Professional Documents
Culture Documents
Leonardo Da Vinci
Leonardo Da Vinci
Bas Machiels
Groep 8a
O.B.S De Driepas
17 februari 2003
Inleiding
Mijn tweede werkstuk dit schooljaar gaat over Leonardo da Vinci (zie plaatje). Ik heb dit
onderwerp gekozen omdat Leo-nardo da Vinci een heel bijzonder mens was. Hij was
superslim, heel nieuws-gierig en leergierig en hij wilde alles heel erg goed doen. Zijn hele
leven lang bleef hij leren. Hij dacht over van alles heel diep na en wilde precies weten hoe
iets zat.
Leonardo da Vinci had heel veel beroe-pen. Eigenlijk was hij dus een soort dui-zendpoot.
Hij wordt ook wel een “uomo universalis” genoemd; dat betekent “een man van de wereld”,
een man die dus zelf alles kan.
Bovendien was Leonardo zijn tijd ver vooruit. Veel van zijn ideeën en plannen vond men
in Leonardo’s tijd maar onzin. Nu ontdekt men dat veel van die ontwerpen eigenlijk heel
goed klopten, bijvoorbeeld zijn tekeningen van vliegtuigen.
De meeste mensen kennen Leonardo da Vinci alleen maar als schilder. Zijn meest bekende
schilderij is de “Mona Lisa”. In mijn werkstuk wil ik laten zien dat Leonardo dus veel
meer kon dan alleen maar schilderen.
In dit werkstuk zal eerst iets verteld worden over Leonardo’s levensloop.
Dit hoofd-stuk beschrijft het leven van Leonardo vanaf zijn kinderjaren in
Vinci tot aan zijn dood in Amboise. Het tweede hoofdstuk gaat over
Leonardo als kunstenaar. Daar zal niet alleen iets verteld worden over
Leonardo als schilder, maar ook over Leonar-do als beeldhouwer en als
schrijver.
Leonardo was de zoon van ser Pietro da Vinci, een notaris die rijk was en
veel land bezat. Van Leonardo’s moeder is weinig bekend. Ze heette
waarschijnlijk Caterina en men denkt dat ze een boerendochter was of in
een herberg werkte. Volgens een onderzoek dat pas in de krant stond
was ze misschien zelfs een Russische slavin.
De ouders van Leonardo waren niet ge-trouwd. Hij was dus een
bastaard. In die tijd was dat heel normaal.
De vader van Leonardo gaf toe dat Leonardo zijn zoon was en hij was
ook bij de doop van Leonardo. Leonardo woonde eerst bij een
boerenfamilie, maar vanaf zijn vijfde ging hij bij zijn vader wonen. Zijn
vader was toen getrouwd met de 16-jarige Albiera Amadori. Zij kregen
geen kinderen en daarom was Leonardo voor Albiera net een echte
zoon. Albiera stierf heel jong. Dat was voor Leonardo een verschrik-
kelijke gebeurtenis. Na haar dood verhuisde Leonardo met zijn vader
naar Florence (oftewel Firenze). Zijn vader trouwde na de dood van
Leonardo’s stiefmoeder nog drie keer en kreeg in totaal 12 kinderen.
Als zoon van een notaris kreeg Leonardo een goede opvoeding. Hij
leerde rekenen, schrijven, lezen en een beetje Latijn. Latijn vond hij heel
moeilijk. Daardoor had hij later problemen met het begrijpen van
belangrijke boeken die in het Latijn geschre-ven waren.
In die tijd maakte Leonardo iets mee. Hij ontdekte eens een
geheimzinnige grot. Leonardo was wel bang, maar hij was zo
nieuwsgierig wat er in die grot zou zijn dat hij toch naar binnen ging. Hij
wilde per se weten wat er te vinden was. Later dacht Leonardo dat die
gebeurtenis iets betekende. Hij wilde namelijk altijd alles graag weten
en begrijpen, net zoals met die grot. Hij wilde steeds nieuwe dingen
ontdek-ken, waardoor hij vaak aan nieuwe dingen begon maar die hij
meestal niet afmaak-te.
Leonardo’s vader gaf hem dan wel geen geld meer, hij zorgde er wel
voor dat Leo-nardo nog een opdracht kreeg. Hij mocht een schilderij
maken voor de monniken van San Donato a Scopeto. Dit schilderij
heette “De Aanbidding der Wijzen”. Ook hier begon Leonardo
enthousiast aan, maar na een tijdje vond hij het niet meer zo leuk. Hij
verdiende er ook niet veel geld mee. Lorenzo de Medici redde Leonardo
toen nog een keer. Leonardo had namelijk ondertussen een zilveren lier
gemaakt in de vorm van een paardenhoofd. Lorenzo de Medici vond die
lier zo mooi dat hij de lier kocht voor Ludovico Sforza, de hertog van
Milaan. Bovendien stuurde Lorenzo ook Leonardo naar Milaan. Leonardo
liet zijn schilderij “De Aanbidding der Wijzen” in de steek en vertrok naar
Milaan.
4. Leonardo’s reizen
In 1482 kwam Leonardo aan in Milaan. De hertog van Milaan, Ludovico
Sforza, gaf Leonardo de opdracht een standbeeld voor hem te maken.
Hij moest een gigantisch beeld maken van een ruiter te paard. Met deze
opdracht was Leonardo 16 jaar bezig, maar ook dit beeld kwam niet af.
Er was wel een gipsen exemplaar, maar dat is later gesneuveld.
Leonardo was intussen druk bezig met allerlei andere dingen. Hij
bestudeerde plan-ten, dieren en het menselijk lichaam heel precies.
Daarvan maakte hij veel aanteke-ningen. Ook bedacht hij allerlei
militaire uitvindingen. Ludovico Sforza interesseerde die ideeën echter
niet. In Milaan heeft Leonardo ook al schetsen gemaakt van enke-le
schilderijen, bijvoorbeeld van “Het Laatste Avondmaal”.
In 1499 werd Milaan, waar dus Sforza de baas was, aangevallen door
Karel VIII. Sforza moest vluchten. De Fransen vonden de militaire
plannen van Leonardo wel interessant, en ze wilden dat Leonardo voor
hen ging werken.
Maar Leonardo ging liever op reis naar Venetië, waar hij de mooie
gebouwen bestu-deerde. Hij ging in 1502 werken voor Cesare Borgia als
architect en militair inge-nieur. Cesare Borgia was de baas over vele
kleine staatjes in Noord-Italië. Leonardo moest de forten en kastelen in
die staatjes gaan controleren. Cesare Borgia was een gemene tiran.
Toen Borgia een vriend van Leonardo had vermoord, vertrok Leonar-do
weer naar Florence. Daar werkte Leonardo verder aan zijn schilderijen
en aan zijn eigen schilderstijl. In die tijd schilderde hij de “Mona Lisa”.
Ook ging hij verder met zijn boek “De verhandeling over de
schilderkunst”.
In 1506 ging Leonardo weer terug naar Milaan, waar hij toch voor de
Franse koning Karel VIII ging werken. Voor de maarschalk Giacorno
Trivulzio moest hij ook een ruiterstandbeeld maken, maar ook dat beeld
maakte Leonardo niet af. Toen de Sfor-za’s in 1512 terugkeerden naar
Milaan, moest Leonardo vluchten.
Leonardo ging naar Rome, waar hij beschermd werd door Guiliano de
Medici. Hij mocht in een gedeelte van het Vaticaan wonen. In Rome
ontmoette Leonardo ande-re kunstenaars zoals Michelangelo en
Raphael. In deze tijd werd Leonardo ziek en kreeg hij een lichte beroerte.
Toch ging hij door met zijn werk en op 62-jarige leef-tijd maakte hij zijn
enige zelfportret, in roodkrijt (zie rechterhelft titelpagina).
5. Leonardo’s einde
In 1516 vroeg koning Frans I, de zoon van koning Karel VIII, of Leonardo
in Frankrijk kwam wonen. Leonardo mocht wonen op kasteel Amboise in
Cloux (zie plaatje). Dat was vlak bij het kasteel van de koning zelf.
Koning Frans I was een grote fan van Leonardo. De koning vond het
heerlijk om met hem te praten. Koning Frans I vond dat er niemand op
de wereld was die zoveel wist als Leonardo, en dan niet alleen over
schilderen, beeldhouwen en architectuur, maar ook over muziek, filo-
sofie enzovoort.
Leonardo had het schilderen geleerd van Andrea del Verrocchio. Samen
hebben ze ook een schilderij gemaakt, “De Doop van Christus”. De
voorste engel is door Leonar-do geschilderd en veel mensen vinden dat
Leonardo beter was dan zijn leermeester.
Van de andere schilders uit die tijd trok Leonardo zich weinig aan. Hij
schilderde op zijn eigen manier. Hij vond ook nieuwe technieken uit
waardoor zijn schilderijen nog echter leken. Zo bedacht hij een manier
om in een schilderij diepte te maken. Daar-door leek het of bepaalde
dingen op het schilderij verder weg stonden dan andere. Het schilderij
zelf was dus wel gewoon plat, maar doordat Leonardo schuine lijnen
gebruikte en met licht en donker werkte, leek het net echt. Deze
techniek noemde hij perspectiefschilderen. Een andere uitvinding van
Leonardo in de schilderkunst was sfumato. Bij sfumato worden de
kleuren een beetje vermengd, waardoor je niet meer goed kunt zien
waar de ene kleur stopt en de andere kleur begint.
Leonardo werd dan wel niet beïnvloed door andere kunstenaars (behalve
dan door Andrea del Verrocchio een beetje), er waren wel een paar
schilders die Leonardo volgden, bijvoorbeeld Raphael en Michelangelo.
Omdat Leonardo zo precies werkte en eerst heel veel schetsen van alles
maakte, zijn er maar weinig echte schilderijen van hem. Enkele
schilderijen van Leonardo zullen hier besproken worden.
Het duurde ongeveer drie jaar voordat deze muur-schildering klaar was.
Voor dit fresco maakte Leonardo eerst weer veel schetsen. Eerst maakte
hij een ont-werp van het hele schilderij. Leonardo zorgde ervoor dat de
opbouw heel precies was: Jezus in het midden met links en rechts de
apostelen in groepjes van drie.
Daarna begon Leonardo van alle figuren losse schetsen te maken,
waarbij hij pro-beerde te berekenen hoe lang en hoe zwaar de mensen
waren. Toen begon hij pas aan het echte schilderij. De gezichten van
Jezus en Judas maakte Leonardo het laatst. Hij kon namelijk geen
modellen vinden met goede gezichten.
Leonardo da Vinci heeft nog enkele schilderijen ge-maakt die te maken hebben
met de Bijbel, bijvoor-beeld de “Maria Boodschap” waarop de engel te-gen
Maria zegt dat ze een zoon zal krijgen. Ook het laatste schilderij van Leonardo
da Vinci, name-lijk “Sint Jan de Doper” heeft met de Bijbel te ma-ken.
“Sint Jan de Doper” werd door Leonardo geschilderd toen hij voor de
tweede keer in Milaan was, tussen 1506 en 1513. Het schilderij bleef
eerst in het kasteel waar Leo-nardo stierf, in Cloux. Lodewijk XIII gaf het
cadeau aan Karel I van Engeland, maar het werd later teruggekocht door
Lodewijk XIV. Nu hangt het schilderij in het Louvre in Parijs.
Mona Lisa
Leonardo werkte drie jaar aan het schilde-rij. Hij gaf het echter nooit aan
zijn op-drachtgever. Volgens sommigen omdat het niet af was, volgens
anderen omdat Leonardo het zelf zo mooi vond. Leonar-do nam het
schilderij mee naar Parijs in 1516. Het werd aan koning Frans I ver-kocht
voor zijn kasteel in Amboise. Het schilderij werd nog een aantal keren
ver-kocht en is zelfs eens gestolen geworden. Ook is het schilderij eens
flink beschadigd doordat er zuur op werd gegooid.
Eigenlijk was het schilderij groter dan het nu is. Links en rechts ervan
waren nog twee stukken, waardoor goed te zien was dat de dame op een
balkon zat. Op de ach-tergrond zie je een mooi landschap. Leonardo
heeft hierbij de techniek van sfumato gebruikt; dus de kleuren lopen
mooi in elkaar over.
Iedereen die de “Mona Lisa” heeft gezien vindt haar glimlach
raadselachtig. Nie-mand weet wat die glimlach precies betekent. Veel
kunstenaars hebben al gepro-beerd die glimlach ook te schilderen. Ook
de ogen van de “Mona Lisa” zijn myste-rieus. Volgens sommigen kijkt ze
zo omdat ze tevreden en gelukkig is in haar we-reld. Opvallend is dat de
“Mona Lisa” geen wimpers heeft. Leonardo was die heus niet vergeten,
maar in die tijd was het mode dat vrouwen hun wimpers afschoren.
Verder is het opvallend dat de “Mona Lisa” en het enige zelfportret van
Leonardo da Vinci op elkaar lijken. De opbouw van de portretten is
namelijk hetzelfde. Je zou de linker- en rechterhelften van de twee
schilderijen kunnen verwisselen. Dat is te zien in het plaatje op de
titelpagina van dit werkstuk.
In een brief aan Ludovico Sforza schreef Leonardo dat hij veel plannen
had om wapens en andere oorlogs-machines te maken. Sforza vond die
ideeën helemaal niet interessant. Hij vond Leonardo alleen als
kunstenaar belangrijk. Hij gaf Leonardo de op-dracht om een
ruiterstandbeeld te maken. Dat standbeeld moest de va-der van
Ludovico Sforza uitbeelden.
Leonardo was een uitstekende ruiter en hij was dol op paarden. Hij zou
heel graag een bronzen beeld van een paard willen maken dat net echt
was.
Intussen was Leonardo weer afgeleid doordat hij andere dingen ook leuk
en belang-rijk vond. Hierdoor is de opdracht van Sforza dus nooit
afgemaakt. Het ruiterstand-beeld voor Sforza had 7 meter hoog moeten
worden. Er was alleen ooit een gipsen beeld maar dat is gesneuveld.
Toen Leonardo da Vinci later voor de Fransen werkte, kreeg hij weer de
opdracht om een ruiterstandbeeld te maken. Dit beeld was ter ere van
maarschalk Giacorno Tri-vulzio, maar ook dit beeld kwam nooit af.
schrijver. Leonardo schreef namelijk fabels. Een fabel is een kort verhaal
en in dat verhaal spelen dieren of dingen de hoofdrol. Ze gedragen zich
als mensen en kunnen in fabels ook praten. Een fabel heeft altijd een
betekenis. De schrijver wil dat de lezer aan het eind van het verhaal er
iets van leert, bijvoorbeeld wat goed is en wat slecht. Leonardo wilde de
mensen met zijn fabels de ogen openen. Hij wilde ze laten zien wat er in
hun wereld en in de natuur om hen heen allemaal gebeurt.
De fabels van Leonardo da Vinci zijn ook in het Nederlands vertaald en zijn
nog steeds te koop (zie plaatje). Een voorbeeld van een fa-bel van
Leonardo is:
De muis en de kat
Een muis werd in zijn holletje belegerd door een wezel, die met ijzeren geduld op
zijn kans wacht-te. Wanhopig gluurde de muis naar het bloeddor-stige dier dat
hem opgesloten hield. Toen kwam een kat langs, die de wezel besprong en hem
met huid en haar opat. De muis dankte Jupiter voor zijn tussenkomst en offerde
een deel van zijn voedselvoorraad op aan de god. Daarna verliet hij zijn holletje
om van de herwonnen vrijheid te ge-nieten. Die was hij meteen weer kwijt, en
zijn le-ven ook, want buiten werd hij onmiddellijk door de begerige kat gegrepen
en verslonden.
In de tijd van Leonardo da Vinci kon men niet alles zeggen wat men
dacht. Leonar-do heeft daarom waarschijnlijk vaak zijn mening verstopt
in zijn schilderijen. Daar-om schreef hij vermoedelijk ook fabels. De
mensen moesten dan zelf maar ontdek-ken wat Leonardo bedoelde.
Leonardo had een vreemd handschrift. Hij was linkshandig. In die tijd
was dat heel ongewoon en vond men dat iets van de duivel. Maar
Leonardo’s handschrift was nog veel eigenaardiger. Hij schreef namelijk
in spiegelschrift. Een voorbeeld hiervan kun je zien op de titelpagina
van dit werkstuk. Rechts staat de naam van Leonardo zoals hij hem
schreef; links zie je hoe die naam eruit ziet nadat het gespiegeld is.
Leonardo da Vinci was niet alleen een be-roemde kunstenaar, maar ook
een belang-rijke wetenschapper. Hij hield zich met veel verschillende
dingen bezig. Zo bestu-deerde hij ook gebouwen. Hij probeerde steeds
om alles perfect te maken voor ie-dereen. Zo bedacht hij eens een ideale
stad (zie plaatje). Leonardo was in Milaan toen daar de pest uitbrak. Om
dit soort ziektes te voorkomen bedacht Leonardo het plan voor de ideale
stad.
Een ander plan bedacht Leonardo tijdens zijn leertijd bij Andrea del
Verrocchio. Hij wilde de rivier de Arno ombouwen tot een soort kanaal.
Via dit kanaal kon men dan van Pisa naar Florence varen en terug.
2. Leonardo als wapenkundige
Toen Leonardo da Vinci ging werken voor Ludovico Sforza wilde hij
eigenlijk al wa-pens en andere oorlogsmiddelen gaan bedenken en
maken. Maar Sforza was daarin niet geïnteresseerd. Cesare Borgia
vond Leonardo’s plannen wel interessant. Leo-nardo ging voor hem
werken als militair ingenieur. In die tijd bedacht Leonardo al-lerlei
dingen waardoor makkelijker oorlog gevoerd kon worden. Zo waren de
kanon-nen in die tijd erg zwaar en dus moeilijk te verplaatsen. Ook
duurde het lang om die kanonnen opnieuw te laden. Daarom ontwierp
Leonardo toen kanonnen met wieltjes en hij vond een soort buskruit uit
waarmee de kanonnen sneller opnieuw geladen konden worden. Deze
uitvinding werd 300 jaar na de dood van Leonardo da Vinci nog veel
gebruikt in de Amerikaanse burgeroorlogen. Dat bewijst dus hoe knap
deze uitvinding van Leonardo was.
Ook bedacht Leonardo de aller-eerste tank. Hij tekende een wa-gen die
helemaal bedekt was met houten balken om de mensen erin te
beschermen. Deze wagen had wielen om hem te kunnen ver-plaatsen
en bovenin was een ope-ning om te schieten.
Maar de tekening van die tank laat zien dat Leonardo een fout had
gemaakt. Wan-neer die tank gebouwd zou zijn, zouden de wielen de
verkeerde kant op draaien. Volgens sommigen was dit gewoon een
foutje van Leonardo; volgens anderen had hij dit met opzet verkeerd
gedaan. Waarom dacht men dat? Leonardo was eigenlijk tegen oorlog.
Hij had dus constant een probleem. Aan de ene kant was hij zo slim dat
hij oorlogswapens kon uitvinden; aan de andere kant was hij tegen
dingen waar-door mensen konden sterven. De waarheid over deze fout
van Leonardo zullen we wel nooit te weten komen.
Daarom wist Leonardo al dat de mens met gewone vleugels nooit zou
kunnen vlie-gen. Vogels gebruiken namelijk 50% van hun spieren om te
vliegen en dat kan een mens niet. Daarom ontwierp hij een model met
speciale vleugels. Die vleugels had-den kleppen, die geopend zouden
worden bij de start en gesloten bij de landing. Dit ontwerp werd de
ornithopter (zie plaatje) genoemd. Tegenwoordig worden dit soort
kleppen gebruikt bij moderne vliegtuigen. Leonardo’s uitvinding was
dus eigenlijk toch heel knap.
Leonardo da Vinci snapte toen al dat het heel moeilijk zou zijn om te
vliegen met vleugels. Daarom be-dacht hij een nieuw ontwerp. Hij
noemde deze uitvinding de vliegen-de schroef (zie tekening). Dit mo-
del zou de lucht in kunnen gaan doordat de schroef aan de boven-kant
rond zou draaien. Dit was dus de voorloper van de helikopter. Ook de
vliegende schroef van Leo-nardo werd nooit echt gebouwd.
Leonardo da Vinci hield heel veel van dieren. Daarom was hij
vegetariër. In die tijd was dat heel bijzonder. Men vond vlees namelijk
veel belangrijker dan groente. Omdat Leonardo zoveel van dieren hield,
vond hij het erg dat ze opgesloten zaten of opgegeten werden. Soms
kocht hij op de vogelmarkt een duif om ze daarna vrij te laten.
Leonardo da Vinci wilde niet alleen dat alles klopte maar wilde ook dat
alles in even-wicht was. Dit zie je bijvoorbeeld aan de portretten van
zichzelf en van de “Mona Lisa”. Die zijn bijna symmetrisch. Ook in
andere schilderijen zie je zo’n gelijke op-bouw, bijvoorbeeld in “Het
Laatste Avondmaal”.
Leonardo da Vinci wilde steeds dat alles perfect was. Hij dacht niet alleen
dat er een ideale stad zou kunnen bestaan, maar ook dat de ideale mens
met wiskundige formules berekend zou kunnen worden. Dit idee is niet van
Leo-nardo zelf, maar is bedacht door Vitruvius.
Volgens Vitruvius is de navel van de mens het middelpunt. Wanneer je een
cirkel maakt van-uit de navel van een mens die zijn armen en benen strekt,
dan zou die cirkel precies langs de vingers en de tenen lopen. Ook met een
vierkant kan de ideale mens gemeten worden. Wanneer een mens rechtop
staat en de armen opzij uitstrekt, dan kan men er een vierkant om heen
maken. De lengte van de man is namelijk hetzelfde als de breedte van de
uitgestrekte ar-men (zie plaatje). Leonardo heeft deze wet van Vitruvius
gebruikt bij zijn schilderijen.
Leonardo da Vinci wilde eigenlijk iets uitvinden dat vanzelf zou bewegen.
Deze uit-vinding zou dan een “automobile” zijn. Dit is Latijns en “auto”
betekent “zelf” en “mobile” betekent “bewegen”. Een groot probleem
voor Leonardo als uitvinder was dat er nog geen motor bestond. Al zijn
apparaten moesten dus bediend worden door mensen. In die tijd werd
alleen water gebruikt om dingen te bewegen. Leo-nardo probeerde dan
ook van alles uit met water. Hij wilde water niet alleen gewoon vloeibaar
gebruiken, maar ook als stoom of als ijs. In die tijd bedacht hij van alles
wat met water te maken had. Zo bedacht hij een nieuw soort waterpomp
en een ka-non dat op stoom werkte. In zijn aantekeningen zijn ook
schetsen gevonden van een soort waterschoenen waarmee op het water
gelopen zou kunnen worden en van een soort zwemband of
reddingsboei. Hij bedacht apparaten om onder water andere schepen
aan te vallen om ze te laten zinken. Verder ontwierp hij een schip met
twee lagen waardoor het onzinkbaar was. Ook bedacht hij een soort
helm om onder wa-ter mee te kunnen ademen. Deze uitvinding heeft
Leonardo geheim gehouden. Hij was namelijk bang dat mensen deze
uitvinding zouden gebruiken om oorlog te voe-ren. Omdat Leonardo
tegen oorlog was, verborg hij dit plan.
Waarschijnlijk heeft Leonardo da Vinci toen ook al een idee gekre-gen voor
een voertuig dat op onze fiets lijkt. Het is niet helemaal ze-ker wat
Leonardo precies bedacht heeft. In ieder geval is ongeveer 40 jaar geleden
in een codex van Leonardo een tekening ontdekt van een fiets (zie plaatje).
Men weet bijna zeker dat dit plaatje niet door Leonardo is gemaakt.
Waarschijn-lijk heeft Leonardo wel iets bedacht wat hierop lijkt.
De echte schets van Leonardo is kwijt. Het plaatje dat in de codex is
gevonden is vermoedelijk door leerlingen van Leonardo later
nagetekend. Weer later zijn waar-schijnlijk de ketting en zo erbij
getekend. Toch is het knap dat Leonardo al zoveel jaar geleden iets
bedacht heeft dat het begin van onze fiets is geweest. Hij was dus een
fantastische uitvinder.
Eigen mening
Leonardo da Vinci wilde alles weten en kunnen en alles wat hij maakte
moest perfect zijn. Hij was vermoedelijk in zijn tijd niet erg gelukkig. Hij
was namelijk ontzettend slim en kon moeilijke dingen bedenken, maar
hij was niet altijd blij met zijn uitvindin-gen. Hij moest kiezen tussen zijn
slimheid en wat hij goed of slecht vond. Hij was bijvoorbeeld zo knap om
allerlei oorlogswapens te bedenken, maar hij was eigenlijk tegen oorlog.
Leonardo was misschien ook tegen de Katholieke Kerk. Dit lijkt raar,
want Leonardo heeft veel schilderijen gemaakt van dingen uit de Bijbel.
Maar dat deden toen bijna alle schilders. Dat Leonardo het niet
helemaal eens was met de ideeën van de Ka-tholieke Kerk kun je
volgens sommige mensen zien in kleine dingen van zijn schilde-rijen.
Bijvoorbeeld in het schilderij “Sint Jan de Doper”, die naar boven wijst.
Vol-gens sommige mensen deed Leonardo dit om te waarschuwen dat je
niet alles moest geloven wat de Katholieke Kerk zei. In die tijd kon je
niet gewoon zeggen dat je het ergens niet mee eens was en dat zal
soms best moeilijk zijn geweest.
Leonardo was bovendien een beetje apart in die tijd. Hij was linkshandig
en dat vond men toen iets van de duivel. Bovendien was hij vegetariër.
Verder was Leo-nardo misschien homofiel, maar dat weten we niet zeker.
Als hij het wel was, zal dat vast moeilijk zijn geweest want zoiets kon je
toen niet vertellen.
Leonardo zal bovendien niet erg gelukkig zijn geweest omdat men hem
niet waar-deerde. Alleen als beeldhouwer en schilder vond men hem
goed. Men vond het toen wel niet leuk dat hij zijn kunstwerken vaak niet
afmaakte. Zijn uitvindingen en andere plannen vond men toen maar
onzin.