Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 4

Wel of niet gebruiken van de tachograaf voor rij- en rusttijden

In 1969 zijn de eerste Europese regels voor de rij- en rusttijden en het gebruik van een tachograaf ingevoerd. Door de registratie van de rij- en rusttijden door een tachograaf verbeteren in de EU de arbeidsomstandigheden van vrachtwagen- en buschauffeurs. Dit maakt niet alleen de wegen veiliger maar zorgt ook voor eerlijkere concurrentieverhoudingen in het wegtransport.

Analoge tachograaf
De analoge tachograaf wordt sinds 1985 gebruikt om de rij- en rusttijden in Europa te controleren.

Digitale tachograaf
Vanaf 1 mei 2006 moeten nieuwe voertuigen zijn voorzien van een digitale tachograaf. Door het gebruik van een bestuurderskaart en het opslaan van de gegevens in de tachograaf zelf is het moeilijker geworden om te manipuleren met de geregistreerde gegevens. Het apparaat biedt meer inzicht in de rijen rusttijden. Deze gegevens zijn daardoor efficinter te controleren. Ondernemers in het personen- en goederenvervoer kunnen de gegevens die de digitale tachograaf registreert ook gebruiken voor hun eigen bedrijfsadministratie.

Vrijstelling van de tachograaf


Niet iedere bestuurder van een vrachtauto hoeft een tachograaf te gebruiken. Er zijn een aantal internationale vrijstellingen en een aantal nationale vrijstellingen. Voor alle vrijstellingen geldt dat u deze niet hoeft aan te vragen. Als u voldoet aan de voorwaarde van de vrijstelling, dan is deze op u van toepassing. Tijdens een controle moet u kunnen aantonen dat u aan de voorwaarden voldoet.

Internationale vrijstellingen
Deze vrijstellingen zijn in alle EU-landen plus IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein van toepassing. Deze vrijstellingen staan in artikel 3 van EG verordening 561/2006 en zijn van toepassing op: voertuigen die gebruikt worden voor geregelde diensten van personenvervoer over een traject van niet meer dan 50 km; voertuigen waarvan de toegestane maximumsnelheid niet meer dan 40 km per uur bedraagt; voertuigen van, of zonder bestuurder gehuurd door, de strijdkrachten, civiele bescherming, brandweer en korpsen voor de handhaving van de openbare orde voor zover het vervoer plaatsvindt in het kader van de taak waarmee deze organen zijn belast en onder hun controle valt; voertuigen, met inbegrip van voertuigen gebruikt bij niet-commercile vervoersoperaties met betrekking tot humanitaire hulp, die gebruikt worden in noodsituaties of voor reddingsoperaties. Ook de sneeuw- en gladheidbestrijding valt hieronder; speciaal voor medische doeleinden gebruikte voertuigen; voertuigen die speciaal zijn uitgerust voor reparaties en wegslepen, binnen een straal van 100 km rond hun standplaats; voertuigen die op de weg worden beproefd met het oog op de technische ontwikkeling, reparatie of onderhoud, en nieuwe of vernieuwde voertuigen die nog niet in gebruik zijn genomen. Het brengen en halen van voertuigen voor reparatie valt hier dus niet onder, wel de proefritten die een monteur met een voertuig maakt; voertuigen of een combinatie van voertuigen die worden gebruikt voor niet-commercieel goederenvervoer en waarvan de toegestane maximummassa niet meer dan 7,5 ton bedraagt. Al het vervoer dat door een onderneming wordt verricht is commercieel vervoer; commercile voertuigen die krachtens de wetgeving van de lidstaat waar ermee wordt gereden een historisch statuut hebben, en die voor niet-commercieel vervoer van personen of goederen worden gebruikt. U kunt bij de RDW navragen of uw voertuig als historisch gezien wordt.

Nationale vrijstellingen
De nationale vrijstellingen zijn op basis van de vrijstellingen die zijn genoemd in artikel 13 van EG verordening 561/2006. Niet elke lidstaat heeft alle opties overgenomen. Daarnaast hebben de lidstaten de vrijheid om extra beperkingen bij deze vrijstellingen aan te brengen. Een overzicht van de vrijstellingen in het buitenland vindt u via onderstaande pdf-link.

Vervoer zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 onder b tot en met i van verordening 561/2006 is uitgezonderd van de bepalingen van deze verordening. Daarnaast zijn de volgende voertuigcategorien in Nederland uitgezonderd van de artikelen 5 tot en met 9 van de verordening (artikelen 2.4:1 derde lid, 2.5:1, 2.5:3 en 2.5:6 Arbeidstijdenbesluit vervoer) en de installatie en het gebruik van de tachograaf:

voertuigen van, of zonder bestuurder gehuurd door, de overheid voor wegvervoer dat de particuliere vervoersondernemingen niet beconcurreert; 2. voertuigen voor goederenvervoer van, of zonder bestuurder gehuurd door landbouw-, tuinbouw-, bosbouw-, veeteelt of visserijbedrijven die in het kader van hun eigen bedrijvigheid worden gebruikt voor ritten binnen een straal van 100 km rond de vestigingsplaats van het bedrijf. Op voertuigen van hoveniers, die in het kader van hun eigen bedrijvigheid worden gebruikt voor ritten binnen een straal van 100 km rond de vestigingsplaats van het bedrijf, is de verordening tevens niet van toepassing; 3. land- en bosbouwtrekkers die worden gebruikt voor land- of bosbouwwerkzaamheden, binnen een straal van 100 km rond de vestigingsplaats van het bedrijf dat deze voertuigen bezit, huurt of least; 4. voertuigen of combinaties van voertuigen met een toegestane maximummassa van ten hoogste 7,5 ton, die worden gebruikt door leveranciers van de universele dienst als gedefinieerd in artikel 2, onder 13, van Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst voor het bezorgen van goederen in het kader van de universele dienst; 5. voertuigen, dan wel voertuigcombinaties met een totale toegestane maximummassa tot 7500 kg, die in Nederland eigen materiaal en uitrusting vervoeren, op voorwaarde dat dit vervoer niet de hoofdactiviteit van de bestuurder is. In de handhaving geldt dat een bestuurder vervoer niet als hoofdactiviteit heeft als hij kan aantonen per week minder dan 12 uur op zon voertuig te rijden; 6. voertuigen die worden gebruikt voor autorijlessen en -examens met het oog op het verkrijgen van een rijbewijs of een getuigschrift van vakbekwaamheid, op voorwaarde dat deze voertuigen niet worden gebruikt voor het commercile vervoer van goederen of personen; 7. voertuigen die worden gebruikt in verband met de rioleringsdienst, diensten ter bescherming tegen overstromingen, diensten met betrekking tot de water-, gas of electriciteitsvoorziening, de ophaaldienst voor huishoudelijk afval en de verwijdering ervan, diensten van telegrafie en telefonie, radio- en televisie-uitzendingen, evenals voor de opsporing van zend- of ontvangstapparatuur voor radio en televisie; 8. alle voertuigen die specifiek zijn ingericht voor het bijdragen aan de aanleg van, het onderhoud van en toezicht op een weg, zoals gedefinieerd in de Wegenverkeerswet 1994. Als een bestuurder dit voertuig op een ander voertuig (bijvoorbeeld met een trekkend voertuig en dieplader) naar de plaats van het werk rijdt, zelf in n dienst beide voertuigen bestuurt en dit ook kan aantonen, is de verordening hierop tevens niet van toepassing; 9. speciaal voor het vervoer van circus- of kermismateriaal uitgeruste voertuigen; 10. speciaal uitgeruste voertuigen voor mobiele projecten (bijvoorbeeld rijdende bibliotheken, rijdende schooltandartsen en specifieke voertuigen die worden ingezet als podia bij sportevenementen), die geen gebruiksdoel kennen dat is gericht op het vervoer van goederen van A naar B, op voorwaarde dat het vervoer niet de hoofdactiviteit van de bestuurder is; 11. voertuigen voor het ophalen van melk op boerderijen en het terugbrengen van melkbussen of zuivelproducten voor de veevoeding naar boerderijen; 12. speciaal voor geld- en/of waardetransporten uitgeruste voertuigen;

1.

13. voertuigen gebruikt voor het vervoer van niet voor menselijke consumptie bestemde geslachte dieren of slachtafvallen; 14. voertuigen die uitsluitend worden gebruikt op wegen binnen hubfaciliteiten, zoals havens, intermodale overslagcentra en spoorwegterminals. Veel hubfaciliteiten bestaan uit meerdere losse terreinen, die middels stukken openbare weg aan elkaar verbonden zijn. Daarom is na eerder overleg met u in het Arbeidstijdenbesluit vervoer vastgelegd dat voertuigen die tussen verschillende terreinen van n hubfaciliteit rijden, tot maximaal 5 kilometer op de openbare weg mogen rijden. U verzoekt nu, met verwijzing naar dit artikel, om ook een uitzondering toe te staan voor vervoer binnen twee of meer terrein van n bedrijf dat op een industrieterrein gevestigd is. Lidstaten mogen nationale uitzonderingen op de verordening, vastgelegd in artikel 13, laten afhangen van bijzondere voorwaarden, mits daarmee de doelstellingen van de verordening als verkeersveiligheid niet worden geschaad. Al is het karakter van het vervoer tussen twee locaties op een industrieterrein wellicht gelijkwaardig aan het vervoer tussen twee locaties op een hubfaciliteit, in dit geval zijn andere argumenten doorslaggevend in het niet toekennen van deze uitzondering. Een industrieterrein heeft naar mijn mening een ander karakter dan een hubfaciliteit. Een hubfaciliteit is specifiek ingericht met het oog op industrile doeleinden. Denk hierbij aan de haven van Rotterdam, het terrein van een olieraffinaderij of een overslagterminal. Industrieterreinen zijn vaak ook ingericht met de mogelijkheid om bij het bedrijf te wonen, liggen vaak pal aan woonwijken en de wegen op deze terreinen worden meer dan op hubfaciliteiten gebruikt door lokaal en doorgaand verkeer. Het toekennen van een algemene uitzondering voor vervoer op industrieterreinen kent daarmee een potentieel verkeersveiligheidsrisico, waardoor deze uitzondering niet kan worden toegekend; 15. voertuigen die voor het vervoer van levende dieren van de boerderijen naar de plaatselijke markten en omgekeerd of van de markten naar de plaatselijke slachthuizen gebruikt worden binnen een straal van ten hoogste 50 km; 16. marktkoopwagens, waarvan het gebruiksdoel is gericht op het verkopen van de vervoerde goederen vanuit het betreffende voertuig op de plaatselijke markt, op voorwaarde dat het vervoer niet de hoofdactiviteit van de bestuurder is; 17. voertuigen die worden gebruikt als rijdende werktuigen en werkplaatsen, op voorwaarde dat het vervoer niet de hoofdactiviteit van de bestuurder is. 18. In onderstaand stroomschema kunt u nagaan of de tachograafplicht op u van toepassing is.

Meer informatie

EC: nationale vrijstellingen tachograaf (pdf)

Bedrijfsbusjes en personenwagens met een aanhanger


De tachograaf is pas verplicht als de Toegestane Maximum Massa (TMM) van het voertuig, inclusief de aanhanger en / of oplegger, meer dan 3500 kg is. De TMM is terug te vinden in het kentekenbewijs van de voertuigen. Vanaf 24 juli 2009 is elke lichte bedrijfsauto in de klasse N1 (bestelauto) of M1 (een van een personenauto afgeleide bedrijfsauto) die met een aanhanger een gezamenlijke toegestane maximum massa (TMM) van meer dan 3500 kg heeft, verplicht een tachograaf te gebruiken. Omdat een tachograaf niet direct aan te sluiten is op de versnellingsbak van dergelijke voertuigen, is een adapter nodig. Uitzondering hierop voor beroepsmatig vervoer is die vorm van transport, met een toegestane maximummassa van ten hoogste 7,5 ton, waarbij de bestuurder kan aantonen dat eigen materiaal en machines worden vervoerd en dat de bestuurder daarvoor minder dan 12 uur per week op een dergelijke voertuigcombinatie rijdt. Evenmin is de tachograaf verplicht wanneer het vervoer onder de uitzonderingen van artikel 3 of 13 lid 1 van Verordening 561/2006 valt. Let op: Nederland heeft aanvullende voorwaarden voor de nationale vrijstelling. Zie: Nationale vrijstellingen.

Registratie als u niet tachograafplichtig bent


Als u niet tachograafplichtig bent, dan geldt er nog wel een registratieplicht vanuit de arbeidstijdenwet (ATW) artikel 4:3: Een werkgever en een persoon als bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, voert een deugdelijke registratie terzake van de arbeids- en rusttijden welke het toezicht op de naleving van deze wet en de daarop berustende bepalingen mogelijk maakt.

Deze registratie is 'vormvrij'. Dat wil zeggen dat u zelf mag bepalen of dit op papier of in de computer wordt bijgehouden of dat u een tachograaf hiervoor gebruikt. De registratie kan als deugdelijk worden beschouwd als de normen van de wet te controleren zijn. In z'n algemeenheid kan je zeggen dat noteren van het begin- en eindtijdstip en daartussen gelegen activiteiten inclusief pauzes voldoende zijn. Deze activiteiten dienen gespecificeerd te worden in rijtijd, arbeidstijd, beschikbaarheidstijd en pauzes.

Voor het downloaden van de data uit de digitale tachograaf en de bestuurderskaarten treedt per 1 januari 2013 een wijziging op: Bestuurderskaarten
Bestuurderskaarten moeten uiterlijk 1 maal per 28 dagen worden gedownload (was 1 maal per 3 weken). Dat betekent dat uw werkgever eenmaal in de 28 dagen de gegevens moet kopiren vanuit uw bestuurderskaart naar een computer op de zaak.

Digitale tachograaf
De digitale tachograaf moet uiterlijk 1 maal per 90 dagen worden gedownload (was 1 maal per 3 maanden). Dat betekent dat uw werkgever eenmaal in de 90 dagen de gegevens moet kopiren vanuit de tachograaf naar een computer op de zaak.

Downloaden van gegevens uit de tachograaf


Natuurlijk mogen de data ook vaker worden uitgelezen. Let er op dat de bestuurderskaart regelmatig moet worden gedownload omdat anders data wordt overgeschreven.

Bewaren gegevens
Vanuit het ArbeidstijdenBesluit vervoer moet u de schijven en/of electronische data minstens 1 jaar bewaren. Het kan zijn dat u dezelfde gegevens op basis van andere regels (bv belasting) langer moet bewaren.

Wettelijke tekst in de Regeling Tachograafkaarten


Artikel 11 De in het controleapparaat geregistreerde gegevens worden door de werkgever of de persoon als bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet tenminste elke 90 dagen met behulp van de bedrijfskaart overgebracht naar de vestiging van die werkgever of die persoon. De gegevens op een bestuurderskaart worden door de werkgever of de persoon als bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet tenminste elke 28 dagen overgebracht naar de vestiging van die werkgever of die persoon.

You might also like