Professional Documents
Culture Documents
H5 SO1 2008 Opgaven
H5 SO1 2008 Opgaven
H5 SO1 2008 Opgaven
Havo Schoolonderzoek 1
Colegio Arubano 20
Scheikunde
maandag 3 november
7.30 – 9.30 uur
1
Thorium
Het element thorium hoort tot de groep van de actiniden (zie tabel 99) en vormt ionen met
elektrovalentie 4+.
2p 1. Bereken het aantal protonen en elektronen in een thoriumion.
Noteer je antwoord als volgt :
aantal protonen : ………
aantal elektronen: ………
Van het element thorium komt maar één soort voor in de natuur( zie tabel 25).
2p 2. Bereken het aantal neutronen in een thoriumatoom.
Amber maakt een oplossing van thoriumsulfaat waarin de concentratie van de sulfaationen 0,200 mol
per liter bedraagt. Het volume van de oplossing is 0,500 liter.
3p 4. Geef de vergelijking voor het oplossen van thoriumsulfaat in water.
Aan de oplossing van thoriumsulfaat wordt een oplossing van kaliumhydroxide toegevoegd.
Er ontstaat een neerslag.
3p 6. Geef de ionenvergelijking van deze neerslagreactie.
Cafeïne
Hieronder staat de structuurformule van cafeïne afgebeeld, maar niet alle bindingsstreepjes zijn
getekend.
cafeïne
3p 7. Neem de structuurformule over en maak deze af door op de juiste plaatsen één of meer
bindingsstreepjes erbij te tekenen.
Als je koffie zet met heet water, extraheer je een deel van de cafeïne uit de gemalen koffiebonen.
2p 12. Leg uit welk(e) type(n) binding(en) dan wordt (worden) verbroken?
Hydrazine
Hydrazine is een verbinding die gebruikt wordt als raketbrandstof. Hydrazine heeft de
molecuulformule N2H4.
2p 13. Teken de structuurformule van hydrazine.
Hydrazine wordt gemaakt uit ammoniak en diwaterstofdioxide. Bij deze reactie ontstaat ook water.
3p 14. Geef de reactievergelijking voor het maken van hydrazine uit ammoniak en diwaterstofdioxide.
2
Hydrazine lost op in het ontstane water.
2p 15. Leg uit waarom hydrazine goed oplost in water.
3p 16. Geef in een tekening met behulp van structuurformules weer hoe hydrazinemoleculen zijn
gerangschikt tussen de watermoleculen. Teken hierbij drie hydrazinemoleculen en drie
watermoleculen.
Ammoniumchloride
In onderstaande tabel staat de oplosbaarheid van ammoniumchloride bij twee temperaturen
vermeld.
temperatuur oplosbaarheid
(ºC) (g per 100 mL water)
20 30
80 65
Johan lost 300 gram ammoniumchloride in 500 mL water van 80 ºC. Hij roert enige tijd.
2p 19. Laat met behulp van een berekening zien dat er een onverzadigde oplossing is ontstaan.
Vervolgens filtreert Johan de oplossing en verwijdert hij alle chloride-ionen uit de 500 mL oplossing
van 20 ºC door er een 1,0 M zilvernitraat-oplossing bij te doen.
2p 21. Geef de ionenvergelijking van de reactie die daarbij optreedt.
4p 22. Bereken hoeveel liter van de zilvernitraatoplossing Johan nodig heeft om alle chloride-ionen te
verwijderen.
Een evenwichtsreactie
In een gesloten vat van 100 dm3 brengt men 5,0 mol stikstofmonoxidegas en 2,0 mol zuurstofgas.
Het vat wordt op een temperatuur van 200 ºC gebracht en na enige tijd heeft zich een evenwicht
ingesteld.
Hierbij is een gedeelte van de uitgangsstoffen omgezet in stikstofdioxidegas.
Bij evenwicht is er nog 1,0 mol zuurstof in het vat aanwezig.
3p 25. Bereken hoeveel mol stikstofmonoxide en stikstofdioxide er bij evenwicht aanwezig zijn in het vat.
2p 27. Leg uit of de hoeveelheid stikstofdioxide bij evenwicht verandert als we een katalysator gebruikt
zouden hebben.
Einde