Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 8

LOCATIE & TIJD

Je motorexamen verkeersdeelneming begint bij het CBR Examencentrum, Kuilpad 1 in Zaanstad. Zorg dat je een kwartier voor aanvang aanwezig bent met je lesmotor en motorrij-instructeur.

DE NODIGE ADMINISTRATIE
In het examencentrum wachten we tot we plaats mogen nemen aan de tafel van de examinator(trice). Deze stelt zich voor en probeert je op je gemak te stellen. Bovendien controleert de examinator(trice) je identiteit, of je alle benodigde papieren bij je hebt en of deze overeenkomen met de gegevens van het CBR. De benodigde papieren zijn: Geldig motor theoriecertificaat Geldig legitimatiebewijs (rijbewijs, paspoort of identiteitskaart) Uitslag examen voertuigbeheersing Officile uitnodiging examen Gezondheidsverklaring (formulier Eigen verklaring) Geldig kentekenbewijs De examinator(trice) zal je vragen of het formulier Eigen verklaring je bekend voorkomt, en of je deze nogmaals wilt ondertekenen en dateren als alles klopt.
KLEDINGEISEN

De examinator(trice) kijkt of je de juiste beschermende motorkleding draagt. Dit houdt in: Een goedgekeurde motorhelm. Bij voorkeur een integraalhelm die licht van kleur is of voorzien van retro-reflecterende eigenschappen; Een vorm van oogbescherming zoals een helmvizier, motorbril of (zonne)bril; Motorlaarzen of stevige schoenen die de enkels bedekken; Motorhandschoenen die de handen en het polsgewricht zo veel mogelijk bedekken; Een broek die de benen bedekt en een jas die het bovenlichaam en armen bedekt. Broek en jas mogen n geheel vormen. Bij voorkeur draag je kleding die speciaal bedoeld is voor motorrijders. De uitrusting moet in ieder geval stevig genoeg zijn om je te beschermen bij een val of als je bijvoorbeeld de hete uitlaat van de motor raakt. Ook heeft je kleding bij voorkeur retro-refelecterende eigenschappen zodat je goed opvalt in het

verkeer. Tot slot moet de kleding voldoende beschermen tegen de weersomstandigheden tijdens het examen.

HET GESPREK MET DE EXAMINATOR(TRICE)


De examinator(trice) vertelt je hoe het examen in zijn werk gaat. Tijdens de examenrit rijdt hij/zij in een auto achter je aan. De opdrachten krijg je door van je eigen motorrij-instructeur. Denk eraan: je hoeft tijdens het examen geen rekening te houden met de examinator(trice). Je rijdt zelfstandig en neemt je eigen beslissingen. Als de examinator(trice) je onderweg kwijt dreigt te raken, zal je instructeur je vragen om je iets in the houden of om een plekje te zoeken om stil te staan. Sla hierbij nooit af naar links of rechts want dan rijden we je voorbij. Zoek altijd zo snel mogelijk een veilige plek op, ook al mag je daar niet stoppen. Wanneer de examinator(trice) weer in de buurt komt, krijg je van je instructeur de opdracht om weer aan het verkeer deel te nemen. Als je tijdens de rit iets niet begrijpt, dan tik je met je linkerhand op je helm en wordt de opdracht herhaald (als je instructeur tenminste in een goede bui is!)

WAT WORDT ER VAN JE VERWACHT?


De examinator(trice) verwacht dat je voor- en nadelen van het motorrijden komt laten zien. De nadelen zijn dat je kwetsbaar bent en slecht zichtbaar voor andere verkeersdeelnemers. Daarom moet je altijd zorgen voor voldoende ruimte je heen. Je moet voorkomen dat je afhankelijk wordt van het overige verkeer. Indien nodig voor je eigen veiligheid of die van anderen, maak je gebruik van een groot voordeel van de motor: snel extra gas geven om in een veilige ruimte te komen.

ADVIEZEN
De examinator(trice) zal je tijdens het gesprek ook wat adviezen geven, zoals rijd vlot en veilig en ga vooral niet voor de schoonheidsprijs! Dat is ook mijn advies. Doe vooral gewoon, zoals je ook doet tijdens de rijlessen en zoals je hebt geleerd. Overdrijf niet tijdens je examen! Zoek naar de juiste plek op de weg. Maak op tijd je plannetje over hoe je in bepaalde situaties handelt als motorrijder en niet als automobilist. Zorg ervoor dat je het niet te spannend maakt, want dan ben je al eerder niet goed bezig! Wees assertief en vooral niet bang om de toegestane snelheid ruim te overschrijden als dat nodig is voor de veiligheid.

DE CONTROLEHANDELINGEN
Na het gesprek met de examinator(trice), gaan we naar buiten. Daar zal hij/zij je vragen om een

willekeurig kenteken op te lezen, om zo je zicht te controleren. Vervolgens lopen we richting je eigen lesmotor. De examinator(trice) zal je vragen om de verlichting te controleren. Je maakt contact en kijkt of de richtingaanwijzers naar links en rechts het doen. Ook check je het voor- en achterremlicht. Als alles in orde is, zet je het contact weer uit. De examinator(trice) stelt je een aantal vragen over de dingen die je controleert bij je motor voordat je ermee op pad gaat, denk aan de banden, remmen en ketting. Deze controlehandelingen doe je dagelijks, wekelijks of maandelijks, afhankelijk van hoe vaak je rijdt. Om te onthouden welke controlehandelingen je moet uitvoeren, bestaat een handig geheugensteuntje:

BRAVOK Dit staat voor BANDEN, BRANDSTOF, REMMEN, ACCU, AANDRIJVING, VERLICHTING,
VERING, OLIE, OPHANGING, KETTING, KOELING & KENTEKENPLAAT.

Zorg dat je de onderstaande controlehandelingen kent en kunt uitvoeren als de examinator daarom vraagt.

BANDEN
De banden controleer je op glas, spijkers, bulten, oneffenheden, beschadigingen en haarscheurtjes (i.v.m. uitdroging). Ook check je natuurlijk het profiel, dat bij een nieuwe band 5 mm is. Heeft je band een profiel van 1 mm of minder? Dan is het wettelijk verboden om nog te rijden. Je kunt dit zien aan de indicatienopjes tussen het profiel. Zijn deze ergens gelijk aan het oppervlak van de band? Dan mag je niet meer rijden, ook al zit er op andere plekken wel meer dan 2, 3 of 4 mm profiel. Profiel in de band is ontzettend belangrijk: het zorgt voor waterafvoer en grip op de weg. Ook bandenspanning is erg belangrijk. Bij de lesmotor is de bandenspanning voor 2.5 en achter 2.9. Als de motor zwaar beladen is, dan mag het achter zelfs ietsje meer zijn. De bandenspanning controleer je met een bandenspanningsmeter of bij een benzinepomp. Bij het controleren van de banden kijk je ook of er een dopje op het ventiel zit, zodat er bij snelheden boven de 100 km per uur geen lucht uit de banden kan ontsnappen. Een metalen dopje heeft de voorkeur, aangezien een plastic dop kan scheuren en dan kan er vuil in het ventiel komen. Bij een nieuwe band moet je de eerste 100 km altijd voorzichtig rijden omdat de band nog glad is en daardoor weinig grip heeft. Kijk ook altijd bij een nieuwe band of deze er wel goed ingelegd is, namelijk met het pijltje op de band wijzend naar de draairichting. Het lood in het wiel is voor het uitbalanceren van het wiel.

BENZINE
Natuurlijk kijk je voordat je gaat rijden of er genoeg benzine in de brandstoftank zit. Je hebt namelijk geen brand-stofmeter! Wel kun je bij het tanken trip 1 en eventueel trip 2 op 0 zetten en zo bijhouden hoeveel je rijdt. Je kunt ongeveer 300 km rijden met een volle tank. Op het dashboard zal een oranje lampje gaan

branden als de benzinetank bijna leeg is. Er zit dan nog 2 liter in, waarmee je nog ongeveer 36 km kunt rijden naar een benzinestation. De motor heeft geen benzinekraantje dat je op reserve kunt zetten. De juiste benzine is Euro 95. De motor heeft een handmatige choke die je gebruikt als de motor nog koud is. Let erop dat je de choke terugzet als je wilt gaan rijden, omdat er anders tijdens het rijden problemen kunnen ontstaan zoals het onregelmatig lopen van de motor. De motor krijgt dan te veel brandstof en kan hierdoor afslaan. Ook zou je bij het dichtdraaien van het gas, toch te veel gas kunnen overhouden doordat de choke nog open staat. Dat is heel vervelend in een bocht! Als je toch weg wilt rijden als de motor nog niet lekker loopt, dan kun je het gas op 2000 toeren houden en choke je ook. Denk erom: nooit teveel met het gas spelen open, dicht, open, dicht. Er bestaat dan een grote kans dat je de motor verzuipt.

REMMEN
De motor waarmee je examen doet heeft een hydraulisch remsysteem voor en achter. Remmen kunnen ook mechanisch zijn, en werken dan met een kabel of stang, bijvoorbeeld een trommelrem. Bij stilstand controleer je ten eerste of de remhendel niet tegen het handvat komt en of deze niet sponsig aanvoelt. Dat kan namelijk betekenen dat er lucht in de leiding zit. Remvloeistof trekt water aan, en bij het verhogen van de temperatuur van de remvloeistof kan het water gaan koken en veranderen in lucht. Omdat lucht samen persbaar is, kan dit ertoe leiden dat je even geen remdruk meer hebt, wat erg gevaarlijk is. Je kijkt of er voldoende remvloeistof in het bakje op het stuur zit, namelijk tussen het minimum en maximum streepje in. Als er te weinig remvloeistof in zit, dan kan dit betekenen dat er een lekkage is of de remblokken zijn versleten. In zulke gevallen heeft het natuurlijk geen zin om remvloeistof bij te vullen, maar moet je de remblokken laten vervangen. Kijk ook of de remschijven niet te dun worden, deze slijten namelijk tijdens het remmen. En controleer of de gaten in de schijven nog open zijn, die zorgen voor koeling en waterafvoer. De motor heeft een antiblokkeersysteem (ABS) met censor in zowel de remschijf voor als achter. Net als de voorrem is ook de achterrem hydraulisch, en heeft deze een eigen bakje met remvloeistof.

ACCU
De accu zit onder het zadel. Door het zijkapje te verwijderen kun je er bij. De accu is de batterij van de motor. Deze is slechts klein en heeft geen dopjes om de vloeistof bij te vullen. Heel belangrijk is dat de accu goed bevestigd is en dat de polen zijn ingesmeerd met vaseline. Dit voorkomt roest en zorgt ervoor dat het stroompje probleemloos wordt doorgegeven. De bedrading van de accu mag nooit open en bloot liggen, omdat er anders kortsluiting kan ontstaan. Als de motor start en de verlichting werkt, dan is de

accu in orde. Zo niet, dan moet de accu worden opgeladen of worden vervangen.

AANDRIJVING
Er bestaan verschillende soorten aandrijvingen, waaronder cardan, V-snaar/rubberen riem of een ketting. Deze aandrijvingen verschillen in onderhoud en levensduur. Cardan heeft het minste onderhoud nodig en heeft ook de langste levensduur als er tenminste geen lekkages zijn. Daarom zie je cardan bij motorfietsen die veel kilometers maken. Het nadeel van een cardan aandrijving is dat deze metalen staaf zwaar is, terwijl we juist een zo licht mogelijk motorfiets willen. Ook is er weinig speling bij het oplaten komen van de koppeling, je hebt direct aandrijving. Daarom vindt je een cardan bij vooral de zware toermotorfietsen. De V-snaar, ofwel rubberen riem, komt veel voor bij choppers en Harley Davidson. De V-snaar moet af en toe wel worden gesteld. En omdat de rubberen tanden slijten, kan het zijn dat deze wel eens vervangen moet worden. Een ketting is goedkoop, maar heeft erg veel onderhoud nodig en slijt bovendien heel snel. Omdat de ketting altijd enigszins slap staat - 2 a 3 cm- kun je soepeler wegrijden. Daarom hebbende meeste motoren en sportmotoren een kettingaandrijving.

VERLICHTING
Voor aanvang van het examen heb je de verlichting natuurlijk al gecontroleerd, maar er is meer dan remlichten en richtingaanwijzers. Denk aan grootlicht, lichtsignaal en claxon. n alle lampjes die bij het aanzetten van het contact kunnen gaan branden: het olielampje geel, ABS-lampje geel, neutraal lampje geel, het grootlicht lampje blauw, brandstof lampje oranje. Het olielampje hoort direct na het starten van de motor uit te gaan. Gebeurt dit niet? Dan is er onvoldoende olie of iets niet in orde, en is het niet verstandig om te gaan rijden. Het ABS-lampje gaat pas na 20 meter rijden uit. Is dit niet het geval, dan werkt het ABS niet of er is iets mis. Dan hebben we nog de waarschuw-ingsverlichting. Die zet je aan als je stilstaat op een gevaarlijke plek bij pech, of als je een file nadert. De rode knop is de dodemansknop, ook wel kill-knop of noodknop genoemd. Hiermee zet je de motor uit in noodgevallen, zoals een val waarbij de motor en het achterwiel blijven draaien en je niet direct bij de contactsleutel kunt komen. Ook als het olielampje gaat branden tijdens het rijden is het verstandig om de motor direct via de dodemansknop uit te zetten. Als het olielampje brandt, is er meestal namelijk iets ernstigs aan de hand en bestaat de kans dat de motor een vastloper krijgt. Manoeuvreer dan naar een veilige plek door daarbij de koppeling in te knijpen. Dan hebben we nog de snelheidsmeter, de kilometerteller en trip 1 en trip 2. Aan de rechterkant van het dashboard zit de toerenteller en de temperatuurmeter van het koelvloeistofsysteem. En last but not least: de startknop.

VERING
Bij de voorvering kijk je of de oliekeringen niet lekken. Want als de olie op je schijf of band komt, kan dit gevaarlijk zijn. De achterveer is enkelvoudig en heeft daarin een gasdemper. Bij je boordgereedschap zit

een haak waarmee je de monoveer kunt stellen door deze te draaien. Als je solo rijdt stel je de veer slapper in dan bij belading en/of een medepassagier. De vering zorgt ervoor dat de motor niet gaat stuiteren en de banden op het wegdek blijven. Ook zorgt een juist afgestelde vering voor een goede wegligging. Bij het remmen mag de volledige veerweg niet gebruikt worden. Wat de juiste afstelling is van de vering is, verschilt per rijder en rijgedrag.

OLIE
Olie is voor de smering, koeling, afdichting, geluidsdemping en het vuilafvoer. Koeling en smering zijn hiervan het belangrijkst. Sommige motoren hebben een kijkglaasje met daarop een minimum en maximum om de hoeveelheid olie te checken, anderen hebben een peilstok. Het verschil tussen minimum en maximum is een halve liter olie. Het is belangrijk de motorolie regelmatig te controleren. Houd hierbij rekening dat je de motor na rijden eerst een half uur laat afkoelen. Hierdoor zakt de olie voldoende naar onder in het carterpan. Controleer je olie ook niet als de motor een half jaar heeft stilgestaan, want dan is de olie onderin zo dik als stroop. De olie controleer je als volgt met een peilstok: haal deze eruit en maak de stok schoon. Vervolgens peil je de olie, waarbij je ervoor zorgt dat de motor horizontaal staat. Plaats de peilstok terug zonder deze te draaien en kijk of de olie tussen het minimum en maximum zit. Als het nodig is om de olie bij te vullen, schenk je deze in hetzelfde gaatje, eventueel door middel van een trechter. Of je maakt met een briefje van 50 euro een pijltje, en laat de dure olie in je dure motorblok stromen.

OPHANGING
Onder de ophanging verstaan we het frame van de motor waar alles op en aan hangt. Er zijn verschillende soorten frames voor verschillende typen motoren. Zo heb je een gesloten frame, een wiegframe, een open frame en er bestaan nu zelfs motoren zonder frame waaronder de allernieuwste Ducati Paginale. Bij deze motor dient het motorblok zelf als frame. Een frame mag geen scheuren bevatten en/of veel roest. Je motor zou dan in elkaar kunnen zakken.

KETTING
Een ketting moet goed gesmeerd zijn en mag niet te slap of te strak staan: 2 3 cm is goed. Om je ketting te smeren is een middenbok heel handig. Het beste is om de ketting te smeren na een rit, zodat het smeer er mooi in kan lopen. Smeer je voordat je gaat rijden, dan gooit de ketting de smeer er weer af tijdens de rit. Bij het smeren van de ketting gaat het om de busjes en niet om de buitenzijde. Om de ketting te spannen moet je beide achterwielmoeren losdraaien, waardoor het achterwiel loskomt. Vervolgens draai je aan beide kanten het borgmoertje los en stel je deze door aan beide moertjes te draaien. Het achterwiel gaat dan naar achteren en de ketting wordt strakker. Zorg ervoor dat je aan beide zijden evenveel aan de moertjes draait, anders komt het wiel scheef te staan. Of het wiel recht staat, kun je ook controleren door de streepjes te tellen die die aan beide zijden van het wiel bij de grote moer zitten.

Staan er evenveel streepjes aan beide kanten, dan staan de wielen recht. Als de ketting 2 3 cm spanning heeft van boven naar onder bewegend, dan kun je alles weer vastzetten. Als de ketting niet meer naar achteren gesteld kan worden, dan zit er geen rek meer in de ketting en moet deze vervangen worden. Waarschijnlijk zul je dan ook de tandwielen moeten vervangen, omdat je oude tandwielen anders de nieuwe ketting vernielen. De tandwielen zijn versleten als de tanden bot of scherp zijn of haaientanden hebben. Ketting en tandwielen worden meestal als n set gezien. Soms haalt men wel eens een schakel uit een oude ketting. Hierdoor wordt de ketting korter en lijkt het alsof deze nieuw is. Let op: dat is bedrog, want het gaat om de rek in de ketting. Met een nieuwe set ketting en tandwielen doe je tussen de 5000 en 30.000 km. Dit is totaal afhankelijk van je rijstijl en het onderhoud. Het is mogelijk om op een motor een voorziening (Scottoiler) te maken waarbij de ketting tijdens het rijden wordt gesmeerd. Dit kan zowel automatisch als via een knopje.

KOELING
Er bestaan twee soorten motoren als het om koeling gaat. Je hebt luchtgekoelde motoren en watergekoelde motoren. Jouw lesmotor is vloeistof gekoeld. Luchtgekoelde motoren zijn het eenvoudigst. Deze hebben aan het motorblok koelribben waarbij de rijwind voor koeling zorgt. Het motorblok dient wel geschikt te zijn voor luchtkoeling, zoals de boxermotoren van BMW. De twee cilinders van deze motor staan opzij. Als de cilinders achter elkaar zitten wordt de laatste of - indien meerdere cilinders - middelste niet of nauwelijks gekoeld. Vaak zie je bij luchtgekoelde motoren voor ook nog een kleine radiator zitten. Deze is gevuld met olie en staat in verbinding met de olie in het motorblok. Het is dus een oliekoeler. Hierdoor wordt de olie, die een hoger kookpunt heeft, extra gekoeld. Het nadeel van een luchtgekoelde motor is dat er weinig wordt gekoeld bij een draaiende motor die stilstaat. Bij een water- of vloei-stofgekoelde motor lopen er allemaal dunne gangetjes door het motorblok waar de koelvloeistof doorheen wordt gepompt, en vervolgens weer terechtkomt in de radiator die voorop de motor is geplaatst. Deze radiator wordt weer gekoeld door de rijwind. Wanneer de motor toch te heet wordt, zal de thermostaat die op de radiator zit een teken geven dat de vin moet gaan draaien om (extra) wind aan te zuigen. Onder het zadel zit een koelvloeistofreservoir die met een minimum en maximum streepje aangeeft of er nog voldoende koelvloeistof aanwezig is. Waar nodig kun je deze bijvullen. Bij een vloeistofgekoelde motor controleer je of de radiator aan de voorkant schoon is. Om de vliegen, bladeren en prut te verwijderen, spuit je met een tuinslang zachtjes water via de achterkant door de radiator heen. Denk erom: niet met een harde borstel of hoge drukspuit de voorkant bewerken want dan verniel je heel snel je radiator. Verder kijk je of er geen scheurtjes in de rubberen slangen zitten die lekkage kunnen veroorzaken. Je kijkt of er voldoende koelvloeistof in het reservoir zit en of de temperatuurmeter op het dashboard bij de toerenteller niet te hoog oploopt naar het rode gebied. Het voordeel van een vloeistofgekoelde motor is dat er altijd koeling aanwezig is, ook als de motor stilstaand draait.

KENTEKENPLAAT
Zorg er altijd voor dat je kentekenplaat schoon, goed leesbaar en verlicht is. Uiteraard moet het een officile kentekenplaat zijn, en geen plaatje van karton met daarop de kentekenletters en -cijfers geschreven. Het kenteken op je kentekenplaat moet altijd overeenkomen met dat in je kentekenbewijs.

TOT SLOT: VOORBEELDVRAGEN


Voorbeelden van vragen die de examinator aan je kan stellen, zijn: Als er een blauw lampje brandt, waar is dit dan van? Wat voor remsysteem heeft de motor? Wat controleer je zoal bij de remmen? Vertel eens iets over die rode knop op je stuur. Waar dient de olie voor? Wat moet de bandenspanning zijn? Hoe stel je de ketting? Hoe is deze motor gekoeld? Vertel eens iets over de vering. Waar kijk je bij de accu naar? Hoe controleer je de brandstof? Vertel eens wat je bij de banden zoal controleert. Wat voor aandrijving zit er op je motor? Waar moet een ketting aan voldoen? Hoe stel je de ketting? Vertel eens wat over het dashboard. Hoe controleer je de olie? Wat kan er aan de hand zijn als je hoeveelheid remvloeistof te laag is? Waarom zit er een dopje op het ventiel? Zit er ook ABS op je motor? En waar zit dat dan? BRAVOK: waar staat dit voor?

You might also like