Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 6

Theoretische informatie schoolontwikkelthema Digibord

1. Voor en- nadelen van het digibord


1.1 Voordelen van het digibord Hieronder een opsomming van de belangrijkste voordelen van het digibord. Onderzoek naar de digitale schoolborden is nog volop in beweging. De onderzoeksresultaten van de afgelopen jaren wijst uit dat het soms leerwinst oplevert maar soms ook niet. Meer onderzoek in de toekomst moet aangeven wt precies wel nuttig en wat niet. De vaardigheden van de leerkracht maar ook de ruime ervaring speelt een cruciale rol bij het behalen van leerwinst. Het digibord heeft veel mogelijkheden. Het combineert namelijk de voordelen van een computer (digitaal) en een krijtbord. De lessen en informatie die je op een digitaal schoolbord inzet of gebruikt kan makkelijk en snel worden opgeslagen, geprint of gedeeld. Ook functioneert het digibord net als een computer, je kunt het dus ook zo inzetten met de leerlingen. Als laatste is het digibord een ontzettend groot scherm ten opzichte van een computer dus alle leerlingen in de klas kunnen goed meekijken. De leerkracht heeft overzicht en iedereen ziet waar de les over gaat. Hieronder een de zes belangrijkste voordelen van het digibord: 1. Levendigere presentaties. Leerkrachten kunnen met de ontwikkelde software voor het digibord zelf interactief leermateriaal toevoegen aan bijvoorbeeld een les of presentatie. Het ziet er professioneel uit en de lesstof kan op verschillende manieren worden aangeboden. Hierdoor voldoet de leerkracht gelijk aan de onderwijsbehoeftes van de leerlingen. Uit onderzoek blijkt dat de leerkracht niet alleen maar visueel of auditief informatie moet overbrengen aan de leerlingen. De kans op cognitieve overbelasting is aanwezig als dat wel gebeurd. Dit omdat de leerlingen dan teveel informatie alleen via het oog of oor binnenkrijgen. De cognitieve multimediatheorie van deze onderzoekers stelt dat het beter is om zowel beeld (visueel) als geluid (auditief), gemakkelijker door de hersenen kan worden verwerkt. 2. Heldere organisatie van bronnen. Naast de vele digitale bronnen, zoals filmpjes, afbeeldingen en tekst, die de leerkracht zelf verzameld, hebben de uitgevers van verschillende methodes ook digitaal materiaal ontwikkeld wat direct bij de software overzichtelijk te vinden is. Er zijn speciale programmas om je lesmateriaal te ordenen, een voorbeeld is Symbaloo. Aangezien leerkrachten het eigen materiaal op kan slaan, wordt er automatisch meer gereflecteerd op de eigen professionele ontwikkeling. De voorbereidingstijd wordt daardoor ook sterk verminderd. De lessen zijn klaar voor het jaar erop en kunnen binnen handbereik geopend worden. 3. Meer interactie. De interactie tussen leerkracht en leerlingen en leerlingen onderling kan sterk veranderen. De leerkracht krijgt een andere rol door het digibord interactief in te zetten. Leerlingen kunnen zelf voor het bord antwoorden aanklikken of in groepjes werken. Ook kan de leerkracht simpelweg de antwoorden van de leerlingen op het bord zetten zodat het voor iedereen zichtbaar en te onthouden is. Wanneer het niveau van de leerkracht wat betreft het digibordgebruik voldoende is, kan er naar een sterke verbetering worden toegewerkt. Als de leerkracht open staat voor nieuwe ideen en toepassingen is de stap naar meer interactie al gezet. 4. Met stemkastjes het leren zichtbaar maken. De stemkastjes zijn een voorbeeld van een digitaal, interactief hulpmiddel bij bijvoorbeeld interactief spellen. Het daagt uit tot discussie en ideen uitwisselen waardoor de kinderen ook onderling interactief worden. De antwoorden zijn direct te zien op het bord dus kinderen nemen langer de tijd om een antwoord te geven. Ze willen niet afgaan voor de klas. Vorderingen zijn direct te zien en zwakheden komen daardoor ook snel naar boven. 5. Meer samenwerkend leren. Door de interactiviteit die al eerder genoemd is, wordt de rol van de leerkracht meer begeleidend. Doordat kinderen bijvoorbeeld met zijn vieren voor het

bord een opdracht kunnen doen, zijn ze genoodzaakt om samen te werken. Als twee kinderen achter een computer zitten, is degene met de muis de persoon die bepaalt wat er gebeurd. Kinderen moeten naar elkaar luisteren en hun gedachtegang bewust maken door deze aan anderen uit te leggen. Kinderen worden geconfronteerd met onbekende of tegengestelde informatie en leren daardoor zaken vanuit verschillende perspectieven zien. 6. Gemotiveerde leerlingen. Doordat de lesstof gevarieerd aangeboden kan worden, het verband tussen onderwerpen duidelijk wordt aangetoond en omdat leerlingen moeten luisteren naar elkaar en met elkaar moeten discussiren, stijgt de motivatie enorm bij kinderen. Dus het digibord heeft vele voordelen mits de leerkracht open staat voor veranderingen en op het juiste niveau zit. Door juist gebruik en inzet van het digibord wordt allereerst de motivatie van kinderen al verhoogd. In de toekomst zal steeds vaker geconstateerd kunnen worden dat de leerresultaten van de leerlingen verbeterd zijn (JBS Multimedia, 2012). 1.2 Nadelen van het digibord Nadelige punten uit de praktijk blijken te zijn dat de leerkracht veel last heeft van schaduw op het bord en fel licht. Ook zijn digiborden veel duurder dan krijtborden. Het is een grote investering, zeker om elke klas van een digibord te voorzien. Ook krijgen de docenten nieuwe werkzaamheden waar zij misschien nog helemaal niet in geschoold zijn. Dit kan een extra moeilijkheid zijn voor vooral de wat oudere leerkrachten, die van vroeger uit helemaal geen digitale middelen kende. Vaardigheden die je als leerkracht moet beheersen om het digibord te kunnen gebruiken en inzetten zijn namelijk: - De werking van het digibord kennen en het te kunnen bedienen met de benodigdheden. - De leerkracht moet beschikken over een leermiddelenreservoir. - De software moet onderzocht worden en de leerkracht heeft kennis nodig om het te kunnen gebruiken. - Presentatietechnieken zijn handig om te hebben bij het gebruik van het digibord. De leerkracht moet hier in willen investeren. - Om een meerwaarde te kunnen creren moet de leerkracht het bord zo vaak mogelijk inzetten bij zoveel mogelijk lessen (Kennisnet, 2009).

2. Interactieve vaardigheden
2.1 model gebaseerd op Beachamp Fisser en Gervedink Nijhuis (2007) hebben het model ontwikkeld dat hiernaast te zien is. Leerkrachten kunnen aan de hand van dit model bepalen hoe het staat met hun kennis en vaardigheden. Dat is vooral op digitaal gebied en met betrekking tot het digibord. Het model is gebaseerd op vijf fases (gebaseerd op Beachamp, 2004). Namelijk: 1. Substitutiefase 2. Lerende gebruiker 3. Beginnende gebruiker 4. Gevorderde gebruiker 5. Samenwerkende gebruiker Hoe verder de leerkracht is in de fasering, hoe interactiever en diverse het bordgebruik is (kennisnet, 2010). 2.2 technische en pedagogische interactie Het interactieve aspect van het digitale schoolbord is een belangrijk aspect binnen de literatuur. Er wordt in de literatuur over het gebruik van het digitale schoolbord onderscheid gemaakt tussen technische interactie en pedagogische interactie (Smith e.a., 2005; Higgins, Beauchamp & Miller, 2007). Voor technische interactie heeft de leerkracht of de leerling de vaardigheid nodig om een digibord te kunnen bedienen. Daaronder wordt bijvoorbeeld verstaan: internetpaginas vertonen, tonen en bewerken van beeld en tekst (schrijven, slepen, tekenen, wegklikken invullen). Onder pedagogische interactie houdt in: interactie in het kader van onderwijsleerproces (tussen leerkracht en leerlingen of tussen leerlingen onderling, zie Evans & Gibbons, 2007), naar aanleiding van wat er op het bord te zien is. Een voorbeeld daarvan is een onderwijsleergesprek tussen een leerkracht en leerling of zelfs leerlingen onderling via het digibord. Deze twee opvallende aspecten zijn niet te onderscheiden. Door technische interactie ontstaat er pedagogische interactie met en rondom het bord. In de literatuur zijn verschillende meningen over wat pedagogische interactie nu precies is. Hierboven genoemd is n van de meningen (Koster, de, Kuiper, Volman, 2011).

3. Interactieve werkvormen
Uit het vooronderzoek werd door een aantal voorbeelden duidelijk hoe je een les interactiever kunt maken. Bij interactief lesgeven gaat het om de het prikkelen van de leerlingen en de communicatie tussen leerkracht, leerling en het digibord. Juist de leerling laten aanwijzen of klikken en juist samen met de leerling in gesprek in plaats van de leerlingen alleen maar laten luisteren. Interactieve werkvormen spelen een grote rol bij het lesgeven op een interactieve manier. 5 redenen waarom interactieve werkvormen zo belangrijk zijn: 1. Je kunt meer interactie creren door te werken met kleine groepen. 2. Doordat er in kleine groepen gewerkt wordt geeft het kinderen een veilig gevoel, waarmee gelijk het zelfvertrouwen aangepakt wordt. 3. Kinderen hoeven door het kleine groepsverband niet lang op hun beurt te wachten. Daardoor blijft de les motiverend. 4. De zwakkere leerlingen krijgen ondersteuning van de sterkere. 5. Verantwoordelijkheid en autonomie zijn twee begrippen waarmee de leerling leert omgaan. De leeromgeving is een belangrijk gegeven om een werkvorm goed te laten lopen. De sfeer in de klas is bepalend en kinderen moeten goed samen kunnen werken. Het helpt vaak als er afspraken zijn gemaakt over hoe kinderen iets van elkaar interrumperen. Voor de leerkracht is het noodzakelijk dat de interactieve werkvorm goed voorbereid wordt. De instructie moet duidelijk zijn, eventueel met voorbeelden. Ook moet worden aangegeven hoelang de opdracht duurt en wanneer de leerlingen mogen beginnen. Er kunnen op basis van verschillende aspecten groepjes worden gemaakt. De begeleiding die aan elk groepje gegeven wordt moet ongeveer even lang zijn. Een goede klassikale terugkoppeling is minstens zo belangrijk. Een aantal voorbeelden van interactieve werkvormen zijn: - Spel, bij de werkvorm spel zit vaak een wedstrijdelement. De leerlingen kunnen tegen elkaar strijden. - Rollenspel, bij een sollicitatiegesprek, in een winkel of bij de dokter kan een rollenspel plaatsvinden. Elke leerling in een groepje krijgt een rol en vanuit die rol een opdracht. - Drama, drama lijkt op een rollenspel. Alleen bij drama krijgen de leerlingen een bepaald onderwerp aangereikt waar ze iets bij moeten spelen. Ze zeggen de tekst op en beelden tegelijkertijd uit. - Project, de leerlingen creren samen iets concreets of iets wat tastbaar is. - Interview, aan de hand van een bepaald onderwerp ondervragen leerlingen elkaar. - Het nemen van beslissing, een groepje leerlingen krijgen verschillende opties voor bijvoorbeeld een kerstproject. Samen moeten ze argumenten aandragen waarom ze voor iets zouden kiezen. - Het uitwisselen van een mening, een voorbeeld kan bijvoorbeeld een debat zijn. Er kan ook een item van het jeugdjournaal besproken worden. - Brainstormen, brainstormen staat voor het los laten van de gedachten. Brainstormen is een zeer geschikte werkvorm om ter voorbereiding op een opdracht te gebruiken. - Opdracht met een informatiekloof, om bij deze opdracht een bepaald doel te bereiken zijn de leerlingen genoodzaakt met elkaar te communiceren. Om de opdracht dus te kunnen voltooien heeft iedereen een bijdrage met aparte stukjes informatie bijvoorbeeld (Universiteit Amsterdam, 2012). Hieronder staat nog een laatste voorbeeld uitgewerkt, met name hoe het toe te passen is in een les rondom de zaakvakken. Bij de zaakvakken, natuur, aardrijkskunde en geschiedenis, kan het feitenspel goed ingezet worden. Het is ook mogelijk dit bij andere vakken te gebruiken maar het voorbeeld gaat van een zaakvak les uit. Neem bijvoorbeeld aardrijkskunde. Door middel van plaatjes, filmpjes of stellingen kunnen de kinderen het feitenspel gaan spelen. De inhoud van de feiten moeten te maken hebben met het desbetreffende onderwerp. De feiten moeten goed gekozen worden aangezien het prikkelend en

onverwacht moet zijn. Alle leerlingen zijn gezamenlijk bezig en dat zorgt voor een veilige sfeer. Het spel gaat als volgt: de leerkracht heeft aan de hand van filmpjes, fotos of informatie een aantal stellingen. Nadat de kinderen de informatie, filmpjes en/of fotos bekeken of gelezen hebben, wordt de kennis getest door middel van de stellingen. Denken de leerlingen dat de stelling waar is? Dan houden ze de groene kaart omhoog. Denken ze dat de stelling of het feit fout is, de rode kaart. Het antwoord wordt genoemd en degene die het fout hebben gaan zitten (Laaglandadvies, 2009).

4. Verschillende soorten interacties


4.1 interacties tussen kinderen De interacties tussen kinderen verschilt per leeftijd. De interacties tussen babys is heel anders dan tussen kinderen. Samenspel is de meest voorkomende interactie bij kinderen. Baby Bij een baby kun je interactie stimuleren door bijvoorbeeld de baby zo neer te leggen dat het contact kan leggen met anderen. Ook kan het heel makkelijk door de baby een rammelaar te geven of over en weer geluidjes te maken. Peuters Peuters zijn vooral bezig te leren door imitatiespel. Als peuters 2 jaar zijn en bepaalde kinderen goed kennen zijn ze in staat te begrijpen wat een ander kind wil. Het gedrag wordt op elkaar afgestemd en kunnen nog niet echt duidelijk verbale interacties met elkaar uitwisselen. Hoe ouder de peuters worden hoe meer de kinderen van het imitatiespel naar improviseren gaan. Kleuters Kleuters spelen doelgericht samen. Bij het doelgericht samen spelen speelt taal een grote rol. Kinderen corrigeren elkaars fouten, kunnen afspraken maken en overleggen meer. Om interactie te creren is spel een belangrijk gegeven. Door spel krijgen kleuters grip op de eigen beleving en omgeving. Door kinderen veel te laten herhalen kunnen ze vaardigheden optimaal oefenen. Tijdens het oefenen komen dan ook gebeurtenissen uit de werkelijkheid aan bod. Kleuters hebben vooral behoefte aan sensomotorisch of manipulatief spel. Sensomotorisch wil zeggen dat de kinderen oefenen met eigenschappen en kenmerken van voorwerpen. Manipulatief spel is spel waarbij er zelf richting aangegeven wordt. Spel bevorderd zelfstandigheid en zelfredzaamheid. Kinderen en tieners Kinderen en tieners hebben een vol programma. Er zijn veel standaard dingen die moeten en er blijft maar weinig tijd over voor tijd die zelf ingevuld kan worden. interacties tussen kinderen vraagt veel onderscheidingsvermogen van kinderen: wat is goed, wat is niet goed, waar is de grens, wat zijn de gevolgen. De begeleiding daarvan is dan ook gericht op het ontdekken van de eigen ik. Er worden sterke kanten van kinderen naar boven gehaald en zelfvertrouwen wordt opgekrikt. Bij kinderen op deze leeftijd spelen vriendschapsrelaties een belangrijke socialiserende rol. De kinderen leren omgaan met emoties, maar ook met frustraties en ruzie bijvoorbeeld (SAW Digitale Content, n.d.). 4.2 interacties vanuit de leerkracht Coperatief leren is een onderwijsmethode gebaseerd op samenwerken. Coperatief leren wil niet bereiken dat het kind zich ontwikkelt op eigen persoonlijkheid en kennis maar kennis maakt met anderen en ook de kwaliteiten van anderen. Kinderen moeten initiatieven nemen, hebben gedeeltelijke verantwoordelijkheid en moeten elkaar helpen problemen op te lossen. De interactie bij deze werkvorm zit hem bij de leerkracht in het hebben van: - Positieve wederzijdse afhankelijkheid. De leerkracht moet ervoor zorgen dat de taak zo complex mogelijk is, omdat de kinderen elkaar dan zeker nodig hebben om de opdracht succesvol te laten voltooien. - Individuele verantwoordelijkheid. De leerkracht moeten letten op het feit dat ieder kind zich evenveel in zet voor de opdracht. Er zijn altijd kinderen die meeliften en zelf niet veel uitvoeren. Dat is niet de bedoeling van deze werkvorm. - Directe interactie. De leerkracht moet productieve interactie stimuleren tussen de kinderen. Dit is van belang voor een goed leerproces binnen de groep.

Samenwerkingsvaardigheden. De leerkracht moet aandacht besteden aan de vaardigheid samenwerken. Niet voor elk kind is het duidelijk wat er in een groep van hem/haar verwacht wordt. Evaluatie van het groepsproces. De leerkracht moet zorgen dat er tijd en ruimte is om binnen de groep te kunnen evalueren. Kinderen moeten leren feedback op elkaar te geven en te praten over het verloop/proces van de opdracht (Johnson & Johnson, 1999).

4.3 interactie tussen leerling, leerkracht en digibord Een goed voorbeeld van interactie tussen de leerling, leerkracht en het digibord is: Er wordt een rekenles gegeven. Tijdens de rekenles wordt er gewerkt met verschillende niveaugroepen, waaronder een instructiegroep die voor verlengde instructie bij de meester/juf aan de instructietafel zitten. De leerkracht heeft zijn handen vol aan de instructiegroep, maar mag de betere en gemiddelde rekenaar niet vergeten. Om ervoor te zorgen dat leerlingen actief en zelf onderzoekend aan de slag gaan is het een oplossing om kinderen van de verlengde instructie een alternatieve verwerkingsmethode op het digibord ten opzichte van het leerboek aan te bieden. Deze manier van werken vervangt het geven van verlengde instructie aan de instructietafel. Doordat het digibord voor die kinderen ingezet kan worden, heeft de leerkracht de handen vrij om de andere leerlingen te begeleiden. De leerlingen aan het bord moeten in tegenstelling tot de normale verlengde instructie, zelf uitzoeken hoe en welke strategien er genomen moet worden om iets op te lossen. Daar zit de interactie tussen leerlingen en bord. De interactie met de leerkracht wordt zo beter verdeeld over de klas (Coetsier, Kok & Kral, 2009). 5. Betrokkenheid leerling Wanneer een leerkracht naast de technische vaardigheden, ook over de juiste inhoudelijke en didactische kennis beschikt, telt het digibord oneindig veel mogelijkheden. Verrassend lesmateriaal kan gebruikt worden om de motivatie van leerlingen positief te houden. Hierbij kan worden gedacht aan beeldmateriaal, taal- en rekenoefeningen of een computersoftware die aansluit bij methoden. Wat de betrokkenheid van de leerlingen bij een digibordles ontzettend vergroot is het zelf laten werken met het bord. Door kinderen zelf met het bord te leren omgaan, vergroot je de motivatie, waardoor dus ook de prestatie (Timpaan groep, n.d.). Het zijn de technische capaciteiten van het digibord die directe invloed uitoefent op de motivatie en betrokkenheid. Er wordt een actieve deelname gecreerd door leerlingen met het digibord te laten werken. Het is een multi-zintuiglijk, vooral visuele vorm van informatie verwerken (Kennisnet, n.d.).

You might also like