Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 56

Universiteit Antwerpen Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen Academiejaar 2012 - 2013

MASTERPROEF

BURGERS IN HET NIEUWS


STUDIE NAAR DE AANWEZIGHEID VAN USER-GENERATED CONTENT IN DE NIEUWSBERICHTGEVING

Tom Van Laer Master in de communicatiewetenschappen - Strategische communicatie

Promotor: Prof. Dr. S. Paulussen Medebeoordelaar: Prof. Dr. A. Dhoest

Abstract
Het laatste decennia is er heel wat veranderd op vlak van technologie en communicatie. Deze snelle evolutie maakt het in principe voor eenieder mogelijk om gebeurtenissen moeiteloos op beeld vast te leggen, te bediscussiren, en deze representaties de wereld rond te sturen. Met deze masterproef wordt nagegaan in hoeverre deze ontwikkeling een effect heeft op de alledaagse berichtgeving van de Vlaamse nieuwsorganisaties. Tijdens belangrijke nieuwsfeiten als rampen, conflicten en ceremonies lijkt het gebruik van user-generated content in de nieuwsberichtgeving toe te nemen, maar geldt dit ook in andere situaties? Oftewel, vergroot de inbreng van burgerbronnen in de gehele nieuwsuitzending, ook in omstandigheden wanneer er een ruim aanbod aan informatie voorhanden is. Om dit te onderzoeken werden de nieuwsuitzendingen van En en VTM gedurende twee geconstrueerde weken in 2008 en in 2011, op een kwantitatieve wijze, bestudeerd. Uit de analyse kon vastgesteld worden dat het gebruik van user-generated content door journalisten zeer laag lag. Daarenboven werden deze technologische burgerbronnen het vaakst aangewend in combinatie met elitebronnen. Dit bevestigt het feit dat journalisten, als gatekeepers, de ingewortelde routines, in verband met objectiviteit en de hirarchie van bronnen, nog steeds hoog in het vaandel dragen. In overeenstemming met de in 1967 gevormde theorie van Becker, kan geconcludeerd worden dat user-generated content als inferieur wordt beschouwd aan informatie van elitebronnen. Derhalve lijkt er dus weinig veranderd in het journalistieke nieuwslandschap van de 21ste eeuw.

Sleutelwoorden:

kwantitatieve

inhoudsanalyse,

user-generated

content,

UGC,

televisienieuws, gatekeepingproces, theory of source credibility, sociale media Word count:

Dankwoord
Het schrijven van deze masterproef was een leerrijke opgave en zou niet mogelijk geweest zijn zonder de hulp van een aantal personen. Eerst en vooral zou ik graag mijn promotor prof. dr. Paulussen willen bedanken. Gedurende het hele schooljaar stond hij mij met raad en daad bij; vooral op de momenten waarop het onderzoek vast leek te lopen. Voorts zou ik ook mijn dankbaarheid willen uitdrukken aan Julie De Smedt, onderzoeksmedewerker bij het ENA en tevens mijn contactpersoon. Ze was steeds bereid om mij te helpen wanneer ik met vragen zat omtrent de dataverzameling en de analyse ervan. Een aantal mensen verdienen nog een speciale vermelding omdat ze mij gedurende de hele periode onvoorwaardelijk gesteund hebben. Niet in het minst mijn ouders. Zij hebben mij alle kansen gegeven, en zijn steeds in mij blijven geloven. Verder verdienen nog enkele goede vrienden een klein dankwoordje. Bedankt Vitaly, Karlien, Thomas en Saartje voor de welkome afwisselingen, maar bovenal voor het feit dat jullie tot vervelens toe bereid waren om te luisteren naar mijn verzuchtingen gedurende het schrijven van dit werk. Tenslotte wil ik nog een woordje van dank richten aan Els Smets voor het nalezen en corrigeren van deze masterproef.

Inhoudsopgave
ABSTRACT .............................................................................................................................. 2 DANKWOORD ........................................................................................................................ 3 1. 2. INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING .................................................................... 5 THEORETISCHE ACHTERGROND ........................................................................... 7 2.1. 2.2. DE ROL VAN DE GATEKEEPER EN DE DAARBIJ HORENDE NIEUWSROUTINES................... 7 DE INVLOED VAN HET GATEKEEPINGPROCES OP HET BRONNENGEBRUIK VAN JOURNALISTEN ......................................................................................................................... 7 2.2.1. Nieuwswaarden en selectieprocedures ..................................................................... 8 2.2.2. De hirarchie van bronnen ....................................................................................... 8 2.3. JOURNALISTEN EN HUN ROL ALS GATEKEEPER EN AGENDASETTER IN DE 21STE EEUW 10 2.4. PARTICIPATIEVE JOURNALISTIEK ................................................................................ 12 2.5. USER GENERATED CONTENT ....................................................................................... 13 2.5.1. User-generated content als nieuwsbron ............................................................. 14 3. EMPIRISCH ONDERZOEK ........................................................................................ 17 3.1. ONDERZOEKSOPZET .................................................................................................... 17 3.2. ONDERZOEKSVRAGEN ................................................................................................ 17 3.3. HYPOTHESEN .............................................................................................................. 19 3.4. METHODOLOGIE ......................................................................................................... 21 3.4.1. Keuze van de onderzoeksmethode ...................................................................... 21 3.4.2. Steekproef: data nieuwsuitzendingen ................................................................. 22 3.4.3. Codeboek ............................................................................................................ 23 3.5. ANALYSE EN ONDERZOEKSRESULTATEN..................................................................... 27 3.5.1. Analytische strategie .......................................................................................... 27 3.5.2. Kwantitatieve analyse ........................................................................................ 28 4. 5. DISCUSSIE ..................................................................................................................... 35 CONCLUSIE EN TEKORTKOMINGEN ................................................................... 38

BIBLIOGRAFIE .................................................................................................................... 40

1. Inleiding en probleemstelling
Vandaag de dag hebben burgers een arsenaal aan toepassingen en mogelijkheden om zich tot over de grenzen heen te verenigen in (veranderlijke) virtuele gemeenschappen via sociale media als Facebook, Twitter of YouTube. Deze informatiekanalen stellen burgers in staat om op een razendsnelle en eenvoudige manier allerlei zaken mee te delen, te bekritiseren en uit te wisselen (Gillmor, 2006, Hermes, 2006, Ithier, 2012). Bovendien zijn burgers sinds de komst van het participatieve Web 2.0, en zeker sinds de komst van de sociale netwerksites die daar een gevolg van zijn, meer genteresseerd geraakt in elkaars leven (Zajicek, 2007). Dit alles impliceert dat journalisten hun monopolie op het maken en verspreiden van het nieuws al een tijdje zijn verloren (Gillmor, 2006 & Nip, 2006, Singer, 2010). Zowel redacties als individuele journalisten worden dan ook gedwongen om met deze evolutie rekening te houden. Sinds de Irakoorlog die van start ging in 2003 en de zware vloedgolf die Zuid-Oost-Azi trof in 2004, lijkt het gebruik van user-generated content in de nieuwsberichtgeving alleen maar toe te nemen. Bekende actuele voorbeelden hiervan zijn de beelden die verspreid werden na het drama op de festivalweide van Pukkelpop 2011 en beelden van de opeenvolging van de opstanden en revoluties in de Arabische Wereld. Opvallend is wel dat dit voorbeelden zijn van situaties waarin de media geen of moeilijke toegang hebben tot andere bronnen. Je kan je dan afvragen of nieuwsredacties deze informatie enkel en alleen gebruiken uit noodzaak omdat ze het publiek snel in kennis moeten stellen en hiervoor geen andere of slechts beperkte informatiebronnen voorhanden hebben; of worden deze bronnen ook aangewend bij de alledaagse routine-berichtgeving? Dit zou dan betekenen dat burgers toch een zekere invloed uitoefenen op de inhoud van de berichtgeving. Onderstaande citaten uit artikels die reeds in 2006 in De Standaard verschenen tonen de beginfase, het belang en de kracht van de hierboven beschreven trend aan. Daarnaast bevestigen ze de maatschappelijke relevantie van dit onderzoek. In het eerste artikel vermeldde Deckmyn (De Standaard, 2006, para. 3) dat een blog mainstream format is geworden, naast het nieuwsverhaal, het achtergrondverhaal, het human interestverhaal en de column. Een tweede artikel geschreven door Dbj (De Standaard, 2006, para. 7) voegde hieraan toe dat burgerjournalistiek zich niet enkel tot weblogs beperkt. Tijdens de tsunami die Zuid-Oost-Azi in 2004 teisterde, gebruikten journalisten de eerste uren enkel foto's en video's die gemaakt werden door ooggetuigen. Ook de
5

bomaanslagen in de Londense metro toonden de meerwaarde van deze ooggetuigenverslagen aan. Het gebruik van user-generated content in de berichtgeving is, zoals aangetoond, een relatief nieuw fenomeen en zal naar grote waarschijnlijkheid verder toenemen. Het feit dat er nog maar weinig onderzoek naar gevoerd is, maakt dit onderwerp zeker wetenschappelijk relevant. Het Elektronisch Nieuwsarchief (ENA) onderzocht tussen 2003 en 2011 hoe vaak gewone burgers inspraak kregen in bepaalde facetten van nieuwsberichten op de Vlaamse televisie, maar kon geen nduidige stijgende trend vaststellen met betrekking tot voxpops en ooggetuigen in de journaals van n en VTM. Dit zou mogelijks te wijten kunnen zijn aan twee oorzaken. Zo werd er geen rekening gehouden met het gebruik van user-generated content. Bovendien kwam hun onderzoek misschien iets te vroeg om het mogelijke bestaan van deze recente trend in de berichtgeving op te sporen. Een extra onderzoek is zodoende zeker nuttig en zou naast een aanvulling op het codeboek van het ENA, de leemte omtrent deze specifieke vorm van burgercontent kunnen opvullen. Dit onderzoek werd uitgevoerd op basis van een analyse van twee keer twee geconstrueerde weken, eenmaal in 2008 en eenmaal in 2011. Op deze welbepaalde data werden steeds zowel de journaals van En, als van VTM bekeken. Dit leverde in totaal 1147 items op uit 55 journaals. In wat volgt zal aan de hand van wetenschappelijke literatuur dieper ingegaan worden op het gatekeepingproces en zullen de verschillende mediastructuren en routines die aan de basis liggen van de organisaties, en al sinds de beginperiode grotendeels de nieuwsinhoud bepalen, gedetailleerd besproken worden. Daarna ligt de focus op de veranderende journalistieke omgeving van de 21 eeuw. Er zal tevens gekeken worden hoe journalisten omgaan met deze nieuwe uitdagingen en mogelijkheden. Tenslotte wordt er stilgestaan bij de vraag of journalisten regelmatig burgercontent aanwenden bij de nieuwsgaring en of dit tot effect heeft dat burgers vaker expliciet aan het woord komen in het nieuws. Uiteindelijk zal er een empirisch onderzoek volgen op basis van een kwantitatieve inhoudsanalyse naar de aanwezigheid van user-generated content in de Vlaamse televisieberichtgeving. De resultaten van het ENA - uit diezelfde periode - zullen gedeeltelijk in de uiteindelijke analyse opgenomen worden. Alvorens wordt overgegaan tot de bevindingen van dit onderzoek zal eerst nog stilgestaan worden bij de hypothesen die voortvloeien uit de literatuur en zal naast een concrete toelichting van de methodologie ook nog een uitleg volgen over de totstandkoming van de dataverzameling. Tenslotte wordt dit onderzoek afgesloten met een discussie en een conclusie van de resultaten.
6

2. Theoretische achtergrond
Vooraleerst is het belangrijk om kennis te nemen van het gatekeepingproces. Wat houdt dit juist in en op welke manier heeft het zijn weerslag op mediaorganisaties, journalisten en bronnen? De gatekeeping-theorie zal de lezer beter doen begrijpen waarom en wanneer er (juist geen) gebruik gemaakt wordt van burgercontent. 2.1. De rol van de gatekeeper en de daarbij horende nieuwsroutines Gatekeepers zijn personen die zich op verscheidene plaatsen binnen het communicatieproces bevinden. Ze beoordelen, selecteren en controleren de toestroom van informatie en beslissen op die manier over de nieuwswaardigheid van bepaalde berichten (Shoemaker & Reese, 1996). Door de enorme beschikbaarheid aan potentile nieuwsbronnen en nieuwsberichten zijn gatekeepers genoodzaakt om die keuzes te maken. Een mediaorganisatie kan door het gebrek aan middelen onmogelijk al het binnengekregen materiaal verwerken (Shoemaker & Reese, 1996). Om de consument toch op een zo efficint mogelijke manier een aanvaardbaar product aan te bieden, zijn er op diverse niveaus van de organisatie routines ingebouwd (Shoemaker & Reese, 1996). In het geval van de nieuwsberichtgeving fungeren zij als het ware als filters. Deze nieuwsroutines moeten volgens Shoemaker & Reese opgevat worden als gestandaardiseerde werkwijzen of gewoonten die mediawerkers ondersteuning bieden bij de uitoefening van hun job (1996). 2.2. De invloed van het gatekeepingproces op het bronnengebruik van journalisten Mediaorganisaties gebruiken die vaste genstitutionaliseerde patronen en routines om de controle te behouden over de nieuwsstroom. Het zijn, zoals hierboven aangegeven, instrumenten die hen een houvast bieden bij de verzameling en verwerking van het nieuws (Shoemaker & Reese, 1996). Ze hangen ook samen met het commercile aspect van de organisatie. Zo worden nieuwsorganisaties al vanaf de jaren 80 gekenmerkt door standaardisering en tabloidisering van de nieuwsproductie. (Van Leuven & Raeymaeckers, 2012). Mediaorganisaties hebben maar een bepaalde tijd, ruimte en budget ter beschikking, wat zijn weerslag heeft op zowel de selectie, de nieuwsinhoud, als op de individuele journalist die hieraan gebonden is (Shoemaker & Reese, 1996). Een goed voorbeeld van een routine op organisationeel niveau is de pack mentality die beschreven wordt in Shoemaker & Reese (1996). Deze mentaliteit doelt op een soort cohesie die bestaat tussen journalisten van dezelfde en zelfs van verschillende redacties. Ze delen gelijkaardige visies en ideen over hoe een nieuwsproduct er moet uitzien en hebben (onbewust) de drang om bepaalde zaken van
7

elkaar en uit het verleden te imiteren. Dit groepsgevoel geeft de individuele journalist een soort bevestiging en zo ook een gevoel van zelfzekerheid (Sigal, 1979). Ook Davies (2008) deed hieromtrent onderzoek in Groot-Brittanni en stelde vast dat verschillende mediaorganisaties, die vaak abonnee zijn bij dezelfde persagentschappen, regelmatig berichten van deze agentschappen integraal overnemen. Dit wil niet zeggen dat mediaorganisaties geen beroep doen op exclusiviteit. Wanneer een journalist in het bezit is van een belangrijke primeur zal men dit nieuws vaak verborgen proberen te houden (Shoemaker & Reese, 1996). 2.2.1. Nieuwswaarden en selectieprocedures Om op een adequate wijze te beoordelen of een product een zekere nieuwswaarde bezit en dus relevant is voor het publiek gaan gatekeepers het product -al dan niet bewust- verbinden met een aantal kwalificaties (Shoemaker & Reese, 1996). Servaes en Tonnaer (1992) stellen dat de beslissing over de nieuwswaardigheid afhangt van twee elementen, namelijk de impact van de gebeurtenis en hoe recent het gebeurde plaatsvond. Zo zullen recente gebeurtenissen die dichtbij plaatsvinden en binnen het interessedomein van het grote publiek vallen meer nieuwswaarde bezitten dan berichten die niet (of in mindere mate) aan deze eigenschappen voldoen. Naast de nieuwswaarderoutine die werkt als selectiemechanisme, zijn er in een mediaorganisatie volgens Shoemaker & Reese ook defensieve routines ingebouwd (1996). Deze routines moeten de individuele journalisten en de nieuwsorganisatie in hun geheel niet alleen behoeden tegen aanvallen en kritiek van het publiek, maar moeten er ook voor zorgen dat men met het nieuwsproduct een zo breed mogelijk publiek - met verschillende politieke en ideologische achtergronden - kan bereiken. Van journalisten wordt zodoende verwacht dat ze hun nuchtere kijk op de situatie behouden en enkel over de feiten berichten (Gans, 1979). Objectieve verslaggeving is in deze context de belangrijkste journalistieke norm (Shoemaker & Reese, 1996). Daarbij speelt hoor en wederhoor eveneens een belangrijke rol (Gans, 1979). Toch blijkt het objectiviteitsideaal niet volledig haalbaar. Simpelweg het selecteren van bepaalde bronnen en berichten is al een subjectieve bezigheid (Shoemaker & Reese, 1996). 2.2.2. De hirarchie van bronnen Mediaorganisaties zijn voor een groot deel voor hun informatie afhankelijk van externen zoals persagentschappen, organisaties en de overheid. Ook deze externe bronnen voeren routines
8

voor de mediaorganisatie aan (Shoemaker & Reese, 1996). Sigal (1979) onderscheidt verschillende kanalen om nieuws te verzamelen, met name routinekanalen, informele kanalen en ondernemingskanalen. Onder routinekanalen moet men officile procedures,

persconferenties en persberichten verstaan. Informele kanalen zijn onder andere lekken en berichten van andere nieuwsorganisaties. Tenslotte horen interviews op initiatief van de verslaggever, zijn eigen conclusies, onafhankelijke onderzoeken voor de organisatie en gebeurtenissen waarvan de reporter getuige is tot de ondernemingskanalen. Uit het onderzoek van Sigal (1973) bleek dat nieuwsorganisaties hun informatie vooral van de routinekanalen haalden. Deze vaststelling lijkt nu nog steeds geldig en sluit grotendeels aan bij de hiervoor reeds aangehaalde studie van Davies (2008). Daarnaast gaan journalisten, wanneer ze moeten berichten over bepaalde gebeurtenissen, vaak te rade bij een autoritaire bron (Shoemaker & Reese, 1996). Deze experts, die een grote deskundigheid bezitten op het vlak van hun specifieke kennisdomein, plaatsen dan de gebeurtenis in zijn juiste context en geven er een zeer nauwkeurige en verstaanbare uitleg aan. Toch zal de keuze van de expert een sterke invloed hebben op de manier waarop het nieuws vorm krijgt, zeggen Shoemaker & Reese (1996). Bovendien is het steeds hetzelfde beperkte homogene elitegroepje van experts dat steevast aan het woord wordt gelaten, wat de objectiviteit niet ten goede komt. Men weet wat zij zullen zeggen en op deze manier verhindert men dat de bestaande sociale orde in vraag wordt gesteld (Sigal, 1973; Soley, 1992). Ook Reich stelde vast dat journalisten vaak opnieuw te rade gaan bij dezelfde bronnen wanneer deze hun authenticiteit in het verleden bewezen hebben. (2011). Informatie van nieuwe of onbekende bronnen zal extra gecontroleerd worden. Bovendien zullen journalisten in dit laatste geval sneller op zoek gaan naar andere, meer vertrouwde bronnen die het bericht bevestigen. Daarenboven zullen ze volgens Reich (2011) vaak een zekere distantie inbouwen ten opzichte van hetgeen ze schrijven om hun persoonlijke verantwoordelijkheid gedeeltelijk te omzeilen. Een onderzoek van Sorley (1998) naar de Amerikaanse beurscrash in 1987 bevestigt dit. De media ontkrachtten in de nieuwsberichtgeving de macht van non-institutionele beleggers (de gewone burger). Hun incompetentie en terughoudendheid werd in de verf gezet. Terwijl kwaliteitskranten zoals de Wall Street Journal of de New York Times deskundigen aan het woord lieten en berichtte over de financile expertise die de elite bezat, en zo de bestaande sociale orde herbevestigde. Daarnaast werden andere landen afgeschreven als de verantwoordelijken voor de crash; dit om het binnenlandse beleid en de financile elite uit de
9

wind te zetten. Bovendien kenden de meeste mensen ook gewoon zeer weinig van het financile nieuws en waren ze gedoemd om hun mening af te stemmen op wat ze hoorden en om hun vertrouwen te leggen in experts. Mensen houden wat experts zeggen voor waar, gewoon omdat het experts zijn (Sorley, 1998). Ook vanuit de social hierarchy of credibility theory van Becker (1967), die recent door Allan (2010) weer aangehaald werd, vloeit een gelijkaardig verhaal voort. Hij stelt in deze theorie dat er in een hirarchisch opgebouwde maatschappij van uit wordt gegaan dat personen die een hogere rang of status bezitten, ook over meer (toegang tot) accurate kennis beschikken wat betreft de werking van de gehele samenleving. Ze worden bijgevolg door anderen, ook door journalisten, als een geloofwaardigere bron ingeschat, terwijl personen met een lagere status een inconsistent en onvolledig beeld van de werkelijkheid zouden hebben (Becker, 1967). Dit blijkt een mogelijke verklaring te zijn waarom nieuwsorganisaties het gebruik van burgerbronnen proberen te vermijden. Nochtans zegt Becker (1967) dat het net de hoger geplaatste personen - met een zekere verantwoordelijkheid - zijn die vaker incomplete of vertekende beelden van situaties schetsen. Deze leugens en halve waarheden worden aangewend om bepaalde zaken te verdoezelen en een opspraak te vermijden. Becker geeft verder ook aan dat we deze theorie niet in vraag (durven) stellen omdat deze onderdeel uitmaakt van de gevestigde orde in de samenleving. Toch kan men wel proberen te streven naar een meer uitgebalanceerde visie door verschillende kanten van dezelfde medaille te belichten (1967).

Door het almaar populairder worden van sociale media en de ettelijke mogelijkheden waarmee gewone burgers razendsnel content kunnen aanmaken en verspreiden, ligt het in de lijn der verwachting dat de individuele burger meer zal worden aangewend als nieuwsbron in mainstream media. Als dit zo zou zijn, impliceert dit meteen ook dat de elite in de vernieuwde journalistieke omgeving een stukje van zijn macht zal verliezen. In wat volgt zal dieper ingegaan worden op het feit dat journalisten en mediaorganisaties zich niet steeds kunnen blijven vastklampen aan de diepgewortelde institutionele procedures, maar dat een aanpassing van het journalistieke proces noodzakelijk blijkt. 2.3. Journalisten en hun rol als gatekeeper en agendasetter in de 21ste eeuw Het is van groot belang om na te gaan in welke mate journalisten sinds de komst van het internet nog in staat zijn om hun gatekeeperrol te vervullen en het selectieproces te controleren. Wordt het merendeel van de informatie nog steeds benvloed door de ingebakken journalistieke praktijken, of lukt het de internetgeneratie om deze impasse te doorbreken?
10

Journalist zijn in de twintigste eeuw betekende dat je behoorde tot een selecte groep van mensen die verbonden waren met elkaar door middel van bepaalde organisatorische en professionele structuren (Zelizer, zoals geciteerd in Heinrich, 2012) Deze beroepsgroep bestond volgens Zelizer uit bekwame en geschoolde personen die opereerden binnen een semi-gesloten productiesfeer, van waaruit zij een soort privilege hadden om het nieuws te maken en te verspreiden. Tijdens het laatste decennium is er in onze netwerksamenleving heel wat veranderd door de opkomst van verschillende nieuwe communicatiesystemen (Castells, 2000). Dit brengt volgens Castells (2000) met zich mee dat mediaorganisaties en journalisten genoodzaakt zijn te opereren in een open informatiesamenleving waarin ze de controle over de nieuwsstroom zijn verloren (Rosen zoals beschreven in Heinrich, 2012; en Gillmor, 2006). Voor vele nieuwsmakers, die hun geld verdienen met nieuws produceren, werkte dit besef zeer beangstigend (Heinrich, 2012). Dat mediaorganisaties geen monopolie meer hebben over het nieuwsproces impliceert dat ze rekening zullen moeten houden met andere spelers, namelijk het publiek (Gillmor, 2006 & Nip, 2006). De voorheen passieve consumenten zijn prosumers geworden die heel actief participeren op het web via allerlei social media kanalen. De voorheen duidelijke afbakening tussen producent en consument is bijgevolg verdwenen (Bruns, 2005). Journalistieke organisaties functioneren nu slechts als een stem tussen de ontelbare informatieaanbieders (Rosen (2006) zoals geciteerd in Heinrich, 2012) . Uit een onderzoek van Singer (2010) met betrekking tot de rol van de journalist in een onbegrensde online omgeving blijkt dat journalisten niet tegen het gebruik van user-generated content zijn. Al kunnen en mogen deze inhouden aangeleverd door burgers, de berichten geproduceerd door beroepsjournalisten nooit volledig vervangen en moeten ze louter dienst doen als aanvulling op de officile berichtgeving (Singer, 2010). Journalisten en mediaorganisaties blijken zich volgens Singer (2010) vooral grote zorgen te maken omtrent de verminderde kwaliteit en objectiviteit die deze ontwikkeling met zich meebrengt. Om dit te verhinderen zullen ze zich zoveel mogelijk blijven vastklampen aan de genstitutionaliseerde routines en praktijken, om op die manier een zekere controle over de nieuwsstroom te (proberen te) behouden. Al blijkt dit niet evident, want de gates vervagen en de nieuwsstroom lijkt oneindig groot te worden. Dit brengt met zich mee dat journalisten onvermijdelijk meer en meer beroep zullen moeten doen op burgers (Singer, 2010). Anderzijds wordt er wel benadrukt dat deze burgers, ondanks het feit dat zij nu eenvoudig zaken kunnen publiceren, nog geen journalisten genoemd mogen worden omdat zij niet toegedaan zijn aan de gebruikelijke procedures en standaarden (Kovach & Rosenstiel, 2001).
11

Waldman, directeur van de Guardian Newspaper, stelde in 2005 naar aanleiding van de tsunami in 2004 (in de Indische Oceaan) dat er een groot verschil bestaat tussen het lezen van honderden verhalen op blogs en social media, en het begrijpen en in zijn juiste context plaatsen van het hele verhaal (p. 78). Dit toont aan dat er hier nog een belangrijke gatekeeperrol is weggelegd voor de moderne (participatieve) journalist. Deze zal wel meer dan ooit beroep moeten doen op selectie- en factchecking procedures, om zo een objectieve en volledige versie van de feiten de wereld in te sturen (Waldman, 2005). Daartegenover geeft Bruno (2011) aan dat burgercontent (op sociale media) tijdens rampen en oorlogen soms rijkere informatie kan bevatten dan diegene die in het bezit is van mediaorganisaties. In die gevallen wordt user-generated content wel positief onthaald en is het een verrijking voor de samenleving (Bruno, 2011). Algemeen kunnen we volgens Paulussen en Ugille stellen dat de evolutie richting participatieve journalistiek zich zeker verder zal zetten, al belooft het wel nog een proces van lange adem te worden (2008). 2.4. Participatieve journalistiek Nip (2006) onderscheidt 5 modellen met betrekking tot de evolutie naar een participatieve vorm van journalistiek, gaande van traditionele journalistiek tot burgerjournalistiek. Deze laatste fase moet niet genterpreteerd worden als de te bereiken eindfase. Nieuws brengen zonder enige inbreng van geschoolde, objectieve en neutrale beroepsjournalisten is, zoals hierboven reeds aangetoond, ethisch gezien niet verantwoord (Gillmor, 2006; Nip, 2006, De Dobbelaer, 2012). Journalisten zullen dus onvermijdelijk in een netwerksamenleving moeten leren werken, dit wil zeggen: via verschillende kanalen in interactie treden met het publiek (Heinrich, 2012). Deze aanpassing kunnen mediabedrijven niet zomaar uitvoeren, volgens Heinrich, en moet worden gezien als een project op lange termijn waarbij een structurele reorganiatie genoodzaakt is (2012). Interageren met burgers is meer dan alleen het inbouwen van een reactiemogelijkheid bij een online nieuwsbericht. Het vereist van mediaorganisaties dat ze actief gaan participeren op sociale netwerksites. Hiermee wordt bedoeld: in dialoog treden met burgers en organisaties om op die manier allerlei zaken uit te wisselen. Informatie die dan eventueel dienst kan doen als nieuwsbron. Heinrich (2012) benadrukt nog dat deze nieuwe opportuniteit niet louter aangewend mag worden door nieuwsorganisaties om hun eigen content via een andere weg te verspreiden.

Niet enkel technologische innovaties lagen aan de grondslag van de burgerparticipatie in de nieuwsberichtgeving (Gillmor, 2006; Castells, 2000). Ook op commercieel en sociaal12

cultureel vlak is er heel wat veranderd in de samenleving en het medialandschap in het bijzonder (Gillmor, 2006; Heinrich, 2012)). Heinrich bewijst met enkele voorbeelden dat digitalisering en globalisering hand in hand gaan (2012). Zo kunnen gebeurtenissen die aan de andere kant van de wereld plaatsvinden eenvoudig gevolgd en becommentarieerd worden. Bovendien kunnen ze ook in andere landen navolging krijgen, aldus Heinrich (2012). De oorlog in het Midden-Oosten lijkt slechts n muisklik van ons verwijderd, het huwelijk van Prins William en Kate werd door miljoenen mensen gevolgd op televisie en druk besproken op sociaalnetwerksites en naar aanleiding van de nucleaire ramp in Japan kwamen in Duitsland protestmarsen op gang die dan weer het gevolg waren van oproepen via diezelfde social network sites Dit alles toont aan dat de diversificatie en de decentralisatie van de informatiestroom zich almaar verderzet (Heinrich, 2012). Voorts zou deze vernieuwde vorm van journalistiek een zekere vorm van kostenbesparing en competitie in de hand werken (Vujnovic et al., 2009). 2.5. User generated content De term user-generated content, die sinds 2005 sterk aan bekendheid heeft gewonnen, komt voort uit de nieuwe mogelijkheden die het internet is gaan bieden. Kaplan & Haenlein beschouwen het als: the sum of all ways in which people make use of Social Media (2009, p. 61). Deze definitie is niet allesomvattend en daarom beschrijven Kaplan & Haenlein dit in de ruime zin van het woord nog als: alle media-inhouden die door een gebruiker gecreerd en openbaar gemaakt zijn (2009, p. 61). Wil men spreken van user-generated content, dan moet de inhoud volgens de OECD (2007) voldoen aan drie voorwaarden. Eerst en vooral moet de inhoud gepubliceerd zijn op een publiekelijk toegankelijke website. Sociale netwerksites, waarbij de content openbaar is voor een besloten groep mensen, worden ook tot deze categorie gerekend. Daarnaast moet er tenminste sprake zijn van een (kleine) persoonlijke adaptatie (bv. een aanpassing of een reactie). Bovendien moet de inhoud ontstaan of gecreerd worden zonder inmenging van de bestaande journalistieke processen (p.8). Twitter, de microblogdienst die op zijn website omschreven wordt als: een realtime informatienetwerk dat je verbindt met de laatste verhalen, ideen, meningen en nieuws over wat jij interessant vindt (Twitter, n.d.), is hierbij een zeer markant voorbeeld. De website heeft de laatste jaren, zowel bij burgers als bij journalisten enkel maar aan populariteit gewonnen. Dit is mede te wijten aan de constante informatiestroom die met name zeer bruikbaar is tijdens bijzondere gebeurtenissen waarbij de berichtgeving moeilijk verloopt
13

(Kwak, Lee, Park, & Moon, 2010, Bruno, 2011). Bruno spreekt in dit geval over het Twitter effect. Dit doelt op het feit dat verslaggeving mogelijk wordt zonder livereporters ter plaatse. Hij vermeldt verder nog dat dit effect ruimer moet opgevat worden en verwijst naar alle platformen die UGC verspreiden, waaronder Facebook en YouTube (2011). 2.5.1. User-generated content als nieuwsbron Een onderzoek uitgevoerd door Oriella (2013) bij 613 journalisten uit 14 verschillende landen (gelegen in Noord-Amerika, Europa, Azie, Oceani en Brazili), toont aan dat meer dan de helft van de journalisten wereldwijd sociale mediasites aanwenden bij het schrijven van nieuwsberichten. Zo putten meer dan de helft van de journalisten wel eens inspiratie uit berichten van vertrouwde personen. Bovendien maakt 42 procent van de journalisten gebruik van user-generated content om zaken te verifiren. Bij het lezen van de volgende paragrafen zal opgemerkt worden dat er grotendeels beroep wordt gedaan op de masterproef van Rebecca De Dobbelaer. Zij deed kwantitatief onderzoek tijdens de eerste maanden van 2011 naar het gebruik van sociale media als nieuwsbron door de journalisten van VTM en VRT bij de buitenlandse verslaggeving over de Arabische Lente. Daarnaast bestond de studie ook uit een kwalitatief onderzoeksluik, bestaande uit diepteinterviews met buitenlandjournalisten. Zowel de Vlaamse publieke omroep (VRT), als de Vlaamse commercile omroep (VTM) blijken hun nieuws volgens De Dobbelaer te halen uit vier broncategorien, zijnde nieuwsagentschappen, eigen journalisten, een ander mediabedrijf en user-generated content (2012). Nieuwsagentschappen worden daarvan het vaakst aangewend voor hun informatie omdat zij als betrouwbaarst gepercipieerd worden. Ook de lagere kostprijs speelt bij deze beslissing een grote rol (Robinson zoals gebruikt in De Dobbelaer, 2012). Het gebruik van user-generated content kent de laatste jaren wel een stijgende tendens (Corten, Opgenhaffen en dHaenens zoals vermeld in De Dobbelaer, 2012). Zo worden social media sites als Facebook, Twitter en You Tube, wereldwijd, door bijna drie vierde van de journalisten aangewend bij de nieuwsgaring. Dit aantal lijkt in Belgi wel veel lager te liggen (slechts 18%). Daarnaast blijkt uit het onderzoek van Rebeca De Dobbelaer (2012) dat vooral You Tube door Vlaamse journalisten wordt gebruikt als bron. Deze bevinding bleek evenzeer voor VRT als voor VTM op te gaan. Messner & Zuid, zoals beschreven in Van Leuven en Raeymaeckers, constateerden op hun beurt dat journalisten het vaak nalaten om sociale media
14

als bron te hanteren (2012). Bovendien werd de door burgers aangeleverde content quasi nooit als volwaardige nieuwsbron beschouwd en in de meeste gevallen gebruikt in combinatie met een andere - meer betrouwbare - informatiebron (De Dobbelaer, 2012). Dat de gebruikte content niet afkomstig is van professionelen wordt daarenboven ook beklemtoond. Verder zou user-generated content bijna enkel ter aanvulling en illustratie van welbepaalde onderwerpen (zoals oorlogen, opstanden en rampen) aangewend worden (De Dobbelaer, 2012; Allan zoals vermeld in De Dobbelaer, Paulussen en Maeseele, 2013). Uit verschillende onderzoeken bleek ook al dat journalisten een zekere angst hebben om zelf op zoek te gaan naar burgercontent ter ondersteuning van hun nieuwsbericht. Vaak is het zeer moeilijk om de juistheid van de bron te verifiren. Merkwaardig is echter dat wanneer persbureaus of andere media deze bron opnemen, ze plots wel als betrouwbaar wordt aanzien (De Dobbelaer 2012). De uitdaging voor mediaorganisaties bestaat er derhalve uit om op zoek te gaan naar nieuwe manieren om de informatie van sociale media naar waarheid te toetsen (Hermida zoals vermeld in De Dobbelaer, Paulussen en Maeseele, 2013). Dat user-generated content met zoveel wantrouwen wordt benaderd ligt naast de moeilijkheid om de afkomst ervan te achterhalen, nog aan enkele andere redenen. Zo worden sociale media, net als gewone burgers, als inferieur beschouwd ten opzichte van bronnen afkomstig van persagentschappen en beroepsjournalisten. Dit kan aldus gekoppeld worden aan de bovengenoemde hierarchy of credibility theorie van Becker (1967) (zoals gesteld in De Dobbelaer, Paulussen en Maeseele, 2013). Een bijkomende oorzaak is het feit dat burgercontent vaak gekleurd is en dat het slechts gaat over een momentopname. Daarnaast blijkt ook de mindere kwaliteit een heikel punt te zijn (De Dobbelaer, 2012). Ondanks het slechte imago van user-generated content zijn er ook heel wat voordelen aan verbonden. Vaak geven deze bronnen een andere visie op de gebeurtenissen en doen ze dienst als toegevoegde waarde. Bovendien verschijnt er continu informatie op sociale media. Dankzij deze beschikbaarheid is men sneller op de hoogte van nieuwsfeiten, en heeft men bronnen voorhanden wanneer de informatie schaars is (De Dobbelaer, 2012). Verscheidene auteurs zijn ook van mening dat door nieuws te brengen dat (gedeeltelijk) geproduceerd is door burgers of beter aangepast is aan hun leefwereld, de media in staat zijn geweest om de stilaan verminderde interesse bij de burger weer op te wekken (Greider, 1992, Turner, 2010, PEJ, 2008).

15

Algemeen kan dus gesteld worden dat er meer user-generated content - voornamelijk You Tube beelden - wordt gebruikt bij de nieuwsgaring. Maar of deze tendens er ook voor zorgt dat burgers vaker gehoord worden, is ten zeerste de vraag. Nochtans hoort het nieuws in een democratisch systeem een correcte afspiegeling te zijn van wat er zich in de buitenwereld afspeelt. Openstaan voor het aanhoren van alle stemmen binnen het debat is voor Habermas (1989) juist essentieel om te kunnen spreken van een deliberatieve democratie.

16

3. Empirisch onderzoek
Voorafgaandelijk werd al meermaals vermeld dat burgers almaar meer middelen en mogelijkheden hebben om zich op grote schaal te laten horen. Daarenboven werd ook gezegd dat journalisten kampen met een dilemma tussen enerzijds het afwijzen en anderzijds het aanwenden van burgercontent. Het conflict ontwikkelt zich vanuit de angst om burgerbronnen te vertrouwen, en de verwachting om steeds sneller en accurater te communiceren. Verschillende onderzoeken gaven al aan dat journalisten meer en meer dienst doen op burgerbronnen wanneer er weinig of geen andere informatie beschikbaar is. Met dit empirisch onderzoek wordt er getracht na te gaan of er een progressie merkbaar is in verband met het gebruik van UGC in de televisieberichtgeving; niet alleen in situaties waarin het berichten over bepaalde aangelegenheden geen evidentie blijkt te zijn, maar ook tijdens de alledaagse routineberichtgeving. Verder is het ook nuttig om te onderzoeken of technologische burgerbronnen enkel in combinatie met elitebronnen worden gebruikt. Als dit het geval zou zijn, zou het de eventuele toenemende invloed van burgers meteen weer inperken. 3.1. Onderzoeksopzet Het onderzoek zal in drie grote delen verlopen. Allereerst zal er nagegaan worden hoe vaak burgers aan het woord komen in de nieuwsberichtgeving en of er een stijgende trend zichtbaar is tussen 2008 en 2011. Aansluitend daarop zal het gebruik van user-generated content in de nieuwsberichtgeving doorgelicht worden. Om te beginnen zal er gekeken worden of er een verwijzing naar enige vorm van UGC in een bericht zit. Wanneer dit het geval is, zal uitgemaakt worden of deze content ook effectief als nieuwsbron wordt gehanteerd. Daarna zal onderzocht worden of de journalist aangeeft waarom hij/zij er beroep op deed. Vervolgens zal nog nagegaan worden wat het thema van het nieuwstopic is en onder welke vorm UGC zich voordoet. Verder zal ook hier bestudeerd worden of er een evolutie over de tijd te ontdekken valt. Tenslotte zal in het derde deel worden bekeken of het gebruik van UGC in nieuwsitems er ook toe zal bijdragen dat elitebronnen vaker gehoord worden in diezelfde nieuwsitems. 3.2. Onderzoeksvragen De antwoorden op de onderzoeksvragen en bijhorende hypotheses zullen achterhaald worden door middel van een kwantitatieve inhoudsanalyse bij een aantal laatavondjournaals uit 2008 en 2011, van En en VTM. Tevens zal er ook gebruik gemaakt worden van reeds bestaande gegevens uit onderzoeken gevoerd door de beheerders van het ENA zelf.

17

Concreet wordt er in deze masterproef een antwoord gezocht op volgende vragen: Onderzoeksvraag 1 Valt er een stijging waar te nemen van het aantal burgerbronnen in de nieuwsberichtgeving tussen 2008 en 2011?

Onderzoeksvraag 2 Hoe vaak en op welke manier komt user-generated content voor in de nieuwsberichtgeving?

A. Is er een structurele toename merkbaar met betrekking tot het gebruik van usergenerated content in de doorsnee hedendaagse televisieberichtgeving? Er zal niet alleen nagegaan worden of er een stijging in het gebruik van UGC waar te nemen valt, maar ook of het gebruik ervan verschilt per zender.

B. Wanneer wordt er dienst gedaan op user-generated content in de nieuwsberichtgeving? Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden zal er onderzocht worden betreffende welke themas UGC het vaakst gehanteerd wordt. Daarnaast zal er uitgezocht worden of de redenen voor het gebruik van UGC expliciet worden aangegeven.

C. Onder welke vorm komt user-generated content voor in de nieuwsberichtgeving?

Onderzoeksvraag 3 Draagt de aanwending van UGC in de nieuwsberichtgeving er toe bij dat elitebronnen nog vaker gehoord worden? Hier wordt het gebruik van UGC in verband gebracht met de resultaten van het eerdere onderzoek dat werd gevoerd door het ENA.

18

3.3. Hypothesen Op basis van het theoretische gedeelte en eerder gevoerd onderzoek kunnen volgende hypothesen geformuleerd worden. OV1 H1: De gewone burger kwam in het jaar 2011 vaker aan het woord in de Vlaamse televisieberichtgeving, vergeleken met het jaar 2008. Deze hypothese volgt uit de bevindingen van het onderzoek van De Keyser en Raeymaeckers (2012). Ze stellen dat de inbreng van de gewone burger in het Vlaamse medialandschap de laatste tien jaar is vergroot. Dit moet wel enigszins genuanceerd worden, want het zijn nog steeds de elitebronnen die met een aandeel van bijna 70 procent de gewichtigste stem zullen blijven in Vlaanderen (ENA, 2011). Ondanks het feit dat het ENA tussen 2003 en 2010 geen significante stijging kon bemerken omtrent het optreden van de man in de straat, kunnen we ervan uitgaan dat er over een tijdspanne van drie jaar wel degelijk een verschil merkbaar is. OV2 H2Aa: Er werd in het jaar 2011 meer gebruik gemaakt van UGC in de nieuwsberichtgeving, vergeleken met het jaar 2008. Uit verscheidene studies blijkt dat er een duidelijke trend op til is in de richting van participatieve journalistiek. Daarenboven hebben burgers almaar meer mogelijkheden om burgercontent te verspreiden (Gillmor, 2006; Nip, 2006; Paulussen & Ugille, 2008; Karlsson, 2011). In combinatie met hetgeen werd verondersteld in hypothese 1, kunnen we vermoeden dat er ook een stijgende evolutie waar te nemen zal zijn inzake UGC.

H2Ab: VTM maakt meer gebruik van UGC in de nieuwsberichtgeving dan En (VRT). Voor het opstellen van deze hypothese werd opnieuw gebruik gemaakt van de resultaten van het ENA (2011). In dit onderzoek wordt aangegeven dat VTM zich anders profileert dan En. VTM laat als commercile televisiezender meer voxpops aan het woord, terwijl de nieuwsmakers van En vaker informatie inwinnen bij de elite. De Swert (2007) geeft daarnaast ook aan dat VTM over het algemeen gezien sensationeler nieuws brengt dan En. Dit kan ons doen veronderstellen dat de VTM-nieuwsredacties vaker en sneller beroep doen op UGC.

19

H2Ba: Als men UGC gebruikt wordt er steeds expliciet aangegeven waarom men dit doet. Omdat journalisten, zoals al eerder aangegeven, kampen met een zekere terughoudendheid inzake de aanwending van burgercontent zullen ze deze bronnen vaak enkel gebruiken wanneer er geen andere beschikbaar zijn (Singer, 2010; De Dobbelaer, 2012). Bovendien zullen ze beklemtonen dat de inhoud niet afkomstig is van een elitebron of professional om een zekere afstand ten aanzien van het gezegde te bewaren (Reich, 2011; De Dobbelaer, 2012). Dit kan ons doen veronderstellen dat journalisten steeds aangegeven waarom ze gebruik maken van een technologische burgerbron.

H2Bb: UGC wordt vaker gebruikt in berichtgevingen over het buitenland. Volgend op de vorige hypothese zullen journalisten in vele gevallen alleen burgercontent hanteren als ze geen andere keuze hebben. Volgens het ENA-onderzoek wordt het merendeel van de burgers gehoord inzake de themas rampen, criminaliteit, gerecht, en oorlog en vrede. Dit kan voornamelijk in verband gebracht worden met opmerkelijke en/of onzekere situaties die zich afspelen in het buitenland. Om toch snel te berichten op die momenten waarop de nieuwsstroom stroef verloopt wordt vaker gebruik gemaakt van UGC (Kwak, Lee, Park, & Moon, 2010, Bruno, 2011, De Dobbelaer, 2012).

H2C: UGC komt voornamelijk voor onder de vorm van videobeelden. Terugvallend op de resultaten van de masterproef van De Dobbelaer kan verondersteld worden dat nieuwszenders voornamelijk UGC hanteren onder de vorm van videobeelden (2012). OV3 H3: Wanneer UGC gebruikt wordt in de berichtgeving, brengt dit met zich mee dat elitebronnen ook vaker aan het woord komen in diezelfde berichtgeving. Zoals in de literatuurstudie door verschillende auteurs al meermaals werd aangeven, wordt de betrouwbaarheid van de door burgers aangeleverde content niet al te hoog ingeschat. Zo kan vermoed worden dat UGC voornamelijk gebruikt zal worden in combinatie met andere - meer geloofwaardige informatiebronnen. Anders gezegd: in relatie met een elitebronnen.

20

3.4. Methodologie 3.4.1. Keuze van de onderzoeksmethode Het empirische onderzoek zal uitgevoerd worden aan de hand van een kwantitatieve inhoudsanalyse op basis van een codeboek. De keuze voor kwantitatief onderzoek wordt gerechtvaardigd vanuit het feit dat dit onderzoek zich enkel toelegt op de objectieve nieuwsinhoud; vervolgens worden welbepaalde frequenties cijfermatig aangeduid. Daarnaast leent een inhoudsanalyse zich uitstekend tot het analyseren van manifeste inhouden van gesproken, geschreven en gepubliceerde boodschappen, zegt Zito (1975). Dit geldt ook voor nieuwsitems. De werking van deze methode wordt door Holsti, als volgt, aangevuld: Content analysis is any technique for making inferences by objectively and systematically identifying characteristics of messages. Zodoende wordt de inhoud gekwantificeerd in vooraf vastgelegde secties, wat een systematische en betrouwbare verwerking van de nieuwsitems mogelijk maakt. Voor de analyse van de data wordt gewerkt met het statistische computerprogramma SPSS. Verder is het belangrijk om te onderstrepen dat de onderzoeksmethode transparant en mede hierdoor repliceerbaar is.

Omdat het aantal nieuwsberichten eindeloos is; en de onderzoekstijd van deze masterproef relatief beperkt, moesten er onvermijdelijk een aantal keuzes worden gemaakt met betrekking tot de haalbaarheid van het onderzoek. Zo werd besloten om de focus enkel te leggen op het medium televisie. Een analyse van meerdere media zou het geheel veel complexer maken en zou te veel tijd in beslag nemen. Bovendien blijkt televisie voor burgers het meest populaire communicatiekanaal om op de hoogte te blijven van wat er zich in de wereld afspeelt (Papathanassopoulos et al., 2013). Daarenboven werd in het theoretisch kader vermeld door De Dobbelaer (2012) dat vooral You Tube beelden worden gebruikt als bron. Zodoende wordt verwacht dat UGC meer zal gehanteerd worden op televisie dan in de krant omdat het via het medium televisie beter tot zijn recht kan komen. Daarnaast is er de laatste jaren al wel wat onderzoek verricht naar user-generated content, maar nog niet naar de aanwending ervan in de algemene routineberichtgeving van televisiejournaals. Verder nam ik de beslissing om mij enkel te concentreren op de journaals van En en VTM. De redenen hiervoor zijn uiteenlopend. Ten eerste gaat het over de meest bekeken Vlaamse zenders en zijn het ook de enige Vlaamse zenders die grote nieuwsuitzendingen vertonen. Bovendien zijn enkel de laatavondjournaals (19u.) van En en VTM beschikbaar in het

21

Elektronisch Nieuwsarchief (dat op dit moment data bevat van 2003 tot en met het eerste kwartaal van 2012). 3.4.2. Steekproef: data nieuwsuitzendingen Het gebruik van user-generated content in nieuwsuitzendingen is een relatief nieuw fenomeen. Om eventuele ontwikkelingen doorheen de tijd te ontdekken, zal er gewerkt worden met twee keer twee geconstrueerde weken, in 2008 en in 2011. Bauer & Gaskell (2000) zeggen over deze kunstmatig samengestelde weken, het volgende: Calendar dates are a reliable sampling frame from which to select strictly randomly, but in order to avoid distortions in the sampling, it would be necessary to ensure an equal distribution of weekdays (p 136-137). Om die reden werd er voor gezorgd dat, zowel voor 2008 als voor 2011, alle weekdagen twee maal geselecteerd werden en dat elke maand van het jaar minstens een keer opduikt in de dataset. Voor beide datasets zullen dan alle daarbij horende nieuwsitems (met uitzondering van de rubriek sport), afkomstig van de laatavondjournaals van En en VTM bekeken en bestudeerd worden. Uit verscheidene studies blijkt dat deze kunstmatig samengestelde steekproef valabel is om uitspraken te doen over het volledig jaar (Stempel, 1952; Riffe, Aust & Lacy, 1993). Recenter deden onder andere Napoli & Yan (2005) onderzoek naar nieuwsprogrammas op de lokale televisie bij verschillende televisiestations aan de hand van twee artificile weken. Jaar: 2008 Dag
Dag 1 Dag 2 Dag 3 Dag 4 Dag 5 Dag 6 Dag 7 Dag 8 Dag 9 Dag 10 Dag 11 Dag 12 Dag 13 Dag 14

Datum
Maandag 14 januari 2008 Dinsdag 24 juni 2008 Woensdag 19 maart 2008 Donderdag 20 november 2008 Vrijdag 5 september 2008 Zaterdag 16 februari 2008 Zondag 11 mei 2008 Maandag 15 december 2008 Dinsdag 22 juli 2008 Woensdag 8 oktober 2008 Donderdag 17 april 2008 Vrijdag 1 augustus 2008 Zaterdag 24 mei 2008 Zondag 3 februari 2008 Week 3 Week 26 Week 12 Week 47 Week 36 Week 7 Week 19 Week 51 Week 30 Week 41 Week 16 Week 31 Week 21 Week 5

Week

22

Jaar: 2011 Dag


Dag 1 Dag 2 Dag 3 Dag 4 Dag 5 Dag 6 Dag 7 Dag 8 Dag 9 Dag 10 Dag 11 Dag 12 Dag 13 Dag 14

Datum
Maandag 22 augustus 2011 Dinsdag 5 april 2011 Woensdag 7 december 2011 Donderdag 13 oktober 2011 Vrijdag 21 januari 2011 Zaterdag 5 november 2011 Zondag 25 september 2011 Maandag 6 juni 2011 Dinsdag 29 maart 2011 Woensdag 9 februari 2011 Donderdag 26 mei 2011 Vrijdag 15 juli 2011 Zaterdag 12 november 2011 Zondag 18 december 2011 Week 34 Week 14 Week 49 Week 41 Week 3 Week 44 Week 38 Week 23 Week 13 Week 6 Week 21 Week 28 Week 45 Week 51

Week

De keuze om de uitzendingen van 2011 te bekijken ontstond eenvoudigweg omdat op het moment van de steekproeftrekking nog niet alle uitzendingen van 2012 in het archief waren opgenomen. Daarnaast is de beslissing om sportitems niet mee op te nemen in de analyse ook toe te schrijven aan het archief, waar deze items eveneens ontbreken. In totaal levert dit 55 journaals op met 1147 nieuwsitems, waarvan 552 items afkomstig zijn van het VRT-journaal en 595 items van het VTM nieuws. Het VRT-journaal van 16 februari 2008 ontbrak in het archief en bijgevolg dus ook in de uiteindelijke analyse. 3.4.3. Codeboek Een groot deel van het onderzoek is gebaseerd op bestaande data uit het elektronische nieuwsarchief. In dit archief worden al sinds 2003 alle nieuwsuitzendingen van VTM en En (VRT) verzameld. De uitzendingen worden bekeken en gecodeerd op een arsenaal aan variabelen, over verschillende onderwerpen. De gegevens worden vervolgens per thema weergegeven in SPSS-bestanden. Voor dit onderzoek wordt er gebruik gemaakt van segmenten uit het databestand in verband met de actoren in het Vlaamse televisienieuws tussen 2003 en 2011. Om die reden kunnen bepaalde, voor deze analyse bruikbare elementen uit het codeboek zonder meer worden overgenomen. Wel dient opgemerkt te worden dat het bestaande SPSS-bestand enkel de gegevens bevatte waarin een actor aan het woord kwam. Ter vervollediging zijn de ontbrekende items zonder inspraak van actoren nog aangevuld. Voorts is het databestand uitgebreid met nieuwe input over UGC. De variabelen die daarvoor in het leven zijn geroepen worden hieronder kort toegelicht, samen met de variabelen die

23

afkomstig zijn van het onderzoek van het ENA. Tevens dient nog aangegeven te worden dat het onderdeel uit het codeboek betreffende UGC vooraf is onderworpen aan een korte pretest. In het codeboek wordt eerst algemene informatie opgenomen over de volledige nieuwsuitzendingen. Naderhand wordt dieper ingegaan op de details van de individuele nieuwsitems, zowel met betrekking tot burgers, als met betrekking tot UGC. 3.4.3.1. Gegevens nieuwsuitzending Codenummer

Het codenummer is de unieke code waarmee elke nieuwsitem te onderscheiden is en bevat altijd 9 cijfers, bijvoorbeeld: 112130104. Cijfer 1: 1 = VTM, 2 = VRT

Cijfer 2 en 3: Jaartal (bv. 12 voor 2012) Cijfer 4 en 5: Dag (bv. 02 voor de tweede van de maand, 13 voor de dertiende van de maand,) Cijfer 6 en 7: Maand (bv. 01 voor januari) Cijfer 8 en 9: Itemnummer (bv. 04 voor het vierde item) Het cijfer 90 wijst op de hoofdpunten die niet als nieuwsitem worden gecodeerd Datum

Bestaande uit dag, maand en jaar waarop het betreffende journaal werd uitgezonden, bijvoorbeeld: 14-jan-2008. Jaar

Voor dit onderzoek gaat het louter over nieuwsuitzendingen die in het jaar 2008 of 2011 zijn vertoond. Aantal items per journaal

Deze variabele geeft weer uit hoeveel items elke nieuwsuitzending bestaat. 3.4.3.2. Gegevens nieuwsitems (Nummer van het) item

Dit cijfer rangschikt de items op basis van het moment waarop ze in de nieuwsuitzending verschijnen. Het eerste item wordt dus aangeduid met nummer n, het tweede met twee, enzovoort.
24

Binbuitmix

De variabele geeft aan of het nieuwsitem geclassificeerd kan worden onder binnenlands of buitenlands nieuws. Ook een mix van beiden is mogelijk. Thema

Met deze variabelen wordt vastgelegd welk(e) thema(s) in verband te brengen is/zijn met elk nieuwsitem. Voor een volledige en gedetailleerde opsomming van alle themas en subthemas, zie bijlage codeboek tv: themavariabelen. Actor_functie

Deze variabele geeft de functie of het beroep weer van de sprekende actor(en). Een lijst met potentile posities die de actor kan innemen, kan men in bijlage vinden onder de noemer: codeboek tv: extra variabelen. Actor_functiecategorie

De actoren die binnen het nieuwsitem verschijnen, worden opgedeeld in drie categorien. Voor een uitgebreidere toelichting, zie bijlage codeboek tv: extra variabelen. 1. Elitebron. Worden genterviewd omwille van hun functie en/of expertise. 2. Non-elitebron: onvervangbaar. Beschikken over exclusieve of relevante informatie, bijvoorbeeld een getuige, een slachtoffer of een kennis van een bekend persoon. 3. Non-elitebron: vervangbaar. Beschikken niet over exclusieve informatie. Er wordt bijvoorbeeld enkel naar hun mening over een bepaald onderwerp gevraagd. Deze willekeurig uitgekozen personen worden ook wel voxpops genoemd. UGC

Wil men spreken van user-generated content, dan moet de inhoud voldoen aan drie voorwaarden (OECD, 2007, p.8). 1. De inhoud moet gepubliceerd zijn op een publiekelijk toegankelijke website. Ook sociale netwerksites, waarbij de content openbaar is voor een besloten groep mensen, worden tot deze categorie gerekend. 2. Er moet tenminste sprake zijn van een (kleine) persoonlijke adaptatie (bv. een aanpassing of een reactie). 3. De inhoud moet ontstaan of gecreerd worden zonder inmenging van de bestaande journalistieke processen (vaste patronen en praktijken). Voldoet een item aan deze 3 voorwaarden dan kan men onderstaande vragen beantwoorden. Deze vragen zijn de facto de volgende variabelen.

25

Verwijzing UGC

Is er een verwijzing naar enige vorm van UGC? Het antwoord kan negatief of positief zijn. In het tweede geval wordt er nog opgegeven naar welke soort UGC er verwezen wordt. In wat volgt worden de voornaamste typologien op basis van The Conversation Prism van Brian Solis (2013) en het onderscheid dat Andreas M. Kaplan maakt met betrekking tot Social Media (2010) opgelijst. 1. Fora , discussieplaatsen en fanpaginas, ook reacties op online nieuwsberichten 2. Vraag en antwoordsites (bv. Quora, Yahoo Answers en Google Prizes) 3. Samenwerkingssites : online opslaan, bewerken en delen van bestanden (bv. Google Docs en Dropbox) 4. Review- en ratingsites (bv. Amazon, Yelp, Citysearch en EcoRate) 5. Tripplanners (bv. Yahoo Travel en TripIt) 6. Social Media: Kaplan (2010) onderscheidt 6 types van sociale media 6.1. Blogs en microblogs (bv. Twitter en Tumblr) 6.2. Content communities: voor het posten, bekijken en bewerken van multimedia-inhouden (bv. Youtube, Flickr, Picassa en Slide Share) 6.3. Wikis: Infosites die tot stand komen door samenwerking (bv. Wikipedia) 6.4. Virtual games (bv. World of Warcraft) 6.5. Virtual social worlds (bv. Second Life) 6.6. Social network sites (bv. Facebook of LinkedIn; in combinatie met allerlei gentegreerde applicaties zoals Foursquare, Spotify en WordFeud. Voor dit onderzoek bleek dit onderscheid te uitgebreid. Om die reden werd er enkel gewerkt met de labels Facebook, Twitter, YouTube, blog, en andere. UGC als nieuwsbron

Doet UGC echt dienst als nieuwsbron, of wordt het enkel ter sprake gebracht? Aanwending UGC

Hoe wordt UGC gehanteerd? Enkel vernoemd, enkel getoond, of beide? Vorm UGC

In welke vorm komt UGC voor? Als post, tweet, video of foto? Rechtvaardiging UGC

Wordt er expliciet aangegeven waarom men gebruik maakt van UGC?

26

3.5. Analyse en onderzoeksresultaten 3.5.1. Analytische strategie Op de variabele jaar na zijn alle variabelen van nominaal niveau. Bovendien bestaat de variabele jaar slechts uit twee categorien, namelijk 2008 en 2011. Daardoor kan deze variabele als dichotoom worden beschouwd in plaats van als intervalvariabele. De variabelen worden bijgevolg getoetst op samenhang door middel van kruistabellen. Het doel hiervan is bekijken of een eventuele samenhang in de steekproef kan veralgemeend worden naar de populatie. In dit geval kan de populatie omschreven worden als alle journaals. Met andere woorden zal er nagegaan worden of onze bevindingen gegeneraliseerd mogen worden naar alle journaals. De toetsingsgrootheid die hiervoor in de meeste gevallen gebruikt wordt, is de chi-kwadraat. Van statistische significantie kan gesproken worden als de overschrijdingskans kleiner is dan 0,05. In dat geval kan de nulhypothese verworpen worden, en mag de alternatieve hypothese worden aanvaard. Dit wil zeggen dat er een samenhang bestaat die zo goed als zeker niet te wijten is aan toeval en dat de resultaten ook opgaan buiten de steekproef. Toch zegt de chi-kwadraattoets niets over de sterkte van het verband. Deze vraag wordt voornamelijk beantwoord aan de hand van de associatiemaat Cramers V. De waarde ervan ligt steeds tussen 0 en 1, waarbij 0 staat voor een zeer zwak verband en 1 een perfect verband aangeeft. De Pearson correlatie cofficint helpt ons nog om de samenhang te interpreteren wanneer de variabele jaar dienst doet als onafhankelijke variabele. Tenslotte is het nog nuttig om te weten dat de onafhankelijke variabele steeds in de kolomen staat, en de afhankelijke variabele in de rijen. De kruistabellen zijn dus gepercenteerd in de richting van de onafhankelijke variabele.

27

3.5.2. Kwantitatieve analyse 3.5.2.1 Algemeen Tabel 1: Algemene informatie over de dataset Algemene informatie in zijn totaliteit Totaal aantal 19u-journaals Totaal aantal nieuwsitems Totaal aantal journaals uit 2008 Totaal aantal nieuwsitems uit 2008 Totaal aantal journaals uit 2011 Totaal aantal nieuwsitems uit 2011 Algemene informatie per televisiezender VRT (En) N= 27 N= 552 N= 13 N= 288 N= 14 N= 264 N= 55 N= 1147 N= 27 N=589 N= 28 N= 558

Aantal 19u-journaals Aantal nieuwsitems Aantal journaals uit 2008 Aantal items uit 2008 Aantal journaals uit 2011 Aantal items uit 2011 VTM

Aantal 19u-journaals Aantal nieuwsitems Aantal journaals uit 2008 Aantal items uit 2008 Aantal journaals uit 2011 Aantal items uit 2011

N= 28 N= 595 N= 14 N= 301 N =14 N= 294

28

Tabel 2: Actoren geclassificeerd per functiecategorie Geen actor aanwezig Elitebron Non-elitebron: onvervangbaar Non-elitebron: vervangbaar Totaal Frequentie Bijhorend percentage Frequentie Bijhorend percentage Frequentie Bijhorend percentage Frequentie Bijhorend percentage Frequentie Bijhorend percentage 216 8,1% 1826 68,5% 192 7,2% 433 16,2% 2667 100%

Uit tabel 2 kan afgelezen worden hoe frequent actoren het woord krijgen. Hieruit blijkt dat in amper 8,1 % van de nieuwsitems geen enkele actor gehoord wordt. Dit betekent dat in iets minder dan 92% van de nieuwsitems een of meerdere actoren verschijnen die een effectieve inbreng leveren. Elitebronnen nemen hiervan met 68,5 procent het grootste aandeel voor hun rekening. Slechts in 23,4% van de gevallen wordt de informatie bij non-elitebronnen gehaald. Het gaat dan voornamelijk over toevallig uitgekozen actoren. In de 1147 nieuwsitems verschijnen 2451 sprekende actoren, ofwel gemiddeld 2,1 actoren per nieuwsitem. Tabel 3: UGC vernoemd of gebruikt als nieuwsbron Ja Nee Totaal Frequentie Bijhorende percentage Frequentie Bijhorend percentage Frequentie Bijhorend percentage 44 3,8% 1103 96,2% 1147 100%

Tabel 3 geeft weer hoe vaak UGC opduikt in de nieuwsberichtgeving. Wanneer men kijkt naar het aandeel van UGC, ziet men meteen dat dit cijfer zeer laag ligt. In zijn totaliteit bekeken wordt in slechts 4% van de nieuwsberichten UGC aangehaald of gebruikt als nieuwsbron. Als gevolg hiervan werd besloten om de gegevens inzake UGC in de loop van de analyse vaker te interpreteren in absolute aantallen dan in percentages. Op die manier is het mogelijk om met de nodige voorzichtigheid toch ettelijke uitspraken te doen betreffende de verkregen output. Zoals in tabel 3 te lezen valt, blijkt het gebruik van UGC erg beperkt te zijn. Wel kan nog vermeld worden dat UGC in meer dan 3/4 van de gevallen effectief wordt gehanteerd als nieuwsbron.
29

3.5.2.2. Resultaten per hypothese OV1 HYPOTHESE 1: De gewone burger kwam in het jaar 2011 vaker aan het woord in de Vlaamse televisieberichtgeving, vergeleken met het jaar 2008. Tabel 4: De samenhang tussen het type actor en het jaar 2008 Geen actor aanwezig Geobserveerde waarde 131 9,7% Verwachte waarde 109,7 Elitebron Geobserveerde waarde 900 66,4% Verwachte waarde 927,7 Non-elitebron: onvervangbaar Geobserveerde waarde 83 6,1% Verwachte waarde 97,5 Non-elitebron: vervangbaar Geobserveerde waarde 241 17,8% Verwachte waarde 220,0 Totaal Geobserveerde waarde 1355 100% Verwachte waarde 1355,0 p = 0.000***, N = 2667, df = 3, r = 0.083***
* p 0.05, ** p < 0,01, *** p < 0.001

2011 85 6,5% 106,3 926 70,6% 898,3 109 8,3% 94,5 192 14,6% 213,0 1312 100% 1312,0

Totaal 216 8,1% 216,0 1826 68,5% 1826,0 192 7,2% 192,0 433 16,2% 433,0 2667 100% 2667,0

Uit de resultaten van bovenstaande kruistabel (tabel 4) en de bijhorende chi-kwadraatonafhankelijkheidstoets valt af te lezen dat er een significant verband bestaat tussen de toename van onvervangbare non-elitebronnen en recentere nieuwsverslaggeving, (3, N = 2667) = 18,5, p < 0.001, r = 0.083. Omdat de geobserveerde en de verwachte waarden in meerdere cellen van elkaar afwijken kan met zekerheid geconcludeerd worden dat er een zekere samenhang bestaat. De Pearson correlatiecofficint geeft hierbij een zeer zwak verband aan. Ondanks de verwachtingen blijkt ook het aandeel elitebronnen te stijgen doorheen de tijd. Deze stijging met 4,2% is zelfs sterker in vergelijking met de stijging van de onvervangbare elitebronnen (+2,2%). Elitebronnen hebben dus nog steeds duidelijk de overhand op de nonelitebronnen. De stijging van de onvervangbare elitebronnen met 2,2% gaat bovendien gepaard met een daling van de vervangbare non-elitebronnen, al krijgen deze laatsten nog steeds vaker het woord. In totaliteit valt er bijgevolg een daling van de non-elitebronnen te
30

detecteren. De hypothese kan in wezen dus niet bevestigd worden. In 2008 telde het nieuws nog 23,9% non-elitebronnen, terwijl dit aandeel in 2011 daalde naar 22,9%. Verder doen journalisten steeds vaker beroep op actoren. In het jaar 2011 verschenen er reeds actoren in 93,5% van de nieuwsitems. Dit betekent een stijging van 3,2% ten opzichte van 2008. OV2 HYPOTHESE 2Aa: Er wordt in 2011 meer gebruik gemaakt van UGC in de nieuwsberichtgeving dan in 2008. Tabel 5: De samenhang tussen het al dan niet vernoemen of gebruiken van UGC als nieuwsbron en het jaar 2008 19 3,2% 570 96,8% 589 100% 2011 25 4,5% 533 95,5% 558 100% Totaal 44 3,8% 1103 96,2% 1147 100%

Ja Nee Totaal

Voor de variabele jaar bedraagt de overschrijdingskans 0,285. Deze waarde ligt een stuk boven de grenswaarde van 5%. Er is bijgevolg, volgens de chi-kwadraattoets, geen significant stijgende associatie te ontdekken tussen het gebruik van UGC in 2008 en 2011. De nulhypothese van geen verband tussen de variabelen kan dus aangenomen worden. Kijkend naar de absolute (en procentuele) aantallen kan evenwel een zekere progressie opgemerkt worden, van 19 naar 25. Met enige omzichtigheid kan dus verondersteld worden dat de nulhypothese middels een grotere steekproef verworpen had kunnen worden. HYPOTHESE 2Ab: VTM maakt meer gebruik van UGC in de nieuwsberichtgeving dan En (VRT). Tabel 6: De samenhang tussen het al dan niet vernoemen of gebruiken van UGC als nieuwsbron en het medium VRT 17 3,1% 535 96,9% 552 100% VTM 27 4,5% 568 95,5% 595 100% Totaal 44 3,8% 1103 96,2% 1147 100%
31

Ja Nee Totaal

De stelling dat VTM vaker verwijst naar, of meer gebruik maakt van UGC in zijn berichtgeving in vergelijking met En (VRT) kan niet hard gemaakt worden. Uit de chikwadraattoets valt de p-waarde 0,220 af te lezen. Evenwel kan hier ook gesupponeerd worden dat de alternatieve hypothese bewezen had kunnen worden wanneer er gebruik werd gemaakt van een meer uitgebreide steekproef. Zowel de absolute gegevens, als de bijhorende percentages wijzen in die richting (VRT: 17 of 3,1%; VTM: 27 of 4,5%). HYPOTHESE 2Ba: Als men UGC gebruikt wordt er steeds expliciet aangegeven waarom men dit doet. Er valt met een overschrijdingskans van 0,370 geen significant verband waar te nemen tussen het gebruik van UGC en de beweeggrond. Uit de resultaten kan men afleiden dat journalisten quasi nooit motiveren waarom ze UGC inschakelen bij een bepaald nieuwsfeit. Dit gebeurt slechts bij een verwaarloosbare 0,3% van de nieuwsitems die enige vorm van UGC bevatten. Ook in dit geval moet de vooropgestelde alternatieve hypothese dus verworpen worden. HYPOTHESE 2Bb: UGC wordt vaker gebruikt in berichtgevingen over het buitenland. Tabel 7: De samenhang tussen het al dan niet vernoemen of gebruiken van UGC als nieuwsbron en het nieuwstype
Puurbinnenlands Mixed Puurbuitenlands Totaal

Ja

Geobserveerde waarde

17 2,6%

2 1,1% 7,2 185 98,9% 179,8 187 100% 187,0

25 7,9% 12,1 291 92,1% 303,9 316 100% 316,0

44 3,8% 44,0 1103 96,2% 1103,0 1147 100% 1147,0

Verwachte waarde Nee Geobserveerde waarde

24,7 627 97,4%

Verwachte waarde Totaal Geobserveerde waarde

619,3 644 100%

Verwachte waarde
* p 0.05, ** p < 0,01, *** p < 0.001

644,0

p = 0.000***, N = 1147, df = 2, Cramers V = 0.134**

Er wordt voornamelijk beroep gedaan op UGC inzake de verslaggeving over het buitenland. Ter onderbouwing van het buitenlandse nieuws wordt er in 7,9% van deze nieuwsitems UGC gebruikt, terwijl UGC slechts onderdeel uitmaakt van 2,6% van het binnenlandse nieuws. Uit de chi-kwadraattoets kunnen we afleiden dat het om een significant verband gaat, (2, N =
32

1147) = 20,6, p < 0.001, al blijkt de samenhang tussen de variabelen, op grond van de Cramers V-waarde, niet zeer sterk te zijn. Wanneer de themas waarbij het vaakst dienst gedaan wordt op UGC als nieuwsbron geanalyseerd worden, valt op dat deze sterk verbonden zijn aan het buitenland. Als een nieuwsbericht betrekking heeft op het thema criminaliteit, wordt UGC in bijna 10% 14 van de gevallen aangewend als nieuwsbron (p < 0,05)*. Bij rampen is dit in 15,5% 11het geval (p < 0,001)***; en bij issues aangaande oorlog en vrede ligt dit cijfer net boven de 10% 10(p < 0,01)**. Procentueel gezien wordt er dus het meest dienst gedaan op UGC bij de verslaggeving van rampen. Dit verband blijkt significant voor deze drie variabelen. Omdat de verwachte waarde niet in alle cellen minstens 5 was, werd hier gekozen om gebruik te maken van de Fishers exact test voor de significantietoetsing. Verder geeft de waarde Cramers V nog aan dat het in alle gevallen om een zwak verband gaat.

HYPOTHESE 2C: UGC komt voornamelijk voor onder de vorm van videobeelden. Van de bijna 4% UGC die gebruikt wordt bij de verslaggeving, bestaat 2,6% uit videobeelden, vaak afkomstig van YouTube. In absolute aantallen wil dit zeggen: van de 44 keer dat UGC wordt gebruikt, gaat het 30 keer om een videobeeld. Dit resultaat is met een pwaarde van 0,234 niet significant bevonden. De uitkomst kan dus enkel door toeval worden verklaard, met als gevolg dat de nulhypothese die stelt dat er geen correlatie te vinden is tussen UGC en de vorm waarin deze wordt gehanteerd geaccepteerd moet worden.

33

OV3 HYPOTHESE 3: Wanneer UGC gebruikt wordt in de berichtgeving brengt dit met zich mee dat elitebronnen vaker het woord krijgen in diezelfde berichtgeving. Tabel 8: De samenhang tussen het type actor en het al dan niet vernoemen of gebruiken van UGC als nieuwsbron Ja Nee Totaal Geen actor aanwezig Geobserveerde waarde 7 209 216 7,5% 8,1% 8,1% Verwachte waarde 7,5 208,5 216,0 Elitebron Geobserveerde waarde 56 1770 1826 60,2% 68,8% 68,5% Verwachte waarde 63,7 1762,3 1826,0 Non-elitebron: onvervangbaar Geobserveerde waarde 18 174 192 19,4% 6,8% 7,2% Verwachte waarde 6,7 185,3 192,0 Non-elitebron: vervangbaar Geobserveerde waarde 12 421 433 12,9% 16,4% 16,2% Verwachte waarde 15,1 417,9 433,0 Totaal Geobserveerde waarde 93 2574 2667 100% 100% 100% Verwachte waarde 93,0 2574,0 2667,0 p = 0.000***, N = 2667, df = 3, Cramers V = 0.090*** Uit tabel 8 kan men aflezen dat wanneer UGC in de nieuwsberichtgeving gebruikt wordt, er ook iets vaker dienst gedaan wordt op actoren. In totaal behoort bijna 70% van de actoren tot de elite. Dit aandeel neemt wel af met 8,6% als je kijkt naar items die UGC bevatten. Deze bevinding gaat in tegen de veronderstelling uit de hypothese. Desalniettemin blijft de bijdrage van de elitebronnen zeer groot en komen ze ook voor in meer dan de helft van de nieuwsitems waarin UGC gebruikt wordt. Verder is het opvallend dat de onvervangbare elitebronnen ongeveer drie keer zo vaak aan het woord komen in items met UGC, in vergelijking met items zonder UGC. Bij de vervangbare elitebronnen is er een daling merkbaar van 3,5%. Alles bij elkaar geteld kan nog opgemerkt worden dat het aantal nonelitebronnen stijgt van 23,2% naar 32,3% als er sprake is van UGC. Onderaan in tabel 8 kan afgelezen worden dat deze resultaten significant zijn en er sprake is van een zwakke correlatie tussen de variabelen.

34

4. Discussie
In de literatuur werd door meerdere auteurs reeds gesteld dat het in de lijn der verwachting ligt dat de gewone man, dankzij allerlei technologische ontwikkelingen, meer inbreng zal krijgen in de nieuwsberichtgeving. Dit zal onvermijdelijk gepaard gaan met verscheidene veranderingen in het journalistieke proces. Daaromtrent bestaat evenwel geen unanimiteit. Anderen presumeren juist dat journalisten zich eerder halsstarrig zullen blijven vasthouden aan de ingewortelde nieuwsroutines en praktijken. Burgercontent wordt in deze omstandigheid niet gezien als een verrijking maar eerder als een bedreiging van de objectieve, accurate en conventionele verslaggeving. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt alvast dat journalisten amper beroep doen op usergenerated content. Wanneer ze dit wel doen, gebeurt dit voornamelijk in nieuwsitems die betrekking hebben op het buitenland. Daarnaast is er geen daling van het aantal elitebronnen op te merken. Zelfs in nieuwsitems met user-generated content komen zij nog steeds het vaakst aan bod. Toch kan vermoed worden dat het wantrouwen van journalisten ten opzichte van burgerbronnen niet de enige oorzaak is van de beperkte aanwending. Uit een zeer recente scriptie van een Nederlandse masterstudent blijkt dat de meeste burgers niet de behoefte hebben om betrokken te worden bij de verslaggeving. Ze hebben helemaal niet de ambitie om te participeren op journalistiek vlak. Deze bevindingen staan regelrecht tegenover het perspectief van auteurs die beweren dat consumenten actieve mediaproducenten zijn geworden vanwege de komst van sociale mediasites en dergelijke. Van een explosieve groei van burgerjournalisten kan volgens het masterproefonderzoek van Tom De Bakker absoluut niet gesproken worden. Concluderend stelt hij dat er wel verschuivingen merkbaar zijn in het journalistieke landschap maar deze wijzigingen zijn niet zo vergaand als eerst werd gedacht (2013). In wat volgt zal dieper ingegaan worden op de resultaten van de vooropgestelde hypothesen en zal gepoogd worden om een verklaring te vinden voor het wel of niet uitkomen van deze assumpties. De eerste hypothese die supponeert dat de gewone burger in 2011 vaker aan het woord zou komen kan niet algeheel bevestigd of ontkracht worden. Het antwoord is iets complexer dan zomaar ja of nee. In het algemeen gezien neemt de bijdrage van non-elitebronnen significant af en stijgt het aandeel van de elitebronnen. Hieruit kan besloten worden dat de hypothese niet strookt met de werkelijkheid. Niettemin komen de onvervangbare non-elitebronnen in 2011
35

frequenter aan het woord. Deze geboekte vooruitgang wordt echter tenietgedaan door een behoorlijke daling van de vervangbare non-elitebronnen. Nochtans wordt in de studie van het ENA betreffende actoren in het nieuws net aangegeven dat de meningen van deze bronnen juist het grootste effect hebben op het kijkerspubliek. Terugkomend op de achteruitgang van deze informatiebronnen zou dus gesuggereerd kunnen worden dat het nieuws zakelijker is geworden. Er wordt minder ruimte vrijgemaakt voor de (subjectieve) standpunten en indrukken van het gewone volk. In plaats daarvan wordt er nog meer beroep gedaan op elitebronnen. Een hierbij aansluitende opvatting zou dus kunnen zijn dat het nieuws net tegenwicht wil bieden aan de populaire platformen waarop ontelbare individuele meningsuitingen en gedachtegangen worden verspreid. Dit sluit echter niet volledig aan bij wat auteurs als Van Leuven & Raeymaeckers beweren. Zij stellen dat er juist een commercialisering en tabloidisering van de nieuwsmarkt heerst (2012). Volgens de gegevens uit het bij deze masterproef horende onderzoek lijken nieuwsorganisaties dus stilaan weer af te stappen van deze tendens. Het is niet ondenkbaar dat nieuwsorganisaties zich willen opwerpen als betrouwbare en waardevrije organen voor mensen die door de overvloed aan informatie door de bomen het bos niet meer zien. Journalisten zullen vaak slechts bij burgers te rade gaan als er geen of niet genoeg informatie voorhanden is. Dit verklaart meteen de aangroeiende waarde van de onvervangbare non-elitebronnen. Door hun bezit van exclusieve informatie worden ze met plezier aanhoord. De cijfers uit het empirische gedeelte benaderen zeer goed de resultaten van het elektronische nieuwsarchief dat onderzoek deed tussen 2003 en 2010. Enkel de gegevens van de voxpops blijken wat afwijkend te zijn. Een mogelijke verklaring hiervoor is te vinden in het feit dat dit onderzoek slechts gebaseerd is op data van twee weken per jaar. Het is plausibel dat reporters op sommige dagen, of met sommige gelegenheden (bv. de soldenperiode) vaker de straat op zullen trekken om op zoek te gaan naar de mening van de gewone man. Voorts sluiten de resultaten aan bij de hierarchy of credibility theorie van Becker (1967) en de bevindingen van een hele hoop andere auteurs. Het nieuws steunt hoofdzakelijk op de expertise van een kleine homogene groep. Deze elitebronnen zouden in het bezit zijn van juistere en meer geldige informatie. In de meeste gevallen is dit ook niet meer dan logisch en ligt hun informatieve inbreng zeker hoger dan die van andere bronnen. De tweede onderzoeksvraag die betrekking had op het gebruik van UGC in de nieuwsberichtgeving bestond uit verschillende hypothesen. Niet al deze hypothesen zijn significant bevonden. De voornaamste reden hiervoor is naar alle waarschijnlijkheid de lage
36

verschijningsgraad van UGC in het nieuws. Desondanks dat povere resultaat zijn er toch aanwijzingen dat journalisten in 2011 meer gebruik hebben gemaakt van UGC ten opzichte van 2008. Dit zou ook niet verassend zijn omdat burgers nu gewoon meer middelen hebben om gebeurtenissen vast te leggen en te verspreiden. Ook hypothese 2Ab die stelt dat journalisten van VTM meer en vaker UGC aangrijpen is naar alle waarschijnlijkheid om die reden niet significant bevonden. Uit hypothese 2Ba blijkt dat er zo goed als nooit wordt gemotiveerd waarom UGC wordt gebruikt. Dit ligt niet in de lijn van hetgeen eerder gerapporteerd werd door Reich (2011). Hij indiceerde dat journalisten juist een zeker afstand proberen te nemen van de burgerbron. Door duidelijk te vermelden dat het om UGC gaat en te verklaren waarom men er beroep op doet, zou men als nieuwsorganisatie de verantwoordelijkheid wat van zich af kunnen schuiven. Dit gebeurt dus niet, al gaat het andermaal niet om een significant verband. Als we kijken naar de resultaten van hypothese 2Ba zien we dat deze veronderstelling kan aangenomen worden. User-generated content wordt voornamelijk gebruikt voor themas die betrekking hebben op het buitenland. Opmerkelijk als je weet dat het onderdeel buitenlands nieuws maar 1/4 van het totale nieuwsaanbod uitmaakt. Er werd reeds gewag gemaakt van het feit dat journalisten vaak enkel beroep doen op burgercontent als er niets anders beschikbaar is. In vele gevallen gaat het dan over ramp- en conflictsituaties, zoals Bruno (2011) al aangaf. De bevindingen omtrent de themas waarbij UGC het vaakst gehanteerd wordt, staven dit. Het antwoord op de laatste hypothese van de tweede onderzoeksvraag die verband houdt met de vorm waarin UGC voornamelijk tot uiting komt, komt overeen met wat De Dobbelaer eerder aangaf. Als UGC in het nieuws verschijnt, gebeurt dit grotendeels in de vorm van videobeelden. Wederom is de correlatie niet significant bevonden. Tenslotte werd met de laatste onderzoeksvraag nagegaan of UGC als volwaardige nieuwsbron wordt aanzien. Uit de bevindingen bleek dat UGC amper losstaand van actoren werd ingezet. Dit toont het ondergeschikte belang ervan aan. De resultaten stemmen daarnaast ook overeen met de conclusie van Reich (2011), die aangaf dat journalisten argwanend ten opzichte van UGC staan en zodoende op zoek gaan naar andere bronnen die de boodschap kunnen affirmeren. Het aandeel elitebronnen daalde wel in nieuwsitems met UGC, maar bleef toch zeer hoog. Opvallend is vooral dat de onvervangbare non-elitebronnen een grote sprong voorwaarts maken. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat zij als ooggetuigen of slachtoffers vaak onderdeel uitmaken van de aangeleverde content. Bovendien kan een journalist de maker of schrijver ook om meer informatie vragen omtrent het gebeurde.
37

5. Conclusie en tekortkomingen
Het hoofddoel van deze masterproef was om na te gaan of er een verband bestaat tussen de snelle opkomst van online platformen waarop allerlei vormen van user-generated content worden uitgewisseld, en het toenemende gebruik ervan in de alledaagse routineberichtgeving op televisie. Anders gezegd, draagt onze netwerkmaatschappij er toe bij dat mediaorganisaties vaker informatie zullen aangrijpen die afkomstig is van de man in de straat?

Het Vlaamse televisienieuws wordt nog steeds in sterke mate gedomineerd door elitebronnen. Deze kleine groep actoren wordt bevraagd in bijna 70% van de nieuwsitems. Er lijkt beslist nog geen kentering in de maak ten voordele van de non-elitebronnen. De resultaten van de analyse wijzen echter wel in de richting van een toenemende aanwending van UGC, al geldt dit niet voor de doorsnee berichtgeving. UGC wordt nagenoeg nooit gebruikt ter ondersteuning van belangrijke binnenlandse themas zoals politiek en economie. Bovendien is het opmerkelijk dat UGC het vaakst wordt gehanteerd in combinatie met elitebronnen. In eerste instantie lijkt het er dus op dat de nieuwsredacties van En en VTM oprecht inspanningen doen om burgers meer te betrekken bij de berichtgeving, maar dit wordt meteen weer in de kiem gesmoord. Klaarblijkelijk doen ze enkel dienst op UGC uit noodzaak en bij voorkeur in samenspel met een elitebron om de geloofwaardigheid niet te hypothekeren. Besluitend kan dus gesteld worden dat er de laatste jaren nauwelijks een verandering merkbaar is in het Vlaamse televisienieuws. Journalisten behouden, als gatekeepers, nog steeds een grote controle over de nieuwsstroom en de bronnen die daarbij gehanteerd worden.

Verder is het nog van belang om even stil te staan bij de beperkingen en tekortkomingen van dit onderzoek. Een beduidende zwakheid is de zeer lage verschijningsgraad van usergenerated content in het nieuws. Uit pragmatische en methodologische overwegingen werd gekozen om te werken met twee geconstrueerde weken per jaar. Achteraf bekeken bleek dit weinig resultaat op te leveren. Een uitbreiding van de steekproef zou mogelijks wel een correcter en beter beeld schetsen van het beloop, al lijkt een aanpassing van de onderzoeksmethode wel aangewezen. Via kwalitatief onderzoek zou bijvoorbeeld verder onderzocht kunnen worden of burgers wel verlangen naar meer inspraak in de berichtgeving. Bovendien kan bij journalisten gepolst worden naar de eventuele moeilijkheden en bekommernissen die gepaard gaan met het gebruik van UGC bij de algemene verslaggeving. Deze genuanceerdere aanpak zou voor een adequaat totaalbeeld kunnen zorgen van waaruit
38

mediaorganisaties kunnen beslissen of het zinvol en haalbaar is om verder te investeren in user-generated content platformen.

39

Bibliografie
Becker, H.S. (1967). Whose Side Are We On?. Social Problems, 14(3), 239-247. Bruns, A. (2005). Gatewatching: Collaborative Online News Production. New York, NY: Peter Lang Publishing. Dbj. (2006, December 06). Reuters en Yahoo Omarmen Burgerjournalistiek. De Standaard. Bekeken op http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=GJ415DIDM De Dobbelaer, R. (2012). Brongebruik bij de Vlaamse Commercile en Openbare Omroep omtrent de Berichtgeving over de Arabische Lente van 2011: is de Arabische Revolutie ook een Sociale Media Revolutie?, Masterthesis, p. 1-36. De Dobbelaer, R., Paulussen, S., & Maeseele, P. (2013). Gatekeeper of Curator? De Rol van Sociale Media in de Berichtgeving over de Arabische Lente in de Tv-journaals van VRT en VTM. Etmaal van de Communicatiewetenschappen, p. 1-13. De Smedt, J., Hooghe, M., & Walgrave, S. (2011). Nieuwsmonitor 5: Jan met de Pet of Piet met de Stropdas: Actoren in het Vlaamse Televisienieuws, Elektronisch Nieuwsarchief (ENA). Dominique Deckmyn, D. (2006, April 19). E-COLUMN. Het diepe water tussen oude en nieuwe media. De Standaard. Bekeken op http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=GIKR2VO7 Gillmor, D. (2006). We the Media. Grassroots Journalism by the People, for the People. Sebastopol, CA: OReilly Media. Greider, W. (1992). Who Will Tell the People: The Betrayal of American Democracy: Angle of Vision. New York, NY: Simon & Schuster, Inc. Heinrich, A. (2012). What is Network Journalism?. Media International Australia, 144, p. 60-67. Hermes, J. (2006). Citizenship in the Age of the Internet. European Journal of Communication, 21(3), 295-309. Ithier, K. (2012). Web 2.0 Positively Impacted on Real-life Communities and Cultures. CommUnity: Online Conference on Networks and Communities 2012. Kaplan, A.M., & Haenlein, M. (2010). Users of the World, Unite! The Challenges and Opportunities of Social Media. Business Horizons, 53, p. 59-68. Nip, J. Y. M. (2006). Exploring the Second Phase of Public Journalism. Journalism Studies, 7(2), 212236.

40

OECD. (2007). Participative web and user-created content: Web 2.0, wikis, and social networking. Paris: Organisation for Economic Co-operation and Development. Pew Research Centers Project for Excellence in Journalism (PEJ). The Changing Newsroom. (21 juli 2008). Bekeken op 2 december, 2012, van http://www.journalism.org/node/11961 Reich, Z. (2011). Source Credibility and Journalism. Journalism Practice, 5(1), 5167. doi:10.1080/17512781003760519 Shoemaker, P. J., & Reese, S. D. (1996). Mediating the message. Theories of influences on Mass Media Content: Second edition. London, New York: Longman Solis, B. (2013). conversation prism Sorley, M.G. (1998). The Media, the Markets, and the Crash: A Consideration of Financial Press Narratives. In O. Feldman, C. De Landtsheer (Eds.), Politically Speaking: A Worldwide Examination of Language Used in the Public Sphere, (p. 117-128). Westport, NY: Praeger Publishers. Stuart, A. (2010). News Culture: Cultural and Media Studies. Maidenhead, England: Open University Press. Van Leuven, S., & Raeymaeckers, K. (2012). Journalistiek in Tijden van Cost-cutting en Web 2.0: Een Multimethodisch Onderzoek van het Journalistieke Bronnengebruik in een Veranderende Nieuwsomgeving. Etmaal van de Communicatiewetenschap, p.1-15. Vujnovic, M., Singer, J.B., Paulussen, S., Heinonen, A., Reich, Z., Quandt, T., Hermida, A., & Domingo, D. (2009). Exploring the Political-Economic Factors of Participatory: A First Look into Self-Reports by Online Journalists and Editors in Ten Countries. Proceedings of Future of Journalism Conference. Presented at the Future of Journalism Conference. Zajicek, M. (2007). Web 2.0: Hype or Happiness?. Proceedings of the 2007 International Cross-Disciplinary Conference on Web Accessibility, 5, 35-39.

41

Bijlagen

CODEBOEK TV: THEMAVARIABELEN


POLITIEKE ORGANISATIE 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 Politiek systeem Verdeling van bevoegdheden Organisatie van politieke partijen en politieke bewegingen Organisatie van de regering Algemene beleidsverklaring Organisatie van het parlement Organisatie van de administratie Organisatie van lokale besturen en provincies Relaties federale, regionale en provinciale overheden, lokale besturen Organisatie van belangenverenigingen Politieke cultuur / ethische politiek Hervormingen van de instellingen, veranderingen van staatsvorm, scheiding der machten, referendum, autonomie, separatisme, ... NIET: verandering van kiessysteem Staatshervorming Partijideologien, portretten van politici, overzicht van carrires van politici,... Ontslag, aantreden van ministers, ministerposten, staatssecretarissen Coalitiebesprekingen, afschaffen van kabinetten, ontslag van adviseurs (vb. communicatieadviseur) Regeerakkoord en nota van formateur Zetelverdeling, parlementsvoorzitter, Kamer, Senaat, Algemene administratieve hervormingen. decentralisatie (bv. van districten), statuut van de ambtenaar, openbaarheid van bestuur, e-government, ombudsman van de overheid. NIET: onderwijs, overheidsbedrijven. Aanstellen/ontslag van burgemeester, schepenen, wissel, gemeenteraad

112 Corruptie door politici of administratie VARIA 121 Politiek Jaaroverzicht VERKIEZINGEN EN REFERENDA 131 Wetgeving verkiezingen 132 Organisatie van verkiezingen

Organisatie van vakbonden, middenveldorganisaties (bv. Unizo , Boerenbond, ABVV, ACV,...) NIET: acties (betogingen, manifestaties, stakingen,) van belangenverenigingen Politieke moraal, depolitisering, politieke verantwoordelijkheid, NPC, politieke vernieuwing, politieke cumulatie, lonen ministers en parlementairen, politieke comebacks, dienstbetoon, overlopers, ontslagen Alles wat zeker niet kan. Eventueel enkel beschuldiging ervan. Terugblik op politieke jaar Veranderingen van de kieswet, migrantenstemrecht, stemrecht, stemplicht, minimumleeftijd, Het aankondigen van (al dan niet vervroegde) verkiezingen

42

Campagnenieuws Opiniepeilingen Uitslagen en interpretatie van 135 verkiezingsuitslagen GERECHT, JUSTITIE EN CRIMINALITEITSBELEID 201 202 203 204 205 206 Organisatie van het gerecht Organisatie van de politiediensten Preventie van criminaliteit Drugsbeleid Beleid rond detentie Repressie en controles i.v.m. criminaliteit

133 134

Verslagen over campagneactiviteiten, stand van zaken, thema's in de verkiezingscampagne, Resultaten en analyses van de resultaten en gevolgen

Werking van het gerecht, bijkomende magistraten, meer geld voor parketten, achterstand, snelrecht, minimumstraffen Politiehervorming, personeelsbeleid, aanstellingen, Beleid, maatregelen, richtlijnen, samenwerking tussen instanties, internationale samenwerking, campagnes, gedragscodes Gevangenissen: (wenselijkheid van) bouw, menselijkheid van behandeling, leefbaarheid en veiligheid Vervroegde invrijheidstelling, personeelsbeleid, strafwetgeving (Politie)acties i.v.m. bijvoorbeeld mensensmokkel, illegale vluchtelingen, kleine criminaliteit, oplichting, drugs, illegaal goederentransport, politiecapaciteit, sancties, zero-tolerance Beroepaantekeningen, voorkomen voor raadkamer, aanstellen onderzoeksrechter, strafmaat, detentie,

211 Rechtszaken en processen CRIMINALITEIT 231 Bommeldingen en Bomaanslagen 232 Burgerlijke geschillen 233 234 235 236 237 238 239 240 241 242 243 244 245 246 247 248 Fraude Belastingfraude Brandstichting en vandalisme Hooliganisme Straatgeweld en openbare orde Migrantenrellen Handtassenroof, gauwdieven, carjacking Inbraken Moord en moordpoging Verkrachtingen en aanrandingen van volwassenen Pedofilie Overvallen Slagen en verwondingen, vechtpartijen Ontsnappingen uit de gevangenis Drughandel Ontvoering en losgeld

Plagiaat, contractbreuk, Oplichting, afpersing, vervalsing, bedrijfsspionage, belangenverstrengeling, NIET: belastingfraude Ontduiken van en knoeien met belastingen, belastingparadijzen,

NIET: Hoologanisme, migrantenrellen,

Zowel in priv als in publieke gebouwen Homejacking Ook zelfmoord

Gangsteroorlog om drugs

43

249 Gezinsdrama's 250 Mensenhandel 251 Piraterij RECHTEN EN VRIJHEDEN 271 Racisme 272 Mensenrechten 273 Doodstraf 274 Discriminaties en rechten van holebi's 275 Discriminaties en rechten van vrouwen Discriminaties en rechten van autochtone 276 etnische minderheidsgroepen 277 Andere rechten en vrijheden, discriminaties * Aandacht asielzoekers/illegalen * Rechten/plichten van advocaat * Rechten dader van criminele daad * Rechten slachtoffer van criminele daad * Rechten slachtoffer van/in media MIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIELZOEKERS 281 Seizoenmigratie en emigratie 282 Integratie van migranten 283 Asielzoekers en illegalen 284 Immigratie FINANCIN 301 Monetair en financieel beleid 302 Beurzen * 303 304 305 * 306 307 Aandacht markten/speculanten/beleggers Banksector, lenen, sparen Verzekeringen en rampenfonds Belastingen Aandacht loonkosten Begroting Overheidsschuld, Maastrichtnormen, staatsschuld Aandacht ratingbureaus

Prostitutie, illegalen, vrouwenhandel, seksvluchtelingen,

Ook mensenrechtenorganisaties Executies

Bijvoorbeeld Franstaligen in Vlaamse rand, Basken,

Gedragsregels, geheimhouding, zwijgplicht, weigering clinten, Recht op advocaat, rechten tijdens verhoor, recht op verzorging, privacy, Spreekrecht, recht op informatie, rechtsbijstand, Anonimiteit, privacy, zwijgrecht, uitspraken van Raad voor Journalistiek

Taalcursussen, integratiecursussen Opvang, behuizing, leefomstandigheden, aanwezigheid, uitwijzing uitgeprocedeerden, Migratiestop, quota, beperkingen, regularisatie, Maatregelen, stabiel houden van valuta, wisselkoers AEX, Bel 20, Dow Jones, Vermelding van markt, speculaties, beleggingen, Ook hedge funds NIET: bedrijfsorganisatie van banken NIET: bedrijfsorganisatie van verzekeringsmaatschappijen Ook eventuele loonlastenverlagingen Hoge loonkosten, vertrek bedrijf naar buitenland als gevolg

* ECONOMIE 311 Economische toestand

S&P, Moodies, Fitch, Economische analyses, conjunctuur, schuldencrisis, consumentenvertrouwen, ondernemingsvertrouwen,

44

Economisch beleid Privatisering/nationalisering en organisatie 313 van overheidsbedrijven 314 Handelsbeleid 315 KMO's 316 Distributie Organisatie en beleid van specifieke 317 bedrijven 318 Industrile sectoren CONSUMENT 331 Consumentenzaken 332 Reclame 333 Tarieven en prijzen, prijsveranderingen WERK 351 Werkloosheid 352 Werkgelegenheidsbeleid 353 Arbeidsmarkt 354 Sociaal overleg 355 Arbeidsomstandigheden 356 Ontslag SOCIALE ZAKEN 401 Gezins- en familiale banden 402 Kinderbijslagen en geboortepremies 403 Jeugdzaken 404 Conceptie en anticonceptie 405 Seksuele zaken 406 Gezondheidsbeleid 407 Menselijke ziektes 408 Nieuwe medicijnen, kuren, technieken 409 Voedselveiligheid en voedingskwaliteit 410 Armoede en sociale uitsluiting 411 Buurtontwikkeling 412 Welzijn en de welzijnssector 413 Ziekteverzekering 414 Pensioenen 415 Sociale zekerheid in het algemeen

312

koopkracht, Berichten over de slechte economie, maatregelen van de regering, economische planning, steun aan bedrijven, Exportsteun, douanecontroles, invoerrechten, Kleine of middelgrote ondernemingen Openingsuren van winkels, verplichte sluitingsdag, nieuwe wet op nachtwinkels, Deels ontslagen, nieuwe CEO of COO, gedeeltelijke verkoop, overname, sluiting/opening van vestiging, De bouw, de farmaceutische industrie, metaalindustrie, Bescherming van consument, koopovereenkomst, geschillencommissie, garantie, Marketing, Jury voor Ethische Praktijken (JEP) (Controle van) prijzen van olie, elektriciteit, water, gas, telefonie, Stijgen, status quo, dalen Stimuleren van de arbeidsmarkt, allerlei maatregelen wat betreft werklozen, opleidingen, Toestand van de arbeidsmarkt, tekort of teveel aan bepaalde categorien opgeleiden of niet-opgeleiden Overleg tussen werkgevers en werknemers, nieuwe CAO's, vakbonden, ondernemersraad, Welzijnswet, arbeidsinspectie, ziekte, verzuim Brugpensioen en pensioenen, gouden handdruk, ontslagpremies, Erfrecht, onderhoudsplicht, alimentatie, adoptie, co-ouderschap, Jeugdvoorzieningen, jeugdzorg, jeugdhuizen, zakgeld, verslavingen, depressies, ADHD, alcoholisme, Abortus, anticonceptiva, in-vitrofertilisatie, klonen van mensen, Seks vanaf 16, preventie van incest, pornografie, SOAs, Preventie van ziektes, inentingen, Epidemien, uitbraken, haarden, Wetenschappelijke testen, therapien, ontdekkingen, Biologische producten, vervaldata, terughaalacties, hormonen, Zwervers, daklozen Buurtfeesten, probleemwijken, leefbaarheid Rusthuizen, dagcentra voor gehandicapten, daklozenwerking, zorgverzekering, Terugbetalingen, maximumfactuur, Zilverfonds, verhoging van de minimumpensioenen, Regionalisering, splitsing, RSZ-bijdrage,

45

416 Werkloosheidsuitkeringen 417 Andere uitkeringen 418 Euthanasie 419 Anonimiteit in de samenleving DEMOGRAFIE 451 Dood 452 Bevolking en demografie MOBILITEIT & VERKEER 501 Verkeersongevallen Reportages over files en aankondiging van 502 wegwerkzaamheden 503 Openbaar vervoer 504 Beleid en actie rond verkeersdelicten 505 Verkeersveiligheid 506 Algemene mobiliteitsproblematiek 507 Transport en vervoer 508 Verkeersdelicten zelf

Kluizenaarsleven, vondelingenschuif, Teleonthaal, privacygegevens, naamloze doden, Begraafplaatsen, terugbetaling begrafenis, moslimbegraafplaatsen Groei/afname, samenstelling van bevolking

509 Infrastructuurwerken en mobiliteit RUIMTELIJKE STRUCTUUR 521 522 * MILIEU 531 532 533 534 535 536 537 538 NATUUR 551 552 Ruimtelijke ordening Huisvesting Aandacht allochtonen Natuurgebieden Milieuvervuiling (bodem, water, lucht) Geluidshinder Radioactief afval Afvalbeleid Dierenwelzijn Bedreigde diersoorten en planetensoorten Klimaatveranderingen Natuurverschijnselen Berichten over het weer (voorbij, huidig of

Boetes, sancties, Voorlichting, campagnes, alcoholcontroles, plaatsen en werking flitspalen, Fileprobleem, vertragingen, Nachtvluchten, Alcoholgebruik achter het stuur, overdreven snelheid, door rood licht rijden, vluchtmisdrijf, NIET: aanpak, controles Discussie over aanleg van een nieuwe weg, een fietspad, een snelweg, een kanaal, een treinverbinding, Stedenbouw, landschapsarchitectuur, lintbebouwing, bouwvergunningen, gewestplannen, Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, Sociale huisvesting, woningmarkt, prijzen van eigendommen, huurprijzen, verkrotting, huisjesmelkers, lege bedrijfsruimtes, kraken,

Uitbreiding, decreet voor onderhoud, afspraken, Door vliegtuigen, kerncentrales,... Recyclage, eco-tax, huisvuilophaling, Verwaarlozing, mishandeling, dierenasielcentra, Kappen van het regenwoud, uitsterven dieren, Kyoto en andere protocollen/congressen, gevolgen, Noorderlicht, vallende sterren, zonsverduistering, Goed weer vandaag, sneeuw in de Ardennen, hittegolf, koudegolf,

46

553 ENERGIE 571 572

toekomstig) Indeling seizoenen en tijd Energiebeleid Duurzame ontwikkeling

Zomertijd, meteorologische lente, Chinese en andere beginmomenten van het nieuwe jaar, Plaatsen windmolens, kerncentrales, kolencentrales, afbouw kernenergie, energiebesparende maatregelen, Bouwen met duurzame en milieuvriendelijke materialen, toepassingen van energiebesparende technologien, duurzame ontwikkeling over het algemeen Biologische landbouw, chemische bestrijdingsmiddelen, werktuigen, Mislukte oogst, aardappelteelt, Roofbouw, keurmerken hout, Amazone, Uitsterven van visbestanden, het overbevissen, quota, Verslagen van Pop/Rock/R&B/Folk/Wereldmuziek Afkomst Verslagen van Koor, Opera, symfonisch orkest Afkomst Afgelasten, specifieke maatregelen, ticketverkoop, Awards, onderscheidingen, Veiligheid, geluidsnormen, subsidies, Verslagen, recensies, releases, premires, Afkomst Oscar's, Golden Globes Subsidies, minimumleeftijd,

LANDBOUW 581 Landbouw De teelt, planting en oogst van specifieke 582 producten 583 Bosbouw 584 Visserij MUZIEK 601 Populaire concerten en festivals * Aandacht origine/etniciteit van kunstenaar 602 Klassieke concerten * Aandacht origine/etniciteit van kunstenaar 603 Organisatie van festivals/concerten 604 Muziekprijzen Specifieke muziekvideo, release, 605 hitlijsten, 606 Muziek- en festivalbeleid FILM 611 Specifieke film * Aandacht origine/etniciteit van kunstenaar 612 Filmprijzen 613 Filmbeleid PODIUMKUNSTEN Specifieke voorstellingen theater, musical, 621 dans, ... * Aandacht origine/etniciteit van kunstenaar 622 Beleid podiumkunsten 623 Prijzen podiumkunsten LITERATUUR Specifiek boek, lezing, voordracht, 631 evenementen met en rond boeken * Aandacht origine/etniciteit van kunstenaar

Afkomst

Sfeerverslag van de boekenbeurs, voorstelling boek, lezing, Afkomst

47

Beleid rond boeken, literatuur, het stimuleren van het lezen 633 Literatuurprijzen BEELDENDE KUNSTEN 641 Specifiek werk, prijs, tentoonstelling * Aandacht origine/etniciteit van kunstenaar 642 Beleid beeldende kunsten PATRIMONIUM 651 Archeologische ontdekkingen 652 Architectuur Patrimoniumbeheer, bescherming van 653 monumenten 654 Wereldtentoonstelling ANDERE 661 Auteursrechten Andere culturele activiteiten en 662 evenementen 663 Ander cultuurbeleid ONDERWIJS Organisatie van het kleuter en het lager 701 onderwijs * Taalaspect 702 Organisatie van het middelbaar onderwijs * Taalaspect Organisatie van het Hoger en universitair 703 onderwijs (ook post-universitair) * Taalaspect Evenementen in het kader van de 704 onderwijskalender WETENSCHAPPEN 632 711 712 Wetenschapsbeleid

Vaste Boekenprijs Pulitzer, Nobelprijs

Afkomst

Open monumentendag, subsidies, BIE, bureau international des expositions SABAM, BAF, en andere

Subsidies, nettensysteem, ontevreden leerkrachten, verloning, opleiding, Schoolstrijd, Pedagogische methode, Voertaal, bepaalde vakken Subsidies, nettensysteem, ontevreden leerkrachten, verloning, opleiding, Schoolstrijd, Pedagogische methode, Voertaal, bepaalde vakken Subsidies, nettensysteem, ontevreden leerkrachten, verloning, opleiding, Schoolstrijd, Pedagogische methode, Voertaal, bepaalde vakken Eerste schooldag, opening van het academiejaar, einde van het schooljaar, examens, Subsidievormen, FWO, aantrekken (buitenlandse) onderzoekstalenten, European Strategy Forum on Research Infrastructures, Roadmap, Belspo, IWT Nobelprijzen voor exacte wetenschappen en economie Ontwikkelingen, constructies Fraude, plagiaat

Specifieke wetenschappelijke ontdekkingen en prijzen (niet-medisch) 713 Technologie 714 Documentatie en archieven 715 Deontologie van de wetenschappen RUIMTEVAART

48

721

722

723 VERMAAK 731 Winnen van een loterij of speciale prijs 732 Gokproducten 733 Gokverslaving en beleid 734 Kermissen, lunaparken 735 Verslag van feestvreugde TOERISME Toerisme en recreatie: beleid en 741 implementatie Waarschuwing/beperking toerisme naar 742 bepaalde landen 743 Toestand van toerisme 744 Gestrande reizigers GODSDIENST Religieuze vieringen en traditionele 751 religieuze gebruiken 752 Religieuze orden en sektes Religies (algemeen, ideologie, 753 onderverdeling) * Islam 754 Organisatie van de Katholieke Kerk Bezoeken, ontmoetingen en uitspraken van 755 religieuze leiders MEDIA 761 Mediabeleid 762 Evoluties in de mediawereld

Landing, lancering, status vlucht, experimenten aan boord (resultaten), ruimtewandeling, landing op de maan, Beleid rond ruimtevaart, ruimtevaartprogramma's, aanpassingen space station, Mislukkingen en rampen i.v.m. Ruimtevaart

Verdeling verantwoordelijkheden, internationale samenwer king, technologische basis, Bijvoorbeeld: Ramp Challenger, ramp Columbia, crash Ariane. Loterijen, winnen van tickets bij wedstrijd, Poker, casinos, krasbiljetten Wet op casino's, organisatie van nationale loterij Nationale feestdagen, voetbal, Nieuwjaar, Regeling voor kampeerterreinen, naaktstranden, weekendhuizen, Negatief reisadvies Vakantiedrukte, ophoping van toeristen (aan kust, Ardennen, skigebieden, buitenland)

Religieuze feesten, tradities, plaatsen Bijvoorbeeld: crematies, Allerheiligen, zaligverklaring, boeteprocessie, eucharistieviering, huwelijk, kerk,.. NIET: Katholieke Kerk De islam, moslimfundamentalisme, het ontstaan van de christelijke scheuringen, Imams, Ayatollah, moskeen, Priesterwijdingen, roepingen, ontslag priester, Vaticaan, bisschop, kardinaal, paus, ...

763 Journalistieke deontologie 764 Media-events TELECOMMUNICATIE 771 Telecommunicatie, GSM

Beheersovereenkomst, onderzoek, subsidies, diversiteit in de media, Overnames, medialandschap, mediaconcentratie, oprichting, restyling, nieuw programma/medium, aanstellingen/ontslagen, Wetgeving, journalistieke codes (onpartijdigheid, professionaliteit, objectiviteit) Benefietshows, records, Telefonie, telecomoperatoren, GPS, smartphones,

49

772 Internet en IT 773 De Post, Posterijen DEFENSIE EN WAPENS Bescherming tegen terroristische aanslagen, 791 antiterrorisme 792 793 Organisatie en hervorming van het leger

Technologien, nieuwe ontwikkelingen, netwerken, software,

Staatsveiligheid, speciale eenheden, Verkoop basissen, aanwervingscampagnes, herstructureringen, het transporteren van troepen, opdracht van het leger, aankopen van wapens door het leger

Wapenhandel, wapenleveringen, export van wapens * Aandacht allochtonen Binnenlandse niet-militaire taken van het 794 leger 795 Priv wapenbezit Verboden wapens, vergunningen, bewapeningsgraad van de bevolking, INTERNATIONALE INSTELLINGEN EN VERDRAGSCONSTRUCTIES Oprichting, afschaffing, verandering, 801 nieuwe voorzitter, toetreding nieuwe leden, Ook beslissingen en ander nieuws van internationale instellingen dat in geen andere themacategorie past EUROPA 811 Europese Top Samenstelling en werking van de Europese 812 Europese Commissie, Europees Parlement, Europese Raad van ministers, Europees Hof van Justitie Instellingen 813 Europese Integratie Eenwordingsproces 814 Europees Recht Europees Hof, Europese richtlijnen, verdragen 815 Europees Economisch en Industrieel beleid Concurrentie, gemeenschappelijke markt, import, export, havenbeleid 816 De uitbreiding van de Europese Unie Toetreding van lidstaten Gemeenschappelijk Buitenlands- en 817 Mensenrechten, verkiezingswaarnemers, defensie, Veiligheidsbeleid 818 Europese Financieel en monetair beleid Eurozone, euro, stabiliteitspact, begrotingspact, groeipact, ECB, Noodfonds, 819 Europees Sociaal Beleid Beleid tegen armoede, pensioensopbouw, vrijheid van verkeer van personen 820 Europees Landbouwbeleid Landbouwsubsidies, regelgeving productie/prijzen, voedselveiligheid, 821 Europees Milieubeleid Milieurichtlijnen OORLOG & VREDE Wereldvrede in het algemeen, aantal 841 oorlogen in de wereld 842 Oorlog tussen twee of meer landen Binnenlandse beweging of groepering, zonder betrokkenheid van ander land 843 Intern gewapend conflict Bestand geschonden, aanvallen, staatsgreep, Bv. Arabische Lente, revoltes, revoluties, burgeroorlog, 844 Intern gewapend conflict met betrokkenheid Inmenging/betrokkenheid van ander land.

50

van een ander land 845 846 847 848 849 850 851 Internationaal terrorisme Aanslagen met politieke motieven Vredeshandhaving, peacekeeping operations Extern opgedrongen ontwapening WOI en WOII Andere oorlogen

Bijvoorbeeld: de inmenging van andere landen in het Syrische conflict Bestrijding (bv. proces tegen terroristen), samenwerking antiterrorisme, terroristische netwerken NIET: oorlog Irak Gijzeling, vliegtuigkaping, bomaanslagen/zelfmoordaanslagen met politieke motieven Blauwhelmen, pacten, Archief, geschiedenis, nieuwe ontdekkingen, NIET: herdenkingen Archief, geschiedenis, nieuwe ontdekkingen, NIET: herdenkingen Genocidewet, Tribunaal Den Haag

Oorlogstribunaal, Internationaal oorlogs- en genociderechtspraak Vredesonderhandelingen, afkondigen 852 bestand 853 Herdenkingen oorlogen, bevrijdingen, veldslagen, oorlogsslachtoffers, 854 Specifiek protest tegen oorlog en vredesacties INTERNATIONALE CONTACTEN Ontmoeting tussen internationale actoren 861 buiten het kader van internationale organisaties Bezoek belangrijke vertegenwoordiger aan 862 een andere land Internationale multilaterale samenwerking 863 buiten een internationale instelling 864 Diplomatieke verhoudingen Internationale economische zaken en 865 handelsbeleid 866 Internationaal financieel en monetair beleid RELATIES MET DERDE WERELD 881 Koloniale aangelegenheden 882 Ontwikkelingssamenwerking 883 884 RAMPEN 891 Vluchtelingenproblematiek door oorlog Noodhulp bij rampen Natuurrampen (verslag feiten) en gevolgen

Manifestaties, acties, betogingen, tegen oorlog en voor vrede.

Bezoeken president, minister,

Diplomatieke betrekkingen, erkenning, opening/sluiting ambassade, ... Anti-globalisering, economische steun aan buitenland, Acties van IMF, Wereldbank, afbouw schuldenberg in een internationaal perspectief, Historische gebeurtenissen in ex-kolonin zoals Congo Steun aan projecten in derde wereldlanden, AZG, Ook beleid en hulp NIET: vluchtelingen van natuurrampen. Natuurrampen of andere rampen Ramp veroorzaakt door natuurkrachten en de gevolgen

51

Orkaan, bosbrand, vulkaanuitbarsting, aardbeving, overstroming, 892 893 894 895 896 897 898 899 SPORT 901 902 903 904 905 906 Beleid, aanpak van natuurrampen Menselijke rampen (verslag feiten) en gevolgen Beleid, aanpak van menselijke rampen Verkeersrampen Verantwoordelijkheid grote verkeersrampen, onderzoek, aanpassingen en gevolgen Huis of bedrijfsbrand Hongersnood Ongevallen Ramp veroorzaakt door de mens Melt-down, olieramp, Treinrampen, vliegtuigcrashes, kettingbotsingen, tunnelbranden,...

Al dan niet aangestoken. Als aangestoken: ook themacode 235 Ongevallen van individuen met al dan niet dodelijke afloop Niet: slachtoffers van rampen, verkeersongelukken of branden Van of naar (sport)evenementen

Thuiskomst/vertrek sportmensen Viering titel/ereplaats/overwinning Verslag wedstrijd Dopinggebruik Uitreiking prijs Sportbeleid Organisatie, planning, voorbereiding 907 sportmanifestatie Organisatie sportverenigingen en 908 transfernieuws CELEBRITY 911 Personalia bekende personen * Aandacht allochtonen * Aandacht publieke leven * Aandacht private leven * Aandacht echte celebrity 912 Personalia sportmensen * Aandacht allochtonen * Aandacht publieke leven * Aandacht private leven * Aandacht echte celebrity 913 Personalia politici * Aandacht allochtonen * Aandacht publieke leven

Dopingcontroles, regelgeving topsporten, WK, EK, Olympische Spelen, Ronde van Vlaanderen

Bekend = voorgesteld als bekend Bekende allochtonen Celebrities op events, openingen, voorstellingen, Ziekte, overlijden, zwangerschap, huwelijk, scheidingen, familie Paparazzi, roddelpers,

Celebrities op events, openingen, voorstellingen, Blessures, ziekte, overlijden, zwangerschap, huwelijk, scheidingen, familie Paparazzi, roddelpers,

Politici op events, spelprogrammas, openingen, voorstellingen,...

52

* Aandacht private leven * Aandacht echte celebrity ROYALTY Persoonlijk leven royals en adellijke 921 families Opvolging/afstand titel/terugkomst monarch 922 of familie 923 Bezoek royals aan andere landen Civiele lijst, dotatie koningshuis, rechten en 924 rol koningshuis 925 Boodschap van de Koning 930 Andere faits divers i.v.m. met royals

Ziektes, overlijden, zwangerschap, huwelijk, scheidingen, familie Paparazzi, roddelpers, Ziektes, overlijden, zwangerschap, huwelijk, scheidingen, familie

Bijvoorbeeld in het kader van een handelsmissie Ceremonile rol, protocollaire rol, dotaties familieleden, Kerstboodschap/ Nationale feestdag Royals op events, openingen, voorstellingen,

53

CODEBOEK TV: extra VARIABELEN


Actor_functie
advocaat ambtenaar bedrijf bedrijfsleider betrokkene bezoeker/toeschouwer brandweer buitenlands politicus buurtbewoner celebrity consument crimineel criminele organisatie deelnemer actie deelnemer event/spel directeur non-profit eigenaar expert familielid bekend persoon familielid crimineel gerecht historisch figuur Int. Hoogwaardigheidsbekleder internationale organisatie journalist land als actor leraar man in de straat media medicus middenveld militair muziekgroep onbekend ooggetuige organisator ouder overheid patint politicus politie politiek woordvoerder politieke partij Belgi politieke partij buitenland primaire sector regio als actor reiziger religieus royal slachtoffer sporter sportvereniging student terreurorganisatie terrorist vluchteling werknemer wetenschappelijke instelling woordvoerder middenveld woordvoerder vluchteling zaakvoerder

Actor_functiecategorie
Categorie 1: Elitebron

Alle actoren die genterviewd of vermeld worden omwille van hun beroepsmatige functie. Elitebronnen bezitten een bepaalde expertise waardoor ze relevante bronnen zijn voor journalisten. advocaat ambtenaar politicus politie 54

bedrijfsleider brandweer buitenlands politicus celebrity crimineel directeur non-profit expert gerecht historisch figuur Int. Hoogwaardigheidsbekleder journalist media medicus organisator

politiek woordvoerder primaire sector religieus royal sporter terrorist werknemer woordvoerder middenveld woordvoerder vluchteling zaakvoerder leraar militair

Categorie 2: non-elitebron onvervangbaar (of: man in de straat onvervangbaar)

Welgeselecteerde actoren die genterviewd (of vermeld) worden omdat ze het onderwerp van het nieuwsitem zijn of relevante en exclusieve informatie bezitten over het onderwerp van het item, ongeacht hun beroepsmatige functie. Dit type actoren is onvervangbaar omdat ze (n van) de meest relevante actoren zijn voor dat nieuwsitem.

betrokkene ooggetuige slachtoffer ouder (niet man in de straat, betrokkene, deelnemer event) Eigenaar (niet consument, man in de straat) familielid bekend persoon familielid crimineel Patint_categorie2 (= patint die onderwerp is van het nieuwsitem, bijvoorbeeld moeder van geboren vijfling)

Categorie 3: non-elitebron vervangbaar

Willekeurig geselecteerde actoren die genterviewd worden omwille van hun mening of ervaring van een belevenis. Deze actoren zijn vervangbaar omdat ze niet over exclusieve informatie beschikken.

bezoeker/toeschouwer man in de straat deelnemer actie deelnemer event/spel consument vluchteling Patint (niet patint_categorie2) reiziger Student (niet organisator, man in de straat, deelnemer event,) Buurtbewoner (niet ooggetuige)

55

Binbuitmix 1 Binnenland: uitsluitend Belgi is betrokken 2 3 Gemengd: Belgi + een of meerdere andere landen zijn betrokken Buitenland: een of meerdere andere landen zijn betrokken (niet Belgi)

56

You might also like