Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 4

Het ABVV zet volledig in op een verbetering van de wettelijke pensioenen Al jaren worden we schrik aangejaagd door de financile

sector: het wettelijk pensioen zal niet volstaan. De vergrijzing wordt onbetaalbaar. Wij verzetten ons hier tegen. Het aanjagen van schrik is niet de juiste voedingsbodem om te komen tot een sociale maatschappij. Het wettelijk pensioen kan volstaan, het gaat om politieke keuzes, net als de financiering van de vergrijzing.
Eenvoudiger en socialer: 75% van het gemiddelde loon voor elke werknemer

We willen het vervangingspercentage, dat vandaag 60% is verhogen naar 75%. Dit geeft de volgende berekeningsformule: 75% van het gemiddelde loon x aantal loopbaanjaren (effectief en gelijkgesteld) 45 Dit percentage komt overeen met het berekeningspercentage toegepast voor de gezinspensioenen vandaag alsook voor het percentage gebruikt voor de pensioenberekening voor statutaire ambtenaren. Het pensioensysteem wordt daardoor ook veel eenvoudiger (geen onderscheid meer tussen gezinscategorien). Het gemiddelde pensioen als alleenstaande (sector werknemers) bedroeg op 1/01/2013 823 Een verhoging met 25% betekent een verhoging tot 1028,75. (Een verhoging van 60% naar 75% is
een verhoging met 25% (60 = 100; 75 = 125).

Totaal mannen vrouwen:

823 936,6 688,7

+ + +

= 1028,75 = 1.170,75 = 860,9

kostprijs op jaarbasis = 2,47 miljard euro Financiering Dit heeft natuurlijk een kostprijs. De uitgaven voor rustpensioenen van werknemers bedroeg in 2012 16 miljard euro. Dit omvat zowel gezinspensioenen als pensioenen als alleenstaanden. Een optrekking van de pensioenen als alleenstaanden tot op het niveau van het gezinspensioen kan gefinancierd worden door een gelijke bijdrage van zowel werkgever, werknemer en overheid. Elk van hen zou dus moeten instaan voor een bijdrage van 821,7 miljoen euro. De loonmassa voor 2013 bedroeg 115 miljard euro, wat dus betekent dat een bijdrage van 1% een opbrengst van 1,15 miljard met zich meebrengt. In principe volstaat dus een bijdrage van 0,715% geheven bij zowel werkgever als werknemer om te voorzien in een verhoging van de pensioenen met een kwart. Als we toch 1% vragen bestaat er een goeie mogelijkheid om de laagste inkomens vrij te stellen van de nieuwe bijdrage. De overheid kan haar deel op verschillende wijzen innen, o.m. door de afschaffing van de fiscale voordelen op de derde pijler, op het moment dat daar een beter en eenvoudiger wettelijk pensioen aan 75% tegenover staat.

Sociale bijdrage ter verbetering van het wettelijk pensioen

Er is veel te doen over de loonkost in Belgi. Toch zijn wij er van overtuigd dat een verhoging van het wettelijk pensioen betaald kan worden via een sociale bijdrage. Een studie van professor Pacolet van de KUL (pensioenrendement vergeleken) toont aan dat de verhouding tussen de pensioeninspanning in het pensioenresultaat in Belgi vrij gunstig is, zeker in vergelijking met onze buurlanden. Pacolet vergeleek hierbij het wettelijk bijdragepercentage (16,36% van het loon) en de uiteindelijke vervangingsratio.

Hij maakt ook de vergelijking met het aanvullend pensioen en het pensioensparen en daar stelt men duidelijk vast dat de investering deels te niet gedaan wordt door hogere administratiekosten en andere werkingskosten die de begunstigde niet ten goede komen. Middelen genvesteerd in het wettelijk pensioen komen de gepensioneerde toe. Daarenboven is het belangrijk te vermelden dat de werkelijke besteding van de bijdragen voor de financiering van de pensioenen lager ligt dan het bijdragepercentage. Recente berekening van de RSZ wijzen op een besteding van 14% tegenover een bijdragepercentage voor de sector van 16,36%. Sinds de invoering van het globaal beheer in de sociale zekerheid dient het verschil natuurlijk om andere takken in de sociale zekerheid te financieren maar het toont wel aan dat het dogma men voerde de pensioenleeftijd van 65 jaar in op het moment dat de levensverwachting 65 jaar was niet weergeven werd in de oorspronkelijke financieringsmechanismes ervan.
Recyclage van het belastingsvoordeel op het pensioensparen voor een beter pensioen.

De overheid is vrij in haar doen en laten. Toch geven wij hen een piste om te voorzien in de verbetering van het wettelijk pensioen. We stellen vast dat het fiscaal voordeel voor pensioensparen 700 miljoen euro kost aan de overheid. Het subsidiren van deze spaarvorm maakt geen onderdeel uit van het pensioenbeleid. Wij verkiezen om iedereen te verzekeren van een waardig wettelijk pensioen. Het sponsoren van zij die op het einde van de maand nog kunnen sparen als zogezegd pensioenelement is niet waar wij voor gaan. Met de huidige vergrijzing is het noodzakelijk dat het wettelijk pensioenstelsel geherwaardeerd wordt. Er moet dan ook werk gemaakt worden van het voorstel van het ABVV om tot een vervangingsgraad van 75% voor alle gepensioneerden te komen, namelijk via het afschaffen van de fiscale voordelen voor de 3de pijler. Deze moet afgebouwd worden in de mate dat het wettelijk pensioen verbetert.

Optrekken van het berekeningsplafond tot op niveau van de zelfstandigen.

Om het verzekeringsprincipe in ons wettelijk pensioenstelsel te behouden moet het loonplafond de evolutie van de lonen volgen. Het plafond werd totnogtoe aangepast aan de welvaart. Dit moet minstens behouden worden. We betalen tenslotte sociale bijdragen op een onbegrensd loon. Deze solidariteit aanvaarden we, op voorwaarde dat het loonplafond opgetrokken wordt tot het inkomensplafond dat voor zelfstandigen gehanteerd wordt. Dat ligt vandaag op 55.405,04 euro terwijl voor werknemers slechts 52.760,95 in rekening gebracht. Dit is fundamenteel fout. Zelfstandigen betalen degressief bijdragen op een geplafonneerd inkomen. Hoe meer je verdient, hoe minder je bijdraagt aan de sociale bescherming. Bij werknemers is dat net omgekeerd. Optrekken van de minimumpensioenen tot op het niveau van het minimumloon

Het minimumpensioen voor een volledige loopbaan voor het pensioen als alleenstaande bedraagt vandaag 1.123,34 euro (1/9/2013) maar moet verder opgetrokken worden tot het het gewaarborgd minimum maandloon van 1.502 euro bereikt. Dit wordt gezien als het minimum inkomen van een startende werknemer. Het zou logisch zijn dat een gepensioneerde na een volledige voltijdse carrire ook hierop kan terugvallen. Gelijkgestelde periodes vormen het hart van ons pensioenstelsel

De gelijkgestelde periodes vormen het hart van ons pensioenstelsel. Zij zijn een solidariteitsmechanisme tussen sociaal verzekerden ter bescherming van diegenen die op een of ander moment in hun leven op een sociale uitkering terugvallen. Om te voldoen aan de strenge loopbaanvoorwaarde van 45 jaar zijn gelijkstellingen onontbeerlijk. In het begin was het de bedoeling de rechten te waarborgen tijdens periodes van werkloosheid, ziekte, moederschapsverlof. Er moest vermeden worden dat de periodes waarin de werknemer geen loon meer had maar een vervangingsinkomen genoot, de opbouw van zijn pensioenrechten in het gedrang zouden brengen. Het systeem werd later ook toegepast op de diverse periodes van tijdelijke terugtrekking uit de arbeidsmarkt (tijdskrediet, zorgverlof ). Het totale percentage gelijkgestelde dagen in het totaal van de periodes die in aanmerking genomen worden voor de berekening van het pensioen bedraagt 29% voor de vrouwen en 25% voor de mannen. Maakt men een uitsplitsing naar soort gelijkgestelde periode, dan stelt men vast dat de werkloosheidsperiodes het belangrijkst zijn, zowel voor de mannen als voor de vrouwen. Werkloosheid Mannen Vrouwen 45% 60% 2% 10% Tijdskrediet en loopbaanonderbreking

De gelijkstellingen hebben vooral betrekking op werknemers met een bescheiden inkomen. Aan de gelijkgestelde periodes morrelen is raken aan de toestand van mensen die het al moeilijk hebben, en dus vooral van de vrouwen. Zelfs als met de gelijkgestelde periodes rekening gehouden wordt, bedraagt de gemiddelde loopbaan van een vrouw slechts 31 jaar. De gelijkgestelde periodes hebben vooral betrekking op de groep van de zwakste werknemers, namelijk deze die een laag pensioen zullen hebben. Arbeiders Mannen Vrouwen 38,66% 53,40% 14,62% 24,54% Bedienden

De kostprijs van de vergrijzing is beheersbaar

De budgettaire kost van de vergrijzing 2012-2060 zal een meerkost in de pensioenen van 4,5% van het BBP (376,84 miljard 2012) met zich meebrengen. Over een periode van 45 jaar moet er dus een kleine 17 miljard euro gevonden worden, een bedrag dat de huidige regering de laatste twee jaar bespaarde en dat moeiteloos gevonden werd voor de redding van de banken. De vergrijzing wordt ten onrechte gebruikt om de mensen schrik aan te jagen.
Meer en langer werken is foute discussie. Met meer werken is de uitdaging!

Terwijl duizenden werknemers brutaal op straat gezet worden, besliste de regering om de toegang tot het brugpensioen moeilijker te maken: 60 jaar! Ook werd de leeftijd voor toegang tot het vervroegd pensioen verhoogd: 62 jaar en 40 jaar loopbaan! De pensioenhervorming van 1997 en de verstrenging van het brugpensioen in dezelfde tijd, leidde tot meer oudere werklozen en zieken. Deze kosten de staat meer , terwijl de werknemer een slechter sociaal statuut heeft. Bovendien is er geen enkel verantwoordelijkheidsgevoel van de werkgever, die bij brugpensioen nog een aanvullende vergoeding betaalt, waarop sociale bijdragen geheven worden en terugvloeien naar de overheid. Het RIZIV en het planbureau voorziet voor de volgende jaren een vermindering van het aantal bruggepensioneerden met 20.000 en het aantal gepensioneerden met 80.000. Dit wordt echter in de eerste 10 jaar gecompenseerd door 130.000 bijkomende werklozen en 92.700 bijkomende zieke 50plussers. Het vergrijzingsrapport meldt zwart op wit: door de hervormingen stijgt de beroepsbevolking tegen 2017 met 53.400 eenheden maar daarvan komen er 52.200 in de werkloosheid terecht. Het is volgens ons asociaal om oudere werknemers te dwingen om langer te werken, terwijl de (jongeren)werkloosheid piekt op een recordniveau. Ouders en grootouders worden gedwongen om langer te werken, terwijl hun kinderen en kleinkinderen werkloos zijn

14-01-2014

You might also like