Stress Bij Java Apen

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 11

Stress bij Java-apen

Gemaakt door: A. Anocic (3802620) W.A.G. Beenker (3810763) Onderzoek gedaan in BPRC te Rijswijk naar het verband tussen de rang en selfdirectedbehaviour (ROZA groep)
28-03-2012

Samenvatting: In dit onderzoek hebben we onderzocht of de rang van Java apen invloed heeft op de stress gehaltes. Dit hebben we gedaan door onderzoek te kijken naar het aantal keer uitvoeren van selfdirectedbehaviours (SDB) en de rang van de Java apen. We hadden verwacht dat apen die lager in rang zijn, meer SDB vertonen en dus meer last hebben van stress. Onze resultaten lieten echter geen verband zien tussen de rang en het uitvoeren van SDB.

Inleiding: De Longtailmacaques (MacacaFascicularis), of ook wel Java apen, komen voornamelijk voor in en rond Zuidoost-Azi. De Java apen zijn erg sociale dieren en leven meestal in haremgroepen van 5 tot 60 apen, deze grote wordt bepaald door de hoeveelheid aanwezig voedsel en predators in de omgeving. Binnen in deze groep is er een lineair hirarchie, een rangorde onder de dieren waarbij er steeds een de baas is over een ander. 1 In een haremgroep van de Java apen zijn er meestal 2 tot 5 mannetjes aanwezig, een daar van is het alfa mannetje en de rest zijn meestal geboren jongen van de vrouwtjes. Deze verlaten de groep meestal pas rond een leeftijd van 5 jaar om een eigen groep te vinden. De gemiddelde tijd van een alfa mannetje in een groep is meestal zo'n 3 jaar, hierna wordt hij meestal door een ander mannetje, dat jonger en sterker is, weggejaagd of gedood. 1,2 De vrouwtjes blijven echter in de groep en worden ook meestal niet weggejaagd, daarom is er sprake van matrilineaire afstamming bij de Java apen. Dit houdt in dat de afstamming van apen wordt bepaald door de bloedlijn van de moeder, deze blijven namelijk allemaal bij elkaar in tegenstelling tot de mannetjes. Binnen in een groep zijn er meestal meerder stambomen of families aanwezig deze zijn meestal ook in rang verdeeld. De rang van een pasgeboren jong wordt ook bepaald door de rang van de familie en de moeder, hoe hoger de moeder in rang is hoe hoger het jong in rang zal zijn of komen. 1,2 Omdat er binnen deze groep een lineaire hirarchie plaatsvindt, zal er bijna altijd een aap de dupe zijn van een ander. Het voedsel zal bijvoorbeeld eerder naar of geist worden door een aap in hogere rang, ook zullen apen in hogere rang meer aandacht krijgen dan de lagere rangen. Zouden deze factoren in rang een effect hebben op het stressniveau van een aap? Een aap lager in rang zal voor mannetjes tot minder productiviteit van voortplanting leiden en bij vrouwtjes minder overlevingskans voor de jongen, dit zorgt al voor meer stress bij de apen. Ook zal er door dominantie over andere ervoor zorgen dat zij minder van hun ethological needs uit kunnen voeren. Hogere rang apen zullen na stress of verlies ook afreageren op lagere rang apen, dit zorgt voor meer stress op de lagere apen. 3 Wij verwachten dan ook dat de stress bij Java apen zal toenemen naar mate de rang afneemt. Hoewel het alfa mannetje hoogst in rang staat en de andere mannetjes lang niet onderaan ondervinden de mannetjes over het algemeen meer stress dan de vrouwtjes. De vrouwtjes krijgen meestal hun rang al vanaf hun geboorte zoals al eerder verteld, maar de mannetjes zullen hiervoor moeten strijden voor een goede sociale positie binnen in de groep. Het alfa mannetje krijgt ook meer te voortduren omdat hij over de groep moet waken en zijn positie moet behouden. Het 2e mannetje ondervindt minder stress omdat hij deze verantwoordelijkheden niet op zich draagt. 4

Om het stressniveau van een aap te kunnen bepalen puur door gedragingen moet er eerst worden gekeken welke gedragingen stress aanduiden. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat stress nauw samenhangt met de hoeveelheid SDB dat een dier vertoont.5 SDB staat voor Self Directed Behaviour en staat onder andere voor de gedragingen; zelfkrabben, zelfvlooien, gapen en schudden. Ook hebben een aantal gedragsstudies aangetoond dat zelfkrabben voorkomt in situaties waarbij het dier onder spanning, conflict of stress staat.6 Hieruit kunnen we concluderen dat stress gelijkstaat aan SDB, dus een toename van stress zal ook een toename van SDB betekenen. Om te onderzoeken of stress daadwerkelijk een verband met rang heeft gaan we kijken hoe vaak de Java apen binnen in de groep SDB vertonen. Dit doen we aan de hand van een groep van 17 Java apen in het apenonderzoekscentrum Rijswijk (Materiaal en methoden). De verwachting zal dan dus ook zijn dat een afname van rank zal samengaan met een toename van stress of ook wel een toename van aantal SDB verrichtingen. In het aankomend onderzoek gaan we bekijken of dit daadwerkelijk zo is.

Materialen en methoden: Voor het onderzoek hebben we het gedrag van langstaart makaken bestudeerd. Dit deden we bij het BPRC (Biomedical Primate Research Centre) te Rijswijk. Het BPRC is het grootste primatencentrum in Europa. Hier bevinden zich meer dan 1000 apen verspreid over een groot aantal verschillende kooien. We hebben de apen bestudeerd op 21- 03-2012 en 23-03-2012 van 10.00 uur tot 17.00 uur. In totaal werd het gedrag per aap 100 minuten bijgehouden. Deze twee dagen zijn apen van n familie bestudeerd die bij elkaar in een kooi zaten. De familie bestond uit 16 verschillende apen.Ook was er nog een alfamannetje in de kooi die niet behoorde tot dezelfde familie als de rest van de apen. In totaal zaten er dus 17 apen in de kooi. Telkens werd er voor 5 minuten een enkele aap gevolgd totdat iedere aap 20 keer was gevolgd voor 5 minuten. De kooi bestond uit verschillende compartimenten afgesloten door een hek met een luik erin waar de apen doorheen konden. In elk compartiment hingen verschillende balken en objecten op verschillende hoogtes waar de apen op konden zitten. De dagen dat we hadden bestudeerd was het zonnig weer en liep de temperatuur op tot 20C. We hebben gelet op puntgedragingen van de apen en op duurgedragingen.Onder de duurgedragingen vallen: Alleen zijn, samenzijn, vlooien uitdelen, vlooien ontvangen, zelfvlooien, buikzitten, solitair spel en sociaal spel. Voor ons onderzoek gebruikten we de volgende puntgedragingen: bloten tanden ontvangen en geven, open bek ontvangen en geven, lipsmakken, krabben/schudden en gapen. Als de aap die werd gevolg een puntgedraging uitvoerde dan werd er eenmaal geturfd. Daarnaast werd er geturfd als een aap begon met een duurgedraging en iedere 15 seconde dat hij dat volhield. De 15 seconden werden bijgehouden met een programma dat iedere 15 seconde een piep liet horen. Er werd gebruik gemaakt van een vooraf gemaakte tabel om in te turven. Na vijf minuten werd telkens weer een andere aap gevolgd. Uiteindelijk werd alles bij elkaar opgeteld en verwerkt in tabellen en grafieken. In de grafieken werd een trendlijn getrokken en uiteindelijk werd de correlatie berekend.

Resultaten: Verband tussen rang en alleen zijn Ten eerste keken we of er een verband was tussen de rang van de aap en het aantal keer dat de aap alleen was. De aap die het minst alleen is geweest is de alfavrouw. Deze aap staat tweede in rang en is 92 keer alleen geweest. Echter is de eerste in rang, de alfa man 260 keer alleen geweest, vaker dan de aap die het laagste in rang is (zie tabel 1). De aap die het laagste in rang staat, Minoa, is namelijk 257 keer alleen geweest. De aap die het vaakste alleen is geweest is Caya. Caya staat 15e in rang, van een rangorde van 17 apen, en is 305 keer alleen geweest. De andere apen verschillen in waardes tussen 92 en 305 keer alleen.Deze gegevens zijn verwerkt in een puntgrafiek, er is een trendlijn doorgetrokken en de correlatie is berekend (zie figuur 1).
Naam Ytsen Tamanduwa Annika Rijstevlaa Kraa Vivaa Polka Salsaa Plopsa Kosovo Suraya Cordoba Metallica Circa Caya Oh-Ja Minoa Rang 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 alleen zijn 260 92 141 137 141 208 242 218 280 199 254 110 206 167 305 159 257

Tabel 1: De rang van de apen en het aantal keer dat ze alleen zijn

Figuur 1: Het verband tussen de rang van de apen en het aantal keer dat de apen alleen zijn geweest

De correlatie tussen de rang en alleen

zijn is 0,31. Er is dus sprake van een matig positief verband. We hadden daarna nog een keer gekeken naar het verband tussen rang en alleen zijn zonder de mannetjes (Ytzen en Kosovo). Dat komt omdat het alfamannetje over het algemeen meer stress ondervindt (zie inleiding). Daarom verwachten we dat de resultaten zullen verschillen. Dit is inderdaad het geval (zie figuur 2). De correlatie is toegenomen naar 0,46. Er is dus nog steeds sprake van een matig positief verband.

Figuur 2: Het verband tussen de rang en het aantal keer dat de apen alleen waren, zonder de twee mannetjes

Verband tussen rang en het uitvoeren van SDB We hebben de selfdirectedbehaviours(SDB)apart bekeken en ook samengevoegd. Bij de SDB opgeteld zien we twee duidelijke uitschieters naar boven. Dit zijn Annika en Plopsa met 133 en 134. Annika heeft daarbij vooral een duidelijk hoog aantal keer van zelfvlooien en Plopsa heeft naast een hoog aantal keer zelfvlooien ook een hoog aantal keer krabben/schudden. Daarnaast is de aap die de minste SDB vertoond de alfavrouw. In totaal heeft ze maar 7 keer gedrag uitgevoerd dat valt onder SDB.Er is echter een enkel verband gevonden tussen een enkele SDB en de rang en geen verband tussen de SDB bij elkaar en de rang. Er is een matig negatief verband tussen gapen en de rang (-0,41). Zie figuur 3, 4, 5 en 6 en tabel 2.

Naam Rang Ytsen Tamanduwa Annika Rijstevlaa Kraa Vivaa Polka Salsaa Plopsa Kosovo Suraya Cordoba Metallica Circa Caya Oh-Ja Minoa

gapen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 24 0 1 0 0 5 0 4 0 0 7 2 0 0 0 0 0

krabben/schudden 17 4 12 19 33 13 21 18 44 16 30 21 28 17 7 6 28

zelfvlooien 16 3 120 5 22 27 24 11 90 24 43 19 66 0 9 27 16

SDB opgeteld 57 7 133 24 55 45 45 33 134 40 80 42 94 17 16 33 44

Tabel 2: De rang en het aantal keer dat de apen een SDB hebben uitgevoerd

Figuur 3: Verband tussen rang en het aantal keer dat de apen gapen

R= -0,41

Figuur 4: Verband tussen rang en het aantal keer uitvoeren van krabben/schudden

R= 0,10

Figuur 5: Verband tussen rang en het aantal keer zelfvlooien

R= -0,12

Figuur 6: Verband tussen rang en totaal SDB

R= -0,14 Er is echter geen enkel verband meer als we de mannetjes er opnieuw tussenuit halen. Het alfamannetje stak er namelijk ook duidelijk bovenuit met het aantal keer gapen. De correlatie zonder het alfamannetje en het andere mannetje bedraagt nog maar -0,09. Zie figuur 7

Figuur 7: verband tussen rang en gapen zonder de mannetjes

Bij de andere verbanden was er een minder groot verschil zonder de mannetjes meegerekend. Zie tabel 3

Correlatie tussen Rang en gapen Rang en krabben/schudden Rang en zelfvlooien Rang en totaal SDB

Met mannetjes -0,41 0,10 -0,12 -0,14

Zonder mannetjes -0,09 0,08 -0,19 -0,14

Tabel 3: Correlatieverschillen, met en zonder mannetjes

Verband tussen alleen zijn en SDB Ten slotte de resultaten van het verband tussen alleen zijn en het totaal van SDB. Hierbij valt het op dat Tamanduwa, de alfavrouw, niet vaak alleen is geweest en ook weinig SDB heeft vertoond. Maar Annika is ondanks dat ze erg veel SDB vertoonde, niet vaak alleen geweest. Het gemiddeld aantal keer alleen zijn is namelijk 198. Annika zit daar zelfs onder. Caya is daarnaast, met 305 keer, het vaakst alleen geweest maar heeft niet veel SDB vertoond. De correlatie is dan ook 0,22. Er is dus geen verband tussen alleen zijn en het uitvoeren van selfdirectedbehaviour. De resultaten van dit deel van het onderzoek staan in tabel 4 en figuur 8.
Naam alleen zijn Ytsen 260 Tamanduwa 92 Annika 141 Rijstevlaa 137 Kraa 141 Vivaa 208 Polka 242 Salsaa 218 Plopsa 280 Kosovo 199 Suraya 254 Cordoba 110 Metallica 206 Circa 167 Caya 305 Oh-Ja 159 Minoa 257 Totaal SDB 57 7 133 24 55 45 45 33 134 40 80 42 94 17 16 33 44

Tabel 4: aantal keer alleen zijn en het totaal van SDB

Figuur 8: Het verband tussen alleen zijn en het aantal keer dat SDB werd vertoond

Ook bij dit deel hebben we het gekeken of het verband veranderden als we de mannetjes niet meerekenden. De correlatie bleef echter 0,22. Er is dus nog steeds geen sprake van een verband tussen alleen zijn en het vertonen van selfdirectedbehaviour. Discussie en conclusie: We hebben onderzocht of er een verband is tussen de rang van de apen en het uitvoeren van SDB. We hadden verwacht dat het stressniveau, bij apen lager in rang, hoger zou zijn. Dit omdat de apen meer te voortduren krijgen omdat ze laag in rang zijn. Als de aap vaak SDB vertoond dan zal dat te maken hebben met een hoger stressniveau. Daarom verwachten we dat apen lager in rang meer SDB zal vertonen. Onze hypothese luidt dus: apen lager in rang vertonen meer SDB. Onze resultaten zijn niet in overeenstemming met onze hypothese. We hadden een positieve correlatie verwacht van het aantal SDB met rang. Uit eerder gelezen literatuur is er vernomen dat er normaal wel sprake is van een positieve correlatie5 De resultaten laten zien dat er geen verband is tussen de rang van de apen en het uitvoeren van selfdirectedbehaviour. Er was enkel een matig negatief verband tussen het aantal keer gapen en de rang. Dit kwam doordat de alfa man veel vaker had gegaapt dan de andere apen. Op het moment dat de alfa man niet bij de rest werd betrokken bij het berekenen van de correlatie was er dan ook geen verband meer zichtbaar. Voor de rest waren er geen verbanden meer zichtbaar tussen de rang en het uitvoeren van selfdirectedbehaviour. Dit gaat in tegen onze verwachting. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat het verschilt per individu en dat de rang er niets mee te maken heeft. Net als bij mensen heb je individuen die meer stressen en individuen die daar totaal geen last van hebben terwijl ze dezelfde taak moeten uitvoeren. Misschien is dit ook het geval bij apen en verklaart het waarom er geen verband is. Er was wel een matig positief verband tussen rang en alleen zijn. Apen die lager in rang stonden waren over het algemeen vaker alleen dan apen die hoog in rang staan. Dit suggereert dat apen die hoger in rang staan vaker worden omgeven door andere apen. Dit kan komen doordat apen die laag

in rang zijn bang zijn voor de andere apen en daarom liever alleen blijven zitten. Alleen zitten kan er misschien voor zorgen dat de apen de stress vermijden. Daarnaast werd de correlatie nog iets hoger toen we wederom de alfa man niet meerekenden. Dat kan komen doordat de alfa man veel stress ondervindt en daarom ook soms liever alleen is om de stress te mijden. Echter blijft de discussie of we kunnen stellen dat alleen zijn te maken heeft met stress vermijden, dus dat dieren die meer stress ondervinden vaker alleen zijn. Volgens onze resultaten kun je dat namelijk niet veronderstellen. We hebben namelijk geen verband gevonden tussen het alleen zijn en het totaal aantal SDB van de apen. De correlatie was daarvoor namelijk te laag. Een nieuwe hypothese zou kunnen zijn of alleen zitten stress vermijdend is. Dat kun je namelijk niet alleen verklaren met een verband tussen SDB en alleen zijn. Het bekijken naar de cortisolgehaltes en andere stresshormonen zou een oplossing kunnen zijn om dit te onderzoeken. Er zijn jammer genoeg nog een boel factoren die invloed gehad kunnen hebben op onze resultaten. Zo hebben we maar 100 minuten gehad om iedere aap te observeren. Beide keren waren de omstandigheden ongeveer hetzelfde, zo was het beide dagen zonnig en ongeveer 20C. Dat kan invloed gehad hebben op de resultaten. Daarnaast werkten we in koppels om alle apen te bestuderen. Iedere koppel bestudeerde 4 of 5 apen. Maar omdat mensen toch vaak op net iets andere dingen letten kan dat ook invloed hebben gehad. Zo zie je dat sommige apen op bepaalde gebieden erg hoog scoren. Het kan zijn dat een koppel veel meer op gapen hadden gelet dan iemand anders. Ook waren de apen vaak niet goed zichtbaar of keken we naar de rug. Op zulke momenten kun je veel gedragingen niet waarnemen. Je kunt bijvoorbeeld niet zien of de aap aan het gapen is, krabben of zelfvlooien. Ten slotte was het voor iedereen de eerste keer dat ze een gedragsonderzoek hadden gedaan bij apen. Er werd dus onderzoek gedaan met onervaren mensen die ook moeite hadden om de aap te herkennen. Het kan dus ook zijn voorgekomen dat het gedrag van apen soms is gemist omdat de iemand de aap uit het oog verloor of per ongeluk de verkeerde aap volgde. Om zeker te zijn van onze resultaten zou het dus het beste zijn als we de proef opnieuw zouden uitvoeren. Bij het opnieuw uitvoeren van de proef zouden we meerdere dagen en langer naar de apen moeten kijken. Daarnaast zouden we beter getraind moeten zijn in het observeren van apen. Ook een verrekijker zal het probleem dat de apen niet goed zichtbaar zijn kunnen verkleinen zodat als we de proef zouden doen resultaten krijgen die betrouwbaarder zijn.

Literatuurlijst

1. Bonadio, C. 2000. "Macacafascicularis" (On-line), Animal Diversity Web. AccessedMarch 10, 2006 2. http://en.wikipedia.org/wiki/Crab-eating_macaque 3. Blokboek 4.Shaw K. Alpha males get the ladies, extra helping of stress, Science (2011) 5. Reamer L., Tooze Z. Coulson C., Semple S., Correlates of self-directed and stereotypic behaviours in captive red-capped mangabeys (Cercocebustorquatustorquatus), Applied Animal Behaviour Sciece 124 (2010) 6. Trois A., Schino G., DAntoni M., Pandolfia N., Aureli F., Frencesca R., Scratching as a Behavioral Index of Anxiety in Macaque Mothers, Behavioral and neural biology 56 (1991)

You might also like