Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 5

C. den Boer, De eerste brief van Paulus aan de Korinthirs VH-XI, deel 2, 239 blz.

, 32, 50, uitgeverij KokA'oorhoeve, Kampen in samenwerking met de E.G., Hilversum 1993. Betrekkelijk kort na de verschijning van deel 1 ligt nu het tweede deel van de verklaring van 1 Korinthe van de hand van collega Den Boer voor ons, als schriftelijke neerslag van een door velen zeer gewaardeerd radioprogramma. Den Boer slaagt er in om steeds weer zo te schrijven, dat heldere uitleg samen gaat met meditatieve en pastorale overwegingen. We hebben hier allerminst een 'droge' commentaar voor ons. Naast de meer filologische verklaringen blijft er behoefte aan dergelijke praktikale bijbelverklaringen. Laat evenwel niemand denken, dat de schrijver alleen maar voor de vuist weg mediteert. De vele aantekeningen laten ook nu weer zien, dat de schrijver zorgvuldig gexegetiseerd heeft. In dit deel komen belangrijke onderwerpen aan bod, zoals de waardering van huwelijk en ongehuwde staat, de relatie van de sterken en de zwakken, de christelijke vrijheid en de pericopen over het Heilig Avondmaal. Hier en daar lopen uitleg en toepassing elkaar wel eens voor de voeten, zoals in de verklaring van 1 Kor. 11 : Iw. Eerlijk gezegd is het pleidooi voor de hoofdbedekking als symbool me niet duidelijk. Symbool waarvan? Waarom niet eerlijk toegegeven, dat de apostel hier op een tijdbetrokken wijze spreekt? Het 'leert de natuur zelf niet' wordt voor mijn gevoel te sterk betrokken op een voor allen tijde geldend natuurlijk besef Collega Den Boer mag van mij best pleiten voor stijl, maar ook hij kan weten, dat onder ons nogal eens op een wetticistische manier omgegaan wordt met deze verzen. Daartegen had in de toepassing ook best gewaarschuwd mogen worden naast wat nu op blz. 200v. gezegd wordt. Emancipatiedrift en wetticisme zijn beide een aantasting van de christelijke vrijheid. In de bespreking van 1 Kor. 11 : 17w. wordt m.i. vers 28 teveel uitgelegd vanuit de latere gedachtengangen over zelfbeproeving en onwaardig eten en drinken in het gereformeerd protestantisme. ; 7 Ik betwijfel ook of het 'onwaardiglijk' in vs. 27, 29 hier betekent: 'ootmoedig, in schuldverslagenheid, al de zaligheid zoekend buitend zichzelf in Hem'. Als toepassing kan het zo gezegd worden, als uitleg wordt hier m.i. iets ingelezen wat de tekst als zodanig niet zegt. Deze opmerkingen moge voor de schrijver een bewijs vormen met hoeveel belangstelling en waardering ik kennis nam van zijn werk. Hartelijk aanbevolen. A. Noordegraaf Dr. Bert Loonstra, De Bijbel recht doen, Bezinning op gereformeerde hermeneutiek. Uitg. Boekencentrum Zoetermeer 1999, 146 blz., 24.90 (paperback). C. den Boer [n onze tijd is de vervreemding van de Bijbel 5terk toegenomen. Vele postmoderne (jonge) nensen ervaren een grote kloof tussen wat de Bijbel zegt en hun leefwereld. Catecheten mercen dat, wanneer zij met jongeren van 14-17 jaar 3ver de Bijbel spreken. Hoe zit het met

al die ivrede verhalen uit het Oude Testament, met 3od en het lijden vandaag? Waarom moest Jezus Dlaatsvervangend sterven? !s er met behoud van wat onder ons gereforneerde hermeneutiek heet (anders dan in moieme Schriftkritische theologien) een brug te liaan tussen de boodschap van de Schrift en die noderne wereld? Met deze vragen houdt dr. Bert Loonstra (chr. ger. predikant te Hoogeveen) : ich bezig in zijn boek 'De Bijbel recht doen'. )it boek is een vervolg op een eerder van zijn land verschenen publicatie over 'De geloofwaarligheid van de Bijbel' (1994). Daarop is - naast vaardering - ook heftige kritiek gekomen, vooril uit kerkelijke kring, als zou hij te veel ruimte lebben gegeven aan eigentijdse overwegingen : n daardoor gevaar hebben gelopen, dat de loodschap verwaterde. n het boek dat thans verscheen - en dat ook te ezen is los van het andere - gaat Loonstra weliverwogen in op deze kritiek en verduidelijkt ooral zijn ingenomen standpunt. Daarbij neemt dj zijn insteek meer in de in de Bijbel verkongde heilsfeiten (een confessionele verantwooring). Niet dus als een vliegtuig dat van de startlaan (de ervaringswereld van het moderne leensgevoel) opstijgt. Meer als een vliegtuig dat /il neerdalen op de landingsbaan van dat moeme levensgevoel. )e positie die Loonstra inneemt, ziet er dan on-'. eveer als volgt uit. De Bijbel is niet te benade-; n met een 'mechanische' inspiratieleer, die er-' an uitgaat dat de Bijbelschrijvers als notaris-Ierken hun teksten foutloos hebben opgeschreven (139). De Bijbel is niet letterlijk (of: letterlijk-historisch) te nemen; dit begrip is een exponent van ons westerse rationele denken (62). Niet de vraag 'wat staat er precies? ', maar de vraag 'wat betekent het voor ons? ' is de kernvraag. De Schrift is gegeven met het oog op een persoonlijke betrokkenheid (62). Wij zullen dus de Schrift moeten uitleggen op een actualiserende, herinterpreterende manier, zoals de Bijbel dat ook zelf doet (96). En daarbij moet bedacht worden, dat het historische in een heilshistorisch kader staat. Zo gezien, is het niet problematisch, als bv. in 1 Sam. 17 vermeld wordt, dat David Goliath versloeg, terwijl 2 Sam. 21 : 19 dit van Elchanan zegt. Ook niet, dat in Hand. 7 : 14 staat dat Jacob met 75 zielen naar Egypte ging, terwijl Gen. 46 : 27 zegt dat dat er 70 waren (Calvijn zegt, dat wij ons niet angstig moeten bemoeien met een letter). Of om nog een voorbeeld te noemen: n Joh. 12 : 13 lezen we dat de schare takken van palmbomen namen om Jezus te huldigen; maar bij Jeruzalem groeiden er waarschijnlijk weinig of geen palmbomen. De Bijbelschrijvers zijn geen fotografen. Het zijn schilders. Een foto maakt de werkelijkheid exact zichtbaar. Maar op een schilderij vindt men wel eens iets wat slechts in de werkelijkheid van de schilder bestaat. Met dat laatste wil Loonstra ons "bevrijden van een formalistische manier van omgang met de Bijbel (met zijn nadruk op het formele Schriftgezag). De Bijbel wil als een levensecht boek gelezen zijn. De inhoud staat in een 'kerugmatisch' kader (is verkondigend). Om duidelijk te maken waar hij zelf 'kerugmatisch' staat, gaat Loonstra in zijn boek (meer dan in de voorgaande publicatie) in op de in de Schrift verkondigde heilsfeiten. En na lezing van dit boek, zou ik niet willen zeggen, dat hij daarmee geen recht doet aan de Bijbel. Maar

intussen blijven er - dunkt mij - wel vanuit het gezichtspunt van een gereformeerde hermeneutiek, heel wat vragen over. 1) Over de door Loonstra gehanteerde begrippen/beelden. Die zijn bepaald niet altijd helder. En als ze niet helder zijn, werken ze verwarrend, a) Zo bijvoorbeeld is wat hij schrijft over het 'metaforisch' gehalte van de Godsopenbaring voor mij niet bepaald meteen duidelijk. Wan neer is iets 'metaforisch'? Nog enkele voorbeelden: b) Als Loonstra telkens zegt dat hij de Bijbel niet historisch letterlijk wil nemen, moet hij toch nog eens duidelijker uitleggen, wat hij onder historisch-letterlijk verstaat. Naar mijn besef heeft het in onze historie inkomende heil van de drie-enige God alles te maken met het historische (in de letter van de Schrift vervat). Dat moet niet als westers rationalisme betiteld worden. Vgl. Luk. 1 : Ivv 'Ger. hermeneutiek is', zoals Loonstra terecht schrijft (131): de enkelvoudige, letterlijke, historische Schriftzin. c) Dan de beelden die Loonstra gebruikt. Wanneer hij schrijft, dat het 'verhaalde' in de Bijbel geen foto, maar een schilderij wil zijn, is mijn vraag: bedoelt u een expressionistisch of een impressionistisch schilderij? (maakt enig verschil). M.i. heeft de evangelist Johannes (de Rembrandt onder de evangelisten) bij Jezus' intocht in Jeruzalem niet over palmtakken kunnen schrijven, als er geen palmbomen waren. Dat de Bijbelschrijvers tendensgeschriften schreven (of: profetische geschiedschrijving) moet ons er niet toe verleiden, het soortelijk gewicht van een onderdeel van hun historische beschrijvingen als van minder belang te beschouwen. 2) Als er sprake is van een oneffenheid in de Bijbel (dus dat de Bijbel in onze ogen in tegenspraak is met zichzelf), dan zeg ik maar het liefste (dat lijkt mij de veiligste weg), wat Loonstra op blz. 72 schrijft: 'Leg de kwestie in Gods handen'. Er is ook zoiets als het formele gezag van de Schrift en het gezag van de Schrift wordt niet maar ontleend aan de importantie van de boodschap. Ik vergelijk de menselijkheid van de Schrift (inclusief het 'gebrekkige' mensenwoord) maar het liefste met wat we in de Bijbel lezen van de menselijkheid van Jezus. Ik ga voorbij aan wat Loonstra schrijft over 'contextueel' lezen van Bijbelteksten (bv. over het dragen van een hoofdbedekking door de vrouw; 112) en stel alleen nog enkele vragen over een paar uitspraken in het 'confessioneeltheologisch' onderdeel van zijn boek. a) Volgens Loonstra spreekt de Bijbel niet in ontologische categorien over het komen van God in Jezus, zoals in de oudkerkelijke tweenaturenleer van Christus, maar meer in termen van activiteit en autoriteit (46). Ook moet de titel 'Zoon van God' niet worden verstaan als een aanduiding van een genetische relatie (47). M.i. echter is er - ook op basis van bijv. Fil. 2 : 6vv en Kol. 1 : 15vv - geen enkel bezwaar om hier in ontologische categorien te spreken. Wij zouden ons negatief spreken over ontologische termen maar eens moeten herwaarderen. b) Verzoening door voldoening is niet logisch verklaarbaar (aldus Loonstra; 93), maar het is wel te aanbidden, als de uiterste consequentie van Gods heiUg recht. Dat in te leven, maakt het verzoenend werk van Christus, alleszins (hoewel niet 'logisch') verklaarbaar. Is het daarom ook niet beter te spreken over plaatsvervanging, dan over plaatsbekleding (44v)?

Ik heb het boek van Loonstra met spanning' gelezen. Het heeft me weer opnieuw tot nadenken gebracht. Wie zich diepgaand wil bezighouden met hermeneutische vragen (vooral ook met het oog op 'de boodschap en de kloof) moet dit boek echt lezen. C. den Boer (B) Gods krachtige helden Bijbeltekst begrepen In 1 Timothes 5:21 gaat het over uitverkoren engelen. Hoe moeten we over hen denken? C. den Boer H et valt op dat in 1 Timothes 5:21 ook engelen genoemd worden. Engelen die (Gr. eklektos) uitverkoren zijn in tegenstelling tot gevallen engelen, duivelen die hun beginsel niet bewaard hebben (Matth. 25:41; 2 Petr. 2:4; Judas:6). De goede engelen, door God geschapen, hebben bij het grondvesten van de aarde als kinderen van God gejuicht toen de morgensterren vrolijk zongen (Job 38:7). Engelen zijn liturgen (lofzangers) rondom Gods troon (zie ook Ps. 103:20; Dan.7:10). Artikel 12 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis gaat daar ook op in. Boodschappers Maar deze uitnemende engelen zijn ook boodschappers en diakenen. Zij worden als Gods gedienstige geesten uitgezonden ten dienste van hen die de zaligheid berven zullen (Hebr. 1:14). (Zie ook 1 Kon. 19:5, 7; Ps. 91:11; Dan. 3:28; 6:23.) De God der legerscharen heeft meer dan twaalf legioenen engelen om Zich heen (Matth.26:53). En in de tijd van de bijzondere openbaringen in het bijzonder waren zij als een brug tussen God en Zijn kinderen op aarde (vgl. ook Joh. 1:51). Zij brachten boodschappen van God over. En zij beschermden Zijn volk tegen gevaren (Ps. 34:8). Engelen zijn liturgen. Hoor hen zingen: Ere zij God (Luk. 2:14). Engelen zijn ook Gods boodschappers (Hebr. malachim)/diakenen. Zij dienen Jezus, als Zijn verzoekingen geindigd zijn (Matth. 4:11) en ook in Zijn strijd in Gethsman (Luk. 22: 43). Op de paasmorgen (Joh. 20:12) en op de Olijfberg, als Jezus naar Zijn Vaderhuis gaat, zijn ze er ook. Zie ook 1 Timothes 3:16. Zij zijn er niet om aandacht te trekken. Zij zijn er steeds om alle aandacht voor Jezus te vragen. En ze zijn er tot hulp en ondersteuning van gelovigen (o.a. Hand. 5:19vv; 11:13; 12:7vv, 15). Leefregels voor gemeente En dan nu de tekst waarover de vraag gaat. In de perikoop (1 Tim. 5:17- 21) is Paulus bezig voorschriften voor het gemeenteleven te geven. Het gaat hier over ouderlingen die goed regeren en ook over hen die arbeiden in het Woord (dienaren van het Woord). Men moet hen dubbele eer waardig achten (vs. 17). Ook moet de gemeente goed voor haar leidslieden zorgen (vs. 18, 19). Ga dus zorgvuldig met hen om. Calvijn schrijft in dit verband: Geen mensen zijn meer onderworpen aan valse beschuldigingen en achterklappingen dan de godzalige herders. U

moet hen niet lichtvaardig van iets kwaads betichten. Haal er minstens twee drie getuigen bij, als u hen van iets hebt te beschuldigen (vs. 19). Ogen van God Anderzijds wekt Paulus Timothes op het kwaad niet in de doofpot te doen. Leidslieden van de gemeente die publiek zondigen, moeten publiek bestraft worden, opdat ook anderen terugschrikken van het kwaad (vs. 20). Doe niets uit persoonlijke vooroordelen en ook niet uit persoonlijke voorkeur (vs. 21). En leg ook niemand al te snel de handen op (vs. 22). Al deze dingen vat de apostel hoog op. Waar het gaat om leidinggevenden in de gemeente moet Timothes zo handelen alsof hij voor de ogen van God, van Jezus Christus en van Zijn engelen handelde (Calvijn). Een goed geordend gemeenteleven speelt zich af onder het toeziend oog van God, van Jezus Christus en van de uitverkoren engelen. Zij zullen in het eindgericht mee oordelen. (Vgl. Matth. 13:39vv.) Toezichthouder Engelen zijn liturgen en diakenen, maar ook toezichthouders. Zij kijken zorgvuldig naar de gang van zaken binnen de gemeente. Ze letten vooral ook op vrouwen en op kleinen. Daarom kan Paulus in 1 Korinthe 11:10 schrijven dat de vrouw een macht op het hoofd moet hebben vanwege de engelen. De vrouw moet haar hoofd bedekt hebben als zij profeteert of bidt. Zo neemt zij haar wettige plaats in de gemeente in en de engelen zien erop toe dat zij dat kenbaar maakt door het dragen van een hoofdbedekking. In dit verband denk ik ook aan wat Christus zegt in Matthes 18:10 over de engelen die speciaal letten op de kleinen, op hen die ten val dreigen te worden gebracht en de verachten. Nee dat hoeft niet te betekenen dat elke gelovige, groot of klein, zijn speciale beschermengel (een dubbelganger in de hemel) heeft. Maar het betekent wel dat deze engelen oog in oog met God staan en een speciale toegang tot Gods troon hebben om dienaren van de zaligheid der kleinen te zijn (Calvijn). Op een wenk van God staan zij naast hen, nemen het voor hen op en omringen hen met hun bescherming. Wij zien hen niet altijd. Maar Gods kinderen mogen het tot hun troost ervaren: Vrees niet; want die bij ons zijn, zijn meer, dan die bij hen zijn (2 Kon. 6:16). C. den Boer Vragen voor de rubriek Bijbeltekst begrepen kunnen worden ingestuurd naar de redactie (adres zie colofon op pag. 17) of gemaild naar geref.bond@ tiscali.nl.

You might also like