de richting van het dashboard, als de draaiknop reeds in stand 2 staat (vergrendelde stand). Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 1 branden. Als vervolgens de hendel naar het stuurwiel wordt getrokken, dan dooft het grootlicht en wordt het dimlicht weer ingeschakeld.

GROOTLICHTSIGNAAL fig. 30 Trek de hendel naar het stuur (stand zonder vergrendeling). Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 1 branden. RICHTINGAANWIJZERS fig. 31 Zet de hendel in de vergrendelde stand: omhoog (stand a): inschakeling rechter richtingaanwijzer; omlaag (stand b): inschakeling linker richtingaanwijzer. Op het instrumentenpaneel knippert het controlelampje of . De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als de auto weer rechtuit rijdt. Functie wisselen van rijbaan Als u bij wisseling van rijbaan kort richting wilt aangeven, moet u de linker hendel korter dan een halve seconde in de onvergrendelde stand zetten. De richtingaanwijzers aan de betreffende zijde knipperen 3 keer en doven daarna automatisch.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

34

Met dit systeem kan de ruimte voor de auto een bepaalde tijd worden verlicht. Inschakelen U schakelt deze functie in door de contactsleutel in stand STOP te draaien of uit te nemen en de linker hendel binnen 2 minuten na het uitzetten van de motor naar het stuur te trekken. Telkens als u de hendel bedient, blijft de verlichting 30 seconden langer branden, tot een maximum van 210 seconden; hierna schakelt de verlichting automatisch uit. Telkens als de hendel wordt bediend, gaat het controlelampje 3 op het instrumentenpaneel branden en verschijnt op het display de tijd dat de functie actief blijft. Het lampje gaat branden als de hendel voor het eerst bediend wordt en blijft branden totdat de functie automatisch wordt uitgeschakeld. Telkens als de hendel wordt bediend, wordt alleen de inschakeltijd van de verlichting verlengd. Uitschakelen Houd de hendel langer dan 2 seconden naar het stuur getrokken.

Met de rechter hendel fig. 32 kunt u de ruitenwissers/-sproeiers en achterruitwisser/-sproeier bedienen. RUITENWISSERS/-SPROEIERS Deze werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat. De hendel kan in vijf verschillende standen worden gezet (4 snelheidsniveaus): A ruitenwissers uitgeschakeld. B wissen met interval. C langzaam continu wissen. D snel continu wissen. E tussenslag (onvergrendelde stand). In stand E werken de ruitenwissers, zolang u de hendel met de hand in deze stand houdt. Als u de hendel loslaat, springt deze direct weer in stand A en schakelen de ruitenwissers automatisch uit.

fig. 32

F0S032Ab

Gebruik de ruitenwissers niet om opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit te verwijderen. In die omstandigheden grijpt, als de ruitenwissers te zwaar worden belast, de beveiliging in, die ervoor zorgt dat de ruitenwisser enkele seconden worden uitgeschakeld. Als hierna de werking niet wordt hervat, wendt u dan tot het Abarth Servicenetwerk.

35

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

Intelligente wis-/wasregeling Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde stand), schakelen de ruitensproeiers in. Als u de hendel aangetrokken houdt, dan worden in een beweging de ruitenwissers/-sproeiers ingeschakeld; de ruitenwissers schakelen automatisch in als u de hendel langer dan een halve seconde aangetrokken houdt. De ruitenwissers blijven nog enkele slagen werken, nadat u de hendel loslaat; na enige seconden volgt nog een reinigingsslag.

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

FOLLOW ME HOME SYSTEEM

RUITEN REINIGEN

WEGWIJS IN UW AUTO

ACHTERRUITWISSER/SPROEIER Deze werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat. Als u de draaiknop in stand ' zet, schakelt de achterruitwisser in. Als u bij ingeschakelde ruitenwissers de draaiknop in stand ' zet, schakelt de achterruitwisser in die, in dit geval, gelijktijdig werkt (in de verschillende standen) met de ruitenwissers voor maar met een lagere frequentie. Als u bij ingeschakelde ruitenwissers de achteruit inschakelt, gaat automatisch ook de achterruitwisser langzaam continu wissen. De werking stopt als de achteruit wordt uitgeschakeld. Intelligente wis-/wasregeling Als u de hendel naar het dashboard duwt (onvergrendelde stand), schakelt de achterruitsproeier in. Als u de hendel aangetrokken houdt, dan worden in een beweging de achterruitwisser/-sproeier ingeschakeld; de achterruitwisser schakelt automatisch in als u de hendel langer dan een halve seconde aangetrokken houdt. De achterruitwisser blijft nog enkele slagen werken, nadat u de hendel loslaat; na enige seconden volgt nog een reinigingsslag.

STARTEN EN RIJDEN

Gebruik de achterruitwisser niet om opgehoopte sneeuw of ijs van de achterruit te verwijderen. In die omstandigheden grijpt, als de achterruitwisser te zwaar wordt belast, de beveiliging in, die ervoor zorgt dat de wisser enkele seconden worden uitgeschakeld. Als hierna de werking niet wordt hervat, wendt u dan tot het Abarth Servicenetwerk.

Brandduurregeling van de interieurverlichting (middelste stand van het lampenglas)


Er zijn drie brandduurregelingen: iedere keer als een portier wordt geopend, gaat de verlichting 3 min. branden; als de contactsleutel uit het contactslot wordt genomen binnen twee minuten na het uitzetten van de motor, gaat de verlichting ongeveer 10 seconden branden; als de portieren worden ontgrendeld (met de afstandsbediening of met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier), gaat de verlichting ongeveer 10 seconden branden. De verlichting kan op twee manieren worden uitgeschakeld: als alle portieren worden gesloten, wordt de brandduurregeling van drie minuten uitgeschakeld en gaat de verlichting 10 seconden branden. De werking van de brandduurregeling wordt onderbroken als de contactsleutel in stand MAR wordt gedraaid; als de portieren worden vergrendeld (met de afstandsbediening of met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier), dooft de verlichting. de interieurverlichting schakelt na 15 min. automatisch uit om de accu te sparen. BAGAGERUIMTEVERLICHTING Het lampje gaat automatisch branden als u de bagageruimte opent en dooft als de bagageruimte wordt gesloten.

VEILIGHEID

PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING VOOR Het lampenglas kan in drie standen staan: rechterzijde ingedrukt: verlichting altijd ingeschakeld linkerzijde ingedrukt: verlichting altijd uitgeschakeld middelste stand (neutraal): de verlichting wordt automatisch in-/uitgeschakeld bij het openen/sluiten van de portieren. BELANGRIJK Controleer voordat u de auto verlaat of de schakelaar in de middelste stand staat. Op deze manier dooft de interieurverlichting bij het sluiten van de portieren, en voorkomt u dat de accu ontlaadt. Bij enkele uitvoeringen schakelt de verlichting alleen automatisch in of uit als het portier aan bestuurderszijde wordt geopend of gesloten. Als de portieren met de afstandsbediening worden ontgrendeld, gaat de verlichting ongeveer 10 seconden branden. Als de portieren met de afstandsbediening worden vergrendeld, dooft de plafondverlichting.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

36

MENU CD
MP3 RND RPT TPM CD-IN EQLOUD AF LOC PTY TP TA RMB PB CD

SPORT-FUNCTIE fig. 33 Als u op de SPORT-knop A-fig. 33 drukt, wordt de sport-functie ingeschakeld. Hierdoor reageert de motor sneller op gaspedaalbewegingen en is meer kracht nodig voor het draaien van het stuur voor een optimaal stuurgevoel. Als de functie is ingeschakeld, dan wordt op het instrumentenpaneel het opschrift SPORT verlicht. Druk nogmaals op de knop om deze functie uit te schakelen en de instelling voor normaal rijden te herstellen. BELANGRIJK Als u de SPORT-knop indrukt, wordt de functie na ongeveer 5 seconden ingeschakeld. BELANGRIJK Als u tijdens het accelereren de SPORT-functie gebruikt, kunt u stoten in het stuurwiel voelen, die kenmerkend zijn voor een sportieve instelling.

FM AS

AM

AUD

fig. 33

F0S033Ab

Noodstop Bij een noodstop schakelen automatisch de waarschuwingsknipperlichten in en gaan gelijktijdig de lampjes en op het instrumentenpaneel branden. De functie schakelt automatisch uit als de remvertraging niet meer het karakter van een noodstop heeft. Deze functie voldoet aan de huidige wettelijke voorschriften.

37

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN fig. 33 Druk op de schakelaar B, onafhankelijk van de stand van de contactsleutel. Als het systeem is ingeschakeld, branden de lampjes en op het instrumentenpaneel. Druk voor uitschakeling de schakelaar B nogmaals in. Het gebruik van de waarschuwingsknipperlichten is afhankelijk van de wetgeving van het land waarin u zich bevindt. Houdt u aan de voorschriften.

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

BEDIENINGSORGANEN

MISTLAMPEN VOOR/ MISTACHTERLICHTEN (indien aanwezig) fig. 33 De mistlampen voor/mistachterlichten kunnen op de volgende wijze met de knop C worden ingeschakeld: 1x Indrukken: inschakeling mistlampen voor 2x Indrukken: inschakeling mistachterlichten 3x Indrukken: uitschakeling verlichting Bij ingeschakelde mistlampen voor gaat op het instrumentenpaneel het controlelampje 5 branden; bij ingeschakelde mistachterlichten gaat op het instrumentenpaneel het controlelampje 4 branden. De mistlampen voor schakelen uitsluitend in als het dimlicht is ingeschakeld.

WEGWIJS IN UW AUTO

AUD

BRANDSTOFNOODSCHAKELING Deze schakelt in bij een ongeval waardoor: de toevoer van brandstof wordt gestopt en de motor afslaat; de portieren automatisch ontgrendelen;

STARTEN EN RIJDEN

fig. 34

F0S034Ab

de interieurverlichting wordt ingeschakeld. Als de brandstofnoodschakeling geactiveerd is, verschijnt op het display het bericht Brandstoftoevoer afgesloten, zie instructieboekje. Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de motorruimte, onder de auto of in de nabijheid van de brandstoftank. Draai na het ongeval de contactsleutel in stand STOP om te voorkomen dat de accu ontlaadt.

MISTACHTERLICHTEN fig. 34 Druk op de knop D voor inschakeling van de mistachterlichten. Deze schakelen uitsluitend in als het dimlicht is ingeschakeld. Bij ingeschakelde mistachterlichten gaat op het instrumentenpaneel het controlelampje 4 branden. Druk voor uitschakeling nogmaals op de knop.

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

Om de juiste werking van de auto te herstellen, moeten de volgende handelingen worden uitgevoerd: draai de contactsleutel in stand MAR; schakel de rechter richtingaanwijzer in; schakel de rechter richtingaanwijzer uit; schakel de linker richtingaanwijzer in; schakel de linker richtingaanwijzer uit; schakel de rechter richtingaanwijzer in; schakel de rechter richtingaanwijzer uit; schakel de linker richtingaanwijzer in; schakel de linker richtingaanwijzer uit; draai de contactsleutel in stand STOP.

VEILIGHEID

ATTENTIE Als u na een ongeval een brandstoflucht ruikt of merkt dat het brandstofsysteem lekt, schakel dan het systeem niet opnieuw in, zodat brand wordt voorkomen.

ALFABETISCH REGISTER

38

AANSTEKER (indien aanwezig)

Ze kunnen voor de voorruit of voor de zijruit worden gedraaid. Op de achterzijde van de zonneklep aan passagierszijde bevindt zich een spiegeltje, dat verlicht kan worden door een plafondlampje (indien aanwezig) en dat bediend wordt door knop B. Op de zonneklep aan bestuurders- en passagierszijde bevindt zich een documentenvakje.

Trek aan de handgreep A om het dashboardkastje te openen.

39

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

ATTENTIE Rijd niet met geopend dashboardkastje: bij een ongeval zou de passagier zich kunnen verwonden.

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

ATTENTIE De aansteker wordt erg heet. Gebruik de aansteker voorzichtig en voorkom dat hij gebruikt wordt door kinderen: risico op brand en/of brandwonden. Controleer altijd of de aansteker na het indrukken ook uitschakelt.

fig. 35

F0S035Ab

fig. 36

F0S036Ab

ZONNEKLEPPEN fig. 35 De zonnekleppen zitten aan beide zijden naast de binnenspiegel.

DASHBOARDKASTJE AAN PASSAGIERSZIJDE (indien aanwezig) fig. 36

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

INTERIEURUITRUSTING

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

fig. 37

F0S037Ab

fig. 38

F0S038Ab

fig. 39

F0S039Ab

OPBERGVAK IN MIDDENCONSOLE fig. 37 Om het vak te openen, moet u het bij de opening B naar buiten trekken zoals afgebeeld in de figuur. ATTENTIE Rijd niet met geopend dashboardkastje: bij een ongeval zou de passagier zich kunnen verwonden.

OPBERGVAK ONDER STOEL (indien aanwezig) fig. 38 Op enkele uitvoeringen bevindt zich een opbergvak onder de passagiersstoel voor. Om het te bereiken, moet u de voorzijde van de zitting 1 omhoogtillen, zodat deze loshaakt; til vervolgens de achterzijde van de zitting 2 (aan de kant van de rugleuning) omhoog. Om het opbergvak te sluiten, moet u de achterzijde van de zitting omlaag en onder de rugleuning plaatsen zonder kracht te zetten; druk vervolgens op de voorzijde van de zitting totdat deze vergrendelt.

BEKER/BLIKJESHOUDERS Op de tunnelconsole bevinden zich twee houders voor de zitplaatsen voor en twee voor de zitplaatsen achter waarin bekers of blikjes geplaatst kunnen worden.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

40

Op de stekkerdoos kunnen accessoires worden aangesloten met een maximaal vermogen van 180W (maximaal verbruik 15A).

Het opendak heeft een groot glazen paneel en een zonnescherm dat met de hand kan worden bediend. Het zonnescherm kan worden gebruikt in de standen geheel gesloten en geheel geopend (het heeft geen vaste tussenliggende standen). Zonnescherm openen: druk op de sluiting A-fig. 41, maak het zonnescherm los en begeleid het tot het geheel geopend is. Ga voor het sluiten in omgekeerde volgorde te werk. Het opendak kan uitsluitend bediend worden als de contactsleutel in stand MAR staat. Met de bedieningsknoppen A-B fig. 40 op het paneel nabij de plafondverlichting voor, kunt u het dak openen/sluiten.

41

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

STEKKERDOOS (indien aanwezig) fig. 39 De stekkerdoos is in de tunnelconsole geplaatst en wordt gevoed met de contactsleutel in stand MAR. Om de stekkerdoos te gebruiken, moet u het beschermdekseltje A openen. De juiste werking is alleen gegarandeerd als de accessoires die erop worden aangesloten, voorzien zijn van goedgekeurde stekkers. Alle accessoires uit het Lineaccessori Abarth-programma zijn van deze stekkers voorzien. BELANGRIJK Als bij uitgezette motor en de contactsleutel in stand MAR accessoires met een hoog stroomverbruik langdurig gebruikt worden (bijvoorbeeld langer dan 1 uur), kan de accu geleidelijk ontladen en de motor niet meer starten.

DAK MET VAST RUITPANEEL (indien aanwezig)


Het open dak heeft een groot glazen paneel en een zonnescherm dat met de hand kan worden bediend. Het zonnescherm kan worden gebruikt in de standen geheel gesloten en geheel geopend (het heeft geen vaste tussenliggende standen). Zonnescherm openen: druk op de sluiting A-fig. 41, maak het zonnescherm los en begeleid het tot het geheel geopend is. Ga voor het sluiten in omgekeerde volgorde te werk.

fig. 40

F0S040Ab

Openen Als u de knop B-fig. 40 indrukt en ingedrukt houdt, opent het voorste ruitpaneel in kantelstand. Druk nogmaals langer dan een halve seconde op de knop B-fig. 40 om de ruit geheel te openen. De ruit kan in een tussenliggende stand worden gezet door opnieuw op de knop te drukken.

OPENDAK (indien aanwezig)

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

WEGWIJS IN UW AUTO

Als er een imperiaal gemonteerd is, is het raadzaam het opendak alleen in kantelstand te gebruiken. Open het dak niet bij sneeuw of ijs: het kan dan beschadigd worden.
fig. 41
F0S041Ab

Anti-letselfunctie Het opendak is voorzien van een anti-letselfunctie die een eventueel obstakel kan waarnemen als de ruit sluit. In dat geval stopt het systeem de ruitbeweging en wordt de ruitbeweging onmiddellijk omgekeerd.

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

Sluiten Als het dak in geheel geopende stand staat en u drukt langer dan een halve seconde op de knop A-fig. 40, dan komt het voorste ruitpaneel automatisch in kantelstand. De ruit kan in een tussenliggende stand worden gezet door opnieuw op de knop te drukken. Druk nogmaals op de knop Afig. 40 en houd de knop ingedrukt om het paneel geheel te sluiten.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

ATTENTIE Verwijder altijd de contactsleutel uit het contactslot als u de auto verlaat, om te voorkomen dat het opendak per ongeluk in beweging wordt gebracht en zo gevaar kan opleveren voor de achtergebleven inzittenden: onzorgvuldig gebruik van het opendak kan gevaarlijk zijn. Controleer voor en tijdens de bediening van het opendak altijd of de passagiers niet verwond kunnen worden door de beweging van het opendak zelf of door in beweging gebrachte voorwerpen.

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

42

Ga als volgt te werk: druk de knop A-fig. 40 in de sluitstand; houd de knop ingedrukt totdat het dak stapsgewijs geheel is gesloten; wacht nadat het dak geheel gesloten is, tot de elektrische motor van het dak uitschakelt.
fig. 42
F0S042Ab

Openen Draai de sleutel in stand 1 en trek de handgreep omhoog. SLUITEN IN NOODGEVALLEN Als het opendak niet elektrisch bediend kan worden, dan kan het handmatig worden bediend; ga hiervoor als volgt te werk: verwijder de beschermdop A-fig. 42 op de binnenbekleding, achter het zonnescherm; neem de zeskantige sleutel uit de gereedschaphouder in de bagageruimte; steek de sleutel in de zitting en draai de sleutel: rechtsom om het dak te openen; linksom om het dak te sluiten. Als u bij uitvoeringen met centrale bediening de sleutel draait, worden gelijktijdig alle portieren ontgrendeld. Met afstandsbediening: druk op knop om de portieren te ontgrendelen.

ATTENTIE Controleer voordat u een portier opent of u dit op een veilige manier kunt doen. Open de portieren alleen als de auto stilstaat.

43

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

Als de accu losgekoppeld is geweest of als een zekering is doorgebrand, moet de werking van het opendak opnieuw ingesteld worden.

VER-/ONTGRENDELEN VAN BUITENAF fig. 43

WEGWIJS IN UW AUTO

INITIALISATIEPROCEDURE

PORTIEREN

WEGWIJS IN UW AUTO

Vergrendelen Duw het bedieningshendeltje A naar het portier. Als u het hendeltje A op het bestuurdersportier bedient, worden alle portieren vergrendeld. Bij uitvoeringen met afstandsbediening wordt als het hendeltje A op het passagiersportier wordt bediend, alleen dat portier vergrendeld.

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

fig. 43

F0S043Ab

fig. 44

F0S044Ab

Vergrendelen Draai bij goed gesloten portieren de sleutel in stand 2. Bij de uitvoering met centrale bediening moeten alle portieren goed gesloten zijn. Met afstandsbediening (indien aanwezig): druk op knop ; om de portieren te vergrendelen. Als een portier niet goed gesloten is, werkt de centrale portiervergrendeling niet. BELANGRIJK De centrale portiervergrendeling werkt niet als een portier niet goed gesloten is of als er een storing in het systeem is. Na 6 pogingen snel na elkaar schakelt het systeem ongeveer 30 seconden uit.

VER-/ONTGRENDELEN VAN BINNENUIT fig. 44 Openen Trek aan het bedieningshendeltje A. Als u bij uitvoering met centrale bediening het hendeltje A op het bestuurdersportier bedient, worden alle portieren ontgrendeld. Bij uitvoeringen met afstandsbediening wordt als het hendeltje A op het passagiersportier wordt bediend, alleen dat portier ontgrendeld.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

44

TTC

ELEKTRISCHE RUITBEDIENING VOOR fig. 45 De elektrische ruitbediening werkt met de contactsleutel in stand MAR en ongeveer twee minuten nadat de sleutel in stand STOP is gedraaid of is uitgenomen. Naast de versnellingspook bevinden zich twee drukschakelaars (n per zijde) waarmee u de zijruiten bedient: A Openen/sluiten van de portierruit aan bestuurderszijde. B Openen/sluiten van de portierruit aan passagierszijde. Als u de schakelaar enkele seconden ingedrukt houdt, sluit of opent de ruit automatisch (alleen met de sleutel in stand MAR). ATTENTIE Onzorgvuldig gebruik van de elektrische ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer voor en tijdens het bedienen van de ruit altijd of de passagiers niet kunnen worden verwond door de bewegende ruiten, hetzij direct door contact met de ruit, hetzij door voorwerpen die door de ruit worden meegesleept of geraakt.

A
fig. 45

B
F0S045Ab

45

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

ATTENTIE Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot als u de auto verlaat, om te voorkomen dat een onverwachtse inschakeling van de elektrische ruitbediening gevaar oplevert voor de achtergebleven passagiers.

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

RUITBEDIENING

WEGWIJS IN UW AUTO

BAGAGERUIMTE
ACHTERKLEP OPENEN Met de sleutel met afstandsbediening Druk op de knop R. Als de achterklep wordt ontgrendeld, knipperen de richtingaanwijzers twee keer. De achterklep gaat dankzij de gasveren gemakkelijk open. Als u de achterklep opent, gaat de bagageruimteverlichting branden: de verlichting gaat automatisch uit als u de achterklep sluit. De verlichting blijft bovendien ongeveer 15 minuten branden nadat de contactsleutel in stand STOP is gedraaid: als binnen deze 15 minuten een portier of de achterklep wordt geopend, gaat de tijdsperiode opnieuw in.
fig. 46
F0S046Ab

Om de achterklep met deze handgreep te kunnen openen, moet eerst een van de voorportieren worden geopend of de portieren ontgrendeld zijn met de afstandsbediening of met de mechanische sleutel. Als de achterklep niet goed gesloten is, brandt het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig).

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

Elektrisch bediende handgreep (soft touch) fig. 46 De achterklep kan (indien ontgrendeld) alleen vanaf de buitenkant worden geopend met de elektrisch werkende handgreep B die zich onder de rand bevindt. De achterklep kan bovendien altijd worden geopend als de portieren van de auto ontgrendeld zijn.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

46

ATTENTIE Het maximum laadvermogen van de auto mag nooit overschreden worden (zie hoofdstuk Technische gegevens). Controleer bovendien of de bagageruimte goed geladen is, om te voorkomen dat een voorwerp bij bruusk remmen naar voren schiet en letsel veroorzaakt.
fig. 47
F0S047Ab

ACHTERKLEP SLUITEN fig. 47 U sluit de achterklep door de achterklep te laten zakken en ter hoogte van het slot te drukken, totdat u de vergrendeling hoort. Aan de binnenzijde van de achterklep zit een koordje B waarmee u de achterklep makkelijker kunt sluiten.

Rijd niet met een geopende achterklep: het uitlaatgas kan in het interieur dringen.

fig. 48

F0S048Ab

ACHTERKLEP IN GEVAL VAN NOOD OPENEN fig. 48 Om de achterklep vanuit het interieur te openen (bij een lege accu of bij een storing in het elektrische systeem van de achterklep zelf), moet als volgt te werk worden gegaan (zie Bagageruimte vergroten in dit hoofdstuk): verwijder de hoofdsteunen achter (indien aanwezig); klap de rugleuningen naar voren; voor het mechanisch ontgrendelen van de achterklep, moet u vanuit de bagageruimte het hendeltje A bedienen.

Let er op dat u niet tegen voorwerpen op het imperiaal stoot als u de achterklep opent.

47

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ATTENTIE Als u in een gebied rijdt waar brandstof moeilijk verkrijgbaar is en u daarom reservebrandstof in een jerrycan wilt vervoeren, dan dient u zich aan de geldende wetgeving te houden. Gebruik alleen een goedgekeurde jerrycan en bevestig deze op de juiste wijze. Toch zal bij een ongeval de kans op brand groter zijn.

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

WEGWIJS IN UW AUTO

Ga als volgt te werk: verwijder de hoofdsteunen van de achterbank (indien aanwezig); controleer of de gordels niet gespannen zijn of gedraaid zitten; trek de hendeltjes A en B-fig. 49 omhoog om de rugleuningen te ontgrendelen en klap ze op de zitting neer.
fig. 49
F0S049Ab

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

fig. 50

F0S050Ab

BAGAGERUIMTE VERGROTEN Gedeeltelijke vergroting (50/50) (indien van toepassing) fig. 49-50 Het is mogelijk de bagageruimte te vergroten door de deelbare achterbank gedeeltelijk of geheel neer te klappen. Ga als volgt te werk: verwijder de hoofdsteunen van de achterbank (indien aanwezig); voor het verwijderen van de hoofdsteunen achter moet of de achterklep worden geopend of de rugleuning zijn ontgrendeld en naar voren worden gekanteld; controleer of de gordels niet gespannen zijn of gedraaid zitten; trek het hendeltjes A of B-fig. 49 omhoog om respectievelijk het linker of het rechter deel van de rugleuning te ontgrendelen en plaats de rugleuning op de zitting.
fig. 51
F0S051Ab

BELANGRIJK Bij het terugplaatsen van de rugleuning raden wij aan vanaf de buitenzijde van de auto (bij geopende portieren) te werk te gaan.

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

TECHNISCHE GEGEVENS

BELANGRIJK Bij het terugplaatsen van de rugleuning raden wij aan vanaf de buitenzijde van de auto (bij geopende portieren) te werk te gaan. Maximale vergroting fig. 51 Als de achterbank wordt neergeklapt, is de bagageruimte maximaal vergroot.

ALFABETISCH REGISTER

48

Plaats de rugleuningen omhoog en druk de leuningen naar achteren, totdat beide borgmechanismen hoorbaar inklikken. Plaats de gespen van de veiligheidsgordels omhoog en zet de zitting weer in de normale gebruiksstand. BELANGRIJK Als de rugleuning in de normale gebruiksstand wordt gezet, controleer dan of de rugleuning hoorbaar vergrendelt. Controleer of de rugleuning aan beide zijden goed vergrendeld is om te voorkomen dat in geval van bruusk remmen, de rugleuning naar voren kan klappen en de passagiers kan verwonden. HOEDENPLANK VERWIJDEREN Om de hoedenplank te verwijderen, moet de hoedenplank uit de twee pennen aan de zijkant worden losgemaakt.

Openen fig. 52-53-54 Ga als volgt te werk: trek de hendel A in de richting van de pijl; plaats het hendeltje B naar rechts zoals aangegeven in de figuur; til de motorkap op en trek gelijktijdig de steunstang C uit de klem D; steek vervolgens het uiteinde van de stang in de grote opening E in de motorkap en druk de stang in de veilige stand (kleine opening) zoals afgebeeld.
fig. 52

F0S052Ab

49

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ATTENTIE Als de steunstang verkeerd geplaatst wordt, kan de motorkap onverwacht dichtvallen. Voer deze handelingen alleen uit als de auto stilstaat.

fig. 53

F0S053Ab

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

Achterbank terugplaatsen

MOTORKAP

VEILIGHEID

ATTENTIE Controleer of de armen van de ruitenwissers tegen de ruit aanstaan voordat u de motorkap optilt.
D

WEGWIJS IN UW AUTO

E C

NOODGEVALLEN

ATTENTIE Wees voorzichtig als u werkzaamheden in de motorruimte moet verrichten en de motor nog warm is, om brandwonden te voorkomen. Kom niet met uw handen in de buurt van de elektroventilateur: de elektroventilateur kan, ook bij uitgeschakeld contact, onverwacht inschakelen. Wacht tot de motor is afgekoeld. ATTENTIE Pas op met sjaals, dassen of loszittende kledingstukken omdat ook deze door de bewegende onderdelen kunnen worden gegrepen.

STARTEN EN RIJDEN

fig. 54

F0S054Ab

ATTENTIE Om veiligheidsredenen moet de motorkap tijdens het rijden altijd goed gesloten zijn. Controleer daarom altijd of de motorkap goed vergrendeld is. Als u tijdens het rijden merkt dat de motorkap niet goed is vergrendeld, stop dan onmiddellijk en sluit de motorkap op de juiste wijze.

Sluiten fig. 54 Ga als volgt te werk: Houd de motorkap met een hand omhoog, trek met de andere hand de stang C uit de zitting E en plaats de steunstang terug in de klem D. Laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm van de motorruimte zakken, laat de motorkap vallen en controleer of de motorkap goed is gesloten door deze op te tillen. De motorkap mag niet alleen door de beveiliging vergrendeld zijn. Druk in dit laatste geval de motorkap niet dicht, maar til hem opnieuw op en herhaal de handeling.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

LAMPJES EN BERICHTEN

50

KOPLAMPEN AFSTELLEN BEVESTIGINGSPUNTEN De bevestigingspunten bevinden zich op de in fig. 55 aangegeven plaatsen. Om de bevestigingspunten voor te gebruiken, moet de dop A worden verwijderd, die bereikbaar is bij geopend portier. De bevestigingspunten achter B zijn te vinden overeenkomstig de maten die zijn afgebeeld in fig. 56. In het Lineaccessori-programma is een imperiaal/skidrager opgenomen die speciaal voor de achterklep is ontwikkeld. BELANGRIJK U dient zich strikt aan de aanwijzingen te houden die in het pakket zijn meegeleverd. De montage moet altijd door deskundige personen worden uitgevoerd.
fig. 55
F0S055Ab

Voor optimaal zicht en zichtbaarheid moeten de koplampen op de juiste wijze zijn afgesteld. Wendt u voor controle of afstelling tot het Abarth Servicenetwerk. Controleer de afstelling van de koplampen telkens als het gewicht of de plaats van de lading wijzigt.

fig. 56

F0S056Ab

Overschrijd nooit het maximum draagvermogen (zie hoofdstuk Technische gegevens).

51

ALFABETISCH REGISTER

Verdeel de lading gelijkmatig en houd tijdens de rit rekening met een verhoogde zijwindgevoeligheid.

TECHNISCHE GEGEVENS

ATTENTIE Houdt u strikt aan de wettelijke bepalingen betreffende de maximale afmetingen.

ATTENTIE Controleer na enkele kilometers opnieuw of de bevestigingsbouten nog goed vastzitten.

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

m 30 m

30 m

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk voor het comfort en de veiligheid van uzelf en de overige weggebruikers. Bovendien zijn er wettelijke voorschriften met betrekking tot de koplampafstelling.

WEGWIJS IN UW AUTO

IMPERIAAL/ SKIDRAGER

KOPLAMPEN

WEGWIJS IN UW AUTO

Correcte standen op basis van de beladingsgraad Stand 0 - een of twee personen op de voorstoelen. Stand 1 - vier personen.
MENU
ESC

MISTLAMPEN VOOR AFSTELLEN (indien aanwezig) Wendt u voor controle of afstelling tot het Abarth Servicenetwerk. KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waarin de auto is verkocht. In die landen waarin aan de andere zijde van de weg wordt gereden, moet om het tegemoetkomende verkeer niet te verblinden, een gedeelte van de koplampen worden afgeplakt overeenkomstig de wetgeving van het land waarin u rijdt.

VEILIGHEID

Stand 2 - vier personen + bagage.


F0S057Ab

STARTEN EN RIJDEN

fig. 57

Stand 3 - bestuurder + maximale lading in de bagageruimte.

KOPLAMPVERSTELLING fig. 57 De auto is uitgerust met een elektrische koplampverstelling, die werkt met de contactsleutel in stand MAR en ingeschakeld dimlicht. Als de auto beladen is, helt hij achterover. Het gevolg is dat de lichtbundel meer naar boven schijnt. In dit geval moeten de koplampen worden versteld met de knoppen + en . Het display toont de stand gedurende de koplampverstelling.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

52

53

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ATTENTIE Als het ABS in werking treedt, dan is de grip van de banden op het wegdek beperkt: u dient uw snelheid te verlagen en aan te passen aan de beschikbare grip.

In dat geval blijft het remsysteem normaal werken, maar zonder de mogelijkheden van het ABS. Rijd voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het Abarth Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

BELANGRIJK Voor een maximale werking van het remsysteem is een inrijperiode nodig van ongeveer 500 km: in deze periode moet bruusk, herhaaldelijk en langdurig remmen worden vermeden.

Bij een storing brandt het waarschuwingslampje > op het instrumentenpaneel en verschijnt er een melding op het instelbare multifunctionele display (indien aanwezig) (zie het hoofdstuk Lampjes en berichten).

LAMPJES EN BERICHTEN

Het systeem wordt gecompleteerd met een elektronische remdrukverdeling EBD (Electronic Braking Force Distribution), die de remdruk verdeelt tussen de vooren achterwielen.

ATTENTIE Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan een trilling in het rempedaal. Verlaag de remdruk niet maar houd het rempedaal juist goed ingetrapt; op deze manier hebt u de kortste remweg in relatie tot de conditie van het wegdek.

STORINGSMELDINGEN Storing in ABS

STARTEN EN RIJDEN

Het ABS dat gentegreerd is in het remsysteem, voorkomt dat tijdens het remmen de wielen blokkeren, ongeacht de conditie van het wegdek en de pedaaldruk, en verhindert daarmee het doorslippen van een of meerdere wielen. Hierdoor blijft de auto bestuurbaar, zelfs bij noodstops.

Als het ABS in werking is getreden, merkt de bestuurder dit aan een trilling in het rempedaal, die gepaard gaat met enig geluid: dit geeft aan dat het noodzakelijk is uw snelheid aan te passen aan de beschikbare grip op het wegdek.

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

ABS (indien aanwezig)

ACTIVERING VAN HET SYSTEEM

ATTENTIE Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik van de beschikbare grip maar kan deze niet verhogen. Daarom moet op gladde weggedeelten altijd voorzichtig worden gereden en mogen er geen onnodige risicos worden genomen.

WEGWIJS IN UW AUTO

Storing in EBD Bij een storing branden de waarschuwingslampjes > en x op het instrumentenpaneel en verschijnt er een melding op het instelbare multifunctionele display (indien aanwezig) (zie het hoofdstuk Lampjes en berichten). In dit geval kunnen bij krachtig remmen de achterwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan slippen. Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het Abarth Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.

STARTEN EN RIJDEN

ATTENTIE Als alleen het waarschuwingslampje x op het instrumentenpaneel gaat branden en op het instelbare multifunctionele display (indien aanwezig) verschijnt ook een melding, stop dan onmiddellijk en wendt u tot het Abarth Servicenetwerk. Als er vloeistof lekt uit het hydraulische systeem, wordt de werking van zowel het conventionele remsysteem als het ABS in gevaar gebracht.

ESP-SYSTEEM (Electronic Stability Program)


Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wielen hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers blijft. De werking van het ESP is uitermate nuttig als de grip op het wegdek wisselt. Het ESP beschikt naast ASR (anti-doorslipregeling van de aangedreven wielen die werkt op de remmen en de motor) en HILL HOLDER (automatisch werkende wegrijhulp op hellingen) ook over MSR (regeling van het afremmen op de motor tijdens terugschakelen), HBA (automatische remdrukverhoger bij noodstops) en TTC (regeling voor overbrenging van motorkoppel op de wielen). ACTIVERING VAN HET SYSTEEM Bij activering gaat het lampje op het instrumentenpaneel knipperen, om de bestuurder er op te wijzen dat de auto de stabiliteit en de grip dreigt te verliezen.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

VEILIGHEID

54

Het ESP wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart en kan niet worden uitgeschakeld. Storingsmeldingen Bij een storing in het systeem wordt het systeem automatisch uitgeschakeld en gaat lampje op het instrumentenpaneel continu branden. Bovendien verschijnt er een melding op het instelbare multifunctionele display (indien aanwezig). Wendt u in dit geval tot het Abarth Servicenetwerk.

Dit systeem is gentegreerd in het ESP-systeem en schakelt automatisch in als: omhoog: de auto stilstaat op een helling van meer dan 2% met draaiende motor, ingetrapt rempedaal en versnellingsbak in vrij of als een andere versnelling dan de achteruit is ingeschakeld. omlaag: de auto stilstaat op een helling van meer dan 2% met draaiende motor, ingetrapt rempedaal en als de achteruit is ingeschakeld. Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid van het ESP ervoor dat de wielen geremd blijven, totdat het noodzakelijke motorkoppel is bereikt om weg te rijden (of maximaal 2 seconden), zodat u meer tijd heeft om uw rechter voet van het rempedaal naar het gaspedaal te verplaatsen. Als u na 2 seconden niet bent weggereden, schakelt het systeem automatisch uit en wordt de remdruk geleidelijk verlaagd. Tijdens deze fase kunt u een typisch schurend geluid horen. Dit geluid betekent dat de auto ieder moment in beweging kan komen.

55

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ATTENTIE De prestaties van het ESPsysteem mogen de bestuurder er niet toe verleiden onnodige en onverantwoorde risicos te nemen. De rijstijl moet altijd zijn aangepast aan het wegdek, het zicht en het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid ligt altijd en overal bij de bestuurder van de auto.

Voor de juiste werking van het ESPen ASR-systeem is het noodzakelijk dat de banden van alle wielen van hetzelfde merk en type zijn. De banden moeten in perfecte conditie zijn en de voorgeschreven afmetingen hebben.

ONDERHOUD EN ZORG

ATTENTIE Als eventueel met het noodreservewiel wordt gereden, dan blijft het ESP ingeschakeld. Blijf er echter rekening mee houden dat het noodreservewiel kleiner is dan de normale band en dat daarom de grip lager is dan bij de andere banden van de auto.

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is geen handrem; verlaat dus nooit de auto zonder de handrem aan te trekken, de motor uit te zetten en de eerste versnelling in te schakelen.

VEILIGHEID

Bij een storing in het systeem brandt het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel en verschijnt er een melding op het instelbare multifunctionele display (indien aanwezig) (zie hoofdstuk Lampjes en berichten).

WEGWIJS IN UW AUTO

Inschakeling van het systeem

HILL HOLDER-SYSTEEM

Storingsmeldingen

WEGWIJS IN UW AUTO

ASR-SYSTEEM (Antislip Regulation) Dit systeem is gentegreerd in het ESP-systeem en grijpt automatisch in als een of beide aangedreven wielen dreigen door te slippen, zodat de bestuurder de controle over de auto kan behouden. Het ASR-systeem is vooral nuttig onder de volgende omstandigheden: doorslippen van het binnenste wiel in bochten, door verandering van de wielbelasting of door te felle acceleratie; te hoog vermogen naar de wielen, ook in samenhang met de condities van het wegdek; acceleratie op gladde wegen en bij sneeuw en ijzel; verlies van grip op natte weggedeelten (aquaplaning).
fig. 58

TTC-SYSTEEM (Torque Transfer Control)


C
TTC

Dit is een onderdeel van het ESP. Dit systeem verbetert het overbrengen van het motorkoppel op de wielen, waardoor veiligere en veel sportievere rij-eigenschappen worden gegarandeerd. Vooral door de veel snellere reactie bij het insturen van een bocht, waarbij het onderstuur wordt beperkt. Het systeem kan met een knop C-fig. 58. op het dashboard worden ingeschakeld. De inschakeling wordt aangegeven door een brandend lampje in de TTC-knop. Het wordt uitgeschakeld door nogmaals op de knop te drukken of door de motor uit te zetten (contactsleutel in stand STOP).

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

F0S058Ab

MSR-systeem (regeling van motorremwerking) Dit systeem, dat gentegreerd is in de ASR, verhoogt bij bruusk terugschakelen het motorkoppel, zodat overmatige vertraging van de aangedreven wielen wordt voorkomen. Dit heeft vooral voordelen op een wegdek met weinig grip, waarop de stabiliteit van de auto snel verloren kan gaan.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

56

Met het EOBD-systeem (European On Board Diagnosis) kan een doorlopende diagnose worden uitgevoerd op die componenten op de auto die van invloed zijn op de emissie. Bovendien meldt het systeem, door het branden van het lampje U op het instrumentenpaneel en het verschijnen van een melding op het instelbare multifunctionele display (indien aanwezig) (zie het hoofdstuk Lampjes en berichten) dat de betreffende componenten defect zijn. Het doel is: de werking van het systeem controleren; signaleren wanneer door een storing de emissies boven de wettelijk vastgestelde drempelwaarde uitkomen; signaleren wanneer het noodzakelijk is defecte componenten te vervangen. Het systeem beschikt verder nog over een diagnosestekker die het mogelijk maakt, na het aansluiten van speciale apparatuur, de door de regeleenheid opgeslagen storingscodes en de specifieke parameters voor de diagnose en werking van de motor te lezen. Deze controle kan ook worden uitgevoerd door de verkeerspolitie.

Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje U gaat niet branden of het gaat branden of knipperen tijdens het rijden (er verschijnt ook een melding op het instelbare multifunctionele display - indien aanwezig), wendt u dan zo snel mogelijk tot het Abarth Servicenetwerk. De werking van het lampje U kan worden gecontroleerd met behulp van speciale apparatuur van de verkeerspolitie. Houdt u aan de wetgeving van het land waarin u rijdt.

57

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

EOBD-SYSTEEM

BELANGRIJK Na het verhelpen van de storing moet het Abarth Servicenetwerk voor een complete controle van het systeem, tests uitvoeren op een testbank en, zo nodig, een proefrit maken die eventueel een langere afstand kan omvatten.

ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING DUALDRIVE


De auto is uitgerust met Dualdrive elektrische stuurbekrachtiging. De elektrische stuurbekrachtiging werkt alleen als de contactsleutel in stand MAR staat en de motor draait. De elektrische stuurbekrachtiging verlaagt de benodigde stuurkracht, waardoor het rijden in de stad en parkeermanoeuvres bijzonder eenvoudig worden. BELANGRIJK Als de contactsleutel snel wordt gedraaid, kan de volledige werking van de stuurbekrachtiging na 1-2 seconden worden bereikt. Als de SPORT-functie wordt ingeschakeld (zie paragraaf Bedieningsorganen in dit hoofdstuk), dan wordt ook de elektrische stuurbekrachtiging aangepast, waardoor er meer kracht nodig is voor het draaien van het stuur voor een optimaal stuurgevoel.

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

ATTENTIE Het is streng verboden om de-/montagewerkzaamheden uit te voeren, waarvoor wijzigingen in de stuurinrichting of de stuurkolom vereist zijn (bijv. bij montage van een diefstalbeveiliging). Hierdoor kunnen de prestaties van het systeem, de garantie en de veiligheid in gevaar worden gebracht en voldoet de auto niet meer aan de typegoedkeuring.

VEILIGHEID

In dat geval moet u onmiddellijk de auto stilzetten, de motor ongeveer 20 seconden uitzetten en vervolgens de motor weer starten. Als het lampje g blijft branden en de melding op het instelbare multifunctionele display (indien aanwezig) blijft weergegeven, wendt u dan zo snel mogelijk tot het Abarth Servicenetwerk. BELANGRIJK De benodigde stuurkracht kan toenemen bij langdurige parkeermanoeuvres; dit is een normaal verschijnsel om oververhitting van de motor voor de stuurbekrachtiging te voorkomen, in deze situatie zijn er geen reparaties vereist. Als u de auto een volgende keer weer gebruikt, zal de stuurbekrachtiging weer normaal werken.

WEGWIJS IN UW AUTO

STORINGSMELDINGEN Eventuele storingen in het systeem worden aangegeven door het branden van het lampje g op het instrumentenpaneel (er verschijnt ook een melding op het instelbare multifunctionele display - indien aanwezig) (zie het hoofdstuk Lampjes en berichten). Bij een storing in het systeem blijft de auto mechanisch bestuurbaar. BELANGRIJK In bepaalde omstandigheden kan door externe factoren het lampje g op het instrumentenpaneel gaan branden.

NOODGEVALLEN

ALFABETISCH REGISTER

ATTENTIE Zet altijd de motor uit en verwijder de contactsleutel uit het contactslot, zodat het stuurwiel wordt vergrendeld, voordat er onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd, vooral als de auto met de wielen los van de grond staat. Als dit niet mogelijk is (als de sleutel in stand MAR moet staan of de motor moet draaien), moet de hoofdzekering van de elektrische stuurbekrachtiging worden verwijderd.

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

58

De complete installatie bestaat uit: twee mid-woofer luidsprekers in de voorportieren met een diameter van 165 mm en met elk een vermogen van 40 W; twee tweeter luidsprekers in de voorstijlen met een diameter van 38 mm en met elk een vermogen van 30 W; twee full range luidsprekers in de zijpanelen achter met een diameter van 165 mm en met elk een vermogen van 40 W; antenne op het dak van de auto; autoradio met MP3 CD-speler (zie voor de eigenschappen en werking het supplement Autoradio dat bij dit boekje wordt geleverd). Bij een hifi-audiosysteem (optional): twee mid-woofer luidsprekers met een diameter van 165 mm en met elk een vermogen van 60 W; twee tweeter luidsprekers in de voorstijlen met elk een vermogen van 40 W; twee full range luidsprekers in de zijpanelen achter met elk een vermogen van 40W;

59

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

autoradio met MP3 CD-speler (zie voor de eigenschappen en werking het supplement Autoradio dat bij dit boekje wordt geleverd).

VEILIGHEID

Raadpleeg voor de werking van de autoradio met MP3 CD-speler (indien aanwezig) het supplement dat bij dit instructieboekje is geleverd.

een versterker 4x30 W in het zijpaneel rechtsachter; antenne op het dak;

Als u na aankoop van de auto een autoradio wilt installeren, moet u eerst contact opnemen met het Abarth Servicenetwerk voor instructies om de levensduur van de accu te behouden. Als de accu bij uitgezette motor te zwaar wordt belast, beschadigt de accu en kan de garantie op de accu vervallen.

WEGWIJS IN UW AUTO

AUTORADIO

een subwoofer van 60 W onder de rechter voorstoel;

WEGWIJS IN UW AUTO

EXTRA ACCESSOIRES
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die constante voeding nodig hebben (diefstalalarm, navigatiesysteem met anti-diefstalsatellietbewaking enz.), of accessoires die de elektrische installatie zwaar belasten, dient u contact op te nemen met het Abarth Servicenetwerk. Deze kan u de meest geschikte installaties aanraden uit het Lineaccessori Abarthprogramma en controleren of de elektrische installatie van de auto geschikt is voor het extra stroomverbruik of dat het noodzakelijk is een accu met een grotere capaciteit te monteren.

ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE SYSTEMEN MONTEREN De elektrische/elektronische systemen die na aankoop van de auto en binnen de aftersales-service worden gemonteerd, moeten voorzien zijn van het merkteken:

RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE TELEFOONS Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 mc en dergelijke) mogen alleen in de auto worden gebruikt met een aparte antenne aan de buitenkant van de auto. BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke apparaten in de auto (zonder buitenantenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor de gezondheid van de inzittenden, maar kan ook storingen in de elektrische systemen van de auto veroorzaken. Hierdoor wordt de veiligheid in gevaar gebracht. Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit aanzienlijk beperkt door de isolerende eigenschappen van de carrosserie. Houdt u bij het gebruik van mobiele telefoons (GSM, GPRS, UMTS) met het officile EU-keurmerk, strikt aan de instructies die door de fabrikant van de mobiele telefoon zijn bijgeleverd.

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

NOODGEVALLEN

Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montage van zend-/ontvangstapparatuur op voorwaarde dat de montagewerkzaamheden op de juiste wijze bij een gespecialiseerd bedrijf worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen van de fabrikant in acht moeten worden genomen. BELANGRIJK Als door de montage van systemen de kenmerken van de auto worden gewijzigd, kan het kentekenbewijs worden ingenomen door de bevoegde instanties en eventueel de garantie komen te vervallen bij defecten die veroorzaakt zijn door de bovengenoemde modificatie of op defecten die direct of indirect daarvan het gevolg zijn. Fiat Auto S.p.A. is op geen enkele wijze verantwoordelijkheid voor schade die het gevolg is van de installatie van accessoires die niet door Fiat Auto S.p.A. geleverd of aanbevolen zijn en die niet conform de geleverde instructies zijn genstalleerd.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

LAMPJES EN BERICHTEN

60

Tank uitsluitend loodvrije benzine met een octaangetal van ten minste 95 RON. BELANGRIJK Een beschadigde katalysator laat schadelijke stoffen in het uitlaatgas achter, waardoor het milieu wordt vervuild. BELANGRIJK Tank met de auto nooit, niet in noodgevallen en ook niet een klein beetje, loodhoudende benzine. U zou de katalysator onherstelbaar beschadigen. TANKINHOUD Om te zorgen dat de tank volledig gevuld wordt, moet u twee keer bijvullen nadat het vulpistool voor de eerste keer afslaat. Vul niet nog een keer bij om storingen in het brandstofsysteem te voorkomen.
fig. 59
F0S059Ab

TANKDOP fig. 59 De tankdop B is voorzien van een koord C dat aan klepje A vastzit, om verlies van de dop te voorkomen. Draai de dop B los met de contactsleutel. Door de hermetische afsluiting van de tank kan de druk in de tank iets verhoogd zijn. Het is daarom normaal als u bij het losdraaien van de tankdop een sissend geluid hoort. Plaats tijdens het tanken de dop in de uitsparing op het tankklepje, zoals afgebeeld in de figuur.

61

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

Kom niet dicht bij de vulopening met open vuur of een brandende sigaret: brandgevaar. Houd uw hoofd ook niet dicht bij de vulopening om te voorkomen dat u schadelijke dampen inademt.

WEGWIJS IN UW AUTO

TANKEN

WEGWIJS IN UW AUTO

BESCHERMING VAN HET MILIEU


De emissiereductiesystemen voor benzinemotoren zijn: driewegkatalysator (katalysator); lambdasondes; benzinedamp-opvangsysteem. Laat de motor nooit, ook niet tijdens testwerkzaamheden, met een of meer losgekoppelde bougies draaien.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

ATTENTIE Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet boven brandbare materialen (gras, droge bladeren, dennennaalden enz.): brandgevaar.

62

VEILIGHEIDSGORDELS ..................................................... SBR-SYSTEEM ........................................................................ GORDELSPANNERS............................................................ KINDEREN VEILIG VERVOEREN..................................... MONTAGEVOORBEREIDING VOOR ISOFIX-KINDERZITJE ..................................................... FRONTAIRBAGS ................................................................. ZIJ-AIRBAGS (Sidebags - Headbags) ................................

64 64 65 67 71 73 75

63

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS fig. 1 Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan de gordel om. Trek de gordel uit en maak de gordel vast door de gesp A in de sluiting B te drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert. Als tijdens het uittrekken van de gordel de rolautomaat blokkeert, laat dan de gordel een stukje teruglopen en trek de gordel vervolgens weer geleidelijk uit. Druk, om de gordel los te maken, op de knop C. Begeleid de gordel tijdens het teruglopen om te voorkomen dat de gordelband draait. Via de rolautomaat wordt de lengte van de gordel automatisch aangepast aan het postuur van de drager, waarbij voldoende bewegingsruimte overblijft.
fig. 1
F0S060Ab

SBR-SYSTEEM
De auto is uitgerust met het SBR-systeem (Seat Belt Reminder), dat de bestuurder en de passagier voor op de volgende wijze waarschuwt als de veiligheidsgordel niet is omgelegd. de eerste 6 seconden gaat lampje < continu branden en klinkt er een ononderbroken akoestisch signaal; de daaropvolgende 90 seconden knippert het lampje < en klinkt er een onderbroken akoestisch signaal. Voor permanente uitschakeling dient u zich tot het Abarth Servicenetwerk te wenden. Het SBR-systeem kan ook via het setupmenu van het display weer worden geactiveerd.

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

Als de auto op een steile helling staat, kan de rolautomaat blokkeren; dit is een normaal verschijnsel. Bovendien blokkeert de rolautomaat als u de gordel snel uittrekt. Hij blokkeert ook bij hard remmen, botsingen en bij hoge snelheden in bochten. De achterbank is voorzien van driepuntsveiligheidsgordels met rolautomaat.

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ATTENTIE Druk tijdens het rijden niet op de knop C.

ATTENTIE Bedenk dat achterpassagiers die geen gordel dragen, tijdens een ernstig ongeval niet alleen zelf aan gevaar worden blootgesteld maar ook gevaar opleveren voor de inzittenden voor.

64

Voor een nog effectievere bescherming zijn de veiligheidsgordels van de auto voorzien van gordelspanners. Dit systeem trekt bij een heftige botsing de gordel enige centimeters aan. Op deze wijze worden de inzittenden veel beter op hun plaats gehouden en wordt de voorwaartse beweging beperkt. Het blokkeren van de veiligheidsgordel geeft aan dat de gordelspanner in werking is geweest; de gordel wordt niet meer opgerold, ook niet als hij wordt begeleid. Deze auto is bovendien uitgerust met een tweede gordelspanner (ter hoogte van de dorpel). Een ingekorte metalen kabel geeft aan dat het systeem in werking is getreden. BELANGRIJK Voor een maximale bescherming door de gordelspanner moet de veiligheidsgordel zo worden omgelegd dat hij goed aansluit op borst en bekken. Tijdens de werking van de gordelspanner kan er een beetje rook ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brand. De gordelspanner behoeft geen enkel onderhoud of smering. Elke verandering van de oorspronkelijke staat zal de doelmatigheid verminderen. Als de gordelspanner door extreme natuurlijke omstandigheden (bijv. overstromingen en vloedgolven) met water en modder in contact is geweest, dan moet de spanner worden vervangen.

65

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

Werkzaamheden waarbij stoten, sterke trillingen of verhitting (maximaal 100C gedurende ten hoogste 6 uur) optreden, kunnen de gordelspanners beschadigen of activeren: bij die omstandigheden horen niet trillingen die voortgebracht worden door een slecht wegdek of door contacten met kleine obstakels zoals trottoirbanden. Wendt u altijd tot het Abarth Servicenetwerk.

De bestuurder is verplicht zich te houden aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot het verplichte gebruik van de veiligheidsgordels (en de inzittenden erop attent te maken). Leg de veiligheidsgordel altijd om voordat u vertrekt. Ook vrouwen die in verwachting zijn moeten een gordel dragen: ook voor hen (zowel voor de aanstaande moeder als het kind) is de kans op letsel bij een ernstig ongeval kleiner als ze een gordel dragen. Uiteraard moeten zwangere vrouwen het onderste deel van de gordel meer naar beneden omleggen, zodat de gordel over het bekken en onder de buik langs loopt (zoals in fig. 2 is aangegeven).

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

ALGEMENE OPMERKINGEN OVER HET GEBRUIK VAN VEILIGHEIDSGORDELS

VEILIGHEID

Om de veiligheid bij een ongeval te vergroten, zijn de oprolautomaten van de gordels voorzien van trekkrachtbegrenzers die tijdens een frontale aanrijding de piekbelasting op de borst en schouders beperken.

WEGWIJS IN UW AUTO

GORDELSPANNERS

ATTENTIE De gordelspanner werkt slechts eenmaal. Als de gordelspanners hebben gewerkt, moet u zich tot het Abarth Servicenetwerk wenden om ze te laten vervangen. De geldigheid van het systeem staat vermeld op een plaatje dat zich op de portierstijl bevindt: laat voor het verstrijken van deze termijn het systeem door het Abarth Servicenetwerk vervangen.

TREKKRACHTBEGRENZERS

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

fig. 2

F0S061Ab

fig. 3

F0S062Ab

fig. 4

F0S063Ab

ONDERHOUD EN ZORG

ATTENTIE Voor maximale veiligheid moet u de rugleuning rechtop zetten, tegen de leuning aan gaan zitten en de gordel goed laten aansluiten op borst en bekken. Draag altijd veiligheidsgordels zowel voor als achter in de auto! Rijden zonder veiligheidsgordels vergroot het risico op ernstig letsel of dodelijke afloop bij een ongeval. Het is streng verboden onderdelen van de veiligheidsgordels of gordelspanners te demonteren of open te maken. Werkzaamheden aan de veiligheidsgordels en gordelspanners moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Wendt u altijd tot het Abarth Servicenetwerk.

BELANGRIJK De gordelband mag nooit gedraaid zijn. Het diagonale gordelgedeelte moet via het midden van de schouder schuin over de borst liggen. Het horizontale gordelgedeelte moet over het bekken (zoals aangegeven in fig. 3) en niet over de buik liggen. Gebruik geen voorwerpen (wasknijpers, klemmen enz.) die een goed aansluiten van de gordel op het lichaam verhinderen.

NOODGEVALLEN

BELANGRIJK Iedere gordel dient slechts ter bescherming van een enkel persoon: gebruik de gordel niet voor een kind dat bij een volwassene op schoot zit, waarbij de gordel beiden zou moeten beschermen fig. 4. Plaats bovendien geen enkel voorwerp tussen de gordel en het lichaam van een inzittende. ATTENTIE Als de gordel aan een zware belasting wordt blootgesteld (bijvoorbeeld tijdens een ongeval), dan moet de gordel samen met de verankeringen, bevestigingspunten en de gordelspanners worden vervangen. Ook als de schade niet zichtbaar is, dan kan de gordel toch verzwakt zijn.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

LAMPJES EN BERICHTEN

66

vervang de gordels bij tekenen van slijtage of beschadigingen.

67

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

voorkom dat vocht in de oprolautomaat komt: de werking van de oprolautomaten is alleen gegarandeerd als ze niet nat zijn geweest;

ONDERHOUD EN ZORG

u kunt de gordels met de hand wassen met water en een neutrale zeep. Spoel ze uit en laat ze in de schaduw drogen. Gebruik geen bijtende, blekende of kleurende middelen. Vermijd het gebruik van alle chemische producten die het weefsel van de gordel kunnen aantasten;

De resultaten van het onderzoek over de optimale bescherming van kleine kinderen zijn opgenomen in de Europese ECE/R44voorschriften die wettelijk verplicht zijn. De systemen zijn onderverdeeld in vijf groepen: Groep 0 - gewicht tot aan 10 kg Groep 0+ gewicht tot aan 13 kg Groep 1 gewicht: 9- 18 kg Groep 2 gewicht: 15-25 kg Groep 3 gewicht: 22-36 kg

NOODGEVALLEN

Daarom moeten kleine kinderen door andere systemen beschermd worden dan door de veiligheidsgordels.

LAMPJES EN BERICHTEN

vervang de gordels na een ongeval, ook al zijn ze ogenschijnlijk niet beschadigd. Vervang de gordels ook als de gordelspanners in werking zijn geweest;

Dit is een wettelijk voorschrift volgens richtlijn 2003/20/EU in alle lidstaten van de Europese Unie. Het hoofd van kleine kinderen is in verhouding met de rest van het lichaam groter en zwaarder dan dat van volwassenen, terwijl spieren en botstructuur nog niet volledig zijn ontwikkeld.

STARTEN EN RIJDEN

zorg dat de gordel goed uitgetrokken en niet gedraaid is; controleer ook of de oprolautomaat zonder haperingen werkt;

Dit geldt met name voor kinderen.

VEILIGHEID

Voor het juiste onderhoud van de veiligheidsgordels moeten de volgende aanwijzingen zorgvuldig worden opgevolgd:

Voor optimale bescherming bij een ongeval moeten alle inzittenden zittend reizen en beschermd worden door goedgekeurde veiligheidssystemen.

WEGWIJS IN UW AUTO

HOE U DE VEILIGHEIDSGORDELS IN OPTIMALE STAAT HOUDT

KINDEREN VEILIG VERVOEREN

ATTENTIE ZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel voor als de frontairbag aan passagierszijde is ingeschakeld. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. Wij raden u aan kinderen altijd op de zitplaatsen achter te vervoeren, omdat die plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bieden. Kinderzitjes mogen beslist nooit op de voorstoel gemonteerd worden bij autos die zijn uitgerust met een airbag aan passagierszijde. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben, ongeacht de zwaarte van het ongeluk. Als er geen andere mogelijkheid is, kunnen kinderen op de voorstoel aan passagierszijde worden vervoerd bij autos die zijn uitgerust met een uitschakelbare frontairbag aan passagierszijde. In dit geval moet u er absoluut zeker van zijn dat de airbag is uitgeschakeld door te controleren of het waarschuwingslampje F op het instrumentenpaneel brandt (zie Frontairbag aan passagierszijde in het hoofdstuk Frontairbags). Bovendien moet de stoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard.

WEGWIJS IN UW AUTO STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEID

Alle systemen moeten zijn voorzien van de typegoedkeuring en van een goed vastgehecht plaatje met het controlemerk, dat absoluut niet mag worden verwijderd. Kinderen met een lengte van meer dan 1,50 m worden, met betrekking tot de veiligheidssystemen, gelijkgesteld met volwassenen en moeten dan ook normaal de veiligheidsgordels omleggen. In het Abarth Lineaccessori-programma zijn kinderzitjes opgenomen voor elke gewichtsgroep. Deze zijn speciaal ontworpen en ontwikkeld voor de Abarth-modellen.

fig. 5

F0S064Ab

fig. 6

F0S065Ab

GROEP 0 en 0+ Kinderen tot 13 kg moeten in babyzitjes worden vervoerd die achterstevoren zijn geplaatst, waardoor het achterhoofd wordt gesteund en bij plotseling remmen de nek niet wordt belast. Het babyzitje moet op zijn plaats worden gehouden door de veiligheidsgordel, zoals in fig. 5 is aangegeven, en het kind moet op zijn beurt worden beschermd door de gordel van het zitje zelf.

GROEP 1 Kinderen met een gewicht tussen 9 en 18 kg moeten worden vervoerd in kinderzitjes met een kussen die naar voren zijn gekeerd, waarbij de veiligheidsgordel van de auto zowel het kinderzitje als het kind op zijn plaats moet houden fig. 6.

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

TECHNISCHE GEGEVENS

ATTENTIE De afbeeldingen dienen alleen ter illustratie van de bevestiging. Houdt u voor de montage van het kinderzitje aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren. Er bestaan kinderzitjes die geschikt zijn voor de gewichtsgroepen 0 en 1. Deze kinderzitjes hebben aan de achterzijde een aansluiting voor bevestiging aan de veiligheidsgordels van de auto en hebben zelf gordels om het kind te beschermen. Vanwege het gewicht kan het gevaarlijk zijn als ze verkeerd worden gemonteerd (bijvoorbeeld als een kussen tussen het kinderzitje en de veiligheidsgordels van de auto wordt geplaatst). Houdt u voor de montage strikt aan de bijgeleverde instructies.

ALFABETISCH REGISTER

68

fig. 7

F0S066Ab

fig. 8

F0S067Ab

GROEP 2 Kinderen met een gewicht tussen 15 en 25 kg kunnen direct door de veiligheidsgordels van de auto worden beschermd fig. 7. Kinderen moeten zo in de kinderzitjes worden geplaatst, dat het diagonale gordelgedeelte schuin over de borst en niet langs de nek ligt. Het horizontale gordelgedeelte moet over het bekken en niet over de buik van het kind liggen. ATTENTIE De afbeeldingen dienen alleen ter illustratie van de bevestiging. Houdt u voor de montage van het kinderzitje aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren.

GROEP 3 Bij kinderen met een gewicht tussen 22 en 36 kg is de borstomvang van dien aard dat de kinderen gewoon tegen de rugleuning kunnen steunen en niet meer in een kinderzitje hoeven te worden vervoerd. In fig. 8 wordt een voorbeeld gegeven van de juiste positie van het kind op de achterbank. Kinderen die langer zijn dan 1,50 m kunnen net zoals volwassenen de veiligheidsgordels omleggen.

69

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

ATTENTIE De afbeeldingen dienen alleen ter illustratie van de bevestiging. Houdt u voor de montage van het kinderzitje aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren.

WEGWIJS IN UW AUTO

WEGWIJS IN UW AUTO

GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE KINDERZITJES De Abarth voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen in de auto. Zie de volgende tabel:

Hieronder zijn de richtlijnen voor een veilig vervoer van kinderen aangegeven: Wij raden u aan de kinderzitjes altijd op de zitplaatsen achter te monteren, omdat die plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bieden. Als de frontairbag aan passagierszijde buiten werking wordt gesteld, moet altijd gecontroleerd worden of de airbag daadwerkelijk is uitgeschakeld: het betreffende lampje (geel) op het instrumentenpaneel moet continu branden. Houdt u bij de montage van het kinderzitje strikt aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren. Bewaar de instructies samen met het instructieboekje in de auto. Monteer geen gebruikte kinderzitjes waarvan de gebruiksaanwijzingen ontbreken. Controleer of de gordels goed zijn vastgemaakt door aan de gordelband te trekken.

VEILIGHEID

Groep
STARTEN EN RIJDEN

Gewicht tot 13 kg 9-18 kg 15-25 kg 22-36 kg

Passagier voor U U U U

Passagier achter U U U U

Groep 0, 0+ Groep 1 Groep 2 Groep 3 Legenda:

NOODGEVALLEN ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG

LAMPJES EN BERICHTEN

U = geschikt voor Universele kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44voorschriften voor de aangegeven groepen.

70

Zorg er tijdens de rit voor dat het kind geen afwijkende houding aanneemt of de gordels losmaakt. Vervoer kinderen nooit in uw armen, ook geen pasgeboren kinderen. Niemand is sterk genoeg om ze bij een ongeval vast te houden. Na een ongeval moet het zitje door een nieuw exemplaar worden vervangen. ATTENTIE Monteer geen kinderzitje op de voorstoel aan de passagierszijde als deze is uitgerust met een frontairbag, omdat kinderen nooit op de voorstoel vervoerd mogen worden.

De auto is voorbereid op de montage van Isofix Universeel-kinderzitjes; een nieuw gestandaardiseerd Europees systeem voor het vervoeren van kinderen. Er kan ook een mengvorm worden gekozen, een traditioneel kinderzitje en een Isofix-kinderzitje. In fig. 9 is een voorbeeld gegeven van het kinderzitje. Het Isofix Universeel-kinderzitje is er voor drie gewichtsgroepen: 1. Voor de andere groepen is er een specifiek Isofix-kinderzitje dat alleen kan worden gebruikt als het speciaal voor deze auto ontworpen, getest en goedgekeurd is (zie de lijst met autos die bij het kinderzitje geleverd wordt). Vanwege het verschillende bevestigingssysteem, moet het kinderzitje aan de daarvoor bestemde onderste metalen beugels A-fig. 10 worden bevestigd. Deze bevinden zich tussen de rugleuning en zitting van de achterbank. Verwijder daarna de hoedenplank en bevestig de bovenste riem (bij het kinderzitje geleverd) aan de beugel B-fig. 11 tussen de rugleuning van de achterbank en de bekleding van de bagageruimte. Bedenk dat bij Isofix Universeel-kinderzitjes, alle zitjes gebruikt kunnen worden die goedgekeurd zijn volgens de ECE R44/03-richtlijn Isofix Universeel.
fig. 9
F0S068Ab

In het Abarth Lineaccessori-programma is een Isofix Universeel Duo Plus-kinderzitje beschikbaar. Zie voor meer informatie over de montage en/of het gebruik van het kinderzitje, het Instructieboekje dat bij het kinderzitje wordt geleverd.

71

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

Controleer altijd of de gordel niet langs de nek van het kind loopt.

WEGWIJS IN UW AUTO

Ieder veiligheidssysteem is bedoeld voor slechts een kind: vervoer nooit twee kinderen in een systeem.

MONTAGEVOORBEREIDING VOOR ISOFIX-KINDERZITJE

WEGWIJS IN UW AUTO

GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE ISOFIX UNIVERSEEL-KINDERZITJES In de volgende tabel worden, conform de Europese wetgeving ECE 16, de mogelijkheden weergegeven van de montage van de Isofix Universeel-kinderzitjes op de stoelen die zijn uitgerust met Isofix-beugels.
Gewichtsgroep
fig. 10
F0S069Ab

VEILIGHEID

Richting kinderzitje Tegen de rijrichting in Tegen de rijrichting in

Maatklasse Isofix E E D C D C B B1 A

Plaats Isofix zijkant achter X X X X X X IUF IUF X

STARTEN EN RIJDEN

Groep 0 tot 10 kg

LAMPJES EN BERICHTEN

Groep 0+ tot 13 kg

Tegen de rijrichting in Tegen de rijrichting in Tegen de rijrichting in Tegen de rijrichting in

NOODGEVALLEN

fig. 11 ONDERHOUD EN ZORG

F0S70Ab

Groep 1 tot 9 tot 18 kg

In de rijrichting In de rijrichting

ALFABETISCH REGISTER

ATTENTIE Monteer het kinderzitje alleen als de auto stilstaat. Het kinderzitje is op de juiste wijze aan de beugels bevestigd als u het hoort vergrendelen. Houdt u in ieder geval aan de instructies voor de montage, de demontage en de plaatsing. De fabrikant van het kinderzitje is verplicht deze instructies bij te leveren.

In de rijrichting

TECHNISCHE GEGEVENS

IUF: geschikt voor Isofix-kinderzitjes uit de universele klasse (met een derde bevestigingspunt boven) die in de rijrichting bevestigd moeten worden en goedgekeurd zijn voor het gebruik door die gewichtsgroep. IL: geschikt voor Isofix-kinderzitjes, die speciaal ontworpen en goedgekeurd zijn voor dit type auto. Het kinderzitje kan gemonteerd worden door de voorstoel naar voren te schuiven. X: Isofix-plaats niet geschikt voor Isofix-kinderzitjes in deze gewichtsgroep en/of deze maatklasse.

72

FRONTAIRBAGS De frontairbags (bestuurder, passagier, knie-airbag bestuurder) beschermen de inzittenden voor bij middelzware en zware frontale botsingen, door het opblazen van een luchtkussen tussen de inzittende en het stuurwiel of het dashboard. Als de airbags niet worden geactiveerd bij andere soorten botsingen (zijdelings, van achter, over de kop slaan enz), betekent dit niet dat het systeem niet goed functioneert. Bij een frontale botsing zorgt een regeleenheid ervoor, indien nodig, dat het kussen wordt opgeblazen. Het kussen blaast onmiddellijk op, waardoor het lichaam van de inzittenden voor wordt opgevangen en de kans op letsel beperkt wordt. Direct daarna loopt het kussen weer leeg. De frontairbags (bestuurder, passagier, knie-airbag bestuurder) zijn geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bovendien is het dragen van veilig-

73

ALFABETISCH REGISTER

Bij lichte frontale aanrijdingen (waarbij de werking van de veiligheidsgordel voldoende is) worden de airbags niet geactiveerd. Daarom moeten de veiligheidsgordels altijd worden gedragen; ook omdat ze bij frontale aanrijdingen er altijd voor zorgen dat de inzittende in de juiste stand wordt gehouden.

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

omdat geen enkele aanvullende bescherming wordt geboden op de veiligheidsgordels. Als de airbags in deze gevallen niet geactiveerd worden, betekent dit niet dat het systeem niet goed functioneert.

Als de airbags volledig opgeblazen zijn, vullen zij het grootste deel van de ruimte tussen het stuurwiel en de bestuurder, tussen de onderste bescherming van de stuurkolom en de knien van de bestuurder en tussen het dashboard en de voorpassagier.

NOODGEVALLEN

als de auto onder andere autos of veiligheidsvoorzieningen schuift (bijvoorbeeld onder vrachtwagens of de vangrail);

De frontairbags aan bestuurders- en passagierszijde en de knie-airbag aan bestuurderszijde zijn ontworpen voor een optimale bescherming van de inzittenden voor met omgelegde veiligheidsgordels.

LAMPJES EN BERICHTEN

bij frontale botsingen, met een ander deel van de auto dan het front, tegen makkelijk vervormbare objecten (bijv. als het voorspatbord tegen de vangrail komt);

STARTEN EN RIJDEN

De frontairbags kunnen in de volgende gevallen niet worden geactiveerd:

VEILIGHEID

De auto is uitgerust met frontairbags aan bestuurders- en passagierszijde voor, een knie-airbag aan bestuurderszijde en zij-airbags voor (sidebags - headbags).

Bij een ongeval kan een inzittende die geen veiligheidsgordel heeft omgelegd, in contact komen met een airbag die nog niet volledig opgeblazen is. Hierdoor wordt de inzittende minder door de airbag beschermd.

WEGWIJS IN UW AUTO

AIRBAG

heidsgordels wettelijk verplicht in Europa (en in de meeste landen daarbuiten).

ATTENTIE Plaats geen stickers of andere objecten op het stuurwiel, op het dashboard ter hoogte van de airbag aan passagierszijde of op de zijkant van de hemelbekleding en de stoelen. Plaats geen voorwerpen op het dashboard aan de passagierszijde (bijv. een mobiele telefoon), omdat deze het correct openen van de airbag aan passagierszijde kunnen hinderen en de inzittenden ernstig kunnen verwonden.

fig. 12

F0S071Ab

fig. 13

F0S072Ab

FRONTAIRBAG AAN BESTUURDERSZIJDE fig. 12 Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen dat in een daarvoor bestemde ruimte in het midden van het stuurwiel is geplaatst.

FRONTAIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE fig. 13 Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen met een groter volume dan dat aan bestuurderszijde. Het kussen is in een daarvoor bestemde ruimte in het dashboard geplaatst.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

ATTENTIE ZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel voor als de airbag aan passagierszijde is ingeschakeld. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. Als er geen andere mogelijkheid is, moet in ieder geval de airbag aan passagierszijde uitgeschakeld worden als het kinderzitje op de passagiersstoel voor wordt geplaatst. Bovendien moet de stoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard. Ook als het niet wettelijk verplicht is, raden wij u aan, voor een optimale bescherming van de volwassenen, de airbag onmiddellijk weer in te schakelen zodra geen kinderen meer vervoerd worden.

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

74

fig. 14

F0S073Ab

KNIE-AIRBAG AAN BESTUURDERSZIJDE fig. 14 Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen dat in een daarvoor bestemde ruimte onder de onderste kap van de stuurkolom is geplaatst, ter hoogte van de knien van de bestuurder, voor extra bescherming van de bestuurder bij een frontale aanrijding.

Het waarschuwingslampje op het dashboard blijft continu branden totdat de frontairbag en de zij-airbag (sidebag) aan passagierszijde opnieuw worden ingeschakeld. BELANGRIJK Raadpleeg voor het handmatig uitschakelen van de frontairbag en zij-airbag (sidebag) aan passagierszijde, de paragrafen Multifunctioneel display en Instelbaar multifunctioneel display in het hoofdstuk Wegwijs in uw auto.

75

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

De sidebag is een kussen dat zich snel opblaast en bevindt zich in de rugleuning van de voorstoel. De sidebag heeft tot doel het bovenlichaam en het bekken van de inzittenden te beschermen bij middelzware en zware zijdelingse aanrijdingen.

VEILIGHEID

Als het absoluut noodzakelijk is een kind op de passagiersstoel voor te vervoeren, moeten de frontairbag en de sidebag aan passagierszijde worden uitgeschakeld.

SIDEBAG fig. 15

WEGWIJS IN UW AUTO

FRONTAIRBAG EN SIDEBAG AAN PASSAGIERSZIJDE HANDMATIG UITSCHAKELEN

ZIJ-AIRBAGS (Sidebags - Headbags)

BELANGRIJK De inzittende wordt bij een zijdelingse botsing optimaal door het systeem beschermd als hij/zij in de juiste positie in de stoel zit. Hierdoor kan de headbag op de juiste wijze worden opgeblazen. BELANGRIJK De frontairbags en/of zij-airbags kunnen worden geactiveerd bij krachtige stoten aan de onderzijde van de carrosserie, bijvoorbeeld bij zware botsingen tegen drempels of stoepranden of obstakels op het wegdek, of als de auto terecht komt in grote gaten of verzakkingen in het wegdek. BELANGRIJK Als de airbags in werking treden, ontsnapt een beetje rook. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brand; bovendien kan het oppervlak van het opgeblazen kussen en het interieur van de auto bedekt zijn met een laagje poeder: dit poeder kan de huid en de ogen irriteren. Als u hiermee in aanraking bent gekomen, moet u zich met neutrale zeep en water wassen. De geldigheidsduur van de pyrotechnische lading en die van het spiraalmechanisme zijn vermeld op het betreffende plaatje op het bestuurdersportier. Laat voor het verstrijken van deze termijn het systeem door het Abarth Servicenetwerk vervangen.

VEILIGHEID

BELANGRIJK Na een ongeval waarbij een of meerdere veiligheidssystemen zijn geactiveerd, dient u contact op te nemen met het Abarth Servicenetwerk om de geactiveerde onderdelen te laten vervangen en de werking van het systeem te laten controleren. Alle controlewerkzaamheden, reparaties en de vervanging van de airbag moeten door het Abarth Servicenetwerk worden uitgevoerd. Aan het einde van de lange levensduur van uw auto, moet u contact opnemen met het Abarth Servicenetwerk om het systeem buiten werking te laten stellen. Bovendien moet bij verkoop van de auto de nieuwe eigenaar op de hoogte gesteld worden van het gebruik en de instructies, en moet hij het instructieboekje ontvangen. BELANGRIJK Het in werking treden van de gordelspanners, de frontairbags en de zij-airbags wordt door de elektronische regeleenheid bepaald, afhankelijk van het type ongeval. Als een van deze onderdelen niet in werking treedt, dan duidt dat niet op een storing in het systeem. ATTENTIE Steun niet met het hoofd, de armen of de ellebogen tegen het portier, de ruiten of in het gebied van de headbag om verwondingen tijdens het opblazen te voorkomen. Steek nooit het hoofd, de armen of de ellebogen uit het raam.

STARTEN EN RIJDEN

WEGWIJS IN UW AUTO

fig. 15

F0S074Ab

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

fig. 16 ONDERHOUD EN ZORG

F0S075Ab

HEADBAG fig. 16 De headbag is een gordijn-systeem, dat zich aan de zijkant in de hemelbekleding bevindt en dat is afgedekt met een afwerklijst. De headbags bieden bescherming aan het hoofd van de inzittenden voor tijdens een zijdelingse botsing, dankzij het grote effectieve oppervlak van de kussens.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

76

ATTENTIE Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje gaat niet branden of blijft branden tijdens het rijden, dan is er mogelijk een storing in de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de airbags of gordelspanners niet geactiveerd worden bij een ongeval of, in een zeer beperkt aantal gevallen, niet op de juiste wijze geactiveerd worden. Voordat u verder rijdt, dient u contact op te nemen met het Abarth Servicenetwerk om het systeem direct te laten controleren. ATTENTIE Bedek de rugleuning van de voorstoelen niet met hoezen of kleden als de auto is uitgerust met sidebags.

77

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

ATTENTIE Rijd altijd met beide handen op de stuurwielrand, zodat bij het in werking treden van de airbag, het systeem niet wordt gehinderd door obstakels. Rijd niet met voorover gebogen lichaam maar ga goed rechtop zitten en steun tegen de rugleuning.

ATTENTIE Bedenk dat als de contactsleutel in stand MAR staat, ook bij uitgezette motor de airbags geactiveerd kunnen worden als de auto wordt aangereden door een andere auto. Daarom mogen, ook als de auto stilstaat, absoluut geen kinderen op de passagiersstoel voor worden geplaatst. Als de contactsleutel echter in stand STOP staat, wordt bij een ongeval geen enkel beveiligingssysteem (airbag of gordelspanners) geactiveerd; als een systeem niet in werking treedt, betekent dit niet dat het systeem niet goed werkt.

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

ALGEMENE OPMERKINGEN

ATTENTIE Reis niet met voorwerpen op schoot of voor de borst en houd vooral geen pijp, potlood enz. in de mond. Bij een ongeval waarbij de airbag in werking treedt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.

ATTENTIE Laat bij diefstal of een poging tot diefstal, bij beschadiging of als de auto bij een overstroming onder water is geweest, het airbagsysteem door het Abarth Servicenetwerk controleren.

ATTENTIE Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje enige seconden branden en vervolgens enige seconden knipperen, om aan te geven dat de airbag aan passagierszijde bij een ongeval wordt geactiveerd. Hierna moet het lampje doven. ATTENTIE De stoelen mogen niet met water worden afgenomen of met stoom worden gereinigd (met de hand of in een automatisch wasapparaat).

ATTENTIE De frontairbag treedt in werking als de botsing zwaarder is dan een botsing waarbij alleen de gordelspanners worden geactiveerd. Bij aanrijdingen die tussen die twee drempelwaarden in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

ATTENTIE Haak geen harde voorwerpen aan de kledinghaakjes en aan de steunhandgrepen.

ATTENTIE-z De airbag is geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling. Omdat de frontairbags niet worden geactiveerd bij frontale botsingen bij lage snelheid, bij zijdelingse aanrijdingen en als de auto van achter wordt aangereden of over de kop slaat, worden in deze gevallen de inzittenden uitsluitend door de veiligheidsgordels beschermd. De gordels moeten dus altijd gedragen worden.

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

78

MOTOR STARTEN ............................................................. HANDREM ............................................................................. GEBRUIK VAN DE HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK ........................................................... BRANDSTOFBESPARING ................................................. WINTERBANDEN .............................................................. SNEEUWKETTINGEN ....................................................... AUTO LANGERE TIJD STALLEN ...................................

80 81 82 82 84 85 85

79

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

S TA R T E N E N R I J D E N

WEGWIJS IN UW AUTO

MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektronische startblokkering: zie bij startproblemen de paragraaf CODE-Startblokkering in het hoofdstuk Wegwijs in uw auto. Direct na het starten van de motor, vooral als de auto langere tijd niet is gebruikt, kan de motor iets meer geluid produceren. Dit geluid, dat niet schadelijk is voor de werking van de motor, wordt veroorzaakt door de hydraulische klepstoters: het distributiesysteem op de benzinemotor van de auto dat bijdraagt aan een vermindering van de onderhoudswerkzaamheden.

Laat de contactsleutel niet in stand MAR staan als de motor is uitgezet, om te voorkomen dat de accu ontlaadt.

Ga als volgt te werk: trek de handrem aan; zet de versnellingspook in de vrijstand; trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in te trappen; draai de contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen. Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start. Als met de contactsleutel in stand MAR het controlelampje Y samen met het waarschuwingslampje U blijft branden, raden wij u aan de sleutel in stand STOP te draaien en vervolgens weer in stand MAR; als het lampje nog steeds blijft branden, probeer het dan met de andere geleverde sleutels. Als de motor nog niet aanslaat, wendt u dan tot het Abarth Servicenetwerk.

VEILIGHEID

LAMPJES EN BERICHTEN

ATTENTIE Het is zeer gevaarlijk om de motor in afgesloten ruimten te laten draaien. De motor verbruikt zuurstof en produceert kooldioxide, koolmonoxide en andere giftige gassen.

STARTEN EN RIJDEN

TECHNISCHE GEGEVENS

Het is raadzaam om gedurende de eerste gebruiksperiode geen maximale prestaties van uw auto te verlangen (bijv. snel accelereren, langdurig rijden met hoge toerentallen en krachtig remmen).

ONDERHOUD EN ZORG

ATTENTIE Houd er rekening mee dat de rem- en de stuurbekrachtiging niet werken zolang de motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur.

NOODGEVALLEN

ALFABETISCH REGISTER

Probeer autos nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen of van een helling af te laten rijden. Op die wijze kan er onverbrande brandstof in de katalysator terechtkomen, waardoor deze onherstelbaar zal beschadigen.

80

Ga als volgt te werk: rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen draaien en trap het gaspedaal niet bruusk in; verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties. Wij raden u aan te wachten tot de wijzernaald van de koelvloeistoftemperatuurmeter begint te bewegen. MOTOR UITZETTEN Draai de contactsleutel in stand STOP terwijl de motor stationair draait. BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zware rit even op adem te laten komen. Zet de motor niet onmiddellijk uit, maar laat hem even stationair draaien. Hierdoor kan de temperatuur in de motorruimte dalen.

De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen. Om de handrem in te schakelen, moet u de hendel omhoog trekken zodat de auto blokkeert.
A
fig. 1
F0S076Ab

Handrem uitschakelen: Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen enkel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor motoren met turbocompressor, schadelijk. trek de hendel iets omhoog en druk op de ontgrendelknop A-fig. 1; houd de knop A ingedrukt en en laat de hendel zakken. Het lampje x op het instrumentenpaneel dooft. Om onverwachtse bewegingen van de auto te voorkomen, moet bij het bedienen van de handrem het rempedaal worden ingetrapt.

81

ALFABETISCH REGISTER

Laat kinderen nooit alleen achter in de auto. Neem de sleutels altijd uit het contactslot als u de auto verlaat en neem de sleutels mee.

TECHNISCHE GEGEVENS

Laat de contactsleutel nooit in stand MAR staan omdat hierdoor de accu ontlaadt en neem bovendien de sleutel altijd uit het contactslot als u de auto verlaat.

ONDERHOUD EN ZORG

Als de handrem is aangetrokken en de contactsleutel in stand MAR staat, gaat op het instrumentenpaneel het waarschuwingslampje x branden.

Als de auto op een steile helling staat, blokkeer de wielen dan met stenen of wiggen.

NOODGEVALLEN

ATTENTIE De auto moet geblokkeerd zijn als de handrem enkele tanden is aangetrokken. Als dit niet het geval is, laat dan de handrem in een werkplaats van het Abarth Servicenetwerk afstellen.

PARKEREN Ga als volgt te werk: zet de motor uit en trek de handrem aan; schakel een versnelling in (de 1e als de weg omhoog loopt, de achteruit als de weg omlaag loopt) en zet de voorwielen iets uitgestuurd.

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN

HANDREM

GEBRUIK VAN DE HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK


Om de versnellingen in te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel intrappen en vervolgens de versnellingspook in de gewenste stand plaatsen (het schakelschema staat op de knop van de pook fig. 2). BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande auto worden ingeschakeld. Wacht bij een draaiende motor en een geheel ingetrapt koppelingspedaal minstens 2 seconden, voordat u de achteruit inschakelt. Hiermee wordt voorkomen dat de tandwielen beschadigen. Voor een betere overbrenging van het motorkoppel kan bovendien het motortoerental beperkt worden tot 2700 t/min tijdens het wegrijden. Als het koppelingspedaal is losgelaten en de auto rijdt, wordt deze toerenbegrenzing uitgeschakeld. Om de achteruit R vanuit de vrijstand in te schakelen, moet u de pook naar rechts en vervolgens naar achteren plaatsen. BELANGRIJK Gebruik het koppelingspedaal uitsluitend voor het overschakelen. Laat tijdens het rijden de voet nooit - zelfs niet licht - op het koppelingspedaal rusten. Bij uitvoeringen voor bepaalde markten kan de regelelektronica van het koppelingspedaal een foutief gebruik door de bestuurder beschouwen als een storing.

WEGWIJS IN UW AUTO

2 4

1 3 5

BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het brandstofverbruik zo laag mogelijk blijft en de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen, zowel CO2 als andere schadelijke stoffen (stikstofoxiden, onverbrande koolwaterstoffen, fijn stof (PM) enz.) zoveel mogelijk beperkt wordt. ALGEMENE OPMERKINGEN Onderhoud van de auto Zorg voor een goed onderhoud van de auto door de controles en registraties die in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema staan vermeld, te laten uitvoeren. Banden Controleer regelmatig, ten minste een keer per maand, de spanning van de banden: als de spanning te laag is, wordt de weerstand groter en neemt het verbruik toe. Overbodige bagage Rijd niet met een overbeladen bagageruimte. Het gewicht van de auto (vooral in stadsverkeer) en de wieluitlijning hebben grote invloed op het brandstofverbruik en de stabiliteit.

2 4 R

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

fig. 2

F0S77Ab

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

ATTENTIE Om op de juiste wijze te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel intrappen. Daarom mag er niets onder het pedaal liggen dat dit kan verhinderen: let erop dat de vloermatten niet zijn dubbelgevouwen en zo de slag van de pedalen kunnen beperken.

LAMPJES EN BERICHTEN

ALFABETISCH REGISTER

Laat uw hand tijdens het rijden niet op de pookknop rusten omdat door de uitgeoefende druk, ook als deze licht is, de interne onderdelen van de versnellingsbak na verloop van tijd kunnen slijten.

TECHNISCHE GEGEVENS

82

Verwijder accessoires zoals: dwarssteunen, skidrager, bagagebox, van het dak als u ze niet meer gebruikt. Ze verminderen de aerodynamica van de auto, waardoor het brandstofverbruik toeneemt. Gebruik voor het vervoer van volumineuze voorwerpen bij voorkeur een aanhanger. Stroomverbruikers Gebruik de elektrische installaties alleen als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming, de verstralers, de ruitenwissers en de aanjager vragen veel stroom, waardoor het brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in stadsverkeer).

Aerodynamische accessoires Het gebruik van niet goedgekeurde aerodynamische accessoires kan de aerodynamica negatief benvloeden, waardoor het brandstofverbruik zal toenemen.

83

ALFABETISCH REGISTER

Bij het oneigenlijke gebruik van een hoge versnelling neemt het verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt de motor hierdoor sneller.

TECHNISCHE GEGEVENS

Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de hoogste versnelling. Het inschakelen van een lage versnelling voor een snelle acceleratie verhoogt het brandstofverbruik.

ONDERHOUD EN ZORG

Keuze van de versnellingen

NOODGEVALLEN

Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een stoplicht of voordat u de motor afzet. Deze handeling heeft evenals het overschakelen met tussengas, geen enkel nut. Het kost brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.

LAMPJES EN BERICHTEN

Overbodige handelingen

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor het brandstofverbruik sterk toeneemt (tot gemiddeld 20%): gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat, bij voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.

Starten Laat de motor als de auto stilstaat, niet warmdraaien met stationair toerental en ook niet met een hoog toerental: onder deze omstandigheden warmt de motor veel langzamer op, terwijl het verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie toenemen. Het is beter om rustig weg te rijden en geen hoge toerentallen te gebruiken: op deze manier warmt de motor sneller op.

WEGWIJS IN UW AUTO

Accessoires gemonteerd op dakrails

Airconditioning

RIJSTIJL

WEGWIJS IN UW AUTO

Maximum snelheid Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een hogere snelheid. Rijd daarom zoveel mogelijk met een gelijkmatige snelheid, vermijd overbodig remmen en optrekken. Dit kost brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen. Acceleratie

GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN Koude start Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt de motor niet de optimale bedrijfstemperatuur. Hierdoor neemt niet alleen het brandstofverbruik toe (van 15 tot aan 30% in stadsverkeer), maar ook de uitstoot van uitlaatgassen. Verkeerssituatie en conditie van het wegdek Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerijden, waarbij overwegend lage versnellingen worden gebruikt, of in de stad waar zich veel verkeerslichten bevinden, zal het brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn. Bochtige trajecten, bergwegen en een slecht wegdek verhogen eveneens het brandstofverbruik. Stilstaan in het verkeer Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorwegovergangen), is het raadzaam de motor uit te zetten.

WINTERBANDEN
Gebruik winterbanden die dezelfde maat hebben als de standaard geleverde banden. Het Abarth Servicenetwerk kan u adviseren welke band het meest geschikt is voor het doel waarvoor u hem wilt gebruiken. Houdt u voor de bandenmaat, de bandenspanning en de winterbanden exact aan de aanwijzingen die staan aangegeven in de paragraaf Wielen in het hoofdstuk Technische gegevens. De specifieke eigenschappen van winterbanden verminderen aanzienlijk als de profieldiepte minder is dan 4 mm. In dat geval is het veiliger ze te vervangen. Door de specifieke eigenschappen van winterbanden zijn de prestaties onder niet-winterse omstandigheden of wanneer er lange afstanden op de snelweg worden gereden, minder dan die van de standaard gemonteerde banden. Beperk het gebruik van winterbanden tot die omstandigheden waarvoor ze zijn goedgekeurd.

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN LAMPJES EN BERICHTEN

Met vol gas optrekken kost veel brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen: het is beter geleidelijk op te trekken.

84

Keer de draairichting van de banden niet om. ATTENTIE Bij winterbanden met de indicatie Q mag niet sneller worden gereden dan 160 km/h, echter geldende snelheidsbeperkingen opgenomen in de nationale wegenverkeerswetgeving moeten altijd worden gerespecteerd. ATTENTIE Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen gebruikt; rijd niet harder dan 50 km/h. Vermijd kuilen, stoepranden en andere obstakels en rijd, om de auto en het wegdek niet te beschadigen, geen lange stukken op sneeuwvrije wegen.

85

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

maak de gespoten plaatdelen schoon en behandel ze met een beschermende was;

LAMPJES EN BERICHTEN

Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelfde merk en profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rijden en remmen en voor een betere bestuurbaarheid.

zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken; maak de minkabel los van de accu en controleer de acculading (zie de paragraaf Accu - Acculading en elektrolytniveau controleren in het hoofdstuk Onderhoud en zorg);

STARTEN EN RIJDEN

BELANGRIJK Als u winterbanden gebruikt waarvan de maximum toegestane snelheid lager is dan de topsnelheid van de auto (met een marge van 5%), dan dient u in het interieur van de auto een voor de bestuurder duidelijk zichtbaar waarschuwingsplaatje te plaatsen met de maximum toegestane snelheid wanneer met die winterbanden wordt gereden (overeenkomstig de EU-normen).

De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen gemonteerd worden (aangedreven wielen). Controleer na enkele tientallen meters rijden of de kettingen nog goed gespannen zijn.

zet de auto in een overdekte, droge en goed geventileerde ruimte; schakel een versnelling in;

VEILIGHEID

Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van de voorschriften van het land waar wordt gereden.

Tref de volgende maatregelen als de auto enkele maanden niet wordt gebruikt:

WEGWIJS IN UW AUTO

SNEEUWKETTINGEN

AUTO LANGERE TIJD STALLEN

WEGWIJS IN UW AUTO

reinig en conserveer de glimmende metalen delen met daarvoor geschikte middelen; smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en achterruitwisser in met talkpoeder en laat ze los van de ruit staan; zet de ruiten een klein stukje open; dek de auto af met een stoffen of een ademende kunststof hoes. Gebruik geen dichte plastic hoes, omdat het in en op de auto aanwezige vocht dan niet kan verdampen;

breng de bandenspanning 0,5 bar boven de normaal voorgeschreven spanning en controleer deze regelmatig; tap het koelsysteem van de motor niet af.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

86

ALGEMENE OPMERKINGEN ........................................... TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU ............................... AANGETROKKEN HANDREM ...................................... STORING AIRBAGSYSTEEM ............................................ AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD ......... TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR .............. ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN STORING ABS ..................................................................... STORING EBD ..................................................................... TE LAGE MOTOROLIEDRUK ......................................... STORING ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING DUALDRIVE ................... NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN .......................... STORING INSPUITSYSTEEM (MULTIJET-UITVOERINGEN) .......................................... STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM (EOBD / INSPUITSYSTEEM) ............................................. BRANDSTOFRESERVE ....................................................... STORING ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING - CODE ........................................ MISTACHTERLICHTEN ..................................................... ALGEMENE STORINGSMELDING ................................. STORING MOTOROLIEDRUKSENSOR ....................... INSCHAKELING BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR

93 92 92 93 93

87

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

91 92

ONDERHOUD EN ZORG

91

NOODGEVALLEN

91 91

LAMPJES EN BERICHTEN

88 88 88 88 89 89 90 90 90 90

STORING BUITENVERLICHTING ................................. STORING ESP ....................................................................... STORING HILL HOLDER ................................................. BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN ................... FOLLOW ME HOME .......................................................... MISTLAMPEN VOOR ......................................................... RICHTINGAANWIJZER LINKS ....................................... RICHTINGAANWIJZER RECHTS ................................... INSCHAKELING SPORT-FUNCTIE ............................... GROOTLICHT ..................................................................... KANS OP GLADHEID ....................................................... SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN ........................... BEPERKTE ACTIERADIUS ................................................ VERSLETEN REMBLOKKEN ............................................. NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDELS................

93 93 93 93 93 94 94 94 94 94 94 94 94 94 94

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

LAMPJES EN BERICHTEN

WEGWIJS IN UW AUTO

LAMPJES EN BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN Naast het branden van het lampje, verschijnt er bij bepaalde uitvoeringen ook een specifiek bericht en/of klinkt er een akoestisch signaal. Deze meldingen zijn kort en uit voorzorg en moeten als een aanvulling worden gezien en niet als alternatief voor de informatie in dit instructieboekje. Wij raden u daarom aan dit instructieboekje goed door te lezen. Houdt u bij een storing altijd aan de aanwijzingen die in dit hoofdstuk beschreven worden. BELANGRIJK De storingsmeldingen die op het display verschijnen, zijn onderverdeeld in twee categorien: ernstige storingen en minder ernstige storingen. De ernstige storingen worden langdurig cyclisch herhaald. De minder ernstige storingen worden gedurende een kortere tijd cyclisch herhaald. U kunt de weergavecyclus van beide categorien onderbreken door op de knop MODE te drukken. Het lampje op het instrumentenpaneel blijft branden totdat de storing is verholpen.

TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU (rood) AANGETROKKEN HANDREM (rood)

Aangetrokken handrem Het lampje gaat branden als de handrem wordt aangetrokken. BELANGRIJK Als het lampje tijdens het rijden gaat branden, controleer dan of de handrem niet is aangetrokken.

VEILIGHEID

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Te laag remvloeistofniveau Het lampje gaat branden als het remvloeistofniveau in het reservoir onder het minimum niveau is gedaald, bijvoorbeeld door lekkage in het remsysteem. Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding op het display.

STARTEN EN RIJDEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STORING AIRBAGSYSTEEM (rood)

NOODGEVALLEN

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje gaat constant branden bij een storing in het airbagsysteem. Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding op het display.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ATTENTIE Als het lampje x tijdens het rijden gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een melding op het display), stop dan onmiddellijk en wendt u tot het Abarth Servicenetwerk.

ONDERHOUD EN ZORG

88

89

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

ATTENTIE Een defect lampje (lampje gedoofd) wordt aangegeven doordat het lampje voor de uitgeschakelde frontairbag aan passagierszijde langer dan de normale 4 seconden knippert.

ATTENTIE Het lampje geeft bovendien eventuele storingen van het lampje aan. Dit wordt aangegeven door het langer knipperen van het lampje dan de normale 4 seconden. In dit geval kan het lampje geen storingen in de airbag-/gordelspannersystemen aangeven. Voordat u verder rijdt, dient u contact op te nemen met het Abarth Servicenetwerk om het systeem direct te laten controleren.

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

ATTENTIE Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje gaat niet branden of blijft branden tijdens het rijden, dan is er mogelijk een storing in de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de airbags of gordelspanners niet geactiveerd worden bij een ongeval of, in een zeer beperkt aantal gevallen, niet op de juiste wijze geactiveerd worden. Voordat u verder rijdt, dient u contact op te nemen met het Abarth Servicenetwerk om het systeem direct te laten controleren.

AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD (geel)

Als u bij ingeschakelde frontairbag aan passagierszijde de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje ongeveer 4 seconden branden en vervolgens 4 seconden knipperen. Hierna moet het lampje doven.

Het lampje gaat branden als de motor te warm is. Als het lampje gaat branden, moeten de volgende maatregelen worden genomen: bij normale rij-omstandigheden: stop de auto, zet de motor uit en controleer of het niveau van de koelvloeistof in het reservoir niet onder het MIN-merkteken staat. Als dit wel het geval is, wacht dan enkele minuten zodat de motor kan afkoelen, open vervolgens langzaam en voorzichtig de dop, vul koelvloeistof bij en controleer of de koelvloeistof tussen het MIN- en MAX-merkteken op het reservoir staat. Controleer ook of er geen vloeistof weglekt. Als bij het starten van de motor het lampje opnieuw gaat branden, wendt u dan tot het Abarth Servicenetwerk;

AVVIAMENTO E GUIDA

VEILIGHEID

Het lampje brandt als de frontairbag aan passagierszijde is uitgeschakeld.

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.

WEGWIJS IN UW AUTO

TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMP ERATUUR (rood)

als de auto onder zware bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt (bijvoorbeeld het bergopwaarts trekken van een aanhanger of rijden met volbeladen auto): verlaag de snelheid en breng, als het lampje blijft branden, de auto tot stilstand. Wacht 2 tot 3 minuten met draaiende motor en geef iets gas voor een snellere circulatie van de koelvloeistof. Zet vervolgens de motor uit. Controleer het vloeistofniveau zoals hiervoor beschreven. BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden is het raadzaam de motor enkele minuten te laten draaien met iets ingetrapt gaspedaal voordat u de motor uitzet. Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding op het display.

WEGWIJS IN UW AUTO

VEILIGHEID

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje gaat branden als het systeem defect of niet beschikbaar is. In dat geval blijft het remsysteem normaal werken, maar zonder de mogelijkheden van het ABS. Rijd voorzichtig verder en wendt u zo snel mogelijk tot het Abarth Servicenetwerk. Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding op het display.

>

STORING ABS (geel)

TE LAGE MOTOROLIEDRUK (rood)

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Het moet doven nadat de motor is gestart. Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding op het display.

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

x >

STORING EBD (rood) (geel)

ONDERHOUD EN ZORG

ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN (rood)

TECHNISCHE GEGEVENS

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Het moet doven nadat de motor is gestart (als de motor stationair draait, kan het voorkomen dat het lampje iets later dooft). Als het lampje blijft branden, wendt u dan onmiddellijk tot het Abarth Servicenetwerk.

Als bij een draaiende motor tegelijkertijd de waarschuwingslampjes x en > gaan branden, dan is er een storing in het EBDsysteem of is het systeem niet beschikbaar; in dat geval kunnen bij hard remmen de achterwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan slippen. Rijd direct zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het Abarth Servicenetwerk om het systeem te laten controleren. Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding op het display.

ATTENTIE Als het lampje v tijdens het rijden gaat branden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een melding op het display), zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot het Abarth Servicenetwerk.

ALFABETISCH REGISTER

NOODGEVALLEN

90

Als het lampje blijft branden, werkt de elektrische stuurbekrachtiging niet meer en is meer kracht nodig voor het draaien van het stuur: wendt u tot het Abarth Servicenetwerk. Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding op het display.

Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding op het display. Als de auto in beweging is met geopende portieren/achterklep, dan klinkt er een akoestisch signaal (alleen bij uitvoeringen met instelbaar multifunctioneel display).

Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden, dan werkt het inspuitsysteem niet optimaal; als het lampje constant brandt, dan duidt dit op een storing in het ontstekings-/inspuitsysteem; dit kan tot gevolg hebben dat de schadelijke uitlaatgasemissie toeneemt, de prestaties verminderen, de auto slechter gaat rijden en het brandstofverbruik toeneemt. Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding op het display. U kunt onder deze omstandigheden doorrijden zonder te veel van de motor te eisen of met hoge snelheid te rijden. Als lang met een brandend waarschuwingslampje wordt doorgereden, kunnen beschadigingen ontstaan; wendt u zo snel mogelijk tot het Abarth Servicenetwerk. Het lampje dooft als de storing verdwijnt. De storing wordt door het systeem in het geheugen opgeslagen. Een knipperend lampje duidt op een mogelijke beschadiging van de katalysator.

91

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.

Als een of meerdere portieren of de achterklep niet goed gesloten zijn, gaat het lampje branden (bij bepaalde uitvoeringen).

Als u onder normale omstandigheden de contactsleutel in stand MAR draait, dan gaat het lampje branden. Het lampje moet uitgaan als de motor is gestart.

WEGWIJS IN UW AUTO

STORING ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING DUALDRIVE (rood)

NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN (rood)

STORING EOBD-/ INSPUITSYSTEEM (geel)

Als het lampje knippert, moet het gaspedaal worden losgelaten zodat de motor met lage toerentallen draait en het lampje niet meer knippert; u kunt met matige snelheid doorrijden waarbij rij-omstandigheden moeten worden vermeden die kunnen leiden tot het opnieuw gaan knipperen van het lampje. Wendt u zo snel mogelijk tot het Abarth Servicenetwerk.

WEGWIJS IN UW AUTO

VEILIGHEID

Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje gaat branden als er nog ongeveer 5 liter brandstof aanwezig is. BELANGRIJK Als het waarschuwingslampje knippert, dan is er een storing in het systeem. Wendt u in dit geval tot het Abarth Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.

RESERVEBRANDSTOF (geel)

Het lampje gaat branden als de mistachterlichten worden ingeschakeld.

MISTACHTERLICHTEN (geel)

STARTEN EN RIJDEN

ALGEMENE STORINGSMELDING (geel)

ONDERHOUD EN ZORG

Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje U gaat niet branden of het gaat branden of knipperen tijdens het rijden (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een melding op het display), wendt u dan zo snel mogelijk tot het Abarth Servicenetwerk. De werking van het lampje U kan worden gecontroleerd met behulp van speciale apparatuur van de verkeerspolitie. Houdt u aan de wetgeving van het land waarin u rijdt.

Het lampje gaat bij de volgende omstandigheden branden. Storing motoroliedruksensor

LAMPJES EN BERICHTEN

NOODGEVALLEN

STORING ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING CODE (geel)

Als het lampje, met de contactsleutel in stand MAR, constant gaat branden, dan duidt dit op een mogelijke storing (zie CODE Startblokkering in het hoofdstuk Wegwijs in uw auto). BELANGRIJK Als de lampjes U en Y tegelijk branden, dan is er een storing in de CODE Startblokkering. Als bij een draaiende motor het lampje Y knippert, dan wordt de auto niet beveiligd door het systeem (zie de paragraaf CODE Startblokkering in het hoofdstuk Wegwijs in uw auto). Wendt u tot het Abarth Servicenetwerk om alle sleutels in het geheugen te laten opslaan.

Het lampje gaat branden bij een storing in de motoroliedruksensor. Wendt u zo snel mogelijk tot het Abarth Servicenetwerk om de storing te laten verhelpen.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

92

Inschakeling brandstofnoodschakelaar/ brandstofnoodschakelaar niet beschikbaar Het lampje gaat branden als de brandstofnoodschakeling inschakelt of als de brandstofnoodschakeling niet beschikbaar is. Op het display verschijnt de bijbehorende melding. Storing buitenverlichting Het lampje gaat branden als er een storing is geconstateerd in de buitenverlichting.

Storing ESP-systeem Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Als het lampje niet dooft of tijdens het rijden blijft branden, wendt u dan tot het Abarth Servicenetwerk. Op het display verschijnt de bijbehorende melding. Opmerking Als het lampje knippert tijdens het rijden, dan geeft dit aan dat het ESP in werking is getreden. Storing Hill Holder Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Als het lampje gaat branden, is er een storing in het Hill Holder-systeem. Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot het Abarth Servicenetwerk. Op het display verschijnt de bijbehorende melding.

Buitenverlichting en dimlichten Het lampje gaat branden als de buitenverlichting of het dimlicht wordt ingeschakeld. Follow me home Het lampje gaat branden als dit systeem wordt gebruikt (zie Follow me home in het hoofdstuk Wegwijs in uw auto). Op het display verschijnt de bijbehorende melding.

93

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

FOLLOW ME HOME (groen)

WEGWIJS IN UW AUTO

STORING ESPSYSTEEM/ STORING HILL HOLDER (geel)

BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN (groen)

WEGWIJS IN UW AUTO

VEILIGHEID

Het lampje gaat branden als de mistlampen voor worden ingeschakeld. RICHTINGAANWIJZER LINKS (groen - knipperend)

5 F

MISTLAMPEN VOOR (groen)

STARTEN EN RIJDEN

INSCHAKELING SPORT SPORT-FUNCTIE De indicatie (SPORT op het multifunctionele display of S op het instelbare multifunctionele display) wordt verlicht als de functie voor een sportieve rijstijl is ingeschakeld door het indrukken van de betreffende bedieningsknop. Als opnieuw op de knop wordt gedrukt, dooft de SPORT-indicatie.

BEPERKTE ACTIERADIUS (uitvoeringen met instelbaar multifunctioneel display) Op het display verschijnt een melding om de gebruiker te waarschuwen als de actieradius van de auto kleiner wordt dan 50 km.

LAMPJES EN BERICHTEN

Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, tegelijkertijd met het lampje van de rechter richtingaanwijzer, als de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt. RICHTINGAANWIJZER RECHTS (groen - knipperend)

1
keld.

GROOTLICHT (blauw) Het lampje gaat branden als het grootlicht wordt ingescha-

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden (op het display verschijnt ook een melding) als de remblokken voor versleten zijn; laat deze zo snel mogelijk vervangen.

VERSLETEN REMBLOKKEN (geel)

NOODGEVALLEN

<

NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL (rood)

KANS OP GLADHEID Als de buitentemperatuur gelijk is aan of lager wordt dan 3C, dan knippert de temperatuuraanduiding om aan te geven dat er kans op gladheid bestaat. Op het display verschijnt de bijbehorende melding. SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN Op het display verschijnt een melding als de ingestelde snelheidslimiet wordt overschreden (zie Instelbaar multifunctioneel display in het hoofdstuk Wegwijs in uw auto).

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt gezet of, tegelijkertijd met het lampje van de linker richtingaanwijzer, als de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.

94

Het lampje op het instrumentenpaneel gaat continu branden als bij stilstaande auto de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet goed is omgelegd. Als bij een rijdende auto de veiligheidsgordels voor niet goed zijn omgelegd, gaat het lampje branden en klinkt er een ononderbroken akoestisch signaal (zoemer) gedurende de eerste 6 seconden; de daaropvolgende 90 seconden knippert het lampje en klinkt er een onderbroken akoestisch signaal (zoemer). Het akoestische signaal (zoemer) van het SBR-systeem (Seat Belt Reminder) kan permanent worden uitgeschakeld door het Abarth Servicenetwerk. Het systeem kan weer worden ingeschakeld via het setupmenu. Op het display verschijnt de bijbehorende melding.

ONDERHOUD EN ZORG

MOTOR STARTEN ............................................................. SNELLE BANDENREPARATIESET FIX&GO automatic .............................................................. GLOEILAMP VERVANGEN .............................................. GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN . GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VERVANGEN ........................................................................ ZEKERINGEN VERVANGEN ........................................... ACCU OPLADEN ............................................................... OPKRIKKEN VAN DE AUTO .......................................... SLEPEN VAN DE AUTO ....................................................

96 98 107 111 114 116 121 121 122


ONDERHOUD EN ZORG LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN

95

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

NOODGEVALLEN

VEILIGHEID

In geval van nood raden wij u aan het gratis nummer te bellen dat in de Service- en garantiehandleiding vermeld staat. U kunt ook de site www.abarthnl.nl raadplegen voor de dichtstbijzijnde Abarth-dealer.

WEGWIJS IN UW AUTO

N O O D G E VA L L E N

WEGWIJS IN UW AUTO

MOTOR STARTEN
NOODSTART Als het lampje Y op het instrumentenpaneel constant blijft branden, wendt u dan onmiddellijk tot het Abarth Servicenetwerk.
fig. 1
F0S078Ab

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

Gebruik voor een noodstart beslist nooit een accusnellader: de elektronische systemen kunnen beschadigen; in het bijzonder de regeleenheden van de ontsteking en de inspuiting.

STARTEN MET EEN HULPACCU fig. 1 Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu, die ten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de lege accu.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

ATTENTIE Laat deze procedure door gespecialiseerd personeel uitvoeren. Onjuiste handelingen kunnen leiden tot vonken. De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Vermijd het contact met de huid en de ogen. Kom ook niet dicht bij een accu met open vuur of een brandende sigaret en veroorzaak geen vonken.

LAMPJES EN BERICHTEN

96

verbind de pluspolen (+ teken nabij de pool) van de beide accus met een startkabel; sluit een tweede startkabel aan op de minpool van de hulpaccu en op de massa-aansluiting E op de motor of de versnellingsbak van de auto die gestart moet worden; start de motor;

97

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

BELANGRIJK Verbind de minklemmen van de twee accus niet direct met elkaar: eventuele vonken kunnen het explosieve gas ontsteken dat uit de accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu is genstalleerd aan boord van een andere auto, mogen tussen deze auto en de auto met de lege accu niet per ongeluk metalen delen met elkaar in verbinding staan.

BELANGRIJK Houd er rekening mee dat de rem- en stuurbekrachtiging (indien aanwezig) niet werken zolang de motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur.

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, blijf dan niet proberen maar wendt u tot het Abarth Servicenetwerk.

Probeer autos nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen of van een helling af te laten rijden. Op die wijze kan er onverbrande brandstof in de katalysator terechtkomen, waardoor deze onherstelbaar zal beschadigen.

WEGWIJS IN UW AUTO

Ga voor het starten als volgt te werk:

neem als de motor draait, de kabels in de omgekeerde volgorde los.

ROLLEND STARTEN

SNELLE BANDENREPARATIESET FIX & GO automatic


De snelle bandenreparatieset Fix & Go automatic bevindt zich in de bagageruimte A-fig. 2.
fig. 2
F0S079Ab

WEGWIJS IN UW AUTO

De set fig. 11 bevat: een spuitbus A met afdichtvloeistof, die voorzien is van: een vulbuis B; een sticker C met het opschrift max. 80 km/h, die na het repareren van de band op een voor de bestuurder goed zichtbare plaats moet worden aangebracht;

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

ATTENTIE Attendeer het overige wegverkeer op de stilstaande auto overeenkomstig de wettelijke voorschriften m.b.v.: de waarschuwingsknipperlichten, de gevarendriehoek enz. Tijdens het verwisselen van een wiel moeten alle inzittenden de auto hebben verlaten, vooral als de auto zwaar beladen is, en op een veilige afstand van het verkeer wachten, totdat het wiel verwisseld is. Blokkeer de wielen met stenen of andere voorwerpen als de auto op een helling of op een slecht wegdek staat.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

98

een informatiefolder (zie fig. 12), voor een correct gebruik van de snelle reparatieset. De folder moet overhandigd worden aan het personeel dat de behandelde band repareert; een compressor D-fig. 11 met manometer en verbindingsstukken, die in het vak zijn te vinden;
fig. 11
F0S084Ab

fig. 12

F0S085Ab

adapters voor het oppompen van diverse voorwerpen. In de houder (die zich in de bagageruimte onder de bekleding bevindt) van de bandenreparatieset zijn ook de schroevendraaier en het sleepoog te vinden.

99

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

een paar werkhandschoenen die in het zijvak van de compressor zijn te vinden;

ATTENTIE Overhandig de informatiefolder aan het personeel dat de band moet repareren die behandeld is met de bandenreparatieset.

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

Als u een lekke band krijgt, kan de band gerepareerd worden als de diameter van het lek niet groter is dan 4 mm.

ATTENTIE Bij schade aan de velg (zodanige vervorming van het velgbed dat er lucht wegloopt) kan de band niet gerepareerd worden. Verwijder de eventueel in de band binnengedrongen voorwerpen (schroeven of spijkers) niet.

WEGWIJS IN UW AUTO

HET IS NOODZAKELIJK TE WETEN DAT: De afdichtvloeistof bij buitentemperaturen tussen 20 C en +50 C werkt. De afdichtvloeistof een houdbaarheidsdatum heeft.

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

ATTENTIE Het is niet mogelijk lekken in de zijkanten van de band te repareren. Gebruik de reparatieset niet als de band beschadigd is geraakt door het rijden met een lege band.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

100

ATTENTIE De compressor mag niet langer dan 20 minuten achter elkaar worden ingeschakeld. Gevaar voor oververhitting. De reparatieset is niet geschikt voor permanente reparatie; de gerepareerde banden mogen daarom slechts tijdelijk worden gebruikt.

ATTENTIE De spuitbus bevat ethyleenglycol. Bevat latex: kan een allergische reactie veroorzaken. Schadelijk bij inslikken. Irriterend voor de ogen. Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing en contact. Vermijd contact met ogen, huid en kleding. Spoel bij contact onmiddellijk overvloedig met water. Vermijd braken bij inslikken, spoel de mond uit, drink veel water en raadpleeg onmiddellijk een arts. Houd buiten het bereik van kinderen. Het product mag niet gebruikt worden door astmatische patinten. Adem de dampen niet in tijdens het vullen en oppompen. Raadpleeg onmiddellijk een arts bij allergische reacties. Bewaar de spuitbus in de daarvoor bestemde ruimte, ver verwijderd van warmtebronnen. De afdichtvloeistof heeft een houdbaarheidsdatum.

101

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

Vervang de spuitbus met de afdichtvloeistof als deze datum verstreken is. Spuitbussen en afdichtvloeistof zijn schadelijk voor het milieu. Houdt u voor het afvoeren van deze producten aan de wettelijke normen.

WEGWIJS IN UW AUTO

WEGWIJS IN UW AUTO

Trek de handrem aan. Draai de ventieldop van de band los, neem de vulbuis A-fig. 13 uit en draai de ring B op het ventiel van de band;

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

fig. 13

F0S086Ab

fig. 14

F0S087Ab

OPPOMPEN VAN DE BAND

NOODGEVALLEN

ATTENTIE Doe de handschoenen aan die bij de snelle bandenreparatieset zijn geleverd.

controleer of de schakelaar D-fig. 14 van de compressor in stand 0 (uitgeschakeld) staat, start de motor, steek de stekker E-fig. 15 in de contactdoos en schakel de compressor in door schakelaar D-fig. 14in stand I (ingeschakeld) te zetten. Pomp de band op tot de juiste bandenspanning is bereikt (zie de paragraaf Bandenspanning in het hoofdstuk Technische gegevens). Controleer de bandenspanning op de manometer F-fig. 14. Voor een nauwkeurige aflezing moet de compressor worden uitgeschakeld;

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

LAMPJES EN BERICHTEN

102

fig. 15

F0S0122m

fig. 16

F0S0123m

103

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

als u er niet in slaagt binnen 5 minuten de bandenspanning op ten minste 1,5 bar te krijgen, koppel dan de compressor los van het ventiel en de contactdoos en verplaats vervolgens de auto ongeveer 10 meter naar voren of naar achteren, zodat de afdichtvloeistof in de band verdeeld wordt; pomp de band vervolgens weer op;

als u tijdens het herstellen van de bandenspanning er niet in slaagt de spanning op ten minste 1,8 bar te brengen, mag niet verder worden gereden, omdat de band te erg beschadigd is en Fix & Go de vereiste wegligging niet kan garanderen; wendt u tot het Abarth Servicenetwerk;

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

als de band op de juiste spanning is gebracht (zie de paragraaf Bandenspanning in het hoofdstuk Technische gegevens), vertrek dan onmiddellijk;

ATTENTIE Plaats de sticker op een voor de bestuurder goed zichtbare plaats om aan te geven dat de band behandeld is met de snelle bandenreparatieset. Rijd voorzichtig vooral in bochten. Rijd niet harder dan 80 km/h. Vermijd bruusk accelereren en remmen.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

104

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

stop na ongeveer 10 minuten en controleer opnieuw de bandenspanning; vergeet niet de handrem aan te trekken;

ATTENTIE Als de bandenspanning onder 1,8 bar is gedaald, mag niet verder worden gereden: de snelle reparatieset Fix & Go automatic kan de vereiste wegligging niet garanderen omdat de band te erg beschadigd is. Wendt u tot het Abarth Servicenetwerk.

als een spanning van ten minste 1,8 bar wordt gemeten, herstel dan de correcte bandenspanning (met draaiende motor en aangetrokken handrem) en rijdt verder; rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het Abarth Servicenetwerk.

ATTENTIE U moet absoluut aangeven dat de band is gerepareerd met de snelle bandenreparatieset. Overhandig de informatiefolder aan het personeel dat de band moet repareren die behandeld is met de bandenreparatieset.
fig. 17
F0S090Ab

105

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

De compressor kan ook worden gebruikt voor het herstellen van de bandenspanning. Maak de snelkoppeling los en verbind de koppeling direct met het ventiel van de band fig. 17; op deze manier wordt de spuitbus niet met de compressor verbonden en wordt de afdichtvloeistof niet in de band gespoten.

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

ALLEEN VOOR HET CONTROLEREN EN HERSTELLEN VAN DE SPANNING

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN

PROCEDURE VOOR HET VERVANGEN VAN DE SPUITBUS Ga als volgt te werk voor het vervangen van de spuitbus: maak de koppeling A-fig. 18 los; draai de te vervangen spuitbus linksom en trek de spuitbus omhoog;
fig. 18
F0S091Ab

plaats de nieuwe spuitbus en draai de spuitbus rechtsom; sluit de koppeling A aan op de spuitbus en plaats de doorzichtige vulbuis B in het daarvoor bestemde vak.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

106

Controleer voordat u een lamp vervangt of de contacten niet zijn geoxideerd; vervang een defecte lamp door een exemplaar van hetzelfde type en vermogen;

107

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

ALGEMENE AANWIJZINGEN

als een lamp niet brandt, controleer dan eerst of de zekering niet doorgebrand is, voordat u de lamp vervangt: zie voor de plaats van de zekeringen de paragraaf Zekeringen vervangen in dit hoofdstuk.

WEGWIJS IN UW AUTO

GLOEILAMP VERVANGEN

als u een gloeilamp in de koplamp hebt vervangen, controleer dan om veiligheidsredenen altijd of de afstelling nog goed is;

ATTENTIE Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken.

ATTENTIE Halogeenlampen bevatten gas onder druk. Bij breuk kunnen er glassplinters wegschieten.

WEGWIJS IN UW AUTO

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

Halogeenlampen mag u uitsluitend aanraken op het metalen gedeelte. Als u de bol met uw vingers aanraakt, zal de lichtopbrengst van de lamp teruglopen en kan ook de levensduur beperkt worden. Als u de bol per ongeluk toch hebt aangeraakt, moet u de bol schoonwrijven met een doekje met alcohol en daarna laten drogen.

Wij raden u aan defecte gloeilampen, indien mogelijk, door het Abarth Servicenetwerk te laten vervangen. De juiste werking en afstelling van de buitenverlichting zijn van essentieel belang voor de rijveiligheid en bovendien wettelijk verplicht.

108

VEILIGHEID

E Halogeenlampen: verwijder de lamp door de borgveer los te haken uit de zitting.

109

ALFABETISCH REGISTER

fig. 19

F0S092Ab

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

D Halogeenlampen: verwijder de lamp door de borgveer los te haken uit de zitting.

LAMPJES EN BERICHTEN

C Buislampen: verwijder de lamp door hem uit de veercontacten los te maken.

STARTEN EN RIJDEN

BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de koplamp een beetje beslagen zijn: dit duidt niet op een defect, maar is een natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt wordt door een lage temperatuur en de luchtvochtigheidsgraad, en verdwijnt snel als de koplampen worden ingeschakeld. De aanwezigheid van druppels aan de binnenzijde van de koplamp duidt daarentegen op het binnendringen van water: wendt u tot het Abarth Servicenetwerk.

Op de auto zijn verschillende typen gloeilampen gemonteerd: A Glasfittinglampen: deze zijn voorzien van een klemfitting. Verwijder de lamp door de lamp uit de houder te trekken. B Gloeilampen met bajonetfitting: verwijder de lamp uit de houder door hem iets in te drukken en linksom te draaien.

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

TYPEN GLOEILAMPEN fig. 19

WEGWIJS IN UW AUTO

Lampen Grootlicht Dimlicht Buitenverlichting voor/dagverlichting Richtingaanwijzers voor Richtingaanwijzers op flanken Richtingaanwijzers achter Achterlichten Remlicht Achteruitrijlicht Mistachterlicht Plafondverlichting Bagageruimteverlichting

Type H1 H7 W21/5W WY21W W5W PY21W R10W P21W P21W P21W C5W W5W C5W H1 W5W

Vermogen 55W 55W 5/21W 21 5 21 10 21 21 21 5 5 5 55 5

Figuur D D A B A B B B B B C A C E A

ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

Kentekenplaatverlichting Mistlampen voor Derde remlicht

110

GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN


Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf Gloeilamp vervangen. KOPLAMPUNITS In de koplampunits zijn de gloeilampen voor de buitenverlichting, het dimlicht, het grootlicht en de richtingaanwijzer opgenomen. Verwijder vanuit de motorruimte de rubber dop A-fig. 20 om de lampen van de richtingaanwijzers te bereiken; verwijder de rubber dop B-fig. 20 om de lampen van de dimlichten te bereiken.
fig. 21
F0S094Ab

fig. 20

F0S093Ab

fig. 22

F0S095Ab

RICHTINGAANWIJZERS Voor Gloeilamp vervangen: verwijder de rubber dop, zoals hiervoor beschreven is; draai de lamphouder A-fig. 22 linksom en verwijder hem; verwijder de geklemde lamp en vervang hem; monteer de lamphouder A, draai de lamphouder rechtsom en controleer of de houder goed vastzit; bevestig de rubber dop.

111

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

Om de lampen van de buitenverlichting/dagverlichting en het grootlicht te bereiken, moet u, nadat de wielen volledig uitgestuurd zijn gezet, het klepje C-fig. 21 in de wielkuipbescherming ter hoogte van de verlichtingsunit openen en vervolgens de rubber dop D-fig. 21 verwijderen.

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

fig. 23

F0S096Ab

fig. 24

F0S097Ab

fig. 25

F0S098Ab

Flankrichtingaanwijzers Gloeilamp vervangen: druk op het door de pijl aangegeven punt, zodat de borgveer wordt ingedrukt, en verwijder de verlichtingsunit B-fig. 23; draai de lamphouder linksom, verwijder de geklemde lamp en vervang hem; plaats de lamphouder in het lampenglas, monteer de lichtunit B en controleer of de borgveer goed geborgd is.

DIMLICHT Gloeilamp vervangen: verwijder de rubber dop, zoals hiervoor beschreven is; druk op de blokkeerschroef A-fig. 24 en verwijder de lamphouder; verwijder de geklemde lamp en vervang hem; monteer de lamphouder en controleer of de houder goed vastzit; bevestig de rubber dop.

GROOTLICHT Gloeilamp vervangen: verwijder de rubber dop, zoals hiervoor beschreven is; haak de twee borgveren van de lamp A-fig. 25 los; verwijder en vervang de lamp; monteer de nieuwe lamp; hierbij moet de nok van het metalen deel vallen in de uitsparing in de reflector; haak vervolgens de borgveren vast; bevestig de rubber dop.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

112

Gloeilamp vervangen: verwijder de rubber dop, zoals hiervoor beschreven is; draai de lamphouder B-fig. 25 linksom en verwijder hem; verwijder de geklemde lamp en vervang hem; monteer de lamphouder B, draai de lamphouder rechtsom en controleer of de houder goed vastzit; bevestig de rubber dop. MISTLAMPEN VOOR (indien aanwezig) BELANGRIJK Wendt u voor het vervangen van een defecte mistlamp tot het Abarth Servicenetwerk.
F0S0100Ab

fig. 26

F0S099Ab

fig. 28

F0S101Ab

verwijder de lampen door ze iets in te drukken en linksom te draaien. De lampen zijn op de volgende wijze geplaatst: C Richtingaanwijzers D Remlicht E Buitenverlichting
fig. 27

ACHTERLICHTUNITS Gloeilamp vervangen: open de achterklep; draai de twee bevestigingsschroeven Afig. 26 los en trek de lichtunit recht naar achteren zonder deze te kantelen; maak de lamphouder los uit de bevestigingslippen B-fig. 27 en verwijder de lamphouder uit de zitting;

113

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

F Achteruitrijlicht (rechterzijde) / mistachterlicht (linkerzijde)

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

BUITENVERLICHTING/ DAGVERLICHTING

VEILIGHEID

GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VERVANGEN


Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf Gloeilamp vervangen.
fig. 29
F0S102Ab

STARTEN EN RIJDEN

WEGWIJS IN UW AUTO

fig. 30

F0S103Ab

INTERIEURVERLICHTING DERDE REMLICHT fig. 29-30 Gloeilamp vervangen: verwijder de twee doppen en draai de twee bevestigingsschroeven A los; trek de verlichtingsunit naar buiten; maak de stekker B los; druk op de borging C en open de lamphouder; verwijder de geklemde lamp en vervang hem; sluit de lamphouder en controleer of de borging goed vastzit; draai de twee bevestigingsschroeven vast en bevestig de rubber doppen.
fig. 31
F0S104Ab

Gloeilampen vervangen: maak met de bijgeleverde schroevendraaier de plafondverlichting A-fig. 32 bij het door de pijl aangegeven punt los;

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

KENTEKENPLAATVERLICHTING fig. 31 Gloeilampen vervangen: verwijder het lampenglas A op het door de pijl aangegeven punt; maak de lamp los uit de veercontacten aan de zijkant en vervang hem; controleer of de nieuwe lamp goed vastzit in de veercontacten; monteer het lampenglas.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

114

fig. 32

F0S105Ab

fig. 34

F0S107Ab

fig. 35

F0S108Ab

open de achterklep; maak met de bijgeleverde schroevendraaier de plafondverlichting A-fig. 35 bij het door de pijl aangegeven punt los;

fig. 33

F0S106Ab

open het dekseltje B-fig. 33 zoals aangegeven;

115

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

sluit het dekseltje en monteer het lampenglas.

LAMPJES EN BERICHTEN

maak de lamp C-fig. 34 los uit de veercontacten aan de zijkant en vervang hem; plaats de nieuwe lamp en controleer of de nieuwe lamp goed vastzit in de veercontacten;

BAGAGERUIMTEVERLICHTING Gloeilamp vervangen:

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

WEGWIJS IN UW AUTO

ZEKERINGEN VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN fig. 37 Het elektrische systeem wordt door zekeringen beveiligd: de zekering brandt door bij een storing of bij oneigenlijk gebruik van het systeem. Als een elektrisch onderdeel niet werkt, controleer dan eerst of de zekering niet is doorgebrand: de verbindingsstrip A mag niet onderbroken zijn. Is dit wel het geval, dan moet u de zekering vervangen door een exemplaar met dezelfde stroomsterkte (zelfde kleur). B zekering in goede staat. C zekering met doorgebrande strip. De componenten die door de zekeringen worden beveiligd, staan in de tabellen op de volgende paginas aangegeven. ATTENTIE Als de zekering opnieuw doorbrandt, wendt u dan tot het Abarth Servicenetwerk.

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

fig. 36

F0S0064m

fig. 37

F0S110Ab

open de bescherming B-fig. 36 en vervang de geklemde lamp C; sluit de bescherming B op het lampenglas; monteer de verlichtingsunit door deze eerst aan een zijde in de juiste stand te plaatsen en vervolgens de andere zijde aan te drukken, totdat de borging inklikt.

LAMPJES EN BERICHTEN

Vervang een defecte zekering nooit door ander materiaal.

ONDERHOUD EN ZORG

ATTENTIE Vervang een zekering nooit door een zekering met een hogere stroomsterkte (ampre); BRANDGEVAAR. Als een hoofdzekering (MEGA-FUSE, MIDI-FUSE, MAXI-FUSE) doorbrandt, wendt u dan tot het Abarth Servicenetwerk. Controleer, voordat u een zekering vervangt, of de contactsleutel uit het contactslot is genomen en alle stroomverbruikers uit staan en/of zijn uitgeschakeld.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

NOODGEVALLEN

116

Zekering op het dashboard De zekering is bereikbaar nadat de geklemde kap E is verwijderd. De 5A-zekering voor de verwarming van de buitenspiegels bevindt zich bij de diagnosestekker, zoals afgebeeld in fig. 38. Aan de onderzijde naast de pedalen bevindt zich de zekeringenkast die is afgebeeld in fig. 39

fig. 38

F0S0066m

fig. 38

F0S112Ab

117

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

PLAATS VAN DE ZEKERINGEN

WEGWIJS IN UW AUTO

Zekeringenkast in motorruimte fig. 40 en 41 Een tweede zekeringenkast bevindt zich rechts in de motorruimte, naast de accu. Om deze te bereiken, moet u op de borging I drukken, de lippen M losmaken en het deksel L verwijderen. De nummers die op de binnenzijde van het deksel zijn aangebracht, geven de elektrische componenten aan die door de betreffende zekering worden beveiligd. Als de motorruimte moet worden uitgespoten, zorg dan dat de waterstraal niet direct op de zekeringenkast in de motorruimte wordt gericht.

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

fig. 40

F0S113Ab

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

fig. 41

F0S114Ab

118

Zekeringenkast in motorruimte - fig. 39


Voeding dimlicht rechts Voeding dimlicht links en regeleenheid koplampverstelling Schakelaar zekeringen- en relaiskast motorruimte Plafondverlichting voor en achter, bagageruimte- en dorpelverlichting Diagnosestekker, autoradio, airconditioning, EOBD Schakelaar remlichten, knooppunt instrumentenpaneel Centrale portiervergrendeling Ruitensproeier-/achterruitsproeierpomp Ruitbediening bestuurderszijde Ruitbediening passagierszijde Symboolverlichting schakelaars, elektrische spiegelbediening Airbagregeleenheid Schakelaar autoradio, convergenceregeleenheid, airconditioning, remlichten, koppeling Regeleenheid instrumentenpaneel

ZEKERING F12 F13 F31 F32 F36 F37 F38 F43 F47 F48 F49 F50 F51 F53 ZEKERING F08 F09 F10 F11 F14 F15 F16 F17 F18 F18

AMPRE 7,5 7,5 5 7,5 10 5 20 15 20 20 5 7,5 7,5 5 AMPRE 30 15 15 10 15 20 7,5 10 7,5 7,5

Zekeringenkast in motorruimte - fig. 41


Aanjager Beschikbaar Claxons Motormanagementsysteem (secundaire verbruikers) Grootlicht Motor elektrisch bedienbaar dak +15 Regeleenheid motormanagementsysteem, spoel relais T20 Regeleenheid motormanagementsysteem Beschikbaar Regeleenheid motormanagementsysteem, spoel relais T09

119

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

ZEKERINGENTABEL

WEGWIJS IN UW AUTO

Zekeringenkast in motorruimte - fig. 41


Aircocompressor Achterruitverwarming / Spiegelverwarming Brandstofpomp Bobine Regeleenheid motormanagementsysteem Remsysteem (regeleenheid, kleppen) +15 remsysteem, stuurbekrachtiging, gierhoeksensor Mistlampen voor Beschikbaar Stekkerdoos voor (met of zonder aansteker) +15 voor achteruitrijlichten, spoelen van relais T02, T05, T14 en T19

ZEKERING F19 F20 F21 F22 F22 F23 F24 F30 F84 F85 F87 RELAIS T02 T03 T05 T06 T07 T08 T09 T10 T14 T17 T19 T20 T30 T31

AMPRAGE 7,5 30 15 15 20 20 7,5 15 10 15 7,5 AMPRAGE 20 20 20 30 50 30 30 20 20 30 30 30 50 30

LAMPJES EN BERICHTEN ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

Zekeringenkast in motorruimte - fig. 41


Grootlicht Claxons Aircocompressor Elektroventilateur motorkoelsysteem met n snelheid - Lage snelheid elektroventilateur motorkoelsysteem Hoge snelheid elektroventilateur motorkoelsysteem Aanjager Motormanagementsysteem (hoofdrelais) Beschikbaar Mistlampen voor Brandstofpomp Ontwaseming Beschikbaar Beschikbaar Stekkerdoos voor (met of zonder aansteker)

120

fig. 41a

F0S139Ab

maak de klem los van de minpool op de accu; sluit de kabels van het laadapparaat aan op de accupolen; let hierbij op de polariteit; schakel de acculader in; aan het einde van het opladen: schakel eerst de acculader uit en koppel dan de accu los; sluit de klem weer aan op de minpool van de accu.

Plaats de hefarmen van de brug of de garagekrik zeer zorgvuldig, zodat de luchtgeleiders en de sideskirts niet worden beschadigd.

121

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

ATTENTIE Probeer een bevroren accu niet op te laden: eerst moet de accu ontdooid worden, anders loopt u het risico dat de accu ontploft. Als de accu bevroren is geweest, moet door deskundig personeel worden gecontroleerd of de cellen niet beschadigd zijn en of de bak geen scheuren vertoont, waardoor de giftige en corrosieve vloeistof kan weglekken.

Vanwege het sportieve karakter is de auto aan de onderzijde voorzien van aerodynamische luchtgeleiders en aan de zijkanten van sideskirts. Als de auto omhoog gezet moet worden, wendt u dan tot een werkplaats van het Abarth Servicenetwerk; deze beschikt over een garagekrik of hefbrug.

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

Ga voor het opladen als volgt te werk:

OPKRIKKEN VAN DE AUTO

STARTEN EN RIJDEN

We raden u aan de accu langzaam en met een lage stroomsterkte (ampre) gedurende ca. 24 uur op te laden. Als u de accu langer oplaadt, kan de accu worden beschadigd.

150,7 mm

169,5 mm

VEILIGHEID

BELANGRIJK De beschrijving voor het opladen van de accu dient slechts ter informatie. Wendt u bij voorkeur tot het Abarth Servicenetwerk om deze werkzaamheden uit te laten voeren.

WEGWIJS IN UW AUTO

ACCU OPLADEN

ATTENTIE De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Vermijd het contact met de huid en de ogen. Het opladen van de accu moet worden uitgevoerd in een goed geventileerde ruimte, ver verwijderd van open vuur en vonkvormende apparaten: brand- en ontploffingsgevaar.

WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN

SLEPEN VAN DE AUTO


Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het sleepoog bevindt zich in de gereedschaphouder onder de bekleding in de bagageruimte. SLEEPOOG BEVESTIGEN fig. 42-43 Ga als volgt te werk: verwijder de dop A; neem het sleepoog B uit de zitting in de gereedschaphouder; draai het sleepoog geheel op de schroefdraadpen voor of achter.
fig. 42
F0S115Ab

fig. 43

F0S116Ab

NOODGEVALLEN

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

ATTENTIE Vanwege de vormgeving van de auto kan deze niet op spoorwagons geladen en vervoerd worden.

ATTENTIE Draai voor het slepen de sleutel in stand MAR en vervolgens in STOP zonder de contactsleutel uit het slot te verwijderen. Als de contactsleutel uit het contactslot wordt genomen, schakelt automatisch het stuurslot in waardoor het onmogelijk wordt de auto te besturen.

ATTENTIE Houd er rekening mee dat de rembekrachtiging en de elektrische stuurbekrachtiging niet werken zolang de motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur. Gebruik voor het slepen geen elastische kabels en rijd zo gelijkmatig mogelijk. Controleer tijdens het slepen of de sleepkabel geen carrosseriedelen kan beschadigen. Houdt u bij het slepen van een auto aan de wettelijke voorschriften. Dit geldt zowel voor het slepen zelf als voor het gedrag naar andere weggebruikers. Start de motor niet als de auto wordt gesleept.

ALFABETISCH REGISTER

LAMPJES EN BERICHTEN

122

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD .......................... GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA ...... PERIODIEKE CONTROLES ............................................... ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO................................ NIVEAUS CONTROLEREN .............................................. LUCHTFILTER ...................................................................... POLLENFILTER .................................................................... ACCU ..................................................................................... WIELEN EN BANDEN ....................................................... RUBBER SLANGEN ............................................................ RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER ...................... CARROSSERIE ...................................................................... INTERIEUR ............................................................................

124 125 127 127 128 132 132 132 134 135 136 137 139

123

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

ONDERHOUD EN ZORG

WEGWIJS IN UW AUTO

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Doelmatig onderhoud is een beslissende factor voor een lange levensduur, de beste prestaties en een zo zuinig mogelijk gebruik van de auto. Om dit te realiseren heeft Abarth een reeks controle- en onderhoudsbeurten samengesteld die iedere 30.000 km moeten worden uitgevoerd. Onthoud echter dat het geprogrammeerd onderhoud niet volledig toereikend is om de auto in optimale staat te houden: zowel in de beginperiode voor de servicebeurt bij 30.000 kilometer als daarna, tussen twee servicebeurten in, moet regelmatig wat aandacht aan de auto worden geschonken. Controleer bijvoorbeeld regelmatig de bandenspanning en de vloeistofniveaus en vul deze laatste zonodig bij.

VEILIGHEID

BELANGRIJK De servicebeurten van het Geprogrammeerd Onderhoud zijn door de fabrikant voorgeschreven. Het niet uitvoeren van deze servicebeurten kan het vervallen van de garantie tot gevolg hebben. De werkzaamheden van het geprogrammeerd onderhoud kunnen door het Abarth Servicenetwerk tegen vaste tarieftijden worden uitgevoerd. Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens het uitvoeren van de diverse inspecties en controles van het geprogrammeerd onderhoud, worden uitsluitend na toestemming van de klant uitgevoerd.

BELANGRIJK Het is raadzaam eventuele kleine defecten onmiddellijk door het Abarth Servicenetwerk te laten verhelpen en daarmee niet te wachten tot de volgende servicebeurt.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

124

De onderhoudsbeurten moeten iedere 30.000 km worden uitgevoerd x 1000 km Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen Werking verlichting (koplamp- en achterlichtunits, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren en sproeiermonden afstellen Stand wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren en werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken controleren Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie, bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen enz.), en rubber slangen van het rem- en brandstofsysteem Vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep op vervuiling controleren en mechanismen smeren Spanning van aandrijfriemen voor hulporganen controleren en eventueel afstellen Conditie van diverse aandrijfriemen voor hulporganen visueel controleren Aandrijfriemen voor hulporganen vervangen Handrem controleren/afstellen Remblokken achter (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren

30

60

90

120

150

180

125

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA

WEGWIJS IN UW AUTO

x 1000 km Luchtfilterelement vervangen Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, ruitenwissers, accu enz.) Getande distributieriem controleren Getande distributieriem vervangen (*) Bougies vervangen Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker) Oliepeil in versnellingsbak controleren Motorolie en oliefilter vervangen (of om de 24 maanden) Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden) Pollenfilter vervangen (of in ieder geval elk jaar) ()

30

60

90

120

150

180

VEILIGHEID

STARTEN EN RIJDEN

NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS

LAMPJES EN BERICHTEN

Uitlaatgasemissie controleren

((*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koude klimaten, gebruik in stadsverkeer, langdurig stationair draaien, stoffige omgeving) om de 4 jaar of in ieder geval om de 5 jaar worden vervangen.

Om de juiste werking te garanderen en om ernstige schade aan de motor te voorkomen, is het volgende van fundamenteel belang: - gebruik uitsluitend het merk en type bougies dat specifiek voor de 1.4 TB BZ Abarth-motor is voorgeschreven (zie hetgeen beschreven staat in de paragraaf Motor); - houdt u strikt aan het vervangingsinterval van de bougies dat in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema staat aangegeven; - het is raadzaam u hiervoor tot het Abarth Servicenetwerk te wenden. Als de auto overwegend in stadsverkeer gebruikt wordt en in elk geval als de auto jaarlijks minder dan 10.000 km rijdt, dan moet de motorolie en het oliefilter iedere 12 maanden worden vervangen.

()

126

Iedere 1.000 km of voor een lange reis controleren en eventueel bijvullen: niveau van de motorkoelvloeistof; niveau van de remvloeistof; niveau van de ruitensproeiervloeistof; conditie en spanning van de banden; werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten enz.); werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter en stand/slijtage wisserbladen voor/achter. Iedere 1.000 km controleren en eventueel bijvullen: motoroliepeil. Gebruik bij voorkeur producten van FL Selenia, omdat die speciaal zijn afgestemd op de Abarth-modellen (zie de Vullingstabel in het hoofdstuk Technische gegevens).

trekken van aanhangers of caravans; rijden op stoffige wegen; veel korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij buitentemperaturen onder nul; veel langdurig stationair draaiende motor of lange ritten bij lage snelheden (bijv. bij huis-aan-huis bezorging) of als de auto lang stilstaat; in de stad; is het noodzakelijk de volgende controles vaker uit te voeren, dan in het Onderhoudsschema staat aangegeven: remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren;

conditie van diverse aandrijfriemen voor hulporganen visueel controleren; pollenfilter controleren en eventueel vervangen; dit is vooral raadzaam als een beperking in de capaciteit van de ventilatie wordt geconstateerd; luchtfilter controleren en eventueel vervangen.

127

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

acculading en niveau van het elektrolyt in de accu controleren (zie de paragraaf Accu - Acculading en elektrolytniveau controleren in dit hoofdstuk);

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

Als de auto overwegend onder zware bedrijfsomstandigheden rijdt, zoals:

visueel de conditie controleren van: motor, versnellingsbak, aandrijfassen, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen enz.) en rubber slangen van rem- en brandstofsysteem;

WEGWIJS IN UW AUTO

PERIODIEKE CONTROLES

ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO

vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep op vervuiling controleren en mechanismen smeren;

WEGWIJS IN UW AUTO

NIVEAUS CONTROLEREN
A. Motorolievulopening B. Motoroliepeilstok

VEILIGHEID

C. Motorkoelvloeistof D. Ruitensproeiervloeistof E. Remvloeistof

STARTEN EN RIJDEN

D F
fig. 1
F0S117Ab

F. Accu ATTENTIE Rook nooit tijdens werkzaamheden in de motorruimte: er kunnen licht ontvlambare gassen aanwezig zijn; brandgevaar.

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

Belangrijk; tijdens het bijvullen mogen de vloeistoffen met verschillende specificaties niet gemengd worden: als de specificaties van de vloeistoffen verschillen, kan de auto ernstig beschadigd worden.

128

Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke ondergrond staat en enige minuten (circa 5) na het uitzetten van de motor. Het oliepeil moet altijd tussen het MINen MAX-merkteken op de oliepeilstok B staan. Het verschil tussen het MIN- en MAXmerkteken komt overeen met ongeveer 1 liter. Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-merkteken staat, moet via de olievulopening A motorolie tot aan het MAXmerkteken worden bijgevuld. Het olieniveau mag nooit het MAX-merkteken overschrijden.

Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik van ongeveer 400 gram per 1000 km. De motor van een nieuwe auto moet nog worden ingereden. Dit betekent dat het motorolieverbruik pas na de eerste 5.000 6.000 km stabiliseert. BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van de rijstijl en de gebruiksomstandigheden van de auto. BELANGRIJK Na het bijvullen of het verversen van de olie, moet u de motor enige seconden laten draaien, vervolgens de motor uitzetten en na enige minuten het oliepeil controleren.

Vul nooit olie bij met andere specificaties dan de olie waarmee de motor is gevuld.

129

ALFABETISCH REGISTER

Afgewerkte motorolie en het vervangen motoroliefilter bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het milieu. Het is raadzaam om het verversen van de olie en het vervangen van de filters door het Abarth Servicenetwerk te laten uitvoeren. Dit netwerk beschikt over de uitrusting voor het op milieuvriendelijke wijze en conform de wettelijke bepalingen verwerken van afgewerkte olie en oliefilters.

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

MOTOROLIE fig. 1

Motorolieverbruik

ATTENTIE Wees bij het uitvoeren van werkzaamheden in de motorruimte extra voorzichtig als de motor nog warm is: gevaar voor verbranding. Onthoud dat bij een warme motor de elektroventilateur onverwacht kan inschakelen: kans op verwonding. Pas op als u sjaals, dassen of loszittende kledingstukken draagt: deze kunnen door de bewegende onderdelen worden gegrepen.

WEGWIJS IN UW AUTO

MOTORKOELVLOEISTOF fig. 1 Het niveau van de koelvloeistof moet gecontroleerd worden bij een koude motor en moet tussen het MIN- en MAX-merkteken op het expansiereservoir staan. Een te laag niveau bijvullen door een mengsel van gedemineraliseerd water en 50% PARAFLU UP van FL Selenia langzaam via vulopening C van het expansiereservoir te gieten, totdat het niveau dicht bij het MAX-merkteken staat. Een mengsel van PARAFLU UP en gedemineraliseerd water in een mengverhouding van 50% beveiligt tot een temperatuur van 35C. Onder extreem koude klimatologische omstandigheden raden wij een mengsel aan van 60% PARAFLU UP en 40% gedemineraliseerd water.

STARTEN EN RIJDEN

Het motorkoelsysteem gebruikt PARAFLU UP-koelvloeistof. Gebruik voor het eventueel bijvullen vloeistof met dezelfde specificaties als waarmee het motorkoelsysteem is gevuld. PARAFLU UP-koelvloeistof kan niet worden gemengd met welke andere koelvloeistof dan ook. Als dit toch gebeurt, mag de motor absoluut niet worden gestart en moet u zich tot het Abarth Servicenetwerk wenden.

RUITENSPROEIERVLOEISTOF fig. 1 Verwijder voor het bijvullen de dop D m.b.v. het lipje. Gebruik een mengsel van water en TUTELA PROFESSIONAL SC35 in de volgende mengverhouding: 30% TUTELA PROFESSIONAL SC35 en 70% water in de zomer. 50% TUTELA PROFESSIONAL SC35 en 50% water in de winter. Bij temperaturen onder 20C, TUTELA PROFESSIONAL SC 35 onverdund gebruiken. Controleer visueel het niveau van de vloeistof in het reservoir. Sluit de dop D door op het midden van de dop te drukken.

LAMPJES EN BERICHTEN

VEILIGHEID

ONDERHOUD EN ZORG

ATTENTIE Het koelsysteem staat onder druk. Vervang de dop zo nodig alleen door een exemplaar van hetzelfde type, anders kan de werking van het systeem in gevaar worden gebracht. Draai bij een warme motor de dop van het expansiereservoir nooit los: gevaar voor verbranding.

NOODGEVALLEN

TECHNISCHE GEGEVENS

ATTENTIE Rijd niet met een leeg ruitensproeierreservoir: de ruitensproeiers zijn van fundamenteel belang voor een optimaal zicht. Enkele in de handel verkrijgbare ruitensproeiervloeistoffen zijn licht ontvlambaar. In de motorruimte bevinden zich warme onderdelen die bij contact de vloeistof kunnen doen ontbranden.

ALFABETISCH REGISTER

130

Draai de dop E los: controleer of het remvloeistofniveau nog op het maximum niveau staat. Het niveau mag nooit het MAX-merkteken overschrijden. Als vloeistof moet worden bijgevuld, dan raden wij u aan de remvloeistof te gebruiken die staat vermeld in de tabel Vloeistoffen en smeermiddelen (zie het hoofdstuk Technische gegevens). OPMERKING Maak de dop van het reservoir E en het omringende oppervlak zorgvuldig schoon. Wees bij het openen van de dop bijzonder voorzichtig zodat er geen vuil in het reservoir komt. Gebruik voor het bijvullen altijd een trechter met een ingebouwde filterzeef van maximaal 0,12 mm. BELANGRIJK De remvloeistof is hygroscopisch (trekt water aan). Daarom verdient het aanbeveling, als de auto overwegend wordt gebruikt in gebieden met een hoge luchtvochtigheid, de vloeistof vaker te vervangen dan in het Onderhoudsschema staat aangegeven.

ATTENTIE De remvloeistof is giftig en zeer corrosief. Als per ongeluk remvloeistof wordt gemorst, moeten de betreffende delen onmiddellijk worden gewassen met water en neutrale zeep en daarna met veel water worden afgespoeld. Bij inslikken dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd.

131

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

Voorkom contact tussen de zeer corrosieve vloeistof en de lak. Als remvloeistof wordt gemorst, moet de lak onmiddellijk met water worden afgespoeld.

WEGWIJS IN UW AUTO

REMVLOEISTOF fig. 1

ATTENTIE Het symbool op het reservoir geeft aan dat synthetische remvloeistof en geen minerale vloeistof moet worden gebruikt. Het gebruik van minerale vloeistoffen moet absoluut worden vermeden, omdat de rubbers in het remsysteem door deze vloeistoffen worden beschadigd.

WEGWIJS IN UW AUTO

LUCHTFILTER/ POLLENFILTER
Laat het luchtfilter of het pollenfilter vervangen door het Abarth Servicenetwerk.

ACCU
De accu van de auto is onderhoudsarm: onder normale omstandigheden hoeft het elektrolyt niet bijgevuld te worden met gedestilleerd water. ACCULADING EN ELEKTROLYTNIVEAU CONTROLEREN De controlewerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd bij de kilometerstanden en op de wijze die beschreven staan in dit instructieboekje. Het eventueel bijvullen mag uitsluitend worden uitgevoerd door gespecialiseerd personeel van het Abarth Servicenetwerk.

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

ATTENTIE Als de accu werkt met een zeer laag vloeistofniveau, ontstaat onherstelbare schade aan de accu en kan de accu openbarsten.

ACCU VERVANGEN Als de accu vervangen wordt, moet een originele accu met dezelfde specificaties worden genstalleerd. Als de accu vervangen wordt door een accu met andere specificaties, vervallen de onderhoudsintervallen die in het Onderhoudsschema staan aangegeven. Voor het onderhoud van de nieuwe accu dient u zich strikt te houden aan de aanwijzingen van de fabrikant van de accu.

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ATTENTIE De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voorkom contact met de huid en de ogen. Houd open vuur en vonkvormende apparaten verwijderd van de accu: brand- en ontploffingsgevaar.

ONDERHOUD EN ZORG

132

de klemmen moeten altijd goed zijn bevestigd.

133

ALFABETISCH REGISTER

ATTENTIE Als u de auto langere tijd stalt in extreem koude omstandigheden moet, om bevriezing te voorkomen, de accu worden verwijderd en op een verwarmde plaats worden bewaard.

maak voordat werkzaamheden aan de elektrische installatie van de auto worden uitgevoerd, eerst de minpool van de accu los;

TECHNISCHE GEGEVENS

voorkom zoveel mogelijk het gebruik van stroomverbruikers als de motor uitstaat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten enz.);

Enkele van deze stroomverbruikers blijven continu stroom verbruiken ook bij een uitgezette motor, waardoor de accu geleidelijk ontlaadt.

ONDERHOUD EN ZORG

Accus bevatten zeer schadelijke stoffen voor het milieu. Het verdient aanbeveling een defecte accu door het Abarth Servicenetwerk te laten vervangen, omdat het beschikt over de uitrusting voor het op milieuvriendelijke wijze en conform de wettelijke bepalingen, verwerken van defecte accus.

schakel de interieurverlichting uit: de auto is in ieder geval uitgerust met een systeem voor automatische uitschakeling van de interieurverlichting;

NOODGEVALLEN

wanneer u de auto parkeert, controleer dan of de portieren, de motorkap en de achterklep goed gesloten zijn. Hiermee wordt voorkomen dat de interieurverlichting blijft branden;

LAMPJES EN BERICHTEN

Onoordeelkundige montage van elektrische en elektronische apparatuur kan ernstige schade toebrengen aan de auto. Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die constante voeding nodig hebben (diefstalalarm, mobiele telefoon enz.), raden wij u aan contact op te nemen met de specialisten van het Abarth Servicenetwerk. Deze kunnen u de meest geschikte installaties aanraden en controleren of het noodzakelijk is een accu met een grotere capaciteit te monteren.

Om het snel ontladen van de accu te voorkomen en de levensduur te verlengen, dient u de volgende aanwijzingen nauwkeurig op te volgen:

Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die constante voeding nodig hebben (diefstalalarm enz.), of accessoires die de elektrische installatie zwaar belasten, raden wij u aan contact op te nemen met de specialist van het Abarth Servicenetwerk. Deze kan u de meest geschikte installaties uit het Abarth Lineacccessori-programma aanraden en controleren of de elektrische installatie van de auto geschikt is voor het extra stroomverbruik of dat het noodzakelijk is een accu met een grotere capaciteit te monteren.

STARTEN EN RIJDEN

PRAKTISCHE TIPS OM DE LEVENSDUUR VAN DE ACCU TE VERLENGEN

Ook is de accu dan gevoeliger voor bevriezing (reeds bij temperaturen van circa 10C). Als u de auto langere tijd niet gebruikt, zie dan Auto langere tijd stallen in het hoofdstuk Starten en rijden.

VEILIGHEID

ATTENTIE Bij werkzaamheden aan de accu of in de buurt van de accu, moet u uw ogen altijd beschermen met een speciale bril.

BELANGRIJK Een accu die gedurende langere tijd minder dan 50% geladen is, raakt door sulfatering beschadigd. Hierdoor loopt de capaciteit en het startvermogen terug.

WEGWIJS IN UW AUTO

WEGWIJS IN UW AUTO

WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden moet regelmatig, om de twee weken en voor een lange rit, worden gecontroleerd. De bandenspanning moet bij koude banden worden gecontroleerd. Tijdens het rijden neemt de bandenspanning toe; zie voor de juiste waarde van de bandenspanning de paragraaf Wielen in het hoofdstuk Technische gegevens.

Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt een onregelmatige slijtage van de banden fig. 4: A juiste spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak. B te lage spanning: te grote slijtage aan de zijkanten van het loopvlak. C te hoge spanning: te grote slijtage in het midden van het loopvlak. Banden moeten worden vervangen als de profieldiepte van het loopvlak minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de bepalingen van het land waarin u rijdt.
fig. 4
F0S118Ab

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

BELANGRIJKE AANWIJZINGEN Voorkom bruusk remmen, met spinnende wielen optrekken, harde contacten tussen banden en stoepranden, kuilen en andere obstakels. Het langdurig rijden op een slecht wegdek kan de banden beschadigen; controleer de banden regelmatig op scheuren in de wangen en bulten of slijtplekken op het loopvlak. Wendt u in dit geval tot het Abarth Servicenetwerk; rijd nooit met een te zwaar beladen auto: hierdoor kunnen de banden en de velgen ernstig beschadigd worden; stop zo snel mogelijk bij een lekke band en verwissel het wiel om beschadiging van de band, de velg, de wielophanging en de stuurinrichting te voorkomen;

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

134

bij de montage van een nieuwe band moet ook het ventiel vernieuwd worden; om een gelijke slijtage van de banden op de vooras en de achteras te verkrijgen, is het raadzaam de banden om de 10.000 / 15.000 km van as te verwisselen. Hierbij moeten de banden aan dezelfde zijde van de auto gemonteerd blijven, zodat een omkering van de draairichting wordt voorkomen.

135

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ATTENTIE Bedenk dat ook de wegligging afhankelijk is van een juiste bandenspanning.

ONDERHOUD EN ZORG

ATTENTIE Voer bij lichtmetalen velgen geen spuitwerkzaamheden uit die een temperatuur vereisen boven 150C. De mechanische eigenschappen van de wielen kunnen hierdoor in gevaar worden gebracht.

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

monteer nooit gebruikte banden of banden, waarvan de herkomst onbekend is;

ATTENTIE Verwissel de banden niet kruiselings, waarbij de banden van de rechterzijde aan de linkerzijde en omgekeerd worden gemonteerd.

Ozon, hoge temperaturen en het gedurende langere tijd ontbreken van vloeistof in een systeem zorgen ervoor dat de slangen uitdrogen en scheuren, waardoor het betreffende systeem kan gaan lekken. Daarom is zorgvuldige controle noodzakelijk.

VEILIGHEID

banden verouderen, ook als zij weinig of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in het loopvlak en op de wangen geven aan dat de band verouderd is. Banden die langer dan zes jaar onder een auto gemonteerd zijn, moeten dan ook door een specialist worden gecontroleerd.

ATTENTIE Door een te lage bandenspanning wordt de band te heet, waardoor er onherstelbare inwendige schade aan de band kan ontstaan.

Houd voor de rubber slangen van het rem- en brandstofsysteem zeer nauwkeurig de voorschriften van het Onderhoudsschema in dit hoofdstuk aan.

WEGWIJS IN UW AUTO

RUBBER SLANGEN

WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN

RUITENWISSERS/ ACHTERRUITWISSER
WISSERBLADEN Maak de wisserbladen regelmatig schoon met een schoonmaakmiddel; wij raden TUTELA PROFESSIONAL SC 35 aan. Vervang de wisserbladen als het rubber vervormd of versleten is. Het verdient aanbeveling ten minste n maal per jaar de wisserbladen te vervangen. Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen is het mogelijk beschadigingen van het rubber te voorkomen: wanneer de temperatuur onder 0C is gedaald, moet gecontroleerd worden of er geen ijs tussen wisserblad en ruit zit. Maak de wissers zo nodig vrij met een anti-vriesmiddel; verwijder eventueel opgehoopte sneeuw van de ruit: om de wisserbladen te beschermen en oververhitting van de ruitenwissermotor te voorkomen; schakel de ruitenwissers/achterruitwisser niet op een droge ruit in. ATTENTIE Rijden met versleten ruitenwisserbladen is zeer gevaarlijk, omdat ze het zicht onder slechte weersomstandigheden aanzienlijk beperken.
fig. 5
F0S119Ab

fig. 6

F0S120Ab

Wisserbladen voor vervangen fig. 5 Ga als volgt te werk: til de wisserarm A van de voorruit en plaats het wisserblad onder een hoek van 90 ten opzichte van de arm; druk op de knop A en verwijder het wisserblad C uit de arm B; monteer het nieuwe wisserblad en controleer of het geborgd is.

Wisserblad achter vervangen fig. 6 Ga als volgt te werk: kantel het dopje A omhoog, draai de moer B los, waarmee de wisserarm aan de as is bevestigd, en neem de arm van de as; plaats de nieuwe wisserarm in de juiste stand en draai de moer zorgvuldig vast; kantel het dopje naar beneden.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

136

BESCHERMING TEGEN ATMOSFERISCHE INVLOEDEN De belangrijkste oorzaken van roest zijn: luchtverontreiniging;
fig. 7
F0S122Ab

fig. 8

F0S123Ab

RUITENSPROEIERS Voorruit (ruitensproeiers) fig. 7 Als de ruitensproeiers niet werken, controleer dan eerst het niveau in het ruitensproeiertankje (zie de paragraaf Niveaus controleren in dit hoofdstuk). Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden niet verstopt zijn. Deze kunnen zonodig met een speld worden doorgeprikt. De stralen van de ruitensproeiers kunt u richten door de sproeiermonden af te stellen. De stralen moeten op ongeveer 1/3 van de bovenkant van de ruit worden gericht. BELANGRIJK Zorg bij de uitvoeringen met opendak dat het dak gesloten is, voordat u de ruitensproeiers voor inschakelt.

Achterruit (achterruitsproeier) fig. 8 De sproeiermonden van de achterruitsproeier kunnen niet worden afgesteld. De sproeier is ingebouwd boven de achterruit.

omgevings-/seizoensinvloeden. Ook de invloed van schurende elementen, zoals stoffige omgeving, opwaaiend zand, modder en steenslag op de lak en de onderzijde moet niet worden onderschat. Abarth heeft voor uw auto de beste technologische oplossingen toegepast om de carrosserie efficint tegen roest te beschermen. De belangrijkste zijn: de toepassing van aangepaste spuittechnieken en lakproducten die de auto de benodigde weerstand tegen roest en schurende elementen verlenen; het gebruik van verzinkte (of voorbehandelde) plaatdelen met een hoge corrosiebestendigheid; het aanbrengen van een gespoten beschermende waslaag op de onderzijde, in de wielkuipen, in de motorruimte en

137

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid (gebieden aan zee, warm en vochtig klimaat);

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

CARROSSERIE

WEGWIJS IN UW AUTO

verschillende holle ruimtes, met een hoog beschermend vermogen; het aanbrengen van een beschermende kunststof laag op kwetsbare delen: onderzijde van de portieren, binnenzijde van de spatborden, naden, randen enz.; toepassing van open holle ruimtes om condensvorming te voorkomen en binnendringend water af te voeren, waardoor roest van binnenuit wordt voorkomen. CARROSSERIEGARANTIE

matie over de carrosserielak in het hoofdstuk Technische gegevens). Het normale onderhoud van de auto beperkt zich tot wassen, waarbij de frequentie afhankelijk is van het gebruik van de auto en van de omgeving. Het is raadzaam de auto vaker te wassen bij sterke luchtverontreiniging of bij het rijden over wegen met strooizout. De juiste wasmethode: verwijder de antenne van het dak als u de auto in een wastunnel wast, om te voorkomen dat deze beschadigt; als voor het reinigen van de auto een stoomcleaner of een hogedrukreiniger wordt gebruikt, houd dan de spuitlans op een afstand van ten minste 40 cm van de carrosserie om beschadigingen of vervormingen te voorkomen. Gedurende langere tijd achtergebleven waterresten kunnen de auto beschadigen; spoel de auto eerst met een waterstraal onder lage druk af; was de auto met een zachte spons met een oplossing van neutrale zeep; spoel daarbij de spons regelmatig uit; spoel de auto af met schoon water en droog de auto met warme lucht of een schone, zachte zeem.

STARTEN EN RIJDEN

De minder zichtbare delen zoals de randen van de portieren, de achterklep, de motorkap en de koplampranden moeten tijdens het drogen niet vergeten worden, omdat daar water kan blijven staan. Het verdient aanbeveling de auto na het wassen niet onmiddellijk binnen te zetten, maar de auto nog even buiten te laten staan, zodat waterresten buiten kunnen verdampen. Was de auto nooit in de zon of als de motorkap nog warm is: de glans van de lak kan afnemen. De kunststof carrosseriedelen kunnen op dezelfde wijze worden gewassen als de gespoten carrosseriedelen. Parkeer de auto niet onder bomen, aangezien harsdruppels bij langere inwerking de lak kunnen beschadigen, waardoor de kans op roestvorming wordt vergroot. BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienen zo snel en zo goed mogelijk van de lak verwijderd te worden, omdat door de agressieve bestanddelen de lak kan beschadigen.

LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS

VEILIGHEID

Bij de auto is de carrosserie tegen doorroesten van alle originele componenten van de carrosserie en van alle dragende delen gegarandeerd. Voor de specifieke voorwaarden van deze garantie wordt verwezen naar de Serviceen garantiehandleiding. TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DE CARROSSERIE Lak De lak heeft behalve een esthetische functie ook een beschermende functie. Daarom moeten beschadigingen van de laklaag, zoals krassen, onmiddellijk worden bijgewerkt om roestvorming te voorkomen. Het bijwerken dient met de originele lak te worden uitgevoerd (zie Plaatje met infor-

ALFABETISCH REGISTER

Schoonmaakmiddelen verontreinigen het water. Daarom moet de auto bij voorkeur worden gewassen op een plaats waar het afvalwater direct wordt opgevangen en gezuiverd.

138

Gebruik voor het schoonmaken van de ruiten een daarvoor geschikt schoonmaakmiddel. Gebruik een schone, zachte doek om krassen en beschadigingen te voorkomen. BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken van de binnenzijde van de achterruit op dat de elektrische weerstandsdraden van de achterruitverwarming niet worden beschadigd. Veeg voorzichtig in de richting van de draden. Motorruimte Het verdient aanbeveling de motorruimte na het winterseizoen zorgvuldig te laten uitspuiten. Hierbij mag de waterstraal niet direct op de elektronische regeleenheden en de zekeringen- en relaiskast links in de motorruimte (gezien in de rijrichting) worden gericht. Laat deze werkzaamheden verzorgen door een gespecialiseerd bedrijf. BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de motorruimte moet de contactsleutel in stand STOP staan en de motor koud zijn. Controleer na het reinigen of de verschillende beschermingen (rubber kappen, deksels enz.) nog op hun plaats zitten en niet beschadigd zijn.

ATTENTIE Gebruik nooit ontvlambare producten zoals petroleum of wasbenzine voor het reinigen van de interieurdelen van de auto. De elektrostatische lading die tijdens het reinigen door het wrijven ontstaat, kan brand veroorzaken.

ATTENTIE Bewaar nooit spuitbussen in de auto: ontploffingsgevaar. Spuitbussen mogen niet worden blootgesteld aan temperaturen boven 50C. In de zomer kan de temperatuur in het interieur ver boven deze waarde oplopen.

139

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

BELANGRIJK Gebruik voor het reinigen van het kunststof lampenglas van de koplampen geen aromatische producten (bijv. benzine) of ketonen (bijv. aceton).

Controleer af en toe of er onder de vloerbedekking geen water is blijven staan (dooiwater van sneeuwresten aan schoenen, lekkende paraplus enz.), waardoor roestvorming op de bodem veroorzaakt zou kunnen worden.

WEGWIJS IN UW AUTO

Ruiten

Koplampen

INTERIEUR

WEGWIJS IN UW AUTO

STOELEN EN STOFFEN BEKLEDING Verwijder stof met een zachte borstel of een stofzuiger. Voor een nog betere reiniging van de stoffen bekleding raden wij u aan de borstel vochtig te maken. Reinig de zittingen met een vochtige spons en een oplossing van neutrale zeep.

KUNSTSTOF INTERIEURDELEN Wij raden u aan om de kunststof interieurdelen te reinigen met een doek bevochtigd met water en een neutrale zeep zonder schuurmiddel. Voor het verwijderen van vet- of hardnekkige vlekken moeten speciale schoonmaakmiddelen zonder oplosmiddelen worden gebruikt, die geschikt zijn voor het reinigen van kunststof en die het visuele effect en de kleur van de componenten niet wijzigen. BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of benzine om het glas van het instrumentenpaneel schoon te maken.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

140

VEILIGHEID

IDENTIFICATIEGEGEVENS .............................................. MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN . MOTOR ................................................................................. BRANDSTOFSYSTEEM ...................................................... TRANSMISSIE ....................................................................... REMMEN ................................................................................ WIELOPHANGING ............................................................ STUURINRICHTING .......................................................... WIELEN .................................................................................. AFMETINGEN ...................................................................... PRESTATIES .......................................................................... GEWICHTEN ....................................................................... VULLINGSTABEL ................................................................ VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN ........................ BRANDSTOFVERBRUIK ................................................... CO2-EMISSIE ......................................................................... AFSTANDSBEDIENING MET RADIOFREQUENTIE (Conformiteitsverklaring) ....................................................

142 144 145 146 146 147 147 147 148 151 152 153 154 155 157 158 159

141

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

TECHNISCHE GEGEVENS

WEGWIJS IN UW AUTO

IDENTIFICATIEGEGEVENS
Wij raden u aan om nota te nemen van de identificatiegegevens. De identificatiegegevens zijn op de volgende typeplaatjes ingeslagen: Typeplaatje met identificatiegegevens. Chassisnummer. Plaatje met informatie over de carrosserielak. Motorcode.
fig. 1
F0S0112m

E Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto. F Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto met aanhanger. G Max. toelaatbare voorasbelasting. H Max. toelaatbare achterasbelasting. I Motortype. L Code van de carrosserie-uitvoering. M Nummer voor de onderdelen.

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

TYPEPLAATJE MET IDENTIFICATIEGEGEVENS fig. 1 Het typeplaatje is links op de bodemplaat in de bagageruimte aangebracht en bevat de volgende informatie: B Nummer typegoedkeuring. C Identificatiecode van het autotype. D Chassisnummer.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

142

De motorcode is in het cilinderblok ingeslagen, en bestaat uit het motortype en een oplopend productienummer.

fig. 2

F0S125Ab

fig. 3

F0S126Ab

Het plaatje is op de buitenstijl (linkerzijde) van de achterklep aangebracht en bevat de volgende informatie: A Fabrikant van de lak. B Kleurbenaming. C Kleurcode. D Kleurcode voor bijwerken en overspuiten.

type van de auto; oplopend productienummer.

143

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

PLAATJE MET INFORMATIE OVER DE CARROSSERIELAK fig. 2

CHASSISNUMMER fig. 3 Dit is rechts op de bodemplaat in de bagageruimte aangebracht en bevat de volgende informatie:

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

MOTORCODE

WEGWIJS IN UW AUTO

MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN
Uitvoeringen 1.4 TB BZ ABARTH Motorcode 312A1000 Code van de carrosserie-uitvoering 312AXD1A 05

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

144

VEILIGHEID

ALGEMENE INFORMATIE Typecode Cyclus Aantal en opstelling cilinders Boring en slag Cilinderinhoud Compressieverhouding Max. vermogen (EU) bijbehorend toerental Max. koppel (EU) bijbehorend toerental Bougies Brandstof kW pk min-1 NORMAL Nm min
-1

1.4 TB BZ ABARTH 312A1000 Otto 4 in lijn mm cm3 72 x 84 1368 9,8:1 99 135 5500 SPORT 206 3000
NGK IKR9F8

180 4500

145

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

Loodvrije benzine 95 R.O.N.

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

MOTOR

WEGWIJS IN UW AUTO

BRANDSTOFSYSTEEM
1.4 TB BZ ABARTH Brandstofsysteem Elektronische sequentile, gefaseerde Multipoint inspuiting met turbocompressor met vaste geometrie

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

ATTENTIE Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken.

TRANSMISSIE
1.4 TB BZ ABARTH Versnellingsbak Koppeling Aandrijving Vijf gesynchroniseerde versnellingen vooruit en een versnelling achteruit Zelfstellend met koppelingspedaal zonder vrije slag Voor

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

146

1.4 TB BZ ABARTH Voetrem: voor achter Handrem geventileerde schijfremmen massieve schijfremmen bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen

BELANGRIJK Water, ijs en strooizout op de wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste remvertraging iets later wordt bereikt.

WIELOPHANGING
1.4 TB BZ ABARTH Voor onafhankelijke wielophanging, type McPherson; bestaande uit een traverse, schokdempers, schroefveren en een stabilisatorstang. semi-onafhankelijk ophanging, bestaande uit: via een torsiebrug gekoppelde wielen en twee buisvormige draagarmen met schokdempers en schroefveren.

1.4 TB BZ ABARTH Type Draaicirkel (tussen stoepranden) m 10,9 tandheugelstuurhuis met elektrische stuurbekrachtiging (indien aanwezig)

147

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

STUURINRICHTING

ONDERHOUD EN ZORG

Achter

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

REMMEN

WEGWIJS IN UW AUTO

WIELEN
VELGEN EN BANDEN Lichtmetalen velgen. Tubeless radiaalbanden. Op de typegoedkeuring zijn bovendien alle goedgekeurde banden aangegeven. BELANGRIJK Als de gegevens in het instructieboekje afwijken van die van de typegoedkeuring, dient u zich altijd aan de gegevens van de typegoedkeuring te houden. Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk dat alle wielen zijn voorzien van banden van hetzelfde merk en hetzelfde type. BELANGRIJK In tubeless banden mogen geen binnenbanden gebruikt worden.

WIELUITLIJNING Toespoor gemeten tussen de velgranden van de voorwielen: 0,5 1 mm De waarden zijn van toepassing op een onbelaste auto in rijklare staat.

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

fig. 4

F0S0127Ab

LAMPJES EN BERICHTEN

VERKLARING VAN DE CODERING OP DE BANDEN fig. 4 Voorbeeld: 175/65 R 14 82H 175 = Nominale breedte (S, afstand in mm tussen de flanken). 65 = Hoogte/breedte-verhouding (H/S) (percentage). R = Radiaalband. 14 = Diameter van de velg (in inch) (). 82 = Beladingsindex (draagvermogen). H = Snelheidsindex.

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

148

Q = tot 160 km/h. R = tot 170 km/h. S = tot 180 km/h. T = tot 190 km/h. U = tot 200 km/h. H = tot 210 km/h. V = tot 240 km/h. Maximale snelheid bij winterbanden QM + S = max. 160 km/h. TM + S = max. 190 km/h. HM + S = max. 210 km/h.

70 = 335 kg 71 = 345 kg 72 = 355 kg 73 = 365 kg 74 = 375 kg 75 = 387 kg 76 = 400 kg 77 = 412 kg 78 = 425 kg 79 = 437 kg 80 = 450 kg

81 = 462 kg 82 = 475 kg 83 = 487 kg 84 = 500 kg 85 = 515 kg 86 = 530 kg 87 = 545 kg 88 = 560 kg 89 = 580 kg 90 = 600 kg 91 = 615 kg

Voorbeeld: 5,00 B x 14 H2 5,00 = breedte van de velg in inch 1. B 14 = velgbedprofiel (deel aan de zijkanten waarop de band steunt) 2. = montagediameter in inch (komt overeen met die van de band die gemonteerd moet worden) 3 = .

H2 = vorm en aantal humps (vorm van de velgrand die de wang van de tubeless band op zijn plaats houdt).

149

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

Snelheidsindex

Beladingsindex (draagvermogen)

VERKLARING VAN DE CODERING OP DE VELGEN fig. 4

WEGWIJS IN UW AUTO

Uitvoeringen 1.4 TB BZ ABARTH

Velgen

Standaard banden 195/45 R16 84 V XL* 205/40 R17 84 W XL

Winterbanden **

VEILIGHEID

61/2 Jx16H2-ET35 7 Jx15H2-ET38

NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

* Toegelaten zijn 7 mm sneeuwkettingen ** Bovendien zijn er winterbanden leverbaar (Pirelli Snow Sport 195/45 R16), die gebruikt kunnen worden als de auto overwegend op besneeuwde trajecten wordt gebruikt.

BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar) Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden. Bandenmaat 195/45 R16 84 V XL 205/40 R17 84 W XL Bij gemiddelde belading Voor Achter 2,3 2,3 2,1 2,1 Volbeladen Voor Achter 2,6 2,6 2,4 2,4

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

150

De afmetingen zijn aangegeven in mm en hebben betrekking op een auto die is uitgerust met standaard banden. De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto. Inhoud bagageruimte Inhoud bij onbeladen auto (VDA-norm) ................................ 185 liter

fig. 5

F0S128Ab

Uitvoeringen 1.4 TB BZ ABARTH

A 3657

B 776

C 2300

D 581

E 1480/1485()

F 1413/1409()

G 1627

I 1408/1402()

() Met bandenmaat 205/40 R17

151

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

AFMETINGEN

ALFABETISCH REGISTER ONDERHOUD EN ZORG NOODGEVALLEN VEILIGHEID WEGWIJS IN UW AUTO LAMPJES EN BERICHTEN STARTEN EN RIJDEN

TECHNISCHE GEGEVENS

152
1.4 TB BZ ABARTH 205 Maximale snelheid na de inrijperiode in km/h.

PRESTATIES

Gewichten (kg) Rijklaargewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals) Nuttig laadvermogen (*) incl. de bestuurder: Max. toelaatbaar gewicht (**) vooras: achteras: totaal: Trekgewichten geremd: ongeremd: Max. gewicht op de trekhaak (geremde aanhanger):

1.4 TB BZ ABARTH

1035 390 830 640 1425 800 400 60

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

153

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

GEWICHTEN

WEGWIJS IN UW AUTO

VULLINGSTABEL
1.4 TB BZ ABARTH Brandstoftank: liter inclusief een reserve van: Motorkoelsysteem: liter Carter: Carter en filter: liter liter liter Hydraul. remcircuit: kg Vloeistofreservoir ruitensproeiers en achterruitsproeier: liter 5,15 2,75 2,90 TUTELA CAR TECHNYX 1,65 TUTELA TOP 4 0,55 2,5 Mengsel van water en TUTELA PROFESSIONAL SC 35 35 5 Voorgeschreven brandstof en originele smeermiddelen Loodvrije benzine met octaangetal van ten minste 95 R.O.N Mengsel van gedestil. water en 50% PARAFLU UP () SELENIA K P.E.

VEILIGHEID

liter

LAMPJES EN BERICHTEN ONDERHOUD EN ZORG ALFABETISCH REGISTER TECHNISCHE GEGEVENS NOODGEVALLEN

STARTEN EN RIJDEN

Versnellingsbak en differentieel:

() Bij extreem koude klimatologische omstandigheden raden wij een mengsel aan van 60% PARAFLU UP en 40% gedemineraliseerd water.

154

AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES Gebruik Specificaties van de vloeistoffen en smeermiddelen Originele smeermidvoor een correct functioneren van de auto delen en vloeistoffen Vervangingsinterval

Smering voor motor

Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis met kwalificatie FIAT 9.55535-S2

SELENIA K P.E. Contractual Technical Reference N0 F603.C07

155

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

Het gebruik van producten die niet voldoen aan de specificaties ACEA A3 kan beschadigingen aan de motor veroorzaken die niet door de garante gedekt worden. Vraag bij gebruik onder extreem koude klimatologische omstandigheden het Abarth Servicenetwerk om het juiste product uit de Selenia-lijn.

LAMPJES EN BERICHTEN

Volgens het Geprogrammeerde Onderhoudsschema

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN

WEGWIJS IN UW AUTO

Gebruik

Specificaties van de vloeistof en smeermiddelen Originele smeermidvoor een correct functioneren van de auto delen en vloeistoffen

Toepassing

VEILIGHEID

TUTELA CAR Synthetische olie SAE 75W-85 Mechanische versnelTECHNYX Voldoet ruimschoots aan de specificaties API GL4 PLUS, lingsbak en differenContractual Technical ReFIAT 9.55550 tieel ference N F010.B05 Vet met molybdeenbisulfide, bestand tegen hoge temperaturen. Indringingsgetal N.L.G.I. 1-2 Synthetisch vet op basis van polyureum voor hoge temperaturen. Indringingsgetal N.L.G.I.2. Remvloeistof Synthetische remvloeistof FMVSS nr. 116 DOT 4, ISO 4925 SAE J1704, CUNA NC 956- 01 Roodgekleurd beschermingsmiddel met antivries op basis van glycol-monoethyleen voor koelsysteem, corrosiewerend met organische formule gebaseerd op de O.A.T.-technologie. Voldoet ruimschoots aan de specificaties CUNA NC 956-16, ASTM D 3306 Mengsel van alcoholen, water en oppervlakte-actieve stoffen CUNA NC 956-II TUTELA ALL STAR Contractual Technical Reference N F702.G07 TUTELA STAR 325 Contractual Technical Reference N F301.D03 TUTELA TOP 4 Contractual Technical Reference N F001.A93 Homokinetische koppelingen wielzijde Homokinetische koppeling differentieelzijde Hydraulisch remsysteem en koppelingbediening

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

Olie en vetten voor krachtoverbrengingen

Antivries voor radiateur

ONDERHOUD EN ZORG

PARAFLU UP (*) Motorkoelsysteem. Contractual Technical Mengverhouding: 50% gedemineraliseerd Reference N F101.M01 water en 50% PARAFLU UP () TUTELA PROFESSIONAL SC 35 Contractual Technical Reference N F201.D02 Onverdund of met water gebruiken

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

Vloeistof voor ruitensproeiers/ achterruitsproeier

(*) BELANGRIJK Nooit bijvullen of mengen met vloeistoffen waarvan de specificaties afwijken van hetgeen is voorgeschreven. () Bij extreem koude klimatologische omstandigheden raden wij een mengsel aan van 60% PARAFLU UP en 40% gedemineraliseerd water.

156

Het brandstofverbruik is gemeten volgens onderstaande procedure: een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd door een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer;

Brandstofverbruik volgens EU-normen 2004/3 (liter x 100 km) Uitvoeringen 1.4 TB BZ ABARTH Stadsverkeer 8,5 Buitenweg 5,4 Gecombineerd 6,5

157

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

gecombineerd verbruik: hierbij telt de waarde van de stadsrit mee voor 37% en de waarde van de testrit buiten de stad voor 63%.

VEILIGHEID

Het brandstofverbruik dat in de tabellen is opgenomen, is gemeten volgens een vastgestelde testmethode die in EU-normen is vastgelegd.

WEGWIJS IN UW AUTO

BRANDSTOFVERBRUIK

een rit buiten de stad: waarbij veelvuldig wordt geaccelereerd in alle versnellingen en waarmee een normaal gebruik van de auto buiten de stad wordt gesimuleerd. De snelheid varieert tussen de 0 en 120 km/h;

BELANGRIJK Het soort wegdek, verkeerssituatie, atmosferische omstandigheden, rijstijl, algemene conditie van de auto, uitrustingsniveau, gebruik van de airconditioning, lading van de auto, imperiaal op het dak en andere situaties die de aerodynamica kunnen benvloeden, leveren een ander brandstofverbruik op dan hier vermeld.

WEGWIJS IN UW AUTO

CO2-EMISSIE
De CO2-emissie, vermeld in de volgende tabel, is gemeten op een gecombineerd traject. Uitvoeringen 1.4 TB BZ ABARTH CO2-emissie volgens EU 2004/3-normen (g/km) 155

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

158

VEILIGHEID

159

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

WEGWIJS IN UW AUTO

A L FA B E T I S C H R E G I S T E R
Aansteker...............................................39
ABS............................................................53 Accu........................................................132 - accu opladen ......................................121 - acculading controleren.....................132 - nuttige tips..........................................133 - starten met een hulpaccu ..................96 - vervangen............................................132 Achterklep...............................................46 Achterklep openen in geval van nood47 Achterklepontgrendeling......................46 Achterruitsproeier.................................36 - bediening ...............................................36 - vloeistofniveau ...................................130 Achterruitverwarming ..............28-29-31 Achterruitwisser ....................................36 - bediening ...............................................36 - ruitensproeiers ..................................137 - wisserbladen.......................................136 Achteruitrijlicht ....................................113 Afmetingen ............................................151 Afstandsbediening met radiofrequentie..........................159 - batterij vervangen..................................7 - extra afstandsbedieningen bestellen ..7 Airbag .......................................................73 - frontairbag aan bestuurderszijde......74 - frontairbag passagierszijde.................74 - knie-airbag bestuurderszijde .............75 - zij-airbags (sidebags - headbags).75-76 Airconditioning, handbediend..............29 ASR ...........................................................56 Auto langere tijd stallen........................85 Autoradio ................................................59 Bekerhouders .........................................40 Bescherming van het milieu .................62 Bougies...................................................145 Brandstof ...............................................154 - brandstofmeter....................................11 - brandstoftoevoeronderbreking........38 - brandstofverbruik .............................157 - tankinhoud..........................................154 - vullingstabel ........................................154 Brandstofbesparing ................................82 Brandstofmeter ......................................11 Brandstofnoodschakeling (toevoeronderbreking) ...........................................38 Brandstofsysteem ................................146 Buitenverlichting.....................................34 - gloeilamp achter vervangen ............113

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

Bagageruimte .........................................46 - openen...................................................46 - sluiten.....................................................47 - vergroten ..............................................48 Bagageruimteverlichting........................46 - gloeilamp vervangen .........................115 Banden ...................................................148 - bandenspanning .................................150 - onderhoud..........................................134 - standaard.............................................150 - verklaring van bandencodering ......148 - winterband....................................84-150 Bandenspanning....................................150 Bedieningscommando's.........................13 - menu ESC .............................................13 - Setup-menu...........................................13 Bedieningsorganen .................................37

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

Carrosserie..........................................137
- bescherming .......................................137 - codes carrosserie-uitvoeringen......144 - garantie................................................138 - onderhoud..........................................138 Chassisnummer....................................143 CO2-emissie .........................................158 Code Card.................................................5 CODE-startblokkering............................4

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

160

Compressor gebruiken voor controleren en herstellen van de spanning .................................105 Contactslot................................................8

Dagverlichting........................................34
- bediening ...............................................34 - gloeilamp vervangen .........................113 Dak met vaste ruit.................................41 Dashboard .................................................3 Dashboardkastje.....................................39 Derde remlicht.....................................114 Dimlicht....................................................34 - bediening ...............................................34 - gloeilamp vervangen .........................112 Dop van brandstoftank .........................61 Dualdrive (elektrische stuurbekrachtiging) .............................58

Handrem ................................................81 Hill Holder-systeem ..............................55 Hoedenplank verwijderen....................49 Hoofdsteunen achter ............................24 Identificatiegegevens...........................142 Imperiaal/skidrager.................................51 - bevestigingspunten ..............................51 Instrumenten.............................................9 Instrumentenpaneel .................................9 Intelligente wis-/wasregeling ................35 Interieur.................................................139 Interieuruitrusting..................................39 Isofix (kinderzitje) ..................................71

(snelle bandenreparatieset)...............98 Follow me home (systeem) .................35

161

ALFABETISCH REGISTER

Fix & Go

TECHNISCHE GEGEVENS

Elektrische/elektronische systemen monteren ..............................................60 EOBD-systeem .......................................57 ESP-systeem ............................................54 Extra accessoires....................................60

Mechanische sleutel ...............................5 Menufuncties...........................................14 Mistachterlicht ........................................37 - bedieningsknop ..............................37-38 - gloeilamp vervangen .........................113 Mistachterlichten....................................38 - bedieningsknop ....................................38 - gloeilamp vervangen .........................113

ONDERHOUD EN ZORG

EBD-systeem .........................................54

Lampjes en berichten ............................87 Luchtfilter ..............................................132 Luchtrecirculatie.........................28-29-31 Luchtroosters .........................................27

NOODGEVALLEN

Lak .........................................................138

LAMPJES EN BERICHTEN

versnellingsbak .....................................82 Gewichten.............................................153 Gloeilamp (vervangen van een lamp).....................................107 - algemene aanwijzingen .....................108 - lamptypen ...........................................109 Gordelspanners......................................65 Grootlicht................................................34 - bediening ...............................................34 - gloeilamp vervangen .........................112 - grootlichtsignaal...................................34 Grootlichtsignaal ....................................34

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

Gebruik van handgeschakelde

Kachel......................................................27 - uitstroomopeningen ...........................27 Kentekenplaatverlichting....................114 Kinderen veilig vervoeren....................67 Kinderzitjes (geschiktheid voor gebruik) .................................70-72 Klimaatregeling, automatisch...............31 Koelvloeistoftemperatuurmeter.........11 Koplampen ..............................................51 - aanpassen aan het buitenland............52 - hoogteverstelling koplampen............52 - koplampen afstellen ............................51 - mistlampen voor afstellen..................52 Koppeling...............................................146

Montagevoorbereiding voor "Isofix"-kinderzitje...............................71 Motor .....................................................145 - identificatiecode ................................144 - motorcode .........................................143 - technische gegevens .........................145 Motor starten ...................................80-96 - motor opwarmen na het starten.....81 - motor uitzetten ...................................81 - rollend starten .....................................97 - start-/contactslot ...................................8 - starten met een hulpaccu ..................96 Motorkap.................................................49 Motorolie - niveaus controleren..........................129 - technische gegevens .........................155 - verbruik...............................................129 Motorruimte (reinigen) ......................139 MSR-systeem...........................................56 Multifunctioneel display en instelbaar multifunctioneel display......................12 - Schermen ..............................................12

WEGWIJS IN UW AUTO

Noodgevallen..........................................95

Radiozendapparatuur en
mobiele telefoons................................60 Remmen.................................................147 - technische gegevens .........................147 - vloeistofniveau ...................................131 Richtingaanwijzers..................................34 - bediening ...............................................34 - gloeilamp achter vervangen ............113 - gloeilamp flankrichtingaanwijzer vervangen............................................112 - gloeilamp voor vervangen ...............111 Rubber slangen.....................................135 Ruitbediening ..........................................45 Ruiten reinigen .....................................137 - bediening ...............................................35 Ruitensproeiers ......................................35 - bediening ...............................................35 - vloeistofniveau ...................................130 Ruitenwissers..........................................35 - bediening ...............................................35 - ruitensproeiers ..................................137 - wisserbladen.......................................136

Onderhoud en zorg...........................123
- geprogrammeerd onderhoud.........124 - geprogrammeerd onderhoudsschema...........................125 - periodieke controles ........................127 - zwaar gebruik van de auto..............127 Opbergvak...............................................40 Opbergvak in middenconsole..............40 Opendak ..................................................41 - sluiten in noodgevallen.......................43 Opkrikken van de auto.......................121 Oppompen van de band.....................102

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

NOODGEVALLEN

Parkeren .................................................81
Plafondverlichting...................................36 - bediening ...............................................36 - gloeilampen vervangen.....................114 Plafondverlichting...................................36 - bagageruimte ........................................46 - voor........................................................36 Pollenfilter .............................................132 Portieren..................................................43 Portieren ontgrendelen ........................43 Portiervergrendeling Prestaties ...............................................152 Procedure voor vervangen van spuitbus........................................106

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

Niveau motorkoelvloeistof ..............130


Niveau motorolie ................................129 Niveau remvloeistof............................131 Niveau ruitensproeiervloeistof .........130 Niveaus ..................................................128 Niveaus controleren ...........................128

SBR-systeem ..........................................64 Slepen van de auto ..............................122 Sleutel met afstandsbediening................5 - batterij vervangen..................................7 - extra afstandsbedieningen bestellen ..7

ALFABETISCH REGISTER

162

- frontje van afstandsbediening vervangen ................................................7 Sneeuwkettingen ....................................85 Snelheid (maximum)............................152 Snelheidsmeter .......................................11 Spiegels.....................................................26 - binnenspiegel ........................................26 - buitenspiegels .......................................26 Sportfunctie (programma)....................37 Startblokkering Fiat CODE....................4 Starten en rijden.....................................79 Stekkerdoos ............................................41 Stoelverstelling........................................23 Stuurinrichting ......................................147 Stuurslot.....................................................8 Stuurwiel (verstellen) ............................25 Stuurwielverstelling ...............................25 Symbolen....................................................4

Tanken ....................................................61
Tankklepje ...............................................61 Technische gegevens...........................141 Toerenteller ............................................11 Transmissie ...........................................146 Trekkrachtbegrenzers...........................65 Trip computer ........................................21 TTC-systeem ..........................................56 Typeplaatjes ..........................................142 - carrosserielak.....................................143

Veiligheid ................................................63 Veiligheidsgordels...................................64 - algemene opmerkingen ......................65 - gebruik...................................................64 - gordelspanners.....................................65 - onderhoud ............................................67 - trekkrachtbegrenzers .........................65 Velgen.....................................................148 - verklaring van velgencodering ........149 Ventilatie..................................................28 Ver-/ontgrendelen van binnenuit........44 Ver-/ontgrendelen van buitenaf ..........43 Verbruik.................................................157 - brandstof.............................................157 - motorolie............................................139 Versnellingsbak .......................................82 - handgeschakelde versnellingsbak .....82 - technische gegevens .........................146 Verwarming/ventilatie ...........................28 Vloeistoffen en smeermiddelen ........155 Voorstoelen ............................................23 - reinigen................................................140 Vullingstabel ..........................................154 Waarschuwingsknipperlichten ..........37 Wielen....................................................148 Wielophanging......................................147

Zekering (opstelling)..........................117
Zekeringen (vervangen)......................116 Zitplaatsen ...............................................23 Zitplaatsen achter ..................................24 Zonnekleppen.........................................39

163

ALFABETISCH REGISTER

TECHNISCHE GEGEVENS

ONDERHOUD EN ZORG

NOODGEVALLEN

LAMPJES EN BERICHTEN

STARTEN EN RIJDEN

VEILIGHEID

WEGWIJS IN UW AUTO

- identificatiegegevens .........................142

Wieluitlijning.........................................148 Wisserbladen voor en achter ...........136

BEPALINGEN VOOR HET VERWERKEN VAN DE AUTO AAN HET EINDE VAN ZIJN LEVENSDUUR
Al jaren werkt Fiat Group Automobiles hard aan de bescherming van het milieu door de doorlopende verbetering van de productieprocessen en de ontwikkeling van producten die steeds milieuvriendelijker zijn. Om de clinten de best mogelijke service te garanderen in overeenstemming met de milieunormen en conform de verplichtingen die voortvloeien uit de 2000/53/EU-richtlijn voor autos die aan het einde van hun levensduur zijn, biedt Abarth aan haar clinten de mogelijkheid de eigen auto* aan het einde van zijn levensduur in te leveren zonder extra kosten. De Europese richtlijn voorziet er namelijk in dat de auto kan worden ingeleverd zonder kosten voor de laatste houder en/of eigenaar als de auto geen of een negatieve marktwaarde heeft. In bijna alle EU-landen is tot 1 januari 2007 de inname alleen kosteloos voor autos die vanaf 1 juli 2002 zijn geregistreerd, terwijl vanaf 2007 de inname kosteloos is onafhankelijk van het registratiejaar op voorwaarde dat de auto nog beschikt over de essentile onderdelen (met name motor en carrosserie) en vrij is van bijkomende afvalstoffen. Voor de afgifte van uw auto aan het einde van zijn levensduur kunt u zich zonder aanvullende verplichtingen tot het Abarth Servicenetwerk wenden of tot een van de inzamelings- en verwerkingsbedrijven die door Abarth zijn goedgekeurd. Dergelijke bedrijven zijn zorgvuldig uitgekozen en bieden een kwaliteitservice voor de inzameling, de verwerking en het hergebruik van onderdelen van buiten gebruik gestelde autos met respect voor het milieu. Voor informatie over de inzamelings- en verwerkingsbedrijven kunt u terecht bij het Abarth Servicenetwerk of bel het gratis nummer 00800 3428 0000 of raadpleeg de Abarth internetsite.
* Auto met maximaal 9 zitplaatsen voor personenvervoer en een maximaal toelaatbaar gewicht van 3,5 t.

NOTITIES

De kracht achter uw motor.

Vraag uw dealer naar

Selenia: de perfecte keuze voor uw auto


De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Selenia; een motorolielijn die voldoet aan de meest geavanceerde internationale specificaties. Tijdens specifieke tests blijkt dat door de hoge technische specificaties Selenia het smeermiddel is om de prestaties van uw motor optimaal en betrouwbaar te houden. Selenia omvat een reeks technologisch geavanceerde producten:
SELENIA PERFORMER MULTIPOWER Ideale olie voor bescherming van de nieuwe generatie benzinemotoren zelfs onder de zwaarste bedrijfssituaties en extreemste klimatologische omstandigheden. Garandeert een beperking van het brandstofverbruik (Energy conserving) en is bijzonder geschikt voor motoren op alternatieve brandstoffen. SELENIA K Een synthetisch smeermiddel op basis van een nieuwe technologie, dat bij benzinemotoren de koude start verbetert en maximale bescherming biedt, ook als de auto overwegend in stadsverkeer wordt gebruikt. Dankzij een viscositeit van 5W-40 en de speciale formule wordt bijzonder effectief voldaan aan de nieuwe Europese emissie-eisen en moeiteloos de zwaarste internationale specificaties overtroffen. SELENIA WR Specifieke olie voor common rail of Multijet dieselmotoren voor een optimale koude start, maximale bescherming tegen slijtage, optimale werking van hydraulische klepstoters, beperking van het verbruik en stabiliteit bij hoge temperaturen. SELENIA DIGITECH Volledig synthetische motorolie voor benzine- en dieselmotoren. Geavanceerde technologie voor de motor; de garantie voor maximale bescherming, brandstofbesparing en betrouwbaarheid onder extreme klimatologische omstandigheden.

De Selenialijn wordt gecompleteerd door Selenia StAR, Selenia Racing, Selenia 20K Alfa Romeo, Selenia TD, Selenia Performer 5W-40. Bezoek voor verdere informatie over de Selenia producten de site www.flselenia.com

BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar) Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden. Bandenmaat 195/45 R16 84 V XL 195/40 R17 84 V XL Bij gemiddelde belading Voor Achter 2,3 2,3 2,1 2,1 Volbeladen Voor Achter 2,6 2,6 2,4 2,4

* Voor snelheden boven 160 km/h moet de bandenspanning voor volle belading worden aangehouden.

MOTOROLIE VERVERSEN (liter)


1.4 TB BZ ABARTH Carter Motorcarter en filter 2,75 2,90

BRANDSTOFTANK (liters)
1.4 TB BZ ABARTH Tankinhoud Reserve 35 5

Deze auto is uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een minimum octaangetal van ten minste 95 RON (specificatie EN 228).
Fiat Group Automobiles S.p.A. - Customer Services - Technical Services - Service Engineering Largo Senatore G. Agnelli, 5 - 10040 Volvera - Torino Druknummer 603.81.379NL - 06/2008 - 2e editie - vervaardigd door Hoogcarspel Grafische Communicatie - Middenbeemster

NEDERLANDS

De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Abarth behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commercile redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot het Abarth Servicenetwerk. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.

You might also like