Professional Documents
Culture Documents
Facility Management Tijdens Vredesoperaties - Master Scrip Tie Maj I.H. Van Der Pool MFM - 21 Mei
Facility Management Tijdens Vredesoperaties - Master Scrip Tie Maj I.H. Van Der Pool MFM - 21 Mei
Samenvatting
Ten tijde van het Warschaupact was de krijgsmacht voorbereid op een groot gewapend
conflict dat uitgevochten zou worden vanuit voorbereide gevechtsopstellingen in Duitsland en
Nederland. De Landmacht (tegenwoordig: CLAS) zou vooral dynamisch en zelfstandig
opereren, terwijl de Luchtmacht (tegenwoordig: CLSK) statisch vanaf vliegbases werd
ingezet.
Uit het onderzoek blijkt dat er binnen defensie in het geheel nog geen visie op FM tijdens
vredesoperaties bestaat. Door het ontbreken van een centraal sturende rol bestaat er
onduidelijkheid over de verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Zo is
FM tijdens vredesoperaties niet joint ingericht. Dit resulteert in concurrentiegedrag tussen
CLAS en CLSK, zowel in Nederland als het inzetgebied. Als gevolg van al deze
tekortkomingen is er geen sprake van integraal facility management binnen defensie.
Door het ontbreken van een koppelvlak op het gebied van FM tussen de hoofdprocessen
‘besturen’ en ‘inzetten’, ontstaat hier een kwaliteitslek in de waardeketen. De gevolgen van
dit kwaliteitslek manifesteren zich helder op Kandahar Air Field in de aanloop naar de
Transfer Of Authority.
Juist tijdens de uitvoering van vredesoperaties doet zich steeds vaker de vraag voor of
diensten kunnen of moeten worden uitbesteed. Het kunnen maken van een betrouwbare
afweging is hierbij cruciaal, zeker gezien het defensiebudget dat steeds sterker onder druk
komt te staan. Een intelligent gebruik van Porter’s model kan ondubbelzinnig aantonen welk
proces hoeveel waarde toevoegt aan het eindresultaat. Door geen aandacht te besteden aan
deze aspecten van FM is de benodigde database nog niet opgebouwd en kan nog geen
benchmarking plaatsvinden. De gronden waarop ‘make or buy’ beslissingen op dit moment
worden genomen zijn niet transparant. Op het gebied van expeditionaire catering heeft dit al
geleid tot forse budgetoverschrijdingen.
De auteur pleit daarom voor een herijking van het door defensie gehanteerde model van de
waardeketen, waarbij de analytische mogelijkheden van het model optimaal worden benut.
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 1
Hoofdstuk 1 Inleiding 3
1.1 Aanleiding 3
1.2 Reorganisatie 3
1.3 Integraal facility management bij de krijgsmacht 3
1.4 Praktijkprobleem 3
1.5 Opdrachtgevers 4
1.6 Relevantie van het onderzoek 4
1.7 Probleemstelling 5
1.8 Randvoorwaarden 6
1.9 Theoretisch kader 6
1.10 Conceptueel model 8
1.11 Opzet van het onderzoek 9
1.12 Structuur van het onderzoeksverslag 9
Hoofdstuk3 Vredesmissies 17
3.1 Politieke besluitvorming vredesmissies 17
3.2 Expeditionair optreden 18
3.3 Scheiding beleid, aansturing en ondersteuning 19
3.4 Joint optreden 20
3.5 Geringe voorspelbaarheid 21
3.6 Beperken risico’s 21
3.7 Synopsis 22
Hoofdstuk 4 Logistiek 24
4.1 Logistiek en facility management 24
4.2 National Support Element 24
4.3 Aansturing logistieke keten 25
4.4 Taakspecialisatie OPCO’s 25
4.5 Synopsis 26
Hoofdstuk 5 Bases 27
5.1 Behoefte aan eigen bases 27
5.2 Infrastructurele ondersteuning en logistieke diensten 28
5.3 Niveaus in operationele infrastructuur 29
5.4 Logistieke diensten 32
5.5 Invloed voorzieningenniveau 33
5.6 Facility Management binnen de CLAS 34
5.7 Facility Management binnen CLSK 35
5.8 Synopsis 35
Literatuur 54
Gebruikte afkortingen 56
1. Inleiding
‘It’s not enough that we do our best; sometimes we have to do what’s required.’
Sir Winston Churchill
1.1 Aanleiding
1.2 Reorganisatie
Sinds het einde van de Koude Oorlog en in het bijzonder sinds 2002 is het Ministerie van
Defensie ingrijpend aan het reorganiseren. De reorganisatie moet leiden tot een nieuw
evenwicht binnen de krijgsmacht. Taken en middelen moeten zo op elkaar zijn afgestemd
dat de krijgsmacht beter inzetbaar wordt, zowel in Nederland als in het buitenland.
Tegelijkertijd moet er voldoende financiële ruimte komen om te investeren in noodzakelijke
nieuwe capaciteiten. Dit nieuwe evenwicht probeert Defensie te bereiken door de krijgsmacht
te verkleinen en bepaalde wapensystemen af te stoten.
Eén van de gevolgen van deze reorganisatie is dat bij deelname aan vredesoperaties steeds
één defensieonderdeel verantwoordelijk wordt voor de coördinatie1 van de logistiek
(coördinerend defensieonderdeel). Afhankelijk van de aard en duur van de missie wordt een
keuze gemaakt voor een specifiek defensieonderdeel. Tot de verantwoordelijkheden van het
coördinerend defensieonderdeel behoren ook de algemene (niet-wapensysteemgebonden)
logistiek en inrichting van de facilitaire processen op de bases.
De logistieke keten binnen defensie, waar facility management deel van uitmaakt, wordt
integraal gemanaged. Facility management wordt in de vredesorganisatie van het
Commando Landstrijdkrachten (CLAS, voorheen Koninklijke Landmacht) eveneens integraal
gemanaged. De CLAS is als coördinerend OPCO verantwoordelijk voor de logistieke keten
in Afghanistan. Het ligt daarom voor de hand om te veronderstellen dat op de bases in
Afghanistan sprake is van integraal facility management.
1.4 Praktijkprobleem
Luchtmacht) wordt het door de CLAS geboden serviceniveau (m.n. kwantiteit, kwaliteit en
tijdigheid) als onvoldoende ervaren. Aan de zijde van het CLAS wordt de beheersbaarheid
als een kwetsbaar punt ervaren.
Eigenlijk wordt binnen defensie nog geen structurele aandacht besteed aan deze specifiek
militair facilitair ondersteunende processen op bases. Er wordt geen relatie gelegd met de
facilitaire processen zoals die zich in de vredessituatie voordoen. Als gevolg hiervan wijkt de
aansturing van deze processen sterk af van de vredesbedrijfsvoering, waar ondertussen veel
ervaring is opgedaan met het integraal managen van de dienstverlening.
1.5 Opdrachtgevers
Militair
Het onderzoek is relevant omdat het inzicht geeft in de problematiek die door de
opdrachtgevers is gesignaleerd: het ontbreken van een beheersbaar proces en de beleving
van een te laag voorzieningenniveau.
De krijgsmacht is een gefilterde afspiegeling van de samenleving. De nieuwe generatie
militairen beschikt niet over het tijdens de Koude Oorlog opgedane referentiekader van hun
oudere collega’s. Bovendien zijn deze militairen als consument veeleisender geworden en
staan ze relatief sterk in een aantrekkende arbeidsmarkt. Zowel de kwantitatieve als
kwalitatieve vulling van de krijgsmacht staan immers al geruime tijde onder druk. De
intensiteit van vredesmissies neemt toe, zowel qua duur, ervaringen en herhalingen. Door de
aard van het werk worden voornamelijk jonge(re) militairen ingezet tijdens vredesmissies.
Het is nog onduidelijk in hoeverre facilitaire ondersteuning op bases in missiegebieden
invloed kan uitoefenen op het welzijn van uitgezonden soldaten (en de beleving van hun
thuisfront).
Hoewel er in de Verenigde Staten en Canada klaarblijkelijk onderzoek is uitgevoerd naar het
verband tussen de inzetbaarheid van uitgezonden troepen en het aangeboden
voorzieningenniveau3, is er zover bekend nog geen onderzoek uitgevoerd naar de rol van
integraal facilility management. Publicatie van de uitkomsten van deze studie in vakbladen
binnen en buiten defensie zal leiden tot een dialoog en kan het begin van een nieuw
gedachtegoed binnen defensie inluiden.
Civiel
De FM-processen op een militaire base vertonen veel overeenkomsten met die op civiele
kampementen, bijvoorbeeld zoals die worden gebruikt in de offshore en mijnbouwindustrie.
Het valt daarom niet uit te sluiten dat dit onderzoek ook relevantie heeft voor de civiele
2
In de militaire wereld is samenwerking tussen eenheden belangrijk. Er bestaan meerder varianten van (multi)
nationale samenwerking met unieke eigenschappen. De term ‘joint’ verwijst specifiek naar de samenwerking van
verschillende krijgsmachtdelen van één nationaliteit.
3
Een verwijzing naar deze onderzoeken wordt gegeven in: Landmachtstaf, Richtlijn, Aanwijzingen voor de
inrichting van compounds, Den Haag 1999
maatschappij.
Door de vaak zeer primitieve en zich snel wijzigende omstandigheden zal de facility manager
van een militaire base mogelijk over anders ontwikkelde competenties moeten kunnen
beschikken dan zijn collega’s in de Nederlandse civiele markt. Voor het vakgebied en dan
met name de HBO-opleidingen is deze studie relevant omdat hier mogelijk nieuwe kansen
liggen.
1.7 Probleemstelling
Doelstelling
Met deze studie wil de auteur inzicht verkrijgen in de wijze waarop de kwaliteit4 van de
facilitaire dienstverlening op bases in Afghanistan5 wordt beïnvloed door de inrichting van en
communicatie tussen de expeditionaire organisatie in het inzetgebied en de
moederorganisatie in Nederland. Het verkregen inzicht moet binnen de defensieorganisatie
leiden tot een brede discussie en daarmee een vergroting bewerkstelligen van de
organisatorische kennis over facility management tijdens vredesmissies. Juist door de
discussievorm wordt het onderwerp breed toegankelijk binnen de organisatie en zal het
besef toenemen dat expeditionair facility management daadwerkelijk waarde toevoegt
binnen het defensieproces.
Het waardepotentieel is vooral hoog bij de beantwoording van de vraag of diensten al dan
niet uitbesteed kunnen of moeten worden. Door de voortdurende afweging van kansen,
risico’s en belangen kan de facility manager hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Het
blikveld van de organisatie zal wel breder moeten worden dan de huidige monodisciplinaire
insteek. Indien het mogelijk wordt om de facilitaire processen op een base integraal te
managen zal het primaire proces optimaal ondersteund worden.
Onderzoeksvragen
Voor het onderzoek is de volgende hoofdvraag geformuleerd:
In hoeverre wordt binnen de krijgsmacht, in het bijzonder op militaire bases tijdens
vredesoperaties, invulling gegeven aan integraal6 facility management?
Vanuit de hoofdvraag zijn de volgende afgeleide vragen geformuleerd:
Gewenst resultaat
Het inzicht dat is verkregen tijdens het onderzoek moet leiden tot de ontwikkeling van een
concept voor een expeditionaire FM-organisatie. Deze organisatie moet in staat moet zijn om
een base gedurende alle fasen van een vredesmissie optimaal te besturen. Op hoofdlijnen
wil de auteur een voorstel doen voor de implementatie van dit concept en de bijbehorende
expeditionaire FM-organisatie binnen defensie.
4
In dit kader wordt met kwaliteit zowel de wijze van organiseren van FM (proces) als het niveau van de geboden
faciliteiten (product) op de bases in Afghanistan bedoeld.
5
De organisatie en inrichting van bases tijdens vredesmissies maken deel uit van de ondersteuning van het
grondgebonden optreden. Het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) is hier in principe niet of minder bij
betrokken en wordt daarom in dit onderzoek niet meegenomen.
6
In de vakliteratuur worden vooral omschrijvingen gegeven van het begrip integraal management’. Voor deze
studie betekent integraal management dat het decentrale management binnen de door de strategische top van de
organisatie gestelde kaders verantwoordelijk is voor alle beheersingsaspecten ten aanzien van een efficiënte en
effectieve voortbrenging van een product of dienst.
7
Deze drie militaire fases lopen parallel met de beheersfase van de (politieke) beleidslevenscyclus, zoals
Winsemius die heeft gedefinieerd: na het nemen van een besluit neemt de aandacht van de politiek voor de
daadwerkelijke uitvoering en de problemen die daarbij op kunnen treden sterk af.
1.8 Randvoorwaarden
Het expeditionaire FM-concept moet passen binnen bestaande afspraken, zal op actieve
wijze de samenwerking tussen de OPCO’s8 faciliteren en maakt een adequate ondersteuning
van Nederlandse eenheden op bases tijdens vredesmissies mogelijk, ongeacht de
omstandigheden.
Uitgangspunt voor deze studie is de procesgedachte die door defensie wordt aangehangen.
Hierbij worden drie hoofdprocessen onderscheiden: inzetten, ontwikkelen en besturen9.
8
Dit operationele FM-concept dient ook bruikbaar te zijn voor het CZSK.
9
Besturingsmodel Defensie
Defensie heeft ervoor gekozen het volledige defensieproces weer te geven in een soort
waardeketen [Porter, 1985].
BESTUREN
VERVULLEN INZETTEN
MATERIEEL- Militaire
BEHOEFTE SA LE operatie
ME OEFENEN VE
NS Civiele
N
RE
RE
overheidstaak
EN
TE N Civiele
VE
LL
LL
VERVULLEN overheidstaak
INSTANDHOUDEN
LE
TE
EN INZETTEN
PERSONEELS-
NS
BEHOEFTE INSTANDHOUDEN
ME
(Onderhouden/Bevoorraden)
SA
Vooraf is het van belang te realiseren dat defensie op twee punten fundamenteel afwijkt van
het oorspronkelijke concept van Porter (figuur 2). In de eerste plaats deelt defensie haar
keten niet in op basis van het onderscheid tussen primaire en ondersteunende activiteiten.
Ten tweede vindt er in de waardeketen een vermenging plaats van strategische
uitgangspunten en interne processen (figuur 3).
In vergelijking met het originele model beperkt defensie zich bovendien tot het eerste aspect
van de drie genoemde toepassingsmogelijkheden: omschrijven welke hoofdprocessen leiden
tot de noodzakelijke output. De analyseslag, in hoeverre (deel)processen ook waarde
toevoegen en in hoeverre de diverse koppelmechanismen geen kwaliteitslekken zijn, blijft
vooralsnog achterwege [Bijlsma & De Waard, 2004].
Toch heeft het gebruik van Porter’s model voor deze studie meerdere voordelen. Allereerst is
het zeer bruikbaar voor het tweede aspect van het oorspronkelijke model: de evaluatie van
de base-organisatie en de rol die facility management speelt bij het bereiken van het
eindresultaat. Ook maakt dit model het mogelijk om te evalueren in hoeverre de koppelingen
tussen de diverse processen succesvol zijn. Als laatste argument voor het gebruik van
Porter’s waardeketen kan het gemeenschappelijke en daarmee begrijpelijke kader voor
zowel de opdrachtgevers binnen defensie als de vakgenoten binnen FM worden aangehaald.
Primaire bronnen:
- veldonderzoek ISAF
* fysieke waarneming
- veldonderzoek in NL
* fysieke waarneming
Primaire bronnen
In april 2006 en februari 2007 heeft de auteur gedurende een maand veldonderzoek
uitgevoerd bij de Nederlandse detachementen in Afghanistan. Hierbij werd nadrukkelijk
gekeken naar de inrichting van logistieke diensten en operationeel facility management op
de bases Kabul International Airport (KAIA), Kandahar Airfield (KAF), Tarin Kowt (TK) en
Dehra Wud (DW).
Secundaire bronnen
Voorafgaand aan het veldonderzoek is een literatuuronderzoek uitgevoerd, waarbij
management- en organisatietheorieën werden vergeleken met beleid, doctrine, instructies en
werkwijzen binnen de (bondgenootschappelijke) militaire organisatie.
Nagenoeg alle stakeholders, zowel in Nederland als in Afghanistan, zijn voor dit onderzoek
geïnterviewd. Daarnaast zijn uitgebreide interviews gehouden met militaire facility managers
van coalitiepartners uit de Verenigde Staten (KAF), Canada (KAF) en Australië (TK).
10
Het vakgebied grondoperaties omvat bewaking en beveiliging van luchtmachtobjecten, de opleiding van
recruten en de verdediging tegen de uitwerking van NBC-strijdmiddelen.
Tijdens het veldonderzoek is op elke base bekeken welke facilitaire processen werden
uitgevoerd, wie hiervoor verantwoordelijk was en of en zo ja op welke wijze er sprake was
van een integrale aanpak. Tevens werd de relatie met het primaire proces en de inbedding in
de organisatie onderzocht. De meer dan 40 interviews gaven diepte aan deze waarnemingen
en creëerden inzicht in de denkwijzen en verwachtingen van leidinggevenden en
uitvoerenden.
2. De krijgsmacht in transitie
‘Een terugval naar de politiek-militaire situatie van vóór 1989 is onmogelijk. (…) De defensie-
inspanning zal meer dan in het verleden moeten zijn gericht op crisisbeheersingstaken,
waaronder zowel vredebewarende als vrede-afdwingende operaties vallen.’
Prioriteitennota 1993
Verregaande voorbereiding
Ook in het Nederland van na de Tweede Wereldoorlog was het vijandbeeld helder en de
doctrine duidelijk. De tegenstander kwam uit het oosten en de strijd zou plaatsvinden op de
Noord-Duitse laagvlakte. Uit efficiëntieoverwegingen werden Nederlandse garnizoenen
ingericht nabij de locaties waar de toekomstige veldslagen zouden plaatsvinden, zodat de
troepen snel konden uitrukken en hun voorbereide gevechtsopstelling konden betrekken. Het
numerieke overwicht van de tegenstander was zo groot, dat een langdurige strijd niet als een
reële optie werd gezien. De eerste klap opvangen en zo tijd winnen voor onze bondgenoten
was voldoende. De ondersteuning voor de komende strijd was slim afgestemd op de duur en
intensiteit van het conflict dat onherroepelijk zou uitbreken. Nederland beschikte tijdens de
Koude Oorlog feitelijk over een wegwerpkrijgsmacht; zij was in staat om dertig dagen
volledig onafhankelijk haar eenheden te ondersteunen, daarna waren de voorraden volledig
verbruikt [Van Loo, 2003].
Inzet landmacht
In deze periode waren de verschillen tussen de doctrine van land- en luchtmacht groot.
Parate eenheden van de Koninklijke Landmacht waren ondergebracht in grote legerplaatsen
in Duitsland. Na alarmering verlieten deze landmachteenheden met zwaar materieel de
kazernes om hun posities in het veld in te nemen. Hier werd het Rode Leger opgewacht en
de strijd aangegaan, waarbij een grote mobiliteit van levensbelang was voor het overleven
van de eenheid.
Inzet luchtmacht
De Koninklijke Luchtmacht kon haar gevechtsvliegtuigen verder in het achterland stationeren
en opereerde vanaf vliegbases in Nederland. Dit had grote voordelen op het gebied van
logistiek en beveiliging bij een daadwerkelijke aanval, zonder dat de slagkracht verminderd
werd. Bij alarmering trok het luchtmachtpersoneel zich op de vliegbases terug in bunkers op
de 'squadron-areas'. Vanuit deze locaties werd het gevecht aangegaan; het personeel bleef
op de basis voor de duur van de inzet.
‘De enige zekerheid die er toen nog bestond was die van onzekerheid.’
Oud-minister van Defensie A.L. ter Beek, Rotterdams Dagblad, 12 september 1998
Op 9 november 1989 viel de Berlijnse muur, gevolgd door de ontbinding van het
Warschaupact in 1991 en de daaropvolgende instorting van de Sovjet-Unie. Hiermee kwam
een abrupt einde aan het vertrouwde vijandbeeld van defensie en veranderde zowel het spel
als de spelregels.
Hoewel de omwentelingen in het Oostblok de Oost-Westtegenstelling weliswaar hadden
doen verdwijnen, was de vrede elders in de wereld niet dichterbij gebracht: binnen een kort
tijdsbestek ontstond een groot aantal conflicten in ondermeer Europa, Afrika en Azië.
Taakverschuiving
Bij gebrek aan een duidelijk aanwijsbare vijand kreeg de krijgsmacht een nieuw doel. In 1991
begon een ingrijpende reorganisatie, waarbij de krijgsmacht kleiner werd en meer nadruk
werd gelegd op de mobiliteit en flexibiliteit in het kader van de algemene verdediging. Vooral
de deelname aan VN-vredesoperaties zou een belangrijk bestanddeel gaan vormen van het
toekomstige defensiebeleid [Klep & Van Gils, 2005].
Prioriteitennota 1993 Ondergang van Eind van de dreiging van Drastische inkrimping; opheffen
Warschaupact en Sovjet- een strategische aanval dienstplicht en vorming
Unie; pro-Westerse opstelling op de NAVO; nadruk op beroepskrijgsmacht; transformatie
Midden- en Oost-Europese nieuwe veiligheidsrisico’s; naar een expeditionaire
landen; crisisbeheersing effecten van lokale crises, krijgsmacht; nadruk op mobiliteit
buiten het NAVO gebied; terrorisme, internationale en flexibiliteit in het kader van
bezuinigingen criminaliteit crisisbeheerscing buiten het
NAVO-gebied
De periode van 1991 tot heden heeft zich gekenmerkt door een schier onophoudelijke
opeenvolging van reorganisaties, waarbij de krijgsmacht kleiner, goedkoper en flexibeler
moest worden. Tegelijkertijd werd door deze krijgsmacht in transitie aan tientallen
vredesmissies over de gehele wereld deelgenomen.
Licht en flexibel
De accentverschuiving in het takenpakket van de krijgsmacht had grote gevolgen voor de
wijze van opereren en logistieke ondersteuning. Grote en zware wapensystemen van de
Landmacht waren niet langer nodig en werden snel afgestoten. De lichte infanterie, bij
voorkeur luchtmobiel inzetbaar, was de toekomst. De Luchtmacht zag een enorme vergroting
van haar strategische en tactische luchttransportcapaciteit en een verschuiving naar
luchtverdediging tegen ballistische raketten.
Nieuwe doctrine
In 1997 werd de dienstplicht opgeschort en de nieuwe generatie beroepsmilitairen werd
steeds vaker ingezet op exotische locaties die sterk afweken van de Noord-Duitse
laagvlakte. De klimatologische omstandigheden waar troepen mee werden geconfronteerd
liepen sterk uiteen en stelden nieuwe eisen aan uitrusting en doctrine. De uitzenddruk voor
de militairen nam gestaag toe, waarbij werd uitgegaan van een cyclus in drie fasen van elk
zes maanden. In de eerste fase werden de militairen voorbereid op de uitzending. De tweede
fase is de daadwerkelijke uitzending. De derde fase, recuperatie, vangt aan na terugkeer in
Nederland, waarna de cyclus opnieuw begint.
In voormalig Joegoslavië werden voor het eerst grote hoeveelheden Nederlandse militairen
gelijktijdig ingezet. Om deze troepen adequaat te kunnen ondersteunen moesten
hoofdkwartieren en logistieke bases worden ingericht. Deze (statische) bases, ook wel
compounds of kampementen genoemd, vormden de levensader voor de troepen die in of
nabij de dorpen waren ondergebracht of vanaf de base op patrouille gingen. Door de grote
hoeveelheid militairen die waren ondergebracht op locaties, zoals de Banja Luka Metal
Factory in Bosnië (zie figuur 7), werden nieuwe eisen gesteld aan de logistieke
ondersteuning van het daar gelegerde personeel. Ook binnen de Landmacht ontstond
langzaam een behoefte aan een niveau van ondersteuning dat in de Koude Oorlog als luxe
zou worden aangemerkt. Door het samenbrengen van verschillende organieke eenheden op
één locatie ontstond er, net als op de kazernecomplexen in Nederland, behoefte aan
coördinatie van de (facilitaire)ondersteuning op de bases. Hiertoe werd de ‘basecommand’-
organisatie ingericht. Basecommand was verantwoordelijk voor zaken als bewaking,
huisvesting, schoonmaak, bewassing enz. en vormde als zodanig de facilitaire
regieorganisatie op de base.
Korte reactietijd
Dat de krijgsmacht moeite had om de nieuwe dynamiek effectief te ondersteunen blijkt
ondermeer uit de ervaringen tijdens operatie Deny Flight11. Net als in de Koude Oorlog zou
de Koninklijke Luchtmacht vanuit relatief veilige opstellingen in het achterland optreden. In
april 1993 werden de operaties in Bosnië ondersteund vanaf de Italiaanse vliegbasis
Villafranca. In tegenstelling tot de situatie van voor 1989 was de voorbereidingstijd zeer
beperkt. De onderbrenging van ca. 300 luchtmachtmilitairen bleek niet mogelijk op de basis.
Onderbrenging in tenten of cadalto’s (tijdelijke onderkomens) was geen optie, aangezien de
zeer kleine vliegbasis moest gaan participeren in een operatie die een 24-uurs inzetbaarheid
vergde. Hierdoor was het niet mogelijk om een toereikend rustgebied te creëren waar de
detachementsleden een normale nachtrust zouden kunnen genieten. Uiteindelijk werd hier
besloten om de Nederlandse troepen onder te brengen in hotels in de omgeving (kosten: 3,8
miljoen gulden per half jaar). Een situatie die nog ruim twee jaar zou duren [Lutgert & De
Winter, 2001].
"… Verder hoorde ik dat de Balkanoorlog voor de F-16-vliegers vakantie was geweest. Ze zaten
in een hotel in Noord-Italië, en af en toe vlogen ze uit. Een rondje boven het voormalige
Joegoslavië en weer terug naar Noord-Italië."
Arnon Grunberg, Onder de soldaten, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam 2006
Beleving en moreel
Tijdens deze missie werd door het CLSK12 voor het eerst de noodzaak erkend om de
accommodatie van het personeel congruent te laten zijn met de (vredes)omstandigheden
waaronder de uitzending plaatsvindt. De motivatie van de troepen werd een factor van
invloed. Om de inzetbaarheid van de troepen langdurig te kunnen garanderen werd binnen
de Luchtmacht geadviseerd bij een uitzending voor zes maanden of langer af te zien van
mobiele legeringskampen van welke aard dan ook. Het personeel diende te worden
ondergebracht in adequate legeringsbarakken van het gastland of in hotels [Lutgert & De
Winter, 2001].
In de oude doctrine werd rekening gehouden met een inzetduur van maximaal 30 dagen, in
een gebied dat verscheurd werd door oorlogshandelingen, waarbij de infrastructuur mogelijk
grotendeels vernietigd was. Onder deze omstandigheden moest de krijgsmacht in staat zijn
volledig in haar eigen behoeften te voorzien, omdat er niemand was om op terug te vallen.
Door de grote hoeveelheden dienstplichtig personeel was ruim voldoende capaciteit
beschikbaar om deze taken uit te voeren.
Balkan-ervaringen
Al tijdens het conflict op de Balkan werd duidelijk dat de inzetduur van de uitgezonden
troepen aanmerkelijk langer was dan deze dertig dagen13. Het materieel en de doctrine
waren hier nog niet volledig op afgestemd. Om de missiekosten te drukken werd de omvang
van de uitgezonden detachementen bovendien zo klein mogelijk gehouden. Hierdoor
ontstond de vraag of het nog wel verstandig was om alle diensten zelf uit te voeren of
bepaalde diensten uit te besteden aan lokale of internationale leveranciers. In Bosnië was de
lokale infrastructuur veelal nog grotendeels intact en in staat de eenheden te ondersteunen.
Vooral op het gebied van de voedselvoorziening en schoonmaak bleek al snel dat lokaal
uitbesteden niet alleen goed mogelijk en efficiënter was, maar bovendien ook positieve
11
Handhaven algeheel vliegverbod boven Bosnië, april 1993 – december 1995
12
Binnen de landmacht was een dergelijke relatie al aangegeven in haar doctrine: Landmachtstaf, Richtlijn,
Aanwijzingen voor de inrichting van compounds, Den Haag 1999
13
Begin 2007 wordt een aanvang gemaakt met de afbouw van de Nederlandse aanwezigheid in Bosnië.
neveneffecten had. Op deze wijze werd namelijk de locale economie gesteund, hetgeen ten
goede kwam aan de wederopbouw van het land14.
Politieke ruimte
Deze ervaringen worden expliciet gemaakt in de
Defensienota 2000, waarin de grondvorm voor logistieke
ondersteuning van operaties wordt aangeduid als 'een open
logistiek netwerk'. De term 'open' heeft hierin de betekenis:
niet per definitie en in alle gevallen volledig 'military owned
and operated'. De term 'netwerk' geeft aan dat in beginsel
het wereldwijd verspreide potentieel van militaire en civiele
organisaties kan worden benut. Belangrijke kenmerken van
deze koerswijziging waren: niet zelf doen wat een ander
beter en goedkoper kan', en 'koop diensten in plaats van
goederen'.15
Reorganisatie
De gewenste taakverschuiving van traditionele verdedigingsmacht naar een expeditionaire
krijgsmacht ging niet vanzelf17. Om dit omvangrijke veranderproces mogelijk maken liepen er
gelijktijdig meer dan vijftig projecten. 'Bestuurlijke vernieuwing' en 'verbetering van de
doelmatigheid' waren daarbij het credo. De uiteindelijke doelen van de reorganisatie, die
onder de naam SAMSON werd uitgevoerd, waren de realisatie van een
bezuinigingstaakstelling van M€ 380 per jaar, het creëren van extra investeringsruimte en het
ontstaffen en ontbureaucratiseren van de defensieorganisatie. Dit laatste door het laten
verdwijnen van een bestuurslaag, het verkleinen van de staven van de krijgsmachtdelen in
combinatie met een verregaande centralisering bij de Haagse staven [Tight fit: Becker,
1990]. Gezamenlijk moesten al deze reorganisatiemaatregelen leiden tot een nieuw
evenwicht tussen de omvang en de middelen van de krijgsmacht en het beschikbare
budget18. Het belangrijkste doel van deze reorganisatie is het waarborgen van een
structureel betaalbare, expeditionaire krijgsmacht.19
2.7 Synopsis
Na de opheffing van het Warschaupact was het dreigingsbeeld diffuus. De NAVO, die een
halve eeuw actief en richtinggevend bij de Nederlandse defensieopbouw was betrokken, was
na de val van de Muur lange tijd meer reactief en volgend. Het gevolg is dat de vaak
eeuwenlang zelfstandig opererende krijgsmachtdelen met succes hun eigen belangen
konden blijven behartigen en nieuwe faits accomplis konden creëren. Historisch gegroeide
deelstructuren en oriëntaties hebben nog steeds de overhand. Alleen door een grondig
herontwerp van de organisatie [Hammer & Champy, 1998] zou de krijgsmacht in staat zijn
om de nieuwe taken adequaat op te pakken. Deze ingrijpende veranderingen, in combinatie
met een enorme toename aan vredesoperaties waaraan werd deelgenomen, stelden grote
eisen aan het leervermogen en de veranderbereidheid van de militairen. Voor een effectieve
centrale krijgsmachtleiding is een belangrijke aanzet gegeven. Hoe hieraan een vervolg
wordt gegeven bepaalt in hoge mate of een flexibele, krijgsmachtbrede organisatiestructuur
met passend materieel, werkelijkheid kan worden. De mate waarin politiek en krijgsmacht
erin zullen slagen de aansturing van de krijgsmacht aan te passen is bepalend voor het
bereiken van het uiteindelijke doel: een kleinere, maar op duidelijk geformuleerde taken
toegesneden krijgsmacht [ Muller, Starink e.a, 2004].
De vraag is of het veranderpotentieel van het personeel gelijke tred heeft kunnen houden
met de veranderingen in de (context van de) organisatie. Is er voldoende leervermogen
binnen de krijgsmacht aanwezig om de nieuwe werkelijkheid voor defensie zin te geven? Zijn
de leidinggevenden op alle niveaus voldoende in staat het verleden los te laten en de
toekomst te omarmen?
17
. De in de Prinsjesdagbrief aangekondigde maatregelen zijn vastgelegd in het Strategisch Akkoord en het
Integraal Defensieplan 2004-2013
18
Ook wel omschreven als O=P=F (organisatie = personele formatie = financiële ruimte)
19
Defensie Informatievoorziening en Organisatie, Besturingsmodel defensie, Maatregel 13 van de
bestuursvernieuwing defensie, Den Haag 2003
3. Vredesmissies
‘The line between disorder and order lies in logistics…’
Sun Tzu
Toetsingskader
De door de Nederlandse regering te hanteren criteria voor uitzending van militairen zijn
vastgelegd in het Toetsingskader 2001. Deze regeling is opgesteld in reactie op het mislukte
optreden in Srebrenica, in 1995, en op de discussies over het ontbreken van een expliciet
VN-mandaat bij de operaties in Kosovo, in 199923.
Volgens deze regeling moet de regering de Tweede Kamer vooraf informeren over haar
voornemen tot uitzending van strijdkrachten voor een vredesoperatie24. Zij moet hierbij met
name aandacht schenken aan:
20
Artikel 97: 1) Ten behoeve van de verdediging en ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk,
alsmede ten behoeve van de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde, is er een
krijgsmacht. 2) De regering heeft het oppergezag over de krijgsmacht.
21
Artikel 100: 1) De regering verstrekt de Staten-Generaal vooraf inlichtingen over de inzet of het ter beschikking
stellen van de krijgsmacht ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde. Daaronder is
begrepen het vooraf verstrekken van inlichtingen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht
voor humanitaire hulpverlening in geval van gewapend conflict. 2) Het eerste lid geldt niet, indien dwingende
redenen het vooraf verstrekken van inlichtingen verhinderen. In dat geval worden inlichtingen zo spoedig mogelijk
verstrekt.
22
Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden 2002
23
Deze operatie vond overigens wél in een VN-kader plaats.
24
Corporate begrippenkader defensie: Een vredesoperatie is een multifunctionele operatie die politieke, militaire
en civiele activiteiten omvat, die wordt geïnitieerd en uitgevoerd in overeenstemming met het internationale recht
(inbegrepen het internationale humanitaire recht), waardoor een bijdrage wordt geleverd aan het voorkomen en
oplossen van conflicten alsmede in het beheersen van crises teneinde de in internationaal verband vastgestelde
doelstellingen te bereiken.
25
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, 23 591 en 26 454, nr. 7
MISSIE
MISSIE- HOOFDTAKEN - VERANDERDOELSTELLINGEN
– TAKEN – VERANDERDOELSTELLINGEN
BESTUREN
VERVULLEN INZETTEN
MATERIEEL- Militaire
BEHOEFTE SA LE operatie
ME OEFENEN VE
NS Civiele
N
RE
RE
overheidstaak
EN
TE N Civiele
VE
LL
LL
VERVULLEN overheidstaak
INSTANDHOUDEN
LE
TE
EN INZETTEN
PERSONEELS-
NS
BEHOEFTE INSTANDHOUDEN
ME
(Onderhouden/Bevoorraden)
SA
MISSIE
MISSIE- HOOFDTAKEN - VERANDERDOELSTELLINGEN
– TAKEN – VERANDERDOELSTELLINGEN
BESTUREN
INZETTEN
INZETTEN
Militaire
Militaire
operatie
operatie
Civiele
Civiele
overheidstaak
INSTANDHOUDEN
INZETTEN
VERVULLEN
MATERIEEL-
OEFENEN BEHOEFTE
VERVULLEN
INSTANDHOUDEN PERSONEELS-
BEHOEFTE INSTANDHOUDEN
INSTANDHOUDEN
(Onderhouden/Bevoorraden)
(Onderhouden/Bevoorraden)
OPCO’s
De OPCO's zijn verantwoordelijk voor de kerntaak van defensie: het verzorgen van
operationeel gerede eenheden en het inzetten van die eenheden.
CDS
De Commandant Der Strijdkrachten (CDS) wordt in zijn rol als hoogste militaire adviseur van
de minister, corporate planner en behoeftesteller én corporate operator
ondersteund door de Defensiestaf.
27
Ministerie van Defensie, Een kennismaking met de bestuursstaf, Den Haag 2005
Als corporate operator is de CDS de éénhoofdige aanstuurder van de OPCO's. Hij heeft dus
beleidsmatige én uitvoerende verantwoordelijkheden, die zichtbaar gescheiden in de
Defensiestaf zijn belegd.
Interoperabiliteit
Vredesoperaties worden in beginsel altijd in multinationaal verband (‘combined’) en in
toenemende mate ook 'joint' uitgevoerd. Dit vereist dat joint en multinationale aspecten een
integraal onderdeel vormen van de opleiding en training van eenheden en staven. Om
bovendien in het volledige spectrum van vredesoperaties te kunnen participeren, dient een
hoog niveau van operationele interoperabiliteit te worden bereikt. Deze wordt gerealiseerd
door procedures, doctrines, organisatiestructuren, communicatie- en
commandovoeringssystemen alsmede uitrustingsstukken zo veel mogelijk te
standaardiseren dan wel in staat te stellen samen te werken. Daarbij moet rekening worden
gehouden met de ervaring tijdens recente vredesoperaties dat op steeds lager, tactisch
niveau wordt samengewerkt en dat interoperabiliteit ook op dat niveau steeds belangrijker
wordt.
Logistiek28
In het verleden waren landen altijd zelf verantwoordelijk voor de logistieke ondersteuning van
hun eenheden of staven. In toenemende mate wordt de logistieke ondersteuning
tegenwoordig in multinationaal verband uitgevoerd29. Deze samenwerking biedt belangrijke
voordelen zoals grotere efficiency en het afdekken van nationale tekortkomingen. Wel stelt
een dergelijke samenwerking eisen aan de standaardisatie van procedures en materieel.
Een kenmerk van vredesoperaties is de vaak lange duur. Zij vinden bovendien plaats in
gebieden waar de omstandigheden sterk kunnen verschillen van de situatie in Nederland.
Het personeel kan bijvoorbeeld worden geconfronteerd met een andere klimatologische,
infrastructurele, hygiënische en culturele situatie. Maatregelen op het gebied van kleding,
huisvesting, voeding, vaccinatie en dergelijke kunnen de risico's daarvan beperken.
Coördinatieproblemen
Indien het kabinet en het parlement besluiten tot het uitzenden van een joint samengestelde
eenheid, kunnen er coördinatieproblemen ontstaan op velerlei gebied Dit komt omdat de
organisatie, structuur en cultuur van de OPCO's van elkaar verschillen.
Logistieke samenwerking
Operaties met een joint karakter vergen een vergaande onderlinge samenwerking van de
OPCO's, zowel voor de logistieke activiteiten in Nederland als die naar en in het
operatiegebied. Het vraagstuk van samenwerking richt zich vooral op de externe logistiek en
de logistieke diensten, waaronder facility management.
28
Eindrapport Beleidskader Logistiek 2006: ‘Het geheel aan activiteiten gericht op het beschikbaar stellen, het
beheer van, de zorg voor, het op peil brengen en houden alsmede het op- en afvoeren van personeel en
materieel van eenheden en staven, teneinde deze in staat te stellen hun opdracht uit te voeren.’
29
Met name op het gebied van geneeskundige verzorging is samenwerking inmiddels eerder regel dan
uitzondering.
Coördinerend OPCO
Bij een joint missie zal de CDS een Coördinerend OPCO aanwijzen. Dit OPCO heeft de
verantwoordelijkheid voor de gehele logistieke ondersteuning van een missie. De overige
OPCO's dienen voldoende personele en materiele middelen voor de instandhoudingstaken
van het OPCO-specifiek materieel ter beschikking te stellen. Het Coördinerend OPCO is
verantwoordelijk voor de (coördinatie van) alle gemeenschappelijke zaken, zoals:
3.7 Synopsis
4. Logistiek
‘Leaders win through logistics. Vision, sure. Strategy, yes. But when you go to war, you need
to have both toilet paper and bullets at the right place at the right time. In other words, you
must win through superior logistics.’
Tom Peters
In het missiegebied wordt een scheiding aangebracht tussen de kerntaak van defensie en de
bijbehorende algemene ondersteunende activiteiten. Om de uitvoering van de missie zo
soepel mogelijk te laten verlopen en de operationele eenheid zo min mogelijk te belasten,
wordt door de CDS in principe een logistiek Shared Service Center uitgebracht: het joint
National Support Element (NSE). De omvang en exacte taakstelling hiervan worden
afhankelijk van de missie door de Directie Operaties nader vastgesteld30. Als nationaal
element wordt het NSE in principe direct aangestuurd door de Directie Operaties en is
daarmee gescheiden van de operationele eenheid.
Het NSE is verantwoordelijk voor de bevoorrading met materieel en goederen, reparaties,
onderhoud, het vervoer van personeel en geneeskundige verzorging en het verlenen van
diensten. Eventueel wordt ook voorzien in legering31.
Elementen die deel uit kunnen maken van het NSE zijn:
30
CDS aanwijzing A-407, Generieke beschrijving logistieke ondersteuning joint samengestelde eenheden, Den
Haag 2003
31
Ministerie van Defensie, Eindrapport Beleidskader Logistiek 2006, Defensiebreed beleidskader voor de
logistieke ondersteuning van militaire operaties, Den Haag 2002
Door de defensiestaf zijn verschillende kaders gegeven voor de wijze waarop bepaalde
functionaliteiten tijdens vredesmissies moeten worden georganiseerd. Zo worden
aanwijzingen verstrekt met betrekking tot personeelszorg, welfarevoorzieningen,
operationele infrastructuur en risicomanagement met betrekking tot arbeids- en
leefomstandigheden bij operaties.
logistiek
gevechtslogistiek vredeslogistiek
operationele operationele
materieellogistiek personeelslogistiek
Focus op materieelstromen
De instructies (CLSK) en aanwijzingen (CLAS) voor de logistieke ondersteuning tijdens
vredesmissies richten zich primair op de materieellogistieke stromen:
32
CLSK Instructie 5E09, Organisatie en werkwijze van de operationele logistieke ondersteuning bij vredes en
humanitaire operaties (1e herziene uitgave), Breda 2006
33
Interim Defensie Tracking and Tracing
34
Logistieke Aanwijzing Grondgebonden Operaties (LAGO), Apeldoorn 2005
Concurrentie
Indien er sprake is van een joint optreden van CLAS en CLSK,
zoals momenteel in Afghanistan, levert de begripsvorming
rond ‘grondgebonden operaties’ in de praktijk problemen op.
De opvattingen van CLAS en CLSK over de definitie en
reikwijdte van ‘ondersteuning van grondgebonden operaties’
lopen sterk uiteen, waarbij beide organisaties van mening zijn
dat zij verantwoordelijk zijn voor de ondersteuning van
ingezette CLSK-eenheden in een joint operatie.
Vaststellen voorzieningen
Samen met de Directie Operaties stelt de CLAS de
voorzieningen- en beschermingsniveaus vast35. Samen met de
Genie wordt een plan gemaakt voor de inrichting van de base,
passend bij de opdracht van de operationele commandant. De
benodigde middelen om een base binnen een bepaald
voorzieningenniveau in te richten zijn tot op zekere hoogte
ondergebracht binnen de CLAS organisatie.
Soloaspiraties
Binnen de CLSK organisatie wil men in staat zijn om bij kleine
missies deze processen zelf uit te voeren. Hiervoor is nog
niets vastgelegd in de regelgeving. In de praktijk wordt zwaar
geleund op ondersteuning vanuit CLAS36, CDC37 en DMO38.
Kleine detachementen ondersteunen zichzelf conform de
vredessituatie.
35
Logistieke Aanwijzing Grondgebonden Operaties (LAGO), november 2005
36
Ondermeer Genie-capaciteit voor de inrichting van de base.
37
Ondermeer Paresto voor de catering en DVVO voor het strategisch transport.
38
Met name de Defensie Uitleen Organisatie voor het beheer, opzetten en onderhoud van CLSK-specifieke
onderhoudstenten voor vliegtuigen en helikopters.
5. Bases
‘De opdracht: bouw een “zelfvoorzienend” dorp met woon, werk en verblijfplaatsen voor 1200
man, water, elektriciteit, verwarming, een ziekenhuis, keuken, garage, ontspanningsruimten,
wegen en een vliegveld. Kortom: alles wat u in het dagelijks leven als vanzelfsprekend
ervaart moet daar zelf worden gebouwd, opgevoerd, gekocht, geïmproviseerd, etc, etc…, en
dan nog een beetje meer.’
Generaal-Majoor J.L.H. Eikelboom39
Tijdens vredesoperaties bestaat er een behoefte aan het onderbrengen van eenheden op
bases40. Bestaande infrastructuur, met name gebouwen, kunnen daarbij gebruikt worden. In
de praktijk is gebleken dat er vaak nadelen kleven aan het gebruik van bestaande
gebouwen. Uitgangspunt voor defensie is daarom om zelf complete bases te kunnen
opzetten die voldoen aan de eigen wensen en normen.
Inzet. In het begin van de inzetfase is de logistieke ondersteuning nog niet volledig.
De nadruk ligt vooral op medische ondersteuning en infrastructuur. De
verantwoordelijkheid voor de integrale beheersing en de uitvoering van alle externe
logistieke activiteiten is belegd bij het National Support Element (NSE). Het NSE is
39
Directeur Operaties Defensiestaf, Presentatie ontplooiing ISAF, 7 juli 2006
40
In defensieliteratuur worden de termen ‘base’ en ‘compound’ afwisselend gebruikt.
41
Bijvoorbeeld endemische ziekten, specifieke risisco’s als gevolg van klimaat, hoogte of industrie enz.
Bij inzet van de krijgsmacht wordt gebruik gemaakt van de gevechtslogistiek. Deze wordt
onderverdeeld in operationele personeelslogistiek43 en operationele materieellogistiek. De
materieellogistiek bevat ondermeer infrastructurele ondersteuning en het leveren van
diensten.
logistiek
gevechtslogistiek vredeslogistiek
operationele operationele
materieellogistiek personeelslogistiek
Figuur 17: infrastructurele ondersteuning en logistieke diensten als onderdeel van gevechtslogistiek
Infrastructurele ondersteuning44
De ‘speciale stafofficier infrastructuur’45 is al tijdens het planningsoverleg over nieuwe
missies betrokken. De aanwijzingen over de uit te voeren taak, de daaraan gekoppelde
troepensterkte, veiligheidsrisico’s, milieu- en arboaspecten46 en gewenst
voorzieningenniveau worden door hem vertaald naar niveaus van infrastructuur en
bescherming47.
Consequenties planalternatieven
Vervolgens wordt binnen de Genie, de aannemer van defensie, aangegeven wat de
consequenties zijn van de verschillende planalternatieven. Dit resulteert in kostencalculaties,
een advies over de wijze van bouwen (zelf doen of uitbesteden) en de verwachte
realisatietijd. Daarnaast wordt samen met de MIVD een advies uitgebracht over de dreiging
in relatie tot de beschermingsgraad, kosten, gevoeligheid enz.
42
CDS Leidraad 1, Operationeel Concept Vredesoperaties (OCV), Den Haag 2002
43
Personeelslogistiek bestaat uit personeelsvoorziening, personeelsbeheer, personeelszorg en geneeskundige
verzorging.
44
Aanwijzing CDS nr. A-409, Operationele infrastructuur voor verblijf te velde, Den Haag 2006
45
DOPS/J4Infra (Directie Operaties/Joint Logistiek – Infra)
46
Bij vredesoperaties wordt door de krijgsmacht het beginsel gehanteerd dat zo veel mogelijk de Nederlandse
wetgeving op het gebied van milieu en arbeidsomstandigheden wordt toegepast. Allen dringende operationele
redenen kunnen onder omstandigheden het afwijken van d ewetgeving rechtvaardigen.
47
Naast Aanwijzing CDS nr. A-409, Operationele infrastructuur voor verblijf te velde, kan hij tevens gebruik
maken van Richtlijn, Aanwijzingen voor de inrichting van compounds
Veiligheidsaspecten
Vanwege de opslag van munitie en brandstof op of nabij de base zijn veiligheidsaspecten
richtinggevend bij het ontwerp.Het uiteindelijke ontwerp wordt gemaakt in overleg met het
Coördinerend OPCO en de eerste gebruiker van de base.
Figuur 18: voorbeeld van een plattegrond van een militaire base
Instandhoudingsdetachement
De daadwerkelijke bouwwerkzaamheden worden begeleid door een bouwteam van de Genie
of een zogenaamd ‘instandhoudingsdetachement’ (ISD). Dit ISD kan zowel genie-eenheden
als civiele aannemers begeleiden. In overleg met het Coördinerend OPCO wordt vastgesteld
welke technische capaciteit vanuit het OPCO kan worden ingebracht dan wel moet worden
‘uitbesteed’ aan een ander defensieonderdeel48.
Tijdens de uitzending is het ISD verantwoordelijk voor de instandhouding van de
operationele infrastructuur en de begeleiding van eventuele gewenste aanpassingen.
In grote lijnen kan een aantal niveaus in infrastructuur onderkend worden. De keuze voor
één van deze niveaus hangt ondermeer af van de realisatietermijn en vooraf aangegeven
normen.
Niveau 1 - ‘minimum’
Het optreden kenmerkt zich door zeer
mobiele (gevechts)operaties. De
eenheid treedt mobiel op met eigen
eenheidsgebonden middelen
(individuele tent, gevechtsrantsoenen,
veldfles enz.).
Realisatietermijn: maximaal enkele
dagen
Figuur 19: minimum niveau (SF-patrouille)
48
Zo beschikt de Defensie Uitleen Organisatie (DUO) van DMO over personeel met specifieke kennis van (zeer
grote) onderhoudstenten voor vliegtuigen, de Dienst Vastgoed Defensie (DVD) van CDC kan ondersteunen met
ingenieurscapaciteit.
Niveau 2 - ‘aanvullend’
Dit niveau wordt toegepast bij korte missies, tijdens de initiële fase of tijdens de
zogenaamde RSOM-fase49 van de operatie. Het voorziet in de
aanvullende middelen om een langer verblijf van de eenheid mogelijk te maken,
waarbij de nadruk blijft liggen op een snelle realisatie. De benodigde middelen moeten
met (strategisch)luchttransport kunnen worden ingebracht. Het gebruik van 20ft
containers moet hierom tot een minimum worden beperkt. De eenheid wordt voorzien
van snel op te bouwen groepstenten, mobiele sanitaire inrichtingen, lichte
waterzuiveringsmiddelen en een mobiele energievoorziening.
Realisatietermijn: enkele weken (inclusief strategische verplaatsing)
Niveau 3 - ‘beperkt
De eenheden kunnen mobiel of statisch optreden. De benodigde infrastructurele
middelen worden voornamelijk met zee, spoor- of wegtransport ingebracht. Deze
vorm van ondersteuning is gebaseerd op het gebruik van 20ft containers. De legering
geschiedt in tenten, daarnaast worden containers voor sanitair, watervoorziening,
medische ondersteuning enz. uitgebracht.
Realisatietermijn: 4 tot 8 weken (inclusief strategische verplaatsing)
49
Reception Staging Onward Movement: aankomst troepen op verzamelplek net buiten in inzetgebied,
waarvandaan zij zich verplaatsen naar het inzetgebied.
Niveau 4 - ‘uitgebreid
De eenheden treden statisch op. De benodigde infrastructurele middelen worden
voornamelijk met zee, spoor- of wegtransport ingebracht. Deze vorm van
ondersteuning is gebaseerd op het gebruik van 20ft containers. De legering geschiedt
in prefabs, daarnaast worden containers voor sanitair, watervoorziening, medische
ondersteuning enz. uitgebracht.
Realisatietermijn: 2 tot 3 maanden (inclusief strategische verplaatsing)
Niveau 5 - ‘(semi)permanent’
De eenheden treden op uit statische locaties die gedurende meerdere jaren gebruikt
zullen worden. De benodigde infrastructuur kan in de vorm van ‘harde’ infrastructuur
(vaste bebouwing) of ‘turn key’ projecten door civiele bedrijven worden uitgevoerd.
Realisatietermijn: 3 tot 5 maanden (inclusief strategische verplaatsing)
De uitvoering van logistieke diensten is erop gericht de mens tijdens de uitzending volledig
(zowel fysiek als psychisch) inzetbaar te houden. Hierdoor blijft de uitvoering van alle
opdrachten binnen de operatie op het gewenste niveau mogelijk.
Het uitvoeren van logistieke diensten betreft de levering van specifieke goederen en diensten
op de juiste plaats en tijd, in de juiste aard, omvang en samenstelling aan het personeel in
het inzetgebied.
Er wordt naar gestreefd om de ingezette eenheden een zo hoog mogelijk
voorzieningenniveau te bieden. ‘Zo snel, zo vaak en zo lang als mogelijk is zal worden
geprobeerd de ingezette eenheid en daarmee ook de ingezette militair dezelfde service te
bieden als in de vredeslocatie.50’ Logistieke diensten zijn vooral van belang voor de mentale
component van de militair en daarmee de handhaving van het moreel van de eenheid.
(semi)
permanent
uitgebreid
Logistieke ondersteuning
beperkt
aanvullend
minimum
minimaal
Beweeglijk Statisch
Grote spreiding Concentratie
Factoren van invloed
Minimale tijd Voldoende tijd
50
Defensiestaf, Raamwerk logistieke Diensten ter ondersteuning van grondgebonden operaties, DOBBP, Den
Haag 2005
Voorzieningen op bases
Bij een nieuwe missie vergt de opbouw van een base enige tijd. Dit heeft gevolgen voor de
beschikbare voorzieningen op het gebied van infrastructuur en logistieke diensten. Omdat
logistieke diensten vanaf het allereerste begin noodzakelijk zijn, zal in eerste instantie een
minimaal of aanvullend voorzieningenniveau worden aangeboden. Naarmate de logistieke
mogelijkheden toenemen, zal aanbod via het beperkte niveau uitgroeien naar het uitgebreide
voorzieninge niveau. Gemiddeld wordt dit niveau pas 2-3 maanden na de ontplooiingsdatum
bereikt. Voor kortdurende operaties is het daarom niet altijd zinvol om capaciteiten voor het
uitgebreide niveau te ontplooiien.
5.6
Figuur 29, 30, 31 en 32: e-welfare op TK, biljarten in het Holland House op KAF, koffie halen
bij Tim Horton’s op KAF en een geïmproviseerde fitnessruimte op TK.
51
Landmachtstaf, Richtlijn, Aanwijzingen voor de inrichting van compounds, Den Haag 1999
52
Bij de vermelding van deze onderzoeken is geen bron gegeven, waardoor ze vooralsnog niet zijn te
achterhalen. Voor CLSK is het van belang om te realiseren dat juist de CLAS (landmacht) deze uitgangspunten al
langere tijd in haar doctrine heeft opgenomen.
initiële ontplooiing opbouw base, ontplooiing verblijf op vaste locatie voor langere duur
hoofdmacht
53
Uitgezonden CLAS-eenheden kunnen veelal beschikken over een zogenaamde ‘Staf-Stafverzorgingseenheid’.
Binnen deze eenheid zijn veel facilitaire diensten ondergebracht. Zodra er meerdere eenheden worden
samengevoegd wordt er een gezamenlijk basecommand uitgebracht, waarbij het opvalt dat de commandant vaak
juist niet afkomstig is uit een dienstverlenende eenheid. Er bestaat geen specifieke opleiding voor basecommand,
nog is er in Nederland een organisatie waar zij op terug kunnen vallen.
Binnen CLSK bestaat alleen lokaal (vliegbases) een rudimentaire vorm van een FM-
organisatie. Op centraal niveau (Staf CLSK) bestaat zeer weinig interesse voor
krijgsmachtbrede ontwikkelingen op FM-gebied. Er is geen sprake van een professionele
CLSK-brede FM-organisatie.
In principe worden alleen relatief kleine CLSK-eenheden ingezet tijdens vredesmissies. Deze
veelal vliegende detachementen worden ondergebracht op vliegvelden buiten het
inzetgebied. Hierbij wordt maximaal gebruik gemaakt van faciliteiten van het gastland. Door
de geringe omvang van de detachementen lijkt FM relatief overzichtelijk en wordt het veelal
belegd bij de Hoofd Inwendige Dienst van het detachement. In de CLSK-doctrine wordt geen
aandacht geschonken aan integraal management van faciliteiten. Indien meerdere
detachementen tijdens één missie worden samengevoegd is het niet duidelijk wie
verantwoordelijk is voor FM.
5.9 Synopsis
Binnen de krijgsmacht bestaat een gedegen doctrine over de wijze waarop een base moet
worden ontworpen, gebouwd en ingericht. Ook bestaan er duidelijke aanwijzingen over de
wijze waarop het aan te bieden voorzieningenniveau kan worden bepaald. Hiermee kan op
een snelle en effectieve wijze worden voorzien in operationele infrastructuur en de
benodigde middelen en diensten om huisvesting mogelijk te maken. Zover kan worden
nagegaan, bestaat er binnen defensie nog geen kennisbasis aan de hand waarvan een
eventuele beslissing om diensten uit te besteden vooraf kan worden getoetst.
In de vredesorganisatie van de CLAS is veel kennis en ervaring aanwezig op het gebied van
Facility Management. Binnen deze organisatie kunnen uitbestedingsvraagstukken wèl vooraf
worden getoetst aan ervaringsgegevens.
In de afgelopen 10 jaar is erg veel ervaring opgedaan met de huisvesting van Nederlandse
eenheden op bases onder sterk uiteenlopende omstandigheden. Het is eigenaardig dat dit
niet heeft geresulteerd in aanwijzingen, instructies of doctrinevorming over de wijze waarop
de faciliteiten integraal moeten worden aangestuurd en beheerd. Op dit moment bestaat er
binnen defensie nog geen visie over de wijze waarop op een base de aangeboden
huisvesting en de bijbehorende faciliteiten moeten worden gemanaged.
Figuur 34: voorlopig nog niet opgenomen binnen de niveaus van ondersteuning…
Zowel TFU als ATF vallen onder het commando van RC South; er bestaat geen directe
relatie tussen beide eenheden. Als coördinerend OPCO is de CLAS verantwoordelijk voor de
externe logistiek voor de Nederlandse deelname aan ISAF. De CLAS is tevens
verantwoordelijk voor de interne logistiek en logistieke diensten voor TFU. CLSK is
verantwoordelijk voor de interne logistiek en wapensysteemgebonden logistieke diensten
voor ATF.
Om de logistiek in het inzetgebied zo effectief mogelijk in te richten, hebben CLAS/G4
(logistics, ground) en CLSK/A4 (logistics, air) afspraken gemaakt over de inrichting van de
logistieke keten. Voor deze operatie is besloten56 om geen National Support Element (NSE)
54
Observatie van de auteur tijdens het veldonderzoek in Afghanistan.
55
RC Central (HQ in Kabul, geleid door Frankrijk), RC North (HQ in Mazar-e-Sharif, geleid door Duitsland), RC
East (HQ in Bagram, geleid door de VS), RC South (HQ in Kandahar, geleid door Nederland) en RC West (HQ in
Herat, geleid door Italië)
56
Logistiek Concept voor NLD ehdn ISAF III, versie 3, 14 juni 2006
Commandant Der
Strijdkrachten
(CDS)
J1 J3 J4 J5
J2
Personeel Operaties Logistiek J6
J9
Inlichtingen J7
G4
ground
Voor ISAF 3:
logistieke aansturing
N4 A4 door CLAS/G4
sea air
G4 TFU / S4 ATF
Logistieke
Commandant Logistic Afstemming Commandant Joint ondersteuning ATF
Support Detachment Support Detachment (KAF)
(LSD – TK) (JSD – KAF)
Tarin Kowt 39 Dehra Wud Kandahar Air Field (KAF) Kabul International
(TK) (DW) Airport (KAIA)
Figuur 36: Aansturing Task Force Uruzgan (TFU) en Air Task Force (ATF)
in te brengen, maar te kiezen voor een Joint Support Detachment (JSD) in combinatie met
een Logistic Support Detachement (LSD). Het verschil tussen een NSE en een JSD/LSD zit
vooral in de aansturing: een NSE wordt direct aangestuurd door de Directie Operaties
(DOPS), terwijl het JSD/LSD wordt aangestuurd door het Coördinerend OPCO. Omdat hier
het koppelvlak tussen de hoofdprocessen ‘besturen’ en ‘inzetten’ wegvalt, zijn de lijnen korter
geworden. Hierdoor kan wel het risico ontstaan dat de organisatie uiteindelijk mogelijk
minder joint wordt ingericht. Om dit risico te beperken zijn in het missiegebied zowel de
TFU/G4 en ATF/A4 verantwoordelijk gemaakt voor de aansturing van het JSD/LSD.
Het JSD opereert vanaf Kandahar Air Field (KAF) en is verantwoordelijk voor de
ondersteuning van het joint detachement op Kabul International Airport (KAIA) en de
helikopter en F-16-detachementen van de ATF op KAF. Het LSD opereert vanaf Tarin Kowt
(TK) en is verantwoordelijk voor de ondersteuning van de Battlegroup op Dehra Wud (DW)
en TK. Daarnaast ondersteunt de LSD ook het Apache-detachement van de ATF op TK.
De organisatie van de facilitaire diensten verschilt sterk per base en OPCO. Op de drie
onderzochte bases (door de geringe omvang van het Nederlandse detachement op KAIA
wordt op deze base niet nader ingegaan) worden aan de Nederlanders vergelijkbare
diensten57 aangeboden. Door verschillen in omvang en plaats in de logistieke keten is het
voorzieningenniveau op KAF hoger dan op TK, en op TK hoger dan op DW. In alle gevallen
wordt gestreefd naar de realisatie van een zo hoog mogelijk voorzieningenniveau in relatie
tot de omgeving waarin wordt gewerkt. Voor DW betekent dit bijvoorbeeld dat er relatief
weinig vers bereid voedsel wordt aangeboden aangezien het handhaven van de HACCP-
regelgeving58 aan het einde van de logistieke keten bijna onmogelijk is.
57
In alle gevallen betreft dit tenminste: legering, werk en recreatieruimten, schuilruimten, sportvoorzieningen,
catering, wasvoorzieningen, sanitaire ruimten, beperkte winkelcapaciteit, bewaking & beveiliging, ICT (e-welfare)
en schoonmaakdiensten.
58
Hazard Analysis Critical Control Points, een kwaliteitssysteem voor voedselbereiding.
In vergelijking met TK en DW is KAF groot (ca. 12.000 ‘inwoners’). Op deze base zijn
detachementen uit meerdere landen ondergebracht. KAF staat onder Amerikaans
commando59 en wordt bestuurd door twee Amerikaanse Kolonels, waarvan één
verantwoordelijk is voor de APOD60 (start- en landingsbanen, taxitracks, toren enz.) en de
ander verantwoordelijk is voor de gang van zaken op de eigenlijke base.
Zoning Concept
Air Ops
Ground Ops
Accommodation
Industrial
LABEL DESCRIPTION START DATE FINISH DATE
26 ANA Air Corps Ramp TBD TBD
Figuur 38: de indeling van KAF voorziet in duidelijk gescheiden zones voor wonen en werken
59
Na de Transfer of Authority (TOA) zal dit commando worden overgenomen door NATO.
60
Airfield Point Of Debarkation: logistiek knooppunt waar strategisch luchttransport aankomt in of nabij het
inzetgebied.
61
COMKAF, Commander Kandahar Air Field.
62
Op KAF wordt Basecommand ‘Garrisson Command’ genoemd.
Alle uitvoerende facetten van facility management (aansturing) zijn belegd bij het Department
of Public Works, dat gerund wordt door het Amerikaanse bedrijf Kellogg, Brown & Root
(KBR). KBR is verder ook verantwoordelijk voor de uitvoering van de facilitaire
dienstverlening (‘handjes’). KBR heeft een contract met de Amerikaanse overheid en mag
geen zaken doen met andere partijen.
Figuur 39 en 40: de servicedesk van Kellogg, Brown & Root (KBR) op Kandahar Air Field (KAF)
63
Logistiek Concept voor NLD ehdn ISAF III, versie 3, 14 juni 2006
64
Dezelfde waarneming wordt ook gemaakt door C-JSD in: Tlt M. van Norden, Risicoanalyse materieelbeheer,
Joint Support Detachment (JSD) KAF en KAIA, employment fase, Kandahar 8 maart 2007.
65
Dit tekstdeel en de quote zijn opgenomen met toestemming van de voormalige Chef Staf ATF.
Joint optreden?
Tijdens het onderzoek bleek dat een deel van de facilitaire taken belegd is bij CS ATF en C-
JSD, waarbij een duidelijke afbakening bestaat tussen ATF en JSD (TFU). Zo worden op het
gebied van beheer van wapens en voertuigen door beide organisaties afwijkende regels en
procedures gehanteerd [Van Norden, 2007]. De aansturing van de facilitaire werkzaamheden
geschiedt vanuit het JSD door zowel het Hoofd Inwendige Dienst (landmacht) als de
Detachements Sergeant-Majoor (luchtmacht).
"Het is mij onduidelijk waarom er twee majoors voor de pers zijn. Snel begrijp ik het: majoor
Erwin is van de landmacht en majoor Robert is van de luchtmacht. Het Nederlandse leger bestaat uit
minstens twee met elkaar concurrerende legers.
Als majoor Robert zich verwijderd heeft, zegt majoor Erwin: 'Het probleem met de luchtmacht is
dat ze niet kunnen marcheren en dat ze zich niet aan de kledingvoorschriften houden.'
Als majoor Erwin weg is, maakt majoor Robert een grap over een herentoilet, een luchtmachter
en een landmachter, een grap die ik hier niet zal herhalen, maar waarbij de landmachter er niet goed
vanafkomt."
Arnon Grunberg, Onder de soldaten, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam 2006
66
Interview met Chef Staf, ATF.
67
Zowel de C-ATF, CS ATF, C-JSD, Controller TFU, vertegenwoordiger geniedetachement en de lokale
verwerver zijn tijdens de interviews hier nadrukkelijk op bevraagd.
Deelconclusies: KAF
Hierdoor valt er geen duidelijke lijn of visie te onderkennen op het gebied van
aanvaardbaar gedrag op de base en de organisatie en uitvoering van logistieke
diensten binnen het Nederlandse gebied. Deze conclusie correleert met de
uitkomsten van het onderzoek dat in dezelfde periode op KAF werd uitgevoerd naar
de risico’s die samenhangen met het materieelbeheer en de aansturing van de
logistieke keten [Van Norden, 2007]. De uitkomsten van deze risicoanalyse geven
aan dat er in veel gevallen geen of slecht beheer van de faciliteiten en middelen
plaatsvindt en wettelijke bepalingen niet of slecht worden nageleefd, waardoor
onnodige veiligheidsrisico’s optreden.
Zover kan worden bezien, wordt door deze situatie een structurele verbetering van de
leef- en werkomstandigheden op het Nederlandse deel van KAF verhinderd. Door de
zeer matige discipline worden de enkele regels die wel zijn uitgevaardigd collectief
genegeerd, waardoor risico’s ontstaan voor de veiligheid68. De bedrijfsvoering van het
detachement kan het best worden omschreven als ‘ad hoc’, waardoor er tevens geen
sprake kan zijn van het verzamelen van ‘lessons learned’ voor toekomstige missies.
Tijdens het onderzoek is gebleken ook dat zowel C-ATF als C-JSD niet of
onvoldoende op de hoogte zijn van de komende veranderingen in de internationale
aansturing van de base, en de daarmee samenhangende veranderingen in de
aangeboden faciliteiten. Ondanks de turbulente omstandigheden en een beperkte
planningshorizon van slechts 4 maanden (standaard uitzendtermijn) werden toch
lokaal contracten beëindigd en nieuwe contracten aangegaan, terwijl de gevolgen
van de TOA niet werden meegenomen.
Het is niet duidelijk of de gronden waarop deze beslissingen om in- dan wel uit te
besteden worden genomen valide zijn. Op locatie is geen inzicht aanwezig in de
integrale kosten van zelf doen of onderbrengen bij een externe leverancier.
Bovendien ontbreekt elke vorm van ‘situational awareness’ en is er geen visie voor
de nabije toekomst. Dit blijkt uiterst pijnlijk bij de situatie op KAF na de TOA, waarvoor
ten tijde van het onderzoek nog geen voorstellen of plannen zijn gemaakt69.
In het bijzonder op dit gebied blijkt het koppelmechanisme tussen ‘ besturen’ en
‘inzetten’ een kwaliteitslek te vormen. Door gebrek aan communicatie is men in zowel
in Nederland als in het inzetgebied niet altijd voldoende op de hoogte van de acties
die door beide partijen worden ondernomen.
68
Dit blijkt uit eigen waarnemingen van de auteur, uit de interviews en uit de bevindingen van Tlt M. van Norden,
in Risicoanalyse materieelbeheer, Joint Support Detachment (JSD) KAF en KAIA, employment fase, Kandahar 8
maart 2007.
69
Als ‘stakeholder nation’ bekostigd Nederland na de TOA een deel van de facilitaire kosten op KAF. Onder deze
omstandigheden zou het logisch zijn om die werkzaamheden waarvoor nu nog separate contracten bestaan of
die anderzijds worden uitbesteed te cancellen of te herzien. Immers, het gevaar bestaat dat na de TOA
Nederland anders dubbel gaat betalen voor haar eigen ondersteuning. Vanuit dit standpunt zal ook het huidige
‘beleid’ m.b.t. inbesteding van facilitaire werkzaamheden grondig moeten worden herzien. Uit het interview met de
controller van CONTCO blijkt dat er geen functionaris binnen de Nederlandse detachementen aanwezig is die in
staat moet worden geacht een dergelijke afweging te kunnen maken of te implementeren…
Op TK is een troepenmacht van ca. 1.200 Nederlandse militairen van CLAS en CLSK
gelegerd. Hoewel op TK ook een Australisch detachement is ondergebracht, is TK een
Nederlandse base. Op TK is naast de TFU ook een klein ATF detachement gehuisvest.
Figuur 41: Tarin Kowt (TK) gezien vanuit de lucht. Aan de bovenzijde zijn de dirtstrip en de opstelplaatsen voor de
Apache helikopters goed te zien. Rechts op de foto ligt de Amerikaanse Forward Operating Base (FOB) ‘Ripley’.
70
Commandant Battlegroup is een ondercommandant van C-TFU.
ook als moeilijk op te lossen. Het wijzigen van een organisatietabel moet in Nederland
gebeuren, het verschuiven van capaciteit van Staf TFU naar basecommand zou als een
schijnbare vergroting van de overhead gezien kunnen worden, wat kan leiden tot verdere
reducties.
Joint optreden?
Naast diverse eenheden van de CLAS opereert ook het Apache-detachement van ATF vanaf
TK. In basecommand is geen CLSK-functionaris opgenomen. Binnen basecommand wordt
de samenwerking met ATF soms als ‘lastig’ ervaren, vooral door de onbekendheid met de
cultuur, organisatie en werkwijze van het ATF-detachement.
Het ATF-detachement voorziet in veel eigen faciliteiten, waaronder bewaking en beveiliging.
Door deze voorzieningen, in combinatie met de onderbrenging aan de uiterste rand van de
base, kan de ATF beschikken over een base binnen de base. Door de vele uitzendingen van
helikopterdetachementen in de afgelopen jaren, is dit detachement op bijna alles voorbereid
en kan het beschikken over zeer uiteenlopende voorzieningen om het leven op een base
aantrekkelijker te maken. Zo beschikt het ATF-detachement bijvoorbeeld over volledig
ingerichte sportfaciliteiten en een gezamenlijke ontspanningsruimte met zeer complete AV-
en LAN-voorzieningen. Omdat C-TFU andere prioriteiten heeft gesteld ontbreken dergelijke
voorzieningen na een jaar nog steeds op het TFU-deel van TK.
Deelconclusies: TK
Hoewel binnen Staf TFU wordt erkend dat deze situatie ongewenst is, worden er geen
stappen ondernomen om deze te wijzigen. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt
Zowel bij TFU als Staf CLAS ontbreekt een visie op het gebied van het integraal
managen van logistieke diensten (FM) op bases tijdens vredesmissies. Er wordt geen
relatie gelegd met FM op de vredeslocaties. Als gevolg van dit gebrek aan noodzaak
worden geen ervaringen (‘best practises’) vastgelegd of handleidingen opgesteld voor
toekomstige missies (‘lessons learned’). Op het gebied van FM blijkt het
koppelmechanisme tussen ‘besturen’ en ‘inzetten’ niet te bestaan.
DW is een puur Nederlandse base, waar alleen eenheden van de TFU zijn ondergebracht.
Figuur 44 en 45: De Nederlandse base is Camp Hadrian gedoopt. Daarnaast de door Nederland
ingehuurde Mi-26 HALO transporthelikopter waarmee de base wordt bevoorraad.
Figuur 48: ‘Basemoney’ - wisselgeld is een schaars goed op de bases in Afghanistan. Om in de behoefte
te voorzien wordt eigen muntgeld gefabriceerd door zowel militaire- als marktpartijen
Canada (KAF)
De Canadese strijdkrachten maken eenzelfde onderscheid tussen ‘operators’, operationele
logistiek en FM op de base. Ook hier is de C-Basecommand een directe ondercommandant
van de operationele commandant. Afhankelijk van de aard en grootte van de base kiezen de
Canadezen in het beginstadium (opbouw base) voor een C-Basecommand met een Genie-
achtergrond (ingenieur). In een later stadium worden logistieke officieren ingezet. Ook hier
ligt de focus op infrastructuur en een grondige kennis van en ervaring met het aansturen van
logistieke diensten en FM.
Australië (TK)
Ook bij de Australiërs worden bovenstaande principes toegepast. De bevelvoering bij deze
krijgsmacht is misschien nog het duidelijkst:
71
De C-Basecommand krijgt drie pogingen om zijn plan te presenteren aan de operationele commandant. Indien
hij niet in staat is om binnen deze kaders een plan te presenteren dat naar de wens van de operationele
commandant is wordt hij als ongeschikt voor de functie beschouwd en gerepatrieerd naar Australië.
7. Conclusies en Aanbevelingen
‘Professionals are predictable, it’s the amateurs that are dangerous.’
Murphy’s laws of combat
Het doel van dit onderzoek was om inzicht te verkrijgen in de wijze waarop het niveau van
facilitaire dienstverlening op bases in Afghanistan beïnvloed wordt door de inrichting van en
communicatie tussen de expeditionaire organisatie in het inzetgebied en de
moederorganisatie in Nederland. Uitgangspunt hierbij was dat expeditionair facility
management waarde moet kunnen toevoegen aan de ondersteunende processen en
daarmee aan het totale defensieproces.
Vanuit de probleemstelling was de volgende onderzoeksvraag geformuleerd:
7.2 Conclusies
Algemeen
Uit de deelconclusies blijkt dat er zowel duidelijke verschillen als overeenkomsten zijn
aangetroffen tussen de bedrijfsvoering op KAF, TK en DW. Zo opereert het Nederlandse
detachement op KAF in de meest complexe FM-omgeving. Desondanks wordt geen
basecommand uitgebracht om de faciliteiten integraal te managen. Op TK en DW is wel een
basecommand ingericht, maar is deze organisatie niet in staat om op effectieve wijze
invulling te geven aan integraal facility management. Duidelijke overeenkomsten in de
deelconclusies worden aangetroffen in de relatie tussen de hoofdprocessen 'inrichten' en
'besturen'. Ondermeer door het ontbreken van een duidelijke visie op FM wordt het
koppelvlak tussen deze processen niet of onvoldoende ingevuld.
FM op operationeel niveau
Uit het onderzoek blijkt dat er alleen op operationeel niveau rudimentair invulling wordt
gegeven aan deelprocessen van facility management. Bovendien gebeurt dit alleen op de
door de TFU aangestuurde bases in Afghanistan. Door het ontbreken van een
gestructureerde en kwalitatieve vulling van basecommand is de gerealiseerde outcome van
deze organisatie echter een resultante van het toeval.
FM op tactisch niveau
Op tactisch niveau wordt weliswaar de samenstelling van Basecommand vastgesteld, maar
alleen met als doel de totale formatie zoveel mogelijk te beperken. Er is geen sprake van
processturing en geen aandacht voor de kwalitatieve en kwantitatieve invulling van de
basecommandorganisatie.
FM op strategisch niveau
Op strategisch niveau wordt de toegevoegde waarde van FM tijdens vredesmissies nog altijd
niet onderkend. Het gevolg hiervan is dat een visie ontbreekt op de wijze waarop
expeditionair FM zou kunnen worden ingericht.
Visie en leervermogen
Bovendien worden de opgedane ervaringen, net als bij eerdere vredesmissies, consequent
niet verwerkt in lessons learned. Door het gebrek aan deze gemeenschappelijke ontwikkelde
kennisbasis, in combinatie met snelle rotaties in de missiegebieden, is de ontwikkeling van
expeditionair facility management na ruim tien jaar opereren vanaf bases nog niet op gang
gekomen. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat hier op korte termijn verandering in zal
komen.
Dit onderzoek toont tevens aan dat door oud denken binnen defensie, in combinatie met
gebrekkig leervermogen, een visie is op expeditionair facility management ontbreekt.
Hierdoor kan geen theorievorming over FM ontstaan, waarmee de praktijk kan worden
ondersteund. Zolang deze situatie voortduurt, is de ontwikkeling van een bruikbaar FM-
concept voor vredesmissies een utopie. Een dergelijk situatie werd al in de negentiende
eeuw door Von Clausewitz beschreven: ‘De belangrijkste taak van elke theorie is het
verhelderen van termen en concepten die onduidelijk zijn… Pas wanneer er
overeenstemming is bereikt over termen en concepten kunnen we de kwesties wellicht op
een eenvoudige en duidelijke wijze benaderen en verwachten dat we hetzelfde standpunt
hebben als de lezer.’ [Von Ghyczy, Von Oetinger e.a., 2001]
transparant welke processen überhaupt waarde toevoegen aan het defensieproces. Ook
mogelijke kwaliteitslekken die ontstaan op het koppelvlak tussen de processen ‘inzetten’,
‘ontwikkelen’ en ‘besturen’ kunnen niet worden geïdentificeerd. Tijdens dit onderzoek zijn
deze twee tekortkomingen van het gehanteerde model duidelijk zichtbaar geworden.
Uit dit onderzoek blijkt dat Porter’s concept in de huidige vorm op niet-intelligente wijze wordt
gehanteerd. Het verdient daarom aanbeveling om de waardeketen binnen defensie juist ook
als analyse-instrument te gaan gebruiken. Door het stelselmatig analyseren kan worden
bepaald door welke(deel)processen daadwerkelijk waarde wordt toegevoegd. Hierdoor wordt
objectieve benchmarking mogelijk en kan worden bepaald of bepaalde processen beter of
goedkoper door marktpartijen kunnen worden uitgevoerd en daarmee meer waarde
toevoegen dan eigen eenheden dat kunnen.
Waardeweb
Defensie opereert per definitie altijd in een multinationale omgeving. Het is daarom niet
toereikend om te denken in termen van enkel een waardeketen. De wereld waarin defensie
opereert, vormt een ingewikkeld web van intra- en interorganisationele relaties. Vanwege de
complexiteit van deze relaties zullen ze in onderlinge samenhang bezien moeten worden. Er
ontstaat min of meer op natuurlijke wijze een waardesysteem of waardeweb. Diensten en
producten maken immers deel uit van een groter geheel van toeleveranciers, afnemers,
consumenten en partners. Het waardeweb maakt de bestaande en/of gewenste koppelingen
duidelijk en geeft inzicht in de toegevoegde waarde van de eigen diensten of producten voor
de hele keten [Bijlsma & De Waard, 2004].
72
Dit zou tegenwoordig als een joint operatie worden omschreven. Indien een dergelijk taakgroepteam bovendien
meerdere eenheden van verschillende nationaliteiten heeft opgenomen is er sprake van een combined operatie.
Purpose-Process-People
In de 21e eeuw worden de doelstellingen van defensie niet alleen nationaal, maar vooral ook
in bondgenootschappelijk (NAVO) en in Europees (EU) verband vastgesteld. Niet de
strategie maar de doelstelling van de defensieorganisatie is van belang: welke toegevoegde
waarde kan zij hebben binnen welke waardesystemen73.
Voor defensie is het van belang verder te kijken dan haar eigen keten en zich te oriënteren
op haar rol in het totale waardeweb.
Kijkend naar de rol van expeditionair facility management, op de locaties die in het kader van
deze studie zijn bezocht, is deze situatie onverkort van toepassing. Juist dit soort grote
multinationale bases vormen een operationele projectie van de bondgenootschappelijke
werkelijkheid.
Door deze nieuwe zingeving (purpose) kunnen breed gedragen doelen worden vastgesteld.
Deze doelen vormen het vertrekpunt bij de inrichting van de processen die moeten leiden tot
de gewenste waardecreatie (process) in het totale waardeweb. Om dit mogelijk te maken zal
defensie nieuw denken moeten stimuleren. De processen moeten voorwaardenscheppend
zijn, maar de commandanten zullen toch voldoende ondernemend moeten zijn om onder
snel wisselde omstandigheden te blijven opereren. Entrepreneurschap en opdrachtgerichte
commandovoering gaan hand in hand in deze toekomst.
‘For multi-dimensional and changing jobs, companies don’t need people to fill a slot, because the
slot will be only roughly defined. Companies need people who can figure out what the job takes and
do it, people who can create the slot that fits them. Moreover, the slot will keep changing. In an
environment of flexibility and change, it is clearly impossible to hire people who already know
everything they’re ever going to need to know, so continuing education over the lifetime of a job
becomes the norm in a reengineered company.’ [Hammer & Champy, 1998]
73
Systemen waarin defensie participeert zijn bijvoorbeeld handhaving van de internationale rechtsorde,
(inter)nationale terrorismebestrijding en civiel-militaire samenwerking.
7.4 Aanbevelingen
74
Door het verzamelen en analyseren van gegevens in combinatie met doorlopend benchmarken met de best in
class, kunnen make or buy-beslissingen op professionele wijze worden ondersteund.
Aanbevolen wordt om alle kennis en ervaring op het gebied van operationeel facility
management binnen één organisatie samen te brengen. FM wordt hierdoor het primaire
proces van deze organisatie, waardoor zij zich volledig kan focussen op een optimale,
integrale, facilitaire bedrijfsvoering [Zook & Allen, 2002]. Daardoor worden schaalvoordelen
gerealiseerd, de flexibiliteit vergroot, de voorwaarden geschapen voor organisatorische
kenniscreatie en een ‘kennisbase’ opgebouwd.
Het verdient aanbeveling om deze kennis al in de planningfase van een vredesmissie aan te
wenden. Op deze wijze is het mogelijk om snel tot de meest effectieve expeditionaire FM-
organisatie in het inzetgebied te komen, terwijl aspecten van efficiëntie niet uit het oog
worden verloren.
‘Success is the ability to go from one failure to another with no loss of enthusiasm.’
Literatuur
Becker, F., The Total workplace, Facilities management and the elastic organization, Van
Nostrand Reinhold, New York 1990
Bijlsma, T. & E.J. de Waard, Innoveren in plaats van imiteren? Het nieuwe Besturingsmodel
Defensie, in: Militaire Spectator, Jaargang 173, nummer 12, december 2004
CDS aanwijzing A-407, Generieke beschrijving logistieke ondersteuning joint samengestelde
eenheden, Den Haag 2003
CDS Leidraad 1, Operationeel Concept Vredesoperaties (OCV), Den Haag 2002
CLSK Instructie 5E09, Organisatie en werkwijze van de operationele logistieke
ondersteuning bij vredes en humanitaire operaties (1e herziene uitgave), Breda 2006
Commando Landstrijdkrachten, Logistieke Aanwijzing Grondgebonden Operaties (LAGO),
november 2005
Defensie Informatie en Organisatie, Beleid Bedrijfsvoering Defensie (BBD2006), Den Haag
2006
Defensiestaf, Raamwerk logistieke Diensten ter ondersteuning van grondgebonden
operaties, DOBBP, Den Haag 2005
G4 en A4, Logistiek Concept voor NLD ehdn ISAF III, versie 3, 14 juni 2006
Ghoshal, S. & C.A. Bartlett, De geïndividualiseerde onderneming. Een fundamenteel nieuwe
benadering van management, Scriptum Management, 1999
Ghyczy, T. von, B. von Oetinger e.a., Clausewitz on Strategy: Inspiration and Insight from a
Master Strategist, Wiley, New York 2001
Landmachtstaf, Richtlijn, Aanwijzingen voor de inrichting van compounds, Den Haag 1999
Hammer, M. & J. Champy, Reengineering the corporation, A manifesto for business
revolution, Nicholas Brealey Publishing, London 1998
Klep, C. & R. van Gils, Van Korea tot Kabul, de Nederlandse deelname aan vredesoperaties
sinds 1945, SDU Uitgevers, Den Haag 2005
Loo, E. van, Crossing the border, de Koninklijke Luchtmacht na de val van de Berlijnse Muur,
SDU Uitgevers, Den Haag 2003
Lutgert, W. & R. de Winter, Check the horizon, De Koninklijke Luchtmacht en het conflict in
voormalig Joegoslavië 1991-1995, SDU Uitgevers, Den Haag 2001
Man, H. de & M. Coun, Management, Lemma/Open Universiteit, Utrecht 1998
Ministerie van Binnenlandse Zaken, Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden, Den
Haag 2002
Ministerie van Defensie, Een kennismaking met de bestuursstaf, Den Haag 2005
Ministerie van Defensie, Eindrapport Beleidskader Logistiek 2006, Defensiebreed
beleidskader voor de logistieke ondersteuning van militaire operaties, Den Haag 2002
Muller, E.R., D. Starink e.a, Krijgsmacht, Studies over de organisatie en het optreden,
Kluwer, Alphen aan den Rijn, 2004
Nonaka, I. & H. Takeuchi, De kenniscreërende onderneming. Hoe Japanse bedrijven
innovatieprocessen in gang zetten, Scriptum, Schiedam 2003
Norden, M. van, in Risicoanalyse materieelbeheer, Joint Support Detachment (JSD) KAF
en KAIA, employment fase, Kandahar 8 maart 2007
Oonincx, J.A.M., Bedrijfsvoering bij defensie: van decentralisatie naar centralisatie, Carré
11/12, NOV 2005
Porter, M.E., Competitive Advantage, Creating and sustaining superior performance, The
free press, New York 1985
Treacy, M. & F. Wiersema, The discipline of market leaders, Choose your customers, narrow
your focus, dominate your market, Addison-Wesley Publishing Company, Reading 1995
Ytsma, W. & M. Ytsma, Geschiedenis van Facility Management, Van zoetelaar tot facility
manager, Facility Management Nederland, 2005
Zook, C. & J. Allen, Winst uit kernactiviteiten, Groeistrategie in turbulente tijden, Business
Contact, Amsterdam-Antwerpen 2002
Gebruikte afkortingen
A4 Logistics, Air: verantwoordelijke functionaris binnen CLSK voor de logistiek
binnen het Commando Luchtstrijdkrachten
APOD Airfield Port Of Debarkation
ATF Air Task Force
C Commandant
CDC Commando Dienstencentra
CDS Commandant Der Strijdkrachten
CLAS Commando Landstrijdkrachten
CLSK Commando Luchtstrijdkrachten
COMKAF Commander Kandahar Airfield
COTS Commercial Of The Shelf
CS Chef Staf
CZSK Commando Zeestrijdkrachten
DAOG Directie Aansturen Operationele Gereedstelling van de Defensiestaf
DMO Defensie Materieel Organisatie
DOBBP Directie Operationeel Beleid, Behoeftestelling en Plannen van de
Defensiestaf
DOC Defensie Operatie Centrum
DOPS Directie Operaties van de Defensiestaf
DPW Department of Public Works
DSM Detachements Sergeant-Majoor
DTF Deployment Task Force
DUO Defensie Uitleen Organisatie, onderdeel van het Landelijk
Bevoorradingsbedrijf van de Defensie Materieel Organisatie
DVD Dienst Vastgoed Defensie
DVVO Defensie Verkeer & Vervoer Organisatie
DW Dehra Wud
FM Facility Management
G4 Logistics, Ground: verantwoordelijke functionaris binnen CLAS voor de
logistiek binnen het Commando Landstrijdkrachten
HACCP Hazard Analysis Critical Control Points
HBO Hogere Beroepsopleiding
HID Hoofd Inwendige Dienst
HNS Host Nation Support
HQ Headquarters
IDT&T Interim Defensie Tracking & Tracing
ISAF International Security Assistance Force
ISD Instandhoudingsdetachement van de Genie
J4 Logistics, Joint: verantwoordelijke functionaris binnen de DOPS voor de
gezamenlijke (joint) logistiek binnen de krijgsmacht
JSD Joint Support Detachment