Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 4

9 Psychologie Marc Brysbaert

S48112 Inleiding in de psychologie

9.1 Problemen oplossen


Algemeen: Denken is een cognitief proces waarbij cognitieve representaties gemanipuleerd worden om de wereld te begrijpen en problemen op te lossen. Als we een probleem moeten oplossen, dan is de oplossing niet gewoon beschikbaar, maar moeten we nadenken om het probleem op te lossen (het doel te bereiken); de probleemruimte is een metafoor die gebruikt wordt om het oplossingsproces voor te stellen; er zijn verschillende paden, maar slechts 1 ervan leidt tot het doel. Algortitmen Een algoritme: is een systematische reeks van operaties die altijd een oplossing garanderen as het juiste algoritme gekozen werd, enkel mogelijk bij gestructureerde problemen; Volledig gestructureerd probleem = probleem waarvan de oplossing vastligt en waarvan met zekerheid bekend is dat een oplossingspad bestaat. (bv Toren van Hanoi) Ondergestructureerd probleem = probleem waarvan men niet zeker weet of er een oplossingspad bestaat. Bijv. negen-stippen-probleem

Beperkingen van algoritmen: 1. 2. 3. Enkel toepasbaar op een volledig gestructureerd probleem Men heeft vaak de neiging om het algoritme gewoon te volgen, zonder zich af te vragen of het wel van toepassing is op het probleem. kan omslachtig zijn en veel repetitief werk inhouden (probleem voor mensen, niet voor computer)

Heuristieken Heuristieken: zijn informele, intutieve en speculatieve oplossingsstrategien, die mensen otwikkelen om bepaalde problemen aan te pakken; kunnen ook gebruikt worden voor ongestructureerde problemen; veel gebruikte heuristieken zijn Subdoelanalyse: proces waarbij een complex probleem in een reeks kleinere, overzichtelijker vragen opgedeeld wordt. Middel-doelanalyse: strategie waarbij de probleemoplosser een reeks van kleine stapjes maakt (tussendoelen stelt) en tekens nagaat wat gedaan moet worden om de afstand tot het einddoel verder te verkleinen. Algemeen geldend: terug werken van einddoel naar begintoestand.

Zoeken naar een analogie Een analogie is een gelijksoortig probleem waarvoor men de oplossing al heeft of waarvoor de oplossing gemakkelijker te vinden is; op basis van deze analogie kan men dan de juiste oplossing vinden voor het probleem dat voorligt; bekende toepassingen zijn het tumorprobleem en het wegen van de 8 ballen. Instelling en functionele gefixeerdheid Een instelling betekent dat men de neiging heeft om een heuristiek te blijven gebruiken die in het verleden gewerkt heeft (bijv. de waterkruiken van Luchins); Functionele gefixeerdheid type instelling die zich voordoet als je te zeer vastzit aan het conventionele gebruik van een voorwerp (bijv. een luciferdoos dient enkel om lucifers in te stoppen en aan te steken); beide toestanden zorgen ervoor dat mensen verkeerde heuristieken (of zelfs algoritmen gebruiken), die het vinden van een oplossing in de weg staan.

1
Samenvatting Kevin Loncke

9 Psychologie Marc Brysbaert


S48112 Inleiding in de psychologie

Inzicht Komt voor bij problemen die heel sterk het gebruik van vereerde oplossingsstrategien induceren; bij deze problemen heeft men niet de indruk beetje bij beetje naar de oplossing toe te werken; men lijkt vast te zitten, tot men op een bepaald moment de initile, verkeerde oplossingsstrategie vervangt door een betere dan heeft men een aha-erelbnis. Bijv. de aap van Khler, het negen-stippen-probleem en het probleem van de ketting; Factoren die helpen om van de initile verkeerde analyse los te komen zijn incubatie en brainstormen (in groep een oplossing genereren). Brainstormen in groep is vaak minder bevorderlijk voor de creativiteit en het genereren van nieuwe ideen. Incubatie: fenomeen waarbij men plotseling een probleem kan oplossen nadat men het een tijdje aan de kant gezet heeft. vooral effectief waneer men een probleem volledig moet herstructureren. Mentale modellen Naeve theorien, gehelen van intuties, kennis en overtuigingen (schema + kennis) die we hebben over een bepaald onderwerp en die ons helpen om dat onderwerp te begrijpen, erover na te denken en voorspellingen te maken; wordt beter naarmate men meer weet van een onderwerp (expert vd. Novice, volwassen vs. Kind); toch hebben veel volwassenen nog altijd verkeerde mentale modellen; dan zullen ze verkeerde handelingen uitvoeren of verkeerde overtuigingen hebben.

9.2 Redeneren
Redeneren: nauw verwant met probleemoplossend gedrag en heeft betrekking op het evalueren van de waarheid of de waarschijnlijkheid van verklaringen. Deductief redeneren Het trekken van conclusies uit een reeks van algemene premissen (algemene kennis) die men heeft; is bruikbaar in het dagelijkse leven om op basis van de algemene kennis die men heeft, voorspellingen te doen met betrekking tot specifieke omstandigheden; wordt onderzocht d.m.v. syllogismen (twee premissen en een conclusie); vooral onderzocht onder invloed van het logicisme, een filosofische beweging die stelde dat mensen alleen rationeel redeneerden als ze de regels van de logica volgen; is een verkeerde instelling gebleken. Verklaringen voor deductief redeneren Mensen redeneren zelden volgens de regels van de logica; alternatieven die voorgesteld werden: (Johnson Laird 1992) 1. Mentale modellentheorie: mensen maken gebruik van mentale modellen (beelden van mogelijke toestanden); in principe moet een mentaal model gemaakt worden van alle mogelijke toestanden die door de premissen beschreven worden; dan is men altijd juist; wegens de beperkingen van het werkgeheugen gebeurt dit echter zelden (vandaar de fouten) 2 systemen: een evolutionair oud systeem van leren op basis van associaties, dat automatisch een antwoord formuleert (besluit tot geldigheid o.b.v. de waarschijnlijkheid van de inhoud) en een evolutionair nieuw systeem dat via gecontroleerde processen kan redeneren volgens logische regels of mentale processen. Mensen redeneren niet volgens de logische regels omdat de defenitie van de woorden gebruikt in de logica niet aansluiten bij het dagelijkse taalgebruik.

2.

3.

Inductief redeneren Het trekken van algemene conclusies o.b.v. wat men over specifieke gevallen weet; belangrijk voor het dagelijks leven omdat men op basis van dit redeneerproces komt tot algemene waarheden (wetmatigheden, bijv. correlaties en oorzaak-gevolgrelaties), die via deductief redeneren toelaten om voorspellingen te maken; 2
Samenvatting Kevin Loncke

9 Psychologie Marc Brysbaert


S48112 Inleiding in de psychologie

3 probleemtypes: 1. 2. 3. Classificatie Aanvullen van reeksen Analogien vinden (maken deel uit van intelligentietests)

Drie aspecten van inductief redeneren: 1. 2. 3. Detecteren van covariaties Generalisatie Zoeken naar oorzaak gevolgrelaties

De confirmatieneiging Confirmatieneiging: de neiging van mensen om meer gewicht te hechten aan evidentie die hun overtuigingen bevestigt dan aan evidentie die hun overtuigingen tegenspreekt; leidt ertoe dat mensen te lang vasthouden aan overtuigingen op basis van inductief redeneren, die vereerd zijn; aangetoond bij het probleem van de vier kaarten en bij ongestructureerde solicitatiegesprekken; ook in grote mate aanwezig bij berichtgeving in de media. Illusoire correlatie een verband dat op basis van inductief redeneren gevonden wordt maar niet juist blijkt te zijn (bijv. MMR vaccin doet autisme ontwikkelen). Redeneerfouten die ervoor zorgen dat mensen, ondanks het gebrek aan empirische evidentie, blijven geloven in grafologie: 1. 2. 3. Grafologie sluit goed aan bij ons mentaal model over hoe de persoonlijkheid zou kunnen gemeten worden (= fout bij het deductief redeneren) Mensen zien illusoire correlaties op basis van betekenisovereenkomsten tussen de eigenschappen van een geschrift en de eigenschappen van een persoon (= fout bij het inductief redeneren) Mensen zijn niet in staat om het gebrek aan bruikbaarheid van grafologietests aan te tonen tenzij via systematisch onderzoek (Barnum-effect + confirmatieneiging)

9.3 beslissingen nemen


= op basis van het denken komen tot een bepaalde handelswijze; welke conclusie men zal trekken hangt af van de aanwezige evidentie (de mogelijkheid om een stimulus van de achtergrond te onderscheiden) en het antwoordcriterium dat men heeft; deze twee componenten maken deel uit Het signaaldetectiemodel het signaaldetectiemodel; is enkel van toepassing wanneer men rationeel denkt, niet wanneer men emotionele vertekeningen vertoont. (welke signalen kunnen proefpersonen waarnemen en welke niet?) Factoren die de perceptie van het signaal benvloeden 1. Subjectief verwachte nut van de alternatieven (wel niet altijd juist berekend, omdat men gebruik maakt van heuristieken) a. Alle voor- en nadelen van een keuze afwegen b. De waarde hiervan bepalen De verwachte kans van elk kenmerk berekenen 2. Invloed van beschikbaarheidsheuristiek: hoe toegankelijker een geheugenspoor is, hoe meer invloed het zal hebben op de uiteindelijke beslissing ( benvloeding)

3
Samenvatting Kevin Loncke

9 Psychologie Marc Brysbaert


S48112 Inleiding in de psychologie

3.

Invloed van representativiteitsheuristiek (kan leiden tot dwaling van de gokker) neiging om de homogeniteit binnen een categorie/ concept te overschatten (bijv. 7 jongens geboren, kan geen toeval zijn).

Factoren die een rol spelen bij het antwoordcriterium Het antwoordcriterium wordt vooral bepaald door: De gevolgen van de beslissing voor de persoon en de groep waartoe de persoon behoort Invloed van de formulering (winst vs. verlies) het formuleringseffect (Tversky en Kahneman 1981)

Emotionele vertekeningen Beslissingen gaan gepaard met emotionele vertekening. Bijv. als men onmiddellijke verlichting van het probleem kan verkrijgen is men geneigd hiervoor te kiezen aanvaarden van voorgesteld actieplan zonder nadenken beslissingen kunnen vermeden worden of verantwoordelijkheid wordt afgeschoven huidige gedrag kan voortgezet worden Effect van gemaakte kosten: hetgeen waar tijd, geld en energie is ingestoken wordt soms voor gekozen, terwijl een ander alternatief beter is (bijv. keuze voor vakantie waar zelf voor betaald is).

Beslissingen evalueren: ik heb het altijd geweten Hindsight bias = het feit dat men na de feiten op basis van de kennis die men heeft, denkt dat men zelf een betere beslissing zou hebben genomen (op basis van de kennis achteraf overschat men de voorspelbaarheid van de situatie); het gevolg van deze vertekening is dat we de neiging zullen hebben om bij een volgende beslissing onze eigen vaardigheid te overschatten.

9.4 in hoeverre wordt het denken benvloed door de taal?


Lingustische determinisme: hetgeen mensen denken en de manier waarop ze dit doen, wordt volledig door de taal bepaald. Lingustische relativiteit: taal van de mensen heeft invloed op hun denken, maar is niet de enige bepalende factor. Onderzoek heeft hier evidentie voor gevonden. Taal en kleurperceptie Kinderen leren de kleurnamen veel moeizamer dan categorische woorden als bijv. vogel. Als een taal slechts twee termen heeft voor groen, dan wordt het groene gedeelte verdeeld over de twee termen. Maar: wel gevoelig voor andere tinten groen. evidentie voor lingustische relativiteit, maar niet voor determinisme. Taal, tijd en ruimte Taal heeft invloed op de ruimtelijke perceptie. Taal en sociale cognitie De taal die men spreekt kan invloed hebben op de manier waarop men andere mensen percipieert. Bijv. tweetalige personen; afhankelijk van de taal waarin de personen iets lazen, werd wel of niet een stereotype geactiveerd (bijv. typische Engelsman).

4
Samenvatting Kevin Loncke

You might also like