Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 25

1

ECONOMIE Basisbegrippen: behoeften, behoeftebevrediging, goederen en diensten, productie, geld als ruilmiddel, koop en verkoop De voorbije vakantiemaand was voor An en Bart een drukke periode. Bart kon dankzij een zware, maar goed betaalde vakantiejob een bromfiets kopen. An is net terug van een sportstage georganiseerd door een gereputeerd trainer. Haar spaarvarken met 2 jaar weekendklusjes moet eraan geloven. Vriendin Fanny investeerde haar bijverdiensten in een stereoketen. Zo zie je maar dat verlangens of behoeften erg verschillen. Een ding is zeker: niets wordt je in de schoot gegooid. Zonder een flinke inspanning kan je verlangens of behoeften niet bevredigen. Onze behoeften kunnen we niet allemaal bevredigen. Een rangschikking volgens belangrijkheid lijkt logisch. Zo hebben we allemaal een onmiddellijke behoefte aan voeding, kleding, een woning, enz Een behoefte: het aanvoelen van een tekort, een gemis en tevens een verlangen om dit tekort te doen ophouden. De middelen om deze behoeften te bevredigen, zijn goederen of diensten. Goederen: materile of stoffelijke middelen, tastbaar. Bijvoorbeeld brood, tv gsm pc .... Diensten: Immaterile of onstoffelijke middelen, prestaties. Bijvoorbeeld: openbaar vervoer, onderwijs, bankdiensten..... We onthouden: Primaire behoeften: zijn levensbelangrijk Secundaire behoeften: zijn eigen aan de leefwereld, cultuur Tertiaire behoeften: zijn luxe Behoeften worden bevredigd door goederen of diensten of een combinatie van de twee. Productie/produceren= de activiteiten die goederen of diensten tot stand helpen brengen, dwz middelen die nuttig zijn, die behoeften kunnen bevredigen. Consumeren = het kopen van goederen of diensten ter bevrediging van behoeften. Voorbeeld: een gezin geniet van een lekker etentje in een restaurant. Het gezin is consument dus die verbruikt goederen of diensten. Het restaurant is producent, die levert diensten of goederen. Deze wordt producent genoemd. En persoon kan onmogelijk alles produceren om in zijn behoeften te voorzien. Om de productie van goederen en diensten zo vlot mogelijk te laten verlopen, gaat de mens de arbeid verdelen. Deze arbeidsverdeling is dus niets anders dan een verdeling van taken. De ene produceert kleding, de andere voeding enz De arbeidsverdeling draagt bij tot betere en goedkopere producten. De mens zal immers best renderen in een arbeidsproces waarin hij beter, handiger, sneller is. Een doorgedreven vorm van arbeidsverdeling is specialisatie. Hier gaat de mens zich toeleggen op n onderdeel van het productieproces. De productie verloop sneller, de producten worden goedkoper. Maar specialisatie heeft ook nadelen. De individuele schrijnwerker maakt een volledige kast. Een werknemer in een meubelfabriek bedient n bepaalde machine en voelt zich weinig verbonden met het eindproduct. De arbeidsvreugde is in zon situatie miniem. Ruil: Eerst werden goederen (ook diensten) rechtstreeks geruild tegen andere goederen(diensten). Aan deze rechtstreekse ruilhandel zijn nadelen verbonden: je vindt niet altijd een geschikte ruilpartner. De ruilwaarde van een goed kan leiden tot oneindige discussies. Sparen is niet mogelijk. Om al deze nadelen te omzeilen kwam de mens tot de onrechtstreekse ruilhandel. Men ruilde tegen producten die men niet nodig had, bijvoorbeeld schelpen, specerijen maar waarvan men zeker wist dat ze bewaard konden worden en geruild worden tegen wat men echt nodig had! Een goed (dienst) wordt de dag van vandaag geruild tegen geld. Dat geld wordt geruild tegen een ander goed (dienst) dat een bepaalde behoefte bevredigd. Zo onstaat het kopen en verkopen. Wie een goed of dienst aanbiedt verkoopt iets. Wie zich het goed of dienst aanschaft koopt. Economische kringloop: We onderscheiden bij het streven naar behoeftebevrediging 2 groepen: de consumenten (een individu, een gezin) en de producenten (bedrijven).

BEDRIJVEN

GEZINNEN

We onderscheiden 2 stromen: een goederen- en dienstenstroom (= volle lijn) en een geldstroom (stippellijn). In de goederen-en dienstenstroom leveren de gezinnen de arbeid waardoor de bedrijven kunnen produceren en hun goederen/diensten aanbieden aan gezinnen. In de geldstroom ontvangen de gezinnen loon voor de geleverde arbeid. Het loon wordt besteed aan de goederen en de diensten die de bedrijven leveren. Het inkomen van al de gezinnen samen is het Nationaal inkomen (N.I.) De totale waarde van de geproduceerde goederen en diensten is het Nationaal Product (N.P.) Omdat, in deze vereenvoudigde voorstelling, de inkomens van de gezinnen volledig besteed worden aan de geproduceerde goederen en diensten is N.I. = N.P. In deze eenvoudige kringloop werd geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat gezinnen kunnen sparen. Die mogelijkheid is er omdat de bedrijven investeren, dwz ze produceren goederen die niet voor consumptie bestemd zijn. Maar de werknemers die daar mee bezig zijn krijgen ook een loon. Er is dus bij de gezinnen een teveel aan inkomen, dat moet worden gespaard. Gezinnen zullen hun spaargeld in bewaring geven bij de financile instelling (bank) die het op zijn beurt doorgeeft aan de bedrijven om mee te investeren. Ook de overheid heeft een rol in de economische kringloop. Een economie zonder overheid is niet mogelijk en daarnaast is de overheid ook consument. De volledige kringloop kunnen we (nog altijd vereenvoudigd) als volgt voorstellen.

BUITENLAND

13

14 BEDRIJVEN

12

11 OVERHEID

FIN.INSTELLINGEN 9 10 GEZINNEN 5 1 = arbeid 2 = loon 3 = consumptie 4 = goederen en diensten 5 = sparen 6 = intrest 7 = kredieten 8 = terugbetalen + intrest 9 = belastingen 10 = allerlei nutsvoorzieningen 11 = overheidssteun staatswaarborg 12 = belastingen en taksen 13 = invoer 14 = uitvoer 6

GEZINNEN Inkomensvorming: In ons streven naar behoeftebevrediging speelt het inkomen een zeer belangrijke rol. Zonder inkomen kunnen we in onze maatschappij niet overleven. De gezinnen kunnen op 2 manieren een inkomen verwerven: door arbeid en door kapitaal. Het inkomen uit arbeid kan in dienstverband of op zelfstandige basis verdiend worden. In beide gevallen gaat een deel van het brutoinkomen naar de overheid in de vorm van bijdragen voor de sociale zekerheid en belastingen. Wat overblijft is het nettoloon, dit wordt besteed aan consumptie van goederen en diensten. Als van het beschikbare inkomen nog een gedeelte overblijft, kan worden gespaard.

4
Wat is een loon? Het loon is de vergoeding die je ontvangt voor het gepresteerde werk. Welke bedragen mogen van het loon worden afgehouden? RSZ en bedrijfsvoorheffing Wat is: Nominaal inkomen: is het geldbedrag van het inkomen Reel inkomen: is de koopkracht van het inkomen Primair inkomen: wordt vergaard door loon, pacht, huur, interest en winst Stukloon: de vergoeding die je krijgt als je een product gemaakt hebt per stuk Uurloon: de vergoeding die je krijgt als je per uur werkt. Brutoloon: loon dat je verdient zonder dat er rsz en bedrijfsvoorheffing af is Nominaal: het effectieve geldbedrag dat je verdient Nettoloon: is het effectieve loon dat je krijgt Inkomen uit kapitaal: bv rente over spaargelden Looninkomen: winst en inkomen uit vermogen noemen we primair inkomen. Dat is inkomen dat verdiend wordt bij de productie. Uit wat kan je allemaal kapitaal putten? Aandelen, obligaties, hypothecaire leningen, langlopende spaartegoeden. Soorten arbeid formele of officile economie (geregistreerd): wit betaald informele of officieuze economie (niet-geregistreerd) zwart betaald onbetaald (niet-geldeconomie of parallelle economie) Soorten arbeid Zelfstandige arbeid = Eigen risico gepresteerd door mensen die op eigen rekening produceren en/of verkopen Tot deze groep behoren: - vrije beroepen vb. arts, tandarts, advocaat - ambachtslui - landbouwers - handelaars - industrilen Arbeid in dienstverband = gepresteerd door werknemers ze werken onder contract = onder toezicht van en met de middelen van een werkgever. in dienst van een werkgever DUS NIET voor eigen rekening, zij stellen hun arbeid ten dienste van een werkgever
VB. Ilse werkt in koekjesfabriek Dirk is receptionist in hotel comfort Kapster Vera is aan de slag bij kapsalon Lokken Hilde is apotheker in het Universitair Ziekenhuis

goederen + diensten

5
Bediende = verrichten voornamelijk geestesarbeid vb. journaliste verricht vnl. opzoek- en denkwerk Arbeider= levert voornamelijk handenarbeid vb. vakman die meubels afbeitst, oppoetst, bekleed en nieuwe scharnieren en sloten voorziet. Direct loon = loon dat rechtstreeks te maken heeft met productie van goederen of diensten. Bijvoorbeeld het loon van een arbeider aan een machine die autos produceert Indirect loon = loon dat niet direct kan toegewezen worden aan de productie van een goed of dienst, bijvoorbeeld het loon van een receptioniste in een bedrijf. Nominaal loon Beloning van de productiefactor arbeid. Het is het loon uitgedrukt in een geldeenheid, dus niet gecorrigeerd voor het prijspeil. Men spreekt ook wel van loon in lopende prijzen. Reel loon Echt besteedbare beloning (in koopkracht uitgedrukt) van de productiefactor arbeid. Het rele loon kan uit het nominale worden berekend, door deze te delen door het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie. Deze techniek wordt defleren genoemd. Het rele loon wordt ook wel loon in constante prijzen genoemd. Stukloon: de vergoeding die je krijgt als je een product gemaakt hebt per stuk Uurloon: de vergoeding die je krijgt als je per uur werkt. Brutoloon: loon dat je verdient zonder dat er rsz en bedrijfsvoorheffing af is

INKOMEN UIT KAPITAAL Soorten beleggingen: SPAARBOEKJE: geld is beschikbaar (altijd) intrest hoger dan op zichtrekening maar. Intrest is wettelijk geregeld. TERMIJNREKENING: Je stelt je geld tijdelijke ter beschikking van de bank. Vooraf wordt deze tijdelijke periode (termijn) vastomlijnd. Op de intrest van een termijnrekening is ook 15 roerende voorheffing verschuldigd. KASBONS = waardepapier van een financile instelling waarbij je je geld aan de bank in bewaring (en gebruik) geeft voor een vaste, vooraf afgesproken periode. Deze periode is meestal 3, 5, 7 of 10 jaar. In ruil voor het mogen gebruiken van je geld, krijg je van de bank een vaste, vooraf afgesproken, gegarandeerde intrest. Deze intrest kan je jaarlijks laten uitbetalen of laten kapitaliseren. Dit betekent dat je intrest bij je kapitaal geteld wordt en ook weer intrest opbrengt. Op de intrest van kasbons is een roerende voorheffing (belasting) van 15% verschuldigd. De belasting wordt bij de uitbetaling afgetrokken. AANDELEN= eigendomsbewijzen van bedrijven. Een aandeel is een recht op het eigendom van een vennootschap. Alle aandeelhouders samen zijn economisch eigenaren van de vennootschap. Een aandeel geeft zeggenschap in de onderneming en men kan winstuitkeringen in de vorm van dividend ontvangen. Een aandeel kan verhandelbaar zijn op een effectenbeurs, maar dit is niet noodzakelijk. De duur van je belegging is niet vast! Je kiest zelf wanneer je je aandelen weer verkoopt. Als aandeelhouder heb je ook stemrecht op de algemene vergadering. OBLIGATIES = een schuldbewijs voor een lening die door een overheidsinstelling, een onderneming of een instelling is aangegaan. Als een bedrijf geld nodig heeft kan het door het uitgeven van een obligatielening aan de nodige financiering komen. De koper van de obligatie ontvangt van de uitgever rentevergoeding. Ook hier wordt vooraf vastgelegd over welke periode de obligatielening loopt. Ook de rente is vooraf vastgelegd.

6
Inkomensbestedingen 3 soorten Consumptie of consumptieve bestedingen. We maken nog een onderscheid tussen private consumptie = aankopen van goederen en diensten door gezinnen bij de bedrijven. En Publieke overheidsconsumptie= de uitgaven aan collectieve goederen en diensten. De overheid stelt deze goederen en dinesten tr beschikking van de gemeenschap zonder betaling van de normale prijs. Overheidsconsumptie kan worden ingedeeld in: personeelsuitgaven en aankopen van consumptiegoederen en diensten. Investeringen of productieve bestedingen. Dit zijn de investeringen door bedrijven en door de overheid - bedrijfsinvesteringen = aankopen van productiegoederen door bedrijven. - overheids- of collectieve investeringen = aankopen van productiegoederen door de overheid bijv. wegen, vliegvelden, havens, dijken, enz. Overheidsinvesteringen (kapitaaluitgaven) worden meestal gefinancierd door middel van leningen (kapitaalontvangsten). We onderscheiden verschillende soorten investeringen: Verevangingsinvesteringen = het aankopen van productiegoederen die verouderde productiegoederen vervangen. Netto- of uitbreidingsinvesteringen = aankopen van productiegoederen die de productiemogelijkheden uitbreiden. Voorraadinvesteringen = voorraad van grondstoffen, niet-afgewerkte producten (of beter een toename van deze voorraden) Sparen = het inkomen dat niet werd uitgegeven. We kunnen een onderschei maken tussen gezinssparen, overheidssparen en bedrijfssparen.

DE BEDRIJFSKOLOM Wat is een bedrijfskolom? Het is een opvolging van bedrijven die een bepaald product doorloopt om tot bij de verbruiker te komen. Voorbeeld: Asperges 1) 2) 3) 4) tuinbouwer, de asperges worden gekweekt en geteeld de veiling, asperges worden verkocht aan de meest biedende kruidenier, de asperges worden verkocht consument, consumeert de asperges

Verschillende sectoren in het bedrijfsleven: Metaal en elektrotechnische industrie: Sidmar in Gent Bouwnijverheid: Gamma, Deschacht Autosector: zowel de kleine autohandelaar als de grote verdelers Honda Groothandel: massa verkoop vb Makro Detailhandel:carrefour Horeca, catering en verblijfsrecreatie: hotel gravensteen, caf Transportsector: taxi, vrachtvervoer Zakelijke dienstverlening: immo, notaris Overige dienstverlening: kappers, schoonheidsverzorgende bedrijven, textielreinigingsbedrijven, vakfotografen, sport en fitnesscentra, beveiligingsbedrijven en andere persoonlijke diensten. De circa 74.000 ondernemingen zijn sterk gericht op de consument als afnemer. Non-profit sector: zorgen voor gezondheid en welzijn. Rode Kruis. Bedrijven zonder winst.

DE HANDELSVERRICHTINGEN Het handelsbeleid: Het assortiment van producten kunnen samenstellen in functie van de doelgroep Het assortiment is het totale aantal verschillende producten dat een onderneming kan aanbieden. Een diep assortiment: beperkt aantal producten, maar in veel variteiten. Een breed assortiment: is een erg groot aantal verschillende producten. De lengte van het assortiment: de voorraad per artikel, variteit. Een handelaar moet zijn assortiment van producten en/of diensten samenstellen in functie van zijn doelgroep. Dit noemt men ook wel eens marketing. De verkoopprijs van een product kunnen bepalen de prijs bepaalt voor een deel de doelgroep en omgekeerd. Van de prijs hangt veelal de winst af. Een te hoge prijs verhindert wellicht de verkoop en een te lage prijs doet de onderneming geld verliezen => veel aandacht aan besteden. In principe geldt in ons land een vrije prijsbepaling behalve in enkele specifieke sectoren: bv oliesector (brandstoffen). Hou bij de prijszetting in de eerste plaats rekening met de kostprijs. De opbrengsten moeten je in staat stellen de kosten te dekken. Psychologische factoren: 129 ipv 130 Wel of geen kortingen en/of uitstel van betaling

De promotie voor een zaak kunnen kiezen en weten hoe die kan uitgevoerd worden Doel: verkoop op een hoger niveau brengen Hoe: in contact komen met de afnemer en hem allerlei informatie te verstrekken over het assortiment Soorten: persoonlijke promotie (via vertegenwoordigers, winkelpersoneel) en onpersoonlijke (massacommunicatie via reclame,) Kanalen: kranten, plaatselijke publicaties, huis aan huis brochures, aanplakborden, radio, sponsering De doelgroepen van de onderneming in een concreet geval kunnen omschrijven. Weten dat de factoren: product, assortiment, vestigingsplaats, prijs, promotie en klanten op elkaar moeten afgestemd zijn en dit kunnen toelichten aan de hand van een voorbeeld De handelaar moet een keuze maken van de mogelijke klanten (doelgroep). De keuze van de doelgroep heeft als voordeel dat de handelaar duidelijk weet wie de uiteindelijke klant zal zijn, welke eigenschappen hij heeft, hoe de denkwereld is De ondernemer moet een beeld hebben van de groep waarop hij zich wil toeleggen. AAN EN VERKOOPVERRICHTINGEN De noodzakelijke documenten in een aan-en verkooptransactie kennen en hun belang aantonen. Bestelbon: als de koper en verkoper tot een akkoord komen over de offerte, wordt een schriftelijke overeenkomst afgesloten waarin de afgesproken elementen van de koop voorkomen. Deze wordt bijna steeds opgemaakt door de verkoper en meestal in drievoud. Dit is het bewijs van bestelling. Gegevens op een bestelbon: gegevens van verkoper gegevens koper datum en bestelbonnummer aantal, omschrijving en eenheidsprijs, totale prijs btw tarief handtekening koper en verkoper eventueel overeengekomen voorschot en het nog te betalen saldo

8
leveringsdatum of termijn verkoopsvoorwaarden

Factuur Is de schriftelijke bevestiging van een schuldvordering uit een overeenkomst tot levering van goederen en diensten. Drie delen: administratieve gegevens in de hoofdding: datum, factuurnummer, gegevens van koper en verkoper, datum levering In het midden: gedetailleerde prijsberekening, aard en hoeveelheid van de goederen, MvH, totaal btw bedrag, bijzondere voorwaarden ivm korting, kosten Onderaan of achterkant: alg verkoopsvoorwaarden Facturen moeten 10 jaar bewaard worden Creditnota Een creditnota, opgesteld door de verkoper, is een document waardoor het schuldbedrag, vermeld op de factuur, verminderd mag worden. Creditnotas kunnen voorkomen door: fout in de factuur als een korting overeengekomen wordt nadat de factuur is opgesteld als er meer goederen aangerekend werden dan geleverd bij beschadiging van geleverde goederen die al gefactureerd werden Debetnota Idem als creditnota maar nu in het nadeel van de koper, het schuldbedrag moet vermeerderd worden. Debetnota wordt door de koper opgesteld en meestal omdat er bijvoorbeeld verpakking teruggestuurd wordt. Verloop van een koop(van prijsaanvraag tot betaling) Prijsaanvraag: de koper neemt initiatief en vraagt mondeling of schriftelijk een prijs voor het omschreven goed. Spelen hierbij een rol: prijs, hoeveelheid, kwaliteit, levering, betaling de offerte: de verkoper reageert met een prijsopgave (mondeling of schriftelijk) en geeft soms bijkomende voorwaarden. Indien de verkoper initiatief neemt zonder prijsaanvraag => spontane offerte bestelling/koopovereenkomst: de koper beantwoordt de offerte met een bestelbon of met een bestelling telefonisch, fax, mail levering: op de overeengekomen plaats en tijdstip worden de goederen geleverd door de verkoper en in ontvangst genomen door de koper. Hij tekent hiervoor de speciale bon of factuur. Betaling: de koper moet de goederen betalen. Via factuur. Klacht: indien koper niet akkoord. Verkoopsgesprekken
Een goed verkoopsgesprek steunt op: kennis van artikelen kennis van de koopmotieven en de verkoopargumenten kennis van de klanten kennis van de bezwaren en tegenargumenten kennis van de concurrentie Het gesprek valt uiteen in de volgende delen: aandacht trekken: contact met de klant, ontvangen van de klant belangstelling wekken kooplust wekken: het eigenlijke gesprek met verkoopsargumenten de koopdaad: afsluiten verkoop Basistips voor een verkoopsgesprek: zorg voor een goede eerste indruk begroet klant op een hartelijke manier onthoud namen van de klant stel beleefde en doeltreffende vragen om koopmotieven op te sporen

9
laat merken dat je enkel zijn belangen voor ogen hebt overtuig met eerlijke verkoopsargumenten argumenteer visueel dank de klant, ook als hij niet koopt sluit het gesprek altijd beleefd en vriendelijk af

Belangrijkste elementen van een prijsaanvraag, offerte, bestelling en klacht Via de prijsaanvraag zal de koper bij de verkoper informeren naar de prijs van bepaalde goederen en naar de verkoopsvoorwaarden gegevens koper de vraag naar catalogus, stalen, kortingen, leveringsvoorwaarden, datum, handtekening Via de offerte zal de verkoper de potentile klant trachten te overtuigen om zijn goed aan te kopen. Het is een verkoopsmiddel. gegevens van koper en verkoper verkoop- en leveringsvoorwaarden gevraagd product met zijn eigenschappen (prijs, hoeveelheid, nummer) manier van betaling duur geldigheid duwtje in de rug => gratis staal, Als de koper en de verkoper een akkoord hebben over een offerte, wordt er een bestelbon opgemaakt met daarin de afgesproken elementen van de verkoop. Meestal in drievoud gegevens beide partijen gegevens goederen ( art nr, omschrijving, hoeveelheid, prijs, btw) bestelbonnr, datum leveringsvoorwaarden, betalingsvoorwaarden, verkoopsvoorwaarden handtekening beide partijen Formuleer beleefd wat het probleem is en welke rechtzetting u wenst. gegevens beide partijen klacht + uitwerking die u wenst datum en handtekening AANKOOPKANALEN Groothandel Staat tussen de producent en de kleinhandel. Zij kopen het product grote hoeveelheden van de producenten. Deze goederen worden dan in kleinere hoeveelheden doorverkocht aan de kleinhandel. Het kan voorkomen dat de consument ook rechtstreeks bij de groothandel kan aankopen. Samenkoop Als gunstige voorwaarden kunnen bedongen worden bij een producent, kan het voorkomen dan verschillende handelaars samen aankopen doen. Het succes van dit systeem neemt de laatste jaren toe, zodat er specifiek samenaankoopondernemingen opgericht worden die alleen aan de bij hen aangesloten leden leveren Tussenpersonen Makelaar: treden op als bemiddelaars, ze handelen in naam van de opdrachtgever, ze brengen beide partijen samen, ze ontvangen hiervoor een vergoeding Handelsagent: ze verkopen voor rekening en in naam van de fabriek vb autoverkoper Commissionair: krijgt opdrachten van opdrachtgever, zoekt de gevraagde goederen en koopt deze aan onder zijn eigen naam. Hij koopt dus onder zijn eigen naam maar voor rekening van de opdrachtgever Handelsreiziger/handelsvertegenwoordiger: werkt voor rekening en in naam van zijn opdrachtgevers. Hij bezoekt periodiek eventuele kopers en noteert hun bestellingen. De opdrachtgever zal leveren en ook de factuur opmaken.

10
Franchising: een franchisezaak wordt uitgebaat door een zelfstandige die van de franchisegever het recht krijgt bepaalde producten te verkopen onder een bepaalde naam of formule. In ruil levert de franchisegever technische en commercile bijstand onder de vorm van marketing, prijsbepaling, reclame. Bv Quick BETALING EN INNING Rechtstreekse betaling Dit is de betaling rechtstreeks tussen schuldenaar en schuldeiser. aangezien dit steeds zonder tussenkomst van een derde (bank) is, is deze betaling in specin, baar geld, in contanten. Kwijting: dit is een formulering op een bestaand document waarin de schuldeiser verklaart dat de schuldenaar betaald heeft. Bv op leveringsnota of de factuur: voldaan, datum en handtekening. Kwitantie: dit is een document opgesteld en ondertekend door de schuldeiser bij het beindigen van de schuld. Kassabon: document, geprint door de kassa, contante winkelaankopen Ontvangstbewijs: dit is een apart bewijs opgesteld en ondertekend door de schuldenaar bij het ontstaan van de schuld. Onrechtstreekse betaling = betaling met tussenkomst van een derde (=bank) Stortingsformulier:laat een niet-rekeninghouder toe een bedrag te storten op de rekening van een schuldeiser. Overschrijving: een formulier waarmee een rekeninghouder aan zijn financile instelling opdracht geeft een bepaald bedrag over te schrijven naar de rekening van een schuldeiser bij een andere of dezelfde financile instelling. Bankcheque: een document waarmee de houder van een zichtrekening aan zijn financile instelling de opdracht geeft om een som uit te betalen aan een al dan niet genaamde derde. Domiciliring: wisselende bedragen, facturen laten opsturen naar een instelling en die vermindert het verschuldigde bedrag van je zichtrekening. Doorlopende opdracht: op vaste tijdstippen een vast bedrag laten overschrijven. Kaarten: betaalkaart/kredietkaart Zichtrekening Dit is de rekening die dient voor het dagelijks beheer van geld. De klant kan zijn geld erop deponeren en op elk ogenblik weer opvragen. Het laat de klant toe op ieder moment betalingen en inningen te doen. Het is kosteloos geopend maar periodiek is een beheerskost. Lage rente Spaarrekening Voor geld dat niet onmiddellijk nodig is maar toch gemakkelijk opvraagbaar is . Een eenvoudig beleggingsmiddel Termijnrekening Rekening die geopend kan worden als de klant zijn geld langer kan missen en voor een bepaalde termijn wenst te beleggen. Elektronisch geld Opvolging van debiteuren en crediteuren Debiteuren: het steunt op een efficinte opvolging van klanten. Een goed registratiesysteem is noodzakelijk. Hiervoor zijn er boekhoudpakketten. Als de klant niet betaald heeft op de vervaldag: - herinneringsbrief - verzenden aanmaningsbrief - telefonisch contact - aangetekend brief - inschakelen deurwaarder en / of advocaat Crediteuren: ook hier een degelijk registratiesysteem via softwarepakketten.

11

HET KREDIET Verkoop op termijn Koper en verkoper komen overeen dat de betaling van de goederen zal worden uitgesteld tot een later tijdstip. De koper kan beschikken over de goederen. De factuur wordt een afgesproken periode na de factuurdatum betaald. Geen bijhorende kosten. Verkoop op afbetaling Een verkoop waarbij de koper, na betaling van een voorschot van min 15% het resterende bedrag + intresten in min 3 betalingen terugbetalen. In het contract moet de rele intrestvoet staan. Bij reclame op afbetaling moet vermeld zijn: - de prijs bij contante betaling - totale prijs afbetaling - bedrag van het voorschot - het aantal, bedrag en de regelmaat van de afbetalingen Kredietverlening door financile instellingen Op korte termijn Kaskrediet: de handelaar komt met zijn financile instelling overeen dat hij meer geld van zijn zichtrekening mag afhalen dan erop staat. Dit tot een afgesproken bedrag, de kredietlijn. Je moet hierop intresten betalen. Kasvoorschot: een rekeningvoorschot van een vast bedrag op korte termijn, waarbij de instelling een vaste intrest toepast gedurende de hele looptijd van het krediet. Discontokrediet: goederen kopen maar niet over voldoende geld beschikken om ze te betalen, kan verkoper uitstel van betaling verlenen. Om zeker te zijn van zijn geld zal de verkoper aan de koper vragen een speciaal document te tekenen: de wisselbrief. Hierop komen ze overeen het bedrag op een datum en plaats te overhandigen. Op langere termijn Hypothecaire lening: typische kredietvorm van woonkrediet bij particulieren. De instelling leent geld uit op langere termijn (+ 5 jaar) voor de aankoop van bouwgrond, bouwen, waarbij het onroerend goed als waarborg staat. Ofwel vaste rentevoet ofwel variabele. Meestal ook verplicht levensverzekering af te sluiten. Investeringskrediet: belangrijke investering (machines, installaties). De instelling ontleent geld mits ze kan beschikken over een waarborg bv hypotheek, een derde, waardepapieren, de looptijd varieert tussen 5 en 20 jaar. Indien de ondernemer aan voorwaarden voldoet neemt de overheid een deel van de intrestlans op zich. Leasing: De leasingmaatschappij koopt hete voorwerp aan en verhuurt het op zijn beurt door aan de gebruiker. Het is de gebruiker die bepaalt welke eigenschappen het voorwerp heeft. Na de huurperiode heeft de leasingnemer de kans om het voorwerp tegen een vooraf afgesproken prijs aan te kopen. Financiering op afbetaling: Door een financiering aan te gaan bij een financile instelling kan de klant zijn aankoop in 1 keer betalen. Hij betaalt dan zijn lening terug aan de bank! Steunmaatregelen bij specifieke financieringsvormen - Rentetoelagen: tegemoetkoming in de rente van de leningen die de ondernemers aangaan voor het financieren van investeringen - Leasingpremie: tegemoetkoming in de rente op het leasecontract - Kapitaalpremie: subsidie voor de investering die de ondernemer financiert met de eigen middelen

12
Vrijstelling van de onroerende voorheffing: fiscaal voordeel dat toegekend wordt op de aanvaarde investeringen die onroerend zijn - Participatiefonds: waarborgen van kredieten aan startende en snelgroeiende ondernemers - Vlaams waarborgfonds: indien niet voldoende zakelijke waarborgen => beroep doen op dit fonds om toch krediet te verkrijgen. Gevaren bij kredietverlening Krediet is het ter beschikking stellen van goederen of geldbedragen die pas later worden betaald of terugbetaald. Allerlei valkuilen kunnen aan de basis liggen van kredietproblemen: een slecht bedrijfsbeleid overkreditering: opstapelen van kredieten dat leidt tot het onvermogen om de schulden en intrestlasten terug te betalen onjuiste keuze van de kredietvorm: door bv misleidende reclame, onvoldoende vergelijking Markten en prijzen Goederen en dienstenmarkt. Op de goederen- en dienstenmarkt komen de vraag naar en het aanbod van goederen en diensten samen. De aanbieders zijn de ondernemingen en de overheid, de vragers zijn de gezinnen, de overheid en de ondernemingen. Arbeidsmarkt: Op de arbeidsmarkt komen de vraag en het aanbod van arbeid samen. De vragers zijn de ondernemingen en de overheid. De aanbieders zijn de werknemers. Al naargelang ze hand- of hoofdarbeid verrichten, spreekt men van arbeiders en bedienden. Mensen die voor de overheid werken -> ambtenaren. Product is de arbeid. Dit is geen homogeen product want er bestaan verschillende soorten arbeid. Er is ook meer vraag naar het ene beroep dan naar het andere. Geld en kapitaalmarkt: De geldmarkt is de plaats waar vraag en aanbod naar kortlopend geld samenkomen. De aanbieders zijn de gezinnen en de bedrijven en in beperkte mate de overheid. Zij bieden hun overschotten tijdelijk aan op de geldmarkt waar de financile instelling ze in ontvangst nemen en dan weer voor korte tijd uitlenen aan de gezinnen, de overheid en de bedrijven die tekort aan kapitalen hebben. Op de kapitaalmarkt komen vraag en aanbod van langetermijnfondsen samen. Ze bestaan uit 2 belangrijke deelmarkten, nl de aandelenmarkt en obligatiemarkt. Op de aandelenmarkt bieden de ondernemingen hun aandelen te koop aan terwijl op de obligatiemarkt zowel de ondernemingen als de overheid optreden. Situering in de kringloop
G E Z I N N E N ARBEIDSMARKT GELD EN KAPITAALMARKT R IJ V E MARKT VAN GOEDEREN EN DIENSTEN N B E D

Wet van vraag en aanbod

Prijsvorming goederen Bij monopolie kan de aanbieder, gezien zijn alleenheerschappij, in theorie de hoogst mogelijke prijs vragen. In de praktijk moet hij echter rekening houden met tal van factoren, zoals de noodzakelijkheid van product voor de consument, koopkracht van het publiek, het al dan niet aanwezig zijn van vervangingsproducten en rendement dat hij wil nastreven. Prijzen van arbeid

13
De prijs van de arbeid, loon en wedde, komt tot stand door onderhandelingen tussen vertegenwoordigers van de werknemers, de werkgever en de overheid. Er is geen volledige vrijheid op de arbeidsmarkt aangezien de overheid regulerend optreedt d.m.v sociale wetgeving. Toch spelen hier ook in zekere zin vraag en aanbod een rol. CAO Prijs van kapitaal De prijs op de kapitaalmarkt is de intrest. Intrest op rente is een vergoeding voor krediet. Krediet is uitstel van betaling of lening. Intresten veranderen naargelang de toestand van de economie. Indexcijfer van de consumptieprijzen De FOD Economie laat iedere maand zowat 10000 verkooppunten in Belgi de prijzen noteren van 481 producten. Van al die prijzen wordt dan, via een ingewikkelde berekeningsmethode, een gewogen rekenkundig gemiddelde berekend. Dit cijfer wordt dan omgerekend, naar een basisjaar. Zo ontstaat het indexcijfer van de consumptieprijzen dat rond de 23 ste van elke maand bekend gemaakt wordt door de indexcommissie. OVERHEID Taken van de overheid: De voornaamste taak van de overheid bestaat erin de welvaart en het welzijn van de bevolking te bevorderen. Welvaart en welzijn zijn 2 zeer ruime begrippen. Ze hebben beide met behoeftebevrediging te maken. Welvaart heeft veeleer te maken met de bevrediging van materile behoeften terwijl het bij welzijn gaat over een algemeen gevoel van geluk. Materile behoeften kunnen bevredigd worden met goederen en diensten. De behoefte aan een gevoel van geluk daarentegen vaak niet. De overheid kan er wel voor zorgen dat er een gevoel van algemeen welzijn is. Dat heeft dan te maken met gevoelens van vrijheid, veiligheid, gezondheid, rust, vrede, schoonheid, rechtvaardigheid enz Het gaat hier om collectieve behoeften. Dit zijn behoeften die voor iedereen gelden maar waarvoor individuele betaling moeilijk of onmogelijk is. De overheid zal zich dus o.a. bezig houden met: organisatie van een rechtssysteem organisatie van een landsverdediging culturele ontwikkeling organisatie van sociale voorziening organisatie van internationale betrekkingen zorg van het milieu Overheid en economie Onder economische politiek verstaan we het geheel van maatregelen die de overheid neemt om de economie in gewenste banen te leiden. Vermits Belgi deel uitmaakt van de Europese eenheidsmarkt wordt de economische politiek van ons land voor een belangrijk deel door de EU overheid bepaald. Als de overheid de gang van het economisch leven volledig bepaalt, spreken we van een staatseconomie. Laat de overheid daarentegen de economische ontwikkeling over aan het spel van vraag en aanbod, dan spreken we van een vrijemarkteconomie. De meeste landen kennen een gemengde economie. Een van de belangrijkste kenmerken van de markteconomie zijn de schommelingen in de economische activiteit. Situering in de kringloop zie grote kringloop!
G E Z I N N E N ARBEIDSMARKT OVERHEID GELD EN KAPITAALMARKT IJ V E MARKT VAN GOEDEREN EN DIENSTEN N B E D R

14

Overheidsinkomsten en uitgaven Inkomsten: Belastingen vormen de grootste ontvangstenpost voor de overheid. 2 categorien: Directe belastingen en indirecte belastingen (bijvoorbeeld btw) Een andere belangrijke inkomstenbron vormen de sociale zekerheidsbijdragen. De niet-fiscale ontvangsten hebben betrekking op inkomsten uit de overheidsbedrijven en de opbrengsten van de verkoop van goederen van de staat. Uitgaven: Belangrijke uitgaven zijn die in verband met de sociale zekerheid. De werklozen, zieken, gezinnen met kinderen, gepensioneerden. De tweede grote uitgavenpost wordt gevormd door de zgn. werkingskost van de overheid. Hierin zitten de lonen en de pensioenen van al de mensen die voor de overheid werken of gewerkt hebben en de aankopen voor de verschillende ministeries. 3de grote uitgavenpost zijn de rentelasten. Omdat de overheid meer geld uitgeeft dan er binnenkomt, moet ze leningen aangaan. De overheid maakt een begroting op. Dit is een raming(schatting) van alle inkomsten en uitgaven voor de komende periode. Deze begroting moet in evenwicht zijn. Het is niet de bedoeling dat de overheid winst maakt! BUITENLAND Onstaan van de internationale economische betrekkingen Bepaalde landen kunnen bepaalde goederen veel goedkoper produceren dan andere landen. Bv bananen => klimaat. Belgi heeft er bijgevolg een absoluut voordeel bij om bananen in te voeren. Belgi is arm aan grondstoffen. Plaat van het buitenland in de economische kringloop; toepassen op de Belgische situatie Zie grote kringloop. Vooral bedrijven hebben met buitenland te maken voor import en export, maar het kan ook intracommunautaire handel zijn. Voor de eenvoud noemen we dit in de kringloop export en import. Betaling en financiering van de internationale handel Documentaire wissel: Onder een documentaire wissel verstaan we een wissel waaraan de documenten zoals
de factuur, een certificaat van oorsprong, een connossement en dergelijke zijn gehecht die op de verkochte goederen betrekking hebben waar de wissel van is getrokken.

Documentair krediet: omdat aan internationale betalingen heel wat risicos verbonden zijn hebben de financile instellingen speciale betalings- en krediettechnieken ontworpen. Het documentair krediet is een betalingstechniek waarbij de exporteur zekerheid krijgt over de betaling van zijn zending goederen en de importeur over de levering van de goederen. Nadat de verkoopsovereenkomst met de buitenlandse exporteur is gesloten, gaat de Belgische koper een overeenkomst tot opening van documentair krediet aan met zijn financile instelling. krediet geldt eerder als waarborg Acceptkrediet: Omdat tussen het moment van verzending van de goederen en het moment van betaling verschillende maanden kunnen verlopen, wordt zowel door de importeur als door de exporteur vaak beroep gedaan op krediet. De Belgische koper trekt op zijn financile instelling wissels van het bedrag van de in te voeren goederen. De financile instelling accepteert die wissels en disconteert ze, ze geeft aan de Belgische koper de contante waarde van de wissel. Met dat geld kan de Belgische importeur de buitenlandse exporteur betalen. Op de vervaldag moet de Belgische koper zijn financile instelling het volledig bedrag van de wisselbrief terugbetalen. De Belgische verkoper trekt op zijn financile instelling wissels van het bedrag van de uitgevoerde goederen. De financile instelling accepteert en disconteert de wissels. De Belgische verkoper ontvangt de contante waarde. Als dan een paar maanden later de betaling door de buitenlandse koper gebeurt, kan de verkoper met dat geld zijn financile instelling terugbetalen. Het acceptkrediet is een

15
van de goedkoopste financieringsformules voor de buitenlandse handel, vooral als de bankaccepten aan de voorwaarden voor verdiscontering bij de NBB voldoen.

Krediet op goederen: ? Handels en betalingsbalans De economische verrichtingen tussen de ingezetenen van een land en de rest van de wereld worden volgens een bepaald systeem op de betalingsbalans genoteerd. Met ingezetenen bedoelt men de inwoners van een land en ook de producerende ondernemingen die er gevestigd zijn, ook al zijn ze eigendom van buitenlanders. Er bestaan verschillende deelbalansen: - de goederenbalans: in- en uitvoer van goederen. - dienstenbalans: vervoer, verzekeringen, toerisme - inkomensbalans: arbeidsinkomen en kapitaalopbrengsten - balans van de lopende overdrachten: eenzijdige lopende transferten - kapitaalsbalans: overdracht van onroerende goeeren, kwijtschelding van schulden, verhandeling van brevetten enz., investeringen en beleggingen, handelskredieten, btalingen in vreemde deviezen De eerste 4 balansen samen vormen de lopende rekening: deze verrichtingen hebben betrekking op de actuele productie, inkomensverdeling en besteding. Voor elke verrichting worden de ontvangsten en de uitgaven genoteerd. Dan worden de saldi berekend en van al die saldi samen wordt een eindsaldo gemaakt. Dit geeft dan het uiteindelijke tekort of tegoed t.o.v het buitenland weer. Wisselmarkt: De wisselmarkt is de markt waar de wederzijdse internationale schulden en vorderingen worden geruild. De invoerder kan er vreemde valuta aanschaffen en de uitvoerder kan er zijn vreemde valuta omzetten in eigen valuta. Wisselkoers: De prijs waartegen het vreemd geld verhandeld wordt, noemt men de wisselkoers. De hoogte van de wisselkoers wordt bepaald door vraag en aanbod: als de vraag naar een bepaalde munt groter wordt, dan zal de koers ervan stijgen. Appreciatie ><depreciatie . Elementen die de internationale handel beinvloeden Douanerechten: Het gaat hier voornamelijk over invoerrechten alhoewel ook uitvoerrechten kunnen voorkomen. Soms voert een land een invoerrecht in op bepaalde producten of producten uit een bepaald land om zijn eigen productie te beschermen (= protectionistische maatregel!) Kwantitatieve beperkingen:dit zijn invoerquota. Er mogen slechts een beperkte hoeveelheid producten ingevoerd worden. Subsidies: meest voorkomend zijn exportsubsidies. De overheid geeft financile steun aan exportsubsidies. Allerlei vormen van internationale samenwerking Vrijhandelszone: Landen die samen een vrijhandelszone vormen spreken af dat ze geen invoerrechten zullen heffen op mekaars producten. Douane-unie: Landen die een douane-unie vormen spreken af dat ze geen invoerrechten zullen heffen op mekaars producten die van buiten de unie komen eenzelfde invoertarief zullen hanteren Econ unie: niet alleen heffen ze de onderlinge invoerrechten op en hanteren ze een gemeenschappelijk buitentarief, maar bovendien is er tussen de aangesloten leden vrij verkeer van personen, goederen en kapitalen.

16
De handelsverrichtingen: HET HANDELSBELEID: Marketing is een concept waarvan de grondbeginselen overwaaiden uit de VS. Bij marketing komt het eigenlijk altijd neer op drie grote pijlers: - wat zijn de behoeften van de klanten? - hoe ga ik mijn product aanbieden en verkopen? - welke verkooptechniek ga ik gebruiken? De domeinen van marketing kunnen worden omschreven als de 4 ps. 1. product: - welk product zal ik aanbieden? - welke kwaliteit? 2. plaats: - waar zal ik mij vestigen? - is het gemakkelijk bereikbaar? - is de plaats goed genoeg voor het publiek dat ik wil bereiken? 3. promotie: Hoe zal ik mijn artikel aan de markt brengen bij het publiek, hoe zal ik klanten lokken? - persoonlijk contact: familie, vrienden, - info via de zaak: visitekaartjes, etalage, lichtreclame, - mediareclame: tv, radio - beurzen, sponsoring, gouden gids, 4. prijs: De prijs wordt vooral bepaalt door het soort klanten dat je wenst te bereiken. Ook exclusiviteit, degelijkheid, uitzicht en vormgeving van een artikel spelen een grote rol bij het bepalen van de prijs. ANDERE MARKETINGINSTRUMENTEN: 1. personeel: Vriendelijkheid, beleefdheid, soepelheid van het personeel is belangrijk. Probeer ook steeds je personeel te stimuleren en ook af en toe te belonen. Dit hoeft niet zozeer onder vorm van een financile bijdrage, een woordje van dank, een luisterend oor of soepelheid in de werksfeer, kunnen soms al wonderen doen. 2. presentatie: De manier van inrichten van je zaak en de wijze waarop je artikelen geplaatst worden bepalen de koopdrang van je klanten. AAN- EN VERKOOPVERRICHTINGEN: verloop van een koop: Prijsaanvraag: De koper vraagt hierbij inlichtingen omtrent een bepaald artikel. De hoeveelheid, prijs, kwaliteit, kortingen, leveringsvoorwaarden, spelen hierbij een belangrijke rol. De prijsaanvraag kan op verschillende manieren gebeuren: - schriftelijk: brief, fax, e-mail, - mondeling indirect contact met de handelaar: in de winkel, beurzen,.. - telefonisch Offerte: Een offerte is een aanbieding. De wijze waarop de aanbieding gebeurt, kan op verschillende manieren: - verkoper neemt zelf initiatief, door je aan te spreken in de zaak, - verkoper neemt zelf initiatief, door schriftelijk een aanbieding te maken. - verkoper probeert u te overtuigen via tv, radio, - verkoper reageert op een prijsaanvraag Bestelling: De koper maakt de bestelling mondeling in direct contact met de verkoper, en maakt het schriftelijk, telefonisch, over aan de leverancier. Een belangrijke bestelling wordt best steeds schriftelijk bevestigd. Verkoopovereenkomst: Koper verbindt zich hierbij de goederen in ontvangst te nemen en het overeengekomen bedrag te betalen. De verkoper verbindt zich ertoe de goederen te leveren of de eigendom af te staan. Het kan zowel mondeling als schriftelijk overeengekomen worden. Bij een schriftelijke overeenkomst is er minder kans dat er later problemen opduiken.

17
Levering: De goederen moeten op de afgesproken plaats en tijdstip door de koper in ontvangst genomen worden. Koper tekent hierbij af voor ontvangst op de leveringsbon of op de factuur als die aanwezig is. Factuur: Nadat de goederen werden geleverd, maakt de verkoper een factuur over aan de koper. Betaling: Op de factuur vindt de klant alle gegeven terug i.v.m. het tijdstip van betalen en het te betalen bedrag. Klacht: Het is mogelijk dat de klant niet akkoord gaat met een bepaald element van de levering. Beschadigde goederen, fout op de factuur, te veel of te weinig geleverd, het zijn allemaal elementen die een rechtzetting tot gevolg kunnen hebben. Probeer liefst altijd eerst telefonisch tot een overeenkomst te komen. Indien dit niet helpt, kan je verder schriftelijke stappen ondernemen. Verkoopgesprekken: Een goed gesprek steunt op: - kennis artikelen - kennis koopmotieven en verkoopargumenten - kennis klanten - kennis bezwaren en tegenargumenten - kennis concurrentie Het gesprek valt uiteen in de volgende delen: - aandacht trekken: contact met klant, ontvangen van klant - belangstelling wekken - kooplust wekken - koopdaad: afsluiten verkoop Basistips voor een verkoopgesprek: - zorg voor goede eerst indruk - begroet klant op een hartelijke manier - onthoud namen van de klanten - stel beleefde en doeltreffende vragen om koopmotieven op te sporen - laat merken dat je enkel zijn belangen voor ogen hebt - overtuig met eerlijke verkoopargumenten - argumenteer visueel - dank de klant, ook als hij niet koopt - sluit het gesprek altijd vriendelijk en beleefd af Documenten: Bestelbon: Wanneer de koper een voorschot betaalt, maar de levering gebeurt niet onmiddellijk is de verkoper verplicht een bestelbon te maken. Noodzakelijke gegevens op de bestelbon: - datum en nummer bestelbon - naam, adres verkoper - naam, adres koper - beschrijving goederen - eenheidsprijs, hoeveelheid - totaal te betalen + btw - betaalde voorschot - nog te betalen - leveringsvoorwaarden - betalingsvoorwaarden - handtekening beide partijen De bestelbon is een bindend document voor beide partijen. Voor de koper vormt het tevens ook een bewijs dat hij een voorschot betaald heeft. Een bestelbon wordt meestal in drie exemplaren opgemaakt, het origineel voor de koper, eerste kopie voor verkoper en tweede kopie voor een tussenpersoon.

18

Factuur: De factuur is een verklarende nota betreffende de geleverde goederen en diensten, de aangerekende prijs en de BTW- berekening. Verplichte vermeldingen op de factuur: - ondernemingsnummer leverancier en klant - juridische vorm van het bedrijf - rekeningnummer van min. 1 financile instelling - naam, adres leverancier + BTW- nummer - naam, adres klant + BTW- nummer (als de klant btw- plichtig is) - datum van opmaak - volgnummer - datum levering - benaming en hoeveelheid goederen - per btw- tarief afzonderlijke vermelding van MVH, eenheidsprijs, totaal BTW bedrag op totaal factuur bedrag - eventuele reden van vrijstelling van taks

19

Creditnota: Als de leverancier een factuur naar zijn klant stuurt, dan kan deze factuur niet meer gewijzigd worden. Mocht er toch om n of andere reden teveel zijn aangerekend op de factuur, dan zal de leverancier een creditnota opmaken. Redenen om een creditnota op te maken: - goederen zijn stuk - goederen zijn beschadigd - leverancier heeft de korting vergeten te vermelden - te veel aangerekend - meer goederen gefactureerd dan geleverd

Debetnota: Een debetnota kan worden opgesteld in volgende gevallen: - debetnota met vermelding van teruggestuurde verpakking - debetnota met vermelding extra aangerekende elementen

20
Aankoopkanalen: Groothandel: Een groothandelaar koopt goederen aan bij de verschillende producenten in grote hoeveelheden. Hij verkoopt ze dan door in kleinere hoeveelheden aan de kleinhandelaar. De kleinhandelaar heeft hierbij het voordeel dat hij niet moet investeren in grote stocks en de daarbij horende opslagplaatsen. Samenaankoop: Om een voordeligere prijs te krijgen, is het mogelijk dat handelaars zich aansluiten bij een inkoopvereniging. Hierdoor wordt de concurrentie niet geschaad en toch komt iedereen er voordeliger uit. Tussenpersoon: Makelaar: Is een zelfstandig handelaar, die in naam en voor rekening van een opdrachtgever werkt. Ze zijn meestal gespecialiseerd in een bepaald artikel. Het loon dat hij ontvangt is meestal een percent op de verkoop. Commissionair: Is een zelfstandige handelaar die in eigen naam, maar voor rekening van een opdrachtgever werkt. - inkoopcommissionair = koopt goederen aan een betaald de factuur - verkoopcommissionair= hij zoekt een geschikte koper die aan de voorwaarden voldoet - commissionair- expediteur = zoekt de meest geschikte oplossing voor transport van de goederen De commissionair krijgt voor zijn werk een vergoeding, commissie genoemd. Handelsagentuurovereenkomst: Is een overeenkomst waarbij de ene partij de handelsagent, permanent en mits vergoeding, belast wordt door de andere partij. Wisselagent: Is meestal een zelfstandig handelaar, het is mogelijk dat hij door middel van een arbeidsovereenkomst verbonden is aan een werkgever. Hij werkt in eigen naam, maar voor rekening van een opdrachtgever. De zelfstandige wisselagent ontvangt een percentage op de verkoopt. De wisselagent verbonden aan een werkgever ontvangt een vast loon. Concessiehouder: Is een zelfstandig handelaar die in eigen naam en voor eigen rekening werkt. Hij ontvangt een percentage op de verkoop. Handelsvertegenwoordiger: Is geen handelaar en werkt op basis van een bediendecontract. Hij ontvangt meestal een vast loon + percent op de verkoop. Handelsreiziger: Is een zelfstandig handelaar, hij bezoekt klanten en tracht het product te verkopen. Als loon krijgt hij een provisie berekent op de omzet. Hoe meer hij verkoopt, hoe hoger zijn loon. Franchising: Is een samenwerkingsvorm waarbij de franchisegever, tegen vergoeding rechten en hulp verleent aan de franchisenemer. Invoer vanuit andere landen BETALING EN INNING: DE RECHTSTREEKSE BETALING: Kwijting en kwijtschrift: Kwijting: De kwijting is een schriftelijke verklaring van de schuldeiser, bestemd voor de schuldenaar, waaruit blijkt dat de schuld vereffend is. De kwijting wordt geschreven op de factuur, rekening of nota en wordt als volgt genoteerd: voldaan, plaats en datum en handtekening schuldeiser. Kwijtschrift: Een kwijtschrift is een afzonderlijk document, opgemaakt door de schuldeiser en bestemd voor de schuldenaar. Het geldt als bewijs dat de schuldenaar heeft betaald. Het ontvangstbewijs: Wanneer we iemand geld lenen, iets in bewaring geven of een voorschot betalen, zullen wij een bewijs vragen. Later kunnen wij eventueel het geleende geld terugeisen of het betaalde voorschot in mindering laten trekken op de factuur. Hier kan geen kwijtschrift of kwijting opgesteld worden omdat er geen schuld wordt betaald. Het ontvangstbewijs is dus een document waaruit blijkt dat de schuldenaar iets van de schuldeiser heeft ontvangen.

21
BETALING EN INNING DOOR MIDDEL VAN EEN FINANCILE INSTELLING: Zichtrekening: Het eerste wat je als beginnend zelfstandige moet doen is een zichtrekening openen bij een financile instelling. Een zichtrekening laat je toe op elk ogenblik, mits het voorleggen van je identiteitskaart, geld op te vragen. De zichtrekening is ideaal om je financile verrichtingen af te handelen. Het bedrag dat op je rekening staat noemen we het tegoed. Termijnrekening/ spaarrekening: Termijnrekening: Een termijnrekening of termijndepositorekening biedt je de mogelijkheid je geld vast te zetten van 14 dagen tot 5 jaar. De rentevoet is afhankelijk van de looptijd en het bedrag. Op de rente wordt wel 15% roerende voorheffing afgehouden. Elke houder van een rekening kan een ander persoon, volmacht geven zijn rekening te gebruiken. De volmacht kan zowel volledig zijn als beperkt en kan altijd herroepen worden. Spaarrekening: Geld dat je niet onmiddellijk wilt uitgeven, kan je best op een spaarboekje zetten. Je kan het geld ook steeds opvragen, maar je krijgt er een hogere rente op dan op een zichtrekening. De rente van een spaarboekje tot 1680 EUR vrijgesteld van roerende voorheffing.
Financile documenten: Rekeninguittreksel: Het rekeninguittreksel is een document die je op de hoogte houd van de transacties die je via je rekening uitvoert. Je vind er o.a. de volgende gegevens op terug: - rekeningnummer houder - volgnummer - beginsaldo - datum uittreksel - soort rekening - datum verrichting - beschrijving verrichting - valutadatum - bedrag verrichting - nieuw saldo - naar rekeninghouder - IBAN nummer - BIC- code IBAN staat voor: International Bank Account Number BIC staat voor: Bank Identification Code

Bankcheque/ Postcheque: De bankcheque is een cheque die meestal gebruikt wordt door handelaars, verenigingen en bedrijven die geregeld hoge bedragen moeten betalen. Aan een bankcheque is geen garantiekaart verbonden. Als er niet voldoende geld op de rekening staat, zal de bank het bedrag niet uitbetalen aan de begunstigde. Stortingsformulier: Als je geen rekening hebt of je wenst er geen gebruik van te maken, maar je wil toch een bedrag op iemands anders zijn rekening plaatsen, kan je gebruik maken van het stortingsbiljet. Het document kan je krijgen bij de bank van de post. Overschrijving: Met dit formulier kan de schuldenaar een bedrag overschrijven naar de rekening van de schuldeiser. Beide moeten natuurlijk over een rekening beschikken. De meeste banken zorgen ervoor dat hun klanten persoonlijke overschrijvingsformulieren hebben. We hebben volgende mogelijkheden: - eigen naam, adres en rekeningnummer staan vermeld als opdrachtgever - eigen naam, adres en rekeningnummer staan vermeld als begunstigde - schuldeiser stuurt bijna een volledig ingevuld formulier, ook de mededeling wordt voorgedrukt, dit gebeurt meestal bij elektriciteitsmaatschappijen, De datum van afgifte kan verschillen van de datum van betaling (memodatum). De memodatum hoeft enkel ingevuld te worden als de overschrijving op een latere datum moet uitgevoerd worden. Elektronisch geld: Debetkaart: Is een elektronische betaalkaart. Deze kaart is enkel te gebruiken wanneer men het geheim codenummer kent. Staat het Maestro- logo vermeld op de kaart, dan kan je de kaart ook in het buitenland gebruiken.

22
Bankautomaat: In de bankautomaat kan je met je debetkaart, de stand van je rekening opvragen, geld opvragen, cheques en overschrijvingsformulieren aanvragen, geld wisselen, Bancontact: Deze automaten vind je meestal terug in de gevels van de bank. Je kan er geld opvragen en de meestal ook de stand van je rekening bekijken en bepaalde documentatie opvragen. Kredietkaarten: Met kredietkaarten zoals visa en Master- card, beschik je iedere maand over een gratis betalingsuitstel. De limiet varieert van bank tot bank. Waar ter wereld je ook bent, bij handelaars die het visa of mastercard-logo afficheren, kan je betalen zonder dat je cash geld hoeft mee te nemen. Je kan er ook geld mee uit de muur halen. Je uitgaven betaal je de volgende maand terug aan de bank. HET KREDIET: Een krediet is geld dat een persoon of bedrijf ter beschikking stelt van een andere persoon of een ander bedrijf. Het geld moet teruggegeven worden binnen een vooraf afgesproken termijn en op een bepaalde wijze. De ontlener zal als vorm van vergoeding meestal een intrest betalen. Economisch belang: Krediet kan belangrijk zijn voor het voortbestaan van de onderneming. Door het aangaan van een krediet kan men de productie en dus ook de omzet verhogen. Dit kan tot gevolg hebben dat er meer werkgelegenheid wordt gecrieerd. KREDIETVERLENING DOOR HANDELAARS: Verkoop op termijn: Bij verkoop op termijn kan een klant zich goederen of diensten aanschaffen die hij pas op een later tijdstip zal moeten betalen. Als hangt hier af van de relatie tussen de koper en de verkoper en van de kredietwaardigheid van de klant. Je kan dus verkopen, de factuur opsturen en je klant de toelating geven slechts te betalen over n, twee of zelfs meerdere maanden. Het is wel belangrijk duidelijke afspraken te maken over het juiste tijdstip van betalen en de wijze van betaling. Verkoop op afbetaling: Verkoop op afbetaling is een verkoop, waarbij het factuurbedrag betaalbaar is in verschillende termijnen. Het is verplicht om een voorschot te geven van minstens 15% op de verkoopprijs en de afbetaling moet over ten minste drie termijnen worden verspreid. Een verkoop op afbetaling mag volgens de wet enkel door financile instellingen en niet door de handelaar zelf gefinancierd worden. Het is verplicht een schriftelijk contract op te maken waarin het aantal aflossingen, de vervaldagen, het bedrag van de aflossing en het aangerekende percent duidelijk worden beschreven. Minderjarigen kunnen geen verkoop op afbetaling aangaan. KREDIETVERLENING DOOR FINANCILE INSTELLINGEN: Op korte termijn: Als je tijdelijk geld nodig hebt om bijvoorbeeld een leverancier te betalen, kan je best een krediet op termijn overwegen. Kaskrediet: Kaskrediet is een kredietvorm die vaak gebruikt wordt. Hierbij kan je geld opnemen van je rekening en dit tot een bepaald overeengekomen maximumbedrag, kredietlimiet genoemd. Een kaskrediet is ideaal om zwakke financile momenten op te vangen. Daar waar je op het ene moment een kastekort hebt en gebruik maakt van je kaskrediet, zal je rekening op andere momenten aangezuiverd worden door stortingen van klanten. Kasvoorschot: Het gebeurt vaak dat handelaars veel geld te goed hebben van klanten, maar moeten op hun beurt ook heel wat betalingen doen aan hun leveranciers. In zulke gevallen kan de bank je helpen. Ze schieten de bedragen voor die de klanten moeten betalen. Zo komt er opnieuw geld op de rekening en kunnen de leveranciers betaald worden. Eens de klant betaald heeft, zal de bank het voorschot terugnemen. Meestal zijn er geen extra kosten, maar de bank zal wel enkele dagen rente aanrekenen

23

Discontokrediet: In bepaalde situaties kan het zijn dat je je leverancier om uitstel van betaling vraagt. Voor vele leveranciers kan dit een probleem betekenen, maar als de schuld onder de vorm van een wisselbrief kan worden vastgelegd, kan het discontokrediet een uitweg bieden. Wisselbrief: Is een schriftelijke betalingsopdracht, door de schuldeiser gegeven aan de schuldenaar. Acceptatie: Als de schuldeiser de voorwaarden van de wisselbrief aanvaard, het tekenen voor akkoord door de schuldeiser noemt men de acceptatie. Domiciliring: De plaats waar de wisselbrief wordt vereffend noemt men de domiciliring. Verdisconteren: Dit is de nominale waarde, verminderd met de discontokosten Discontokosten: - intrest op het bedrag van de wisselbrief, vanaf de afgifte tot de vervaldatum = disconto -discontotaks - incassokosten - discontoprovisie = bijkomend bedrag berekend op de nominale waarde van de wisselbrief Clintendiscontokrediet: Je opent hierbij een discontokredietlijn bij een bank, tot een bepaald max. bedrag kan je dan wisselbrieven ter disconto aanbieden. Je kan dus verkopen en onmiddellijk incasseren, nog voor de vervaldag. Leveranciersdiscontokrediet: Een leverancier trekt op jou een wisselbrief, die je overmaakt aan je bank, waar je een leveranciersdiscontokrediet hebt aangevraagd. De bank zal je leverancier onmiddellijk betalen. Op de vervaldag van de wisselbrief zal de bank het bedrag van de wisselbrief + disconto van je rekening afhouden. Endosseren: Wanneer je een leverancier moet betalen en je hebt nog een wisselbrief liggen van een klant, kan je die wisselbrief doorgeven aan een leverancier. Dit noemt men endosseren. Het is een verklaring op de keerzijde van de wisselbrief, waardoor de begunstigde van de wissel, de betrokkene opdracht geeft niet aan hem zelf, maar aan een ander persoon te betalen. Aval: De trekker van de wisselbrief kan eisen dat iemand borg tekent voor de betrokkene. De persoon die borg tekent, zal eventueel de wisselbrief moeten betalen op de vervaldag, in het geval dat de betrokken niet kan of niet wil betalen. Incasseren: Op de vervaldag wordt de wisselbrief ter betaling aangeboden aan de betrokkene. Incasseren is het ontvangen van het bedrag van de wisselbrief. Protest: Als de betrokkene op de vervaldag niet heeft betaald, zal de houder van de wisselbrief, protest laten aantekenen door een deurwaarder, hij zal de wisselbrief nog een laatste keer aan de betrokkene aanbieden. Weigert de betrokkene nog steeds te betalen, dan zal de deurwaarder de wisselbrief en het protest overmaken aan de rechtbank.

24
Op lange termijn: Hypothecair krediet: Een hypothecair krediet is een lening op lange termijn (min. 10 jaar), bestemd voor de aankoop van een onroerend goed, waarbij dit onroerend goed als waarborg dient. Kosten bij het aangaan van een hypothecair krediet: - notariskosten - dossierkosten - schattingskosten - kosten van inschrijven in het hypotheekregister Aangezien deze kosten nogal vrij hoog kunnen liggen, is het niet aan te raden een hypothecair krediet aan te gaan voor kleinere bedragen. De terugbetaling gebeurt maandelijks, halfjaarlijks of jaarlijks, volgens de overeen komst. Elke betaling bestaat uit een deel kapitaalaflossing en een deel intrest. De rentevoet voor een hypotheek kan meestal om het jaar, drie jaar of vijf jaar worden aangepast. De bank zal ook een levensverzekering eisen. Dit kan een gemengde levensverzekering zijn of een schuldsaldoverzekering. In geval van overlijden zal de verzekeringsmaatschappij dan de rest van de schuldenlast verder afbetalen aan de bank. De bank zal je ook verplichten een brandverzekering af te sluiten. Investeringskrediet: Een investeringskrediet dient voor investeringen die je doet voor beroepsdoeleinden zoal roerende goederen (vrachtwagens, machines) en onroerende goederen (winkel, werkplaats). De termijn van betaling duurt meestal even lang als de levensduur van het goed. Vooraf wordt het terugbetalingplan opgesteld. Als het gaat om onroerende goeder wordt het geld in schijven betaald naar gelang de werken vorderen. Veel worden er zakelijke of persoonlijke waarborgen gevraagd zoals een hypotheek, borgstelling door derden, kasbons, enz Leasing: Leasing is een contract aangegaan door drie partijen: - bank of leasingmaatschappij - huurder of latere gebruiker van het goed - leverancier of firma die de goederen levert Een leasingcontract wordt aangegaan voor duurzame goederen zoals vrachtwagens, kranen, autos, maar ook computers, zonnebanken en zelfs vliegtuigen. Verloop en kenmerken: - huurder bepaalt welk materieel moet gekocht worden - huurder bedingt de prijs en leveringsvoorwaarden - huurder bepaalt de leverancier - leasingmaatschappij koopt en betaalt - huurder betaalt maandelijks of per kwartaal een huurprijs Het voordeel van leasing is dan de financiering voor 100% kan gebeuren en fiscaal voor 100% aftrekbaar is, behalve voor autos. De looptijd stemt gewoonlijk overeen met de economische levensduur van het goed. Nadien zijn er drie mogelijkheden: - huurder koopt het materieel tegen een vooraf bepaalde prijs - huurder huurt het verder aan een andere, lagere prijs - huurder geeft het materiaal terug en gaat eventueel een nieuw leasingcontract aan voor een nieuw goed. Financiering op afbetaling: Dit wordt vooral toegepast voor beperkte investeringen zoals voertuigen, machines, De looptijd hangt af van wat er gefinancierd wordt, maar mag nooit langer dan vijf jaar zijn. Het volledige factuur bedrag verminderd met een voorschot van 15%, kan worden gefinancierd. De resterende 85% zal de bank overmaken aan de leverancier van het investeringsgoed. In elke maandelijkse afbetaling zit een deel kapitaal en een deel rente.

25
STEUNMAATREGELEN SPECIFIEKE FINANCIERINGSVORMEN: Participatiefonds/ deelnemingsfonds: Dit fonds geeft leningen aan beginnende ondernemers. Zelfs werklozen die zelfstandig willen starten kunnen hiervan genieten. Waarborgfonds: Banken kunnen bij het waarborgfonds een aanvraag indienen voor beginnende zelfstandigen die zelf niet over de nodige waarborgen beschikken voor leningen. Provenciale tegemoetkoming: Verschillend van provincie tot provincie kan een beginnende zelfstandige een tegemoetkoming aanvragen in de rentelast van leningen of zelf gewoon een starterpremie krijgen. Soms wordt zelfs de belastbare winst verminderd met een percentage van de investeringen. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap: De afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid van de Kleine Ondernemingen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap geeft naargelang de soort investering en het bedrag, rentetoelagen, leasingpremies en kapitaalsubsidies. Wens je een volledig overzicht van de subsidies en steunmaatregelen die verleend worden door alle mogelijke instanties in Vlaanderen, dan kan je best de Subsidiewegwijze voor ondernemingen downloaden. Je vind er o.a. volgende zaken in terug:
* steun bij investeringen 1. investeringssubsidies en fiscale voordelen 2. investeringsmaatschappij van Vlaanderen 3. participatiefonds 4. waarborgfonds * fiscale steun 1. investeringsaftrek 2. cordinatiecentra 3. distributiecentra 4. vrijstelling bijkomend personeel voor wetenschappelijk onderzoek 5. vrijstelling bijkomend personeel ondernemingen max. 11 werknemers * steun bij aanwerving 1. parafiscale maatregelen 2. financile maatregelen * steun bij opleidingen 1. VDAB 2. overeenkomsten werkopleiding 3. sectorale vormingspremies 4. Vlaams Instituut voor Zelfstandig Ondernemen (VIZO) 5. bedrijfsopleiding voor gehandicapten 6. peterschapsprojecten * steun bij onderzoek en ontwikkeling * steun bij export en Europese steun

GEVAREN BIJ KREDIETVERLENING: Het aangaan van een lening mag je niet zomaar onmiddellijk beslissen. Je moet welbedacht te werk gaan. Denk goed na en bekijk of de terugbetaling wel degelijk in je budget past. Bedrijfskredieten worden vrijwel enkel toegekend nadat een financieringsplan is opgemaakt. Investeren, moderniseren en uitbreiden kan heel belangrijk zijn. Als dit tot een grotere productie leidt, moet dit alles nog kunnen verkocht worden, zoniet kan men de lening niet op tijd afbetalen.

You might also like